ISSN 1725-2598

doi:10.3000/17252598.L_2011.180.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 180

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

54e jaargang
8 juli 2011


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 655/2011 van de Raad van 28 juni 2011 tot beëindiging van de antidumpingmaatregelen van toepassing op de invoer van cumarine van oorsprong uit de Volksrepubliek China

1

 

*

Verordening (EU) nr. 656/2011 van de Commissie van 7 juli 2011 ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1185/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende statistieken over pesticiden, wat de definities en lijst van werkzame stoffen betreft ( 1 )

3

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 657/2011 van de Commissie van 7 juli 2011 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 297/2011 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor levensmiddelen en diervoeders van oorsprong uit of verzonden vanuit Japan in verband met het ongeval in de kerncentrale van Fukushima ( 1 )

39

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 658/2011 van de Commissie van 7 juli 2011 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

43

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 659/2011 van de Commissie van 7 juli 2011 tot wijziging van de bij Verordening (EU) nr. 867/2010 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor bepaalde producten uit de sector suiker voor het verkoopseizoen 2010/11

45

 

 

BESLUITEN

 

 

2011/403/EU

 

*

Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 7 juli 2011 tot wijziging van de bijlagen II en III bij Besluit 2010/221/EU wat betreft het schrappen van een uitroeiingsprogramma met betrekking tot bacterial kidney disease voor Groot-Brittannië en de goedkeuring van een bewakingsprogramma met betrekking tot Ostreid herpesvirus 1 μνar voor Guernsey (Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 4770)  ( 1 )

47

 

 

2011/404/EU

 

*

Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 7 juli 2011 betreffende een financiële bijdrage van de Unie in de kosten van urgente maatregelen ter bestrijding van aviaire influenza in Duitsland in november 2010 (Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 4773)

50

 

 

REGLEMENTEN VAN ORDE EN REGLEMENTEN VOOR DE PROCESVOERING

 

*

Gerecht — Wijzigingen van de praktische aanwijzingen voor de partijen

52

 

 

HANDELINGEN VAN BIJ INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN INGESTELDE ORGANEN

 

*

Reglement nr. 49 van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (VN/ECE) — Uniforme voorschriften met betrekking tot de maatregelen tegen de emissie van verontreinigende gassen en deeltjes door voertuigmotoren met compressieontsteking en de emissie van verontreinigende gassen door op aardgas of vloeibaar petroleumgas lopende voertuigmotoren met elektrische ontsteking

53

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

8.7.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 180/1


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 655/2011 VAN DE RAAD

van 28 juni 2011

tot beëindiging van de antidumpingmaatregelen van toepassing op de invoer van cumarine van oorsprong uit de Volksrepubliek China

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) („de basisverordening”), en met name artikel 9 en artikel 11, lid 2,

Gezien het voorstel dat de Europese Commissie na raadpleging van het Raadgevend Comité heeft ingediend,

Overwegende hetgeen volgt:

1.   PROCEDURE

1.1.   Huidige maatregelen

(1)

Momenteel gelden een definitief antidumpingrecht, dat is ingesteld bij Verordening (EG) nr. 654/2008 van de Raad (2) tot instelling van een definitief antidumpingrecht op cumarine van oorsprong uit de Volksrepubliek China, zoals uitgebreid tot cumarine verzonden vanuit India, Thailand, Indonesië en Maleisië, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit India, Thailand, Indonesië en Maleisië, alsook een van een Indiase producent (Atlas Fine Chemicals Pvt. Ltd) aanvaarde prijsverbintenis (3).

1.2.   Motivering van het nieuwe onderzoek

(2)

De Commissie had vernomen dat de enige producent van cumarine die bij het onderzoek dat tot de instelling van de huidige maatregelen heeft geleid, de bedrijfstak van de Unie vormde, had besloten zijn productie van cumarine in de Unie eind augustus 2010 te staken.

1.3.   Opening van het onderzoek

(3)

Dienovereenkomstig heeft de Commissie, na raadpleging van het Raadgevend Comité, door een bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie  (4) een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek geopend, dat was beperkt tot de schadeaspecten van de antudumpingmaatregelen die van toepassing zijn op de invoer van cumarine van oorsprong uit de Volksrepubliek China, als uitgebreid tot de invoer van cumarine verzonden uit India, Thailand, Indonesië en Maleisië, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit India, Thailand, Indonesië en Maleisië.

(4)

De Commissie heeft de producenten in de Unie en de vertegenwoordigers van de Volksrepubliek China officieel in kennis gesteld van de opening van het nieuwe onderzoek. Belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld om binnen de in het bericht van opening vermelde termijn hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en te verzoeken te worden gehoord.

1.4.   Onderzochte product

(5)

Het onderzochte product is cumarine van oorsprong uit de Volksrepubliek China, momenteel ingedeeld onder GN-code ex 2932 21 00 („het betrokken product”).

2.   BEVINDINGEN EN BEËINDIGING VAN DE PROCEDURE

(6)

Het onderzoek heeft bevestigd dat de enige producent in de Unie van het betrokken product zijn productiefaciliteit in augustus 2010 voorgoed heeft gesloten.

(7)

De Commissie is van oordeel dat de huidige procedure moet worden beëindigd, aangezien bij het onderzoek niet is gebleken dat de beëindiging niet in het belang van de Unie is. De belanghebbenden zijn hiervan in kennis gesteld en zij hebben de gelegenheid gekregen opmerkingen te maken. Er werden geen opmerkingen ontvangen dat de beëindiging van de procedure niet in het belang van de Unie is.

(8)

De Commissie concludeert daarom dat de antidumpingprocedure betreffende de invoer van het betrokken product in de Unie moet worden beëindigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De antidumpingmaatregelen betreffende de invoer van cumarine, momenteel ingedeeld onder de GN-code ex 2932 21 00 en van oorsprong uit de Volksrepubliek China, zoals uitgebreid tot de invoer van cumarine verzonden uit India, Thailand, Indonesië en Maleisië, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit India, Thailand, Indonesië en Maleisië, worden ingetrokken en de procedure met betrekking tot deze invoer wordt beëindigd.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Luxemburg, 28 juni 2011.

Voor de Raad

De voorzitter

FAZEKAS S.


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51.

(2)  PB L 183 van 11.7.2008, blz. 1.

(3)  PB L 1 van 4.1.2005, blz. 15.

(4)  PB C 299 van 5.11.2010, blz. 4.


8.7.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 180/3


VERORDENING (EU) Nr. 656/2011 VAN DE COMMISSIE

van 7 juli 2011

ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1185/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende statistieken over pesticiden, wat de definities en lijst van werkzame stoffen betreft

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1185/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende statistieken over pesticiden (1), en met name artikel 5, leden 2 en 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1185/2009 is een nieuw kader voor de opstelling van vergelijkbare Europese statistieken over de verkoop en het gebruik van pesticiden vastgesteld.

(2)

Overeenkomstig artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1185/2009 moet de definitie van „behandeld areaal” als bedoeld in sectie 2 van bijlage II bij genoemde verordening worden vastgesteld, aangezien die omwille van de vergelijkbaarheid in de hele Unie op uniforme wijze dient te worden begrepen en toegepast.

(3)

Overeenkomstig artikel 5, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1185/2009 dient de Commissie de lijst van op te nemen stoffen en hun indeling in categorieën van producten en chemische klassen zoals aangegeven in bijlage III regelmatig en minstens om de vijf jaar aan te passen. Aangezien de lijst in de bijlage bij genoemde verordening voor het laatst in 2006 is bijgewerkt, moet die voor de periode 2010-2015 worden geactualiseerd.

(4)

Door het aantal stoffen en het feit dat de bepaling van de juiste verbindingen en indeling ingewikkeld is, is het voor de nationale statistische diensten moeilijk op de juiste wijze de nodige instrumenten op te zetten voor de verzameling van gegevens over het gebruik en het in de handel brengen. Daarom dienen alleen die stoffen te worden opgenomen waaraan door ten minste een van beide belangrijke, internationaal erkende instanties voor de registratie van chemische verbindingen of pesticiden, de Chemical Abstracts Service of the American Chemical Society (CAS) en de Collaborative International Pesticides Analytical Council (CIPAC), een identificatienummer is toegewezen.

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor het Europees statistisch systeem,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Onder „behandeld areaal” als bedoeld in sectie 2 van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1185/2009 wordt het behandelde basisareaal verstaan, dat wordt gedefinieerd als „het fysieke gewasareaal dat ten minste een keer met een bepaalde werkzame stof is behandeld, ongeacht het aantal toepassingen”.

Artikel 2

Bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1185/2009 wordt vervangen door de bijlage bij deze verordening.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 7 juli 2011.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 324 van 10.12.2009, blz. 1.


BIJLAGE

Bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1185/2009 komt als volgt te luiden:

„BIJLAGE III

GEHARMONISEERDE INDELING VAN DE STOFFEN

Hoofdcategorie

Middelencategorie

Code

Chemische klasse

Stof gangbare naam

CAS (1)

CIPAC (2)

 

 

 

 

Gemeenschappelijke nomenclatuur

 

 

Fungiciden en bactericiden

 

F

 

 

 

 

 

Anorganische fungiciden

F01

 

 

 

 

 

 

F01_01

KOPERVERBINDINGEN

 

 

 

 

 

F01_01_01

 

BORDEAUXSE PAP

8011-63-0

44.604

 

 

F01_01_02

 

KOPERHYDROXIDE

20427-59-2

44.305

 

 

F01_01_03

 

KOPER(I)OXIDE

1319-39-1

44.603

 

 

F01_01_04

 

KOPEROXYCHLORIDE

1332-40-7

44.602

 

 

F01_01_05

 

TRIBASISCH KOPERSULFAAT

1333-22-8

44.606

 

 

F01_01_06

 

ANDERE KOPERZOUTEN

 

44

 

 

F01_02

ANORGANISCHE ZWAVEL

 

 

 

 

 

F01_02_01

 

ZWAVEL

7704-34-9

18

 

 

F01_99

ANDERE ANORGANISCHE FUNGICIDEN

 

 

 

 

 

F01_99_01

 

CALIFORNISCHE PAP (CALCIUMPOLYSULFIDE)

1344-81-6

17

 

 

F01_99_02

 

KALIUMJODIDE

7681-11-0

773

 

 

F01_99_03

 

KALIUMFOSFIET

 

756

 

 

F01_99_04

 

KALIUMTHIOCYANAAT

333-20-0

772

 

 

F01_99_05

 

NATRIUMHYPOCHLORIET

7681-52-9

 

 

 

F01_99_06

 

DINATRIUMFOSFONAAT

 

808

 

 

F01_99_99

 

ANDERE ANORGANISCHE FUNGICIDEN

 

 

 

Fungiciden op basis van carbamaten en dithiocarbamaten

F02

 

 

 

 

 

 

F02_01

FUNGICIDEN OP BASIS VAN CARBANILATEN

 

 

 

 

 

F02_01_01

 

DIETHOFENCARB

87130-20-9

513

 

 

F02_02

FUNGICIDEN OP BASIS VAN CARBAMATEN

 

 

 

 

 

F02_02_01

 

BENTHIAVALICARB

413615-35-7

744

 

 

F02_02_02

 

IPROVALICARB

140923-17-7

620

 

 

F02_02_03

 

PROPAMOCARB

24579-73-5

399

 

 

F02_03

FUNGICIDEN OP BASIS VAN DITHIOCARBAMATEN

 

 

 

 

 

F02_03_01

 

MANCOZEB

8018-01-7

34

 

 

F02_03_02

 

MANEB

12427-38-2

61

 

 

F02_03_03

 

METIRAM

9006-42-2

478

 

 

F02_03_04

 

PROPINEB

12071-83-9

177

 

 

F02_03_05

 

THIRAM

137-26-8

24

 

 

F02_03_06

 

ZIRAM

137-30-4

31

 

 

F02_99

ANDERE FUNGICIDEN OP BASIS VAN CARBAMATEN EN DITHIOCARBAMATEN

 

 

 

 

 

F02_99_99

 

ANDERE FUNGICIDEN OP BASIS VAN CARBAMATEN EN DITHIOCARBAMATEN

 

 

 

Fungiciden op basis van benzimidazolen

F03

 

 

 

 

 

 

F03_01

FUNGICIDEN OP BASIS VAN BENZIMIDAZOLEN

 

 

 

 

 

F03_01_01

 

CARBENDAZIM

10605-21-7

263

 

 

F03_01_02

 

FUBERIDAZOOL

3878-19-1

525

 

 

F03_01_03

 

THIABENDAZOOL

148-79-8

323

 

 

F03_01_04

 

THIOFANAAT-METHYL

23564-05-8

262

 

 

F03_99

ANDERE FUNGICIDEN OP BASIS VAN BENZIMIDAZOLEN

 

 

 

 

 

F03_99_99

 

ANDERE FUNGICIDEN OP BASIS VAN BENZIMIDAZOLEN

 

 

 

Fungiciden op basis van imidazolen en triazolen

F04

 

 

 

 

 

 

F04_01

FUNGICIDEN OP BASIS VAN CONAZOLEN

 

 

 

 

 

F04_01_01

 

BITERTANOL

55179-31-2

386

 

 

F04_01_02

 

BROMUCONAZOOL

116255-48-2

680

 

 

F04_01_03

 

CYPROCONAZOOL

94361-06-5

600

 

 

F04_01_04

 

DIFENOCONAZOOL

119446-68-3

687

 

 

F04_01_05

 

EPOXICONAZOOL

106325-08-0

609

 

 

F04_01_06

 

ETRIDIAZOOL

2593-15-9

518

 

 

F04_01_07

 

FENBUCONAZOOL

114369-43-6

694

 

 

F04_01_08

 

FLUQUINCONAZOOL

136426-54-5

474

 

 

F04_01_09

 

FLUSILAZOOL

85509-19-9

435

 

 

F04_01_10

 

FLUTRIAFOL

76674-21-0

436

 

 

F04_01_11

 

IMAZALIL (ENILCONAZOOL)

58594-72-2

335

 

 

F04_01_12

 

IPCONAZOOL

125225-28-7

798

 

 

F04_01_13

 

METCONAZOOL

125116-23-6

706

 

 

F04_01_14

 

MYCLOBUTANIL

88671-89-0

442

 

 

F04_01_15

 

PENCONAZOOL

66246-88-6

446

 

 

F04_01_16

 

PROPICONAZOOL

60207-90-1

408

 

 

F04_01_17

 

PROTHIOCONAZOOL

178928-70-6

745

 

 

F04_01_18

 

TEBUCONAZOOL

107534-96-3

494

 

 

F04_01_19

 

TETRACONAZOOL

112281-77-3

726

 

 

F04_01_20

 

TRIADIMENOL

55219-65-3

398

 

 

F04_01_21

 

TRIFLUMIZOOL

99387-89-0

730

 

 

F04_01_22

 

TRITICONAZOOL

131983-72-7

652

 

 

F04_02

FUNGICIDEN OP BASIS VAN IMIDAZOLEN

 

 

 

 

 

F04_02_01

 

CYAZOFAMIDE

120116-88-3

653

 

 

F04_02_02

 

FENAMIDONE

161326-34-7

650

 

 

F04_02_03

 

TRIAZOXIDE

72459-58-6

729

 

 

F04_99

ANDERE FUNGICIDEN OP BASIS VAN IMIDAZOLEN EN TRIAZOLEN

 

 

 

 

 

F04_99_01

 

AMETOCTRADIN

865318-97-4

818

 

 

F04_99_02

 

AMISULBROM

348635-87-0

789

 

 

F04_99_99

 

ANDERE FUNGICIDEN OP BASIS VAN IMIDAZOLEN EN TRIAZOLEN

 

 

 

Fungiciden op basis van morfolinen

F05

 

 

 

 

 

 

F05_01

FUNGICIDEN OP BASIS VAN MORFOLINEN

 

 

 

 

 

F05_01_01

 

DIMETHOMORF

110488-70-5

483

 

 

F05_01_02

 

DODEMORF

1593-77-7

300

 

 

F05_01_03

 

FENPROPIMORF

67564-91-4

427

 

 

F05_99

ANDERE FUNGICIDEN OP BASIS VAN MORFOLINEN

 

 

 

 

 

F05_99_99

 

ANDERE FUNGICIDEN OP BASIS VAN MORFOLINEN

 

 

 

Biologische fungiciden

F06

 

 

 

 

 

 

F06_01

BIOLOGISCHE FUNGICIDEN

 

 

 

 

 

F06_01_01

 

AMPELOMYCES QUISQUALIS STAM AQ10

 

589

 

 

F06_01_02

 

AUREOBASIDIUM PULLULANS

 

809, 810

 

 

F06_01_03

 

BACILLUS SUBTILIS STAM QST 713

 

661

 

 

F06_01_04

 

CONIOTHYRIUM MINITANS

 

614

 

 

F06_01_05

 

GLIOCLADIUM CATENULATUM STAM J1446

 

624

 

 

F06_01_06

 

LAMINARIN

9008-22-4

671

 

 

F06_01_07

 

PAECILOMYCES FUMOSOROSEUS STAM APOPKA 97

 

573

 

 

F06_01_08

 

PSEUDOMONAS CHLORORAPHIS STAM MA342

 

574

 

 

F06_01_09

 

PSEUDOZYMA FLOCCULOSA

 

669

 

 

F06_01_10

 

SPODOPTERA EXIGUA KERNPOLYEDERVIRUS

 

592

 

 

F06_01_11

 

TRICHODERMA HARZIANUM RIFAI (T-22) (ITEM 908)

 

816

 

 

F06_01_12

 

CANDIDA OLEOPHILA

 

946

 

 

F06_01_13

 

FEN 560

 

858

 

 

F06_01_14

 

PHLEBIOPSIS GIGANTEA (DIVERSE STAMMEN)

 

921, 922, 923, 924, 925, 926, 927, 928, 929, 930, 931, 932, 933, 934

 

 

F06_01_15

 

PSEUDOMONAS SP. STAM DSMZ 13134

 

935

 

 

F06_01_16

 

PYTHIUM OLIGANDRUM (M1)

 

936

 

 

F06_01_17

 

STREPTOMYCES K61 (K61) (VOORHEEN STREPTOMYCES GRISEOVIRIDIS)

 

937

 

 

F06_01_18

 

TRICHODERMA ASPELLERUM (ICC012) (T25) (TV1) (VOORHEEN T. HARZIANUM)

 

938, 939, 940

 

 

F06_01_19

 

TRICHODERMA ASPERELLUM (STAM T34)

 

941

 

 

F06_01_20

 

TRICHODERMA ATROVIRIDE (IMI 206040) (T 11) (VOORHEEN TRICHODERMA HARZIANUM)

 

942, 943

 

 

F06_01_21

 

TRICHODERMA ATROVIRIDE STAM I-1237

 

944

 

 

F06_01_22

 

TRICHODERMA GAMSII (VOORHEEN T. VIRIDE) (ICC080)

 

945

 

 

F06_01_23

 

TRICHODERMA POLYSPORUM (IMI 206039)

 

946

 

 

F06_01_24

 

VERTICILLIUM ALBO-ATRUM (WCS850) (VOORHEEN VERTICILLIUM DAHLIAE)

 

948

 

 

F06_99

ANDERE BIOLOGISCHE FUNGICIDEN

 

 

 

 

 

F06_99_99

 

ANDERE BIOLOGISCHE FUNGICIDEN

 

 

 

Andere fungiciden

F99

 

 

 

 

 

 

F99_01

FUNGICIDEN OP BASIS VAN ALIFATISCHE STIKSTOFVERBINDINGEN

 

 

 

 

 

F99_01_01

 

CYMOXANIL

57966-95-7

419

 

 

F99_01_02

 

DODINE

2439-10-3

101

 

 

F99_01_03

 

GUAZATINE

108173-90-6

361

 

 

F99_02

FUNGICIDEN OP BASIS VAN AMIDEN

 

 

 

 

 

F99_02_01

 

CYFLUFENAMIDE

180409-60-3

759

 

 

F99_02_02

 

FLUOPICOLIDE

239110-15-7

787

 

 

F99_02_03

 

PROCHLORAZ

67747-09-5

407

 

 

F99_02_04

 

SILTHIOFAM

175217-20-6

635

 

 

F99_02_05

 

ZOXAMIDE

156052-68-5

640

 

 

F99_02_06

 

MANDIPROPAMID

374726-62-2

783

 

 

F99_02_07

 

PENTHIOPYRAD

183675-82-3

824

 

 

F99_03

FUNGICIDEN OP BASIS VAN ANILIDEN

 

 

 

 

 

F99_03_01

 

BENALAXYL

71626-11-4

416

 

 

F99_03_02

 

BOSCALID

188425-85-6

673

 

 

F99_03_03

 

CARBOXIN

5234-68-4

273

 

 

F99_03_04

 

FENHEXAMID

126833-17-8

603

 

 

F99_03_05

 

FLUTOLANIL

66332-96-5

524

 

 

F99_03_06

 

METALAXYL-M

70630-17-0

580

 

 

F99_03_07

 

METALAXYL

57837-19-1

365

 

 

F99_03_08

 

BENALAXYL-M

98243-83-5

766

 

 

F99_03_09

 

BIXAFEN

581809-46-3

819

 

 

F99_03_10

 

FENPYRAZAMINE

473798-59-3

832

 

 

F99_03_11

 

FLUOPYRAM

658066-35-4

807

 

 

F99_03_12

 

ISOPYRAZAM

881685-58-1

963

 

 

F99_05

FUNGICIDEN OP BASIS VAN AROMATISCHE VERBINDINGEN

 

 

 

 

 

F99_05_01

 

CHLOORTHALONIL

1897-45-6

288

 

 

F99_05_02

 

DICLORAN

99-30-9

150

 

 

F99_06

FUNGICIDEN OP BASIS VAN DICARBOXIMIDE

 

 

 

 

 

F99_06_01

 

IPRODION

36734-19-7

278

 

 

F99_07

FUNGICIDEN OP BASIS VAN DINITROANILINEN

 

 

 

 

 

F99_07_01

 

FLUAZINAM

79622-59-6

521

 

 

F99_08

FUNGICIDEN OP BASIS VAN DINITROFENOLEN

 

 

 

 

 

F99_08_01

 

DINOCAP

39300-45-3

98

 

 

F99_08_02

 

MEPTYLDINOCAP

131-72-6

811

 

 

F99_09

FUNGICIDEN OP BASIS VAN ORGANISCHE FOSFORVERBINDINGEN

 

 

 

 

 

F99_09_01

 

FOSETYL

15845-66-6

384

 

 

F99_09_02

 

TOLCLOFOS-METHYL

57018-04-9

479

 

 

F99_10

FUNGICIDEN OP BASIS VAN OXAZOLEN

 

 

 

 

 

F99_10_01

 

FAMOXADONE

131807-57-3

594

 

 

F99_10_02

 

HYMEXAZOOL

10004-44-1

528

 

 

F99_11

FUNGICIDEN OP BASIS VAN FENYLPYRROLEN

 

 

 

 

 

F99_11_01

 

FLUDIOXONIL

131341-86-1

522

 

 

F99_12

FUNGICIDEN OP BASIS VAN FTAALIMIDEN

 

 

 

 

 

F99_12_01

 

CAPTAN

133-06-2

40

 

 

F99_12_02

 

FOLPET

133-07-3

75

 

 

F99_13

FUNGICIDEN OP BASIS VAN PYRIMIDINEN

 

 

 

 

 

F99_13_01

 

BUPIRIMAAT

41483-43-6

261

 

 

F99_13_02

 

CYPRODINIL

121552-61-2

511

 

 

F99_13_03

 

MEPANIPYRIM

110235-47-7

611

 

 

F99_13_04

 

PYRIMETHANIL

53112-28-0

714

 

 

F99_14

FUNGICIDEN OP BASIS VAN CHINOLINEN

 

 

 

 

 

F99_14_01

 

8-HYDROXYCHINOLINESULFAAT (8-HYDROXYCHINOLINE INCL. OXYCHINOLINE)

134-31-6

677

 

 

F99_14_02

 

QUINOXYFEN

124495-18-7

566

 

 

F99_15

FUNGICIDEN OP BASIS VAN CHINONEN

 

 

 

 

 

F99_15_01

 

DITHIANON

3347-22-6

153

 

 

F99_16

FUNGICIDEN OP BASIS VAN STROBILURINEN

 

 

 

 

 

F99_16_01

 

AZOXYSTROBIN

131860-33-8

571

 

 

F99_16_02

 

DIMOXYSTROBIN

149961-52-4

739

 

 

F99_16_03

 

FLUOXASTROBIN

361377-29-9

746

 

 

F99_16_04

 

KRESOXIM-METHYL

143390-89-0

568

 

 

F99_16_05

 

PICOXYSTROBIN

117428-22-5

628

 

 

F99_16_06

 

PYRACLOSTROBIN

175013-18-0

657

 

 

F99_16_07

 

TRIFLOXYSTROBIN

141517-21-7

617

 

 

F99_17

FUNGICIDEN OP BASIS VAN UREUM

 

 

 

 

 

F99_17_01

 

PENCYCURON

66063-05-6

402

 

Niet-ingedeelde fungiciden

F99_99

NIET-INGEDEELDE FUNGICIDEN

 

 

 

 

 

F99_99_01

 

2-FENYLFENOL

90-43-7

246

 

 

F99_99_02

 

ACIBENZOLAR-S-METHYL

126448-41-7

597

 

 

F99_99_03

 

ALUMINIUMFOSFIDE

20859-73-8

227

 

 

F99_99_04

 

ASCORBINEZUUR

 

774

 

 

F99_99_05

 

BENZOËZUUR

65-85-0

622

 

 

F99_99_06

 

FENPROPIDIN

67306-00-7

520

 

 

F99_99_07

 

MAGNESIUMFOSFIDE

12057-74-8

228

 

 

F99_99_08

 

METRAFENON

220899-03-6

752

 

 

F99_99_09

 

PYRIOFENON

688046-61-9

827

 

 

F99_99_10

 

SPIROXAMINE

118134-30-8

572

 

 

F99_99_11

 

DIDECYLDIMETHYLAMMONIUMCHLORIDE

 

859

 

 

F99_99_12

 

PROQUINAZID

189278-12-4

764

 

 

F99_99_13

 

VALIFENALAAT (VOORHEEN VALIFENAL GENAAMD)

 

857

 

 

F99_99_99

 

ANDERE FUNGICIDEN, NIET INGEDEELD

 

 

Herbiciden, loofdoders en mosbestrijders

 

H

 

 

 

 

 

Herbiciden op basis van fenoxy-fytohormonen

H01

 

 

 

 

 

 

H01_01

FENOXY-HERBICIDEN

 

 

 

 

 

H01_01_01

 

2,4-D

94-75-7

1

 

 

H01_01_02

 

2,4-DB

94-82-6

83

 

 

H01_01_03

 

DICHLOORPROP-P

15165-67-0

476

 

 

H01_01_04

 

MCPA

94-74-6

2

 

 

H01_01_05

 

MCPB

94-81-5

50

 

 

H01_01_06

 

MECOPROP

7085-19-0

51

 

 

H01_01_07

 

MECOPROP-P

16484-77-8

475

 

 

H01_99

ANDERE HERBICIDEN OP BASIS VAN FENOXY-FYTOHORMONEN

 

 

 

 

 

H01_99_99

 

ANDERE HERBICIDEN OP BASIS VAN FENOXY-FYTOHORMONEN

 

 

 

Herbiciden op basis van triazinen en triazinonen

H02

 

 

 

 

 

 

H02_02

HERBICIDEN OP BASIS VAN TRIAZINEN

 

 

 

 

 

H02_02_01

 

TERBUTHYLAZINE

5915-41-3

234

 

 

H02_03

HERBICIDEN OP BASIS VAN TRIAZINONEN

 

 

 

 

 

H02_03_01

 

METAMITRON

41394-05-2

381

 

 

H02_03_02

 

METRIBUZIN

21087-64-9

283

 

 

H02_99

ANDERE HERBICIDEN OP BASIS VAN TRIAZINEN EN TRIAZINONEN

 

 

 

 

 

H02_99_99

 

ANDERE HERBICIDEN OP BASIS VAN TRIAZINEN EN TRIAZINONEN

 

 

 

Herbiciden op basis van amiden en aniliden

H03

 

 

 

 

 

 

H03_01

HERBICIDEN OP BASIS VAN AMIDEN

 

 

 

 

 

H03_01_01

 

BEFLUBUTAMID

113614-08-7

662

 

 

H03_01_02

 

DIMETHENAMID-P

87674-68-8

638

 

 

H03_01_03

 

ISOXABEN

82558-50-7

701

 

 

H03_01_04

 

NAPROPAMIDE

15299-99-7

271

 

 

H03_01_05

 

PENOXSULAM

219714-96-2

758

 

 

H03_01_06

 

PETHOXAMIDE

106700-29-2

665

 

 

H03_01_07

 

PROPYZAMIDE

23950-58-5

315

 

 

H03_01_08

 

PYROXSULAM

422556-08-9

793

 

 

H03_02

HERBICIDEN OP BASIS VAN ANILIDEN

 

 

 

 

 

H03_02_01

 

DIFLUFENICAN

83164-33-4

462

 

 

H03_02_02

 

FLORASULAM

145701-23-1

616

 

 

H03_02_03

 

FLUFENACET

142459-58-3

588

 

 

H03_02_04

 

METAZACHLOOR

67129-08-2

411

 

 

H03_02_05

 

METOSULAM

139528-85-1

707

 

 

H03_02_06

 

PROPANIL

709-98-8

205

 

 

H03_02_07

 

HALOSULFURON-METHYL

100784-20-1

785

 

 

H03_03

HERBICIDEN OP BASIS VAN CHLOORACEETANILIDEN

 

 

 

 

 

H03_03_01

 

ACETOCHLOOR

34256-82-1

496

 

 

H03_03_02

 

DIMETHACHLOOR

50563-36-5

688

 

 

H03_03_03

 

PROPISOCHLOOR

86763-47-5

836

 

 

H03_03_04

 

S-METOLACHLOOR

87392-12-9

607

 

 

H03_99

ANDERE HERBICIDEN OP BASIS VAN AMIDEN EN ANILIDEN

 

 

 

 

 

H03_99_99

 

ANDERE HERBICIDEN OP BASIS VAN AMIDEN EN ANILIDEN

 

 

 

Herbiciden op basis van carbamaten en biscarbamaten

H04

 

 

 

 

 

 

H04_01

HERBICIDEN OP BASIS VAN BISCARBAMATEN

 

 

 

 

 

H04_01_01

 

CHLOORPROFAM

101-21-3

43

 

 

H04_01_02

 

DESMEDIFAM

13684-56-5

477

 

 

H04_01_03

 

FENMEDIFAM

13684-63-4

77

 

 

H04_02

HERBICIDEN OP BASIS VAN CARBAMATEN

 

 

 

 

 

H04_02_01

 

ASULAM

3337-71-1

240

 

 

H04_02_02

 

CARBETAMIDE

16118-49-3

95

 

 

H04_99

ANDERE HERBICIDEN OP BASIS VAN CARBAMATEN EN BISCARBAMATEN

 

 

 

 

 

H04_99_99

 

ANDERE HERBICIDEN OP BASIS VAN CARBAMATEN EN BISCARBAMATEN

 

 

 

Herbiciden op basis van dinitroanilinederivaten

H05

 

 

 

 

 

 

H05_01

HERBICIDEN OP BASIS VAN DINITROANILINEN

 

 

 

 

 

H05_01_01

 

BENFLURALIN

1861-40-1

285

 

 

H05_01_02

 

PENDIMETHALIN

40487-42-1

357

 

 

H05_01_03

 

ORYZALIN

19044-88-3

537

 

 

H05_99

ANDERE HERBICIDEN OP BASIS VAN DINITROANILINEDERIVATEN

 

 

 

 

 

H05_99_99

 

ANDERE HERBICIDEN OP BASIS VAN DINITROANILINEDERIVATEN

 

 

 

Herbiciden op basis van ureum-, uracil- of sulfonylureumderivaten

H06

 

 

 

 

 

 

H06_01

HERBICIDEN OP BASIS VAN SULFONYLUREUM

 

 

 

 

 

H06_01_01

 

AMIDOSULFURON

120923-37-7

515

 

 

H06_01_02

 

AZIMSULFURON

120162-55-2

584

 

 

H06_01_03

 

BENSULFURON

99283-01-9

502

 

 

H06_01_04

 

CHLOORSULFURON

64902-72-3

391

 

 

H06_01_05

 

ETHOXYSULFURON

126801-58-9

591

 

 

H06_01_06

 

FLAZASULFURON

104040-78-0

595

 

 

H06_01_07

 

FLUPYRSULFURON

150315-10-9

577

 

 

H06_01_08

 

FORAMSULFURON

173159-57-4

659

 

 

H06_01_09

 

IMAZOSULFURON

122548-33-8

590

 

 

H06_01_10

 

IODOSULFURON-METHYL-NATRIUM

144550-36-7

634.501

 

 

H06_01_11

 

MESOSULFURON

400852-66-6

663

 

 

H06_01_12

 

METSULFURON

74223-64-6

441

 

 

H06_01_13

 

NICOSULFURON

111991-09-4

709

 

 

H06_01_14

 

OXASULFURON

144651-06-9

626

 

 

H06_01_15

 

PROSULFURON

94125-34-5

579

 

 

H06_01_16

 

RIMSULFURON

122931-48-0

716

 

 

H06_01_17

 

SULFOSULFURON

141776-32-1

601

 

 

H06_01_18

 

THIFENSULFURON

79277-67-1

452

 

 

H06_01_19

 

TRIASULFURON

82097-50-5

480

 

 

H06_01_20

 

TRIBENURON

106040-48-6

546

 

 

H06_01_21

 

TRIFLUSULFURON

135990-29-3

731

 

 

H06_01_22

 

TRITOSULFURON

142469-14-5

735

 

 

H06_01_23

 

ORTHOSULFAMURON

213464-77-8

781

 

 

H06_02

HERBICIDEN OP BASIS VAN URACIL

 

 

 

 

 

H06_02_01

 

LENACIL

2164-08-1

163

 

 

H06_03

HERBICIDEN OP BASIS VAN UREUM

 

 

 

 

 

H06_03_01

 

CHLOORTOLURON

15545-48-9

217

 

 

H06_03_02

 

DIURON

330-54-1

100

 

 

H06_03_03

 

FLUOMETURON

2164-17-2

159

 

 

H06_03_04

 

ISOPROTURON

34123-59-6

336

 

 

H06_03_05

 

LINURON

330-55-2

76

 

 

H06_99

ANDERE HERBICIDEN OP BASIS VAN UREUM-, URACIL- OF SULFONYLUREUMDERIVATEN

 

 

 

 

 

H06_99_99

 

ANDERE HERBICIDEN OP BASIS VAN UREUM-, URACIL- OF SULFONYLUREUMDERIVATEN

 

 

 

Andere herbiciden

H99

 

 

 

 

 

 

H99_01

HERBICIDEN OP BASIS VAN ARYLOXYFENOXYPROPIONATEN

 

 

 

 

 

H99_01_01

 

CLODINAFOP

114420-56-3

683

 

 

H99_01_02

 

CYHALOFOP

122008-85-9

596

 

 

H99_01_03

 

DICLOFOP

40843-25-2

358

 

 

H99_01_04

 

FENOXAPROP-P

113158-40-0

484

 

 

H99_01_05

 

FLUAZIFOP-P-BUTYL

79241-46-6

395

 

 

H99_01_06

 

HALOXYFOP-P

95977-29-0

526

 

 

H99_01_07

 

PROPAQUIZAFOP

111479-05-1

713

 

 

H99_01_08

 

QUIZALOFOP-P

94051-08-8

641

 

 

H99_01_09

 

QUIZALOFOP-P-ETHYL

100646-51-3

641.202

 

 

H99_01_10

 

QUIZALOFOP-P-TEFURYL

119738-06-6

641.226

 

 

H99_02

HERBICIDEN OP BASIS VAN BENZOFURAN

 

 

 

 

 

H99_02_01

 

ETHOFUMESAAT

26225-79-6

233

 

 

H99_03

HERBICIDEN OP BASIS VAN BENZOËZUUR

 

 

 

 

 

H99_03_01

 

DICAMBA

1918-00-9

85

 

 

H99_04

HERBICIDEN OP BASIS VAN BIPYRIDYLIUM

 

 

 

 

 

H99_04_01

 

DIQUAT

85-00-7

55

 

 

H99_05

HERBICIDEN OP BASIS VAN CYCLOHEXAANDIONEN

 

 

 

 

 

H99_05_01

 

CLETHODIM

99129-21-2

508

 

 

H99_05_02

 

CYCLOXYDIM

101205-02-1

510

 

 

H99_05_03

 

PROFOXYDIM

139001-49-3

621

 

 

H99_05_04

 

TEPRALOXYDIM

149979-41-9

608

 

 

H99_05_05

 

TRALKOXYDIM

87820-88-0

544

 

 

H99_06

HERBICIDEN OP BASIS VAN DIAZINEN

 

 

 

 

 

H99_06_01

 

PYRIDAAT

55512-33-9

447

 

 

H99_07

HERBICIDEN OP BASIS VAN DICARBOXIMIDEN

 

 

 

 

 

H99_07_01

 

CINIDON-ETHYL

142891-20-1

598

 

 

H99_07_02

 

FLUMIOXAZIN

103361-09-7

578

 

 

H99_08

HERBICIDEN OP BASIS VAN DIFENYLETHER

 

 

 

 

 

H99_08_01

 

ACLONIFEN

74070-46-5

498

 

 

H99_08_02

 

BIFENOX

42576-02-3

413

 

 

H99_08_03

 

OXYFLUORFEN

42874-03-3

538

 

 

H99_09

HERBICIDEN OP BASIS VAN IMIDAZOLINON

 

 

 

 

 

H99_09_01

 

IMAZAMOX

114311-32-9

619

 

 

H99_10

ANORGANISCHE HERBICIDEN

 

 

 

 

 

H99_10_01

 

IJZERSULFAAT

7720-78-7

17375-41-6

7782-63-0

837

 

 

H99_11

HERBICIDEN OP BASIS VAN ISOXAZOLEN

 

 

 

 

 

H99_11_01

 

ISOXAFLUTOOL

141112-29-0

575

 

 

H99_11_02

 

TOPRAMEZONE

210631-68-8

800

 

 

H99_13

HERBICIDEN OP BASIS VAN NITRILLEN

 

 

 

 

 

H99_13_01

 

BROMOXYNIL

1689-84-5

87

 

 

H99_13_02

 

DICHLOBENIL

1194-65-6

73

 

 

H99_13_03

 

IOXYNIL

1689-83-4

86

 

 

H99_14

HERBICIDEN OP BASIS VAN ORGANISCHE FOSFOR-VERBINDINGEN

 

 

 

 

 

H99_14_01

 

GLUFOSINAAT

51276-47-2

437

 

 

H99_14_02

 

GLYFOSAAT

1071-83-6

284

 

 

H99_15

HERBICIDEN OP BASIS VAN FENYLPYRAZOLEN

 

 

 

 

 

H99_15_01

 

PINOXADEN

243973-20-8

776

 

 

H99_15_02

 

PYRAFLUFEN-ETHYL

129630-19-9

605.202

 

 

H99_16

HERBICIDEN OP BASIS VAN PYRIDAZINONEN

 

 

 

 

 

H99_16_01

 

CHLORIDAZON

1698-60-8

111

 

 

H99_16_02

 

FLURTAMON

96525-23-4

569

 

 

H99_17

HERBICIDEN OP BASIS VAN PYRIDINECARBOXAMIDEN

 

 

 

 

 

H99_17_01

 

PICOLINAFEN

137641-05-5

639

 

 

H99_18

HERBICIDEN OP BASIS VAN PYRIDINECARBONZUUR

 

 

 

 

 

H99_18_01

 

CLOPYRALID

1702-17-6

455

 

 

H99_18_02

 

PICLORAM

1918-02-1

174

 

 

H99_19

HERBICIDEN OP BASIS VAN PYRIDYLOXYAZIJNZUUR

 

 

 

 

 

H99_19_01

 

AMINOPYRALID

150114-71-9

771

 

 

H99_19_02

 

FLUROXYPYR

69377-81-7

431

 

 

H99_19_03

 

TRICLOPYR

55335-06-3

376

 

 

H99_20

HERBICIDEN OP BASIS VAN CHINOLINEN

 

 

 

 

 

H99_20_01

 

QUINMERAC

90717-03-6

563

 

 

H99_21

HERBICIDEN OP BASIS VAN THIADIAZINEN

 

 

 

 

 

H99_21_01

 

BENTAZON

25057-89-0

366

 

 

H99_22

HERBICIDEN OP BASIS VAN THIOCARBAMATEN

 

 

 

 

 

H99_22_01

 

MOLINAAT

2212-67-1

235

 

 

H99_22_02

 

PROSULFOCARB

52888-80-9

539

 

 

H99_22_03

 

TRI-ALLAAT

2303-17-5

97

 

 

H99_23

HERBICIDEN OP BASIS VAN TRIAZOLEN

 

 

 

 

 

H99_23_01

 

AMITROL

61-82-5

90

 

 

H99_24

HERBICIDEN OP BASIS VAN TRIAZOLINONEN

 

 

 

 

 

H99_24_01

 

CARFENTRAZONE-ETHYL

128639-02-1

587.202

 

 

H99_25

HERBICIDEN OP BASIS VAN TRIAZOLONEN

 

 

 

 

 

H99_25_01

 

PROPOXYCARBAZON

145026-81-9

655

 

 

H99_25_02

 

THIENCARBAZON

936331-72-5

797

 

 

H99_26

HERBICIDEN OP BASIS VAN TRIKETONEN

 

 

 

 

 

H99_26_01

 

MESOTRIONE

104206-82-8

625

 

 

H99_26_02

 

SULCOTRIONE

99105-77-8

723

 

 

H99_26_03

 

TEMBOTRIONE

335104-84-2

790

 

Niet-ingedeelde herbiciden

H99_99

NIET-INGEDEELDE HERBICIDEN

 

 

 

 

 

H99_99_01

 

AZIJNZUUR

64-19-7

838

 

 

H99_99_02

 

BISPYRIBAC-NATRIUM

125401-92-5

748.011

 

 

H99_99_03

 

CLOMAZONE

81777-89-1

509

 

 

H99_99_04

 

FLUROCHLORIDON

61213-25-0

430

 

 

H99_99_05

 

OXADIARGYL

39807-15-3

604

 

 

H99_99_06

 

OXADIAZON

19666-30-9

213

 

 

H99_99_07

 

PELARGONZUUR

112-05-0

888

 

 

H99_99_08

 

QUINOCLAMIN

2797-51-5

648

 

 

H99_99_99

 

ANDERE HERBICIDEN, LOOFDODERS EN MOSBESTRIJDERS

 

 

Insecticiden en acariciden

 

I

 

 

 

 

 

Insecticiden op basis van pyretroïden

I01

 

 

 

 

 

 

I01_01

INSECTICIDEN OP BASIS VAN PYRETROÏDEN

 

 

 

 

 

I01_01_01

 

ACRINATHRIN

101007-06-1

678

 

 

I01_01_02

 

ALFA-CYPERMETHRIN

67375-30-8

454

 

 

I01_01_03

 

BETA-CYFLUTHRIN

68359-37-5

482

 

 

I01_01_04

 

BIFENTHRIN

82657-04-3

415

 

 

I01_01_05

 

CYFLUTHRIN

68359-37-5

385

 

 

I01_01_06

 

CYPERMETHRIN

52315-07-8

332

 

 

I01_01_07

 

DELTAMETHRIN

52918-63-5

333

 

 

I01_01_08

 

ESFENVALERAAT

66230-04-4

481

 

 

I01_01_09

 

ETOFENPROX

80844-07-1

471

 

 

I01_01_10

 

GAMMA-CYHALOTHRIN

76703-62-3

768

 

 

I01_01_11

 

LAMBDA-CYHALOTHRIN

91465-08-6

463

 

 

I01_01_12

 

TAU-FLUVALINAAT

102851-06-9

786

 

 

I01_01_13

 

TEFLUTHRIN

79538-32-2

451

 

 

I01_01_14

 

ZETA-CYPERMETHRIN

52315-07-8

733

 

 

I01_99

ANDERE INSECTICIDEN OP BASIS VAN PYRETROÏDEN

 

 

 

 

 

I01_99_99

 

ANDERE INSECTICIDEN OP BASIS VAN PYRETROÏDEN

 

 

 

Insecticiden op basis van gechloreerde koolwaterstoffen

I02

 

 

 

 

 

 

I02_99

ANDERE INSECTICIDEN OP BASIS VAN GECHLOREERDE KOOLWATERSTOFFEN

 

 

 

 

 

I02_99_99

 

ANDERE INSECTICIDEN OP BASIS VAN GECHLOREERDE KOOLWATERSTOFFEN

 

 

 

Insecticiden op basis van carbamaten en oxim-carbamaten

I03

 

 

 

 

 

 

I03_01

INSECTICIDEN OP BASIS VAN OXIM-CARBAMATEN

 

 

 

 

 

I03_01_01

 

METHOMYL

16752-77-5

264

 

 

I03_01_02

 

OXAMYL

23135-22-0

342

 

 

I03_02

INSECTICIDEN OP BASIS VAN CARBAMATEN

 

 

 

 

 

I03_02_01

 

FENOXYCARB

79127-80-3

425

 

 

I03_02_02

 

FORMETANAAT

22259-30-9

697

 

 

I03_02_03

 

METHIOCARB

2032-65-7

165

 

 

I03_02_04

 

PIRIMICARB

23103-98-2

231

 

 

I03_99

ANDERE INSECTICIDEN OP BASIS VAN CARBAMATEN EN OXIM-CARBAMATEN

 

 

 

 

 

I03_99_99

 

ANDERE INSECTICIDEN OP BASIS VAN CARBAMATEN EN OXIM-CARBAMATEN

 

 

 

Insecticiden op basis van organische fosfaten

I04

 

 

 

 

 

 

I04_01

INSECTICIDEN OP BASIS VAN ORGANISCHE FOSFORVERBINDINGEN

 

 

 

 

 

I04_01_01

 

CHLOORPYRIFOS

2921-88-2

221

 

 

I04_01_02

 

CHLOORPYRIFOS-METHYL

5589-13-0

486

 

 

I04_01_03

 

DIMETHOAAT

60-51-5

59

 

 

I04_01_04

 

ETHOPROFOS

13194-48-4

218

 

 

I04_01_05

 

FENAMIFOS

22224-92-6

692

 

 

I04_01_06

 

FOSTHIAZAAT

98886-44-3

585

 

 

I04_01_07

 

MALATHION

121-75-5

12

 

 

I04_01_08

 

FOSMET

732-11-6

318

 

 

I04_01_09

 

PIRIMIFOS-METHYL

29232-93-7

239

 

 

I04_99

ANDERE INSECTICIDEN OP BASIS VAN ORGANISCHE FOSFORVERBINDINGEN

 

 

 

 

 

I04_99_99

 

ANDERE INSECTICIDEN OP BASIS VAN ORGANISCHE FOSFORVERBINDINGEN

 

 

 

Insecticiden op basis van biologische en botanische producten

I05

 

 

 

 

 

 

I05_01

BIOLOGISCHE INSECTICIDEN

 

 

 

 

 

I05_01_01

 

ADOXOPHYES ORANA GV STAM BV-0001

 

782

 

 

I05_01_02

 

AZADIRACHTIN

11141-17-6

627

 

 

I05_01_03

 

BACILLUS THURINGIENSIS SUBSP. ISRAELENSIS (AM65-52)

 

770

 

 

I05_01_04

 

METARHIZIUM ANISOPLIAE (BIPESCO 5F/52)

 

784

 

 

I05_01_05

 

PAECILOMYCES FUMOSOROSEUS STAM FE9901

 

778

 

 

I05_01_06

 

PAECILOMYCES LILACINUS STAM 251

 

753

 

 

I05_01_07

 

PYRETHRINEN

8003-34-7

32

 

 

I05_01_08

 

BACILLUS THURINGIENSIS SUBSP. AIZAWAI (ABTS-1857 EN GC-91)

 

949, 950

 

 

I05_01_09

 

BACILLUS THURINGIENSIS SUBSP. KURSTAKI (ABTS 351, PB 54, SA 11, SA12 EN EG 2348)

 

951, 952, 953, 954, 955

 

 

I05_01_10

 

BACILLUS THURINGIENSIS SUBSP. TENEBRIONIS (NB 176)

 

956

 

 

I05_01_11

 

BEAUVERIA BASSIANA (ATCC 74040 EN GHA)

 

957, 958

 

 

I05_01_12

 

CYDIA POMONELLA GRANULOSEVIRUS (CPGV)

 

959

 

 

I05_01_13

 

HELICOVERPA ARMIGERA KERNPOLYEDERVIRUS (HEARNPV)

 

960

 

 

I05_01_14

 

LECANICILLIMUM MUSCARIUM (VE6) (VOORHEEN VERTICILLIUM LECANII)

 

961

 

 

I05_01_15

 

SPODOPTERA LITTORALIS KERNPOLYEDERVIRUS

 

962

 

 

I05_99

ANDERE INSECTICIDEN OP BASIS VAN BIOLOGISCHE EN BOTANISCHE PRODUCTEN

 

 

 

 

 

I05_99_99

 

ANDERE INSECTICIDEN OP BASIS VAN BIOLOGISCHE EN BOTANISCHE PRODUCTEN

 

 

 

Andere insecticiden

I99

 

 

 

 

 

 

I99_01

DOOR VERGISTING VERKREGEN INSECTICIDEN

 

 

 

 

 

I99_01_01

 

ABAMECTINE

71751-41-2

495

 

 

I99_01_02

 

MILBEMECTIN

51596-10-2

51596-11-3

660

 

 

I99_01_03

 

SPINOSAD

168316-95-8

636

 

 

I99_01_04

 

EMAMECTINBENZOAAT

155569-91-8

791

 

 

I99_01_05

 

SPINETORAM

187166-40-1

802

 

 

I99_03

INSECTICIDEN OP BASIS VAN BENZOYLUREUM

 

 

 

 

 

I99_03_01

 

DIFLUBENZURON

35367-38-5

339

 

 

I99_03_02

 

FLUFENOXURON

101463-69-8

470

 

 

I99_03_03

 

LUFENURON

103055-07-8

704

 

 

I99_03_04

 

NOVALURON

116714-46-6

672

 

 

I99_03_05

 

TEFLUBENZURON

83121-18-0

450

 

 

I99_03_06

 

TRIFLUMURON

64628-44-0

548

 

 

I99_04

INSECTICIDEN OP BASIS VAN CARBAZATEN

 

 

 

 

 

I99_04_01

 

BIFENAZAAT

149877-41-8

736

 

 

I99_05

INSECTICIDEN OP BASIS VAN DIAZYLHYDRAZINE

 

 

 

 

 

I99_05_01

 

METHOXYFENOZIDE

161050-58-4

656

 

 

I99_05_02

 

TEBUFENOZIDE

112410-23-8

724

 

 

I99_05_03

 

CHROMAFENOZIDE

143807-66-3

775

 

 

I99_06

INSECTENGROEIREMMERS

 

 

 

 

 

I99_06_01

 

CYROMAZIN

66215-27-8

420

 

 

I99_06_02

 

BUPROFEZIN

69327-76-0

681

 

 

I99_06_03

 

HEXYTHIAZOX

78587-05-0

439

 

 

I99_07

INSECTENFEROMONEN

 

 

 

 

 

I99_07_01

 

(E,E)-8,10-DODECADIEEN-1-OL

33956-49-9

860

 

 

I99_07_02

 

(Z)-9-DODECENYLACETAAT

35148-19-7

422

 

 

I99_07_03

 

(Z)-8-DODECEEN-1-YLACETAAT

28079-04-1

861

 

 

I99_07_04

 

(2E, 13Z)-OCTADECADIEEN-1-YLACETAAT

 

862

 

 

I99_07_05

 

(7E, 9E)-DODECADIEEN-1-YLACETAAT

 

863

 

 

I99_07_06

 

(7E, 9E)-DODECADIEEN-1-YLACETAAT

 

864

 

 

I99_07_07

 

(7Z, 11E)-HEXADECADIEEN-1-YLACETAAT

 

865

 

 

I99_07_08

 

(7Z, 11Z)-HEXADECADIEEN-1-YLACETAAT

 

866

 

 

I99_07_09

 

(9Z, 12E)-TETRADECADIEEN-1-YLACETAAT

 

867

 

 

I99_07_10

 

(E)-11-TETRADECEEN-1-YLACETAAT

 

868

 

 

I99_07_11

 

(E)-5-DECEEN-1-OL

 

869

 

 

I99_07_12

 

(E)-5-DECEEN-1-YLACETAAT

 

870

 

 

I99_07_13

 

(E)-8-DODECEEN-1-YLACETAAT

 

871

 

 

I99_07_14

 

(E/Z)-8-DODECEEN-1-YLACETAAT

 

872

 

 

I99_07_15

 

(Z)-11-HEXADECEEN-1-OL

 

873

 

 

I99_07_16

 

(Z)-11-HEXADECEEN-1-YLACETAAT

 

874

 

 

I99_07_17

 

(Z)-11-HEXADECENAL

 

875

 

 

I99_07_18

 

(Z)-11-TETRADECEEN-1-YLACETAAT

 

876

 

 

I99_07_19

 

(Z)-13-HEXADECEEN-11-YN-1-YLACETAAT

 

877

 

 

I99_07_20

 

(Z)-13-OCTADECENAL

 

878

 

 

I99_07_21

 

(Z)-7-TETRADECENAL

 

879

 

 

I99_07_22

 

(Z)-8-DODECEEN-1-OL

 

880

 

 

I99_07_23

 

(Z)-9-HEXADECENAL

 

881

 

 

I99_07_24

 

(Z)-9-TETRADECEEN-1-YLACETAAT

 

882

 

 

I99_07_25

 

(Z,Z,Z,Z)-7,13,16,19-DOCOSATETRAEEN-1-YLISOBUTYRAAT

 

883

 

 

I99_07_26

 

DODECYLACETAAT

 

884

 

 

I99_08

INSECTICIDEN OP BASIS VAN NITROGUANIDINEN

 

 

 

 

 

I99_08_01

 

CLOTHIANIDINE

210880-92-5

738

 

 

I99_08_02

 

THIAMETHOXAM

153719-23-4

637

 

 

I99_09

INSECTICIDEN OP BASIS VAN ORGANISCHE TINVERBINDINGEN

 

 

 

 

 

I99_09_01

 

FENBUTATINOXIDE

13356-08-6

359

 

 

I99_10

INSECTICIDEN OP BASIS VAN OXADIAZINEN

 

 

 

 

 

I99_10_01

 

INDOXACARB

173584-44-6

612

 

 

I99_11

INSECTICIDEN OP BASIS VAN FENYLETHER

 

 

 

 

 

I99_11_01

 

PYRIPROXYFEN

95737-68-1

715

 

 

I99_12

INSECTICIDEN OP BASIS VAN (FENYL-)PYRAZOLEN

 

 

 

 

 

I99_12_01

 

FENPYROXIMAAT

134098-61-6

695

 

 

I99_12_02

 

FIPRONIL

120068-37-3

581

 

 

I99_12_03

 

TEBUFENPYRAD

119168-77-3

725

 

 

I99_12_04

 

CHLORANTRANILIPROLE

500008-45-7

794

 

 

I99_12_05

 

FLUBENDIAMIDE

272451-65-7

788

 

 

I99_13

INSECTICIDEN OP BASIS VAN PYRIDINEN

 

 

 

 

 

I99_13_01

 

PYMETROZINE

123312-89-0

593

 

 

I99_13_02

 

FLONICAMID

158062-67-0

763

 

 

I99_14

INSECTICIDEN OP BASIS VAN PYRIDYLMETHYLAMINEN

 

 

 

 

 

I99_14_01

 

ACETAMIPRID

135410-20-7

649

 

 

I99_14_02

 

IMIDACLOPRID

138261-41-3

582

 

 

I99_14_03

 

THIACLOPRID

111988-49-9

631

 

 

I99_15

INSECTICIDEN OP BASIS VAN SULFIET-ESTER

 

 

 

 

 

I99_15_01

 

PROPARGIET

2312-35-8

216

 

 

I99_16

INSECTICIDEN OP BASIS VAN TETRAZINEN

 

 

 

 

 

I99_16_01

 

CLOFENTEZIN

74115-24-5

418

 

 

I99_17

INSECTICIDEN OP BASIS VAN TETRONZUUR

 

 

 

 

 

I99_17_01

 

SPIRODICLOFEN

148477-71-8

737

 

 

I99_17_02

 

SPIROMESIFEN

283594-90-1

747

 

Niet-ingedeelde insecticiden

I99_99

NIET-INGEDEELDE INSECTICIDEN-ACARICIDEN

 

 

 

 

 

I99_99_01

 

ACEQUINOCYL

57960-19-7

760

 

 

I99_99_02

 

CYFLUMETOFEN

400882-07-7

821

 

 

I99_99_03

 

ETOXAZOOL

153233-91-1

623

 

 

I99_99_04

 

VETZUREN C7-C18 EN C18 ONVERZADIGD KALIUMZOUTEN (CAS 67701-09-1)

67701-09-1

889

 

 

I99_99_05

 

VETZUREN C8-C10 METHYLESTERS (CAS 85566-26-3)

85566-26-3

890

 

 

I99_99_06

 

FENAZAQUIN

120928-09-8

693

 

 

I99_99_07

 

KIEZELGOER (DIATOMEEËNAARDE)

61790-53-2

647

 

 

I99_99_08

 

LAURINEZUUR (CAS 143-07-7)

143-07-7

885

 

 

I99_99_09

 

METAFLUMIZON

139968-49-3

779

 

 

I99_99_10

 

METHYLDECANOAAT (CAS 110-42-9)

110-42-9

892

 

 

I99_99_11

 

METHYLOCTANOAAT (CAS 111-11-5)

111-11-5

893

 

 

I99_99_12

 

OLIEZUUR (CAS 112-80-1)

112-80-1

894

 

 

I99_99_13

 

PARAFFINEOLIE/(CAS-nr. 64742-46-7)

64742-46-7

896

 

 

I99_99_14

 

PARAFFINEOLIE/(CAS-nr. 72623-86-0)

72623-86-0

897

 

 

I99_99_15

 

PARAFFINEOLIE/(CAS-nr. 8042-47-5)

8042-47-5

898

 

 

I99_99_16

 

PARAFFINEOLIE/(CAS-nr. 97862-82-3)

97862-82-3

899

 

 

I99_99_17

 

FOSFAAN

7803-51-2

127

 

 

I99_99_18

 

PYRIDABEN

96489-71-3

583

 

 

I99_99_19

 

PYRIDALYL

179101-81-6

792

 

 

I99_99_20

 

SPIROTETRAMAAT

203313-25-1

795

 

 

I99_99_21

 

SULFURYLFLUORIDE

2699-79-8

757

 

 

I99_99_22

 

TIJMOLIE

89-83-8

900

 

 

I99_99_23

 

VETZUREN C7 TOT C20

 

891

 

 

I99_99_24

 

GEHYDROLYSEERDE EIWITTEN

 

901

 

 

I99_99_25

 

SINAASAPPELOLIE

 

902

 

 

I99_99_26

 

TAGETESOLIE

 

903

 

 

I99_99_99

 

ANDERE INSECTICIDEN-ACARICIDEN

 

 

Mollusciciden (slakkenbestrijdingsmiddelen), totaal:

 

M

 

 

 

 

 

Mollusciciden

M01

 

 

 

 

 

 

M01_01

MOLLUSCICIDEN

 

 

 

 

 

M01_01_01

 

IJZERFOSFAAT

10045-86-0

629

 

 

M01_01_02

 

ALUMINIUMSULFAAT

10043-01-3

849

 

 

M01_01_03

 

METALDEHYDE

108-62-3

62

 

 

M01_01_99

 

ANDERE MOLLUSCICIDEN

 

 

Plantengroeiregulatoren, totaal:

 

PGR

 

 

 

 

 

Fysiologische plantengroeiregulatoren

PGR01

 

 

 

 

 

 

PGR01_01

FYSIOLOGISCHE PLANTENGROEIREGULATOREN

 

 

 

 

 

PGR01_01_01

 

1-METHYLCYCLOPROPEEN

3100-04-7

767

 

 

PGR01_01_02

 

CHLOORMEQUAT

999-81-5

143

 

 

PGR01_01_03

 

CYCLANILIDE

113136-77-9

586

 

 

PGR01_01_04

 

DAMINOZIDE

1596-84-5

330

 

 

PGR01_01_05

 

ETHEFON

16672-87-0

373

 

 

PGR01_01_06

 

ETHOXYQUIN

91-53-2

517

 

 

PGR01_01_07

 

ETHYLEEN

74-85-1

839

 

 

PGR01_01_08

 

FORCHLORFENURON

68157-60-8

633

 

 

PGR01_01_09

 

GIBBERELLINEZUUR

77-06-5

307

 

 

PGR01_01_10

 

GIBBERELLINE

468-44-0

510-75-8

8030-53-3

904

 

 

PGR01_01_11

 

IMAZAQUIN

81335-37-7

699

 

 

PGR01_01_12

 

MALEÏNEHYDRAZIDE

51542-52-0

310

 

 

PGR01_01_13

 

MEPIQUAT

24307-26-4

440

 

 

PGR01_01_14

 

PACLOBUTRAZOOL

76738-62-0

445

 

 

PGR01_01_15

 

PROHEXADION-CALCIUM

127277-53-6

567.02

 

 

PGR01_01_16

 

NATRIUM-5-NITROGUAIACOLAAT

67233-85-6

718

 

 

PGR01_01_17

 

NATRIUM-O-NITROFENOLAAT

824-39-5

720

 

 

PGR01_01_18

 

NATRIUM-P-NITROFENOLAAT

824-78-2

721

 

 

PGR01_01_19

 

TRINEXAPAC-ETHYL

95266-40-3

732.202

 

 

PGR01_01_20

 

DIFENYLAMINE

122-39-4

460

 

 

PGR01_01_21

 

FLURPRIMIDOOL

56425-91-3

696

 

 

PGR01_99

ANDERE FYSIOLOGISCHE PLANTENGROEIREGULATOREN

 

 

 

 

 

PGR01_99_01

 

1-NAFTYLAZIJNZUUR (1-NAA)

86-87-3

313

 

 

PGR01_99_02

 

1-DECANOL

112-53-8

831

 

 

PGR01_99_03

 

1-NAFTYLACEETAMIDE (1-NAD)

86-86-2

282

 

 

PGR01_99_04

 

2-NAFTYLOXYAZIJNZUUR (2-NOA)

120-23-0

664

 

 

PGR01_99_05

 

6-BENZYLADENINE

1214-39-7

829

 

 

PGR01_99_06

 

CYAANAMIDE

420-04-2

685

 

 

PGR01_99_07

 

INDOLYLBOTERZUUR

133-32-4

830

 

 

PGR01_99_08

 

SINTOFEN (CINTOFEN)

130561-48-7

717

 

 

PGR01_99_09

 

1,4-DIMETHYLNAFTALEEN

 

822

 

 

PGR01_99_10

 

ZILVERTHIOSULFAAT

 

762

 

 

PGR01_99_99

 

ANDERE FYSIOLOGISCHE PLANTENGROEIREGULATOREN

 

 

 

Middelen om het kiemen tegen te gaan

PGR02

 

 

 

 

 

 

PGR02_02

MIDDELEN OM HET KIEMEN TEGEN TE GAAN

 

 

 

 

 

PGR02_02_01

 

CARVON

99-49-0

602

 

 

PGR02_99

ANDERE MIDDELEN OM HET KIEMEN TEGEN TE GAAN

 

 

 

 

 

PGR02_99_99

 

ANDERE MIDDELEN OM HET KIEMEN TEGEN TE GAAN

 

 

 

Andere plantengroeiregulatoren

PGR03

 

 

 

 

 

 

PGR03_99

ANDERE PLANTENGROEIREGULATOREN

 

 

 

 

 

PGR03_99_99

 

ANDERE PLANTENGROEIREGULATOREN

 

 

Andere gewasbeschermingsmiddelen, totaal:

 

ZR

 

 

 

 

 

Minerale oliën

ZR01

 

 

 

 

 

Plantaardige oliën

ZR02

 

 

 

 

 

 

ZR02_01

PLANTAARDIGE OLIËN

 

 

 

 

 

ZR02_01_01

 

PLANTAARDIGE OLIËN/CITRONELLAOLIE

 

905

 

 

ZR02_01_02

 

PLANTAARDIGE OLIËN/KRUIDNAGELOLIE

 

906

 

 

ZR02_01_03

 

PLANTAARDIGE OLIËN/RAAPZAADOLIE

 

907

 

 

ZR02_01_04

 

PLANTAARDIGE OLIËN/GROENEMUNTOLIE

 

908

 

 

ZR02_01_99

 

ANDERE PLANTAARDIGE OLIËN

 

 

 

Grondontsmetters (inclusief nematiciden)

ZR03

 

 

 

 

 

 

ZR03_01

METHYLBROMIDE

METHYLBROMIDE

74-83-9

128

 

 

ZR03_99

ANDERE GRONDONTSMETTERS

 

 

 

 

 

ZR03_99_01

 

1,3-DICHLOORPROPEEN

542-75-6

675

 

 

ZR03_99_02

 

CHLOORPICRINE

76-06-2

298

 

 

ZR03_99_03

 

DAZOMET

533-74-4

146

 

 

ZR03_99_04

 

METAM-NATRIUM

137-42-8

20

 

 

ZR03_99_99

 

ANDERE GRONDONTSMETTERS

 

 

 

Rodenticiden (knaagdierbestrijdingsmiddelen)

ZR04

 

 

 

 

 

 

ZR04_01

RODENTICIDEN

 

 

 

 

 

ZR04_01_01

 

CALCIUMFOSFIDE

1305-99-3

505

 

 

ZR04_01_02

 

DIFENACOUM

56073-07-5

514

 

 

ZR04_01_03

 

WARFARIN

81-81-2

70

 

 

ZR04_01_04

 

ZINKFOSFIDE

1314-84-7

69

 

 

ZR04_01_05

 

BROMADIOLON

28772-56-7

371

 

 

ZR04_01_99

 

ANDERE RODENTICIDEN

 

 

 

Alle andere gewasbeschermingsmiddelen

ZR99

 

 

 

 

 

 

ZR99_01

ONTSMETTINGSMIDDELEN

 

 

 

 

 

ZR99_01_99

 

ANDERE ONTSMETTINGSMIDDELEN

 

 

 

 

ZR99_99

ANDERE GEWASBESCHERMINGSMIDDELEN

 

 

 

 

 

ZR99_99_01

 

ALUMINIUMAMMONIUMSULFAAT

7784-26-1

840

 

 

ZR99_99_02

 

ALUMINIUMSILICAAT

1332-58-7

841

 

 

ZR99_99_03

 

AMMONIUMACETAAT

631-61-8

842

 

 

ZR99_99_04

 

BLOEDMEEL

68911-49-9

909

 

 

ZR99_99_05

 

CALCIUMCARBIDE

75-20-7

910

 

 

ZR99_99_06

 

CALCIUMCARBONAAT

471-34-1

843

 

 

ZR99_99_07

 

CAPRINEZUUR (CAS 334-48-5)

334-48-5

886

 

 

ZR99_99_08

 

CAPRYLZUUR (CAS 124-07-2)

124-07-2

887

 

 

ZR99_99_09

 

KOOLSTOFDIOXIDE

124-38-9

844

 

 

ZR99_99_10

 

DENATONIUMBENZOAAT

3734-33-6

845

 

 

ZR99_99_11

 

DICHLOORBENZOËZUUR METHYLESTER

2905-69-3

686

 

 

ZR99_99_12

 

HEPTAMALOXYGLUCAN

870721-81-6

851

 

 

ZR99_99_13

 

KALKSTEEN

1317-65-3

852

 

 

ZR99_99_14

 

MALTODEXTRINE

9050-36-6

801

 

 

ZR99_99_15

 

METHYLNONYLKETON

112-12-9

846

 

 

ZR99_99_16

 

KALIUMWATERSTOFCARBONAAT

298-14-6

853

 

 

ZR99_99_17

 

PUTRESCINE (1,4-DIAMINOBUTAAN)

110-60-1

854

 

 

ZR99_99_18

 

KWARTSZAND

14808-60-7

855

 

 

ZR99_99_19

 

OP GEUR GEBASEERDE AFWEERMIDDELEN/RUWE TALLOLIE (CAS 8002-26-4)

8002-26-4

911

 

 

ZR99_99_20

 

OP GEUR GEBASEERDE AFWEERMIDDELEN/TALLOLIEPEK (CAS 8016-81-7)

8016-81-7

912

 

 

ZR99_99_21

 

NATRIUMALUMINIUMSILICAAT

1344-00-9

850

 

 

ZR99_99_22

 

TRIMETHYLAMINE-HYDROCHLORIDE

593-81-7

847.601

 

 

ZR99_99_23

 

UREUM

57-13-6

913

 

 

ZR99_99_24

 

COURGETTEGEELMOZAÏEKVIRUS, ZWAKKE STAM

 

618

 

 

ZR99_99_25

 

THEEBOOMEXTRACT

 

914

 

 

ZR99_99_26

 

VETDESTILLATIERESIDUEN

 

915

 

 

ZR99_99_27

 

KNOFLOOKEXTRACT

 

916

 

 

ZR99_99_28

 

PEPER

 

917

 

 

ZR99_99_29

 

OP GEUR GEBASEERDE AFWEERMIDDELEN/VISOLIE

 

918

 

 

ZR99_99_30

 

OP GEUR GEBASEERDE AFWEERMIDDELEN/SCHAPENVET

 

919

 

 

ZR99_99_31

 

ZEEALGENEXTRACT (VOORHEEN ZEEALGENEXTRACT EN ZEEWIER)

 

920

 

 

ZR99_99_32

 

ONVERTAKTE VLINDERFEROMONEN

 

895

 

 

ZR99_99_33

 

TETRADECAAN-1-OL

 

856

 

 

ZR99_99_99

 

ANDERE GEWASBESCHERMINGSMIDDELEN

 

 


(1)  Chemical Abstracts Service Registry Numbers.

(2)  Collaborative International Pesticides Analytical Council.”


8.7.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 180/39


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 657/2011 VAN DE COMMISSIE

van 7 juli 2011

tot wijziging van Verordening (EU) nr. 297/2011 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor levensmiddelen en diervoeders van oorsprong uit of verzonden vanuit Japan in verband met het ongeval in de kerncentrale van Fukushima

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (1), en met name artikel 53, lid 1, onder b) ii),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Artikel 53 van Verordening (EG) nr. 178/2002 voorziet in de mogelijkheid van passende EU-noodmaatregelen voor uit een derde land ingevoerde levensmiddelen en diervoeders om de volksgezondheid, de diergezondheid of het milieu te beschermen, wanneer het risico niet op afdoende wijze kan worden beheerst met de door de afzonderlijke lidstaten getroffen maatregelen.

(2)

Na het ongeval in de kerncentrale van Fukushima op 11 maart 2011 werd de Commissie ervan in kennis gesteld dat het radionuclidegehalte in bepaalde levensmiddelen van oorsprong uit Japan, zoals melk en spinazie, de in Japan van kracht zijnde actiedrempels voor levensmiddelen overschreed. Omdat een dergelijke besmetting gevaar voor de volksgezondheid en de diergezondheid in de Unie kan opleveren, is Uitvoeringsverordening (EU) nr. 297/2011 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor levensmiddelen en diervoeders van oorsprong uit of verzonden vanuit Japan in verband met het ongeval in de kerncentrale van Fukushima (2) vastgesteld.

(3)

Op 14 juni 2011 is de Commissie ervan in kennis gesteld dat in groene thee van oorsprong uit de prefectuur Shizuoka een hoog gehalte aan radioactief cesium is aangetroffen. Dit is op 15 juni 2011 bevestigd door vijf andere gevallen van een hoog gehalte aan radioactief cesium in groene thee uit de prefectuur Shizuoka. Deze prefectuur behoort niet tot de prefecturen in het getroffen gebied waar vóór uitvoer naar de Unie tests van alle levensmiddelen en diervoeders uit die prefecturen vereist zijn. Gezien deze recente bevindingen is het zinvol de prefectuur Shizuoka aan het getroffen gebied toe te voegen.

(4)

Uit een significant aantal door de Japanse autoriteiten genomen monsters van levensmiddelen die in de prefecturen Niigata en Yamagata zijn geproduceerd, blijkt dat de productie van levensmiddelen en diervoeders in deze prefecturen slechts in zeer geringe mate door het ongeval in de kerncentrale van Fukushima is getroffen, aangezien geen van de monsters een niet-conform niveau van radioactiviteit vertoont, vrijwel alle monsters een niet-aantoonbaar niveau van radioactiviteit hadden en er slechts in enkele monsters een laag niveau van radioactiviteit is vastgesteld. Deze prefecturen moeten daarom worden uitgesloten van het gebied waar vóór uitvoer naar de Unie tests van alle levensmiddelen en diervoeders uit die prefecturen vereist zijn.

(5)

Het is daarom wenselijk dat Verordening (EG) nr. 297/2011 dienovereenkomstig wordt gewijzigd, zonder de datum van toepassing van de verordening te wijzigen.

(6)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EU) nr. 297/2011 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 2 worden de leden 3 en 4 vervangen door:

"3.   Elke zending van de in artikel 1 bedoelde producten die Japan verlaat vanaf de dag van de inwerkingtreding van deze verordening, gaat vergezeld van een verklaring waaruit blijkt dat:

a)

het product vóór 11 maart 2011 is geoogst en/of verwerkt, of

b)

het product van oorsprong is uit en verzonden is vanuit een andere prefectuur dan Fukushima, Gunma, Ibaraki, Tochigi, Miyagi, Nagano, Yamanashi, Saitama, Tokyo, Chiba, Kanagawa of Shizuoka, of

c)

het product verzonden is vanuit de prefecturen Fukushima, Gunma, Ibaraki, Tochigi, Miyagi, Nagano, Yamanashi, Saitama, Tokyo, Chiba Kanagawa en Shizuoka, maar niet uit een van deze prefecturen van oorsprong is en tijdens de doorreis niet aan radioactiviteit is blootgesteld, of

d)

in geval het product van oorsprong is uit de prefecturen Fukushima, Gunma, Ibaraki, Tochigi, Miyagi, Nagano, Yamanashi, Saitama, Tokyo, Chiba, Kanagawa of Shizuoka, het gehalte van het product aan de radionucliden jodium-131, cesium-134 en cesium-137 niet boven de in bijlage II bij deze verordening vermelde maximale niveaus ligt. Die bepaling geldt ook voor producten die in de kustwateren van deze prefecturen zijn gevangen of geoogst, ongeacht waar deze producten aan land zijn gebracht.

4.   De verklaring, die in lid 3 wordt bedoeld en in bijlage I is opgenomen, wordt ondertekend door een gemachtigde vertegenwoordiger van de bevoegde autoriteit van Japan. Voor de in lid 3, onder d), bedoelde producten gaat de verklaring vergezeld van een analyserapport."

2)

Bijlage I wordt vervangen door de tekst van de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 7 juli 2011.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1.

(2)  PB L 80 van 26.3.2011, blz. 5.


BIJLAGE

„BIJLAGE I

Image Image


8.7.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 180/43


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 658/2011 VAN DE COMMISSIE

van 7 juli 2011

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 8 juli 2011.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 7 juli 2011.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

José Manuel SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

AL

49,0

MK

26,7

TR

53,0

US

26,0

ZZ

38,7

0707 00 05

TR

95,0

ZZ

95,0

0709 90 70

TR

110,5

ZZ

110,5

0805 50 10

AR

66,6

BR

42,9

TR

73,2

UY

70,0

ZA

65,6

ZZ

63,7

0808 10 80

AR

152,5

BR

80,0

CL

91,4

CN

75,3

EC

60,7

NZ

110,3

US

123,2

UY

50,2

ZA

83,6

ZZ

91,9

0808 20 50

AR

105,8

AU

60,8

CL

128,5

CN

85,8

NZ

135,1

ZA

90,8

ZZ

101,1

0809 10 00

TR

250,3

XS

101,8

ZZ

176,1

0809 20 95

CL

298,8

SY

253,3

TR

282,4

ZZ

278,2


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


8.7.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 180/45


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 659/2011 VAN DE COMMISSIE

van 7 juli 2011

tot wijziging van de bij Verordening (EU) nr. 867/2010 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor bepaalde producten uit de sector suiker voor het verkoopseizoen 2010/11

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gezien Verordening (EG) nr. 951/2006 van de Commissie van 30 juni 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad wat betreft de handel met derde landen in de sector suiker (2), en met name artikel 36, lid 2, tweede alinea, tweede zin,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en bepaalde stropen voor het verkoopseizoen 2010/11 zijn vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 867/2010 van de Commissie (3). Deze prijzen en rechten zijn laatstelijk gewijzigd bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 650/2011 van de Commissie (4).

(2)

Naar aanleiding van de gegevens waarover de Commissie momenteel beschikt, dienen deze bedragen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 951/2006 te worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bij Verordening (EG) nr. 951/2006 voor het verkoopseizoen 2010/11 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor de in artikel 36 van Verordening (EU) nr. 867/2010 bedoelde producten worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 8 juli 2011.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 7 juli 2011.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

José Manuel SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 178 van 1.7.2006, blz. 24.

(3)  PB L 259 van 1.10.2010, blz. 3.

(4)  PB L 176 van 5.7.2011, blz. 22.


BIJLAGE

Gewijzigde bedragen van de representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en producten van GN-code 1702 90 95 die gelden met ingang van 8 juli 2011

(EUR)

GN-code

Representatieve prijs per 100 kg netto van het betrokken product

Aanvullend recht per 100 kg netto van het betrokken product

1701 11 10 (1)

51,62

0,00

1701 11 90 (1)

51,62

0,00

1701 12 10 (1)

51,62

0,00

1701 12 90 (1)

51,62

0,00

1701 91 00 (2)

53,10

1,54

1701 99 10 (2)

53,10

0,00

1701 99 90 (2)

53,10

0,00

1702 90 95 (3)

0,53

0,20


(1)  Vaststelling voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage IV, punt III, van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(2)  Vaststelling voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage IV, punt II, van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(3)  Vaststelling per procent sacharose.


BESLUITEN

8.7.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 180/47


UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 7 juli 2011

tot wijziging van de bijlagen II en III bij Besluit 2010/221/EU wat betreft het schrappen van een uitroeiingsprogramma met betrekking tot bacterial kidney disease voor Groot-Brittannië en de goedkeuring van een bewakingsprogramma met betrekking tot Ostreid herpesvirus 1 μνar voor Guernsey

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 4770)

(Voor de EER relevante tekst)

(2011/403/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2006/88/EG van de Raad van 24 oktober 2006 betreffende veterinairrechtelijke voorschriften voor aquacultuurdieren en de producten daarvan en betreffende de preventie en bestrijding van bepaalde ziekten bij waterdieren (1), en met name artikel 43, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Besluit 2010/221/EU van de Commissie van 15 april 2010 tot goedkeuring van nationale maatregelen ter beperking van het effect van bepaalde ziekten bij aquacultuurdieren of wilde waterdieren overeenkomstig artikel 43 van Richtlijn 2006/88/EG van de Raad (2) staat bepaalde lidstaten toe beperkingen inzake het in de handel brengen en de invoer toe te passen op zendingen van die dieren om de insleep van bepaalde ziekten op hun grondgebied te voorkomen, mits zij hebben aangetoond dat hun grondgebied, of bepaalde afgebakende gebieden van hun grondgebied, vrij van deze ziekten zijn, of dat zij een uitroeiings- of bewakingsprogramma hebben vastgesteld om hun grondgebied vrij van deze ziekten te maken.

(2)

In bijlage II bij Besluit 2010/221/EU wordt het grondgebied van Groot-Brittannië momenteel vermeld als een gebied van het Verenigd Koninkrijk met een goedgekeurd uitroeiingsprogramma met betrekking tot bacterial kidney disease (BKD).

(3)

Het Verenigd Koninkrijk heeft meegedeeld voornemens te zijn dat uitroeiingsprogramma te schrappen. Op grond van een uitgebreide herbeoordeling van de maatregelen van die lidstaat ter bestrijding van BKD in Groot-Brittannië werd geconcludeerd dat beperkingen voor de verplaatsingen van zendingen van bepaalde aquacultuurdieren naar het Verenigd Koninkrijk overeenkomstig dat programma niet langer hoeven te worden toegepast. Daarom moet Groot-Brittannië worden verwijderd van de lijst van gebieden met goedgekeurde uitroeiingsprogramma's met betrekking tot BKD overeenkomstig bijlage II bij Besluit 2010/221/EU.

(4)

In bijlage III bij Besluit 2010/221/EU worden momenteel delen van het grondgebied van Groot-Brittannië en Noord-Ierland vermeld als gebieden van het Verenigd Koninkrijk met goedgekeurde bewakingsprogramma's met betrekking tot Ostreid herpesvirus 1 μνar (OsHV-1 μνar). Het Verenigd Koninkrijk heeft thans een bewakingsprogramma met betrekking tot OsHV-1 μνar voor het grondgebied van Guernsey ingediend. Dat bewakingsprogramma heeft tot doel aan te tonen dat de gebieden in Guernsey waar OsHV-1 μνar niet is gedetecteerd vrij van dat virus zijn en de insleep daarvan in die gebieden te voorkomen. De inhoud van dat bewakingsprogramma is gelijkwaardig aan die van de bewakingsprogramma's die reeds zijn goedgekeurd en opgenomen in bijlage III bij Besluit 2010/221/EU.

(5)

De afgelopen twee jaar is er geen toegenomen mortaliteit geconstateerd in de kwekerijen en heruitzettingsgebieden in Guernsey waar Japanse oesters worden gehouden. Volgens de door het Verenigd Koninkrijk verstrekte informatie hebben bij de kweek van Japanse oesters betrokken bedrijven zich sinds april 2010 aan een vrijwillig verbod op verplaatsingen van Japanse oesters naar Guernsey gehouden. Die informatie wijst erop dat Guernsey vrij van OsHV-1 μνar is. Verplaatsingsbeperkingen ter bescherming van de gezondheidsstatus van Japanse oesters op dat grondgebied moeten worden goedgekeurd.

(6)

Het bewakingsprogramma voor Guernsey moet daarom worden goedgekeurd en Guernsey moet worden opgenomen in de lijst in bijlage III bij Besluit 2010/221/EU.

(7)

Besluit 2010/221/EU moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(8)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlagen II en III bij Besluit 2010/221/EU worden vervangen door de tekst in de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 7 juli 2011.

Voor de Commissie

John DALLI

Lid van de Commissie


(1)  PB L 328 van 24.11.2006, blz. 14.

(2)  PB L 98 van 20.4.2010, blz. 7.


BIJLAGE

BIJLAGE II

Lidstaten en delen daarvan met uitroeiingsprogramma's wat betreft bepaalde ziekten bij aquaculutuurdieren, die nationale maatregelen mogen nemen ter bestrijding van die ziekten overeenkomstig artikel 43, lid 2, van Richtlijn 2006/88/EG

Ziekte

Lidstaat

Code

Geografische afbakening van het gebied met goedgekeurde nationale maatregelen

Bacterial kidney disease (BKD)

Finland

FI

De continentale delen van het grondgebied

Zweden

SE

De continentale delen van het grondgebied

Infectieuze pancreatische necrose (IPN)

Zweden

SE

De kustgebieden van het grondgebied

BIJLAGE III

Lidstaten en gebieden met bewakingsprogramma's met betrekking tot Ostreid herpesvirus 1 μνar (OsHV-1 μνar), die nationale maatregelen mogen nemen ter bestrijding van die ziekte overeenkomstig artikel 43, lid 2, van Richtlijn 2006/88/EG

Ziekte

Lidstaat

Code

Geografische afbakening van het gebied met goedgekeurde nationale maatregelen (lidstaten, zones en compartimenten)

Ostreid herpesvirus 1 μνar (OsHV-1 μνar)

Ierland

IE

Compartiment 1: Sheephaven en Gweedore Bay.

Compartiment 2: Gweebara Bay.

Compartiment 3: Drumcliff Bay, Killala Bay, Broadhaven Bay en Blacksod Bay.

Compartiment 4: Ballinakill Bay en Streamstown Bay.

Compartiment 5: Bertraghboy Bay en Galway Bay.

Compartiment 6: Shannon Estuary en Poulnasharry Bay, Askeaton Bay en Ballylongford Bay.

Compartiment 7: Kenmare Bay.

Compartiment 8: Dunmanus Bay.

Compartiment 9: Kinsale Bay en Oysterhaven Bay.

Verenigd Koninkrijk

UK

Gehele grondgebied van Groot-Brittannië, met uitzondering van Whitestable Bay, Kent.

Gehele grondgebied van Noord-Ierland, met uitzondering van Killough Bay, Lough Foyle en Carlingford Lough.

Het grondgebied van Guernsey.


8.7.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 180/50


UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 7 juli 2011

betreffende een financiële bijdrage van de Unie in de kosten van urgente maatregelen ter bestrijding van aviaire influenza in Duitsland in november 2010

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 4773)

(Slechts de tekst in de Duitse taal is authentiek)

(2011/404/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Beschikking 2009/470/EG van de Raad van 25 mei 2009 betreffende bepaalde uitgaven op veterinair gebied (1), en met name artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Aviaire influenza is een besmettelijke virale ziekte bij pluimvee en andere in gevangenschap gehouden vogels die ernstige gevolgen heeft voor de rentabiliteit van de pluimveehouderij en die de handel binnen de Unie en de uitvoer naar derde landen verstoort.

(2)

Bij een uitbraak van aviaire influenza bestaat het risico dat de ziekteverwekker naar andere pluimveebedrijven via de handel in levend pluimvee of pluimveeproducten in de betrokken lidstaat, maar ook naar andere lidstaten en naar derde landen wordt verspreid.

(3)

Richtlijn 2005/94/EG van de Raad van 20 december 2005 betreffende communautaire maatregelen ter bestrijding van aviaire influenza en tot intrekking van Richtlijn 92/40/EEG (2) voorziet in maatregelen die bij een uitbraak van de ziekte onmiddellijk door de lidstaten moeten worden toegepast om verdere verspreiding van het virus te voorkomen.

(4)

Beschikking 2009/470/EG stelt de procedures vast voor de financiële bijdrage van de Unie in de kosten van specifieke veterinaire maatregelen, waaronder urgente maatregelen. Ingevolge artikel 4, lid 2, van die beschikking kunnen de lidstaten een financiële bijdrage ontvangen in de kosten van bepaalde maatregelen voor de uitroeiing van aviaire influenza.

(5)

In artikel 4, lid 3, eerste en tweede streepje, van Beschikking 2009/470/EG worden de percentages vastgesteld van de door de lidstaten gemaakte kosten die door de financiële bijdrage van de Unie kunnen worden gedekt.

(6)

Voor de betaling van een financiële bijdrage van de Unie in de kosten van urgente maatregelen voor de uitroeiing van aviaire influenza gelden de voorschriften van Verordening (EG) nr. 349/2005 van de Commissie van 28 februari 2005 tot vaststelling van voorschriften inzake de communautaire financiering van de in Beschikking 90/424/EEG van de Raad bedoelde urgente maatregelen en maatregelen ter bestrijding van bepaalde dierziekten (3).

(7)

In Duitsland hebben zich in november 2010 uitbraken van aviaire influenza voorgedaan. Duitsland heeft overeenkomstig Richtlijn 2005/94/EG maatregelen ter bestrijding van die uitbraken genomen.

(8)

De Duitse autoriteiten konden door overlegging van verslagen in het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid en de voortdurende verstrekking van informatie over de ontwikkeling van de situatie met betrekking tot de ziekte aantonen dat zij de in Richtlijn 2005/94/EG vastgestelde bestrijdingsmaatregelen op doeltreffende wijze ten uitvoer hebben gelegd, waardoor de ziekte snel onder controle kon worden gebracht.

(9)

De Duitse autoriteiten hebben dus voldaan aan al hun technische en administratieve verplichtingen met betrekking tot de maatregelen als bedoeld in artikel 4, lid 2, van Beschikking 2009/470/EG en artikel 7 van Verordening (EG) nr. 349/2005.

(10)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Financiële bijdrage van de Unie aan Duitsland

1.   Aan Duitsland wordt een financiële bijdrage van de Unie toegekend in de kosten van maatregelen die dat land ingevolge artikel 4, leden 2 en 3, van Beschikking 2009/470/EG heeft genomen ter bestrijding van aviaire influenza in november 2010 in Duitsland.

2.   De in lid 1 bedoelde financiële bijdrage wordt vastgesteld in een later besluit volgens de procedure van artikel 40, lid 2, van Beschikking 2009/470/EG.

Artikel 2

Adressaat

Dit besluit is gericht tot de Bondsrepubliek Duitsland.

Gedaan te Brussel, 7 juli 2011.

Voor de Commissie

John DALLI

Lid van de Commissie


(1)  PB L 155 van 18.6.2009, blz. 30.

(2)  PB L 10 van 14.1.2006, blz. 16.

(3)  PB L 55 van 1.3.2005, blz. 12.


REGLEMENTEN VAN ORDE EN REGLEMENTEN VOOR DE PROCESVOERING

8.7.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 180/52


GERECHT

WIJZIGINGEN VAN DE PRAKTISCHE AANWIJZINGEN VOOR DE PARTIJEN

HET GERECHT

Gezien artikel 150 van zijn Reglement voor de procesvoering;

Gezien de praktische aanwijzingen voor de partijen, vastgesteld op 5 juli 2007, zoals gewijzigd op 16 juni 2009 en 17 mei 2010;

STELT DE VOLGENDE WIJZIGINGEN VAN DE PRAKTISCHE AANWIJZINGEN VOOR DE PARTIJEN VAST:

Artikel 1

1.   In punt 106 wordt de tekst „een zakelijke samenvatting van het geschil, waarin de stellingen van partijen niet tot in alle details zijn weergegeven. Het is enerzijds bedoeld om de partijen in staat te stellen na te gaan of hun middelen en argumenten goed zijn begrepen, en anderzijds om de bestudering van het dossier door de andere rechters van de kamer te vergemakkelijken. In intellectuele-eigendomszaken zal het rapport ter terechtzitting echter […] bevatten” geschrapt.

2.   In punt 108 wordt de eerste alinea geschrapt.

Artikel 2

De onderhavige wijzigingen van de Praktische aanwijzingen voor de partijen worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij treden in werking op de dag volgende op die van de bekendmaking ervan.

Gedaan te Luxemburg, 8 juni 2011.

De griffier

E. COULON

De president

M. JAEGER


HANDELINGEN VAN BIJ INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN INGESTELDE ORGANEN

8.7.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 180/53


Voor het internationaal publiekrecht hebben alleen de originele VN/ECE-teksten rechtsgevolgen. Voor de status en de datum van inwerkingtreding van dit reglement, zie de recentste versie van VN/ECE-statusdocument TRANS/WP.29/343 op:

http://www.unece.org/trans/main/wp29/wp29wgs/wp29gen/wp29fdocstts.html

Reglement nr. 49 van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (VN/ECE) — Uniforme voorschriften met betrekking tot de maatregelen tegen de emissie van verontreinigende gassen en deeltjes door voertuigmotoren met compressieontsteking en de emissie van verontreinigende gassen door op aardgas of vloeibaar petroleumgas lopende voertuigmotoren met elektrische ontsteking

2010 — Wijziging van Reglement nr. 49 zoals gepubliceerd in PB L 103 van 12.4.2008, blz. 1.

Bevat:

 

Supplement 3 op wijzigingenreeks 05 — Datum van inwerkingtreding: 9 december 2010

 

Supplement 4 op wijzigingenreeks 05 — Datum van inwerkingtreding: 23 juni 2011

Wijzigingen in de inhoudsopgave

Er wordt een nieuwe bijlage 4C ingevoegd:

Bijlage 4C

Testprocedure voor deeltjesaantalmeting

Aanhangsel— Meetapparatuur voor deeltjesaantalemissies

Wijzigingen in het reglement zelf

Punt 1.1 komt als volgt te luiden:

1.1.   Dit reglement is van toepassing op motorvoertuigen van de categorieën M1, M2, N1 en N2 met een referentiemassa van meer dan 2 610 kg en op alle motorvoertuigen van de categorieën M3 en N3  (1).

Op verzoek van de fabrikant wordt de krachtens dit reglement voor een voltooid voertuig verleende typegoedkeuring tot het desbetreffende incomplete voertuig met een referentiemassa van minder dan 2 610 kg uitgebreid. Typegoedkeuringen worden uitgebreid als de fabrikant kan aantonen dat alle carrosseriecombinaties die naar verwachting op het incomplete voertuig zullen worden gebouwd, de referentiemassa van het voertuig tot meer dan 2 610 kg doen toenemen.

Hoeven niet krachtens dit reglement te worden goedgekeurd: motoren die zijn gemonteerd in voertuigen met een referentiemassa van maximaal 2 840 kg en waarvoor krachtens Reglement nr. 83 goedkeuring is verleend in de vorm van een uitbreiding.

Tabel A

Van toepassing op

Voertuigcategorie (1)

Elektrischeontstekingsmotoren

Compressieontstekingsmotoren

Benzine

NG (2)

LPG (3)

Diesel

Ethanol

M1

R49 of R83 (4)

R49 of R83 (4)

R49 of R83 (4)

R49 of R83 (4)

R49 of R83 (4)

M2

R49 of R83 (4)

R49 of R83 (4)

R49 of R83 (4)

R49 of R83 (4)

R49 of R83 (4)

M3

R49

R49

R49

R49

R49

N1

R49 of R83 (4)

R49 of R83 (4)

R49 of R83 (4)

R49 of R83 (4)

R49 of R83 (4)

N2

R49 of R83 (4)

R49 of R83 (4)

R49 of R83 (4)

R49 of R83 (4)

R49 of R83 (4)

N3

R49

R49

R49

R49

R49


Tabel B

Voorschriften

 

Elektrischeontstekingsmotoren

Compressieontstekingsmotoren

 

Benzine

NG

LPG

Diesel

Ethanol

Verontreinigende gassen

Ja

Ja

Ja

Ja

Deeltjes

Ja (5)

Ja (5)

Ja

Ja

Rook

Ja

Ja

Duurzaamheid

Ja

Ja

Ja

Ja

Overeenstemming tijdens het gebruik

Ja

Ja

Ja

Ja

OBD

Ja (6)

Ja (6)

Ja

Ja

De volgende nieuwe punten 2.1.64 tot en met 2.1.66 worden ingevoegd:

„2.1.64.   „referentiemassa”: de „ledige massa” van het voertuig, verhoogd met een uniforme massa van 100 kg voor de tests overeenkomstig de bijlagen 4A en 8 van Reglement nr. 83;

2.1.65.   „ledige massa”: de massa van het voertuig in rijklare toestand, zonder de uniforme massa van de bestuurder (75 kg), passagiers of lading, maar met een voor 90 % gevulde brandstoftank en het gebruikelijke gereedschap en reservewiel in de auto, indien van toepassing;

2.1.66.   „massa in rijklare toestand”: de in punt 2.6 van bijlage 1 bij Reglement nr. 83 beschreven massa en, bij voertuigen die zijn ontworpen en gebouwd voor het vervoer van meer dan 9 personen (de bestuurder niet meegerekend), de massa van een bijrijder (75 kg) als een van de negen of meer zitplaatsen voor hem bedoeld is.”.

Wijzigingen in de bijlagen

De volgende nieuwe bijlage 4C wordt ingevoegd:

BIJLAGE 4C

TESTPROCEDURE VOOR DEELTJESAANTALMETING

1.   Toepasbaarheid

Deze bijlage is voorlopig niet van toepassing voor het verkrijgen van typegoedkeuring krachtens dit reglement. In de toekomst zal zij wel van toepassing worden.

2.   Inleiding

2.1.   In deze bijlage wordt de methode beschreven voor het bepalen van de deeltjesaantalemissies van motoren die worden getest volgens de procedures van bijlage 4B. Tenzij anders aangegeven gelden alle testvoorwaarden, procedures en voorschriften van bijlage 4B.

3.   Bemonstering

3.1.   Deeltjesaantalemissies

De deeltjesaantalemissies worden gemeten door continue bemonstering via hetzij een partiëlestroomverdunningssysteem zoals beschreven in bijlage 4B, aanhangsel 3, punten A.3.2.1 en A.3.2.2, hetzij een volledigestroomverdunningssysteem zoals beschreven in bijlage 4B, aanhangsel 3, punten A.3.2.3 en A.3.2.4.

3.2.   Filtratie van het verdunningsmiddel

Het verdunningsmiddel dat voor zowel de primaire als, in voorkomend geval, de secundaire verdunning van het uitlaatgas in het verdunningssysteem wordt gebruikt, wordt door filters gevoerd die voldoen aan de voorschriften voor deeltjesfilters met hoog rendement (HEPA-filters) zoals vastgesteld in de alinea's betreffende het verdunningsluchtfilter (DAF) in bijlage 4B, aanhangsel 3, punt A.3.2.2 of A.3.2.4. Het verdunningsmiddel mag eventueel koolstof zijn dat wordt gewassen voordat het door het HEPA-filter wordt gevoerd om de koolwaterstofconcentraties in het verdunningsmiddel te verminderen en te stabiliseren. Aanbevolen wordt om vóór het HEPA-filter en na de eventueel gebruikte koolstofwasser een extra grovedeeltjesfilter te plaatsen.

4.   Werking van het bemonsteringssysteem

4.1.   Compensatie voor de deeltjesaantalmonsterstroom bij volledigestroomverdunningssystemen

4.1.1.   Ter compensatie van de massastroom die voor deeltjesaantalbemonstering aan het verdunningssysteem wordt onttrokken, wordt de onttrokken (gefilterde) massastroom naar het verdunningssysteem teruggevoerd. Als alternatief mag de totale massastroom in het verdunningssysteem mathematisch voor de onttrokken deeltjesaantalmonsterstroom worden gecorrigeerd. Indien de totale massastroom die voor deeltjesaantalbemonstering aan het verdunningssysteem is onttrokken, minder dan 0,5 % van de totale verdunde uitlaatgasstroom in de verdunningstunnel (med) bedraagt, mag deze correctie of terugvoer achterwege worden gelaten.

4.2.   Compensatie voor de deeltjesaantalmonsterstroom bij partiëlestroomverdunningssystemen

4.2.1.   Bij partiëlestroomverdunningssystemen wordt de voor deeltjesaantalbemonstering aan het verdunningssysteem onttrokken massastroom bij het controleren van de evenredigheid van de bemonstering gecompenseerd. Dit is mogelijk door hetzij de deeltjesaantalmonsterstroom vóór de stroommeter naar het verdunningssysteem terug te voeren, hetzij door mathematische correctie zoals beschreven in punt 4.2.2. In het geval van partiëlestroomverdunningssystemen voor totale bemonstering wordt de voor deeltjesaantalbemonstering onttrokken massastroom bij de deeltjesmassaberekening eveneens gecorrigeerd zoals beschreven in punt 4.2.3.

4.2.2.   Het momentane debiet van de uitlaatgasstroom naar het verdunningssysteem (qmp ), aan de hand waarvan de evenredigheid van de bemonstering wordt gecontroleerd, wordt gecorrigeerd volgens een van de volgende methoden:

a)

Indien de onttrokken deeltjesaantalmonsterstroom buiten beschouwing wordt gelaten, wordt vergelijking (83) in bijlage 4B, punt 9.4.6.2, vervangen door de volgende vergelijking:

Formula

waarin:

qmp

=

monsterstroom van uitlaatgas naar het partiëlestroomverdunningssysteem, kg/s,

qmdew

=

massadebiet van het verdunde uitlaatgas, kg/s,

qmdw

=

massadebiet van de verdunningslucht, kg/s,

qex

=

massadebiet van het deeltjesaantalmonster, kg/s.

Het naar de partiëlestroomsysteemregelaar gestuurde qex -signaal moet continu tot op 0,1 % van qmdew nauwkeurig zijn en met een frequentie van ten minste 1 Hz worden gestuurd.

b)

Indien de onttrokken deeltjesaantalmonsterstroom volledig of gedeeltelijk buiten beschouwing wordt gelaten, maar een equivalente stroom vóór de stroommeter naar het verdunningssysteem wordt teruggevoerd, wordt vergelijking (83) in bijlage 4B, punt 9.4.6.2, vervangen door de volgende vergelijking:

Formula

waarin:

qmp

=

monsterstroom van het uitlaatgas naar het partiëlestroomverdunningssysteem, kg/s,

qmdew

=

massadebiet van het verdunde uitlaatgas, kg/s,

qmdw

=

massadebiet van de verdunningslucht, kg/s,

qex

=

massadebiet van het deeltjesaantalmonster, kg/s,

qsw

=

massadebiet dat naar de verdunningstunnel wordt teruggevoerd om het onttrokken deeltjesaantalmonster te compenseren, kg/s.

Het naar de partiëlestroomsysteemregelaar gestuurde verschil tussen qex en qsw moet continu tot op 0,1 % van qmdew nauwkeurig zijn. Het signaal (of de signalen) moet(en) met een frequentie van ten minste 1 Hz worden gestuurd.

4.2.3.   Correctie van de deeltjesmassameting

Wanneer een deeltjesaantalmonsterstroom aan een partiëlestroomverdunningssysteem voor totale bemonstering wordt onttrokken, wordt de in bijlage 4B, punt 8.4.3.2.1 of 8.4.3.2.2 berekende deeltjesmassa (mPM ) als volgt gecorrigeerd om de onttrokken stroom te compenseren. Deze correctie is noodzakelijk, ook wanneer de gefilterde onttrokken stroom naar het partiëlestroomverdunningssysteem wordt teruggevoerd.

Formula

waarin:

mPM,corr

=

voor de onttrokken deeltjesaantalmonsterstroom gecorrigeerde deeltjesmassa, g/test,

mPM

=

overeenkomstig bijlage 4B, punt 8.4.3.2.1 of 8.4.3.2.2, bepaalde deeltjesmassa, g/test,

msed

=

totale massa van het verdunde uitlaatgas dat door de verdunningstunnel stroomt, kg,

mex

=

totale massa van het verdunde uitlaatgas dat voor deeltjesaantalbemonstering aan de verdunningstunnel wordt onttrokken, kg.

4.3.   Evenredigheid van de bemonstering met partiëlestroomverdunning

4.3.1.   Voor het meten van het deeltjesaantal wordt het uitlaatgasmassadebiet, bepaald volgens een van de in bijlage 4B, punten 8.4.1.3 tot en met 8.4.1.7, beschreven methoden, gebruikt om het partiëlestroomverdunningssysteem zo te regelen dat het genomen monster evenredig is aan het uitlaatgasmassadebiet. Die evenredigheid wordt gecontroleerd met een regressieanalyse tussen monster en uitlaatgasstroom overeenkomstig bijlage 4B, punt 9.4.6.1.

5.   Bepaling van deeltjesaantallen

5.1.   Tijdalignering

Bij partiëlestroomverdunningssystemen wordt met de retentietijd in het deeltjesaantalbemonsterings- en -meetsysteem rekening gehouden door tijdalignering van het deeltjesaantalsignaal met de testcyclus en het uitlaatgasmassadebiet volgens de procedures van bijlage 4B, punten 3.1.30 en 8.4.2.2. De omzettingstijd van het deeltjesaantalbemonsterings- en -meetsysteem wordt bepaald overeenkomstig punt 1.3.6 van dit aanhangsel.

5.2.   Bepaling van deeltjesaantallen met een partiëlestroomverdunningssysteem

5.2.1.   Wanneer deeltjesaantallen met een partiëlestroomverdunningssysteem worden bemonsterd volgens de procedures van bijlage 4B, punt 8.4, wordt het tijdens de volledige testcyclus uitgestoten aantal deeltjes berekend met de volgende vergelijking:

Formula

waarin:

N

=

tijdens de volledige testcyclus uitgestoten aantal deeltjes,

medf

=

massa van het equivalente verdunde uitlaatgas tijdens de volledige cyclus, bepaald volgens bijlage 4B, punt 8.4.3.2.2, kg/test,

k

=

kalibratiefactor om de metingen van de deeltjesaantalteller naar het niveau van het referentie-instrument te corrigeren, voor zover dat niet binnen de deeltjesaantalteller zelf gebeurt. Indien de kalibratiefactor binnen de deeltjesaantalteller wordt toegepast, is k in bovenstaande vergelijking gelijk aan 1,

Formula

=

gemiddelde deeltjesconcentratie van het verdunde uitlaatgas, gecorrigeerd naar standaardomstandigheden (273,2 K en 101,33 kPa), deeltjes/cm3,

Formula

=

gemiddelde deeltjesconcentratiereductiefactor van de vluchtigedeeltjesverwijderaar naargelang de voor de test toegepaste verdunningsinstellingen.

Formula wordt berekend met de volgende vergelijking:

Formula

waarin:

cs,i

=

eratie in de verdundegasuitlaat van de deeltjesteller, gecorrigeerd voor coïncidentie en naar standaardomstandigheden (273,2 K en 101,33 kPa), deeltjes/cm3,

n

=

aantal deeltjesconcentratiemetingen tijdens de volledige duur van de test.

5.3.   Bepaling van deeltjesaantallen met een volledigestroomverdunningssysteem

5.3.1.   Wanneer deeltjesaantallen met een volledigestroomverdunningssysteem worden bemonsterd volgens de procedures van bijlage 4B, punt 8.5, wordt het tijdens de volledige testcyclus uitgestoten aantal deeltjes berekend met de volgende vergelijking:

Formula

waarin:

N

=

tijdens de volledige testcyclus uitgestoten aantal deeltjes,

med

=

totale verdunde uitlaatgasstroom tijdens de volledige cyclus, berekend volgens een van de in bijlage 4B, punten 8.5.1.2 tot en met 8.5.1.4, beschreven methoden, kg/test,

k

=

kalibratiefactor om de metingen van de deeltjesaantalteller naar het niveau van het referentie-instrument te corrigeren, voor zover dat niet binnen de deeltjesaantalteller zelf gebeurt. Indien de kalibratiefactor binnen de deeltjesaantalteller wordt toegepast, is k in bovenstaande vergelijking gelijk aan 1,

Formula

=

gemiddelde gecorrigeerde deeltjesconcentratie van het verdunde uitlaatgas, gecorrigeerd naar standaardomstandigheden (273,2 K en 101,33 kPa), deeltjes/cm3,

Formula

=

gemiddelde deeltjesconcentratiereductiefactor van de vluchtigedeeltjesverwijderaar naargelang de voor de test toegepaste verdunningsinstellingen.

Formula wordt berekend met de volgende vergelijking:

Formula

waarin:

cs,i

=

een afzonderlijke meting van de deeltjesconcentratie in de verdundegasuitlaat van de deeltjesteller, gecorrigeerd voor coïncidentie en naar standaardomstandigheden (273,2 K en 101,33 kPa), deeltjes/cm3,

n

=

aantal deeltjesconcentratiemetingen tijdens de volledige duur van de test.

5.4.   Testresultaat

5.4.1.   Voor elke afzonderlijke WHSC, warme WHTC en koude WHTC worden de specifieke emissies in aantal deeltjes/kWh als volgt berekend:

Formula

waarin:

e

=

het per kWh uitgestoten aantal deeltjes,

Wact

=

de werkelijke cyclusarbeid overeenkomstig bijlage 4B, punt 7.8.6, in kWh.

5.4.2.   Uitlaatgasnabehandelingssystemen met periodieke regeneratie

Bij motoren met periodiek regenererende nabehandelingssystemen worden de WHTC-warmestartemissies als volgt gewogen:

Formula

waarin:

ew

=

de gewogen gemiddelde WHTC-specifieke warmestartemissie, aantal deeltjes/kWh,

n

=

het aantal WHTC-warmestarttests zonder regeneratie,

nr

=

het aantal WHTC-warmestarttests met regeneratie (ten minste één test),

Formula

=

de gemiddelde specifieke emissie zonder regeneratie, aantal deeltjes/kWh,

Formula

=

de gemiddelde specifieke emissie met regeneratie, aantal deeltjes/kWh.

Voor het bepalen van Formula geldt het volgende:

a)

als voor de regeneratie meer dan één WHTC-warmestarttest nodig is, worden opeenvolgende volledige WHTC-warmestarttests uitgevoerd en worden de emissies, zonder impregneren en zonder de motor af te zetten, continu gemeten totdat de regeneratie voltooid is, en wordt het gemiddelde van de WHTC-warmestarttests berekend;

b)

als de regeneratie tijdens een WHTC-warmestarttest is voltooid, wordt de test voortgezet totdat de volledige duur ervan verstreken is.

In overleg met de typegoedkeuringsinstantie mag regeneratieaanpassing op basis van een goede technische analyse multiplicatief of additief worden toegepast.

De multiplicatieve regeneratieaanpassingsfactoren kr worden als volgt bepaald:

Formula (naar boven)

Formula (naar beneden)

De additieve regeneratieaanpassing (kr ) wordt als volgt bepaald:

kr,u = ew – e (naar boven)

kr,d = ew – er (naar beneden)

De regeneratieaanpassing kr :

c)

wordt op het gewogen WHTC-testresultaat toegepast overeenkomstig punt 5.4.3,

d)

mag op de WHSC en de koude WHTC worden toegepast als tijdens de cyclus een regeneratie plaatsvindt,

e)

mag ook op andere leden van dezelfde motorfamilie worden toegepast,

f)

mag ook worden toegepast op andere motorfamilies met hetzelfde nabehandelingssysteem als de typegoedkeuringsinstantie vooraf toestemming heeft verleend op basis van het door de fabrikant geleverde technische bewijs dat de emissies gelijkwaardig zijn.

5.4.3.   Gewogen gemiddeld WHTC-testresultaat

Voor de WHTC is het definitieve testresultaat een gewogen gemiddelde van de koude- en warmestarttests (met inbegrip van periodieke regeneratie, indien relevant), berekend met een van de volgende vergelijkingen:

a)

bij multiplicatieve regeneratieaanpassing of bij motoren zonder periodiek regenererende nabehandeling

Formula

b)

bij additieve regeneratieaanpassing

Formula

waarin:

Ncold

=

het totale aantal deeltjes dat tijdens de volledige WHTC-koudetestcyclus wordt uitgestoten,

Nhot

=

het totale aantal deeltjes dat tijdens de volledige WHTC-warmetestcyclus wordt uitgestoten,

Wact,cold

=

de werkelijke cyclusarbeid tijdens de volledige WHTC-koudetestcyclus overeenkomstig bijlage 4B, punt 7.8.6, in kWh,

Wact, hot

=

de werkelijke cyclusarbeid tijdens de volledige WHTC-warmetestcyclus overeenkomstig bijlage 4B, punt 7.8.6, in kWh,

kr

=

de regeneratieaanpassing overeenkomstig punt 5.4.2 of, bij motoren zonder periodiek regenererende nabehandeling, kr = 1.

5.4.4.   Afronding van de eindresultaten

De definitieve WHSC- en gewogen gemiddelde WHTC-testresultaten worden overeenkomstig ASTM E 29-06B in één stap op drie significante cijfers afgerond. Tussentijdse waarden die tot het definitieve specifieke emissieresultaat op de testbank leiden, mogen niet worden afgerond.

6.   Bepaling van de deeltjesaantalachtergrond

6.1.   Op verzoek van de motorfabrikant mogen de deeltjesaantalconcentraties van de verdunningstunnelachtergrond, vóór of na de test, vanaf een punt na de deeltjes- en koolwaterstoffilters tot in het deeltjesaantalmeetsysteem worden bemonsterd om de deeltjesconcentraties van de tunnelachtergrond te bepalen.

6.2.   Voor typegoedkeuring mogen de deeltjesaantalconcentraties van de tunnelachtergrond niet worden afgetrokken, maar voor controle van de overeenstemming van de productie kunnen deze, op verzoek van de fabrikant en met de voorafgaande toestemming van de typegoedkeuringsinstantie, van de in de verdunde uitlaatgassen gemeten waarden worden afgetrokken, indien kan worden aangetoond dat de bijdrage van de tunnelachtergrond significant is.

Aanhangsel

Meetapparatuur voor deeltjesaantalemissies

1.   Specificatie

1.1.   Systeemoverzicht

1.1.1.   Het deeltjesbemonsteringssysteem bestaat uit een sonde waarmee of een punt waarop een monster wordt genomen van een homogeen gemengde stroom in een verdunningssysteem zoals beschreven in bijlage 4B, aanhangsel 3, punten A3.2.1 en A.3.2.2 of A3.2.3 en A.3.2.4, een vluchtigedeeltjesverwijderaar (VPR) vóór een deeltjesaantalteller (PNC), en de nodige verbindingsleidingen.

1.1.2.   Aanbevolen wordt een deeltjesgroottevoorklasseervoorziening (bv. een cycloon, impactor enz.) vóór de inlaat van de VPR aan te brengen. Een bemonsteringssonde die als adequate grootteklasseervoorziening fungeert, zoals afgebeeld in bijlage 4B, aanhangsel 3, figuur 14, is echter een aanvaardbaar alternatief voor een deeltjesgroottevoorklasseervoorziening. In het geval van partiëlestroomverdunningssystemen is het aanvaardbaar dat voor deeltjesmassa- en deeltjesaantalbemonstering dezelfde voorklasseervoorziening wordt gebruikt, waarbij het deeltjesaantalmonster na de voorklasseervoorziening aan het verdunningssysteem wordt onttrokken. Als alternatief mogen afzonderlijke voorklasseervoorzieningen worden gebruikt, waarbij het deeltjesaantalmonster vóór de deeltjesmassavoorklasseervoorziening aan het verdunningssysteem wordt onttrokken.

1.2.   Algemene eisen

1.2.1.   Het deeltjesbemonsteringspunt bevindt zich binnen een verdunningssysteem.

De bemonsteringssondetip of het deeltjesbemonsteringspunt en de deeltjesoverbrengingsleiding (PTT) samen vormen het deeltjesoverbrengingssysteem (PTS). Het PTS brengt het monster van de verdunningstunnel naar de ingang van de VPR. Het PTS moet voldoen aan de volgende voorwaarden.

 

Bij volledige en partiëlestroomverdunningssystemen van het deelbemonsteringstype (zoals beschreven in bijlage 4B, aanhangsel 3, punt A.3.2.1) wordt de bemonsteringssonde dicht bij de hartlijn van de tunnel, 10 tot 20 tunneldiameters na de gasinlaat, geïnstalleerd met de opening tegen de tunnelgasstroom in en met de as bij de tip evenwijdig aan die van de verdunningstunnel. De bemonsteringssonde wordt zo in het verdunningskanaal geplaatst dat het monster uit een homogeen verdunningsmiddel/uitlaatgasmengsel wordt genomen.

 

Bij partiëlestroomverdunningssystemen van het totalebemonsteringstype (zoals beschreven in bijlage 4B, punt A.3.2.1) bevindt het deeltjesbemonsteringspunt of de bemonsteringssonde zich in de deeltjesoverbrengingsleiding, vóór de deeltjesfilterhouder, de stroommeter en elk bemonsterings-/omloopaftakpunt. Het bemonsteringspunt of de bemonsteringssonde wordt zo geplaatst dat het monster uit een homogeen verdunningsmiddel/uitlaatgasmengsel wordt genomen. De afmetingen van de deeltjesbemonsteringssonde moeten zo zijn dat de werking van het partiëlestroomverdunningssysteem niet wordt beïnvloed.

Het via het PTS onttrokken bemonsteringsgas moet aan de volgende voorwaarden voldoen:

 

bij volledigestroomverdunningssystemen moet het een Reynoldsgetal (Re) van minder dan 1 700 hebben;

 

bij partiëlestroomverdunningssystemen moet het een Reynoldsgetal (Re) van minder dan 1 700 hebben in de PTT, d.w.z. na de bemonsteringssonde of het bemonsteringspunt;

het moet een retentietijd in het PTS van hoogstens 3 seconden hebben.

Elke andere bemonsteringsconfiguratie voor het PTS waarvoor een even grote deeltjespenetratie bij 30 nm kan worden aangetoond, zal aanvaardbaar worden geacht.

De afvoerleiding (OT) die het verdunde monster van de VPR naar de inlaat van de PNC voert, moet de volgende eigenschappen bezitten:

 

de binnendiameter moet ten minste 4 mm bedragen;

 

de monstergasstroom door de OT moet een retentietijd van hoogstens 0,8 seconden hebben.

Elke andere bemonsteringsconfiguratie voor de OT waarbij een even grote deeltjespenetratie bij 30 nm kan worden aangetoond, zal aanvaardbaar worden geacht.

1.2.2.   De VPR bevat voorzieningen voor monsterverdunning en verwijdering van vluchtige deeltjes.

1.2.3.   Alle delen van het verdunningssysteem en het bemonsteringssysteem vanaf de uitlaatpijp tot en met de PNC die in contact zijn met ruw en verdund uitlaatgas, moeten zodanig zijn ontworpen dat afzetting van de deeltjes zoveel mogelijk wordt beperkt. Alle delen moeten gemaakt zijn van elektrisch geleidende materialen die niet met uitlaatgascomponenten reageren en moeten elektrisch zijn geaard om elektrostatische effecten te voorkomen.

1.2.4.   Het deeltjesbemonsteringssysteem moet goede aerosolbemonsteringseigenschappen bezitten, wat inhoudt dat scherpe bochten en abrupte veranderingen van de doorsnede worden vermeden, dat gladde inwendige oppervlakken worden gebruikt en dat de lengte van de bemonsteringsleiding zoveel mogelijk wordt beperkt. Geleidelijke veranderingen in de dwarsdoorsnede zijn toegestaan.

1.3.   Specifieke eisen

1.3.1.   Het deeltjesmonster mag niet door een pomp gaan voordat het de PNC passeert.

1.3.2.   Een monstervoorklasseervoorziening wordt aanbevolen.

1.3.3.   De monstervoorbehandelingseenheid moet:

1.3.3.1.

het monster in een of meer fasen kunnen verdunnen om een deeltjesaantalconcentratie onder de bovendrempel van de telmodus van de PNC voor afzonderlijke deeltjes en een gastemperatuur van minder dan 35 °C bij de inlaat naar de PNC te verkrijgen;

1.3.3.2.

een eerste verwarmde verdunningsfase hebben die een monster bij een temperatuur van 150 tot 400 °C oplevert en ten minste tienmaal verdunt;

1.3.3.3.

in de verwarmde fasen een constante nominale bedrijfstemperatuur handhaven, binnen het in punt 1.3.3.2 gespecificeerde bereik, met een tolerantie van ± 10 °C. Aangeven of de verwarmde fasen al dan niet de correcte bedrijfstemperatuur hebben;

1.3.3.4.

een deeltjesconcentratiereductiefactor (fr(di)) bereiken zoals gedefinieerd in punt 2.2.2, voor deeltjes met een elektrischemobiliteitsdiameter van 30 en 50 nm, die niet meer dan 30, respectievelijk 20 % hoger en niet meer dan 5 % lager is dan die voor deeltjes met een elektrischemobiliteitsdiameter van 100 nm voor de VPR als geheel;

1.3.3.5.

ook meer dan 99,0 % van de tetracontaandeeltjes (CH3(CH2)38CH3) van 30 nm verdampen, bij een inlaatconcentratie ≥ 10 000 cm–3, door opwarming en verlaging van de partieeldrukken van het tetracontaan.

1.3.4.   De PNC moet:

1.3.4.1.

onder volledigestroomomstandigheden functioneren;

1.3.4.2.

een telnauwkeurigheid van ± 10 % hebben over het bereik 1 cm–3 tot de bovendrempel van de telmodus van de PNC voor afzonderlijke deeltjes ten opzichte van een erkende norm. Bij concentraties van minder dan 100 cm–3 mogen gemiddelde metingen over uitgebreide bemonsteringsperioden worden verlangd om de nauwkeurigheid van de PNC met een hoge statistische betrouwbaarheidsgraad aan te tonen;

1.3.4.3.

afleesbaar zijn tot op ten minste 0,1 deeltjes cm–3 bij concentraties van minder dan 100 cm–3;

1.3.4.4.

een lineaire respons voor deeltjesconcentraties hebben over het volledige meetbereik in de telmodus voor afzonderlijke deeltjes;

1.3.4.5.

een gegevensrapportagefrequentie hebben van ten minste 0,5 Hz;

1.3.4.6.

een t90-responstijd over het gemeten concentratiebereik hebben van minder dan 5 s;

1.3.4.7.

ook een coïncidentiecorrectiefunctie hebben tot maximaal 10 % correctie en mag gebruikmaken van een interne kalibratiefactor zoals bepaald in punt 2.1.3, maar niet van een ander algoritme om het telrendement te bepalen of hiervoor te corrigeren;

1.3.4.8.

bij deeltjesgrootten met een elektrischemobiliteitsdiameter van 23 nm (± 1 nm) en 41 nm (± 1 nm) een telrendement hebben van 50 % (± 12 %), respectievelijk meer dan 90 %. Dit telrendement mag met interne (bv. door het ontwerp van het instrument) of externe middelen (bv. groottevoorklassering) worden verkregen;

1.3.4.9.

als de PNC een werkvloeistof gebruikt, moet deze met de door de fabrikant van het instrument aangegeven frequentie worden vervangen.

1.3.5.   Wanneer de druk en/of de temperatuur niet op een bekend constant niveau worden gehouden op het punt waar het PNC-debiet wordt geregeld, moeten deze bij de inlaat naar de PNC worden gemeten en worden gerapporteerd om de deeltjesconcentratiemetingen naar standaardomstandigheden te kunnen corrigeren.

1.3.6.   De som van de retentietijd in het PTS, de VPR en de OT, plus de t90-responstijd van de PNC mag niet meer dan 20 s bedragen.

1.3.7.   De omzettingstijd van het volledige deeltjesaantalbemonsteringssysteem (PTS, VPR, OT en PNC samen) wordt bepaald door aerosolomschakeling direct bij de inlaat van het PTS. De aerosolomschakeling moet in minder dan 0,1 s plaatsvinden. Het voor de test gebruikte aerosol moet een concentratiewijziging van ten minste 60 % van de volledige schaaluitslag (FS) veroorzaken.

Het concentratieverloop moet worden geregistreerd. Voor de tijdsaanpassing van de deeltjesaantalconcentratie en de signalen van de uitlaatgasstroom wordt de omzettingstijd gedefinieerd als de tijd vanaf de wijziging (t0) tot de respons 50 % van de eindwaarde bedraagt (t50).

1.4.   Beschrijving van het aanbevolen systeem

Het volgende punt bevat een beschrijving van de aanbevolen methode om het deeltjesaantal te meten. Elk systeem dat aan de prestatiespecificaties van de punten 1.2 en 1.3 voldoet, is echter aanvaardbaar.

De figuren 14 en 15 zijn schematische tekeningen van de aanbevolen configuraties van het deeltjesbemonsteringssysteem bij gedeeltelijke-, respectievelijk volledigestroomverdunningssystemen.

Figuur 14

Schematische voorstelling van het aanbevolen deeltjesbemonsteringssysteem — partiëlestroomverdunning

Image

Figuur 15

Schematische voorstelling van het aanbevolen deeltjesbemonsteringssysteem — volledigestroomverdunning

Image

1.4.1.   Beschrijving van het bemonsteringssysteem

Het deeltjesbemonsteringssysteem bestaat uit een bemonsteringssondetip of deeltjesbemonsteringspunt in het verdunningssysteem, een deeltjesoverbrengingsleiding (PTT), een deeltjesvoorklasseervoorziening (PCF) en een vluchtigedeeltjesverwijderaar (VPR) vóór de meeteenheid die de deeltjesaantalconcentratie meet (PNC). De VPR bevat voorzieningen voor monsterverdunning (deeltjesaantalverdunners PND1 en PND2) en deeltjesverdamping (verdampingsleiding ET). De bemonsteringssonde of het bemonsteringspunt voor de testgasstroom moet zodanig in het verdunningskanaal zijn geplaatst dat van een homogeen verdunningsmiddel/uitlaatgasmengsel een representatief gasstroommonster wordt genomen. De som van de retentietijd van het systeem, plus de t90-responstijd van de PNC mag niet meer dan 20 s bedragen.

1.4.2.   Deeltjesoverbrengingssysteem

De bemonsteringssondetip of het deeltjesbemonsteringspunt en de deeltjesoverbrengingsleiding (PTT) samen vormen het deeltjesoverbrengingssysteem (PTS). Het PTS brengt het monster van de verdunningstunnel naar de ingang van de eerste deeltjesaantalverdunner. Het PTS moet aan de volgende voorwaarden voldoen.

 

Bij volledige en partiëlestroomverdunningssystemen van het deelbemonsteringstype (zoals beschreven in bijlage 4B, aanhangsel 3, punt A.3.2.1) wordt de bemonsteringssonde dicht bij de hartlijn van de tunnel, 10 tot 20 tunneldiameters na de gasinlaat, geïnstalleerd met de opening tegen de tunnelgasstroom in en met de as bij de tip evenwijdig aan die van de verdunningstunnel. De bemonsteringssonde wordt zo in het verdunningskanaal geplaatst dat het monster uit een homogeen verdunningsmiddel/uitlaatgasmengsel wordt genomen.

 

Bij partiëlestroomverdunningssystemen van het totale-bemonsteringstype (zoals beschreven in bijlage 4B, punt A.3.2.1) bevindt het deeltjesbemonsteringspunt zich in de deeltjesoverbrengingsleiding, vóór de deeltjesfilterhouder, de stroommeter en elk bemonsterings-/omloopaftakpunt. Het bemonsteringspunt of de bemonsteringssonde wordt zo geplaatst dat het monster uit een homogeen verdunningsmiddel/uitlaatgasmengsel wordt genomen.

Het via het PTS onttrokken bemonsteringsgas moet aan de volgende voorwaarden voldoen:

 

een Reynoldsgetal (Re) van minder dan 1 700 hebben;

 

een retentietijd in het PTS van hoogstens 3 seconden hebben.

Elke andere bemonsteringsconfiguratie voor het PTS waarvoor een even grote deeltjespenetratie voor deeltjes met een elektrischemobiliteitsdiameter van 30 nm kan worden aangetoond, zal aanvaardbaar worden geacht.

De afvoerleiding (OT) die het verdunde monster van de VPR naar de inlaat van de PNC voert, moet de volgende eigenschappen bezitten:

 

de binnendiameter moet ten minste 4 mm bedragen;

 

de monstergasstroom door de OT moet een retentietijd van ten hoogste 0,8 seconden hebben.

Elke andere bemonsteringsconfiguratie voor de OT waarbij een even grote deeltjespenetratie voor deeltjes met een elektrischemobiliteitsdiameter van 30 nm kan worden aangetoond, zal aanvaardbaar worden geacht.

1.4.3.   Deeltjesvoorklasseervoorziening

De aanbevolen deeltjesvoorklasseervoorziening moet vóór de VPR worden geplaatst. De deeltjesdiameter van het 50 %-scheidingspunt van de voorklasseervoorziening moet tussen 2,5 en 10 μm bedragen bij het voor de bemonstering van deeltjesaantalemissies gekozen volumedebiet. Bij dat volumedebiet moet de voorklasseervoorziening ten minste 99 % van de massaconcentratie aan instromende deeltjes van 1 μm laten uitstromen. In het geval van partiëlestroomverdunningssystemen is het aanvaardbaar dat voor deeltjesmassa- en deeltjesaantalbemonstering dezelfde voorklasseervoorziening wordt gebruik, waarbij het deeltjesaantalmonster na de voorklasseervoorziening aan het verdunningssysteem wordt onttrokken. Als alternatief mogen afzonderlijke voorklasseervoorzieningen worden gebruikt, die het deeltjesaantalmonster vóór de deeltjesmassavoorklasseervoorziening uit het verdunningssysteem nemen.

1.4.4.   Vluchtigedeeltjesverwijderaar (VPR)

De VPR moet één deeltjesaantalverdunner (PND1), een verdampingsleiding en een tweede verdunner (PND2) in serieschakeling omvatten. Deze verdunningsfunctie dient om de aantalconcentratie van het monster dat de deeltjesconcentratiemeeteenheid binnenstroomt, tot onder de bovendrempel van de telmodus van de PNC voor afzonderlijke deeltjes te reduceren en nucleatie binnen het monster te onderdrukken. De VPR moet aangegeven of de PND1 en de verdampingsleiding al dan niet de correcte bedrijfstemperatuur hebben.

De VPR moet ook meer dan 99,0 % van de tetracontaandeeltjes (CH3(CH2)38CH3) van 30 nm verdampen, bij een inlaatconcentratie ≥ 10 000 cm–3, door opwarming en verlaging van de partieeldrukken van het tetracontaan. Hij moet ook een deeltjesconcentratiereductiefactor (fr) bereiken voor deeltjes met een elektrischemobiliteitsdiameter van 30 en 50 nm, die niet meer dan 30, respectievelijk 20 % hoger en niet meer dan 5 % lager is dan die voor deeltjes met een elektrischemobiliteitsdiameter van 100 nm voor de VPR als geheel.

1.4.4.1.   Eerste deeltjesaantalverdunner (PND1)

De eerste deeltjesaantalverdunner moet specifiek zijn ontworpen om de deeltjesaantalconcentratie te verdunnen en bij een (wand)temperatuur van 150 tot 400 °C te functioneren. Binnen dit bereik moet de wandtemperatuur op een constante nominale bedrijfstemperatuur worden gehouden, met een tolerantie van ± 10 °C, en mag hij de wandtemperatuur van de ET (punt 1.4.4.2) niet overschrijden. De verdunner moet van HEPA-gefilterde verdunningslucht worden voorzien en een verdunningsfactor 10 tot 200 kunnen bereiken.

1.4.4.2.   Verdampingsleiding (ET)

De ET moet over haar volledige lengte worden ingesteld op een wandtemperatuur die groter is dan of gelijk is aan die van de eerste deeltjesaantalverdunner en de wandtemperatuur moet op een vaste nominale temperatuur tussen 300 en 400 °C worden gehouden, met een tolerantie van ± 10 °C.

1.4.4.3.   Tweede deeltjesaantalverdunner (PND2)

PND2 moet specifiek zijn ontworpen om de deeltjesaantalconcentratie te verdunnen. De verdunner moet van HEPA-gefilterde verdunningslucht worden voorzien en een verdunningsfactor 10 tot 30 kunnen handhaven. De verdunningsfactor van PND2 moet tussen 10 en 15 zo worden gekozen dat de deeltjesaantalconcentratie na de tweede verdunner kleiner is dan de bovendrempel van de telmodus van de PNC voor afzonderlijke deeltjes en dat de temperatuur van het gas voor het de PNC binnenstroomt, minder dan 35 °C bedraagt.

1.4.5.   Deeltjesaantalteller (PNC)

De PNC moet voldoen aan de voorschriften van punt 1.3.4.

2.   Kalibreren/valideren van het deeltjesbemonsteringssysteem (7)

2.1.   Kalibreren van de deeltjesaantalteller

2.1.1.   De technische dienst moet ervoor zorgen dat er binnen de twaalf maanden vóór de emissietest een kalibratiecertificaat voor de PNC voorhanden is waaruit blijkt dat deze voldoet aan een erkende norm.

2.1.2.   Na elke belangrijke onderhoudsbeurt moet de PNC opnieuw worden gekalibreerd en moet een nieuw kalibratiecertificaat worden afgegeven.

2.1.3.   De kalibratie moet voldoen aan een standaard kalibreermethode:

a)

door vergelijking van de respons van de te kalibreren PNC met die van een gekalibreerde aerosolelektrometer bij het gelijktijdig bemonsteren van elektrostatisch geklasseerde kalibratiedeeltjes, of

b)

door vergelijking van de respons van de te kalibreren PNC met die van een tweede PNC die direct volgens bovenstaande methode is gekalibreerd.

In het geval van de elektrometer moet de kalibratie worden uitgevoerd met ten minste zes standaardconcentraties die zo gelijkmatig mogelijk over het meetbereik van de PNC zijn verdeeld. Deze punten moeten een nominale-nulconcentratiepunt omvatten dat wordt verkregen door HEPA-filters van ten minste klasse H13 van EN 1822:2008 of filters met gelijkwaardige prestaties op de inlaat van elk instrument te bevestigen. Zonder op de te kalibreren PNC een kalibratiefactor toe te passen, moeten voor elke gebruikte concentratie, met uitzondering van het nulpunt, de gemeten concentraties binnen ± 10 % van de standaardconcentratie liggen, zoniet wordt de PNC afgekeurd. De gradiënt van een lineaire regressie van de twee gegevensreeksen moet worden berekend en geregistreerd. Op de te kalibreren PNC wordt een kalibratiefactor toegepast die omgekeerd evenredig is aan de gradiënt. De lineariteit van de respons wordt berekend als het kwadraat van de Pearsons product-momentcorrelatiecoëfficiënt (R2) van de twee gegevensreeksen en moet gelijk zijn aan of groter zijn dan 0,97. Bij de berekening van zowel de gradiënt als R2 moet de lineaire regressie door de oorsprong worden geforceerd (nulconcentratie op beide instrumenten).

In het geval van de referentie-PNC moet de kalibratie worden uitgevoerd met ten minste zes standaardconcentraties over het volledige meetbereik van de PNC. Op ten minste drie punten moet de concentratie onder 1 000 cm–3 liggen, de overige concentraties moeten lineair gespreid zijn tussen 1 000 cm–3 en het maximumbereik van de PNC in de telmodus voor afzonderlijke deeltjes. Deze punten moeten een nominale-nulconcentratiepunt omvatten dat wordt verkregen door HEPA-filters van ten minste klasse H13 van EN 1822:2008 of filters met gelijkwaardige prestaties op de inlaat van elk instrument te bevestigen. Zonder op de te kalibreren PNC een kalibratiefactor toe te passen, moeten voor elke concentratie, met uitzondering van het nulpunt, de gemeten concentraties binnen ± 10 % van de standaardconcentratie liggen, zoniet wordt de PNC afgekeurd. De gradiënt van een lineaire regressie van de twee gegevensreeksen moet worden berekend en geregistreerd. Op de te kalibreren PNC wordt een kalibratiefactor toegepast die omgekeerd evenredig is aan de gradiënt. De lineariteit van de respons wordt berekend als het kwadraat van de Pearsons product-momentcorrelatiecoëfficiënt (R2) van de twee gegevensreeksen en moet gelijk zijn aan of groter zijn dan 0,97. Bij de berekening van zowel de gradiënt als R2 moet de lineaire regressie door de oorsprong worden geforceerd (nulconcentratie op beide instrumenten).

2.1.4.   Tijdens de kalibratie moet ook de doelmatigheid van de PNC voor het detecteren van deeltjes met een elektrischemobiliteitsdiameter van 23 nm aan de voorschriften van punt 1.3.4.8 worden getoetst. Het telrendement bij deeltjes van 41 nm hoeft niet te worden gecontroleerd.

2.2.   Kalibreren/valideren van de vluchtigedeeltjesverwijderaar

2.2.1.   Kalibratie van de deeltjesconcentratiereductiefactoren van de VPR voor alle verdunningsinstellingen bij de vaste nominale bedrijfstemperatuur van het instrument is vereist wanneer de voorziening nieuw is en na elke belangrijke onderhoudsbeurt. De eis tot periodieke validering van de deeltjesconcentratiereductiefactor van de VPR is beperkt tot een controle bij een enkele instelling die gebruikelijk is voor metingen bij voertuigen die met een dieseldeeltjesfilter zijn uitgerust. De technische dienst moet ervoor zorgen dat er binnen de zes maanden vóór de emissietest een kalibratie- of valideringscertificaat voor de vluchtigedeeltjesverwijderaar voorhanden is. Als de vluchtigedeeltjesverwijderaar een temperatuurbewakingsalarm heeft, wordt een valideringsinterval van twaalf maanden toegestaan.

De VPR moet met vaste deeltjes met een elektrischemobiliteitsdiameter van 30, 50 en 100 nm op de deeltjesconcentratiereductiefactor worden ingesteld. De deeltjesconcentratiereductiefactoren (fr(d)) voor deeltjes met een elektrischemobiliteitsdiameter van 30 en 50 nm mogen niet meer dan 30, respectievelijk 20 % hoger en niet meer dan 5 % lager zijn dan die voor deeltjes met een elektrischemobiliteitsdiameter van 100 nm. Voor de validering mag de gemiddelde deeltjesconcentratiereductiefactor niet meer dan ± 10 % afwijken van de gemiddelde deeltjesconcentratiereductiefactor (Formula) die tijdens de primaire kalibratie van de VPR is vastgesteld.

2.2.2.   De testaerosol voor deze metingen bestaat uit vaste deeltjes met een elektrischemobiliteitsdiameter van 30, 50 en 100 nm, bij een minimumconcentratie van 5 000 deeltjes cm–3 bij de inlaat van de VPR. De deeltjesconcentratie wordt vóór en na de onderdelen gemeten.

De deeltjesconcentratiereductiefactor bij elke deeltjesgrootte (fr(di)) wordt als volgt worden berekend;

Formula

waarin:

Nin(di)

=

upstream deeltjesaantalconcentratie voor deeltjes met diameter di;

Nout(di)

=

downstream deeltjesaantalconcentratie voor deeltjes met diameter di; en

di

=

elektrischemobiliteitsdiameter van de deeltjes (30, 50 of 100 nm).

Nin(di) en Nout(di) moeten naar dezelfde omstandigheden worden gecorrigeerd.

De gemiddelde deeltjesconcentratiereductie (Formula) bij een bepaalde verdunningsinstelling wordt als volgt berekend:

Formula

Aanbevolen wordt de VPR als complete unit te kalibreren en te valideren.

2.2.3.   De technische dienst moet ervoor zorgen dat er binnen de zes maanden vóór de emissietest een valideringscertificaat voor de VPR voorhanden is waaruit de doeltreffendheid van de vluchtigedeeltjesverwijderaar blijkt. Als de vluchtigedeeltjesverwijderaar een temperatuurbewakingsalarm heeft, wordt een valideringsinterval van twaalf maanden toegestaan. De VPR moet aantoonbaar meer dan 99,0 % van de tetracontaandeeltjes (CH3(CH2)38CH3) met een elektrischemobiliteitsdiameter van ten minste 30 nm bij een inlaatconcentratie ≥ 10 000 cm–3 kunnen verwijderen, wanneer hij op zijn minimale verdunningsinstelling en bij de door de fabrikant aanbevolen temperatuur werkt.

2.3.   Controleprocedures voor het deeltjesaantalsysteem

2.3.1.   Vóór elke test moet de deeltjesteller een gemeten concentratie van minder dan 0,5 deeltjes cm–3 rapporteren, wanneer een HEPA-filter van ten minste klasse H13 van EN 1822:2008 of een filter met gelijkwaardige prestaties op de inlaat van het complete deeltjesbemonsteringssysteem (VPR en PNC) is bevestigd.

2.3.2.   Maandelijks moet de stroming naar de deeltjesteller toe een gemeten waarde rapporteren die, bij controle met een gekalibreerde stroommeter, maximaal 5 % van het nominale debiet van de deeltjesteller afwijkt.

2.3.3.   Nadat een HEPA-filter van ten minste klasse H13 van EN 1822:2008 of een filter met gelijkwaardige prestaties op de inlaat van de deeltjesteller is aangebracht, moet de deeltjesteller dagelijks een concentratie ≤ 0,2 cm–3 rapporteren. Nadat dit filter is verwijderd, moet de deeltjesteller een toename van de gemeten concentratie tot ten minste 100 deeltjes cm–3 aangeven wanneer hij met omgevingslucht wordt getest, en naar ≤ 0,2 cm–3 terugkeren wanneer het HEPA-filter opnieuw is aangebracht.

2.3.4.   Vóór het begin van elke test moet worden nagegaan of het meetsysteem aangeeft dat de verdampingsleiding, indien aanwezig in het systeem, haar correcte bedrijfstemperatuur heeft bereikt.

2.3.5.   Vóór het begin van elke test moet worden nagegaan of het meetsysteem aangeeft dat de verdunner PND1 zijn correcte bedrijfstemperatuur heeft bereikt.


(1)  Zoals gedefinieerd in bijlage 7 bij de geconsolideerde resolutie betreffende de constructie van voertuigen (R.E.3) (document TRANS/WP.29/78/Rev.1/Amend.2, laatstelijk gewijzigd bij Amend.4).”

(2)  Aardgas.

(3)  Vloeibaar petroleumgas.

(4)  Reglement nr. 83 is van toepassing op voertuigen met een referentiemassa ≤ 2 610 kg en door uitbreiding van een goedkeuring op voertuigen met een referentiemassa ≤ 2 840 kg.

(5)  Geldt alleen voor fase C in tabel 2 van punt 5.2.1.

(6)  Toepassingsdata overeenkomstig punt 5.4.2..

(7)  Voorbeelden van kalibreer-/valideermethoden zijn te vinden op: http://www.unece.org/trans/main/wp29/wp29wgs/wp29grpe/pmpFCP.html.