ISSN 1977-0758

doi:10.3000/19770758.L_2011.281.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 281

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

54e jaargang
28 oktober 2011


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EU) nr. 1083/2011 van de Raad van 27 oktober 2011 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 194/2008 tot verlenging en verscherping van de beperkende maatregelen ten aanzien van Birma/Myanmar

1

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1084/2011 van de Commissie van 27 oktober 2011 tot wijziging en rectificatie van Verordening (EG) nr. 1235/2008 houdende bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad wat de regeling voor de invoer van biologische producten uit derde landen betreft

3

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1085/2011 van de Commissie van 27 oktober 2011 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 501/2008 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 3/2008 van de Raad inzake voorlichtings- en afzetbevorderingsacties voor landbouwproducten op de binnenmarkt en in derde landen

5

 

*

Verordening (EU) nr. 1086/2011 van de Commissie van 27 oktober 2011 tot wijziging van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 2160/2003 van het Europees Parlement en de Raad en van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 2073/2005 van de Commissie wat betreft salmonella in vers pluimveevlees ( 1 )

7

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1087/2011 van de Commissie van 27 oktober 2011 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 185/2010 houdende vaststelling van gedetailleerde maatregelen voor de toepassing van de gemeenschappelijke basisnormen op het gebied van de beveiliging van de luchtvaart, wat explosievendetectiesystemen betreft ( 1 )

12

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1088/2011 van de Commissie van 27 oktober 2011 tot verlening van een vergunning voor een enzympreparaat van endo-1,4-bèta-xylanase, geproduceerd door Trichoderma reesei (MULC 49755), en endo-1,3(4)-bèta-glucanase, geproduceerd door Trichoderma reesei (MULC 49754), als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor gespeende biggen (vergunninghouder Aveve NV) ( 1 )

14

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1089/2011 van de Commissie van 27 oktober 2011 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

18

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1090/2011 van de Commissie van 27 oktober 2011 inzake de afgifte van invoercertificaten voor rijst in het kader van de bij Verordening (EG) nr. 327/98 geopende tariefcontingenten voor de deelperiode oktober 2011

20

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1091/2011 van de Commissie van 27 oktober 2011 houdende vaststelling van het maximale steunbedrag voor de particuliere opslag van olijfolie in het kader van de inschrijvingsprocedure die is geopend bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1023/2011

23

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1092/2011 van de Commissie van 27 oktober 2011 tot wijziging van de bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 971/2011 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor bepaalde producten uit de sector suiker voor het verkoopseizoen 2011/12

25

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit 2011/705/GBVB van de Raad van 27 oktober 2011 houdende intrekking van Besluit 2010/145/GBVB tot verlenging van de maatregelen ter ondersteuning van de daadwerkelijke uitvoering van het mandaat van het Internationaal Straftribunaal voor het voormalige Joegoslavië (International Criminal Tribunal for the former Yugoslavia — ICTY)

27

 

*

Besluit 2011/706/GBVB van de Raad van 27 oktober 2011 houdende wijziging van Besluit 2010/638/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen de Republiek Guinee

28

 

 

2011/707/EU

 

*

Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 26 oktober 2011 tot wijziging van Beschikking 2009/821/EG wat betreft de lijsten van grensinspectieposten en veterinaire eenheden in Traces (Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 7564)  ( 1 )

29

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

28.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 281/1


VERORDENING (EU) Nr. 1083/2011 VAN DE RAAD

van 27 oktober 2011

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 194/2008 tot verlenging en verscherping van de beperkende maatregelen ten aanzien van Birma/Myanmar

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 215,

Gezien Besluit 2011/239/GBVB van de Raad van 12 april 2011 houdende wijziging van Besluit 2010/232/GBVB tot verlenging van de beperkende maatregelen tegen Birma/Myanmar (1),

Gezien het gezamenlijke voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 194/2008 van de Raad van 25 februari 2008 tot verlenging en verscherping van de beperkende maatregelen tegen Birma/Myanmar (2) voorziet in bepaalde maatregelen, met inbegrip van beperkingen op de uitvoer van bepaalde producten uit het land en de bevriezing van de tegoeden van bepaalde personen en entiteiten.

(2)

Bij Besluit 2011/239/GBVB werd Besluit 2010/232/GBVB (3) door de Raad gewijzigd. Voor bepaalde wijzigingen, meer bepaald die betrekking hebben op de bevriezing van de tegoeden van bepaalde personen en entiteiten, zijn verdere maatregelen van de Unie vereist.

(3)

Gezien de ernst van de politieke situatie in Birma/Myanmar, en met het oog op samenhang met de wijzigings- en herzieningsprocedure voor de bijlagen I, II en III bij Besluit 2010/232/GBVB, dient de bevoegdheid om de lijsten in de bijlagen V, VI en VII bij Verordening (EG) nr. 194/2008 te wijzigen, te worden uitgeoefend door de Raad.

(4)

De procedure tot wijziging van de lijsten in bijlage VI bij Verordening (EG) nr. 194/2008 dient in te houden dat de aangewezen natuurlijke of rechtspersonen, entiteiten of lichamen in kennis worden gesteld van de redenen voor plaatsing op de lijst, zodat zij opmerkingen kunnen maken. Indien opmerkingen worden gemaakt of belangrijk nieuw bewijs wordt aangedragen, toetst de Raad zijn besluit in het licht van die opmerkingen, en stelt hij de persoon, de entiteit of het lichaam hiervan in kennis.

(5)

Met het oog op de tenuitvoerlegging van Verordening (EG) nr. 194/2008 en een zo groot mogelijke rechtszekerheid binnen de Unie dienen de namen en andere relevante gegevens over de natuurlijke personen en rechtspersonen, entiteiten en lichamen waarvan de tegoeden en economische middelen krachtens die verordening moeten worden bevroren, openbaar te worden gemaakt. Elke verwerking van persoonsgegevens dient de bepalingen te respecteren van Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (4), alsook van Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (5).

(6)

Verordening (EG) nr. 194/2008 van de Raad dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd.

(7)

Om de effectiviteit van de maatregelen waarin deze verordening voorziet te waarborgen, dient deze verordening op de dag van de bekendmaking ervan in werking te treden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 194/2008 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 11 wordt vervangen door:

„Artikel 11

1.   Alle tegoeden en economische middelen die toebehoren aan of eigendom zijn, in het bezit zijn of onder zeggenschap staan van de natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten en lichamen die in bijlage VI zijn vermeld, worden bevroren.

2.   Er worden geen tegoeden of economische middelen direct of indirect ter beschikking gesteld aan of ten behoeve van de in bijlage VI genoemde natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen.

3.   Het is verboden bewust en opzettelijk deel te nemen aan activiteiten die tot doel of tot gevolg hebben dat de in de leden 1 en 2 bedoelde maatregelen direct of indirect worden omzeild.

4.   De verbodsbepalingen van lid 2 geven geen aanleiding tot enigerlei aansprakelijkheid van de betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen of entiteiten indien deze niet wisten noch ook gerede grond hadden te vermoeden dat hun acties een inbreuk zouden zijn op de verbodsbepalingen.”.

2)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 11 bis

1.   Bijlage VI omvat een lijst van:

a)

hooggeplaatste leden van de voormalige Nationale Raad voor vrede en ontwikkeling (SPDC), Birmese gezagsdragers uit de sector toerisme, hooggeplaatste leden van de strijdkrachten, van de regering of van de veiligheidsdiensten die als beleidsmakers of uitvoerders verantwoordelijk zijn voor het beleid dat Birma/Myanmar belet een democratie te worden, of personen die van dit beleid profiteren, alsmede de familieleden van bovengenoemde personen;

b)

hooggeplaatste actieve leden van de Birmese strijdkrachten en hun familieleden;

c)

natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen die met de onder a) en b) bedoelde personen verbonden zijn.

2.   In bijlage VI worden de redenen vermeld waarom een persoon, entiteit of lichaam in de lijst is opgenomen.

3.   Bijlage VI bevat tevens, indien beschikbaar, de informatie die nodig is om de betrokken natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten en lichamen te identificeren. Met betrekking tot natuurlijke personen kan die informatie bestaan uit namen, inclusief aliassen, geboortedatum en geboorteplaats, nationaliteit, paspoort- en identiteitskaartnummers, geslacht, adres (indien bekend) en functie of beroep. Met betrekking tot rechtspersonen, entiteiten of lichamen kan die informatie namen, plaats en datum van registratie, registratienummer en de plaats van vestiging omvatten.”.

3)

Artikel 18 wordt vervangen door:

„Artikel 18

1.   De Commissie wordt gemachtigd bijlage IV te wijzigen op basis van door de lidstaten verstrekte informatie.

2.   In de gevallen waarin de Raad besluit een natuurlijke persoon, rechtspersoon, entiteit of lichaam aan de in artikel 11, lid 1, bedoelde maatregelen te onderwerpen, wijzigt hij bijlage VI dienovereenkomstig.

3.   De Raad stelt de in lid 2 bedoelde natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten of lichamen in kennis van zijn besluit, hetzij rechtstreeks, indien het adres bekend is, hetzij door een kennisgeving te publiceren, zodat de betrokken natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten of lichamen daarover opmerkingen kunnen indienen.

4.   Indien er opmerkingen worden ingediend of belangrijk nieuw bewijsmateriaal wordt overgelegd, heroverweegt de Raad zijn besluit en stelt hij de natuurlijke of rechtspersoon, de entiteit of het lichaam van het resultaat in kennis.

5.   De Raad wijzigt de bijlagen V en VII op grond van met betrekking tot de bijlagen I en III van Besluit 2010/232/GBVB van de Raad (6) vastgestelde besluiten.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Luxemburg, 27 oktober 2011.

Voor de Raad

De voorzitter

J. MILLER


(1)  PB L 101 van 15.4.2011, blz. 24.

(2)  PB L 66 van 10.3.2008, blz. 1.

(3)  PB L 105 van 27.4.2010, blz. 22.

(4)  PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.

(5)  PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.

(6)  PB L 105 van 27.4.2010, blz. 22.”.


28.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 281/3


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1084/2011 VAN DE COMMISSIE

van 27 oktober 2011

tot wijziging en rectificatie van Verordening (EG) nr. 1235/2008 houdende bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad wat de regeling voor de invoer van biologische producten uit derde landen betreft

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad van 28 juni 2007 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2092/91 (1), en met name artikel 33, lid 2, en artikel 38, onder d),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 7, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1235/2008 van de Commissie (2) is bepaald dat de lijst van erkende derde landen voor elk derde land alle gegevens moet bevatten die nodig zijn om te kunnen verifiëren of op de markt van de Unie gebrachte producten zijn onderworpen aan het controlesysteem van het overeenkomstig artikel 33, lid 2, van Verordening (EG) nr. 834/2007 erkende derde land. In verband met de oprichting binnen het ministerie van Landbouw van een nieuw directoraat-generaal dat bevoegd is voor de biologische landbouw en dat de nieuwe bevoegde autoriteit is geworden voor het controlesysteem in Tunesië, heeft Tunesië een wijziging meegedeeld van de desbetreffende gegevens in bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1235/2008.

(2)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 590/2011 van de Commissie (3) is in bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1235/2008 een nieuwe tekst ingevoegd met betrekking tot Canada. Punt 1 „Productcategorieën” van die tekst bevat een fout aangezien punt c) „diervoeders” als aparte categorie is opgenomen terwijl het een van de gebruiksmogelijkheden van „verwerkte landbouwproducten” is als bedoeld in punt 1, onder b), van die tekst.

(3)

Canada heeft de Commissie gemeld dat ook de lijst van de controleorganen in bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1235/2008 een fout bevat aangezien het controleorgaan „Control Union Certifications” door het „Canadian Food Inspection Agency” niet is erkend voor het verlenen van certificeringsdiensten in Canada.

(4)

Verordening (EG) nr. 1235/2008 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd en gerectificeerd.

(5)

Met het oog op de rechtszekerheid moet de bij de onderhavige verordening vastgestelde rectificatie van toepassing zijn met ingang van de datum van inwerkingtreding van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 590/2011.

(6)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Regelgevend Comité voor biologische productie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijzigingsbepalingen

In bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1235/2008 wordt, in de tekst met betrekking tot Tunesië, punt 4 vervangen door:

„4.   Bevoegde autoriteit: Direction générale de l’Agriculture Biologique (Ministère de l’Agriculture et de l’Environnement); www.agriportail.tn”.

Artikel 2

Rectificatiebepalingen

In bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1235/2008 wordt de tekst met betrekking tot Canada als volgt gewijzigd:

1)

In punt 1 wordt het bepaalde onder b) en c) vervangen door:

„b)

verwerkte landbouwproducten voor gebruik als levensmiddel en als diervoeder;”.

2)

In punt 5 wordt het zesde streepje „Control Union Certifications (CUC), www.controlunion.com” geschrapt.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 2 is evenwel van toepassing met ingang van 28 juni 2011.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 27 oktober 2011.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 189 van 20.7.2007, blz. 1.

(2)  PB L 334 van 12.12.2008, blz. 25.

(3)  PB L 161 van 21.6.2011, blz. 9.


28.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 281/5


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1085/2011 VAN DE COMMISSIE

van 27 oktober 2011

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 501/2008 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 3/2008 van de Raad inzake voorlichtings- en afzetbevorderingsacties voor landbouwproducten op de binnenmarkt en in derde landen

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 3/2008 van de Raad van 17 december 2007 inzake voorlichtings- en afzetbevorderingsacties voor landbouwproducten op de binnenmarkt en in derde landen (1), en met name artikel 15,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 501/2008 van de Commissie (2) zijn voorschriften vastgesteld voor het opstellen, selecteren, uitvoeren, financieren en controleren van in artikel 6 van Verordening (EG) nr. 3/2008 bedoelde programma’s.

(2)

Om de doeltreffendheid van de regeling te vergroten, moeten beroeps- en bedrijfskolomorganisaties de kans krijgen om twee keer per jaar programma’s in te dienen voor uitvoering op de binnenmarkt en in derde landen. Het indienings- en selectieschema moet worden aangepast om programma’s die in de vorige ronde zijn afgewezen, nog een kans te geven. Om de overgang naar een nieuw indienings- en selectieschema te vergemakkelijken, moet worden bepaald dat het schema voor de eerste indiening van programma’s in 2012 geen gevolgen ondervindt van de verandering van het schema.

(3)

Om de administratieve belasting niet nodeloos te verzwaren, moet de verplichting tot het overleggen van een aantal documenten aan de Commissie worden afgeschaft, tenzij de Commissie specifiek om overlegging van deze documenten verzoekt (het gaat dan met name om een kopie van het met de indienende organisatie gesloten contract en het bewijs van het stellen van de zekerheid, een kopie van het met het uitvoeringsorgaan gesloten contract, een kopie van elke voorschotaanvraag en een bewijs van het stellen van de overeenkomstige zekerheid, en een kopie van de kwartaalverslagen over de uitvoering van het contract).

(4)

Gespecificeerd moet worden dat boodschappen betreffende het effect van een product op de gezondheid door de voor volksgezondheid bevoegde nationale autoriteit moeten worden goedgekeurd en dat het door een lidstaat goedgekeurde materiaal in bezit van de Commissie moet worden gesteld.

(5)

Verordening (EG) nr. 501/2008 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(6)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 501/2008 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 4, lid 3, wordt de tweede alinea vervangen door:

„Boodschappen met een verwijzing naar dergelijke effecten moeten worden goedgekeurd door de voor volksgezondheid bevoegde nationale autoriteit.”.

2)

In artikel 8, lid 1, wordt de tweede alinea vervangen door:

„De beroeps- en bedrijfskolomorganisaties in de Unie die representatief zijn voor de betrokken sectoren (hierna „indienende organisaties” genoemd), dienen jaarlijks uiterlijk op 30 september („de eerste indieningsronde”) en uiterlijk op 15 april („de tweede indieningsronde”) hun programma’s in bij de lidstaat. Voor 2012 loopt de eerste indieningsronde tot 30 november 2011.”.

3)

Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in lid 1 wordt de eerste alinea vervangen door:

„1.   De lidstaten zenden de Commissie de in artikel 9, lid 1, bedoelde lijst, met daarbij in voorkomend geval de lijst van de uitvoeringsorganen die zij overeenkomstig artikel 8, lid 3, hebben geselecteerd, alsmede een kopie van elk programma. De Commissie ontvangt deze zowel elektronisch als per post verzonden informatie uiterlijk op 30 november als het om de eerste indieningsronde gaat en uiterlijk op 15 juni als het om de tweede indieningsronde gaat.”;

b)

lid 2 wordt vervangen door:

„2.   Uiterlijk op 31 januari wanneer het om de eerste indieningsronde gaat en uiterlijk op 16 augustus als het om de tweede indieningsronde gaat, verwittigt de Commissie de lidstaten wanneer zij heeft vastgesteld dat een ingediend programma geheel of gedeeltelijk in strijd is met:

a)

hetzij de EU-regelgeving;

b)

hetzij de richtsnoeren, wat programma’s voor de binnenmarkt betreft;

c)

hetzij de in artikel 9, lid 2, bedoelde criteria, wat programma’s voor derde landen betreft.”;

c)

in lid 3 wordt de tweede alinea vervangen door:

„Na verificatie van de herziene programma’s beslist de Commissie volgens de in artikel 16, lid 2, van Verordening (EG) nr. 3/2008 bedoelde procedure uiterlijk op 30 april wanneer het om de eerste indieningsronde gaat en uiterlijk op 15 november wanneer het om de tweede indieningsronde gaat, welke programma’s zij kan meefinancieren.”;

d)

het volgende lid 5 wordt toegevoegd:

„5.   In afwijking van de leden 1, 2 en 3 gelden voor de eerste indieningsronde in 2012 de volgende termijnen:

a)

de Commissie ontvangt de in lid 1 bedoelde lijst uiterlijk op 15 februari 2012 van de lidstaten;

b)

de Commissie zendt de in lid 2 bedoelde informatie uiterlijk op 26 april 2012 toe aan de lidstaten, en

c)

de Commissie besluit uiterlijk op 30 juni 2012 welke programma’s zij kan meefinancieren.”.

4)

Artikel 16, lid 5, wordt vervangen door:

„5.   Wanneer de Commissie daarom verzoekt, zenden de lidstaten binnen 10 werkdagen een kopie van het contract en het bewijs van het stellen van de zekerheid toe aan de Commissie.

Wanneer de Commissie daarom verzoekt, zenden de lidstaten binnen 10 werkdagen een kopie van het contract dat de geselecteerde indienende organisatie met het uitvoeringsorgaan heeft gesloten, toe aan de Commissie. In dit laatste contract is bepaald dat het uitvoeringsorgaan verplicht is zich aan de in artikel 25 bedoelde controles te onderwerpen.”.

5)

In artikel 17, lid 3, wordt de eerste alinea vervangen door:

„3.   Het voorschot wordt slechts betaald als de contractsluitende organisatie overeenkomstig titel III van Verordening (EEG) nr. 2220/85 een zekerheid ten gunste van de lidstaat heeft gesteld ter waarde van 110 % van dit voorschot. Wanneer de Commissie daarom verzoekt, zenden de lidstaten binnen 10 werkdagen een kopie van elke voorschotaanvraag en het bewijs van het stellen van de overeenkomstige zekerheid toe aan de Commissie.”.

6)

Artikel 22, lid 3, wordt vervangen door:

„3.   Wanneer de Commissie daarom verzoekt, zenden de lidstaten binnen 10 werkdagen een kopie van de kwartaalverslagen die overeenkomstig artikel 18 vereist zijn voor tussentijdse betalingen, toe aan de Commissie.”.

7)

In artikel 23, lid 1, wordt de tweede alinea vervangen door:

„Zij stellen de Commissie in het bezit van het goedgekeurde materiaal.”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 27 oktober 2011.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 3 van 5.1.2008, blz. 1.

(2)  PB L 147 van 6.6.2008, blz. 3.


28.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 281/7


VERORDENING (EU) Nr. 1086/2011 VAN DE COMMISSIE

van 27 oktober 2011

tot wijziging van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 2160/2003 van het Europees Parlement en de Raad en van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 2073/2005 van de Commissie wat betreft salmonella in vers pluimveevlees

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 2160/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 17 november 2003 inzake de bestrijding van salmonella en andere specifieke door voedsel overgedragen zoönoseverwekkers (1), en met name artikel 5, lid 6,

Gezien Verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake levensmiddelenhygiëne (2), en met name artikel 4, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 2160/2003 beoogt te waarborgen dat adequate en doeltreffende maatregelen worden getroffen voor de detectie en de bestrijding van salmonella en andere zoönoseverwekkers in alle stadia van productie, verwerking en distributie om de prevalentie en het risico ervan voor de volksgezondheid te verminderen. Die verordening betreft onder meer de vastlegging van doelstellingen voor de vermindering van de prevalentie van bepaalde zoönoses bij dierpopulaties en de vaststelling van voorschriften voor het handelsverkeer binnen de Unie en de invoer van bepaalde dieren en producten daarvan uit derde landen.

(2)

Bij Verordening (EG) nr. 646/2007 van de Commissie van 12 juni 2007 ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 2160/2003 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft een communautaire doelstelling voor het verminderen van de prevalentie van Salmonella enteritidis en Salmonella typhimurium bij slachtkuikens en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1091/2005 (3) wordt een doelstelling van de Unie vastgesteld voor het terugdringen van deze beide salmonellaserotypen bij slachtkuikens. Die verordening heeft tot doel om het aantal koppels slachtkuikens dat positief blijft voor Salmonella enteritidis en Salmonella typhimurium uiterlijk 31 december 2011 te verminderen tot 1 % of minder.

(3)

Bij Verordening (EG) nr. 584/2008 van de Commissie van 20 juni 2008 ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 2160/2003 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft een communautaire doelstelling voor het verminderen van de prevalentie van Salmonella enteritidis en Salmonella typhimurium bij kalkoenen (4) wordt een doelstelling van de Unie vastgesteld voor het terugdringen van deze beide salmonellaserotypen bij koppels kalkoenen. Die verordening heeft tot doel om het aantal koppels vleeskalkoenen dat positief blijft voor Salmonella enteritidis en Salmonella typhimurium uiterlijk 31 december 2012 tot 1 % of minder te verlagen.

(4)

In bijlage II bij Verordening (EG) nr. 2160/2003 worden specifieke maatregelen vastgesteld ter bestrijding van de in bijlage I bij die verordening vermelde zoönoses en zoönoseverwekkers. Met name wordt in bijlage II, deel E, punt 1, bij Verordening (EG) nr. 2160/2003 bepaald dat met ingang van 12 december 2010 bepaald vers pluimveevlees van in bijlage I bij die verordening opgenomen dieren niet voor menselijke consumptie in de handel mag worden gebracht tenzij het aan het volgende criterium voldoet: „Salmonella: afwezig in 25 g”. In die verordening wordt ook bepaald dat er gedetailleerde regels voor dat criterium moeten worden vastgesteld, met name voorschriften waarin de bemonsteringsschema’s en de analysemethoden nader worden vermeld.

(5)

Wat vers pluimveevlees betreft, moet er zorg voor worden gedragen dat de gedetailleerde voorschriften voor het salmonellacriterium voor pluimveevlees een redelijke garantie bieden dat het vrij is van de desbetreffende salmonella en dat een geharmoniseerde toepassing resulteert in een eerlijke concurrentie en vergelijkbare voorwaarden voor het in de handel brengen.

(6)

Bij Verordening (EG) nr. 2073/2005 van de Commissie van 15 november 2005 inzake microbiologische criteria voor levensmiddelen (5) worden de microbiologische criteria voor bepaalde micro-organismen en de uitvoeringsbepalingen vastgesteld waaraan exploitanten van levensmiddelenbedrijven moeten voldoen bij de toepassing van de algemene en specifieke hygiënemaatregelen als bedoeld in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 852/2004.

(7)

Voor de samenhang van de wetgeving van de Unie moeten de specifieke voorschriften betreffende vers pluimveevlees van bijlage II, deel E, bij Verordening (EG) nr. 2160/2003 gewijzigd worden en moeten er gedetailleerde regels voor het salmonellacriterium worden vastgesteld in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 2073/2005.

(8)

Overeenkomstig Beschikking 2005/636/EG van de Commissie van 1 september 2005 betreffende een financiële bijdrage van de Gemeenschap voor een in de lidstaten uit te voeren basisonderzoek naar de prevalentie van Salmonella spp. bij vleeskuikens van Gallus gallus  (6), Beschikking 2006/662/EG van de Commissie van 29 september 2006 betreffende een financiële bijdrage van de Gemeenschap voor een in de lidstaten uit te voeren basisonderzoek naar de prevalentie van salmonella bij kalkoenen (7) en Beschikking 2007/516/EG van de Commissie van 19 juli 2007 betreffende een financiële bijdrage van de Gemeenschap voor een in de lidstaten uit te voeren onderzoek naar de prevalentie en antimicrobiële resistentie van Campylobacter spp. bij koppels vleeskuikens en naar de prevalentie van Campylobacter spp. en Salmonella spp. in vleeskuikenkarkassen (8) werd er informatie verzameld over de prevalentie van salmonella bij respectievelijk koppels vleeskuikens, koppels kalkoenen en vleeskuikenkarkassen. Uit de resultaten van deze onderzoeken en de voorlopige resultaten van het eerste jaar van de nationale bestrijdingsprogramma’s voor salmonella bij vleeskuikens (2009) overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EG) nr. 2160/2003 blijkt dat de prevalentie van salmonella bij koppels vleeskuikens en kalkoenen nog steeds hoog is (9). Voorts zijn de nationale bestrijdingsprogramma’s voor salmonella bij kalkoenen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2160/2003 pas met ingang van 2010 verplicht gesteld. De toepassing van het criterium op alle salmonellaserotypen voordat een aanzienlijke vermindering van de prevalentie van salmonella bij koppels vleeskuikens en kalkoenen is aangetoond, kan onevenredige economische gevolgen voor de industrie hebben. Bijlage I, hoofdstuk 1, bij Verordening (EG) nr. 2073/2005 moet daarom worden gewijzigd.

(9)

Volgens het Community Summary Report on trends and sources of zoonoses, zoonotic agents and food-borne outbreaks in the European Union in 2008 (samenvattend verslag over trends en bronnen van zoönoses, zoönoseverwekkers en uitbraken van door voedsel overgedragen zoönoses in de Europese Unie in 2008) (10) van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) wordt ongeveer 80 % van de menselijke gevallen van salmonellose veroorzaakt door Salmonella enteritidis en Salmonella typhimurium; dit percentage is gelijk aan dat van voorafgaande jaren. Pluimveevlees blijft een belangrijke bron van menselijke salmonellose.

(10)

Door de vaststelling van een criterium voor Salmonella enteritidis en Salmonella typhimurium kan het juiste evenwicht worden bereikt tussen de vermindering van menselijke salmonellose als gevolg van de consumptie van pluimveevlees enerzijds en de economische gevolgen van de toepassing van dat criterium anderzijds. Tegelijkertijd zet het exploitanten van levensmiddelenbedrijven aan tot maatregelen in eerdere stadia van de pluimveeproductie ter vermindering van salmonellaserotypen die van belang zijn voor de volksgezondheid. Bijzondere aandacht voor deze beide serotypen is ook in overeenstemming met de voor de primaire productie van pluimveevlees vastgestelde doelstellingen van de Unie.

(11)

De bemonsteringsschema’s voor andere voedselveiligheidscriteria voor salmonella zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 2073/2005. Aangezien de praktische bruikbaarheid daarvan voor exploitanten van levensmiddelenbedrijven is aangetoond, zijn zij ook geschikt voor de bemonstering van vers pluimveevlees.

(12)

De internationale norm EN/ISO 6579 is de horizontale methode voor de detectie van Salmonella spp in levensmiddelen en diervoeders. Voorts is in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 2073/2005 die norm als referentiemethode voor alle salmonellacriteria vastgelegd. Die norm moet daarom ook worden vastgesteld als referentiemethode voor het criterium voor vers pluimveevlees, onverminderd de bepalingen inzake het gebruik van alternatieve methoden overeenkomstig die verordening. Volgens de aanbeveling van het referentielaboratorium van de Europese Unie voor salmonella moet het White-Kaufmann-Le Minor-schema worden gebruikt als referentiemethode voor serotypering.

(13)

Monofasische stammen van Salmonella typhimurium zijn in korte tijd een van de meest gangbare salmonellaserotypen bij diverse diersoorten en menselijke klinische isolaten geworden. Overeenkomstig het wetenschappelijke advies over de monitoring en beoordeling van het risico voor de volksgezondheid van stammen van het type Salmonella typhimurium  (11), worden monofasische stammen van Salmonella typhimurium met de antigene formule 1,4,[5],12:i:- beschouwd als varianten van Salmonella typhimurium en op grond van actuele bevindingen lijken zij een risico voor de volksgezondheid op te leveren dat vergelijkbaar is met dat van andere stammen van Salmonella typhimurium. Daarom moet worden verduidelijkt dat de bepalingen voor Salmonella typhimurium ook voor deze monofasische stammen gelden.

(14)

Bij Verordening (EG) nr. 2073/2005 is een proceshygiënecriterium vastgesteld voor salmonella in pluimveekarkassen van vleeskuikens en kalkoenen na het koelen in slachthuizen. Het doel van het proceshygiënecriterium is het tegengaan van fecale verontreiniging van pluimveekarkassen, afkomstig van besmette koppels of als gevolg van kruisbesmetting in het slachthuis. Overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EG) nr. 2073/2005 moeten de criteria en voorwaarden betreffende de aanwezigheid van salmonella in pluimveekarkassen worden herzien in het licht van de veranderingen die in de salmonellaprevalentie zijn waargenomen. Aangezien de in Verordening (EG) nr. 646/2007 voor koppels slachtkuikens en in Verordening (EG) nr. 548/2008 voor kalkoenen vastgestelde doelstellingen van de Unie respectievelijk eind 2011 en eind 2012 moeten worden verwezenlijkt, moet het aantal deelmonsters dat de grenswaarde mag overschrijden, worden verminderd. Bijlage I, hoofdstuk 2, bij Verordening (EG) nr. 2073/2005 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(15)

De Verordeningen (EG) nr. 2160/2003 en (EG) nr. 2073/2005 moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(16)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, en het Europees Parlement noch de Raad hebben zich daartegen verzet,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In bijlage II bij Verordening (EG) nr. 2160/2003, komt deel E, punt 1, als volgt te luiden:

„1.

Met ingang van 1 december 2011 voldoet vers pluimveevlees van in bijlage I opgenomen dierpopulaties aan het desbetreffende microbiologische criterium overeenkomstig rij 1.28 van bijlage I, hoofdstuk 1, bij Verordening (EG) nr. 2073/2005 van de Commissie (12).

Artikel 2

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 2073/2005 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 december 2011.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 27 oktober 2011.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 325 van 12.12.2003, blz. 1.

(2)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 1.

(3)  PB L 151 van 13.6.2007, blz. 21.

(4)  PB L 162 van 21.6.2008, blz. 3.

(5)  PB L 338 van 22.12.2005, blz. 1.

(6)  PB L 228 van 3.9.2005, blz. 14.

(7)  PB L 272 van 3.10.2006, blz. 22.

(8)  PB L 190 van 21.7.2007, blz. 25.

(9)  www.efsa.europa.eu.

(10)  The EFSA Journal (2010); 8(1): 1496.

(11)  The EFSA Journal (2010); 8(10): 1826.

(12)  PB L 338 van 22.12.2005, blz. 1.”.


BIJLAGE

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 2073/2005 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In hoofdstuk 1 worden de volgende rij 1.28 en de bijbehorende voetnoten 20 en 21 toegevoegd:

„1.28

Vers pluimveevlees (1)

Salmonella typhimurium  (2)

Salmonella enteritidis

5

0

Afwezig in 25 g

EN/ISO 6579 (voor detectie) White-Kaufmann-Le Minor-schema (voor serotypering)

Producten die in de handel zijn gebracht, voor de duur van de houdbaarheidstermijn

2)

In hoofdstuk 2 wordt rij 2.1.5 vervangen door de hierna volgende tekst en wordt de bijbehorende voetnoot 10 toegevoegd:

„2.1.5

Karkassen van vleeskuikens en kalkoenen

Salmonella spp. (3)

50 (5)

7 (6)

M.i.v. 1.1.2012: c = 5 voor vleeskuikens

M.i.v. 1.1.2013: c = 5 voor kalkoenen

Afwezig in 25 g van een samengevoegd nekvelmonster

EN/ISO 6579 (voor detectie)

Karkassen na het koelen

Verbetering van de hygiëne bij het slachten en herziening van de procesbeheersing, de oorsprong van de dieren en de bioveiligheidsmaatregelen op de bedrijven van oorsprong

3)

In hoofdstuk 3 wordt deel 3.2 vervangen door:

„3.2.   Bacteriologische bemonstering in slachthuizen en in bedrijven die gehakt vlees, vleesbereidingen, separatorvlees en vers vlees produceren

Bemonsteringsvoorschriften voor karkassen van runderen, varkens, schapen, geiten en paarden

De destructieve en de niet-destructieve bemonsteringsmethode, de selectie van de bemonsteringsplaatsen en de voorschriften voor de opslag en het vervoer van de te gebruiken monsters staan beschreven in ISO-norm 17604.

Bij elke bemonstering worden steekproefsgewijs vijf karkassen bemonsterd. De bemonsteringsplaatsen moeten worden gekozen met inachtneming van de in elke inrichting gehanteerde slachttechniek.

Bij de bemonstering met het oog op de bepaling van Enterobacteriaceae en het aeroob kiemgetal wordt elk karkas op vier plaatsen bemonsterd. Via de destructieve methode worden vier weefselmonsters van tezamen 20 cm2 genomen. Wanneer voor deze bepaling de niet-destructieve methode wordt gebruikt, moet per bemonsteringsplaats minimaal 100 cm2 (50 cm2 voor karkassen van kleine herkauwers) worden bemonsterd.

Bij de bemonstering met het oog op de bepaling van salmonella wordt met behulp van een schuurspons bemonsterd. Er worden plaatsen geselecteerd die het meest waarschijnlijk zijn besmet. Het totale bemonsteringsoppervlak bestrijkt minimaal 400 cm2.

Indien monsters van verschillende bemonsteringsplaatsen van het karkas worden genomen, worden die monsters voor het onderzoek samengevoegd.

Bemonsteringsvoorschriften voor pluimveekarkassen en vers pluimveevlees

Slachthuizen bemonsteren gehele pluimveekarkassen met nekvel met het oog op de bepaling van salmonella. Andere inrichtingen die vers pluimveevlees verwerken, nemen monsters ter bepaling van salmonella, waarbij voorrang wordt gegeven aan gehele pluimveekarkassen met nekvel, indien beschikbaar, maar ervoor wordt gezorgd dat ook stukken kip met huid en/of stukken kip zonder huid of met een geringe hoeveelheid huid worden bemonsterd; die keuze is risicogebaseerd.

Slachthuizen nemen in hun bemonsteringsschema’s pluimveekarkassen op van koppels met onbekende salmonellastatus of van koppels waarvan bekend is dat ze positief zijn bevonden voor Salmonella enteritidis of Salmonella typhimurium.

Bij het testen aan de hand van het proceshygiënecriterium overeenkomstig rij 2.1.5 van hoofdstuk 2 op salmonella in pluimveekarkassen in slachthuizen worden bij elke bemonstering na het koelen de nekvellen van minimaal 15 karkassen steekproefsgewijs bemonsterd. Van elk pluimveekarkas wordt een stuk van ongeveer 10 g nekvel genomen. Vóór het onderzoek worden telkens de nekvelmonsters van drie pluimveekarkassen van hetzelfde koppel van oorsprong samengevoegd, zodat uiteindelijk vijf monsters van 25 g worden verkregen. Deze monsters worden ook gebruikt om te controleren of aan het voedselveiligheidscriterium overeenkomstig rij 1.28 van hoofdstuk 1 is voldaan.

Voor de bepaling van salmonella bij ander vers pluimveevlees dan pluimveekarkassen worden vijf monsters van ten minste 25 g van dezelfde partij genomen. Het van stukken kip met huid genomen monster bevat huid en een dun schijfje oppervlaktespier wanneer de hoeveelheid huid niet voldoende is voor een deelmonster. Het van stukken kip zonder huid of met slechts een geringe hoeveelheid huid genomen monster bevat een aan eventueel aanwezige huid toegevoegd schijfje of toegevoegde schijfjes oppervlaktespier zodat een toereikend deelmonster kan worden bereid. De schijfjes vlees moeten zoveel mogelijk vleesoppervlak omvatten.

Richtsnoeren voor de bemonstering

Er kunnen uitvoeriger richtsnoeren voor de bemonstering van karkassen, met name wat betreft de bemonsteringsplaatsen, worden opgenomen in de gidsen voor goede praktijken bedoeld in artikel 7 van Verordening (EG) nr. 852/2004.

Bemonsteringsfrequenties voor karkassen, gehakt vlees, vleesbereidingen, separatorvlees en vers pluimveevlees

De exploitanten van de slachthuizen of inrichtingen die gehakt vlees, vleesbereidingen, separatorvlees of vers pluimveevlees produceren, nemen ten minste eenmaal per week monsters voor microbiologische analyse. Elke week wordt op een andere dag bemonsterd, zodat elke dag van de week aan bod komt.

Bij de bemonstering van gehakt vlees en vleesbereidingen ter bepaling van E. coli en het aeroob kiemgetal en de bemonstering van karkassen ter bepaling van Enterobacteriaceae en het aeroob kiemgetal kan de frequentie worden teruggebracht tot eenmaal per twee weken als de resultaten gedurende zes weken achter elkaar toereikend zijn.

Bij de bemonstering van gehakt vlees, vleesbereidingen, karkassen en vers pluimveevlees ter bepaling van salmonella mag de frequentie worden teruggebracht tot eenmaal per twee weken als de resultaten gedurende 30 weken achter elkaar toereikend zijn. De bemonsteringsfrequentie voor analyses op salmonella kan ook worden verlaagd als er een nationaal of regionaal salmonellabestrijdingsprogramma is dat tests omvat die de in dit deel beschreven bemonstering kunnen vervangen. De bemonsteringsfrequentie mag nog verder worden verlaagd als uit het nationale of regionale salmonellabestrijdingsprogramma blijkt dat de prevalentie van salmonella onder de door het slachthuis aangekochte dieren laag is.

Indien het echter op grond van een risicoanalyse gerechtvaardigd is en de bevoegde autoriteiten toestemming verlenen, kunnen kleine slachthuizen en inrichtingen die gehakt vlees, vleesbereidingen en vers pluimveevlees in kleine hoeveelheden produceren, van deze bemonsteringsfrequenties worden vrijgesteld.”.


(1)  Dit criterium is van toepassing op vers vlees van fokkoppels van Gallus gallus, legkippen, vleeskuikens en koppels fok- en mestkalkoenen.

(2)  Wat monofasiche Salmonella typhimurium betreft, wordt alleen 1,4,[5],12:i:- opgenomen.”

(3)  Wanneer Salmonella spp. wordt geconstateerd, worden de isolaten nader geserotypeerd op Salmonella typhimurium en Salmonella enteritidis om te controleren of het microbiologische criterium overeenkomstig rij 1.28 van hoofdstuk 1 is nageleefd.”


28.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 281/12


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1087/2011 VAN DE COMMISSIE

van 27 oktober 2011

tot wijziging van Verordening (EU) nr. 185/2010 houdende vaststelling van gedetailleerde maatregelen voor de toepassing van de gemeenschappelijke basisnormen op het gebied van de beveiliging van de luchtvaart, wat explosievendetectiesystemen betreft

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 300/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2008 inzake gemeenschappelijke regels op het gebied van de beveiliging van de burgerluchtvaart en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2320/2002 (1), en met name artikel 4, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EU) nr. 185/2010 van de Commissie van 4 maart 2010 houdende vaststelling van gedetailleerde maatregelen voor de tenuitvoerlegging van de gemeenschappelijke basisnormen inzake luchtvaartbeveiliging (2) bevat bepalingen inzake explosievendetectiesystemen.

(2)

De methoden en technologieën voor de detectie van explosieven ontwikkelen zich in de loop van de tijd. De Commissie moet de technologische en operationele bepalingen met betrekking tot explosievendetectiesystemen aanpassen aan de ontwikkeling van de bedreiging van de burgerluchtvaart, aan de technologische ontwikkelingen en aan de operationele ervaringen op EU- en mondiaal niveau.

(3)

Verordening (EU) nr. 185/2010 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 19, lid 1, van Verordening (EG) nr. 300/2008 ingestelde Comité voor de beveiliging van de burgerluchtvaart,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlage bij Verordening (EU) nr. 185/2010 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 27 oktober 2011.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 97 van 9.4.2008, blz. 72.

(2)  PB L 55 van 5.3.2010, blz. 1.


BIJLAGE

In hoofdstuk 12 van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 185/2010 wordt punt 12.4.2 vervangen door:

„12.4.2.   Normen voor EDS

12.4.2.1.

Er zijn drie normen voor EDS. Gedetailleerde eisen met betrekking tot deze normen zijn vastgesteld in een afzonderlijk besluit van de Commissie.

12.4.2.2.

Alle EDS moeten aan norm 1 voldoen.

12.4.2.3.

Norm 1 verstrijkt op 1 september 2012.

12.4.2.4.

De bevoegde autoriteit mag toestemming geven om EDS van norm 1, die geïnstalleerd zijn tussen 1 januari 2003 en 1 september 2006, te blijven gebruiken tot uiterlijk 1 januari 2014.

12.4.2.5.

Alle EDS die sinds 1 januari 2007 zijn geïnstalleerd, moeten voldoen aan norm 2, tenzij vóór 19 oktober 2006 een contract was gesloten om EDS van norm 1 te installeren.

12.4.2.6.

Alle EDS moeten uiterlijk op 1 september 2012 aan norm 2 voldoen, tenzij punt 12.4.2.4 van toepassing is.

12.4.2.7.

Norm 2 verstrijkt op 1 september 2020.

12.4.2.8.

De bevoegde autoriteit mag toestemming geven om EDS van norm 2, die geïnstalleerd zijn tussen 1 januari 2011 en 1 september 2014, te blijven gebruiken tot uiterlijk 1 september 2022.

12.4.2.9.

Als de bevoegde autoriteit toestaat dat EDS van norm 2 verder mag worden gebruikt na 1 september 2020, stelt zij de Commissie daarvan in kennis.

12.4.2.10.

Alle EDS die vanaf 1 september 2014 worden geïnstalleerd, moeten voldoen aan norm 3.

12.4.2.11.

Alle EDS moeten uiterlijk op 1 september 2020 aan norm 3 voldoen, tenzij punt 12.4.2.8 van toepassing is.”.


28.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 281/14


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1088/2011 VAN DE COMMISSIE

van 27 oktober 2011

tot verlening van een vergunning voor een enzympreparaat van endo-1,4-bèta-xylanase, geproduceerd door Trichoderma reesei (MULC 49755), en endo-1,3(4)-bèta-glucanase, geproduceerd door Trichoderma reesei (MULC 49754), als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor gespeende biggen (vergunninghouder Aveve NV)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding (1), en met name artikel 9, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De verlening van vergunningen voor toevoegingsmiddelen voor diervoeding, met inbegrip van de vergunningsgronden en -procedures, is geregeld bij Verordening (EG) nr. 1831/2003.

(2)

Overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 is een aanvraag ingediend voor de verlening van een vergunning voor het enzympreparaat van endo-1,4-bèta-xylanase, geproduceerd door Trichoderma reesei (MULC 49755) en endo-1,3(4)-bèta-glucanase, geproduceerd door Trichoderma reesei (MULC 49754). De krachtens artikel 7, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 vereiste gegevens en documenten zijn bij de aanvraag verstrekt.

(3)

De aanvraag betreft de verlening van een vergunning voor het enzympreparaat van endo-1,4-bèta-xylanase, geproduceerd door Trichoderma reesei (MULC 49755), en endo-1,3(4)-bèta-glucanase, geproduceerd door Trichoderma reesei (MULC 49754), als toevoegingsmiddel in de categorie „zoötechnische toevoegingsmiddelen” voor gespeende biggen.

(4)

Bij Verordening (EG) nr. 1091/2009 van de Commissie (2) is voor het gebruik van dat preparaat voor mestkippen een vergunning voor tien jaar verleend.

(5)

Er zijn nieuwe gegevens ingediend ter staving van de aanvraag voor de verlening van een vergunning voor het enzympreparaat van endo-1,4-bèta-xylanase, geproduceerd door Trichoderma reesei (MULC 49755) en endo-1,3(4)-bèta-glucanase, geproduceerd door Trichoderma reesei (MULC 49754) voor gespeende biggen. De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) heeft in haar advies van 16 juni 2011 (3) geconcludeerd dat het enzympreparaat van endo-1,4-bèta-xylanase, geproduceerd door Trichoderma reesei (MULC 49755), en endo-1,3(4)-bèta-glucanase, geproduceerd door Trichoderma reesei (MULC 49754), geen nadelige gevolgen voor de diergezondheid, de menselijke gezondheid of het milieu heeft en dat het gebruik van dat preparaat de toename van het lichaamsgewicht aanzienlijk kan vergroten en de voederconversie bij gespeende biggen kan verbeteren. Specifieke eisen voor monitoring na het in de handel brengen acht de EFSA niet nodig. Zij heeft ook het rapport over de analysemethode voor het toevoegingsmiddel voor diervoeding geverifieerd dat door het bij Verordening (EG) nr. 1831/2003 ingestelde referentielaboratorium was ingediend.

(6)

Uit de beoordeling van het enzympreparaat van endo-1,4-bèta-xylanase, geproduceerd door Trichoderma reesei (MULC 49755), en endo-1,3(4)-bèta-glucanase, geproduceerd door Trichoderma reesei (MULC 49754), blijkt dat aan de voorwaarden voor de verlening van een vergunning, als vastgesteld in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 wordt voldaan. Het gebruik van dit preparaat zoals gespecificeerd in de bijlage bij deze verordening moet daarom worden toegestaan.

(7)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor het in de bijlage gespecificeerde preparaat, dat behoort tot de categorie „zoötechnische toevoegingsmiddelen” en de functionele groep „verteringsbevorderaars”, wordt onder de in die bijlage vastgestelde voorwaarden een vergunning voor gebruik als toevoegingsmiddel voor diervoeding verleend.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 27 oktober 2011.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 268 van 18.10.2003, blz. 29.

(2)  PB L 299 van 14.11.2009, blz. 6.

(3)  EFSA Journal 2011; 9(6):2278.


BIJLAGE

Identificatienummer van het toevoegingsmiddel

Naam van de vergunninghouder

Toevoegingsmiddel

Samenstelling, chemische formule, beschrijving, analysemethode

Diersoort of categorie

Maximumleeftijd

Minimumgehalte

Maximumgehalte

Andere bepalingen

Einde van de vergunningsperiode

Activiteitseenheden/kg volledig diervoeder met een vochtgehalte van 12 %

Categorie: zoötechnische toevoegingsmiddelen. Functionele groep: verteringsbevorderaars

4a9

Aveve NV

Endo-1,4-bèta-xylanase

EC 3.2.1.8

Endo-1,3(4)-bèta-glucanase

EC 3.2.1.6

 

Samenstelling van het toevoegingsmiddel

Bereiding van endo-1,4-bèta-xylanase, geproduceerd door Trichoderma reesei (MULC 49755), en endo-1,3(4)-bèta-glucanase, geproduceerd door Trichoderma reesei (MULC 49754), met een minimale activiteit van: 40 000 XU (1) en 9 000 BGU (2)/g

 

Karakterisering van de werkzame stof

endo-1,4-bèta-xylanase, geproduceerd door Trichoderma reesei (MULC 49755), en endo-1,3(4)-bèta-glucanase, geproduceerd door Trichoderma reesei (MULC 49754).

 

Analysemethode  (3)

Karakterisering van de werkzame stof in het toevoegingsmiddel:

colorimetrische methode, gebaseerd op de reactie van dinitrosalicylzuur op reducerende suikers, geproduceerd door de inwerking van endo-1,4-bèta-xylanase op een xylaanbevattend substraat;

colorimetrische methode, gebaseerd op de reactie van dinitrosalicylzuur op reducerende suikers, geproduceerd door de inwerking van endo-1,3(4)-bèta-glucanase op een bèta-glucaanbevattend substraat.

Karakterisering van de werkzame stof in de diervoeders:

colorimetrische methode die de in water oplosbare kleurstof meet die door inwerking van endo-1,4-bèta-xylanase wordt vrijgemaakt uit met kleurstof vernet tarwearabinoxylaansubstraat;

colorimetrische methode die de in water oplosbare kleurstof meet die door inwerking van endo-1,3(4)-bèta-glucanase wordt vrijgemaakt uit met kleurstof vernet gerstbètaglucaansubstraat.

Biggen

(gespeend)

4 000 XU

900 BGU

1.

In de gebruiksaanwijzing voor het toevoegingsmiddel en het voormengsel de opslagtemperatuur, de houdbaarheid en de stabiliteit bij verwerking tot pellets vermelden.

2.

Voor gebruik bij gespeende biggen tot ongeveer 35 kg.

3.

Voor de veiligheid: gebruik van ademhalingsbescherming, bril en handschoenen tijdens hantering.

17 november 2021


(1)  1 XU is de hoeveelheid enzym die bij een pH van 4,8 en een temperatuur van 50 °C 1 micromol reducerende suikers (xylose-equivalent) per minuut vrijmaakt uit xylaan van haverkaf.

(2)  1 BGU is de hoeveelheid enzym die bij een pH van 5,0 en een temperatuur van 50 °C 1 micromol reducerende suikers (cellobiose-equivalent) per minuut vrijmaakt uit bèta-glucaan van gerst.

(3)  Nadere bijzonderheden over de analysemethoden zijn te vinden op het volgende adres van het referentielaboratorium: http://irmm.jrc.ec.europa.eu/EURLs/EURL_feed_additives/Pages/index.aspx


28.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 281/18


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1089/2011 VAN DE COMMISSIE

van 27 oktober 2011

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 28 oktober 2011.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 27 oktober 2011.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

José Manuel SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

AL

57,4

MA

49,1

MK

73,2

ZZ

59,9

0707 00 05

AL

45,6

EG

151,1

JO

191,6

MK

62,2

TR

134,6

ZZ

117,0

0709 90 70

AR

33,4

TR

134,1

ZZ

83,8

0805 50 10

AR

59,8

TR

70,4

ZA

63,0

ZZ

64,4

0806 10 10

BR

217,0

CL

71,4

TR

128,6

ZA

67,9

ZZ

121,2

0808 10 80

AR

48,0

BR

86,4

CA

106,1

CL

90,0

CN

82,6

NZ

129,3

US

99,9

ZA

104,7

ZZ

93,4

0808 20 50

CN

52,9

TR

127,5

ZZ

90,2


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


28.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 281/20


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1090/2011 VAN DE COMMISSIE

van 27 oktober 2011

inzake de afgifte van invoercertificaten voor rijst in het kader van de bij Verordening (EG) nr. 327/98 geopende tariefcontingenten voor de deelperiode oktober 2011

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gezien Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten (2), en met name artikel 7, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 327/98 van de Commissie van 10 februari 1998 inzake de opening en de wijze van beheer van bepaalde tariefcontingenten voor de invoer van rijst en breukrijst (3) zijn bepaalde tariefcontingenten voor de invoer van rijst en breukrijst geopend en is de wijze van beheer daarvoor vastgesteld, door die contingenten overeenkomstig bijlage IX bij die verordening.

(2)

Voor het bij artikel 1, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 327/98 vastgestelde contingent met volgnummer 09.4138 is de enige deelperiode de maand oktober. Dit contingent omvat de resterende, niet-gebruikte hoeveelheden van de contingenten met de volgnummers 09.4127-09.4128-09.4129-09.4130 van de vorige deelperiode. De maand oktober is de laatste deelperiode voor de in artikel 1, lid 1, onder b) en e), van Verordening (EG) nr. 327/98 bedoelde contingenten met de volgnummers 09.4148 en 09.4168, waaraan de resterende, niet-gebruikte hoeveelheden van de vorige periode zijn toegevoegd.

(3)

Blijkens de gegevens die overeenkomstig artikel 8, onder a), van Verordening (EG) nr. 327/98 zijn verstrekt, hebben voor het contingent met het volgnummer 09.4138 de aanvragen die overeenkomstig artikel 4, lid 1, van die verordening zijn ingediend gedurende de eerste tien werkdagen van de maand oktober 2011, betrekking op een hoeveelheid die groter is dan de beschikbare hoeveelheid. Bijgevolg moet worden bepaald voor welke hoeveelheden invoercertificaten kunnen worden afgegeven, door de toewijzingscoëfficiënt vast te stellen die op de gevraagde hoeveelheden moet worden toegepast voor het betrokken contingent.

(4)

Ook moet het uiteindelijk in de loop van 2011 gebruikte percentage van elk bij Verordening (EG) nr. 327/98 vastgesteld contingent worden meegedeeld.

(5)

Met het oog op een efficiënt beheer van de procedure voor afgifte van de invoercertificaten dient deze verordening onmiddellijk na de bekendmaking ervan in werking te treden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Op grond van de aanvragen voor certificaten voor de invoer van rijst in het kader van het bij Verordening (EG) nr. 327/98 vastgestelde contingent met het volgnummer 09.4138 die zijn ingediend gedurende de eerste tien werkdagen van de maand oktober 2011, worden certificaten afgegeven voor de aangevraagde hoeveelheden, vermenigvuldigd met de in de bijlage bij de onderhavige verordening vastgestelde toewijzingscoëfficiënt.

2.   Het uiteindelijk in de loop van 2011 gebruikte percentage van elk bij Verordening (EG) nr. 327/98 vastgesteld contingent wordt vermeld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 27 oktober 2011.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

José Manuel SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 238 van 1.9.2006, blz. 13.

(3)  PB L 37 van 11.2.1998, blz. 5.


BIJLAGE

Hoeveelheden die overeenkomstig Verordening (EG) nr. 327/98 moeten worden toegekend voor de deelperiode oktober 2011 en uiteindelijk gebruikte percentages voor 2011:

a)

Bij artikel 1, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 327/98 vastgesteld contingent voor volwitte of halfwitte rijst van GN-code 1006 30:

Oorsprong

Volgnummer

Toewijzingscoëfficiënt voor de deelperiode oktober 2011

Percentage van het uiteindelijke gebruik van het contingent voor 2011

Verenigde Staten van Amerika

09.4127

 

99,45 %

Thailand

09.4128

 

99,25 %

Australië

09.4129

 

99,97 %

Andere landen van oorsprong

09.4130

 

100 %

Alle landen

09.4138

1,265432 %

100 %

b)

Bij artikel 1, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 327/98 vastgesteld contingent voor gedopte rijst van GN-code 1006 20:

Oorsprong

Volgnummer

Toewijzingscoëfficiënt voor de deelperiode oktober 2011

Percentage van het uiteindelijke gebruik van het contingent voor 2011

Alle landen

09.4148

 (1)

6 %

c)

Bij artikel 1, lid 1, onder c), van Verordening (EG) nr. 327/98 vastgesteld contingent voor breukrijst van GN-code 1006 40:

Oorsprong

Volgnummer

Percentage van het uiteindelijke gebruik van het contingent voor 2011

Thailand

09.4149

35,38 %

Australië

09.4150

0 %

Guyana

09.4152

0 %

Verenigde Staten van Amerika

09.4153

100 %

Andere landen van oorsprong

09.4154

100 %

d)

Bij artikel 1, lid 1, onder d), van Verordening (EG) nr. 327/98 vastgesteld contingent voor volwitte of halfwitte rijst van GN-code 1006 30:

Oorsprong

Volgnummer

Percentage van het uiteindelijke gebruik van het contingent voor 2011

Thailand

09.4112

100 %

Verenigde Staten van Amerika

09.4116

100 %

India

09.4117

100 %

Pakistan

09.4118

100 %

Andere landen van oorsprong

09.4119

100 %

Alle landen

09.4166

100 %

e)

Bij artikel 1, lid 1, onder e), van Verordening (EG) nr. 327/98 vastgesteld contingent voor breukrijst van GN-code 1006 40:

Oorsprong

Volgnummer

Toewijzingscoëfficiënt voor de deelperiode oktober 2011

Percentage van het uiteindelijke gebruik van het contingent voor 2011

Alle landen

09.4168

 (2)

100 %


(1)  Geen toepassing van een toewijzingscoëfficiënt voor deze deelperiode: de Commissie heeft geen enkele certificaataanvraag ontvangen.

(2)  Geen hoeveelheden beschikbaar voor deze deelperiode.


28.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 281/23


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1091/2011 VAN DE COMMISSIE

van 27 oktober 2011

houdende vaststelling van het maximale steunbedrag voor de particuliere opslag van olijfolie in het kader van de inschrijvingsprocedure die is geopend bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1023/2011

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1), en met name artikel 43, onder d), juncto artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1023/2011 van de Commissie van 14 oktober 2011 houdende opening van de inschrijvingsprocedure voor de vaststelling van steun voor de particuliere opslag van olijfolie (2) is voorzien in twee deelperioden voor de inschrijving.

(2)

Overeenkomstig artikel 13, lid 1, van Verordening (EG) nr. 826/2008 van de Commissie van 20 augustus 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke bepalingen inzake de verlening van steun voor de particuliere opslag van bepaalde landbouwproducten (3) besluit de Commissie, op basis van de door de lidstaten meegedeelde offertes, een maximaal steunbedrag vast te stellen of geen maximaal steunbedrag vast te stellen.

(3)

Op basis van de in het kader van de eerste deelinschrijving ingediende offertes is het dienstig een maximaal steunbedrag voor de particuliere opslag van olijfolie vast te stellen voor de deelperiode die eindigt op 25 oktober 2011.

(4)

Om de markt snel een signaal te geven en de maatregel efficiënt te kunnen beheren moet de onderhavige verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

(5)

Het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten heeft geen advies uitgebracht binnen de door zijn voorzitter vastgestelde termijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In het kader van de bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1023/2011 geopende inschrijving wordt, voor de op 25 oktober 2011 eindigende deelperiode van de inschrijving, het maximale steunbedrag voor olijfolie vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 27 oktober 2011.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

José Manuel SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 270 van 15.10.2011, blz. 22.

(3)  PB L 223 van 21.8.2008, blz. 3.


BIJLAGE

(EUR/ton/dag)

Product

Maximaal steunbedrag

Olijfolie van de eerste persing

1,3


28.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 281/25


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1092/2011 VAN DE COMMISSIE

van 27 oktober 2011

tot wijziging van de bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 971/2011 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor bepaalde producten uit de sector suiker voor het verkoopseizoen 2011/12

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gezien Verordening (EG) nr. 951/2006 van de Commissie van 30 juni 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad wat betreft de handel met derde landen in de sector suiker (2), en met name artikel 36, lid 2, tweede alinea, tweede zin,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en bepaalde stropen voor het verkoopseizoen 2011/12 zijn vastgesteld bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 971/2011 van de Commissie (3). Deze prijzen en rechten zijn laatstelijk gewijzigd bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1076/2011 van de Commissie (4).

(2)

Naar aanleiding van de gegevens waarover de Commissie momenteel beschikt, dienen deze bedragen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 951/2006 te worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bij Verordening (EG) nr. 951/2006 voor het verkoopseizoen 2011/12 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor de in artikel 36 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 971/2011 bedoelde producten worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 28 oktober 2011.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 27 oktober 2011.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

José Manuel SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 178 van 1.7.2006, blz. 24.

(3)  PB L 254 van 30.9.2011, blz. 12.

(4)  PB L 278 van 25.10.2011, blz. 9.


BIJLAGE

Gewijzigde bedragen van de representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en producten van GN-code 1702 90 95 die gelden met ingang van 28 oktober 2011

(EUR)

GN-code

Representatieve prijs per 100 kg netto van het betrokken product

Aanvullend recht per 100 kg netto van het betrokken product

1701 11 10 (1)

46,76

0,00

1701 11 90 (1)

46,76

0,88

1701 12 10 (1)

46,76

0,00

1701 12 90 (1)

46,76

0,58

1701 91 00 (2)

51,25

2,09

1701 99 10 (2)

51,25

0,00

1701 99 90 (2)

51,25

0,00

1702 90 95 (3)

0,51

0,21


(1)  Vaststelling voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage IV, punt III, van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(2)  Vaststelling voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage IV, punt II, van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(3)  Vaststelling per procent sacharose.


BESLUITEN

28.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 281/27


BESLUIT 2011/705/GBVB VAN DE RAAD

van 27 oktober 2011

houdende intrekking van Besluit 2010/145/GBVB tot verlenging van de maatregelen ter ondersteuning van de daadwerkelijke uitvoering van het mandaat van het Internationaal Straftribunaal voor het voormalige Joegoslavië (International Criminal Tribunal for the former Yugoslavia — ICTY)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 29,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 8 maart 2010 Besluit 2010/145/GBVB (1) tot verlenging van de maatregelen ter ondersteuning van de daadwerkelijke uitvoering van het mandaat van het Internationaal Straftribunaal voor het voormalige Joegoslavië (ICTY) vastgesteld. Dit besluit vervalt op 16 maart 2012.

(2)

Besluit 2010/145/GBVB heeft ten doel de binnenkomst op of de doorreis via het grondgebied van de lidstaten te beletten van personen die betrokken zijn bij activiteiten waardoor personen die door het ICTY in staat van beschuldiging zijn gesteld, geholpen worden zich te blijven onttrekken aan berechting of die anderszins handelen op een wijze die het ICTY zou kunnen beletten zijn mandaat daadwerkelijk uit te voeren.

(3)

Op 22 juli 2011 is Goran HADZIC aan het ICTY overgedragen. Goran HADZIC was de laatste door het ICTY in staat van beschuldiging gestelde persoon die nog op vrije voeten was.

(4)

Besluit 2010/145/GBVB moet derhalve worden ingetrokken,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Besluit 2010/145/GBVB wordt ingetrokken.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Luxemburg, 27 oktober 2011.

Voor de Raad

De voorzitter

J. MILLER


(1)  PB L 58 van 9.3.2010, blz. 8.


28.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 281/28


BESLUIT 2011/706/GBVB VAN DE RAAD

van 27 oktober 2011

houdende wijziging van Besluit 2010/638/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen de Republiek Guinee

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 29,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 25 oktober 2010 heeft de Raad Besluit 2010/638/GBVB (1) vastgesteld, waarin de beperkende maatregelen tegen de Republiek Guinee werden verlengd tot en met 27 oktober 2011 en Gemeenschappelijk Standpunt 2009/788/GBVB (2) werd ingetrokken.

(2)

De Raad heeft op 21 maart 2011 Besluit 2011/169/GBVB (3) vastgesteld houdende wijziging van Besluit 2010/638/GBVB in het licht van de politieke situatie en van het verslag van de internationale onderzoekscommissie belast met de vaststelling van de feiten en de omstandigheden van de gebeurtenissen van 28 september 2009 in Guinee.

(3)

Na toetsing van Besluit 2010/638/GBVB wordt het wenselijk geacht de toepassing van deze beperkende maatregelen te verlengen tot en met 27 oktober 2012.

(4)

Voorts moeten de in Besluit 2010/638/GBVB neergelegde maatregelen inzake militaire uitrusting en uitrusting die kan worden gebruikt voor binnenlandse repressie, worden gewijzigd.

(5)

Besluit 2010/638/GBVB moet dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Besluit 2010/638/GBVB wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 2 wordt lid 1 vervangen door:

„1.   Artikel 1 is niet van toepassing op:

a)

de verkoop, levering, overbrenging of uitvoer van niet-dodelijke militaire uitrusting, alsmede uitrusting die kan worden gebruikt voor binnenlandse repressie, die uitsluitend is bedoeld voor humanitair of beschermend gebruik, of voor programma’s voor institutionele opbouw van de Verenigde Naties (VN) en van de Unie, of voor crisisbeheersingsoperaties van de Unie en de VN;

b)

de verkoop, levering, of uitvoer van niet-dodelijke militaire uitrusting, alsmede niet-dodelijke uitrusting die kan worden gebruikt voor binnenlandse repressie die uitsluitend is bedoeld om de politie en de gendarmerie van de Republiek Guinee in staat te stellen passend en proportioneel geweld te gebruiken voor de handhaving van de openbare orde;

c)

de verkoop, levering, overbrenging of uitvoer van andere voertuigen dan gevechtsvoertuigen, die zijn gemaakt van of uitgerust met materiaal dat bescherming biedt tegen kogels en die uitsluitend bestemd zijn voor de bescherming van het personeel van de Unie en haar lidstaten in de Republiek Guinee;

d)

het verstrekken van technische bijstand, bemiddelings- en andere diensten in verband met de onder a) tot c) bedoelde goederen of met de onder a) bedoelde programma’s en operaties;

e)

het verstrekken van financieringsmiddelen en financiële bijstand in verband met de onder a) tot c) bedoelde goederen of met de onder a) bedoelde programma’s en operaties;

mits deze uitvoer en bijstand van tevoren door de ter zake bevoegde autoriteit zijn goedgekeurd.”.

2)

In artikel 8 wordt lid 2 vervangen door:

„2.   Dit besluit is van toepassing tot en met 27 oktober 2012. Het wordt voortdurend getoetst. Het wordt zo nodig verlengd of gewijzigd indien de Raad oordeelt dat de doelstellingen ervan niet zijn bereikt.”.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Luxemburg, 27 oktober 2011.

Voor de Raad

De voorzitter

J. MILLER


(1)  PB L 280 van 26.10.2010, blz. 10.

(2)  PB L 281 van 28.10.2009, blz. 7.

(3)  PB L 76 van 22.3.2011, blz. 59.


28.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 281/29


UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 26 oktober 2011

tot wijziging van Beschikking 2009/821/EG wat betreft de lijsten van grensinspectieposten en veterinaire eenheden in Traces

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 7564)

(Voor de EER relevante tekst)

(2011/707/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 90/425/EEG van de Raad van 26 juni 1990 inzake veterinaire en zoötechnische controles in het intracommunautaire handelsverkeer in bepaalde levende dieren en producten in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (1), en met name artikel 20, leden 1 en 3,

Gezien Richtlijn 91/496/EEG van de Raad van 15 juli 1991 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor dieren uit derde landen die in de Gemeenschap worden binnengebracht en tot wijziging van de Richtlijnen 89/662/EEG, 90/425/EEG en 90/675/EEG (2), en met name artikel 6, lid 4, tweede alinea, tweede zin,

Gezien Richtlijn 97/78/EG van de Raad van 18 december 1997 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor producten die uit derde landen in de Gemeenschap worden binnengebracht (3), en met name artikel 6, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Beschikking 2009/821/EG van de Commissie van 28 september 2009 tot opstelling van een lijst van erkende grensinspectieposten, tot vaststelling van bepaalde voorschriften voor door veterinaire deskundigen van de Commissie uitgevoerde inspecties en tot vaststelling van de veterinaire eenheden in Traces (4) is een lijst van overeenkomstig de Richtlijnen 91/496/EEG en 97/78/EG erkende grensinspectieposten vastgesteld. Die lijst is in bijlage I bij die beschikking opgenomen.

(2)

Op basis van door België verstrekte informatie moet bij de inspectiecentra Avia Partner en Swiss Port van de grensinspectiepost op de luchthaven Brussel-Zaventem de goedkeuring worden uitgebreid tot alle verpakte producten voor menselijke consumptie. De vermeldingen voor die lidstaat in de lijst van bijlage I bij Beschikking 2009/821/EG moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(3)

Denemarken heeft meegedeeld dat de naam van de grensinspectiepost in de haven van Århus moet worden geschreven als „Aarhus”. De lijst van de grensinspectieposten voor die lidstaat moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(4)

Na een bevredigende inspectie door de inspectiediensten van de Commissie — het Voedsel- en Veterinair Bureau — moet een nieuwe grensinspectiepost in Koidula (spoorweg) in Estland worden toegevoegd aan de vermeldingen voor die lidstaat in de lijst van bijlage I bij Beschikking 2009/821/EG. Voorts heeft Estland meegedeeld dat de grensinspectiepost in Luhamaa (weg) ook moet worden goedgekeurd voor bepaalde andere levende dieren dan paardachtigen en hoefdieren. De vermelding voor die grensinspectiepost moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(5)

Italië heeft meegedeeld dat het inspectiecentrum Sintermar aan de grensinspectiepost van de haven van Livorno-Pisa is opgeheven. De lijst van de grensinspectieposten voor die lidstaat moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(6)

Op grond van door Letland verstrekte informatie moet de vermelding voor het inspectiecentrum „Kravu Termināls” in de grensinspectiepost in de haven van Riga worden geschrapt van de lijst van vermeldingen voor die lidstaat in bijlage I bij Beschikking 2009/821/EG.

(7)

Nederland heeft meegedeeld dat de namen van de inspectiecentra in de grensinspectiepost in de haven van Vlissingen zijn veranderd. De vermelding voor die grensinspectiepost moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(8)

Op grond van door Portugal verstrekte informatie moet de vermelding voor de grensinspectiepost in de haven van Horta (Açores) worden geschrapt van de lijst van vermeldingen voor die lidstaat in bijlage I bij Beschikking 2009/821/EG.

(9)

Op grond van door Zweden verstrekte informatie moet in de vermelding voor de grensinspectiepost in de haven van Göteborg de goedkeuring voor levende dieren worden geschrapt van de lijst van vermeldingen voor die lidstaat in bijlage I bij Beschikking 2009/821/EG.

(10)

De vermelding voor de grensinspectiepost in de luchthaven van Manston in het Verenigd Koninkrijk is bij Besluit 2011/93/EU (5) geschrapt. Op grond van een nieuw verzoek van het Verenigd Koninkrijk en een bevredigende inspectie door de inspectiediensten van de Commissie - het Voedsel- en Veterinair Bureau - moet de luchthaven van Manston goedgekeurd worden voor paardachtigen en hoefdieren en worden toegevoegd aan de lijst van grensinspectieposten in bijlage I bij Beschikking 2009/821/EG. Voorts heeft het Verenigd Koninkrijk meegedeeld dat de grensinspectiepost van Southampton gesplitst is in twee inspectiecentra die voor verschillende categoriën producten zijn goedgekeurd. De vermelding voor die grensinspectiepost moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(11)

In bijlage II bij Beschikking 2009/821/EG wordt de lijst van centrale, regionale en lokale eenheden in het geïntegreerd veterinair computersysteem (Traces) vastgesteld.

(12)

Op grond van de door Denemarken, Duitsland en Polen verstrekte informatie moeten aan de in bijlage II bij Beschikking 2009/821/EG voor die lidstaten vastgestelde lijst van centrale, regionale en lokale eenheden in Traces bepaalde veranderingen worden aangebracht.

(13)

Beschikking 2009/821/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(14)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlagen I en II bij Beschikking 2009/821/EG worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 26 oktober 2011.

Voor de Commissie

John DALLI

Lid van de Commissie


(1)  PB L 224 van 18.8.1990, blz. 29.

(2)  PB L 268 van 24.9.1991, blz. 56.

(3)  PB L 24 van 30.1.1998, blz. 9.

(4)  PB L 296 van 12.11.2009, blz. 1.

(5)  PB L 37 van 11.2.2011, blz. 25.


BIJLAGE

De bijlagen I en II bij Beschikking 2009/821/EG worden als volgt gewijzigd:

1)

Bijlage I wordt als volgt gewijzigd:

a)

in het deel betreffende België wordt de vermelding voor de luchthaven van Brussel-Zaventem vervangen door:

„Brussel-Zaventem

Bruxelles-Zaventem

BE BRU 4

A

Flightcare

HC-T(2)

 

Flightcare 2

NHC(2)

U, E, O

Avia Partner

HC(2)

 

WFS

HC-T(2)

 

Swiss Port

HC(2)”

 

b)

in het deel betreffende Denemarken wordt de vermelding voor de haven van Århus vervangen door:

„Aarhus

DK AAR 1

P

 

HC(1)(2), NHC(2)”

 

c)

het deel over Estland wordt als volgt gewijzigd:

i)

de volgende vermelding voor een nieuwe grensinspectiepost bij Koidula (spoorweg) wordt toegevoegd:

„Koidula

EE KLA 2

F

 

HC(2), NHC-NT(2), NHC-T(FR)(2)”

 

ii)

de vermelding voor Luhamaa (weg) wordt vervangen door:

„Luhamaa

EE LHM 3

R

 

HC, NHC

U, E, O(14)”

d)

in het deel betreffende Italië wordt de vermelding voor de haven van Livorno-Pisa vervangen door:

„Livorno-Pisa

IT LIV 1

P

Porto Commerciale

HC, NHC-NT

 

Sintermar (*)

HC (*), NHC (*)

 

Lorenzini

HC, NHC-NT

 

Terminal Darsena Toscana

HC, NHC”

 

e)

in het deel over Letland wordt de vermelding voor de haven in Riga (Riga port) vervangen door:

„Riga (Riga port)

LV RIX 1a

P

 

HC(2), NHC(2)”

 

f)

in het deel betreffende Nederland wordt de vermelding voor de haven van Vlissingen vervangen door:

„Vlissingen

NL VLI 1

P

Kloosterboer Denemarkenweg

HC-T(2), NHC-T(FR)(2)

 

Kloosterboer Finlandweg

HC(2)”

 

g)

in het deel betreffende Portugal wordt de vermelding voor de haven van Horta (Açores) geschrapt;

h)

in het deel betreffende Zweden wordt de vermelding voor de haven van Göteborg vervangen door:

„Göteborg

SE GOT 1

P

 

HC(2), NHC(2)-NT”

 

i)

het deel over het Verenigd Koninkrijk wordt als volgt gewijzigd:

i)

een nieuwe vermelding voor de luchthaven van Manston wordt als volgt toegevoegd:

„Manston

GB MSE 4

A

 

 

U, E”

ii)

de vermelding voor de haven van Southampton wordt vervangen door:

„Southampton

GB SOU 1

P

IC1

HC-T(1)(2), HC-NT(1)(2)

 

IC2

NHC(2)”.

 

2)

Bijlage II wordt als volgt gewijzigd:

a)

het deel betreffende Denemarken wordt als volgt gewijzigd:

i)

de vermelding voor de regionale eenheid „DK00001 REGION VEST” wordt vervangen door:

„DK00001

FØDEVARESTYRELSEN, VEST”

ii)

de vermelding voor de regionale eenheid „DK00002 REGION ØST” wordt vervangen door:

„DK00002

FØDEVARESTYRELSEN, ØST”

iii)

de vermelding voor de regionale eenheid „DK01200 ÅRHUS” wordt vervangen door:

„DK01200

AARHUS”

b)

in het deel betreffende Duitsland wordt de vermelding voor de volgende lokale eenheid geschrapt:

„DE46713

WISMAR HANSESTADT”

c)

In het deel betreffende Polen wordt de vermelding voor de lokale eenheid „PL30160 OBORNIKI WLKP” vervangen door:

„PL30160

OBORNIKI”.