ISSN 1725-2598

doi:10.3000/17252598.L_2011.190.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 190

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

54e jaargang
21 juli 2011


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EU, Euratom) nr. 699/2011 van de Raad van 18 juli 2011 tot wijziging van de aanpassingscoëfficiënten die van toepassing zijn op de bezoldigingen en de pensioenen van de ambtenaren en de andere personeelsleden van de Europese Unie

1

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 700/2011 van de Commissie van 20 juli 2011 tot toevoeging van bepaalde hoeveelheden die in 2010 op grond van artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 van de Raad zijn ingehouden, aan de visserijquota van 2011

2

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 701/2011 van de Commissie van 20 juli 2011 tot rectificatie van Verordening (EU) nr. 1004/2010 tot verlaging van bepaalde vangstquota voor 2010 wegens overbevissing in het voorgaande jaar

26

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 702/2011 van de Commissie van 20 juli 2011 tot goedkeuring van de werkzame stof prohexadion overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, en tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie ( 1 )

28

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 703/2011 van de Commissie van 20 juli 2011 tot goedkeuring van de werkzame stof azoxystrobin overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, en tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie ( 1 )

33

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 704/2011 van de Commissie van 20 juli 2011 tot goedkeuring van de werkzame stof azimsulfuron overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, en tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie ( 1 )

38

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 705/2011 van de Commissie van 20 juli 2011 tot goedkeuring van de werkzame stof imazalil overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, en tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie ( 1 )

43

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 706/2011 van de Commissie van 20 juli 2011 tot goedkeuring van de werkzame stof profoxydim overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, en tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie ( 1 )

50

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 707/2011 van de Commissie van 20 juli 2011 tot vaststelling van het definitieve steunbedrag voor gedroogde voedergewassen voor het verkoopseizoen 2010/2011

54

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 708/2011 van de Commissie van 20 juli 2011 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

55

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 709/2011 van de Commissie van 20 juli 2011 tot vaststelling van de uitvoerrestituties in de sector melk en zuivelproducten

57

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 710/2011 van de Commissie van 20 juli 2011 tot vaststelling van de uitvoerrestituties in de sector eieren

61

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 711/2011 van de Commissie van 20 juli 2011 tot vaststelling van de representatieve prijzen in de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede van ovoalbumine, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1484/95

63

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 712/2011 van de Commissie van 20 juli 2011 tot vaststelling van de uitvoerrestituties in de sector varkensvlees

65

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 713/2011 van de Commissie van 20 juli 2011 houdende vaststelling van de restituties die van toepassing zijn op melk en zuivelproducten, uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I bij het Verdrag vallen

67

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 714/2011 van de Commissie van 20 juli 2011 houdende vaststelling van de restituties die van toepassing zijn op eieren en eigeel, uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I bij het Verdrag vallen

70

 

 

BESLUITEN

 

 

2011/434/EU

 

*

Besluit van de Raad van 19 juli 2011 betreffende de start van de geautomatiseerde uitwisseling van dactyloscopische gegevens in Tsjechië

72

 

 

2011/435/EU

 

*

Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 19 juli 2011 inzake de erkenning van de Roundtable of Sustainable Biofuels EU RED-regeling voor het aantonen van de naleving van de duurzaamheidscriteria onder Richtlijnen 2009/28/EG en 2009/30/EG van het Europees Parlement en de Raad

73

 

 

2011/436/EU

 

*

Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 19 juli 2011 inzake de erkenning van de Abengoa RED Bioenergy Sustainability Assurance-regeling voor het aantonen van de naleving van de duurzaamheidscriteria onder Richtlijnen 2009/28/EG en 2009/30/EG van het Europees Parlement en de Raad

75

 

 

2011/437/EU

 

*

Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 19 juli 2011 inzake de erkenning van de Biomass Biofuels Sustainability voluntary scheme-regeling voor het aantonen van de naleving van de duurzaamheidscriteria onder Richtlijnen 2009/28/EG en 2009/30/EG van het Europees Parlement en de Raad

77

 

 

2011/438/EU

 

*

Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 19 juli 2011 inzake de erkenning van de International Sustainability and Carbon Certification-regeling voor het aantonen van de naleving van de duurzaamheidscriteria onder Richtlijnen 2009/28/EG en 2009/30/EG van het Europees Parlement en de Raad

79

 

 

2011/439/EU

 

*

Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 19 juli 2011 inzake de erkenning van de Bonsucro EU-regeling voor het aantonen van de naleving van de duurzaamheidscriteria onder Richtlijnen 2009/28/EG en 2009/30/EG van het Europees Parlement en de Raad

81

 

 

2011/440/EU

 

*

Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 19 juli 2011 inzake de erkenning van de Round Table on Responsible Soy EU RED-regeling voor het aantonen van de naleving van de duurzaamheidscriteria onder Richtlijnen 2009/28/EG en 2009/30/EG van het Europees Parlement en de Raad

83

 

 

2011/441/EU

 

*

Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 19 juli 2011 inzake de erkenning van de Greenergy Brazilian Bioethanol verification programme-regeling voor het aantonen van de naleving van de duurzaamheidscriteria onder Richtlijnen 2009/28/EG en 2009/30/EG van het Europees Parlement en de Raad

85

 

 

AANBEVELINGEN

 

 

2011/442/EU

 

*

Aanbeveling van de Commissie van 18 juli 2011 betreffende toegang tot een elementaire betaalrekening ( 1 )

87

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

21.7.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 190/1


VERORDENING (EU, EURATOM) Nr. 699/2011 VAN DE RAAD

van 18 juli 2011

tot wijziging van de aanpassingscoëfficiënten die van toepassing zijn op de bezoldigingen en de pensioenen van de ambtenaren en de andere personeelsleden van de Europese Unie

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie en de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Unie, vastgesteld bij Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 (1), en met name artikel 64 en artikel 65, lid 2, van het Statuut en de bijlagen VII, XI en XIII bij dat Statuut, alsmede artikel 20, eerste alinea, en de artikelen 64 en 92 van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

In de periode gaande van juni tot en met december 2010 heeft zich in Estland een aanzienlijke stijging van de kosten van levensonderhoud voorgedaan, derhalve moeten de aanpassingscoëfficiënten die van toepassing zijn op de bezoldigingen van de ambtenaren en de andere personeelsleden van de Europese Unie worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Met ingang van 1 januari 2011 bedragen de aanpassingscoëfficiënten die krachtens artikel 64 van het Statuut van toepassing zijn op de bezoldigingen van de ambtenaren en de andere personeelsleden die werkzaam zijn in het hierna genoemde land:

Estland: 78,5.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 juli 2011.

Voor de Raad

De voorzitter

M. DOWGIELEWICZ


(1)  PB L 56 van 4.3.1968, blz. 1.


21.7.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 190/2


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 700/2011 VAN DE COMMISSIE

van 20 juli 2011

tot toevoeging van bepaalde hoeveelheden die in 2010 op grond van artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 van de Raad zijn ingehouden, aan de visserijquota van 2011

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 847/96 van de Raad van 6 mei 1996 tot invoering van aanvullende voorwaarden voor het meerjarenbeheer van de TAC's en quota (1), en met name op artikel 4, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 kunnen de lidstaten de Commissie vóór 31 oktober van het jaar waarvoor het visserijquotum geldt, verzoeken een gedeelte van hun quotum, dat ten hoogste 10 % mag bedragen, in te houden en over te dragen naar het volgende jaar. De Commissie verhoogt het betrokken quotum voor het volgende jaar met het ingehouden gedeelte.

(2)

In Verordening (EG) nr. 1359/2008 van de Raad van 28 november 2008 tot vaststelling, voor 2009 en 2010, van de vangstmogelijkheden voor vaartuigen van de Gemeenschap voor bepaalde bestanden van diepzeevissen (2), Verordening (EG) nr. 1226/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling, voor 2010, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden in de Oostzee en van de bij die visserij in acht te nemen voorschriften (3), Verordening (EG) nr. 1287/2009 van de Raad van 27 november 2009 tot vaststelling, voor 2010, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden welke in de Zwarte Zee van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften (4), en Verordening (EG) nr. 53/2010 van de Raad van 14 januari 2010 tot vaststelling, voor 2010, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de EU en, voor vaartuigen van de EU, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn (5), zijn voor bepaalde bestanden quota voor 2010 vastgesteld en is gespecificeerd welke bestanden onder de bij Verordening (EG) nr. 847/96 vastgestelde maatregelen kunnen vallen.

(3)

Voor bepaalde bestanden zijn voor 2011 quota vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1225/2010 van de Raad van 13 december 2010 tot vaststelling, voor 2011 en 2012, van de vangstmogelijkheden voor EU-vaartuigen voor visbestanden van bepaalde diepzeevissoorten (6), Verordening (EU) nr. 1124/2010 van de Raad van 29 november 2010 tot vaststelling, voor 2011, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de Oostzee van toepassing zijn (7), Verordening (EU) nr. 1256/2010 van de Raad van 17 december 2010 tot vaststelling, voor 2011, van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden welke in de Zwarte Zee van toepassing zijn (8), en Verordening (EU) nr. 57/2011 van de Raad van 18 januari 2011 tot vaststelling, voor 2011, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de EU-wateren en, voor EU-vaartuigen, in bepaalde wateren buiten de EU, van toepassing zijn (9).

(4)

Sommige lidstaten hebben vóór 31 oktober 2010 op grond van artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 verzocht een gedeelte van hun quota voor 2010 in te houden en naar het volgende jaar over te dragen. Met inachtneming van de in die verordening vermelde grenzen moeten de quota voor 2011 met de ingehouden hoeveelheden worden verhoogd.

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de visserij en de aquacultuur,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De visserijquota die voor 2011 zijn vastgesteld in de Verordeningen (EU) nr. 1225/2010, (EU) nr. 1124/2010, (EU) nr. 1256/2010 en (EU) nr. 57/2011, worden overeenkomstig de bijlage bij de onderhavige verordening verhoogd.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 20 juli 2011.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 115 van 9.5.1996, blz. 3.

(2)  PB L 352 van 31.12.2008, blz. 1.

(3)  PB L 330 van 16.12.2009, blz. 1.

(4)  PB L 347 van 24.12.2009, blz. 3.

(5)  PB L 21 van 26.1.2010, blz. 1.

(6)  PB L 336 van 21.12.2010, blz. 1.

(7)  PB L 318 van 4.12.10, blz. 1.

(8)  PB L 343 van 29.12.2010, blz. 2.

(9)  PB L 24 van 27.1.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Code lidstaat

Code bestand

Soort

Gebied (namen van 2010)

Definitief quotum 2010

Marge

Vangsten 2010

Vangsten 2010 (BV)

Percentage definitief quotum

Overgedragen hoeveelheid

Oorspronkelijk quotum 2011

Herzien quotum 2011

Nieuwe code 2011

BEL

ANF/07.

Zeeduivel

VII

2 836

 

643,4

1,1

22,7 %

283,60

2 984

3 268

 

BEL

COD/07D

Kabeljauw

VIId

94

 

51,7

 

55,0 %

9,40

67

76

 

BEL

COD/07A.

Kabeljauw

VIIa

32

 

18,4

 

57,5 %

3,20

7

10

 

BEL

COD/7XAD34

Kabeljauw

VIIb, VIIc, VIIe-k, VIII, IX en X; EU-wateren van CECAF 34.1.1

161

 

49,4

 

30,7 %

16,10

167

183

 

BEL

HAD/2AC4.

Schelvis

EU-wateren van IIa en IV

100

 

77,8

 

77,8 %

10,00

196

206

 

BEL

HAD/6B1214

Schelvis

VIb, XII, XIV

11

 

0,0

 

0,0 %

1,10

8

9

 

BEL

HAD/7X7A34

Schelvis

VIIb-k, VII, IX en X

175

 

120,7

 

69,0 %

17,50

148

166

 

BEL

HER/1/2.

Haring

EU- wateren van I en II

34

 

0,0

 

0,0 %

3,40

22

25

HER/1/2-

BEL

HKE/2AC4-C

Heek

EU-wateren van IIa en IV

57

 

47,1

 

82,6 %

5,70

28

34

 

BEL

HKE/571214

Heek

VI, VII; EU-wateren van Vb, internationale wateren van XII en XIV

122

 

11,6

 

9,5 %

12,20

284

296

 

BEL

HKE/8ABDE.

Heek

VIIIa, b, d, e

10

 

1,3

 

13,0 %

1,00

9

10

 

BEL

JAX/4BC7D

Horsmakreel

EU-wateren van IVb, IVc, VIId

68

 

14,8

 

21,8 %

6,80

47

54

 

BEL

LIN/04.

Leng

EU-wateren van IV

17

 

14,4

 

84,7 %

1,70

16

18

LIN/04-C.

BEL

LIN/05.

Leng

EU-wateren van V

10

 

0,0

 

0,0 %

1,00

9

10

LIN/05EI.

BEL

LIN/6X14.

Leng

EU-wateren en internationale wateren van VI, VII, VIII, IX, X, XII en XIV

34

 

21,7

 

63,8 %

3,40

29

32

 

BEL

NEP/07.

Langoustine

VII

15

 

14,1

 

94,0 %

0,90

 

1

 

BEL

NEP/2AC4-C

Langoustine

EU-wateren van IIa en IV

1 176

 

211,3

 

18,0 %

117,60

1 227

1 345

 

BEL

NEP/8ABDE.

Langoustine

VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe

5

 

1,3

 

26,0 %

0,50

 

1

 

BEL

PLE/07A.

Schol

VIIa

382

 

115,1

 

30,1 %

38,20

42

80

 

BEL

PLE/7DE.

Schol

VIId en VIIe

1 121

 

1 080,4

 

96,4 %

40,60

763

804

 

BEL

PLE/7FG.

Schol

VIIf en VIIg

195

 

178,6

 

91,6 %

16,40

56

72

 

BEL

PLE/7HJK.

Schol

VIIh, VIIj en VIIk

7

 

0,6

 

8,6 %

0,70

12

13

 

BEL

SOL/07A.

Tong

VIIa

312

 

188,8

 

60,5 %

31,20

179

210

 

BEL

SOL/07D.

Tong

VIId

1 311

 

1 174,8

 

89,6 %

131,10

1 306

1 437

 

BEL

SOL/07E.

Tong

VIIe

23

 

13,0

 

56,5 %

2,30

25

27

 

BEL

SOL/24.

Tong

EU-wateren van II en IV

1 439

 

1 248,8

 

86,8 %

143,90

1 171

1 315

SOL/24-C.

BEL

SOL/7FG.

Tong

VIIf en VIIg

694

 

570,4

 

82,2 %

69,40

775

844

 

BEL

SOL/8AB.

Tong

VIIIa en b

443

 

131,7

 

29,7 %

44,30

53

97

 

BEL

SRX/07D.

Roggen

EU-wateren van VIId

69

60,4

88,3

 

40,4 %

6,90

80

87

 

BEL

SRX/67AKXD

Roggen

EU-wateren van VIa, VIb, VIIa-c en VIIe-k

1 209

 

909,7

61

80,3 %

120,90

1 027

1 148

 

BEL

SRX/89-C.

Roggen

EU-wateren van VIII en IX

11

 

0,0

 

0,0 %

1,10

9

10

 

BEL

WHG/07A.

Wijting

VIIa

10

 

3,9

 

39,0 %

1,00

 

1

 

BEL

WHG/7X7A.

Wijting

VIIb, VIIc, VIId, VIIe, VIIf, VIIg, VIIh en VIIk

189

 

162,3

 

85,9 %

18,90

158

177

WHG/7X7A-C

DNK

BLI/03-

Blauwe leng

EU-wateren en wateren die niet onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen vallen, van III

5

 

0,2

 

4,0 %

0,50

4

5

 

DNK

COD/03AS.

Kabeljauw

IIIa Kattegat

270

 

110,9

 

41,1 %

27,00

118

145

 

DNK

DGS/2AC4-C

Doornhaai/hondshaai

EU-wateren van IIa en IV

5

 

3,4

 

68,0 %

0,50

0

1

 

DNK

HAD/2AC4.

Schelvis

EU-wateren van IIa en IV

920

 

723,0

 

78,6 %

92,00

1 349

1 441

 

DNK

HER/1/2.

Haring

EU- wateren van I en II

29 336

26 772

13,5

26 772,3

91,3 %

2 550,20

22 039

24 589

 

DNK

HKE/2AC4-C

Heek

EU-wateren van IIa en IV

1 195

 

603,7

 

50,5 %

119,50

1 119

1 239

 

DNK

HKE/3A/BCD

Heek

IIIa; EU-wateren van IIIb, IIIc en IIId

1 685

 

345,3

 

20,5 %

168,50

1 531

1 700

 

DNK

JAX/2A-14

Horsmakreel

EU-wateren van IIa, IVa, VI, VIIa-c, VIIe-k, VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe; EU-wateren en internationale wateren van Vb; internationale wateren van XII en XIV

6 550

 

3 002,4

 

45,8 %

655,00

15 562

16 217

 

DNK

JAX/4BC7D

Horsmakreel

EU-wateren van IVb, IVc, VIId

5 107

 

0,1

 

0,0 %

510,70

20 447

20 958

 

DNK

LIN/03.

Leng

IIIa; EU-wateren van IIIb, IIIc en IIId

64

 

57,8

 

90,3 %

6,20

51

57

LIN/3A/BCD

DNK

LIN/04.

Leng

EU-wateren van IV

269

 

56,3

 

20,9 %

26,90

243

270

LIN/04-C.

DNK

LIN/05.

Leng

EU-wateren van V

7

 

0,0

 

0,0 %

0,70

6

7

LIN/05EI.

DNK

LIN/1/2.

Leng

EU-wateren en internationale wateren van I en II

8

 

0,0

 

0,0 %

0,80

8

9

 

DNK

LIN/6X14.

Leng

EU-wateren en internationale wateren van VI, VII, VIII, IX, X, XII en XIV

6

 

0,0

 

0,0 %

0,60

5

6

 

DNK

NEP/2AC4-C

Langoustine

EU-wateren van IIa en IV

1 436

 

302,0

 

21,0 %

143,60

1 227

1 371

 

DNK

PRA/2AC4-C

Noordse garnaal

EU-wateren van IIa en IV

3 540

 

0,0

 

0,0 %

354,00

2 673

3 027

 

DNK

SOL/24.

Tong

EU-wateren van II en IV

761

 

403,6

 

53,0 %

76,10

535

611

SOL/24-C.

DNK

SOL/3A/BCD

Tong

IIIa; EU-wateren van IIIb, IIIc en IIId

664

 

466,5

 

70,3 %

66,40

704

770

 

DNK

SRX/03-C

Roggen

EU-wateren van IIIa

45

 

0,0

 

0,0 %

4,50

45

50

SRX/03A-C

DNK

SRX/2AC4-C

Roggen

EU-wateren van IIa en IV

10

 

9,5

 

95,0 %

0,50

9

10

 

DNK

USK/03-C.

Torsk

EU-wateren van III

14

 

0,8

 

5,7 %

1,40

12

13

USK/3A/BCD

DNK

USK/04-C.

Torsk

EU-wateren van IV

60

 

1,6

 

2,7 %

6,00

53

59

 

DNK

WHB/1X14

Blauwe wijting

EU-wateren en internationale wateren van I, II, III, IV, V, VI, VII, VIIIa, b, d, e, XII en XIV

135

 

133,1

 

98,6 %

1,90

1 533

1 535

 

DEU

ANF/07.

Zeeduivel

VII

365

 

256,0

 

70,1 %

36,50

333

370

 

DEU

BSF/56712-

Zwarte haarstaartvis

EU-wateren en wateren die niet onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen vallen, van V, VI, VII en XII

29

 

0,0

 

0,0 %

2,90

27

30

 

DEU

COD/03AS.

Kabeljauw

IIIa Kattegat

6

 

0,3

 

5,0 %

0,60

2

3

 

DEU

GFB/1234-

Gaffelkabeljauw

EU-wateren en wateren die niet onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen vallen, van I, II, III en IV

9

 

0,0

 

0,0 %

0,90

9

10

 

DEU

GFB/567-

Gaffelkabeljauw

EU-wateren en wateren die niet onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen vallen, van V, VI en VII

11

 

1,8

 

16,4 %

1,10

10

11

 

DEU

GHL/2A-C46

Groenlandse heilbot/Zwarte heilbot

EU-wateren van IIa en IV; EU-wateren en internationale wateren van Vb en VI

6

 

0,0

 

0,0 %

0,60

3

4

 

DEU

HAD/5BC6A.

Schelvis

EU-wateren en internationale wateren van de ICES-gebieden VIb, XII en XIV

5

 

1,3

 

26,0 %

0,50

3

4

 

DEU

HAD/6B1214

Schelvis

EU-wateren en internationale wateren van de ICES-gebieden VIb, XII en XIV

15

 

0,0

 

0,0 %

1,50

10

12

 

DEU

HER/1/2.

Haring

EU- wateren van I en II

11 106

4 686,3

6 418,2

4 686,3

57,8 %

1 110,60

3 859

4 970

HER/1/2-

DEU

HKE/2AC4-C

Heek

EU-wateren van IIa en IV

166

 

131,3

 

79,1 %

16,60

128

145

 

DEU

JAX/2A-14

Horsmakreel

EU-wateren van IIa, IVa, VI, VIIa-c, VIIe-k, VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe; EU-wateren en internationale wateren van Vb; internationale wateren van XII en XIV

19 524

 

17 579,6

 

90,0 %

1 944,40

12 142

14 086

 

DEU

JAX/4BC7D

Horsmakreel

EU-wateren van IVb, IVc, VIId

4 228,7

 

3 803,9

 

90,0 %

422,87

1 805

2 228

 

DEU

LIN/04.

Leng

EU-wateren van IV

106

 

24,9

 

23,5 %

10,60

150

161

LIN/04-C.

DEU

LIN/05.

Leng

EU-wateren en internationale wateren van V

7

 

0,0

 

0,0 %

0,70

6

7

LIN/05EI.

DEU

LIN/1/2.

Leng

EU-wateren en internationale wateren van I en II

10

 

0,0

 

0,0 %

1,00

8

9

 

DEU

LIN/6X14.

Leng

EU-wateren en internationale wateren van VI, VII, VIII, IX, X, XII en XIV

123

 

13,3

 

10,8 %

12,30

106

118

 

DEU

NEP/2AC4-C

Langoustine

EU-wateren van IIa en IV

465

 

374,4

 

80,5 %

46,50

18

65

 

DEU

POK/561.214

Koolvis

VI; EU-wateren en internationale wateren van Vb; EU-wateren en internationale wateren van XII en XIV

285

 

256,9

 

90,1 %

28,10

543

571

POK/56-14

DEU

RNG/03-

Grenadiervis

EU-wateren en wateren die niet onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen vallen, van III

5

 

0,0

 

0,0 %

0,50

5

6

 

DEU

RNG/5B67-

Grenadiervis

EU-wateren en wateren die niet onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen vallen, van Vb, VI en VIII

7

 

0,0

 

0,0 %

0,70

5

6

 

DEU

RNG/8X14-

Grenadiervis

EU-wateren en wateren die niet onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen vallen, van VIII, IX, X, XII en XIV

37

 

0,0

 

0,0 %

3,70

30

34

 

DEU

SOL/24.

Tong

EU-wateren van II en IV

641

 

533,6

 

83,2 %

64,10

937

1 001

SOL/24-C.

DEU

SOL/3A/BCD

Tong

IIIa; EU-wateren van IIIb, IIIc en IIId

33

 

26,2

 

79,4 %

3,30

41

44

 

DEU

SRX/2AC4-C

Roggen

EU-wateren van IIa en IV

33

 

28,0

 

84,8 %

3,30

12

15

 

DEU

SRX/67AKXD

Roggen

EU-wateren van VIa, VIb, VIIa-c en VIIe-k

16

 

0,3

 

1,9 %

1,60

14

16

 

DEU

USK/03-C.

Torsk

EU-wateren van III

7

 

0,0

 

0,0 %

0,70

6

7

USK/3A/BCD

DEU

USK/04-C.

Torsk

EU-wateren van IV

18

 

0,7

 

3,9 %

1,80

16

18

 

DEU

USK/1214EI

Torsk

EU-wateren en internationale wateren van I, II en XIV

6

 

0,0

 

0,0 %

0,60

6

7

 

DEU

WHB/1X14

Blauwe wijting

EU-wateren en internationale wateren van I, II, III, IV, V, VI, VII, VIIIa, b, d, e, XII en XIV

9 854

 

9 067,7

1,8

92,0 %

784,50

596

1 381

 

DEU

WHG/561214

Wijting

VI; EU-wateren en internationale wateren van Vb; internationale wateren van XII en XIV

9

 

0,0

 

0,0 %

0,90

2

3

WHG/56-14

IRL

ANF/07.

Zeeduivel

VII

3 646

 

3 527,1

 

96,7 %

118,86

2 447

2 566

 

IRL

COD/07A.

Kabeljauw

VIIa

325

 

290,5

 

89,4 %

32,50

332

365

 

IRL

COD/5B6A-C

Kabeljauw

VIa EU-wateren en internationale wateren van Vb ten oosten van 12o 00 WL

53

 

48,7

 

92,0 %

4,26

40

44

COD/5BE6A

IRL

DGS/15X14

Doornhaai/hondshaai

EU-wateren en internationale wateren van I, V, VI, VII, VIII, XII en XIV

29

 

24,6

 

84,8 %

2,90

0

3

 

IRL

GFB/567-

Gaffelkabeljauw

EU-wateren en wateren die niet onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen vallen, van V, VI en VII

181

 

9,5

 

5,2 %

18,10

260

278

 

IRL

HAD/5BC6A.

Schelvis

EU-wateren van Vb en VIa

447

 

396,1

 

88,6 %

44,70

328

373

 

IRL

HAD/6B1214

Schelvis

VIb, XII en XIV

243

 

169,0

 

69,5 %

24,30

295

319

 

IRL

HAD/7X7A34

Schelvis

VIIb-k, VIII, IX en X; EU-wateren van CECAF 34.1.1

2 815

 

2 608,4

 

92,7 %

206,60

2 959

3 166

 

IRL

HER/1/2.

Haring

EU-wateren en internationale wateren van I en II

8 563

8 060,7

8 060,7

8 060,7

94,1 %

502,30

5 705

6 207

HER/1/2-

IRL

HER/5B6ANB

Haring

EU-wateren en internationale wateren van Vb, VIb en VIaN

3 096

 

2 651,9

 

85,7 %

309,60

3 286

3 596

 

IRL

HER/6AS7BC

Haring

VIaS, VIIbc

8 510

 

7 196,7

 

84,6 %

851,00

4 065

4 916

 

IRL

HER/7G-K.

Haring

VIIg, h, j, k

9 051

 

8 343,4

 

92,2 %

707,59

11 407

12 115

 

IRL

HKE/571214

Heek

VI, VII; EU-wateren van Vb, internationale wateren van XII en XIV

2 111

 

2 047,6

 

97,0 %

63,40

1 704

1 767

 

IRL

JAX/2AX14-

Horsmakreel

EU-wateren van IIa, IVa, VI, VIIa-c, VIIe-k, VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe; EU-wateren en internationale wateren van Vb; internationale wateren van XII en XIV

47 685

 

44 489,3

 

93,3 %

3 195,66

40 439

43 635

JAX/2A-14

IRL

LIN/6X14.

Leng

EU-wateren en internationale wateren van VI, VII, VIII, IX, X, XII en XIV

659

 

612,1

 

92,9 %

46,86

575

622

 

IRL

NEP/07.

Langoustine

VII

8 595

 

7 708,5

 

89,7 %

859,50

8 025

8 885

 

IRL

NEP/5BC6.

Langoustine

VI; EU-wateren van Vb

76

 

44,6

 

58,7 %

7,60

185

193

 

IRL

PLE/07A.

Schol

VIIa

827

 

89,3

 

10,8 %

82,70

1 063

1 146

 

IRL

PLE/7BC

Schol

VIIb en VIIc

72

 

26,9

 

37,4 %

7,20

62

69

 

IRL

PLE/7FG.

Schol

VII f, g

69

 

63,1

 

91,4 %

5,90

200

206

 

IRL

PLE/7HJK

Schol

VIIh, VIIj en VIIk

124

 

65,5

 

52,8 %

12,40

81

93

 

IRL

RNG/5B67-

Grenadiervis

EU-wateren en wateren die niet onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen vallen, van Vb, VI en VIII

245

 

0,0

 

0,0 %

24,50

190

215

 

IRL

RNG/8X14-

Grenadiervis

EU-wateren en wateren die niet onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen vallen, van VIII, IX, X, XII en XIV

8

 

0,0

 

0,0 %

0,80

6

7

 

IRL

SOL/07A.

Tong

VIIa

51

 

47,3

 

92,7 %

3,70

73

77

 

IRL

SOL/7FG.

Tong

VII f, g

30

 

26,8

 

89,3 %

3,00

39

42

 

IRL

USK/567EI.

Torsk

EU-wateren en internationale wateren van V, VI en VII

11

 

9,5

 

86,4 %

1,10

17

18

 

IRL

WHG/07A.

Wijting

VIIa

104

 

96,9

 

93,2 %

7,10

68

75

 

IRL

WHG/561.214

Wijting

VI; EU-wateren van Vb; internationale wateren van XII en XIV

118

 

100,6

 

85,3 %

11,80

97

109

WHG/56-14

IRL

WHG/7X7A

Wijting

VIIb, VIIc, VIId, VIIe, VIIf, VIIg, VIIh en VIIk

4 589

 

4 330,4

 

94,4 %

258,64

4 865

5 124

WHG/7X7A-C

ESP

ALF/3X14-

Alfonsinos

EU-wateren en wateren die niet onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen vallen, van III, IV, V, VI, VII, VIII, IX, X, XII en XIV

66

 

65,2

 

98,8 %

0,80

74

75

 

ESP

ANE/9/3411

Ansjovis

IX en X; EU-wateren van CECAF 34.1.1

4 247

 

3 815,8

 

89,8 %

424,70

3 635

4 060

 

ESP

ANF/07.

Zeeduivel

VII

3 145

 

2 321,2

 

73,8 %

314,50

1 186

1 501

 

ESP

ANF/8ABDE.

Zeeduivel

VIIIa, b, d, e

1 481

 

733,4

 

49,5 %

148,10

1 318

1 466

 

ESP

ANF/8C3411

Zeeduivel

VIIIc, IX en X, EU-wateren van CECAF 34.1.1

1 180

 

1 176,8

 

99,7 %

3,20

1 310

1 313

 

ESP

DGS/15X14

Doornhaai/hondshaai

EU-wateren en internationale wateren van I, V, VII, VIII, XII en XIV

5

 

4,5

 

90,0 %

0,50

 

1

 

ESP

GFB/567-

Gaffelkabeljauw

EU-wateren en wateren die niet onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen vallen, van V, VI en VII

597

 

587,8

 

98,5 %

9,20

588

597

 

ESP

HAD/7X7A34

Schelvis

VIIb-k, VIII, IX en X; EU-wateren van CECAF 34.1.1

150

 

143,8

 

95,9 %

6,20

 

6

 

ESP

HKE/571214

Heek

VI, VII; EU-wateren van Vb, internationale wateren van XII en XIV

12 618

1 289,2

11 152,2

53,2

78,6 %

1 261,80

9 109

10 371

 

ESP

HKE/8ABDE.

Heek

VIIIa, b, d, e

7 779

53,2

5 658,5

1 289,2

88,6 %

777,90

6 341

7 119

 

ESP

HKE/8C3411

Heek

VIIIc, IX en X; EU-wateren van CECAF 34.1.1

5 962

 

5 900,1

 

99,0 %

61,90

6 844

6 906

 

ESP

JAX/08C.

Horsmakreel

VIIIc

22 708

 

22 699,8

 

100,0 %

8,20

22 521

22 529

 

ESP

JAX/09.

Horsmakreel

IX

8 068

 

8 062,7

 

99,9 %

5,30

7 654

7 659

 

ESP

JAX/2A-14

Horsmakreel

 

2 040

 

1 730,7

 

84,8 %

204,00

16 562

16 766

 

ESP

LEZ/8C3411

Schartongen

VIIIc, IX, X, EU-wateren van CECAF 34.1.1

1 113

 

1 111,2

 

99,8 %

1,80

1 010

1 012

 

ESP

LIN/6X14.

Leng

EU-wateren en internationale wateren van VI, VII, VIII, IX, X, XII en XIV

2 483

 

1 117,1

 

45,0 %

248,30

2 150

2 398

 

ESP

NEP/07.

Langoustine

VII

1 494

 

357,5

 

23,9 %

149,40

1 306

1 455

 

ESP

NEP/08C.

Langoustine

VIIIc

87

 

42,1

 

48,4 %

8,70

87

96

 

ESP

NEP/5BC6.

Langoustine

VI; EU-wateren van Vb

37

 

0,5

 

1,4 %

3,70

28

32

 

ESP

NEP/8ABDE.

Langoustine

VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe

34

 

1,7

 

5,0 %

3,40

234

237

 

ESP

RNG/8X14-

Grenadiervis

EU-wateren en wateren die niet onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen vallen, van VIII, IX, X, XII en XIV

4 715

 

4 262,3

 

90,4 %

452,70

3 286

3 739

 

ESP

SBR/09-

Zeebrasem

EU-wateren en wateren die niet onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen vallen, van IX

696

 

101,2

 

14,5 %

69,60

614

684

 

ESP

SBR/678-

Zeebrasem

EU-wateren en wateren die niet onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen vallen, van VI, VII en VIII

152

 

151,0

 

99,3 %

1,00

172

173

 

ESP

SRX/67AKXD

Roggen

EU-wateren van VIa, VIb, VIIa-c en VIIe-k

1 460

 

1 044,5

 

71,5 %

146,00

1 241

1 387

 

ESP

SRX/89-C.

Roggen

EU-wateren van VIII en IX

1 618

 

1 165,2

 

72,0 %

161,80

1 435

1 597

 

ESP

WHB/1X14

Blauwe wijting

EU-wateren en internationale wateren van I, II, III, IV, V, VI, VII, VIIIa, b, d, e, XII en XIV

187

 

119,0

 

63,6 %

18,70

1 300

1 319

 

ESP

WHB/8C3 411

Blauwe wijting

VIIIc, IX, X, EU-wateren van CECAF 34.1.1

11 127

 

11 112,2

 

99,9 %

14,80

824

839

 

ESP

WHG/7X7A.

Wijting

VIIb, VIIc, VIId, VIIe, VIIf, VIIg, VIIh en VIIk

50

 

9,8

 

19,6 %

5,00

0

5

WHG/7X7A-C

FRA

ALF/3X14-

Alfonsinos

EU-wateren en wateren die niet onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen vallen, van III, IV, V, VI, VII, VIII, IX, X, XII en XIV

32

 

19,2

 

60,0 %

3,20

20

23

 

FRA

ANF/07.

Zeeduivel

VII

19 044

 

10 414,2

 

54,7 %

1 904,40

19 149

21 053

 

FRA

ANF/8ABDE.

Zeeduivel

VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe

8 467

 

5 706,5

 

67,4 %

846,70

7 335

8 182

 

FRA

ANF/8C3411

Zeeduivel

VIIIc, IX en X; EU-wateren van CECAF 34.1.1

34

 

12,8

 

37,6 %

3,40

1

4

 

FRA

BLI/67-

Blauwe leng

EG-wateren en internationale wateren van VI en VII

1 718

 

1 605,5

 

93,5 %

112,50

1 297

1 410

BLI/5B67-

FRA

BSF/1234-

Zwarte haarstaartvis

EU-wateren en wateren die niet onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen vallen, van I, II, III en IV

5

 

2,9

 

58,0 %

0,50

4

5

 

FRA

BSF/56712-

Zwarte haarstaartvis

EU-wateren en wateren die niet onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen vallen, van V, VI, VII en XII

2 269

 

2 110,1

 

93,0 %

158,90

1 884

2 043

 

FRA

BSF/8910-

Zwarte haarstaartvis

EU-wateren en wateren die niet onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen vallen, van VIII, IX en X

27

 

10,9

 

40,4 %

2,70

26

29

 

FRA

COD/07A.

Kabeljauw

VIIa

26

 

0,7

 

2,7 %

2,60

19

22

 

FRA

COD/07D

Kabeljauw

VIId

1 735

 

1 564,8

 

90,2 %

170,20

1 313

1 483

 

FRA

COD/5B6A-C

Kabeljauw

VIa; EU-wateren en internationale wateren van Vb ten oosten van 12o 00 WL

67

 

52,9

 

79,0 %

6,70

29

36

COD/5BE6A

FRA

COD/7XAD34

Kabeljauw

VIIb-c, VIIe-k, VIII, IX en X; EU-wateren van CECAF 34.1.1

3 029

 

1 937,1

 

64,0 %

302,90

2 735

3 038

 

FRA

GFB/1012-

Gaffelkabeljauw

EU-wateren en wateren die niet onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen vallen, van X en XII

10

 

0,2

 

2,0 %

1,00

9

10

 

FRA

GFB/1234-

Gaffelkabeljauw

EU-wateren en wateren die niet onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen vallen, van I, II, III en IV

10

 

1,5

 

15,0 %

1,00

9

10

 

FRA

GFB/567-

Gaffelkabeljauw

EU-wateren en wateren die niet onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen vallen, van V, VI en VII

960

 

489,5

 

51,0 %

96,00

356

452

 

FRA

GFB/89-

Gaffelkabeljauw

EU-wateren en wateren die niet onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen vallen, van VIII en IX

39

 

36,9

 

94,6 %

2,10

15

17

 

FRA

GHL/2A-C46

Groenlandse heilbot/Zwarte heilbot

EU-wateren van IIa en IV; EU-wateren en internationale wateren van VI

176

 

151,6

 

86,1 %

17,60

31

49

 

FRA

HAD/2AC4.

Schelvis

IV; EU-wateren van IIa

671

 

276,4

 

41,2 %

67,10

1 496

1 563

 

FRA

HAD/5BC6A.

Schelvis

EU-wateren van Vb en VIa

151

 

81,7

 

54,1 %

15,10

111

126

 

FRA

HAD/6B1214

Schelvis

EU-wateren en internationale wateren van de ICES-gebieden VIb, XII en XIV

621

 

0,7

 

0,1 %

62,10

413

475

 

FRA

HAD/7X7A34

Schelvis

VIIb-k, VIII, IX en X; EU-wateren van CECAF 34.1.1

8 318

 

6 422,2

 

77,2 %

831,80

8 877

9 709

 

FRA

HER/1/2.

Haring

EU-wateren en internationale wateren van I en II

158

 

0,0

 

0,0 %

15,80

951

967

HER/1/2-

FRA

HER/5B6ANB

Haring

EU-wateren en internationale wateren van VIb en VIaN

514

 

498,5

 

97,0 %

15,50

460

476

 

FRA

HER/7G-K.

Haring

VIIg, VIIh, VIIj en VIIk

640

 

636,4

 

99,4 %

3,60

815

819

 

FRA

HKE/2AC4-C

Heek

EU-wateren van IIa en IV

617

 

358,4

 

58,1 %

61,70

248

310

 

FRA

HKE/571214

Heek

VI en VII; EU-wateren van Vb; internationale wateren van XII en XIV

12 425

 

9 629,0

 

77,5 %

1 242,50

14 067

15 310

 

FRA

HKE/8ABDE.

Heek

VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe

14 778

 

10 578,2

 

71,6 %

1 477,80

14 241

15 719

 

FRA

HKE/8C3411

Heek

VIIIc, IX en X; EU-wateren van CECAF 34.1.1

571

 

465,4

 

81,5 %

57,10

657

714

 

FRA

JAX/08C.

Horsmakreel

VIIIc

437

 

82,6

 

18,9 %

43,70

390

434

 

FRA

JAX/2AX14-

Horsmakreel

EU-wateren van IIa, IVa, VI, VIIa-c, VIIe-k, VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe; EU-wateren en internationale wateren van Vb; internationale wateren van XII en XIV

17 012

 

0,0

 

0,0 %

1 701,20

6 250

7 951

JAX/2A-14

FRA

JAX/4BC7D

Horsmakreel

EU-wateren van IVb, IVc, VIId

2 678

 

1 504,3

 

56,2 %

267,80

1 696

1 964

 

FRA

LEZ/8C3411

Schartongen

VIIIc, IX en X; EU-wateren van CECAF 34.1.1

65

 

9,9

 

15,2 %

6,50

50

57

 

FRA

LIN/04.

Leng

EU-wateren van IV

190

 

55,5

 

29,2 %

19,00

135

154

LIN/04-C.

FRA

LIN/05.

Leng

EU-wateren en internationale wateren van V

7

 

1,0

 

14,3 %

0,70

6

7

LIN/05EI.

FRA

LIN/1/2.

Leng

EU-wateren en internationale wateren van I en II

9

 

1,9

 

21,1 %

0,90

8

9

 

FRA

LIN/6X14.

Leng

EU-wateren en internationale wateren van VI, VII, VIII, IX, X, XII en XIV

2 719

 

1 879,4

 

69,1 %

271,90

2 293

2 565

 

FRA

NEP/07.

Langoustine

VII

6 122

 

1 131,5

 

18,5 %

612,20

5 291

5 903

 

FRA

NEP/08C.

Langoustine

VIIIc

27

 

2,1

 

7,8 %

2,70

4

7

 

FRA

NEP/2AC4-C

Langoustine

EU-wateren van IIa en IV

42

 

0,5

 

1,2 %

4,20

36

40

 

FRA

NEP/5BC6.

Langoustine

VI; EU-wateren van Vb

147

 

0,0

 

0,0 %

14,70

111

126

 

FRA

NEP/8ABDE.

Langoustine

VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe

4 318

 

3 562,4

 

82,5 %

431,80

3 665

4 097

 

FRA

ORY/07-

Atlantische slijmkop

EU-wateren en wateren die niet onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen vallen, van VII

6

 

0,0

 

0,0 %

0,60

0

1

 

FRA

PLE/07A.

Schol

VIIa

20

 

0,2

 

1,0 %

2,00

18

20

 

FRA

PLE/7BC.

Schol

VIIb en VIIc

18

 

6,5

 

36,1 %

1,80

16

18

 

FRA

PLE/7DE.

Schol

VIId en VIIe

2 177

 

2 163,0

 

99,4 %

14,00

2 545

2 559

 

FRA

PLE/7FG.

Schol

VIIf en VIIg

142

 

135,8

 

95,6 %

6,20

101

107

 

FRA

POK/561.214

Koolvis

VI; EU-wateren en internationale wateren van Vb; EU-wateren en internationale wateren van XII en XIV

6 539

 

2 011,4

 

30,8 %

653,90

5 393

6 047

POK/56-14

FRA

RNG/1245A-

Grenadiervis

EU-wateren en wateren die niet onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen vallen, van I, II, IV en Va

12

 

3,1

 

25,8 %

1,20

9

10

RNG/124-

FRA

RNG/5B67-

Grenadiervis

EU-wateren en wateren die niet onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen vallen, van Vb, VI en VII

3 102

 

1 514,1

 

48,8 %

310,20

2 409

2 719

 

FRA

RNG/8X14-

Grenadiervis

EU-wateren en wateren die niet onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen vallen, van VIII, IX, XII en XIV

191

 

2,1

 

1,1 %

19,10

151

170

 

FRA

SOL/07D.

Tong

VIId

2 595

 

2 398,8

 

92,4 %

196,20

2 613

2 809

 

FRA

SOL/07E.

Tong

VIIe

259

 

252,8

 

97,6 %

6,20

267

273

 

FRA

SOL/24.

Tong

EU-wateren van II en IV

917

 

621,2

 

67,7 %

91,70

234

326

SOL/24-C.

FRA

SOL/7FG.

Tong

VIIf en VIIg

69

 

44,7

 

64,8 %

6,90

78

85

 

FRA

SOL/8AB.

Tong

VIIIa en b

4 857

 

4 268,6

 

87,9 %

485,70

3 895

4 381

 

FRA

SRX/07D.

Roggen

EU-wateren van VIId

670

 

601,3

 

89,7 %

67,00

670

737

 

FRA

SRX/2AC4-C

Roggen

EU-wateren van IIa en IV

99

 

91,8

 

92,7 %

7,20

37

44

 

FRA

SRX/67AKXD

Roggen

EU-wateren van VIa, VIb, VIIa-c en VIIe-k

5 599

 

4 332,9

 

77,4 %

559,90

4 612

5 172

 

FRA

SRX/89-C.

Roggen

EU-wateren van VIII en IX

2 190

 

1 560,7

 

71,3 %

219,00

1 760

1 979

 

FRA

USK/04-C.

Torsk

EU-wateren van IV

37

 

8,3

 

22,4 %

3,70

37

41

 

FRA

USK/1214EI

Torsk

EU-wateren en internationale wateren van I, II en XIV

7

 

5,4

 

77,1 %

0,70

6

7

 

FRA

WHB/1X14

Blauwe wijting

EU-wateren en internationale wateren van I, II, III, IV, V, VI, VII en VIIIa VIIIb, VIIId, VIIIe, XII en XIV

11 217

 

10 000,0

 

89,2 %

1 121,70

1 067

2 189

 

FRA

WHG/07A.

Wijting

VIIa

6

 

1,5

 

25,0 %

0,60

4

5

 

FRA

WHG/561.214

Wijting

VI; EU-wateren van Vb; internationale wateren van XII en XIV

59

 

4,2

 

7,1 %

5,90

39

45

WHG/56-14

FRA

WHG/7X7A.

Wijting

VIIb, VIIc, VIId, VIIe, VIIf, VIIg, VIIh en VIIk

9 679

 

8 862,8

 

91,6 %

816,20

9 726

10 542

WHG/7X7A-C

NED

ANF/07.

Zeeduivel

VII

195

 

5,4

 

2,8 %

19,50

386

406

 

NED

COD/07D

Kabeljauw

VIId

54

 

11,3

 

20,9 %

5,40

39

44

 

NED

HAD/2AC4.

Schelvis

IV; EU-wateren van IIa

50

 

43,2

 

86,4 %

5,00

147

152

 

NED

HAD/7X7A34

Schelvis

VIIb-k, VIII, IX en X; EU-wateren van CECAF 34.1.1

5

 

0,4

 

8,0 %

0,50

0

1

 

NED

HER/1/2.

Haring

EU-wateren en internationale wateren van I en II

24 829

10 619

24 698,1

10 619

99,5 %

130,90

7 886

8 017

HER/1/2-

NED

HER/5B6ANB.

Haring

EU-wateren en internationale wateren van Vb, VIb en VIaN

3 376

 

3 221,6

 

95,4 %

154,40

2 432

2 586

 

NED

HER/7G-K.

Haring

VIIg, h, j, k

510

 

491,3

 

96,3 %

18,70

815

834

 

NED

HKE/2AC4-C

Heek

EU-wateren van IIa en IV

69

 

60,4

 

87,5 %

6,90

64

71

 

NED

HKE/571214

Heek

VI en VII; EU-wateren en internationale wateren van Vb; internationale wateren van XII en XIV

183

6

181,8

 

96,1 %

7,20

183

190

 

NED

HKE/8ABDE

Heek

VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe

20

 

1,5

6

37,5 %

2,00

18

20

 

NED

JAX/2AX14-

Horsmakreel

EU-wateren van IIa, IVa, VI, VIIa-c, VIIe-k, VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe; EU-wateren en internationale wateren van Vb; internationale wateren van XII en XIV

66 185

 

62 343,3

 

94,2 %

3 841,70

48 719

52 561

JAX/2A-14

NED

JAX/4BC7D.

Horsmakreel

EU-wateren van IVb, IVc and VIId

27 257

 

16 202,4

 

59,4 %

2 725,70

12 310

15 036

 

NED

LIN/04.

Leng

EU-wateren van IV

6

 

0,8

 

13,3 %

0,60

5

6

LIN/04-C.

NED

LIN/6X14.

Leng

EU-wateren en internationale wateren van VI, VII, VIII, IX, X, XII en XIV

5

 

0,2

 

4,0 %

0,50

 

1

 

NED

NEP/2AC4-C

Langoustine

EU-wateren van IIa en IV

921

 

709,4

 

77,0 %

92,10

631

723

 

NED

PLE/07A.

Schol

VIIa

14

 

0,0

 

0,0 %

1,40

13

14

 

NED

PLE/7DE.

Schol

VIId en VIIe

38

 

12,4

 

32,6 %

3,80

 

4

 

NED

PLE/7HJK.

Schol

VIIh, VIIj en VIIk

16

 

0,0

 

0,0 %

1,60

46

48

 

NED

PRA/2AC4-C

Noordse garnaal

EU-wateren van IIa en IV

33

 

0,0

 

0,0 %

3,30

25

28

 

NED

SOL/24.

Tong

EU-wateren van II en IV

10 142

 

8 736,4

 

86,1 %

1 014,20

10 571

11 585

SOL/24-C.

NED

SOL/3A/BCD

Tong

IIIa; EU-wateren van IIIbcd

34

 

3,6

 

10,6 %

3,40

68

71

 

NED

SRX/07D.

Roggen

EU-wateren van VIId

12

 

0,7

 

5,8 %

1,20

4

5

 

NED

SRX/2AC4-C

Roggen

EU-wateren van IIa en IV

396

 

393,3

 

99,3 %

2,70

201

204

 

NED

SRX/67AKXD

Roggen

EU-wateren van VIa, VIb, VIIa-c en VIIe-k

5

 

0,0

 

0,0 %

0,50

4

5

 

NED

WHB/1X14

Blauwe wijting

EU-wateren en internationale wateren van I, II, III, IV, V, VI VII, VIIIa, VIIIb, VIIId, VIIe, XII en XIV

36 159

 

33 911,6

11,5

93,8 %

2 235,90

1 869

4 105

 

NED

WHG/7X7A.

Wijting

VIIb, VIIc, VIId, VIIe, VIIf, VIIg, VIIh en VIIk

437

 

102,8

 

23,5 %

43,70

79

123

WHG/7X7A-C

PRT

ANE/9/3411

Ansjovis

IX en X; EU-wateren van CECAF 34.1.1

4 174

 

129,8

 

3,1 %

417,40

3 965

4 382

 

PRT

BSF/C3412-

Zwarte haarstaartvis

EU-wateren en wateren die niet onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen vallen, van CECAF 34.1.2

4 714

 

1 860,0

 

39,5 %

471,40

4 071

4 542

 

PRT

GFB/1012-

Gaffelkabeljauw

EU-wateren en wateren die niet onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen vallen, van X en XII

40

 

13,8

 

34,5 %

4,00

36

40

 

PRT

HKE/8C3411

Heek

VIIIc, IX en X; EU-wateren van CECAF 34.1.1

2 777

 

2 419,0

 

87,1 %

277,70

3 194

3 472

 

PRT

JAX/08C.

Horsmakreel

VIIIc

2 468

 

809,4

 

32,8 %

246,80

2 226

2 473

 

PRT

JAX/09.

Horsmakreel

IX

25 425

 

14 040,8

 

55,2 %

2 542,50

21 931

24 474

 

PRT

NEP/9/3411

Langoustine

IX en X; EU-wateren van CECAF 34.1.1

251

 

150,1

 

59,8 %

25,10

227

252

 

PRT

SBR/09-

Zeebrasem

EU-wateren en wateren die niet onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen vallen, van IX

186

 

116,3

 

62,5 %

18,60

166

185

 

PRT

SBR/10-

Zeebrasem

EU-wateren en wateren die niet onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen vallen, van X

1 125

 

684,2

 

60,8 %

112,50

1 116

1 229

 

PRT

SRX/89-C.

Roggen

EU-wateren van VIII en IX

1 628

 

1 476,3

 

90,7 %

151,70

1 426

1 578

 

PRT

WHB/8C3 411

Blauwe wijting

VIIIc, IX en X; EU-wateren van CECAF 34.1.1

2 774

 

1 541,3

 

55,6 %

277,40

206

483

 

FIN

HER/30/31.

Haring

Deelsectoren 30-31

92 295

 

59 242,2

 

64,2 %

9 229,50

85 568

94 798

 

SWE

COD/03AS.

Kabeljauw

Kattegat

161

 

40,6

 

25,2 %

16,10

70

86

 

SWE

HAD/2AC4.

Schelvis

IV; EU-wateren van IIa

16

 

12,0

 

75,0 %

1,60

136

138

 

SWE

HER/30/31.

Haring

Deelsectoren 30-31

20 278

 

3 182,4

 

15,7 %

2 027,80

18 801

20 829

 

SWE

HKE/3A/BCD

Heek

IIIa; EU-wateren van IIIb, IIIc en IIId

142

 

43,7

 

30,8 %

14,20

130

144

 

SWE

JAX/2AX14-

Horsmakreel

EU-wateren van IIa, IVa, VI, VIIa-c, VIIe-k, VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe; EU-wateren en internationale wateren van Vb; internationale wateren van XII en XIV

75

 

2,3

 

3,1 %

7,50

675

683

JAX/2A-14

SWE

JAX/4BC7D

Horsmakreel

EU-wateren van IVb, IVc and VIId

75

 

0,0

 

0,0 %

7,50

75

83

 

SWE

LIN/03.

Leng

EU-wateren van III

21

 

20,5

 

97,6 %

0,50

20

21

LIN/3A/BCD

SWE

LIN/04.

Leng

EU-wateren van IV

11

 

0,5

 

4,5 %

1,10

10

11

LIN/04-C.

SWE

PRA/2AC4-C

Noordse garnaal

EU-wateren van IIa en IV

142

 

0,0

 

0,0 %

14,20

108

122

 

SWE

SOL/3A/BCD

Tong

IIIa; EU-wateren van IIIb, IIIc en IIId

55

 

46,5

 

84,5 %

5,50

27

33

 

SWE

USK/03-C.

Torsk

EU-wateren van III

7

 

2,8

 

40,0 %

0,70

6

7

USK/3A/BCD

SWE

USK/04-C.

Torsk

EU-wateren van IV

6

 

0,0

 

0,0 %

0,60

5

6

 

GBR

ALF/3X14-

Alfonsinos

EU-wateren en wateren die niet onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen vallen, van III, IV, V, VI, VII, VIII, IX, X, XII en XIV

11

 

1,0

 

9,1 %

1,10

10

11

 

GBR

ANF/07.

Zeeduivel

VII

6 079

 

5 570,6

101,6

93,3 %

406,80

5 807

6 214

 

GBR

BLI/67-

Blauwe leng

EU-wateren en wateren die niet onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen vallen, van VI en VII

142

 

135,5

 

95,4 %

6,50

330

337

BLI/5B67-

GBR

BSF/1234-

Zwarte haarstaartvis

EU-wateren en wateren die niet onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen vallen, van I, II, III en IV

5

 

0,0

 

0,0 %

0,50

4

5

 

GBR

BSF/56712-

Zwarte haarstaartvis

EU-wateren en wateren die niet onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen vallen, van V, VI, VII en XII

80

 

73,3

 

91,6 %

6,70

134

141

 

GBR

COD/07A.

Kabeljauw

VIIa

387

 

283,1

 

73,2 %

38,70

146

185

 

GBR

COD/07D

Kabeljauw

VIId

197

 

111,4

 

56,5 %

19,70

145

165

 

GBR

COD/5B6A-C

Kabeljauw

VIa EU-wateren en internationale wateren van Vb ten oosten van 12o 00 WL

139

 

115,6

 

83,2 %

13,90

110

124

COD/5BE6A

GBR

COD/7XAD34

Kabeljauw

VIIb-c, VIIe-k, VIII, IX en X; EU-wateren van CECAF 34.1.1

326

 

280,2

 

86,0 %

32,60

295

328

 

GBR

GFB/1012-

Gaffelkabeljauw

EU-wateren en wateren die niet onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen vallen, van X en XII

10

 

0,0

 

0,0 %

1,00

9

10

 

GBR

GFB/1234-

Gaffelkabeljauw

EU-wateren en wateren die niet onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen vallen, van I, II, III en IV

15

 

1,3

 

8,7 %

1,50

13

15

 

GBR

GFB/567-

Gaffelkabeljauw

EU-wateren en wateren die niet onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen vallen, van V, VI en VII

442

 

249,8

 

56,5 %

44,20

814

858

 

GBR

GHL/2A-C46

Groenlandse heilbot/Zwarte heilbot

EU-wateren van IIa en IV; EU-wateren en internationale wateren van Vb en VI

83

 

82,1

 

98,9 %

0,90

123

124

 

GBR

HAD/2AC4.

Schelvis

IV; EU-wateren van IIa

25 367

 

24 962,1

 

98,4 %

404,90

22 250

22 655

 

GBR

HAD/5BC6A.

Schelvis

EU-wateren van Vb en VIa

2 468

 

2 379,8

 

96,4 %

88,20

1 561

1 649

 

GBR

HAD/6B1214

Schelvis

EU-wateren en internationale wateren van de ICES-gebieden VIb, XII en XIV

4 761

 

2 854,3

 

60,0 %

476,10

3 022

3 498

 

GBR

HAD/7X7A34

Schelvis

VIIb-k, VIII, IX en X; EU-wateren van CECAF 34.1.1

944

 

817,8

 

86,6 %

94,40

1 332

1 426

 

GBR

HER/07A/MM.

Haring

VIIa

5 030

 

4 981,1

 

99,0 %

48,90

3 906

3 955

 

GBR

HER/5B6ANB

Haring

EU-wateren en internationale wateren van VIb en VIaN

12 165,7

 

12 068,3

 

99,2 %

97,40

13 145

13 242

 

GBR

HER/7G-K.

Haring

VIIg, VIIh, VIIj en VIIk

14

 

0,5

 

3,6 %

1,40

16

17

 

GBR

HKE/2AC4-C

Heek

EU-wateren van IIa en IV

1 989,4

 

1 896,6

 

95,3 %

92,80

348

441

 

GBR

HKE/571214

Heek

VI en VII; EU-wateren van Vb; internationale wateren van XII en XIV

4 046,6

 

3 604,2

116,1

91,9 %

326,30

5 553

5 879

 

GBR

JAX/2AX14-

Horsmakreel

EU-wateren van IIa, IVa, VI, VIIa-c, VIIe-k, VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe; EU-wateren en internationale wateren van Vb; internationale wateren van XII en XIV

15 652

 

14 078,1

 

89,9 %

1 565,20

14 643

16 208

JAX/2A-14

GBR

JAX/4BC7D.

Horsmakreel

EU-wateren van IVb, IVc and VIId

4 396,3

 

1 879,5

 

42,8 %

439,63

4 866

5 306

 

GBR

LIN/03.

Leng

IIIa; EU-wateren van IIIb, IIIc en IIId

8

 

0,0

 

0,0 %

0,80

7

8

LIN/3A/BCD

GBR

LIN/04.

Leng

EU-wateren van IV

2 080

 

1 939,5

 

93,2 %

140,50

1 869

2 010

LIN/04-C.

GBR

LIN/05.

Leng

EU-wateren en internationale wateren van V

7

 

0,3

 

4,3 %

0,70

6

7

LIN/05EI.

GBR

LIN/1/2.

Leng

EU-wateren en internationale wateren van I en II

9

 

1,0

 

11,1 %

0,90

8

9

 

GBR

LIN/6X14.

Leng

EU-wateren en internationale wateren van VI, VII, VIII, IX, X, XII en XIV

2 974

 

2 216,5

 

74,5 %

297,40

2 641

2 938

 

GBR

NEP/07.

Langoustine

VII

8 831

 

7 404,8

 

83,9 %

883,10

7 137

8 020

 

GBR

NEP/2AC4-C

Langoustine

EU-wateren van IIa en IV

22 835

 

18 607,9

 

81,5 %

2 283,50

20 315

22 599

 

GBR

NEP/5BC6.

Langoustine

VI; EU-wateren van Vb

17 907

 

12 045,4

 

67,3 %

1 790,70

13 357

15 148

 

GBR

PLE/07A.

Schol

VIIa

548

 

147,7

 

27,0 %

54,80

491

546

 

GBR

PLE/7DE.

Schol

VIId en VIIe

1 361

 

1 331,9

 

97,9 %

29,10

1 357

1 386

 

GBR

PLE/7FG.

Schol

VIIf en VIIg

60

 

52,2

 

87,0 %

6,00

53

59

 

GBR

PLE/7HJK.

Schol

VIIh, VIIj en VIIk

48

 

34,3

 

71,5 %

4,80

23

28

 

GBR

POK/561.214

Koolvis

VI; EU-wateren en internationale wateren van Vb; EU-wateren en internationale wateren van XII en XIV

3 718

 

3 129,1

 

84,2 %

371,80

3 317

3 689

POK/56-14

GBR

PRA/2AC4-C

Noordse garnaal

EU-wateren van IIa en IV

1 017

 

0,3

 

0,0 %

101,70

792

894

 

GBR

RNG/5B67-

Grenadiervis

EU-wateren en wateren die niet onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen vallen, van Vb, VI en VIII

181

 

23,3

 

12,9 %

18,10

141

159

 

GBR

RNG/8X14-

Grenadiervis

EU-wateren en wateren die niet onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen vallen, van VIII, IX, X, XII en XIV

17

 

0,0

 

0,0 %

1,70

13

15

 

GBR

SBR/10-

Zeebrasem

EU-wateren en wateren die niet onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen vallen, van X

11

 

0,0

 

0,0 %

1,10

10

11

 

GBR

SBR/678-

Zeebrasem

EU-wateren en wateren die niet onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen vallen, van VI, VII en VIII

15

 

0,0

 

0,0 %

1,50

22

24

 

GBR

SOL/07A.

Tong

VIIa

94

 

11,9

 

12,7 %

9,40

80

89

 

GBR

SOL/07D.

Tong

VIId

913

 

671,5

 

73,5 %

91,30

933

1 024

 

GBR

SOL/07E.

Tong

VIIe

365

 

360,5

 

98,8 %

4,50

418

423

 

GBR

SOL/24.

Tong

EU-wateren van II en IV

1 207

 

936,2

 

77,6 %

120,70

602

723

SOL/24-C.

GBR

SOL/7FG.

Tong

VIIf en VIIg

310

 

176,3

 

56,9 %

31,00

349

380

 

GBR

SRX/07D.

Roggen

EU-wateren van VIId

136

30,5

129,3

 

72,6 %

13,60

133

147

 

GBR

SRX/2AC4-C

Roggen

EU-wateren van IIa en IV

677

 

651,3

 

96,2 %

25,70

903

929

 

GBR

SRX/67AKXD

Roggen

EU-wateren van VIa, VIb, VIIa-c en VIIe-k

3 460

 

1 920,0

30,5

56,4 %

346,00

2 941

3 287

 

GBR

SRX/89-C.

Roggen

EU-wateren van VIII en IX

12

 

0,4

 

3,3 %

1,20

10

11

 

GBR

USK/04-C.

Torsk

EU-wateren van IV

95

 

82,4

 

86,7 %

9,50

80

90

 

GBR

USK/1214EI.

Torsk

EU-wateren en internationale wateren van I, II en XIV

7

 

0,5

 

7,1 %

0,70

6

7

 

GBR

USK/567EI.

Torsk

EU-wateren en internationale wateren van V, VI en VII

61

 

60,5

 

99,2 %

0,50

83

84

 

GBR

WHB/1X14

Blauwe wijting

EU-wateren en internationale wateren van I, II, III, IV, V, VI VII, VIIIa, VIIIb, VIIId, VIIIe, XII en XIV

7 622

 

7 009,2

 

92,0 %

612,80

1 990

2 603

 

GBR

WHG/07A.

Wijting

VIIa

60

 

16,7

 

27,8 %

6,00

46

52

 

GBR

WHG/561.214

Wijting

VI; EU-wateren van Vb; internationale wateren van XII en XIV

304

 

252,8

 

83,2 %

30,40

185

215

WHG/56-14

GBR

WHG/7X7A.

Wijting

VIIb, VIIc, VIId, VIIe, VIIf, VIIg, VIIh en VIIk

1 153

 

815,5

 

70,7 %

115,30

1 740

1 855

WHG/7X7A-C


21.7.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 190/26


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 701/2011 VAN DE COMMISSIE

van 20 juli 2011

tot rectificatie van Verordening (EU) nr. 1004/2010 tot verlaging van bepaalde vangstquota voor 2010 wegens overbevissing in het voorgaande jaar

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeen-schappelijk visserijbeleid moet garanderen, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 847/96, (EG) nr. 2371/2002, (EG) nr. 811/2004, (EG) nr. 768/2005, (EG) nr. 2115/2005, (EG) nr. 2166/2005, (EG) nr. 388/2006, (EG) nr. 509/2007, (EG) nr. 676/2007, (EG) nr. 1098/2007, (EG) nr. 1300/2008, (EG) nr. 1342/2008 en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1627/94 en (EG) nr. 1966/2006 (1), en met name artikel 105, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In de bijlage bij Verordening (EU) nr. 1004/2010 van de Commissie (2) moeten twee regels worden gecorrigeerd omdat aanlandingen van Estse schepen in Spanje en Denemarken onjuist zijn opgegeven.

(2)

Verordening (EU) nr. 1004/2010 dient derhalve dienovereenkomstig te worden gerectificeerd.

(3)

De correcties moeten ingaan op de datum van inwerkingtreding van Verordening (EU) nr. 1004/2010 voor zover deze voordelig zijn voor de betrokken individuen.

(4)

De correcties moeten ingaan op de datum van inwerkingtreding van de onderhavige verordening, voor zover deze de betrokken individuen nadeel berokkenen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De tabel in de bijlage bij Verordening (EU) nr. 1004/2010 wordt als volgt gewijzigd:

1)

De zevende regel wordt vervangen door:

„EST

RED

N3M

Roodbaars

NAFO 3M

j

1 540,00

0,0

1 540,00

0,0

1 642,76

1 642,76

106,7 %

– 102,7

1 571,00

 

1 468”.

 

2)

De achtste regel:

„EST

SPR

03A.

Sprot

IIIa

j

0,00

0,0

0,00

0,0

0,00

0,00

0,0 %

0,00

0,00

– 150,00

 

150”

wordt geschrapt.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 20 juli 2011.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.

(2)  PB L 291 van 9.11.2010, blz. 31.


21.7.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 190/28


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 702/2011 VAN DE COMMISSIE

van 20 juli 2011

tot goedkeuring van de werkzame stof prohexadion overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, en tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (1), en met name artikel 13, lid 2, en artikel 78, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 80, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1107/2009 is Richtlijn 91/414/EEG van de Raad (2) van toepassing op werkzame stoffen die zijn opgenomen in de lijst van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 737/2007 van de Commissie van 27 juni 2007 tot vaststelling van de procedure voor de verlenging van de opneming van een eerste groep werkzame stoffen in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG van de Raad en tot opstelling van de lijst van die stoffen (3), wat de procedure en de goedkeuringsvoorwaarden betreft. Prohexadion (voorheen prohexadion-calcium) is opgenomen in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 737/2007.

(2)

De goedkeuring van prohexadion, zoals aangegeven in deel A van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie van 25 mei 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad wat de lijst van goedgekeurde werkzame stoffen betreft (4), verstrijkt op 31 december 2011. Er is een kennisgeving overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 737/2007 binnen de in dat artikel vastgestelde termijn ingediend voor de verlenging van de opneming van prohexadion in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG.

(3)

Die kennisgeving is aanvaardbaar bevonden bij Beschikking 2008/656/EG van de Commissie van 28 juli 2008 inzake de aanvaardbaarheid van de kennisgevingen betreffende de verlenging van de opneming in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van de werkzame stoffen azimsulfuron, azoxystrobin, fluroxypyr, imazalil, kresoxim-methyl, prohexadion en spiroxamine en tot vaststelling van de lijst van betrokken kennisgevers (5).

(4)

De kennisgever heeft de vereiste gegevens overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EG) nr. 737/2007 tezamen met een toelichting wat betreft de relevantie van elke nieuwe ingediende studie binnen de in dat artikel vastgestelde termijn verstrekt.

(5)

De rapporteur-lidstaat heeft in overleg met de corapporteur-lidstaat een beoordelingsverslag opgesteld en op 5 juni 2009 ingediend bij de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) en de Commissie. Naast de beoordeling van de werkzame stof omvat dat verslag een lijst van de studies waarop de rapporteur-lidstaat zijn beoordeling heeft gebaseerd.

(6)

De EFSA heeft het beoordelingsverslag voor commentaar aan de kennisgever en de lidstaten toegezonden en de ontvangen opmerkingen naar de Commissie doorgestuurd. De EFSA heeft het beoordelingsverslag ook bekendgemaakt.

(7)

Op verzoek van de Commissie is het beoordelingsverslag door de lidstaten en de EFSA intercollegiaal getoetst. De EFSA heeft haar conclusie over de intercollegiale toetsing van de risicobeoordeling van prohexadion (6) op 12 maart 2010 aan de Commissie voorgelegd. Het evaluatieverslag en de conclusie van de EFSA zijn door de lidstaten en de Commissie in het kader van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid onderzocht en op 17 juni 2011 afgerond in de vorm van het evaluatieverslag van de Commissie voor prohexadion.

(8)

Uit de verschillende onderzoeken is gebleken dat mag worden verwacht dat gewasbeschermingsmiddelen die prohexadion bevatten, in het algemeen zullen voldoen aan de in artikel 5, lid 1, onder a) en b), van Richtlijn 91/414/EEG gestelde eisen, met name wat betreft de toepassingen die zijn onderzocht en die zijn opgenomen in het evaluatieverslag van de Commissie. Daarom moet prohexadion worden goedgekeurd.

(9)

Er moet worden voorzien in een redelijke termijn voordat de werkzame stof wordt goedgekeurd, zodat de lidstaten en de belanghebbende partijen zich kunnen voorbereiden op de inachtneming van de nieuwe eisen die uit de goedkeuring voortvloeien.

(10)

Onverminderd de verplichtingen uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1107/2009 als gevolg van de goedkeuring en rekening houdend met de specifieke situatie die is ontstaan door de overgang van Richtlijn 91/414/EEG naar Verordening (EG) nr. 1107/2009 is het volgende echter van toepassing. De lidstaten moet een periode van zes maanden na de goedkeuring worden toegestaan om de toelatingen van gewasbeschermingsmiddelen die prohexadion bevatten, opnieuw te onderzoeken. De lidstaten moeten naargelang het geval de toelatingen wijzigen, vervangen of intrekken. In afwijking van die termijn moet een langere termijn worden vastgesteld voor de indiening en evaluatie van de bijwerking van het volledige dossier conform bijlage III, als vastgesteld in Richtlijn 91/414/EEG, voor elk gewasbeschermingsmiddel en elke beoogde toepassing overeenkomstig de uniforme beginselen.

(11)

Uit de ervaring met opnemingen in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG van werkzame stoffen die in het kader van Verordening (EEG) nr. 3600/92 van de Commissie van 11 december 1992 houdende bepalingen voor de uitvoering van de eerste fase van het werkprogramma als bedoeld in artikel 8, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (7) zijn onderzocht, is gebleken dat de uitlegging van de verplichtingen van houders van bestaande toelatingen wat de toegang tot gegevens betreft, tot problemen kan leiden. Om nog meer problemen te voorkomen, moeten de verplichtingen van de lidstaten worden verduidelijkt, en met name de plicht om te verifiëren of de houder van een toelating toegang verschaft tot een dossier dat voldoet aan de voorschriften van bijlage II bij die richtlijn. Deze verduidelijking legt de lidstaten of de houders van toelatingen echter ten opzichte van de tot nu toe goedgekeurde richtlijnen tot wijziging van bijlage I bij die richtlijn of de verordeningen tot goedkeuring van werkzame stoffen geen nieuwe verplichtingen op.

(12)

Overeenkomstig artikel 13, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 moet de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(13)

Voor de duidelijkheid moet Richtlijn 2010/56/EU van de Commissie van 20 augustus 2010 tot wijziging van bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG met het oog op de verlenging van de opneming van prohexadion als werkzame stof (8) worden ingetrokken.

(14)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Goedkeuring van de werkzame stof

De werkzame stof prohexadion, als gespecificeerd in bijlage I, wordt goedgekeurd onder de in die bijlage vastgestelde voorwaarden.

Artikel 2

Herbeoordeling van gewasbeschermingsmiddelen

1.   De lidstaten moeten overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009, zo nodig, bestaande toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die prohexadion als werkzame stof bevatten, uiterlijk op 30 juni 2012 wijzigen of intrekken.

Vóór die datum gaan zij met name na of is voldaan aan de voorwaarden in bijlage I bij deze verordening, met uitzondering van die in deel B van de kolom over de specifieke bepalingen van die bijlage, en of de houder van de toelating in het bezit is van of toegang heeft tot een dossier dat voldoet aan de voorschriften van artikel 13, leden 1 tot en met 4, van Richtlijn 91/414/EEG en artikel 62 van Verordening (EG) nr. 1107/2009.

2.   In afwijking van lid 1 voeren de lidstaten op basis van een dossier conform bijlage III bij Richtlijn 91/414/EEG en rekening houdend met deel B van de kolom over de specifieke bepalingen van bijlage I bij deze verordening, overeenkomstig de in artikel 29, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 bedoelde uniforme beginselen een nieuwe beoordeling uit voor elk toegelaten gewasbeschermingsmiddel dat prohexadion bevat als enige werkzame stof of als een van een aantal werkzame stoffen die alle uiterlijk op 31 december 2011 in de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 zijn opgenomen. Aan de hand van die beoordeling bepalen zij of het gewasbeschermingsmiddel nog steeds voldoet aan de voorwaarden van artikel 29, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1107/2009.

Daarna zorgen de lidstaten ervoor dat:

a)

als prohexadion de enige werkzame stof in het gewasbeschermingsmiddel is, de toelating indien nodig uiterlijk op 31 december 2015 wordt gewijzigd of ingetrokken, of

b)

als het gewasbeschermingsmiddel naast prohexadion nog een of meer andere werkzame stoffen bevat, de toelating indien nodig uiterlijk op 31 december 2015 of, als dat later is, op de datum die voor een dergelijke wijziging of intrekking is vastgesteld in de rechtshandelingen waarbij die stoffen aan bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG zijn toegevoegd of zijn goedgekeurd, wordt gewijzigd of ingetrokken.

Artikel 3

Wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011

De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij deze verordening.

Artikel 4

Intrekking

Richtlijn 2010/56/EU wordt ingetrokken.

Artikel 5

Inwerkingtreding en toepassingsdatum

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2012.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 20 juli 2011.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1.

(2)  PB L 230 van 19.8.1991, blz. 1.

(3)  PB L 169 van 29.6.2007, blz. 10.

(4)  PB L 153 van 11.6.2011, blz. 1.

(5)  PB L 214 van 9.8.2008, blz. 70.

(6)  Europese Autoriteit voor voedselveiligheid; Conclusion on the peer review of the pesticide risk assessment of the active substance prohexadione on request from the European Commission EFSA Journal 2010; 8(3):1555.

(7)  PB L 366 van 15.12.1992, blz. 10.

(8)  PB L 220 van 21.8.2010, blz. 71.


BIJLAGE I

Benaming, identificatienummers

IUPAC-naam

Zuiverheid (1)

Datum van goedkeuring

Geldigheidsduur

Specifieke bepalingen

Prohexadion

CAS-nr. 127277-53-6 (prohexadion-calcium)

CIPAC-nr. 567 (prohexadion)

Nr. 567 020 (prohexadion-calcium)

3,5-dioxo-4-propionylcyclo-hexaancarbonzuur

≥ 890 g/kg

(uitgedrukt als prohexadion-calcium)

1 januari 2012

31 december 2021

DEEL A

De stof mag alleen worden toegelaten voor gebruik als plantengroeiregulator.

DEEL B

Voor de toepassing van de in artikel 29, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 bedoelde uniforme beginselen moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over prohexadion (met name de aanhangsels I en II), dat op 17 juni 2011 door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is afgerond.


(1)  Het evaluatieverslag bevat nadere gegevens over de identiteit en de specificatie van de werkzame stof.


BIJLAGE II

De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In deel A wordt de vermelding betreffende prohexadion geschrapt.

2)

In deel B wordt de volgende vermelding toegevoegd:

 

Benaming, identificatienummers

IUPAC-naam

Zuiverheid (1)

Datum van goedkeuring

Geldigheidsduur

Specifieke bepalingen

„6

Prohexadion

CAS-nr. 127277-53-6 (prohexadion-calcium)

CIPAC-nr. 567 (prohexadion)

Nr. 567 020 (prohexadion-calcium)

3,5-dioxo-4-propionylcyclo-hexaancarbonzuur

≥ 890 g/kg

(uitgedrukt als prohexadion-calcium)

1 januari 2012

31 december 2021

DEEL A

De stof mag alleen worden toegelaten voor gebruik als plantengroeiregulator.

DEEL B

Voor de toepassing van de in artikel 29, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 bedoelde uniforme beginselen moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over prohexadion (met name de aanhangsels I en II), dat op 17 juni 2011 door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is afgerond.”.


(1)  Het evaluatieverslag bevat nadere gegevens over de identiteit en de specificatie van de werkzame stof.


21.7.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 190/33


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 703/2011 VAN DE COMMISSIE

van 20 juli 2011

tot goedkeuring van de werkzame stof azoxystrobin overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, en tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (1), en met name artikel 13, lid 2, en artikel 78, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 80, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1107/2009 is Richtlijn 91/414/EEG van de Raad (2), wat de procedure en de goedkeuringsvoorwaarden betreft, van toepassing op werkzame stoffen die zijn opgenomen in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 737/2007 van de Commissie van 27 juni 2007 tot vaststelling van de procedure voor de verlenging van de opneming van een eerste groep werkzame stoffen in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG van de Raad en tot opstelling van de lijst van die stoffen (3). Azoxystrobin is opgenomen in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 737/2007.

(2)

De goedkeuring van azoxystrobin, zoals aangegeven in deel A van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie van 25 mei 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad wat de lijst van goedgekeurde werkzame stoffen betreft (4), verstrijkt op 31 december 2011. Er is een kennisgeving overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 737/2007 binnen de in dat artikel vastgestelde termijn ingediend voor de verlenging van de opneming van azoxystrobin in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG.

(3)

Die kennisgeving is aanvaardbaar bevonden bij Beschikking 2008/656/EG van de Commissie van 28 juli 2008 inzake de aanvaardbaarheid van de kennisgevingen betreffende de verlenging van de opneming in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van de werkzame stoffen azimsulfuron, azoxystrobin, fluroxypyr, imazalil, kresoxim-methyl, prohexadion-calcium en spiroxamine en tot vaststelling van de lijst van betrokken kennisgevers (5).

(4)

De kennisgever heeft de vereiste gegevens overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EG) nr. 737/2007 tezamen met een toelichting wat betreft de relevantie van elke nieuwe ingediende studie binnen de in dat artikel vastgestelde termijn verstrekt.

(5)

De rapporteur-lidstaat heeft in overleg met de corapporteur-lidstaat een beoordelingsverslag opgesteld en dat op 10 juni 2009 ingediend bij de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) en de Commissie. Naast de beoordeling van de werkzame stof omvat dat verslag een lijst van de studies waarop de als rapporteur optredende lidstaat zijn evaluatie heeft gebaseerd.

(6)

De EFSA heeft het beoordelingsverslag voor commentaar aan de kennisgever en de lidstaten toegezonden en de ontvangen opmerkingen naar de Commissie doorgestuurd. De EFSA heeft het beoordelingsverslag ook bekendgemaakt.

(7)

Op verzoek van de Commissie is het beoordelingsverslag door de lidstaten en de EFSA intercollegiaal getoetst. De EFSA heeft haar conclusie over de intercollegiale toetsing van de risicobeoordeling van azoxystrobin (6) op 12 maart 2010 aan de Commissie voorgelegd. Het beoordelingsverslag en de conclusie van de EFSA zijn door de lidstaten en de Commissie in het kader van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid onderzocht en op 17 juni 2011 afgerond in de vorm van het evaluatieverslag van de Commissie voor azoxystrobin.

(8)

Uit de verschillende onderzoeken is gebleken dat mag worden verwacht dat gewasbeschermingsmiddelen die azoxystrobin bevatten, in het algemeen zullen blijven voldoen aan de in artikel 5, lid 1, onder a) en b), van Richtlijn 91/414/EEG vastgestelde voorschriften, met name wat betreft de toepassingen die zijn onderzocht en die zijn opgenomen in het evaluatieverslag van de Commissie. Daarom moet azoxystrobin worden goedgekeurd.

(9)

Overeenkomstig artikel 13, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 in samenhang met artikel 6 daarvan en in het licht van de huidige wetenschappelijke en technische kennis is het echter nodig dat bepaalde voorwaarden en beperkingen worden opgenomen, waarin bij de eerste opneming in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG niet was voorzien.

(10)

Op grond van het evaluatieverslag, waarin wordt aangegeven dat voor de werkzame stof azoxystrobin waarvan kennis is gegeven door de belangrijkste indiener van gegevens de productiegerelateerde onzuiverheid tolueen van toxicologisch belang is, moet echter een maximumgehalte van 2 g/kg voor die onzuiverheid in het technische materiaal worden vastgesteld.

(11)

Uit de ingediende nieuwe gegevens blijkt dat azoxystrobin risico's voor in het water levende organismen kan veroorzaken. Onverminderd de conclusie dat azoxystrobin moet worden goedgekeurd, is het met name nodig dat verdere bevestigende informatie wordt verlangd.

(12)

Er moet worden voorzien in een redelijke termijn voordat de werkzame stof wordt goedgekeurd, zodat de lidstaten en de belanghebbende partijen zich kunnen voorbereiden op de inachtneming van de nieuwe eisen die uit de goedkeuring voortvloeien.

(13)

Onverminderd de verplichtingen uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1107/2009 als gevolg van de goedkeuring en rekening houdend met de specifieke situatie die is ontstaan door de overgang van Richtlijn 91/414/EEG naar Verordening (EG) nr. 1107/2009 is het volgende echter van toepassing. De lidstaten moet een periode van zes maanden na de goedkeuring worden toegestaan om de toelatingen van gewasbeschermingsmiddelen die azoxystrobin bevatten, opnieuw te onderzoeken. De lidstaten moeten naargelang het geval de toelatingen wijzigen, vervangen of intrekken. In afwijking van die termijn moet een langere termijn worden vastgesteld voor de indiening en evaluatie van de bijwerking van het volledige dossier conform bijlage III, als vastgesteld in Richtlijn 91/414/EEG, voor elk gewasbeschermingsmiddel en elke beoogde toepassing overeenkomstig de uniforme beginselen.

(14)

Uit de ervaring met opnemingen in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG van werkzame stoffen die in het kader van Verordening (EEG) nr. 3600/92 van de Commissie van 11 december 1992 houdende bepalingen voor de uitvoering van de eerste fase van het werkprogramma als bedoeld in artikel 8, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (7) zijn onderzocht, is gebleken dat de uitlegging van de verplichtingen van houders van bestaande toelatingen wat de toegang tot gegevens betreft, tot problemen kan leiden. Om nog meer problemen te voorkomen, moeten de verplichtingen van de lidstaten worden verduidelijkt, en met name de plicht om te verifiëren of de houder van een toelating toegang verschaft tot een dossier dat voldoet aan de voorschriften van bijlage II bij die richtlijn. Deze verduidelijking legt de lidstaten of de houders van toelatingen echter ten opzichte van de tot nu toe goedgekeurde richtlijnen tot wijziging van bijlage I bij die richtlijn of de verordeningen tot goedkeuring van werkzame stoffen geen nieuwe verplichtingen op.

(15)

Overeenkomstig artikel 13, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 moet de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(16)

Voor de duidelijkheid moet Richtlijn 2010/55/EU van de Commissie van 20 augustus 2010 tot wijziging van bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG met het oog op de verlenging van de opneming van azoxystrobin als werkzame stof (8) worden ingetrokken.

(17)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Goedkeuring van de werkzame stof

De werkzame stof azoxystrobin, als gespecificeerd in bijlage I, wordt goedgekeurd onder de in die bijlage vastgestelde voorwaarden.

Artikel 2

Herbeoordeling van gewasbeschermingsmiddelen

1.   De lidstaten moeten overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009, zo nodig, bestaande toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die azoxystrobin als werkzame stof bevatten, uiterlijk op 30 juni 2012 wijzigen of intrekken.

Vóór die datum gaan zij met name na of is voldaan aan de voorwaarden in bijlage I bij deze verordening, met uitzondering van die in deel B van de kolom over de specifieke bepalingen van die bijlage, en of de houder van de toelating in het bezit is van of toegang heeft tot een dossier dat voldoet aan de voorschriften van artikel 13, leden 1 tot en met 4, van Richtlijn 91/414/EEG en artikel 62 van Verordening (EG) nr. 1107/2009.

2.   In afwijking van lid 1 voeren de lidstaten op basis van een dossier conform bijlage III bij Richtlijn 91/414/EEG en rekening houdend met deel B van de kolom over de specifieke bepalingen van bijlage I bij deze verordening, overeenkomstig de in artikel 29, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 bedoelde uniforme beginselen een nieuwe beoordeling uit voor elk toegelaten gewasbeschermingsmiddel dat azoxystrobin bevat als enige werkzame stof of als een van een aantal werkzame stoffen die alle uiterlijk op 31 december 2011 in de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 zijn opgenomen. Aan de hand van die beoordeling bepalen zij of het gewasbeschermingsmiddel nog steeds voldoet aan de voorwaarden van artikel 29, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1107/2009.

Daarna zorgen de lidstaten ervoor dat:

a)

als azoxystrobin de enige werkzame stof in het gewasbeschermingsmiddel is, de toelating indien nodig uiterlijk op 31 december 2015 wordt gewijzigd of ingetrokken, of

b)

als het gewasbeschermingsmiddel naast azoxystrobin nog één of meer andere werkzame stoffen bevat, de toelating indien nodig uiterlijk op 31 december 2015 of, als dat later is, op de datum die voor een dergelijke wijziging of intrekking is vastgesteld in de rechtshandelingen waarbij die stoffen aan bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG zijn toegevoegd of zijn goedgekeurd, wordt gewijzigd of ingetrokken.

Artikel 3

Wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011

De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij deze verordening.

Artikel 4

Intrekking

Richtlijn 2010/55/EU wordt ingetrokken.

Artikel 5

Inwerkingtreding en toepassingsdatum

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2012.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 20 juli 2011.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1.

(2)  PB L 230 van 19.8.1991, blz. 1.

(3)  PB L 169 van 29.6.2007, blz. 10.

(4)  PB L 153 van 11.6.2011, blz. 1.

(5)  PB L 214 van 9.8.2008, blz. 70.

(6)  Europese Autoriteit voor voedselveiligheid; Conclusion on the peer review of the pesticide risk assessment of the active substance azoxystrobin. EFSA Journal 2010; 8(4):15421542. [110 blz.]. doi:10.2903/j.efsa.2010.1542. Online te vinden op: www.efsa.europa.eu

(7)  PB L 366 van 15.12.1992, blz. 10.

(8)  PB L 220 van 21.8.2010, blz. 67.


BIJLAGE I

Benaming, identificatienummers

IUPAC-naam

Zuiverheid (1)

Datum van goedkeuring

Geldigheidsduur

Specifieke bepalingen

Azoxystrobin

CAS-nr. 131860-33-8

CIPAC-nr. 571

methyl-(E)-2-{2-[6-(2-cyaanfenoxy)pyrimidine-4-yloxy]fenyl}-3-methoxyacrylaat

≥ 930 g/kg

Maximumgehalte tolueen 2 g/kg

Maximumgehalte Z-isomeer 25 g/kg

1 januari 2012

31 december 2021

DEEL A

De stof mag alleen worden toegelaten voor gebruik als fungicide.

DEEL B

Voor de toepassing van de in artikel 29, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 bedoelde uniforme beginselen moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over azoxystrobin (met name de aanhangsels I en II), dat op 17 juni 2011 door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is afgerond.

Bij deze algemene beoordeling moeten de lidstaten bijzondere aandacht besteden aan:

1.

het feit dat de specificatie van het technische materiaal, zoals commercieel vervaardigd, bevestigd en met passende analytische gegevens onderbouwd moet worden. Het in de toxiciteitsdossiers gebruikte testmateriaal moet worden vergeleken met deze specificatie van het technische materiaal en aan de hand daarvan worden gecontroleerd;

2.

de mogelijkheid van de verontreiniging van het grondwater, wanneer de werkzame stof wordt toegepast in regio's met kwetsbare bodem- en of klimaatomstandigheden;

3.

de bescherming van in het water levende organismen.

De lidstaten moeten ervoor zorgen dat de toelatingsvoorwaarden zo nodig risicobeperkende maatregelen omvatten.

De betrokken lidstaten verzoeken om indiening van bevestigende informatie wat betreft de risicobeoordeling voor het grondwater en in het water levende organismen.

De kennisgever moet deze informatie uiterlijk op 31 december 2013 bij de lidstaten, de Commissie en de EFSA indienen.


(1)  Het evaluatieverslag bevat nadere gegevens over de identiteit en de specificatie van de werkzame stof.


BIJLAGE II

De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In deel A wordt de vermelding betreffende azoxystrobin geschrapt.

2)

In deel B wordt de volgende vermelding toegevoegd:

 

Benaming, Identificatienummers

IUPAC-naam

Zuiverheid (1)

Datum van goedkeuring

Geldigheidsduur

Specifieke bepalingen

„4

Azoxystrobin

CAS-nr. 131860-33-8

CIPAC-nr. 571

methyl-(E)-2-{2-[6-(2-cyaanfenoxy)pyrimidine-4-yloxy]fenyl}-3-methoxyacrylaat

≥ 930 g/kg

Maximumgehalte tolueen 2 g/kg

Maximumgehalte Z-isomeer 25 g/kg

1 januari 2012

31 december 2021

DEEL A

De stof mag alleen worden toegelaten voor gebruik als fungicide.

DEEL B

Voor de toepassing van de in artikel 29, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 bedoelde uniforme beginselen moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over azoxystrobin (met name de aanhangsels I en II), dat op 17 juni 2011 door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is afgerond.

Bij deze algemene beoordeling moeten de lidstaten bijzondere aandacht besteden aan:

1.

het feit dat de specificatie van het technische materiaal, zoals commercieel vervaardigd, bevestigd en met passende analytische gegevens onderbouwd moet worden. Het in de toxiciteitsdossiers gebruikte testmateriaal moet worden vergeleken met deze specificatie van het technische materiaal en aan de hand daarvan worden gecontroleerd;

2.

de mogelijkheid van de verontreiniging van het grondwater, wanneer de werkzame stof wordt toegepast in regio's met kwetsbare bodem- en of klimaatomstandigheden;

3.

de bescherming van in het water levende organismen.

De lidstaten moeten ervoor zorgen dat de toelatingsvoorwaarden zo nodig risicobeperkende maatregelen omvatten.

De betrokken lidstaten verzoeken om indiening van bevestigende informatie wat betreft de risicobeoordeling voor het grondwater en in het water levende organismen.

De kennisgever moet deze informatie uiterlijk op 31 december 2013 bij de lidstaten, de Commissie en de EFSA indienen.”.


(1)  Het evaluatieverslag bevat nadere gegevens over de identiteit en de specificatie van de werkzame stof.


21.7.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 190/38


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 704/2011 VAN DE COMMISSIE

van 20 juli 2011

tot goedkeuring van de werkzame stof azimsulfuron overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, en tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (1), en met name artikel 13, lid 2, en artikel 78, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 80, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1107/2009 is Richtlijn 91/414/EEG van de Raad (2), wat de procedure en de goedkeuringsvoorwaarden betreft, van toepassing op werkzame stoffen die zijn opgenomen in de lijst van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 737/2007 van de Commissie van 27 juni 2007 tot vaststelling van de procedure voor de verlenging van de opneming van een eerste groep werkzame stoffen in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG van de Raad en tot opstelling van de lijst van die stoffen (3). Azimsulfuron is opgenomen in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 737/2007.

(2)

De goedkeuring van azimsulfuron, zoals aangegeven in deel A van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie van 25 mei 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad wat de lijst van goedgekeurde werkzame stoffen betreft (4), verstrijkt op 31 december 2011. Er is een kennisgeving overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 737/2007 binnen de in dat artikel vastgestelde termijn ingediend voor de verlenging van de opneming van azimsulfuron in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG.

(3)

Die kennisgeving is aanvaardbaar bevonden bij Beschikking 2008/656/EG van de Commissie van 28 juli 2008 inzake de aanvaardbaarheid van de kennisgevingen betreffende de verlenging van de opneming in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van de werkzame stoffen azimsulfuron, azoxystrobin, fluroxypyr, imazalil, kresoxim-methyl, prohexadion-calcium en spiroxamine en tot vaststelling van de lijst van betrokken kennisgevers (5).

(4)

De kennisgever heeft de vereiste gegevens overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EG) nr. 737/2007 tezamen met een toelichting wat betreft de relevantie van elke nieuwe ingediende studie binnen de in dat artikel vastgestelde termijn verstrekt.

(5)

De rapporteur-lidstaat heeft in overleg met de corapporteur-lidstaat een beoordelingsverslag opgesteld en op 1 juni 2009 ingediend bij de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) en de Commissie. Naast de beoordeling van de werkzame stof omvat dat verslag een lijst van de studies waarop de rapporteur-lidstaat zijn beoordeling heeft gebaseerd.

(6)

De EFSA heeft het beoordelingsverslag voor commentaar aan de kennisgever en de lidstaten toegezonden en de ontvangen opmerkingen naar de Commissie doorgestuurd. De EFSA heeft het beoordelingsverslag ook bekendgemaakt.

(7)

Op verzoek van de Commissie is het beoordelingsverslag door de lidstaten en de EFSA intercollegiaal getoetst. De EFSA heeft haar conclusie over de intercollegiale toetsing van de risicobeoordeling van azimsulfuron (6) op 12 maart 2010 aan de Commissie voorgelegd. Het beoordelingsverslag en de conclusie van de EFSA zijn door de lidstaten en de Commissie in het kader van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid onderzocht en op 17 juni 2011 afgerond in de vorm van het evaluatieverslag van de Commissie voor azimsulfuron.

(8)

Uit de verschillende onderzoeken is gebleken dat mag worden verwacht dat gewasbeschermingsmiddelen die azimsulfuron bevatten, in het algemeen zullen voldoen aan de in artikel 5, lid 1, onder a) en b), van Richtlijn 91/414/EEG vastgestelde voorschriften, met name wat betreft de toepassingen die zijn onderzocht en die zijn opgenomen in het evaluatieverslag van de Commissie. Daarom moet azimsulfuron worden goedgekeurd.

(9)

Overeenkomstig artikel 13, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 in samenhang met artikel 6 en in het licht van de huidige wetenschappelijke en technische kennis is het echter nodig dat bepaalde voorwaarden en beperkingen worden opgenomen, waarin bij de eerste opneming in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG niet was voorzien.

(10)

Op grond van het evaluatieverslag waarin wordt aangegeven dat de productiegerelateerde onzuiverheid fenol van toxicologisch belang is, moet echter een maximumgehalte van 2 g/kg voor die onzuiverheid in het technische materiaal worden vastgesteld.

(11)

Uit de ingediende nieuwe gegevens blijkt dat azimsulfuron en de afbraakproducten daarvan door fotolyse in water risico’s voor in het water levende organismen kunnen veroorzaken. Onverminderd de conclusie dat azimsulfuron moet worden goedgekeurd, is het met name nodig dat verdere bevestigende informatie wordt verlangd.

(12)

Er moet worden voorzien in een redelijke termijn voordat de werkzame stof wordt goedgekeurd, zodat de lidstaten en de belanghebbende partijen zich kunnen voorbereiden op de inachtneming van de nieuwe eisen die uit de goedkeuring voortvloeien.

(13)

Onverminderd de verplichtingen uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1107/2009 als gevolg van de goedkeuring en rekening houdend met de specifieke situatie die is ontstaan door de overgang van Richtlijn 91/414/EEG naar Verordening (EG) nr. 1107/2009 is het volgende echter van toepassing. De lidstaten moet een periode van zes maanden na de goedkeuring worden toegestaan om de toelatingen van gewasbeschermingsmiddelen die azimsulfuron bevatten, opnieuw te onderzoeken. De lidstaten moeten naargelang het geval de toelatingen wijzigen, vervangen of intrekken. In afwijking van die termijn moet een langere termijn worden vastgesteld voor de indiening en evaluatie van de bijwerking van het volledige dossier conform bijlage III, als vastgesteld in Richtlijn 91/414/EEG, voor elk gewasbeschermingsmiddel en elke beoogde toepassing overeenkomstig de uniforme beginselen.

(14)

Uit de ervaring met opnemingen in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG van werkzame stoffen die in het kader van Verordening (EEG) nr. 3600/92 van de Commissie van 11 december 1992 houdende bepalingen voor de uitvoering van de eerste fase van het werkprogramma als bedoeld in artikel 8, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (7) zijn onderzocht, is gebleken dat de uitlegging van de verplichtingen van houders van bestaande toelatingen wat de toegang tot gegevens betreft, tot problemen kan leiden. Om nog meer problemen te voorkomen, moeten de verplichtingen van de lidstaten worden verduidelijkt, en met name de plicht om te verifiëren of de houder van een toelating toegang verschaft tot een dossier dat voldoet aan de voorschriften van bijlage II bij die richtlijn. Deze verduidelijking legt de lidstaten of de houders van toelatingen echter ten opzichte van de tot nu toe goedgekeurde richtlijnen tot wijziging van bijlage I bij die richtlijn of de verordeningen tot goedkeuring van werkzame stoffen geen nieuwe verplichtingen op.

(15)

Overeenkomstig artikel 13, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 moet de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(16)

Voor de duidelijkheid moet Richtlijn 2010/54/EU van de Commissie van 20 augustus 2010 tot wijziging van bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG met het oog op de verlenging van de opneming van azimsulfuron als werkzame stof (8) worden ingetrokken.

(17)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Goedkeuring van de werkzame stof

De werkzame stof azimsulfuron, als gespecificeerd in bijlage I, wordt goedgekeurd onder de in die bijlage vastgestelde voorwaarden.

Artikel 2

Herbeoordeling van gewasbeschermingsmiddelen

1.   De lidstaten moeten overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009, zo nodig, bestaande toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die azimsulfuron als werkzame stof bevatten, uiterlijk op 30 juni 2012 wijzigen of intrekken.

Vóór die datum gaan zij met name na of is voldaan aan de voorwaarden in bijlage I bij deze verordening, met uitzondering van die in deel B van de kolom over de specifieke bepalingen van die bijlage, en of de houder van de toelating in het bezit is van of toegang heeft tot een dossier dat voldoet aan de voorschriften van artikel 13, leden 1 tot en met 4, van Richtlijn 91/414/EEG en artikel 62 van Verordening (EG) nr. 1107/2009.

2.   In afwijking van lid 1 voeren de lidstaten op basis van een dossier conform bijlage III bij Richtlijn 91/414/EEG en rekening houdend met deel B van de kolom over de specifieke bepalingen van bijlage I bij deze verordening, overeenkomstig de in artikel 29, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 bedoelde uniforme beginselen een nieuwe beoordeling uit voor elk toegelaten gewasbeschermingsmiddel dat azimsulfuron bevat als enige werkzame stof of als een van een aantal werkzame stoffen die alle uiterlijk op 31 december 2011 in de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 zijn opgenomen. Aan de hand van die beoordeling bepalen zij of het gewasbeschermingsmiddel nog steeds voldoet aan de voorwaarden van artikel 29, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1107/2009.

Daarna zorgen de lidstaten ervoor dat:

a)

als azimsulfuron de enige werkzame stof in het gewasbeschermingsmiddel is, de toelating indien nodig uiterlijk op 31 december 2015 wordt gewijzigd of ingetrokken, of

b)

als het gewasbeschermingsmiddel naast azimsulfuron nog één of meer andere werkzame stoffen bevat, de toelating indien nodig uiterlijk op 31 december 2015 of, als dat later is, op de datum die voor een dergelijke wijziging of intrekking is vastgesteld in de rechtshandelingen waarbij die stoffen aan bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG zijn toegevoegd of zijn goedgekeurd, wordt gewijzigd of ingetrokken.

Artikel 3

Wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011

De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij deze verordening.

Artikel 4

Intrekking

Richtlijn 2010/54/EU wordt ingetrokken.

Artikel 5

Inwerkingtreding en toepassingsdatum

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2012.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 20 juli 2011.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1.

(2)  PB L 230 van 19.8.1991, blz. 1.

(3)  PB L 169 van 29.6.2007, blz. 10.

(4)  PB L 153 van 11.6.2011, blz. 1.

(5)  PB L 214 van 9.8.2008, blz. 70.

(6)  Europese Autoriteit voor voedselveiligheid; Conclusion on the peer review of the pesticide risk assessment of the active substance azimsulfuron. EFSA Journal 2010; 8(3):1554. [61 blz.]. doi:10.2903/j.efsa.2010.1554. Online te vinden op: www.efsa.europa.eu

(7)  PB L 366 van 15.12.1992, blz. 10.

(8)  PB L 220 van 21.8.2010, blz. 63.


BIJLAGE I

Benaming, identificatienummers

IUPAC-naam

Zuiverheid (1)

Datum van goedkeuring

Geldigheidsduur

Specifieke bepalingen

Azimsulfuron

CAS-nr. 120162-55-2

CIPAC-nr. 584

1-(4,6-dimethoxypyrimidine-2-yl)-3-[1-methyl-4-(2-methyl-2H-tetrazool-5-yl)-pyrazool-5-ylsulfonyl]ureum

≥ 980 g/kg

Maximumgehalte van de onzuiverheid fenol 2 g/kg

1 januari 2012

31 december 2021

DEEL A

De stof mag alleen worden toegelaten voor gebruik als herbicide.

Toepassingen vanuit de lucht kunnen niet worden toegestaan.

DEEL B

Voor de toepassing van de in artikel 29, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 bedoelde uniforme beginselen moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over azimsulfuron (met name de aanhangsels I en II), dat op 17 juni 2011 door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is afgerond.

Bij deze algemene beoordeling moeten de lidstaten bijzondere aandacht besteden aan:

1.

de bescherming van niet tot de doelsoorten behorende planten;

2.

de mogelijkheid van de verontreiniging van het grondwater, wanneer de werkzame stof wordt toegepast in kwetsbare scenario’s en/of klimaatomstandigheden;

3.

de bescherming van in het water levende organismen.

De lidstaten moeten ervoor zorgen dat de toelatingsvoorwaarden zo nodig risicobeperkende maatregelen omvatten (bv. bufferzones, in de rijstteelt minimale wachttijden voor het lozen van het water).

De kennisgever moet bevestigende informatie verstrekken over:

a)

de risicobeoordeling voor in het water levende organismen;

b)

de identificatie van de afbraakproducten bij fotolyse van de stof in water.

De kennisgever moet deze informatie uiterlijk op 31 december 2013 bij de lidstaten, de Commissie en de EFSA indienen.


(1)  Het evaluatieverslag bevat nadere gegevens over de identiteit en de specificatie van de werkzame stof.


BIJLAGE II

De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In deel A wordt de vermelding betreffende azimsulfuron geschrapt.

2)

In deel B wordt de volgende vermelding toegevoegd:

 

Benaming, identificatienummers

IUPAC-naam

Zuiverheid (1)

Datum van goedkeuring

Geldigheidsduur

Specifieke bepalingen

„3

Azimsulfuron

CAS-nr. 120162-55-2

CIPAC-nr. 584

1-(4,6-dimethoxypyrimidine-2-yl)-3-[1-methyl-4-(2-methyl-2H-tetrazool-5-yl)-pyrazool-5-ylsulfonyl]ureum

≥ 980 g/kg

Maximumgehalte van de onzuiverheid fenol 2 g/kg

1 januari 2012

31 december 2021

DEEL A

De stof mag alleen worden toegelaten voor gebruik als herbicide.

Toepassingen vanuit de lucht kunnen niet worden toegestaan.

DEEL B

Voor de toepassing van de in artikel 29, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 bedoelde uniforme beginselen moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over azimsulfuron (met name de aanhangsels I en II), dat op 17 juni 2011 door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is afgerond.

Bij deze algemene beoordeling moeten de lidstaten bijzondere aandacht besteden aan:

1.

de bescherming van niet tot de doelsoorten behorende planten;

2.

de mogelijkheid van de verontreiniging van het grondwater, wanneer de werkzame stof wordt toegepast in kwetsbare scenario's en/of klimaatomstandigheden;

3.

de bescherming van in het water levende organismen.

De lidstaten moeten ervoor zorgen dat de toelatingsvoorwaarden zo nodig risicobeperkingsmaatregelen omvatten (bv. bufferzones, in de rijstteelt minimale wachttijden voor het lozen van het water).

De kennisgever moet bevestigende informatie verstrekken over:

a)

de risicobeoordeling voor in het water levende organismen;

b)

de identificatie van de afbraakproducten bij fotolyse van de stof in water.

De kennisgever moet deze informatie uiterlijk op 31 december 2013 bij de lidstaten, de Commissie en de EFSA indienen.”


(1)  Het evaluatieverslag bevat nadere gegevens over de identiteit en de specificatie van de werkzame stof.


21.7.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 190/43


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 705/2011 VAN DE COMMISSIE

van 20 juli 2011

tot goedkeuring van de werkzame stof imazalil overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, en tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (1), en met name artikel 13, lid 2, en artikel 78, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 80, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1107/2009 is Richtlijn 91/414/EEG van de Raad (2) wat de procedure en de goedkeuringsvoorwaarden betreft van toepassing op werkzame stoffen die zijn opgenomen in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 737/2007 van de Commissie van 27 juni 2007 tot vaststelling van de procedure voor de verlenging van de opneming van een eerste groep werkzame stoffen in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG van de Raad en tot opstelling van de lijst van die stoffen (3). Imazalil is opgenomen in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 737/2007.

(2)

De goedkeuring van imazalil zoals aangegeven in deel A van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie van 25 mei 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad wat de lijst van goedgekeurde werkzame stoffen betreft (4) verstrijkt op 31 december 2011. Binnen de in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 737/2007 vastgestelde termijn is een kennisgeving overeenkomstig dat artikel ingediend met het oog op de verlenging van de opneming van imazalil in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG.

(3)

Die kennisgeving is aanvaardbaar bevonden bij Beschikking 2008/656/EG van de Commissie van 28 juli 2008 inzake de aanvaardbaarheid van de kennisgevingen betreffende de verlenging van de opneming in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van de werkzame stoffen azimsulfuron, azoxystrobin, fluroxypyr, imazalil, kresoxim-methyl, prohexadion-calcium en spiroxamine en tot vaststelling van de lijst van betrokken kennisgevers (5).

(4)

De kennisgever heeft de vereiste gegevens overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EG) nr. 737/2007 tezamen met een toelichting wat betreft de relevantie van elke nieuwe ingediende studie binnen de in dat artikel vastgestelde termijn verstrekt.

(5)

De rapporteur-lidstaat heeft in overleg met de corapporteur-lidstaat een beoordelingsverslag opgesteld en dat op 9 juni 2009 ingediend bij de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) en de Commissie. Naast de beoordeling van de werkzame stof omvat dat verslag een lijst van de studies waarop de rapporteur-lidstaat zijn beoordeling heeft gebaseerd.

(6)

De EFSA heeft het beoordelingsverslag voor commentaar aan de kennisgever en de lidstaten toegezonden en de ontvangen opmerkingen naar de Commissie doorgestuurd. De EFSA heeft het beoordelingsverslag ook bekendgemaakt.

(7)

Op verzoek van de Commissie is het beoordelingsverslag door de lidstaten en de EFSA intercollegiaal getoetst. De EFSA heeft haar conclusie over de intercollegiale toetsing van de risicobeoordeling van imazalil (6) op 4 maart 2010 aan de Commissie voorgelegd. Het beoordelingsverslag en de conclusie van de EFSA zijn door de lidstaten en de Commissie in het kader van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid onderzocht en op 17 juni 2011 afgerond in de vorm van het evaluatieverslag van de Commissie voor imazalil.

(8)

Uit de verschillende onderzoeken is gebleken dat mag worden verwacht dat gewasbeschermingsmiddelen die imazalil bevatten, in het algemeen zullen blijven voldoen aan de in artikel 5, lid 1, onder a) en b), van Richtlijn 91/414/EEG vastgestelde voorschriften, met name wat betreft de toepassingen die zijn onderzocht en die zijn opgenomen in het evaluatieverslag van de Commissie. Daarom moet imazalil worden goedgekeurd.

(9)

Overeenkomstig artikel 13, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1107/2009, in samenhang met artikel 6 daarvan, en in het licht van de stand van de wetenschappelijke en technische kennis is het echter noodzakelijk bepaalde niet in de eerste opneming in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG gestelde voorwaarden en beperkingen op te nemen.

(10)

Op grond van het evaluatieverslag, dat een lager zuiverheidsgehalte dan het in deel A van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 vastgestelde gehalte ondersteunt en gezien het feit dat geen toxicologisch of ecotoxicologisch significante onzuiverheden aanwezig zijn, moet het zuiverheidsgehalte worden gewijzigd.

(11)

Uit de ingediende nieuwe gegevens blijkt dat imazalil en de afbraakproducten daarvan in bodem- en oppervlaktewatersystemen risico’s voor bodemmicro-organismen en in het water levende organismen kunnen opleveren; verwaarloosbare blootstelling van het grondwater moet worden bevestigd; er is verder onderzoek nodig naar de aard van de residuen in verwerkte producten. Onverminderd de conclusie dat imazalil moet worden goedgekeurd, is het met name wenselijk nadere bevestigende informatie te verlangen.

(12)

Er moet een redelijke termijn worden vastgesteld voordat goedkeuring wordt verleend, zodat de lidstaten en de belanghebbende partijen zich kunnen voorbereiden op de nieuwe eisen die uit de goedkeuring voortvloeien.

(13)

Onverminderd de verplichtingen uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1107/2009 ten gevolge van de goedkeuring en rekening houdend met de specifieke situatie die is ontstaan door de overgang van Richtlijn 91/414/EEG naar Verordening (EG) nr. 1107/2009, moet echter aan het volgende worden voldaan. De lidstaten moeten na goedkeuring zes maanden de tijd krijgen om de bestaande toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die imazalil bevatten, opnieuw te onderzoeken. De lidstaten moeten de bestaande toelatingen al naar het geval wijzigen, vervangen of intrekken. In afwijking van die termijn moet een langere termijn worden vastgesteld voor de indiening en evaluatie van de bijwerking van het volledige dossier conform bijlage III, zoals bepaald in Richtlijn 91/414/EEG, voor elk gewasbeschermingsmiddel en elke beoogde toepassing overeenkomstig de uniforme beginselen.

(14)

Uit de ervaring die is opgedaan met opnemingen in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG van werkzame stoffen die in het kader van Verordening (EEG) nr. 3600/92 van de Commissie van 11 december 1992 houdende bepalingen voor de uitvoering van de eerste fase van het werkprogramma als bedoeld in artikel 8, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (7) zijn onderzocht, is gebleken dat de uitlegging van de verplichtingen van houders van bestaande toelatingen wat de toegang tot gegevens betreft, tot problemen kan leiden. Om nog meer problemen te voorkomen, moeten de verplichtingen van de lidstaten derhalve worden verduidelijkt, en met name de plicht om te verifiëren of de houder van een toelating toegang verschaft tot een dossier dat voldoet aan de voorschriften van bijlage II bij die richtlijn. Deze verduidelijking legt de lidstaten of de houders van toelatingen echter ten opzichte van de tot nu toe goedgekeurde richtlijnen tot wijziging van bijlage I bij die richtlijn of de verordeningen tot goedkeuring van werkzame stoffen geen nieuwe verplichtingen op.

(15)

Overeenkomstig artikel 13, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 moet de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(16)

Voor de duidelijkheid moet Richtlijn 2010/57/EU van de Commissie van 26 augustus 2010 tot wijziging van bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG met het oog op de verlenging van de opneming van imazalil als werkzame stof (8) worden ingetrokken.

(17)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Goedkeuring van werkzame stof

De in bijlage I omschreven werkzame stof imazalil wordt onder de in die bijlage vastgestelde voorwaarden goedgekeurd.

Artikel 2

Herbeoordeling van gewasbeschermingsmiddelen

1.   Indien nodig moeten de lidstaten de bestaande toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die imazalil als werkzame stof bevatten, uiterlijk op 30 juni 2012 overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 wijzigen of intrekken.

Uiterlijk op die datum verifiëren zij met name of aan de voorwaarden van bijlage I bij deze verordening is voldaan, met uitzondering van de voorwaarden in deel B van de tekst betreffende de specifieke bepalingen van die bijlage, en of de houder van de toelating in het bezit is van of toegang heeft tot een dossier dat overeenkomstig de voorwaarden van artikel 13, leden 1 tot en met 4, van Richtlijn 91/414/EEG en artikel 62 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 aan de eisen van bijlage II bij voornoemde richtlijn voldoet.

2.   In afwijking van lid 1 voeren de lidstaten op basis van een dossier conform bijlage III bij Richtlijn 91/414/EEG en rekening houdend met deel B van de tekst betreffende de specifieke bepalingen van bijlage I bij die verordening, overeenkomstig de in artikel 29, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 bedoelde uniforme beginselen, een nieuwe beoordeling uit voor elk toegelaten gewasbeschermingsmiddel dat imazalil bevat als enige werkzame stof of als een van een aantal werkzame stoffen die alle uiterlijk op 31 december 2011 in de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 zijn opgenomen. Aan de hand van die beoordeling bepalen zij of het gewasbeschermingsmiddel voldoet aan de voorwaarden van artikel 29, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1107/2009.

Daarna zorgen de lidstaten ervoor dat:

a)

als imazalil de enige werkzame stof in het gewasbeschermingsmiddel is, de toelating indien nodig uiterlijk op 31 december 2015 wordt gewijzigd of ingetrokken, of

b)

als het gewasbeschermingsmiddel naast imazalil nog één of meer andere werkzame stoffen bevat, de toelating indien nodig uiterlijk op 31 december 2015 of, als dat later is, op de datum die voor een dergelijke wijziging of intrekking is vastgesteld in de rechtshandelingen waarbij die stoffen aan bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG zijn toegevoegd of zijn goedgekeurd, wordt gewijzigd of ingetrokken.

Artikel 3

Wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011

De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij deze verordening.

Artikel 4

Intrekking

Richtlijn 2010/57/EU wordt ingetrokken.

Artikel 5

Inwerkingtreding en toepassingsdatum

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2012.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 20 juli 2011.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1.

(2)  PB L 230 van 19.8.1991, blz. 1.

(3)  PB L 169 van 29.6.2007, blz. 10.

(4)  PB L 153 van 11.6.2011, blz. 1.

(5)  PB L 214 van 9.8.2008, blz. 70.

(6)  Europese Autoriteit voor voedselveiligheid; Conclusion on the peer review of the pesticide risk assessment of the active substance imazalil on request from the European Commission, EFSA Journal 2010; 8(3):1526.

(7)  PB L 366 van 15.12.1992, blz. 10.

(8)  PB L 225 van 27.8.2010, blz. 5.


BIJLAGE I

Benaming, identificatienummers

IUPAC-naam

Zuiverheid (1)

Datum van goedkeuring

Geldigheidsduur

Specifieke bepalingen

Imazalil

CAS-nr.: 35554-44-0

73790-28-0 (vervangen)

CIPAC-nr.: 335

(RS)-1-(β-allyloxy-2,4-dichloorfenylethyl) imidazool

of

allyl-(RS)-1-(2,4-dichloorfenyl)-2-imidazool-1-ylethylether

≥ 950 g/kg

1 januari 2012

31 december 2021

DEEL A

De stof mag alleen worden toegelaten voor gebruik als fungicide.

DEEL B

Voor de toepassing van de in artikel 29, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 bedoelde uniforme beginselen moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over imazalil (met name de aanhangsels I en II), dat op 17 juni 2011 door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is afgerond.

Bij deze algemene beoordeling moeten de lidstaten:

1.

bijzondere aandacht besteden aan het feit dat de specificatie van het technische materiaal zoals commercieel vervaardigd moet worden bevestigd en met passende analytische gegevens worden onderbouwd. Het in de toxiciteitsdossiers gebruikte testmateriaal moet worden vergeleken met deze specificatie van het technische materiaal en aan de hand daarvan worden gecontroleerd;

2.

bijzondere aandacht besteden aan de situatie inzake de acute blootstelling van de consumenten via de voeding met het oog op toekomstige herzieningen van de maximumresidugehalten;

3.

bijzondere aandacht besteden aan de veiligheid van de toedieners en werknemers. De toegelaten gebruiksvoorwaarden moeten de toepassing van geschikte persoonlijke beschermingsmiddelen en risicobeperkende maatregelen ter vermindering van de blootstelling voorschrijven;

4.

zorgen voor passende afvalbeheerspraktijken voor de behandeling van de afvaloplossing die na de toepassing overblijft, zoals het reinigingswater van het besproeiingssysteem en de verwijdering van het verwerkingsafval. Preventie van accidentele verliezen van de behandelingsoplossing. De lidstaten die toestaan dat het afvalwater in de riolering wordt geloosd, zorgen ervoor dat een plaatselijke risicobeoordeling wordt uitgevoerd;

5.

bijzondere aandacht besteden aan het risico voor in het water levende organismen en bodemmicro-organismen en risico op de lange termijn voor zaadetende vogels en zoogdieren.

De toelatingsvoorwaarden moeten, indien nodig, risicobeperkende maatregelen omvatten.

De kennisgever moet bevestigende informatie indienen wat betreft:

a)

het afbraaktraject van imazalil in bodem- en oppervlaktewatersystemen;

b)

milieugegevens ter ondersteuning van de beheersmaatregelen die de lidstaten hebben genomen om ervoor te zorgen dat de blootstelling van het grondwater verwaarloosbaar is;

c)

een hydrolysestudie naar de aard van de residuen in verwerkte producten.

De kennisgever moet uiterlijk op 31 december 2013 dergelijke informatie indienen bij de lidstaten, de Commissie en de EFSA.


(1)  Het evaluatieverslag bevat nadere gegevens over de identiteit en de specificatie van de werkzame stof.


BIJLAGE II

De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In deel A wordt de tekst betreffende imazalil geschrapt.

2)

Aan deel B wordt de volgende tekst toegevoegd:

 

Benaming, identificatienummers

IUPAC-naam

Zuiverheid (1)

Datum van goedkeuring

Geldigheidsduur

Specifieke bepalingen

„5

Imazalil

CAS-nr.: 35554-44-0

73790-28-0 (vervangen)

CIPAC-nr.: 335

(RS)-1-(β-allyloxy-2,4-dichloorfenylethyl) imidazool

of

allyl-(RS)-1-(2,4-dichloorfenyl)-2-imidazool-1-ylethylether

≥ 950 g/kg

1 januari 2012

31 december 2021

DEEL A

De stof mag alleen worden toegelaten voor gebruik als fungicide.

DEEL B

Voor de toepassing van de in artikel 29, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 bedoelde uniforme beginselen moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over imazalil (met name de aanhangsels I en II), dat op 17 juni 2011 door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is afgerond.

Bij deze algemene beoordeling moeten de lidstaten:

1.

bijzondere aandacht besteden aan het feit dat de specificatie van het technische materiaal zoals commercieel vervaardigd moet worden bevestigd en met passende analytische gegevens worden onderbouwd. Het in de toxiciteitsdossiers gebruikte testmateriaal moet worden vergeleken met deze specificatie van het technische materiaal en aan de hand daarvan worden gecontroleerd;

2.

bijzondere aandacht besteden aan de situatie inzake de acute blootstelling van de consumenten via de voeding met het oog op toekomstige herzieningen van de maximumresidugehalten;

3.

bijzondere aandacht besteden aan de veiligheid van de toedieners en werknemers. De toegelaten gebruiksvoorwaarden moeten de toepassing van geschikte persoonlijke beschermingsmiddelen en risicobeperkende maatregelen ter vermindering van de blootstelling voorschrijven;

4.

zorgen voor passende afvalbeheerspraktijken voor de behandeling van de afvaloplossing die na de toepassing overblijft, zoals het reinigingswater van het besproeiingssysteem en de verwijdering van het verwerkingsafval. Preventie van accidentele verliezen van de behandelingsoplossing. De lidstaten die toestaan dat het afvalwater in de riolering wordt geloosd, zorgen ervoor dat een plaatselijke risicobeoordeling wordt uitgevoerd;

5.

bijzondere aandacht besteden aan het risico voor in het water levende organismen en bodemmicro-organismen en risico op de lange termijn voor zaadetende vogels en zoogdieren.

De toelatingsvoorwaarden moeten, indien nodig, risicobeperkende maatregelen omvatten.

De kennisgever moet bevestigende informatie indienen wat betreft:

a)

het afbraaktraject van imazalil in bodem- en oppervlaktewatersystemen;

b)

milieugegevens ter ondersteuning van de beheersmaatregelen die de lidstaten hebben genomen om ervoor te zorgen dat de blootstelling van het grondwater verwaarloosbaar is;

c)

een hydrolysestudie naar de aard van de residuen in verwerkte producten.

De kennisgever moet uiterlijk op 31 december 2013 dergelijke informatie indienen bij de lidstaten, de Commissie en de EFSA.”.


(1)  Het evaluatieverslag bevat nadere gegevens over de identiteit en de specificatie van de werkzame stof.


21.7.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 190/50


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 706/2011 VAN DE COMMISSIE

van 20 juli 2011

tot goedkeuring van de werkzame stof profoxydim overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, en tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (1), en met name artikel 13, lid 2, en artikel 78, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 80, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 1107/2009 is Richtlijn 91/414/EEG van de Raad (2), wat de procedure en de goedkeuringsvoorwaarden betreft, van toepassing op werkzame stoffen waarvoor vóór 14 juni 2011 een besluit is vastgesteld overeenkomstig artikel 6, lid 3, van die richtlijn. Voor profoxydim is bij Beschikking 1999/43/EG van de Commissie (3) aan de voorwaarden van artikel 80, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 1107/2009 voldaan.

(2)

Overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG heeft Spanje op 2 april 1998 een aanvraag van BASF SE ontvangen voor opneming van de werkzame stof profoxydim in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG. Bij Beschikking 1999/43/EG is bevestigd dat het dossier „volledig” is, dat wil zeggen dat het in beginsel geacht wordt te voldoen aan de voorschriften inzake gegevens en informatie van de bijlagen II en III bij Richtlijn 91/414/EEG

(3)

Voor die werkzame stof zijn de uitwerking op de gezondheid van mens en dier en het milieueffect overeenkomstig artikel 6, leden 2 en 4, van Richtlijn 91/414/EEG beoordeeld voor de door de aanvrager voorgestelde toepassingen. De als rapporteur aangewezen lidstaat heeft op 28 maart 2001 een ontwerpbeoordelingsverslag ingediend.

(4)

Voor profoxydim is het ontwerpbeoordelingsverslag door de lidstaten en de Commissie onderzocht in het kader van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid. Het onderzoek is op 17 juni 2011 afgerond met het evaluatieverslag van de Commissie over profoxydim.

(5)

Uit de verschillende onderzoeken is gebleken dat mag worden verwacht dat gewasbeschermingsmiddelen die profoxydim bevatten, in het algemeen zullen voldoen aan de in artikel 5, lid 1, onder a) en b), en lid 3, van Richtlijn 91/414/EEG gestelde eisen, met name voor de toepassingen waarvoor zij zijn onderzocht en die zijn opgenomen in het evaluatieverslag van de Commissie. Daarom moet profoxydim worden goedgekeurd.

(6)

Onverminderd de verplichtingen uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1107/2009 als gevolg van de goedkeuring en rekening houdend met de specifieke situatie die is ontstaan door de overgang van Richtlijn 91/414/EEG naar Verordening (EG) nr. 1107/2009 is het volgende echter van toepassing. De lidstaten moet een periode van zes maanden na de goedkeuring worden toegestaan om de toelatingen van gewasbeschermingsmiddelen die profoxydim bevatten, opnieuw te onderzoeken. De lidstaten moeten naargelang het geval de toelatingen wijzigen, vervangen of intrekken. In afwijking van die termijn moet een langere termijn worden vastgesteld voor de indiening en evaluatie van de bijwerking van het volledige dossier conform bijlage III, als vastgesteld in Richtlijn 91/414/EEG, voor elk gewasbeschermingsmiddel en elke beoogde toepassing overeenkomstig de uniforme beginselen.

(7)

Uit de ervaring met opnemingen in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG van werkzame stoffen die in het kader van Verordening (EEG) nr. 3600/92 van de Commissie van 11 december 1992 houdende bepalingen voor de uitvoering van de eerste fase van het werkprogramma als bedoeld in artikel 8, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (4) zijn onderzocht, is gebleken dat de uitlegging van de verplichtingen van houders van bestaande toelatingen wat de toegang tot gegevens betreft, tot problemen kan leiden. Om nog meer problemen te voorkomen, moeten de verplichtingen van de lidstaten worden verduidelijkt, en met name de plicht om te verifiëren of de houder van een toelating toegang verschaft tot een dossier dat voldoet aan de voorschriften van bijlage II bij die richtlijn. Deze verduidelijking legt de lidstaten of de houders van toelatingen echter ten opzichte van de tot nu toe goedgekeurde richtlijnen tot wijziging van bijlage I bij die richtlijn of de verordeningen tot goedkeuring van werkzame stoffen geen nieuwe verplichtingen op.

(8)

Overeenkomstig artikel 13, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 moet de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van 25 mei 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad wat de lijst van goedgekeurde werkzame stoffen betreft (5) dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(9)

Voor de duidelijkheid moet Richtlijn 2011/14/EU van de Commissie van 24 februari 2011 tot wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad teneinde profoxydim op te nemen als werkzame stof (6) worden ingetrokken.

(10)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Goedkeuring van de werkzame stof

De werkzame stof profoxydim, als gespecificeerd in bijlage I, wordt goedgekeurd onder de in die bijlage vastgestelde voorwaarden.

Artikel 2

Herbeoordeling van gewasbeschermingsmiddelen

1.   De lidstaten moeten overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009, zo nodig, bestaande toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die profoxydim als werkzame stof bevatten, uiterlijk op 31 januari 2012 wijzigen of intrekken.

Vóór die datum gaan zij met name na of is voldaan aan de voorwaarden in bijlage I bij deze verordening, met uitzondering van die in deel B van de kolom over de specifieke bepalingen van die bijlage, en of de houder van de toelating in het bezit is van of toegang heeft tot een dossier dat voldoet aan de voorschriften van bijlage II bij Richtlijn 91/414/EEG overeenkomstig de voorwaarden van artikel 13, leden 1 tot en met 4, van die richtlijn en artikel 62 van Verordening (EG) nr. 1107/2009.

2.   In afwijking van lid 1 voeren de lidstaten op basis van een dossier conform bijlage III bij Richtlijn 91/414/EEG en rekening houdend met deel B van de kolom over de specifieke bepalingen van bijlage I bij deze verordening, overeenkomstig de in artikel 29, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 bedoelde uniforme beginselen een nieuwe beoordeling uit voor elk toegelaten gewasbeschermingsmiddel dat profoxydim bevat als enige werkzame stof of als een van een aantal werkzame stoffen die alle uiterlijk op 31 juli 2011 in de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 zijn opgenomen. Aan de hand van die beoordeling bepalen zij of het gewasbeschermingsmiddel voldoet aan de voorwaarden van artikel 29, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1107/2009.

Daarna zorgen de lidstaten ervoor dat:

a)

als profoxydim de enige werkzame stof in het gewasbeschermingsmiddel is, de toelating indien nodig uiterlijk op 31 januari 2013 wordt gewijzigd of ingetrokken, of

b)

als het gewasbeschermingsmiddel naast profoxydim nog een of meer andere werkzame stoffen bevat, de toelating indien nodig uiterlijk op 31 januari 2013 of, als dat later is, op de datum die voor een dergelijke wijziging of intrekking is vastgesteld in de rechtshandelingen waarbij die stoffen aan bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG zijn toegevoegd of zijn goedgekeurd, wordt gewijzigd of ingetrokken.

Artikel 3

Wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011

De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij deze verordening.

Artikel 4

Intrekking

Richtlijn 2011/14/EU wordt ingetrokken.

Artikel 5

Inwerkingtreding en toepassingsdatum

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 augustus 2011.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 20 juli 2011.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1.

(2)  PB L 230 van 19.8.1991, blz. 1.

(3)  PB L 14 van 19.1.1999, blz. 30.

(4)  PB L 366 van 15.12.1992, blz. 10.

(5)  PB L 153 van 11.6.2011, blz. 1.

(6)  PB L 51 van 25.2.2011, blz. 16.


BIJLAGE I

 

Benaming, identificatienummers

IUPAC-naam

Zuiverheid (1)

Datum van goedkeuring

Geldigheidsduur

Specifieke bepalingen

 

Profoxydim

CAS-nr. 139001-49-3

CIPAC-nr. 621

2-[(1 E/Z)-[(2 R S)-2-(4-chloorfenoxy) propoxyimino] butyl]-3- hydroxy-5-[(3 R S; 3 S R)-tetrahydro-2 H-thiopyran-3-yl] cyclohex-2-enon

≥ 940 g/kg

1 augustus 2011

31 juli 2021

DEEL A

De stof mag alleen worden toegelaten voor gebruik als herbicide in rijst.

DEEL B

Voor de toepassing van de in artikel 29, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 bedoelde uniforme beginselen moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over profoxydim (met name met aanhangsels I en II), dat op 17 juni 2011 door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is afgerond.

Bij deze algemene beoordeling moeten de lidstaten bijzondere aandacht besteden aan:

de bescherming van het grondwater, wanneer de werkzame stof wordt toegepast in regio's met kwetsbare bodem- en/of klimaatomstandigheden;

het langetermijnrisico voor niet tot de doelsoorten behorende organismen.

De toelatingsvoorwaarden moeten indien nodig risicobeperkende maatregelen omvatten.


(1)  Het evaluatieverslag bevat nadere gegevens over de identiteit en de specificatie van werkzame stoffen.


BIJLAGE II

In deel B van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wordt de volgende vermelding toegevoegd:

Nr.

Benaming, identificatienummers

IUPAC-naam

Zuiverheid (1)

Datum van goedkeuring

Geldigheidsduur

Specifieke bepalingen

„2

Profoxydim

CAS-nr. 139001-49-3

CIPAC-nr. 621

2-[(1 E/Z)-[(2 R S)-2-(4-chloorfenoxy)propoxyimino] butyl]-3-hydroxy-5-[(3 R S; 3 S R)-tetrahydro-2 H-thiopyran-3-yl] cyclohex-2-enon

≥ 940 g/kg

1 augustus 2011

31 juli 2021

DEEL A

De stof mag alleen worden toegelaten voor gebruik als herbicide.

DEEL B

Voor de toepassing van de in artikel 29, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 bedoelde uniforme beginselen moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over profoxydim (met name de aanhangsels I en II), dat op 17 juni 2011 door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is afgerond.

Bij deze algemene beoordeling moeten de lidstaten bijzondere aandacht besteden aan:

de bescherming van het grondwater, wanneer de werkzame stof wordt toegepast in regio's met kwetsbare bodem- en/of klimaatomstandigheden;

het langetermijnrisico voor niet tot de doelsoorten behorende organismen.

De toelatingsvoorwaarden moeten indien nodig risicobeperkende maatregelen omvatten.”


(1)  Het evaluatieverslag bevat nadere gegevens over de identiteit en de specificatie van werkzame stoffen.


21.7.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 190/54


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 707/2011 VAN DE COMMISSIE

van 20 juli 2011

tot vaststelling van het definitieve steunbedrag voor gedroogde voedergewassen voor het verkoopseizoen 2010/2011

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1), en met name op artikel 90, onder c), juncto artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 88, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 is het steunbedrag voor gedroogde voedergewassen vastgesteld dat aan de verwerkingsbedrijven moet worden betaald voor ten hoogste de in artikel 89 van die verordening vastgestelde gegarandeerde maximumhoeveelheid.

(2)

Overeenkomstig artikel 33, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 382/2005 van de Commissie van 7 maart 2005 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1786/2003 van de Raad houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector gedroogde voedergewassen (2) hebben de lidstaten aan de Commissie meegedeeld voor welke hoeveelheden gedroogde voedergewassen het recht op steun voor het verkoopseizoen 2010/2011 is erkend. Uit deze mededelingen blijkt dat de gegarandeerde maximumhoeveelheid voor gedroogde voedergewassen niet is overschreden.

(3)

Het steunbedrag voor gedroogde voedergewassen bedraagt derhalve 33 EUR per ton, zoals is bepaald in artikel 88, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor het verkoopseizoen 2010/2011 wordt het definitieve steunbedrag voor gedroogde voedergewassen vastgesteld op 33 EUR per ton.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 20 juli 2011.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 61 van 8.3.2005, blz. 4.


21.7.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 190/55


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 708/2011 VAN DE COMMISSIE

van 20 juli 2011

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 21 juli 2011.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 20 juli 2011.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

José Manuel SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

AL

49,0

AR

19,4

EC

19,4

MK

41,0

ZZ

32,2

0707 00 05

AR

22,0

TR

105,8

ZZ

63,9

0709 90 70

AR

24,9

TR

110,8

ZZ

67,9

0805 50 10

AR

66,1

TR

62,0

UY

66,8

ZA

77,5

ZZ

68,1

0808 10 80

AR

124,7

BR

79,3

CL

92,2

CN

104,7

NZ

115,6

US

166,9

ZA

99,2

ZZ

111,8

0808 20 50

AR

81,6

CL

93,7

CN

54,5

NZ

149,7

ZA

100,0

ZZ

95,9

0809 10 00

TR

196,3

XS

143,2

ZZ

169,8

0809 20 95

TR

286,5

ZZ

286,5

0809 30

TR

158,2

ZZ

158,2

0809 40 05

BA

55,4

ZZ

55,4


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


21.7.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 190/57


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 709/2011 VAN DE COMMISSIE

van 20 juli 2011

tot vaststelling van de uitvoerrestituties in de sector melk en zuivelproducten

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1), en met name artikel 164, lid 2, en artikel 170, juncto artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens artikel 162, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 kan het verschil tussen de prijzen van de in deel XVI van bijlage I bij die verordening bedoelde producten op de wereldmarkt en die in de Unie worden overbrugd door een restitutie bij uitvoer.

(2)

Gelet op de huidige situatie op de markt voor melk en zuivelproducten dienen uitvoerrestituties te worden vastgesteld in overeenstemming met de voorschriften en bepaalde criteria van de artikelen 162, 163, 164, 167 en 169 van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(3)

In artikel 164, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 is bepaald dat de uitvoerrestituties naargelang van de bestemming kunnen worden gedifferentieerd, met name indien dit noodzakelijk is wegens de situatie op de wereldmarkt, de specifieke vereisten van bepaalde markten of de verplichtingen die voortvloeien uit volgens artikel 300 van het Verdrag gesloten overeenkomsten.

(4)

De restituties mogen uitsluitend worden toegekend voor producten die voldoen aan de voorschriften van Verordening (EG) nr. 1187/2009 van de Commissie van 27 november 2009 tot vaststelling van specifieke bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad inzake de uitvoercertificaten en de uitvoerrestituties in de sector melk en zuivelproducten (2).

(5)

De momenteel geldende restituties zijn vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 400/2011 van de Commissie (3). Aangezien nieuwe restituties moeten worden vastgesteld, moet die verordening worden ingetrokken.

(6)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 164 van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde uitvoerrestituties worden voor de in de bijlage bij de onderhavige verordening vastgestelde producten en bedragen toegekend onder de voorwaarden van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1187/2009.

Artikel 2

Verordening (EU) nr. 400/2011 wordt ingetrokken.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op 21 juli 2011.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 20 juli 2011.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

José Manuel SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 318 van 4.12.2009, blz. 1.

(3)  PB L 105 van 21.4.2011, blz. 10.


BIJLAGE

Vanaf 21 juli 2011 geldende uitvoerrestituties voor melk en zuivelproducten

Productcode

Bestemming

Meeteenheid

Bedrag van de restitutie

0401 30 31 9100

L20

EUR/100 kg

0,00

0401 30 31 9400

L20

EUR/100 kg

0,00

0401 30 31 9700

L20

EUR/100 kg

0,00

0401 30 39 9100

L20

EUR/100 kg

0,00

0401 30 39 9400

L20

EUR/100 kg

0,00

0401 30 39 9700

L20

EUR/100 kg

0,00

0401 30 91 9100

L20

EUR/100 kg

0,00

0401 30 99 9100

L20

EUR/100 kg

0,00

0401 30 99 9500

L20

EUR/100 kg

0,00

0402 10 11 9000

L20

EUR/100 kg

0,00

0402 10 19 9000

L20

EUR/100 kg

0,00

0402 10 99 9000

L20

EUR/100 kg

0,00

0402 21 11 9200

L20

EUR/100 kg

0,00

0402 21 11 9300

L20

EUR/100 kg

0,00

0402 21 11 9500

L20

EUR/100 kg

0,00

0402 21 11 9900

L20

EUR/100 kg

0,00

0402 21 17 9000

L20

EUR/100 kg

0,00

0402 21 19 9300

L20

EUR/100 kg

0,00

0402 21 19 9500

L20

EUR/100 kg

0,00

0402 21 19 9900

L20

EUR/100 kg

0,00

0402 21 91 9100

L20

EUR/100 kg

0,00

0402 21 91 9200

L20

EUR/100 kg

0,00

0402 21 91 9350

L20

EUR/100 kg

0,00

0402 21 99 9100

L20

EUR/100 kg

0,00

0402 21 99 9200

L20

EUR/100 kg

0,00

0402 21 99 9300

L20

EUR/100 kg

0,00

0402 21 99 9400

L20

EUR/100 kg

0,00

0402 21 99 9500

L20

EUR/100 kg

0,00

0402 21 99 9600

L20

EUR/100 kg

0,00

0402 21 99 9700

L20

EUR/100 kg

0,00

0402 29 15 9200

L20

EUR/100 kg

0,00

0402 29 15 9300

L20

EUR/100 kg

0,00

0402 29 15 9500

L20

EUR/100 kg

0,00

0402 29 19 9300

L20

EUR/100 kg

0,00

0402 29 19 9500

L20

EUR/100 kg

0,00

0402 29 19 9900

L20

EUR/100 kg

0,00

0402 29 99 9100

L20

EUR/100 kg

0,00

0402 29 99 9500

L20

EUR/100 kg

0,00

0402 91 10 9370

L20

EUR/100 kg

0,00

0402 91 30 9300

L20

EUR/100 kg

0,00

0402 91 99 9000

L20

EUR/100 kg

0,00

0402 99 10 9350

L20

EUR/100 kg

0,00

0402 99 31 9300

L20

EUR/100 kg

0,00

0403 90 11 9000

L20

EUR/100 kg

0,00

0403 90 13 9200

L20

EUR/100 kg

0,00

0403 90 13 9300

L20

EUR/100 kg

0,00

0403 90 13 9500

L20

EUR/100 kg

0,00

0403 90 13 9900

L20

EUR/100 kg

0,00

0403 90 33 9400

L20

EUR/100 kg

0,00

0403 90 59 9310

L20

EUR/100 kg

0,00

0403 90 59 9340

L20

EUR/100 kg

0,00

0403 90 59 9370

L20

EUR/100 kg

0,00

0404 90 21 9120

L20

EUR/100 kg

0,00

0404 90 21 9160

L20

EUR/100 kg

0,00

0404 90 23 9120

L20

EUR/100 kg

0,00

0404 90 23 9130

L20

EUR/100 kg

0,00

0404 90 23 9140

L20

EUR/100 kg

0,00

0404 90 23 9150

L20

EUR/100 kg

0,00

0404 90 81 9100

L20

EUR/100 kg

0,00

0404 90 83 9110

L20

EUR/100 kg

0,00

0404 90 83 9130

L20

EUR/100 kg

0,00

0404 90 83 9150

L20

EUR/100 kg

0,00

0404 90 83 9170

L20

EUR/100 kg

0,00

0405 10 11 9500

L20

EUR/100 kg

0,00

0405 10 11 9700

L20

EUR/100 kg

0,00

0405 10 19 9500

L20

EUR/100 kg

0,00

0405 10 19 9700

L20

EUR/100 kg

0,00

0405 10 30 9100

L20

EUR/100 kg

0,00

0405 10 30 9300

L20

EUR/100 kg

0,00

0405 10 30 9700

L20

EUR/100 kg

0,00

0405 10 50 9500

L20

EUR/100 kg

0,00

0405 10 50 9700

L20

EUR/100 kg

0,00

0405 10 90 9000

L20

EUR/100 kg

0,00

0405 20 90 9500

L20

EUR/100 kg

0,00

0405 20 90 9700

L20

EUR/100 kg

0,00

0405 90 10 9000

L20

EUR/100 kg

0,00

0405 90 90 9000

L20

EUR/100 kg

0,00

0406 10 20 9640

L04

EUR/100 kg

0,00

L40

EUR/100 kg

0,00

0406 10 20 9650

L04

EUR/100 kg

0,00

L40

EUR/100 kg

0,00

0406 10 20 9830

L04

EUR/100 kg

0,00

L40

EUR/100 kg

0,00

0406 10 20 9850

L04

EUR/100 kg

0,00

L40

EUR/100 kg

0,00

0406 20 90 9913

L04

EUR/100 kg

0,00

L40

EUR/100 kg

0,00

0406 20 90 9915

L04

EUR/100 kg

0,00

L40

EUR/100 kg

0,00

0406 20 90 9917

L04

EUR/100 kg

0,00

L40

EUR/100 kg

0,00

0406 20 90 9919

L04

EUR/100 kg

0,00

L40

EUR/100 kg

0,00

0406 30 31 9730

L04

EUR/100 kg

0,00

L40

EUR/100 kg

0,00

0406 30 31 9930

L04

EUR/100 kg

0,00

L40

EUR/100 kg

0,00

0406 30 31 9950

L04

EUR/100 kg

0,00

L40

EUR/100 kg

0,00

0406 30 39 9500

L04

EUR/100 kg

0,00

L40

EUR/100 kg

0,00

0406 30 39 9700

L04

EUR/100 kg

0,00

L40

EUR/100 kg

0,00

0406 30 39 9930

L04

EUR/100 kg

0,00

L40

EUR/100 kg

0,00

0406 30 39 9950

L04

EUR/100 kg

0,00

L40

EUR/100 kg

0,00

0406 40 50 9000

L04

EUR/100 kg

0,00

L40

EUR/100 kg

0,00

0406 40 90 9000

L04

EUR/100 kg

0,00

L40

EUR/100 kg

0,00

0406 90 13 9000

L04

EUR/100 kg

0,00

L40

EUR/100 kg

0,00

0406 90 15 9100

L04

EUR/100 kg

0,00

L40

EUR/100 kg

0,00

0406 90 17 9100

L04

EUR/100 kg

0,00

L40

EUR/100 kg

0,00

0406 90 21 9900

L04

EUR/100 kg

0,00

L40

EUR/100 kg

0,00

0406 90 23 9900

L04

EUR/100 kg

0,00

L40

EUR/100 kg

0,00

0406 90 25 9900

L04

EUR/100 kg

0,00

L40

EUR/100 kg

0,00

0406 90 27 9900

L04

EUR/100 kg

0,00

L40

EUR/100 kg

0,00

0406 90 29 9100

L04

EUR/100 kg

0,00

L40

EUR/100 kg

0,00

0406 90 29 9300

L04

EUR/100 kg

0,00

L40

EUR/100 kg

0,00

0406 90 32 9119

L04

EUR/100 kg

0,00

L40

EUR/100 kg

0,00

0406 90 35 9190

L04

EUR/100 kg

0,00

L40

EUR/100 kg

0,00

0406 90 35 9990

L04

EUR/100 kg

0,00

L40

EUR/100 kg

0,00

0406 90 37 9000

L04

EUR/100 kg

0,00

L40

EUR/100 kg

0,00

0406 90 61 9000

L04

EUR/100 kg

0,00

L40

EUR/100 kg

0,00

0406 90 63 9100

L04

EUR/100 kg

0,00

L40

EUR/100 kg

0,00

0406 90 63 9900

L04

EUR/100 kg

0,00

L40

EUR/100 kg

0,00

0406 90 69 9910

L04

EUR/100 kg

0,00

L40

EUR/100 kg

0,00

0406 90 73 9900

L04

EUR/100 kg

0,00

L40

EUR/100 kg

0,00

0406 90 75 9900

L04

EUR/100 kg

0,00

L40

EUR/100 kg

0,00

0406 90 76 9300

L04

EUR/100 kg

0,00

L40

EUR/100 kg

0,00

0406 90 76 9400

L04

EUR/100 kg

0,00

L40

EUR/100 kg

0,00

0406 90 76 9500

L04

EUR/100 kg

0,00

L40

EUR/100 kg

0,00

0406 90 78 9100

L04

EUR/100 kg

0,00

L40

EUR/100 kg

0,00

0406 90 78 9300

L04

EUR/100 kg

0,00

L40

EUR/100 kg

0,00

0406 90 79 9900

L04

EUR/100 kg

0,00

L40

EUR/100 kg

0,00

0406 90 81 9900

L04

EUR/100 kg

0,00

L40

EUR/100 kg

0,00

0406 90 85 9930

L04

EUR/100 kg

0,00

L40

EUR/100 kg

0,00

0406 90 85 9970

L04

EUR/100 kg

0,00

L40

EUR/100 kg

0,00

0406 90 86 9200

L04

EUR/100 kg

0,00

L40

EUR/100 kg

0,00

0406 90 86 9400

L04

EUR/100 kg

0,00

L40

EUR/100 kg

0,00

0406 90 86 9900

L04

EUR/100 kg

0,00

L40

EUR/100 kg

0,00

0406 90 87 9300

L04

EUR/100 kg

0,00

L40

EUR/100 kg

0,00

0406 90 87 9400

L04

EUR/100 kg

0,00

L40

EUR/100 kg

0,00

0406 90 87 9951

L04

EUR/100 kg

0,00

L40

EUR/100 kg

0,00

0406 90 87 9971

L04

EUR/100 kg

0,00

L40

EUR/100 kg

0,00

0406 90 87 9973

L04

EUR/100 kg

0,00

L40

EUR/100 kg

0,00

0406 90 87 9974

L04

EUR/100 kg

0,00

L40

EUR/100 kg

0,00

0406 90 87 9975

L04

EUR/100 kg

0,00

L40

EUR/100 kg

0,00

0406 90 87 9979

L04

EUR/100 kg

0,00

L40

EUR/100 kg

0,00

0406 90 88 9300

L04

EUR/100 kg

0,00

L40

EUR/100 kg

0,00

0406 90 88 9500

L04

EUR/100 kg

0,00

L40

EUR/100 kg

0,00

De bestemmingen zijn als volgt vastgesteld:

L20

:

Alle bestemmingen, met uitzondering van:

a)

derde landen: Andorra, de Heilige Stoel (Vaticaanstad), Liechtenstein en de Verenigde Staten van Amerika;

b)

tot de lidstaten behorend grondgebied dat geen deel uitmaakt van het douanegebied van de Gemeenschap: de Faeröer, Groenland, Helgoland, Ceuta, Melilla, de gemeenten Livigno en Campione d'Italia, en de gebieden van de Republiek Cyprus waarover de Regering van de Republiek Cyprus niet feitelijk het gezag uitoefent;

c)

Europese grondgebieden waarvan de buitenlandse betrekkingen door een lidstaat worden behartigd en die geen deel uitmaken van het douanegebied van de Gemeenschap: Gibraltar;

d)

bestemmingen als bedoeld in artikel 33, lid 1, artikel 41, lid 1, en artikel 42, lid 1, van Verordening (EG) nr. 612/2009 van de Commissie (PB L 186 van 17.7.2009, blz. 1).

L04

:

Albanië, Bosnië en Herzegovina, Servië, Kosovo (), Montenegro en de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië.

L40

:

Alle bestemmingen, met uitzondering van:

a)

derde landen: L04, Andorra, IJsland, Liechtenstein, Noorwegen, Zwitserland, de Heilige Stoel (Vaticaanstad), de Verenigde Staten van Amerika, Kroatië, Turkije, Australië, Canada, Nieuw-Zeeland en Zuid-Afrika;

b)

tot de lidstaten behorend grondgebied dat geen deel uitmaakt van het douanegebied van de Gemeenschap: de Faeröer, Groenland, Helgoland, Ceuta, Melilla, de gemeenten Livigno en Campione d'Italia, en de gebieden van de Republiek Cyprus waarover de regering van de Republiek Cyprus niet feitelijk het gezag uitoefent;

c)

Europese grondgebieden waarvan de buitenlandse betrekkingen door een lidstaat worden behartigd en die geen deel uitmaken van het douanegebied van de Gemeenschap: Gibraltar;

d)

bestemmingen als bedoeld in artikel 33, lid 1, artikel 41, lid 1, en artikel 42, lid 1, van Verordening (EG) nr. 612/2009 van de Commissie (PB L 186 van 17.7.2009, blz. 1).


(1)  Zoals gedefinieerd in Resolutie 1244 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties van 10 juni 1999.


21.7.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 190/61


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 710/2011 VAN DE COMMISSIE

van 20 juli 2011

tot vaststelling van de uitvoerrestituties in de sector eieren

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (1), en met name artikel 164, lid 2, en artikel 170 juncto, artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens artikel 162, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 kan het verschil tussen de prijzen van de in deel XIX van bijlage I bij die verordening bedoelde producten op de wereldmarkt en die in de Unie worden overbrugd door een restitutie bij uitvoer.

(2)

Gezien de huidige situatie op de eiermarkt, moeten uitvoerrestituties worden vastgesteld overeenkomstig de regels en bepaalde criteria van de artikelen 162, 163, 164, 167 en 169 van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(3)

Krachtens artikel 164, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 kunnen de restituties naar gelang van de bestemming worden gedifferentieerd, met name indien dit noodzakelijk is wegens de situatie op de wereldmarkt, de specifieke vereisten van bepaalde markten of de verplichtingen die voortvloeien uit volgens artikel 300 van het Verdrag gesloten overeenkomsten.

(4)

De restituties moeten slechts worden toegekend voor producten die vrij in de Unie mogen worden verhandeld en die voldoen aan de vereisten van Verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake levensmiddelenhygiëne (2) en van Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (3), alsmede aan de voorwaarden inzake het merken die zijn vastgesteld in bijlage XIV, punt A, van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(5)

De thans geldende restituties zijn vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 398/2011 van de Commissie (4). Aangezien nieuwe restituties moeten worden vastgesteld, moet die verordening worden ingetrokken.

(6)

Het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten heeft geen advies uitgebracht binnen de door zijn voorzitter vastgestelde termijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   De in artikel 164 van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde uitvoerrestituties worden toegekend voor de producten en met toepassing van de bedragen die zijn vastgesteld in de bijlage bij deze verordening, op voorwaarde dat aan het bepaalde in lid 2 van dit artikel wordt voldaan.

2.   De op grond van lid 1 voor restituties in aanmerking komende producten moeten voldoen aan de desbetreffende vereisten van de Verordeningen (EG) nr. 852/2004 en (EG) nr. 853/2004, en moeten met name in een erkende inrichting zijn bereid en voldoen aan de voorwaarden voor het merken, die zijn vastgesteld in bijlage II, sectie I, van Verordening (EG) nr. 853/2004 en in bijlage XIV, punt A, van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

Artikel 2

Verordening (EU) nr. 398/2011 wordt ingetrokken.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op 21 juli 2011.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 20 juli 2011.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

José Manuel SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 1.

(3)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55.

(4)  PB L 105 van 21.4.2011, blz. 6.


BIJLAGE

Uitvoerrestituties in de sector eieren van toepassing vanaf 21 juli 2011

Productcode

Bestemming

Meeteenheid

Restitutiebedrag

0407 00 11 9000

A02

EUR/100 st.

0,39

0407 00 19 9000

A02

EUR/100 st.

0,20

0407 00 30 9000

E09

EUR/100 kg

0,00

E10

EUR/100 kg

19,00

E19

EUR/100 kg

0,00

0408 11 80 9100

A03

EUR/100 kg

74,00

0408 19 81 9100

A03

EUR/100 kg

22,00

0408 19 89 9100

A03

EUR/100 kg

22,00

0408 91 80 9100

A03

EUR/100 kg

38,00

0408 99 80 9100

A03

EUR/100 kg

9,00

NB: De codes van de producten en de codes van de bestemmingen serie „A” zijn vastgesteld in Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie (PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1).

De andere bestemmingen worden als volgt vastgesteld:

E09

:

Uitvoer naar Koeweit, Bahrein, Oman, Qatar, de Verenigde Arabische Emiraten, Jemen, Hongkong SAR, Rusland en Turkije

E10

:

Uitvoer naar Zuid-Korea, Japan, Maleisië, Thailand, Taiwan en de Filipijnen

E19

:

Uitvoer naar alle bestemmingen, met uitzondering van Zwitserland en de bestemmingen bedoeld onder E09 en E10


21.7.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 190/63


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 711/2011 VAN DE COMMISSIE

van 20 juli 2011

tot vaststelling van de representatieve prijzen in de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede van ovoalbumine, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1484/95

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1), en met name artikel 143,

Gezien Verordening (EG) nr. 614/2009 van de Raad van 7 juli 2009 betreffende een gemeenschappelijke regeling van het handelsverkeer voor ovoalbumine en lactoalbumine (2), en met name artikel 3, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1484/95 van de Commissie (3) zijn bepalingen vastgesteld voor de toepassing van de regeling inzake aanvullende invoerrechten en zijn de representatieve prijzen in de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede van ovoalbumine, vastgesteld.

(2)

Uit de regelmatige controle van de gegevens die als basis worden gebruikt voor het bepalen van de representatieve prijzen in de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede van ovoalbumine, blijkt dat de representatieve prijzen voor de invoer van bepaalde producten moeten worden gewijzigd met inachtneming van de naar gelang van de oorsprong optredende prijsverschillen. De representatieve prijzen moeten derhalve worden bekendgemaakt.

(3)

Deze wijziging moet, gezien de marktsituatie, zo spoedig mogelijk worden toegepast.

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1484/95 wordt vervangen door de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 20 juli 2011.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

José Manuel SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 181 van 14.7.2009, blz. 8.

(3)  PB L 145 van 29.6.1995, blz. 47.


BIJLAGE

van de verordening van de Commissie van 20 juli 2011 tot vaststelling van de representatieve prijzen in de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede van ovoalbumine, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1484/95

„BIJLAGE I

GN-code

Omschrijving

Representatieve prijs

(EUR/100 kg)

In artikel 3, lid 3, bedoelde zekerheid

(EUR/100 kg)

Oorsprong (1)

0207 12 10

Geslachte kippen (zogenaamde kippen 70 %), bevroren

113,9

0

BR

127,1

0

AR

0207 12 90

Geslachte kippen (zogenaamde kippen 65 %), bevroren

149,5

0

BR

127,2

0

AR

0207 14 10

Delen zonder been, van hanen of van kippen, bevroren

235,7

19

BR

239,5

18

AR

338,3

0

CL

0207 27 10

Delen zonder been, van kalkoenen, bevroren

330,5

0

BR

392,1

0

CL

0408 11 80

Eigeel

359,2

0

AR

0408 91 80

Eieren uit de schaal, gedroogd

336,2

0

AR

1602 32 11

Bereidingen van hanen of van kippen, niet gekookt en niet gebakken

278,2

3

BR

356,7

0

CL

3502 11 90

Ovoalbumine, gedroogd

575,1

0

AR


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „andere oorsprong”.”


21.7.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 190/65


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 712/2011 VAN DE COMMISSIE

van 20 juli 2011

tot vaststelling van de uitvoerrestituties in de sector varkensvlees

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1), en met name artikel 164, lid 2, en artikel 170, juncto artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens artikel 162, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 kan het verschil tussen de prijzen van de in deel XVII van bijlage I bij die verordening bedoelde producten op de wereldmarkt en die in de Unie worden overbrugd door een restitutie bij uitvoer.

(2)

Gezien de huidige marktsituatie in de varkensvleessector moeten uitvoerrestituties worden vastgesteld overeenkomstig de voorschriften en criteria van de artikelen 162, 163, 164, 167, en 169 van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(3)

In artikel 164, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 is bepaald dat de restitutie kan variëren naargelang van de bestemming, met name indien de situatie in de internationale handel, de specifieke vereisten van bepaalde markten of de verplichtingen die voortvloeien uit volgens artikel 300 van het Verdrag gesloten overeenkomsten, dit noodzakelijk maken.

(4)

Restituties mogen uitsluitend worden toegekend voor producten die vrij in de Unie kunnen circuleren en die zijn voorzien van een gezondheidsmerk zoals bedoeld in artikel 5, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (2). Deze producten moeten ook voldoen aan de voorschriften van Verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake levensmiddelenhygiëne (3) en van Verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (4).

(5)

De thans geldende restituties zijn vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 399/2011 van de Commissie (5). Aangezien nieuwe restituties moeten worden vastgesteld, moet die verordening worden ingetrokken.

(6)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   De in artikel 164 van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde uitvoerrestituties worden toegekend voor de producten en met toepassing van de bedragen die zijn vastgesteld in de bijlage bij deze verordening, op voorwaarde dat aan het bepaalde in lid 2 dit artikel wordt voldaan.

2.   De op grond van lid 1 voor een restitutie in aanmerking komende producten moeten voldoen aan de desbetreffende eisen van de Verordeningen (EG) nr. 852/2004 en (EG) nr. 853/2004, en zij moeten met name zijn vervaardigd in een erkende inrichting en voldoen aan de in bijlage I, sectie I, hoofdstuk III, bij Verordening (EG) nr. 854/2004 vastgestelde bepalingen inzake gezondheidsmerken.

Artikel 2

Verordening (EU) nr. 399/2011 wordt ingetrokken.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op 21 juli 2011.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 20 juli 2011.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

José Manuel SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55.

(3)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 1.

(4)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 206.

(5)  PB L 105 van 21.4.2011, blz. 8.


BIJLAGE

Uitvoerrestituties in de sector varkensvlees voor de periode vanaf 21 juli 2011

Productcode

Bestemming

Meeteenheid

Restitutiebedrag

0210 11 31 9110

A00

EUR/100 kg

54,20

0210 11 31 9910

A00

EUR/100 kg

54,20

0210 19 81 9100

A00

EUR/100 kg

54,20

0210 19 81 9300

A00

EUR/100 kg

54,20

1601 00 91 9120

A00

EUR/100 kg

19,50

1601 00 99 9110

A00

EUR/100 kg

15,20

1602 41 10 9110

A00

EUR/100 kg

29,00

1602 41 10 9130

A00

EUR/100 kg

17,10

1602 42 10 9110

A00

EUR/100 kg

22,80

1602 42 10 9130

A00

EUR/100 kg

17,10

1602 49 19 9130

A00

EUR/100 kg

17,10

NB: De productcodes en de bestemmingscodes van reeks „A”zijn vastgesteld bij Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie (PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1).


21.7.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 190/67


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 713/2011 VAN DE COMMISSIE

van 20 juli 2011

houdende vaststelling van de restituties die van toepassing zijn op melk en zuivelproducten, uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I bij het Verdrag vallen

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1), en met name artikel 164, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 162, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1234/2007 kan het verschil tussen de prijzen van de in artikel 1, lid 1, onder p) en in deel XVI van bijlage I bij die verordening bedoelde producten in de internationale handel enerzijds en de prijzen in de Unie anderzijds door een restitutie bij de uitvoer worden overbrugd wanneer deze producten worden uitgevoerd in de vorm van goederen vermeld in deel IV van bijlage XX bij die verordening.

(2)

In Verordening (EU) nr. 578/2010 van de Commissie van 29 juni 2010 houdende tenuitvoerlegging van Verordening (EG) nr. 1216/2009 van de Raad wat betreft de regeling aangaande de toekenning van restituties bij uitvoer en de criteria voor de vaststelling van het restitutiebedrag betreffende bepaalde landbouwproducten (2), uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I bij het Verdrag vallen, is aangegeven voor welke producten een restitutie moet worden vastgesteld wanneer deze worden uitgevoerd in de vorm van goederen vermeld in deel IV van bijlage XX bij Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(3)

Overeenkomstig artikel 14, lid 1, van Verordening (EU) nr. 578/2010 wordt de restitutie per 100 kg van elk van de betrokken basisproducten vastgesteld voor dezelfde periode als die welke is gekozen voor de vaststelling van de restituties voor dezelfde producten die in onverwerkte toestand worden uitgevoerd.

(4)

In artikel 162, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 is bepaald dat de restitutie bij uitvoer van een in een goed verwerkt product niet meer mag bedragen dan de restitutie voor ditzelfde product dat in onverwerkte toestand wordt uitgevoerd.

(5)

Voor bepaalde melkproducten die worden uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I bij het Verdrag vallen, bestaat het gevaar dat, indien vooraf hoge restituties worden vastgesteld, de verplichtingen die met betrekking tot deze restituties zijn aangegaan, op het spel worden gezet. Om dat gevaar te voorkomen moeten passende voorzorgsmaatregelen worden genomen, zonder evenwel langetermijncontracten uit te sluiten. De vaststelling van specifieke restitutiebedragen voor het vooraf vaststellen van de restituties voor deze producten moet het mogelijk maken beide doelstellingen te verwezenlijken.

(6)

In artikel 15, lid 2, van Verordening (EU) nr. 578/2010 is bepaald dat voor de vaststelling van de restitutie in voorkomend geval rekening moet worden gehouden met steunmaatregelen of andere maatregelen van gelijke werking die voor de in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 578/2010 vermelde basisproducten of daarmee gelijkgestelde producten in alle lidstaten worden toegepast uit hoofde van de verordening houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten.

(7)

Overeenkomstig artikel 100, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 wordt steun verleend aan in de Unie geproduceerde en tot caseïne verwerkte ondermelk, indien deze melk en de daarvan vervaardigde caseïne aan bepaalde eisen voldoen.

(8)

De thans geldende restituties zijn vastgesteld bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 402/2011 van de Commissie (3). Aangezien nieuwe restituties moeten worden vastgesteld, moet die verordening worden ingetrokken.

(9)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De restituties die van toepassing zijn op de in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 578/2010 en in deel XVI van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1234/2007 opgenomen basisproducten die worden uitgevoerd in de vorm van goederen vermeld in deel IV van bijlage XX bij Verordening (EG) nr. 1234/2007, worden vastgesteld zoals in de bijlage bij deze verordening is aangegeven.

Artikel 2

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 402/2011 wordt ingetrokken.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op 21 juli 2011.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 20 juli 2011.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Heinz ZOUREK

Directeur-generaal Ondernemingen en industrie


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 171 van 6.7.2010, blz. 1.

(3)  PB L 105 van 21.4.2011, blz. 16.


BIJLAGE

Restituties welke van toepassing zijn van 21 juli 2011 op bepaalde zuivelproducten die worden uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I van het Verdrag vallen  (1)

(EUR/100 kg)

GN-code

Omschrijving

Restituties

Bij vaststelling vooraf van de restituties

Overige gevallen

ex 0402 10 19

Melk in poeder, in korrels of in andere vaste vorm, zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, met een vetgehalte van minder dan 1,5 gewichtspercenten (PG 2):

 

 

a)

in geval van uitvoer van goederen van GN-code 3501

b)

in geval van uitvoer van andere goederen

0,00

0,00

ex 0402 21 19

Melk in poeder, in korrels of in andere vaste vorm, zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, met een vetgehalte van 26 gewichtspercenten (PG 3):

0,00

0,00

ex 0405 10

Boter met een vetgehalte van 82 gewichtspercenten (PG 6):

 

 

a)

in geval van uitvoer van goederen behorende tot GN-code 2106 90 98, met een vetgehalte van 40 of meer gewichtspercenten

0,00

0,00

b)

in geval van uitvoer van andere goederen

0,00

0,00


(1)  De in deze bijlage vastgestelde restituties zijn niet van toepassing op de uitvoer naar:

a)

derde landen: Andorra, de Heilige Stoel (Vaticaanstad), Liechtenstein en de Verenigde Staten van Amerika en op de naar de Zwitserse Bondsstaat uitgevoerde goederen die zijn opgenomen in de tabellen I en II van Protocol nr. 2 bij de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat van 22 juli 1972;

b)

gebieden van de lidstaten van de EU die geen deel uitmaken van het douanegebied van de Gemeenschap: Ceuta, Melilla, de gemeenten Livigno en Campione d’Italia, Helgoland, Groenland, de Faeröer en de gebieden van de Republiek Cyprus waarover de regering van de Republiek Cyprus niet feitelijk het gezag uitoefent;

c)

Europese gebieden waarvoor buitenlandse betrekkingen onder de verantwoordelijkheid van een lidstaat vallen en die geen deel uitmaken van het douanegebied van de Gemeenschap: Gibraltar;

d)

bestemmingen als bedoeld in artikel 33, lid 1, artikel 41, lid 1, en artikel 42, lid 1, van Verordening (EG) nr. 612/2009 van de Commissie (PB L 186 van 17.7.2009, blz. 1).


21.7.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 190/70


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 714/2011 VAN DE COMMISSIE

van 20 juli 2011

houdende vaststelling van de restituties die van toepassing zijn op eieren en eigeel, uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I bij het Verdrag vallen

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1), en met name artikel 164, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 162, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1234/2007 kan het verschil tussen de prijzen van de in artikel 1, lid 1, onder s), en in deel XIX van bijlage I bij die verordening bedoelde producten in de internationale handel enerzijds en de prijzen in de Unie anderzijds door een restitutie bij de uitvoer worden overbrugd wanneer deze producten worden uitgevoerd in de vorm van goederen die in deel V van bijlage XX bij die verordening worden genoemd.

(2)

In Verordening (EU) nr. 578/2010 van de Commissie van 29 juni 2010 houdende tenuitvoerlegging van Verordening (EG) nr. 1216/2009 van de Raad wat betreft de regeling aangaande de toekenning van restituties bij uitvoer en de criteria voor de vaststelling van het restitutiebedrag betreffende bepaalde landbouwproducten, uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I van het Verdrag vallen (2), is aangegeven voor welke producten een restitutie moet worden vastgesteld wanneer ze worden uitgevoerd in de vorm van goederen bedoeld in deel V van bijlage XX bij Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(3)

Overeenkomstig artikel 14, lid 1, van Verordening (EU) nr. 578/2010 dient de restitutie per 100 kg van elk van de betrokken basisproducten te worden vastgesteld voor dezelfde periode als die welke is gekozen voor de vaststelling van de restituties voor dezelfde producten die in onverwerkte toestand worden uitgevoerd.

(4)

In artikel 162, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 is bepaald dat de restitutie bij uitvoer van een in een goed verwerkt product niet meer mag bedragen dan de restitutie voor ditzelfde product dat in onverwerkte toestand wordt uitgevoerd.

(5)

De thans geldende restituties zijn vastgesteld bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 401/2011 van de Commissie (3). Aangezien nieuwe restituties moeten worden vastgesteld, moet die verordening worden ingetrokken.

(6)

Het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten heeft geen advies uitgebracht binnen de door zijn voorzitter vastgestelde termijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De restituties die van toepassing zijn op de in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 578/2010 en in deel XIX van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1234/2007 opgenomen basisproducten die worden uitgevoerd in de vorm van in deel V van bijlage XX bij Verordening (EG) nr. 1234/2007 vermelde goederen, worden vastgesteld zoals in de bijlage bij deze verordening is aangegeven.

Artikel 2

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 401/2011 wordt ingetrokken.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op 21 juli 2011.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 20 juli 2011.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Heinz ZOUREK

Directeur-generaal Ondernemingen en industrie


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 171 van 6.7.2010, blz. 1.

(3)  PB L 105 van 21.4.2011, blz. 14.


BIJLAGE

Restituties die met ingang van 21 juli 2011 van toepassing zijn op eieren en eigeel die worden uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I van het Verdrag vallen

(EUR/100 kg)

GN-code

Omschrijving

Bestemming (1)

Restituties

0407 00

Vogeleieren in de schaal, vers, verduurzaamd of gekookt:

 

 

– van pluimvee:

 

 

0407 00 30

– – andere:

 

 

a)

in geval van uitvoer van ovoalbumine van de GN-codes 3502 11 90 en 3502 19 90

02

0,00

03

19,00

04

0,00

b)

in geval van uitvoer van andere goederen

01

0,00

0408

Vogeleieren uit de schaal en eigeel, vers, gedroogd, gestoomd of in water gekookt, in een bepaalde vorm gebracht, bevroren of op andere wijze verduurzaamd, ook indien met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen:

 

 

– eigeel:

 

 

0408 11

– – gedroogd:

 

 

ex 0408 11 80

– – – geschikt voor menselijke consumptie:

 

 

ongezoet

01

74,00

0408 19

– – andere:

 

 

– – – geschikt voor menselijke consumptie:

 

 

ex 0408 19 81

– – – – vloeibaar:

 

 

ongezoet

01

22,00

ex 0408 19 89

– – – – bevroren:

 

 

ongezoet

01

22,00

– andere:

 

 

0408 91

– – gedroogd:

 

 

ex 0408 91 80

– – – geschikt voor menselijke consumptie:

 

 

ongezoet

01

38,00

0408 99

– – andere:

 

 

ex 0408 99 80

– – – geschikt voor menselijke consumptie:

 

 

ongezoet

01

9,00


(1)  De bestemmingen zijn:

01

derde landen. Voor Zwitserland en Liechtenstein gelden deze restituties niet voor de goederen die zijn opgenomen in de tabellen I en II bij Protocol nr. 2 bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat van 22 juli 1972;

02

Bahrein, Hongkong SAR, Jemen, Koeweit, Oman, Qatar, Rusland, Turkije en de Verenigde Arabische Emiraten;

03

de Filipijnen, Japan, Maleisië, Taiwan, Thailand en Zuid-Korea, en

04

alle bestemmingen, met uitzondering van Zwitserland en van de bestemmingen bedoeld onder 02 en 03.


BESLUITEN

21.7.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 190/72


BESLUIT VAN DE RAAD

van 19 juli 2011

betreffende de start van de geautomatiseerde uitwisseling van dactyloscopische gegevens in Tsjechië

(2011/434/EU)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien Besluit 2008/615/JBZ van de Raad van 23 juni 2008 inzake de intensivering van de grensoverschrijdende samenwerking, in het bijzonder ter bestrijding van terrorisme en grensoverschrijdende criminaliteit (1), en met name artikel 25,

Gezien Besluit 2008/616/JBZ van de Raad van 23 juni 2008 betreffende de uitvoering van Besluit 2008/615/JBZ (2), en met name artikel 20 en hoofdstuk 4 van de bijlage,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens het Protocol betreffende de overgangsbepalingen dat is gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie, aan het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, worden de rechtsgevolgen van de handelingen van de instellingen, organen en instanties van de Unie die vastgesteld zijn vóór de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon gehandhaafd zolang deze handelingen niet krachtens de Verdragen ingetrokken, nietig verklaard of gewijzigd zijn.

(2)

Artikel 25 van Besluit 2008/615/JBZ is derhalve van toepassing en de Raad moet met eenparigheid van stemmen besluiten of de lidstaten de bepalingen van hoofdstuk 6 van dat besluit hebben uitgevoerd.

(3)

In artikel 20 van Besluit 2008/616/JBZ is bepaald dat de Raad het in artikel 25, lid 2, van Besluit 2008/615/JBZ bedoelde besluit neemt op basis van een evaluatieverslag, dat is opgesteld aan de hand van een vragenlijst. Wat de automatische uitwisseling van gegevens overeenkomstig hoofdstuk 2 van Besluit 2008/615/JBZ betreft, dient het evaluatieverslag gebaseerd te zijn op een evaluatiebezoek en een proefrun.

(4)

Overeenkomstig hoofdstuk 4, punt 1.1, van de bijlage bij Besluit 2008/616/JBZ stelt de betrokken Raadsgroep voor elke vorm van geautomatiseerde uitwisseling van gegevens een vragenlijst op, en dient deze door een lidstaat te worden beantwoord zodra hij van oordeel is dat hij aan de voorwaarden voor het uitwisselen van gegevens in een bepaalde gegevenscategorie voldoet.

(5)

Tsjechië heeft de vragenlijst over gegevensbescherming en de vragenlijst over de uitwisseling van dactyloscopische gegevens ingevuld.

(6)

Tsjechië heeft met Slowakije en Oostenrijk een geslaagde proefrun uitgevoerd.

(7)

Er is een evaluatiebezoek aan Tsjechië gebracht, het Slowaaks/Oostenrijks evaluatieteam heeft daarover een verslag opgesteld en dat toegezonden aan de betrokken werkgroep van de Raad.

(8)

Er is een algemeen evaluatieverslag aan de Raad voorgelegd, waarin de resultaten van de vragenlijst, het evaluatiebezoek en de proefrun betreffende de uitwisseling van dactyloscopische gegevens zijn samengevat,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Met het oog op de automatische bevraging van dactyloscopische gegevens heeft Tsjechië de algemene bepalingen betreffende gegevensbescherming van hoofdstuk 6 van Besluit 2008/615/JBZ volledig uitgevoerd en is het gerechtigd met ingang van de datum van inwerkingtreding van dit besluit persoonsgegevens te ontvangen en te verstrekken overeenkomstig artikel 9 van dat besluit.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 19 juli 2011.

Voor de Raad

De voorzitter

M. SAWICKI


(1)  PB L 210 van 6.8.2008, blz. 1.

(2)  PB L 210 van 6.8.2008, blz. 12.


21.7.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 190/73


UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 19 juli 2011

inzake de erkenning van de „Roundtable of Sustainable Biofuels EU RED”-regeling voor het aantonen van de naleving van de duurzaamheidscriteria onder Richtlijnen 2009/28/EG en 2009/30/EG van het Europees Parlement en de Raad

(2011/435/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van Richtlijn 2001/77/EG en Richtlijn 2003/30/EG (1), en met name artikel 18, lid 6,

Gezien Richtlijn 98/70/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 1998 betreffende de kwaliteit van benzine en van dieselbrandstof (2), als gewijzigd bij Richtlijn 2009/30/EG (3), en met name artikel 7 quater, lid 6,

Na raadpleging van het bij artikel 25, lid 2, van Richtlijn 2009/28/EG opgerichte raadgevend comité,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Zowel in Richtlijn 2009/28/EG als in Richtlijn 2009/30/EG zijn duurzaamheidscriteria voor biobrandstoffen vastgesteld. Verwijzingen naar de bepalingen van de artikelen 17 en 18 en bijlage V bij Richtlijn 2009/28/EG moeten ook worden opgevat als verwijzingen naar de soortgelijke bepalingen van de artikelen 7 bis, 7 ter, 7 quater en bijlage IV bij Richtlijn 2009/30/EG.

(2)

Wanneer biobrandstoffen en vloeibare biomassa in aanmerking dienen te worden genomen voor de doelstellingen van artikel 17, lid 1, onder a), b) en c), verplichten de lidstaten de marktpartijen om aan te tonen dat de biobrandstoffen en vloeibare biomassa beantwoorden aan de duurzaamheidscriteria van artikel 17, leden 2 tot en met 5, van Richtlijn 2009/28/EG.

(3)

In overweging 76 van Richtlijn 2009/28/EG is bepaald dat onredelijke lasten voor het bedrijfsleven moeten worden vermeden; vrijwillige regelingen kunnen bijdragen tot efficiënte oplossingen om de naleving van deze duurzaamheidscriteria aan te tonen.

(4)

De Commissie kan besluiten dat een vrijwillige nationale of internationale regeling aantoont dat leveringen van biobrandstoffen beantwoorden aan de duurzaamheids-criteria van artikel 17, leden 3 tot en met 5, van Richtlijn 2009/28/EG of dat een vrijwillige nationale of internationale regeling om broeikasgasreductie te meten nauwkeurige gegevens bevat voor de doelstellingen van artikel 17, lid 2, van deze richtlijn.

(5)

De Commissie kan een dergelijke vrijwillige regeling voor een periode van vijf jaar erkennen.

(6)

Als een marktpartij bewijzen of gegevens indient die verkregen zijn overeenkomstig een door de Commissie erkende regeling, voor zover het erkenningsbesluit daarop betrekking heeft, mag een lidstaat de leverancier niet vragen om verdere bewijzen van de naleving van de duurzaamheidscriteria in te dienen.

(7)

Op 10 mei 2011 is bij de Commissie een verzoek tot erkenning van de „Roundtable of Sustainable Biofuels EU RED”-regeling (hierna de „„RSB EU RED”-regeling” genoemd) ingediend. De regeling is algemeen van strekking en kan betrekking hebben op een breed gamma aan verschillende biobrandstoffen. De erkende regeling wordt beschikbaar gemaakt op het bij Richtlijn 2009/28/EG opgerichte transparantie-platform. Om redenen van commerciële gevoeligheid kan de Commissie beslissen de regeling slechts gedeeltelijk te publiceren.

(8)

Uit beoordelingen van de „RSB EU RED”-regeling is gebleken dat ze de duurzaamheidscriteria van Richtlijn 2009/28/EG voldoende bestrijkt en dat ze een massabalansmethode toepast die spoort met de eisen van artikel 18, lid 1, van Richtlijn 2009/28/EG.

(9)

Uit de evaluatie van de „RSB EU RED”-regeling is gebleken dat ze beantwoordt aan passende normen inzake betrouwbaarheid, transparantie en onafhankelijke auditing, en aan de methodologische eisen van bijlage V bij Richtlijn 2009/28/EG.

(10)

Dit besluit heeft geen betrekking op eventuele aanvullende duurzaamheidselementen van de „RSB EU RED”-regeling. Deze aanvullende duurzaamheidscriteria hoeven niet noodzakelijk in overeenstemming te zijn met de duurzaamheidseisen van Richtlijn 2009/28/EG. De Europese Commissie kan in een latere fase beoordelen of de regeling ook accurate gegevens bevat over maatregelen die zijn genomen met betrekking tot kwesties die in artikel 18, lid 4, tweede alinea, tweede zin, van Richtlijn 2009/28/EG zijn vermeld,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De vrijwillige „Roundtable of Sustainable Biofuels EU RED”-regeling, waarvoor op 10 mei 2011 een verzoek tot gedeeltelijke erkenning is ingediend bij de Commissie, toont aan dat leveringen van biobrandstoffen beantwoorden aan de duurzaamheidscriteria van artikel 17, lid 3, onder a), b) en c), en artikel 17, leden 4 en 5, van Richtlijn 2009/28/EG en van artikel 7 ter, lid 3, onder a), b) en c), en artikel 7 ter, leden 4 en 5, van Richtlijn 98/70/EG. De regeling bevat ook accurate gegevens voor de toepassing van artikel 17, lid 2, van Richtlijn 2009/28/EG en artikel 7 ter, lid 2, van Richtlijn 98/70/EG.

Voorts kan de regeling worden gebruikt om de naleving aan te tonen van artikel 18, lid 1, van Richtlijn 2009/28/EG en artikel 7 quater, lid 1, van Richtlijn 98/70/EG.

Artikel 2

1.   Het besluit is geldig voor een periode van vijf jaar na de inwerkingtreding ervan. Als de regeling, na de goedkeuring ervan door de Commissie, inhoudelijke wijzigingen ondergaat die gevolgen kunnen hebben voor de grondslag van dit besluit, moeten dergelijke wijzingen onmiddellijk aan de Commissie worden gemeld. De Commissie beoordeelt de gemelde wijzigingen om na te gaan of de regeling nog steeds voldoende betrekking heeft op de duurzaamheidscriteria waarvoor ze is erkend.

2.   Als duidelijk wordt aangetoond dat de regeling elementen die van doorslaggevend belang voor dit besluit worden geacht, niet ten uitvoer heeft gelegd en als een ernstige en structurele inbreuk op deze elementen heeft plaatsgevonden, behoudt de Commissie zich het recht voor om dit besluit in te trekken.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 19 juli 2011.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 140 van 5.6.2009, blz. 16.

(2)  PB L 350 van 28.12.1998, blz. 58.

(3)  PB L 140 van 5.6.2009, blz. 88.


21.7.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 190/75


UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 19 juli 2011

inzake de erkenning van de „Abengoa RED Bioenergy Sustainability Assurance”-regeling voor het aantonen van de naleving van de duurzaamheidscriteria onder Richtlijnen 2009/28/EG en 2009/30/EG van het Europees Parlement en de Raad

(2011/436/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van Richtlijn 2001/77/EG en Richtlijn 2003/30/EG (1), en met name artikel 18, lid 6,

Gezien Richtlijn 98/70/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 1998 betreffende de kwaliteit van benzine en van dieselbrandstof (2), als gewijzigd bij Richtlijn 2009/30/EG (3), en met name artikel 7 quater, lid 6,

Na raadpleging van het bij artikel 25, lid 2, van Richtlijn 2009/28/EG opgerichte raadgevend comité,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Zowel in Richtlijn 2009/28/EG als in Richtlijn 2009/30/EG zijn duurzaamheidscriteria voor biobrandstoffen vastgesteld. Verwijzingen naar de bepalingen van de artikelen 17 en 18 en bijlage V bij Richtlijn 2009/28/EG moeten ook worden opgevat als verwijzingen naar de soortgelijke bepalingen van de artikelen 7 bis, 7 ter, 7 quater en bijlage IV bij Richtlijn 2009/30/EG.

(2)

Wanneer biobrandstoffen en vloeibare biomassa in aanmerking dienen te worden genomen voor de doelstellingen van artikel 17, lid 1, onder a), b) en c), verplichten de lidstaten de marktpartijen om aan te tonen dat de biobrandstoffen en vloeibare biomassa beantwoorden aan de duurzaamheidscriteria van artikel 17, leden 2 tot en met 5, van Richtlijn 2009/28/EG.

(3)

In overweging 76 van Richtlijn 2009/28/EG is bepaald dat onredelijke lasten voor het bedrijfsleven moeten worden vermeden; vrijwillige regelingen kunnen bijdragen tot efficiënte oplossingen om de naleving van deze duurzaamheidscriteria aan te tonen.

(4)

De Commissie kan besluiten dat een vrijwillige nationale of internationale regeling aantoont dat leveringen van biobrandstoffen beantwoorden aan de duurzaamheids-criteria van artikel 17, leden 3 tot en met 5, van Richtlijn 2009/28/EG of dat een vrijwillige nationale of internationale regeling om broeikasgasreductie te meten nauwkeurige gegevens bevat voor de doelstellingen van artikel 17, lid 2, van deze richtlijn.

(5)

De Commissie kan een dergelijke vrijwillige regeling voor een periode van vijf jaar erkennen.

(6)

Als een marktpartij bewijzen of gegevens indient die verkregen zijn overeenkomstig een door de Commissie erkende regeling, voor zover het erkenningsbesluit daarop betrekking heeft, mag een lidstaat de leverancier niet vragen om verdere bewijzen van de naleving van de duurzaamheidscriteria in te dienen.

(7)

Het verzoek tot erkenning van de „Abengoa RED Bioenergy Sustainability Assurance”-regeling (hierna de „ „RBSA”-regeling” genoemd) is op 8 april 2011 bij de Commissie ingediend. Deze regeling heeft betrekking op een breed gamma aan producten en is van toepassing op alle geografische locaties. De erkende regeling wordt beschikbaar gemaakt op het bij Richtlijn 2009/28/EG opgerichte transparantie-platform. Om redenen van commerciële gevoeligheid kan de Commissie beslissen de regeling slechts gedeeltelijk te publiceren.

(8)

Uit beoordelingen van de „RBSA”-regeling is gebleken dat ze de duurzaamheids-criteria van Richtlijn 2009/28/EG voldoende bestrijkt, en dat ze een massabalans-methode toepast die spoort met de eisen van artikel 18, lid 1, van Richtlijn 2009/28/EG.

(9)

Uit de evaluatie van de „RBSA”-regeling is gebleken dat ze beantwoordt aan passende normen inzake betrouwbaarheid, transparantie en onafhankelijke auditing, en aan de methodologische eisen van bijlage V bij Richtlijn 2009/28/EG.

(10)

Dit besluit heeft geen betrekking op eventuele aanvullende duurzaamheidselementen van de „RBSA”-regeling. Deze aanvullende duurzaamheidscriteria hoeven niet noodzakelijk in overeenstemming te zijn met de duurzaamheidseisen van Richtlijn 2009/28/EG. De Europese Commissie kan in een latere fase beoordelen of de regeling ook accurate gegevens bevat over maatregelen die zijn genomen met betrekking tot kwesties die in artikel 18, lid 4, tweede alinea, tweede zin, van Richtlijn 2009/28/EG zijn vermeld,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De vrijwillige „RBSA”-regeling, waarvoor op 8 april 2011 een verzoek tot erkenning is ingediend bij de Commissie, toont aan dat leveringen van biobrandstoffen beantwoorden aan de duurzaamheidscriteria van artikel 17, lid 3, onder a), b) en c), en artikel 17, leden 4 en 5, van Richtlijn 2009/28/EG en van artikel 7 ter, lid 3, onder a), b) en c), en artikel 7 ter, leden 4 en 5, van Richtlijn 98/70/EG. De regeling bevat ook accurate gegevens voor de toepassing van artikel 17, lid 2, van Richtlijn 2009/28/EG en artikel 7 ter, lid 2, van Richtlijn 98/70/EG.

Voorts kan de regeling worden gebruikt om de naleving aan te tonen van artikel 18, lid 1, van Richtlijn 2009/28/EG en artikel 7 quater, lid 1, van Richtlijn 98/70/EG.

Artikel 2

1.   Het besluit is geldig voor een periode van vijf jaar na de inwerkingtreding ervan. Als de regeling, na de goedkeuring ervan door de Commissie, inhoudelijke wijzigingen ondergaat die gevolgen kunnen hebben voor de grondslag van dit besluit, moeten dergelijke wijzingen onmiddellijk aan de Commissie worden gemeld. De Commissie beoordeelt de gemelde wijzigingen om na te gaan of de regeling nog steeds voldoende betrekking heeft op de duurzaamheidscriteria waarvoor ze is erkend.

2.   Als duidelijk wordt aangetoond dat de regeling elementen die van doorslaggevend belang voor dit besluit worden geacht, niet ten uitvoer heeft gelegd en als een ernstige en structurele inbreuk op deze elementen heeft plaatsgevonden, behoudt de Commissie zich het recht voor om dit besluit in te trekken.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 19 juli 2011.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 140 van 5.6.2009, blz. 16.

(2)  PB L 350 van 28.12.1998, blz. 58.

(3)  PB L 140 van 5.6.2009, blz. 88.


21.7.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 190/77


UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 19 juli 2011

inzake de erkenning van de „Biomass Biofuels Sustainability voluntary scheme”-regeling voor het aantonen van de naleving van de duurzaamheidscriteria onder Richtlijnen 2009/28/EG en 2009/30/EG van het Europees Parlement en de Raad

(2011/437/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van Richtlijn 2001/77/EG en Richtlijn 2003/30/EG (1), en met name artikel 18, lid 6,

Gezien Richtlijn 98/70/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 1998 betreffende de kwaliteit van benzine en van dieselbrandstof (2), als gewijzigd bij Richtlijn 2009/30/EG (3), en met name artikel 7 quater, lid 6,

Na raadpleging van het bij artikel 25, lid 2, van Richtlijn 2009/28/EG opgerichte raadgevend comité,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Zowel in Richtlijn 2009/28/EG als in Richtlijn 2009/30/EG zijn duurzaamheidscriteria voor biobrandstoffen vastgesteld. Verwijzingen naar de bepalingen van de artikelen 17 en 18 en bijlage V bij Richtlijn 2009/28/EG moeten ook worden opgevat als verwijzingen naar de soortgelijke bepalingen van de artikelen 7 bis, 7 ter, 7 quater en bijlage IV bij Richtlijn 2009/30/EG.

(2)

Wanneer biobrandstoffen en vloeibare biomassa in aanmerking dienen te worden genomen voor de doelstellingen van artikel 17, lid 1, onder a), b) en c), verplichten de lidstaten de marktpartijen om aan te tonen dat de biobrandstoffen en vloeibare biomassa beantwoorden aan de duurzaamheidscriteria van artikel 17, leden 2 tot en met 5, van Richtlijn 2009/28/EG.

(3)

In overweging 76 van Richtlijn 2009/28/EG is bepaald dat onredelijke lasten voor het bedrijfsleven moeten worden vermeden; vrijwillige regelingen kunnen bijdragen tot efficiënte oplossingen om de naleving van deze duurzaamheidscriteria aan te tonen.

(4)

De Commissie kan besluiten dat een vrijwillige nationale of internationale regeling aantoont dat leveringen van biobrandstoffen beantwoorden aan de duurzaamheids-criteria van artikel 17, leden 3 tot en met 5, van Richtlijn 2009/28/EG of dat een vrijwillige nationale of internationale regeling om broeikasgasreductie te meten nauwkeurige gegevens bevat voor de doelstellingen van artikel 17, lid 2, van deze richtlijn.

(5)

De Commissie kan een dergelijke vrijwillige regeling voor een periode van vijf jaar erkennen.

(6)

Als een marktpartij bewijzen of gegevens indient die verkregen zijn overeenkomstig een door de Commissie erkende regeling, voor zover het erkenningsbesluit daarop betrekking heeft, mag een lidstaat de leverancier niet vragen om verdere bewijzen van de naleving van de duurzaamheidscriteria in te dienen.

(7)

Het verzoek tot erkenning van de „Biomass Biofuels Sustainability voluntary scheme”-regeling (hierna de „„2BSvs”-regeling” genoemd) is op 11 mei 2011 bij de Commissie ingediend. Deze regeling heeft betrekking op een breed gamma aan producten en is van toepassing op alle geografische locaties. De erkende regeling wordt beschikbaar gemaakt op het bij Richtlijn 2009/28/EG opgerichte transparantie-platform. Om redenen van commerciële gevoeligheid kan de Commissie beslissen de regeling slechts gedeeltelijk te publiceren.

(8)

Uit beoordelingen van de „2BSvs”-regeling is gebleken dat ze de duurzaamheids-criteria van Richtlijn 2009/28/EG voldoende bestrijkt, met uitzondering van het criterium van artikel 17, lid 3, onder c), en dat ze een massabalansmethode toepast die spoort met de eisen van artikel 18, lid 1, van Richtlijn 2009/28/EG.

(9)

Uit de evaluatie van de „2BSvs”-regeling is gebleken dat ze beantwoordt aan passende normen inzake betrouwbaarheid, transparantie en onafhankelijke auditing, en aan de methodologische eisen van bijlage V bij Richtlijn 2009/28/EG.

(10)

Dit besluit heeft geen betrekking op eventuele aanvullende duurzaamheidselementen van de „2BSvs”-regeling. Deze aanvullende duurzaamheidscriteria hoeven niet noodzakelijk in overeenstemming te zijn met de duurzaamheidseisen van Richtlijn 2009/28/EG. De Europese Commissie kan in een latere fase beoordelen of de regeling ook accurate gegevens bevat over maatregelen die zijn genomen met betrekking tot kwesties die in artikel 18, lid 4, tweede alinea, tweede zin, van Richtlijn 2009/28/EG zijn vermeld,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De vrijwillige „Biomass Biofuels Sustainability voluntary scheme”-regeling, waarvoor op 11 mei 2011 een verzoek tot erkenning is ingediend bij de Commissie, toont aan dat leveringen van biobrandstoffen beantwoorden aan de duurzaamheidscriteria van artikel 17, lid 3, onder a) en b), en artikel 17, leden 4 en 5, van Richtlijn 2009/28/EG en van artikel 7 ter, lid 3, onder a) en b), en artikel 7 ter, leden 4 en 5, van Richtlijn 98/70/EG. De regeling bevat ook accurate gegevens voor de toepassing van artikel 17, lid 2, van Richtlijn 2009/28/EG en artikel 7 ter, lid 2, van Richtlijn 98/70/EG.

Voorts kan de regeling worden gebruikt om de naleving aan te tonen van artikel 18, lid 1, van Richtlijn 2009/28/EG en artikel 7 quater, lid 1, van Richtlijn 98/70/EG.

Artikel 2

1.   Het besluit is geldig voor een periode van vijf jaar na de inwerkingtreding ervan. Als de regeling, na de goedkeuring ervan door de Commissie, inhoudelijke wijzigingen ondergaat die gevolgen kunnen hebben voor de grondslag van dit besluit, moeten dergelijke wijzingen onmiddellijk aan de Commissie worden gemeld. De Commissie beoordeelt de gemelde wijzigingen om na te gaan of de regeling nog steeds voldoende betrekking heeft op de duurzaamheidscriteria waarvoor ze is erkend.

2.   Als duidelijk wordt aangetoond dat de regeling elementen die van doorslaggevend belang voor dit besluit worden geacht, niet ten uitvoer heeft gelegd en als een ernstige en structurele inbreuk op deze elementen heeft plaatsgevonden, behoudt de Commissie zich het recht voor om dit besluit in te trekken.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 19 juli 2011.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 140 van 5.6.2009, blz. 16.

(2)  PB L 350 van 28.12.1998, blz. 58.

(3)  PB L 140 van 5.6.2009, blz. 88.


21.7.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 190/79


UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 19 juli 2011

inzake de erkenning van de „International Sustainability and Carbon Certification”-regeling voor het aantonen van de naleving van de duurzaamheidscriteria onder Richtlijnen 2009/28/EG en 2009/30/EG van het Europees Parlement en de Raad

(2011/438/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van Richtlijn 2001/77/EG en Richtlijn 2003/30/EG (1), en met name artikel 18, lid 6,

Gezien Richtlijn 98/70/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 1998 betreffende de kwaliteit van benzine en van dieselbrandstof (2), als gewijzigd bij Richtlijn 2009/30/EG (3), en met name artikel 7 quater, lid 6,

Na raadpleging van het bij artikel 25, lid 2, van Richtlijn 2009/28/EG opgerichte raadgevende comité,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Zowel in Richtlijn 2009/28/EG als in Richtlijn 2009/30/EG zijn duurzaamheidscriteria voor biobrandstoffen vastgesteld. Verwijzingen naar de bepalingen van de artikelen 17 en 18 en bijlage V bij Richtlijn 2009/28/EG moeten ook worden opgevat als verwijzingen naar de soortgelijke bepalingen van de artikelen 7 bis, 7 ter, 7 quater en bijlage IV bij Richtlijn 2009/30/EG.

(2)

Wanneer biobrandstoffen en vloeibare biomassa in aanmerking dienen te worden genomen voor de doelstellingen van artikel 17, lid 1, onder a), b) en c), verplichten de lidstaten de marktpartijen om aan te tonen dat de biobrandstoffen en vloeibare biomassa beantwoorden aan de duurzaamheidscriteria van artikel 17, leden 2 tot en met 5, van Richtlijn 2009/28/EG.

(3)

In overweging 76 van Richtlijn 2009/28/EG is bepaald dat onredelijke lasten voor het bedrijfsleven moeten worden vermeden; vrijwillige regelingen kunnen bijdragen tot efficiënte oplossingen om de naleving van deze duurzaamheidscriteria aan te tonen.

(4)

De Commissie kan besluiten dat een vrijwillige nationale of internationale regeling aantoont dat leveringen van biobrandstoffen beantwoorden aan de duurzaamheidscriteria van artikel 17, leden 3 tot en met 5, van Richtlijn 2009/28/EG of dat een vrijwillige nationale of internationale regeling om broeikasgasreductie te meten nauwkeurige gegevens bevat voor de doelstellingen van artikel 17, lid 2, van deze richtlijn.

(5)

De Commissie kan een dergelijke vrijwillige regeling voor een periode van vijf jaar erkennen.

(6)

Als een marktpartij bewijzen of gegevens indient die verkregen zijn overeenkomstig een door de Commissie erkende regeling, voor zover het erkenningsbesluit daarop betrekking heeft, mag een lidstaat de leverancier niet vragen om verdere bewijzen van de naleving van de duurzaamheidscriteria in te dienen.

(7)

Het verzoek tot erkenning van de „International Sustainability and Carbon Certification”-regeling (hierna de ISCC-regeling) is op 18 maart 2011 bij de Commissie ingediend. De regeling is algemeen van strekking en kan betrekking hebben op een breed gamma aan verschillende biobrandstoffen. De erkende regeling wordt beschikbaar gemaakt op het bij Richtlijn 2009/28/EG opgerichte transparantieplatform. Om redenen van commerciële gevoeligheid kan de Commissie beslissen de regeling slechts gedeeltelijk te publiceren.

(8)

Uit beoordelingen van de ISCC-regeling is gebleken dat ze de duurzaamheidscriteria van Richtlijn 2009/28/EG voldoende bestrijkt en dat ze een massabalansmethode toepast die spoort met de eisen van artikel 18, lid 1, van Richtlijn 2009/28/EG.

(9)

Uit de evaluatie van de ISCC-regeling is gebleken dat ze beantwoordt aan passende normen inzake betrouwbaarheid, transparantie en onafhankelijke auditing, en aan de methodologische eisen van bijlage V bij Richtlijn 2009/28/EG.

(10)

Dit besluit heeft geen betrekking op eventuele aanvullende duurzaamheidselementen van de ISCC-regeling. Deze aanvullende duurzaamheidscriteria hoeven niet noodzakelijk in overeenstemming te zijn met de duurzaamheidseisen van Richtlijn 2009/28/EG. De Europese Commissie kan in een latere fase beoordelen of de regeling ook accurate gegevens bevat over maatregelen die zijn genomen met betrekking tot kwesties die in artikel 18, lid 4, tweede alinea, tweede zin, van Richtlijn 2009/28/EG zijn vermeld,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De vrijwillige „International Sustainability and Carbon Certification”-regeling, waarvoor op 18 maart 2011 een verzoek tot erkenning is ingediend bij de Commissie, toont aan dat leveringen van biobrandstoffen beantwoorden aan de duurzaamheidscriteria van artikel 17, lid 3, onder a), b) en c), en artikel 17, leden 4 en 5, van Richtlijn 2009/28/EG en van artikel 7 ter, lid 3, onder a), b) en c), en artikel 7 ter, leden 4 en 5, van Richtlijn 98/70/EG. De regeling bevat ook accurate gegevens voor de toepassing van artikel 17, lid 2, van Richtlijn 2009/28/EG en artikel 7 ter, lid 2, van Richtlijn 98/70/EG.

Voorts kan de regeling worden gebruikt om de naleving aan te tonen van artikel 18, lid 1, van Richtlijn 2009/28/EG en artikel 7 quater, lid 1, van Richtlijn 98/70/EG.

Artikel 2

1.   Het besluit is geldig voor een periode van vijf jaar na de inwerkingtreding ervan. Als de regeling, na de goedkeuring ervan door de Commissie, inhoudelijke wijzigingen ondergaat die gevolgen kunnen hebben voor de grondslag van dit besluit, moeten dergelijke wijzingen onmiddellijk aan de Commissie worden gemeld. De Commissie beoordeelt de gemelde wijzigingen om na te gaan of de regeling nog steeds voldoende betrekking heeft op de duurzaamheidscriteria waarvoor ze is erkend.

2.   Als duidelijk wordt aangetoond dat de regeling elementen die van doorslaggevend belang voor dit besluit worden geacht, niet ten uitvoer heeft gelegd en als een ernstige en structurele inbreuk op deze elementen heeft plaatsgevonden, behoudt de Commissie zich het recht voor om dit besluit in te trekken.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 19 juli 2011.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 140 van 5.6.2009, blz. 16.

(2)  PB L 350 van 28.12.1998, blz. 58.

(3)  PB L 140 van 5.6.2009, blz. 88.


21.7.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 190/81


UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 19 juli 2011

inzake de erkenning van de „Bonsucro EU”-regeling voor het aantonen van de naleving van de duurzaamheidscriteria onder Richtlijnen 2009/28/EG en 2009/30/EG van het Europees Parlement en de Raad

(2011/439/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van Richtlijn 2001/77/EG en Richtlijn 2003/30/EG (1), en met name artikel 18, lid 6,

Gezien Richtlijn 98/70/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 1998 betreffende de kwaliteit van benzine en van dieselbrandstof (2), als gewijzigd bij Richtlijn 2009/30/EG (3), en met name artikel 7 quater, lid 6,

Na raadpleging van het bij artikel 25, lid 2, van Richtlijn 2009/28/EG opgerichte raadgevende comité,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Zowel in Richtlijn 2009/28/EG als in Richtlijn 2009/30/EG zijn duurzaamheidscriteria voor biobrandstoffen vastgesteld. Verwijzingen naar de bepalingen van de artikelen 17 en 18 en bijlage V bij Richtlijn 2009/28/EG moeten ook worden opgevat als verwijzingen naar de soortgelijke bepalingen van de artikelen 7 bis, 7 ter, 7 quater en bijlage IV bij Richtlijn 2009/30/EG.

(2)

Wanneer biobrandstoffen en vloeibare biomassa in aanmerking dienen te worden genomen voor de doelstellingen van artikel 17, lid 1, onder a), b) en c), verplichten de lidstaten de marktpartijen om aan te tonen dat de biobrandstoffen en vloeibare biomassa beantwoorden aan de duurzaamheidscriteria van artikel 17, leden 2 tot en met 5, van Richtlijn 2009/28/EG.

(3)

In overweging 76 van Richtlijn 2009/28/EG is bepaald dat onredelijke lasten voor het bedrijfsleven moeten worden vermeden; vrijwillige regelingen kunnen bijdragen tot efficiënte oplossingen om de naleving van deze duurzaamheidscriteria aan te tonen.

(4)

De Commissie kan besluiten dat een vrijwillige nationale of internationale regeling aantoont dat leveringen van biobrandstoffen beantwoorden aan de duurzaamheidscriteria van artikel 17, leden 3 tot en met 5, van Richtlijn 2009/28/EG of dat een vrijwillige nationale of internationale regeling om broeikasgasreductie te meten nauwkeurige gegevens bevat voor de doelstellingen van artikel 17, lid 2, van deze richtlijn.

(5)

De Commissie kan een dergelijke vrijwillige regeling voor een periode van vijf jaar erkennen.

(6)

Als een marktpartij bewijzen of gegevens indient die verkregen zijn overeenkomstig een door de Commissie erkende regeling, voor zover het erkenningsbesluit daarop betrekking heeft, mag een lidstaat de leverancier niet vragen om verdere bewijzen van de naleving van de duurzaamheidscriteria in te dienen.

(7)

Op 11 maart 2011 is bij de Commissie een verzoek ingediend tot erkenning van de „Bonsucro EU”-regeling. Deze regeling heeft betrekking op producten op basis van suikerriet en is van toepassing op alle geografische locaties. De erkende regeling wordt beschikbaar gemaakt op het bij Richtlijn 2009/28/EG opgerichte transparantieplatform. Om redenen van commerciële gevoeligheid kan de Commissie beslissen de regeling slechts gedeeltelijk te publiceren.

(8)

Uit beoordelingen van de Bonsucro EU-regeling is gebleken dat ze de duurzaamheidscriteria van Richtlijn 2009/28/EG voldoende bestrijkt, met uitzondering van het criterium van artikel 17, lid 3, onder c), en dat ze een massabalansmethode toepast die spoort met de eisen van artikel 18, lid 1, van Richtlijn 2009/28/EG.

(9)

Uit de evaluatie van de Bonsucro EU-regeling is gebleken dat ze beantwoordt aan passende normen inzake betrouwbaarheid, transparantie en onafhankelijke auditing, en aan de methodologische eisen van bijlage V bij Richtlijn 2009/28/EG.

(10)

Dit besluit heeft geen betrekking op eventuele aanvullende duurzaamheidselementen van de Bonsucro EU-regeling. Deze aanvullende duurzaamheidscriteria hoeven niet noodzakelijk in overeenstemming te zijn met de duurzaamheidseisen van Richtlijn 2009/28/EG. De Europese Commissie kan in een latere fase beoordelen of de regeling ook accurate gegevens bevat over maatregelen die zijn genomen met betrekking tot kwesties die in artikel 18, lid 4, tweede alinea, tweede zin, van Richtlijn 2009/28/EG zijn vermeld,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De vrijwillige „Bonsucro EU”-regeling, waarvoor op 11 maart 2011 een verzoek tot erkenning is ingediend bij de Commissie, toont aan dat leveringen van biobrandstoffen beantwoorden aan de duurzaamheidscriteria van artikel 17, lid 3, onder a) en b), en artikel 17, leden 4 en 5, van Richtlijn 2009/28/EG en van artikel 7 ter, lid 3, onder a) en b), en artikel 7 ter, leden 4 en 5, van Richtlijn 98/70/EG. De regeling bevat ook accurate gegevens voor de toepassing van artikel 17, lid 2, van Richtlijn 2009/28/EG en artikel 7 ter, lid 2, van Richtlijn 98/70/EG.

Voorts kan de regeling worden gebruikt om de naleving aan te tonen van artikel 18, lid 1, van Richtlijn 2009/28/EG en artikel 7 quater, lid 1, van Richtlijn 98/70/EG.

Artikel 2

1.   Het besluit is geldig voor een periode van vijf jaar na de inwerkingtreding ervan. Als de regeling, na de goedkeuring ervan door de Commissie, inhoudelijke wijzigingen ondergaat die gevolgen kunnen hebben voor de grondslag van dit besluit, moeten dergelijke wijzingen onmiddellijk aan de Commissie worden gemeld. De Commissie beoordeelt de gemelde wijzigingen om na te gaan of de regeling nog steeds voldoende betrekking heeft op de duurzaamheidscriteria waarvoor ze is erkend.

2.   Als duidelijk wordt aangetoond dat de regeling elementen die van doorslaggevend belang voor dit besluit worden geacht, niet ten uitvoer heeft gelegd en als een ernstige en structurele inbreuk op deze elementen heeft plaatsgevonden, behoudt de Commissie zich het recht voor om dit besluit in te trekken.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 19 juli 2011.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 140 van 5.6.2009, blz. 16.

(2)  PB L 350 van 28.12.1998, blz. 58.

(3)  PB L 140 van 5.6.2009, blz. 88.


21.7.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 190/83


UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 19 juli 2011

inzake de erkenning van de „Round Table on Responsible Soy EU RED”-regeling voor het aantonen van de naleving van de duurzaamheidscriteria onder Richtlijnen 2009/28/EG en 2009/30/EG van het Europees Parlement en de Raad

(2011/440/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van Richtlijn 2001/77/EG en Richtlijn 2003/30/EG (1), en met name artikel 18, lid 6,

Gezien Richtlijn 98/70/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 1998 betreffende de kwaliteit van benzine en van dieselbrandstof (2), als gewijzigd bij Richtlijn 2009/30/EG (3), en met name artikel 7 quater, lid 6,

Na raadpleging van het bij artikel 25, lid 2, van Richtlijn 2009/28/EG opgerichte raadgevende comité,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Zowel in Richtlijn 2009/28/EG als in Richtlijn 2009/30/EG zijn duurzaamheidscriteria voor biobrandstoffen vastgesteld. Verwijzingen naar de bepalingen van de artikelen 17 en 18 en bijlage V bij Richtlijn 2009/28/EG moeten ook worden opgevat als verwijzingen naar de soortgelijke bepalingen van de artikelen 7 bis, 7 ter, 7 quater en bijlage IV bij Richtlijn 2009/30/EG.

(2)

Wanneer biobrandstoffen en vloeibare biomassa in aanmerking dienen te worden genomen voor de doelstellingen van artikel 17, lid 1, onder a), b) en c), verplichten de lidstaten de marktpartijen om aan te tonen dat de biobrandstoffen en vloeibare biomassa beantwoorden aan de duurzaamheidscriteria van artikel 17, leden 2 tot en met 5, van Richtlijn 2009/28/EG.

(3)

In overweging 76 van Richtlijn 2009/28/EG is bepaald dat onredelijke lasten voor het bedrijfsleven moeten worden vermeden; vrijwillige regelingen kunnen bijdragen tot efficiënte oplossingen om de naleving van deze duurzaamheidscriteria aan te tonen.

(4)

De Commissie kan besluiten dat een vrijwillige nationale of internationale regeling aantoont dat leveringen van biobrandstoffen beantwoorden aan de duurzaamheidscriteria van artikel 17, leden 3 tot en met 5, van Richtlijn 2009/28/EG of dat een vrijwillige nationale of internationale regeling om broeikasgasreductie te meten nauwkeurige gegevens bevat voor de doelstellingen van artikel 17, lid 2, van deze richtlijn.

(5)

De Commissie kan een dergelijke vrijwillige regeling voor een periode van vijf jaar erkennen.

(6)

Als een marktpartij bewijzen of gegevens indient die verkregen zijn overeenkomstig een door de Commissie erkende regeling, voor zover het erkenningsbesluit daarop betrekking heeft, mag een lidstaat de leverancier niet vragen om verdere bewijzen van de naleving van de duurzaamheidscriteria in te dienen.

(7)

Op 11 mei 2011 is bij de Commissie een verzoek tot erkenning van de „Round Table on Responsible Soy EU RED”-regeling (hierna RTRS EU RED) ingediend. De regeling heeft betrekking op producten die op soja zijn gebaseerd. De erkende regeling wordt beschikbaar gemaakt op het bij Richtlijn 2009/28/EG opgerichte transparantieplatform. Om redenen van commerciële gevoeligheid kan de Commissie beslissen de regeling slechts gedeeltelijk te publiceren.

(8)

Uit beoordelingen van de RTRS EU RED-regeling is gebleken dat ze de duurzaamheidscriteria van Richtlijn 2009/28/EG voldoende bestrijkt en dat ze een massabalansmethode toepast die spoort met de eisen van artikel 18, lid 1, van Richtlijn 2009/28/EG.

(9)

Uit de evaluatie van de RTRS EU RED-regeling is gebleken dat ze beantwoordt aan passende normen inzake betrouwbaarheid, transparantie en onafhankelijke auditing, en aan de methodologische eisen van bijlage V bij Richtlijn 2009/28/EG.

(10)

Dit besluit heeft geen betrekking op eventuele aanvullende duurzaamheidselementen van de RTRS EU RED-regeling. Deze aanvullende duurzaamheidscriteria hoeven niet noodzakelijk in overeenstemming te zijn met de duurzaamheidseisen van Richtlijn 2009/28/EG. De Europese Commissie kan in een latere fase beoordelen of de regeling ook accurate gegevens bevat over maatregelen die zijn genomen met betrekking tot kwesties die in artikel 18, lid 4, tweede alinea, tweede zin, van Richtlijn 2009/28/EG zijn vermeld,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De vrijwillige „Round Table on Responsible Soy EU RED”-regeling, waarvoor op 11 mei 2011 een verzoek tot erkenning is ingediend bij de Commissie, toont aan dat leveringen van biobrandstoffen beantwoorden aan de duurzaamheidscriteria van artikel 17, lid 3, onder a), b) en c), en artikel 17, leden 4 en 5, van Richtlijn 2009/28/EG en van artikel 7 ter, lid 3, onder a), b) en c), en artikel 7 ter, leden 4 en 5, van Richtlijn 98/70/EG. De regeling bevat ook accurate gegevens voor de toepassing van artikel 17, lid 2, van Richtlijn 2009/28/EG en artikel 7 ter, lid 2, van Richtlijn 98/70/EG.

Voorts kan de regeling worden gebruikt om de naleving aan te tonen van artikel 18, lid 1, van Richtlijn 2009/28/EG en artikel 7 quater, lid 1, van Richtlijn 98/70/EG.

Artikel 2

1.   Het besluit is geldig voor een periode van vijf jaar na de inwerkingtreding ervan. Als de regeling, na de goedkeuring ervan door de Commissie, inhoudelijke wijzigingen ondergaat die gevolgen kunnen hebben voor de grondslag van dit besluit, moeten dergelijke wijzingen onmiddellijk aan de Commissie worden gemeld. De Commissie beoordeelt de gemelde wijzigingen om na te gaan of de regeling nog steeds voldoende betrekking heeft op de duurzaamheidscriteria waarvoor ze is erkend.

2.   Als duidelijk wordt aangetoond dat de regeling elementen die van doorslaggevend belang voor dit besluit worden geacht, niet ten uitvoer heeft gelegd en als een ernstige en structurele inbreuk op deze elementen heeft plaatsgevonden, behoudt de Commissie zich het recht voor om dit besluit in te trekken.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 19 juli 2011.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 140 van 5.6.2009, blz. 16.

(2)  PB L 350 van 28.12.1998, blz. 58.

(3)  PB L 140 van 5.6.2009, blz. 88.


21.7.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 190/85


UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 19 juli 2011

inzake de erkenning van de „Greenergy Brazilian Bioethanol verification programme”-regeling voor het aantonen van de naleving van de duurzaamheidscriteria onder Richtlijnen 2009/28/EG en 2009/30/EG van het Europees Parlement en de Raad

(2011/441/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van Richtlijn 2001/77/EG en Richtlijn 2003/30/EG (1), en met name artikel 18, lid 6,

Gezien Richtlijn 98/70/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 1998 betreffende de kwaliteit van benzine en van dieselbrandstof (2), als gewijzigd bij Richtlijn 2009/30/EG (3), en met name artikel 7 quater, lid 6,

Na raadpleging van het bij artikel 25, lid 2, van Richtlijn 2009/28/EG opgerichte raadgevende comité,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Zowel in Richtlijn 2009/28/EG als in Richtlijn 2009/30/EG zijn duurzaamheidscriteria voor biobrandstoffen vastgesteld. Verwijzingen naar de bepalingen van de artikelen 17 en 18 en bijlage V bij Richtlijn 2009/28/EG moeten ook worden opgevat als verwijzingen naar de soortgelijke bepalingen van de artikelen 7 bis, 7 ter, 7 quater en bijlage IV bij Richtlijn 2009/30/EG.

(2)

Wanneer biobrandstoffen en vloeibare biomassa in aanmerking dienen te worden genomen voor de doelstellingen van artikel 17, lid 1, onder a), b) en c), verplichten de lidstaten de marktpartijen om aan te tonen dat de biobrandstoffen en vloeibare biomassa beantwoorden aan de duurzaamheidscriteria van artikel 17, leden 2 tot en met 5, van Richtlijn 2009/28/EG.

(3)

In overweging 76 van Richtlijn 2009/28/EG is bepaald dat onredelijke lasten voor het bedrijfsleven moeten worden vermeden; vrijwillige regelingen kunnen bijdragen tot efficiënte oplossingen om de naleving van deze duurzaamheidscriteria aan te tonen.

(4)

De Commissie kan besluiten dat een vrijwillige nationale of internationale regeling aantoont dat leveringen van biobrandstoffen beantwoorden aan de duurzaamheidscriteria van artikel 17, leden 3 tot en met 5, van Richtlijn 2009/28/EG of dat een vrijwillige nationale of internationale regeling om broeikasgasreductie te meten nauwkeurige gegevens bevat voor de doelstellingen van artikel 17, lid 2, van deze richtlijn.

(5)

De Commissie kan een dergelijke vrijwillige regeling voor een periode van vijf jaar erkennen.

(6)

Als een marktpartij bewijzen of gegevens indient die verkregen zijn overeenkomstig een door de Commissie erkende regeling, voor zover het erkenningsbesluit daarop betrekking heeft, mag een lidstaat de leverancier niet vragen om verdere bewijzen van de naleving van de duurzaamheidscriteria in te dienen.

(7)

Het verzoek tot erkenning van de „Greenergy Brazilian Bioethanol verification programme”-regeling (hierna de Greenergy-regeling) is op 31 januari 2011 bij de Commissie ingediend. Deze regeling heeft betrekking op in Brazilië geproduceerde bioethanol uit suikerriet. De erkende regeling wordt beschikbaar gemaakt op het bij Richtlijn 2009/28/EG opgerichte transparantieplatform. Om redenen van commerciële gevoeligheid kan de Commissie beslissen de regeling slechts gedeeltelijk te publiceren.

(8)

Uit beoordelingen van de Greenergy-regeling is gebleken dat ze de duurzaamheidscriteria van Richtlijn 2009/28/EG voldoende bestrijkt, met uitzondering van het criterium van artikel 17, lid 3, onder c), en dat ze een massabalansmethode toepast die spoort met de eisen van artikel 18, lid 1, van Richtlijn 2009/28/EG.

(9)

Uit de evaluatie van de Greenergy-regeling is gebleken dat ze beantwoordt aan passende normen inzake betrouwbaarheid, transparantie en onafhankelijke auditing, en aan de methodologische eisen van bijlage V bij Richtlijn 2009/28/EG.

(10)

Dit besluit heeft geen betrekking op eventuele aanvullende duurzaamheidselementen van de Greenergy-regeling. Deze aanvullende duurzaamheidscriteria hoeven niet noodzakelijk in overeenstemming te zijn met de duurzaamheidseisen van Richtlijn 2009/28/EG. De Europese Commissie kan in een latere fase beoordelen of de regeling ook accurate gegevens bevat over maatregelen die zijn genomen met betrekking tot kwesties die in artikel 18, lid 4, tweede alinea, tweede zin, van Richtlijn 2009/28/EG zijn vermeld,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De vrijwillige „Greenergy Brazilian Bioethanol verification programme”-regeling, waarvoor op 31 januari 2011 een verzoek tot erkenning is ingediend bij de Commissie, toont aan dat leveringen van biobrandstoffen beantwoorden aan de duurzaamheidscriteria van artikel 17, lid 3, onder a) en b), en artikel 17, leden 4 en 5, van Richtlijn 2009/28/EG en van artikel 7 ter, lid 3, onder a) en b), en artikel 7 ter, leden 4 en 5, van Richtlijn 98/70/EG. De regeling bevat ook accurate gegevens voor de toepassing van artikel 17, lid 2, van Richtlijn 2009/28/EG en artikel 7 ter, lid 2, van Richtlijn 98/70/EG.

Voorts kan de regeling worden gebruikt om de naleving aan te tonen van artikel 18, lid 1, van Richtlijn 2009/28/EG en artikel 7 quater, lid 1, van Richtlijn 98/70/EG.

Artikel 2

1.   Het besluit is geldig voor een periode van vijf jaar na de inwerkingtreding ervan. Als de regeling, na de goedkeuring ervan door de Commissie, inhoudelijke wijzigingen ondergaat die gevolgen kunnen hebben voor de grondslag van dit besluit, moeten dergelijke wijzingen onmiddellijk aan de Commissie worden gemeld. De Commissie beoordeelt de gemelde wijzigingen om na te gaan of de regeling nog steeds voldoende betrekking heeft op de duurzaamheidscriteria waarvoor ze is erkend.

2.   Als duidelijk wordt aangetoond dat de regeling elementen die van doorslaggevend belang voor dit besluit worden geacht, niet ten uitvoer heeft gelegd en als een ernstige en structurele inbreuk op deze elementen heeft plaatsgevonden, behoudt de Commissie zich het recht voor om dit besluit in te trekken.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 19 juli 2011.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 140 van 5.6.2009, blz. 16.

(2)  PB L 350 van 28.12.1998, blz. 58.

(3)  PB L 140 van 5.6.2009, blz. 88.


AANBEVELINGEN

21.7.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 190/87


AANBEVELING VAN DE COMMISSIE

van 18 juli 2011

betreffende toegang tot een elementaire betaalrekening

(Voor de EER relevante tekst)

(2011/442/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 292,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Om consumenten ten volle gebruik te laten maken van de eengemaakte markt en om ervoor te zorgen dat de eengemaakte markt naar behoren werkt, is het van essentieel belang te garanderen dat consumenten in de Europese Unie (hierna „de Unie” genoemd) toegang tot betalingsdiensten hebben. Momenteel wordt de beschikbaarheid van essentiële betalingsdiensten niet door betalingsdienstaanbieders verzekerd en evenmin door alle lidstaten in de Unie gegarandeerd.

(2)

Bestaande restrictieve toelaatbaarheidscriteria die door betalingsdienstaanbieders worden gehanteerd voor het openen van betaalrekeningen en verder reiken dan hetgeen de wet voorschrijft, verhinderen mogelijk de volledige toegang tot het recht op vrij verkeer van personen in de Unie. Het gebrek aan toegang tot betaalrekeningen belet consumenten bovendien toegang te hebben tot de gewone markt voor financiële diensten. Dit gaat ten koste van de financiële en sociale inclusie en treft vaak de meest kwetsbare groep van de bevolking. Het maakt het voor consumenten ook moeilijker toegang te hebben tot essentiële goederen en diensten. Daarom moeten beginselen inzake toegang tot elementaire betaalrekeningen worden vastgesteld. Dit is belangrijk voor het bevorderen van sociale inclusie en samenhang, zodat consumenten minimaal van een aantal gemeenschappelijke essentiële betalingsdiensten gebruik kunnen maken.

(3)

Het is van belang ervoor te zorgen dat beginselen inzake toegang tot elementaire betaalrekeningen in de hele Unie op consistente wijze worden toegepast. Om deze beginselen effectiever te maken, zouden deze echter ten uitvoer moeten worden gelegd met inachtneming van de diversiteit aan bankgebruiken in de Unie.

(4)

Deze aanbeveling bevat algemene beginselen voor het verstrekken van elementaire betaalrekeningen in de Unie.

(5)

Deze aanbeveling moet worden toegepast in samenhang met Richtlijn 2007/64/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2007 betreffende betalingsdiensten in de interne markt (1). Dienovereenkomstig zijn de regels inzake de transparantie van voorwaarden en informatieverstrekking betreffende betalings-diensten ook op elementaire betaalrekeningen van toepassing.

(6)

De bepalingen van deze aanbeveling mogen de lidstaten of betalingsdienstaanbieders er niet van weerhouden maatregelen te nemen die overeenkomstig het Unierecht gerechtvaardigd zijn op rechtmatige gronden van openbare veiligheid en openbare orde.

(7)

In elke lidstaat moeten consumenten die wettig in de Unie verblijven en in die lidstaat geen betaalrekening hebben, over de mogelijkheid beschikken in die lidstaat een elementaire betaalrekening te openen en te gebruiken. Om voor de breedst mogelijke toegang tot elementaire betaalrekeningen te zorgen, moeten de lidstaten er zorg voor dragen dat consumenten toegang tot een dergelijke rekening hebben ongeacht hun financiële omstandigheden zoals werkloosheid of persoonlijk faillissement. Het recht op toegang tot een elementaire betaalrekening in elke lidstaat moet evenwel worden verleend overeenkomstig de voorschriften van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2005 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme (2), met name met betrekking tot de „ken-uw-cliënt”-procedures.

(8)

Bovendien doet deze aanbeveling geen afbreuk aan de verplichting van de betalingsdienstaanbieder om het contract voor een elementaire betaalrekening in uitzonderlijke omstandigheden te beëindigen uit hoofde van desbetreffende Unie- of nationale wetgeving, zoals wetgeving inzake het witwassen van geld en terrorisme-financiering, of de preventie van en het onderzoek naar strafbare feiten.

(9)

Om er in het licht van hun specifieke nationale omstandigheden voor te zorgen dat elementaire betaalrekeningen beschikbaar zijn, moeten de lidstaten op grond van het transparantie-, non-discriminatie-, en evenredigheidsbeginsel één, meerdere of alle betalingsdienstaanbieders kunnen aanwijzen. De in dat verband door de lidstaten te nemen maatregelen mogen de concurrentie tussen betalingsdienstaanbieders niet vervalsen en moeten berusten op het transparantie-, non-discriminatie-, en evenredigheidsbeginsel. In dat verband moeten de lidstaten bekendmaken welke rechten en verplichtingen gelden voor de betalingsdienstaanbieders die met het verstrekken van een elementaire betaalrekening belast zijn.

(10)

Om voor transparantie en een eerlijke behandeling te zorgen en om de consument in staat te stellen het besluit van de betalingsdienstaanbieder aan te vechten, moet de betalingsdienstaanbieder de consument laten weten op welke gronden en met welke rechtvaardiging hem de toegang tot een elementaire betaalrekening wordt geweigerd.

(11)

In elke lidstaat moet de toegang tot een kernpakket van essentiële betalingsdiensten worden gegarandeerd. Een van de diensten die onlosmakelijk aan elementaire betaalrekeningen verbonden moeten zijn, is de mogelijkheid contant geld op de rekening te storten of van de rekening op te nemen. Deze diensten moeten de consument in staat stellen essentiële betalingstransacties uit te voeren zoals het ontvangen van een inkomen of uitkeringen, het betalen van rekeningen of belastingen en het aankopen van goederen en diensten, onder meer via automatische afschrijving, overmaking en het gebruik van een betaalkaart. Om voor de grootst mogelijke financiële inclusie te zorgen, moeten met deze diensten, indien technisch mogelijk, ook goederen en diensten online kunnen worden aangekocht. Deze diensten moeten de consument ook in staat stellen om, indien technisch mogelijk, via het onlinebank-systeem van de betalingsdienstaanbieder betalingsopdrachten te initiëren. Met een elementaire betaalrekening mogen echter geen betalingsopdrachten kunnen worden uitgevoerd die in een negatief saldo op de rekening zouden resulteren. Toegang tot krediet mag niet als een automatisch onderdeel of een aan een elementaire betaalrekening verbonden recht worden beschouwd.

(12)

Wanneer de betalingsdienstaanbieder aan de consument kosten in rekening brengt voor het openen, gebruikmaken van en sluiten van de rekening en voor het gebruik van diensten die er onlosmakelijk aan verbonden zijn zoals in deze aanbeveling omschreven, moet het totale in rekening gebrachte bedrag redelijk zijn voor de consument en dusdanig zijn dat het de consument in het licht van de specifieke nationale omstandigheden niet belet de elementaire betaalrekening te openen en van de daaraan verbonden diensten gebruik te maken. Alle aanvullende kosten die aan de consument in rekening worden gebracht wanneer hij een van de in de overeenkomst bepaalde voorwaarden niet naleeft, moeten eveneens redelijk zijn.

(13)

Om ervoor te zorgen dat het beginsel van redelijke kosten op consistente en efficiënte wijze ten uitvoer wordt gelegd, moeten de lidstaten vaststellen wat redelijke kosten zijn op basis van de in deze aanbeveling vervatte indicatieve criteria, die tezamen mogen worden overwogen.

(14)

Ter bevordering van financiële inclusie moeten ook maatregelen worden genomen om consumenten beter bewust te maken van de beschikbaarheid van elementaire betaalrekeningen. Daarom moeten de lidstaten en de betalingsdienstaanbieders aan de consumenten algemene, duidelijke en begrijpelijke informatie verstrekken over de belangrijkste kenmerken van en voorwaarden voor het gebruik van dergelijke rekeningen, alsook over de praktische werkwijze die de consument moet volgen om het recht op het openen van een elementaire betaalrekening uit te oefenen. De consument moet er ook van op de hoogte worden gebracht dat het voor de toegang tot een elementaire betaalrekening niet verplicht is aanvullende diensten aan te kopen.

(15)

De naleving van de bepalingen van deze aanbeveling vereist dat persoonsgegevens van consumenten worden verwerkt. Deze verwerking moet geschieden overeenkomstig Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (3), met name de artikelen 6, 7, 10, 11, 12 en 17, zodat de verwerking eerlijk en wettig verloopt en het grondrecht op bescherming van de persoonsgegevens in acht wordt genomen, in het bijzonder wat betreft de algemene voorwaarden van noodzakelijkheid en evenredigheid, het recht van de betrokkene op toegang tot zijn eigen gegevens, de correctie en schrapping of blokkering van onjuiste gegevens en artikel 28 betreffende het toezicht op de naleving van Richtlijn 95/46/EG door onafhankelijke openbare gegevensbeschermingsautoriteiten.

(16)

Consumenten moeten toegang hebben tot effectieve buitengerechtelijke klachten- en beroepsprocedures voor de schikking van geschillen die voortvloeien uit de in deze aanbeveling vervatte beginselen. Er mag gebruik worden gemaakt van bestaande organen en regelingen, bijvoorbeeld die welke zijn ingesteld voor de beslechting van geschillen betreffende de rechten en verplichtingen die voortvloeien uit Richtlijn 2007/64/EG.

(17)

De tenuitvoerlegging van de in deze aanbeveling vervatte beginselen moet worden versterkt door toezicht op nationaal niveau. Bevoegde autoriteiten moeten gemachtigd worden om hun toezichttaken efficiënt te vervullen.

(18)

De lidstaten moeten over betrouwbare nationale statistieken beschikken over ten minste het aantal elementaire betaalrekeningen dat geopend is, het aantal weigeringen en sluitingen van elementaire betaalrekeningen en de kosten die aan elementaire betaalrekeningen zijn verbonden. Daartoe wordt de lidstaten verzocht van alle relevante informatiebronnen gebruik te maken. Zij moeten deze informatie jaarlijks en voor het eerst uiterlijk op 1 juli 2012 aan de Commissie verstrekken.

(19)

De lidstaten moet worden verzocht uiterlijk zes maanden na de publicatie van deze aanbeveling de nodige maatregelen te nemen om te zorgen voor de toepassing ervan. Op basis van de rapportage van de lidstaten zal de Commissie tot 1 juli 2012 de genomen maatregelen volgen en beoordelen. Op basis daarvan zal de Commissie eventueel vereiste maatregelen voorstellen, zo nodig van wetgevende aard, om ervoor te zorgen dat de doelstellingen van deze aanbeveling ten volle worden verwezenlijkt.

HEEFT DE VOLGENDE AANBEVELING VASTGESTELD:

AFDELING I

Definities

1.

Voor de toepassing van deze aanbeveling wordt verstaan onder:

a)   „consument”: een natuurlijke persoon die voor doeleinden buiten zijn bedrijfs- of beroepsactiviteit handelt;

b)   „betalingsdienstaanbieder”: de betalingsdienstaanbieder(s) als omschreven in artikel 4, lid 9, van Richtlijn 2007/64/EG, die overeenkomstig lid 3 belast is (zijn) met het verstrekken van elementaire betaalrekeningen;

c)   „betaalrekening”: op naam van één consument aangehouden rekening die voor de uitvoering van betalingstransacties wordt gebruikt;

d)   „betalingstransactie”: een betalingstransactie als omschreven in artikel 4, lid 5, van Richtlijn 2007/64/EG;

e)   „geldmiddelen”: geldmiddelen als omschreven in artikel 4, lid 15, van Richtlijn 2007/64/EG;

f)   „contract”: een raamcontract als omschreven in artikel 4, lid 12, van Richtlijn 2007/64/EG.

AFDELING II

Recht op toegang

2.

De lidstaten moeten ervoor zorgen dat elke wettig in de Unie verblijvende consument het recht heeft bij een betalingsdienstaanbieder die op hun grondgebied actief is, een elementaire betaalrekening te openen en te gebruiken mits hij op hun grondgebied nog niet over een betaalrekening beschikt waarmee hij gebruik kan maken van de in lid 6 genoemde betalingsdiensten. Dit recht moet ongeacht de financiële omstandigheden van de consument gelden.

3.

De lidstaten moeten ervoor zorgen dat binnen hun rechtsgebied ten minste één betalingsdienstaanbieder met het verstrekken van elementaire betaalrekeningen is belast. Daarbij moeten zij rekening houden met de geografische ligging en het marktaandeel van de betalingsdienstaanbieders in hun rechtsgebied. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat daardoor de concurrentie tussen betalingsdienstaanbieders niet wordt vervalst.

4.

De lidstaten moeten maatregelen nemen om te garanderen dat betalingsdienst-aanbieders transparante, billijke en betrouwbare systemen gebruiken om na te gaan of de consument al dan niet reeds over een betaalrekening beschikt.

5.

De lidstaten moeten ervoor zorgen dat wanneer een aanvraag voor toegang tot een elementaire betaalrekening geweigerd wordt, de betalingsdienstaanbieder de consument onmiddellijk schriftelijk en gratis op de hoogte brengt van de gronden en de rechtvaardiging voor deze weigering. Bij wetgeving kunnen beperkingen op dit recht op informatie worden opgelegd indien de beperking een noodzakelijke en evenredige maatregel vormt ter bescherming van doelstellingen van nationale veiligheid en openbare orde.

AFDELING III

Kenmerken van een elementaire betaalrekening

6.

Een elementaire betaalrekening moet de volgende betalingsdiensten omvatten:

a)

diensten waarmee alle verrichtingen kunnen worden uitgevoerd die nodig zijn voor het openen, gebruiken en sluiten van een betaalrekening;

b)

diensten waarmee geld op een betaalrekening kan worden gestort;

c)

diensten waarmee contant geld van een betaalrekening kan worden opgenomen;

d)

uitvoering van betalingstransacties, met inbegrip van geldovermakingen op of vanaf een betaalrekening bij de betalingsdienstaanbieder van de consument of bij een andere betalingsdienstaanbieder naar aanleiding van:

i)

de uitvoering van een automatische afschrijving;

ii)

de uitvoering van betalingstransacties met een betaalkaart waarmee geen betalingstransacties kunnen worden uitgevoerd die het saldo op de betaalrekening zouden overschrijden;

iii)

de uitvoering van overmakingen.

7.

De toegang tot een elementaire betaalrekening mag niet afhankelijk worden gesteld van het aankopen van aanvullende diensten.

8.

De betalingsdienstaanbieder mag noch expliciet noch stilzwijgend samen met een elementaire betaalrekening overschrijdingskrediet aanbieden. Een betalingsopdracht aan de betalingsdienstaanbieder van de consument mag niet worden uitgevoerd indien dit in een negatief saldo op de elementaire betaalrekening van de consument zou resulteren.

AFDELING IV

Verbonden kosten

9.

De lidstaten moeten ervoor zorgen dat een elementaire betaalrekening hetzij gratis, hetzij tegen een redelijke kostprijs wordt aangeboden.

10.

Wanneer een betalingsdienstaanbieder aan de consument kosten in rekening brengt voor het openen, gebruiken en sluiten van een elementaire betaalrekening of voor de gebruikmaking van één, meerdere of alle in lid 6 genoemde diensten, moet het totale bedrag aan kosten dat ten laste van de consument komt, redelijk zijn.

11.

Alle aanvullende vergoedingen die de betalingsdienstaanbieder in verband met een contract voor een elementaire betaalrekening in rekening kan brengen, ook in geval van niet-naleving van de in het contract bepaalde verbintenissen van de consument, moeten redelijk zijn.

12.

De lidstaten moeten op basis van één of meer van de volgende criteria vaststellen wat redelijke kosten zijn:

a)

nationaal inkomen;

b)

gemiddelde kosten die in die lidstaat aan betaalrekeningen verbonden zijn;

c)

totale kosten voor het verstrekken van een elementaire betaalrekening;

d)

nationaal consumptieprijzen.

AFDELING V

Algemene informatie

13.

De lidstaten moeten campagnes opzetten om het publiek beter bewust te maken van de beschikbaarheid van betaalrekeningen, de prijsvoorwaarden, de te volgen procedures om het recht op toegang tot een elementaire betaalrekening uit te oefenen en de toe te passen methoden om toegang te hebben tot een buitengerechtelijk klachten- en beroepsmechanisme.

14.

De lidstaten moeten ervoor zorgen dat betalingsdienstaanbieders voor de consumenten informatie beschikbaar stellen over de specifieke kenmerken van de aangeboden elementaire betaalrekeningen en de daaraan verbonden kosten en gebruiksvoorwaarden. De consument moet er ook van op de hoogte worden gebracht dat het voor de toegang tot een elementaire betaalrekening niet verplicht is aanvullende diensten aan te kopen.

AFDELING VI

Toezicht en buitengerechtelijke geschillenbeslechtingsmechanismen

15.

De lidstaten moeten bevoegde autoriteiten aanwijzen die ervoor zorgen en erop toezien dat de in deze aanbeveling vervatte beginselen daadwerkelijk worden nageleefd. Deze aangewezen bevoegde autoriteiten moeten onafhankelijk zijn van betalingsdienstaanbieders.

16.

De lidstaten moeten ervoor zorgen dat passende en doeltreffende klachten- en beroepsprocedures worden ingesteld voor de buitengerechtelijke beslechting van geschillen tussen betalingsdienstaanbieders en consumenten betreffende rechten en verplichtingen die op grond van de beginselen van deze aanbeveling zijn vastgesteld, waarbij in voorkomend geval van bestaande instanties gebruik wordt gemaakt. De lidstaten dragen er voorts zorg voor dat alle betalingsdienstaanbieders die belast zijn met het verstrekken van elementaire betaalrekeningen, aangesloten zijn bij één of meer van dergelijke instanties die dergelijke klachten- en beroepsprocedures uitvoeren.

17.

De lidstaten dragen er zorg voor dat de in lid 16 bedoelde instanties actief samenwerken bij de beslechting van grensoverschrijdende geschillen.

AFDELING VII

Statistische informatie

18.

De lidstaten moeten ervoor zorgen dat betalingsdienstaanbieders aan de nationale autoriteiten jaarlijks betrouwbare informatie verstrekken over ten minste het aantal elementaire betaalrekeningen dat geopend is, het aantal aanvragen voor elementaire betaalrekeningen dat geweigerd is, en de redenen daarvoor, het aantal sluitingen van dergelijke rekeningen, alsook de kosten die aan elementaire betaalrekeningen zijn verbonden. Deze informatie moet in een samengevoegde vorm worden verstrekt.

19.

De lidstaten wordt verzocht jaarlijks en voor het eerst uiterlijk op 1 juli 2012 aan de Commissie informatie te verstrekken over het aantal elementaire betaalrekeningen dat geopend is, het aantal aanvragen voor elementaire betaalrekeningen dat geweigerd is, en de redenen daarvoor, het aantal sluitingen van dergelijke rekeningen, alsook de kosten die aan elementaire betaalrekeningen zijn verbonden.

AFDELING VIII

Slotbepalingen

20.

De lidstaten wordt verzocht uiterlijk zes maanden na de publicatie van deze aanbeveling de nodige maatregelen te nemen om te zorgen voor de toepassing van de aanbeveling en de Commissie in kennis te stellen van de maatregelen die overeenkomstig deze aanbeveling zijn genomen.

21.

Deze aanbeveling is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 18 juli 2011.

Voor de Commissie

Michel BARNIER

Lid van de Commissie


(1)  PB L 319 van 5.12.2007, blz. 1.

(2)  PB L 309 van 25.11.2005, blz. 15.

(3)  PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.