ISSN 1725-2598

doi:10.3000/17252598.L_2011.231.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 231

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

54e jaargang
8 september 2011


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 893/2011 van de Commissie van 22 augustus 2011 houdende goedkeuring van niet-minimale wijzigingen van het productdossier van een benaming die is opgenomen in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Bresaola della Valtellina (BGA))

1

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 894/2011 van de Commissie van 22 augustus 2011 houdende goedkeuring van niet-minimale wijzigingen van het productdossier van een benaming die is opgenomen in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Coppa Piacentina (BOB))

3

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 895/2011 van de Commissie van 22 augustus 2011 houdende goedkeuring van niet-minimale wijzigingen van het productdossier van een benaming die is opgenomen in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Pimiento Asado del Bierzo (BGA))

5

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 896/2011 van de Commissie van 2 september 2011 tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur

7

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 897/2011 van de Commissie van 2 september 2011 tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur

9

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 898/2011 van de Commissie van 7 september 2011 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 ten aanzien van de drempelvolumen voor de toepassing van de aanvullende rechten voor tomaten

11

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 899/2011 van de Commissie van 7 september 2011 tot vaststelling, voor de periode 2011/2012, van de coëfficiënten voor in de vorm van Irish whiskey uitgevoerde granen

13

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 900/2011 van de Commissie van 7 september 2011 tot verlening van een vergunning voor lasalocide A natrium als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor fazanten, parelhoenders, kwartels en patrijzen, met uitzondering van legvogels (vergunninghouder Alpharma (Belgium) BVBA) ( 1 )

15

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 901/2011 van de Commissie van 7 september 2011 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

17

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 902/2011 van de Commissie van 7 september 2011 tot wijziging van de bij Verordening (EU) nr. 867/2010 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor bepaalde producten uit de sector suiker voor het verkoopseizoen 2010/11

19

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 903/2011 van de Commissie van 7 september 2011 tot vaststelling van de invoerrechten voor bepaalde gedopte rijst met ingang van 8 september 2011

21

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 904/2011 van de Commissie van 7 september 2011 tot vaststelling van de toewijzingscoëfficiënt die moet worden toegepast op de invoercertificaataanvragen die in de periode van 26 augustus 2011 tot en met 2 september 2011 zijn ingediend in het kader van het bij Verordening (EG) nr. 2305/2003 geopende invoertariefcontingent voor gerst

22

 

 

IV   Handelingen die vóór 1 december 2009 zijn aangenomen krachtens het EG-Verdrag, het EU-Verdrag en het Euratom-Verdrag

 

*

Besluit van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA nr. 471/09/COL van 25 november 2009 houdende de vierenzeventigste wijziging van de formele en materiële regels op het gebied van staatssteun door de invoeging van een nieuw hoofdstuk betreffende criteria voor de beoordeling van de verenigbaarheid van individueel aan te melden staatssteun ten behoeve van opleiding

23

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

8.9.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 231/1


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 893/2011 VAN DE COMMISSIE

van 22 augustus 2011

houdende goedkeuring van niet-minimale wijzigingen van het productdossier van een benaming die is opgenomen in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Bresaola della Valtellina (BGA))

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 7, lid 4, eerste alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 9, lid 1, eerste alinea, en artikel 17, lid 2, van Verordening (EG) nr. 510/2006 heeft de Commissie de aanvraag van Italië onderzocht voor de goedkeuring van een wijziging van het productdossier van de beschermde geografische aanduiding „Bresaola della Valtellina” die bij Verordening (EG) nr. 1107/96 van de Commissie (2), zoals gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1263/96 (3) is geregistreerd.

(2)

Omdat de betrokken wijzigingen niet minimaal zijn in de zin van artikel 9 van Verordening (EG) nr. 510/2006, heeft de Commissie het wijzigingsverzoek overeenkomstig artikel 6, lid 2, eerste alinea, van die verordening bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie  (4). Aangezien aan de Commissie geen enkel bezwaar overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 510/2006 is meegedeeld, moeten de wijzigingen worden goedgekeurd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakte wijzigingen van het productdossier met betrekking tot de in de bijlage bij deze verordening vermelde benaming worden goedgekeurd.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 22 augustus 2011.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Cecilia MALMSTRÖM

Lid van de Commissie


(1)  PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12.

(2)  PB L 148 van 21.6.1996, blz. 1.

(3)  PB L 163 van 2.7.1996, blz. 19.

(4)  PB C 321 van 26.11.2010, blz. 23.


BIJLAGE

In bijlage I bij het Verdrag genoemde landbouwproducten voor menselijke consumptie:

Categorie 1.2.   Vleesproducten (verhit, gepekeld, gerookt, enz.)

ITALIË

Bresaola della Valtellina (BGA)


8.9.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 231/3


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 894/2011 VAN DE COMMISSIE

van 22 augustus 2011

houdende goedkeuring van niet-minimale wijzigingen van het productdossier van een benaming die is opgenomen in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Coppa Piacentina (BOB))

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 7, lid 4, eerste alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 9, lid 1, eerste alinea, en artikel 17, lid 2, van Verordening (EG) nr. 510/2006 heeft de Commissie de aanvraag van Italië onderzocht voor de goedkeuring van wijzigingen van het productdossier van de beschermde oorsprongsbenaming „Coppa Piacentina” die bij Verordening (EG) nr. 1107/96 van de Commissie (2), zoals gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1263/96 (3), is geregistreerd.

(2)

Omdat de betrokken wijzigingen niet minimaal zijn in de zin van artikel 9 van Verordening (EG) nr. 510/2006, heeft de Commissie het wijzigingsverzoek overeenkomstig artikel 6, lid 2, eerste alinea, van die verordening bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie  (4). Aangezien aan de Commissie geen enkel bezwaar overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 510/2006 is meegedeeld, moeten de wijzigingen worden goedgekeurd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakte wijzigingen van het productdossier met betrekking tot de in de bijlage bij deze verordening vermelde benaming worden goedgekeurd.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 22 augustus 2011.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Cecilia MALMSTRÖM

Lid van de Commissie


(1)  PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12.

(2)  PB L 148 van 21.6.1996, blz. 1.

(3)  PB L 163 van 2.7.1996, blz. 19.

(4)  PB C 311 van 16.11.2010, blz. 24.


BIJLAGE

In bijlage I bij het Verdrag genoemde landbouwproducten voor menselijke consumptie:

Categorie 1.2.   Vleesproducten (verhit, gepekeld, gerookt, enz.)

ITALIË

Coppa Piacentina (BOB)


8.9.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 231/5


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 895/2011 VAN DE COMMISSIE

van 22 augustus 2011

houdende goedkeuring van niet-minimale wijzigingen van het productdossier van een benaming die is opgenomen in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Pimiento Asado del Bierzo (BGA))

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 7, lid 4, eerste alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 9, lid 1, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 510/2006 heeft de Commissie de aanvraag van Spanje onderzocht voor de goedkeuring van een wijziging van het productdossier van de beschermde geografische aanduiding „Pimiento Asado del Bierzo” die bij Verordening (EG) nr. 2400/96 van de Commissie (2), zoals gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 417/2006 (3), is geregistreerd.

(2)

Aangezien de betrokken wijzigingen niet minimaal zijn in de zin van artikel 9 van Verordening (EG) nr. 510/2006, heeft de Commissie de wijzigingsaanvraag overeenkomstig artikel 6, lid 2, eerste alinea, van die verordening bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie  (4). Aangezien aan de Commissie geen enkel bezwaar overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 510/2006 is meegedeeld, moeten de wijzigingen worden goedgekeurd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakte wijzigingen van het productdossier met betrekking tot de in de bijlage bij deze verordening vermelde benaming worden goedgekeurd.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 22 augustus 2011.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Cecilia MALMSTRÖM

Lid van de Commissie


(1)  PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12.

(2)  PB L 327 van 18.12.1996, blz. 11.

(3)  PB L 72 van 11.3.2006, blz. 8.

(4)  PB C 321 van 26.11.2010, blz. 18.


BIJLAGE

In bijlage I bij het Verdrag genoemde landbouwproducten voor menselijke consumptie:

Categorie 1.6.   Groenten, fruit en granen, in ongewijzigde staat of verwerkt

SPANJE

Pimiento Asado del Bierzo (BGA)


8.9.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 231/7


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 896/2011 VAN DE COMMISSIE

van 2 september 2011

tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (1), en met name artikel 9, lid 1, onder a),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Om de uniforme toepassing te waarborgen van de gecombineerde nomenclatuur die als bijlage bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 is gevoegd, dienen bepalingen voor de indeling van de in de bijlage bij onderhavige verordening vermelde goederen te worden vastgesteld.

(2)

Bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 zijn de algemene regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur vastgesteld. Deze regels zijn ook van toepassing op iedere andere nomenclatuur die, geheel of gedeeltelijk of met toevoeging van onderverdelingen, de gecombineerde nomenclatuur overneemt en die bij specifieke EU-wetgeving is vastgesteld met het oog op de toepassing van tarief- of andere maatregelen in het kader van het goederenverkeer.

(3)

Volgens deze algemene regels dienen de in kolom 1 van de tabel in de bijlage omschreven goederen te worden ingedeeld onder de in kolom 2 vermelde GN-code om de in kolom 3 genoemde redenen.

(4)

Er dient te worden bepaald dat een door de douane van een lidstaat afgegeven bindende tariefinlichting inzake de indeling van goederen in de gecombineerde nomenclatuur die in strijd is met deze verordening, door de houder van die inlichting nog drie maanden mag worden gebruikt op grond van artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (2).

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité douanewetboek,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in kolom 1 van de tabel in de bijlage omschreven goederen worden in de gecombineerde nomenclatuur ingedeeld onder de in kolom 2 van die tabel vermelde GN-code.

Artikel 2

Op grond van artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 kan een door de douane van een lidstaat afgegeven bindende tariefinlichting die in strijd is met onderhavige verordening, nog voor een periode van drie maanden worden gebruikt.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 2 september 2011.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Algirdas ŠEMETA

Lid van de Commissie


(1)  PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1.

(2)  PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1.


BIJLAGE

Omschrijving

Indeling

(GN-code)

Motivering

(1)

(2)

(3)

Retro-reflectieve stroken, bedoeld om op veiligheidskleding en uniformen te worden aangebracht door middel van een door warmte geactiveerd kleefmiddel.

Het product heeft een dikte van 140-155 μm (papieren beschermstrook niet inbegrepen) en is samengesteld uit de volgende lagen:

60-70 μm glazen microbolletjes met een metallische spiegel aan een zijde, aan elkaar gehecht met een elastomeer van poly(butadieen-co-acrylonitril) (de dikte van dat elastomeer bedraagt 15-20 μm),

80-85 μm door warmte geactiveerd kleefmiddel, en

een papieren beschermstrook die voor gebruik moet worden verwijderd.

Het product wordt aangeboden in afzonderlijke stroken of in rollen.

4008 21 90

De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1, 3 (b) en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur, aantekeningen 1 en 9 bij hoofdstuk 40 en de tekst van de GN-codes 4008, 4008 21 en 4008 21 90.

Het product bestaat uit verschillende componenten in lagen en moet daarom worden ingedeeld naar de samenstellende materialen die het wezenlijke karakter verlenen aan het product.

De rol van de glazen microbolletjes is belangrijk in het retro-reflectieve proces, maar indeling onder post 7018 als glazen microbolletjes is uitgesloten omdat de rol van het elastomeer, dat de glazen microbolletjes op hun plaats houdt, de belangrijkste is.

Hoewel de polyesterlaag de dikste laag is, is indeling onder post 3920 als een vel thermoplastisch polymeer uitgesloten omdat het elastomeer, waarin de glazen microbolletjes zijn ingebed, de meest wezenlijke component is voor de hechting van de glazen microbolletjes en bijgevolg voor de overdracht van de retro-reflectieve eigenschappen op het product.

Omdat het product zijn wezenlijke karakter ontleent aan het elastomeer, moet het product daarom, overeenkomstig algemene regel 3 b) voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur worden ingedeeld onder post 4008 als plaat, vel, strip van niet-geharde gevulkaniseerde rubber.


8.9.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 231/9


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 897/2011 VAN DE COMMISSIE

van 2 september 2011

tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (1), en met name artikel 9, lid 1, onder a),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Om de uniforme toepassing te waarborgen van de gecombineerde nomenclatuur die als bijlage bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 is gevoegd, dienen bepalingen voor de indeling van de in de bijlage bij onderhavige verordening vermelde goederen te worden vastgesteld.

(2)

Bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 zijn de algemene regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur vastgesteld. Deze regels zijn ook van toepassing op iedere andere nomenclatuur die, geheel of gedeeltelijk of met toevoeging van onderverdelingen, de gecombineerde nomenclatuur overneemt en die bij specifieke EU-wetgeving is vastgesteld met het oog op de toepassing van tarief- of andere maatregelen in het kader van het goederenverkeer.

(3)

Volgens deze algemene regels dienen de in kolom 1 van de tabel in de bijlage omschreven goederen te worden ingedeeld onder de in kolom 2 vermelde GN-code, om de in kolom 3 vermelde redenen.

(4)

Er dient te worden bepaald dat een door de douane van een lidstaat afgegeven bindende tariefinlichting inzake de indeling van goederen in de gecombineerde nomenclatuur die in strijd is met deze verordening, door de houder van die inlichting nog drie maanden mag worden gebruikt op grond van artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (2).

(5)

Het Comité Douanewetboek heeft geen advies uitgebracht binnen de door de voorzitter vastgestelde termijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in kolom 1 van de tabel in de bijlage beschreven goederen worden in de gecombineerde nomenclatuur ingedeeld onder de in kolom 2 van die tabel vermelde GN-codes.

Artikel 2

Op grond van artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 kan een door de douane van een lidstaat afgegeven bindende tariefinlichting die in strijd is met onderhavige verordening, nog voor een periode van drie maanden worden gebruikt.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 2 september 2011.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Algirdas ŠEMETA

Lid van de Commissie


(1)  PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1.

(2)  PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1.


BIJLAGE

Omschrijving

Indeling

(GN-code)

Motivering

(1)

(2)

(3)

Product opgemaakt voor de verkoop in het klein in een fles van 500 ml, bevattende (in gewichtspercenten):

water

45,9

fructose

33,3

oligofructose

7,6

geconcentreerd appelsap

3,6

geconcentreerd zwartebessensap

2,3

oligopeptiden van groenten

2,3

citroenzuur

3,6

geconcentreerde maté

0,7

voedingsgist

0,5

L-carnitine

0,1

kaliumsorbaat

0,1

Het product is een roodbruine, troebele, licht viskeuze vloeistof met een dichtheid van 1,1812 g/cm3 en een Brix-waarde van 40.

Volgens de verpakking is het product gebaseerd op met nutriënten verrijkt water, dat bestemd is om in het dieet te worden opgenomen.

Gebruiksaanwijzing: verdun 50 ml product met 100 ml water of sap.

2106 90 92

De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur en de tekst van de GN-codes 2106, 2106 90 en 2106 90 92.

Wegens het gehalte aan suikers en sommige andere ingrediënten zoals kaliumsorbaat en citroenzuur moet het product voor gebruik worden verdund en kan het daarom niet worden aangemerkt als een drank van post 2202 (zie ook de toelichting op de gecombineerde nomenclatuur bij hoofdstuk 22, Algemeen, tweede alinea).

Het product moet daarom worden ingedeeld als een product voor menselijke consumptie, elders genoemd noch elders onder begrepen, bedoeld in post 2106 (zie ook de toelichting op het geharmoniseerd systeem op post 2106, tweede alinea, punt 7).


8.9.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 231/11


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 898/2011 VAN DE COMMISSIE

van 7 september 2011

tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 ten aanzien van de drempelvolumen voor de toepassing van de aanvullende rechten voor tomaten

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1), en met name artikel 143, onder b), juncto artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2) voorziet in toezicht op de invoer van de in bijlage XVIII daarvan vermelde producten. Voor dit toezicht gelden de uitvoeringsbepalingen die zijn vastgesteld in artikel 308 quinquies van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (3).

(2)

Met het oog op de toepassing van artikel 5, lid 4, van de in het kader van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde gesloten Overeenkomst inzake de landbouw (4), en op grond van de meest recente beschikbare gegevens over 2008, 2009 en 2010 moet het drempelvolume voor de toepassing van de aanvullende rechten voor tomaten worden aangepast.

(3)

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 moet bijgevolg dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage XVIII bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 oktober 2011.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 7 september 2011.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.

(3)  PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1.

(4)  PB L 336 van 23.12.1994, blz. 22.


BIJLAGE

„BIJLAGE XVIII

AANVULLENDE INVOERRECHTEN: TITEL IV, HOOFDSTUK I, SECTIE 2

Onverminderd de regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur wordt de tekst van de omschrijving van de goederen als louter indicatief beschouwd. De werkingssfeer van de aanvullende rechten wordt in het kader van deze bijlage bepaald door de draagwijdte van de GN-codes zoals deze bij de vaststelling van de onderhavige verordening bestaan.

Volgnummer

GN-code

Omschrijving

Toepassingsperiode

Drempelvolume (in ton)

78.0015

0702 00 00

Tomaten

1 oktober tot en met 31 mei

481 762

78.0020

1 juni tot en met 30 september

44 251

78.0065

0707 00 05

Komkommers

1 mei tot en met 31 oktober

31 289

78.0075

1 november tot en met 30 april

26 583

78.0085

0709 90 80

Artisjokken

1 november tot en met 30 juni

17 258

78.0100

0709 90 70

Courgettes

1 januari tot en met 31 december

57 955

78.0110

0805 10 20

Sinaasappelen

1 december tot en met 31 mei

368 535

78.0120

0805 20 10

Clementines

1 november tot eind februari

175 110

78.0130

0805 20 30

0805 20 50

0805 20 70

0805 20 90

Mandarijnen (tangerines en satsuma’s daaronder begrepen); wilkings en soortgelijke kruisingen van citrusvruchten

1 november tot eind februari

115 625

78.0155

0805 50 10

Citroenen

1 juni tot en met 31 december

346 366

78.0160

1 januari tot en met 31 mei

88 090

78.0170

0806 10 10

Tafeldruiven

21 juli tot en met 20 november

80 588

78.0175

0808 10 80

Appelen

1 januari tot en met 31 augustus

700 556

78.0180

1 september tot en met 31 december

65 039

78.0220

0808 20 50

Peren

1 januari tot en met 30 april

229 646

78.0235

1 juli tot en met 31 december

35 541

78.0250

0809 10 00

Abrikozen

1 juni tot en met 31 juli

5 794

78.0265

0809 20 95

Kersen, andere dan zure kersen

21 mei tot en met 10 augustus

30 783

78.0270

0809 30

Perziken, nectarines daaronder begrepen

11 juni tot en met 30 september

5 613

78.0280

0809 40 05

Pruimen

11 juni tot en met 30 september

10 293”


8.9.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 231/13


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 899/2011 VAN DE COMMISSIE

van 7 september 2011

tot vaststelling, voor de periode 2011/2012, van de coëfficiënten voor in de vorm van Irish whiskey uitgevoerde granen

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gezien Verordening (EG) nr. 1670/2006 van de Commissie van 10 november 2006 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad wat de vaststelling en de toekenning van aangepaste restituties voor in de vorm van bepaalde alcoholhoudende dranken uitgevoerde granen betreft (2), en met name artikel 5,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1670/2006 is bepaald dat de hoeveelheden granen waarvoor de restitutie wordt toegekend, de hoeveelheden zijn die onder controle zijn geplaatst en die zijn gedistilleerd en waarop een jaarlijks voor elke betrokken lidstaat vast te stellen coëfficiënt is toegepast. Deze coëfficiënt geeft de verhouding weer tussen de in totaal uitgevoerde hoeveelheden en de in totaal in de handel gebrachte hoeveelheden van de betrokken alcoholhoudende drank, en wel op basis van de ontwikkeling van die hoeveelheden tijdens het aantal jaren dat overeenkomt met de gemiddelde rijpingsperiode van die alcoholhoudende drank.

(2)

Volgens de gegevens die Ierland heeft verstrekt voor de periode van 1 januari tot en met 31 december 2010, bedroeg de gemiddelde rijpingsperiode van Irish whiskey in 2010 vijf jaar.

(3)

Derhalve dienen de coëfficiënten voor de periode van 1 oktober 2011 tot en met 30 september 2012 te worden vastgesteld.

(4)

Op grond van artikel 10 van Protocol 3 van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte mogen geen restituties worden verleend bij uitvoer naar Liechtenstein, IJsland en Noorwegen. Bovendien heeft de EU in overeenkomsten met sommige derde landen afgesproken geen uitvoerrestituties te verlenen. Bijgevolg dient daar overeenkomstig artikel 7, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1670/2006 rekening mee te worden gehouden bij de berekening van de coëfficiënten voor de periode 2011/2012.

(5)

Verordening (EU) nr. 1116/2010 van de Commissie van 2 december 2010 tot vaststelling, voor de periode 2010/2011, van de coëfficiënten voor de in de vorm van Irish whiskey uitgevoerde granen (3) heeft geen effect meer, aangezien die verordening betrekking heeft op de in het jaar 2010/2011 toepasselijke coëfficiënten. Ter wille van de rechtszekerheid en de duidelijkheid moet die verordening worden ingetrokken,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1670/2006 bedoelde coëfficiënten voor de granen die in Ierland worden gebruikt voor de vervaardiging van Irish whiskey, worden voor de periode van 1 oktober 2011 tot en met 30 september 2012 vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

De verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing van 1 oktober 2011 tot en met 30 september 2012.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 7 september 2011.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 312 van 11.11.2006, blz. 33.

(3)  PB L 317 van 3.12.2010, blz. 1.


BIJLAGE

In Ierland toe te passen coëfficiënten

Periode van toepassing

Coëfficiënt voor

de gerst die wordt gebruikt voor de vervaardiging van Irish whiskey, categorie B (1)

de granen die worden gebruikt voor de vervaardiging van Irish whiskey, categorie A

Van 1 oktober 2011 tot en met 30 september 2012

0,173

0,147


(1)  Inclusief de vermoute gerst.


8.9.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 231/15


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 900/2011 VAN DE COMMISSIE

van 7 september 2011

tot verlening van een vergunning voor lasalocide A natrium als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor fazanten, parelhoenders, kwartels en patrijzen, met uitzondering van legvogels (vergunninghouder Alpharma (Belgium) BVBA)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding (1), en met name artikel 9, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De verlening van vergunningen voor toevoegingsmiddelen voor diervoeding, met inbegrip van de vergunningsgronden en -procedures, is geregeld bij Verordening (EG) nr. 1831/2003.

(2)

Overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 is een aanvraag voor een vergunning voor lasalocide A natrium, CAS-nummer 25999-20-6, ingediend. De krachtens artikel 7, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 vereiste gegevens en documenten zijn bij de aanvraag verstrekt.

(3)

De aanvraag betreft de verlening van een vergunning voor lasalocide A natrium, CAS-nummer 25999-20-6, als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor fazanten, parelhoenders, kwartels en patrijzen, met uitzondering van legvogels, in de categorie „coccidiostatica en histomonostatica”.

(4)

Het gebruik van dat preparaat is toegestaan voor tien jaar voor mestkippen en opfoklegkippen tot 16 weken bij Verordening (EG) nr. 1455/2004 van de Commissie (2) en voor kalkoenen tot 16 weken bij Verordening (EU) nr. 874/2010 van de Commissie (3).

(5)

Er zijn nieuwe gegevens ingediend ter staving van de aanvraag voor een vergunning voor lasalocide A natrium, CAS-nummer 25999-20-6, voor fazanten, parelhoenders, kwartels en patrijzen, met uitzondering van legvogels. De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) heeft in haar advies van 16 maart 2011 (4) geconcludeerd dat lasalocide A natrium, CAS-nummer 25999-20-6, onder de voorgestelde gebruiksvoorwaarden geen ongunstige gevolgen voor de diergezondheid, de menselijke gezondheid of het milieu heeft en dat het toevoegingsmiddel coccidiose bij de doelsoorten doeltreffend kan bestrijden. Zij acht specifieke voorschriften voor een programma voor monitoring na het in de handel brengen in verband met de resistentie bij bacteriën en Eimeria spp. nodig. Zij heeft ook het rapport over de analysemethode voor het toevoegingsmiddel voor diervoeding geverifieerd dat door het bij Verordening (EG) nr. 1831/2003 ingestelde communautaire referentielaboratorium was ingediend.

(6)

Uit de beoordeling van lasalocide A natrium, CAS-nummer 25999-20-6, blijkt dat aan de in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 vermelde voorwaarden voor de verlening van een vergunning is voldaan. Het gebruik van dit preparaat zoals gespecificeerd in de bijlage bij deze verordening moet daarom worden toegestaan.

(7)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor het in de bijlage beschreven preparaat, dat behoort tot de categorie „coccidiostatica en histomonostatica”, wordt onder de in die bijlage vastgestelde voorwaarden een vergunning voor gebruik als toevoegingsmiddel voor diervoeding verleend.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 7 september 2011.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 268 van 18.10.2003, blz. 29.

(2)  PB L 269 van 17.8.2004, blz. 14.

(3)  PB L 263 van 6.10.2010, blz. 1.

(4)  The EFSA Journal 2011; 9(4):2116.


BIJLAGE

Identificatienummer van het toevoegingsmiddel

Naam van de vergunninghouder

Toevoegingsmiddel

Samenstelling, chemische formule, beschrijving, analysemethode

Diersoort of -categorie

Maximumleeftijd

Minimumgehalte

Maximumgehalte

Andere bepalingen

Einde van de vergunningsperiode

Maximumgehalte aan residuen (MRL) in de desbetreffende levensmiddelen van dierlijke oorsprong

mg/kg volledig diervoeder met een vochtgehalte van 12 %

Categorie coccidiostatica en histomonostatica

5 1 763

Alpharma (Belgium) BVBA

Lasalocide A natrium

15 g/100 g

(Avatec 150 G)

 

Samenstelling toevoegingsmiddel

 

Lasalocide A natrium: 15 g/100 g

 

Calciumsulfaatdihydraat: 80,9 g/100 g

 

Calciumlignosulfonaat: 4 g/100 g

 

IJzer(III)oxide: 0,1 g/100 g

 

Werkzame stof

Lasalocide A natrium,

C34H53NaO8,

CAS-nummer: 25999-20-6,

natriumzout van 6-[(3R,4S,5S,7R)-7-[(2S,3S,5S)-5-ethyl-5-[(2R,5R,6S)-5-ethyl-5-hydroxy-6-methyltetrahydro-2H-pyran-2-yl]-tetrahydro-3-methyl-2-furyl]-4-hydroxy-3,5-dimethyl-6-oxononyl]-2-hydroxy-3-methylbenzoaat, geproduceerd door Streptomyces lasaliensis ssp. lasaliensis (ATCC 31180)

Productiegebonden onzuiverheden:

Lasalocide natrium B-E: ≤ 10 %

 

Analysemethoden  (1)

Reversed-phase hogedrukvloeistofchromatografie (HPLC) met spectrofluorimetrische detector (Verordening (EG) nr. 152/2009 van de Commissie) (2)

Fazanten, parelhoenders, kwartels en patrijzen, met uitzondering van legvogels.

75

125

1.

Toediening verboden vanaf ten minste 5 dagen voor de slacht.

2.

In de gebruiksaanwijzing moet worden vermeld:

„Gevaarlijk voor paardachtigen”.

„Dit voeder bevat een ionofoor: mogelijke contraindicatie: gelijktijdige toediening ervan met bepaalde andere geneesmiddelen”.

3.

Door de vergunninghouder moet een programma voor monitoring na het in de handel brengen in verband met de resistentie bij bacteriën en Eimeria spp. worden gepland en uitgevoerd.

4.

Het toevoegingsmiddel moet worden opgenomen in mengvoeder in de vorm van een voormengsel.

5.

Lasalocide A natrium mag niet worden gemengd met andere coccidiostatica.

28 september 2021

Verordening (EU) nr. 37/2010 van de Commissie (3)


(1)  Nadere bijzonderheden over de analysemethoden zijn te vinden op het volgende adres van het communautaire referentielaboratorium: http://irmm.jrc.ec.europa.eu/EURLs/EURL_feed_additives/Pages/index.aspx

(2)  PB L 54 van 26.2.2009, blz. 1.

(3)  PB L 15 van 20.1.2010, blz. 1.


8.9.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 231/17


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 901/2011 VAN DE COMMISSIE

van 7 september 2011

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 8 september 2011.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 7 september 2011.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

José Manuel SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

AR

33,3

EC

32,6

MK

49,0

ZZ

38,3

0707 00 05

AR

24,2

TR

123,3

ZZ

73,8

0709 90 70

AR

40,2

EC

39,5

TR

122,6

ZZ

67,4

0805 50 10

AR

70,6

CL

76,8

MX

39,8

PY

33,5

TR

66,0

UY

37,4

ZA

73,4

ZZ

56,8

0806 10 10

EG

156,9

MA

175,2

TR

114,6

ZA

59,8

ZZ

126,6

0808 10 80

CL

63,1

CN

78,7

NZ

102,6

US

82,4

ZA

84,3

ZZ

82,2

0808 20 50

CN

74,4

TR

118,4

ZA

72,6

ZZ

88,5

0809 30

TR

143,9

ZZ

143,9

0809 40 05

BA

41,6

KE

58,0

ZZ

49,8


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


8.9.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 231/19


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 902/2011 VAN DE COMMISSIE

van 7 september 2011

tot wijziging van de bij Verordening (EU) nr. 867/2010 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor bepaalde producten uit de sector suiker voor het verkoopseizoen 2010/11

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gezien Verordening (EG) nr. 951/2006 van de Commissie van 30 juni 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad wat betreft de handel met derde landen in de sector suiker (2), en met name artikel 36, lid 2, tweede alinea, tweede zin,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en bepaalde stropen voor het verkoopseizoen 2010/11 zijn vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 867/2010 van de Commissie (3). Deze prijzen en rechten zijn laatstelijk gewijzigd bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 890/2011 van de Commissie (4).

(2)

Naar aanleiding van de gegevens waarover de Commissie momenteel beschikt, dienen deze bedragen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 951/2006 te worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bij Verordening (EG) nr. 951/2006 voor het verkoopseizoen 2010/11 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor de in artikel 36 van Verordening (EU) nr. 867/2010 bedoelde producten worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 8 september 2011.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 7 september 2011.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

José Manuel SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 178 van 1.7.2006, blz. 24.

(3)  PB L 259 van 1.10.2010, blz. 3.

(4)  PB L 229 van 6.9.2011, blz. 14.


BIJLAGE

Gewijzigde bedragen van de representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en producten van GN-code 1702 90 95 die gelden met ingang van 8 september 2011

(EUR)

GN-code

Representatieve prijs per 100 kg netto van het betrokken product

Aanvullend recht per 100 kg netto van het betrokken product

1701 11 10 (1)

47,34

0,00

1701 11 90 (1)

47,34

0,70

1701 12 10 (1)

47,34

0,00

1701 12 90 (1)

47,34

0,40

1701 91 00 (2)

52,94

1,59

1701 99 10 (2)

52,94

0,00

1701 99 90 (2)

52,94

0,00

1702 90 95 (3)

0,53

0,20


(1)  Vaststelling voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage IV, punt III, van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(2)  Vaststelling voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage IV, punt II, van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(3)  Vaststelling per procent sacharose.


8.9.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 231/21


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 903/2011 VAN DE COMMISSIE

van 7 september 2011

tot vaststelling van de invoerrechten voor bepaalde gedopte rijst met ingang van 8 september 2011

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1), en met name artikel 137,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op basis van de informatie die door de bevoegde autoriteiten is verstrekt, stelt de Commissie vast dat er voor gedopte rijst van GN-code 1006 20, met uitzondering van basmatirijst, invoercertificaten zijn afgegeven voor een hoeveelheid van 438 104 ton voor de periode van 1 september 2010 tot en met 31 augustus 2011. Derhalve moet het invoerrecht voor andere gedopte rijst van GN-code 1006 20 dan basmatirijst worden gewijzigd.

(2)

Het geldende recht moet worden vastgesteld binnen een termijn van tien dagen na afloop van de bovengenoemde periode. De onderhavige verordening dient derhalve onverwijld in werking te treden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het invoerrecht voor gedopte rijst van GN-code 1006 20 bedraagt 42,5 EUR per ton.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 7 september 2011.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

José Manuel SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.


8.9.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 231/22


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 904/2011 VAN DE COMMISSIE

van 7 september 2011

tot vaststelling van de toewijzingscoëfficiënt die moet worden toegepast op de invoercertificaataanvragen die in de periode van 26 augustus 2011 tot en met 2 september 2011 zijn ingediend in het kader van het bij Verordening (EG) nr. 2305/2003 geopende invoertariefcontingent voor gerst

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (integrale-GMO-verordening) (1),

Gezien Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten (2), en met name artikel 7, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 2305/2003 van de Commissie (3) is een jaarlijks tariefcontingent geopend voor de invoer van 306 215 ton gerst (volgnummer 09.4126).

(2)

Uit de overeenkomstig artikel 3, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2305/2003 gedane mededeling blijkt dat de overeenkomstig artikel 3, lid 1, van die verordening in de periode van 26 augustus 2011 om 13.00 uur tot en met 2 september 2011 om 13.00 uur (plaatselijke tijd Brussel) ingediende aanvragen de beschikbare hoeveelheden overschrijden. Bijgevolg dient door vaststelling van de op de aangevraagde hoeveelheden toe te passen toewijzingscoëfficiënt te worden bepaald in hoeverre de invoercertificaten kunnen worden afgegeven.

(3)

Ook mogen voor de lopende contingentsperiode geen invoercertificaten op grond van Verordening (EG) nr. 2305/2003 meer worden afgegeven.

(4)

Met het oog op een efficiënt beheer van de procedure voor afgifte van de invoercertificaten dient deze verordening onmiddellijk na de bekendmaking ervan in werking te treden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Voor elke invoercertificaataanvraag in het kader van het in Verordening (EG) nr. 2305/2003 bedoelde contingent voor gerst, die in de periode van 26 augustus 2011 om 13.00 uur tot en met 2 september 2011 om 13.00 uur (plaatselijke tijd Brussel) is ingediend, wordt een certificaat afgegeven voor de gevraagde hoeveelheid, vermenigvuldigd met een toewijzingscoëfficiënt van 77,115913 %.

2.   De afgifte van certificaten waarvoor de aanvraag is ingediend met ingang van 2 september 2011 om 13.00 uur (plaatselijke tijd Brussel), wordt voor de lopende contingentperiode geschorst.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 7 september 2011.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

José Manuel SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 238 van 1.9.2006, blz. 13.

(3)  PB L 342 van 30.12.2003, blz. 7.


IV Handelingen die vóór 1 december 2009 zijn aangenomen krachtens het EG-Verdrag, het EU-Verdrag en het Euratom-Verdrag

8.9.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 231/23


BESLUIT VAN DE TOEZICHTHOUDENDE AUTORITEIT VAN DE EVA

Nr. 471/09/COL

van 25 november 2009

houdende de vierenzeventigste wijziging van de formele en materiële regels op het gebied van staatssteun door de invoeging van een nieuw hoofdstuk betreffende criteria voor de beoordeling van de verenigbaarheid van individueel aan te melden staatssteun ten behoeve van opleiding

DE TOEZICHTHOUDENDE AUTORITEIT VAN DE EVA (1),

GELET OP de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (2), en met name op de artikelen 61, 62 en 63 en Protocol nr. 26,

GELET OP de Overeenkomst tussen de EVA-staten betreffende de oprichting van een Toezichthoudende Autoriteit en een Hof van Justitie (3), en met name op artikel 24 en artikel 5, lid 2, onder b),

OVERWEGENDE dat de Autoriteit, overeenkomstig artikel 24 van de Toezichtovereenkomst, uitvoering geeft aan de staatssteunbepalingen van de EER-overeenkomst,

OVERWEGENDE dat de Autoriteit, overeenkomstig artikel 5, lid 2, onder b), van de Toezichtovereenkomst, mededelingen en richtsnoeren bekendmaakt over aangelegenheden waarop de EER-overeenkomst betrekking heeft, indien die overeenkomst of de Toezichtovereenkomst daarin uitdrukkelijk voorziet of indien de Autoriteit zulks nodig acht,

WIJZEND op de formele en materiële regels op het gebied van staatssteun, die op 19 januari 1994 door de Autoriteit zijn vastgesteld (4),

OVERWEGENDE dat de Commissie van de Europese Gemeenschappen (hierna „de Europese Commissie” genoemd) op 11 augustus 2009 een mededeling „Criteria voor de beoordeling van de verenigbaarheid van individueel aan te melden staatssteun ten behoeve van opleiding” heeft gepubliceerd (5),

OVERWEGENDE dat deze mededeling tevens voor de Europese Economische Ruimte relevant is,

OVERWEGENDE dat een uniforme toepassing van de EER-regels inzake staatssteun in de gehele Europese Economische Ruimte dient te worden gewaarborgd,

OVERWEGENDE dat de Autoriteit, ingevolge punt II onder de titel „ALGEMEEN” aan het einde van bijlage XV bij de EER-overeenkomst, na overleg met de Europese Commissie, besluiten dient vast te stellen die met de besluiten van de Europese Commissie overeenstemmen,

NA RAADPLEGING van de Europese Commissie,

EROP WIJZEND dat de Autoriteit de EVA-staten in dat verband bij schrijven van 2 oktober 2009 heeft geraadpleegd (Event nrs. 532318, 532294 en 532322),

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De richtsnoeren staatssteun worden gewijzigd door de invoeging van een nieuw hoofdstuk betreffende criteria voor de beoordeling van de verenigbaarheid van individueel aan te melden staatssteun ten behoeve van opleiding. Het nieuwe hoofdstuk is in de bijlage bij dit besluit opgenomen.

Artikel 2

Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek.

Gedaan te Brussel, 25 november 2009.

Voor de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA

Per SANDERUD

De voorzitter

Kurt JÄGER

Lid van het College


(1)  Hierna „de Autoriteit” genoemd.

(2)  Hierna „de EER-overeenkomst” genoemd.

(3)  Hierna „de Toezichtovereenkomst” genoemd.

(4)  Richtsnoeren voor de toepassing en uitlegging van de artikelen 61 en 62 van de EER-overeenkomst en artikel 1 van Protocol nr. 3 bij de Toezichtovereenkomst, op 19 januari 1994 vastgesteld en uitgevaardigd door de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA, bekendgemaakt in PB L 231 van 3.9.1994, blz. 1, en in EER-Supplement nr. 32 van 3.9.1994, blz. 1, hierna „de richtsnoeren staatssteun” te noemen. Een geactualiseerde versie van de richtsnoeren staatssteun is beschikbaar op de website van de Autoriteit: http://www.eftasurv.int/state-aid/legal-framework/state-aid-guidelines/.

(5)  PB C 188 van 11.8.2009, blz. 1.


BIJLAGE

CRITERIA VOOR DE BEOORDELING VAN DE VERENIGBAARHEID VAN INDIVIDUEEL AAN TE MELDEN STAATSSTEUN TEN BEHOEVE VAN OPLEIDING  (1)

1.   Inleiding

1.

Opleiding heeft over het algemeen positieve externe effecten voor de samenleving als geheel, omdat zij het aanbod van geschoolde arbeidskrachten waaruit ondernemingen kunnen putten, verhoogt, het concurrentievermogen van de economie verbetert en bijdraagt tot een kennismaatschappij die de weg naar meer innovatieve ontwikkeling kan inslaan.

2.

Soms bieden evenwel ondernemingen minder opleiding aan dan uit maatschappelijk oogpunt optimaal zou zijn, omdat werknemers van werkgever kunnen veranderen en andere ondernemingen er dan voordeel bij hebben de door vorige werkgever opgeleide werknemers in dienst te nemen. Dit geldt in het bijzonder voor opleiding die is toegespitst op vaardigheden die tussen ondernemingen kunnen worden overgedragen. Staatssteun kan zorgen voor extra prikkels zodat werkgevers opleiding op een maatschappelijk wenselijk niveau aanbieden.

3.

In dit hoofdstuk geeft de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA (hierna „de Autoriteit” genoemd) aanwijzingen betreffende de criteria die zij zal toepassen bij de beoordeling van opleidingssteun. Deze aanwijzingen moeten de door de Autoriteit gevolgde redenering transparanter maken en zorgen voor voorspelbaarheid en rechtszekerheid. Overeenkomstig artikel 6, lid 1, onder g), van het in punt 1j van bijlage XV bij de EER-overeenkomst genoemde besluit (Verordening (EG) nr. 800/2008 van de Commissie van 6 augustus 2008 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard (de algemene groepsvrijstellingsverordening) (2), zoals dat is aangepast aan de EER-overeenkomst door Protocol nr. 1 bij die overeenkomst (3) (hierna „de algemene groepsvrijstelling” genoemd)), valt alle individuele opleidingssteun, ongeacht of deze ad hoc of krachtens een steunregeling wordt verleend, onder de toepassing van de onderhavige richtsnoeren wanneer het brutosubsidie-equivalent meer dan 2 miljoen EUR per opleidingsproject bedraagt.

4.

De in deze richtsnoeren uiteengezette criteria worden niet mechanisch toegepast. Hoe diepgaand de door de Autoriteit uitgevoerde beoordeling is en welk soort informatie zij kan verlangen, wordt bepaald door het risico op concurrentieverstoring. Hoe breed het onderzoek wordt gevoerd, hangt af van de aard van de zaak.

2.   Positieve effecten van de steun

2.1.   Marktfalen

5.

Geschoolde werknemers dragen bij tot de verbetering van de productiviteit en het concurrentievermogen van ondernemingen. Werkgevers en werknemers kunnen evenwel om een aantal redenen te weinig in opleiding investeren. Werknemers investeren misschien niet genoeg in opleiding omdat zij bang zijn risico’s te nemen, met financiële beperkingen kampen of het niveau van hun opgedane kennis moeilijk duidelijk kunnen maken aan toekomstige werkgevers.

6.

Ondernemingen leiden hun werknemers soms niet op tot het niveau dat optimaal zou zijn voor de samenleving als geheel. De reden daarvoor is het marktfalen dat verband houdt met de positieve externe effecten van opleiding en de moeilijkheden die de onderneming heeft om de vruchten daarvan te plukken omdat de werknemers vrij naar een andere werkgever kunnen overstappen. Ondernemingen zullen soms minder in opleiding investeren omdat zij vrezen dat de werknemer na zijn opleiding vertrekt terwijl de onderneming haar investering nog niet heeft terugverdiend. Sommige ondernemingen zijn terughoudend om hun werknemers voldoende opleiding aan te bieden als deze opleiding niet snel rendeert, niet specifiek inspeelt op de behoeften van de betrokken onderneming of zolang er geen contractbepalingen zijn die de opgeleide werknemer beletten de onderneming te verlaten alvorens de opleidingskosten zijn afgeschreven of (een deel van) de opleidingskosten zijn terugbetaald.

7.

Ook wanneer de onderneming haar investering wel volledig kan terugverdienen, maar de voordelen voor de onderneming zelf lager uitvallen dan de voordelen voor de samenleving als geheel, is er mogelijk sprake van ontoereikende investering in opleiding. Dergelijke positieve externe effecten kunnen zich bij opleiding met name voordoen wanneer met de opleiding overdraagbare vaardigheden worden verbeterd, de vaardigheden dus die in meer dan één onderneming gebruikt kunnen worden. Specifieke opleiding daarentegen leidt alleen tot productiviteitswinst in een welbepaalde onderneming, zodat de onderneming zich die gemakkelijk kan toe-eigenen (4). Bij specifieke opleiding zijn de positieve externe effecten derhalve minder uitgesproken dan bij algemene opleiding.

8.

Indien de opleiding van kwetsbare of gehandicapte werknemers gepaard gaat met hogere kosten en onzekere voordelen (5), kan dat voor ondernemingen een prikkel zijn om hierin minder te investeren. De opleiding van kwetsbare of gehandicapte werknemers zal naar verwachting evenwel doorgaans meer positieve externe effecten voor de samenleving als geheel met zich brengen (6).

9.

De EVA-staten dienen aan te tonen dat er sprake is van marktfalen dat steun rechtvaardigt. De Autoriteit zal bij haar onderzoek onder meer de volgende factoren in aanmerking nemen:

1.

de aard van de opleiding: specifiek of algemeen in de zin van artikel 38 van de algemene groepsvrijstelling; een opleidingsproject kan zowel algemene als specifieke onderdelen omvatten; algemene opleiding zal meer positieve externe effecten hebben;

2.

de overdraagbaarheid van de tijdens de opleiding verworven vaardigheden: hoe beter vaardigheden overdraagbaar zijn, des te groter is de kans op positieve externe effecten. Een opleiding wordt geacht overdraagbare vaardigheden op te leveren indien bijvoorbeeld:

a)

de opleiding door verschillende onafhankelijke ondernemingen gezamenlijk wordt georganiseerd of wanneer zij aan werknemers van verschillende ondernemingen ten goede kan komen;

b)

de opleiding wordt gecertificeerd, tot een erkend diploma leidt of wordt erkend door een overheidsorgaan of -instelling;

c)

de opleiding is gericht op de categorieën werknemers die een groot verloop hebben in de betrokken onderneming en sector;

d)

het nut van de opleiding voor de werknemers verder gaat dan hun huidige functie (toekomstige baan in een andere onderneming, sociale vaardigheden, persoonlijk welbevinden enz.);

3.

de deelnemers aan de opleiding: openstelling voor kwetsbare of gehandicapte werknemers kan de positieve externe effecten van de opleiding vergroten.

2.2.   Staatssteun als een passend beleidsinstrument

10.

Staatssteun is niet het enige beleidsinstrument waarover de EVA-staten beschikken om opleidingsmaatregelen te stimuleren. De meeste opleidingen worden immers verstrekt via onderwijssystemen (bijvoorbeeld universiteiten, scholen, door de overheid aangeboden of gesubsidieerde beroepsopleidingen). De individuele werknemers kunnen ook zelf, met of zonder de steun van hun werkgever, deelnemen aan opleidingsactiviteiten.

11.

Wanneer de EVA-staat andere beleidskeuzen heeft overwogen en de voordelen van een selectief instrument als staatssteun voor een specifieke onderneming zijn aangetoond, worden de betrokken maatregelen geacht een passend instrument te vormen. De Autoriteit houdt in het bijzonder rekening met de eventuele effectbeoordeling die de EVA-staat voor de voorgenomen maatregel heeft uitgevoerd.

2.3.   Stimulerend effect en noodzaak van de steun

12.

Staatssteun voor opleidingsmaatregelen moet ertoe leiden dat de begunstigde van de steun zijn gedrag zodanig wijzigt dat hij meer en/of betere opleiding aanbiedt dan zonder steunverlening het geval zou zijn. Indien de kwantiteit of kwaliteit van de voorgenomen opleidingsactiviteiten niet toeneemt, wordt ervan uitgegaan dat de steun geen stimulerend effect heeft.

13.

Het stimulerende effect wordt vastgesteld aan de hand van een nulscenario, waarbij de omvang van de voorgenomen opleidingsactiviteiten in een scenario mèt steun wordt afgezet tegen die in een scenario zonder steun. De meeste werkgevers menen dat de opleiding van hun personeel noodzakelijk is voor het goede functioneren van hun onderneming. Derhalve mag niet worden verondersteld dat voor opleiding, in het bijzonder voor specifieke opleiding, steeds staatssteun nodig is.

14.

De EVA-staten moeten het stimulerende effect en de noodzaak van de steun bewijzen. Ten eerste moet de begunstigde bij de betrokken EVA-staat een steunaanvraag hebben ingediend alvorens hij het opleidingsproject aanvangt. Ten tweede moet de EVA-staat aantonen dat de staatssteun, in vergelijking met een scenario zonder steun, leidt tot een stijging of verbreding van de omvang, kwaliteit, reikwijdte of doelgroep van het opleidingsproject. De toename van het opleidingsaanbod dankzij steun kan bijvoorbeeld door middel van de volgende elementen worden aangetoond: groter aantal opleidingsuren of -cursussen, hoger aantal deelnemers, een verschuiving van ondernemingsspecifieke naar algemene opleiding, of een gestegen deelname van bepaalde categorieën kwetsbare of gehandicapte werknemers.

15.

De Autoriteit zal bij haar onderzoek onder meer de volgende factoren in aanmerking nemen:

a)

interne documenten van de begunstigde betreffende opleidingskosten, budgetten, deelnemers, inhoud en planning voor twee scenario’s: mèt steun en zonder steun;

b)

het bestaan van een wettelijke verplichting voor werkgevers om een bepaald soort opleiding te organiseren (bv. in verband met de veiligheid): indien deze verplichting bestaat, zal de Autoriteit in de regel concluderen dat er geen sprake is van een stimulerend effect;

c)

de geloofwaardigheid van het ingediende project, bijvoorbeeld door een vergelijking te maken met de opleidingsbudgetten van de voorgaande jaren;

d)

het verband tussen het opleidingsprogramma en de bedrijfsactiviteiten van de begunstigde: hoe nauwer het verband, des te geringer het te verwachten stimulerende effect is. Zo is het stimulerende effect dat van opleiding voor de invoering van een nieuwe technologie in een specifieke sector kan worden verwacht, gering omdat ondernemingen geen andere keus hebben dan hun personeel op te leiden om met deze nieuw geïntroduceerde technologie te leren omgaan.

2.4.   Evenredigheid van de steun

16.

De EVA-staten moeten aantonen dat de steun noodzakelijk is en dat het bedrag beperkt is tot het minimum om de steundoelstelling te bereiken.

De in aanmerking komende kosten worden berekend overeenkomstig artikel 39 van de algemene groepsvrijstelling en blijven beperkt tot de kosten van de opleidingsactiviteiten die zonder de steun niet zouden worden aangeboden.

De EVA-staten moeten aantonen dat het steunbedrag niet hoger is dan het deel van de in aanmerking komende kosten dat de onderneming zich niet kan toe-eigenen (7). In ieder geval mogen de steunintensiteiten nooit hoger zijn dan die welke zijn vastgesteld in artikel 39 van de algemene groepsvrijstelling en worden zij toegepast op de in aanmerking komende kosten (8).

3.   Negatieve effecten van de steun

17.

Indien de steun evenredig is aan de te bereiken doelstelling van de steun, zijn de negatieve effecten van de steun waarschijnlijk beperkt en is een onderzoek van de negatieve effecten ervan niet nodig (9). In bepaalde gevallen evenwel kan steun, zelfs indien deze noodzakelijk en evenredig is wil een specifieke onderneming de omvang van de aangeboden opleidingsactiviteiten kunnen vergroten, leiden tot een gedragswijziging van de begunstigde waardoor de mededinging aanzienlijk wordt verstoord. In die gevallen zal de Autoriteit de concurrentieverstoring grondig onderzoeken. Hoe groot de door de steun veroorzaakte concurrentieverstoring is, kan variëren afhankelijk van de kenmerken van de steun en de getroffen markten (10).

18.

De kenmerken van de steun die van invloed kunnen zijn op de waarschijnlijkheid en de mate van de concurrentieverstoring zijn:

a)

de selectiviteit;

b)

de omvang van de steun;

c)

de herhaling en de duur van de steunverlening;

d)

de gevolgen van de steun voor de kosten van de onderneming.

19.

Zo zal bijvoorbeeld een opleidingsregeling die is bedoeld om ondernemingen in een EVA-staat in het algemeen aan te moedigen hun opleidingsaanbod te vergroten, waarschijnlijk een ander effect op de markt sorteren dan een groot steunbedrag dat aan één onderneming wordt verleend om deze in staat te stellen meer opleidingsactiviteiten aan te bieden. In dat laatste geval is de te verwachten concurrentieverstoring aanzienlijk groter aangezien de concurrenten van de begunstigde minder kunnen concurreren (11). De verstoring zal zelfs nog groter zijn wanneer de opleidingskosten een hoog percentage van de totale exploitatiekosten van de begunstigde onderneming vertegenwoordigen.

20.

De Autoriteit zal bij de beoordeling van de marktkenmerken, die een veel nauwkeuriger beeld geven van de waarschijnlijke gevolgen van de steunverlening, onder meer de volgende factoren in aanmerking nemen:

a)

de marktstructuur, en

b)

de kenmerken van de sector of de bedrijfstak.

21.

De marktstructuur zal worden beoordeeld op grond van de concentratiegraad van de markt, de omvang van de ondernemingen (12), de mate van productdifferentiatie (13), en de toegangs- en uittredingsbarrières. Marktaandelen en concentratiegraad zullen worden berekend zodra de relevante markt is afgebakend. In het algemeen geldt dat hoe minder ondernemingen er zijn, hoe hoger hun marktaandeel is en hoe minder concurrentie kan worden verwacht (14). Gaat het om een geconcentreerde markt met hoge toegangsbarrières (15) waarop de begunstigde een belangrijke marktdeelnemer is, dan is de kans groter dat concurrenten hun gedrag in reactie op de steun zullen moeten wijzigen.

22.

Bij haar onderzoek van de kenmerken van de sector zal de Autoriteit onder meer aandacht besteden aan het belang van het opgeleide personeel voor de onderneming, het bestaan van overcapaciteit, de vraag of het in de bedrijfstak om groeiende, rijpe of dalende markten gaat, en aan de strategieën van concurrenten voor de financiering van hun opleidingsmaatregelen (staatssteun, werknemers of werkgevers). Zo kan door opleidingssteun die in een dalende bedrijfstak wordt verleend, het risico op concurrentieverstoring toenemen, doordat een ondoelmatige onderneming in leven wordt gehouden.

23.

Opleidingssteun kan in bepaalde gevallen tot concurrentieverstoring leiden ten aanzien van markttoetreding en -uittreding, de beïnvloeding van de handel en het verdringen van investeringen in opleiding.

Markttoetreding en -uittreding

24.

Op een concurrerende markt verkopen ondernemingen producten die winst opleveren. Staatssteun wijzigt de kostenstructuur; daardoor heeft steun gevolgen voor de winstgevendheid, en kan deze derhalve invloed hebben op de beslissing van een onderneming om een product al dan niet aan te bieden. Staatssteun die de bestaande exploitatiekosten zoals opleidingskosten voor het personeel doet dalen, zou toetreding tot de markt aantrekkelijker maken en zou ondernemingen die anders slechte zakelijke vooruitzichten zouden hebben, in staat stellen tot de markt toe te treden of nieuwe producten in de handel te brengen ten koste van doelmatigere concurrenten.

25.

De beschikbaarheid van staatssteun kan ook invloed hebben op de beslissing van een onderneming om zich terug te trekken van een markt waarop zij al actief is. Opleidingssteun kan de omvang van de verliezen doen verminderen en ondernemingen in staat stellen langer op de markt te blijven, hetgeen kan betekenen dat dan weer andere, doelmatigere ondernemingen die geen steun ontvangen, worden gedwongen de markt te verlaten.

Beïnvloeding van de handel

26.

Staatssteun voor opleiding kan ertoe leiden dat de productievoorwaarden in bepaalde gebieden gunstiger worden dan in andere. Dit kan leiden tot een verplaatsing van de handelsstromen naar de gebieden waarin dergelijke steun wordt verleend.

Verdringing van investeringen op het gebied van opleiding

27.

Om te overleven op de markt en hun winsten te maximaliseren, worden ondernemingen gestimuleerd te investeren in de opleiding van hun personeel. Het bedrag dat een onderneming bereid is aan investeringen in opleiding te besteden, hangt ook af van de mate waarin hun concurrenten investeren. Ondernemingen die door de staat worden gesubsidieerd, zullen wellicht hun eigen investeringen inkrimpen. Indien de steun daarentegen de begunstigde stimuleert om meer te investeren, kunnen concurrenten daarop reageren door hun eigen opleidingsuitgaven in te krimpen. Indien de begunstigden of hun concurrenten, om hetzelfde doel te bereiken, mèt steun minder investeren dan zij zonder steun zouden doen, worden hun eigen investeringen in de opleiding van het personeel verdrongen door de steun.

4.   Afweging en beslissing

28.

Als laatste stap bij het onderzoek wordt beoordeeld in welke mate de positieve effecten van de steun opwegen tegen de negatieve effecten ervan. Dit zal van geval tot geval gebeuren. Om de positieve en de negatieve effecten af te wegen, zal de Autoriteit deze beoordelen en een volledige afweging maken van de gevolgen daarvan voor de producenten en de consumenten op elk van de betrokken markten. Indien kwantitatieve gegevens niet gemakkelijk beschikbaar zijn, zal de Autoriteit voor haar beoordeling kwalitatieve gegevens gebruiken.

29.

De Autoriteit zal waarschijnlijk een gunstiger standpunt innemen — en daarom een hogere mate van concurrentieverstoring aanvaarden — wanneer de steun noodzakelijk, doelgericht en evenredig is aan het beoogde doel, zodat een bepaalde onderneming haar opleidingsactiviteiten kan uitbreiden en de samenleving bij de aangeboden opleiding meer baat heeft dan de begunstigde van de steun.


(1)  Dit hoofdstuk is gebaseerd op de mededeling van de Commissie „Criteria voor de beoordeling van de verenigbaarheid van individueel aan te melden staatssteun ten behoeve van opleiding” (2009/C 188/01) (PB C 188 van 11.8.2009, blz. 1).

(2)  PB L 214 van 9.8.2008, blz. 3. Voor ad-hocopleidingssteun voor een grote onderneming die onder de drempel van 2 miljoen EUR blijft, past de Autoriteit de in dit hoofdstuk geschetste beginselen overeenkomstig toe, zij het op een minder gedetailleerde wijze.

(3)  Besluit van het Gemengd Comité van de EER nr. 120/2008 van 7 november 2008 (PB L 339 van 18.12.2008, blz. 111 en EER-Supplement nr. 79 van 18.12.2008), in werking getreden per 8 november 2008.

(4)  Ondernemingen kunnen zich evenwel ook de positieve externe effecten van algemene opleiding toe-eigenen door middel van speciale contractbepalingen op grond waarvan de opgeleide werknemer verplicht is gedurende een bepaalde periode na de opleiding bij de onderneming te blijven.

(5)  Kwetsbare en gehandicapte werknemers zijn omschreven in artikel 2 van de algemene groepsvrijstelling.

(6)  Zo zal de samenleving bijvoorbeeld aan opleidingsmaatregelen voor jonge en laaggeschoolde werknemers meer waarde hechten dan een onderneming doet, wegens de vermeende of daadwerkelijke lagere productiviteit.

(7)  Dit komt overeen met het deel van de extra opleidingskosten dat de onderneming niet kan terugverdienen door rechtstreeks voordeel te halen uit de vaardigheden die de werknemers met de opleiding hebben verworven.

(8)  Zie ook de huidige beschikkingspraktijk: bijvoorbeeld besluit van de Commissie van 12 september 2009 betreffende steunmaatregel C 35/2007 (ex N 256/2007) — België — Opleidingssteun voor Volvo Cars Gent (PB C 265 van 7.11.2007, blz. 21); Beschikking 2008/948/EG van de Commissie van 23 juli 2008 betreffende maatregelen van Duitsland ten gunste van DHL en Flughafen Leipzig/Halle GmbH (PB L 346 van 23.12.2008, blz. 1), en Beschikking 2007/612/EG van de Commissie van 4 april 2007 betreffende staatssteunmaatregel C 14/06 die België voornemens is ten uitvoer te leggen ten gunste van General Motors Belgium in Antwerpen (PB L 243 van 18.9.2007, blz. 71).

(9)  Voorts zouden, bij een perfect functionerende arbeidsmarkt, de werknemers steeds een hoger salaris kunnen krijgen wegens de dankzij de opleiding verworven betere vaardigheden en zo de positieve externe effecten van de opleiding internaliseren.

(10)  De steun kan meerdere markten beïnvloeden omdat het effect van de steun niet alleen beperkt is tot de markten waarop de begunstigde actief is, maar kan zich ook uitstrekken tot andere markten, bijvoorbeeld de inputmarkten.

(11)  Toch kan opleidingssteun die aan een gehele sector in één EVA-staat wordt verleend, leiden tot een verstoring van het handelsverkeer tussen de overeenkomstsluitende partijen.

(12)  De omvang van de onderneming kan worden uitgedrukt in marktaandelen en in omzet en/of arbeidsplaatsen.

(13)  Hoe geringer de productdifferentiatie, des te groter het effect van de steun zal zijn op de winsten van de concurrenten.

(14)  Toch zijn sommige markten concurrerend, ook al zijn daarop slechts weinig ondernemingen actief.

(15)  Toch helpt de verlening van steun soms om toegangsbarrières weg te nemen en nieuwe ondernemingen de mogelijkheid te geven de markt te betreden.