ISSN 1725-2598

doi:10.3000/17252598.L_2011.179.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 179

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

54e jaargang
7 juli 2011


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 653/2011 van de Commissie van 6 juli 2011 tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1439/95, bijlage III bij Verordening (EG) nr. 748/2008 en bijlage II bij Verordening (EG) nr. 810/2008 wat betreft de instantie die documenten en certificaten mag afgeven in Argentinië

1

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 654/2011 van de Commissie van 6 juli 2011 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

3

 

 

BESLUITEN

 

 

2011/400/EU

 

*

Besluit van de Raad van 28 juni 2011 tot wijziging van het Besluit van de Raad van 12 maart 1999 houdende vaststelling van de regels betreffende het pensioenfonds van Europol

5

 

 

2011/401/EU

 

*

Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 6 juli 2011 tot vaststelling van de financiële bijdrage van de Unie in de kosten van de urgente maatregelen ter bestrijding van aviaire influenza in Italië in 2009 (Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 4774)

8

 

 

2011/402/EU

 

*

Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 6 juli 2011 betreffende noodmaatregelen van toepassing op fenegriekzaden en bepaalde zaden en bonen uit Egypte (Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 5000)  ( 1 )

10

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

7.7.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 179/1


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 653/2011 VAN DE COMMISSIE

van 6 juli 2011

tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1439/95, bijlage III bij Verordening (EG) nr. 748/2008 en bijlage II bij Verordening (EG) nr. 810/2008 wat betreft de instantie die documenten en certificaten mag afgeven in Argentinië

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1095/96 van de Raad van 18 juni 1996 betreffende de tenuitvoerlegging van de concessies in de lijst CXL die is opgesteld naar aanleiding van de voltooiing van de onderhandelingen in het kader van artikel XXIV.6 van de GATT, (1)

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (2),

Gezien Verordening (EG) nr. 1439/95 van de Commissie van 26 juni 1995 tot vaststelling van specifieke bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 3013/89 van de Raad inzake de invoer en de uitvoer van producten van de sector schapen- en geitenvlees (3), en met name artikel 12, lid 2,

Gezien Verordening (EG) nr. 748/2008 van de Commissie van 30 juli 2008 betreffende de opening en de wijze van beheer van een tariefcontingent voor de invoer van bevroren omlopen van runderen van GN-code 0206 29 91 (4), en met name artikel 6, lid 2,

Gezien Verordening (EG) nr. 810/2008 van de Commissie van 11 augustus 2008 betreffende de opening en de wijze van beheer van tariefcontingenten voor vers, gekoeld of bevroren rundvlees van hoge kwaliteit en voor bevroren buffelvlees (5), en met name artikel 7, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1439/95 is de lijst vastgesteld van de instanties van de derde landen die oorsprongsdocumenten mogen afgeven.

(2)

In bijlage III bij Verordening (EG) nr. 748/2008 is de lijst vastgesteld van de Argentijnse instanties die echtheidscertificaten mogen afgeven.

(3)

In bijlage II bij Verordening (EG) nr. 810/2008 is de lijst vastgesteld van de instanties van de exporterende landen die echtheidscertificaten mogen afgeven.

(4)

Argentinië heeft de Commissie ervan in kennis gesteld dat het ministerie van Economie en Financiën met ingang van 1 juli 2011 de nieuwe instantie is die oorsprongsdocumenten en echtheidscertificaten voor rundvlees, schapenvlees en geitenvlees van oorsprong uit Argentinië mag afgeven.

(5)

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1439/95, bijlage III bij Verordening (EG) nr. 748/2008 en bijlage II bij Verordening (EG) nr. 810/2008 moeten dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1439/95 wordt vermelding nr. 1 vervangen door:

„1.

Argentinië: Ministerio de Economía y Finanzas Públicas”.

Artikel 2

Bijlage III bij Verordening (EG) nr. 748/2008 wordt vervangen door:

„BIJLAGE III

Lijst van Argentijnse instanties die echtheidscertificaten mogen afgeven

Argentinië: Ministerio de Economía y Finanzas Públicas:

voor de in artikel 1, lid 3, onder a), bedoelde omlopen van oorsprong uit Argentinië.”.

Artikel 3

In bijlage II bij Verordening (EG) nr. 810/2008 wordt het eerste streepje vervangen door:

„—

MINISTERIO DE ECONOMÍA Y FINANZAS PÚBLICAS:

voor vlees van oorsprong uit Argentinië dat voldoet aan de definitie van artikel 2, onder a);”.

Artikel 4

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 juli 2011.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 6 juli 2011.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Joaquín ALMUNIA

Lid van de Commissie


(1)  PB L 146 van 20.6.1996, blz. 1.

(2)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(3)  PB L 143 van 27.6.1995, blz. 7.

(4)  PB L 202 van 31.7.2008, blz. 28.

(5)  PB L 219 van 14.8.2008, blz. 3.


7.7.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 179/3


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 654/2011 VAN DE COMMISSIE

van 6 juli 2011

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 7 juli 2011.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 6 juli 2011.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

José Manuel SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

AL

49,0

AR

26,0

EC

26,0

MK

26,7

TR

53,0

US

26,0

ZZ

34,5

0707 00 05

TR

95,0

ZZ

95,0

0709 90 70

TR

111,6

ZZ

111,6

0805 50 10

AR

71,8

BR

42,9

TR

73,2

UY

51,1

ZA

73,3

ZZ

62,5

0808 10 80

AR

90,3

BR

108,5

CL

86,6

CN

69,2

NZ

111,4

US

123,2

UY

50,2

ZA

82,4

ZZ

90,2

0808 20 50

AR

81,3

AU

60,8

CL

112,4

CN

74,5

NZ

135,1

ZA

89,4

ZZ

92,3

0809 10 00

TR

263,5

XS

101,8

ZZ

182,7

0809 20 95

SY

253,3

TR

283,1

ZZ

268,2


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


BESLUITEN

7.7.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 179/5


BESLUIT VAN DE RAAD

van 28 juni 2011

tot wijziging van het Besluit van de Raad van 12 maart 1999 houdende vaststelling van de regels betreffende het pensioenfonds van Europol

(2011/400/EU)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het statuut voor de personeelsleden van Europol, als vastgesteld in het besluit van de Raad van 3 december 1998 („Europol-statuut”) (1), en met name artikel 37, lid 3, van aanhangsel 6, bij dat besluit,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Besluit 2009/371/JBZ van de Raad van 6 april 2009 tot oprichting van de Europese Politiedienst (Europol) (2) („het Europol-besluit”) vervangt de Akte van de Raad van 26 juli 1995 tot vaststelling van de Overeenkomst op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie tot oprichting van een Europese Politiedienst (3) („de Europol-overeenkomst”), met ingang van de toepassingsdatum ervan, namelijk 1 januari 2010.

(2)

In het Europol-besluit is bepaald dat alle maatregelen ter uitvoering van de Europol-overeenkomst ingetrokken worden met ingang van 1 januari 2010, tenzij anders bepaald in het Europol-besluit.

(3)

In het Europol-besluit is verder bepaald dat het Europol-statuut en andere desbetreffende instrumenten van toepassing blijven op de personeelsleden die overeenkomstig artikel 57, lid 2, van dat besluit niet in dienst zijn getreden overeenkomstig het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie.

(4)

In het Europol-besluit is tevens bepaald dat het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie, als vastgesteld in Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 (4), van toepassing zijn op de directeur, de adjunct-directeuren en de personeelsleden van Europol die na 1 januari 2010 in dienst zijn genomen.

(5)

In het Europol-besluit is voorts bepaald dat alle arbeidsovereenkomsten die door Europol, als opgericht bij de Europol-overeenkomst, zijn gesloten en die van kracht zijn op 1 januari 2010, nageleefd worden totdat zij verstrijken; nadat het Europol-besluit van toepassing is geworden, kunnen deze overeenkomsten niet op basis van het Europol-statuut worden verlengd.

(6)

In het Europol-besluit is ook bepaald dat de personeelsleden die op 1 januari 2010 met een arbeidsovereenkomst in dienst waren de mogelijkheid krijgen een overeenkomst als tijdelijk functionaris of als arbeidscontractant te sluiten volgens de voorwaarden van de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie. Verscheidene personeelsleden hebben van deze mogelijkheid gebruikgemaakt.

(7)

Derhalve is het aantal personeelsleden dat onder het Europol-statuut in dienst is getreden, en bijgevolg ook hun bijdragen aan het pensioenfonds van Europol overeenkomstig artikel 37, lid 1, van aanhangsel 6, van het statuut voor de personeelsleden van Europol, vanaf 1 januari 2010 gestaag verminderd en dienen deze bijdragen niet langer te worden gestort zodra de laatste arbeidsovereenkomst waarop het statuut voor de personeelsleden van Europol van toepassing is, is verstreken.

(8)

Dientengevolge dient het beheer van het fonds te worden aangepast aan de verminderde omvang van zowel de bijdragen aan, als de betalingen door, het fonds, door het aantal leden van de raad van bestuur en het aantal bijeenkomsten van deze raad te verminderen.

(9)

Het is ook redelijk de persoonlijke aansprakelijkheid van de leden van de raad van bestuur handelend ter vervulling van hun taken te beperken tot grove nalatigheid en ernstige wanpraktijken.

(10)

De financiële verplichtingen van het fonds dienen ook vroeger af te lopen dan voorzien werd toen het werd opgericht. Indien de activa van het fonds niet zouden volstaan om aan de financiële verplichtingen te voldoen, moet het tekort door de begroting van Europol worden gedekt. Gezien de huidige financiële toestand van het fonds, lijkt deze mogelijkheid een louter theoretisch karakter te hebben, mede rekening houdend met het feit dat Europol de uit zijn verplichting krachtens de artikelen 63 tot en met 71 van het Europol-statuut voortvloeiende risico’s heeft herverzekerd door een verzekering betreffende invaliditeits- en overlevendenpensioenen af te sluiten.

(11)

Het besluit van de Raad van 12 maart 1999 houdende vaststelling van de regels betreffende het pensioenfonds van Europol (5) dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd. Als gevolg van de inwerkingtreding van het Europol-besluit moeten in dat besluit ook andere technische wijzigingen worden aangebracht,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het besluit van de Raad van 12 maart 1999 houdende vaststelling van de regels betreffende het pensioenfonds van Europol wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 1 wordt het volgende punt ingevoegd:

„a bis)   „het Europol-besluit”: het besluit van de Raad van 6 april 2009 tot oprichting van de Europese Politiedienst (6) en tot vervanging van de Europol-overeenkomst;

2)

In artikel 1 wordt punt b) vervangen door:

„b)   „Europol”: de bij het Europol-besluit opgerichte Europese Politiedienst;”.

3)

In artikel 1 wordt punt g) vervangen door:

„g)   „de raad van bestuur van Europol”: de raad van bestuur van Europol als genoemd in artikel 37, lid 1, van het Europol-besluit;”.

4.

In artikel 1 wordt het volgende punt toegevoegd:

„h)   „het personeelscomité van Europol”: het personeelscomité dat overeenkomstig artikel 4 van het statuut is opgericht of, indien het ophoudt te bestaan, het personeelscomité dat in artikel 9, lid 1, van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie is vermeld (7).

5)

In artikel 3, lid 1, wordt punt g) vervangen door:

„g)

overige inkomsten, met inbegrip van uitzonderlijke bijdragen die overeenkomstig artikel 12 ter van Europol worden ontvangen.”.

6)

In artikel 3, lid 2, onder d), worden de woorden „of wenselijk” geschrapt.

7)

Artikel 4, lid 2, wordt vervangen door:

„2.   De raad bestaat uit vier leden.”.

8)

Artikel 4, lid 3, wordt vervangen door:

„3.   Van de vier leden worden er twee benoemd door de raad van bestuur van Europol, één door Europol en één door het personeelscomité van Europol. Elk lid kan zich tijdens de vergaderingen van de raad laten bijstaan door ten hoogste twee deskundigen; de kosten van externe deskundigen komen alleen ten laste van het fonds wanneer de raad daartoe besluit.”.

9)

In artikel 4, lid 7, worden de woorden „als secretaris fungeert altijd een van de door Europol of door het personeelscomité van Europol aangewezen leden” vervangen door de woorden: „als secretaris fungeert altijd hetzij het door Europol benoemde lid, hetzij het door het personeelscomité van Europol benoemde lid”.

10)

In artikel 5 wordt het volgende lid toegevoegd:

„6.   De raad en zijn leden vertegenwoordigen de belangen van alle deelnemers en de belangen van Europol.”.

11)

In artikel 6, lid 1, wordt het woord „tweemaal” vervangen door het woord „eenmaal”.

12)

Artikel 7, lid 1, wordt vervangen door:

„1.   De raad kan alleen besluiten nemen in vergaderingen waarin ten minste één door de raad van bestuur van Europol benoemd lid en de vertegenwoordigers van de andere partijen aanwezig zijn.”.

13)

In artikel 8, lid 1, worden in de Engelse versie de woorden „solvability, liquidity, rentability” vervangen door de woorden „solvency, liquidity, profitability”.

14)

In artikel 10, lid 3, wordt de tweede zin vervangen door:

„Daartoe benoemt de raad een gecertificeerd accountant die overeenkomstig het toepasselijke Nederlandse recht is geregistreerd.”.

15)

Artikel 10, lid 4, wordt vervangen door:

„4.   Het jaarverslag wordt toegezonden aan de raad van bestuur van Europol en wordt gecontroleerd door de Europese Rekenkamer, overeenkomstig artikel 43 en artikel 58, lid 2, onder a), van het Europol-besluit.”.

16)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 12 bis

Beperking van aansprakelijkheid

1.   De leden van de raad zijn niet aansprakelijk voor vorderingen betreffende het uitvoeren van hun in artikel 5 genoemde taken.

2.   Europol stelt de leden van de raad schadeloos voor alle vorderingen tot schadevergoeding van de deelnemers aan het fonds en/of van andere belanghebbende partijen betreffende de uitvoering van hun in artikel 5 genoemde taken.

3.   In afwijking van de leden 1 en 2 van dit artikel, zijn de leden van de raad aansprakelijk voor grove nalatigheid en ernstige wanpraktijken, met inbegrip van maar niet beperkt tot fraude, corruptie, geldverduistering en diefstal.”.

17)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 12 ter

Toetsing van het vermogen van het fonds

1.   Behalve het overeenkomstig artikel 10 opgestelde verslag legt de raad elk kwartaal een financieel verslag over betreffende de toetsing van de dekkingsgraad van het fonds. Indien de dekkingsgraad lager is dan het in artikel 132 van de Nederlandse Pensioenwet vastgelegde minimum, verricht de raad een risicobeoordeling teneinde het potentiële insolventierisico van het fonds tijdens de volgende vijf begrotingsjaren te evalueren. De resultaten worden aan de raad van bestuur van Europol en aan de directeur van Europol meegedeeld, en omvatten de oorzaken, de voorgestelde preventiemaatregelen, de verwachte financiële evolutie en een raming van de benodigde cashflow voor elk begrotingsjaar waarvoor uitzonderlijke bijdragen van Europol vereist zijn.

2.   Onverminderd de mogelijkheid om het fonds overeenkomstig artikel 13 op te heffen, dekt Europol eventuele tekorten ingeval het vermogen van het pensioenfonds van Europol ontoereikend is om aan zijn verplichtingen te voldoen, met uitzondering van de verplichtingen die door de herverzekeringsregelingen van Europol worden gedekt.”.

18)

Artikel 13, lid 1, wordt vervangen door:

„1.   Het fonds is opgericht voor onbepaalde tijd. Het kan slechts worden opgeheven door middel van een met eenparigheid van stemmen genomen besluit van de Raad van de Europese Unie. Dit besluit wordt genomen op grond van een voorstel van de raad van bestuur van Europol, ingediend na raadpleging van de raad.”.

19)

Aartikel 14 wordt ingetrokken.

Artikel 2

Dit besluit wordt van kracht op de dag volgende op die waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Luxemburg, 28 juni 2011.

Voor de Raad

De voorzitter

FAZEKAS S.


(1)  PB C 26 van 30.1.1999, blz. 23.

(2)  PB L 121 van 15.5.2009, blz. 37.

(3)  PB C 316 van 27.11.1995, blz. 1.

(4)  PB L 56 van 4.3.1968, blz. 1.

(5)  Zie document 5397/99 in het openbare documentenregister van de Raad: http://register.consilium.eu.int/.

(6)  PB L 121 van 15.5.2009, blz. 37.”.

(7)  PB L 56 van 4.3.1968, blz. 1.”.


7.7.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 179/8


UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 6 juli 2011

tot vaststelling van de financiële bijdrage van de Unie in de kosten van de urgente maatregelen ter bestrijding van aviaire influenza in Italië in 2009

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 4774)

(Slechts de tekst in de Italiaanse taal is authentiek)

(2011/401/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2009/470/EG van de Raad van 25 mei 2009 betreffende bepaalde uitgaven op veterinair gebied (1), en met name artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 75 van het Financieel Reglement en artikel 90, lid 1, van de uitvoeringsvoorschriften moet de vastlegging van een uitgave uit de EU-begroting worden voorafgegaan door een financieringsbesluit waarin de essentiële elementen worden uiteengezet van de actie die een uitgave meebrengt, en dat is vastgesteld door de instelling of door de autoriteiten waaraan zij bevoegdheden heeft gedelegeerd.

(2)

Beschikking 2009/470/EG stelt de procedures vast voor de financiële bijdrage van de Unie in de kosten van specifieke veterinaire maatregelen, waaronder urgente maatregelen. Om aviaire influenza zo spoedig mogelijk te helpen uitroeien, moet de Unie financieel bijdragen in de door de lidstaten gedane subsidiabele uitgaven. Artikel 4, lid 3, eerste en tweede streepje, van die beschikking behelst voorschriften inzake het op de door de lidstaten gemaakte kosten toe te passen percentage.

(3)

Bij artikel 3 van Verordening (EG) nr. 349/2005 van de Commissie van 28 februari 2005 tot vaststelling van voorschriften inzake de communautaire financiering van de in Beschikking 90/424/EEG van de Raad bedoelde urgente maatregelen en maatregelen ter bestrijding van bepaalde dierziekten (2) worden voorschriften vastgesteld inzake voor een financiële bijdrage van de Unie in aanmerking komende uitgaven.

(4)

Bij Besluit 2010/148/EU van de Commissie van 5 maart 2010 betreffende een financiële bijdrage van de Unie in de kosten van urgente maatregelen ter bestrijding van aviaire influenza in Tsjechië, Duitsland, Spanje, Frankrijk en Italië in 2009 (3) is door de Unie een financiële bijdrage toegekend in de kosten van urgente maatregelen ter bestrijding van aviaire influenza in Italië in 2009.

(5)

Op 24 maart 2010 heeft Italië een officieel verzoek om vergoeding ten bedrage van 966 694,15 EUR ingediend overeenkomstig artikel 7, leden 1 en 2, van Verordening (EG) nr. 349/2005.

(6)

De financiële bijdrage van de Unie wordt alleen uitbetaald als de geplande activiteiten daadwerkelijk zijn uitgevoerd en de autoriteiten alle noodzakelijke informatie binnen de vastgestelde termijnen hebben verstrekt. De opmerkingen van de Commissie, de wijze van berekening van de subsidiabele uitgaven en de slotconclusies zijn per e-mail van 14 februari 2011 aan Italië meegedeeld. Een bedrag van 552 110,80 EUR werd niet subsidiabel geacht overeenkomstig de subsidiabiliteitsvoorschriften van Verordening (EG) nr. 349/2005. Italië heeft hier per e-mail van 16 maart 2011 mee ingestemd.

(7)

De Italiaanse autoriteiten hebben volledig voldaan aan hun technische en administratieve verplichtingen overeenkomstig artikel 3, lid 4, van Beschikking 2009/470/EG en artikel 7 van Verordening (EG) nr. 349/2005.

(8)

Gezien het voorgaande moet nu het totale bedrag worden vastgesteld van de financiële steun van de Unie in de in aanmerking komende uitgaven voor de uitroeiing van aviaire influenza in Italië in 2009.

(9)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De financiële bijdrage van de Unie in de uitgaven in verband met de uitroeiing van aviaire influenza in Italië in 2009 wordt vastgesteld op 414 583,35 EUR.

Artikel 2

Dit besluit, dat een financieringsbesluit vormt in de zin van artikel 75 van het Financieel Reglement, is gericht tot de Italiaanse Republiek.

Gedaan te Brussel, 6 juli 2011.

Voor de Commissie

John DALLI

Lid van de Commissie


(1)  PB L 155 van 18.6.2009, blz. 30.

(2)  PB L 55 van 1.3.2005, blz. 12.

(3)  PB L 60 van 10.3.2010, blz. 22.


7.7.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 179/10


UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 6 juli 2011

betreffende noodmaatregelen van toepassing op fenegriekzaden en bepaalde zaden en bonen uit Egypte

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 5000)

(Voor de EER relevante tekst)

(2011/402/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (1), en met name artikel 53, lid 1, onder b), i), en artikel 53, lid 1, onder b), iii),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 178/2002 stelt de algemene beginselen vast inzake levensmiddelen en diervoeders in het algemeen en de voedsel- en voederveiligheid in het bijzonder, op communautair en nationaal niveau. De verordening voorziet in noodmaatregelen die moeten worden genomen wanneer blijkt dat een uit een derde land ingevoerd levensmiddel of diervoeder waarschijnlijk een ernstig risico voor de gezondheid van mens, dier of milieu inhoudt en dat het risico niet op afdoende wijze kan worden beheerst met de door de betrokken lidstaat of lidstaten getroffen maatregelen.

(2)

Op 22 mei 2011 meldde Duitsland een uitbraak van de shigatoxine producerende Escherichia coli-bacterie (STEC) van serotype O104:H4 in het noorden van Duitsland. Op basis van epidemiologisch onderzoek en laboratoriumtests kon de oorsprong van de besmetting in verband worden gebracht met de consumptie van gekiemde zaden die waren geproduceerd in één bedrijf ten zuiden van Hamburg.

(3)

Op 15 juni 2011 meldde Frankrijk een uitbraak in Bordeaux, Frankrijk, die volgens voorlopige onderzoeksresultaten door dezelfde E. coli-stam is veroorzaakt als degene die in Duitsland was aangetroffen (shigatoxine producerende Escherichia coli-bacterie (STEC) van serotype O104:H4). NET als in Duitsland wijst het onderzoek in de richting van de consumptie van gekiemde zaden als mogelijke oorzaak van de uitbraak.

(4)

Uit aanvullende informatie blijkt dat de droge zaden die voor het kiemen worden gebruikt, de diepere oorzaak van de uitbraken in Duitsland en Frankrijk zouden kunnen zijn. Om uitsluitsel over de oorsprong van de besmetting te kunnen geven, heeft de Commissie het initiatief genomen tot een traceeronderzoek, dat werd gecoördineerd door de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) in overleg met het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding en de Wereldgezondheidsorganisatie. Op 5 juli 2011 heeft de EFSA haar eindverslag bekendgemaakt. Volgens het verslag leidt de vergelijking van de traceerinformatie van de uitbraken in Frankrijk en Duitsland tot de conclusie dat een partij uit Egypte ingevoerde fenegriekzaden de meest waarschijnlijke gemeenschappelijke link is, hoewel niet kan worden uitgesloten dat ook andere partijen betroffen kunnen zijn. Aangezien de blootstelling aan een kleine hoeveelheid besmet materiaal een ernstige impact op de menselijke gezondheid kan hebben, en aangezien informatie over de bron en wijze van besmetting alsook over mogelijke kruisbesmetting ontbreekt, lijkt het op dit moment aangewezen alle partijen van de betrokken exporteur als verdacht te beschouwen.

(5)

Het huidige traceeronderzoek onderbouwt bovendien de hypothese dat de uitbraken verband houden met en te wijten zijn aan de invoer van fenegriekzaden die tijdens of vóór de invoer in de EU zijn besmet. De besmetting van zaden met de E. coli-stam O104:H4 wijst op een productieproces dat besmetting met menselijke en/of dierlijke uitwerpselen mogelijk maakte. Waar in de voedselketen de besmetting precies is gebeurd, is nog onzeker, en evenmin is bekend of het probleem intussen is verholpen. De lidstaten zullen op basis van monsters bijkomende microbiologische tests uitvoeren om de informatie van de epidemiologische onderzoeken aan te vullen overeenkomstig artikel 8 van Richtlijn 2003/99/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 november 2003 inzake de bewaking van zoönoses en zoönoseverwekkers en houdende wijziging van Beschikking 90/424/EEG van de Raad en intrekking van Richtlijn 92/117/EEG van de Raad (2).

(6)

Op basis van het voorzorgsbeginsel is het noodzakelijk ook de invoer van alle in de bijlage vermelde zaden en bonen van Egyptische oorsprong tijdelijk te verbieden totdat de veiligheid ervan nader is onderzocht. Het is duidelijk dat ook de blootstelling aan een kleine hoeveelheid besmet materiaal van andere zaden en bonen een ernstige impact op de menselijke gezondheid kan hebben en dat geen precieze informatie beschikbaar is over de exacte oorsprong in Egypte en de wijze van besmetting, noch over mogelijke kruisbesmetting.

(7)

Om die reden is het aangewezen op het niveau van de Europese Unie uit voorzorg bepaalde noodmaatregelen te treffen om te garanderen dat de lidstaten alle nodige maatregelen nemen om alle partijen fenegriekzaden die in de periode 2009-2011 uit Egypte zijn ingevoerd en die worden vermeld in de kennisgevingen die naar aanleiding van het traceeronderzoek via het systeem voor snelle waarschuwingen voor levensmiddelen en diervoeders zijn gedaan, uit de EU-markt te nemen, te bemonsteren en te vernietigen, en de invoer van alle in de bijlage bij dit besluit vermelde zaden en bonen uit Egypte tijdelijk op te schorten.

(8)

Teneinde de bevoegde Egyptische instanties de nodige tijd te laten om feedback te geven en de gepaste risicobeheersmaatregelen af te wegen, moet de tijdelijke opschorting van de invoer ten minste tot 31 oktober 2011 van kracht blijven.

(9)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT HET VOLGENDE UITVOERINGSBESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De lidstaten nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat alle partijen fenegriekzaden die in de periode 2009-2011 uit Egypte zijn ingevoerd en die worden vermeld in de kennisgevingen die naar aanleiding van het traceeronderzoek via het systeem voor snelle waarschuwingen voor levensmiddelen en diervoeders zijn gedaan, uit de markt worden genomen en worden vernietigd. De betrokken partijen worden overeenkomstig artikel 8 van Richtlijn 2003/99/EG bemonsterd.

Artikel 2

Het vrije verkeer in de EU van de in de bijlage vermelde zaden en bonen uit Egypte wordt tot 31 oktober 2011 verboden.

Artikel 3

De in dit besluit vervatte maatregelen worden regelmatig herbeoordeeld op basis van de door Egypte geboden waarborgen en de resultaten van de door de lidstaten uitgevoerde analytische tests en onderzoeken.

Artikel 4

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 6 juli 2011.

Voor de Commissie

John DALLI

Lid van de Commissie


(1)  PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1.

(2)  PB L 325 van 12.12.2003, blz. 31.


BIJLAGE

Zaden en bonen waarvan de invoer uit Egypte tot 31 oktober 2011 wordt verboden:

GN-code

Beschrijving

ex 0704 90 90

Rucolascheuten

ex 0706 90 90

Rodebietscheuten, radijsscheuten

0708

Peulgroenten, ook indien gedopt, vers of gekoeld

0713

Gedroogde zaden van peulgroenten, ook indien gepeld (bijvoorbeeld spliterwten)

ex 0709 90 90

Sojaboonscheuten

1201 00

Sojabonen, ook indien gebroken

1209 10 00

Suikerbietenzaad

1209 21 00

Luzernezaad (alfalfazaad)

1209 91

Groentezaad

1207 50 10

Mosterdzaad voor zaaidoeleinden

1207 50 90

Andere mosterdzaden

1207 99 97

Andere oliehoudende zaden en vruchten, ook indien gebroken

0910 99 10

Fenegriekzaden

ex 1214 90 90

Luzernescheuten (alfalfascheuten)