ISSN 1977-0758 doi:10.3000/19770758.L_2011.310.nld |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 310 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
54e jaargang |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
II Niet-wetgevingshandelingen
VERORDENINGEN
25.11.2011 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 310/1 |
VERORDENING (EU) Nr. 1215/2011 VAN DE RAAD
van 24 november 2011
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 131/2004 betreffende bepaalde restrictieve maatregelen ten aanzien van Sudan
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 215, lid 1,
Gezien Besluit 2011/423/GBVB van de Raad van 18 juli 2011 betreffende beperkende maatregelen tegen Sudan en Zuid-Sudan en tot intrekking van Gemeenschappelijk Standpunt 2005/411/GBVB (1), vastgesteld overeenkomstig Hoofdstuk 2 van Titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie,
Gezien het gezamenlijke voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Raad heeft op 30 mei 2005 Gemeenschappelijk Standpunt 2005/411/GBVB (2) met betrekking tot restrictieve maatregelen tegen Sudan vastgesteld. |
(2) |
De Raad heeft op 18 juli 2011 Besluit 2011/423/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Sudan en Zuid-Sudan en tot intrekking van Gemeenschappelijk Standpunt 2005/411/GBVB vastgesteld. Bij Besluit 2011/423/GBVB wordt de reikwijdte van de krachtens Gemeenschappelijk Standpunt 2005/411/GBVB opgelegde beperkende maatregelen aangepast. |
(3) |
Verordening (EG) nr. 131/2004 van de Raad (3) dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd. |
(4) |
Om de effectiviteit van de maatregelen waarin deze verordening voorziet te waarborgen, moet deze verordening onmiddellijk na de bekendmaking ervan in werking treden, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EG) nr. 131/2004 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
De titel wordt vervangen door: |
2) |
Artikel 2 wordt vervangen door: „Artikel 2 Er geldt een verbod op:
|
3) |
In artikel 4, lid 1, wordt het volgende ingevoegd:
|
4) |
Artikel 5 wordt vervangen door: „Artikel 5 De artikelen 2 en 3 zijn niet van toepassing op beschermende kleding, waaronder scherfwerende vesten en militaire helmen, die door VN-personeel, personeel van de Unie of haar lidstaten, vertegenwoordigers van de media, medewerkers van humanitaire organisaties en ontwikkelingswerkers en aanverwant personeel louter voor hun eigen bescherming tijdelijk naar Sudan of Zuid-Sudan wordt uitgevoerd.”. |
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 24 november 2011.
Voor de Raad
De voorzitter
W. PAWLAK
(1) PB L 188 van 19.7.2011, blz. 20.
(2) PB L 139 van 2.6.2005, blz. 25.
(3) PB L 21 van 28.1.2004, blz. 1.
25.11.2011 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 310/3 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1216/2011 VAN DE COMMISSIE
van 24 november 2011
houdende wijziging van Verordening (EU) nr. 691/2010 tot vaststelling van een prestatieregeling voor luchtvaartnavigatiediensten en netwerkfuncties
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 549/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004 tot vaststelling van het kader voor de totstandkoming van het gemeenschappelijke Europese luchtruim („de kaderverordening”) (1), en met name artikel 11,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In Verordening (EU) nr. 691/2010 tot vaststelling van een prestatieregeling voor luchtvaartnavigatiediensten en netwerkfuncties en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2096/2005 tot vaststelling van de gemeenschappelijke eisen voor de verlening van luchtvaartnavigatiediensten (2) zijn prestatiekernindicatoren en bindende doelstellingen op de prestatiekerngebieden van veiligheid, milieu, capaciteit en kostenefficiëntie vastgesteld. |
(2) |
De in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 691/2010 vastgestelde prestatiekernindicatoren voor het bepalen van doelstellingen inzake veiligheid voor nationale of functionele luchtruimblokken zijn: de doeltreffendheid van het veiligheidsbeheer zoals gemeten volgens een methodologie die is gebaseerd op de ATM Safety Framework Maturity Survey; de toepassing van de ernstclassificatie van het risicoanalyse-instrument voor een geharmoniseerde rapportage over de ernstbeoordeling van overschrijdingen van de minimale separatieafstand (Separation Minima Infringement), de aanwezigheid van personen of voertuigen op start- of landingsbanen (Runway Incursions) en specifieke technische ATM-incidenten (ATM Specific Technical Events); de rapportage over een cultuur van billijkheid. |
(3) |
Krachtens bijlage I bij Verordening (EU) nr. 691/2010 moeten deze prestatiekernindicatoren inzake veiligheid verder gezamenlijk worden ontwikkeld door de Commissie, de lidstaten, het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (EASA) en de Europese Organisatie voor de veiligheid van de luchtvaart (Eurocontrol), en vóór de eerste referentieperiode door de Commissie worden vastgesteld. |
(4) |
Daartoe heeft de Commissie een werkgroep opgericht die is samengesteld uit vertegenwoordigers van het EASA, Eurocontrol en de Europese Commissie (de zogenaamde E3-taskforce). Deze werkgroep heeft een technisch verslag opgesteld: „Metrics for Safety Key Performance Indicators for the Performance Scheme” (meeteenheden voor de prestatiekernindicatoren inzake veiligheid van de prestatieregeling). Dit verslag is verder uitgewerkt op basis van de opmerkingen van lidstaten en belanghebbenden en vormt het technische concept voor deze verordening en het bijbehorend aanvaardbaar bewijs van naleving en begeleidend materiaal. |
(5) |
Bij de opstelling van de prestatiekernindicatoren inzake veiligheid moet rekening worden gehouden met de werkzaamheden die al hebben plaatsgevonden met betrekking tot andere initiatieven, zoals het EASA-veiligheidsplan en het „Risk Analysis Tool” en de „Safety Framework Maturity Survey” van Eurocontrol. |
(6) |
Uit de ervaring die is opgedaan met de geleidelijke tenuitvoerlegging van de prestatieregeling blijkt dat de Commissie meer tijd moet krijgen voor de beoordeling van de herziene prestatiedoelstellingen omdat de grondige beoordeling van de prestatieplannen veel werk vergt, om de noodzakelijke dialoog met de nationale toezichthoudende instanties te kunnen organiseren en om te garanderen dat het resultaat van de beoordeling passend kan worden gerechtvaardigd. |
(7) |
Verordening (EU) nr. 691/2010 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(8) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor het gemeenschappelijk luchtruim, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EU) nr. 691/2010 wordt als volgt gewijzigd:
(1) |
Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:
|
(2) |
In bijlage I wordt punt 1 van deel 2 vervangen door: „1. PRESTATIEKERNINDICATOREN VOOR DE VEILIGHEID
|
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 24 november 2011.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 96 van 31.3.2004, blz. 1.
(2) PB L 201 van 3.8.2010, blz. 1.
(3) PB L 271 van 18.10.2011, blz. 15.”
25.11.2011 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 310/6 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1217/2011 VAN DE COMMISSIE
van 24 november 2011
tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),
Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 25 november 2011.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 24 november 2011.
Voor de Commissie, namens de voorzitter,
José Manuel SILVA RODRÍGUEZ
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
(2) PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.
BIJLAGE
Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
(EUR/100 kg) |
||
GN-code |
Code derde landen (1) |
Forfaitaire invoerwaarde |
0702 00 00 |
AL |
62,0 |
MA |
42,6 |
|
MK |
57,4 |
|
TN |
143,2 |
|
TR |
85,0 |
|
ZZ |
78,0 |
|
0707 00 05 |
AL |
64,0 |
EG |
188,1 |
|
TR |
102,2 |
|
ZZ |
118,1 |
|
0709 90 70 |
MA |
36,7 |
TR |
139,2 |
|
ZZ |
88,0 |
|
0805 20 10 |
MA |
75,2 |
ZZ |
75,2 |
|
0805 20 30, 0805 20 50, 0805 20 70, 0805 20 90 |
HR |
42,1 |
IL |
76,3 |
|
JM |
134,1 |
|
MA |
53,5 |
|
TR |
82,6 |
|
ZZ |
77,7 |
|
0805 50 10 |
TR |
61,1 |
ZA |
49,5 |
|
ZZ |
55,3 |
|
0808 10 80 |
CA |
135,1 |
CL |
90,0 |
|
CN |
86,4 |
|
MK |
41,0 |
|
NZ |
41,5 |
|
US |
122,1 |
|
ZA |
107,2 |
|
ZZ |
89,0 |
|
0808 20 50 |
AR |
43,9 |
CN |
79,6 |
|
ZZ |
61,8 |
(1) Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.
25.11.2011 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 310/8 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1218/2011 VAN DE COMMISSIE
van 24 november 2011
tot wijziging van de bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 971/2011 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor bepaalde producten uit de sector suiker voor het verkoopseizoen 2011/12
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),
Gezien Verordening (EG) nr. 951/2006 van de Commissie van 30 juni 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad wat betreft de handel met derde landen in de sector suiker (2), en met name artikel 36, lid 2, tweede alinea, tweede zin,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en bepaalde stropen voor het verkoopseizoen 2011/12 zijn vastgesteld bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 971/2011 van de Commissie (3). Deze prijzen en rechten zijn laatstelijk gewijzigd bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1199/2011 van de Commissie (4). |
(2) |
Naar aanleiding van de gegevens waarover de Commissie momenteel beschikt, dienen deze bedragen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 951/2006 te worden gewijzigd, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De bij Verordening (EG) nr. 951/2006 voor het verkoopseizoen 2011/12 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor de in artikel 36 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 971/2011 bedoelde producten worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 25 november 2011.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 24 november 2011.
Voor de Commissie, namens de voorzitter,
José Manuel SILVA RODRÍGUEZ
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
(2) PB L 178 van 1.7.2006, blz. 24.
(3) PB L 254 van 30.9.2011, blz. 12.
(4) PB L 303 van 22.11.2011, blz. 42.
BIJLAGE
Gewijzigde bedragen van de representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en producten van GN-code 1702 90 95 die gelden met ingang van 25 november 2011
(EUR) |
||
GN-code |
Representatieve prijs per 100 kg netto van het betrokken product |
Aanvullend recht per 100 kg netto van het betrokken product |
1701 11 10 (1) |
39,90 |
0,00 |
1701 11 90 (1) |
39,90 |
2,93 |
1701 12 10 (1) |
39,90 |
0,00 |
1701 12 90 (1) |
39,90 |
2,64 |
1701 91 00 (2) |
45,89 |
3,70 |
1701 99 10 (2) |
45,89 |
0,57 |
1701 99 90 (2) |
45,89 |
0,57 |
1702 90 95 (3) |
0,46 |
0,24 |
(1) Vaststelling voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage IV, punt III, van Verordening (EG) nr. 1234/2007.
(2) Vaststelling voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage IV, punt II, van Verordening (EG) nr. 1234/2007.
(3) Vaststelling per procent sacharose.
BESLUITEN
25.11.2011 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 310/10 |
BESLUIT 2011/752/GBVB VAN DE RAAD
van 24 november 2011
tot wijziging van Gemeenschappelijk Optreden 2008/124/GBVB inzake de rechtsstaatmissie van de Europese Unie in Kosovo (1), EULEX KOSOVO
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 28, artikel 42, lid 4, en artikel 43, lid 2,
Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 4 februari 2008 heeft de Raad Gemeenschappelijk Optreden 2008/124/GBVB vastgesteld (2). |
(2) |
Op 9 juni 2009 heeft de Raad Gemeenschappelijk Optreden 2009/445/GBVB (3) vastgesteld dat Gemeenschappelijk Optreden 2008/124/GBVB wijzigde door het financiële referentiebedrag te verhogen om de uitgaven van de rechtsstaatmissie van de Europese Unie in Kosovo („EULEX KOSOVO”) te dekken tot het verstrijken van Gemeenschappelijk Optreden 2008/124/GBVB. |
(3) |
Op 8 juni 2010 heeft de Raad Besluit 2010/322/GBVB (4) vastgesteld waarbij Gemeenschappelijk Optreden 2008/124/GBVB werd gewijzigd en voor een periode van twee jaar, tot en met 14 juni 2012, werd verlengd. |
(4) |
Het huidige financiële referentiebedrag bestrijkt de periode tot en met 14 december 2011. Gemeenschappelijk Optreden 2008/124/GBVB moet worden gewijzigd om te voorzien in een nieuw financieel referentiebedrag voor de periode van 15 december 2011 tot en met 14 juni 2012. |
(5) |
EULEX KOSOVO zal worden uitgevoerd in een mogelijk verslechterende situatie die de verwezenlijking van de doelstellingen van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid als uiteengezet in artikel 21 van het Verdrag kan verhinderen, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Artikel 16, lid 1, van Gemeenschappelijk Optreden 2008/124/GBVB wordt vervangen door:
„1. Het financiële referentiebedrag dat de uitgaven van EULEX KOSOVO tot en met 14 oktober 2010 moet dekken bedraagt 265 000 000 EUR.
Het financiële referentiebedrag dat de uitgaven van EULEX KOSOVO van 15 oktober 2010 tot en met 14 december 2011 moet dekken bedraagt 165 000 000 EUR.
Het financiële referentiebedrag dat de uitgaven van EULEX KOSOVO van 15 december 2011 tot en met 14 juni 2012 moet dekken bedraagt 72 800 000 EUR.”.
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.
Gedaan te Brussel, 24 november 2011.
Voor de Raad
De voorzitter
W. PAWLAK
(1) Op grond van Resolutie 1244 (1999) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties.
(2) PB L 42 van 16.2.2008, blz. 92.
(3) PB L 148 van 11.6.2009, blz. 33.
(4) PB L 145 van 11.6.2010, blz. 13.
25.11.2011 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 310/11 |
BESLUIT VAN DE COMMISSIE
van 18 november 2011
tot vaststelling van voorschriften en berekeningsmethoden ter controle van de naleving van de bij artikel 11, lid 2, van Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad vastgestelde doelstellingen
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 8165)
(2011/753/EU)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen (1), en met name artikel 11, lid 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Teneinde de effectieve implementatie van de bij artikel 11, lid 2, van Richtlijn 2008/98/EG vastgestelde doelstellingen te garanderen, is het dienstig voorschriften inzake de toepassing van die doelstellingen op te stellen. |
(2) |
Voorts is het noodzakelijk methoden vast te stellen voor de berekening van het percentage stedelijk afval en bouw- en sloopafval dat is klaargemaakt voor hergebruik, gerecycleerd of gebruikt voor materiaalterugwinning, teneinde de naleving van de bij artikel 11, lid 2, van Richtlijn 2008/98/EG vastgestelde doelstellingen te controleren en te bewaken. |
(3) |
Artikel 11, lid 2, onder a), van Richtlijn 2008/98/EG laat de lidstaten een zekere vrijheid wat betreft de stedelijkafvalstromen waarvoor de doelstellingen gelden. Het is evenwel passend dat ter verduidelijking van de praktische tenuitvoerlegging van de controle op de naleving van die doelstellingen een reeks opties voor de lidstaten wordt omschreven. |
(4) |
Om extra administratieve belasting te vermijden, dient zo veel mogelijk gebruik te worden gemaakt van de krachtens Verordening (EG) nr. 2150/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2002 betreffende afvalstoffenstatistieken (2) gerapporteerde cijfermatige gegevens over afval om de naleving van de bij artikel 11, lid 2, van Richtlijn 2008/98/EG vastgestelde doelstellingen te controleren. |
(5) |
Wanneer afval uit de Unie wordt geëxporteerd en er harde bewijzen zijn dat klaarmaking voor hergebruik, recycling of terugwinning heeft plaatsgevonden onder soortgelijke omstandigheden als die welke de wetgeving van de Unie voorschrijft, dient dat afval bij de controle van de naleving van de bij artikel 11, lid 2, van Richtlijn 2008/98/EG vastgestelde doelstellingen in aanmerking te worden genomen. |
(6) |
Indien maatregelen worden genomen om de doelstellingen aan te scherpen of indien doelstellingen voor andere afvalstromen worden vastgesteld, kan het nodig zijn dit besluit opnieuw te evalueren. |
(7) |
De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 39 van Richtlijn 2008/98/EG ingestelde comité, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Definities
Voor de toepassing van dit besluit gelden, naast de definities in artikel 3 van Richtlijn 2008/98/EG, de volgende definities:
1. „huishoudelijk afval”: door huishoudens geproduceerd afval;
2. „soortgelijk afval”: afval dat qua aard en samenstelling vergelijkbaar is met huishoudelijk afval, met uitzondering van productieafval en afval van landbouw en bosbouw;
3. „stedelijk afval”: huishoudelijk afval en soortgelijk afval;
4. „bouw- en sloopafval”: afval overeenstemmend met de afvalcodes van hoofdstuk 17 van de bijlage bij Beschikking 2000/532/EG van de Commissie (3), met uitsluiting van gevaarlijk afval en in de natuur voorkomende materialen als omschreven in categorie 170504;
5. „materiaalterugwinning”: elke nuttige toepassing, met uitzondering van terugwinning van energie en opwerking tot materialen die bestemd zijn om als brandstoffen te worden gebruikt;
6. „opvulling”: nuttige toepassing waarbij geschikt afval wordt gebruikt voor het herstel van afgegraven terreinen of voor civieltechnische toepassingen bij de landschapsaanleg, waarbij dat afval dient ter vervanging van niet-afvalmaterialen.
Artikel 2
Algemene eisen
Met het oog op de controle van de naleving van de bij artikel 11, lid 2, van Richtlijn 2008/98/EG vastgestelde doelstellingen zijn de volgende voorschriften van toepassing:
1. |
De lidstaten controleren de naleving van de bij artikel 11, lid 2, van Richtlijn 2008/98/EG vastgestelde doelstellingen door berekening van het gewicht van de afvalstromen die in de loop van een kalenderjaar worden geproduceerd en van de afvalstromen die in de loop van dat kalenderjaar worden klaargemaakt voor hergebruik, worden gerecycleerd of anderszins voor materiaalterugwinning zijn gebruikt. |
2. |
Het gewicht van het voor hergebruik klaargemaakte, gerecycleerde of voor materiaalterugwinning gebruikte afval wordt bepaald door berekening van de hoeveelheid afval die als input is gebruikt voor klaarmaking voor hergebruik of voor het finale recyclingproces of voor andere processen voor finale materiaalterugwinning. Voorbereidende activiteiten die voorafgaan aan het onderwerpen van het afval aan een terugwinnings- of verwijderingsactiviteit gelden niet als finale recyclingactiviteit of andere activiteit voor finale materiaalterugwinning. Als afval gescheiden wordt ingezameld of als de output van een sorteerinrichting zonder noemenswaardige verliezen aan recyclingprocessen of andere processen voor materiaalterugwinning wordt toegevoerd, mag het betreffende afval worden aangemerkt als het gewicht aan afval dat is klaargemaakt voor hergebruik, is gerecycleerd of anderszins voor materiaalterugwinning is gebruikt. |
3. |
De hoeveelheid voor hergebruik klaargemaakt afval wordt begrepen in de hoeveelheid gerecycleerd afval en wordt niet afzonderlijk gerapporteerd. |
4. |
Wanneer afval wordt verzonden om in een andere lidstaat te worden klaargemaakt voor hergebruik, te worden gerecycleerd of anderszins voor materiaalterugwinning te worden gebruikt, mag het alleen worden meegeteld voor de doelstellingen van de lidstaat waar het werd ingezameld. |
5. |
Wanneer afval uit de Unie wordt geëxporteerd om te worden klaargemaakt voor hergebruik, te worden gerecycleerd of anderszins voor materiaalterugwinning te worden gebruikt, wordt het alleen meegeteld als klaargemaakt voor hergebruik, gerecycleerd of anderszins voor materiaalterugwinning gebruikt indien er harde bewijzen zijn dat de overbrenging geschiedt in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad (4) en met name artikel 49, lid 2, van die verordening. |
6. |
Wanneer de doelstellingberekening betrekking heeft op de aerobe of anaerobe vergisting van biologisch afbreekbaar afval, mag de input van de aerobe of anaerobe behandeling als gerecycleerd worden meegeteld indien die behandeling een compost of digestaat oplevert dat, na de eventueel noodzakelijke verdere opwerking, als gerecycleerd product, gerecycleerd materiaal of gerecycleerde stof wordt gebruikt voor een behandeling van land die resulteert in baten voor de landbouw of ecologische verbetering. |
Artikel 3
Stedelijk afval
1. Met het oog op de controle van de naleving van de bij artikel 11, lid 2, onder a), van Richtlijn 2008/98/EG vastgestelde doelstelling voor stedelijk afval passen de lidstaten de doelstelling toe op een van de hierna genoemde activiteiten:
a) |
het klaarmaken voor hergebruik en het recycleren van papier, metaal, kunststoffen en glas uit huishoudelijk afval; |
b) |
het klaarmaken voor hergebruik en het recycleren van papier, metaal, kunststoffen en glas uit huishoudelijk afval en andere specifieke soorten huishoudelijk afval of soortgelijk afval uit andere bronnen; |
c) |
het klaarmaken voor hergebruik en het recycleren van huishoudelijk afval; |
d) |
het klaarmaken voor hergebruik en het recycleren van stedelijk afval. |
2. De doelstelling geldt voor de totale hoeveelheid afval van de afvalstromen in de door de lidstaat overeenkomstig lid 1 gekozen optie.
3. De lidstaten passen de in bijlage I bij dit besluit vermelde berekeningsmethode toe die overeenstemt met de door de lidstaat overeenkomstig lid 1 gekozen optie.
4. De uitvoeringsverslagen van de lidstaten betreffende stedelijk afval voldoen aan de in de bijlagen I en II vermelde specifieke eisen.
5. De lidstaten stellen de Commissie in het eerste uitvoeringsverslag als bedoeld in artikel 37, lid 1, van Richtlijn 2008/98/EG in kennis van de optie die zij overeenkomstig lid 1 hebben gekozen.
6. Een lidstaat kan tot de indiening van het uitvoeringsverslag over het jaar 2020 van optie veranderen mits hij de consistentie van de gerapporteerde gegevens kan garanderen.
Artikel 4
Bouw- en sloopafval
1. Voor de berekening aangaande de bij artikel 11, lid 2, onder b), van Richtlijn 2008/98/EG vastgestelde doelstelling voor bouw- en sloopafval passen de lidstaten de in bijlage III bij dit besluit vermelde berekeningsmethode toe.
2. De uitvoeringsverslagen van de lidstaten betreffende bouw- en sloopafval voldoen aan de in bijlage III vermelde specifieke eisen.
3. De hoeveelheid afval die is gebruikt voor opvulactiviteiten wordt afzonderlijk gerapporteerd van de hoeveelheid afval die is klaargemaakt voor hergebruik, gerecycleerd of aangewend voor andere materiaalterugwinningsactiviteiten. De opwerking van afval tot materialen die bestemd zijn om voor opvulactiviteiten te worden gebruikt, wordt eveneens als opvulling gerapporteerd.
Artikel 5
Verslaglegging door de lidstaten
1. De lidstaten rapporteren de geboekte vooruitgang inzake het halen van de bij artikel 11, lid 2, van Richtlijn 2008/98/EG vastgestelde doelstellingen aan de Commissie middels het in artikel 37 van die richtlijn bedoelde uitvoeringsverslag.
2. De lidstaten verstrekken in de uitvoeringsverslagen gegevens over de situatie inzake klaarmaken voor hergebruik en recycling van en materiaalterugwinning uit de betreffende afvalstromen, hetzij voor elk jaar van de driejarige verslagperiode, hetzij voor de jaren van de in sectie 5 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 2150/2002 vermelde verslagperioden.
3. In het uitvoeringsverslag over het jaar 2020 tonen de lidstaten aan dat de bij artikel 11, lid 2, van Richtlijn 2008/98/EG vastgestelde doelstellingen voor de hoeveelheden van de betreffende afvalstromen die in het jaar 2020 werden geproduceerd en gerecycleerd of teruggewonnen, werden nageleefd.
4. De lidstaten zenden de Commissie de krachtens dit besluit vereiste gegevens en metagegevens toe in elektronische vorm overeenkomstig de door Eurostat vastgestelde uitwisselingsstandaard.
Artikel 6
Adressaten
Dit besluit is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 18 november 2011.
Voor de Commissie
Janez POTOČNIK
Lid van de Commissie
(1) PB L 312 van 22.11.2008, blz. 3.
(2) PB L 332 van 9.12.2002, blz. 1.
(3) PB L 226 van 6.9.2000, blz. 3.
(4) PB L 190 van 12.7.2006, blz. 1.
BIJLAGE I
METHODEN VOOR DE BEREKENING AANGAANDE DE DOELSTELLING VOOR STEDELIJK AFVAL OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 3, LID 3, VAN DIT BESLUIT
In artikel 3, lid 1, van dit besluit bedoelde optie |
Berekeningsmethode |
Specifieke eisen betreffende de uitvoeringsverslagen van de lidstaten |
||||||
Klaarmaken voor hergebruik en recycling van papier, metaal, kunststoffen en glas uit huishoudelijk afval |
Berekeningsmethode 1:
|
De lidstaten gebruiken nationale gegevens. Er kan gebruik worden gemaakt van gegevens die resulteren uit andere verslagleggingsverplichtingen, mits deze aan de nationale omstandigheden worden aangepast. Tezamen met de gegevens dienen de lidstaten een verslag in waarin zij toelichten hoe de geproduceerde en gerecycleerde hoeveelheden zijn berekend en hoe deze hoeveelheden zich verhouden tot de gegevens over huishoudelijk afval die krachtens Verordening (EG) nr. 2150/2002 dienen te worden gerapporteerd. |
||||||
Klaarmaken voor hergebruik en recycling van papier, metaal, kunststoffen en glas uit huishoudelijk afval en andere specifieke soorten huishoudelijk afval of soortgelijk afval |
Berekeningsmethode 2:
|
De lidstaten gebruiken nationale gegevens. Er kan gebruik worden gemaakt van gegevens die resulteren uit andere verslagleggingsverplichtingen, mits deze aan de nationale omstandigheden worden aangepast. Tezamen met de gegevens dienen de lidstaten een verslag in waarin zij toelichten over welke materialen het gaat en van welke activiteiten deze afkomstig zijn (door het aankruisen van de betreffende vakken in de tabel van bijlage II) en hoe de geproduceerde en gerecycleerde hoeveelheden zijn berekend. Indien de lidstaat het thuiscomposteren van afval in de berekening meeneemt, dient hij toe te lichten hoe de geproduceerde en gerecycleerde hoeveelheden zijn berekend. In het verslag wordt ook toegelicht hoe deze hoeveelheden zich verhouden tot de gegevens over huishoudelijk afval en andere economische activiteiten die krachtens Verordening (EG) nr. 2150/2002 dienen te worden gerapporteerd. |
||||||
Klaarmaken voor hergebruik en recycling van huishoudelijk afval |
Berekeningsmethode 3:
|
De lidstaten gebruiken nationale gegevens voor de rapportage van de gerecycleerde hoeveelheid huishoudelijk afval. Tezamen met de gegevens dienen zij een verslag in waarin zij toelichten over welke materialen het gaat (door het aankruisen van de betreffende vakken in de tabel van bijlage II) en hoe de gerecycleerde hoeveelheden zijn berekend. In het verslag wordt ook toegelicht hoe deze hoeveelheden zich verhouden tot de gegevens over huishoudelijk afval en andere economische activiteiten die krachtens Verordening (EG) nr. 2150/2002 dienen te worden gerapporteerd. Voor de totale hoeveelheden huishoudelijk afval worden de overeenkomstig punt 1.2 van sectie 8 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 2150/2002 te rapporteren gegevens gebruikt. Afval met de volgende afvalcodes wordt bij de berekening buiten beschouwing gelaten:
|
||||||
Klaarmaken voor hergebruik en recycling van stedelijk afval |
Berekeningsmethode 4:
|
De lidstaten maken gebruik van de statistische gegevens over stedelijk afval die jaarlijks aan de Commissie worden gerapporteerd (Eurostat). |
BIJLAGE II
STEDELIJK AFVAL: MATERIALEN EN RELEVANTE BRONNEN VOOR DE BEREKENINGSMETHODEN 1, 2 EN 3 VAN BIJLAGE I
|
|
Afkomstig van |
||||
Huishoudens |
Kleine ondernemingen |
Restaurants, kantines |
Openbare ruimte |
Andere (specificeer) |
||
Afvalmaterialen |
Afvalcode overeenkomstig Beschikking 2000/532/EG |
|
|
|
|
|
Papier en karton |
20 01 01, 15 01 01 |
|
|
|
|
|
Metalen |
20 01 40, 15 01 04 |
|
|
|
|
|
Kunststoffen |
20 01 39, 15 01 02 |
|
|
|
|
|
Glas |
20 01 02, 15 01 07 |
|
|
|
|
|
Biologisch afbreekbaar keuken- en kantineafval |
20 01 08 |
|
|
|
|
|
Geef aan of thuisgecomposteerd afval is inbegrepen: |
||||||
Biologisch afbreekbaar tuin- en plantsoenafval |
20 02 01 |
|
|
|
|
|
Geef aan of thuisgecomposteerd afval is inbegrepen: |
||||||
Niet biologisch afbreekbaar tuin- en plantsoenafval |
20 02 02, 20 02 03 |
|
|
|
|
|
Hout |
20 01 38, 15 01 03 |
|
|
|
|
|
Textiel |
20 01 10, 20 01 11; 15 01 09 |
|
|
|
|
|
Batterijen |
20 01 34, 20 01 33* |
|
|
|
|
|
Afgedankte apparatuur |
20 01 21*, 20 01 23*, 20 01 35*, 20 01 36 |
|
|
|
|
|
Ander stedelijk afval |
20 03 01, 20 03 02, 20 03 07, 15 01 06 |
|
|
|
|
|
Niet hierboven genoemd stedelijk afval (specificeer) |
|
|
|
|
|
|
BIJLAGE III
METHODEN VOOR DE BEREKENING AANGAANDE DE DOELSTELLING VOOR BOUW- EN SLOOPAFVAL ALS BEDOELD IN ARTIKEL 4, LID 1, VAN DIT BESLUIT
Berekeningsmethode |
Specifieke eisen betreffende de uitvoeringsverslagen van de lidstaten |
||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|
25.11.2011 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 310/17 |
UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE
van 22 november 2011
betreffende de toepassing van Richtlijn 2009/103/EG van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de controle op de verzekering tegen de aansprakelijkheid waartoe de deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 8289)
(Voor de EER relevante tekst)
(2011/754/EU)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 2009/103/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe de deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven en de controle op de verzekering tegen deze aansprakelijkheid (1), en met name artikel 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 30 mei 2002 is de Overeenkomst tussen de nationale bureaus van verzekeraars van de lidstaten van de Europese Economische Ruimte en andere geassocieerde staten (hierna de „overeenkomst” genoemd) gesloten. Op grond van de overeenkomst waarborgde elk nationaal bureau, overeenkomstig de eigen nationale wetgeving betreffende de verplichte verzekering, de afwikkeling van ongevallen die zich op zijn grondgebied hebben voorgedaan en die zijn veroorzaakt door al dan niet verzekerde voertuigen die gewoonlijk op het grondgebied van een andere lidstaat of op het grondgebied van de Tsjechische Republiek, Kroatië, Cyprus, Hongarije, IJsland, Noorwegen, Slowakije, Slovenië en Zwitserland zijn gestald. |
(2) |
In Beschikking 2003/564/EG van de Commissie van 28 juli 2003 betreffende de toepassing van Richtlijn 72/166/EEG van de Raad wat betreft de controle op de verzekering tegen de aansprakelijkheid waartoe de deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven (2) is bepaald dat de lidstaten met ingang van 1 augustus 2003 dienden af te zien van het verrichten van controle op de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid ten aanzien van voertuigen die gewoonlijk op het grondgebied van een andere lidstaat of op het grondgebied van de Tsjechische Republiek, Kroatië, Cyprus, Hongarije, IJsland, Noorwegen, Slowakije, Slovenië of Zwitserland zijn gestald. |
(3) |
De overeenkomst is bij Addendum nr. 1 uitgebreid met de bureaus van Estland, Letland, Litouwen, Malta en Polen. In Beschikking 2004/332/EG van de Commissie van 2 april 2004 betreffende de toepassing van Richtlijn 72/166/EEG van de Raad wat betreft de controle op de verzekering tegen de aansprakelijkheid waartoe de deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven (3) is bepaald dat de lidstaten met ingang van 30 april 2004 dienden af te zien van het verrichten van controle op de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid ten aanzien van voertuigen die gewoonlijk op het grondgebied van Estland, Letland, Litouwen, Malta en Polen zijn gestald. |
(4) |
De overeenkomst is bij Addendum nr. 2 uitgebreid met het bureau van Andorra. In Beschikking 2005/849/EG van de Commissie van 29 november 2005 betreffende de toepassing van Richtlijn 72/166/EEG van de Raad wat betreft de controle op de verzekering tegen de aansprakelijkheid waartoe de deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven (4) is bepaald dat de lidstaten met ingang van 1 januari 2006 dienden af te zien van het verrichten van controle op de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid ten aanzien van voertuigen die gewoonlijk op het grondgebied van Andorra zijn gestald. |
(5) |
De overeenkomst is bij Addendum nr. 3 uitgebreid met de bureaus van Bulgarije en Roemenië. In Beschikking 2007/482/EG van de Commissie van 9 juli 2007 betreffende de toepassing van Richtlijn 72/166/EEG van de Raad wat betreft de controle op de verzekering tegen de aansprakelijkheid waartoe de deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven (5) is bepaald dat de lidstaten met ingang van 1 augustus 2007 dienden af te zien van het verrichten van controle op de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid ten aanzien van voertuigen die gewoonlijk op het grondgebied van Bulgarije en Roemenië zijn gestald. Op 29 mei 2008 hebben de nationale bureaus van verzekeraars de overeenkomst geconsolideerd door er de Addenda nrs. 1, 2 en 3 in op te nemen. |
(6) |
Op 26 mei 2011 hebben de nationale bureaus van verzekeraars van de lidstaten en van Andorra, Kroatië, IJsland, Noorwegen en Zwitserland Addendum nr. 1 bij de geconsolideerde overeenkomst ondertekend, waarbij de overeenkomst werd uitgebreid met het nationale bureau van verzekeraars van Servië. Het addendum bevat praktische afspraken met het oog op de opheffing van de verzekeringscontrole ten aanzien van voertuigen die gewoonlijk op het grondgebied van Servië zijn gestald en die onder de overeenkomst vallen. |
(7) |
Derhalve is aan alle voorwaarden voor de opheffing van de controle op de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid overeenkomstig Richtlijn 2009/103/EG voldaan ten aanzien van voertuigen die gewoonlijk op het grondgebied van Servië zijn gestald, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Met ingang van 1 januari 2012 zien de lidstaten af van het verrichten van controle op de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid ten aanzien van voertuigen die gewoonlijk op het grondgebied van Servië zijn gestald en die vallen onder Addendum nr. 1 bij de Overeenkomst tussen nationale bureaus van verzekeraars van de lidstaten van de Europese Economische Ruimte en andere geassocieerde staten.
Artikel 2
De lidstaten stellen de Commissie onverwijld in kennis van de ter uitvoering van dit besluit genomen maatregelen.
Artikel 3
Dit besluit is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 22 november 2011.
Voor de Commissie
Michel BARNIER
Lid van de Commissie
(1) PB L 263 van 7.10.2009, blz. 11.
(2) PB L 192 van 31.7.2003, blz. 23.
(3) PB L 105 van 14.4.2004, blz. 39.
(4) PB L 315 van 1.12.2005, blz. 16.
(5) PB L 180 van 10.7.2007, blz. 42.