ISSN 1725-2598

doi:10.3000/17252598.L_2011.134.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 134

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

54e jaargang
21 mei 2011


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

 

 

2011/294/EU

 

*

Besluit van de Raad van 13 mei 2011 betreffende de sluiting van het Protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie waarin is voorzien bij de Partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Unie van de Comoren

1

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EU) nr. 494/2011 van de Commissie van 20 mei 2011 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH) wat betreft bijlage XVII (cadmium) ( 1 )

2

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 495/2011 van de Commissie van 20 mei 2011 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 109/2007 wat betreft de samenstelling van het toevoegingsmiddel voor diervoeding monensin-natrium ( 1 )

6

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 496/2011 van de Commissie van 20 mei 2011 tot verlening van een vergunning voor het gebruik van natriumbenzoaat als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor gespeende biggen (vergunninghouder Kemira Oyj) ( 1 )

9

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 497/2011 van de Commissie van 18 mei 2011 tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur

11

 

*

Verordening (EU) nr. 498/2011 van de Commissie van 18 mei 2011 tot vaststelling van een verbod op de visserij op makreel in gebied VI, VII, VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe; EU-wateren en internationale wateren van Vb; internationale wateren van IIa, XII en XIV door vaartuigen die de vlag van Spanje voeren

13

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 499/2011 van de Commissie van 18 mei 2011 houdende wijziging van Verordening (EU) nr. 945/2010 tot vaststelling van het programma voor de toewijzing aan de lidstaten van aan het begrotingsjaar 2011 toe te rekenen financiële middelen voor de levering van levensmiddelen uit de interventievoorraden aan de meest behoeftigen in de Europese Unie en houdende afwijking van Verordening (EU) nr. 807/2010

15

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 500/2011 van de Commissie van 20 mei 2011 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

20

 

 

BESLUITEN

 

 

2011/295/EU

 

*

Besluit van de Europese Centrale Bank van 20 april 2011 inzake de selectie van netwerkdienstverleners voor TARGET2-Securities (ECB/2011/5)

22

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

21.5.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 134/1


BESLUIT VAN DE RAAD

van 13 mei 2011

betreffende de sluiting van het Protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie waarin is voorzien bij de Partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Unie van de Comoren

(2011/294/EU)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, in samenhang met artikel 218, lid 6, onder a),

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien de goedkeuring door het Europees Parlement,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 5 oktober 2006 heeft de Raad Verordening (EG) nr. 1563/2006 van 5 oktober 2006 betreffende de sluiting van een Partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Unie van de Comoren (1) goedgekeurd. Aan die overeenkomst is een protocol gehecht.

(2)

De Europese Unie heeft met de Unie van de Comoren onderhandeld over een nieuw protocol waarbij aan de vaartuigen van de Europese Unie vangstmogelijkheden worden geboden in de wateren waarover de Comoren de soevereiniteit of de jurisdictie voor visserijaangelegenheden hebben.

(3)

Ter afronding van deze onderhandelingen is op 21 mei 2010 het nieuwe protocol geparafeerd; dat protocol is bij briefwisseling van 16 september 2010 gewijzigd.

(4)

Overeenkomstig Besluit 2010/783/EU van de Raad (2) is dit nieuwe protocol op 31 december 2010 ondertekend namens de Europese Unie en wordt het voorlopig toegepast.

(5)

Het is dienstig het nieuwe protocol te sluiten,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het Protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie waarin is voorzien bij de Partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Unie van de Comoren, wordt namens de Europese Unie goedgekeurd.

Artikel 2

De voorzitter van de Raad wordt gemachtigd de personen aan te wijzen die bevoegd zijn om namens de Europese Unie de in artikel 14 van het protocol bedoelde melding te doen, teneinde daardoor de Europese Unie te binden (3).

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 13 mei 2011.

Voor de Raad

De voorzitter

MARTONYI J.


(1)  PB L 290 van 20.10.2006, blz. 6.

(2)  PB L 335 van 18.12.2010, blz. 1.

(3)  De datum van inwerkingtreding van het protocol wordt door het secretariaat-generaal van de Raad in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt.


VERORDENINGEN

21.5.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 134/2


VERORDENING (EU) Nr. 494/2011 VAN DE COMMISSIE

van 20 mei 2011

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH) wat betreft bijlage XVII (cadmium)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie (1), en met name artikel 131,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In zijn resolutie van 25 januari 1988 betreffende een communautair actieprogramma (2) heeft de Raad de Commissie verzocht actie te ondernemen tegen milieuverontreiniging door cadmium.

(2)

In punt 23 van de tabel in bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 zijn beperkingen opgenomen voor het in de handel brengen en het gebruik van cadmium in mengsels en voorwerpen.

(3)

Cadmium en cadmiumoxide zijn ingedeeld als kankerverwekkende stof van categorie 1B en als stof met een acute en chronische aquatische toxiciteit van categorie 1.

(4)

Op grond van Richtlijn 76/769/EEG van de Raad van 27 juli 1976 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake de beperking van het op markt brengen en gebruiken van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten (3) zijn het gebruik van cadmium als kleurstof in een aantal polymeren en verven en als stabilisator in polyvinylchloride (pvc) voor een aantal toepassingen, alsmede het cadmeren voor een aantal toepassingen, sinds 31 december 1992 verboden. Richtlijn 76/769/EEG (4) is met ingang van 1 juni 2009 ingetrokken bij en vervangen door Verordening (EG) nr. 1907/2006.

(5)

In 2007 is de Europese risicobeoordeling met betrekking tot cadmium (5) krachtens Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad van 23 maart 1993 inzake de beoordeling en de beperking van de risico's van bestaande stoffen (6) afgerond. Op 14 juni 2008 heeft de Commissie een mededeling gepubliceerd inzake de resultaten van de risicobeoordeling en de strategieën ter beperking van de risico's voor cadmium en cadmiumoxide (7), waarin zij de aanbeveling deed het in de handel brengen en gebruiken van cadmium in staven hardsoldeer en juwelen te beperken.

(6)

In deze mededeling wees zij op de noodzaak specifieke maatregelen te treffen ter beperking van de risico's van het gebruik van cadmiumhoudende staven hardsoldeer en het dragen van cadmiumhoudende juwelen. Zowel professionele gebruikers als hobbyisten worden tijdens het hardsolderen aan dampen blootgesteld. Consumenten, onder wie ook kinderen, worden blootgesteld aan cadmium in juwelen door contact met de huid of door likken.

(7)

De Commissie heeft een onderzoek laten uitvoeren naar de sociaaleconomische effecten van het eventueel bijwerken van de beperkingen van het in de handel brengen en gebruiken van cadmium in juwelen, hardsoldeer en pvc. De resultaten van dat onderzoek zijn in januari 2010 bekendgemaakt (8).

(8)

De bestaande bepalingen inzake zinkhoudende verf moeten worden verduidelijkt door te definiëren wat onder een hoog zinkgehalte wordt verstaan. Tevens moeten de bepalingen inzake verf op geverfde voorwerpen worden verduidelijkt.

(9)

Vanaf 2001 heeft de Europese pvc-industrie op vrijwillige basis het initiatief genomen om af te zien van het gebruik van cadmium als stabilisator in nieuw geproduceerd pvc voor toepassingen die nog niet krachtens Richtlijn 76/769/EEG waren gereguleerd. Dit vrijwillige initiatief heeft er uiteindelijk toe geleid dat er een einde is gemaakt aan het gebruik van cadmium in pvc.

(10)

Het verbod op het gebruik van cadmium moet worden uitgebreid tot alle uit pvc vervaardigde voorwerpen om te beantwoorden aan de doelstelling de cadmiumverontreiniging te bestrijden.

(11)

Voor uit pvc-afval vervaardigde mengsels, die als „nuttig toegepast pvc” worden aangeduid, moet een uitzondering worden gemaakt zodat zij in de handel kunnen worden gebracht voor gebruik in bepaalde voor de bouw bestemde producten.

(12)

Het gebruik van nuttig toegepast pvc voor de vervaardiging van bepaalde voor de bouw bestemde producten moeten worden gestimuleerd, aangezien dit het hergebruik van oud en mogelijk cadmiumhoudend pvc mogelijk maakt. Voor deze voor de bouw bestemde producten moet dan ook een hogere grenswaarde voor cadmium worden toegestaan. Hierdoor wordt voorkomen dat pvc op stortplaatsen terechtkomt of wordt verbrand, waarbij kooldioxide en cadmium in het milieu worden gebracht.

(13)

Deze verordening moet zes maanden na de inwerkingtreding ervan van toepassing worden, om marktdeelnemers in staat te stellen ervoor te zorgen dat de bepalingen van deze verordening worden nageleefd.

(14)

Door het verbod op cadmium in nieuw pvc zal het cadmiumgehalte in uit nuttig toegepast pvc vervaardigde, voor de bouw bestemde producten naar verwachting geleidelijk afnemen. De grenswaarde voor cadmium moet daarom dienovereenkomstig worden herzien en het Europees Agentschap voor chemische stoffen (ECHA) moet overeenkomstig artikel 69 van Verordening (EG) nr. 1907/2006 bij de herziening van de beperking worden betrokken.

(15)

Overeenkomstig de bepalingen inzake overgangsmaatregelen in artikel 137, lid 1, onder a), van REACH is het noodzakelijk bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 te wijzigen.

(16)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 133 van Verordening (EG) nr. 1907/2006 ingestelde comité,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 wordt overeenkomstig de bijlage bij deze verordening gewijzigd.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 10 januari 2012.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 20 mei 2011.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1.

(2)  PB C 30 van 4.2.1988, blz. 1.

(3)  PB L 262 van 27.9.1976, blz. 201.

(4)  PB L 262 van 27.9.1976, blz. 201.

(5)  http://ecb.jrc.ec.europa.eu/documents/Existing-chemicals/RISK_ASSESSMENT/REPORT/cdmetalreport303.pdf.

(6)  PB L 84 van 5.4.1993, blz. 1.

(7)  PB C 149 van 14.6.2008, blz. 6.

(8)  http://ec.europa.eu/enterprise/sectors/chemicals/files/markrestr/study-cadmium_en.pdf.


BIJLAGE

In bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 wordt de tabel met de benaming van de stoffen, groepen van stoffen en mengsels en de beperkingsvoorwaarden als volgt gewijzigd:

1.

Onder punt 23, in de tweede kolom, komen de punten 1 tot en met 4 als volgt te luiden:

 

„1.

Mag niet worden gebruikt in mengsels en voorwerpen die uit synthetische organische polymeren (hierna „kunststof” te noemen) zijn vervaardigd, zoals:

polyvinylchloride en copolymeren daarvan (pvc) [3904 10] [3904 21]

polyurethaan (pur) [3909 50]

polyethyleen met lage dichtheid (LDPE), met uitzondering van polyethyleen met lage dichtheid dat wordt gebruikt voor de vervaardiging van gekleurde basispolymeren [3901 10]

celluloseacetaat (CA) [3912 11]

celluloseacetobutyraat (CAB) [3912 11]

epoxyharsen [3907 30]

melamineformaldehydeharsen (MF) [3909 20]

ureumformaldehydeharsen (UF) [3909 10]

onverzadigde polyesters (UP) [3907 91]

polyethyleentereftalaat (PET) [3907 60]

polybutyleentereftalaat (PBT)

kristallijn/standaard polystyreen [3903 11]

acrylonitril-methylmethacrylaat (AMMA)

vernet polyethyleen (VPE)

slag-/schokvast polystyreen

polypropyleen (PP) [3902 10]

polyethyleen met hoge dichtheid (HDPE) [3901 20]

acrylonitril-butadieenstyreen (ABS) [3903 30]

poly(methylmethacrylaat) (PMMA) [3906 10]

Het is verboden uit kunststof vervaardigde mengsels en voorwerpen in de handel te brengen met een cadmiumconcentratie (uitgedrukt als Cd metaal) van 0,01 gewichtsprocent of meer van de kunststof.

De tweede alinea is echter niet van toepassing op voorwerpen die vóór 10 januari 2012 in de handel zijn gebracht.

De eerste en tweede alinea zijn van toepassing onverminderd Richtlijn 94/62/EG (1) en op grond daarvan vastgestelde besluiten.

2.

Mag niet worden gebruikt in verf [3208] [3209].

De cadmiumconcentratie (uitgedrukt als Cd metaal) in verf met een zinkgehalte van meer dan 10 gewichtsprocent van de verf mag geen 0,1 gewichtsprocent of meer bedragen.

Het is verboden geverfde voorwerpen in de handel te brengen met een cadmiumconcentratie (uitgedrukt als Cd metaal) van 0,1 gewichtsprocent of meer van de verf op het geverfde voorwerp.

3.

De punten 1 en 2 zijn echter niet van toepassing op voorwerpen die om veiligheidsredenen met cadmiumhoudende mengsels zijn gekleurd.

4.

De tweede alinea van punt 1 is echter niet van toepassing op:

uit pvc-afval vervaardigde mengsels (hierna „nuttig toegepast pvc” te noemen),

mengsels en voorwerpen die nuttig toegepast pvc bevatten, indien de cadmiumconcentratie ervan (uitgedrukt als Cd metaal) niet hoger is dan 0,1 gewichtsprocent van de kunststof voor de volgende toepassingen van hard pvc:

a)

profielen en stijve platen voor bouwtoepassingen,

b)

deuren, ramen, luiken, muren, jaloezieën, hekken en dakgoten,

c)

dekken en terrassen,

d)

kabelgoten,

e)

leidingen voor water dat geen drinkwater is, indien het nuttige toegepaste pvc in de middelste laag van een meerlagige leiding wordt gebruikt en geheel wordt bedekt door een laag van nieuw geproduceerd pvc dat aan de bepalingen van punt 1 voldoet.

Alvorens mengsels en voorwerpen die nuttig toegepast pvc bevatten voor het eerst in de handel te brengen, zorgen leveranciers ervoor dat zij voorzien zijn van de volgende zichtbare, leesbare en onuitwisbare vermelding: „Bevat nuttig toegepast pvc”, dan wel van het volgende pictogram:

Image

Overeenkomstig artikel 69 van deze richtlijn zal de in punt 4 genoemde uitzondering vóór 31 december 2017 worden herzien, met name om de grenswaarde voor cadmium te verlagen en de uitzondering voor de onder a) tot en met e) genoemde toepassingen opnieuw te beoordelen.

2.

Onder punt 23 worden in de tweede kolom de volgende punten 8, 9, 10 en 11 toegevoegd:

 

„8.

Mag niet worden gebruikt in hardsoldeer in concentraties van 0,01 gewichtsprocent of meer.

Het is verboden hardsoldeer met een cadmiumconcentratie (uitgedrukt als Cd metaal) van 0,01 gewichtsprocent of meer in de handel te brengen.

Voor de toepassing van dit punt wordt onder hardsolderen een verbindingstechniek verstaan waarbij legeringen worden gebruikt en die bij temperaturen van meer dan 450 °C wordt uitgevoerd.

9.

Punt 8 is echter niet van toepassing op hardsoldeer dat voor defensie- en lucht- en ruimtevaarttoepassingen wordt gebruikt, of op hardsoldeer dat om veiligheidsredenen wordt gebruikt.

10.

Mag niet worden gebruikt of in de handel worden gebracht in een concentratie van 0,01 gewichtsprocent of meer van het metaal in:

i)

metalen kralen en andere metalen onderdelen voor de vervaardiging van juwelen,

ii)

metalen delen van juwelen, namaakjuwelen en haaraccessoires, met inbegrip van:

armbanden, kettingen en ringen,

piercingsieraden,

polshorloges en polssieraden,

broches en manchetknopen.

11.

Punt 10 is echter niet van toepassing op voorwerpen die vóór 10 januari 2012 in de handel zijn gebracht, of op juwelen die op 10 januari 2012 meer dan 50 jaar oud zijn.”


(1)  PB L 365 van 31.12.1994, blz. 10.”


21.5.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 134/6


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 495/2011 VAN DE COMMISSIE

van 20 mei 2011

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 109/2007 wat betreft de samenstelling van het toevoegingsmiddel voor diervoeding monensin-natrium

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding (1), en met name artikel 13, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 1831/2003 biedt de mogelijkheid om de vergunning voor een toevoegingsmiddel te wijzigen ingevolge een verzoek van de vergunninghouder en een advies van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA).

(2)

Voor monensin-natrium, behorend tot de groep coccidiostatica en histomonostatica, is bij Verordening (EG) nr. 109/2007 van de Commissie (2) voor tien jaar een vergunning verleend voor gebruik als toevoegingsmiddel voor diervoeding bij mestkippen en kalkoenen.

(3)

De vergunninghouder heeft een aanvraag ingediend tot wijziging van de vergunning voor monensin-natrium wat een aanvullende samenstelling van dat toevoegingsmiddel voor diervoeding betreft. Er zijn relevante gegevens ingediend ter staving van dit verzoek.

(4)

De EFSA heeft in haar advies van 1 februari 2011 (3) geconcludeerd dat het gebruik van deze nieuwe formulering van het toevoegingsmiddel bij mestkippen en kalkoenen geen extra problemen oplevert voor de diergezondheid, de menselijke gezondheid of het milieu en doeltreffend is voor de bestrijding van coccidiose. Zij heeft ook het verslag over de analysemethode voor het toevoegingsmiddel voor diervoeding geverifieerd dat door het bij Verordening (EG) nr. 1831/2003 ingestelde referentielaboratorium voor toevoegingsmiddelen voor diervoeding was ingediend.

(5)

Aan de voorwaarden van artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 is voldaan.

(6)

Verordening (EG) nr. 109/2007 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(7)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlage bij Verordening (EG) nr. 109/2007 wordt vervangen door de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 20 mei 2011.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 268 van 18.10.2003, blz. 29.

(2)  PB L 31 van 6.2.2007, blz. 6.

(3)  EFSA Journal 2011; 9(2):2009.


BIJLAGE

„BIJLAGE

Identificatienummer van het toevoegingsmiddel

Naam van de vergunning-houder

Toevoegingsmiddel

(handelsnaam)

Samenstelling, chemische formule, beschrijving, analysemethode

Diersoort of -categorie

Maximumleeftijd

Minimumgehalte

Maximumgehalte

Andere bepalingen

Einde van de vergunnings-periode

Voorlopig maximumgehalte aan residuen in de desbetreffende levensmiddelen van dierlijke oorsprong

mg werkzame stof/kg volledig diervoeder met een vochtgehalte van 12 %

Coccidiostatica en histomonostatica

51701

Huvepharma NV Belgium

Monensin-natrium

(Coxidin)

 

Samenstelling toevoegingsmiddel

 

monensin-natrium, technische stof overeenkomend met een monensinactiviteit: 25 %

 

perliet: 15 % - 20 %

 

tarwezemelen: 55-60 %

 

Werkzame stof

C36H61O11Na

Natriumzout van polyethermonocarbonzuur geproduceerd door Streptomyces cinnamonensis, 28682, LMG S-19095, in poedervorm.

Factorsamenstelling

 

monensin A: minimaal 90 %

 

monensin A + B: minimaal 95 %

 

monensin C: 0,2-0,3 %

 

Analysemethode  (1)

Methode voor de bepaling van de werkzame stof: hogedrukvloeistofchromatografie (HPLC) met post-column derivatisering en uv-detectie (λ = 520 nm).

Mestkippen

100

125

1.

Toediening verboden vanaf ten minste één dag vóór het slachten.

2.

Het toevoegingsmiddel moet worden opgenomen in mengvoeder in de vorm van een voormengsel.

3.

Toegestane maximumdosis monensin-natrium in aanvullende diervoeders:

625 mg/kg voor mestkippen;

500 mg/kg voor kalkoenen.

4.

Monensin-natrium mag niet worden gemengd met andere coccidiostatica.

5.

In de gebruiksaanwijzing moet worden vermeld:

„Gevaarlijk voor paardachtigen. Dit voeder bevat een ionofoor: gelijktijdige toediening met tiamuline vermijden en toezien op eventuele bijwerkingen bij gelijktijdig gebruik met andere geneeskrachtige stoffen.”

6.

Dragen van geschikte beschermende kleding, handschoenen en een beschermingsmiddel voor de ogen/het gezicht. Dragen van geschikte ademhalingsapparatuur bij onvoldoende ventilatie in het gebouw.

6.2.2017

25 μg monensin-natrium/kg natte huid + vet

8 μg monensin-natrium/kg natte lever, natte nieren en natte spier

Kalkoenen

16 weken

60

100

51701

Huvepharma NV Belgium

Monensin-natrium

(Coxidin)

 

Samenstelling toevoegingsmiddel

 

monensin-natrium, technische stof overeenkomend met een monensinactiviteit: 25 %

 

perliet: 15 % - 20 %

 

calciumcarbonaat: qs. 100 %

 

Werkzame stof

C36H61O11Na

Natriumzout van polyethermonocarbonzuur geproduceerd door Streptomyces cinnamonensis, 28682, LMG S-19095, in poedervorm.

Factorsamenstelling

 

monensin A: minimaal 90 %

 

monensin C: 0,2-0,3 %

 

Analysemethode  (1)

Methode voor de bepaling van de werkzame stof: hogedrukvloeistofchromatografie (HPLC) met post-column derivatisering en uv-vis-detectie (EN ISO-standaardmethode 14183:2008)

Mestkippen

100

125

1.

Toediening verboden vanaf ten minste één dag vóór het slachten.

2.

Het toevoegingsmiddel moet worden opgenomen in mengvoeder in de vorm van een korrelvormig voormengsel.

3.

Monensin-natrium mag niet worden gemengd met andere coccidiostatica.

4.

In de gebruiksaanwijzing moet worden vermeld:

„Gevaarlijk voor paardachtigen. Dit voeder bevat een ionofoor: gelijktijdige toediening met tiamuline vermijden en toezien op eventuele bijwerkingen bij gelijktijdig gebruik met andere geneeskrachtige stoffen.”

5.

Dragen van geschikte beschermende kleding, handschoenen en een beschermingsmiddel voor de ogen/het gezicht. Dragen van geschikte ademhalingsapparatuur bij onvoldoende ventilatie in het gebouw.

10.6.2021

25 μg monensin-natrium/kg natte huid + vet

8 μg monensin-natrium/kg natte lever, natte nieren en natte spier

Kalkoenen

16 weken

60

100


(1)  Nadere bijzonderheden over de analysemethoden zijn te vinden op het volgende adres van het referentielaboratorium van de Europese Unie voor toevoegingsmiddelen voor diervoeding: http://irmm.jrc.ec.europa.eu/EURLs/EURL_feed_additives/Pages/index.aspx”


21.5.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 134/9


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 496/2011 VAN DE COMMISSIE

van 20 mei 2011

tot verlening van een vergunning voor het gebruik van natriumbenzoaat als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor gespeende biggen (vergunninghouder Kemira Oyj)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding (1), en met name artikel 9, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De verlening van vergunningen voor toevoegingsmiddelen voor diervoeding, met inbegrip van de vergunningsgronden en -procedures, is geregeld bij Verordening (EG) nr. 1831/2003.

(2)

Overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 is een aanvraag voor de verlening van een vergunning voor natriumbenzoaat ingediend. De krachtens artikel 7, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 vereiste gegevens en documenten zijn bij die aanvraag verstrekt.

(3)

De aanvraag betreft de verlening van een vergunning voor natriumbenzoaat als toevoegingsmiddel voor diervoeding in de categorie „zoötechnische toevoegingsmiddelen” voor gespeende biggen.

(4)

De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) heeft in haar advies van 1 februari 2011 (2) geconcludeerd dat de in de bijlage genoemde stof, onder de voorgestelde gebruiksvoorwaarden, geen ongunstige gevolgen voor de diergezondheid, de menselijke gezondheid of het milieu heeft en dat dit toevoegingsmiddel goede resultaten in termen van definitief lichaamsgewicht heeft opgeleverd en de voederconversie van de doelsoorten kan verbeteren. De EFSA vindt niet dat er behoefte is aan specifieke eisen inzake monitoring na het in de handel brengen. Zij heeft ook het rapport over de analysemethode voor het toevoegingsmiddel voor diervoeding geverifieerd dat door het bij Verordening (EG) nr. 1831/2003 ingestelde referentielaboratorium was ingediend.

(5)

Uit de beoordeling van de stof blijkt dat aan de in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 vermelde voorwaarden voor de verlening van een vergunning is voldaan. Het gebruik van deze stof zoals omschreven in de bijlage bij deze verordening moet daarom worden toegestaan.

(6)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de in de bijlage beschreven stof, die behoort tot de categorie „zoötechnische toevoegingsmiddelen” en de functionele groep „andere zoötechnische toevoegingsmiddelen”, wordt onder de in die bijlage vastgestelde voorwaarden een vergunning voor gebruik als toevoegingsmiddel voor diervoeding verleend.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 20 mei 2011.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 268 van 18.10.2003, blz. 29.

(2)  EFSA Journal 2011;9(2):2005.


BIJLAGE

Identificatienummer van het toevoegingsmiddel

Naam van de vergunninghouder

Toevoegingsmiddel

Samenstelling, chemische formule, beschrijving, analysemethode

Diersoort of -categorie

Maximum-leeftijd

Minimumgehalte

Maximumgehalte

Andere bepalingen

Einde van de vergunningsperiode

mg werkzame stof/kg volledig diervoeder met een vochtgehalte van 12 %

Zoötechnische toevoegingsmiddelen: andere zoötechnische toevoegingsmiddelen (verbetering van prestatieparameters)

4d 5

Kemira Oyj

Natrium-benzoaat

 

Samenstelling toevoegingsmiddel

Natriumbenzoaat: ≥ 99,9 %

 

Werkzame stof

Natriumbenzoaat

C7H5O2Na

 

Analysemethode  (1)

 

Voor de bepaling van natriumbenzoaat in toevoegingsmiddelen voor diervoeding: Titrimetrische methode (Monograph 01/2008:0123 European Pharmacopoeia)

 

Voor de bepaling van natriumbenzoaat in voormengsels en diervoeders: HPLC-methode met uv-detectie.

Biggen (gespeend)

4 000

1.

Het toevoegingsmiddel mag niet worden gemengd met andere bronnen van benzoëzuur of benzoaten.

2.

Aanvullende diervoeders die natriumbenzoaat bevatten, mogen niet als zodanig aan biggen worden vervoederd.

3.

Voor biggen (gespeend) tot 35 kg.

4.

Aanbevolen mimimumdosis: 4 000 mg/kg.

5.

Voor de veiligheid: gebruik van ademhalingsbescherming, bril en handschoenen tijdens hantering.

10 juni 2021


(1)  Nadere bijzonderheden over de analysemethoden zijn te vinden op het volgende adres van het referentielaboratorium: http://irmm.jrc.ec.europa.eu/EURLs/EURL_feed_additives/Pages/index.aspx


21.5.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 134/11


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 497/2011 VAN DE COMMISSIE

van 18 mei 2011

tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (1), en met name artikel 9, lid 1, onder a),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Om de uniforme toepassing te waarborgen van de gecombineerde nomenclatuur die als bijlage bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 is gevoegd, dienen bepalingen voor de indeling van de in de bijlage bij onderhavige verordening vermelde goederen te worden vastgesteld.

(2)

Bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 zijn de algemene regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur vastgesteld. Deze regels zijn ook van toepassing op iedere andere nomenclatuur die, geheel of gedeeltelijk of met toevoeging van onderverdelingen, de gecombineerde nomenclatuur overneemt en die bij specifieke EU-wetgeving is vastgesteld met het oog op de toepassing van tarief- of andere maatregelen in het kader van het goederenverkeer.

(3)

Volgens deze algemene regels dienen de in kolom 1 van de tabel in de bijlage omschreven goederen te worden ingedeeld onder de in kolom 2 vermelde GN-code om de in kolom 3 genoemde redenen.

(4)

Er dient te worden bepaald dat een door de douane van een lidstaat afgegeven bindende tariefinlichting inzake de indeling van goederen in de gecombineerde nomenclatuur die in strijd is met deze verordening, door de houder van die inlichting nog drie maanden mag worden gebruikt op grond van artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (2).

(5)

Het Comité douanewetboek heeft geen advies uitgebracht binnen de door de voorzitter vastgestelde termijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in kolom 1 van de tabel in de bijlage omschreven goederen worden in de gecombineerde nomenclatuur ingedeeld onder de in kolom 2 van die tabel vermelde GN-code.

Artikel 2

Op grond van artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 kan een door de douane van een lidstaat afgegeven bindende tariefinlichting die in strijd is met onderhavige verordening, nog voor een periode van drie maanden worden gebruikt.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 mei 2011.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Algirdas ŠEMETA

Lid van de Commissie


(1)  PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1.

(2)  PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1.


BIJLAGE

Omschrijving

Indeling

(GN-code)

Motivering

(1)

(2)

(3)

1.

Stroperige gearomatiseerde vloeistof met de volgende samenstelling (in gewichtspercenten):

water

65,13

rietsuiker

28,47

limoensap

3,18

citroenzuur

1,49

citroensap

1,18

smaakstoffen

0,46

kleurstoffen

0,0003

vulstoffen

 

Na aanlenging met water of alcohol kan het preparaat als een cocktail worden gedronken.

2106 90 59

De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur en de tekst van de GN-codes 2106, 2106 90 en 2106 90 59.

Omdat het product als zodanig ondrinkbaar is, kan het niet als drank worden ingedeeld onder hoofdstuk 22.

Gelet op zijn samenstelling moet het product, dat smaak- en kleurstoffen bevat, worden ingedeeld als gearomatiseerde suikerstroop van GN-code 2106 90 59.

Zie ook de GS-toelichting op post 2106, punt 12.

2.

Stroperige gearomatiseerde vloeistof met de volgende samenstelling (in gewichtspercenten):

water

51,27

rietsuiker

28,40

frambozensap

10,60

frambozenpuree

8,20

smaakstoffen

0,18

kleurstoffen

0,02

vulstoffen

 

Na aanlenging met water of alcohol kan de bereiding als een cocktail worden gedronken.

2106 90 98

De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur en de tekst van de GN-codes 2106, 2106 90 en 2106 90 98.

Omdat het product als zodanig ondrinkbaar is, kan het niet als drank worden ingedeeld onder hoofdstuk 22.

Gelet op zijn samenstelling is het product, dat een hoger percentage fruitsap en fruitpuree bevat, complexer dan gearomatiseerde suikerstroop van GN-code 2106 90 59.

Het product moet daarom worden ingedeeld als bereiding voor de vervaardiging van dranken onder GN-code 2106 90 98. Zie ook de GS-toelichting op post 2106, punt 12.


21.5.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 134/13


VERORDENING (EU) Nr. 498/2011 VAN DE COMMISSIE

van 18 mei 2011

tot vaststelling van een verbod op de visserij op makreel in gebied VI, VII, VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe; EU-wateren en internationale wateren van Vb; internationale wateren van IIa, XII en XIV door vaartuigen die de vlag van Spanje voeren

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (1), en met name artikel 36, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) nr. 57/2011 van de Raad van 18 januari 2011 tot vaststelling, voor 2011, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de EU-wateren en, voor EU-vaartuigen, in bepaalde wateren buiten de EU, van toepassing zijn (2), zijn de quota voor 2011 vastgesteld.

(2)

Uit door de Commissie ontvangen informatie blijkt dat, gezien de vangsten van het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage vermelde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, de betrokken, voor 2011 toegewezen quota volledig zijn opgebruikt.

(3)

Daarom moet de visserij op dat bestand worden verboden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Opgebruikt quotum

Het quotum dat voor 2011 aan de in de bijlage bij deze verordening genoemde lidstaat is toegewezen voor de visserij op het in die bijlage vermelde bestand, wordt met ingang van de in die bijlage opgenomen datum als opgebruikt beschouwd.

Artikel 2

Verbodsbepalingen

De visserij op het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage genoemde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, is verboden met ingang van de in die bijlage opgenomen datum. Na die datum is het ook verboden om vis uit dit bestand die door deze vaartuigen is gevangen, aan boord te hebben, over te laden of aan te voeren.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 mei 2011.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Lowri EVANS

Directeur-generaal Maritieme zaken en visserij


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.

(2)  PB L 24 van 27.1.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Nr.

3/T&Q

Lidstaat

SPANJE

Bestand

MAC/2CX14-

Soort

Makreel (Scomber scombrus)

Gebied

VI, VII, VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe; EU-wateren en internationale wateren van Vb; internationale wateren van IIa, XII en XIV

Datum

14 januari 2011


21.5.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 134/15


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 499/2011 VAN DE COMMISSIE

van 18 mei 2011

houdende wijziging van Verordening (EU) nr. 945/2010 tot vaststelling van het programma voor de toewijzing aan de lidstaten van aan het begrotingsjaar 2011 toe te rekenen financiële middelen voor de levering van levensmiddelen uit de interventievoorraden aan de meest behoeftigen in de Europese Unie en houdende afwijking van Verordening (EU) nr. 807/2010

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1), en met name artikel 43, onder f) en g), juncto artikel 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 2799/98 van de Raad van 15 december 1998 tot vaststelling van het agromonetaire stelsel voor de euro (2), en met name artikel 3, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 3, lid 5, van Verordening (EU) nr. 807/2010 van de Commissie van 14 september 2010 houdende uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de levering van levensmiddelen uit interventievoorraden aan de meest behoeftigen in de Unie (3) heeft een aantal lidstaten aan de Commissie gemeld niet in staat te zijn tot het gebruik van bepaalde hoeveelheden producten die aan hen zijn toegewezen in het kader van het bij Verordening (EU) nr. 945/2010 van de Commissie (4) vastgestelde programma voor 2011.

(2)

Krachtens artikel 3, lid 5, van Verordening (EU) nr. 807/2010 kan de Commissie de ongebruikte middelen aan andere lidstaten toewijzen, rekening houdend met de aanvragen van die lidstaten, het daadwerkelijke gebruik van de ter beschikking gestelde producten en de tijdens de afgelopen jaren verrichte toewijzingen.

(3)

Aangezien het programma voor 2011 wordt herzien in een periode waarin de laatste hand wordt gelegd aan de nationale bestuursrechtelijke regelingen voor de uitvoering van het programma, is het dienstig de aan andere lidstaten toegewezen hoeveelheden niet in aanmerking te nemen wanneer wordt berekend of de lidstaten conform de verplichting in artikel 5, eerste alinea, van Verordening (EU) nr. 945/2010 en in artikel 3, lid 2, tweede alinea, van Verordening (EU) nr. 807/2010 70 % van de betrokken granen hebben uitgeslagen tegen de daar gestelde termijn.

(4)

Verordening (EU) nr. 945/2010 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(5)

Het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten heeft geen advies uitgebracht binnen de door zijn voorzitter vastgestelde termijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EU) nr. 945/2010 wordt als volgt gewijzigd:

a)

Aan artikel 5 wordt de volgende alinea toegevoegd:

„Wat het distributieprogramma voor 2011 betreft, zijn de eerste alinea van het onderhavige artikel en artikel 3, lid 2, tweede alinea, eerste zin, van Verordening (EU) nr. 807/2010 niet van toepassing op de volgende hoeveelheden granen die in Finland zijn opgeslagen:

12 856 ton die aan Italië zijn toegewezen, en

306 ton die aan Slovenië zijn toegewezen.”

b)

De bijlagen I en III worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 mei 2011.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

José Manuel SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 349 van 24.12.1998, blz. 1.

(3)  PB L 242 van 15.9.2010, blz. 9.

(4)  PB L 278 van 22.10.2010, blz. 1.


BIJLAGE

De bijlagen I en III van Verordening (EG) nr. 945/2010 worden als volgt gewijzigd:

(1)

Bijlage I wordt vervangen door:

„BIJLAGE I

JAARPROGRAMMA VOOR DE VERSTREKKING VAN LEVENSMIDDELEN IN 2011

a)

Voor de uitvoering van het programma voor 2011 in elke lidstaat beschikbaar gestelde financiële middelen:

(in EUR)

Lidstaat

Verdeling

Belgique/België

10 935 075

България

11 042 840

Česká republika

45 959

Eesti

755 405

Éire/Ireland

1 196 457

Elláda

20 045 000

España

74 731 353

France

72 741 972

Italia

102 023 445

Latvija

6 723 467

Lietuva

7 781 341

Luxembourg

107 483

Magyarország

14 146 729

Malta

640 243

Polska

75 422 222

Portugal

20 513 026

România

49 578 143

Slovenija

2 441 755

Slovakia

4 809 692

Suomi/Finland

4 318 393

Totaal

480 000 000

b)

Uit de interventievoorraden van de Europese Unie te nemen hoeveelheid product, bestemd voor verstrekking in de lidstaat binnen de grenzen van het onder a) van deze bijlage vastgestelde maximumbedrag:

(in ton)

Lidstaat

Granen

Boter

Mageremelkpoeder

Suiker

Belgique/België

74 030

1 687

 

България

103 318

 

Česká Republika

401

9

Eesti

7 068

Eire/Ireland

250

109

 

Elláda

88 836

976

 

España

305 207

23 507

 

France

491 108

11 305

 

Italia

480 539

28 281

 

Latvija

50 663

730

 

Lietuva

61 000

704

 

Luxembourg (1)

 

Magyarország

132 358

 

Malta

5 990

 

Polska

441 800

15 743

 

Portugal

61 906

458

5 000

 

România

370 000

5 600

 

Slovenija

14 465

500

 

Slovakia

45 000

 

Suomi/Finland

25 338

899

 

Totaal

2 759 277

1 543

93 956

9

(2)

Bijlage III wordt als volgt gewijzigd:

a)

Punt a) wordt vervangen door:

„a)

In het kader van het programma voor het begrotingsjaar 2011 toegestane overdrachten van granen binnen de EU:

 

Hoeveelheid

(in ton)

Houder

Begunstigde

1.

39 080

BLE, Deutschland

BIRB, Belgique

2.

57 631

Pôdohospodárska platobná agentúra, Slovenská Republika

Държавен фонд „Земеделие” — Разплащателна агенция, България

3.

250

FranceAgriMer, France

OFI, Ireland

4.

88 836

Mezőgazdasági és Vidékfejlesztési Hivatal, Magyarország

OPEKEPE, Elláda

5.

305 207

FranceAgriMer, France

FEGA, España

6.

467 683

BLE, Deutschland

AGEA, Italia

7.

27 670

PRIA, Eesti

Rural Support Service, Latvia

8.

5 990

AMA, Austria

Ministry for Resources and Rural Affairs Paying Agency, Malta

9.

75 912

BLE, Deutschland

ARR, Polska

10.

61 906

FranceAgriMer, France

IFAP I.P., Portugal

11.

146 070

SZIF, Česká republika

Agenția de Plăți și Intervenție pentru Agricultură, România

12.

162 497

Mezőgazdasági és Vidékfejlesztési Hivatal, Magyarország

Agenția de Plăți și Intervenție pentru Agricultură, România

13.

14 159

AMA, Austria

Agencija Republike Slovenije za kmetijske trge in razvoj podeželja, Slovenija

14.

12 856

Agency for Rural Affairs, Suomi/Finland

AGEA, Italia

15.

306

Agency for Rural Affairs, Suomi/Finland

Agencija Republike Slovenije za kmetijske trge in razvoj podeželja, Slovenija”

b)

Punt b), rij 4, wordt vervangen door:

„4.

13 147

BLE, Deutschland

ARR, Polska”


(1)  Toewijzing aan Luxemburg voor de aankoop van zuivelproducten op de EU-markt: 101 880 EUR , af te boeken op het aan Luxemburg toegewezen mageremelkpoeder.”


21.5.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 134/20


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 500/2011 VAN DE COMMISSIE

van 20 mei 2011

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gezien Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (2), en met name artikel 138, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

Bij Verordening (EG) nr. 1580/2007 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XV, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 138 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 21 mei 2011.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 20 mei 2011.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

José Manuel SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 350 van 31.12.2007, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

JO

50,2

MA

40,8

TN

91,1

TR

89,8

ZZ

68,0

0707 00 05

TR

108,9

ZZ

108,9

0709 90 70

MA

86,8

TR

120,8

ZZ

103,8

0709 90 80

EC

23,2

ZZ

23,2

0805 10 20

EG

56,8

IL

59,0

MA

49,2

TR

74,4

ZZ

59,9

0805 50 10

AR

72,2

TR

76,7

ZA

112,0

ZZ

87,0

0808 10 80

AR

113,9

BR

76,6

CA

108,5

CL

82,7

CN

108,5

CR

69,1

NZ

106,2

US

125,9

UY

60,0

ZA

85,3

ZZ

93,7


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


BESLUITEN

21.5.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 134/22


BESLUIT VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 20 april 2011

inzake de selectie van netwerkdienstverleners voor TARGET2-Securities

(ECB/2011/5)

(2011/295/EU)

DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

Gezien de Statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank (hierna de „ESCB-statuten”), inzonderheid artikel 3.1 en 12.1, en artikel 17, 18 en 22,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

TARGET2-Securities (hierna „T2S”) beoogt de integratie van transactieverwerking te vergemakkelijken door neutrale, grenzenloze pan-Europese kerndiensten inzake chartale en effectenafwikkeling in centralebankgeld aan te bieden, zodat centrale effectenbewaarinstellingen (CSD’s) hun klanten geharmoniseerde en gestandaardiseerde levering-tegen-betaling afwikkelingsdiensten kunnen verlenen in een technisch geïntegreerde omgeving met grensoverschrijdende mogelijkheden.

(2)

In de context van het derde tussentijdse T2S-voortgangsverslag, in februari 2010, heeft de T2S-programmaraad besloten dat de Deutsche Bundesbank, de Banco de España, de Banque de France en Banca d’Italia (hierna de „4CB’s”) de noodzakelijke voorbereidingen zouden treffen om maximaal drie T2S-netwerkdienstverleners aansluitdiensten voor het T2S-platform te laten leveren en dat Banca d’Italia de selectieprocedure zou leiden.

(3)

In de context van het vierde T2S-voortgangsverslag, heeft de Raad van bestuur, in zijn vergadering van 21 april 2010, besloten dat voor het verlenen van netwerkdiensten in T2S een competitie zal worden gehouden en dat maximaal drie licenties zullen worden verleend.

(4)

In de context van het vijfde T2S-voortgangsverslag, in juli 2010, heeft de T2S-programmaraad besloten dat Banca d’Italia voor de selectieprocedure zou optreden als agent van het Eurosysteem. Ook werd besloten dat de T2S-programmaraad verantwoordelijk zou zijn voor het aanwijzen van de leden van het selectiepanel, omdat de centrale banken van het Eurosysteem verantwoordelijk en aansprakelijk zouden zijn voor de selectiecriteria en voor het resultaat van het besluit van het selectiepanel op basis van de selectiecriteria. Banca d’Italia zou verantwoordelijk zijn voor het correct uitvoeren van de selectieprocedure en haar specifieke aansprakelijkheid met betrekking tot de selectieprocedure zou gescheiden zijn van de aansprakelijkheid van de 4CB’s op grond van de niveau 2-niveau 3-overeenkomst.

(5)

Op 13 augustus 2010 heeft de T2S-programmaraad besloten dat de aansprakelijkheid van Banca d’Italia preciezer dient te worden omschreven in een mandaat van de centrale banken van het Eurosysteem aan Banca d’Italia voor het uitvoeren van de selectieprocedure.

(6)

Het doel van de selectieprocedure is de levering van een aantal tevoren vastgestelde aansluitdiensten toe te vertrouwen aan netwerkdienstverleners, op basis waarvan de T2S-netwerkdienstverleners aansluitoplossingen ontwerpen, uitvoeren, leveren en runnen zodat zakelijke informatie veilig kan worden uitgewisseld tussen de direct aangesloten T2S-deelnemers en het T2S-platform.

(7)

Ofschoon een selectieprocedure voor T2S-netwerkdienstverleners buiten het toepassingsgebied valt van Richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten (1), dienen de regels die zijn vastgelegd in Richtlijn 2004/18/EG, de procedures die zijn vastgelegd in Besluit ECB/2008/17 van 17 november 2008 tot vaststelling van het kader voor de gezamenlijke aanbesteding van het Eurosysteem (2), en het nationale recht dat uitvoering geeft aan Richtlijn 2004/18/EG, voor zover van toepassing op de gemandateerde centrale bank, als algemene richtlijnen te worden gebruikt.

(8)

Banca d’Italia is door de Raad van bestuur aangesteld om de selectieprocedure voor T2S-netwerkdienstverleners uit te voeren.

(9)

Banca d’Italia heeft de aanstelling aanvaard en haar bereidheid bevestigd om te handelen overeenkomstig dit besluit,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Definities

Voor de toepassing van dit besluit gelden de volgende definities:

a)   „centrale bank”: de Europese Centrale Bank (ECB) of een nationale centrale bank van het eurogebied (NCB) of een andere centrale bank die haar valuta beschikbaar maakt in T2S;

b)   „centrale effectenbewaarinstelling” (CSD): een entiteit die: a) de girale verwerking en afwikkeling van effectentransacties mogelijk maakt; b) bewaarnemingsdiensten verleent, bijv. het beheer van beheersdaden („corporate actions”) en aflossingen; en c) een actieve rol speelt bij het verzekeren van de integriteit van effectenemissies;

c)   „T2S-programmaraad”: het beheerslichaam van het Eurosysteem dat werd opgericht bij Besluit ECB/2009/6 van 19 maart 2009 houdende de instelling van de TARGET2-Securities-programmaraad (3), en tot taak heeft voorstellen te ontwikkelen voor de Raad van bestuur betreffende essentiële strategische aangelegenheden en de uitvoering van puur technische taken met betrekking tot T2S of de opvolger ervan;

d)   „T2S-netwerkdienstverlener”: een netwerkdienstverlener die een licentieovereenkomst heeft ondertekend om aansluitdiensten te leveren;

e)   „aansluitdiensten”: de directe netwerkverbinding met het T2S-platform die een T2S-netwerkdienstverlener aan een direct aangesloten T2S-deelnemer moet verschaffen om voordeel te halen uit de T2S-diensten of taken en verantwoordelijkheden in verband daarmee uit te voeren;

f)   „licentie”: het verlenen van het recht zoals door de centrale banken van het Eurosysteem aan een T2S-netwerkdienstverlener wordt verleend om aan de direct aangesloten T2S-deelnemers een aantal tevoren vastgestelde aansluitdiensten te leveren, op basis waarvan een T2S-netwerkdienstverlener oplossingen ontwerpt, uitvoert, levert en runt opdat elektronische gegevens veilig kunnen worden uitgewisseld tussen de direct aangesloten T2S-deelnemers en het T2S-platform;

g)   „selectiepanel”: een panel van vijf deskundigen bestaande uit één vertegenwoordiger van elk van de volgende: de gemandateerde centrale bank (optredend als voorzitter), de 4CB’s en het EPCO, alsook twee vertegenwoordigers van de centrale banken van het Eurosysteem, elk van hen aangewezen door de T2S-programmaraad en formeel benoemd door de gemandateerde centrale bank;

h)   „Eurosysteem Coördinatiecomité voor aanbestedingen van het Eurosysteem (Eurosystem Procurement Coordination Office)” (EPCO): het bij Besluit ECB/2008/17 gecreëerde orgaan voor de coördinatie van gezamenlijke aanbestedingen van het Eurosysteem;

i)   „centrale bank van het Eurosysteem”: een NCB van het eurogebied of de ECB;

j)   „niveau 2-niveau 3-overeenkomst”: de leverings- en exploitatieovereenkomst waarover de T2S-programmaraad en de 4CB’s onderhandelen, die wordt goedgekeurd door de Raad van bestuur en vervolgens wordt ondertekend door de centrale banken van het Eurosysteem en de 4CB’s. De overeenkomst bevat aanvullende bijzonderheden over de taken en verantwoordelijkheden van de 4CB’s, de T2S-programmaraad en de centrale banken van het Eurosysteem;

k)   „direct aangesloten T2S-deelnemer”: een entiteit die gemachtigd is elektronische gegevens uit te wisselen met het T2S-platform;

l)   „gemandateerde centrale bank”: de NCB van het eurogebied die door de Raad van bestuur is aangesteld om de selectieprocedure voor de T2S-netwerkdienstverleners uit te voeren, en door de centrale banken van het Eurosysteem met de bevoegdheid is bekleed om de licentieovereenkomsten met de geselecteerde deelnemers te ondertekenen namens en in het belang van de centrale banken van het Eurosysteem;

m)   „T2S-diensten”: de door de centrale banken van het Eurosysteem aan CSD’s en centrale banken te leveren diensten;

n)   „licentieovereenkomst”: een door Duits recht beheerste overeenkomst, zoals voorgesteld door de T2S-programmaraad en goedgekeurd door de Raad van bestuur, waarin de wederzijdse rechten en verplichtingen van de centrale banken van het Eurosysteem en van de desbetreffende T2S-netwerkdienstverlener uiteengezet worden;

o)   „geselecteerde deelnemer”: een deelnemer aan de selectieprocedure voor de T2S-netwerkdienstverleners aan wie een licentieovereenkomst is verleend;

p)   „aankondiging van opdracht”: de aankondiging van de selectieprocedure die gepubliceerd wordt in het Publicatieblad van de Europese Unie en in het nationale publicatieblad van de lidstaat waar de gemandateerde centrale bank is gevestigd;

q)   „gunningsregels”: de gedetailleerde regels die van toepassing zijn op de selectieprocedure en deel uitmaken van de te publiceren selectiedocumenten;

r)   „selectiedocumenten”: de gunningsaankondiging, de aankondiging van opdracht, als ook de gunningsregels, en de bijlagen en bijvoegsels daarvan;

s)   „NCB van het eurogebied”: de NCB van een lidstaat die de euro als munt heeft;

t)   „bewijs van concept”: een test die een T2S-netwerkdienstverlener na ondertekening van de licentieovereenkomst moet afleggen, om te verifiëren dat zijn aangeboden oplossing voldoet aan de basisvereisten ten aanzien van functionaliteit, veerkracht en veiligheid;

u)   „datum van inbedrijfstelling”: de datum waarop de eerste CSD de T2S-diensten gaat gebruiken.

Artikel 2

Gemandateerde centrale bank

Ten behoeve van de centrale banken van het Eurosysteem verricht de gemandateerde centrale bank de volgende taken:

a)

ze voert de selectieprocedure uit voor T2S-netwerkdienstverleners in volledige samenwerking met de T2S-programmaraad en het selectiepanel, in haar eigen naam en in het belang van de centrale banken van het Eurosysteem, door het benodigde materiaal en mankracht beschikbaar te stellen om te verzekeren dat de selectieprocedure voldoet aan het recht dat van toepassing is in de lidstaat van de gemandateerde centrale bank, en

b)

overeenkomstig het besluit van het selectiepanel, ondertekent ze de desbetreffende licentieovereenkomst namens en in het belang van de centrale banken van het Eurosysteem, met het totale aantal T2S-netwerkdienstverleners dat nooit meer dan twee bedraagt.

Artikel 3

Selectie- en gunningsvoorwaarden

1.   De gemandateerde centrale bank voert de procedure voor de selectie van T2S-netwerkdienstverleners uit met eerbiediging van de algemene beginselen neergelegd in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, met inbegrip van transparantie, evenredigheid, gelijke behandeling, gelijke toegang en non-discriminatie.

2.   Het totale aantal T2S-netwerkdienstverleners bedraagt nooit meer dan twee.

3.   Bij het uitvoeren van de selectieprocedure neemt de gemandateerde centrale bank met name de volgende voorwaarden in acht:

a)

voor de gunning van de licenties wordt een open procedure gevoerd waarbij elke geïnteresseerde marktdeelnemer een bod kan uitbrengen;

b)

alle selectiedocumenten worden gezamenlijk opgesteld door de centrale banken van het Eurosysteem en de gemandateerde centrale bank, en goedgekeurd door de T2S-programmaraad;

c)

de T2S-netwerkdienstverleners worden geselecteerd op basis van de laagste maximumprijs voor een set standaarddiensten die aan de gemeenschap van direct aangesloten T2S-deelnemers moeten worden geleverd, volgens het door de T2S-programmaraad goedgekeurde model;

d)

alle selectiedocumenten worden in het Engels gepubliceerd. De gemandateerde centrale bank kan de aankondiging van opdracht ook in haar eigen officiële taal bekendmaken. De deelnemers aan de selectieprocedure dienen hun bod en alle aanvullende documenten in het Engels in;

e)

de gemandateerde centrale bank vermeldt in de aankondiging van opdracht dat de selectieprocedure wordt uitgevoerd in haar eigen naam en belang, alsook in het belang van de centrale banken van het Eurosysteem;

f)

de gemandateerde centrale bank maakt de aankondiging van opdracht tenminste bekend in: i) het Publicatieblad van de Europese Unie; ii) het nationale publicatieblad dat door de gemandateerde centrale bank gebruikt wordt voor aankondigingen van opdracht; iii) twee nationale nieuwsbladen; en iv) de Financial Times en The Economist. De selectiedocumenten worden ook gepubliceerd op de website van de gemandateerde centrale bank. De aankondiging van opdracht wordt ook gepubliceerd op de website van de ECB, met een link naar de website van de gemandateerde centrale bank om toegang mogelijk te maken tot alle selectiedocumenten;

g)

de gemandateerde centrale bank beantwoordt verzoeken om uitleg ten aanzien van de selectieprocedure die zijn verzonden naar het in de aankondiging van opdracht vermelde e-mailadres. Een dergelijk antwoord wordt door de gemandateerde centrale bank en de ECB op hun respectieve websites bekendgemaakt;

h)

leden van het selectiepanel worden aangewezen door de T2S-programmaraad en formeel benoemd door de gemandateerde centrale bank onmiddellijk na het einde van de biedingsperiode;

i)

leden van het selectiepanel zijn gehouden de door de T2S-programmaraad goedgekeurde verklaring ten aanzien van het ontbreken van tegenstrijdig belang te ondertekenen;

j)

de gemandateerde centrale bank neemt de operationele aspecten van de selectieprocedure op zich;

k)

het selectiepanel onderzoekt onder meer de administratieve en technische documentatie, en beslist over het uitsluiten van deelnemers uit de selectieprocedure die niet voldoen aan de vereisten voor deelname. Het selectiepanel evalueert uitzonderlijk lage biedingen op grond van de in de selectiedocumenten vastgelegde regels. Het selectiepanel rangschikt de deelnemers die niet van de selectieprocedure zijn uitgesloten, in oplopende volgorde van economisch meest voordelige biedingen;

l)

De gemandateerde centrale bank geeft alle besluiten van het selectiepanel formeel door aan de betrokken deelnemers door middel van een veilig en prompt schriftelijk communicatiemiddel.

4.   Zodra het selectiepanel de deelnemers overeenkomstig lid 3, onder k), heeft gerangschikt (voorlopige gunning), voert de gemandateerde centrale bank, onder haar eigen verantwoordelijkheid, een interne rechtmatigheidscontrole uit om te verifiëren dat de selectieprocedure correct werd uitgevoerd. Wanneer deze controle succesvol is voltooid, maakt de gemandateerde centrale bank de definitieve gunning bekend en verifieert ze dat de geselecteerde deelnemers voldoen aan de deelnamevereisten en dat de door hen afgelegde verklaringen waarheidsgetrouw zijn. Indien de rechtmatigheidscontrole niet succesvol is, wordt de definitieve gunning uitgesteld en vraagt de gemandateerde centrale bank daaromtrent om advies van de T2S-programmaraad.

5.   De gemandateerde centrale bank handelt in eigen naam en belang, alsook in het belang van de centrale banken van het Eurosysteem wat betreft alle rechten en verplichtingen die voortvloeien uit de selectieprocedure. Ze rapporteert daaromtrent ook aan de T2S-programmaraad en geeft uitvoering aan de door de raad genomen besluiten.

6.   De gemandateerde centrale bank draagt haar eigen kosten verbonden aan de door haar in de selectieprocedure uitgevoerde taken.

Artikel 4

Licentieovereenkomst

1.   Zodra de selectie- en gunningsprocedures door de gemandateerde centrale bank zijn afgerond onder de bovengenoemde voorwaarden, treffen de gemandateerde centrale bank en het selectiepanel alle noodzakelijke voorbereidende maatregelen om de gemandateerde centrale bank in staat te stellen een licentieovereenkomst af te sluiten met elk van de geselecteerde deelnemers namens en in het belang van de centrale banken van het Eurosysteem. Hiertoe bekleden de centrale banken van het Eurosysteem de gemandateerde centrale bank met de bevoegdheid om de licentieovereenkomsten te ondertekenen, door middel van een aparte volmacht om namens en in het belang van de centrale banken van het Eurosysteem te handelen (openbaar agentschap).

2.   Na het ondertekenen van de licentieovereenkomst, levert een T2S-netwerkdienstverlener een bewijs van concept. Indien de T2S-netwerkdienstverlener er niet in slaagt een succesvol bewijs van concept te leveren, wordt de licentieovereenkomst beëindigd. In een dergelijke omstandigheid, verleent de gemandateerde centrale bank een licentie aan de deelnemer in de selectieprocedure die na de geselecteerde deelnemers het hoogste gerangschikt staat in de ranglijst.

3.   Onverminderd de volgende leden, loopt een in de eerste selectieprocedure verleende licentie zeven jaar na de datum van inbedrijfstelling af.

4.   Indien een licentieovereenkomst met een T2S-netwerkdienstverlener voor het einde van de looptijd wordt beëindigd, maar na het succesvol leveren van het bewijs van concept, kan, naar goeddunken van de T2S-programmaraad, een licentieovereenkomst hetzij worden aangeboden aan de deelnemer aan de selectieprocedure die na de geselecteerde deelnemers het hoogste gerangschikt staat in de ranglijst, of aan een andere netwerkdienstverlener worden verleend na een nieuwe selectieprocedure uit te voeren door de gemandateerde centrale bank of door een andere door de Raad van bestuur aangestelde centrale bank van het Eurosysteem. De nieuwe licentieovereenkomst heeft een looptijd van zeven jaar.

5.   Op verzoek van de T2S-programmaraad, verlengt de gemandateerde centrale bank de looptijd van alle licentieovereenkomsten twee keer met één jaar.

6.   De gemandateerde centrale bank wordt gemachtigd de gezamenlijke centrale banken van het Eurosysteem te vertegenwoordigen jegens de T2S-netwerkdienstverleners en andere derden in verband met de aansluitdiensten, alsook om de licentieovereenkomsten continu te beheren namens en in het belang van de centrale banken van het Eurosysteem, door, onder meer, het afdwingen van de rechten en verplichtingen van de centrale banken van het Eurosysteem, waaronder in rechtsgedingen, met inbegrip van, maar niet beperkt tot wanprestatie, schadevergoeding, beëindiging, betwistingen of andere contractwijzigingen. De gemandateerde centrale bank rapporteert hieromtrent aan de T2S-programmaraad, en volgt de instructies van de raad op.

7.   De gemandateerde centrale bank neemt alle noodzakelijke maatregelen voor de vervulling van de taken en verplichtingen van de centrale banken van het Eurosysteem en eventueel van de gemandateerde centrale bank in verband met de licentieovereenkomsten en brengt daarover verslag uit aan de T2S-programmaraad, en volgt eventuele instructies daaromtrent van de raad op.

8.   De gemandateerde centrale bank ontvangt alle aankondigingen, verklaringen en dagvaardingen, met inbegrip van betekeningen, in verband met een licentieovereenkomst teneinde haar in staat te stellen de rechten en verplichtingen van de centrale banken van het Eurosysteem en eventueel van de gemandateerde centrale bank in verband met een licentieovereenkomst te vervullen.

9.   Onverminderd artikel 5 vergoeden de centrale banken van het Eurosysteem alle redelijke onkosten die de gemandateerde centrale bank maakt voor het beheren en bewaken van de licentieovereenkomsten op grond van lid 6 tot en met 8.

Artikel 5

Vorderingen tot schadeloosstelling

1.   De gemandateerde centrale bank is jegens de centrale banken van het Eurosysteem zonder beperking aansprakelijk voor alle verlies of schade die voortvloeit uit fraude of opzettelijk wangedrag in de vervulling van haar rechten en verplichtingen op grond van dit besluit. Ze is jegens de centrale banken van het Eurosysteem aansprakelijk voor alle verlies en schade die voortvloeit uit haar grove nalatigheid in de vervulling van haar verplichtingen op grond van dit besluit, in welk geval haar aansprakelijkheid is beperkt tot een maximum totaalbedrag van 2 000 000 EUR per kalenderjaar.

2.   Indien een derde verlies of schade lijdt ten gevolge van fraude of opzettelijk wangedrag van de gemandateerde centrale bank in de vervulling van haar taken op grond van dit besluit, is de gemandateerde centrale bank verantwoordelijk voor een aan die derde te betalen schadeloosstelling.

3.   Indien een derde verlies of schade lijdt ten gevolge van (grove) nalatigheid van de gemandateerde centrale bank in de vervulling van haar taken op grond van dit besluit, is de gemandateerde centrale bank verantwoordelijk voor een aan die derde te betalen schadeloosstelling. De centrale banken van het Eurosysteem vergoeden de gemandateerde centrale bank voor een dergelijke schadeloosstelling die een maximum totaalbedrag van 2 000 000 EUR per kalenderjaar te boven gaat, op basis van een gerechtelijke uitspraak of een schikkingsovereenkomst tussen de gemandateerde centrale bank en een dergelijke derde, mits de schikkingsovereenkomst van tevoren is goedgekeurd door de T2S-programmaraad.

4.   De centrale banken van het Eurosysteem vergoeden de gemandateerde centrale bank volledig en prompt voor door haar aan derden betaalde schadevergoeding indien die voortvloeit uit: a) de deelnamevereisten en gunningscriteria; b) een door het selectiepanel genomen besluit op basis van de deelnamevereisten en gunningscriteria; c) de incorrecte handelwijze van het selectiepanel, tenzij het handelde overeenkomstig het schriftelijke advies van de gemandateerde centrale bank of van tevoren betreffende de aangelegenheid in kwestie geen toepasselijk schriftelijk advies van de gemandateerde centrale bank heeft ontvangen; d) een besluit of gebeurtenis buiten de macht van de gemandateerde centrale bank, waaronder ook besluiten of gebeurtenissen die de effectiviteit van de verleende licenties aantasten.

5.   De gemandateerde centrale bank ontvangt geen vergoeding van de centrale banken van het Eurosysteem voor aan derden betaalde schadevergoeding, voortvloeiend uit operationele activiteiten en andere procedurele handelingen die binnen haar verantwoordelijkheid vallen, tenzij de gemandateerde centrale bank, in strijd met haar eigen advies, heeft gehandeld overeenkomstig instructies van de T2S-programmaraad op grond van artikel 3, lid 5.

6.   Indien door derden aanhangig gemaakte gerechtelijke procedures verband houden met handelingen of nalatigheden met betrekking tot de selectieprocedure waarvoor de centrale banken van het Eurosysteem exclusieve aansprakelijkheid moeten aanvaarden, instrueren de centrale banken van het Eurosysteem, na raadpleging van de gemandateerde centrale bank, de gemandateerde centrale bank tijdig betreffende de door haar te nemen maatregelen, bijv. vertegenwoordiging door een externe raadsman of door de interne juridische dienst van de gemandateerde centrale bank. Zodra een besluit is genomen betreffende de in een dergelijke procedure te volgen gedragslijn, worden de daaruit voortvloeiende proceskosten en vergoedingen gedragen door de centrale banken van het Eurosysteem.

7.   De centrale banken van het Eurosysteem aanvaarden aansprakelijkheid voor handelingen en nalatigheden van individuele leden van het selectiepanel in verband met de selectieprocedure.

8.   Indien door derden gerechtelijke procedures aanhangig worden gemaakt betreffende handelingen of nalatigheden die verband houden met een selectieprocedure waarvoor de gemandateerde centrale bank de exclusieve aansprakelijkheid aanvaardt, werkt de gemandateerde centrale bank volledig mee met de centrale banken van het Eurosysteem betreffende de door haar te nemen maatregelen, bijv. vertegenwoordiging door een externe raadsman of door haar interne juridische dienst, en draagt ze de kosten daarvan.

9.   Indien de centrale banken van het Eurosysteem en de gemandateerde centrale bank gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor door een derde geleden verlies of schade, draagt elk van hen een gelijk deel van de kosten.

Artikel 6

Slotbepalingen

1.   Een mandaat blijft gedurende zeven jaar vanaf de datum van inbedrijfstelling van kracht.

2.   De afloop van een mandaat heeft geen invloed op de geldigheid van de betreffende licentieovereenkomsten.

Artikel 7

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt twee dagen na de vaststelling ervan in werking.

Gedaan te Frankfurt am Main, 20 april 2011.

De president van de ECB

Jean-Claude TRICHET


(1)  PB L 134 van 30.4.2004, blz. 114.

(2)  PB L 319 van 29.11.2008, blz. 76.

(3)  PB L 102 van 22.4.2009, blz. 12.