ISSN 1725-2598

doi:10.3000/17252598.L_2011.220.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 220

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

54e jaargang
26 augustus 2011


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EU) nr. 855/2011 van de Commissie van 23 augustus 2011 tot vaststelling van een verbod op de visserij op roggen in gebied EU-wateren van IIa en IV door vaartuigen die de vlag van Nederland voeren

1

 

*

Verordening (EU) nr. 856/2011 van de Commissie van 23 augustus 2011 tot vaststelling van een verbod op de visserij op kabeljauw in gebied VIIb, VIIc, VIIe-k, VIII, IX en X; EU-wateren van CECAF 34.1.1 door vaartuigen die de vlag van Nederland voeren

3

 

*

Verordening (EU) nr. 857/2011 van de Commissie van 24 augustus 2011 tot vaststelling van een verbod op de visserij op zeeduivel in gebied VIIIc, IX en X; EU-wateren van CECAF 34.1.1 door vaartuigen die de vlag van Portugal voeren

5

 

*

Verordening (EU) nr. 858/2011 van de Commissie van 24 augustus 2011 tot vaststelling van een verbod op de visserij op kabeljauw in gebied VIId door vaartuigen die de vlag van Nederland voeren

7

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 859/2011 van de Commissie van 25 augustus 2011 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 185/2010 houdende vaststelling van gedetailleerde maatregelen voor de toepassing van de gemeenschappelijke basisnormen op het gebied van de beveiliging van de luchtvaart, wat vracht en post betreft ( 1 )

9

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 860/2011 van de Commissie van 25 augustus 2011 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

16

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 861/2011 van de Commissie van 25 augustus 2011 tot wijziging van de bij Verordening (EU) nr. 867/2010 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor bepaalde producten uit de sector suiker voor het verkoopseizoen 2010/11

18

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 862/2011 van de Commissie van 25 augustus 2011 inzake het minimumdouanerecht dat moet worden vastgesteld naar aanleiding van de derde deelinschrijvingen in het kader van de bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 634/2011 geopende openbare inschrijving

20

 

 

BESLUITEN

 

 

2011/517/EU

 

*

Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 25 augustus 2011 betreffende de erkenning van Azerbeidzjan overeenkomstig Richtlijn 2008/106/EG van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de opleiding en diplomering van zeevarenden (Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 6003)  ( 1 )

22

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

26.8.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 220/1


VERORDENING (EU) Nr. 855/2011 VAN DE COMMISSIE

van 23 augustus 2011

tot vaststelling van een verbod op de visserij op roggen in gebied EU-wateren van IIa en IV door vaartuigen die de vlag van Nederland voeren

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (1), en met name artikel 36, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) nr. 57/2011 van de Raad van 18 januari 2011 tot vaststelling, voor 2011, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de EU-wateren en, voor EU-vaartuigen, in bepaalde wateren buiten de EU, van toepassing zijn (2), zijn de quota voor 2011 vastgesteld.

(2)

Uit door de Commissie ontvangen informatie blijkt dat, gezien de vangsten van het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage vermelde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, de betrokken, voor 2011 toegewezen quota volledig zijn opgebruikt.

(3)

Daarom moet de visserij op dat bestand worden verboden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het opgebruiken van het quotum

Het quotum dat voor 2011 aan de in de bijlage bij deze verordening genoemde lidstaat is toegewezen voor de visserij op het in die bijlage vermelde bestand, wordt met ingang van de in die bijlage opgenomen datum als opgebruikt beschouwd.

Artikel 2

Verbodsbepalingen

De visserij op het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage genoemde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, is verboden met ingang van de in die bijlage opgenomen datum. Na die datum is het ook verboden om vis uit dit bestand die door deze vaartuigen is gevangen, aan boord te hebben, te verplaatsen, over te laden of aan te voeren.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 23 augustus 2011.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Lowri EVANS

Directeur-generaal Maritieme zaken en visserij


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.

(2)  PB L 24 van 27.1.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Nr.

33/T&Q

Lidstaat

Nederland

Bestand

SRX/2AC4-C

Soort

Roggen (Rajidae)

Gebied

EU-wateren van IIa en IV

Datum

18.7.2011


26.8.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 220/3


VERORDENING (EU) Nr. 856/2011 VAN DE COMMISSIE

van 23 augustus 2011

tot vaststelling van een verbod op de visserij op kabeljauw in gebied VIIb, VIIc, VIIe-k, VIII, IX en X; EU-wateren van CECAF 34.1.1 door vaartuigen die de vlag van Nederland voeren

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (1), en met name artikel 36, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) nr. 57/2011 van de Raad van 18 januari 2011 tot vaststelling, voor 2011, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de EU-wateren en, voor EU-vaartuigen, in bepaalde wateren buiten de EU, van toepassing zijn (2), zijn de quota voor 2011 vastgesteld.

(2)

Uit door de Commissie ontvangen informatie blijkt dat, gezien de vangsten van het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage vermelde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, de betrokken, voor 2011 toegewezen quota volledig zijn opgebruikt.

(3)

Daarom moet de visserij op dat bestand worden verboden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het opgebruiken van het quotum

Het quotum dat voor 2011 aan de in de bijlage bij deze verordening genoemde lidstaat is toegewezen voor de visserij op het in die bijlage vermelde bestand, wordt met ingang van de in die bijlage opgenomen datum als opgebruikt beschouwd.

Artikel 2

Verbodsbepalingen

De visserij op het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage genoemde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, is verboden met ingang van de in die bijlage opgenomen datum. Na die datum is het ook verboden om vis uit dit bestand die door deze vaartuigen is gevangen, aan boord te hebben, te verplaatsen, over te laden of aan te voeren.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 23 augustus 2011.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Lowri EVANS

Directeur-generaal Maritieme zaken en visserij


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.

(2)  PB L 24 van 27.1.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Nr.

34/T&Q

Lidstaat

Nederland

Bestand

COD/7XAD34

Soort

Kabeljauw (Gadus morhua)

Gebied

VIIb, VIIc, VIIe-k, VIII, IX en X; EU-wateren van CECAF 34.1.1

Datum

18.7.2011


26.8.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 220/5


VERORDENING (EU) Nr. 857/2011 VAN DE COMMISSIE

van 24 augustus 2011

tot vaststelling van een verbod op de visserij op zeeduivel in gebied VIIIc, IX en X; EU-wateren van CECAF 34.1.1 door vaartuigen die de vlag van Portugal voeren

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (1), en met name artikel 36, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) nr. 57/2011 van de Raad van 18 januari 2011 tot vaststelling, voor 2011, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de EU-wateren en, voor EU-vaartuigen, in bepaalde wateren buiten de EU, van toepassing zijn (2), zijn de quota voor 2011 vastgesteld.

(2)

Uit door de Commissie ontvangen informatie blijkt dat, gezien de vangsten van het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage vermelde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, de betrokken, voor 2011 toegewezen quota volledig zijn opgebruikt.

(3)

Daarom moet de visserij op dat bestand worden verboden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Opgebruikt quotum

Het quotum dat voor 2011 aan de in de bijlage bij deze verordening genoemde lidstaat is toegewezen voor de visserij op het in die bijlage vermelde bestand, wordt met ingang van de in die bijlage opgenomen datum als opgebruikt beschouwd.

Artikel 2

Verbodsbepalingen

De visserij op het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage genoemde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, is verboden met ingang van de in die bijlage opgenomen datum. Na die datum is het ook verboden om vis uit dit bestand die door deze vaartuigen is gevangen, aan boord te hebben, te verplaatsen, over te laden of aan te voeren.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 24 augustus 2011.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Lowri EVANS

Directeur-generaal Maritieme zaken en visserij


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.

(2)  PB L 24 van 27.1.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Nr.

28/T&Q

Lidstaat

Portugal

Bestand

ANF/8C3411

Soort

Zeeduivels (Lophiidae)

Gebied

VIIIc, IX en X; EU-wateren van CECAF 34.1.1

Datum

10.6.2011


26.8.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 220/7


VERORDENING (EU) Nr. 858/2011 VAN DE COMMISSIE

van 24 augustus 2011

tot vaststelling van een verbod op de visserij op kabeljauw in gebied VIId door vaartuigen die de vlag van Nederland voeren

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (1), en met name artikel 36, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) nr. 57/2011 van de Raad van 18 januari 2011 tot vaststelling, voor 2011, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de EU-wateren en, voor EU-vaartuigen, in bepaalde wateren buiten de EU, van toepassing zijn (2), zijn de quota voor 2011 vastgesteld.

(2)

Uit door de Commissie ontvangen informatie blijkt dat, gezien de vangsten van het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage vermelde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, de betrokken, voor 2011 toegewezen quota volledig zijn opgebruikt.

(3)

Daarom moet de visserij op dat bestand worden verboden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het opgebruiken van het quotum

Het quotum dat voor 2011 aan de in de bijlage bij deze verordening genoemde lidstaat is toegewezen voor de visserij op het in die bijlage vermelde bestand, wordt met ingang van de in die bijlage opgenomen datum als opgebruikt beschouwd.

Artikel 2

Verbodsbepalingen

De visserij op het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage genoemde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, is verboden met ingang van de in die bijlage opgenomen datum. Na die datum is het ook verboden om vis uit dit bestand die door deze vaartuigen is gevangen, aan boord te hebben, te verplaatsen, over te laden of aan te voeren.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 24 augustus 2011.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Lowri EVANS

Directeur-generaal Maritieme zaken en visserij


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.

(2)  PB L 24 van 27.1.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Nr.

35/T&Q

Lidstaat

Nederland

Bestand

COD/07D.

Soort

Kabeljauw (Gadus morhua)

Gebied

VIId

Datum

18.7.2011


26.8.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 220/9


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 859/2011 VAN DE COMMISSIE

van 25 augustus 2011

tot wijziging van Verordening (EU) nr. 185/2010 houdende vaststelling van gedetailleerde maatregelen voor de toepassing van de gemeenschappelijke basisnormen op het gebied van de beveiliging van de luchtvaart, wat vracht en post betreft

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 300/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2008 inzake gemeenschappelijke regels op het gebied van de beveiliging van de burgerluchtvaart en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2320/2002 (1), en met name artikel 4, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EU) nr. 185/2010 van de Commissie van 4 maart 2010 houdende vaststelling van gedetailleerde maatregelen voor de toepassing van de gemeenschappelijke basisnormen op het gebied van de beveiliging van de luchtvaart (2) bevat geen regels voor vracht en post die vanuit derde landen naar luchthavens in de Unie worden vervoerd. Het is noodzakelijk dergelijke regels vast te stellen om de burgerluchtvaartuigen waarmee dergelijke vracht en post worden vervoerd te beschermen tegen wederrechtelijke daden.

(2)

Derhalve dient Verordening (EU) nr. 185/2010 dienovereenkomstig te worden gewijzigd.

(3)

Bij het beoordelen van de luchtvaartbeveiliging in derde landen zal rekening worden gehouden met de samenwerkings- en partnerschapsovereenkomsten die tussen de Unie of individuele lidstaten en derde landen zijn gesloten en die de basis vormen voor de gegarandeerde tenuitvoerlegging van de luchtvaartbeveiligingsnormen.

(4)

Bij het sluiten van luchtvaartovereenkomsten met derde landen dienen de Commissie en de lidstaten samen te werken om nauwere samenwerking op het vlak van luchtvaartbeveiliging te bewerkstelligen ter ondersteuning van de tenuitvoerlegging en de toepassing in derde landen van normen en beginselen die gelijkwaardig zijn aan de normen en beginselen van de Unie, wanneer dit een doeltreffende aanpak van mondiale dreigingen en risico's is.

(5)

Uiterlijk in juli 2013 moet de Commissie samen met de lidstaten en de betrokken partijen de praktische gevolgen en de haalbaarheid onderzoeken van de tenuitvoerlegging van een onafhankelijke validering van luchtvervoerders die vanuit luchthavens in derde landen vracht naar de EU vervoeren alsook van de erkende agenten en bekende verzenders van wie zij rechtstreeks verzendingen aannemen, en het systeem waar nodig aanpassen, met inbegrip van wijzigingen in deze verordening.

(6)

Voortgaande op de verantwoordelijkheid van de bij de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO) aangesloten landen om ten minste de ICAO-normen voor vrachtbeveiliging na te leven, dienen de Commissie en de lidstaten stappen te zetten naar autoriteiten in derde landen om met hen samen te werken en, waar mogelijk en indien gevraagd, hen bij te staan bij de capaciteitsopbouw voor de tenuitvoerlegging van vereisten met betrekking tot de beveiliging van luchtvracht en luchtpost die naar de Unie wordt vervoerd.

(7)

De Commissie zal het optreden van de Unie voor het bevorderen van de tenuitvoerlegging van vereisten inzake luchtvaartbeveiliging met betrekking tot activiteiten vanuit luchthavens in derde landen naar de Unie coördineren en er actief aan deelnemen alsook niet-EU-organen toegang tot relevante informatie verschaffen op een strikte „need to know”-basis en op voorwaarde dat er voldoende garanties zijn gegeven.

(8)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 19, lid 1, van Verordening (EG) nr. 300/2008 ingestelde Comité voor de beveiliging van de burgerluchtvaart,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlage bij Verordening (EU) nr. 185/2010 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

De Commissie zal de toepassing van de maatregelen waarin deze verordening voorziet, beoordelen en evalueren en zo nodig uiterlijk op 1 juli 2015 een voorstel indienen.

Uiterlijk op 31 december 2012 zal de Commissie de waarschijnlijke gevolgen beoordelen van de in deze verordening neergelegde vereisten, en met name de vereisten inzake onafhankelijke validering. De resultaten worden aan het Comité voor de beveiliging van de burgerluchtvaart voorgelegd. Waar nodig, zal de Commissie uiterlijk op 1 juli 2013 aanpassingen aan de vereisten voorstellen.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 februari 2012.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 25 augustus 2011.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 97 van 9.4.2008, blz. 72.

(2)  PB L 55 van 5.4.2010, blz. 1.


BIJLAGE

De bijlage bij Verordening (EU) nr. 185/2010 wordt als volgt gewijzigd:

A)

Punt 6.1.2 wordt vervangen door:

„6.1.2.

Als er redenen zijn om aan te nemen dat een zending die aan beveiligingscontroles is onderworpen, tekenen van manipulatie vertoont of niet beschermd is tegen manipulatie door onbevoegden vanaf het ogenblik dat die controles zijn uitgevoerd, wordt ze door een erkende agent aan een beveiligingsonderzoek onderworpen alvorens in een luchtvaartuig te worden geladen. Zendingen die tekenen van ernstige manipulatie vertonen of die om andere redenen verdacht zijn, worden behandeld als risicovracht of -post overeenkomstig punt 6.7”.

B)

Punt 6.3.2.6, onder d), wordt vervangen door:

„d)

de beveiligingsstatus van de zending, met vermelding van:

—   „SPX”: veilig voor passagiers-, vracht- en postluchtvaartuigen, of

—   „SCO”: veilig voor vracht- en postluchtvaartuigen, of

—   „SHR”: veilig voor passagiers-, vracht- en postluchtvaartuigen overeenkomstig de eisen voor risicozendingen.”.

C)

In hoofdstuk 6 wordt het volgende toegevoegd:

„6.7   HOOGRISICOVRACHT EN -POST

Bepalingen met betrekking tot hoogrisicovracht en -post zijn vastgesteld in een afzonderlijk besluit van de Commissie.

6.8.   BESCHERMING VAN VRACHT EN POST DIE VANUIT DERDE LANDEN NAAR DE UNIE WORDEN VERVOERD

6.8.1.   Aanwijzing van luchtvaartmaatschappijen

6.8.1.1.

Eisen tot en met 30 juni 2014:

a)

Elke luchtvaartmaatschappij die vracht of post vervoert vanuit een luchthaven in een derde land dat niet is opgenomen in de lijst in aanhangsel 6-F, voor transfer, doorvoer of lossing in elke luchthaven die onder het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 300/2008 valt, wordt als een „luchtvaartmaatschappij die vracht of post vanuit een luchthaven in een derde land naar de Unie vervoert” (ACC3) aangewezen:

door de in de bijlage bij Verordening (EU) nr. 394/2011 van de Commissie (1) houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 748/2009 (2) betreffende de lijst van vliegtuigexploitanten die een in bijlage I bij Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (3) genoemde luchtvaartactiviteit hebben uitgeoefend, vermelde bevoegde autoriteit van de lidstaat;

door de bevoegde autoriteit van de lidstaat die het Air Operator Certificate van de luchtvaartmaatschappij heeft afgegeven, voor luchtvaartmaatschappijen die niet zijn opgenomen in de bijlage bij Verordening (EU) nr. 394/2011;

door de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de luchtvaartmaatschappij haar belangrijkste vestiging heeft in de Unie, of door een andere bevoegde autoriteit van de Unie, voor zover deze autoriteit daarmee instemt, voor luchtvaartmaatschappijen die niet in de bijlage bij Verordening (EU) nr. 394/2011 zijn vermeld en geen houder zijn van een door een lidstaat afgegeven Air Operator Certificate.

b)

Om als ACC3 te worden aangewezen, dient de luchtvaartmaatschappij:

erop toe te zien dat haar beveiligingsprogramma alle punten in aanhangsel 6-G omvat, met betrekking tot vracht en post die in een derde land in haar luchtvaartuigen wordt geladen voor vervoer naar de Unie; en

een „Verbintenisverklaring — ACC3”, zoals uiteengezet in aanhangsel 6-H, in te dienen bij de desbetreffende bevoegde autoriteit. Deze verbintenisverklaring moet worden ondertekend door de wettelijke vertegenwoordiger van de luchtvaartmaatschappij of door de persoon die verantwoordelijk is voor de beveiliging; en

een persoon te benoemen die namens haar de algemene verantwoordelijkheid draagt voor de tenuitvoerlegging van de bepalingen inzake vracht of post in derde landen, en nadere gegevens over deze persoon te verstrekken aan de desbetreffende bevoegde autoriteit.

c)

Het origineel of een kopie van de ondertekende „Verbintenisverklaring — ACC3” wordt bijgehouden door de desbetreffende bevoegde autoriteit. Als het origineel wordt bijgehouden door de luchtvaartmaatschappij, moet het minstens tijdens de geldigheidsduur ervan beschikbaar zijn voor inspectie.

d)

De desbetreffende bevoegde autoriteit deelt de nodige gegevens over de luchtvaartmaatschappij mee aan de Commissie, die ze ter beschikking stelt van alle lidstaten.

e)

Een overeenkomstig punt d), bij de Commissie aangemelde ACC3 wordt in alle lidstaten erkend voor alle vervoersactiviteiten van de gespecificeerde luchthaven in het derde land naar de Unie.

6.8.1.2.

Eisen waaraan uiterlijk op 1 juli 2014 moet worden voldaan:

a)

Naast de in punt 6.8.1.1, onder b), vermelde eisen moet de luchtvaartmaatschappij uiterlijk op 1 juli 2014 garanderen dat een onafhankelijke validateur een controle ter plaatse van haar vracht- en postactiviteiten op de desbetreffende luchthaven van het derde land heeft uitgevoerd.

b)

De onafhankelijke validateur onderzoekt het beveiligingsprogramma van de luchtvaartmaatschappij en ziet erop toe dat het betrekking heeft op alle in aanhangsel 6-G uiteengezette punten, gaat aan de hand van de controlelijst in aanhangsel 6-C3 na of dit programma in de luchthaven van het derde land wordt nageleefd en dient een verslag in:

bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat, zoals vermeld in de bijlage bij Verordening (EU) nr. 394/2011 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 748/2009 betreffende de lijst van vliegtuigexploitanten die een in bijlage I bij Richtlijn 2003/87/EG genoemde luchtvaartactiviteit hebben uitgeoefend;

bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat die het Air Operator Certificate van de luchtvaartmaatschappij heeft afgegeven, voor luchtvaartmaatschappijen die niet zijn opgenomen in de bijlage bij Verordening (EU) nr. 394/2011;

bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de luchtvaartmaatschappij haar belangrijkste vestiging heeft in de Unie, of bij een andere bevoegde autoriteit van de Unie, voor zover deze autoriteit daarmee instemt, voor luchtvaartmaatschappijen die niet in de bijlage bij Verordening (EU) nr. 394/2011 zijn vermeld en geen houder zijn van een door een lidstaat afgegeven Air Operator Certificate.

c)

Als de desbetreffende bevoegde autoriteit tevreden is met het verslag van de onafhankelijke validateur, ziet zij erop toe dat de nodige nadere gegevens van de ACC3 worden ingevoerd in de EU-gegevensbank van erkende agenten en bekende afzenders.

d)

Bij het invoeren van de gegevens kent de desbetreffende bevoegde autoriteit een unieke alfanumerieke identificatiecode in het standaardformaat toe aan de luchtvaartmaatschappij en de luchthaven in het derde land van waar zij vracht naar de Unie vervoert. Deze unieke alfanumerieke identificatiecode wordt vermeld op de documenten bij de vervoerde zendingen, schriftelijk of in elektronisch formaat.

e)

Als de desbetreffende bevoegde autoriteit niet tevreden is met de door de luchtvaartmaatschappij verstrekte informatie of met het verslag van de onafhankelijke validateur, worden de redenen daarvoor onmiddellijk meegedeeld aan de luchtvaartmaatschappij die wenst te worden aangewezen als ACC3.

f)

Een ACC3 die is opgenomen in de EU-gegevensbank van erkende agenten en bekende afzenders, overeenkomstig dit punt 6.8.1.2, wordt in alle lidstaten erkend voor alle vervoersactiviteiten van de luchthaven in het derde land naar de Unie.

g)

Een ACC3 die is opgenomen in de EU-gegevensbank van erkende agenten en bekende afzenders wordt uiterlijk om de vijf jaar opnieuw gevalideerd op de luchthaven in het derde land waarvoor ze is aangewezen en dient bij elke hervalidering opnieuw een verbintenisverklaring in.

6.8.2.   Beveiligingscontroles voor vracht en post die aankomen uit een derde land

6.8.2.1.

De ACC3 ziet erop toe dat alle vracht en post die aankomen voor transfer, doorvoer of lossing in een EU-luchthaven aan een beveiligingsonderzoek wordt onderworpen, tenzij:

a)

een erkende agent de zending aan de vereiste beveiligingscontroles heeft onderworpen en de zending vanaf het ogenblik van die controles tot het ogenblik van inladen beschermd is tegen manipulatie door onbevoegden; of

b)

een bekende afzender de zending aan de vereiste beveiligingscontroles heeft onderworpen en de zending vanaf het ogenblik van die controles tot het ogenblik van inladen beschermd is tegen manipulatie door onbevoegden; of

c)

een vaste verzender de zending aan de vereiste beveiligingscontroles heeft onderworpen en de zending vanaf het ogenblik van beveiligingscontroles tot het ogenblik van inladen, beschermd is tegen manipulatie door niet-gemachtigden en niet in een passagiersluchtvaartuig wordt vervoerd; of

d)

de zending van beveiligingsonderzoeken is vrijgesteld overeenkomstig punt 6.1.1, onder d), en beschermd is tegen manipulatie door onbevoegden vanaf het ogenblik dat ze identificeerbare luchtvracht of identificeerbare luchtpost werden tot het ogenblik van inladen.

6.8.2.2.

Tot 30 juni 2014 dienen de eisen van punt 6.8.2.1 minstens te beantwoorden aan de ICAO-normen. Daarna worden vracht en post die naar de Unie worden vervoerd:

a)

aan een beveiligingsonderzoek onderworpen aan de hand van een van de in punt 6.2.1 vermelde middelen of methoden, volgens een norm die volstaat om redelijkerwijs te garanderen dat er geen verboden voorwerpen in zijn verborgen; of

b)

onderworpen aan beveiligingscontroles door een overeenkomstig punt 6.8.3 aangewezen erkende agent, bekende verzender of vaste verzender; of

c)

vrijgesteld van beveiligingsonderzoeken overeenkomstig punt 6.1.1, onder d), en beschermd tegen manipulatie door onbevoegden vanaf het ogenblik dat ze identificeerbare luchtvracht of identificeerbare luchtpost werden tot het ogenblik van inladen.

6.8.2.3.

De beveiligingsstatus van de zending wordt vermeld op de begeleidende documenten, ofwel in de vorm van een luchtvrachtbrief of gelijkwaardige postdocumenten ofwel in een afzonderlijke verklaring, schriftelijk of in elektronisch formaat.

6.8.3.   Aanwijzing van erkende agenten, bekende verzenders of vaste verzenders in derde landen

6.8.3.1.

Tot 30 juni 2014 zet de ACC3 de bijzonderheden van de beveiligingscontroles die worden uitgevoerd door erkende agenten, bekende verzenders en vaste verzenders van wie zij rechtstreeks zendingen aanvaardt, uiteen in haar beveiligingsprogramma. Daarna zorgt de ACC3 er bovendien voor dat:

a)

deze erkende agenten en bekende verzenders in het derde land uiterlijk om de vijf jaar onafhankelijk worden gevalideerd overeenkomstig de controlelijsten in aanhangsel 6-C2 en 6-C;

b)

ingevulde controlelijsten ter beschikking staan voor inspectie door de bevoegde autoriteit of de Commissie;

c)

een gegevensbank wordt bijgehouden met de volgende informatie voor elk van deze erkende agenten, bekende verzenders en vaste verzenders:

de bedrijfsgegevens, inclusief het bona fide bedrijfsadres,

de aard van de bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van gevoelige bedrijfsinformatie,

de contactgegevens, inclusief die van de persoon of personen die verantwoordelijk zijn voor de beveiliging,

het registratienummer van het bedrijf, indien van toepassing.

Deze gegevensbank dient ter beschikking te staan voor inspectie.

6.8.3.2.

Met betrekking tot vaste afzenders in derde landen van wie zij rechtstreeks zendingen aanvaardt, ziet de ACC3 erop toe dat de eisen van de punten 6.5.2 tot en met 6.5.6 worden nageleefd. AEO-certificaten van marktdeelnemers uit derde landen worden alleen erkend voor derde landen waarmee de Unie een overeenkomst inzake de wederzijdse erkenning van AEO-certificaten heeft gesloten.

6.8.4.   Niet-naleving

6.8.4.1.

Als de Commissie of een bevoegde autoriteit een ernstige tekortkoming met betrekking tot een ACC3-activiteit vaststelt, die naar verwachting ernstige gevolgen zal hebben voor het algemene niveau van de luchtvaartbeveiliging in de Unie:

a)

stelt zij de betrokken ACC3 daar onmiddellijk van in kennis en vraagt zij haar te antwoorden;

b)

stelt zij de Commissie en de andere lidstaten onmiddellijk in kennis, indien nodig.

6.8.4.2.

Vervolgens kan de Commissie, overeenkomstig de in artikel 19, lid 2, van Verordening (EG) nr. 300/2008 vermelde regelgevingsprocedure, beslissen dat de luchtvaartmaatschappij niet meer mag worden erkend als ACC3, hetzij voor specifieke, hetzij voor alle routes van derde landen naar de Unie. In dergelijke gevallen worden de gegevens van de ACC3 geschrapt uit de EU-gegevensbank van erkende agenten en bekende afzenders.

6.8.4.3.

Een luchtvaartmaatschappij waarvan de erkenning als ACC3 is ingetrokken overeenkomstig punt 6.8.4.2, mag pas opnieuw de status van ACC3 krijgen of opnieuw worden opgenomen in de EU-gegevensbank van erkende agenten en bekende afzenders als een onafhankelijke validateur heeft bevestigd dat de ernstige tekortkoming is verholpen en als het Comité voor de beveiliging van de burgerluchtvaart daarvan in kennis is gesteld door de desbetreffende bevoegde autoriteit.

D)

Aanhangsel 6-F wordt vervangen door:

AANHANGSEL 6-F

VRACHT EN POST

6-Fi

DERDE LANDEN WAARVAN DE BEVEILIGINGSNORMEN ALS GELIJKWAARDIG AAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE BASISNORMEN WORDEN ERKEND

6-Fii

DERDE LANDEN WAARVOOR AANWIJZING ALS ACC3 NIET IS VEREIST

De derde landen waarvoor aanwijzing als ACC3 niet is vereist, worden vermeld in een afzonderlijk besluit van de Commissie.”.

E)

De volgende aanhangsels worden toegevoegd:

AANHANGSEL 6-G

BEPALINGEN INZAKE VRACHT EN POST UIT DERDE LANDEN

In het ACC3-beveiligingsprogramma wordt, voor zover van toepassing, het volgende vermeld, ofwel voor elke luchthaven in het derde land afzonderlijk of in de vorm van een algemeen document waarin alle varianten in de vermelde luchthavens in het derde land worden gespecificeerd:

a)

Een beschrijving van de maatregelen met betrekking tot luchtvracht en -post

b)

Procedures voor de aanvaarding

c)

Regeling en criteria met betrekking tot erkende agenten

d)

Regeling en criteria met betrekking tot bekende afzenders

e)

Regeling en criteria met betrekking tot vaste afzenders

f)

Normen voor beveiligingsonderzoeken en fysiek onderzoek

g)

Plaats van beveiligingsonderzoeken en fysiek onderzoek

h)

Nadere informatie over de screeningapparatuur

i)

Nadere informatie over de exploitant of dienstverlener

j)

Lijst van vrijstellingen van beveiligingsonderzoeken of fysiek onderzoek

k)

Behandeling van risicovracht en –post.

AANHANGSEL 6-H

VERBINTENISVERKLARING — ACC3

Ik verklaar dat

de informatie in het beveiligingsprogramma van het bedrijf met betrekking tot zendingen van derde landen naar de Europese Unie naar mijn weten correct en nauwkeurig is;

de in het beveiligingsprogramma uiteengezette praktijken en procedures met betrekking tot zendingen van derde landen naar de Europese Unie worden toegepast en gehandhaafd op alle plaatsen waarop het programma betrekking heeft;

het beveiligingsprogramma wordt bijgesteld en aangepast om te beantwoorden aan alle toekomstige wijzigingen van de EU-wetgeving waarin eisen worden vastgesteld voor luchtvracht/luchtpost die uit derde landen naar de Europese Unie wordt gebracht, tenzij [naam van de luchtvaartmaatschappij] [naam van de bevoegde autoriteit] ervan in kennis stelt dat zij niet langer zendingen uit derde landen naar de Unie wil vervoeren;

[naam van de luchtvaartmaatschappij] [naam van de bevoegde autoriteit] binnen tien dagen schriftelijk in kennis zal stellen van alle wijzigingen van de relevante delen van haar beveiligingsprogramma;

het bedrijf [naam van de bevoegde persoon] heeft aangesteld als algemeen verantwoordelijke voor beveiligingsmaatregelen met betrekking tot luchtvracht-/postactiviteiten op [naam van de luchthavens in derde landen];

[naam van de luchtvaartmaatschappij] vanaf 1 juli 2014 een gegevensbank zal bijhouden van erkende agenten, bekende verzenders en vaste verzenders van derde landen en deze beschikbaar zal stellen voor inspectie;

[naam van de luchtvaartmaatschappij] volledig zal meewerken met alle inspecties, zoals vereist, en op verzoek van de inspecteurs toegang zal verlenen tot alle documenten en tot de bovenvermelde gegevensbank;

[naam van de luchtvaartmaatschappij] [naam van de bevoegde autoriteit] in kennis zal stellen van ernstige inbreuken op de beveiliging en van verdachte omstandigheden die relevant kunnen zijn voor de beveiliging van luchtvracht/luchtpost in het derde land, met name pogingen om verboden voorwerpen in zendingen te verbergen; en

[naam van de luchtvaartmaatschappij] [naam van de bevoegde autoriteit] op de hoogte brengt wanneer zij:

a)

haar handelsactiviteiten stopzet of haar naam wijzigt;

b)

niet langer activiteiten met betrekking tot luchtvracht/luchtpost uitvoert; of

c)

niet langer kan voldoen aan de EU-wetgeving waarin eisen zijn vastgesteld met betrekking tot luchtvracht/luchtpost die vanuit derde landen naar de Europese Unie wordt gebracht.

Ik aanvaard de volledige verantwoordelijkheid voor deze verklaring.

Naam:

Functie in het bedrijf:

Datum:

Handtekening:

AANHANGSEL 6-I

Bepalingen met betrekking risicovracht zijn vastgesteld in een afzonderlijk besluit van de Commissie.

AANHANGSEL 6-J

Bepalingen met betrekking tot het gebruik van screeningapparatuur zijn vastgesteld in een afzonderlijk besluit van de Commissie.”.

F)

Aan hoofdstuk 11 wordt het volgende punt toegevoegd:

11.0.5.   Met het oog op de toepassing van deze verordening kunnen optreden als onafhankelijk validateur:

een vertegenwoordiger van de nationale autoriteit van een lidstaat van de Unie;

elke andere natuurlijke persoon of rechtspersoon die door een lidstaat of de Commissie voor dit doel wordt erkend.”.


(1)  PB L 107 van 27.4.2011, blz. 1.

(2)  PB L 219 van 22.8.2009, blz. 1.

(3)  PB L 275 van 25.10.2003, blz. 32, gewijzigd bij Richtlijn 2008/101/EG, PB L 8 van 13.1.2009, blz. 3.”.


26.8.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 220/16


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 860/2011 VAN DE COMMISSIE

van 25 augustus 2011

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 26 augustus 2011.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 25 augustus 2011.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

José Manuel SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

AR

35,6

EC

29,1

MK

48,0

ZA

77,2

ZZ

47,5

0707 00 05

TR

124,2

ZZ

124,2

0709 90 70

EC

41,0

TR

133,6

ZZ

87,3

0805 50 10

AR

68,4

BR

41,3

CL

68,7

TR

66,0

UY

71,9

ZA

82,0

ZZ

66,4

0806 10 10

EG

142,2

MA

177,2

TR

129,8

ZZ

149,7

0808 10 80

AR

89,3

BR

56,6

CL

91,8

CN

68,3

NZ

112,8

US

135,7

ZA

84,9

ZZ

91,3

0808 20 50

CN

69,9

TR

148,9

ZA

107,7

ZZ

108,8

0809 30

TR

122,3

ZZ

122,3

0809 40 05

BA

43,7

ZZ

43,7


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


26.8.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 220/18


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 861/2011 VAN DE COMMISSIE

van 25 augustus 2011

tot wijziging van de bij Verordening (EU) nr. 867/2010 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor bepaalde producten uit de sector suiker voor het verkoopseizoen 2010/11

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gezien Verordening (EG) nr. 951/2006 van de Commissie van 30 juni 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad wat betreft de handel met derde landen in de sector suiker (2), en met name artikel 36, lid 2, tweede alinea, tweede zin,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en bepaalde stropen voor het verkoopseizoen 2010/11 zijn vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 867/2010 van de Commissie (3). Deze prijzen en rechten zijn laatstelijk gewijzigd bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 841/2011 van de Commissie (4).

(2)

Naar aanleiding van de gegevens waarover de Commissie momenteel beschikt, dienen deze bedragen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 951/2006 te worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bij Verordening (EG) nr. 951/2006 voor het verkoopseizoen 2010/11 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor de in artikel 36 van Verordening (EU) nr. 867/2010 bedoelde producten worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 26 augustus 2011.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 25 augustus 2011.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

José Manuel SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 178 van 1.7.2006, blz. 24.

(3)  PB L 259 van 1.10.2010, blz. 3.

(4)  PB L 216 van 23.8.2011, blz. 8.


BIJLAGE

Gewijzigde bedragen van de representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en producten van GN-code 1702 90 95 die gelden met ingang van 26 augustus 2011

(EUR)

GN-code

Representatieve prijs per 100 kg netto van het betrokken product

Aanvullend recht per 100 kg netto van het betrokken product

1701 11 10 (1)

48,70

0,00

1701 11 90 (1)

48,70

0,29

1701 12 10 (1)

48,70

0,00

1701 12 90 (1)

48,70

0,00

1701 91 00 (2)

54,67

1,07

1701 99 10 (2)

54,67

0,00

1701 99 90 (2)

54,67

0,00

1702 90 95 (3)

0,55

0,19


(1)  Vaststelling voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage IV, punt III, van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(2)  Vaststelling voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage IV, punt II, van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(3)  Vaststelling per procent sacharose.


26.8.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 220/20


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 862/2011 VAN DE COMMISSIE

van 25 augustus 2011

inzake het minimumdouanerecht dat moet worden vastgesteld naar aanleiding van de derde deelinschrijvingen in het kader van de bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 634/2011 geopende openbare inschrijving

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1), en met name artikel 187, juncto artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 634/2011 van de Commissie (2) is een permanente openbare inschrijving geopend voor het verkoopseizoen 2010/2011 voor de invoer van suiker van GN-code 1701 tegen een verlaagd douanerecht.

(2)

Overeenkomstig artikel 6 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 634/2011 moet de Commissie, in het licht van de naar aanleiding van een deelinschrijving ontvangen offertes, besluiten al dan niet een minimumdouanerecht per achtcijferige GN-code vast te stellen.

(3)

Op basis van de voor de derde deelinschrijving ontvangen offertes moet voor bepaalde onder GN-code 1701 vallende achtcijferige codes voor suiker een minimumdouanerecht worden vastgesteld en moet voor de overige onder die GN-code vallende achtcijferige codes voor suiker geen minimumdouanerecht worden vastgesteld.

(4)

Om de markt snel een signaal te geven en met het oog op een efficiënt beheer van de maatregel, moet de onderhavige verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

(5)

Het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten heeft geen advies uitgebracht binnen de door zijn voorzitter vastgestelde termijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de derde deelinschrijving in het kader van de bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 634/2011 geopende openbare inschrijving, waarvan de termijn voor de indiening van offertes is verstreken op 24 augustus 2011, wordt voor de onder GN-code 1701 vallende achtcijferige codes voor suiker al dan niet een minimumdouanerecht vastgesteld, zoals is aangegeven in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 25 augustus 2011.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

José Manuel SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 170 van 30.6.2011, blz. 21.


BIJLAGE

Minimumdouanerechten

(EUR/t)

Achtcijferige GN-code

Minimumdouanerecht

1

2

1701 11 10

170,06

1701 11 90

190,00

1701 12 10

X

1701 12 90

X

1701 91 00

X

1701 99 10

250,00

1701 99 90

X

(—)

Geen vaststelling van een minimumdouanerecht (alle biedingen afgewezen).

(X)

Geen biedingen.


BESLUITEN

26.8.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 220/22


UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 25 augustus 2011

betreffende de erkenning van Azerbeidzjan overeenkomstig Richtlijn 2008/106/EG van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de opleiding en diplomering van zeevarenden

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 6003)

(Voor de EER relevante tekst)

(2011/517/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2008/106/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 inzake het minimumopleidingsniveau van zeevarenden (1), en met name artikel 19, lid 3, eerste alinea,

Gezien het verzoek van België van 7 augustus 2008,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op grond van Richtlijn 2008/106/EG kunnen lidstaten besluiten door derde landen afgegeven passende vaarbevoegdheidsbewijzen te erkennen wanneer de betrokken landen door de Commissie zijn erkend. De betrokken derde landen dienen te voldoen aan alle vereisten van het Verdrag van de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) betreffende de normen voor zeevarenden inzake opleiding, diplomering en wachtdienst van 1978 (het STCW-verdrag) (2), als herzien in 1995.

(2)

Bij brief van 7 augustus 2008 heeft België gevraagd Azerbeidzjan te erkennen. Ingevolge het verzoek van België heeft de Commissie de opleidings- en diplomeringssystemen voor zeevarenden in Azerbeidzjan onderzocht om na te gaan of dit land voldoet aan de vereisten van het STCW-verdrag en of gepaste maatregelen zijn getroffen om fraude met bewijzen te voorkomen. Deze beoordeling is gebaseerd op de resultaten van een inspectie door deskundigen van het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid in februari 2009. Tijdens die inspectie zijn een aantal tekortkomingen van de opleidings- en diplomeringssystemen aan het licht gekomen.

(3)

De Commissie heeft de lidstaten een verslag bezorgd met de resultaten van haar beoordeling.

(4)

Bij brieven van 4 december 2009 en 26 oktober 2010 heeft de Commissie Azerbeidzjan gevraagd aan te tonen dat de geconstateerde tekortkomingen waren weggewerkt.

(5)

Bij brieven van 13 januari 2010 en 24 december 2010 heeft Azerbeidzjan de gevraagde informatie en het bewijsmateriaal verstrekt betreffende de tenuitvoerlegging van gepaste en voldoende corrigerende maatregelen om alle tijdens de beoordeling geconstateerde tekortkomingen weg te werken.

(6)

Het resultaat van de beoordeling van de naleving en de evaluatie van de door de Azerbeidzjaanse autoriteiten verstrekte informatie tonen aan dat Azerbeidzjan alle eisen van het STCW-verdrag naleeft en passende maatregelen heeft getroffen om fraude met bewijzen te verhinderen. Derhalve moet Azerbeidzjan worden erkend.

(7)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité maritieme veiligheid en voorkoming van verontreiniging door schepen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de toepassing van artikel 19 van Richtlijn 2008/106/EG wordt Azerbeidzjan erkend wat betreft de opleiding en diplomering van zeevarenden.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 25 augustus 2011.

Voor de Commissie

Siim KALLAS

Vicevoorzitter


(1)  PB L 323 van 3.12.2008, blz. 33.

(2)  Aangenomen door de Internationale Maritieme Organisatie (IMO).