ISSN 1725-2598

doi:10.3000/17252598.L_2011.247.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 247

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

54e jaargang
24 september 2011


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 949/2011 van de Raad van 22 september 2011 houdende uitvoering van Verordening (EG) nr. 560/2005 tot instelling van beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten in verband met de situatie in Ivoorkust

1

 

*

Verordening (EU) nr. 950/2011 van de Raad van 23 september 2011 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 442/2011 betreffende beperkende maatregelen tegen Syrië

3

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 951/2011 van de Commissie van 23 september 2011 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

8

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 952/2011 van de Commissie van 23 september 2011 inzake de afgifte van invoercertificaten voor rijst in het kader van de bij Verordening (EG) nr. 327/98 geopende tariefcontingenten voor de deelperiode september 2011

10

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 953/2011 van de Commissie van 23 september 2011 tot wijziging van de bij Verordening (EU) nr. 867/2010 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor bepaalde producten uit de sector suiker voor het verkoopseizoen 2010/11

13

 

 

BESLUITEN

 

*

Uitvoeringsbesluit 2011/627/GBVB van de Raad van 22 september 2011 tot uitvoering van Besluit 2010/656/GBVB tot verlenging van de beperkende maatregelen tegen Ivoorkust

15

 

*

Besluit 2011/628/GBVB van de Raad van 23 september 2011 houdende wijziging van Besluit 2011/273/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Syrië

17

 

 

2011/629/EU

 

*

Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 20 september 2011 tot wijziging van bijlage D bij Richtlijn 88/407/EEG van de Raad wat betreft de handel binnen de Unie in rundersperma dat wordt verzonden uit de spermacentra en spermaopslagcentra (Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 6425)  ( 1 )

22

 

 

2011/630/EU

 

*

Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 20 september 2011 betreffende de invoer van rundersperma in de Unie (Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 6426)  ( 1 )

32

 

 

2011/631/EU

 

*

Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 21 september 2011 tot vaststelling van een vragenlijst voor de verslagen van de lidstaten over de tenuitvoerlegging van Richtlijn 2008/1/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging (Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 6502)  ( 1 )

47

 

 

2011/632/EU

 

*

Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 21 september 2011 tot vaststelling van een vragenlijst voor de verslagen van de lidstaten over de tenuitvoerlegging van Richtlijn 2000/76/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de verbranding van afval (Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 6504)  ( 1 )

54

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

24.9.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 247/1


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 949/2011 VAN DE RAAD

van 22 september 2011

houdende uitvoering van Verordening (EG) nr. 560/2005 tot instelling van beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten in verband met de situatie in Ivoorkust

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien Verordening (EG) nr. 560/2005 van de Raad van 12 april 2005 tot instelling van beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten in verband met de situatie in Ivoorkust (1), en met name artikel 11 bis, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 12 april 2005 heeft de Raad Verordening (EG) nr. 560/2005 vastgesteld.

(2)

Gelet op de ontwikkelingen in Ivoorkust dient de lijst van aan beperkende maatregelen onderworpen natuurlijke en rechtspersonen, entiteiten of lichamen in bijlage I bis bij Verordening (EG) nr. 560/2005 te worden gewijzigd.

(3)

Gelet op de spoedeisendheid, en teneinde de effectiviteit van de maatregelen waarin deze verordening voorziet te waarborgen, dient de verordening onmiddellijk bij de bekendmaking ervan in werking te treden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in de bijlage bij deze verordening genoemde natuurlijke personen worden geschrapt uit de lijst in bijlage I bis bij Verordening (EG) nr. 560/2005.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 22 september 2011.

Voor de Raad

De voorzitter

M. DOWGIELEWICZ


(1)  PB L 95 van 14.4.2005, blz. 1.


BIJLAGE

Natuurlijke personen bedoeld in artikel 1

2.

Luitenant-kolonel Nathanaël Ahouman Brouha

19.

De heer Yao N’Dré

52.

De heer Timothée Ahoua N’Guetta

53.

De heer Jacques André Daligou Monoko

54.

De heer Bruno Walé Ekpo

55.

De heer Félix Tano Kouakou

56.

Mevrouw Hortense Kouassi Angoran

57.

Mevrouw Joséphine Suzanne Touré

79.

Kolonel-majoor Babri Gohourou Hilaire

89.

Roland Dagher

105.

Zakaria Fellah

107.

Charles Kader Gore

109.

Kadio Morokro Mathieu


24.9.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 247/3


VERORDENING (EU) Nr. 950/2011 VAN DE RAAD

van 23 september 2011

tot wijziging van Verordening (EU) nr. 442/2011 betreffende beperkende maatregelen tegen Syrië

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 215,

Gezien Besluit 2011/273/GBVB van de Raad van 9 mei 2011 betreffende beperkende maatregelen tegen Syrië (1),

Gezien het gezamenlijke voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 9 mei 2011 stelde de Raad Verordening (EU) nr. 442/2011 betreffende beperkende maatregelen tegen Syrië (2) vast.

(2)

Bij Verordening (EU) nr. 878/2011 (3) wijzigde de Raad Verordening (EU) nr. 442/2011, teneinde de beperkende maatregelen tegen Syrië uit te breiden. Het ging onder meer om een uitbreiding van de criteria voor opname in de lijst en een verbod op de aankoop, de invoer of het vervoer van aardolie uit Syrië.

(3)

Bij Besluit 2011/628/GBVB van de Raad (4), waarbij Besluit 2011/273/GBVB gewijzigd werd, bereikte de Raad een akkoord over de vaststelling van verdere maatregelen, namelijk een verbod op investeringen in de aardoliesector, de toevoeging van personen en entiteiten aan de lijst, een verbod op levering van Syrische bankbiljetten en munten aan de Centrale Bank van Syrië en aanpassingen van de bepalingen tot bescherming van marktdeelnemers tegen vorderingen in verband met de tenuitvoerlegging van sancties.

(4)

Deze maatregelen vallen onder het toepassingsgebied van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en derhalve is regelgeving op het niveau van de Unie noodzakelijk voor de tenuitvoerlegging ervan, met name om te garanderen dat zij in alle lidstaten uniform door de marktdeelnemers worden toegepast.

(5)

Om de effectiviteit van de maatregelen waarin deze verordening voorziet te waarborgen, moet deze verordening onmiddellijk bij de bekendmaking ervan in werking treden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EU) nr. 442/2011 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 1 wordt het volgende punt ingevoegd:

„j)

„Syrische persoon, entiteit of orgaan”:

i)

de staat Syrië en elke overheidsinstantie van Syrië;

ii)

een natuurlijke persoon die in Syrië verblijft of woont;

iii)

een rechtspersoon, entiteit of lichaam met officiële zetel in Syrië;

iv)

een rechtspersoon, entiteit of lichaam, in of buiten Syrië, die of dat direct of indirect onder zeggenschap staat van een of meer van de bovengenoemde personen of lichamen.”.

2)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 2 bis

Er geldt een verbod op de directe of indirecte verkoop, levering, overdracht aan of uitvoer naar de Centrale Bank van Syrië van nieuwe Syrische bankbiljetten en munten die in de Europese Unie zijn gedrukt of geslagen.”.

3)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 3 ter

1.   Er geldt een verbod op:

a)

het toekennen van financiële leningen of kredieten aan de in lid 2 bedoelde Syrische personen, entiteiten of lichamen;

b)

het verwerven of vergroten van een deelneming in de in lid 2 bedoelde Syrische personen, entiteiten of lichamen;

c)

het oprichten van een joint venture met de in lid 2 bedoelde Syrische personen, entiteiten of lichamen;

d)

het bewust en opzettelijk deelnemen aan activiteiten die tot doel of tot gevolg hebben dat de onder a), b) of c) bedoelde verbodsbepalingen worden omzeild.

2.   De in lid 1 gestelde verbodsbepalingen gelden voor alle Syrische personen, entiteiten of lichamen die betrokken zijn bij de exploratie, productie of raffinage van aardolie.

3.   Uitsluitend voor de toepassing van lid 2 wordt verstaan onder:

a)   „exploratie van aardolie”: onder meer de exploratie naar, de prospectie naar en het beheer van aardoliereserves, alsmede het leveren van diensten op het gebied van de geologie in verband met deze reserves;

b)   „raffinage”: het verwerken, behandelen of marktklaar maken van aardolie met het oog op de verkoop van brandstoffen aan de eindverbruiker.

4.   Het verbod van lid 1:

a)

laat onverlet dat verbintenissen worden uitgevoerd die voortvloeien uit contracten of overeenkomsten die vóór 23 september 2011 zijn gesloten;

b)

belet niet dat een deelneming wordt uitgebreid uit hoofde van een verbintenis die voortvloeit uit een vóór 23 september gesloten overeenkomst.”.

4)

Artikel 10 bis wordt vervangen door:

„Artikel 10 bis

Geen vorderingen, ook niet tot schadeloosstelling of soortgelijke vergoedingen, bijvoorbeeld op grond van schuldvergelijking, van boetebedingen, van een garantie, van verlenging of betaling van een obligatie, van een financiële garantie, waaronder op grond van kredietbrieven en soortgelijke instrumenten, in verband met een overeenkomst of transactie waarvan de uitvoering, al dan niet rechtstreeks, geheel of gedeeltelijk werd geraakt door maatregelen overeenkomstig deze verordening, worden toegewezen aan de regering van Syrië, haar overheidsinstanties, vennootschappen en agentschappen, noch aan enige persoon of entiteit die namens of ten behoeve van haar optreedt.”.

Artikel 2

Bijlage II bij Verordening (EU) nr. 442/2011 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij deze verordening.

Artikel 3

Bijlage IV bij Verordening (EU) nr. 442/2011 wordt vervangen door de tekst in bijlage II bij deze verordening.

Artikel 4

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 23 september 2011.

Voor de Raad

De voorzitter

M. DOWGIELEWICZ


(1)  PB L 121 van 10.5.2011, blz. 11.

(2)  PB L 121 van 10.5.2011, blz. 1.

(3)  PB L 228 van 3.9.2011, blz. 1.

(4)  Zie bladzijde 17 van dit Publicatieblad.


BIJLAGE I

In bijlage II bij Verordening (EU) nr. 442/2011 worden de volgende personen en entiteiten toegevoegd

Personen

 

Naam

Identificatiegegevens

Redenen

Datum van plaatsing op de lijst

1.

Tayseer Qala Awwad

Geboren in 1943 te Damascus

Minister van Justitie. Geassocieerd met het Syrische regime, onder meer door de ondersteuning van het beleid en de praktijken van dat regime inzake het willekeurig aanhouden en vasthouden.

23.09.2011

2.

Dr. Adnan Hasan Mahmoud

Geboren in 1966 te Tartous

Minister van Voorlichting. Geassocieerd met het Syrische regime, onder meer door het ondersteunen en uitdragen van het voorlichtingsbeleid van dat regime.

23.09.2011


Entiteiten

 

Naam

Identificatiegegevens

Redenen

Datum van plaatsing op de lijst

1.

Addounia TV (alias: Dounia TV)

Tel.: +963 (11) 5667274 +963 (11) 5667271

Fax: +963 (11) 5667272

http://www.addounia.tv

Addounia TV heeft aangezet tot geweld tegen de burgerbevolking van Syrië.

23.09.2011

2.

Cham Holding

Cham Holding Building Daraa Highway - Ashrafiyat Sahnaya Rif Dimashq – Syria P.O Box 9525

Tel.: +963 (11) 9962 +963 (11) 668 14000 +963 (11) 673 1044

Fax: +963 (11) 673 1274

E-mail: info@chamholding.sy

www.chamholding.sy

Onder zeggenschap van Rami Makhlouf; grootste holding van Syrië, die profijt trekt uit het regime en dat ook ondersteunt.

23.09.2011

3.

El-Tel Co. (alias El-Tel Middle East Company)

Adres: Dair Ali Jordan Highway, P.O.Box 13052, Damascus – Syria

Tel.: +963-11-2212345

Fax: +963-11-44694450

E-mail: sales@eltelme.com :

www.eltelme.com

Vervaardiging en levering van telecommunicatieapparatuur voor het leger.

23.09.2011

4.

Ramak Constructions Co.

Adres: Daa'ra Highway, Damascus, Syria Tel.: +963-11-6858111

Mobiele tel.: +963-933-240231

Bouw van legerkazernes, grenspostgebouwen en andere gebouwen ten behoeve van het leger.

23.09.2011

5.

Souruh Company (alias SOROH Al Cham Company)

Adres: Adra Free Zone Area

Damascus, Syria

Tel.: +963-11-5327266

Mobiele tel.: +963-933-526812

+963-932-878282

Fax:+963-11-5316396

E-mail: sorohco@gmail.com

Website: http://sites.google.com/site/sorohco

Investeringen in plaatselijke militaire industriële projecten waarbij onderdelen van wapens en aanverwante producten worden vervaardigd. Rami Makhlouf is voor 100 % eigenaar van het bedrijf.

23.09.2011

6.

Syriatel

Thawra Street, Ste Building 6e etage, BP 2900

Tel.: +963 11 61 26 270

Fax: +963 11 23 73 97 19

Email: info@syriatel.com.sy;

Website: http://syriatel.sy/

Onder zeggenschap van Rami Makhlouf; financieringsbron van het regime. Middels een licentieovereenkomst betaalt het bedrijf 50 % van zijn winst aan de regering.

23.09.2011


BIJLAGE II

„BIJLAGE IV

Lijst van petroleumproducten

GS-code

Omschrijving

2709 00

Ruwe aardolie en ruwe olie uit bitumineuze mineralen

2710

Aardolie en olie uit bitumineuze mineralen, andere dan ruwe; preparaten die 70 of meer gewichtspercenten aardolie of olie uit bitumineuze mineralen bevatten en waarvan het karakter door deze olie wordt bepaald, elders genoemd noch elders onder begrepen; afvalolie

2712

Vaseline; paraffine, microkristallijne was uit aardolie, „slack wax”, ozokeriet, montaanwas, turfwas, andere minerale was en dergelijke door synthese of op andere wijze verkregen producten, ook indien gekleurd

2713

Petroleumcokes, petroleumbitumen en andere residuen van aardolie of van olie uit bitumineuze mineralen

2714

Natuurlijk bitumen en natuurlijk asfalt; bitumineuze leisteen en bitumineus zand; asfaltiet en asfaltsteen

2715 00 00

Bitumineuze mengsels van natuurlijk asfalt, van natuurlijk bitumen, van petroleumbitumen, van minerale teer of van minerale teerpek (bijvoorbeeld bitumineuze mastiek, vloeibitumen of koudasfalt („cut-back”))”


24.9.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 247/8


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 951/2011 VAN DE COMMISSIE

van 23 september 2011

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 24 september 2011.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 23 september 2011.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

José Manuel SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

AR

25,3

EC

25,3

MK

53,6

XS

31,8

ZZ

34,0

0707 00 05

MK

20,0

TR

106,2

ZZ

63,1

0709 90 70

TR

124,7

ZZ

124,7

0805 50 10

AR

65,5

CL

75,7

TR

74,0

UY

57,5

ZA

75,7

ZZ

69,7

0806 10 10

CL

69,0

EG

116,3

IL

136,9

MK

82,2

TR

107,5

ZA

63,5

ZZ

95,9

0808 10 80

BZ

86,4

CL

135,4

CN

82,6

NZ

114,0

US

123,7

ZA

126,7

ZZ

111,5

0808 20 50

AR

47,4

CN

78,7

TR

114,2

ZA

61,3

ZZ

75,4

0809 30

TR

158,6

ZZ

158,6


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


24.9.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 247/10


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 952/2011 VAN DE COMMISSIE

van 23 september 2011

inzake de afgifte van invoercertificaten voor rijst in het kader van de bij Verordening (EG) nr. 327/98 geopende tariefcontingenten voor de deelperiode september 2011

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO”-verordening) (1),

Gezien Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten (2), en met name artikel 7, lid 2,

Gezien Verordening (EG) nr. 327/98 van de Commissie van 10 februari 1998 inzake de opening en de wijze van beheer van bepaalde tariefcontingenten voor de invoer van rijst en breukrijst (3), en met name artikel 5, eerste alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 327/98 betreft de opening en de wijze van beheer van bepaalde tariefcontingenten voor de invoer van rijst en breukrijst die over landen van oorsprong en vervolgens over verscheidene deelperioden zijn verdeeld overeenkomstig bijlage IX bij die verordening.

(2)

De maand september is de vierde deelperiode voor de in artikel 1, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 327/98 bedoelde contingenten, de derde deelperiode voor de in dat lid 1, onder d), bedoelde contingenten en de eerste deelperiode voor het in dat lid 1, onder e), bedoelde contingent.

(3)

Blijkens de gegevens die overeenkomstig artikel 8, onder a), van Verordening (EG) nr. 327/98 zijn verstrekt, hebben voor de contingenten met de volgnummers 09.4112 – 09.4168 de aanvragen die overeenkomstig artikel 4, lid 1, van die verordening zijn ingediend gedurende de eerste tien werkdagen van de maand september 2011, betrekking op een hoeveelheid die groter is dan de beschikbare hoeveelheid. Bijgevolg dient door vaststelling van de toewijzingscoëfficiënt die moet worden toegepast op de voor de betrokken contingenten aangevraagde hoeveelheden, te worden bepaald in hoeverre de invoercertificaten kunnen worden afgegeven.

(4)

Uit de bovenbedoelde gegevens blijkt overigens ook dat voor de contingenten met de volgnummers 09.4127 – 09.4128 – 09.4129 – 09.4130 – 09.4116 – 09.4117 – 09.4118 de aanvragen die overeenkomstig artikel 4, lid 1, van die verordening zijn ingediend gedurende de eerste tien werkdagen van de maand september 2011, betrekking hebben op een hoeveelheid die kleiner is dan de beschikbare hoeveelheid.

(5)

Overeenkomstig artikel 2 van Verordening (EG) nr. 327/98 worden de voor de deelperiode september niet gebruikte hoeveelheden van de contingenten met de volgnummers 09.4127 – 09.4128 – 09.4129 – 09.4130 voor de volgende contingentsdeelperiode overgedragen naar het contingent met het volgnummer 09.4138.

(6)

Derhalve dienen voor de contingenten met de volgnummers 09.4138 en 09.4168 overeenkomstig artikel 5, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 327/98 de totale hoeveelheden te worden vastgesteld die beschikbaar zijn voor de volgende contingentsdeelperiode.

(7)

Met het oog op een efficiënt beheer van de procedure voor afgifte van de invoercertificaten dient deze verordening onmiddellijk na de bekendmaking ervan in werking te treden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Op grond van de aanvragen voor certificaten voor de invoer van rijst in het kader van de bij Verordening (EG) nr. 327/98 vastgestelde contingenten met de volgnummers 09.4112 – 09.4168 die zijn ingediend gedurende de eerste tien werkdagen van de maand september 2011, worden certificaten afgegeven voor de aangevraagde hoeveelheden, vermenigvuldigd met de in de bijlage bij de onderhavige verordening vastgestelde toewijzingscoëfficiënten.

2.   De totale hoeveelheden die in het kader van de bij Verordening (EG) nr. 327/98 vastgestelde contingenten met de volgnummers 09.4138 en 09.4168 beschikbaar zijn voor de volgende contingentsdeelperiode, worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 23 september 2011.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

José Manuel SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 238 van 1.9.2006, blz. 13.

(3)  PB L 37 van 11.2.1998, blz. 5.


BIJLAGE

Hoeveelheden die overeenkomstig Verordening (EG) nr. 327/98 moeten worden toegewezen voor de deelperiode september 2011, respectievelijk beschikbaar zijn voor de daaropvolgende deelperiode

a)   Bij artikel 1, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 327/98 vastgesteld contingent voor volwitte of halfwitte rijst van GN-code 1006 30:

Oorsprong

Volgnummer

Toewijzingscoëfficiënt voor de deelperiode september 2011

Totale hoeveelheid die beschikbaar is voor de deelperiode oktober 2011

(in kg)

Verenigde Staten van Amerika

09.4127

 (1)

 

Thailand

09.4128

 (1)

 

Australië

09.4129

 (1)

 

Andere landen van oorsprong

09.4130

 (2)

 

Alle landen

09.4138

 

705 795


b)   Bij artikel 1, lid 1, onder d), van Verordening (EG) nr. 327/98 vastgesteld contingent voor volwitte of halfwitte rijst van GN-code 1006 30:

Oorsprong

Volgnummer

Toewijzingscoëfficiënt voor de deelperiode september 2011

Thailand

09.4112

8,333333 %

Verenigde Staten van Amerika

09.4116

 (3)

India

09.4117

 (3)

Pakistan

09.4118

 (3)

Andere landen van oorsprong

09.4119

 (4)

Alle landen

09.4166

 (4)


c)   Bij artikel 1, lid 1, onder e), van Verordening (EG) nr. 327/98 vastgesteld contingent voor breukrijst van GN-code 1006 40:

Oorsprong

Volgnummer

Toewijzingscoëfficiënt voor de deelperiode september 2011

Totale hoeveelheid die beschikbaar is voor de deelperiode oktober 2011

(in kg)

Alle landen

09.4168

1,260196 %

0


(1)  De aanvragen hebben betrekking op een hoeveelheid die kleiner is dan of gelijk is aan de beschikbare hoeveelheid: derhalve kunnen alle aanvragen worden ingewilligd.

(2)  De aanvragen hebben betrekking op hoeveelheden die kleiner zijn dan of gelijk zijn aan de beschikbare hoeveelheden: alle aanvragen zijn derhalve ontvankelijk.

(3)  De aanvragen hebben betrekking op hoeveelheden die kleiner zijn dan of gelijk zijn aan de beschikbare hoeveelheden: alle aanvragen zijn derhalve ontvankelijk.

(4)  Voor deze deelperiode is geen hoeveelheid meer beschikbaar.


24.9.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 247/13


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 953/2011 VAN DE COMMISSIE

van 23 september 2011

tot wijziging van de bij Verordening (EU) nr. 867/2010 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor bepaalde producten uit de sector suiker voor het verkoopseizoen 2010/11

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gezien Verordening (EG) nr. 951/2006 van de Commissie van 30 juni 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad wat betreft de handel met derde landen in de sector suiker (2), en met name artikel 36, lid 2, tweede alinea, tweede zin,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en bepaalde stropen voor het verkoopseizoen 2010/11 zijn vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 867/2010 van de Commissie (3). Deze prijzen en rechten zijn laatstelijk gewijzigd bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 948/2011 van de Commissie (4).

(2)

Naar aanleiding van de gegevens waarover de Commissie momenteel beschikt, dienen deze bedragen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 951/2006 te worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bij Verordening (EG) nr. 951/2006 voor het verkoopseizoen 2010/11 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor de in artikel 36 van Verordening (EU) nr. 867/2010 bedoelde producten worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 24 september 2011.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 23 september 2011.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

José Manuel SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 178 van 1.7.2006, blz. 24.

(3)  PB L 259 van 1.10.2010, blz. 3.

(4)  PB L 246 van 23.9.2011, blz. 28.


BIJLAGE

Gewijzigde bedragen van de representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en producten van GN-code 1702 90 95 die gelden met ingang van 24 september 2011

(EUR)

GN-code

Representatieve prijs per 100 kg netto van het betrokken product

Aanvullend recht per 100 kg netto van het betrokken product

1701 11 10 (1)

45,34

0,00

1701 11 90 (1)

45,34

1,30

1701 12 10 (1)

45,34

0,00

1701 12 90 (1)

45,34

1,01

1701 91 00 (2)

48,57

2,90

1701 99 10 (2)

48,57

0,00

1701 99 90 (2)

48,57

0,00

1702 90 95 (3)

0,49

0,22


(1)  Vaststelling voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage IV, punt III, van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(2)  Vaststelling voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage IV, punt II, van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(3)  Vaststelling per procent sacharose.


BESLUITEN

24.9.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 247/15


UITVOERINGSBESLUIT 2011/627/GBVB VAN DE RAAD

van 22 september 2011

tot uitvoering van Besluit 2010/656/GBVB tot verlenging van de beperkende maatregelen tegen Ivoorkust

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien Besluit 2010/656/GBVB van de Raad van 29 oktober 2010 tot verlenging van de beperkende maatregelen tegen Ivoorkust (1), en met name artikel 6, lid 2, van dat besluit in samenhang met artikel 31, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 29 oktober 2010 Besluit 2010/656/GBVB vastgesteld.

(2)

In het licht van de ontwikkelingen in Ivoorkust dient de lijst van aan beperkende maatregelen onderworpen personen en entiteiten in bijlage II bij Besluit 2010/656/GBVB te worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De in de bijlage bij dit besluit genoemde personen worden geschrapt uit de lijst in bijlage II bij Besluit 2010/656/GBVB.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 22 september 2011.

Voor de Raad

De voorzitter

M. DOWGIELEWICZ


(1)  PB L 285 van 30.10.2010, blz. 28.


BIJLAGE

Personen bedoeld in artikel 1

2.

Luitenant-kolonel Nathanaël Ahouman Brouha

19.

De heer Yao N’Dré

52.

De heer Timothée Ahoua N’Guetta

53.

De heer Jacques André Daligou Monoko

54.

De heer Bruno Walé Ekpo

55.

De heer Félix Tano Kouakou

56.

Mevrouw Hortense Kouassi Angoran

57.

Mevrouw Joséphine Suzanne Touré

79.

Kolonel-majoor Babri Gohourou Hilaire

89.

Roland Dagher

105.

Zakaria Fellah

107.

Charles Kader Gore

109.

Kadio Morokro Mathieu


24.9.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 247/17


BESLUIT 2011/628/GBVB VAN DE RAAD

van 23 september 2011

houdende wijziging van Besluit 2011/273/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Syrië

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 29,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 9 mei 2011 Besluit 2011/273/GBVB van de Raad betreffende beperkende maatregelen tegen Syrië vastgesteld (1).

(2)

Gezien de ernst van de situatie in Syrië heeft de Unie besloten verdere beperkende maatregelen tegen het Syrische regime in te stellen.

(3)

Investeringen in belangrijke sectoren van de olie-industrie in Syrië moeten worden verboden.

(4)

De levering van bankbiljetten en munten in de Syrische munteenheid aan de Centrale Bank van Syrië moet worden verboden.

(5)

Bijkomende personen en entiteiten moeten onder de beperkende maatregelen van Besluit 2011/273/GBVB komen te vallen.

(6)

De informatie over bepaalde personen op de lijst in de bijlage bij dat besluit moet worden geactualiseerd.

(7)

Besluit 2011/273/GBVB dient dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Besluit 2011/273/GBVB wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 2 ter wordt vervangen door:

„Artikel 2 ter

Het is verboden:

a)

een financiële lening of krediet te verstrekken aan ondernemingen in Syrië die actief zijn in de exploratie-, de productie- of de raffinagesector van de Syrische aardolie-industrie of aan Syrische ondernemingen of ondernemingen in Syrisch bezit die buiten Syrië in die sectoren actief zijn;

b)

een deelneming te verwerven of uit te breiden in ondernemingen in Syrië die actief zijn in de exploratie-, de productie- of de raffinagesector van de Syrische aardolie-industrie of in Syrische ondernemingen of ondernemingen in Syrisch bezit die buiten Syrië in die sectoren actief zijn, alsook dergelijke ondernemingen volledig te verwerven en aandelen of effecten die een deelnemingsrecht vertegenwoordigen te verwerven;

c)

een joint venture op te richten met ondernemingen in Syrië die actief zijn in de exploratie-, de productie- of de raffinagesector van de Syrische aardolie-industrie, en met dochterondernemingen of filialen onder hun zeggenschap.”.

2)

De volgende artikelen worden ingevoegd:

„Artikel 2 quater

1.   De in artikel 2 bis bedoelde verboden laten onverlet dat tot en met 15 november 2011 verplichtingen worden uitgevoerd die voortvloeien uit contracten die vóór 2 september 2011 zijn gesloten.

2.   De in artikel 2 ter, punten a) en b), neergelegde verboden:

i)

laten onverlet dat verplichtingen worden uitgevoerd die voortvloeien uit contracten die vóór 23 september 2011 zijn gesloten;

ii)

beletten niet dat een deelneming wordt uitgebreid uit hoofde van een verplichting die voortvloeit uit een vóór 23 september 2011 gesloten overeenkomst.

Artikel 2 quinquies

De levering van bankbiljetten en munten in de Syrische munteenheid is verboden.”.

3)

Artikel 4, lid 3, onder e), wordt vervangen door:

„e)

noodzakelijk zijn voor humanitaire doeleinden, zoals het verlenen van bijstand of het faciliteren van de verlening van bijstand, mede omvattende medische benodigdheden, voedsel, humanitaire hulpverleners en gerelateerde hulp, of evacuaties uit Syrië;”.

Artikel 2

De personen en entiteiten in bijlage I bij dit besluit worden toegevoegd aan de lijst in de bijlage bij Besluit 2011/273/GBVB.

Artikel 3

De vermeldingen voor de volgende personen in de bijlage van Besluit 2011/273/GBVB:

1.

Emad GHRAIWATI;

2.

Tarif AKHRAS;

3.

Issam ANBOUBA,

worden vervangen door de vermeldingen in bijlage II bij dit besluit.

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 23 september 2011.

Voor de Raad

De voorzitter

M. DOWGIELEWICZ


(1)  PB L 121 van 10.5.2011, blz. 11.


BIJLAGE I

Personen en entiteiten als bedoeld in artikel 2

Personen

 

Naam

Identificatiegegevens

Redenen

Datum van plaatsing op de lijst

1.

Tayseer Qala Awwad

Geboren in 1943 te Damascus

Minister van Justitie. Geassocieerd met het Syrische regime, onder meer door de ondersteuning van het beleid en de praktijken van dat regime inzake het willekeurig aanhouden en vasthouden.

23.09.2011

2.

Dr. Adnan Hasan Mahmoud

Geboren in 1966 te Tartous

Minister van Voorlichting. Geassocieerd met het Syrische regime, onder meer door het ondersteunen en uitdragen van het voorlichtingsbeleid van dat regime.

23.09.2011


Entiteiten

 

Naam

Identificatiegegevens

Redenen

Datum van plaatsing op de lijst

1.

Addounia TV (alias: Dounia TV)

Tel.: +963 (11) 5667274 +963 (11) 5667271

Fax: +963 (11) 5667272

http://www.addounia.tv

Addounia TV heeft aangezet tot geweld tegen de burgerbevolking van Syrië.

23.09.2011

2.

Cham Holding

Cham Holding Building Daraa Highway - Ashrafiyat Sahnaya Rif Dimashq – Syria P.O Box 9525

Tel.: +963 (11) 9962 +963 (11) 668 14000 +963 (11) 673 1044

Fax: +963 (11) 673 1274

E-mail: info@chamholding.sy

www.chamholding.sy

Onder zeggenschap van Rami Makhlouf; grootste holding van Syrië, die profijt trekt uit het regime en dat ook ondersteunt.

23.09.2011

3.

El-Tel Co. (alias El-Tel Middle East Company)

Adres: Dair Ali Jordan Highway, P.O.Box 13052, Damascus – Syria

Tel.: +963-11-2212345

Fax: +963-11-44694450

E-mail: sales@eltelme.com

Website: www.eltelme.com

Vervaardiging en levering van telecommunicatieapparatuur voor het leger.

23.09.2011

4.

Ramak Constructions Co.

Adres: Daa'ra Highway, Damascus, Syria

Tel.: +963-11-6858111

Mobiele tel.: +963-933-240231

Bouw van legerkazernes, grenspostgebouwen en andere gebouwen ten behoeve van het leger.

23.09.2011

5.

Souruh Company (alias SOROH Al Cham Company)

Adres: Adra Free Zone Area Damascus, Syria

Damascus, Syria

Tel.: +963-11-5327266

Mobiele tel.: +963-933-526812

+963-932-878282

Fax:+963-11-5316396

E-mail: sorohco@gmail.com

Website: http://sites.google.com/site/sorohco

Investeringen in plaatselijke militaire industriële projecten waarbij onderdelen van wapens en aanverwante producten worden vervaardigd. Rami Makhlouf is voor 100 % eigenaar van het bedrijf.

23.09.2011

6.

Syriatel

Thawra Street, Ste Building 6e etage, BP 2900

Tel.: +963 11 61 26 270

Fax: +963 11 23 73 97 19

Email: info@syriatel.com.sy;

Website: http://syriatel.sy/

Onder zeggenschap van Rami Makhlouf; financieringsbron van het regime. Middels een licentieovereenkomst betaalt het bedrijf 50 % van zijn winst aan de regering.

23.09.2011


BIJLAGE II

Personen als bedoeld in artikel 3

 

Naam

Identificatiegegevens (geboortedatum en -plaats …)

Redenen

Datum van opneming op de lijst

1.

Emad GHRAIWATI

geboortedatum: maart 1959; geboorteplaats: Damascus, Syrië

voorzitter van de Kamer van industrie van Damascus (Zuhair Ghraiwati Sons). Verleent economische steun aan het Syrische regime.

2.9.2011

2.

Tarif AKHRAS

geboortedatum: 1949; geboorteplaats: Homs, Syrië

Stichter van de Akhras Group (grondstoffen, handel, verwerking en logistiek), Homs. Verleent economische steun aan het Syrische regime.

2.9.2011

3.

Issam ANBOUBA

geboortedatum: 1949; geboorteplaats: Lattakia, Syrië

voorzitter van Issam Anbouba Est. (agro-industrie). Verleent economische steun aan het Syrische regime.

2.9.2011


24.9.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 247/22


UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 20 september 2011

tot wijziging van bijlage D bij Richtlijn 88/407/EEG van de Raad wat betreft de handel binnen de Unie in rundersperma dat wordt verzonden uit de spermacentra en spermaopslagcentra

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 6425)

(Voor de EER relevante tekst)

(2011/629/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 88/407/EEG van de Raad van 14 juni 1988 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften van toepassing op het intracommunautaire handelsverkeer in sperma van runderen en de invoer daarvan (1), en met name artikel 17, tweede alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Richtlijn 88/407/EEG zijn de veterinairrechtelijke voorschriften voor onder meer de handel in rundersperma binnen de Unie en de modellen van diergezondheidscertificaten voor de handel in dat sperma vastgesteld.

(2)

Bij Richtlijn 88/407/EEG, zoals gewijzigd bij Richtlijn 2008/73/EG van de Raad (2), is een vereenvoudigde procedure voor het opstellen van lijsten van spermacentra en spermaopslagcentra in de lidstaten ingevoerd.

(3)

Bovendien bepaalt Richtlijn 88/407/EEG dat de lidstaten slechts toestemming geven tot het toelaten van sperma tegen overlegging van een door een officiële dierenarts uit de lidstaat van herkomst opgesteld diergezondheidscertificaat volgens het model in bijlage D. Die bijlage bevat drie verschillende modellen van diergezondheidscertificaten, D1, D2 en D3, voor de handel in rundersperma binnen de Unie.

(4)

Daarom moet bijlage D bij Richtlijn 88/407/EEG worden gewijzigd teneinde rekening te houden met de vereenvoudigde procedure voor het opstellen van lijsten van spermacentra en spermaopslagcentra in de lidstaten.

(5)

Bij Besluit 2010/470/EU van de Commissie (3) zijn modellen van gezondheidscertificaten voor de handel binnen de Unie in sperma, eicellen en embryo’s van paardachtigen, schapen en geiten en in eicellen en embryo’s van varkens vastgesteld. Doel van dat besluit was de volledige traceerbaarheid te garanderen van de desbetreffende producten die zijn gewonnen in een spermacentrum en worden verzonden uit een spermaopslagcentrum, dat al dan niet behoort tot een onder een ander erkenningsnummer erkend spermacentrum.

(6)

Met het oog op de consistentie van de wetgeving van de Unie moet in de modellen van diergezondheidscertificaten voor de handel binnen de Unie in rundersperma rekening worden gehouden met de structuur van de modellen van gezondheidscertificaten in Besluit 2010/470/EU.

(7)

Het model van diergezondheidscertificaat in bijlage D3 betreft de handel binnen de Unie in rundersperma en in voorraden rundersperma die worden verzonden uit de spermacentra en spermaopslagcentra.

(8)

Om de volledige traceerbaarheid van het sperma te garanderen, moeten aan het model van diergezondheidscertificaat in bijlage D3 aanvullende certificeringsvoorschriften worden toegevoegd en mag dat model alleen worden gebruikt voor de handel in sperma dat is gewonnen in een spermacentrum en wordt verzonden uit een spermaopslagcentrum, dat al dan niet behoort tot een onder een ander erkenningsnummer erkend spermacentrum.

(9)

Het is ook nodig de data aan te passen in de titel van de certificaten in de bijlagen D2 en D3 betreffende voorraden sperma dat vóór 31 december 2004 is gewonnen, behandeld en opgeslagen teneinde recht te doen aan de bepalingen van artikel 2, leden 1 en 2, van Richtlijn 2003/43/EG van de Raad van 26 mei 2003 houdende wijziging van Richtlijn 88/407/EEG tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften van toepassing op het intracommunautaire handelsverkeer in diepgevroren sperma van runderen en de invoer daarvan (4).

(10)

Bovendien moeten de modellen van diergezondheidscertificaten in de bijlagen D1 en D2 worden aangepast aan de structuur van de modellen van gezondheidscertificaten in Besluit 2010/470/EU.

(11)

Bijlage D bij Richtlijn 88/407/EEG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(12)

Om te vermijden dat het handelsverkeer wordt onderbroken, moet het gebruik van diergezondheidscertificaten die zijn afgegeven overeenkomstig de tot 31 oktober 2011 geldende bijlage D bij Richtlijn 88/407/EEG, gedurende een overgangsperiode onder bepaalde voorwaarden worden toegestaan.

(13)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage D bij Richtlijn 88/407/EEG wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

De lidstaten mogen de handel in rundersperma en voorraden rundersperma die vergezeld gaan van een diergezondheidscertificaat dat uiterlijk op 31 oktober 2011 is afgegeven overeenkomstig de tot 31 oktober 2011 geldende modellen in bijlage D bij Richtlijn 88/407/EEG, toestaan gedurende een overgangsperiode die loopt tot en met 31 december 2011.

Artikel 3

Dit besluit is van toepassing met ingang van 1 november 2011.

Artikel 4

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 20 september 2011.

Voor de Commissie

John DALLI

Lid van de Commissie


(1)  PB L 194 van 22.7.1988, blz. 10.

(2)  PB L 219 van 14.8.2008, blz. 40.

(3)  PB L 228 van 31.8.2010, blz. 15.

(4)  PB L 143 van 11.6.2003, blz. 23.


BIJLAGE

BIJLAGE D

MODELLEN VAN DIERGEZONDHEIDSCERTIFICATEN VOOR DE HANDEL BINNEN DE UNIE

BIJLAGE D1

Model van diergezondheidscertificaat dat van toepassing is op de handel binnen de Unie in rundersperma dat is gewonnen, behandeld en opgeslagen overeenkomstig Richtlijn 88/407/EEG van de Raad, zoals gewijzigd bij Richtlijn 2003/43/EG, en dat wordt verzonden uit het spermacentrum waar het sperma is gewonnen

Image

Image

BIJLAGE D2

Model van diergezondheidscertificaat dat met ingang van 1 januari 2005 van toepassing is op de handel binnen de Unie in voorraden sperma dat vóór 31 december 2004 is gewonnen, behandeld en opgeslagen overeenkomstig de tot 1 juli 2004 geldende bepalingen van Richtlijn 88/407/EEG, en na die datum is verhandeld overeenkomstig artikel 2, lid 2, van Richtlijn 2003/43/EG, en dat wordt verzonden uit het spermacentrum waar het sperma is gewonnen

Image

Image

Image

BIJLAGE D3

Model van diergezondheidscertificaat dat van toepassing is op de handel binnen de Unie in rundersperma dat overeenkomstig Richtlijn 88/407/EEG van de Raad, zoals gewijzigd bij Richtlijn 2003/43/EG, is gewonnen, behandeld en opgeslagen, en in voorraden sperma dat vóór 31 december 2004 is gewonnen, behandeld en opgeslagen overeenkomstig de tot 1 juli 2004 geldende bepalingen van Richtlijn 88/407/EEG, en na die datum is verhandeld overeenkomstig artikel 2, lid 2, van Richtlijn 2003/43/EG, en die worden verzonden uit een spermaopslagcentrum

Image

Image

Image


24.9.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 247/32


UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 20 september 2011

betreffende de invoer van rundersperma in de Unie

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 6426)

(Voor de EER relevante tekst)

(2011/630/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 88/407/EEG van de Raad van 14 juni 1988 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften van toepassing op het intracommunautaire handelsverkeer in sperma van runderen en de invoer daarvan (1), en met name artikel 8, lid 1, artikel 10, lid 2, eerste alinea, en artikel 11, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Richtlijn 88/407/EEG zijn de veterinairrechtelijke voorschriften vastgesteld die van toepassing zijn op de invoer van rundersperma uit derde landen in de Unie. Volgens die richtlijn mag alleen sperma dat afkomstig is uit een derde land dat voorkomt op een overeenkomstig die richtlijn vastgestelde lijst van derde landen, en dat vergezeld gaat van een diergezondheidscertificaat volgens een in die richtlijn voorgeschreven model, in de Unie worden ingevoerd. Het diergezondheidscertificaat dient om te certificeren dat het sperma afkomstig is van spermacentra en spermaopslagcentra die de in artikel 9, lid 1, van die richtlijn vermelde waarborgen bieden.

(2)

In bijlage I bij Beschikking 2004/639/EG van de Commissie van 6 september 2004 tot vaststelling van de voorwaarden voor de invoer van rundersperma (2) is de lijst vastgesteld van derde landen waaruit de lidstaten de invoer van rundersperma moeten toestaan.

(3)

Krachtens artikel 8, lid 2, van Richtlijn 88/407/EEG mag een lidstaat de invoer van rundersperma alleen toestaan uit derde landen die voorkomen op een overeenkomstig die richtlijn vast te stellen lijst. Bij de beoordeling of een derde land op een dergelijke lijst mag worden geplaatst, moet rekening worden gehouden met diverse voorwaarden, zoals met name de gezondheidsstatus van de veestapel.

(4)

Bij Verordening (EU) nr. 206/2010 van de Commissie van 12 maart 2010 tot vaststelling van lijsten van derde landen en gebieden, of delen daarvan, waaruit bepaalde dieren en vers vlees in de Europese Unie mogen worden binnengebracht, en van de voorschriften inzake veterinaire certificering (3) is Beschikking 79/542/EEG van de Raad van 21 december 1976 tot vaststelling van een lijst van derde landen of delen van derde landen, alsmede tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften, gezondheidsvoorschriften en voorschriften inzake de veterinaire certificering voor de invoer in de Gemeenschap van levende dieren en vers vlees daarvan (4) ingetrokken en vervangen. In bijlage I bij Verordening (EU) nr. 206/2010 is een lijst vastgesteld van derde landen waaruit hoefdieren in de Unie mogen worden binnengebracht. De in die verordening vastgestelde voorwaarden voor het binnenbrengen van hoefdieren zijn vergelijkbaar met de in Richtlijn 88/407/EEG vastgestelde voorwaarden voor de invoer van rundersperma.

(5)

Er is geen wetenschappelijk bewijs dat met betrekking tot belangrijke exotische besmettelijke ziekten de risico’s die voortvloeien uit de gezondheidsstatus van de donorstier kunnen worden verminderd door behandeling van het sperma. Daarom moet de lijst van derde landen waaruit de lidstaten de invoer van sperma moeten toestaan, worden gebaseerd op de diergezondheidsstatus van de derde landen waaruit de invoer van levende als huisdier gehouden runderen is toegestaan. In de lijst in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 206/2010 zijn Chili, IJsland en Saint-Pierre en Miquelon opgenomen. Bijgevolg moeten die derde landen ook worden opgenomen in de lijst in bijlage I bij Beschikking 2004/639/EG.

(6)

Het model van diergezondheidscertificaat in bijlage II, deel 1, bij Beschikking 2004/639/EG bevat de veterinairrechtelijke voorschriften voor de invoer van rundersperma in de Unie. Momenteel zijn de voorschriften inzake enzoötische boviene leukose en epizoötische hemorragische ziekte in dat certificaat niet helemaal consistent met die in respectievelijk bijlage B, hoofdstuk I, punt 1, onder c), bij Richtlijn 88/407/EEG en het Manual of Diagnostic Tests and Vaccines for Terrestrial Animals (handboek inzake normen voor diagnostische tests en vaccins voor landdieren) van de Werelddiergezondheidsorganisatie (OIE). Dat model van diergezondheidscertificaat moet dan ook worden gewijzigd teneinde rekening te houden met die bepaling in die richtlijn en met dat handboek.

(7)

Het model van diergezondheidscertificaat in bijlage II, deel 3, bij Beschikking 2004/639/EG is van toepassing op de invoer en doorvoer van rundersperma dat wordt verzonden uit een spermaopslagcentrum of een spermacentrum en dat hetzij is gewonnen en behandeld overeenkomstig Richtlijn 88/407/EEG, zoals gewijzigd bij Richtlijn 2003/43/EG van de Raad (5), hetzij vóór 31 december 2004 is gewonnen, behandeld en opgeslagen overeenkomstig de tot 1 juli 2003 geldende bepalingen van Richtlijn 88/407/EEG, en na 31 december 2004 is ingevoerd overeenkomstig artikel 2, lid 2, van Richtlijn 2003/43/EG.

(8)

Om de volledige traceerbaarheid van het sperma te garanderen, moeten aan het model van diergezondheidscertificaat in bijlage II, deel 3, bij Beschikking 2004/639/EG aanvullende certificeringsvoorschriften worden toegevoegd en mag dat model alleen worden gebruikt voor de handel in rundersperma dat is gewonnen in de spermacentra en wordt verzonden uit een spermaopslagcentrum, dat al dan niet behoort tot een onder een ander erkenningsnummer erkend spermacentrum. Bijgevolg moet het model van diergezondheidscertificaat in bijlage II, deel 3, bij Beschikking 2004/639/EG door dit besluit dienovereenkomstig worden aangepast.

(9)

Het is ook nodig bij dit besluit de data aan te passen in de titels van de modellen van gezondheidscertificaten in bijlage II, deel 2 en deel 3, bij Beschikking 2004/639/EG met betrekking tot de voorraden rundersperma dat vóór 31 december 2004 is gewonnen, behandeld en opgeslagen teneinde recht te doen aan het bepaalde in artikel 2, lid 1, van Richtlijn 2003/43/EG.

(10)

Tussen de Unie en bepaalde derde landen zijn bilaterale overeenkomsten gesloten waarin specifieke voorwaarden voor de invoer van rundersperma in de Unie zijn opgenomen. Wanneer in de bilaterale overeenkomsten specifieke voorwaarden en modellen van diergezondheidscertificaten voor invoer zijn opgenomen, moeten die voorwaarden en modellen gelden in plaats van de in dit besluit vastgestelde voorwaarden en modellen.

(11)

Op grond van Richtlijn 88/407/EEG is Canada erkend als derde land met een diergezondheidsstatus die, voor de invoer van rundersperma in de Unie, gelijkwaardig is aan die van de lidstaten.

(12)

Daarom is het passend dat rundersperma dat in Canada is gewonnen en uit dat derde land in de Unie wordt ingevoerd, vergezeld gaat van een vereenvoudigd certificaat dat is opgesteld overeenkomstig het model in Beschikking 2005/290/EG van de Commissie van 4 april 2005 betreffende vereenvoudigde certificaten voor de invoer van rundersperma en vers varkensvlees uit Canada en tot wijziging van Beschikking 2004/639/EG (6), dat is vastgesteld overeenkomstig de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de regering van Canada inzake sanitaire maatregelen ter bescherming van de volksgezondheid en de diergezondheid voor de handel in levende dieren en dierlijke producten (7), zoals goedgekeurd bij Besluit 1999/201/EG van de Raad (8).

(13)

Zwitserland is een derde land met een diergezondheidsstatus die gelijkwaardig is aan die van de lidstaten. Daarom is het passend dat rundersperma dat uit Zwitserland in de Unie wordt ingevoerd, vergezeld gaat van een diergezondheidscertificaat dat is opgesteld overeenkomstig de in bijlage D bij Richtlijn 88/407/EEG vastgestelde modellen die worden gebruikt voor de handel in rundersperma binnen de Unie, met de aanpassingen beschreven in bijlage 11, aanhangsel 2, hoofdstuk VII, onder B), punt 4, bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de handel in landbouwproducten, zoals goedgekeurd bij Besluit 2002/309/EG, Euratom van de Raad en, wat betreft de overeenkomst inzake Wetenschappelijke en Technologische samenwerking, van de Commissie van 4 april 2002 betreffende de sluiting van zeven overeenkomsten met de Zwitserse Bondsstaat (9).

(14)

Voor de duidelijkheid en de samenhang van de wetgeving van de Unie moet Beschikking 2004/639/EG worden ingetrokken en door dit besluit worden vervangen.

(15)

Om te vermijden dat het handelsverkeer wordt onderbroken, moet het gebruik van overeenkomstig Beschikking 2004/639/EG afgegeven diergezondheidscertificaten gedurende een overgangsperiode onder bepaalde voorwaarden worden toegestaan.

(16)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp

Bij dit besluit wordt een lijst vastgesteld van derde landen of delen daarvan waaruit de lidstaten de invoer van rundersperma in de Unie moeten toestaan.

Dit besluit bevat ook certificeringsvoorschriften voor de invoer van sperma in de Unie.

Artikel 2

Invoer van sperma

1.   De lidstaten staan de invoer van sperma toe mits het aan de volgende voorwaarden voldoet:

a)

het is afkomstig uit een in bijlage I opgenomen derde land of deel daarvan;

b)

het is afkomstig van een spermacentrum of spermaopslagcentrum dat overeenkomstig artikel 9, lid 2, van Richtlijn 88/407/EEG in een lijst is opgenomen;

c)

het gaat vergezeld van een diergezondheidscertificaat dat is opgesteld volgens de modellen van diergezondheidscertificaten in bijlage II, deel 1, en dat overeenkomstig de toelichting in deel 2 van die bijlage is ingevuld, en wel:

i)

model 1, zoals opgenomen in afdeling A, voor sperma dat is gewonnen, behandeld en opgeslagen overeenkomstig Richtlijn 88/407/EEG, zoals gewijzigd bij Richtlijn 2003/43/EG, en dat wordt verzonden uit het spermacentrum waar het sperma is gewonnen;

ii)

model 2, zoals opgenomen in afdeling B, voor voorraden sperma dat vóór 31 december 2004 is gewonnen, behandeld en opgeslagen overeenkomstig de tot 1 juli 2004 geldende bepalingen van Richtlijn 88/407/EEG, en na 31 december 2004 is ingevoerd overeenkomstig artikel 2, lid 2, van Richtlijn 2003/43/EG, en dat wordt verzonden uit het spermacentrum waar het sperma is gewonnen;

iii)

model 3, zoals opgenomen in afdeling C, voor sperma en voorraden sperma als bedoeld onder i) en ii), die worden verzonden uit een spermaopslagcentrum;

d)

het voldoet aan de voorschriften in de onder c) bedoelde diergezondheidscertificaten.

2.   Wanneer in bilaterale overeenkomsten tussen de Unie en derde landen specifieke veterinairrechtelijke en certificeringsvoorschriften zijn vastgesteld, gelden die voorschriften in plaats van de voorschriften in lid 1.

Artikel 3

Voorwaarden betreffende het vervoer van sperma naar de Unie

1.   Het sperma en de voorraden sperma, als bedoeld in artikel 2, worden niet in dezelfde container vervoerd als andere zendingen sperma die:

a)

niet bestemd zijn om in de Unie te worden binnengebracht, of

b)

een lagere gezondheidsstatus hebben.

2.   Sperma en voorraden sperma worden in gesloten en verzegelde containers naar de Unie vervoerd en het zegel mag tijdens het vervoer niet worden verbroken.

Artikel 4

Intrekking

Beschikking 2004/639/EG wordt ingetrokken.

Artikel 5

Overgangsbepaling

De lidstaten staan gedurende een overgangsperiode die loopt tot en met 30 april 2012 de invoer van sperma en voorraden sperma uit derde landen toe die vergezeld gaan van een diergezondheidscertificaat dat uiterlijk op 31 maart 2012 is afgegeven overeenkomstig de modellen in bijlage II bij Beschikking 2004/639/EG.

Artikel 6

Toepasselijkheid

Dit besluit is van toepassing met ingang van 1 november 2011.

Artikel 7

Adressaten

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 20 september 2011.

Voor de Commissie

John DALLI

Lid van de Commissie


(1)  PB L 194 van 22.7.1988, blz. 10.

(2)  PB L 292 van 15.9.2004, blz. 21.

(3)  PB L 73 van 20.3.2010, blz. 1.

(4)  PB L 146 van 14.6.1979, blz. 15.

(5)  PB L 143 van 11.6.2003, blz. 23.

(6)  PB L 93 van 12.4.2005, blz. 34.

(7)  PB L 71 van 18.3.1999, blz. 3.

(8)  PB L 71 van 18.3.1999, blz. 1.

(9)  PB L 114 van 30.4.2002, blz. 1.


BIJLAGE I

Lijst van derde landen of delen daarvan waaruit de lidstaten de invoer van rundersperma moeten toestaan

ISO-code

Naam van het derde land

Opmerkingen

Omschrijving van het grondgebied

(indien van toepassing)

Aanvullende garanties

AU

Australië

 

De aanvullende garanties inzake tests in de punten II.5.4.1. en II.5.4.2. van het certificaat in bijlage II, deel 1, afdeling A, zijn verplicht.

CA

Canada (1)

Gebied als omschreven in bijlage I, deel 1, bij Verordening (EU) nr. 206/2010

 

CH

Zwitserland (2)

 

 

CL

Chili

 

 

GL

Groenland

 

 

HR

Kroatië

 

 

IS

IJsland

 

 

NZ

Nieuw-Zeeland

 

 

PM

Saint-Pierre en Miquelon

 

 

US

Verenigde Staten van Amerika

 

De aanvullende garantie in punt II.5.4.1. van het certificaat in bijlage II, deel 1, afdeling A, is verplicht.


(1)  Het voor invoer uit Canada te gebruiken certificaat is opgenomen in Beschikking 2005/290/EG van de Commissie van 4 april 2005 betreffende vereenvoudigde certificaten voor de invoer van rundersperma en vers varkensvlees uit Canada en tot wijziging van Beschikking 2004/639/EG (alleen voor in Canada gewonnen sperma). Het is vastgesteld overeenkomstig de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de regering van Canada inzake sanitaire maatregelen ter bescherming van de volksgezondheid en de diergezondheid voor de handel in levende dieren en dierlijke producten, zoals goedgekeurd bij Besluit 1999/201/EG van de Raad.

(2)  De voor invoer uit Zwitserland te gebruiken certificaten zijn opgenomen in bijlage D bij Richtlijn 88/407/EEG, met de aanpassingen beschreven in bijlage 11, aanhangsel 2, hoofdstuk VII, onder B), punt 4, bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de handel in landbouwproducten, zoals goedgekeurd bij Besluit 2002/309/EG, Euratom van de Raad en, wat betreft de overeenkomst inzake Wetenschappelijke en Technologische samenwerking, van de Commissie van 4 april 2002 betreffende de sluiting van zeven overeenkomsten met de Zwitserse Bondsstaat.


BIJLAGE II

DEEL 1

Modellen van diergezondheidscertificaten voor de invoer en doorvoer van rundersperma en voorraden rundersperma

AFDELING A

Model 1 —

Diergezondheidscertificaat dat van toepassing is op de invoer en doorvoer van rundersperma dat is gewonnen, behandeld en opgeslagen overeenkomstig Richtlijn 88/407/EEG van de Raad, zoals gewijzigd bij Richtlijn 2003/43/EG, en dat wordt verzonden uit het spermacentrum waar het sperma is gewonnen

Image

Image

Image

AFDELING B

Model 2 —

Diergezondheidscertificaat dat met ingang van 1 januari 2005 van toepassing is op de invoer en doorvoer van voorraden rundersperma dat vóór 31 december 2004 is gewonnen, behandeld en opgeslagen overeenkomstig de tot 1 juli 2004 geldende Richtlijn 88/407/EEG van de Raad, en na 31 december 2004 is ingevoerd overeenkomstig artikel 2, lid 2, van Richtlijn 2003/43/EG, en dat wordt verzonden uit het spermacentrum waar het sperma is gewonnen

Image

Image

Image

Image

AFDELING C

Model 3 —

Diergezondheidscertificaat dat van toepassing is op de invoer en doorvoer van rundersperma dat overeenkomstig Richtlijn 88/407/EEG van de Raad, zoals gewijzigd bij Richtlijn 2003/43/EG, is gewonnen, behandeld en opgeslagen, en van voorraden rundersperma dat vóór 31 december 2004 is gewonnen, behandeld en opgeslagen overeenkomstig de tot 1 juli 2004 geldende Richtlijn 88/407/EEG, en na 31 december 2004 is ingevoerd overeenkomstig artikel 2, lid 2, van Richtlijn 2003/43/EG, en die worden verzonden uit een spermaopslagcentrum

Image

Image

Image

DEEL 2

Toelichting voor de certificering

a)

De diergezondheidscertificaten worden overeenkomstig het model in bijlage II, deel 1, afgegeven door de bevoegde autoriteit van het derde land van uitvoer.

Indien de lidstaat van bestemming aanvullende certificeringseisen stelt, worden in het origineel van het diergezondheidscertificaat ook de verklaringen opgenomen dat aan die eisen is voldaan.

b)

Het origineel van het diergezondheidscertificaat bestaat uit één blad of, indien nodig, een formulier waarvan alle bladen één ondeelbaar geheel vormen.

c)

Indien in het model van diergezondheidscertificaat staat dat een verklaring in bepaalde gevallen kan worden doorgehaald, houdt dit in dat niet ter zake doende verklaringen mogen worden doorgehaald, met paraaf en stempel van de certificerende ambtenaar, of helemaal uit het certificaat mogen worden weggelaten.

d)

Het diergezondheidscertificaat wordt opgesteld in ten minste een van de officiële talen van de lidstaat waarin de grensinspectiepost van binnenkomst van de zending in de Europese Unie gelegen is, en van de lidstaat van bestemming. Die lidstaten kunnen evenwel toestaan dat het certificaat in de officiële taal van een andere lidstaat wordt opgesteld en zo nodig vergezeld gaat van een officiële vertaling.

e)

Indien voor de identificatie van de bestanddelen van de zending (zie vak I.28 van de modellen van diergezondheidscertificaten) extra bladen aan het diergezondheidscertificaat worden gehecht, worden deze bladen beschouwd als deel uitmakend van het originele diergezondheidscertificaat en worden alle bladzijden voorzien van de handtekening en het stempel van de certificerende ambtenaar.

f)

Indien het diergezondheidscertificaat, inclusief de onder e) bedoelde aanvullingen, meer dan één bladzijde beslaat, wordt elke bladzijde onderaan genummerd — (bladzijdenummer) van (totaal aantal bladzijden) — en wordt elke bladzijde bovenaan voorzien van het referentienummer van het certificaat dat door de bevoegde autoriteit is toegekend.

g)

Het origineel van het diergezondheidscertificaat moet door een officiële dierenarts worden ingevuld en ondertekend op de laatste werkdag vóór het laden van de zending voor uitvoer naar de Europese Unie. De bevoegde autoriteiten van het derde land van uitvoer zien erop toe dat certificeringsvoorschriften worden toegepast die ten minste gelijkwaardig zijn aan die van Richtlijn 96/93/EG van de Raad (1)

De kleur van de handtekening en het stempel van de officiële dierenarts moet verschillen van die van de gedrukte tekst op het diergezondheidscertificaat. Dat geldt ook voor andere stempels dan reliëfstempels en watermerken.

h)

Het origineel van het diergezondheidscertificaat moet de zending tot in de grensinspectiepost van binnenkomst in de Europese Unie vergezellen.

i)

Het in de vakken I.2. en II.a. van het model van diergezondheidscertificaat vermelde referentienummer van het certificaat moet worden toegekend door de bevoegde autoriteit van het derde land van uitvoer.


(1)  PB L 13 van 16.1.1997, blz. 28.


24.9.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 247/47


UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 21 september 2011

tot vaststelling van een vragenlijst voor de verslagen van de lidstaten over de tenuitvoerlegging van Richtlijn 2008/1/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 6502)

(Voor de EER relevante tekst)

(2011/631/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2008/1/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2008 inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging (1), en met name artikel 17, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens Richtlijn 2008/1/EG zijn de lidstaten verplicht om de drie jaar verslag uit te brengen over de uitvoering van die richtlijn aan de hand van een vragenlijst die door de Commissie wordt vastgesteld.

(2)

De Commissie heeft vier vragenlijsten vastgesteld. De vierde daarvan, die werd vastgesteld bij Besluit 2010/728/EU van de Commissie (2), had betrekking op de jaren 2009, 2010 en 2011.

(3)

Aangezien de bij Besluit 2010/728/EU vastgestelde vragenlijst bestemd is voor de verslaglegging tot 31 december 2011, dient voor de volgende driejarige verslagperiode een nieuwe vragenlijst te worden vastgesteld, rekening houdend met de ervaring die bij de toepassing van Richtlijn 2008/1/EG en het gebruik van de eerdere vragenlijsten is opgedaan. Omdat Richtlijn 2008/1/EG evenwel met ingang van 7 januari 2014 wordt ingetrokken en wordt vervangen door Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging) (3), dient de nieuwe vragenlijst slechts op twee jaren betrekking te hebben, namelijk 2012 en 2013. Omwille van de duidelijkheid dient Besluit 2010/728/EU te worden vervangen.

(4)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het comité ex artikel 6 van Richtlijn 91/692/EEG van de Raad (4),

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   De lidstaten gebruiken de in de bijlage opgenomen vragenlijst voor de verslagen over de tenuitvoerlegging van Richtlijn 2008/1/EG.

2.   De in te dienen verslagen bestrijken de periode van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2013.

Artikel 2

Besluit 2010/728/EU wordt ingetrokken op 1 januari 2013.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 21 september 2011.

Voor de Commissie

Janez POTOČNIK

Lid van de Commissie


(1)  PB L 24 van 29.1.2008, blz. 8.

(2)  PB L 313 van 30.11.2010, blz. 13.

(3)  PB L 334 van 17.12.2010, blz. 17.

(4)  PB L 377 van 31.12.1991, blz. 48.


BIJLAGE

DEEL 1

Vragenlijst over de tenuitvoerlegging van Richtlijn 2008/1/EG inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging

Algemene opmerkingen:

Deze vijfde vragenlijst uit hoofde van Richtlijn 2008/1/EG bestrijkt de jaren 2012 en 2013. Gezien de ervaring die met de uitvoering van Richtlijn 2008/1/EG is opgedaan en de informatie die al is verkregen door middel van de eerdere vragenlijsten, wordt met deze vragenlijst specifiek ingegaan op de veranderingen en op de vorderingen van de lidstaten bij de uitvoering van Richtlijn 2008/1/EG. Aangezien Richtlijn 2008/1/EG met ingang van 7 januari 2014 wordt ingetrokken en wordt vervangen door Richtlijn 2010/75/EU inzake industriële emissies, bestrijkt de onderhavige verslagperiode twee jaar in plaats van drie. Om de continuïteit te waarborgen en directe vergelijkingen met eerdere antwoorden mogelijk te maken, worden in deze vragenlijst veel elementen van Besluit 2010/728/EU gehandhaafd. Bij vragen die hetzelfde zijn als in voorgaande vragenlijsten kan, mits de situatie ongewijzigd is gebleven, worden volstaan met een verwijzing naar de eerder gegeven antwoorden. Eventuele nieuwe ontwikkelingen dienen in een nieuw antwoord te worden beschreven. Bij de beantwoording van specifieke vragen over bindende algemene voorschriften of officiële richtsnoeren van overheidsinstanties gelieve u een korte beschrijving te geven van het soort regels of richtsnoeren waar het om gaat, en de weblinks of andere middelen te vermelden die toegang daartoe verlenen.

1.   Algemene beschrijving

Hebben de lidstaten bij de tenuitvoerlegging van Richtlijn 2008/1/EG moeilijkheden ondervonden ten gevolge van een beperkte beschikbaarheid en capaciteit van het personeel? Beschrijf in voorkomend geval die moeilijkheden alsook eventuele plannen om deze te verhelpen met het oog op de overgang naar Richtlijn 2010/75/EU.

2.   Aantal installaties en vergunningen (artikel 2, leden 3 en 4, en artikel 4)

2.1.

Verstrek nadere informatie over het aantal installaties als bedoeld in Richtlijn 2008/1/EG en het aantal per type activiteit verleende vergunningen (stand aan het eind van de verslagperiode). Maak hierbij gebruik van het model en de toelichtingen in deel 2.

2.2

Algemene gegevens van IPPC-installaties. Verstrek, indien beschikbaar, een link naar openbaar toegankelijke, up-to-date gegevens met de naam, locatie en hoofdactiviteit (bijlage I) van de IPPC-installaties in uw lidstaat. Indien dergelijke gegevens niet openbaar toegankelijk zijn, gelieve een lijst met alle afzonderlijke installaties in te dienen die aan het eind van de verslagperiode in bedrijf zijn (naam, locatie en IPPC-hoofdactiviteit). Is een dergelijke lijst niet beschikbaar, geef dan aan waarom dit het geval is.

3.   Vergunningsaanvragen (artikel 6)

Beschrijf alle algemene bindende voorschriften, richtsnoeren of aanvraagformulieren aan de hand waarvan in het algemeen of met betrekking tot bepaalde specifieke vraagstukken (bijv. methodiek voor de beoordeling van significante emissies van installaties) wordt verzekerd dat aanvragen alle krachtens artikel 6 vereiste informatie bevatten.

4.   Coördinatie van de vergunningsprocedure en -voorwaarden (artikelen 7 en 8)

4.1.

Geef een beschrijving van de eventuele wijzigingen die sinds de laatste verslagperiode zijn aangebracht in de organisatiestructuur van de vergunningsprocedures, met name wat betreft het niveau van de bevoegde autoriteiten en de verdeling van bevoegdheden.

4.2.

Doen zich specifieke problemen voor met betrekking tot de krachtens artikel 7 vereiste volledige coördinatie van de vergunningsprocedure en -voorwaarden, met name wanneer hierbij meer dan één bevoegde autoriteit betrokken is? Geef een beschrijving van de eventueel ter zake vastgestelde wetgeving of richtsnoeren.

4.3.

Welke wettelijke bepalingen, procedures of richtsnoeren worden gehanteerd om te verzekeren dat de bevoegde autoriteiten weigeren een vergunning te verlenen wanneer een installatie niet aan de eisen van Richtlijn 2008/1/EG voldoet? Verstrek, waar mogelijk, informatie over het aantal vergunningen dat is geweigerd en de omstandigheden waaronder dit is gebeurd.

5.   Geschiktheid en adequaatheid van de vergunningsvoorwaarden (artikel 3, lid 1, onder d) en f), artikel 9 en artikel 17, leden 1 en 2)

5.1.

Beschrijf de algemene bindende voorschriften of specifieke richtsnoeren voor bevoegde autoriteiten die zijn uitgevaardigd met betrekking tot:

1.

de procedures en criteria voor de vaststelling van emissiegrenswaarden en andere vergunningsvoorwaarden;

2.

de algemene beginselen voor de bepaling van beste beschikbare technieken;

3.

de tenuitvoerlegging van artikel 9, lid 4.

5.2.

Vraagstukken in verband met de krachtens artikel 17, lid 2, van Richtlijn 2008/1/EG opgestelde BBT-referentiedocumenten (BREF’s):

1.

Hoe wordt, in algemene termen gesteld, bij de bepaling van de beste beschikbare technieken in het algemeen of in specifieke gevallen rekening gehouden met de door de Commissie overeenkomstig artikel 17, lid 2, gepubliceerde informatie?

2.

Hoe worden de BREF’s concreet gebruikt voor de vaststelling van de vergunningsvoorwaarden?

5.3.

Andere met de vergunningsvoorwaarden verband houdende vraagstukken:

a)

Is er bij de vaststelling van vergunningsvoorwaarden rekening gehouden met milieubeheersystemen? Zo ja, op welke manier?

b)

Welke typen vergunningsvoorwaarden of andere maatregelen zijn doorgaans gehanteerd uit hoofde van artikel 3, lid 1, onder f) (sanering van het terrein na definitieve stopzetting van de activiteiten), en hoe zijn deze in de praktijk gebracht?

c)

Welke typen vergunningsvoorwaarden betreffende energie-efficiëntie zijn doorgaans vastgesteld (artikel 3, lid 1, onder d))?

d)

Is er gebruikgemaakt van de mogelijkheid om overeenkomstig artikel 9, lid 3, géén voorschriften inzake energie-efficiëntie op te leggen, en zo ja, hoe is dit in de praktijk gebracht?

6.   Milieukwaliteitsnormen (artikel 10)

Zijn er gevallen geweest waarin artikel 10 van toepassing was en het gebruik van de beste beschikbare technieken ontoereikend was om te voldoen aan een milieukwaliteitsnorm (als gedefinieerd in artikel 2, punt 7)? Zo ja, gelieve voorbeelden te geven van dergelijke gevallen en van de getroffen aanvullende maatregelen.

7.   Wijzigingen in installaties (artikel 12 en artikel 2, punt 10)

Hoe beslissen de bevoegde autoriteiten in de praktijk, overeenkomstig artikel 12, of een „wijziging van de exploitatie” gevolgen kan hebben voor het milieu (artikel 2, punt 10), en of een dergelijke wijziging een „belangrijke wijziging” is die significante negatieve gevolgen kan hebben voor de mens of het milieu (artikel 2, punt 11)? Verwijs naar relevante wettelijke bepalingen, richtsnoeren of procedures.

8.   Toetsing en bijstelling van de vergunningsvoorwaarden (artikel 13)

8.1.

Is in de nationale of subnationale wetgeving vastgesteld hoe vaak de vergunningsvoorwaarden moeten worden getoetst en waar nodig bijgesteld, of wordt zulks op een andere manier bepaald, bijvoorbeeld door beperking van de geldigheidsduur van vergunningen (artikel 13)? Zo ja, op welke andere manier? Verwijs naar de desbetreffende wetgeving, richtsnoeren of procedures.

8.2.

Wat is de representatieve frequentie voor de toetsing van de vergunningsvoorwaarden? In geval van verschillen tussen installaties of sectoren, wordt u verzocht deze aan de hand van de beschikbare informatie te illustreren.

8.3.

Waaruit bestaat de procedure van toetsing en bijstelling van de vergunningsvoorwaarden? Hoe wordt de bepaling dat de vergunningsvoorwaarden in geval van belangrijke veranderingen in de beste beschikbare technieken opnieuw moeten worden getoetst, ten uitvoer gelegd? Verwijs naar de desbetreffende wetgeving, richtsnoeren of procedures.

9.   Naleving van de vergunningsvoorwaarden (artikel 14)

9.1.

Hoe wordt het bepaalde in artikel 14 - dat exploitanten de bevoegde autoriteiten geregeld op de hoogte stellen van de resultaten van hun controles op de lozingen — in de praktijk ten uitvoer gelegd? Verwijs naar de desbetreffende specifieke regelgeving, procedures of richtsnoeren voor de bevoegde autoriteiten.

9.2.

Dienen alle exploitanten periodiek verslagen in over hun controleactiviteiten? Verstrek informatie over de representatieve frequentie waarmee dergelijke gegevens aan de bevoegde autoriteiten worden voorgelegd. In geval van verschillen tussen sectoren, wordt u verzocht deze aan de hand van de beschikbare informatie te illustreren.

9.3.

Voor zover dit niet reeds is gebeurd in het kader van de verslagen uit hoofde van Aanbeveling 2001/331/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 april 2001 betreffende minimumcriteria voor milieu-inspecties in de lidstaten (1), wordt u verzocht met betrekking tot installaties die binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 2008/1/EG vallen, informatie te verschaffen over:

1.

de belangrijkste karakteristieken van de door de bevoegde autoriteiten uitgevoerde milieu-inspecties;

2.

het totale aantal terreinbezoeken door de bevoegde autoriteiten gedurende de verslagperiode;

3.

het totale aantal installaties waar zulke bezoeken gedurende de verslagperiode hebben plaatsgevonden;

4.

het totale aantal terreinbezoeken waarbij emissiemetingen en/of bemonstering van afvalstoffen door of namens de bevoegde autoriteiten tijdens de verslagperiode hebben plaatsgevonden;

5.

de typen maatregelen (sancties of andere maatregelen) die zijn getroffen naar aanleiding van ongelukken, incidenten en niet-naleving van de vergunningsvoorwaarden tijdens de verslagperiode.

10.   Grensoverschrijdende samenwerking (artikel 18)

Zijn er tijdens de verslagperiode gevallen geweest waarin de bepalingen van artikel 18 inzake grensoverschrijdende informatie en samenwerking zijn toegepast? Illustreer uw antwoord met voorbeelden van de gebruikte algemene procedures.

11.   Algemene opmerkingen

11.1.

Doen zich in uw lidstaat bepaalde problemen voor met de uitvoering van de richtlijn die aanleiding geven tot bezorgdheid? Zo ja, licht toe.

11.2.

Is er specifieke informatie in verband met de uitvoering van Richtlijn 2010/75/EU in uw lidstaat die van belang is voor een goed begrip van de op grond van deze vragenlijst verstrekte informatie? Zo ja, licht toe.

DEEL 2

Modelformulier voor de beantwoording van vraag 2.1

TYPE INSTALLATIE

A.

INSTALLATIES

B.

BELANGRIJKE WIJZIGINGEN

C.

TOETSING EN BIJSTELLING VAN DE VERGUNNING

Code

Hoofdactiviteit van de installatie zoals vastgesteld in bijlage I bij Richtlijn 2008/1/EG

1.

Aantal installaties

2.

Aantal installaties waarvoor een vergunning is afgegeven die volledig in overeenstemming is met Richtlijn 2008/1/EG

3.

Aantal belangrijke wijzigingen die tijdens de verslagperiode zijn doorgevoerd zonder overeenkomstig artikel 12, lid 2, van Richtlijn 2008/1/EG afgegeven vergunning

4.

Aantal installaties waarvoor de IPPC-vergunning tijdens de verslagperiode is getoetst overeenkomstig artikel 13 van Richtlijn 2008/1/EG

5.

Aantal installaties waarvoor de IPPC-vergunning tijdens de verslagperiode is bijgesteld overeenkomstig artikel 13 van Richtlijn 2008/1/EG

1

Energie

 

 

 

 

 

1.1

Stookinstallaties

 

 

 

 

 

1.2

Aardolie- en gasraffinaderijen

 

 

 

 

 

1.3

Cokesfabrieken

 

 

 

 

 

1.4

Vergassen en vloeibaar maken van steenkool

 

 

 

 

 

2

Metalen

 

 

 

 

 

2.1

Roosten of sinteren van metaalerts

 

 

 

 

 

2.2

Productie van ruw ijzer en staal

 

 

 

 

 

2.3 (a)

Warmwalsen

 

 

 

 

 

2.3 (b)

Smeden

 

 

 

 

 

2.3 (c)

Aanbrengen van deklagen van gesmolten metaal

 

 

 

 

 

2.4

Smelterijen

 

 

 

 

 

2.5 (a)

Winning van ruwe non-ferrometalen

 

 

 

 

 

2.5 (b)

Smelten van non-ferrometalen

 

 

 

 

 

2.6

Oppervlaktebehandeling van metalen en kunststoffen

 

 

 

 

 

3

Mineralen

 

 

 

 

 

3.1

Productie van cement of kalk

 

 

 

 

 

3.2

Productie van asbest

 

 

 

 

 

3.3

Fabricage van glas

 

 

 

 

 

3.4

Smelten van minerale stoffen

 

 

 

 

 

3.5

Fabricage van keramische producten

 

 

 

 

 

4

Chemicaliën

 

 

 

 

 

4.1

Productie van organische stoffen

 

 

 

 

 

4.2

Productie van anorganische stoffen

 

 

 

 

 

4.3

Productie van meststoffen

 

 

 

 

 

4.4

Fabricage van producten voor gewasbescherming of biociden

 

 

 

 

 

4.5

Fabricage van farmaceutische producten

 

 

 

 

 

4.6

Fabricage van explosieven

 

 

 

 

 

5

Afvalbeheer

 

 

 

 

 

5.1

Verwijdering of terugwinning van gevaarlijke afvalstoffen

 

 

 

 

 

5.2

Verbranding van stedelijk afval

 

 

 

 

 

5.3

Verwijdering van ongevaarlijke afvalstoffen

 

 

 

 

 

5.4

Stortplaatsen

 

 

 

 

 

6

Overige activiteiten

 

 

 

 

 

6.1 (a)

Fabricage van papierpulp

 

 

 

 

 

6.1 (b)

Fabricage van papier en karton

 

 

 

 

 

6.2

Voorbehandeling of verven van vezels of textiel

 

 

 

 

 

6.3

Looien van huiden

 

 

 

 

 

6.4 (a)

Abattoirs

 

 

 

 

 

6.4 (b)

Bewerking en verwerking van levensmiddelen

 

 

 

 

 

6.4 (c)

Bewerking en verwerking van melk

 

 

 

 

 

6.5

Destructie of verwerking van kadavers

 

 

 

 

 

6.6 (a)

Intensieve pluimveehouderij

 

 

 

 

 

6.6 (b)

Intensief fokken van mestvarkens

 

 

 

 

 

6.6 (c)

Intensief fokken van zeugen

 

 

 

 

 

6.7

Oppervlaktebehandeling met behulp van organische oplosmiddelen

 

 

 

 

 

6.8

Fabricage van koolstof of elektrografiet

 

 

 

 

 

6.9

Afvangen van CO2-stromen (Richtlijn 2009/31/EG van het Europees Parlement en de Raad (2))

 

 

 

 

 

Totaal

 

 

 

 

 

 

Toelichting bij het model:

De in dit model op te voeren gegevens betreffen het „aantal installaties” en het „aantal belangrijke wijzigingen” conform de definities van „installatie” in artikel 2, punt 3, en van „belangrijke wijziging” in artikel 2, punt 11, van Richtlijn 2008/1/EG.

Het „type installatie” verwijst naar de hoofdactiviteit die in de installatie plaatsvindt. Installaties dienen slechts onder één enkele activiteit te worden opgevoerd, ook wanneer in de installatie meerdere IPPC-activiteiten plaatsvinden.

Verdere aanwijzingen en uitleg met betrekking tot de in de tabel te verstrekken gegevens vindt u in de opmerkingen hieronder. De lidstaten wordt gevraagd de tabel zo volledig mogelijk in te vullen.

A.   „AANTAL INSTALLATIES” aan het eind van de verslagperiode (31 december 2013).

1.

Aantal installaties: het totale aantal IPPC-installaties (zowel nieuwe als reeds langer bestaande) die aan het eind van de verslagperiode in bedrijf zijn in de lidstaat, ongeacht de status van hun vergunning.

2.

Aantal installaties waarvoor een vergunning is afgegeven die volledig in overeenstemming is met Richtlijn 2008/1/EG: het totale aantal IPPC-installaties waarvoor één of meer vergunningen zijn afgegeven in overeenstemming met Richtlijn 2008/1/EG (inclusief pre-IPPC-vergunningen die zijn getoetst/bijgesteld), ongeacht wanneer die vergunning(en) is/zijn afgegeven en of de vergunning om de een of andere reden is getoetst, bijgesteld, gewijzigd of verlengd.

Ter bepaling van het te rapporteren aantal installaties houden de lidstaten rekening met de status van de voor elke installatie afgegeven vergunning(en) aan het eind van de verslagperiode. De aantallen hebben betrekking op installaties, niet op vergunningen. (Er kunnen namelijk meerdere vergunningen zijn afgegeven voor één installatie en vice versa.)

Consistentieregel

:

het totale aantal IPPC-installaties 1) verminderd met het totale aantal installaties waarvoor één of meer geheel aan Richtlijn 2008/1/EG conforme vergunningen zijn afgegeven 2) dient gelijk te zijn aan het aantal installaties waarvoor om een of andere reden geen volledig conforme IPPC-vergunning is afgegeven (procedure niet voltooid, geen volledige dekking voor alle activiteiten, enz.). Indien dit cijfer niet nul is, is er mogelijk sprake van een inbreuk op Richtlijn 2008/1/EG.

B.   „BELANGRIJKE WIJZIGINGEN” in de loop van de verslagperiode (1 januari 2012 — 31 december 2013).

3.

Aantal belangrijke wijzigingen die tijdens de verslagperiode zijn doorgevoerd zonder overeenkomstig artikel 12, lid 2, van Richtlijn 2008/1/EG afgegeven vergunning: het aantal — bij de bevoegde autoriteiten bekende — belangrijke wijzigingen die daadwerkelijk door de exploitanten werden doorgevoerd zonder de krachtens artikel 12, lid 2 vereiste vergunning.

Indien dit cijfer niet nul is, is er mogelijk sprake van een inbreuk op de IPPC-bepalingen.

C.   „TOETSING EN BIJSTELLING VAN VERGUNNINGEN” in de loop van de verslagperiode (1 januari 2012 — 31 december 2013).

4.

Aantal installaties waarvoor de IPPC-vergunning tijdens de verslagperiode is getoetst overeenkomstig artikel 13 van Richtlijn 2008/1/EG: het totale aantal installaties waarvoor een of meer vergunningen overeenkomstig artikel 13 zijn getoetst.

5.

Aantal installaties waarvoor de IPPC-vergunning tijdens de verslagperiode is bijgesteld overeenkomstig artikel 13 van Richtlijn 2008/1/EG: het totale aantal installaties waarvoor een of meer vergunningen overeenkomstig artikel 13 zijn bijgesteld.


(1)  PB L 118 van 27.4.2001, blz. 41.

(2)  PB L 140 van 5.6.2009, blz. 114.


24.9.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 247/54


UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 21 september 2011

tot vaststelling van een vragenlijst voor de verslagen van de lidstaten over de tenuitvoerlegging van Richtlijn 2000/76/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de verbranding van afval

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 6504)

(Voor de EER relevante tekst)

(2011/632/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2000/76/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 december 2000 betreffende de verbranding van afval (1), en met name artikel 15,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens Richtlijn 2000/76/EG zijn de lidstaten verplicht om de drie jaar verslag uit te brengen over de uitvoering van die richtlijn aan de hand van een vragenlijst die door de Commissie wordt vastgesteld.

(2)

De Commissie heeft twee vragenlijsten vastgesteld. De tweede daarvan, die werd vastgesteld bij Besluit 2010/731/EU van de Commissie (2), had betrekking op de jaren 2009, 2010 en 2011.

(3)

Aangezien de bij Besluit 2010/731/EU vastgestelde vragenlijst bestemd is voor de verslaglegging tot 31 december 2011, dient voor de volgende driejarige verslagperiode een nieuwe vragenlijst te worden vastgesteld, rekening houdend met de ervaring die bij de toepassing van Richtlijn 2000/76/EG en het gebruik van de eerdere vragenlijsten is opgedaan. Omdat Richtlijn 2000/76/EG evenwel met ingang van 7 januari 2014 wordt ingetrokken en wordt vervangen door Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging) (3), dient de nieuwe vragenlijst slechts op twee jaren betrekking te hebben, namelijk 2012 en 2013. Omwille van de duidelijkheid dient Besluit 2010/731/EU te worden vervangen.

(4)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het comité ex artikel 6 van Richtlijn 91/692/EEG van de Raad (4),

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   De lidstaten gebruiken de in de bijlage opgenomen vragenlijst voor de verslagen over de tenuitvoerlegging van Richtlijn 2000/76/EG.

2.   De in te dienen verslagen bestrijken de periode van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2013.

Artikel 2

Besluit 2010/731/EU wordt ingetrokken op 1 januari 2013.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 21 september 2011.

Voor de Commissie

Janez POTOČNIK

Lid van de Commissie


(1)  PB L 332 van 28.12.2000, blz. 91.

(2)  PB L 315 van 1.12.2010, blz. 38.

(3)  PB L 334 van 17.12.2010, blz. 17.

(4)  PB L 377 van 31.12.1991, blz. 48.


BIJLAGE

Vragenlijst over de tenuitvoerlegging van Richtlijn 2000/76/EG betreffende de verbranding van afval

Algemene opmerkingen:

Deze derde vragenlijst uit hoofde van Richtlijn 2000/76/EG bestrijkt de jaren 2012 en 2013. Gezien de ervaring die met de tenuitvoerlegging van de Richtlijn is opgedaan en de informatie die al is verkregen door middel van de eerdere vragenlijsten, wordt met deze vragenlijst specifiek ingegaan op de veranderingen en op de vorderingen van de lidstaten bij de feitelijke tenuitvoerlegging van de richtlijn. Aangezien Richtlijn 2000/76/EG met ingang van 7 januari 2014 wordt ingetrokken en wordt vervangen door Richtlijn 2010/75/EU inzake industriële emissies, bestrijkt de onderhavige verslagperiode twee jaar in plaats van drie.

Om de continuïteit te waarborgen en directe vergelijkingen met eerdere antwoorden mogelijk te maken, brengt deze vragenlijst geen wijzigingen aan in de algemene benadering van Besluit 2010/731/EG. Indien de situatie ongewijzigd is gebleven, kan bij vragen die hetzelfde zijn als in de vorige vragenlijst worden volstaan met een verwijzing naar de eerder gegeven antwoorden. Als zich nieuwe ontwikkelingen hebben voorgedaan, dienen deze in een nieuw antwoord te worden beschreven.

1.   Aantal installaties en vergunningen

1.1.

Gelieve de volgende informatie te verstrekken over het aantal installaties (onderverdeeld in verbrandings- en meeverbrandingsinstallaties) dat binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 2000/76/EG valt en over de vergunningen en de toegestane capaciteit:

a)

aantal installaties;

b)

aantal overeenkomstig artikel 4, lid 1, afgegeven vergunningen;

c)

aantal installaties dat bij het verbrandingsproces gegenereerde warmte terugwint;

d)

totale toegestane afvalverwerkingscapaciteit (in ton per jaar) (facultatief).

1.2.

Geef een lijst van alle installaties die binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 2000/76/EG vallen, en verstrek tevens de volgende informatie voor elk van deze installaties met een capaciteit van meer dan 2 t per uur:

a)

of het een verbrandings- of meeverbrandingsinstallatie is en, in het laatste geval, het type installatie (cementoven, stookinstallatie of andere industriële installatie die niet is opgenomen in bijlage II.1 of II.2 bij Richtlijn 2000/76/EG);

b)

in het geval van verbrandingsinstallaties voor vast stedelijk afval die activiteiten voor de terugwinning van afvalstoffen uitvoeren welke zijn opgenomen in bijlage II, R1, bij Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen (1): de energie-efficiëntie van de installatie, berekend aan de hand van de formule die is opgenomen in de voetnoot bij bijlage II, R1, bij Richtlijn 2008/98/EG.

2.   Beschrijf eventuele problemen met de definities in artikel 3 die zich bij de uitvoering van Richtlijn 2000/76/EG hebben voorgedaan. Verstrek specifieke informatie voor elke definitie waarvoor problemen zijn vastgesteld.

3.   Zijn er mobiele installaties waarvoor uit hoofde van Richtlijn 2000/76/EG vergunningen zijn afgegeven?

4.   Geef aan welke categorieën afval zijn meeverbrand, onderverdeeld naar het type meeverbrandingsinstallatie (cementovens, stookinstallaties, andere industriële installaties die niet zijn opgenomen in bijlage II.1 of II.2).

Vermeld de codes van de Europese afvalcatalogus (facultatief).

Geef aan wat de toegestane capaciteit voor meeverbranding in deze installaties is (facultatief).

5.   Hoeveel meeverbrandingsinstallaties zijn onderworpen aan de in bijlage V bij Richtlijn 2000/76/EG vastgestelde emissiegrenswaarden voor verbrandingsinstallaties (omdat er onbehandeld stedelijk afval wordt meeverbrand of omdat meer dan 40 % van de vrijkomende warmte afkomstig is van de verbranding van gevaarlijk afval)?

6.   Welke regelingen zijn er in het kader van het vergunningsproces getroffen ten aanzien van:

a)

de vaststelling van de hoeveelheden en categorieën gevaarlijk afval die mogen worden verwerkt?

b)

de minimum- en maximumstromen van te verwerken gevaarlijke afvalstoffen?

c)

de laagste en hoogste calorische waarde van toegelaten gevaarlijke afvalstoffen?

d)

de beperkingen t.a.v. het gehalte aan verontreinigende stoffen, bijv. pcb’s, pcp’s, chloor, fluor, zwavel en zware metalen?

7.   Welke afvalstoffen worden geacht niet in aanmerking te komen voor representatieve bemonstering?

8.   Zijn er met betrekking tot de voorwaarden inzake verblijftijden van ovengassen en temperaturen als bedoeld in artikel 6, leden 1 en 2, van Richtlijn 2000/76/EG, overeenkomstig artikel 6, lid 4, toelatingen afgegeven waarin van die exploitatievoorwaarden wordt afgeweken? Zo ja, vermeld dan:

a)

om hoeveel toelatingen het gaat;

b)

indien gegevens beschikbaar zijn, de redenen voor de toegestane afwijking(en) voor een aantal representatieve gevallen, met vermelding van de volgende informatie:

i)

de capaciteit van de installatie;

ii)

of het gaat om een bestaande installatie zoals gedefinieerd in artikel 3, lid 6, of om een nieuwe installatie;

iii)

het type afval dat verbrand wordt;

iv)

hoe erop wordt toegezien dat er niet meer residuen ontstaan in vergelijking met een installatie waarvoor geen afwijkende regeling geldt en dat het gehalte aan organische verontreinigingen in deze residuen niet groter is dan verwacht wordt van een installatie waarvoor geen afwijkende regeling geldt;

v)

de in de vergunning vastgestelde exploitatievoorwaarden;

vi)

de emissiegrenswaarden die door de installatie moeten worden nageleefd.

9.   Zijn er, wat betreft cementovens waarin afval wordt meeverbrand, afwijkingen toegestaan van de emissiegrenswaarden voor NOx, stof, SO2 of TOC, in overeenstemming met bijlage II.1? Zo ja, vermeld dan:

a)

om hoeveel afwijkingen het gaat;

b)

indien gegevens beschikbaar zijn, de redenen voor de toegestane afwijking(en) voor een aantal representatieve gevallen, met vermelding van de volgende informatie:

i)

de capaciteit van de installatie;

ii)

of het gaat om een bestaande of een nieuwe installatie (definitie van artikel 20, lid 3, van Richtlijn 2000/76/EG);

iii)

het type afval dat wordt meeverbrand;

iv)

de emissiegrenswaarden die door de installatie moeten worden nageleefd;

v)

de overige in de vergunning vastgestelde exploitatievoorwaarden.

10.   Zijn er, wat de atmosferische emissies van verbrandings- en meeverbrandingsinstallaties betreft, emissiegrenswaarden vastgesteld die verschillen van de emissiegrenswaarden van bijlage II of bijlage V? Zo ja, en indien deze gegevens beschikbaar zijn, gelieve aan te geven:

a)

op welke installaties ze van toepassing zijn, d.w.z. verbrandings- of meeverbrandingsinstallaties; geef in het laatste geval het type installatie aan;

b)

welke van de betreffende installaties „nieuw” en welke „bestaand” zijn;

c)

op welke verontreinigende stoffen de grenswaarden van toepassing zijn en wat de vastgestelde grenswaarden zijn;

d)

waarom deze grenswaarden worden toegepast;

e)

de regeling voor de monitoring van de emissies van deze verontreinigende stoffen (continu of discontinu; geef in het laatste geval de frequentie aan).

11.   In het geval van de verontreinigende stoffen die zijn opgesomd in bijlage IV bij Richtlijn 2000/76/EG: hoe worden emissiegrenswaarden voor lozingen van afvalwater van rookgasreinigingsinrichtingen in het aquatisch milieu bepaald? Geef aan in welke gevallen de emissiegrenswaarden voor de betreffende verontreinigende stoffen verschillen van de grenswaarden in bijlage IV.

12.   Indien er ook emissiegrenswaarden zijn vastgesteld voor andere in water geloosde verontreinigende stoffen dan die welke in bijlage IV worden genoemd:

a)

op welke installaties zijn deze dan van toepassing (verbranding of meeverbranding, „nieuwe” of „bestaande”)?

b)

voor welke verontreinigende stoffen gelden zij en wat zijn de vastgestelde grenswaarden?

c)

waarom worden deze grenswaarden toegepast?

13.   Welke operationele controleparameters (pH, temperatuur, debiet enz.) zijn bij het vergunningsproces vastgesteld voor lozingen van afvalwater?

14.   Welke voorzieningen zijn getroffen om, overeenkomstig artikel 8, lid 7, de bescherming van bodem, oppervlaktewateren of grondwater te verzekeren?

15.   Welke criteria zijn toegepast om te verzekeren dat er voldoende opslagcapaciteit is om, waar nodig, water vóór de lozing te testen en te behandelen?

16.   Welke voorzieningen zijn er in het algemeen getroffen om de hoeveelheden en de schadelijkheid van uit verbrandings- of meeverbrandingsinstallaties afkomstige residuen te minimaliseren?

17.   Zijn de vergunningsvoorwaarden inzake de meting van verontreinigende stoffen in de lucht en de procesparameters identiek aan die van artikel 11, lid 2? Verstrek, indien dit niet het geval is, de volgende informatie:

a)

de reden voor afwijking van artikel 11, lid 2, met verwijzing naar de in artikel 11, leden 4 tot en met 7, genoemde afwijkingsmogelijkheden;

b)

de betreffende verontreinigende stof of parameter en de vastgestelde metingsvereiste.

18.   Zijn de vergunningsvoorwaarden inzake de meting van verontreinigende stoffen in het water identiek aan die van artikel 11, leden 14 en 15? Verstrek, indien dit niet het geval is, de volgende informatie:

a)

de reden voor afwijking van artikel 11, leden 14 en 15;

b)

de betreffende verontreinigende stof of parameter en de vastgestelde metingsvereiste.

19.   Hoe wordt in het kader van het vergunningsproces gegarandeerd dat de volgende bepalingen met betrekking tot atmosferische emissies worden nageleefd:

a)

artikel 11, lid 8;

b)

artikel 11, lid 9;

c)

artikel 11, lid 11;

d)

artikel 11, lid 12;

e)

de handhavingsregeling als bedoeld in artikel 11, lid 10.

20.   Hoe wordt in het kader van het vergunningsproces gegarandeerd dat de volgende bepalingen met betrekking tot lozingen in water worden nageleefd:

a)

artikel 11, lid 9;

b)

de handhavingsregeling als bedoeld in artikel 11, lid 16.

21.   Beschrijf in voorkomend geval de officiële richtsnoeren inzake de bepaling van gevalideerde emissiedaggemiddelden (artikel 11, lid 11). Vermeld, indien beschikbaar, een weblink.

22.   Welke procedures zijn er om de bevoegde autoriteit te verwittigen bij overschrijding van een emissiegrenswaarde?

23.   Welke regelingen zijn getroffen om te verzekeren dat het publiek bij het vergunningsproces wordt betrokken (nieuwe en/of geactualiseerde vergunningen)? Geef ten minste meer informatie over de volgende aspecten:

a)

welke autoriteit de vergunningsaanvraag toegankelijk maakt voor het publiek;

b)

gedurende welke termijn het publiek zijn visie kan geven;

c)

welke autoriteit de uiteindelijke beslissing bekendmaakt.

24.   Wat de beschikbaarheid van informatie gedurende het vergunningsproces betreft:

a)

is er enige met milieuaspecten verband houdende informatie over de aanvraag, de besluitvorming en de te verlenen vergunning, die niet of slechts gedeeltelijk voor het publiek toegankelijk is? Geef in dat geval aan om welke informatie het gaat;

b)

vermeld, indien deze informatie toegankelijk/gedeeltelijk toegankelijk is, of zij kosteloos verkrijgbaar is en zo niet, wat dan het gehanteerde tarief is en onder welke omstandigheden dit tarief wordt toegepast.

25.   In het geval van verbrandings- en meeverbrandingsinstallaties met een nominale capaciteit van ten minste twee ton per uur: op welke manier wordt een exploitant ertoe verplicht een jaarverslag over de werking en monitoring van de installatie bij de bevoegde autoriteit in te dienen?

26.   Indien een jaarverslag wordt ingediend:

a)

welke informatie wordt hierin verstrekt?

b)

hoe kan het publiek toegang krijgen tot dit verslag?

27.   In het geval van verbrandings- of meeverbrandingsinstallaties met een nominale capaciteit van minder dan twee ton per uur: hoe worden deze installaties publiekelijk geïdentificeerd?

28.   In welke mogelijkheden voorziet de afgegeven vergunning ter controle van de tijden dat een verbrandings- of meeverbrandingsinstallatie onder abnormale exploitatieomstandigheden (zoals bij stilleggingen, storingen of defecten van noodvoorzieningen of monitoringapparatuur) in bedrijf is?

29.   Wat is, in het geval van verbrandings- en meeverbrandingsprocessen, de maximale duur dat een installatie onder abnormale werkingsomstandigheden in bedrijf mag zijn voordat zij buiten bedrijf moet worden gesteld? Vermeld:

a)

de maximale duur voor overschrijding van de emissiegrenswaarden;

b)

de maximale totale duur van de perioden waarin de emissiegrenswaarden worden overschreden in een jaar.

30.   Overige opmerkingen.


(1)  PB L 312 van 22.11.2008, blz. 3.