ISSN 1725-2598

doi:10.3000/17252598.L_2011.200.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 200

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

54e jaargang
3 augustus 2011


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 761/2011 van de Commissie van 29 juli 2011 tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur

1

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 762/2011 van de Commissie van 29 juli 2011 tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur

4

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 763/2011 van de Commissie van 29 juli 2011 tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur

6

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 764/2011 van de Commissie van 29 juli 2011 houdende inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen [Bœuf de Vendée (BGA)]

8

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 765/2011 van de Commissie van 29 juli 2011 houdende inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen [Porc d'Auvergne (BGA)]

10

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 766/2011 van de Commissie van 29 juli 2011 houdende inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen [Ξύγαλο Σητείας (Xygalo Siteias)/Ξίγαλο Σητείας (Xigalo Siteias) (BOB)]

12

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 767/2011 van de Commissie van 2 augustus 2011 tot wijziging van de tekst betreffende Tsjechië en Letland in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 3199/93 inzake de wederzijdse erkenning van procedures voor de volledige denaturering van alcohol in verband met de vrijstelling van accijns

14

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 768/2011 van de Commissie van 2 augustus 2011 houdende wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 585/2011 van 17 juni 2011 tot vaststelling van tijdelijke buitengewone maatregelen ter ondersteuning van de sector groenten en fruit

17

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 769/2011 van de Commissie van 2 augustus 2011 tot vaststelling van een toewijzingscoëfficiënt voor de tijdelijke buitengewone maatregelen van de Unie ter ondersteuning van de sector groenten en fruit

18

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 770/2011 van de Commissie van 2 augustus 2011 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

19

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 771/2011 van de Commissie van 2 augustus 2011 tot wijziging van de bij Verordening (EU) nr. 867/2010 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor bepaalde producten uit de sector suiker voor het verkoopseizoen 2010/11

21

 

 

BESLUITEN

 

 

2011/489/EU

 

*

Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 29 juli 2011 tot verlening van een door België voor het Vlaamse Gewest gevraagde afwijking krachtens Richtlijn 91/676/EEG van de Raad inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen (Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 4503)

23

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

3.8.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 200/1


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 761/2011 VAN DE COMMISSIE

van 29 juli 2011

tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (1), en met name artikel 9, lid 1, onder a),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Om de uniforme toepassing te waarborgen van de gecombineerde nomenclatuur die als bijlage bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 is gevoegd, dienen bepalingen voor de indeling van de in de bijlage bij onderhavige verordening vermelde goederen te worden vastgesteld.

(2)

Bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 zijn de algemene regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur vastgesteld. Deze regels zijn ook van toepassing op iedere andere nomenclatuur die, geheel of gedeeltelijk of met toevoeging van onderverdelingen, de gecombineerde nomenclatuur overneemt en die bij specifieke EU-wetgeving is vastgesteld met het oog op de toepassing van tarief- of andere maatregelen in het kader van het goederenverkeer.

(3)

Volgens deze algemene regels dienen de in kolom 1 van de tabel in de bijlage omschreven goederen te worden ingedeeld onder de in kolom 2 vermelde GN-code om de in kolom 3 genoemde redenen.

(4)

Er dient te worden bepaald dat een door de douane van een lidstaat afgegeven bindende tariefinlichting inzake de indeling van goederen in de gecombineerde nomenclatuur die in strijd is met deze verordening, door de houder van die inlichting nog drie maanden mag worden gebruikt op grond van artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (2).

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité douanewetboek,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in kolom 1 van de tabel in de bijlage omschreven goederen worden in de gecombineerde nomenclatuur ingedeeld onder de in kolom 2 van die tabel vermelde GN-code.

Artikel 2

Op grond van artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 kan een door de douane van een lidstaat afgegeven bindende tariefinlichting die in strijd is met onderhavige verordening, nog voor een periode van drie maanden worden gebruikt.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 juli 2011.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Algirdas ŠEMETA

Lid van de Commissie


(1)  PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1.

(2)  PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1.


BIJLAGE

Omschrijving

Indeling

(GN-code)

Motivering

(1)

(2)

(3)

Een connector bestaande uit een behuizing van kunststof met openingen aan beide zijden voor de in- en uitstroom van vloeistoffen. De connector is uitgerust met een schroefdop en een sluiting in de vorm van een terugslagklep.

De connector wordt gebruikt in medische infuussets. Eén kant moet worden aangesloten op een buis, de andere kant op een injectiespuit of een infuus. De sluiting gaat open wanneer de connector op de injectiespuit of het infuus wordt aangesloten en gaat dicht wanneer hij wordt afgekoppeld, waardoor wordt voorkomen dat er vloeistof ontsnapt en er lucht binnenkomt tijdens de infusie.

De connectors worden aangeboden in steriele of niet-steriele verpakkingen.

 (1) Zie foto

8481 30 99

De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur, aantekening 1 g) op hoofdstuk 90, en de tekst van de GN-codes 8481, 8481 30 en 8481 30 99.

Gezien zijn functie, fysieke kenmerken en werking moet de connector worden beschouwd als een terugslagklep van onderverdeling 8481 30, omdat hij gebruikt wordt voor het regelen van de vloeistofstroming door het openen of sluiten van de sluiting en daarbij de vloeistof slechts in één richting te laten doorstromen (zie ook de toelichting op het geharmoniseerd systeem bij post 8481).

Met toepassing van aantekening 1 g) bij hoofdstuk 90 is indeling onder post 9018 als instrumenten, apparaten en toestellen voor de geneeskunde uitgesloten.

Voorts is het product, ook indien aangeboden in steriele verpakkingen, niet identificeerbaar als een product van post 9018.

Het product moet daarom worden ingedeeld onder GN-code 8481 30 99 als een terugslagklep van kunststof.

Image


(1)  De foto is louter ter informatie.


3.8.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 200/4


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 762/2011 VAN DE COMMISSIE

van 29 juli 2011

tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (1), en met name artikel 9, lid 1, onder a),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Om de uniforme toepassing te waarborgen van de gecombineerde nomenclatuur die als bijlage bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 is gevoegd, dienen bepalingen voor de indeling van de in de bijlage bij onderhavige verordening vermelde goederen te worden vastgesteld.

(2)

Bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 zijn de algemene regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur vastgesteld. Deze regels zijn ook van toepassing op iedere andere nomenclatuur die, geheel of gedeeltelijk of met toevoeging van onderverdelingen, de gecombineerde nomenclatuur overneemt en die bij specifieke EU-wetgeving is vastgesteld met het oog op de toepassing van tarief- of andere maatregelen in het kader van het goederenverkeer.

(3)

Volgens deze algemene regels dienen de in kolom 1 van de tabel in de bijlage omschreven goederen te worden ingedeeld onder de in kolom 2 vermelde GN-code om de in kolom 3 genoemde redenen.

(4)

Er dient te worden bepaald dat een door de douane van een lidstaat afgegeven bindende tariefinlichting inzake de indeling van goederen in de gecombineerde nomenclatuur die in strijd is met deze verordening, door de houder van die inlichting nog drie maanden mag worden gebruikt op grond van artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (2).

(5)

Het Comité Douanewetboek heeft geen advies uitgebracht binnen de door de voorzitter vastgestelde termijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in kolom 1 van de tabel in de bijlage omschreven goederen worden in de gecombineerde nomenclatuur ingedeeld onder de in kolom 2 van die tabel vermelde GN-code.

Artikel 2

Op grond van artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 kan een door de douane van een lidstaat afgegeven bindende tariefinlichting die in strijd is met onderhavige verordening, nog voor een periode van drie maanden worden gebruikt.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 juli 2011.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Algirdas ŠEMETA

Lid van de Commissie


(1)  PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1.

(2)  PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1.


BIJLAGE

Omschrijving

Indeling

(GN-code)

Motivering

(1)

(2)

(3)

Een hol, cilindervormig artikel van staal, anders dan van roestvrij staal, zonder schroefdraad, bekleed met zink (zogenoemde "spanhuls"). Aan één zijde is het volledig open. Een van de uiteinden is lichtjes naar buiten gebogen. Het andere uiteinde heeft een scherpe, snijdende rand.

Het artikel is een bevestigingsmiddel dat in een voorgeboord gat wordt geslagen en bijvoorbeeld wordt gebruikt om snel latten snel op betonmuren te bevestigen. Dankzij het scherpe uiteinde kan het gemakkelijker worden ingeslagen. De holle constructie, de opening aan één zijde en het naar buiten gebogen uiteinde zorgen voor een stevigere bevestiging wanneer het artikel volledig is ingeslagen.

(zie afbeelding  (1))

7317 00 90

De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur en de tekst van de GN-codes 7317 00 en 7317 00 90.

Indeling onder post 7318 is uitgesloten, omdat het artikel anders is vormgegeven dan de onder die post genoemde artikelen.

Indeling onder post 7326 is uitgesloten, omdat het artikel niet kan worden beschouwd als een muurplug van staal, aangezien het - gelet op de constructie ervan - niet is bestemd voor het vastdraaien van schroeven in metselwerk.

Het artikel is vergelijkbaar met en functioneert op dezelfde wijze als een nagel van post 7317. Het volstaat om het artikel volledig in te slaan om ervoor te zorgen dat het te bevestigen voorwerp, bijvoorbeeld een lat, stevig op zijn plaats blijft.

Het artikel moet daarom worden ingedeeld onder GN-code 7317 00 90 als ander werk van staal, vergelijkbaar met een nagel.

Image


(1)  De afbeelding is louter ter informatie.


3.8.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 200/6


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 763/2011 VAN DE COMMISSIE

van 29 juli 2011

tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (1), en met name artikel 9, lid 1, onder a),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Om de uniforme toepassing te waarborgen van de gecombineerde nomenclatuur die als bijlage bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 is gevoegd, dienen bepalingen voor de indeling van de in de bijlage bij onderhavige verordening vermelde goederen te worden vastgesteld.

(2)

Bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 zijn de algemene regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur vastgesteld. Deze regels zijn ook van toepassing op iedere andere nomenclatuur die, geheel of gedeeltelijk of met toevoeging van onderverdelingen, de gecombineerde nomenclatuur overneemt en die bij specifieke EU-wetgeving is vastgesteld met het oog op de toepassing van tarief- of andere maatregelen in het kader van het goederenverkeer.

(3)

Volgens deze algemene regels dienen de in kolom 1 van de tabel in de bijlage omschreven goederen te worden ingedeeld onder de in kolom 2 vermelde GN-code om de in kolom 3 genoemde redenen.

(4)

Er dient te worden bepaald dat een door de douane van een lidstaat afgegeven bindende tariefinlichting inzake de indeling van goederen in de gecombineerde nomenclatuur die in strijd is met deze verordening, door de houder van die inlichting nog drie maanden mag worden gebruikt op grond van artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (2).

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité douanewetboek,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in kolom 1 van de tabel in de bijlage omschreven goederen worden in de gecombineerde nomenclatuur ingedeeld onder de in kolom 2 van die tabel vermelde GN-code.

Artikel 2

Op grond van artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 kan een door de douane van een lidstaat afgegeven bindende tariefinlichting die in strijd is met onderhavige verordening, nog voor een periode van drie maanden worden gebruikt.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 juli 2011.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Algirdas ŠEMETA

Lid van de Commissie


(1)  PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1.

(2)  PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1.


BIJLAGE

Omschrijving

Indeling (GN-code)

Motivering

(1)

(2)

(3)

Een draagbaar op batterijen werkend apparaat (een zogenoemd "elektronisch boek") voor het opnemen en weergeven van verschillende soorten tekstbestanden (bv. pdf, wol en html), stilstaand-beeldbestanden (bv. jpeg) en geluidsbestanden (bv. mp3). Het meet circa 18 x 12 x 1 cm en weegt ongeveer 220 g.

Het apparaat is uitgerust met:

een beeldscherm voor monochrome weergave (dat gebruik maakt van elektronische-inkttechnologie met vier verschillende grijstinten) van circa 12 x 9 cm, met een beeldschermdiagonaal van ongeveer 15 cm (6 inch) en een resolutie van 600 x 800 pixels,

een usb-interface,

een aansluiting voor een hoofd-telefoon,

een sleuf voor een geheugenkaart,

bedienings-/navigatieknoppen,

een processor van 200 MHz, en

een intern geheugen van 512 MB.

Het apparaat kan worden aangesloten op een automatische gegevens-verwerkende machine om bestanden over te dragen.

Het apparaat kan tekst, stilstaand beeld en geluid weergeven door het verwerken van gegevens die in het interne geheugen of op een geheugenkaart zijn opgeslagen.

Het apparaat heeft geen vertaal- of woordenboekfuncties.

8543 70 90

De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur en de tekst van de GN-codes 8543, 8543 70 en 8543 70 90.

Indeling onder post 8471 als een automatische gegevensverwerkende machine is uitgesloten, omdat het apparaat niet voldoet aan de voorwaarden van aantekening 5 A) bij hoofdstuk 84.

Aangezien het apparaat ook niet van de soort is die uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt in een automatisch gegevensverwerkend systeem, is indeling als een eenheid van een dergelijk systeem onder post 8471 eveneens uitgesloten.

Indeling als een monitor onder post 8528 is uitgesloten, omdat het product geen videobeelden kan afspelen als gevolg van de specifieke technologie die is gebruikt voor het beeldscherm en de daaruit voortvloeiende lage beeldkwaliteit, waardoor uitsluitend document-formaten en stilstaande beelden kunnen worden gevisualiseerd.

Het apparaat moet worden beschouwd als een elektrisch apparaat met een eigen functie, niet genoemd of niet begrepen onder andere posten van hoofdstuk 85.

Het moet bijgevolg worden ingedeeld onder GN-code 8543 70 90.


3.8.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 200/8


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 764/2011 VAN DE COMMISSIE

van 29 juli 2011

houdende inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen [Bœuf de Vendée (BGA)]

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 7, lid 4, eerste alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 6, lid 2, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 510/2006 is de door Frankrijk ingediende aanvraag tot registratie van de naam “Bœuf de Vendée” bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie  (2).

(2)

Aangezien bij de Commissie geen bezwaren zijn ingediend overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 510/2006, moet deze benaming worden ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in de bijlage vermelde benaming wordt ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 juli 2011.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Dacian CIOLOŞ

Lid van de Commissie


(1)  PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12.

(2)  PB C 312 van 17.11.2010, blz. 19.


BIJLAGE

In bijlage I bij het Verdrag genoemde landbouwproducten voor menselijke consumptie:

Categorie 1.1.   Vers vlees (en verse slachtafvallen)

FRANKRIJK

Bœuf de Vendée (BGA)


3.8.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 200/10


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 765/2011 VAN DE COMMISSIE

van 29 juli 2011

houdende inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen [Porc d'Auvergne (BGA)]

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 7, lid 4, eerste alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 6, lid 2, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 510/2006 is de door Frankrijk ingediende aanvraag tot registratie van de naam “Porc d'Auvergne” bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie  (2).

(2)

Aangezien bij de Commissie geen bezwaren zijn ingediend overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 510/2006, moet deze benaming worden ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in de bijlage vermelde benaming wordt ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 juli 2011.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Dacian CIOLOŞ

Lid van de Commissie


(1)  PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12.

(2)  PB C 311 van 16.11.2010, blz. 18.


BIJLAGE

In bijlage I bij het Verdrag genoemde landbouwproducten voor menselijke consumptie:

Categorie 1.1.   Vers vlees (en verse slachtafvallen)

FRANKRIJK

Porc d'Auvergne (BGA)


3.8.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 200/12


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 766/2011 VAN DE COMMISSIE

van 29 juli 2011

houdende inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen [Ξύγαλο Σητείας (Xygalo Siteias)/Ξίγαλο Σητείας (Xigalo Siteias) (BOB)]

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 7, lid 4, eerste alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 6, lid 2, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 510/2006 is de door Griekenland ingediende aanvraag tot registratie van de benaming “Ξύγαλο Σητείας (Xygalo Siteias)/Ξίγαλο Σητείας (Xigalo Siteias)” bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie  (2).

(2)

Aangezien bij de Commissie geen bezwaren zijn ingediend overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 510/2006, moet deze benaming worden ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in de bijlage vermelde benaming wordt ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 juli 2011.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Dacian CIOLOŞ

Lid van de Commissie


(1)  PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12.

(2)  PB C 312 van 17.11.2010, blz. 25.


BIJLAGE

In bijlage I bij het Verdrag genoemde landbouwproducten voor menselijke consumptie:

Categorie 1.3.   Kaas

GRIEKENLAND

Ξύγαλο Σητείας (Xygalo Siteias)/Ξίγαλο Σητείας (Xigalo Siteias) (BOB)


3.8.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 200/14


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 767/2011 VAN DE COMMISSIE

van 2 augustus 2011

tot wijziging van de tekst betreffende Tsjechië en Letland in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 3199/93 inzake de wederzijdse erkenning van procedures voor de volledige denaturering van alcohol in verband met de vrijstelling van accijns

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 92/83/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 betreffende de harmonisatie van de structuur van de accijns op alcohol en alcoholhoudende dranken (1), en met name artikel 27, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op grond van artikel 27, lid 1, onder a), van Richtlijn 92/83/EEG dienen de lidstaten vrijstelling van accijns te verlenen voor alcohol die volledig gedenatureerd is overeenkomstig de voorschriften van een lidstaat, mits deze voorschriften naar behoren zijn aangemeld en aanvaard overeenkomstig de leden 3 en 4 van dat artikel.

(2)

Volgens Verordening (EG) nr. 3199/93 van de Commissie (2) dienen de denatureringsmiddelen die in iedere lidstaat worden gebruikt om alcohol volledig te denatureren overeenkomstig artikel 27, lid 1, onder a), van Richtlijn 92/83/EEG, in de bijlage bij die verordening te worden beschreven.

(3)

Tsjechië heeft op 13 mei 2010 mededeling gedaan van enkele wijzigingen in de denatureringsprocédés waarvoor het bij Verordening (EG) nr. 3199/33 machtiging had verkregen.

(4)

De Commissie heeft de overige lidstaten op 18 juni 2010 in kennis gesteld van deze mededeling.

(5)

Er zijn bezwaren ingediend tegen de door Tsjechië aangemelde voorschriften. De in artikel 27, lid 4, van Richtlijn 92/83/EEG bedoelde procedure is derhalve nauwgezet gevolgd. Na bespreking in het Accijnscomité heeft Tsjechië zijn oorspronkelijke voorstel gewijzigd om te vermijden dat de voorgestelde voorschriften tot fraude, ontwijking of misbruik zouden leiden.

(6)

Overeenkomstig artikel 27, lid 5, van Richtlijn 92/83/EEG heeft Polen de Commissie op 26 mei 2010 meegedeeld dat het misbruik had vastgesteld met volledig gedenatureerde alcohol, die is vrijgesteld van accijns overeenkomstig artikel 27, lid 1, onder a), van Richtlijn 92/83/EEG en gedenatureerd volgens de methode waarvoor Letland bij Verordening (EG) nr. 3199/93 machtiging had verkregen, namelijk een mengsel van ten minste 3 liter isopropylalcohol en 2 gram denatoniumbenzoaat per 100 liter alcohol.

(7)

De Commissie heeft de overige lidstaten op 25 juni 2010 in kennis gesteld van deze mededeling.

(8)

Uit de reacties op deze mededeling en de bespreking in het Accijnscomité is gebleken dat de meerderheid van de lidstaten het standpunt van Polen deelt. Naar aanleiding van de door Polen geuite bezorgdheid heeft Letland de Commissie meegedeeld dat het bereid is zijn in Verordening (EG) nr. 3199/93 vastgestelde denatureringsprocédé aan te passen.

(9)

Verordening (EG) nr. 3199/93 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(10)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Accijnscomité,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlage bij Verordening (EG) nr. 3199/93 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 2 augustus 2011.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 316 van 31.10.1992, blz. 21.

(2)  PB L 288 van 23.11.1993, blz. 12.


BIJLAGE

De bijlage bij Verordening (EG) nr. 3199/93 wordt als volgt gewijzigd:

1)

De tekst betreffende Tsjechië wordt vervangen door:

Tsjechië

Per hectoliter zuivere alcohol:

1)

1 gram denatoniumbenzoaat,

0,2 liter thiofeen,

1 liter methylethylketon (butanon), en

0,2 gram methyleenblauw (C.I. Basic Blue 52015);

2)

0,4 liter solventnafta,

0,2 liter kerosine, en

0,1 liter petroleum (technisch);

3)

3 liter ethyl-tertiair-butylether (ETBE), CAS-nr. 637-92-3,

1 liter isopropylalcohol (IPA), CAS-nr. 67-63-0,

1,0 liter ongelode benzine (BA 95 Natural), CAS-nr. 86290-81-5,

10 milligram fluoresceïne, CAS-nr. 2321-07-05.”.

2)

De tekst betreffende Letland wordt vervangen door:

Letland

Minimumhoeveelheid per 100 liter alcohol:

1)

Mengsel van de volgende stoffen:

9 liter isopropylalcohol,

1 liter aceton,

0,4 gram methyleenblauw of thymolblauw of kristalviolet;

2)

Mengsel van de volgende stoffen:

2 liter methylethylketon,

3 liter methylisobutylketon;

3)

Mengsel van de volgende stoffen:

3 liter aceton,

2 gram denatoniumbenzoaat;

4)

10 liter ethylacetaat.

Minimumhoeveelheid per 100 liter gedehydrateerde ethylalcohol (ten hoogste 0,5 % water bevattend):

1)

benzine of petroleum: minimaal 5 liter en maximaal 7 liter.”.


3.8.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 200/17


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 768/2011 VAN DE COMMISSIE

van 2 augustus 2011

houdende wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 585/2011 van 17 juni 2011 tot vaststelling van tijdelijke buitengewone maatregelen ter ondersteuning van de sector groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1), en met name artikel 191, juncto artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 585/2011 van de Commissie van 17 juni 2011 tot vaststelling van tijdelijke buitengewone maatregelen ter ondersteuning van de sector groenten en fruit (2) zijn tijdelijke buitengewone maatregelen ter ondersteuning van de sector groenten en fruit vastgesteld naar aanleiding van een uitbraak van Escherichia coli (E. coli) in Duitsland waardoor de EU-markt voor groenten en fruit ernstig werd verstoord.

(2)

Op grond van artikel 7, lid 2, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 585/2011 dienden de lidstaten de Commissie tegen 18 juli 2011 in kennis te stellen van de totale steun van de Unie waarom is verzocht. Uit de door de lidstaten overeenkomstig dat artikel meegedeelde informatie blijkt dat de gevolgen van de crisis groter zijn dan werd verwacht.

(3)

Gezien de ernstige verstoring van de markt voor groenten en fruit en de schade die de sector groenten en fruit heeft geleden, is het passend het in artikel 2 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 585/2011 vastgestelde maximumbedrag van de steun te verhogen. Aangezien de situatie dringende actie vereist, moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan.

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 2 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 585/2011 wordt vervangen door:

„Artikel 2

Maximumbedrag van de steun

De totale uitgaven van de Unie in het kader van deze verordening bedragen niet meer dan 227 000 000 euro. Zij worden gefinancierd door het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en worden uitsluitend gebruikt ter financiering van de bij deze verordening vastgestelde maatregelen.”

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 2 augustus 2011.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 160 van 18.6.2011, blz. 71.


3.8.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 200/18


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 769/2011 VAN DE COMMISSIE

van 2 augustus 2011

tot vaststelling van een toewijzingscoëfficiënt voor de tijdelijke buitengewone maatregelen van de Unie ter ondersteuning van de sector groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (“Integrale-GMO-verordening”) (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 585/2011 van de Commissie van 17 juni 2011 tot vaststelling van tijdelijke buitengewone maatregelen ter ondersteuning van de sector groenten en fruit (2), en met name artikel 7, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 585/2011 zijn tijdelijke buitengewone maatregelen ter ondersteuning van de sector groenten en fruit ingevoerd ingevolge een uitbraak van Escherichia coli (E. coli) in Duitsland die de markt voor groenten en fruit van de Unie zeer ernstig heeft verstoord.

(2)

Uit de door de lidstaten overeenkomstig artikel 7, lid 2, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 585/2011 verstrekte informatie blijkt dat de verzoeken om steun van de Unie niet meer bedragen dan het in artikel 2 van die verordening vastgestelde maximumbedrag van de steun. Derhalve dient voor deze verzoeken een toewijzingscoëfficiënt van 100% te worden vastgesteld.

(3)

Met het oog op de transparantie dienen producentenorganisaties en niet-aangesloten producenten die om steun van de Unie hebben verzocht, spoedig op de hoogte te worden gesteld van de door de Commissie vastgestelde toewijzingscoëfficiënt. Daarom en met het oog op een efficiënt beheer van de maatregel dient de verordening in werking te treden op de dag van de bekendmaking ervan,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De verzoeken om steun van de Unie die voor de periode van 26 mei 2011 tot en met 30 juni 2011 door de lidstaten zijn ontvangen en overeenkomstig artikel 7, lid 2, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 585/2011 door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten aan de Commissie zijn gemeld, worden ingewilligd met toepassing van een toewijzingscoëfficiënt van 100%.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 2 augustus 2011.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

José Manuel SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 160 van 18.6.2011, blz. 71.


3.8.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 200/19


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 770/2011 VAN DE COMMISSIE

van 2 augustus 2011

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 3 augustus 2011.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 2 augustus 2011.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

José Manuel SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

AR

23,8

ZA

27,3

ZZ

25,6

0707 00 05

TR

106,0

ZZ

106,0

0709 90 70

TR

80,0

ZZ

80,0

0805 50 10

AR

62,9

CL

76,3

TR

56,0

UY

71,1

ZA

73,6

ZZ

68,0

0806 10 10

CL

54,3

EG

159,9

MA

173,4

TN

223,5

TR

163,5

ZA

98,7

ZZ

145,6

0808 10 80

AR

119,1

BR

75,7

CL

99,9

CN

82,8

NZ

105,6

US

101,5

ZA

86,0

ZZ

95,8

0808 20 50

AR

80,3

CL

103,6

CN

51,0

NZ

105,7

ZA

101,2

ZZ

88,4

0809 20 95

CA

870,0

CL

267,8

TR

288,4

ZZ

475,4

0809 30

TR

156,8

ZZ

156,8

0809 40 05

BA

46,1

IL

149,9

XS

57,7

ZZ

84,6


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


3.8.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 200/21


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 771/2011 VAN DE COMMISSIE

van 2 augustus 2011

tot wijziging van de bij Verordening (EU) nr. 867/2010 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor bepaalde producten uit de sector suiker voor het verkoopseizoen 2010/11

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gezien Verordening (EG) nr. 951/2006 van de Commissie van 30 juni 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad wat betreft de handel met derde landen in de sector suiker (2), en met name artikel 36, lid 2, tweede alinea, tweede zin,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en bepaalde stropen voor het verkoopseizoen 2010/11 zijn vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 867/2010 van de Commissie (3). Deze prijzen en rechten zijn laatstelijk gewijzigd bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 760/2011 van de Commissie (4).

(2)

Naar aanleiding van de gegevens waarover de Commissie momenteel beschikt, dienen deze bedragen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 951/2006 te worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bij Verordening (EG) nr. 951/2006 voor het verkoopseizoen 2010/11 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor de in artikel 36 van Verordening (EU) nr. 867/2010 bedoelde producten worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 3 augustus 2011.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 2 augustus 2011.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

José Manuel SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 178 van 1.7.2006, blz. 24.

(3)  PB L 259 van 1.10.2010, blz. 3.

(4)  PB L 199 van 2.8.2011, blz. 46.


BIJLAGE

Gewijzigde bedragen van de representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en producten van GN-code 1702 90 95 die gelden met ingang van 3 augustus 2011

(EUR)

GN-code

Representatieve prijs per 100 kg netto van het betrokken product

Aanvullend recht per 100 kg netto van het betrokken product

1701 11 10 (1)

47,99

0,00

1701 11 90 (1)

47,99

0,51

1701 12 10 (1)

47,99

0,00

1701 12 90 (1)

47,99

0,21

1701 91 00 (2)

54,48

1,13

1701 99 10 (2)

54,48

0,00

1701 99 90 (2)

54,48

0,00

1702 90 95 (3)

0,54

0,20


(1)  Vaststelling voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage IV, punt III, van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(2)  Vaststelling voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage IV, punt II, van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(3)  Vaststelling per procent sacharose.


BESLUITEN

3.8.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 200/23


UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 29 juli 2011

tot verlening van een door België voor het Vlaamse Gewest gevraagde afwijking krachtens Richtlijn 91/676/EEG van de Raad inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 4503)

(Slechts de tekst in de Nederlandse taal is authentiek)

(2011/489/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 91/676/EEG van de Raad van 12 december 1991 inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen (1) en met name bijlage III, punt 2, derde alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Indien een lidstaat van plan is een andere hoeveelheid mest op of in de bodem te brengen dan bepaald in bijlage III, punt 2, tweede alinea, eerste zin van Richtlijn 91/676/EEG en onder a), van die alinea, moet die hoeveelheid zodanig worden vastgesteld dat geen afbreuk wordt gedaan aan de verwezenlijking van de in artikel 1 van die richtlijn genoemde doelstellingen, en moet de vaststelling van die hoeveelheid worden gemotiveerd aan de hand van objectieve criteria, zoals, in het onderhavige geval, lange groeiperioden en een hoge stikstofopname van de gewassen.

(2)

Op 21 december 2007 heeft de Commissie Beschikking 2008/64/EG tot verlening van een door België voor het Vlaamse Gewest gevraagde afwijking krachtens Richtlijn 91/676/EEG van de Raad inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen (2) gegeven, waardoor het Koninkrijk België toestemming kreeg om toe te staan dat in het Vlaamse Gewest onder bepaalde voorwaarden tot 250 kg stikstof uit dierlijke mest per hectare per jaar op of in de bodem wordt gebracht op percelen met gras en maïs met gras als ondervrucht, en tot 200 kg stikstof uit dierlijke mest per hectare per jaar op percelen met wintertarwe gevolgd door een tussengewas, en bieten.

(3)

De bij Beschikking 2008/64/EG verleende afwijking had betrekking op ongeveer 3 300 landbouwers en 83 500 ha land en is verstreken op 31 december 2010.

(4)

Op 15 maart 2011 heeft België voor het Vlaamse Gewest bij de Commissie een verzoek ingediend tot vernieuwing van de afwijking uit hoofde van bijlage III, punt 2, derde alinea, van Richtlijn 91/676/EEG.

(5)

De gevraagde afwijking heeft betrekking op het voornemen van België om in Vlaanderen specifieke bedrijven toestemming te geven tot het op of in de bodem brengen van tot 250 kg stikstof per hectare per jaar uit mest van graasdieren en verwerkte varkensmest op percelen met gras en maïs met gras als ondervrucht en gemaaid gras en snijrogge gevolgd door maïs en tot 200 kg stikstof per hectare per jaar uit dierlijke mest en verwerkte varkensmest op percelen met wintertarwe of triticale gevolgd door een vanggewas, en bieten.

(6)

Vlaanderen heeft duidelijke waterkwaliteitsdoelen gesteld die tijdens de twee volgende actieprogrammaperioden moeten worden gehaald. Voor oppervlaktewater zal de kwaliteitsnorm van een nitraatgehalte van 50 mg per liter tegen 2014 in 84 % van de meetpunten van het landbouwmonitoringsnetwerk worden gehaald en tegen 2018 in 95 % van deze punten. Voor ondiep grondwater, dat een lagere herstelsnelheid heeft, zal de gemiddelde nitraatconcentratie ten opzichte van het gemiddelde niveau van 40 mg nitraat per liter in 2010, met 10 % zijn afgenomen in 2014 en met 20 % tegen 2018. Er wordt bijzondere aandacht geschonken aan de hydrogeologisch homogene zones waar de nitraatconcentraties in ondiepe grondwateren gemiddeld meer dan 50 mg nitraat per liter bedragen en de gemiddelde concentratie per actieprogrammaperiode met 5 mg per liter moet afnemen.

(7)

Om deze doelen te bereiken heeft Vlaanderen een verscherpt actieprogramma voor de periode 2011-2014 vastgesteld. Tegen 2014 zal het beleid worden getoetst om na te gaan welke extra verscherpte maatregelen eventueel kunnen worden genomen in het actieprogramma voor de periode 2015-2018 om te verzekeren dat de gestelde doelen inzake waterkwaliteit worden gehaald.

(8)

De wetgeving ter uitvoering van Richtlijn 91/676/EEG voor het Vlaamse Gewest, het decreet houdende de bescherming van water tegen de verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen van 22 december 2006 (hierna „het mestdecreet”), is op 6 mei 2011 gewijzigd (3) overeenkomstig het actieprogramma voor de periode 2011-2014 en is van toepassing in combinatie met dit besluit.

(9)

Het mestdecreet is op het hele grondgebied van het Vlaamse Gewest van toepassing.

(10)

In het mestdecreet is voorzien in grenswaarden voor het op of in de bodem brengen van zowel stikstof als fosfor.

(11)

Uit de bij de kennisgeving ingediende ondersteunende documenten blijkt dat de voorgestelde hoeveelheid van respectievelijk 250 en 200 kg stikstof uit dierlijke mest per hectare per jaar gerechtvaardigd is op basis van objectieve criteria zoals lange groeiperiodes en gewassen met een hoge stikstofopname.

(12)

De Commissie is na bestudering van het verzoek van mening dat de voorgestelde hoeveelheden van respectievelijk 250 en 200 kg stikstof uit dierlijke mest en verwerkte varkensmest per hectare per jaar geen afbreuk doen aan de verwezenlijking van de doelstellingen van Richtlijn 91/676/EEG, mits aan bepaalde strenge voorwaarden wordt voldaan die gelden in aanvulling op de in het kader van het actieprogramma voor de periode 2011-2014 genomen verscherpte maatregelen.

(13)

Om te voorkomen dat de toepassing van de gevraagde afwijking tot intensivering van de veeteelt leidt, moeten de bevoegde autoriteiten garanderen dat het aantal dieren dat op een bedrijf mag worden gehouden (nutriëntenemissierechten) in het Vlaamse Gewest wordt beperkt overeenkomstig het bepaalde in het mestdecreet3.

(14)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 9 van Richtlijn 91/676/EEG ingestelde Nitraatcomité,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De door het Koninkrijk België voor het Vlaamse Gewest bij brief van 15 maart 2011 gevraagde afwijking waarmee wordt beoogd een grotere hoeveelheid dierlijke mest toe te staan dan bepaald in bijlage III, punt 2, tweede alinea, eerste zin en onder a), van Richtlijn 91/676/EEG, wordt toegestaan onder de in dit besluit neergelegde voorwaarden.

Artikel 2

Definities

In dit besluit wordt verstaan onder:

a)   „landbouwbedrijven”: agrarische bedrijven met of zonder veeteelt;

b)   „perceel”: een afzonderlijk veld of een groep velden, die qua gewas, bodemtype en bemestingspraktijken homogeen zijn;

c)   „grasland”: blijvend of tijdelijk grasland („tijdelijk” betekent dat de betrokken grond doorgaans gedurende minder dan vier jaar grasland is);

d)   „gewassen met een hoge stikstofbehoefte en een lang groeiseizoen”: gras; maïs met vóór of na de oogst ondergezaaid gras dat wordt gemaaid en van het veld wordt verwijderd en dient als tussengewas; gemaaid gras of snijrogge gevolgd door maïs; wintertarwe of triticale gevolgd door een tussengewas; suiker- of voederbieten;

e)   „graasvee”: runderen (met uitzondering van mestkalveren), schapen, geiten en paarden;

f)   „mestverwerking”: de scheiding van varkensmest in twee fracties, een vaste en een dunne fractie, met als doel het op of in de bodem brengen te verbeteren en de terugwinning van stikstof en fosfor te bevorderen;

g)   „verwerkte mest”: de uit de mestverwerking voortkomende dunne fractie;

h)   „effluent met een laag stikstof- en fosfaatgehalte”: verwerkte mest met een maximaal stikstofgehalte van 1 kg per ton effluent en een maximaal fosfaatgehalte van 1 kg per ton effluent;

i)   „bodemprofiel”: de bodemlaag tot een diepte van 0,90 m onder het maaiveld, tenzij de gemiddelde hoogste grondwaterstand ondieper is; in het laatste geval is dit tot de diepte van de gemiddelde hoogste grondwaterstand.

Artikel 3

Toepassingsgebied

Dit besluit is op individuele basis van toepassing op bepaalde percelen van een landbouwbedrijf waarop gewassen met een hoge stikstofbehoefte en een lang groeiseizoen worden verbouwd, met inachtneming van de in de artikelen 4 tot en met 7 vastgestelde voorwaarden.

Artikel 4

Jaarlijkse aanvraag en verbintenis

1.   Landbouwers die van een afwijking uit hoofde van dit besluit gebruik willen maken, dienen jaarlijks uiterlijk op 15 februari bij de bevoegde autoriteiten een aanvraag in. De jaarlijkse aanvraag voor 2011 wordt door de landbouwers uiterlijk op 15 juli ingediend.

2.   De in lid 1 bedoelde jaarlijkse aanvraag gaat vergezeld van een schriftelijke verklaring waarin zij zich ertoe verbinden de in de artikelen 5, 6 en 7 vastgestelde voorwaarden in acht te nemen.

Artikel 5

Mestverwerking

1.   De uit de mestverwerking voortkomende vaste fractie moet aan erkende installaties worden geleverd voor recycling om geuren en andere emissies te beperken, de agronomische en hygiënische eigenschappen te verbeteren, de hantering te vergemakkelijken en de terugwinning van stikstof en fosfaat te bevorderen. Het gerecycleerde product mag in het Vlaamse Gewest niet op of in landbouwgrond worden gebracht, met uitzondering van parken, plantsoenen en particuliere tuinen.

2.   Van de afwijking gebruikmakende landbouwers die aan mestverwerking doen, dienen elke jaar bij de bevoegde autoriteiten de gegevens in betreffende de hoeveelheid voor verwerking verzonden mest, de hoeveelheid vaste fractie en verwerkte mest en de bestemming ervan, en het stikstof- en fosforgehalte.

3.   De bevoegde autoriteiten stellen erkende methoden vast voor de analyse van de samenstelling van verwerkte mest, de verschillen in samenstelling en de efficiëntie van de verwerking voor elk bedrijf waaraan een individuele afwijking is toegestaan, en werken deze bij.

4.   Ammoniak en andere emissies uit mestverwerking moeten worden afgevangen en behandeld om de milieueffecten en milieuoverlast te beperken voor installaties die hogere emissies veroorzaken dan de referentiesituatie, d.i. de opslag en het op of in de bodem brengen van ruwe dierlijke mest. Hiertoe wordt een inventaris opgesteld en bijgewerkt van installaties waarvoor emissiebehandeling is vereist.

Artikel 6

Op- of inbrengen van dierlijke en andere meststoffen

1.   Met inachtneming van de in de leden 2 tot en met 11 vastgestelde voorwaarden, bedraagt de hoeveelheid dierlijke mest van graasvee, verwerkte mest en effluent met een laag stikstof- en fosfaatgehalte dat elk jaar op of in de bodem van percelen waarvoor een afwijking is toegestaan, wordt gebracht, met inbegrip van de mest die door de dieren zelf op of in de bodem wordt gebracht, niet meer 250 kg stikstof per hectare per jaar op percelen met

a)

grasland en maïs met gras als ondervrucht;

b)

gemaaid gras gevolgd door maïs;

c)

snijrogge gevolgd door maïs;

en 200 kg stikstof per hectare per jaar op percelen met

d)

wintertarwe gevolgd door een vanggewas;

e)

triticale gevolgd door een vanggewas;

f)

suiker- of voederbieten.

2.   Verwerkte mest, die niet in aanmerking komt als effluent met een laag stikstof- en fosfaatgehalte, mag enkel op of in de bodem van onder een afwijking vallende percelen worden gebracht indien de stikstof/fosfaatverhouding (N/P2O5) ervan ten minste 3,3 bedraagt.

3.   Het op of in de bodem brengen van effluent met een laag stikstof- en fosfaatgehalte wordt beperkt tot ten hoogste 15 t per hectare.

4.   De totale stikstof- en fosfaatgift dient te zijn afgestemd op de nutriëntenbehoefte van het gewas in kwestie, rekening houdend met de aanvoer van nutriënten vanuit de bodem en de verhoogde beschikbaarheid van stikstof als gevolg van de mestverwerking. De totale stikstof- en fosfaatgift mag in geen geval meer bedragen dan de maximale gebruiksnorm voor fosfaat en stikstof, uitgedrukt in totale stikstof of in efficiënte stikstof, zoals vastgesteld in het actieprogramma.

5.   Het gebruik van fosfaat uit chemische meststof is verboden op percelen waarvoor een afwijking is toegestaan.

6.   Voor elk bedrijf wordt een bemestingsplan bijgehouden, waarin voor het hele areaal de vruchtwisseling en de planning voor het op- of inbrengen van dierlijke mest en stikstof- en fosfaatmeststoffen worden beschreven. Dit plan is elk kalenderjaar uiterlijk op 15 februari op het bedrijf beschikbaar.

Het bemestingsplan bevat de volgende gegevens:

a)

de omvang van de veestapel, een beschrijving van het huisvestings- en mestopslagsysteem, met inbegrip van de volume van de beschikbare opslagruimte voor dierlijke mest;

b)

een berekening van de op het bedrijf geproduceerde stikstof en fosfor uit dierlijke mest;

c)

een beschrijving van de mestverwerking en de verwachte kenmerken van de verwerkte mest;

d)

de hoeveelheid, de soort en de kenmerken van de dierlijke mest die door het landbouwbedrijf aan anderen of door anderen aan het landbouwbedrijf wordt geleverd;

e)

de vruchtwisseling en de oppervlakte aan percelen met gewassen met een hoge stikstofbehoefte en een lang groeiseizoen en percelen met andere gewassen;

f)

de te verwachten stikstof- en fosforbehoefte van de gewassen voor elk perceel;

g)

een berekening van de op- of ingebrachte hoeveelheden stikstof en fosfor uit dierlijke mest voor elk perceel;

h)

een berekening van de op- of ingebrachte hoeveelheden stikstof en fosfor uit chemische en andere meststoffen voor elk perceel.

Het bemestingsplan wordt uiterlijk zeven dagen na een wijziging van de landbouwpraktijken aangepast om te waarborgen dat het plan in overeenstemming is met de feitelijke landbouwpraktijken.

7.   Elk landbouwbedrijf stelt een mestboekhouding op waarin onder meer wordt bijgehouden hoeveel mest en stikstofmeststoffen op of in de bodem zijn gebracht en wanneer het op- of inbrengen plaatsvond.

8.   Voor elk bedrijf waaraan een afwijking is toegestaan, dienen de resultaten van een stikstof- en fosforanalyse van de bodem beschikbaar te zijn. Uiterlijk op 1 juni en ten minste om de vier jaar wordt een bemonstering en analyse uitgevoerd voor elk deel van het bedrijf dat qua vruchtwisseling en bodemkenmerken homogeen is. Er wordt minstens één analyse per 5 ha landbouwgrond vereist.

9.   Elk jaar wordt in de herfst uiterlijk op 15 november de nitraatconcentratie in het bodemprofiel op ten minste 6 % van alle percelen waarvoor een afwijking is toegestaan en op 1 % van de andere percelen die worden gebruikt door landbouwbedrijven waaraan een afwijking is toegestaan, zo gemeten dat ten minste 85 % van deze bedrijven wordt gecontroleerd. Per 2 ha landbouwgrond zijn ten minste drie monsters van drie verschillende bodemlagen binnen het bodemprofiel vereist.

10.   Mest, verwerkte mest of effluent met een laag stikstof- en fosfaatgehalte met een totaal stikstofgehalte van meer dan 0,60 kg stikstof per ton, chemische of andere meststoffen worden tussen 1 september en 15 februari van het daaropvolgende jaar niet verspreid over percelen waarvoor een afwijking is toegestaan.

11.   Ten minste tweederde van de hoeveelheid stikstof uit dierlijke mest, met uitzondering van stikstof uit mest van graasvee, moet vóór 31 mei van elk jaar worden op- of ingebracht.

Artikel 7

Landbeheer

Landbouwers aan wie een individuele afwijking is toegestaan, voeren de volgende maatregelen uit:

a)

grasland wordt in het voorjaar geploegd voor alle bodemtypes behalve voor kleibodems;

b)

grasland op kleibodems wordt geploegd voor 15 september;

c)

grasland op percelen waarvoor een afwijking is toegestaan bevat geen vlinderbloemigen of andere planten die stikstof uit de lucht binden;

d)

binnen twee weken na het onderploegen van gras wordt een gewas met een hoge stikstofbehoefte ingezaaid en er worden geen meststoffen op of in de bodem gebracht in het jaar waarin blijvend grasland wordt geploegd;

e)

vanggewassen worden binnen twee weken na de oogst van wintertarwe of triticale en uiterlijk op 10 september ingezaaid;

f)

tussengewassen worden niet vóór 15 februari geploegd, zodat een permanent plantendek op het akkerland aanwezig is waardoor nitraat dat in het najaar in de ondergrond is terechtgekomen wordt teruggewonnen en nitraatverlies in de winter wordt beperkt.

Artikel 8

Andere maatregelen

De bevoegde autoriteiten zien erop toe dat afwijkingen die zijn toegestaan voor het op- of inbrengen van verwerkte mest in overeenstemming zijn met de capaciteit van erkende installaties voor mestverwerking en de verwerking van de vaste fractie.

Artikel 9

Maatregelen inzake productie en vervoer van dierlijke mest

1.   De bevoegde autoriteiten zien erop toe dat de beperking van het aantal dieren dat op een bedrijf in het Vlaamse Gewest mag worden gehouden, in acht wordt genomen overeenkomstig het bepaalde in het mestdecreet.

2.   De bevoegde autoriteiten zien erop toe dat al het mestvervoer door erkende mestvervoerders vanaf 1 januari 2012 wordt geregistreerd aan de hand van plaatsbepalingssystemen. Tot die datum zien de bevoegde autoriteiten erop toe dat mestvervoer door erkende mestvervoerders die overeenkomstig de artikelen 4 en 5 van het Vlaams ministerieel besluit van 19 juli 2007 (4) zijn ingedeeld in de klassen A 5o, A 7o, B and C, wordt geregistreerd aan de hand van plaatsbepalingssystemen.

3.   De bevoegde autoriteiten zien erop toe dat de samenstelling van de mest wat betreft de stikstof- en fosforconcentratie vóór elk vervoer wordt geanalyseerd. Mestmonsters worden geanalyseerd door erkende laboratoria en de resultaten van de analyse worden meegedeeld aan de bevoegde autoriteiten en de afnemer.

4.   De bevoegde autoriteiten zien erop toe dat tijdens het vervoer een document beschikbaar is waarin de hoeveelheid vervoerde mest en het stikstof- en fosfaatgehalte ervan worden aangegeven.

Artikel 10

Monitoring

1.   De bevoegde autoriteiten zien erop toe dat er kaarten van de percentages onder een individuele afwijking vallende bedrijven, dieren en landbouwgrond en van het aantal percelen worden vervaardigd en jaarlijks worden bijgewerkt. Er worden gegevens over onder een individuele afwijking vallende vruchtwisselingprogramma’s en landbouwpraktijken verzameld en jaarlijks bijgewerkt.

2.   Het krachtens Beschikking 2008/64/EG opgezette monitoringsnetwerk voor de bemonstering van oppervlaktewater en ondiep grondwater wordt onderhouden om het effect van de afwijking op de waterkwaliteit te beoordelen. Het aanvankelijke aantal meetpunten mag niet worden afgebouwd en de locatie van de meetpunten mag niet worden gewijzigd gedurende de toepassingstermijn van dit besluit.

3.   Voor landbouwstroomgebieden op zandbodems wordt een intensievere watermonitoring uitgevoerd.

4.   De krachtens Beschikking 2008/64/EG opgezette monitoringlocaties die overeenkomen met ten minste 150 landbouwbedrijven, worden onderhouden om in situaties zowel met als zonder toegestane afwijking gegevens te verkrijgen over de stikstof- en fosforconcentratie in het bodemwater, minerale stikstof in het bodemprofiel en de daar optredende stikstof- en fosforverliezen via de wortelzone naar het grondwater, alsmede de stikstof- en fosforverliezen door afspoeling via het oppervlak en uitspoeling via de ondergrond. De monitoringlocaties bestrijken de voornaamste bodemtypes (klei-, leem-, zand- en lössbodems), bemestingspraktijken en gewassen. De samenstelling van het monitoringsnetwerk blijft gedurende de toepassingstermijn van dit besluit ongewijzigd.

Artikel 11

Verificatie

1.   De bevoegde instanties zorgen ervoor dat alle aanvragen voor afwijkingen aan administratieve controle worden onderworpen. Wanneer uit die controle blijkt dat niet aan de in de artikelen 5, 6 en 7 vastgestelde voorwaarden is voldaan, wordt de aanvrager daarvan in kennis gesteld. In dit geval wordt de aanvraag als afgewezen beschouwd.

2.   Op basis van een risicoanalyse, de resultaten van de controles in voorgaande jaren en de resultaten van de algemene aselecte controle op de toepassing van de wetgeving ter uitvoering van Richtlijn 91/676/EEG wordt een programma van inspecties op het terrein opgesteld. Bij ten minste 5 % van de bedrijven waaraan een individuele afwijking is toegestaan, wordt een inspectie ter plaatse uitgevoerd met betrekking tot de in de artikelen 5, 6 en 7 van dit besluit vastgestelde voorwaarden. Wanneer uit de verificatie blijkt dat de voorwaarden niet zijn nageleefd, wordt de landbouwer daarvan in kennis gesteld. In dit geval wordt het verzoek om een afwijking voor het volgende jaar als afgewezen beschouwd.

3.   De resultaten van de in artikel 6, lid 8, bedoelde metingen worden geverifieerd. Wanneer uit de verificatie blijkt dat de voorwaarden niet zijn nageleefd, met inbegrip van overschrijding van de in het mestdecreet vastgestelde basisdrempel, zal de landbouwer daarvan in kennis worden gesteld en wordt een aanvraag om een afwijking voor het volgende jaar voor het perceel of de percelen in kwestie geweigerd.

4.   De bevoegde autoriteiten zien erop toe dat op ten minste 1 % van alle mestvervoercontroles op het terrein wordt uitgevoerd, op basis van een risicobeoordeling en de resultaten van de in lid 1 bedoelde administratieve controles. Deze omvatten een controle van de nakoming van de verplichtingen inzake erkenning, een beoordeling van de begeleidende documenten, een controle van de oorsprong en de bestemming van de mest, en een bemonstering van de vervoerde mest. De mestbemonstering kan in voorkomend geval tijdens de lading worden uitgevoerd met behulp van in de voertuigen aangebrachte automatische monsternemers. Mestmonsters worden geanalyseerd door laboratoria die zijn erkend door de bevoegde autoriteiten en de resultaten van de analyse worden meegedeeld aan de aanbieder en de afnemer.

5.   Aan de bevoegde autoriteiten worden de nodige bevoegdheden en middelen toegekend om naleving van de krachtens dit besluit verleende afwijking te verifiëren.

Artikel 12

Verslaglegging

De bevoegde autoriteiten dienen elk jaar tegen december, en voor 2014 tegen september, een verslag in met de volgende informatie:

a)

kaarten waarop de in artikel 10, lid 1, bedoelde percentages bedrijven, dieren, landbouwgrond en het lokale bodemgebruik alsook gegevens over de vruchtwisseling en de landbouwpraktijken in de bedrijven waaraan een individuele afwijking is toegestaan, zijn aangegeven;

b)

de resultaten van de monitoring van de waterkwaliteit, met inbegrip van informatie over waterkwaliteitstrends voor grond- en oppervlaktewateren alsook het in artikel 10, lid 2, bedoelde effect van de afwijking op de waterkwaliteit;

c)

een evaluatie van het nitraatresidu in het bodemprofiel in het najaar voor de onder een afwijking vallende percelen en een vergelijking met nitraatresidugegevens en -trends van niet onder een afwijking vallende percelen voor vergelijkbare vruchtwisselingprogramma’s. Onder percelen die niet onder een afwijking vallen moeten zowel niet onder een afwijking vallende percelen van landbouwbedrijven waaraan een afwijking is verleend als percelen van andere landbouwbedrijven zijn begrepen;

d)

een evaluatie van de uitvoering van de voorwaarden van de afwijking, op basis van controles op bedrijfs- en perceelniveau, alsook controles van mestvervoer, en informatie over bedrijven die zich niet aan de voorschriften hebben gehouden, op basis van de resultaten van de administratieve controles en inspecties ter plaatse;

e)

informatie over de mestverwerking, met inbegrip van de verdere verwerking en het gebruik van de vaste fracties, alsook gedetailleerde gegevens over de kenmerken van de verwerkingssystemen en de efficiëntie daarvan, en over de samenstelling van de verwerkte mest;

f)

informatie over het aantal bedrijven waaraan een afwijking is verleend en het aantal onder een afwijking vallende percelen waarop verwerkte mest en effluent met een laag stikstof- en fosfaatgehalte is op- of ingebracht, alsook de volumes daarvan;

g)

de in artikel 5, lid 3, bedoelde methoden voor de analyse van de samenstelling van verwerkte mest, de verschillen in samenstelling en de efficiëntie van de verwerking voor elk bedrijf waaraan een individuele afwijking is toegestaan;

h)

de in artikel 5, lid 4, bedoelde inventaris van mestverwerkingsinstallaties;

i)

een overzicht en evaluatie van de middels de in artikel 10, lid 4, bedoelde meetpunten verkregen data.

Artikel 13

Toepassing

Dit besluit is van toepassing in de context van en in samenhang met het actieprogramma 2011-2014 voor het Vlaamse Gewest (het mestdecreet) en verstrijkt op 31 december 2014.

Artikel 14

Dit besluit is gericht tot het Koninkrijk België.

Gedaan te Brussel, 29 juli 2011.

Voor de Commissie

Janez POTOČNIK

Lid van de Commissie


(1)  PB L 375 van 31.12.1991, blz. 1.

(2)  PB L 16 van 19.1.2008, blz. 28.

(3)  Belgisch Staatsblad van 13 mei 2011, blz. 27876.

(4)  Belgisch Staatsblad van 31 augustus 2007, blz. 45564, ter uitvoering van bepaalde artikelen van het mestdecreet.