ISSN 1725-2598 doi:10.3000/17252598.L_2011.220.nld |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 220 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
54e jaargang |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
II Niet-wetgevingshandelingen
VERORDENINGEN
26.8.2011 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 220/1 |
VERORDENING (EU) Nr. 855/2011 VAN DE COMMISSIE
van 23 augustus 2011
tot vaststelling van een verbod op de visserij op roggen in gebied EU-wateren van IIa en IV door vaartuigen die de vlag van Nederland voeren
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (1), en met name artikel 36, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EU) nr. 57/2011 van de Raad van 18 januari 2011 tot vaststelling, voor 2011, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de EU-wateren en, voor EU-vaartuigen, in bepaalde wateren buiten de EU, van toepassing zijn (2), zijn de quota voor 2011 vastgesteld. |
(2) |
Uit door de Commissie ontvangen informatie blijkt dat, gezien de vangsten van het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage vermelde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, de betrokken, voor 2011 toegewezen quota volledig zijn opgebruikt. |
(3) |
Daarom moet de visserij op dat bestand worden verboden, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Het opgebruiken van het quotum
Het quotum dat voor 2011 aan de in de bijlage bij deze verordening genoemde lidstaat is toegewezen voor de visserij op het in die bijlage vermelde bestand, wordt met ingang van de in die bijlage opgenomen datum als opgebruikt beschouwd.
Artikel 2
Verbodsbepalingen
De visserij op het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage genoemde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, is verboden met ingang van de in die bijlage opgenomen datum. Na die datum is het ook verboden om vis uit dit bestand die door deze vaartuigen is gevangen, aan boord te hebben, te verplaatsen, over te laden of aan te voeren.
Artikel 3
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 23 augustus 2011.
Voor de Commissie, namens de voorzitter,
Lowri EVANS
Directeur-generaal Maritieme zaken en visserij
(1) PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.
(2) PB L 24 van 27.1.2011, blz. 1.
BIJLAGE
Nr. |
33/T&Q |
Lidstaat |
Nederland |
Bestand |
SRX/2AC4-C |
Soort |
Roggen (Rajidae) |
Gebied |
EU-wateren van IIa en IV |
Datum |
18.7.2011 |
26.8.2011 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 220/3 |
VERORDENING (EU) Nr. 856/2011 VAN DE COMMISSIE
van 23 augustus 2011
tot vaststelling van een verbod op de visserij op kabeljauw in gebied VIIb, VIIc, VIIe-k, VIII, IX en X; EU-wateren van CECAF 34.1.1 door vaartuigen die de vlag van Nederland voeren
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (1), en met name artikel 36, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EU) nr. 57/2011 van de Raad van 18 januari 2011 tot vaststelling, voor 2011, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de EU-wateren en, voor EU-vaartuigen, in bepaalde wateren buiten de EU, van toepassing zijn (2), zijn de quota voor 2011 vastgesteld. |
(2) |
Uit door de Commissie ontvangen informatie blijkt dat, gezien de vangsten van het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage vermelde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, de betrokken, voor 2011 toegewezen quota volledig zijn opgebruikt. |
(3) |
Daarom moet de visserij op dat bestand worden verboden, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Het opgebruiken van het quotum
Het quotum dat voor 2011 aan de in de bijlage bij deze verordening genoemde lidstaat is toegewezen voor de visserij op het in die bijlage vermelde bestand, wordt met ingang van de in die bijlage opgenomen datum als opgebruikt beschouwd.
Artikel 2
Verbodsbepalingen
De visserij op het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage genoemde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, is verboden met ingang van de in die bijlage opgenomen datum. Na die datum is het ook verboden om vis uit dit bestand die door deze vaartuigen is gevangen, aan boord te hebben, te verplaatsen, over te laden of aan te voeren.
Artikel 3
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 23 augustus 2011.
Voor de Commissie, namens de voorzitter,
Lowri EVANS
Directeur-generaal Maritieme zaken en visserij
(1) PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.
(2) PB L 24 van 27.1.2011, blz. 1.
BIJLAGE
Nr. |
34/T&Q |
Lidstaat |
Nederland |
Bestand |
COD/7XAD34 |
Soort |
Kabeljauw (Gadus morhua) |
Gebied |
VIIb, VIIc, VIIe-k, VIII, IX en X; EU-wateren van CECAF 34.1.1 |
Datum |
18.7.2011 |
26.8.2011 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 220/5 |
VERORDENING (EU) Nr. 857/2011 VAN DE COMMISSIE
van 24 augustus 2011
tot vaststelling van een verbod op de visserij op zeeduivel in gebied VIIIc, IX en X; EU-wateren van CECAF 34.1.1 door vaartuigen die de vlag van Portugal voeren
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (1), en met name artikel 36, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EU) nr. 57/2011 van de Raad van 18 januari 2011 tot vaststelling, voor 2011, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de EU-wateren en, voor EU-vaartuigen, in bepaalde wateren buiten de EU, van toepassing zijn (2), zijn de quota voor 2011 vastgesteld. |
(2) |
Uit door de Commissie ontvangen informatie blijkt dat, gezien de vangsten van het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage vermelde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, de betrokken, voor 2011 toegewezen quota volledig zijn opgebruikt. |
(3) |
Daarom moet de visserij op dat bestand worden verboden, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Opgebruikt quotum
Het quotum dat voor 2011 aan de in de bijlage bij deze verordening genoemde lidstaat is toegewezen voor de visserij op het in die bijlage vermelde bestand, wordt met ingang van de in die bijlage opgenomen datum als opgebruikt beschouwd.
Artikel 2
Verbodsbepalingen
De visserij op het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage genoemde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, is verboden met ingang van de in die bijlage opgenomen datum. Na die datum is het ook verboden om vis uit dit bestand die door deze vaartuigen is gevangen, aan boord te hebben, te verplaatsen, over te laden of aan te voeren.
Artikel 3
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 24 augustus 2011.
Voor de Commissie, namens de voorzitter,
Lowri EVANS
Directeur-generaal Maritieme zaken en visserij
(1) PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.
(2) PB L 24 van 27.1.2011, blz. 1.
BIJLAGE
Nr. |
28/T&Q |
Lidstaat |
Portugal |
Bestand |
ANF/8C3411 |
Soort |
Zeeduivels (Lophiidae) |
Gebied |
VIIIc, IX en X; EU-wateren van CECAF 34.1.1 |
Datum |
10.6.2011 |
26.8.2011 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 220/7 |
VERORDENING (EU) Nr. 858/2011 VAN DE COMMISSIE
van 24 augustus 2011
tot vaststelling van een verbod op de visserij op kabeljauw in gebied VIId door vaartuigen die de vlag van Nederland voeren
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (1), en met name artikel 36, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EU) nr. 57/2011 van de Raad van 18 januari 2011 tot vaststelling, voor 2011, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de EU-wateren en, voor EU-vaartuigen, in bepaalde wateren buiten de EU, van toepassing zijn (2), zijn de quota voor 2011 vastgesteld. |
(2) |
Uit door de Commissie ontvangen informatie blijkt dat, gezien de vangsten van het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage vermelde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, de betrokken, voor 2011 toegewezen quota volledig zijn opgebruikt. |
(3) |
Daarom moet de visserij op dat bestand worden verboden, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Het opgebruiken van het quotum
Het quotum dat voor 2011 aan de in de bijlage bij deze verordening genoemde lidstaat is toegewezen voor de visserij op het in die bijlage vermelde bestand, wordt met ingang van de in die bijlage opgenomen datum als opgebruikt beschouwd.
Artikel 2
Verbodsbepalingen
De visserij op het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage genoemde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, is verboden met ingang van de in die bijlage opgenomen datum. Na die datum is het ook verboden om vis uit dit bestand die door deze vaartuigen is gevangen, aan boord te hebben, te verplaatsen, over te laden of aan te voeren.
Artikel 3
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 24 augustus 2011.
Voor de Commissie, namens de voorzitter,
Lowri EVANS
Directeur-generaal Maritieme zaken en visserij
(1) PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.
(2) PB L 24 van 27.1.2011, blz. 1.
BIJLAGE
Nr. |
35/T&Q |
Lidstaat |
Nederland |
Bestand |
COD/07D. |
Soort |
Kabeljauw (Gadus morhua) |
Gebied |
VIId |
Datum |
18.7.2011 |
26.8.2011 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 220/9 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 859/2011 VAN DE COMMISSIE
van 25 augustus 2011
tot wijziging van Verordening (EU) nr. 185/2010 houdende vaststelling van gedetailleerde maatregelen voor de toepassing van de gemeenschappelijke basisnormen op het gebied van de beveiliging van de luchtvaart, wat vracht en post betreft
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 300/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2008 inzake gemeenschappelijke regels op het gebied van de beveiliging van de burgerluchtvaart en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2320/2002 (1), en met name artikel 4, lid 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Verordening (EU) nr. 185/2010 van de Commissie van 4 maart 2010 houdende vaststelling van gedetailleerde maatregelen voor de toepassing van de gemeenschappelijke basisnormen op het gebied van de beveiliging van de luchtvaart (2) bevat geen regels voor vracht en post die vanuit derde landen naar luchthavens in de Unie worden vervoerd. Het is noodzakelijk dergelijke regels vast te stellen om de burgerluchtvaartuigen waarmee dergelijke vracht en post worden vervoerd te beschermen tegen wederrechtelijke daden. |
(2) |
Derhalve dient Verordening (EU) nr. 185/2010 dienovereenkomstig te worden gewijzigd. |
(3) |
Bij het beoordelen van de luchtvaartbeveiliging in derde landen zal rekening worden gehouden met de samenwerkings- en partnerschapsovereenkomsten die tussen de Unie of individuele lidstaten en derde landen zijn gesloten en die de basis vormen voor de gegarandeerde tenuitvoerlegging van de luchtvaartbeveiligingsnormen. |
(4) |
Bij het sluiten van luchtvaartovereenkomsten met derde landen dienen de Commissie en de lidstaten samen te werken om nauwere samenwerking op het vlak van luchtvaartbeveiliging te bewerkstelligen ter ondersteuning van de tenuitvoerlegging en de toepassing in derde landen van normen en beginselen die gelijkwaardig zijn aan de normen en beginselen van de Unie, wanneer dit een doeltreffende aanpak van mondiale dreigingen en risico's is. |
(5) |
Uiterlijk in juli 2013 moet de Commissie samen met de lidstaten en de betrokken partijen de praktische gevolgen en de haalbaarheid onderzoeken van de tenuitvoerlegging van een onafhankelijke validering van luchtvervoerders die vanuit luchthavens in derde landen vracht naar de EU vervoeren alsook van de erkende agenten en bekende verzenders van wie zij rechtstreeks verzendingen aannemen, en het systeem waar nodig aanpassen, met inbegrip van wijzigingen in deze verordening. |
(6) |
Voortgaande op de verantwoordelijkheid van de bij de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO) aangesloten landen om ten minste de ICAO-normen voor vrachtbeveiliging na te leven, dienen de Commissie en de lidstaten stappen te zetten naar autoriteiten in derde landen om met hen samen te werken en, waar mogelijk en indien gevraagd, hen bij te staan bij de capaciteitsopbouw voor de tenuitvoerlegging van vereisten met betrekking tot de beveiliging van luchtvracht en luchtpost die naar de Unie wordt vervoerd. |
(7) |
De Commissie zal het optreden van de Unie voor het bevorderen van de tenuitvoerlegging van vereisten inzake luchtvaartbeveiliging met betrekking tot activiteiten vanuit luchthavens in derde landen naar de Unie coördineren en er actief aan deelnemen alsook niet-EU-organen toegang tot relevante informatie verschaffen op een strikte „need to know”-basis en op voorwaarde dat er voldoende garanties zijn gegeven. |
(8) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 19, lid 1, van Verordening (EG) nr. 300/2008 ingestelde Comité voor de beveiliging van de burgerluchtvaart, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De bijlage bij Verordening (EU) nr. 185/2010 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
De Commissie zal de toepassing van de maatregelen waarin deze verordening voorziet, beoordelen en evalueren en zo nodig uiterlijk op 1 juli 2015 een voorstel indienen.
Uiterlijk op 31 december 2012 zal de Commissie de waarschijnlijke gevolgen beoordelen van de in deze verordening neergelegde vereisten, en met name de vereisten inzake onafhankelijke validering. De resultaten worden aan het Comité voor de beveiliging van de burgerluchtvaart voorgelegd. Waar nodig, zal de Commissie uiterlijk op 1 juli 2013 aanpassingen aan de vereisten voorstellen.
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 1 februari 2012.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 25 augustus 2011.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 97 van 9.4.2008, blz. 72.
(2) PB L 55 van 5.4.2010, blz. 1.
BIJLAGE
De bijlage bij Verordening (EU) nr. 185/2010 wordt als volgt gewijzigd:
A) |
Punt 6.1.2 wordt vervangen door:
|
B) |
Punt 6.3.2.6, onder d), wordt vervangen door:
|
C) |
In hoofdstuk 6 wordt het volgende toegevoegd: „6.7 HOOGRISICOVRACHT EN -POST Bepalingen met betrekking tot hoogrisicovracht en -post zijn vastgesteld in een afzonderlijk besluit van de Commissie. 6.8. BESCHERMING VAN VRACHT EN POST DIE VANUIT DERDE LANDEN NAAR DE UNIE WORDEN VERVOERD 6.8.1. Aanwijzing van luchtvaartmaatschappijen
6.8.2. Beveiligingscontroles voor vracht en post die aankomen uit een derde land
6.8.3. Aanwijzing van erkende agenten, bekende verzenders of vaste verzenders in derde landen
6.8.4. Niet-naleving
|
D) |
Aanhangsel 6-F wordt vervangen door: „AANHANGSEL 6-F VRACHT EN POST 6-Fi DERDE LANDEN WAARVAN DE BEVEILIGINGSNORMEN ALS GELIJKWAARDIG AAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE BASISNORMEN WORDEN ERKEND 6-Fii DERDE LANDEN WAARVOOR AANWIJZING ALS ACC3 NIET IS VEREIST De derde landen waarvoor aanwijzing als ACC3 niet is vereist, worden vermeld in een afzonderlijk besluit van de Commissie.”. |
E) |
De volgende aanhangsels worden toegevoegd: „AANHANGSEL 6-G BEPALINGEN INZAKE VRACHT EN POST UIT DERDE LANDEN In het ACC3-beveiligingsprogramma wordt, voor zover van toepassing, het volgende vermeld, ofwel voor elke luchthaven in het derde land afzonderlijk of in de vorm van een algemeen document waarin alle varianten in de vermelde luchthavens in het derde land worden gespecificeerd:
AANHANGSEL 6-H VERBINTENISVERKLARING — ACC3 Ik verklaar dat
Ik aanvaard de volledige verantwoordelijkheid voor deze verklaring. Naam: Functie in het bedrijf: Datum: Handtekening: AANHANGSEL 6-I Bepalingen met betrekking risicovracht zijn vastgesteld in een afzonderlijk besluit van de Commissie. AANHANGSEL 6-J Bepalingen met betrekking tot het gebruik van screeningapparatuur zijn vastgesteld in een afzonderlijk besluit van de Commissie.”. |
F) |
Aan hoofdstuk 11 wordt het volgende punt toegevoegd: 11.0.5. Met het oog op de toepassing van deze verordening kunnen optreden als onafhankelijk validateur:
|
(1) PB L 107 van 27.4.2011, blz. 1.
(2) PB L 219 van 22.8.2009, blz. 1.
(3) PB L 275 van 25.10.2003, blz. 32, gewijzigd bij Richtlijn 2008/101/EG, PB L 8 van 13.1.2009, blz. 3.”.
26.8.2011 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 220/16 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 860/2011 VAN DE COMMISSIE
van 25 augustus 2011
tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),
Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 26 augustus 2011.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 25 augustus 2011.
Voor de Commissie, namens de voorzitter,
José Manuel SILVA RODRÍGUEZ
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
(2) PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.
BIJLAGE
Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
(EUR/100 kg) |
||
GN-code |
Code derde landen (1) |
Forfaitaire invoerwaarde |
0702 00 00 |
AR |
35,6 |
EC |
29,1 |
|
MK |
48,0 |
|
ZA |
77,2 |
|
ZZ |
47,5 |
|
0707 00 05 |
TR |
124,2 |
ZZ |
124,2 |
|
0709 90 70 |
EC |
41,0 |
TR |
133,6 |
|
ZZ |
87,3 |
|
0805 50 10 |
AR |
68,4 |
BR |
41,3 |
|
CL |
68,7 |
|
TR |
66,0 |
|
UY |
71,9 |
|
ZA |
82,0 |
|
ZZ |
66,4 |
|
0806 10 10 |
EG |
142,2 |
MA |
177,2 |
|
TR |
129,8 |
|
ZZ |
149,7 |
|
0808 10 80 |
AR |
89,3 |
BR |
56,6 |
|
CL |
91,8 |
|
CN |
68,3 |
|
NZ |
112,8 |
|
US |
135,7 |
|
ZA |
84,9 |
|
ZZ |
91,3 |
|
0808 20 50 |
CN |
69,9 |
TR |
148,9 |
|
ZA |
107,7 |
|
ZZ |
108,8 |
|
0809 30 |
TR |
122,3 |
ZZ |
122,3 |
|
0809 40 05 |
BA |
43,7 |
ZZ |
43,7 |
(1) Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.
26.8.2011 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 220/18 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 861/2011 VAN DE COMMISSIE
van 25 augustus 2011
tot wijziging van de bij Verordening (EU) nr. 867/2010 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor bepaalde producten uit de sector suiker voor het verkoopseizoen 2010/11
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),
Gezien Verordening (EG) nr. 951/2006 van de Commissie van 30 juni 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad wat betreft de handel met derde landen in de sector suiker (2), en met name artikel 36, lid 2, tweede alinea, tweede zin,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en bepaalde stropen voor het verkoopseizoen 2010/11 zijn vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 867/2010 van de Commissie (3). Deze prijzen en rechten zijn laatstelijk gewijzigd bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 841/2011 van de Commissie (4). |
(2) |
Naar aanleiding van de gegevens waarover de Commissie momenteel beschikt, dienen deze bedragen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 951/2006 te worden gewijzigd, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De bij Verordening (EG) nr. 951/2006 voor het verkoopseizoen 2010/11 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor de in artikel 36 van Verordening (EU) nr. 867/2010 bedoelde producten worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 26 augustus 2011.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 25 augustus 2011.
Voor de Commissie, namens de voorzitter,
José Manuel SILVA RODRÍGUEZ
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
(2) PB L 178 van 1.7.2006, blz. 24.
(3) PB L 259 van 1.10.2010, blz. 3.
(4) PB L 216 van 23.8.2011, blz. 8.
BIJLAGE
Gewijzigde bedragen van de representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en producten van GN-code 1702 90 95 die gelden met ingang van 26 augustus 2011
(EUR) |
||
GN-code |
Representatieve prijs per 100 kg netto van het betrokken product |
Aanvullend recht per 100 kg netto van het betrokken product |
1701 11 10 (1) |
48,70 |
0,00 |
1701 11 90 (1) |
48,70 |
0,29 |
1701 12 10 (1) |
48,70 |
0,00 |
1701 12 90 (1) |
48,70 |
0,00 |
1701 91 00 (2) |
54,67 |
1,07 |
1701 99 10 (2) |
54,67 |
0,00 |
1701 99 90 (2) |
54,67 |
0,00 |
1702 90 95 (3) |
0,55 |
0,19 |
(1) Vaststelling voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage IV, punt III, van Verordening (EG) nr. 1234/2007.
(2) Vaststelling voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage IV, punt II, van Verordening (EG) nr. 1234/2007.
(3) Vaststelling per procent sacharose.
26.8.2011 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 220/20 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 862/2011 VAN DE COMMISSIE
van 25 augustus 2011
inzake het minimumdouanerecht dat moet worden vastgesteld naar aanleiding van de derde deelinschrijvingen in het kader van de bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 634/2011 geopende openbare inschrijving
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1), en met name artikel 187, juncto artikel 4,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 634/2011 van de Commissie (2) is een permanente openbare inschrijving geopend voor het verkoopseizoen 2010/2011 voor de invoer van suiker van GN-code 1701 tegen een verlaagd douanerecht. |
(2) |
Overeenkomstig artikel 6 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 634/2011 moet de Commissie, in het licht van de naar aanleiding van een deelinschrijving ontvangen offertes, besluiten al dan niet een minimumdouanerecht per achtcijferige GN-code vast te stellen. |
(3) |
Op basis van de voor de derde deelinschrijving ontvangen offertes moet voor bepaalde onder GN-code 1701 vallende achtcijferige codes voor suiker een minimumdouanerecht worden vastgesteld en moet voor de overige onder die GN-code vallende achtcijferige codes voor suiker geen minimumdouanerecht worden vastgesteld. |
(4) |
Om de markt snel een signaal te geven en met het oog op een efficiënt beheer van de maatregel, moet de onderhavige verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie. |
(5) |
Het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten heeft geen advies uitgebracht binnen de door zijn voorzitter vastgestelde termijn, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Voor de derde deelinschrijving in het kader van de bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 634/2011 geopende openbare inschrijving, waarvan de termijn voor de indiening van offertes is verstreken op 24 augustus 2011, wordt voor de onder GN-code 1701 vallende achtcijferige codes voor suiker al dan niet een minimumdouanerecht vastgesteld, zoals is aangegeven in de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 25 augustus 2011.
Voor de Commissie, namens de voorzitter,
José Manuel SILVA RODRÍGUEZ
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
(2) PB L 170 van 30.6.2011, blz. 21.
BIJLAGE
Minimumdouanerechten
(EUR/t) |
|||||
Achtcijferige GN-code |
Minimumdouanerecht |
||||
1 |
2 |
||||
1701 11 10 |
170,06 |
||||
1701 11 90 |
190,00 |
||||
1701 12 10 |
X |
||||
1701 12 90 |
X |
||||
1701 91 00 |
X |
||||
1701 99 10 |
250,00 |
||||
1701 99 90 |
X |
||||
|
BESLUITEN
26.8.2011 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 220/22 |
UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE
van 25 augustus 2011
betreffende de erkenning van Azerbeidzjan overeenkomstig Richtlijn 2008/106/EG van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de opleiding en diplomering van zeevarenden
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 6003)
(Voor de EER relevante tekst)
(2011/517/EU)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 2008/106/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 inzake het minimumopleidingsniveau van zeevarenden (1), en met name artikel 19, lid 3, eerste alinea,
Gezien het verzoek van België van 7 augustus 2008,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op grond van Richtlijn 2008/106/EG kunnen lidstaten besluiten door derde landen afgegeven passende vaarbevoegdheidsbewijzen te erkennen wanneer de betrokken landen door de Commissie zijn erkend. De betrokken derde landen dienen te voldoen aan alle vereisten van het Verdrag van de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) betreffende de normen voor zeevarenden inzake opleiding, diplomering en wachtdienst van 1978 (het STCW-verdrag) (2), als herzien in 1995. |
(2) |
Bij brief van 7 augustus 2008 heeft België gevraagd Azerbeidzjan te erkennen. Ingevolge het verzoek van België heeft de Commissie de opleidings- en diplomeringssystemen voor zeevarenden in Azerbeidzjan onderzocht om na te gaan of dit land voldoet aan de vereisten van het STCW-verdrag en of gepaste maatregelen zijn getroffen om fraude met bewijzen te voorkomen. Deze beoordeling is gebaseerd op de resultaten van een inspectie door deskundigen van het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid in februari 2009. Tijdens die inspectie zijn een aantal tekortkomingen van de opleidings- en diplomeringssystemen aan het licht gekomen. |
(3) |
De Commissie heeft de lidstaten een verslag bezorgd met de resultaten van haar beoordeling. |
(4) |
Bij brieven van 4 december 2009 en 26 oktober 2010 heeft de Commissie Azerbeidzjan gevraagd aan te tonen dat de geconstateerde tekortkomingen waren weggewerkt. |
(5) |
Bij brieven van 13 januari 2010 en 24 december 2010 heeft Azerbeidzjan de gevraagde informatie en het bewijsmateriaal verstrekt betreffende de tenuitvoerlegging van gepaste en voldoende corrigerende maatregelen om alle tijdens de beoordeling geconstateerde tekortkomingen weg te werken. |
(6) |
Het resultaat van de beoordeling van de naleving en de evaluatie van de door de Azerbeidzjaanse autoriteiten verstrekte informatie tonen aan dat Azerbeidzjan alle eisen van het STCW-verdrag naleeft en passende maatregelen heeft getroffen om fraude met bewijzen te verhinderen. Derhalve moet Azerbeidzjan worden erkend. |
(7) |
De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité maritieme veiligheid en voorkoming van verontreiniging door schepen, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Voor de toepassing van artikel 19 van Richtlijn 2008/106/EG wordt Azerbeidzjan erkend wat betreft de opleiding en diplomering van zeevarenden.
Artikel 2
Dit besluit is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 25 augustus 2011.
Voor de Commissie
Siim KALLAS
Vicevoorzitter
(1) PB L 323 van 3.12.2008, blz. 33.
(2) Aangenomen door de Internationale Maritieme Organisatie (IMO).