ISSN 1725-2598

doi:10.3000/17252598.L_2011.121.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 121

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

54e jaargang
10 mei 2011


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EU) nr. 442/2011 van de Raad van 9 mei 2011 betreffende beperkende maatregelen tegen Syrië

1

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit 2011/273/GBVB van de Raad van 9 mei 2011 betreffende beperkende maatregelen tegen Syrië

11

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

10.5.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 121/1


VERORDENING (EU) Nr. 442/2011 VAN DE RAAD

van 9 mei 2011

betreffende beperkende maatregelen tegen Syrië

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 215,

Gezien Besluit 2011/273/GBVB van de Raad van 9 mei 2011 betreffende beperkende maatregelen tegen Syrië (1), vastgesteld overeenkomstig hoofdstuk 2 van Titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie,

Gezien het gezamenlijke voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Besluit 2011/273/GBVBomvat een wapenembargo, een verbod op de uitvoer van uitrusting die voor binnenlandse repressie zou kunnen worden gebruikt, alsook inreisbeperkingen in de Unie en het bevriezen van de tegoeden en economische middelen van bepaalde personen en entiteiten die verantwoordelijk zijn voor de gewelddadige repressie tegen de burgerbevolking in Syrië. Deze personen, entiteiten en lichamen zijn opgenomen in de bijlage bij dat besluit.

(2)

Sommige van deze maatregelen vallen onder het toepassingsgebied van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en derhalve is regelgeving op het niveau van de Unie noodzakelijk voor de tenuitvoerlegging ervan, met name om te garanderen dat zij in alle lidstaten uniform door de marktdeelnemers worden toegepast.

(3)

Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en beginselen die met name in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn erkend, meer bepaald het recht op een effectief rechtsmiddel en op een eerlijk proces en het recht op de bescherming van persoonsgegevens. Deze verordening moet worden toegepast overeenkomstig deze rechten.

(4)

Gezien de ernst van de politieke en veiligheidssituatie in Syrië, en met het oog op samenhang met de wijzigings- en herzieningsprocedure voor de bijlage bij Besluit 2011/273/GBVB, dient de bevoegdheid om de lijst in bijlage II bij deze verordening te wijzigen, te worden uitgeoefend door de Raad.

(5)

De procedure tot wijziging van de lijsten in bijlage II bij deze verordening dient in te houden dat de aangewezen natuurlijke of rechtspersonen, entiteiten en lichamen in kennis worden gesteld van de redenen voor plaatsing op de lijst, zodat zij opmerkingen kunnen maken. Indien opmerkingen worden gemaakt of belangrijk nieuw bewijs wordt aangedragen, toetst de Raad zijn besluit in het licht van die opmerkingen, en stelt hij de persoon, de entiteit of het lichaam hiervan in kennis.

(6)

Met het oog op de tenuitvoerlegging van deze verordening en een zo groot mogelijke rechtszekerheid binnen de Unie dienen de namen en andere relevante gegevens over de natuurlijke personen en rechtspersonen, entiteiten en lichamen waarvan de tegoeden en economische middelen krachtens deze verordening moeten worden bevroren, openbaar te worden gemaakt. Elke verwerking van persoonsgegevens dient de bepalingen te respecteren van Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (2), alsook van Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (3).

(7)

Om de effectiviteit van de maatregelen waarin deze verordening voorziet te waarborgen, dient deze verordening op de dag van de bekendmaking ervan in werking te treden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a)   „tegoeden”: financiële activa en voordelen van enigerlei aard, met inbegrip van, maar niet beperkt tot:

b)   „bevriezing van tegoeden”: het voorkómen van het op enigerlei wijze muteren, overmaken, corrigeren en gebruiken van, toegang hebben tot of omgaan met tegoeden, met als gevolg wijzigingen van hun omvang, bedrag, locatie, eigenaar, bezit, onderscheidende kenmerken, bestemming of andere wijzigingen waardoor het gebruik van bedoelde tegoeden mogelijk zou worden gemaakt, inclusief het beheer van een beleggingsportefeuille;

c)   „economische middelen”: activa van enigerlei aard, materieel of immaterieel, roerend of onroerend, die geen tegoeden zijn, maar kunnen worden gebruikt om tegoeden, goederen of diensten te verkrijgen;

d)   „bevriezing van economische middelen”: het voorkomen van het gebruiken van economische middelen om op enigerlei wijze tegoeden, goederen of diensten te verkrijgen, inclusief, maar niet noodzakelijkerwijs beperkt tot het verkopen, verhuren of verhypothekeren ervan;

e)   „technische bijstand”: elke technische steun in verband met reparaties, ontwikkeling, vervaardiging, assemblage, beproeving, onderhoud of enige andere technische dienst; technische bijstand kan de vorm aannemen van bijvoorbeeld instructies, advies, opleiding, overdracht van praktische kennis of vaardigheden of adviesdiensten, met inbegrip van mondelinge vormen van bijstand;

f)   „grondgebied van de Unie”: het grondgebied van alle lidstaten waarop het Verdrag van toepassing is, onder de in het Verdrag bepaalde voorwaarden, met inbegrip van hun luchtruim.

Artikel 2

1.   Er geldt een verbod op:

a)

de directe of indirecte verkoop, levering, overdracht aan of uitvoer naar personen, entiteiten of lichamen in Syrië of voor gebruik in Syrië van de in bijlage I opgenomen uitrusting die voor binnenlandse repressie zou kunnen worden gebruikt, ongeacht of die uitrusting van oorsprong is uit de Unie;

b)

het bewust en opzettelijk deelnemen aan activiteiten die tot doel of tot gevolg hebben dat de onder a) bedoelde verbodsbepalingen worden omzeild.

2.   Lid 1 is niet van toepassing op beschermende kleding, met inbegrip van kogelvrije vesten en helmen, die door personeel van de Verenigde Naties (VN), personeel van de Unie of haar lidstaten, vertegenwoordigers van de media, medewerkers van humanitaire en ontwikkelingsorganisaties en daarmee geassocieerd personeel, louter voor persoonlijk gebruik tijdelijk naar Syrië wordt uitgevoerd.

3.   In afwijking van lid 1 kunnen de in bijlage III genoemde bevoegde autoriteiten van de lidstaten onder door hen passend geachte voorwaarden toestemming geven voor de verkoop, levering, overdracht of uitvoer van uitrusting die voor binnenlandse repressie zou kunnen worden gebruikt, mits zij vaststellen dat dergelijke uitrusting uitsluitend is bedoeld voor humanitaire doeleinden of beschermend gebruik.

Artikel 3

1.   Er geldt een verbod op:

a)

het direct of indirect verlenen van technische bijstand in verband met goederen en technologie die in de gemeenschappelijke lijst van militaire goederen van de Europese Unie (4) (gemeenschappelijke lijst van militaire goederen) zijn opgenomen, of in verband met het leveren, vervaardigen, onderhouden en gebruiken van in die lijst opgenomen goederen, aan personen, entiteiten of lichamen in Syrië voor gebruik in Syrië;

b)

het direct of indirect verlenen van technische bijstand of tussenhandeldiensten in verband met in bijlage I opgenomen uitrusting die voor binnenlandse repressie zou kunnen worden gebruikt, aan personen, entiteiten of lichamen in Syrië of voor gebruik in Syrië;

c)

het direct of indirect verlenen van financiering of financiële bijstand in verband met goederen en technologie die op de gemeenschappelijke lijst van militaire goederen of in bijlage I zijn opgenomen, met inbegrip van in het bijzonder subsidies, leningen en exportkredietverzekering, voor de verkoop, levering, overdracht of uitvoer van deze goederen, of voor de verlening van daarmee verband houdende technische bijstand, aan personen, entiteiten of lichamen in Syrië of voor gebruik in Syrië;

d)

het bewust en opzettelijk deelnemen aan activiteiten die tot doel of tot gevolg hebben dat de onder a) tot en met c) bedoelde verbodsbepalingen worden omzeild.

2.   In afwijking van het bepaalde in lid 1 zijn de daarin opgenomen verbodsbepalingen niet van toepassing op de verlening van technische bijstand, financiering en financiële bijstand in verband met:

technische bijstand die alleen is bedoeld voor steun aan de Troepenmacht van de Verenigde Naties voor het toezicht op het troepenscheidingsakkoord (UNDOF);

niet-dodelijke militaire uitrusting, alsmede uitrusting die kan worden gebruikt voor binnenlandse repressie, die uitsluitend is bedoeld voor humanitair of beschermend gebruik, of voor programma's voor institutionele opbouw van de VN en de Unie, of voor crisisbeheersingsoperaties van de Unie en de VN; of

andere voertuigen dan gevechtsvoertuigen die zijn uitgerust met materiaal dat bescherming biedt tegen kogels en die uitsluitend bestemd zijn voor de bescherming van personeel van de Unie en haar lidstaten in Syrië;

mits dergelijke verlening van bijstand vooraf is goedgekeurd door de bevoegde autoriteit van een lidstaat, als genoemd op de websites die zijn vermeld in bijlage III.

Artikel 4

1.   Alle tegoeden en economische middelen die toebehoren aan of eigendom zijn, in het bezit zijn of onder zeggenschap staan van de natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten en lichamen die in bijlage II zijn vermeld, worden bevroren.

2.   Aan of ten behoeve van de in bijlage II genoemde natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen mogen geen tegoeden of economische middelen direct of indirect ter beschikking worden gesteld.

3.   Het is verboden bewust en opzettelijk deel te nemen aan activiteiten die tot doel of tot gevolg hebben dat de in de leden 1 en 2 bedoelde maatregelen direct of indirect worden omzeild.

Artikel 5

1.   Bijlage II omvat een lijst van natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten en lichamen die overeenkomstig artikel 4, lid 1, van Besluit 2011/273/GBVB door de Raad zijn geïdentificeerd als verantwoordelijk voor de gewelddadige repressie tegen de burgerbevolking in Syrië, alsmede natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten en lichamen die banden met hen onderhouden.

2.   In bijlage II worden de redenen vermeld waarom een persoon, entiteit of lichaam in de lijst is opgenomen.

3.   Bijlage II bevat tevens, indien beschikbaar, de informatie die nodig is om de betrokken natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten en lichamen te identificeren. Met betrekking tot natuurlijke personen kan die informatie bestaan uit namen, inclusief aliassen, geboortedatum en geboorteplaats, nationaliteit, paspoort- en identiteitskaartnummers, geslacht, adres (indien bekend) en functie of beroep. Met betrekking tot rechtspersonen, entiteiten of lichamen kan die informatie namen, plaats en datum van registratie, registratienummer en de plaats van vestiging omvatten.

Artikel 6

In afwijking van artikel 4 kunnen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, omschreven op de in bijlage III vermelde websites, onder voorwaarden die zij passend achten, toestemming geven voor de vrijgave van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen of de beschikbaarstelling van bepaalde tegoeden of economische middelen, mits zij hebben vastgesteld dat de betrokken tegoeden of economische middelen:

a)

noodzakelijk zijn voor het dekken van uitgaven voor de basisbehoeften van de in bijlage II genoemde personen en de leden van hun gezin die van hen afhankelijk zijn, zoals betalingen voor levensmiddelen, huur of hypotheeklasten, geneesmiddelen of medische behandelingen, belastingen, verzekeringspremies en openbare voorzieningen;

b)

uitsluitend bestemd zijn voor de betaling van redelijke honoraria of vergoeding van gemaakte kosten in verband met de verlening van juridische diensten;

c)

uitsluitend bestemd zijn voor de betaling van kosten voor alleen het houden of beheren van bevroren tegoeden of andere economische middelen; of

d)

noodzakelijk zijn voor de betaling van buitengewone lasten, mits de relevante bevoegde autoriteit de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten en de Commissie ten minste twee weken vóór zij de toestemming geeft, in kennis stelt van de redenen waarom zij meent dat specifieke toestemming moet worden gegeven.

De betrokken lidstaat stelt de overige lidstaten en de Commissie in kennis van elke toestemming die overeenkomstig dit artikel is verleend.

Artikel 7

In afwijking van artikel 4 kunnen de in bijlage III genoemde bevoegde autoriteiten van de lidstaten toestemming geven voor de vrijgave van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen indien aan volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de betrokken tegoeden of economische middelen zijn het voorwerp van een justitieel, administratief of arbitrair retentierecht dat is vastgesteld voor de datum waarop de in artikel 4 bedoelde persoon, entiteit of lichaam in bijlage II is opgenomen, of van een justitieel, administratief of arbitrair vonnis dat van vóór die datum dateert;

b)

de betrokken tegoeden of economische middelen zullen uitsluitend worden aangewend om te voldoen aan vorderingen die door een dergelijk retentierecht zijn gedekt of door een dergelijk vonnis geldig zijn verklaard, overeenkomstig de wet- en regelgeving tot vaststelling van de rechten van de personen die titularis zijn van dergelijke vorderingen;

c)

het onderpand of de gerechtelijke uitspraak is niet ten behoeve van een persoon, entiteit of lichaam bedoeld in bijlage II bij deze verordening; en

d)

de erkenning van het onderpand of van de uitspraak is niet in strijd met de openbare orde van de betrokken lidstaat.

De desbetreffende lidstaat stelt de andere lidstaten en de Commissie in kennis van elke toestemming die overeenkomstig dit artikel is gegeven.

Artikel 8

1.   Artikel 4, lid 2, is niet van toepassing op de bijboeking op bevroren rekeningen van:

a)

rente of andere inkomsten op bevroren rekeningen; of

b)

verschuldigde betalingen uit hoofde van contracten, overeenkomsten of verbintenissen die aangegaan of ontstaan zijn vóór het tijdstip waarop die rekeningen aan deze verordening werden onderworpen,

mits deze rente, andere inkomsten en betalingen overeenkomstig artikel 4, lid 1, worden bevroren.

2.   Artikel 4, lid 2, vormt geen belemmering voor de creditering van bevroren rekeningen door financiële instellingen of kredietinstellingen in de Unie die tegoeden ontvangen die naar de rekening van een op de lijst opgenomen natuurlijke persoon of rechtspersoon, entiteit of lichaam zijn overgemaakt, op voorwaarde dat de bijgeboekte bedragen eveneens worden bevroren. De financiële instelling of kredietinstelling brengt de relevante bevoegde autoriteiten onverwijld op de hoogte van dergelijke verrichtingen.

Artikel 9

In afwijking van artikel 4 en mits een betaling verschuldigd is door in bijlage II vermelde personen, entiteiten of lichamen op grond van een contract of overeenkomst die door hen is gesloten of een verplichting die voor hen is ontstaan vóór de datum waarop zij zijn aangewezen, kunnen de op de websites in bijlage III vermelde bevoegde autoriteiten van de lidstaten, onder door hen passend geachte voorwaarden, toestemming geven voor de vrijgave van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen, mits de betaling niet direct of indirect ten goede komt van een persoon of entiteit als bedoeld in artikel 4.

Artikel 10

1.   De bevriezing van tegoeden en economische middelen of de weigering om tegoeden of economische middelen beschikbaar te stellen, die plaatsvindt in het vertrouwen dat die maatregel in overeenstemming met deze verordening is, levert geen aansprakelijkheid op van de natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen die die maatregel uitvoeren, of van directeuren of werknemers daarvan, tenzij het bewijs wordt geleverd dat de tegoeden en economische middelen als gevolg van nalatigheid zijn bevroren of ingehouden.

2.   De verbodsbepaling van artikel 4, lid 2, geeft geen aanleiding tot enigerlei aansprakelijkheid van de betrokken natuurlijke personen en rechtspersonen, entiteiten en lichamen die financiering of financiële bijstand verstrekten, indien deze niet wisten en geen gegronde reden hadden om te vermoeden dat hun acties een inbreuk zouden zijn op de bedoelde verbodsbepaling.

Artikel 11

1.   Onverminderd de geldende regels inzake rapportage, vertrouwelijkheid en beroepsgeheim zijn natuurlijke personen en rechtspersonen, entiteiten en lichamen verplicht:

a)

alle informatie die de naleving van deze verordening vergemakkelijkt, zoals informatie over rekeningen en bedragen die overeenkomstig artikel 4 zijn bevroren, onverwijld te verstrekken aan de bevoegde autoriteit van de lidstaten waar zij hun woonplaats hebben of gevestigd zijn, zoals genoemd op de in bijlage III opgenomen websites, en deze informatie, direct of via de lidstaten, aan de Commissie te doen toekomen; en

b)

samen te werken met die bevoegde autoriteit bij de verificatie van deze informatie.

2.   Overeenkomstig dit artikel verstrekte en ontvangen informatie mag uitsluitend worden gebruikt voor de doeleinden waarvoor de informatie is verstrekt of ontvangen.

Artikel 12

De lidstaten en de Commissie stellen elkaar onverwijld in kennis van de krachtens deze verordening getroffen maatregelen en wisselen onderling alle andere voor deze verordening relevante informatie waarover zij beschikken uit, met name betreffende inbreuken, handhavingsproblemen en uitspraken van nationale rechtbanken.

Artikel 13

De Commissie is bevoegd om bijlage III te wijzigen op basis van de door de lidstaten verstrekte informatie.

Artikel 14

1.   In de gevallen waarin de Raad besluit een natuurlijke persoon, rechtspersoon, entiteit of lichaam aan de in artikel 4, lid 1, bedoelde maatregelen te onderwerpen, wijzigt hij bijlage II dienovereenkomstig.

2.   De Raad stelt de in lid 1 bedoelde natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten en lichamen in kennis van zijn besluit, hetzij rechtstreeks, indien het adres bekend is, hetzij door een kennisgeving te publiceren, zodat de betrokken natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten en lichamen daarover opmerkingen kunnen indienen.

3.   Indien er opmerkingen worden ingediend of belangrijk nieuw bewijsmateriaal wordt overgelegd, heroverweegt de Raad zijn besluit en stelt hij de natuurlijke of rechtspersoon, de entiteit of het lichaam van het resultaat in kennis.

4.   De lijst in bijlage II wordt regelmatig, en ten minste om de 12 maanden, opnieuw bezien.

Artikel 15

1.   De lidstaten stellen de voorschriften vast betreffende de sancties op inbreuken op de bepalingen van deze verordening en nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de regels ten uitvoer worden gelegd. De aldus vastgestelde sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.

2.   De lidstaten delen de voorschriften na de inwerkingtreding van deze verordening onverwijld mede aan de Commissie en melden alle latere wijzigingen ervan.

Artikel 16

Waar er in deze verordening sprake is van een meldingsplicht, of anderzijds van de verplichting de Commissie te informeren of met haar te communiceren, wordt daartoe gebruik gemaakt van het adres en de andere contactgegevens die zijn vermeld in bijlage III.

Artikel 17

Deze verordening is van toepassing:

a)

op het grondgebied van de Unie, met inbegrip van haar luchtruim;

b)

aan boord van vliegtuigen of vaartuigen die onder de rechtsbevoegdheid van een lidstaat vallen;

c)

op alle zich op of buiten het grondgebied van de Unie bevindende natuurlijke personen die onderdaan van een lidstaat zijn;

d)

op alle volgens het recht van een lidstaat erkende of opgerichte rechtspersonen, entiteiten of lichamen;

e)

op alle rechtspersonen, entiteiten of lichamen ten aanzien van alle geheel of gedeeltelijk binnen de Unie verrichte zakelijke transacties.

Artikel 18

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 9 mei 2011.

Voor de Raad

De voorzitter

MARTONYI J.


(1)  PB L 121 van 10.5.2011, blz. 11.

(2)  PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.

(3)  PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.

(4)  PB C 86 van 18.3.2011, blz. 1.


BIJLAGE I

Lijst van uitrustingen die zouden kunnen worden gebruikt voor binnenlandse repressie, bedoeld in de artikelen 2 en 3

1.

De volgende vuurwapens, munitie en toebehoren:

1.1

Vuurwapens die niet vallen onder ML 1 of ML 2 van de gemeenschappelijke lijst van militaire goederen van de Europese Unie (1) („gemeenschappelijke lijst van militaire goederen”);

1.2

Munitie speciaal ontworpen voor de vuurwapens die zijn vermeld in punt 1.1, en speciaal daarvoor ontworpen onderdelen;

1.3

Vuurwapenvizieren die niet vallen onder de gemeenschappelijke lijst van militaire goederen.

2.

Bommen en granaten die niet vallen onder de gemeenschappelijke lijst van militaire goederen.

3.

De volgende voertuigen:

3.1

Voertuigen uitgerust met een waterkanon, die speciaal zijn ontworpen of aangepast ten behoeve van oproerbeheersing;

3.2

Voertuigen die speciaal zijn ontworpen of aangepast om door middel van stroomstoten indringers af te weren;

3.3

Voertuigen die speciaal zijn ontworpen of aangepast om barricades te verwijderen, met inbegrip van constructiematerieel met bescherming tegen kogels;

3.4

Voertuigen die speciaal zijn ontworpen voor vervoer of overbrenging van gevangenen en/of gedetineerden;

3.5

Voertuigen die speciaal zijn ontworpen om mobiele barrières op te werpen;

3.6

Voor de in de punten 3.1 tot en met 3.5 vermelde voertuigen bestemde onderdelen, speciaal ontworpen ten behoeve van oproerbeheersing.

Aantekening 1: Dit punt is niet van toepassing op voertuigen die speciaal zijn ontworpen ten behoeve van brandbestrijding.

Aantekening 2: Voor de toepassing van punt 3.5 omvat de term „voertuigen” ook opleggers en aanhangwagens.

4.

De volgende explosieven en aanverwante uitrusting:

4.1

Uitrusting en toestellen die speciaal ontworpen zijn voor het al dan niet elektronisch inleiden van explosies, met inbegrip van ontstekingstoestellen, detonatoren, ontstekers, boosters en slagkoord, alsmede speciaal daarvoor ontworpen onderdelen, met uitzondering van: uitrusting en toestellen die speciaal ontworpen zijn voor een specifiek commercieel gebruik, zijnde het door detonatie in werking stellen of doen functioneren van andere uitrusting of toestellen die niet het veroorzaken van explosies tot functie hebben (bijvoorbeeld toestellen voor het opblazen van airbags, piekstroombegrenzers of toestellen voor het in werking stellen van sprinklerinstallaties);

4.2

Ladingen voor directionele explosies die niet onder de gemeenschappelijke lijst van militaire goederen vallen;

4.3

De volgende andere explosieven die niet onder de gemeenschappelijke lijst van militaire goederen vallen, en aanverwante stoffen:

a.

amatol;

b.

nitrocellulose (met een stikstofgehalte van meer dan 12,5%);

c.

nitroglycol;

d.

penta-erythritoltetranitraat (PETN);

e.

picrylchloride;

f.

2,4,6-trinitrotolueen (TNT).

5.

De volgende beschermende uitrusting die niet valt onder ML 13 van de gemeenschappelijke lijst van militaire goederen:

5.1

Lichaamspantsering met bescherming tegen kogels en/of messteken;

5.2

Kogel- en/of fragmentatiebestendige helmen, helmen voor oproerbeheersing, schilden voor oproerbeheersing en kogelbestendige schilden.

Opmerking: Dit punt heeft geen betrekking op:

uitrusting speciaal ontworpen voor sportieve activiteiten;

uitrusting speciaal ontworpen voor de veiligheid op het werk.

6.

Simulatieapparatuur die niet onder ML 14 van de gemeenschappelijke lijst van militaire goederen valt, voor opleiding in het gebruik van vuurwapens en speciaal daarvoor ontworpen programmatuur.

7.

Niet door de gemeenschappelijke lijst van militaire goederen bestreken nachtzicht- en thermischebeeldvormingsapparatuur en beeldversterkerbuizen.

8.

Scheermesprikkeldraad.

9.

Militaire messen, gevechtsmessen en bajonetten met een bladlengte van meer dan 10 cm.

10.

Productieapparatuur die speciaal is ontworpen voor de in deze lijst vermelde goederen.

11.

Specifieke technologie voor de ontwikkeling, de vervaardiging of het gebruik van de in deze lijst vermelde goederen.


(1)  PB L 86 van 18.3.2011, blz. 1.


BIJLAGE II

Lijst van natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten en lichamen als bedoeld in artikel 4

Personen

 

Naam

Identificatie-gegevens

Redenen

Datum van opneming op de lijst

1.

Maher Al-Assad

Geboren op 08.12.1967; diplomatiek paspoort nr. 4138

Commandant van de vierde legerdivisie, lid van het centraal comité van de Baath-partij, sterke man van de Republikeinse Garde; belangrijkste opdrachtgever van het harde optreden tegen de demonstranten.

09.05.2011

2.

Ali Mamlouk

Geboren op 19.02.1946 te Damascus; diplomatiek paspoort nr. 983

Chef van de algemene inlichtingendienst; chef van de Syrische inlichtingendienst sinds 2005; is betrokken bij het harde optreden tegen de demonstranten.

09.05.2011

3.

Mohammad Ibrahim Al-Chaar

 

Minister van Binnenlandse Zaken; is betrokken bij het harde optreden tegen de demonstranten.

09.05.2011

4.

Atef Najib

 

Voormalig hoofd politieke veiligheid in Deraa; is betrokken bij het harde optreden tegen de demonstranten.

09.05.2011

5.

Hafez Makhlouf

Geboren op 02.04.1971 te Damascus; diplomatiek paspoort nr. 2246

Kolonel die de leiding heeft over een eenheid van de Algemene Inlichtingendienst, afdeling Damascus; een van de getrouwen van Maher al-Assad; is betrokken bij het harde optreden tegen de demonstranten.

09.05.2011

6.

Mohammed Dib Zeitoun

 

Hoofd van de politieke veiligheid; is betrokken bij het harde optreden tegen de demonstranten.

09.05.2011

7.

Amjad Al-Abbas

 

Hoofd van de politieke veiligheid in Banyas, betrokken bij het harde optreden tegen de demonstranten in Baida.

09.05.2011

8.

Rami Makhlouf

Geboren op 10.07.1969 in Damascus, paspoort nr. 454224

Syrisch zakenman. Geassocieerd met Maher Al-Assad; financiert het regime en maakt daardoor het harde optreden tegen demonstranten mogelijk.

09.05.2011

9.

Abd Al-Fatah Qudsiyah

 

Hoofd Syrische militaire inlichtingendienst, en als zodanig betrokken bij het harde optreden tegen de burger-bevolking.

09.05.2011

10.

Jamil Hassan

 

Hoofd inlichtingendienst van de Syrische luchtmacht, en als zodanig betrokken bij het harde optreden tegen de burger-bevolking.

09.05.2011

11.

Rustum Ghazali

 

Hoofd Syrische militaire inlichtingendienst voor het plattelandsgebied rond Damascus, en als zodanig betrokken bij het harde optreden tegen de burgerbevolking.

09.05.2011

12.

Fawwaz Al-Assad

 

Betrokken bij het harde optreden tegen de burgerbevolking als lid van de Shabiha-militie.

09.05.2011

13.

Mundir Al-Assad

 

Betrokken bij het harde optreden tegen de burgerbevolking als lid van de Shabiha-militie.

09.05.2011


BIJLAGE III

Lijst van de bevoegde autoriteiten in de lidstaten bedoeld in artikel 3, lid 2, artikel 6, artikel 7, artikel 8, artikel 9, artikel 11, lid 1, en artikel 13, lid 4, en adres voor kennisgevingen aan de Europese Commissie

A.   Bevoegde autoriteiten van de lidstaten:

 

BELGIË

http://www.diplomatie.be/eusanctions

 

BULGARIJE

http://www.mfa.bg/en/pages/view/5519

 

TSJECHIË

http://www.mfcr.cz/mezinarodnisankce

 

DENEMARKEN

http://www.um.dk/da/menu/Udenrigspolitik/FredSikkerhedOgInternationalRetsorden/Sanktioner/

 

DUITSLAND

http://www.bmwi.de/BMWi/Navigation/Aussenwirtschaft/Aussenwirtschaftsrecht/embargos.html

 

ESTLAND

http://www.vm.ee/est/kat_622/

 

IERLAND

http://www.dfa.ie/home/index.aspx?id=28519

 

GRIEKENLAND

http://www.mfa.gr/www.mfa.gr/en-US/Policy/Multilateral+Diplomacy/Global+Issues/International+Sanctions/

 

SPANJE

http://www.maec.es/es/MenuPpal/Asuntos/Sanciones%20Internacionales/Paginas/Sanciones_%20Internacionales.aspx

 

FRANKRIJK

http://www.diplomatie.gouv.fr/autorites-sanctions/

 

ITALIË

http://www.esteri.it/MAE/IT/Politica_Europea/Deroghe.htm

 

CYPRUS

http://www.mfa.gov.cy/sanctions

 

LETLAND

http://www.mfa.gov.lv/en/security/4539

 

LITOUWEN

http://www.urm.lt

 

LUXEMBURG

http://www.mae.lu/sanctions

 

HONGARIJE

http://www.kulugyminiszterium.hu/kum/hu/bal/Kulpolitikank/nemzetkozi_szankciok/

 

MALTA

http://www.doi.gov.mt/EN/bodies/boards/sanctions_monitoring.asp

 

NEDERLAND

http://www.minbuza.nl/sancties

 

OOSTENRIJK

http://www.bmeia.gv.at/view.php3?f_id=12750&LNG=en&version=

 

POLEN

http://www.msz.gov.pl

 

PORTUGAL

http://www.min-nestrangeiros.pt

 

ROEMENIË

http://www.mae.ro/node/1548

 

SLOVENIË

http://www.mzz.gov.si/si/zunanja_politika/mednarodna_varnost/omejevalni_ukrepi/

 

SLOWAKIJE

http://www.foreign.gov.sk

 

FINLAND

http://formin.finland.fi/kvyhteistyo/pakotteet

 

ZWEDEN

http://www.ud.se/sanktioner

 

VERENIGD KONINKRIJK

www.fco.gov.uk/competentauthorities

B.   Adres voor kennisgevingen of andere mededelingen aan de Europese Commissie:

Europese Commissie

Dienst Instrumenten voor het buitenlands beleid

CHAR 12/096

B-1049 Brussel

België

E-mail: relex-sanctions@ec.europa.eu

Tel.: +(32 2) 295 66 73


BESLUITEN

10.5.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 121/11


BESLUIT 2011/273/GBVB VAN DE RAAD

van 9 mei 2011

betreffende beperkende maatregelen tegen Syrië

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 29,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Europese Unie heeft op 29 april 2011 verklaard uiterst bezorgd te zijn over de situatie in Syrië en over het inzetten van de strijdkrachten en veiligheidsdiensten in een aantal Syrische steden.

(2)

De Unie veroordeelt met kracht de gewelddadige onderdrukking, onder meer met gebruik van scherpe munitie, van vreedzame demonstraties op verschillende plaatsen in Syrië, waarbij verschillende demonstranten het leven hebben gelaten, mensen gewond zijn geraakt en willekeurige arrestaties hebben plaatsgevonden, en roept de Syrische veiligheidstroepen op zich terughoudend in plaats van repressief op te stellen.

(3)

De ernst van de situatie gebiedt dat beperkende maatregelen worden ingesteld tegen Syrië en tegen de personen die verantwoordelijk zijn voor de gewelddadige repressie tegen de burgerbevolking in Syrië.

(4)

Ter uitvoering van bepaalde maatregelen is verder optreden van de Unie nodig,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   De verkoop, levering, overdracht of uitvoer van wapens en alle soorten aanverwant materieel, waaronder wapens en munitie, militaire voertuigen en militaire uitrusting, paramilitaire uitrusting en onderdelen daarvoor, alsmede uitrusting die voor binnenlandse repressie zou kunnen worden gebruikt, aan Syrië door onderdanen van de lidstaten of vanaf of via het grondgebied van de lidstaten, of met gebruik van onder hun vlag varende schepen of hun luchtvaartuigen, is verboden, ongeacht of de goederen oorspronkelijk van het grondgebied van de lidstaten afkomstig zijn.

2.   Er wordt een verbod ingesteld op:

a)

het rechtstreeks of onrechtstreeks verlenen van technische bijstand, tussenhandeldiensten en andere diensten in verband met de in lid 1 bedoelde goederen of in verband met het leveren, vervaardigen, onderhouden en gebruiken van dergelijke goederen, aan natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten of lichamen in Syrië of bestemd voor gebruik in Syrië;

b)

het rechtstreeks of onrechtstreeks verstrekken van financiering of financiële bijstand in verband met de in lid 1 bedoelde goederen, met inbegrip van met name subsidies, leningen en exportkredietverzekering, ten behoeve van de verkoop, levering, overdracht of uitvoer van die goederen, of ten behoeve van de verlening van daarmee verband houdende technische bijstand, tussenhandeldiensten of andere diensten aan natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten of lichamen in Syrië of voor gebruik in Syrië;

c)

het bewust en opzettelijk deelnemen aan activiteiten die ertoe strekken of die tot gevolg hebben dat de onder a) of b) bedoelde verbodsbepalingen worden omzeild.

Artikel 2

1.   Artikel 1 is niet van toepassing op:

a)

leveringen en technische ondersteuning die uitsluitend bedoeld zijn voor de ondersteuning van of het gebruik door de Troepenmacht van de Verenigde Naties voor het toezicht op het troepenscheidingsakkoord (UNDOF);

b)

de verkoop, levering, overbrenging of uitvoer van niet-dodelijke militaire uitrusting, alsmede uitrusting die kan worden gebruikt voor binnenlandse repressie, die uitsluitend is bedoeld voor humanitair of beschermend gebruik, of voor programma's voor institutionele opbouw van de Verenigde Naties (VN) en de Europese Unie, of voor crisisbeheersingsoperaties van de Unie en de VN;

c)

de verkoop, levering, overbrenging of uitvoer van andere voertuigen dan gevechtsvoertuigen, die zijn gemaakt van of uitgerust met materiaal dat bescherming biedt tegen kogels en die uitsluitend bestemd zijn voor de bescherming van personeel van de Europese Unie en haar lidstaten in Syrië,

d)

het verstrekken van technische bijstand, tussenhandeldiensten en andere diensten in verband met dergelijke uitrusting of met dergelijke programma's en operaties;

e)

het verstrekken van financieringsmiddelen en financiële bijstand in verband met dergelijke uitrusting of met dergelijke programma's en operaties,

mits deze uitvoer en bijstand van tevoren door de ter zake bevoegde autoriteit zijn goedgekeurd.

2.   Artikel 1 is niet van toepassing op beschermende kleding, met inbegrip van kogelvrije vesten en militaire helmen, die door personeel van de Verenigde Naties, personeel van de Europese Unie of haar lidstaten, vertegenwoordigers van de media, medewerkers van humanitaire en ontwikkelingsorganisaties en daarmee verbonden personeel, louter voor persoonlijk gebruik tijdelijk naar Syrië worden uitgevoerd.

Artikel 3

1.   De lidstaten nemen de nodige maatregelen om binnenkomst op of doorreis via hun grondgebied te beletten van de op de lijst in de bijlage vermelde personen die verantwoordelijk zijn voor de gewelddadige repressie tegen de burgerbevolking in Syrië, en van de op de lijst in de bijlage vermelde met hen geassocieerde personen.

2.   Lid 1 verplicht lidstaten niet eigen onderdanen te beletten hun grondgebied binnen te komen.

3.   Lid 1 laat gevallen onverlet waarin lidstaten uit hoofde van het internationale recht gebonden zijn, en wel:

a)

als gastland van een internationale intergouvernementele organisatie;

b)

als gastland van een internationale conferentie die is bijeengeroepen door, of plaatsvindt onder auspiciën van de VN;

c)

krachtens een multilaterale overeenkomst die voorrechten en immuniteiten verleent; of

d)

krachtens het Concordaat (Verdrag van Lateranen) van 1929 dat werd gesloten tussen de Heilige Stoel (Vaticaanstad) en Italië.

4.   Lid 3 wordt ook geacht van toepassing te zijn op gevallen waarin een lidstaat optreedt als gastland van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE).

5.   De Raad wordt naar behoren geïnformeerd in elk van de gevallen waarin een lidstaat krachtens lid 3 of lid 4 een vrijstelling verleent.

6.   De lidstaten kunnen vrijstellingen van de krachtens lid 1 opgelegde maatregelen verlenen voor reizen die plaatsvinden op grond van dringende humanitaire noden, of om vergaderingen van intergouvernementele instanties, met inbegrip van door de Unie geïnitieerde vergaderingen, of vergaderingen waarvoor een lidstaat als fungerend voorzitter van de OVSE als gastheer optreedt, bij te wonen wanneer een politieke dialoog wordt gevoerd waarbij de democratie, de mensenrechten en de rechtsstaat in Syrië rechtstreeks worden bevorderd.

7.   Een lidstaat die de in lid 6 bedoelde ontheffingen wil verlenen, brengt zulks schriftelijk ter kennis van de Raad. De vrijstelling wordt geacht te zijn toegestaan, tenzij door één of meer leden van de Raad binnen twee werkdagen na ontvangst van de kennisgeving van de voorgestelde vrijstelling, schriftelijk bezwaar wordt gemaakt bij de Raad. Indien door één of meer leden van de Raad bezwaar wordt gemaakt, kan de Raad met een gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluiten de voorgenomen ontheffing te verlenen.

8.   Wanneer een lidstaat krachtens de leden 3, 4, 6 en 7 een machtiging verleent tot binnenkomst op of doorreis via zijn grondgebied van de op de lijst in de bijlage vermelde personen, dan geldt deze machtiging uitsluitend voor het doel waarvoor ze is verleend en voor de daarbij betrokken personen.

Artikel 4

1.   Alle tegoeden en economische middelen die toebehoren aan, eigendom zijn van, in bezit zijn van of onder zeggenschap staan van de op de lijst in de bijlage vermelde personen die verantwoordelijk zijn voor de gewelddadige repressie tegen de burgerbevolking in Syrië, en van de op de lijst in de bijlage vermelde met hen geassocieerde natuurlijke of rechtspersonen en entiteiten, worden bevroren.

2.   Er worden geen tegoeden of economische middelen rechtstreeks of onrechtstreeks ter beschikking gesteld aan of ten behoeve van de op de lijst in de bijlage vermelde natuurlijke of rechtspersonen of entiteiten.

3.   De bevoegde autoriteit van een lidstaat kan, onder voorwaarden die zij passend acht, het vrijgeven van bepaalde bevroren tegoeden of andere economische middelen of het ter beschikking stellen van bepaalde tegoeden of andere economische middelen toestaan, nadat zij heeft vastgesteld dat de betrokken tegoeden of economische middelen:

a)

noodzakelijk zijn voor het dekken van uitgaven voor de basisbehoeften van de op de lijst in de bijlage vermelde personen en de leden van hun gezin die van hen afhankelijk zijn, zoals betalingen voor voedsel, huur of hypotheeklasten, geneesmiddelen of geneeskundige behandelingen, belastingen, verzekeringspremies of openbare voorzieningen;

b)

uitsluitend bestemd zijn voor de betaling van redelijke honoraria en de vergoeding van gemaakte kosten in verband met de verlening van juridische diensten;

c)

uitsluitend bestemd zijn voor de betaling van honoraria of kosten voor het loutere houden of beheren van bevroren tegoeden of economische middelen; of

d)

noodzakelijk zijn voor de betaling van buitengewone lasten, mits de bevoegde autoriteit de bevoegde autoriteit van de andere lidstaten en de Commissie ten minste twee weken voor zij de toestemming geeft, in kennis stelt van de redenen waarom zij meent dat specifieke toestemming moet worden gegeven.

De lidstaten stellen elkaar en de Commissie in kennis van elke toestemming die overeenkomstig dit lid is verleend.

4.   In afwijking van lid 1 kunnen de bevoegde autoriteiten van een lidstaat toestemming geven voor de vrijgave van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de tegoeden of economische middelen zijn het voorwerp van een gerechtelijk, administratief of arbitraal retentierecht dat is vastgesteld vóór de datum waarop de natuurlijke of rechtspersoon of de entiteit, bedoeld in artikel 4, lid 1, op de lijst in de bijlage werd geplaatst, of van een gerechtelijke, administratieve of arbitrale beslissing die vóór die datum is gegeven;

b)

de tegoeden of economische middelen worden uitsluitend benut om te voldoen aan vorderingen die door een dergelijk retentierecht zijn gewaarborgd of door een dergelijk vonnis geldig zijn verklaard, overeenkomstig de wet- en regelgeving tot vaststelling van de rechten van de personen die titularis zijn van dergelijke vorderingen;

c)

het retentierecht of de beslissing komt niet ten goede aan een op de lijst in de bijlage vermelde natuurlijke of rechtspersoon of entiteit; en

d)

de erkenning van het retentierecht of van de uitspraak is niet in strijd met de openbare orde van de betrokken lidstaat.

De lidstaten stellen elkaar en de Commissie in kennis van elke toestemming die overeenkomstig dit lid is verleend.

5.   Lid 1 belet niet dat een op de lijst in de bijlage vermelde persoon of entiteit een betaling verricht die verschuldigd is uit hoofde van een contract dat is gesloten vóór deze persoon of entiteit op de lijst werd geplaatst, op voorwaarde dat de betrokken lidstaat heeft vastgesteld dat de betaling niet rechtstreeks of onrechtstreeks wordt ontvangen door een in lid 1 bedoelde persoon of entiteit.

6.   Lid 2 is niet van toepassing op het overmaken op bevroren rekeningen van:

a)

rente of andere inkomsten op bevroren rekeningen; of

b)

betalingen die verschuldigd zijn uit hoofde van overeenkomsten, afspraken of verplichtingen die zijn gesloten of zijn ontstaan vóór de datum waarop dit besluit op die rekeningen van toepassing werd,

mits deze rente, andere inkomsten en betalingen onder lid 1 blijven vallen.

Artikel 5

1.   De Raad stelt op voorstel van een lidstaat of van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid de in de bijlage opgenomen lijst en eventuele wijzigingen daarin vast.

2.   De Raad stelt de betrokken persoon of entiteit in kennis van zijn besluit en van de motivering voor plaatsing op de lijst, hetzij rechtstreeks, indien het adres bekend is, hetzij middels de publicatie van een kennisgeving, zodat de persoon of entiteit daarover opmerkingen kan indienen.

3.   Indien er opmerkingen worden ingediend of substantieel nieuw bewijsmateriaal wordt overgelegd, heroverweegt de Raad zijn besluit en brengt hij de betrokken persoon of entiteit van de resultaten daarvan op de hoogte.

Artikel 6

1.   In de bijlage worden de gronden voor opneming van de betrokken personen en entiteiten in de lijst vermeld.

2.   De bijlage bevat ook de informatie, indien beschikbaar, die nodig is voor het identificeren van de betrokken personen of entiteiten. Met betrekking tot personen kan die informatie bestaan uit namen, inclusief aliassen, geboortedatum en geboorteplaats, nationaliteit, paspoort- en identiteitskaartnummers, geslacht, adres indien bekend en functie of beroep. Met betrekking tot entiteiten kan die informatie namen, plaats en datum van registerinschrijving, registratienummer en de plaats van vestiging omvatten.

Artikel 7

Om het effect van de in dit besluit opgenomen maatregelen zo groot mogelijk te maken, moedigt de Unie derde landen aan soortgelijke beperkende maatregelen als de in dit besluit genoemde te treffen.

Artikel 8

Dit besluit is van toepassing gedurende een periode van 12 maanden. Het wordt voortdurend geëvalueerd. Het kan zo nodig worden verlengd of gewijzigd indien de Raad van oordeel is dat de doelstellingen ervan niet zijn verwezenlijkt.

Artikel 9

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 9 mei 2011.

Voor de Raad

De voorzitter

MARTONYI J.


BIJLAGE

Lijst van de in de artikelen 3 en 4 bedoelde personen en entiteiten

Personen

 

Naam

Identificatie- gegevens

Redenen

Datum van opneming op de lijst

1.

Maher Al-Assad

Geboren op 08.12.1967; diplomatiek paspoort nr. 4138

Commandant van de vierde legerdivisie, lid van het centraal comité van de Baath-partij, sterke man van de Republikeinse Garde; belangrijkste opdrachtgever van het harde optreden tegen de demonstranten.

09.05.2011

2.

Ali Mamlouk

Geboren op 19.2.1946 te Damascus; diplomatiek paspoort nr. 983

Chef van de algemene inlichtingendienst; chef van de Syrische inlichtingendienst sinds 2005; is betrokken bij het harde optreden tegen de demonstranten.

09.05.2011

3.

Mohammad Ibrahim Al-Chaar

 

Minister van Binnenlandse Zaken; is betrokken bij het harde optreden tegen de demonstranten.

09.05.2011

4.

Atef Najib

 

Voormalig hoofd politieke veiligheid in Deraa; is betrokken bij het harde optreden tegen de demonstranten.

09.05.2011

5.

Hafez Makhlouf

Geboren op 02.04.1971 te Damascus; diplomatiek paspoort nr. 2246

Kolonel die de leiding heeft over een eenheid van de Algemene Inlichtingendienst, afdeling Damascus; een van de getrouwen van Maher al-Assad; is betrokken bij het harde optreden tegen de demonstranten.

09.05.2011

6.

Mohammed Dib Zeitoun

 

Hoofd van de politieke veiligheid; is betrokken bij het harde optreden tegen de demonstranten.

09.05.2011

7.

Amjad Al-Abbas

 

Hoofd van de politieke veiligheid in Banyas, betrokken bij het harde optreden tegen de demonstranten in Baida.

09.05.2011

8.

Rami Makhlouf

Geboren op 10.07.1969 in Damascus, paspoort nr. 454224

Syrisch zakenman. Geassocieerd met Maher Al-Assad; financiert het regime en maakt daardoor het harde optreden tegen demonstranten mogelijk.

09.05.2011

9.

Abd Al-Fatah Qudsiyah

 

Hoofd Syrische militaire inlichtingendienst, en als zodanig betrokken bij het harde optreden tegen de burger-bevolking.

09.05.2011

10.

Jamil Hassan

 

Hoofd inlichtingendienst van de Syrische luchtmacht, en als zodanig betrokken bij het harde optreden tegen de burger-bevolking.

09.05.2011

11.

Rustum Ghazali

 

Hoofd Syrische militaire inlichtingendienst voor het plattelandsgebied rond Damascus, en als zodanig betrokken bij het harde optreden tegen de burgerbevolking.

09.05.2011

12.

Fawwaz Al-Assad

 

Betrokken bij het harde optreden tegen de burgerbevolking als lid van de Shabiha-militie.

09.05.2011

13.

Mundir Al-Assad

 

Betrokken bij het harde optreden tegen de burgerbevolking als lid van de Shabiha-militie.

09.05.2011