ISSN 1725-2598

doi:10.3000/17252598.L_2011.043.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 43

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

54e jaargang
17 februari 2011


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EU) nr. 137/2011 van de Commissie van 16 februari 2011 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2003/2003 van het Europees Parlement en de Raad inzake meststoffen met het oog op de aanpassing van de bijlagen I en IV daarbij aan de technische vooruitgang ( 1 )

1

 

*

Verordening (EU) nr. 138/2011 van de Commissie van 16 februari 2011 tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op bepaalde open weefsels van glasvezels van oorsprong uit de Volksrepubliek China

9

 

 

Verordening (EU) nr. 139/2011 van de Commissie van 16 februari 2011 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

26

 

 

Verordening (EU) nr. 140/2011 van de Commissie van 16 februari 2011 tot intrekking van de schorsing van de indiening van invoercertificaataanvragen voor suikerproducten in het kader van bepaalde tariefcontingenten

28

 

 

Verordening (EU) nr. 141/2011 van de Commissie van 16 februari 2011 tot wijziging van de bij Verordening (EU) nr. 867/2010 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor bepaalde producten uit de sector suiker voor het verkoopseizoen 2010/11

29

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit 2011/106/GBVB van de Raad van 15 februari 2011 tot verlenging van de looptijd en aanpassing van de maatregelen vastgesteld bij Besluit 2002/148/EG houdende afsluiting van het overleg met Zimbabwe krachtens artikel 96 van de ACS-EG-Partnerschapsovereenkomst

31

 

 

2011/107/EU

 

*

Besluit van de Commissie van 10 februari 2011 tot wijziging van Beschikking 2007/756/EG tot vaststelling van de gemeenschappelijke specificatie van het nationaal voertuigregister (Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 665)  ( 1 )

33

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

17.2.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 43/1


VERORDENING (EU) Nr. 137/2011 VAN DE COMMISSIE

van 16 februari 2011

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2003/2003 van het Europees Parlement en de Raad inzake meststoffen met het oog op de aanpassing van de bijlagen I en IV daarbij aan de technische vooruitgang

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 2003/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 inzake meststoffen (1), en met name artikel 31, leden 1 en 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 2003/2003 bepaalt dat een meststof die tot een in bijlage I bij die verordening vermeld type meststoffen behoort en aan de in die verordening vastgestelde voorwaarden voldoet, als „EG-meststof” mag worden aangeduid.

(2)

Calciumformiaat (CAS 544-17-2) is een meststof met secundaire nutriënten die in één lidstaat wordt gebruikt als bladmeststof voor de fruitteelt. De stof is onschadelijk voor het milieu en de menselijke gezondheid. Daarom moet calciumformiaat worden erkend als type „EG-meststof”, zodat deze gemakkelijker verkrijgbaar wordt voor landbouwers in de hele Unie.

(3)

De bepalingen over chelaten en oplossingen van micronutriënten moeten worden aangepast om het gebruik van meer dan een chelaatvormer mogelijk te maken, om gemeenschappelijke waarden voor het minimumgehalte aan in water oplosbare micronutriënten in te voeren en om te zorgen dat elke chelaatvormer die ten minste 1 % van de in water oplosbare micronutriënten cheleert en volgens EN-normen wordt geïdentificeerd en gekwantificeerd, op het etiket wordt vermeld. Er moet in een toereikende overgangsperiode worden voorzien om de marktdeelnemers in staat te stellen om hun voorraden meststoffen te verkopen.

(4)

Zinkoxidepoeder (CAS 1314-13-2) is een zinkmeststof die is opgenomen in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 2003/2003. Zinkoxide in poedervorm levert een stofrisico bij het gebruik op. Het gebruik van zinkoxide in de vorm van een stabiele suspensie in water neemt dit risico weg. Daarom moet de suspensie van zinkmeststof worden erkend als type „EG-meststof” om een veiliger gebruik van zinkoxide mogelijk te maken. Om flexibiliteit in de samenstellingen mogelijk te maken, moet het gebruik van zinkzouten en een of meer typen van zinkchelaten ook worden toegestaan in dergelijke op water gebaseerde suspensies.

(5)

Artikel 23, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2003/2003 omvat voorschriften voor de samenstelling en de etikettering van meststoffen met meer dan één micronutriënt, maar deze mengsels zijn nog niet opgenomen in de lijst van typen meststoffen van bijlage I. Meststoffen met meer dan een micronutriënt kunnen daarom niet worden verkocht als „EG-meststoffen”. Derhalve moeten typeaanduidingen van meststoffen met micronutriënten worden opgenomen in bijlage I voor vaste en vloeibare meststoffen.

(6)

Iminodibarnsteenzuur (hierna „IDHA” te noemen) is een chelaatvormer die in twee lidstaten is toegestaan voor toepassing op het blad, in de bodem, voor hydrocultuur en voor fertigatie. IDHA moet worden toegevoegd aan de lijst van toegelaten chelaatvormers in bijlage I om deze stof gemakkelijker verkrijgbaar te maken voor landbouwers in de hele Unie.

(7)

Artikel 29, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2003/2003 schrijft de controle van „EG-meststoffen” voor overeenkomstig de daarin beschreven analysemethoden. Sommige methoden zijn echter niet internationaal erkend. Het Europees Comité voor normalisatie heeft nu EN-normen ontwikkeld, die deze methoden moeten vervangen.

(8)

Gevalideerde methoden die als EN-normen zijn gepubliceerd, omvatten meestal een ringtest (interlaboratoriumtest) om de reproduceerbaarheid en de herhaalbaarheid van de analysemethoden in verschillende laboratoria te testen. Om de controleurs correct over de statistische betrouwbaarheid van EN-normen te informeren, moet dan ook een onderscheid worden gemaakt tussen gevalideerde EN-normen en niet-gevalideerde methoden om de EN-normen te helpen inventariseren die aan een interlaboratoriumtest zijn onderworpen.

(9)

Om de wetgeving te vereenvoudigen en een latere herziening te vergemakkelijken, moet de volledige tekst van de normen in bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 2003/2003 worden vervangen door verwijzingen naar de EN-normen die het Europees Comité voor normalisatie zal publiceren.

(10)

Verordening (EG) nr. 2003/2003 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(11)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het comité dat is opgericht bij artikel 32 van Verordening (EG) nr. 2003/2003,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijzigingen

1.   Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 2003/2003 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij deze verordening.

2.   Bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 2003/2003 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij deze verordening.

Artikel 2

Overgangsbepalingen

De punten a) tot en met e) van punt 2 van bijlage I zijn van toepassing vanaf 9 oktober 2012 op meststoffen die op de markt zijn gebracht vóór 9 maart 2011.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 februari 2011.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 304 van 21.11.2003, blz. 1.


BIJLAGE I

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 2003/2003 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In deel D worden de onderstaande punten 2.1 en 2.2 ingevoegd:

„2.1

Calciumformiaat

Langs chemische weg verkregen product dat als hoofdbestanddeel calciumformiaat bevat

33,6 % CaO

Calcium, uitgedrukt als in water oplosbaar CaO

56 % formiaat

 

Calciumoxide

Formiaat

2.2

Oplossing van calciumformiaat

Product verkregen door de oplossing van calciumformiaat in water

21 % CaO

Calcium, uitgedrukt als in water oplosbaar CaO

35 % formiaat

 

Calciumoxide

Formiaat”

2)

Punt E.1 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in punt E.1.2 worden de rubrieken 2 b) en 2 c) vervangen door:

„2 b)

Kobaltchelaat

In water oplosbaar product dat kobalt bevat dat chemisch aan toegelaten chelaatvormer(s) is gebonden

5 % in water oplosbaar kobalt, waarvan ten minste 80 % is gecheleerd door toegelaten chelaatvormer(s)

Naam van elke toegelaten chelaatvormer die ten minste 1 % in water oplosbaar kobalt cheleert en die volgens een Europese norm kan worden geïdentificeerd en gekwantificeerd

In water oplosbaar kobalt (Co)

Facultatief: Totaal kobalt (Co) gecheleerd door toegelaten chelaatvormers

Kobalt (Co) gecheleerd door elke toegelaten chelaatvormer die ten minste 1 % in water oplosbaar kobalt cheleert en die volgens een Europese norm kan worden geïdentificeerd en gekwantificeerd

2 c)

Oplossing van kobaltmeststof

Waterige oplossing van type 2 a) en/of 2 b)

2 % in water oplosbaar kobalt

Bij de aanduiding dienen te worden vermeld:

1.

de naam van het (de) anorganische anion(en)

2.

de naam van elke toegelaten chelaatvormer die ten minste 1 % in water oplosbaar kobalt cheleert (indien aanwezig) en die volgens een Europese norm kan worden geïdentificeerd en gekwantificeerd

In water oplosbaar kobalt (Co)

Facultatief: Totaal kobalt (Co) gecheleerd door toegelaten chelaatvormers

Kobalt (Co) gecheleerd door elke toegelaten chelaatvormer die ten minste 1 % in water oplosbaar kobalt cheleert en die volgens een Europese norm kan worden geïdentificeerd en gekwantificeerd”

b)

in punt E.1.3 worden de rubrieken 3 d) en 3 f) vervangen door:

„3 d)

Koperchelaat

In water oplosbaar product dat koper bevat dat chemisch aan toegelaten chelaatvormer(s) is gebonden

5 % in water oplosbaar koper, waarvan ten minste 80 % is gecheleerd door toegelaten chelaatvormer(s)

Naam van elke toegelaten chelaatvormer die ten minste 1 % in water oplosbaar koper cheleert en die volgens een Europese norm kan worden geïdentificeerd en gekwantificeerd

In water oplosbaar koper (Cu)

Facultatief: Totaal koper (Cu) gecheleerd door toegelaten chelaatvormers

Koper (Cu) gecheleerd door elke toegelaten chelaatvormer die ten minste 1 % in water oplosbaar koper cheleert en die volgens een Europese norm kan worden geïdentificeerd en gekwantificeerd

3 f)

Oplossing van kopermeststof

Waterige oplossing van type 3 a) en/of 3 d)

2 % in water oplosbaar koper

Bij de aanduiding dienen te worden vermeld:

1.

de naam van het (de) anorganische anion(en)

2.

de naam van elke toegelaten chelaatvormer die ten minste 1 % in water oplosbaar koper cheleert (indien aanwezig) en die volgens een Europese norm kan worden geïdentificeerd en gekwantificeerd

In water oplosbaar koper (Cu)

Facultatief: Totaal koper (Cu) gecheleerd door toegelaten chelaatvormers

Koper (Cu) gecheleerd door elke toegelaten chelaatvormer die ten minste 1 % in water oplosbaar koper cheleert en die volgens een Europese norm kan worden geïdentificeerd en gekwantificeerd”

c)

In punt E.1.4 worden de rubrieken 4 b) en 4 c) vervangen door:

„4 b)

IJzerchelaat

In water oplosbaar product dat ijzer bevat dat chemisch aan toegelaten chelaatvormer(s) is gebonden

5 % in water oplosbaar ijzer, waarvan de gecheleerde fractie ten minste 80 % is, en ten minste 50 % van het in water oplosbare ijzer is gecheleerd door toegelaten chelaatvormer(s)

Naam van elke toegelaten chelaatvormer die ten minste 1 % in water oplosbaar ijzer cheleert en die volgens een Europese norm kan worden geïdentificeerd en gekwantificeerd

In water oplosbaar ijzer (Fe)

Facultatief: Totaal ijzer (Fe) gecheleerd door toegelaten chelaatvormers

IJzer (Fe) gecheleerd door elke toegelaten chelaatvormer die ten minste 1 % in water oplosbaar ijzer cheleert en die volgens een Europese norm kan worden geïdentificeerd en gekwantificeerd

4 c)

Oplossing van ijzermeststof

Waterige oplossing van type 4 a) en/of 4 b)

2 % in water oplosbaar ijzer

Bij de aanduiding dienen te worden vermeld:

1.

de naam van het (de) anorganische anion(en)

2.

de naam van elke toegelaten chelaatvormer die ten minste 1 % in water oplosbaar ijzer cheleert (indien aanwezig) en die volgens een Europese norm kan worden geïdentificeerd en gekwantificeerd

In water oplosbaar ijzer (Fe)

Facultatief: Totaal ijzer (Fe) gecheleerd door toegelaten chelaatvormers

IJzer (Fe) gecheleerd door elke toegelaten chelaatvormer die ten minste 1 % in water oplosbaar ijzer cheleert en die volgens een Europese norm kan worden geïdentificeerd en gekwantificeerd”

d)

In punt E.1.5 worden de rubrieken 5 b) en 5 e) vervangen door:

„5 b)

Mangaanchelaat

In water oplosbaar product dat mangaan bevat dat chemisch aan toegelaten chelaatvormer(s) is gebonden

5 % in water oplosbaar mangaan, waarvan ten minste 80 % is gecheleerd door toegelaten chelaatvormer(s)

Naam van elke toegelaten chelaatvormer die ten minste 1 % in water oplosbaar mangaan cheleert en die volgens een Europese norm kan worden geïdentificeerd en gekwantificeerd

In water oplosbaar mangaan (Mn)

Facultatief: Totaal mangaan (Mn) gecheleerd door toegelaten chelaatvormers

Mangaan (Mn) gecheleerd door elke toegelaten chelaatvormer die ten minste 1 % in water oplosbaar mangaan cheleert en die volgens een Europese norm kan worden geïdentificeerd en gekwantificeerd

5 e)

Oplossing van mangaanmeststof

Waterige oplossing van type 5 a) en/of 5 b)

2 % in water oplosbaar mangaan

Bij de aanduiding dienen te worden vermeld:

1.

de naam van het (de) anorganische anion(en)

2.

de naam van elke toegelaten chelaatvormer die ten minste 1 % in water oplosbaar mangaan cheleert (indien aanwezig) en die volgens een Europese norm kan worden geïdentificeerd en gekwantificeerd

In water oplosbaar mangaan (Mn)

Facultatief: Totaal mangaan (Mn) gecheleerd door toegelaten chelaatvormers

Mangaan (Mn) gecheleerd door elke toegelaten chelaatvormer die ten minste 1 % in water oplosbaar mangaan cheleert en die volgens een Europese norm kan worden geïdentificeerd en gekwantificeerd”

e)

In punt E.1.7 worden de rubrieken 7 b) en 7 e) vervangen door:

„7 b)

Zinkchelaat

In water oplosbaar product dat zink bevat dat chemisch aan toegelaten chelaatvormer(s) is gebonden

5 % in water oplosbaar zink, waarvan ten minste 80 % is gecheleerd door toegelaten chelaatvormer(s)

Naam van elke toegelaten chelaatvormer die ten minste 1 % in water oplosbaar zink cheleert en die volgens een Europese norm kan worden geïdentificeerd en gekwantificeerd

In water oplosbaar zink (Zn)

Facultatief: Totaal zink (Zn) gecheleerd door toegelaten chelaatvormers

Zink (Zn) van elke toegelaten chelaatvormer die ten minste 1 % in water oplosbaar zink cheleert en die volgens een Europese norm kan worden geïdentificeerd en gekwantificeerd

7 e)

Oplossing van zinkmeststof

Waterige oplossing van type 7 a) en/of 7 b)

2 % in water oplosbaar zink

Bij de aanduiding dienen te worden vermeld:

1.

de naam van het (de) anorganische anion(en)

2.

de naam van elke toegelaten chelaatvormer die ten minste 1 % in water oplosbaar zink cheleert (indien aanwezig) en die volgens een Europese norm kan worden geïdentificeerd en gekwantificeerd

In water oplosbaar zink (Zn)

Facultatief: Totaal zink (Zn) gecheleerd door toegelaten chelaatvormers

Zink (Zn) gecheleerd door elke toegelaten chelaatvormer die ten minste 1 % in water oplosbaar zink cheleert en die volgens een Europese norm kan worden geïdentificeerd en gekwantificeerd”

f)

Aan punt E.1.7 wordt de volgende rubriek 7 f) toegevoegd:

„7 f)

Zinkmeststof in suspensie

Product verkregen door suspensie van type 7 a) en/of 7 c) en/of 7 b) in water

20 % zink totaal

Bij de aanduiding dienen te worden vermeld:

1.

de naam van de anionen

2.

de naam van elke toegelaten chelaatvormer die ten minste 1 % in water oplosbaar zink cheleert (indien aanwezig) en die volgens een Europese norm kan worden geïdentificeerd en gekwantificeerd

Zink (Zn) totaal

In water oplosbaar zink (Zn) (indien aanwezig)

Zink (Zn) gecheleerd door elke toegelaten chelaatvormer die ten minste 1 % in water oplosbaar zink cheleert en die volgens een Europese norm kan worden geïdentificeerd en gekwantificeerd”

3)

Punt E.2 wordt als volgt gewijzigd:

a)

de titel van punt E.2 wordt vervangen door:

„E.2.   Minimumgehalte aan micronutriënten in massapercenten van de meststof; typen meststoffen met meer dan één micronutriënt”;

b)

de titel van punt E.2.1 wordt vervangen door:

„E.2.1.   Minimumgehalte aan micronutriënten in meststoffen met meer dan één micronutriënt in vaste of vloeibare vorm in massapercenten van de meststof”;

c)

in punt E.2.1 worden de twee zinnen onder de tabel geschrapt;

d)

de titel van punt E.2.2 wordt vervangen door:

„E.2.2.   Minimumgehalte aan micronutriënten in EG-meststoffen die primaire en/of secundaire nutriënten met micronutriënten bevatten en in de bodem worden gebracht, in massapercenten van de meststof”;

e)

de titel van punt E.2.3 wordt vervangen door:

„E.2.3.   Minimumgehalte aan micronutriënten in EG-meststoffen die primaire en/of secundaire nutriënten met micronutriënten bevatten en op bladeren worden gesproeid, in massapercenten van de meststof”;

f)

het volgende punt E.2.4 wordt toegevoegd:

„E.2.4.   Meststoffen in vaste of vloeibare vorm met meer dan een micronutriënt

Nr.

Typeaanduiding

Bereidingswijze en hoofdbestanddelen

Minimumtotaalgehalte aan micronutriënten (in massapercenten)

Aanduiding van de nutriënten

Andere criteria

Andere gegevens over de typeaanduiding

Nutriënten waarvan het gehalte moet worden aangegeven

Vorm en oplosbaarheid van de nutriënten

Overige criteria

1

2

3

4

5

6

1

Mengsel van micronutriënten

Product verkregen door het mengen van twee of meer meststoffen van type E 1

Totaal aan micronutriënten 5 massapercenten van de meststof

Individueel micronutriënt overeenkomstig punt E.2.1

Bij de aanduiding dienen te worden vermeld:

1.

de namen van de anorganische anionen (indien aanwezig)

2.

de namen van de toegelaten chelaatvormers (indien aanwezig)

Totaalgehalte van elk nutriënt

In water oplosbaar gehalte van elk nutriënt (indien aanwezig)

Micronutriënt gecheleerd door elke toegelaten chelaatvormer (indien aanwezig)

2

Vloeibaar mengsel van micronutriënten

Product verkregen door oplossing of suspensie van twee of meer meststoffen van type E 1 in water

Totaal aan micronutriënten: 2 massapercenten van de meststof

Individueel micronutriënt overeenkomstig punt E.2.1

Bij de aanduiding dienen te worden vermeld:

1.

de namen van de anorganische anionen (indien aanwezig)

2.

de namen van de toegelaten chelaatvormers (indien aanwezig)

Totaalgehalte van elk nutriënt

In water oplosbaar gehalte van elk nutriënt (indien aanwezig)

Micronutriënt gecheleerd door elke toegelaten chelaatvormer (indien aanwezig)”

4)

Aan punt E.3.1 wordt de volgende rubriek toegevoegd:

„Iminodibarnsteenzuur;

IDHA

C8H11O8N

131669-35-7”.


BIJLAGE II

Bijlage IV, deel B, bij Verordening (EG) nr. 2003/2003 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Methode 2.6.2 wordt vervangen door:

Methode 2.6.2

Bepaling van stikstof totaal in meststoffen waarin de stikstof uitsluitend in de vorm van nitraat, ammonium en ureum voorkomt, door middel van twee verschillende methoden

EN 15750: Meststoffen. Bepaling van stikstof totaal in meststoffen waarin stikstof uitsluitend in de vorm van nitraat, ammonium en ureum voorkomt, door middel van twee verschillende methoden

Deze analysemethode is aan een ringtest onderworpen.”.

2)

De volgende methode 2.6.3 wordt toegevoegd:

Methode 2.6.3

Bepaling van ureumcondensaten met behulp van HPLC — Isobutylideendiureum en crotonyliden-ediureum (methode A) en methyleenureum-oligomeren (methode B)

EN 15705: Meststoffen. Bepaling van ureumcondensaten met behulp van hogeprestatievloeistofchromatografie (HPLC). Isobutylideendiureum en crotonylidenediureum (methode A) en oligomeren van methyleenureum (methode B)

Deze analysemethode is aan een ringtest onderworpen.”.

3)

De volgende titel van methode 5 wordt ingevoegd:

„Koolstofdioxide”

4)

De volgende methode 5.1 wordt ingevoegd:

Methode 5.1

Bepaling van koolstofdioxide — Deel I: methode voor vaste meststoffen

EN 14397-1: Meststoffen en kalkmeststoffen. Bepaling van koolstofdioxide. Deel I: methode voor vaste meststoffen

Deze analysemethode is aan een ringtest onderworpen.”.

5)

Methode 8.9 wordt vervangen door:

Methode 8.9

Bepaling van het gehalte aan sulfaten met behulp van drie verschillende methoden

EN 15749: Meststoffen. Bepaling van het gehalte aan sulfaten met behulp van drie verschillende methoden

Deze analysemethode is aan een ringtest onderworpen.”.


17.2.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 43/9


VERORDENING (EU) Nr. 138/2011 VAN DE COMMISSIE

van 16 februari 2011

tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op bepaalde open weefsels van glasvezels van oorsprong uit de Volksrepubliek China

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) („de basisverordening”), en met name artikel 7,

Na raadpleging van het Raadgevend Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

A.   PROCEDURE

1.   Inleiding van de procedure

(1)

Op 20 mei 2010 heeft de Europese Commissie („de Commissie”) met een bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie  (2) („bericht van inleiding”) de inleiding van een antidumpingprocedure betreffende de invoer van bepaalde open weefsels van glasvezels van oorsprong uit de Volksrepubliek China („de VRC” of „het betrokken land”) aangekondigd.

(2)

De antidumpingprocedure is ingeleid ingevolge een klacht die op 6 april 2010 is ingediend door Saint-Gobain Vertex s.r.o., Tolnatex Fonalfeldolgozo es Muszakiszovetgyarto, Valmieras „Stikla Skiedra” AS en Vitrulan Technical Textiles GmbH („de klagers”), die samen een groot deel, in dit geval meer dan 25 %, van de totale productie van bepaalde open weefsels in de Unie voor hun rekening nemen. Het bij die klacht gevoegde voorlopige bewijsmateriaal betreffende de dumping van het product en de daaruit voortvloeiende aanmerkelijke schade werd voldoende geacht om een antidumpingprocedure in te leiden.

2.   Partijen bij de procedure

(3)

De Commissie heeft de klagers, andere haar bekende producenten in de Unie, de haar bekende producenten-exporteurs in de VRC, de vertegenwoordigers van de VRC en de haar bekende importeurs en gebruikers van de inleiding van de procedure in kennis gesteld. De Commissie heeft producenten in de Verenigde Staten van Amerika (VS), Canada, Kroatië, Turkije en Thailand ook van de inleiding van de procedure in kennis gesteld omdat dit mogelijke referentielanden zijn. Belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld om binnen de in het bericht van opening vermelde termijn hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en te verzoeken te worden gehoord. Alle belanghebbenden die daar met opgave van redenen om hadden verzocht, werden gehoord.

(4)

Gezien het blijkbaar grote aantal producenten-exporteurs in de VRC en niet-verbonden importeurs en producenten in de Unie, werd in het bericht van inleiding overwogen om overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening voor de vaststelling van dumping en schade gebruik te maken van steekproeven. Om de Commissie in staat te stellen te beslissen of een steekproef noodzakelijk was — en, zo ja, deze ook samen te stellen — werd aan alle haar bekende producenten-exporteurs in de VRC, importeurs en producenten in de Unie gevraagd zich bij de Commissie kenbaar te maken en haar, zoals vermeld in het bericht van inleiding, basisinformatie te verstrekken over hun activiteiten in verband met het betrokken product tijdens de periode van 1 april 2009 tot en met 31 maart 2010. De autoriteiten van de VRC werden eveneens geraadpleegd.

(5)

Bij de steekproefprocedure heeft de Commissie zestien reacties ontvangen van producenten-exporteurs in de VRC; deze vertegenwoordigden 86 % van de invoer tijdens het onderzoektijdvak zoals gedefinieerd in de volgende overweging. Bijgevolg wordt de medewerking geacht hoog te zijn.

(6)

Overeenkomstig artikel 17, lid 1, van de basisverordening heeft de Commissie, voor de uitvoer van het betrokken product naar de Unie, een steekproef van producenten-exporteurs samengesteld op basis van de grootste representatieve exporthoeveelheid die binnen de beschikbare tijd redelijkerwijs kon worden onderzocht. De samengestelde steekproef bestaat uit twee individuele producenten-exporteurs en een groep van producenten-exporteurs die vier verbonden ondernemingen telt, en vertegenwoordigt 42 % van de invoer in de Unie tijdens het onderzoektijdvak (OT) zoals gedefinieerd in overweging 13. Overeenkomstig artikel 17, lid 2, van de basisverordening werd met de betrokken partijen en met de autoriteiten van de VRC overleg gepleegd over de samenstelling van de steekproef; zij maakten geen bezwaar tegen de selectie.

(7)

Twaalf producenten van de bedrijfstak van de Unie verstrekten de verlangde informatie en stemden ermee in te worden opgenomen in de steekproef. Op grond daarvan heeft de Commissie een steekproef samengesteld met de vier grootste producenten in de Unie wat de verkoop en de productie betreft, die samen 70 % van de totale verkoop van de bedrijfstak van de Unie vertegenwoordigden zoals gedefinieerd in overweging 59.

(8)

Slechts vier niet-verbonden importeurs hebben binnen de in het bericht van inleiding genoemde termijn de vereiste informatie verstrekt. Daarom werd besloten dat een steekproefselectie van niet-verbonden importeurs niet nodig was.

(9)

Om de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs in de VRC in staat te stellen desgewenst een verzoek om behandeling als marktgerichte onderneming („BMO”) of individuele behandeling („IB”) in te dienen, heeft de Commissie de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs de desbetreffende formulieren toegezonden. Alle in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs vroegen overeenkomstig artikel 2, lid 7, van de basisverordening om BMO of, indien uit het onderzoek zou blijken dat zij niet aan de criteria voor BMO voldeden, om IB. Voorts vroeg een producent-exporteur die bestond uit een groep van verbonden ondernemingen en die niet in de steekproef was opgenomen, overeenkomstig artikel 17, lid 3, van de basisverordening om een individueel onderzoek.

(10)

De Commissie heeft vragenlijsten toegestuurd aan de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs, aan de niet in de steekproef opgenomen producent-exporteur die om een individueel onderzoek had verzocht, aan de vier in de steekproef opgenomen producenten in de Unie, aan de vier medewerkende niet-verbonden importeurs en aan alle haar bekende gebruikers in de Unie. Er zijn ook vragenlijsten toegestuurd aan producenten in de VS, een land dat zoals in het bericht van inleiding was vermeld als referentieland was voorgesteld, en aan producenten in andere mogelijke referentielanden. De Commissie heeft antwoorden op de vragenlijst ontvangen van in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs in de VRC, van de ene medewerkende producent die om een individueel onderzoek had verzocht, van één producent in de VS en van één producent in Canada, dat zoals in overweging 43 wordt uiteengezet ook een mogelijk referentieland was, van alle in de steekproef opgenomen producenten in de Unie en van vier niet-verbonden importeurs. Er zijn geen gebruikers die de Commissie informatie hebben verstrekt en er hebben zich in de loop van het onderzoek ook geen andere gebruikers gemeld.

(11)

De Commissie heeft alle gegevens die voor de BMO/IB-analyse en voor een voorlopige vaststelling van dumping, schade als gevolg hiervan en het belang van de Unie nodig werden geacht, ingewonnen en gecontroleerd, en heeft bij de volgende ondernemingen ter plaatse een controle uitgevoerd:

a)

producenten-exporteurs in de VRC:

Yuyao Mingda Fiberglass Co., Ltd

Ningbo Weishan Duo Bao Building Materials Co., Ltd

Grand Composite Group, die bestaat uit:

Grand Composite Co. Ltd

Ningbo Grand Fiberglass Co. Ltd

Ningbo Grand Industrial Co. Ltd

b)

producenten in de Unie:

Saint Gobain Vertex s.r.o, Tsjechië

Tolnatex Fonalfeldolgozo es Muszakiszovetgyarto, Hongarije

Vitrulan Technical Textiles GmbH, Duitsland

Valmieras Stikla Skiedra AS, Letland

c)

niet-verbonden importeurs:

Masterplast, Hongarije.

(12)

Daar voor het vaststellen van de normale waarde voor producenten-exporteurs in de VRC waaraan geen BMO kon worden toegekend, gebruik moest worden gemaakt van gegevens over Canada als referentieland, vond een controlebezoek plaats in de onderstaande onderneming:

d)

producent in het referentieland:

Saint Gobain Technical Fabrics, Midland, Canada.

3.   Onderzoektijdvak

(13)

Het onderzoek naar de dumping en schade had betrekking op de periode van 1 april 2009 tot en met 31 maart 2010 („het onderzoektijdvak” of „OT”). Het onderzoek naar de ontwikkelingen die relevant zijn voor de schadebeoordeling had betrekking op de periode van 1 januari 2006 tot het eind van het onderzoektijdvak („de beoordelingsperiode”).

B.   BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

1.   Betrokken product

(14)

Dit onderzoek heeft betrekking op open weefsels van glasvezels, met een celgrootte van meer dan 1,8 mm in zowel lengte als breedte en met een gewicht van meer dan 35 g/m2 van oorsprong uit de VRC („het betrokken product”), momenteel ingedeeld onder de GN codes ex 7019 40 00, ex 7019 51 00, ex 7019 59 00, ex 7019 90 91 en ex 7019 90 99.

(15)

Open weefsels worden gemaakt van glasvezelgarens en bestaan in verschillende celgrootten en gewichten per vierkante meter. Zij worden meestal gebruikt als versterkingsmateriaal in de bouwsector (externe thermische isolatie, versterking van marmer/vloeren, herstelling van muren).

(16)

Na de inleiding van de procedure heeft een producent-exporteur van glasvezelschijven in de VRC gevraagd of deze productsoort onder de productomschrijving valt. De bedrijfstak van de Unie is geraadpleegd en was van oordeel dat dergelijke schijven als downstreamproducten kunnen worden beschouwd en bijgevolg niet noodzakelijk onder de productomschrijving vallen. Aangezien de Commissie in deze fase van de procedure nog niet over voldoende informatie beschikt om tot een definitieve conclusie inzake de basiskenmerken van glasvezelschijven te komen, is besloten deze voorlopig te behandelen alsof zij onder de productomschrijving vallen, in afwachting dat tijdens het verdere onderzoek bij belanghebbenden extra informatie en overwegingen worden verzameld.

2.   Soortgelijk product

(17)

Uit het onderzoek is gebleken dat open weefsels van glasvezels die in de VRC en in het voorlopige referentieland Canada worden geproduceerd en aldaar op de binnenlandse markt worden verkocht, in wezen dezelfde fysische, chemische en technische basiseigenschappen hebben en voor dezelfde basisdoeleinden worden gebruikt als open weefsels van glasvezels die door de bedrijfstak van de Unie in de Unie worden geproduceerd en aldaar worden verkocht. Deze producten worden voorlopig beschouwd als gelijk in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening.

C.   DUMPING

1.   Algemene werkwijze

(18)

De hieronder beschreven algemene werkwijze is op de medewerkende producenten-exporteurs in de VRC toegepast om vast te stellen of zij al dan niet aan dumping deden.

2.   Behandeling als marktgerichte onderneming (BMO)

(19)

Op grond van artikel 2, lid 7, onder b), van de basisverordening wordt bij antidumpingonderzoeken betreffende producten van oorsprong uit de VRC de normale waarde voor producenten die aan de criteria van lid 7, onder c), van dat artikel voldoen, overeenkomstig de leden 1 tot en met 6 van dat artikel vastgesteld. Voor de duidelijkheid zijn deze criteria hieronder nog eens kort samengevat:

1)

besluiten van ondernemingen zijn een reactie op marktsignalen, zonder staatsinmenging van betekenis, en kosten weerspiegelen de marktprijzen;

2)

ondernemingen beschikken over een duidelijke basisboekhouding die onder controle staat van een onafhankelijke instantie in overeenstemming met de internationale standaarden voor jaarrekeningen en die alle terreinen bestrijkt;

3)

er zijn geen verstoringen van betekenis die nog voortvloeien uit het vroegere systeem zonder markteconomie;

4)

de betrokken bedrijven zijn onderworpen aan faillissements- en eigendomswetten die stabiliteit en juridische zekerheid verschaffen, en

5)

omrekening van munteenheden geschiedt tegen de marktkoers.

(20)

Alle in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs hebben in het kader van dit onderzoek om BMO overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder b), van de basisverordening verzocht en binnen de vastgestelde termijn het desbetreffende aanvraagformulier beantwoord.

(21)

Voor alle bovenvermelde in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs heeft de Commissie alle gegevens verzameld die zij nodig achtte, en heeft zij de in het aanvraagformulier voor BMO verstrekte gegevens en alle andere nodig geachte gegevens bij de onderstaande ondernemingen ter plaatse gecontroleerd:

Yuyao Mingda Fiberglass Co., Ltd

Ningbo Weishan Duo Bao Building Materials Co., Ltd

Grand Composite Group, die bestaat uit:

Grand Composite Co. Ltd

Ningbo Grand Fiberglass Co. Ltd

Ningbo Grand Industrial Co. Ltd

de vierde onderneming van de in de steekproef opgenomen groep van verbonden ondernemingen bevindt zich op de Britse Maagdeneilanden; de BMO-evaluatie had bijgevolg geen betrekking op deze onderneming.

(22)

Uit het onderzoek is aanvankelijk gebleken dat twee in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs in de VRC aan alle criteria van de in artikel 2, lid 7, onder c), van de basisverordening opgenomen criteria voor toekenning van BMO voldeden, terwijl de derde in de steekproef opgenomen producent-exporteur, die uit een groep van verbonden ondernemingen bestond, niet voldeed aan het tweede criterium, die betrekking heeft op de internationale standaarden voor jaarrekeningen. Er werd met name vastgesteld dat bepaalde kosten, inkomsten en rekeningen de werkelijke financiële situatie van de ondernemingen in de groep niet nauwkeurig weergaven. Bovendien werd in het auditverslag niet vermeld dat de rekeningen niet volledig waren.

(23)

De Commissie heeft de bevindingen van het BMO-onderzoek officieel bekendgemaakt aan de betrokken producenten-exporteurs in de VRC en aan de klagers. Zij kregen ook de gelegenheid om hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en te verzoeken te worden gehoord indien daar bijzondere redenen voor waren.

(24)

Na de mededeling van de BMO-bevindingen werden alleen opmerkingen ontvangen van de in de steekproef opgenomen producent-exporteur/groep waaraan geen BMO was toegekend. Deze opmerkingen leidden evenwel niet tot een wijziging van de bevindingen hieromtrent, aangezien zij de tekortkomingen niet weerlegden, maar algemene toelichtingen verstrekten over het feit dat slechts één privépersoon zeggenschap had over de hele groep en de ondernemingen in de groep zich ingevolge het integratieproces van de ondernemingen in een overgangsfase bevonden.

(25)

Net voordat de controlebezoeken in verband met dumping zouden plaatsvinden, heeft de Commissie een aantal argumenten ontvangen, die in één geval waren gestaafd met documentatie over twee producenten-exporteurs in de VRC aan wie aanvankelijk BMO zou worden toegekend. Deze argumenten werden tijdens de controlebezoeken in verband met dumping onderzocht.

(26)

Met betrekking tot de eerste producent-exporteur werd specifiek geargumenteerd dat deze in zijn BMO-aanvraagformulier en tijdens het BMO-controlebezoek vervalste statuten had overgelegd. Kopieën van de naar verluidt echte statuten en de overeenkomstige joint-ventureovereenkomst tussen de aandeelhouders van de onderneming werden aan de Commissie overgelegd. Tijdens het controlebezoek in verband met dumping heeft de producent-exporteur een eensluidend afschrift van zijn bij de plaatselijke autoriteiten geregistreerde statuten verstrekt; het ging daarbij om hetzelfde niet gedateerde document dat de onderneming in haar BMO-aanvraagformulier en tijdens het BMO-controlebezoek had overgelegd.

(27)

Uit de vergelijking van dit document met het document dat, zoals beschreven in de overwegingen 25 en 26, aan de Commissie is overgelegd, is gebleken dat de data verschillen, alsook de betrokken partijen en sommige bepalingen inzake beperkingen wat het inhuren van arbeidskrachten betreft. Voorts werden tussen de joint-ventureovereenkomst die samen met het BMO-aanvraagformulier van de onderneming werd ingediend en die welke de Commissie heeft ontvangen verschillen vastgesteld wat de beperkingen van de verkoop betreft.

(28)

De Commissie heeft deze producent-exporteur een brief gestuurd waarin hij erop werd gewezen dat deze informatie aanleiding kon geven tot de toepassing van artikel 18 van de basisverordening en waarin hij werd verzocht nadere toelichtingen te verstrekken. Het antwoord van de producent-exporteur bevatte onvoldoende verklaringen voor de verschillen om de twijfels weg te nemen over de echtheid van de aanvankelijk verstrekte documenten en informatie die de producent-exporteur in zijn BMO-aanvraagformulier heeft verstrekt.

(29)

Met betrekking tot de tweede producent-exporteur werd specifiek geargumenteerd dat de gecontroleerde rekeningen vervalst waren. Dit argument werd ter plaatse gecontroleerd en er werden discrepanties vastgesteld met de saldi die van de niet gecontroleerde rekeningen van 2006 waren overgedragen naar de eerste gecontroleerde jaarrekening van 2007. Bovendien zijn voor 2007 en 2008 in de boekhouding van de onderneming geen auditkosten of -betalingen opgenomen.

(30)

De Commissie heeft ook aan deze producent-exporteur een brief gestuurd waarin hij over de ter plaatse vastgestelde discrepanties werd ingelicht en werd verzocht toelichtingen te verstrekken. Hij werd er ook op gewezen dat deze nieuwe bevindingen aanleiding konden geven tot de toepassing van artikel 18 van de basisverordening. Het antwoord van de producent-exporteur bevatte geen extra informatie die de twijfels omtrent de accuraatheid en volledigheid van de cijfers in zijn jaarrekening konden opheffen. Wel in tegendeel: de producent-exporteur gaf in zijn antwoord toe dat er twee boekhoudingen met verschillende cijfers voor 2006 bestonden en dat zijn rekeningen voor 2007 en 2008 fouten bevatten die de auditor niet had gemeld.

(31)

Op grond van de hierboven vermelde nieuwe bevindingen heeft de Commissie geoordeeld dat de eerste producent-exporteur tijdens het onderzoek misleidende informatie had verstrekt. Op basis daarvan is beslist artikel 18 van de basisverordening toe te passen en het oorspronkelijke voorstel om BMO toe te kennen, te herroepen.

(32)

Voor de tweede producent-exporteur is beslist BMO te weigeren omdat hij niet aan het tweede criterium van de BMO-evaluatie voldeed.

3.   Individuele behandeling („IB”)

(33)

Op grond van artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening moet voor landen waarop die bepaling van toepassing is, een voor het gehele land geldend recht worden vastgesteld, maar kunnen ondernemingen die kunnen aantonen dat zij aan de criteria van artikel 9, lid 5, van de basisverordening voldoen, daarvan worden uitgezonderd. Gemakshalve worden deze criteria hieronder in het kort weergegeven:

in het geval van ondernemingen of joint ventures die geheel of gedeeltelijk in buitenlandse handen zijn, zijn exporteurs vrij om kapitaal en winsten te repatriëren;

de uitvoerprijzen en -hoeveelheden en de verkoopvoorwaarden worden vrij vastgesteld;

de meerderheid van de aandeelhouders zijn particulieren. Staatsambtenaren die deel uitmaken van de raad van bestuur of die leidinggevende functies vervullen, moeten in de minderheid zijn of er moet worden aangetoond dat de onderneming niettemin voldoende vrij is van staatsinmenging;

bij de omrekening van valuta's worden marktkoersen gebruikt, en

de staatsinmenging is niet dusdanig dat maatregelen ontweken kunnen worden indien voor individuele exporteurs een ander recht wordt vastgesteld.

(34)

De drie in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs die om BMO hebben verzocht, verzochten eveneens om IB voor het geval hen geen BMO zou worden toegekend. Op grond van de bovenstaande bevindingen is artikel 18 van de basisverordening toegepast op de eerste producent-exporteur, en is bijgevolg IB geweigerd. De tweede producent-exporteur bleek aan de voorwaarden van artikel 9, lid 5, van de basisverordening te voldoen en aan hem kon dus IB worden toegekend.

(35)

Voor de derde producent-exporteur (de groep van ondernemingen) die niet aan de criteria voor BMO bleek te voldoen, heeft de Commissie beslist IB toe te kennen, aangezien de onderneming aan de criteria van artikel 9, lid 5, van de basisverordening bleek te voldoen.

(36)

Op grond van de beschikbare informatie is voorlopig geconcludeerd dat de volgende twee producenten-exporteurs in de VRC, die in de steekproef zijn opgenomen, voldoen aan alle criteria voor IB van artikel 9, lid 5, van de basisverordening:

Yuyao Mingda Fiberglass Co., Ltd

Grand Composite Group, die bestaat uit:

Grand Composite Co. Ltd

Ningbo Grand Fiberglass Co. Ltd

Ningbo Grand Industrial Co. Ltd.

4.   Individueel onderzoek

(37)

De niet in de steekproef opgenomen groep van verbonden ondernemingen die om een individueel onderzoek heeft verzocht, heeft ook om BMO of IB verzocht indien uit het onderzoek zou blijken dat hij niet aan de criteria voor BMO voldoet, en heeft binnen de vastgestelde termijn het BMO-aanvraagformulier beantwoord.

(38)

De informatie die de onderneming die om een individueel onderzoek had verzocht in het BMO-aanvraagformulier heeft verstrekt, is niet gecontroleerd. Deze informatie zal later worden onderzocht.

5.   Normale waarde

a)   Keuze van het referentieland

(39)

Overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening moet de normale waarde voor producenten-exporteurs aan wie geen BMO werd toegekend, worden vastgesteld op grond van de binnenlandse prijzen of een berekende normale waarde in een referentieland.

(40)

In het bericht van inleiding had de Commissie haar voornemen bekendgemaakt om de Verenigde Staten van Amerika als referentieland te kiezen voor het vaststellen van de normale waarde voor de VRC; belanghebbenden konden over deze keuze opmerkingen maken.

(41)

Vier medewerkende producenten-exporteurs hebben verklaard dat de VS geen geschikt referentieland zou zijn omdat de glasvezelgarens — de belangrijkste grondstof voor de vervaardiging van het betrokken product — die in de VS worden gebruikt van een andere, duurdere glassoort zijn dan het soort dat de Chinese producenten-exporteurs gebruiken. Zij hebben ook voorgesteld Turkije en Thailand als referentielanden te gebruiken omdat de producenten van het betrokken product in deze twee landen hetzelfde soort glasvezelgarens gebruiken als de Chinese producenten-exporteurs.

(42)

De Commissie heeft onderzocht of andere landen als referentieland een redelijke keuze zouden zijn, en heeft vragenlijsten toegestuurd aan de producenten van het betrokken product in Canada, Kroatië, Turkije en Thailand. Slechts één van de producenten van het betrokken product in de VS en de enige producent in Canada hebben de vragenlijsten beantwoord.

(43)

Zowel de Canadese markt als de markt van de VS zijn onderzocht om te bepalen of zij een geschikt referentieland zouden zijn. Hoewel er in Canada slechts één producent van het betrokken product is, is vastgesteld dat dit land een open markt heeft zonder invoerrechten en dat de concurrentie op de markt wordt gegarandeerd door een aanzienlijke invoer van het betrokken product uit verschillende derde landen. Bovendien is vastgesteld dat de Canadese producent alle soorten van het betrokken product vervaardigt, dit in tegenstelling tot de producent in de VS, die maar één soort van het betrokken product vervaardigt, waardoor voor elke soort van het betrokken product een normale waarde kan worden berekend. Uit het onderzoek is gebleken dat Canada voor de vaststelling van de normale waarde voorlopig als een geschikt referentieland kan worden beschouwd.

(44)

De gegevens die in het antwoord van de medewerkende Canadese producent werden geleverd, werden ter plaatse gecontroleerd en betrouwbaar bevonden om er een normale waarde op te baseren.

(45)

Daarom wordt voorlopig geconcludeerd dat Canada een geschikt en redelijk referentieland is overeenkomstig artikel 2, lid 7, van de basisverordening.

b)   Vaststelling van de normale waarde

(46)

Overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening werd de normale waarde vastgesteld aan de hand van de gecontroleerde gegevens van de producent in het referentieland, zoals hieronder uiteengezet.

(47)

De omvang van de binnenlandse verkoop van de Canadese producent van het soortgelijke product werd representatief geacht in vergelijking met de omvang van de uitvoer naar de Unie van het soortgelijke product door de medewerkende producenten-exporteurs.

(48)

In het onderzoektijdvak bleek de verkoop aan niet-verbonden afnemers op de binnenlandse markt voor alle soorten van het soortgelijke product die door de Canadese producent werden vervaardigd, in het kader van normale handelstransacties te hebben plaatsgevonden. Wegens de kwaliteitsverschillen tussen het in Canada vervaardigde en verkochte soortgelijke product en het betrokken product uit de VRC werd het passender geacht de normale waarde door berekening vast te stellen om met die verschillen rekening te kunnen houden en een eerlijke vergelijking te garanderen zoals beschreven in overweging 52.

(49)

Overeenkomstig artikel 2, lid 6, onder c), van de basisverordening zijn de bedragen van de VAA-kosten en de winst vastgesteld op basis van de gegevens van de Canadese producent.

c)   Uitvoerprijzen voor de producenten-exporteurs aan wie IB werd toegekend

(50)

Aangezien twee van de in de steekproef opgenomen medewerkende producenten-exporteurs aan wie IB werd toegekend rechtstreeks uitvoerden naar onafhankelijke afnemers in de Unie, werden de uitvoerprijzen overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverordening gebaseerd op de werkelijk betaalde of te betalen prijs voor het betrokken product.

d)   Vergelijking

(51)

De normale waarde en de uitvoerprijs werden vergeleken op basis van de prijs af fabriek.

(52)

Om een billijke vergelijking tussen de normale waarde en de uitvoerprijs te kunnen maken, werden overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening correcties toegepast om rekening te houden met verschillen die van invloed zijn op de prijzen en de vergelijkbaarheid van de prijzen. De normale waarde werd gecorrigeerd voor verschillen in kwaliteit van inputs zoals chemische stoffen, coating en grondstoffen (de voor de garens gebruikte glassoort). Waar nodig werden nog andere correcties toegepast voor indirecte belastingen, vervoer over zee, verzekering, lading, overlading, lossing en aanverwante kosten, verpakking, krediet, bankkosten en commissies in alle gevallen waarin deze redelijk en accuraat werden bevonden en met gecontroleerd bewijsmateriaal werden gestaafd.

6.   Dumpingmarges

a)   Voor de in de steekproef opgenomen medewerkende producenten-exporteurs aan wie IB werd toegekend

(53)

Op grond van artikel 2, leden 11 en 12, van de basisverordening werden de dumpingmarges voor de twee in de steekproef opgenomen medewerkende producenten-exporteurs aan wie IB werd toegekend vastgesteld door vergelijking van een gewogen gemiddelde normale waarde voor het referentieland met voor elke onderneming de gewogen gemiddelde prijs van het betrokken product bij uitvoer naar de Unie, zoals hierboven vastgesteld.

(54)

Op grond hiervan bedragen de voorlopige dumpingmarges, in procenten van de cif-prijs grens Unie, vóór inklaring:

Onderneming

Voorlopige dumpingmarge

Yuyao Mingda Fiberglass Co. Ltd

62,9 %

Grand Composite Co. Ltd en haar verbonden onderneming Ningbo Grand Fiberglass Co. Ltd

48,4 %

b)   Voor alle andere producenten-exporteurs

(55)

De dumpingmarge voor medewerkende producenten-exporteurs in de VRC die niet in de steekproef waren opgenomen, werd overeenkomstig artikel 9, lid 6, van de basisverordening berekend als een gemiddelde van de twee in de steekproef opgenomen producenten aan wie IB was toegekend.

(56)

Voor de berekening van de dumpingmarge voor het hele land, die voor alle andere niet-medewerkende producenten-exporteurs in de VRC geldt, alsook voor de in de steekproef opgenomen producent-exporteur op wie artikel 18 van de basisverordening is toegepast, is eerst het niveau van samenwerking vastgesteld door het door de medewerkende producenten-exporteurs gemelde volume van de uitvoer naar de Unie te vergelijken met dat in de Eurostat-statistieken.

(57)

Gezien de hoge mate van medewerking aan het onderzoek — de medewerkende ondernemingen namen ongeveer 86 % van alle invoer uit de VRC tijdens het OT voor hun rekening — werd de dumpingmarge voor het hele land vastgesteld door de hoogste marge te gebruiken die werd geconstateerd voor de twee producenten-exporteurs aan wie IB was toegekend.

(58)

De voorlopige gewogen gemiddelde dumpingmarge van de steekproef en het niveau van dumping voor het hele land, uitgedrukt in procenten van de cif-prijs, grens Unie, vóór inklaring, zijn als volgt:

Gewogen gemiddelde dumpingmarge van de steekproef voor de medewerkende producenten-exporteurs die niet in de steekproef zijn opgenomen (zie bijlage I)

57,7 %

Residuele dumpingmarge voor niet-medewerkende producenten-exporteurs en voor Ningbo Weishan Duo Bao Building Materials Co Ltd

62,9 %

D.   SCHADE

1.   Productie in de Unie

(59)

Gedurende het OT werd het soortgelijke product vervaardigd door 19 producenten in de Unie. Deze producenten maken de totale productie van de bedrijfstak van de Unie uit in de zin van artikel 4, lid 1, van de basisverordening. Aangezien van alle 19 producenten die de klacht steunden informatie is verzameld of beschikbaar was, worden die producenten hierna „de bedrijfstak van de Unie” genoemd.

(60)

Zoals vermeld in overweging 7, hebben twaalf producenten in de Unie de verlangde informatie verstrekt en ermee ingestemd in de steekproef te worden opgenomen. Er is een steekproef van vier producenten samengesteld, die ongeveer 70 % van de totale geschatte productie in de Unie vertegenwoordigt.

2.   Verbruik in de Unie

(61)

De berekening van het verbruik in de Unie is gebaseerd op cijfers in de klacht, aangevuld met gecontroleerde cijfers van producenten en importeurs die aan het onderzoek hebben meegewerkt. Het verbruik in de Unie werd bijgevolg vastgesteld op basis van het verkoopvolume in de Unie van het door de bedrijfstak van de Unie vervaardigde soortgelijke product en van het invoervolume van het betrokken product uit de VRC en uit derde landen.

(62)

Het aldus berekende verbruik in de Unie ontwikkelde zich als volgt:

 

2006

2007

2008

2009

OT

Verbruik in de EU (in m2)

534 641 644

644 081 493

673 885 434

584 086 575

597 082 715

Index 2006 = 100

100

120

126

109

112

Bron: klacht, aangevuld met gegevens van medewerkende ondernemingen en gegevens van Eurostat.

(63)

Het verbruik van het betrokken en soortgelijke product in de Unie is tijdens de beoordelingsperiode met 12 % gestegen. Het verbruik nam tussen 2006 en 2008 met 26 % toe en nam vervolgens tussen 2008 en 2009 met 17 % af. Tijdens het OT steeg het verbruik opnieuw licht. De tijdelijke daling van het verbruik in 2009 kan aan een neergang in de bouwsector toe te schrijven zijn.

3.   Invoer uit het betrokken land

a)   Volume, prijs en marktaandeel van de invoer met dumping uit het betrokken land

(64)

Het volume van de invoer van het betrokken product uit de VRC steeg in de beoordelingsperiode met 48 %. Het volgde de trend van het verbruik en de neergang in de bouwsector en daalde bijgevolg licht in 2009. Voor deze invoer tekent zich op lange termijn evenwel duidelijk een opwaartse trend af, en het volume van de invoer steeg veel sterker dan dat van het verbruik in de Unie.

 

2006

2007

2008

2009

OT

Invoer uit de VRC (in m2)

206 145 893

290 395 250

318 345 286

294 111 736

304 218 214

Index 2006 = 100

100

141

154

143

148

Bron: Eurostat en de klacht.

(65)

De stijging van de hoeveelheden van het betrokken product die uit de VRC werden ingevoerd ging gepaard met een daling van de gemiddelde invoerprijs met 12 % tussen 2006 en het eind van het OT.

 

2006

2007

2008

2009

OT

Prijzen van de invoer uit de VRC in EUR

0,19

0,19

0,19

0,17

0,17

Index 2006 = 100

100

99

101

89

88

Bron: Eurostat en gegevens uit de klacht.

(66)

Het marktaandeel van de invoer uit het betrokken land steeg in de beoordelingsperiode met 32 %, wat in dit geval een toename met bijna 13 procentpunten betekent. In het OT nam de invoer uit het betrokken land een marktaandeel van 51 % voor zijn rekening.

 

2006

2007

2008

2009

OT

Marktaandeel van de invoer uit de VRC

38,6 %

45,1 %

47,2 %

50,4 %

51,0 %

Index 2006 = 100

100

117

123

131

132

Bron: berekening.

b)   Gevolgen van de invoer met dumping op de prijzen

(67)

Voor een analyse van de prijsonderbieding werden de gemiddelde invoerprijzen van de medewerkende Chinese producenten-exporteurs vergeleken met de gemiddelde prijzen van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie in het OT. De prijzen van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie werden gecorrigeerd tot het niveau van de nettoprijzen af fabriek en werden vergeleken met de cif-invoerprijzen, die werden gecorrigeerd voor het invoerrecht en de kosten na invoer. Aangezien er kwaliteitsverschillen waren tussen het betrokken product dat uit de VRC werd ingevoerd en het soortgelijke product dat door de bedrijfstak van de Unie werd geproduceerd, werd op de Chinese invoerprijzen ook een extra kwaliteitsaanpassingscorrectie toegepast. Deze correctie compenseert verschillen in parameters zoals machinerichting en dwarsrichting, alsook treksterkte en rek, die in het productcontrolenummer niet volledig waren gedefinieerd.

(68)

Rekening houdend met de kwaliteitscorrectie bedroeg de vastgestelde gewogen gemiddelde prijsonderbiedingsmarge, uitgedrukt in procenten van de prijzen van de bedrijfstak van de Unie, tijdens het OT tussen 29,5 en 30,2 %.

4.   Situatie van de bedrijfstak van de Unie

a)   Opmerkingen vooraf

(69)

Overeenkomstig artikel 3, lid 5, van de basisverordening onderzocht de Commissie alle relevante economische factoren en indicatoren die op de situatie van de bedrijfstak van de Unie van invloed waren.

(70)

Zoals vermeld in overweging 7 heeft de Commissie een steekproef samengesteld met de vier grootste producenten in de Unie wat de verkoop en de productie betreft.

(71)

De indicatoren die naar macro-economische gegevens verwijzen, zoals productie, capaciteit, verkoopvolume, marktaandeel, enz., betreffen de hele bedrijfstak van de Unie (de onderstaande tabellen verwijzen naar macrogegevens als bron). De overige indicatoren zijn gebaseerd op gecontroleerde gegevens van de in de steekproef opgenomen producenten. Deze indicatoren worden microgegevens genoemd.

(72)

Tijdens het onderzoek is vastgesteld dat een deel van verkoop van de bedrijfstak van de Unie via verbonden ondernemingen verliep. De ondernemingen argumenteerden dat deze transacties als niet-verbonden verkopen moesten worden behandeld omdat de betrekkingen tussen de ondernemingen volgens hen niet direct waren en de verkopen tegen marktvoorwaarden plaatsvonden. Niettemin wordt voorlopig beslist deze transacties van de berekeningen inzake de schademarge en van de schade-indicatoren uit te sluiten, aangezien de Commissie deze specifieke verkopen verder zal analyseren. Een uitzondering is gemaakt voor de verbonden verkopen tussen twee van de in de steekproef opgenomen ondernemingen voor wie het wederverkoopmechanisme werd uitgelegd en kon worden gecontroleerd.

b)   Schade-indicatoren

Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad

 

2006

2007

2008

2009

OT

Productie (in m2)

382 225 680

428 658 047

457 433 396

374 603 756

367 613 247

Index 2006 = 100

100

112

120

98

96

Capaciteit (in m2)

496 396 987

510 307 199

579 029 615

527 610 924

548 676 487

Index 2006 = 100

100

103

117

106

111

Bezettingsgraad

77 %

84 %

79 %

71 %

67 %

Bron: macrogegevens.

(73)

In de beoordelingsperiode daalde het productievolume van de bedrijfstak van de Unie met 4 %. Algemeen genomen volgde de productie-output de trend in het verbruik: een stijging in 2006-2008, gevolgd door een sterke daling in 2009 en opnieuw een lichte daling in het OT. In tegenstelling tot het verbruik herstelde de productie van de bedrijfstak van de Unie zich dus niet tijdens het OT, maar bleef die eerder dalen.

(74)

De bezettingsgraad van de bedrijfstak van de Unie daalde in de beoordelingsperiode met 10 procentpunten van 77 % in 2006 tot 67 % in het OT. Dat kan echter gedeeltelijk worden toegeschreven aan het feit dat de capaciteit zelf licht steeg ingevolge de investeringen van de producenten in de Unie.

Voorraden

 

2006

2007

2008

2009

OT

Eindvoorraden (in m2)

14 084 616

37 105 459

46 426 609

45 326 596

40 164 077

Index 2006 = 100

100

263

330

322

285

Bron: macrogegevens.

(75)

De voorraden van de bedrijfstak van de Unie zijn in de beoordelingsperiode bijna verdriedubbeld. Deze trend valt samen met de dalende verkoop- en productievolumes. Uitgedrukt in verhouding tot het productievolume zijn de voorraden in het OT gestegen van minder dan 4 % in 2006 tot meer dan 11 % in het OT.

Omvang van de verkoop en marktaandeel

 

2006

2007

2008

2009

OT

Verkoopvolume (in m2)

308 323 107

332 203 996

338 119 822

272 575 708

274 270 229

Index 2006 = 100

100

108

110

88

89

Marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie

58 %

52 %

50 %

47 %

46 %

Index 2006 = 100

100

89

87

81

80

Bron: macrogegevens.

(76)

Het verkoopvolume van de bedrijfstak van de Unie is in de beoordelingsperiode met 11 % gedaald, wat een verlies aan marktaandeel van 12 procentpunten (van 58 % tot 46 %) van het totale verbruik in de Unie tot gevolg had.

(77)

Verkoopprijzen

 

2006

2007

2008

2009

OT

Verkoopprijzen in EUR

0,39

0,42

0,41

0,39

0,38

Index 2006 = 100

100

106

105

99

97

Bron: microgegevens.

(78)

De gemiddelde verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie aan niet-verbonden partijen in de Unie is in de beoordelingsperiode met 3 % gedaald. De bedrijfstak van de Unie heeft zijn verkoopprijzen niet aanzienlijk verlaagd om met de invoer met dumping te kunnen concurreren. Dat heeft evenwel bijgedragen tot het verlies van een aanzienlijk marktaandeel gedurende de hele beoordelingsperiode.

Winstgevendheid

 

2006

2007

2008

2009

OT

Gemiddelde winst vóór belastingen

6 %

18 %

14 %

10 %

12 %

Index 2006 = 100

100

309

234

166

212

Bron: microgegevens.

Investeringen, rendement van investeringen, kasstroom en vermogen om kapitaal aan te trekken

 

2006

2007

2008

2009

OT

Investeringen (in EUR)

1 674 651

4 727 666

4 630 523

4 703 158

5 049 713

Rendement van nettoactiva

5 %

24 %

16 %

5 %

9 %

Kasstroom (in EUR)

11 176 326

16 454 101

15 469 513

11 883 024

14 031 017

Bron: microgegevens.

(79)

Zoals uitgelegd in overweging 68 oefende de invoer uit de VRC in de beoordelingsperiode aanzienlijke prijsdruk uit op de markt van de Unie. De bedrijfstak van de Unie slaagde er niettemin in om tussen 2006 en 2007 haar goede financiële gezondheid te bewaren, met een winstgevendheid die steeg van 6 % tot 18 %. De winstgevendheid begon vervolgens weer te dalen en bedroeg 12 % in het OT. Andere financiële indicatoren, zoals rendement van activa en kasstroom, bleven eveneens positief. De bedrijfstak van de Unie ging met andere woorden geen agressieve prijsconcurrentie met de invoer uit de VRC aan, maar verkoos een herstructureringsproces aan te vatten en in nieuwe productietechnologieën te investeren om de kwaliteit van zijn product te verbeteren en de productiekosten op lange termijn te verminderen. Dat had evenwel een daling van het verkoopvolume en een verlies van marktaandeel aan de Chinese concurrenten tot gevolg. Er zij op gewezen dat voor de winstberekening hierboven geen rekening werd gehouden met de buitengewone herstructureringskosten die bepaalde in de steekproef opgenomen producenten hebben gemeld. Indien deze kosten zouden worden meegerekend, zou de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie aanzienlijk lager liggen. Dat zou de andere hierboven vermelde financiële indicatoren ook negatief beïnvloeden.

(80)

In de beoordelingsperiode kon de bedrijfstak van de Unie nog een hoog investeringsniveau aanhouden met het oog op een vermindering van de productiekosten en de ontwikkeling van een doeltreffender productiemethode. In het OT zijn de investeringen in vergelijking met 2006 meer dan verdriedubbeld.

(81)

In de beoordelingsperiode beschouwde de bedrijfstak van de Unie het vermogen om kapitaal aan te trekken niet als een probleem.

(82)

Werkgelegenheid, productiviteit en lonen

 

2006

2007

2008

2009

OT

Werkgelegenheid

1 492

1 431

1 492

1 247

1 180

Index 2006 = 100

100

96

100

84

79

Gemiddelde arbeidskosten per werknemer (in EUR)

14 046

14 761

16 423

15 471

15 360

Productiviteit per werknemer (in m2)

237 853

283 882

281 761

277 954

289 066

Bron: microgegevens. Behalve voor werkgelegenheid: macrogegevens.

(83)

Het aantal werknemers van de bedrijfstak van de Unie dat bij het soortgelijke product betrokken was, daalde in de beoordelingsperiode aanzienlijk, namelijk met 21 %. Ondanks de hoge lonen zijn ook de gemiddelde loonkosten per werknemer in de bedrijfstak van de Unie vanaf 2008 gedaald. De productiviteit, uitgedrukt als de productie per werknemer, is in de beoordelingsperiode dan ook gestegen.

c)   Hoogte van de dumpingmarge

(84)

Gezien het volume en de prijzen van de invoer met dumping uit het betrokken land kan de invloed van de werkelijke dumpingmarge op de markt van de Unie in het OT niet als verwaarloosbaar worden beschouwd.

5.   Conclusie inzake schade

(85)

Zoals duidelijk blijkt uit de bovenstaande schadeanalyse verloor de bedrijfstak van de Unie in de beoordelingsperiode aan verkoop- en productievolume, bezettingsgraad, marktaandeel en aantal werknemers; het aantal werknemers daalde na herstructureringsinspanningen van de bedrijfstak aanzienlijk, namelijk met 21 %. De bedrijfstak van de Unie kon dan ook niet profiteren van de groei van de markt, die de invoer uit de VRC volledig voor zijn rekening nam. De stijging van het invoervolume met 48 % in de beoordelingsperiode lag inderdaad veel hoger dan de stijging met 12 % van het verbruik in de Unie.

(86)

Wanneer de aanzienlijke onderbieding van de prijzen van de bedrijfstak van de Unie door de Chinese invoer met dumping wordt voortgezet, zal dat nadelige gevolgen blijven hebben voor het verkoopvolume, en onvermijdelijk ook voor de financiële en economische situatie van de bedrijfstak van de Unie. Verwacht wordt dat de winstgevendheid en andere financiële indicatoren van de Europese ondernemingen op middellange termijn slechter zullen worden.

(87)

Rekening houdend met het bovenstaande wordt voorlopig vastgesteld dat de bedrijfstak van de Unie schade heeft geleden in de zin van artikel 3, lid 5, van de basisverordening.

E.   OORZAKELIJK VERBAND

1.   Inleiding

(88)

Overeenkomstig artikel 3, leden 6 en 7, van de basisverordening is de Commissie nagegaan of de invoer met dumping uit het betrokken land de bedrijfstak van de Unie zodanige schade had berokkend dat deze aanmerkelijk kan worden genoemd. Andere bekende factoren dan de invoer met dumping waardoor de bedrijfstak van de Unie tezelfdertijd schade kon hebben geleden, werden ook onderzocht om te voorkomen dat mogelijke schade door deze andere factoren aan de invoer met dumping werd toegeschreven.

2.   Gevolgen van de invoer met dumping

(89)

In de beoordelingsperiode is het volume van de invoer met dumping van het betrokken product uit de VRC met bijna 50 % gestegen en veroverde het in de Unie een aanzienlijk marktaandeel. Tegelijkertijd kende de bedrijfstak van de Unie — de andere speler van belang op de markt van de Unie aangezien de invoer uit andere landen verwaarloosbaar is — een directe en vergelijkbare achteruitgang van zijn economische situatie.

(90)

De permanente stijging van het volume van de invoer met dumping ging gepaard met een aanzienlijke onderbieding van de prijzen van de bedrijfstak van de Unie. Volgens de invoerstatistieken van Eurostat lag de gemiddelde prijs van de invoer uit de VRC in de beoordelingsperiode ongeveer 50 % lager dan de gemiddelde prijs van de bedrijfstak van de Unie. Zelfs na correcties voor kwaliteitsverschillen bedroegen de onderbiedingsmarges van de Chinese producenten-exporteurs aan wie IB was toegekend volgens de berekeningen in het OT nog steeds ongeveer 35 %. Bijgevolg kan redelijkerwijs worden geconcludeerd dat het feit dat er in 2009 en in het OT enige prijsdruk was en vooral dat de bedrijfstak van de Unie in de beoordelingsperiode veel marktaandeel heeft verloren, aan de invoer met dumping te wijten was.

(91)

Daar de sterke stijging van de invoer met dumping tegen prijzen die de prijzen van de bedrijfstak van de Unie onderboden, enerzijds, en de daling van het verkoop- en productievolume en het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie, anderzijds, zich gelijktijdig voordeden, luidt de voorlopige conclusie dat de invoer met dumping de bedrijfstak van de Unie aanmerkelijke schade berokkent.

3.   Gevolgen van andere factoren

a)   Uitvoerprestaties van de bedrijfstak van de Unie

 

2006

2007

2008

2009

OT

Uitvoer (in m2)

48 288 843

39 478 526

43 447 744

35 884 733

36 003 755

Index 2006 = 100

100

82

90

74

75

Bron: macrogegevens.

(92)

In de beoordelingsperiode is het volume van de uitvoer van de bedrijfstak van de Unie met 25 % gedaald, maar de uitvoer vertegenwoordigde gemiddeld maar om en bij de 8 % van de totale verkoop. De gedaalde uitvoer had dan ook maar beperkte gevolgen voor de totale prestaties van de bedrijfstak van de Unie.

b)   Invoer uit derde landen

(93)

De invoer uit derde landen in de beoordelingsperiode was verwaarloosbaar en kon niet hebben bijgedragen tot de schade die de bedrijfstak van de Unie heeft geleden.

c)   Gevolgen van de crisis in de bouwsector

(94)

De gevolgen van de economische crisis in de bouwsector blijkt vanaf 2009 duidelijk uit de gegevens over het verbruik. De crisis had de bedrijfstak van de Unie en de Chinese exporteurs echter in dezelfde mate moeten treffen. Uit het schadeonderzoek is evenwel gebleken dat de Chinese invoer zelfs tijdens de crisis ten nadele van de bedrijfstak van de Unie aan marktaandeel bleef winnen.

(95)

Bovendien had de crisis maar gedurende een relatief korte periode bepaalde negatieve gevolgen voor de markt van de Unie, aangezien er reeds in het OT tekenen van herstel waren.

(96)

De gevolgen van de crisis verbraken dus niet het oorzakelijke verband tussen de invoer met dumping en de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade.

4.   Conclusie inzake het oorzakelijk verband

(97)

Op grond van het bovenstaande wordt voorlopig geconcludeerd dat de door de bedrijfstak van de Unie geleden aanmerkelijke schade door de desbetreffende invoer met dumping werd veroorzaakt.

(98)

Behalve de invoer met dumping zijn nog een aantal andere factoren onderzocht, maar geen van deze factoren kon de zware verliezen aan marktaandeel en productie- en verkoopvolume in de beoordelingsperiode en in het bijzonder in het OT verklaren. Deze verliezen van de bedrijfstak van de Unie vallen samen met de toename van de met dumping ingevoerde volumes van het betrokken product uit de VRC.

(99)

Gezien de bovenstaande analyse, waarbij de gevolgen van alle bekende factoren voor de situatie van de bedrijfstak van de Unie werden onderscheiden van de schadelijke gevolgen van de invoer met dumping, luidt de voorlopige conclusie dat de bedrijfstak van de Unie door de invoer uit de VRC aanmerkelijke schade in de zin van artikel 3, lid 6, van de basisverordening heeft geleden.

F.   BELANG VAN DE UNIE

1.   Algemene opmerkingen

(100)

Overeenkomstig artikel 21 van de basisverordening is nagegaan of er ondanks de voorlopige conclusie inzake schadelijke dumping dwingende redenen waren die tot de conclusie zouden kunnen leiden dat het niet in het belang van de Unie is in dit bijzondere geval voorlopige antidumpingmaatregelen vast te stellen. Overeenkomstig artikel 21, lid 1, van de basisverordening werd op basis van al het overgelegde bewijsmateriaal dan ook onderzocht welke gevolgen het al dan niet instellen van maatregelen zou hebben voor alle bij deze procedure betrokken partijen.

2.   Belang van de bedrijfstak van de Unie

(101)

De schadeanalyse heeft duidelijk aangetoond dat de bedrijfstak van de Unie door de invoer met dumping schade heeft geleden. Door de verhoogde aanwezigheid van invoer met dumping in de afgelopen jaren daalde de verkoop van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie en verloor hij veel marktaandeel.

(102)

Uit het onderzoek is gebleken dat een toename van het marktaandeel van de invoer met dumping uit het betrokken land rechtstreeks ten koste van de bedrijfstak van de Unie is gegaan. Het betrokken product is belangrijk voor de omzet van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie, aangezien het goed is voor tot 40 % van hun omzet. Indien geen maatregelen worden ingesteld, zal de situatie van de bedrijfstak van de Unie zeer waarschijnlijk verder verslechteren gezien de langdurige prijsdruk van de invoer met dumping uit de VRC op de markt van de Unie. Bovendien zouden de inspanningen van de bedrijfstak van de Unie om te herstructureren en de kwaliteit van zijn product te verbeteren volledig worden ondermijnd. Het instellen van maatregelen zal de invoerprijs weer op een geen schade veroorzakend niveau brengen, zodat de bedrijfstak van de Unie op eerlijke handelsvoorwaarden kan concurreren.

(103)

Daarom wordt voorlopig geconcludeerd dat de instelling van antidumpingmaatregelen duidelijk in het belang van de bedrijfstak van de Unie zou zijn.

3.   Belang van de importeurs

(104)

De waarschijnlijke gevolgen van maatregelen voor importeurs zijn overwogen overeenkomstig artikel 21, lid 2, van de basisverordening. Vier niet-verbonden importeurs, die samen goed waren voor 15 % van de invoer van het betrokken product uit de VRC in het OT, hebben aan het onderzoek meegewerkt.

(105)

Volgens ter plaatse gecontroleerde gegevens voor de grootste van de medewerkende importeurs zouden de maatregelen geen significante gevolgen hebben voor die onderneming omdat het betrokken product maar een klein deel van de omzet vertegenwoordigt.

(106)

De onderneming wees er echter op dat de totale productiecapaciteit van de bedrijfstak van de Unie lager is dan de huidige vraag, die volgens die onderneming waarschijnlijk nog zou groeien. De onderneming wees er ook op dat het aantal leveranciers in derde landen beperkt is. Daarom verwacht zij dat de leveringen verstoord raken indien de rechten te hoog zijn. Gezien de aanzienlijke prijsonderbieding valt niet te verwachten dat het voorgestelde niveau van de maatregelen, dat rekening houdt met de kwaliteitsverschillen tussen het betrokken product dat uit de VRC wordt ingevoerd en het soortgelijke product dat door de bedrijfstak van de Unie wordt vervaardigd, een einde zal maken aan de invoer van het betrokken product uit de VRC in de Unie.

4.   Belang van de gebruikers en de consumenten

(107)

Er werd een vragenlijst gestuurd naar 13 bekende gebruikers. Geen van hen heeft echter de vragenlijst beantwoord of beslist aan de procedure mee te werken. De bekendmaking van het bericht van inleiding van deze procedure leidde evenmin tot opmerkingen van consumentenorganisaties.

(108)

Bij gebrek aan informatie over het aandeel van het betrokken product in de productiekosten van de downstreamproducten of over het aandeel van de verkoop van downstreamproducten in verhouding tot de totale omzet van de gebruikers, kan het effect van de maatregelen op deze ondernemingen in dit stadium van het onderzoek niet worden geëvalueerd. Het gebrek aan samenwerking kan evenwel worden gezien als een aanwijzing dat de gevolgen voor de gebruikers vrij beperkt zijn.

5.   Conclusie inzake het belang van de Unie

(109)

Gezien deze overwegingen luidt de voorlopige conclusie dat er, op grond van de informatie over het belang van de Unie, over het geheel genomen geen dwingende redenen zijn die tegen de instelling van voorlopige maatregelen op de invoer met dumping van het betrokken product uit de VRC pleiten.

G.   VOORSTEL VOOR VOORLOPIGE ANTIDUMPINGMAATREGELEN

(110)

Gezien de bovenstaande conclusies inzake dumping, de daardoor veroorzaakte schade, het oorzakelijk verband en het belang van de Unie moeten voorlopige antidumpingmaatregelen betreffende de invoer van het betrokken product uit de VRC worden ingesteld om te voorkomen dat de bedrijfstak van de Unie nog meer schade lijdt door de invoer met dumping.

1.   Schademarge

(111)

De voorlopige antidumpingmaatregelen moeten hoog genoeg zijn om te voorkomen dat de invoer met dumping nog schade aan de bedrijfstak van de Unie toebrengt, maar mogen het niveau van de vastgestelde dumpingmarges niet overschrijden.

(112)

Bij de berekening van de hoogte van het recht dat nodig is om de gevolgen van de schade veroorzakende dumping te neutraliseren, werd geoordeeld dat de maatregelen de bedrijfstak van de Unie in staat moeten stellen zijn kosten te dekken en een winst voor belastingen te maken die in normale concurrentieomstandigheden, d.w.z. zonder invoer met dumping, redelijkerwijze kan worden gemaakt. Voor deze berekening werd gebruikgemaakt van een winstmarge voor belastingen van 12 % van de omzet. Dat was de gemiddelde winstmarge die de bedrijfstak van de Unie in 2006-2007 heeft gehaald. Aangezien de winstgevendheid van het betrokken product negatief beïnvloed werd door de invoer met dumping, is dit duidelijk een voorzichtige en niet overdreven winstmarge. Op basis van het bovenstaande werd voor de bedrijfstak van de Unie een prijs van het soortgelijke product berekend die geen schade veroorzaakt. Aangezien de nagestreefde winstmarge gelijk is aan de werkelijke winstmarge van de bedrijfstak van de Unie in het OT, werd de gewogen gemiddelde prijs af fabriek als referentie genomen.

(113)

Vervolgens werd voor elk van de medewerkende Chinese producenten-exporteurs aan wie IB was toegekend de noodzakelijke prijsstijging vastgesteld door de gewogen gemiddelde invoerprijs van die onderneming, zoals vastgesteld voor de berekening van de prijsonderbieding, te vergelijken met de gemiddelde geen schade veroorzakende prijs van de door de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie verkochte producten. Het verschil dat uit deze vergelijking naar voren kwam, werd vervolgens uitgedrukt in een percentage van de gemiddelde cif-waarde van de invoer.

(114)

Op grond hiervan bedragen de voorlopige schademarges, in procenten van de cif-prijs grens Unie, vóór inklaring:

Onderneming

Voorlopige schademarge

Yuyao Mingda Fiberglass Co. Ltd

69,1 %

Grand Composite Co. Ltd en haar verbonden onderneming Ningbo Grand Fiberglass Co. Ltd

66,8 %

(115)

Net als bij de methode die voor de berekening van de dumpingmarge wordt gebruikt, werd de schademarge voor medewerkende producenten-exporteurs in de VRC die niet in de steekproef waren opgenomen, berekend als een gewogen gemiddelde van de twee in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs aan wie IB was toegekend.

(116)

Volgens de methode voor de berekening van de dumpingmarge is de schademarge voor het hele land, die van toepassing is op alle andere niet-medewerkende producenten-exporteurs in de VRC en op de in de steekproef opgenomen producent-exporteur op wie artikel 18 werd toegepast, vastgesteld door de hoogste marge te gebruiken die werd geconstateerd voor de twee producenten-exporteurs aan wie IB was toegekend.

(117)

De voorlopige gewogen gemiddelde schademarge van de steekproef en het niveau van de schademarge voor het hele land, uitgedrukt in procenten van de cif-prijs, grens Unie, vóór inklaring, zijn als volgt:

Gewogen gemiddelde schademarge van de steekproef voor de medewerkende producenten-exporteurs die niet in de steekproef zijn opgenomen

68,2 %

Residuele schademarge voor niet-medewerkende producenten-exporteurs en voor Ningbo Weishan Duo Bao Building Materials Co Ltd

69,1 %

2.   Voorlopige maatregelen

(118)

In het licht van het voorgaande en overeenkomstig artikel 7, lid 2, van de basisverordening wordt geoordeeld dat op de invoer van oorsprong uit de VRC voorlopige antidumpingmaatregelen moeten worden ingesteld die gelijk zijn aan de dumpingmarge, of aan de schademarge indien deze lager is.

(119)

De bij deze verordening voor bepaalde ondernemingen vastgestelde individuele antidumpingrechten zijn gebaseerd op de bevindingen van dit onderzoek. Zij weerspiegelen daarom de situatie die bij dit onderzoek voor die ondernemingen werd geconstateerd. Deze rechten (in tegenstelling tot het voor het gehele land geldende recht dat van toepassing is op „alle andere ondernemingen”) gelden dus uitsluitend voor producten van oorsprong uit de Volksrepubliek China die vervaardigd zijn door de specifiek vermelde juridische entiteiten. De rechten zijn niet van toepassing op ingevoerde producten die zijn vervaardigd door andere, niet specifiek in het dispositief van deze verordening genoemde ondernemingen, ook al gaat het hierbij om entiteiten die verbonden zijn met de specifiek genoemde ondernemingen; op die producten is het recht van toepassing dat geldt voor „alle andere ondernemingen”.

(120)

Verzoeken in verband met de toepassing van deze specifiek voor bepaalde ondernemingen geldende antidumpingrechten (bv. na een naamswijziging van een bedrijf of na de oprichting van nieuwe productie- of verkoopmaatschappijen) dienen onverwijld aan de Commissie (3) te worden gericht, onder opgave van alle relevante gegevens, met name indien de naamswijziging of de oprichting van nieuwe productie- of verkoopmaatschappijen verband houdt met wijzigingen in de activiteiten van de onderneming op het gebied van productie en de verkoop in binnen- en buitenland. Indien het verzoek gerechtvaardigd is, zal de verordening dienovereenkomstig worden gewijzigd door bijwerking van de lijst van ondernemingen die voor een individueel recht in aanmerking komen.

(121)

Om een goede toepassing van het antidumpingrecht te garanderen, moet het residuele recht niet alleen gelden voor niet-medewerkende producenten-exporteurs, maar ook voor producenten die het betrokken product in het OT niet naar de Unie hebben uitgevoerd.

(122)

De dumping- en schademarges en de voorlopige antidumpingrechten worden als volgt vastgesteld:

Onderneming

Dumpingmarge

Schademarge

Voorlopig recht

Yuyao Mingda Fiberglass Co. Ltd

62,9 %

69,1 %

62,9 %

Grand Composite Co. Ltd en haar verbonden onderneming Ningbo Grand Fiberglass Co. Ltd

48,4 %

66,8 %

48,4 %

Gewogen gemiddelde dumping- en schademarge van de steekproef voor de medewerkende producenten-exporteurs die niet in de steekproef zijn opgenomen

57,7 %

68,2 %

57,7 %

Residuele dumping- en schademarge voor niet-medewerkende producenten-exporteurs en voor Ningbo Weishan Duo Bao Building Materials Co. Ltd

62,9 %

69,1 %

62,9 %

H.   MEDEDELING VAN FEITEN EN OVERWEGINGEN

(123)

Bovenstaande voorlopige bevindingen worden meegedeeld aan alle belanghebbenden, die de gelegenheid zullen krijgen hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en te vragen te worden gehoord. Hun opmerkingen worden geanalyseerd en, wanneer dat gerechtvaardigd is, in aanmerking genomen vooraleer tot een definitieve vaststelling wordt overgegaan. Voorts dient te worden vermeld dat alle bevindingen betreffende de instelling van antidumpingrechten in het kader van deze verordening voorlopig zijn en bij de vaststelling van definitieve bevindingen kunnen worden herzien,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Er wordt een voorlopig antidumpingrecht ingesteld op open weefsels van glasvezels, met een celgrootte van meer dan 1,8 mm in zowel lengte als breedte en met een gewicht van meer dan 35 g/m2, momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 7019 40 00, ex 7019 51 00, ex 7019 59 00, ex 7019 90 91 en ex 7019 90 99 (Taric-codes 7019400011, 7019400021, 7019400050, 7019510010, 7019590010, 7019909110 en 7019909950) en van oorsprong uit de Volksrepubliek China.

2.   De voorlopige antidumpingrechten, die van toepassing zijn op de nettoprijs, franco grens Unie, vóór inklaring, van het in lid 1 omschreven product, vervaardigd door onderstaande ondernemingen, zijn als volgt:

Onderneming

Recht ( %)

Aanvullende Taric-code

Yuyao Mingda Fiberglass Co. Ltd

62,9

B006

Grand Composite Co. Ltd en haar verbonden onderneming Ningbo Grand Fiberglass Co. Ltd

48,4

B007

In bijlage I vermelde ondernemingen

57,7

B008

Alle andere ondernemingen

62,9

B999

3.   De individuele rechten voor de in lid 2 genoemde ondernemingen zijn uitsluitend van toepassing indien aan de douaneautoriteiten van de lidstaten een geldige handelsfactuur, opgesteld conform de voorwaarden in bijlage II, wordt overgelegd. Als een dergelijke factuur niet wordt overgelegd, wordt het recht dat voor alle andere ondernemingen geldt, toegepast.

4.   Bij het in het vrije verkeer brengen in de Unie van het in lid 1 genoemde product wordt een zekerheid gesteld die gelijk is aan het bedrag van het voorlopige recht.

5.   Tenzij anders vermeld, zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.

Artikel 2

1.   Onverminderd artikel 20 van Verordening (EG) nr. 1225/2009 kunnen belanghebbenden binnen één maand na de inwerkingtreding van deze verordening verzoeken in kennis te worden gesteld van de belangrijkste feiten en overwegingen op grond waarvan deze verordening werd vastgesteld, schriftelijk opmerkingen maken en vragen door de Commissie te worden gehoord.

2.   Op grond van artikel 21, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 kunnen de betrokken partijen binnen een maand na de inwerkingtreding ervan opmerkingen indienen over de toepassing ervan.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 februari 2011.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51.

(2)  PB C 131 van 20.5.2010, blz. 6.

(3)  Europese Commissie, Directoraat-generaal Handel, Directoraat H, 1049 Brussel, België.


BIJLAGE I

Niet in de steekproef opgenomen medewerkende Chinese producenten-exporteurs (aanvullende Taric-code B008)

Jiangxi Dahua Fiberglass Group Co., Ltd

Lanxi Jialu Fiberglass Net Industry Co., Ltd

Cixi Oulong Fiberglass Co., Ltd

Yuyao Feitian Fiberglass Co.

Jiangsu Tianyu Fibre Co Ltd

Jia Xin Jinwei Fiber Glass Products Co., Ltd

Jiangsu Jiuding New Material Co., Ltd

Changshu Jiangnan Glass Fiber Co., Ltd.

Shandong Shenghao Fiber Glass Co., Ltd

Yuyao Yuanda Fiberglass Mesh Co., Ltd

Ningbo Kingsun Imp & Exp Co Ltd

Ningbo Integrated Plasticizing Co., Ltd

Nankang Luobian Glass Fibre Co., Ltd

Changshu Dongyu Insulated Compound Materials Co. Ltd


BIJLAGE II

De in artikel 1, lid 3, bedoelde geldige handelsfactuur moet een verklaring, ondertekend door een daartoe bevoegde werknemer van de entiteit die de handelsfactuur uitschrijft, bevatten met de volgende gegevens:

1.

de naam en functie van de bevoegde werknemer van de entiteit die de handelsfactuur uitschrijft;

2.

de volgende verklaring:

„Ondergetekende verklaart dat de [hoeveelheid] open weefsels van glasvezels die naar de Europese Unie is uitgevoerd en waarop deze factuur betrekking heeft, is vervaardigd door (naam en adres van de onderneming) (aanvullende Taric-code) in (betrokken land). Ondergetekende verklaart dat de in deze factuur verstrekte informatie juist en volledig is.

Datum en handtekening”


17.2.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 43/26


VERORDENING (EU) Nr. 139/2011 VAN DE COMMISSIE

van 16 februari 2011

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gezien Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (2), en met name artikel 138, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

Bij Verordening (EG) nr. 1580/2007 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XV, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 138 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 17 februari 2011.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 februari 2011.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

José Manuel SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 350 van 31.12.2007, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

IL

120,5

JO

87,5

MA

64,8

TN

102,0

TR

99,5

ZZ

94,9

0707 00 05

JO

204,2

MK

171,4

TR

181,4

ZZ

185,7

0709 90 70

MA

46,6

TR

112,9

ZZ

79,8

0805 10 20

EG

58,7

IL

65,6

MA

56,3

TN

55,4

TR

71,0

ZZ

61,4

0805 20 10

IL

147,7

MA

87,3

TR

79,6

ZZ

104,9

0805 20 30, 0805 20 50, 0805 20 70, 0805 20 90

CN

66,4

IL

118,8

JM

80,9

MA

115,0

TR

59,8

ZZ

88,2

0805 50 10

EG

62,1

MA

49,3

TR

50,8

ZZ

54,1

0808 10 80

CA

91,1

CL

54,0

CM

52,0

CN

72,6

MK

51,2

US

128,0

ZZ

74,8

0808 20 50

AR

130,7

CL

60,7

CN

71,5

US

113,1

ZA

104,9

ZZ

96,2


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


17.2.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 43/28


VERORDENING (EU) Nr. 140/2011 VAN DE COMMISSIE

van 16 februari 2011

tot intrekking van de schorsing van de indiening van invoercertificaataanvragen voor suikerproducten in het kader van bepaalde tariefcontingenten

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gezien Verordening (EG) nr. 891/2009 van de Commissie van 25 september 2009 houdende opening en vaststelling van de wijze van beheer van bepaalde communautaire tariefcontingenten in de sector suiker (2), en met name artikel 5, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De indiening van invoercertificaataanvragen voor volgnummer 09.4320 is met ingang van 28 september 2010 geschorst bij Verordening (EU) nr. 854/2010 van de Commissie van 27 september 2010 houdende vaststelling van de toewijzingscoëfficiënt voor de afgifte van invoercertificaten die in de periode van 8 tot en met 14 september 2010 zijn aangevraagd voor suikerproducten in het kader van bepaalde tariefcontingenten en houdende schorsing van de indiening van de certificaataanvragen (3), overeenkomstig Verordening (EG) nr. 891/2009.

(2)

Naar aanleiding van kennisgevingen van ongebruikte en/of gedeeltelijk gebruikte certificaten zijn opnieuw hoeveelheden voor dat volgnummer beschikbaar. De schorsing van de indiening van de aanvragen moet derhalve worden ingetrokken,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bij Verordening (EU) nr. 854/2010 vastgestelde schorsing van de indiening van invoercertificaataanvragen voor volgnummer 09.4320 met ingang van 28 september 2010 wordt ingetrokken.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 februari 2011.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

José Manuel SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 254 van 26.9.2009, blz. 82.

(3)  PB L 253 van 28.9.2010, blz. 52.


17.2.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 43/29


VERORDENING (EU) Nr. 141/2011 VAN DE COMMISSIE

van 16 februari 2011

tot wijziging van de bij Verordening (EU) nr. 867/2010 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor bepaalde producten uit de sector suiker voor het verkoopseizoen 2010/11

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gezien Verordening (EG) nr. 951/2006 van de Commissie van 30 juni 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad wat betreft de handel met derde landen in de sector suiker (2), en met name artikel 36, lid 2, tweede alinea, tweede zin,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en bepaalde stropen voor het verkoopseizoen 2010/11 zijn vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 867/2010 van de Commissie (3). Deze prijzen en rechten zijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 134/2011 van de Commissie (4).

(2)

Naar aanleiding van de gegevens waarover de Commissie momenteel beschikt, dienen deze bedragen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 951/2006 te worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bij Verordening (EG) nr. 951/2006 voor het verkoopseizoen 2010/11 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor de in artikel 36 van Verordening (EU) nr. 867/2010 bedoelde producten worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 17 februari 2011.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 februari 2011.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

José Manuel SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 178 van 1.7.2006, blz. 24.

(3)  PB L 259 van 1.10.2010, blz. 3.

(4)  PB L 41 van 15.2.2011, blz. 6.


BIJLAGE

Gewijzigde bedragen van de representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en producten van GN-code 1702 90 95 die gelden met ingang van 17 februari 2011

(EUR)

GN-code

Representatieve prijs per 100 kg netto van het betrokken product

Aanvullend recht per 100 kg netto van het betrokken product

1701 11 10 (1)

57,94

0,00

1701 11 90 (1)

57,94

0,00

1701 12 10 (1)

57,94

0,00

1701 12 90 (1)

57,94

0,00

1701 91 00 (2)

53,69

1,36

1701 99 10 (2)

53,69

0,00

1701 99 90 (2)

53,69

0,00

1702 90 95 (3)

0,54

0,20


(1)  Vaststelling voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage IV, punt III, van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(2)  Vaststelling voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage IV, punt II, van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(3)  Vaststelling per procent sacharose.


BESLUITEN

17.2.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 43/31


BESLUIT 2011/106/GBVB VAN DE RAAD

van 15 februari 2011

tot verlenging van de looptijd en aanpassing van de maatregelen vastgesteld bij Besluit 2002/148/EG houdende afsluiting van het overleg met Zimbabwe krachtens artikel 96 van de ACS-EG-Partnerschapsovereenkomst

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 217,

Gezien de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, ondertekend in Cotonou op 23 juni 2000 (1) en gewijzigd in Ouagadougou (Burkina Faso) op 23 juni 2010 (2), hierna de „ACS-EG-Partnerschapsovereenkomst” genoemd, en met name artikel 96,

Gezien het Intern Akkoord van de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, betreffende de te nemen maatregelen en te volgen procedures voor de tenuitvoerlegging van de ACS-EG-Partnerschapsovereenkomst (3), en met name artikel 3,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Besluit 2002/148/EG (4) werd het overleg met de Republiek Zimbabwe krachtens artikel 96, lid 2, onder c), van de ACS-EU-Partnerschapsovereenkomst afgesloten en werden de in de bijlage bij dit besluit omschreven passende maatregelen genomen.

(2)

Bij Besluit 2010/97/GBVB van de Raad (5) werden de in de bijlage bij Besluit 2002/148/EG bedoelde maatregelen vastgesteld en werd de looptijd met twaalf maanden verlengd tot 20 februari 2011.

(3)

De installatie van een regering van nationale eenheid in Zimbabwe werd gezien als een kans om opnieuw een constructieve relatie tussen de Europese Unie en Zimbabwe tot stand te brengen en de uitvoering van het hervormingsprogramma te ondersteunen.

(4)

Deze ontwikkeling wordt echter ondermijnd door het gebrek aan vorderingen van de regering van nationale eenheid wat betreft de uitvoering van bepaalde essentiële elementen van de ACS-EU-Partnerschapsovereenkomst, ondanks de beloften van de regering in het algemeen politiek akkoord.

(5)

De looptijd van de maatregelen bedoeld in Besluit 2002/148/EG moet derhalve worden verlengd. De maatregelen moeten voortdurend worden herbekeken in het licht van de concrete vooruitgang ter plaatse,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De in de brief in de bijlage van dit besluit bedoelde maatregelen worden verlengd aangezien zij passende maatregelen zijn in de zin van artikel 96, lid 2, onder c), van de ACS-EU-Partnerschapsovereenkomst.

Deze maatregelen zijn van toepassing tot en met 20 februari 2012. Zij zullen doorlopend worden getoetst.

Artikel 2

De brief in de bijlage van dit besluit wordt gericht aan president Mugabe van Zimbabwe, met een kopie aan premier Tsvangirai en vicepremier Mutambara.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Artikel 4

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 15 februari 2011.

Voor de Raad

De voorzitter

MATOLCSY Gy.


(1)  PB L 317 van 15.12.2000, blz. 3.

(2)  PB L 287 van 4.11.2010, blz. 3.

(3)  PB L 317 van 15.12.2000, blz. 376.

(4)  PB L 50 van 21.2.2002, blz. 64.

(5)  PB L 44 van 16.2.2010, blz. 20.


BIJLAGE

BRIEF AAN DE PRESIDENT VAN ZIMBABWE

De Europese Unie hecht het grootste belang aan de bepalingen van artikel 9 van de ACS-EU-Partnerschapsovereenkomst. Eerbiediging van de mensenrechten, de democratische instellingen en de rechtsstaat zijn essentiële elementen van de overeenkomst en vormen de grondslag van onze betrekkingen.

Bij brief van 19 februari 2002 heeft de Europese Unie u in kennis gesteld van haar besluit om het overleg krachtens artikel 96 van de ACS-EG-Partnerschapsovereenkomst af te sluiten en passende maatregelen te nemen in de zin van artikel 96, lid 2, onder c), van de overeenkomst.

Bij brief van 15 februari 2010 heeft de Europese Unie u in kennis gesteld van haar besluit om de passende maatregelen niet in te trekken en de looptijd te verlengen tot 20 februari 2011.

De Europese Unie verheugt zich over de vooruitgang die op basis van het algemeen politiek akkoord is geboekt door de in 2009 aangetreden regering van nationale eenheid. De Europese Unie herhaalt dat zij groot belang hecht aan de in artikel 8 van de ACS-EU-Partnerschapsovereenkomst bedoelde politieke dialoog, die op verzoek van de Zimbabwaanse regering in gang werd gezet tijdens de ministeriële trojka die op 18-19 juni 2009 in Brussel plaatsvond. Tijdens de meest recente ministeriële vergadering van 2 juli 2010 heeft een brede Zimbabwaanse delegatie onder leiding van minister Mangoma een geactualiseerde versie van het actieplan in het kader van het algemeen politiek akkoord overhandigd. De Europese Unie heeft kennis genomen van de tot nu toe geboekte vooruitgang met betrekking tot de uitvoering van het algemeen politiek akkoord en heeft de regering van Zimbabwe bij brief van 29 september 2010 in kennis gesteld van de indicatieve toewijzing van het tiende EOF (130 miljoen EUR, beschikbaar na opheffing van de maatregelen in het kader van artikel 96 en ondertekening van een landenstrategiedocument). De Europese Unie blijft gehecht aan verdere intensivering van de politieke dialoog op grond van artikel 8.

De Europese Unie steunt de inspanningen van de regering om het algemeen politiek akkoord uit te voeren en verheugt zich over de resultaten die zijn geboekt met betrekking tot het stabiliseren van de economie en het herstellen van sociale basisvoorzieningen. De Europese Unie betreurt echter het gebrek aan vooruitgang met betrekking tot belangrijke politieke verbintenissen van het algemeen politiek akkoord.

De Europese Unie spoort alle partijen van de regering van nationale eenheid aan zich te blijven inzetten voor de doorvoering van de democratische hervormingen die in het algemeen politiek akkoord zijn opgenomen. De Europese Unie acht vooruitgang op dit gebied, zoals overeenstemming tussen alle partijen van de regering van nationale eenheid over concrete stappen voor het scheppen van een klimaat voor vreedzame en geloofwaardige verkiezingen, van groot belang.

In dit verband is de Europese Unie ingenomen met de intensivering van de regionale diplomatie en de inspanningen van de Ontwikkelingsgemeenschap van zuidelijk Afrika (SADC) en haar lidstaten om een gunstig klimaat voor verkiezingen te scheppen.

Derhalve heeft de Europese Unie besloten de looptijd van de betreffende, bij Besluit 2002/148/EG van de Raad vastgestelde en bij Besluit 2010/97/GBVB aangepaste maatregelen te verlengen tot en met 20 februari 2012. De Europese Unie wenst Zimbabwe te verzekeren van haar verdere bereidheid om zich te engageren en om de beperkingen op de ontwikkelingssamenwerking te allen tijde opnieuw te bezien. Wij hopen dat er concrete vooruitgang op het terrein kan worden geboekt, zodat de samenwerking volledig kan worden hervat. In dit verband zal de Europese Unie nauwlettend toezien op de stappen die de regering van Zimbabwe onderneemt om geloofwaardige verkiezingen te garanderen.

Met de meeste hoogachting,

Voor de Europese Unie


17.2.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 43/33


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 10 februari 2011

tot wijziging van Beschikking 2007/756/EG tot vaststelling van de gemeenschappelijke specificatie van het nationaal voertuigregister

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 665)

(Voor de EER relevante tekst)

(2011/107/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2008/57/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Gemeenschap (1), en met name artikel 33,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Onder punt 2.2 van de bijlage bij Beschikking 2007/756/EG van de Commissie van 9 november 2007 tot vaststelling van de gemeenschappelijke specificatie van het nationaal voertuigregister als bedoeld in artikelen 14, leden 4 en 5, van Richtlijnen 96/48/EG en 2001/16/EG (2) wordt de invoering van de algemene architectuur op Europees niveau voor nationale voertuigregisters (NVR’s) beschreven en wordt voorzien in een eventuele update van de beschikking na de evaluatie van een proefproject door het Europees Spoorwegbureau. Bovendien voorziet het in een beschikking om de nationale voertuigregisters aan het centrale virtuele voertuigregister (VVR) te koppelen. Het Europees Spoorwegbureau heeft het proefproject intussen uitgevoerd en geëvalueerd. Op 26 maart 2010 heeft het Bureau aanbeveling ERA/REC/01-2010/INT ingediend bij de Commissie met een voorstel tot bijwerking van de bijlage bij Beschikking 2007/756/EG. Beschikking 2007/756/EG moet dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(2)

Artikel 33, lid 2, van Richtlijn 2008/57/EG bepaalt dat in het NVR, naast andere verplichte informatie, de gegevens van de eigenaar van het voertuig en de met het onderhoud belaste entiteit moeten worden opgenomen. Bijgevolg is een overgangsperiode vereist om een veld 9.2 „geregistreerd ondernemingsnummer” toe te voegen aan de niet-standaard NVR’s en om de informatie over de eigenaar en de met het onderhoud belaste entiteit bij te werken voor de reeds in het NVR geregistreerde voertuigen.

(3)

De overgangsperiodes voor bestaande voertuigen zoals beschreven in punt 4.3 van de bijlage bij Beschikking 2007/756/EG zijn verstreken of verstrijken binnenkort. De registratie-instantie die in het verleden verantwoordelijk was voor de inschrijving van voertuigen heeft met de registratie-instantie die overeenkomstig artikel 4 van Beschikking 2007/756/EG is aangesteld, een overeenkomst gesloten op grond waarvan zij alle nodige informatie beschikbaar heeft gesteld. Die informatie diende op uiterlijk 9 november 2008 te zijn overgedragen. De registratie-instantie van elke lidstaat diende voertuigen voor internationaal verkeer op uiterlijk 9 november 2009 in haar NVR te hebben opgenomen. De registratie-instantie van elke lidstaat dient voertuigen voor uitsluitend binnenlands verkeer op uiterlijk 9 november 2010 in haar NVR te hebben opgenomen.

(4)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het overeenkomstig artikel 29, lid 1, van Richtlijn 2008/57/EG ingestelde comité,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlage bij Beschikking 2007/756/EG wordt vervangen door de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

1.   Het Europees Spoorwegbureau past tegen 30 juni 2011 de installatiebestanden en -documenten aan die moeten worden gebruikt om het standaard nationaal voertuigregister (sNVR), de vertaalinterface en het virtuele voertuigregister tot stand te brengen, zodat er informatie kan worden toegevoegd over in andere lidstaten verleende toestemmingen voor ingebruikneming (rubrieken 2, 6, 12 en 13).

2.   Het Europees Spoorwegbureau publiceert tegen 30 juni 2011 richtsnoeren over de toepassing van de algemene NVR-architectuur van de EU.

Artikel 3

1.   Lidstaten passen tegen 31 december 2011 hun nationaal voertuigregister aan zodat er informatie over in andere lidstaten verleende toestemmingen voor ingebruikneming (rubrieken 2, 6, 12 en 13 in de bijlage) kan in opgenomen worden en, in geval van een niet-standaard nationaal voertuigregister, voegen het in de bijlage vermelde veld 9.2 „geregistreerd ondernemingsnummer” toe overeenkomstig de installatiebestanden zoals bedoeld in artikel 2.

2.   Lidstaten zorgen ervoor dat de geregistreerde ondernemingsnummers van met het onderhoud belaste entiteit van voertuigen die vóór de inwerkingtreding van dit besluit werden geregistreerd, tegen 31 december 2011 in het nationale voertuigregister wordt vermeld.

Artikel 4

Lidstaten zorgen ervoor dat hun nationaal voertuigregister tegen 31 december 2011 aan het virtuele voertuigregister is gekoppeld.

Artikel 5

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 10 februari 2011.

Voor de Commissie

Siim KALLAS

Vicevoorzitter


(1)  PB L 191 van 18.7.2008, blz. 1.

(2)  PB L 305 van 23.11.2007, blz. 30.


BIJLAGE

BIJLAGE

1.   GEGEVENS

Het dataformaat van het nationale voertuigregister (hierna „NVR” genoemd) is als volgt.

De rubrieknummering volgt de opbouw van het standaardinschrijvingsformulier in aanhangsel 4.

Er kunnen velden worden toegevoegd zoals opmerkingen, de identificatie van voertuigen die nog worden onderzocht (zie punt 3.4), enz.

1.

Europees voertuignummer

Verplicht

Inhoud

Numerieke identificatiecode overeenkomstig bijlage P van de Technische Specificatie inzake Interoperabiliteit (TSI) „Exploitatie en verkeersleiding” (hierna „TSI OPE” genoemd) (1)

 

Formaat

1.1.

Nummer

12 cijfers

1.2.

Voormalig nummer (indien van toepassing, voor hernummerde voertuigen)

 

2.

Lidstaat en nationale veiligheidsinstantie

Verplicht

Inhoud

Identificatie van de lidstaat waar het voertuig is geregistreerd en de nationale veiligheidsinstantie (NVI) die toestemming heeft verleend voor de ingebruikneming

 

Formaat

2.1.

Cijfercode van de lidstaat als vastgesteld in bijlage P van de TSI OPE

2-cijferige code

2.2.

Benaming van de NVI

Tekst

3.

Bouwjaar

Verplicht

Inhoud

Jaar waarin het voertuig de fabriek heeft verlaten

 

Formaat

3.

Bouwjaar

JJJJ

4.

EG-referentie

Verplicht (indien van toepassing)

Inhoud

Vermelding van de EG-keuringsverklaring en de instantie van afgifte (aanvrager)

 

Formaat

4.1.

Datum van de verklaring

Datum

4.2.

EG-referentie

Tekst

4.3.

Naam van de instantie van afgifte (aanvrager)

Tekst

4.4.

Geregistreerd ondernemingsnummer

Tekst

4.5.

Adres van de instantie, straat en nummer

Tekst

4.6.

Plaats

Tekst

4.7.

Landcode

ISO (zie aanhangsel 2)

4.8.

Postcode

Alfanumerieke code

5.

Verwijzing naar het Europees register van goedgekeurde voertuigentypen (ERATV)

Verplicht (2)

Inhoud

Verwijzing naar relevante technische gegevens uit het ERATV (3). De verwijzing is verplicht indien het type in het ERATV wordt vermeld

 

Formaat

5.

Verwijzing naar de relevante technische gegevens uit het ERATV

Alfanumerieke code(s)

5 bis

Reeks

Facultatief

Inhoud

Identificatie van een reeks indien het voertuig tot een reeks behoort

 

5 bis

Reeks

Tekst

6.

Exploitatiebeperkingen

Verplicht

Inhoud

Eventuele beperkingen inzake de exploitatie van het voertuig

 

Formaat

6.1.

Gecodeerde beperkingen

(zie aanhangsel 1)

Code

6.2

Niet-gecodeerde beperkingen

Tekst

7.

Eigenaar

Verplicht

Inhoud

Identificatie van de eigenaar van het voertuig

 

Formaat

7.1.

Naam van de instantie

Tekst

7.2.

Geregistreerd ondernemingsnummer

Tekst

7.3.

Adres van de instantie, straat en nummer

Tekst

7.4.

Plaats

Tekst

7.5.

Landcode

ISO (zie aanhangsel 2)

7.6.

Postcode

Alfanumerieke code

8.

Houder

Verplicht

Inhoud

Identificatie van de houder van het voertuig

 

Formaat

8.1.

Naam van de instantie

Tekst

8.2.

Geregistreerd ondernemingsnummer

Tekst

8.3.

Adres van instantie, straat en nummer

Tekst

8.4.

Plaats

Tekst

8.5.

Landcode

ISO (zie aanhangsel 2)

8.6.

Postcode

Alfanumerieke code

8.7.

Aanduiding voertuighouder (indien van toepassing)

Alfanumerieke code

9.

Instantie die verantwoordelijk is voor het onderhoud

Verplicht

Inhoud

Vermelding van de instantie die verantwoordelijk is voor het onderhoud

 

Formaat

9.1.

Instantie die verantwoordelijk is voor het onderhoud

Tekst

9.2.

Geregistreerd ondernemingsnummer

Tekst

9.3.

Adres van de organisatie, straat en nummer

Tekst

9.4.

Plaats

Tekst

9.5.

Landcode

ISO

9.6.

Postcode

Alfanumerieke code

9.7.

E-mailadres

E-mail

10.

Buitendienststelling

Verplicht indien van toepassing

Inhoud

Officiële datum waarop het voertuig is geschrapt en/of andere verwijderingsregeling en schrappingscode

 

Formaat

10.1.

Wijze van verwijdering

(zie aanhangsel 3)

2-cijferige code

10.2.

Schrappingsdatum

Datum

11.

Lidstaten waar het voertuig is toegelaten

Verplicht

Inhoud

Lijst van de lidstaten waar het voertuig is toegelaten

 

Formaat

11.

Numerieke code van de lidstaten als vastgesteld in bijlage P.4 van de TSI OPE

Lijst

12.

Nummer van de toestemming voor de ingebruikneming

Verplicht

Inhoud

Geharmoniseerde nummering van de door de NVI afgegeven toestemming voor de ingebruikneming

 

Formaat

12.

Nummer van de toestemming voor de ingebruikneming

Voor bestaande voertuigen: tekst

Voor nieuwe voertuigen: alfanumerieke code op basis van de EIN, zie aanhangsel 2.

13.

Toestemming voor de ingebruikneming

Verplicht

Inhoud

Datum en geldigheidsduur van de toestemming voor de ingebruikneming (4) van het voertuig

 

Formaat

13.1.

Datum van de toestemming

Datum (jjjj/mm/dd)

13.2.

Geldigheidsduur van de toestemming (indien bepaald)

Datum (jjjj/mm/dd)

13.3.

Schorsing van de toestemming

Ja/neen

2.   ARCHITECTUUR

2.1.   Koppeling met andere registers

Er worden verschillende nieuwe registers ingevoerd, gedeeltelijk als gevolg van de nieuwe EU-regelgeving. Onderstaande tabel biedt een overzicht van de registers en databanken die na hun invoering aan het NVR kunnen worden gekoppeld.

Register of gegevensbank

Verantwoordelijke instantie

Instanties die toegang hebben

NVR

(interoperabiliteitsrichtlijn)

Registratie-instantie (RI) (5)/NVI

Andere NVI/RI/SO/IB/IA/RB/Houder/ Eigenaar/ERA/OTIF

ERATV

(interoperabiliteitsrichtlijn)

Het Europees Spoorwegbureau

Het publiek

RSRD

(TSI TAF & SEDP)

Houder

SO/IB/NVI/ERA/Houder/ Werkplaatsen

WIMO

(TSI TAF & SEDP)

Nog niet beslist

SO/IB/NVI/ERA/Houder/ Werkplaatsen/Gebruiker

Rollend spoorwegmaterieel register (6) (Cape Town Conventie)

Registratie-instantie

Het publiek

OTIF-register

(COTIF 99 — ATMF)

OTIF

Bevoegde instanties/SO/IB/OO/RB/Houder/ Eigenaar/ERA/OTIF Sec.

Met de invoering van het NVR kan niet worden gewacht totdat alle registers klaar zijn. Bij de vaststelling van de specificaties van het NVR moet derhalve rekening worden gehouden met interfaces met die andere registers. Dit betekent:

ERATV: hier wordt in het NVR naar verwezen door te verwijzen naar het voertuigtype. De sleutel voor de koppeling van beide registers is punt 5;

RSRD: dit betreft een aantal „administratieve” aspecten van het NVR; wordt gespecificeerd in het kader van de TSI TAF SEDP. In het SEDP wordt rekening gehouden met de specificatie betreffende het NVR;

WIMO: omvat gegevens uit de RSRD met referentiegegevens van rollend materieel en onderhoudsgegevens. Er is geen koppeling met het NVR gepland;

AVER: dit register wordt gezamenlijk beheerd door het Bureau en het OTIF (het Bureau voor de Europese Unie en OTIF voor alle niet-EU OTIF-lidstaten). De houder wordt opgenomen in het NVR. In de TSI OPE wordt verwezen naar andere centrale registers (zoals voertuigtypecodes, interoperabiliteitscodes, landencodes, enz.) die moeten worden beheerd door een „centraal orgaan” dat ontstaat door samenwerking tussen het Bureau en de OTIF;

rollend spoorwegmaterieel register (Cape Town Conventie/Protocol van Luxemburg): dit is een register van financiële informatie met betrekking tot rollend materieel. Het werd nog niet ontwikkeld. Er is mogelijk een link, aangezien in het UNDROIT-register informatie moet worden opgenomen over het voertuignummer en de eigenaar. De sleutel voor de koppeling van beide registers is het eerste EVN dat aan het voertuig wordt toegekend;

OTIF-registers: OTIF-registers worden ontwikkeld met inachtneming van de EU-voertuigregisters.

De architectuur van het hele systeem alsook de koppelingen tussen het NVR en andere registers zullen op zodanige wijze worden gedefinieerd dat de gevraagde informatie zo nodig kan worden teruggevonden.

2.2.   De algemene NVR-architectuur op EU-niveau

Voor de NVR-registers wordt geopteerd voor een gedecentraliseerde oplossing. Bedoeling is een zoekmachine voor gedecentraliseerde gegevens te ontwikkelen die gebruikmaakt van een gemeenschappelijke softwaretoepassing waardoor gebruikers gegevens uit alle lokale registers (LR) in de lidstaten kunnen opvragen.

NVR-gegevens worden in de lidstaten opgeslagen en zijn toegankelijk via een webapplicatie (met eigen internetadres).

Het Europees centraal virtueel voertuigregister (EC VVR) omvat twee subsystemen:

het virtuele voertuigregister (VVR), namelijk de centrale zoekmachine bij het Bureau;

de nationale voertuigregisters (NVR), namelijk het LR in de lidstaten. De lidstaten kunnen het standaard-NVR (sNVR) van het Bureau gebruiken of kunnen hun eigen toepassingen ontwikkelen die aan deze specificatie voldoen. In dat laatste geval gebruiken de lidstaten een vertaalinterface (VI) van het Bureau om het NVR met het VVR te laten communiceren.

Figuur 1

Architectuur van het EC VVR

Image

De architectuur is gebaseerd op twee complementaire subsystemen om gegevens op te vragen die lokaal in de lidstaten zijn opgeslagen. Die architectuur:

voorziet in geïnformatiseerde nationale registers in en stelt ze open voor wederzijdse raadpleging;

vervangt papieren registers door elektronische gegevens zodat de lidstaten de informatie kunnen beheren en delen met andere lidstaten;

maakt het mogelijk om de NVR’s en het VVR aan elkaar te koppelen door gebruik te maken van gemeenschappelijke normen en terminologie.

De belangrijkste beginselen van deze architectuur zijn:

alle NVR’s worden geïntegreerd in het geïnformatiseerde netwerksysteem;

alle lidstaten krijgen de gemeenschappelijke gegevens te zien wanneer zij het systeem raadplegen;

door de invoering van het VVR worden dubbele inschrijvingen van gegevens en mogelijke vergissingen die daaruit voortvloeien, vermeden;

de gegevens moeten up-to-date zijn.

Het Bureau stelt de RI’s de volgende installatiebestanden en documenten ter beschikking om het sNVR en de VI tot stand te brengen en ze aan het centrale VVR te koppelen:

Installatiebestanden:

sNVR-installatiebestanden;

VI-installatiebestanden;

Documenten:

beheerdersgids sNVR;

CSV-export;

CSV-import;

sNVR-handleiding implementatie;

gebruikershandleiding sNVR;

NVR-VI-handleiding implementatie;

NVR-VI-handleiding integratie;

gebruikershandleiding VVR.

3.   BEDRIJFSMODUS

3.1.   Gebruik van het NVR

Het NVR wordt gebruikt om:

de toestemming voor de ingebruikneming te registreren;

het aan voertuigen toegekende EVN te registreren;

beknopte informatie over een specifiek voertuig in heel Europa op te zoeken;

wettelijke aspecten zoals verplichtingen en juridische informatie op te volgen;

informatie te verwerven voor inspecties, voornamelijk met betrekking tot veiligheid en onderhoud;

contact te leggen met de eigenaar en de houder;

een aantal veiligheidsvoorschriften voor de afgifte van een veiligheidscertificaat te controleren;

een specifiek voertuig op te volgen.

3.2.   Aanvraagformulieren

3.2.1.   Inschrijvingsaanvraag

Het te gebruiken formulier is vastgesteld in aanhangsel 4.

De organisatie die een aanvraag voor de inschrijving van een voertuig indient, kruist het vakje „Nieuwe inschrijving” aan. Zij vult vervolgens het eerste deel van het formulier in met alle noodzakelijke gegevens van de rubrieken 2 tot en met 9 en rubriek 11 en zendt het formulier naar:

de RI van de lidstaat waar de inschrijving wordt aangevraagd,

de RI van de eerste lidstaat waar het voertuig zal worden gebruikt, wanneer het afkomstig is uit een derde land.

3.2.2.   Inschrijving van een voertuig en toekenning van een Europees voertuignummer

Bij een eerste inschrijving, kent de betrokken RI een Europees voertuignummer toe.

Er kan een afzonderlijk formulier worden gebruikt per voertuig of voor verschillende voertuigen van eenzelfde reeks of bestelling, met de lijst van de voertuignummers als bijlage.

De RI’s moeten ervoor zorgen dat de gegevens die zij in het NVR opnemen, correct zijn. Hiertoe kunnen zij steeds informatie vragen aan andere RI’s, met name wanneer een aanvraag voor inschrijving in een lidstaat wordt ingediend door een niet in die lidstaat gevestigde organisatie.

3.2.3.   Wijziging van één of meer gegevens

Een entiteit die een aanvraag voor een wijziging in haar voertuiginschrijving indient:

kruist het vakje „Wijziging” aan,

vult het huidige EVN in (rubriek 0),

kruist het/de vakje(s) aan met het/de te wijzigen gegeven(s),

voert de nieuwe gegevens in en zendt het formulier daarna naar de RI’s van alle lidstaten waar het voertuig is ingeschreven.

In een aantal gevallen zal het standaardformulier niet volstaan. Indien nodig kan de betrokken RI derhalve aanvullende elektronische of papieren documenten indienen.

Tenzij anders bepaald in de registratiedocumenten wordt de houder van het voertuig als de „registratiehouder” beschouwd in de zin van artikel 33, lid 3, van Richtlijn 2008/57/EG.

De huidige geregistreerde houder dient de RI mee te delen indien de houder van het voertuig wijzigt, waarna de RI aan de nieuwe houder meedeelt dat de inschrijving is aangepast. De voormalige houder wordt slechts uit het NVR verwijderd en van zijn verantwoordelijkheden ontslagen wanneer de nieuwe houder heeft bevestigd dat hij zijn status als houder erkent. De inschrijving van het voertuig wordt opgeschort indien geen enkele nieuwe houder de status als houder heeft aanvaard op het ogenblik dat de huidige geregistreerde houder wordt uitgeschreven.

Wanneer het voertuig wegens technische veranderingen een nieuw EVN krijgt overeenkomstig de TSI OPE, moet de registratiehouder de RI van de lidstaat waar het voertuig is ingeschreven, op de hoogte brengen van die veranderingen en eventueel van de nieuwe toestemming voor ingebruikneming. Die RI kent het voertuig vervolgens een nieuw EVN toe.

3.2.4.   Schrapping

De organisatie die een aanvraag tot schrapping van een voertuig indient, kruist het vakje „Schrapping” aan. Vervolgens vult zij rubriek 10 in en zendt ze het formulier naar de RI’s van alle lidstaten waar het voertuig is ingeschreven.

De RI bevestigt de registratie van de schrapping door mededeling van de schrappingsdatum en -bevestiging aan de organisatie.

3.2.5.   Toelating in verschillende lidstaten

1.

Wanneer een voertuig met een stuurcabine dat reeds is toegelaten en ingeschreven in één lidstaat, wordt toegelaten in een andere lidstaat, moet het worden ingeschreven in het NVR van die laatste lidstaat. In dat geval moeten echter alleen de gegevens onder de rubrieken 1, 2, 6, 11, 12 en 13, en eventueel de gegevens voor de velden die door die laatste lidstaat aan het NVR zijn toegevoegd, worden ingevoerd aangezien alleen die gegevens betrekking hebben op de nieuwe lidstaat waar het voertuig wordt toegelaten.

Deze bepaling geldt zolang het VVR en de koppelingen met alle relevante NVR’s niet volledig operationeel zijn. Intussen wisselen de betrokken RI’s informatie uit om te verzekeren dat de gegevens met betrekking tot hetzelfde voertuig geen tegenstrijdigheden bevatten.

2.

Voertuigen zonder stuurcabine, zoals goederenwagens, passagiersrijtuigen en bepaalde bijzondere voertuigen, worden echter alleen ingeschreven in het NVR van de lidstaat waar ze het eerst in dienst worden genomen.

3.

Het NVR van het land waar een voertuig als eerste is ingeschreven, bevat de gegevens voor rubrieken 2, 6, 12 en 13 voor elk van de lidstaten waar een toestemming voor ingebruikneming aan dat voertuig werd toegekend.

3.3.   Toegangsrechten

De toegangsrechten tot gegevens van een NVR van een lidstaat „XX” worden in onderstaande tabel weergegeven, waarbij de toegangscodes als volgt worden gedefinieerd:

Toegangscode

Aard van de toegang

0.

Geen toegang

1.

Beperkte toegang (voorwaarden in de kolom „leesrechten”)

2.

Onbeperkte toegang

3.

Beperkte toegang en wijzigingen

4.

Onbeperkte toegang en wijzigingen


Entiteit

Definitie

Leesrechten

Schrijfrechten

Punt nr. 7

Alle andere punten

RE/NVI „XX”

RI/NSA in lidstaat „XX”

Alle gegevens

Alle gegevens

4

4

Andere NVI’s/RI’s

Andere NVI’s en/of andere RI’s

Alle gegevens

Geen

2

2

ERA

Europees Spoorwegbureau

Alle gegevens

Geen

2

2

Houder

Houder van het voertuig

Alle gegevens van voertuigen waarvan hij houder is

Geen

1

1

Beheerder van de vloot

Beheerder van voertuigen in opdracht van de houder

Voertuigen waarvoor zij door de houder als beheerder zijn aangesteld

Geen

1

1

Eigenaar

Eigenaar van het voertuig

Alle gegevens van de voertuigen waarvan zij de eigenaar zijn

Geen

1

1

SO

Treinexploitant

Alle gegevens op basis van voertuignummer

Geen

0

1

IB

Infrastructuurbeheerder

Alle gegevens op basis van voertuignummer

Geen

0

1

OO en RB

Controle en audit van aangemelde instanties door lidsta(a)t(en)

Alle gegevens van voertuigen die worden gecontroleerd of die het voorwerp uitmaken van een audit

Geen

2

2

Andere rechtmatige gebruikers

Alle andere door NVI’s of het ERA erkende gebruikers

Te bepalen indien van toepassing, mogelijk beperkt in tijd

Geen

0

1

3.4.   Historische gegevens

Alle gegevens in het NVR moeten tot 10 jaar na de datum waarop het voertuig buiten dienst wordt gesteld, worden bewaard. De gegevens moeten minstens de drie eerste jaren online beschikbaar blijven. Na drie jaar mogen ze hetzij elektronisch, hetzij op papier dan wel op een andere manier worden gearchiveerd. Indien gedurende die periode van tien jaar een onderzoek wordt geopend waarbij een bepaald voertuig of bepaalde voertuigen zijn betrokken, moeten de gegevens over die voertuigen indien nodig langer worden bewaard.

Wanneer de inschrijving van een voertuig wordt geschrapt, mogen de aan dat voertuig toegekende registratienummers gedurende 100 jaar vanaf de schrappingsdatum aan geen enkel ander voertuig worden toegekend.

Elke wijziging in het NVR moet worden geregistreerd. Voor het beheer van historische wijzigingen kan een beroep worden gedaan op IT-oplossingen.

4.   BESTAANDE VOERTUIGEN

4.1.   Opgenomen gegevens

De 13 rubrieken worden hieronder vermeld met een indicatie of het om verplichte dan wel facultatieve gegevens gaat.

4.1.1.   Rubriek nr. 1 — Europees voertuignummer (verplicht)

a)   Voertuigen met reeds een 12-cijferig nummer

Landen met één enkele landcode:

Deze voertuigen behouden hun huidige nummer. Het 12-cijferige nummer wordt ongewijzigd in het NVR opgenomen.

Landen waar naast de algemene landcode in het verleden specifieke codes werden toegekend:

Duitsland, met de algemene code 80 en een specifieke code 68 voor AAE (Ahaus Alstätter Eisenbahn);

Zwitserland, met de algemene code 85 en een specifieke code 63 voor BLS (Bern-Lötschberg-Simplon Eisenbahn);

Italië, met de algemene code 83 en een specifieke code 64 voor FNME (Ferrovie Nord Milano Esercizio);

Hongarije, met de algemene code 55 en de specifieke code 43 voor GySEV/ROeEE (Győr-Sopron-Ebenfurti Vasút Részvénytársaság/Raab-Ödenburg-Ebenfurter Eisenbahn).

Deze voertuigen behouden hun huidige nummer. Het 12-cijferige nummer wordt ongewijzigd in het NVR opgenomen (7).

Het IT-systeem dient beide codes (algemene landcode en specifieke code) te linken aan hetzelfde land.

b)   Voertuigen zonder een 12-cijferig nummer

De procedure verloopt in twee stappen:

op grond van de kenmerken van het voertuig wordt in het NVR (overeenkomstig de TSI OPE) Een 12-cijferig nummer toegekend. Het IT-systeem dient het geregistreerde nummer te koppelen aan het huidige voertuignummer;

voor voertuigen die voor internationaal verkeer worden gebruikt, behoudens die voor historisch gebruik: het 12-cijferige nummer wordt fysiek op het voertuig aangebracht binnen een periode van zes jaar na de toewijzing in het NVR. Voor voertuigen die uitsluitend voor binnenlands verkeer worden gebruikt en voertuigen voor historisch gebruik: het 12-cijferige nummer mag op vrijwillige basis fysiek op het voertuig worden aangebracht.

4.1.2.   Rubriek nr. 2 — lidstaat en NVI (verplicht)

De vermelding „lidstaat” verwijst steeds naar de lidstaat die het voertuig in zijn NVR heeft ingeschreven. Voor voertuigen uit derde landen verwijst deze vermelding naar de eerste lidstaat waar het voertuig werd toegelaten om op het spoorwegnet van de Europese Unie in gebruik te worden genomen. De vermelding „NVI” verwijst naar de instantie die de toestemming voor de ingebruikneming heeft afgegeven.

4.1.3.   Rubriek nr. 3 — Bouwjaar

Indien het exacte bouwjaar niet bekend is, wordt een jaartal bij benadering vermeld.

4.1.4.   Rubriek nr. 4 — EG-referentie

Op een aantal hogesnelheidstreinen na, beschikken bestaande voertuigen niet over een dergelijke referentie. Alleen in te vullen indien van toepassing.

4.1.5.   Rubriek nr. 5 — Verwijzing naar het ERATV

Alleen in te vullen indien van toepassing.

Zolang het ERATV niet tot stand is gebracht, mag worden verwezen naar het register van rollend materieel (artikel 22 bis van Richtlijn 96/48/EG van de Raad (8) en artikel 24 van Richtlijn 2001/16/EG van het Europees Parlement en de Raad (9)).

4.1.6.   Rubriek nr. 6 — Exploitatiebeperkingen

Alleen in te vullen indien van toepassing.

4.1.7.   Rubriek nr. 7 — Houder (verplicht)

Verplicht en normaal gezien bekend.

4.1.8.   Rubriek nr. 8 — Houder (verplicht)

Verplicht en normaal gezien bekend. De AVE (unieke code zoals bepaald in het AVE-register) moet worden ingevoerd indien de houder er in het bezit van is.

4.1.9.   Rubriek nr. 9 — Entiteit die verantwoordelijk is voor het onderhoud (verplicht)

Verplicht gegeven.

4.1.10.   Rubriek nr. 10 — Buitendienststelling

Eventueel van toepassing.

4.1.11.   Rubriek nr. 11 — lidstaten waar het voertuig reeds is toegelaten

Normaal gezien zijn RIV-wagens, RIC-rijtuigen en voertuigen die onder een bilaterale of multilaterale overeenkomst vallen als dusdanig geregistreerd. Indien deze informatie bekend is, moet ze worden vermeld in het NVR.

4.1.12.   Rubriek nr. 12 — Nummer van de toestemming

Slechts in te vullen indien bekend.

4.1.13.   Rubriek nr. 13 — Indienststelling (verplicht)

Indien de exacte datum van indienststelling niet bekend is, wordt een datum bij benadering vermeld.

4.2.   Procedure

De instantie die in het verleden verantwoordelijk was voor de inschrijving van voertuigen moet alle informatie ter beschikking stellen van de NVI of RI van het land waar ze is gevestigd.

Bestaande goederenwagens en passagiersrijtuigen moeten alleen worden geregistreerd in het NVR van de lidstaat waar de voormalige inschrijvingsinstantie was gevestigd.

Indien een bestaand voertuig toegelaten was in verschillende lidstaten, deelt de RI die het voertuig inschrijft, de relevante gegevens mee aan de RI’s van de andere betrokken lidstaten.

De NVI of RI neemt de informatie op in haar NVR.

De NVI en RI deelt alle betrokkenen mee wanneer de informatieoverdracht voltooid is. Minstens de volgende instanties moeten op de hoogte worden gebracht:

de instantie die voordien verantwoordelijk was voor de inschrijving van voertuigen,

de houder,

het Europees Spoorwegbureau.

Aanhangsel 1

BEPERKINGSCODES

1.   BEGINSELEN

Exploitatiebeperkingen (technische kenmerken) die reeds zijn opgenomen in andere voor de NVI’s toegankelijke registers moeten niet worden herhaald in het NVR.

De toelating voor grensoverschrijdend verkeer is gebaseerd op:

de gecodeerde informatie in het voertuignummer,

de alfabetische code, en

de op het voertuig aangebrachte markeringen.

Deze informatie moet derhalve niet worden herhaald in het NVR.

2.   STRUCTUUR

De code is gestructureerd op basis van drie niveaus:

1ste niveau: categorie van de beperking

2de niveau: aard van de beperking

3de niveau: waarde of specificatie.

Beperkingscodes

Cat.

Aard

Waarde

Omschrijving

1

 

 

Technische beperking in verband met de bouw

 

1

Numeriek (3)

Minimale boogstraal in meter

 

2

Beperkingen met betrekking tot spoorstroomkringen

 

3

Numeriek (3)

Snelheidsbeperking in km/u (aangeduid op wagens en rijtuigen, maar niet op locomotieven)

2

 

 

Geografische beperkingen

 

1

Alfanumeriek (3)

Kinematisch omgrenzingsprofiel (zie codes TSI WAG, bijlage C)

 

2

Gecodeerde lijst

Wielstelbreedte

 

 

1

Variabele breedte 1435/1520

 

 

2

Variabele breedte 1435/1668

 

3

Geen B&S-systeem aan boord

 

4

Uitgerust met ERTMS

 

5

Numeriek (3)

Uitgerust met klasse B-systeem (10)

3

 

 

Geografische beperkingen

 

1

Gecodeerde lijst

Klimaatzone EN50125/1999

 

 

1

T1

 

 

2

T2

 

 

3

T3

4

 

 

In de toestemming voor de ingebruikneming vermelde exploitatiebeperkingen

 

1

Tijdsgebonden

 

2

Afhankelijk van de omstandigheden (afgelegde afstand, slijtage enz.)

Aanhangsel 2

STRUCTUUR EN INHOUD VAN HET EIN

Code voor de geharmoniseerde nummering, het Europees Identificatie Nummer (EIN), voor veiligheidscertificaten en andere documenten

Voorbeeld:

I

T

5

1

2

0

0

6

0

0

0

5

Landcode

(2 letters)

Documenttype

(2 cijfers)

Jaar van afgifte

(4 cijfers)

Teller

(4 cijfers)

Veld 1

Veld 2

Veld 3

Veld 4

VELD 1 —   LANDCODE (2 LETTERS)

De gebruikte landencodes zijn die welke officieel zijn bekendgemaakt en bijgewerkt op de website van het Publicatiebureau van de Europese Unie in de interinstitutionele schrijfwijzer (http://publications.eu.int/code/nl/nl-5000600.htm)

Land

Code

Oostenrijk

AT

België

BE

Bulgarije

BG

Cyprus

CY

Tsjechië

CZ

Denemarken

DK

Estland

EE

Finland

FI

Frankrijk

FR

Duitsland

DE

Griekenland

EL

Hongarije

HU

IJsland

IS

Ierland

IE

Italië

IT

Letland

LV

Liechtenstein

LI

Litouwen

LT

Luxemburg

LU

Noorwegen

NO

Malta

MT

Nederland

NL

Polen

PL

Portugal

PT

Roemenië

RO

Slowakije

SK

Slovenië

SI

Spanje

ES

Zweden

SE

Zwitserland

CH

Verenigd Koninkrijk

UK

De code voor multinationale veiligheidsinstanties moet op dezelfde manier worden samengesteld. Op dit moment bestaat er slechts één dergelijke instantie: de Channel Tunnel Safety Authority. De volgende code moet worden gebruikt:

Multinationale veiligheidsinstantie

Code

Intergouvernementele Commissie voor de Kanaaltunnel

CT

VELD 2 —   DOCUMENTTYPE (2 CIJFERS)

Het documenttype wordt aangeduid met twee cijfers:

het eerste cijfer duidt op de algemene classificatie van het document;

het tweede cijfer duidt het subtype aan.

Dit nummeringsysteem kan worden uitgebreid wanneer er andere codes nodig zijn. De hierna voorgestelde lijst bevat alle mogelijke, bekende combinaties van twee cijfers, aangevuld met combinaties voor de toestemming voor de ingebruikneming van voertuigen:

Nummercombinatie voor veld 2

Documenttype

Subtype

[0 1]

Licenties

Licenties voor SO

[0 x]

Licenties

Overige

[1 1]

Veiligheidscertificaat

Deel A

[1 2]

Veiligheidscertificaat

Deel B

[1 x]

Gereserveerd

Gereserveerd

[2 1]

Veiligheidsvergunning

 

[2 2]

Gereserveerd

Gereserveerd

[2 x]

Gereserveerd

Gereserveerd

[3 x]

Gereserveerd, bv. onderhoud van rollend materieel, infrastructuur of overige elementen

 

[4 x]

Gereserveerd voor aangemelde instanties

bv. diverse soorten aangemelde instanties

[5 1] en [5 5] (11)

Toestemming voor de ingebruikneming

Tractievoertuigen

[5 2] en [5 6] (11)

Toestemming voor de ingebruikneming

Getrokken reizigersvoertuigen

[5 3] en [5 7] (11)

Toestemming voor de ingebruikneming

Goederenwagens

[5 4] en [5 8] (11)

Toestemming voor de ingebruikneming

Bijzondere voertuigen

[5 9] (12)

Typekeuring

 

[6 0]

Toestemming voor de ingebruikneming

Subsystemen infrastructuur, energie en baanapparatuur voor besturing en seingeving

[6 1]

Toestemming voor de ingebruikneming

Subsysteem infrastructuur

[6 2]

Toestemming voor de ingebruikneming

Subsysteem energie

[6 3]

Toestemming voor de ingebruikneming

Subsysteem baanapparatuur voor besturing en seingeving

[7 1]

Vergunning machinist

Teller tot en met 9 999

[7 2]

Vergunning machinist

Teller vanaf 10 000 tot en met 19 000

[7 3]

Vergunning machinist

Teller vanaf 20 000 tot en met 29 000

[8 x] … [9 x]

Gereserveerd (2 documenttypes)

Gereserveerd (telkens 10 subtypes)

VELD 3 —   AFGIFTEJAAR (4 CIJFERS)

In dit veld wordt vermeld in welk jaar (in het formaat jjjj, 4 cijfers) de toestemming is afgegeven.

VELD 4 —   TELLER

De teller is een oplopend nummer dat bij elke afgifte telkens met één eenheid wordt verhoogd. Dit geldt voor nieuwe, vernieuwde of aangepaste/gewijzigde vergunningen. Het nummer van een certificaat dat wordt ingetrokken of van een toestemming die wordt geschorst, mag niet opnieuw worden gebruikt.

Elk jaar start de teller vanaf 0.

Aanhangsel 3

SCHRAPPINGSCODES

Code

Wijze van schrapping

Omschrijving

00

Geen

Het voertuig beschikt over een geldige inschrijving.

10

Schorsing van de inschrijving

Zonder opgave van reden

De inschrijving van het voertuig wordt geschorst op verzoek van de eigenaar of houder of bij besluit van de NVI of RI.

11

Schorsing van de inschrijving

Het voertuig wordt bedrijfsklaar gestald als inactieve of strategische reserve.

20

Overdracht van inschrijving

Het voertuig zal opnieuw worden ingeschreven onder een ander nummer of in een ander NVR met het oog op blijvend gebruik op (het gehele of een deel van het) Europese spoornet.

30

Buitendienststelling

Zonder opgave van reden

De inschrijving van het voertuig voor gebruik op het Europese spoorwegnet is verstreken en het voertuig is niet opnieuw ingeschreven.

31

Buitendienststelling

Het voertuig is bestemd voor blijvend gebruik als spoorvoertuig, maar niet op het Europese spoorwegnet.

32

Buitendienststelling

Het voertuig is bestemd voor recuperatie van belangrijke interoperabele componenten/modules/onderdelen of grondige verbouwing.

33

Buitendienststelling

Het voertuig is bestemd voor sloop, verwijdering van materialen (waaronder belangrijke componenten) met het oog op recycling.

34

Buitendienststelling

Het voertuig zal als „historisch rollend materieel” worden ingezet op een gescheiden netwerk of statisch worden tentoongesteld, los van het Europese spoorwegnet.

Gebruik van codes

Indien de reden voor de schrapping niet wordt gespecificeerd, moeten de codes 10, 20 en 30 worden gebruikt om de wijziging van de inschrijvingsstatus te vermelden.

Indien de reden voor de schrapping bekend is, zijn in de NVR-gegevensbank de codes 11, 31, 32, 33 & 34 beschikbaar. Deze codes zijn uitsluitend gebaseerd op de informatie die door de houder of eigenaar wordt meegedeeld aan de RI.

Inschrijvingskwesties

Een voertuig waarvan de inschrijving is geschorst of dat buiten dienst is gesteld, mag met die inschrijvingscode niet worden ingezet op het Europese spoorwegnet.

Om een inschrijving na een schorsing te heractiveren, moet de registratie-instantie de onderzoeken of de oorzaken voor de schorsing zijn weggewerkt.

Een overdracht van registratie onder de voorwaarden van artikel 1 ter van Beschikking 2006/920/EG van de Commissie (13) en artikel 1 ter van Beschikking 2008/231/EG van de Commissie (14) zoals gewijzigd bij Besluit 2010/640/EU (15) bestaat in een nieuwe inschrijving van het voertuig en de daaropvolgende schrapping van de oude inschrijving.

Aanhangsel 4

STANDAARDINSCHRIJVINGSFORMULIER

Image

Image

Image

Aanhangsel 5

VERKLARENDE WOORDENLIJST

Afkorting

Definitie

CCS

Subsysteem besturing en seingeving

GOS

Gemenebest van Onafhankelijke Staten

COTIF

Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer

CR

Conventioneel spoorwegsysteem

DB

Databank

EC

Commissie

EC VVR

Europees centraal virtueel voertuigregister

EIN

Europees Identificatienummer

EN

Euronorm

EVN

Europees voertuignummer

ERA

Europees Spoorwegbureau (ook „het Bureau” genoemd)

ERATV

Europees register van goedgekeurde voertuigentypen

ERTMS

European Rail Traffic Management System

EU

Europese Unie

HS

Hogesnelheidsspoorwegsysteem

OO

Onderzoeksorgaan

ISO

Internationale Organisatie voor Normalisatie

IB

Infrastructuurbeheerder

INF

Infrastructuur

IT

Informatietechnologie

LR

Lokaal register

AI

Aangemelde instantie

NVI

Nationale veiligheidsinstantie

NVR

Nationaal voertuigregister

TSI OPE

TSI Exploitatie en verkeersleiding

OTIF

Intergouvernementele Organisatie voor het Internationale Spoorwegvervoer

RI

Registratie-instantie: bv. de instantie die het NVR beheert

RB

Regelgevende instantie

RIC

Reglement inzake het wederzijdse gebruik van rijtuigen en wagens in internationaal verkeer

RIV

Reglement inzake het wederzijdse gebruik van wagens in internationaal verkeer

RM

Rollend materieel

RSRD (TAF)

Databank met referentiegegevens van rollend materieel (TAF)

SO

Spoorwegonderneming

SEDP (TAF)

Strategisch Europees implementatieplan (TAF)

TSI TAF

TSI Telematicatoepassingen voor het goederenvervoer

TSI

Technische Specificatie inzake Interoperabiliteit

AVE

Afkorting Voertuig Exploitant

AVER

Register van de Afkortingen Voertuig Exploitant

VVR

Virtueel voertuigregister

TSI WAG

TSI Goederenwagens

WIMO (TAF)

Databank voor wagens en intermodaal vervoer (TAF)


(1)  Overeenkomstig de Beschikkingen 2006/920/EG en 2008/231/EG van de Commissie, zoals gewijzigd bij Beschikking 2009/107/EG, wordt hetzelfde nummeringssysteem gebruikt voor zowel hogesnelheids- als conventionele voertuigen.

(2)  Voor overeenkomstig artikel 26 van Richtlijn 2008/57/EG goedgekeurde voertuigtypes.

(3)  Het bij artikel 34 van Richtlijn 2008/57/EG bedoelde register.

(4)  Toestemming afgegeven overeenkomstig hoofdstuk V van Richtlijn 2008/57/EG of toestemming afgegeven overeenkomstig de vergunningsregelingen die vóór de omzetting van Richtlijn 2008/57/EG bestonden.

(5)  De registratie-instantie („RI”) is de instantie die een lidstaat overeenkomstig artikel 33, lid 1, onder b), van Richtlijn 2008/57/EG heeft aangesteld om het NVR te beheren en bij te houden.

(6)  Als bedoeld in het Protocol van Luxemburg betreffende specifieke vraagstukken in verband met rollend materieel voor de spoorwegen bij het Verdrag inzake internationale zekerheidsrechten voor mobiel materieel, dat op 23 februari 2007 in Luxemburg is ondertekend.

(7)  Aan nieuwe voertuigen die in dienst worden genomen voor de AAE, BLS, FNME en GySEV/ROeEE wordt de algemene landcode toegekend.

(8)  PB L 235 van 17.9.1996, blz. 6.

(9)  PB L 110 van 20.4.2001, blz. 1.

(10)  Indien het voertuig met meer dan één klasse B-systeem is uitgerust moet voor elk systeem een individuele code worden aangebracht.

De numerieke code bestaat uit drie tekens, waarbij:

1xx staat voor een voertuig met een signaleringssysteem,

2xx staat voor een voertuig met een radio.

Xx overeenstemt met de numerieke codes van bijlage B bij de TSI CCS.

(11)  Indien binnen één jaar de 4 cijfers die zijn gereserveerd voor veld 4, de „teller”, zijn opgebruikt, worden de eerste twee cijfers van veld 2 als volgt vervangen:

[5 1] wordt [5 5] voor tractievoertuigen,

[5 2] wordt [5 6] voor getrokken reizigersvoertuigen,

[5 3] wordt [5 7] voor goederenwagens,

[5 4] wordt [5 8] voor bijzondere voertuigen.

(12)  De in veld 4 toegewezen cijfers zijn:

van 1 000 tot 1 999 voor tractievoertuigen,

van 2 000 tot 2 999 voor getrokken reizigersvoertuigen,

van 3 000 tot 3 999 voor goederenwagens,

van 4 000 tot 4 999 voor bijzondere voertuigen.

(13)  PB L 359 van 18.12.2006, blz. 1.

(14)  PB L 84 van 26.3.2008, blz. 1.

(15)  PB L 280 van 26.10.2010, blz. 29.