ISSN 1725-2598

doi:10.3000/17252598.L_2011.029.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 29

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

54e jaargang
3 februari 2011


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EU) nr. 87/2011 van de Commissie van 2 februari 2011 tot aanwijzing van het EU-referentielaboratorium voor bijengezondheid, tot vaststelling van aanvullende verantwoordelijkheden en taken van dat laboratorium en tot wijziging van bijlage VII bij Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad

1

 

*

Verordening (EU) nr. 88/2011 van de Commissie van 2 februari 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 452/2008 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de productie en ontwikkeling van statistieken over onderwijs en een leven lang leren, wat betreft statistieken over de onderwijs- en beroepsopleidingstelsels ( 1 )

5

 

 

Verordening (EU) nr. 89/2011 van de Commissie van 2 februari 2011 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

28

 

 

BESLUITEN

 

 

2011/73/EU

 

*

Besluit van de Commissie van 2 februari 2011 tot verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van een myceliumextract van Lentinula edodes (shiitake-paddenstoel) als nieuw voedselingrediënt krachtens Verordening (EG) nr. 258/97 van het Europees Parlement en de Raad (Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 442)

30

 

 

2011/74/EU

 

*

Besluit van de Commissie van 2 februari 2011 tot wijziging van Beschikking 2003/248/EG wat betreft de verlenging van de duur van de tijdelijke afwijkingen van sommige bepalingen van Richtlijn 2000/29/EG van de Raad voor voor opplant bestemde aardbeiplanten (Fragaria L.), met uitzondering van zaden, van oorsprong uit Argentinië (Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 447)

32

 

 

2011/75/EU

 

*

Besluit van de Commissie van 2 februari 2011 tot wijziging van Beschikking 2003/249/EG wat betreft de verlenging van de duur van de tijdelijke afwijkingen van sommige bepalingen van Richtlijn 2000/29/EG van de Raad voor voor opplant bestemde aardbeiplanten (Fragaria L.), met uitzondering van zaden, van oorsprong uit Chili (Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 477)

33

 

 

2011/76/EU

 

*

Besluit van de Commissie van 2 februari 2011 tot verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van een chitine-glucaan van Aspergillus niger als nieuw voedselingrediënt krachtens Verordening (EG) nr. 258/97 van het Europees Parlement en de Raad (Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 480)

34

 

 

IV   Handelingen die vóór 1 december 2009 zijn aangenomen krachtens het EG-Verdrag, het EU-Verdrag en het Euratom-Verdrag

 

*

Besluit van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA nr. 205/09/COL van 8 mei 2009 betreffende de regeling voor tijdelijke herkapitalisatie van fundamenteel gezonde banken om de financiële stabiliteit en de kredietverschaffing aan de reële economie te stimuleren (Noorwegen)

36

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

3.2.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 29/1


VERORDENING (EU) Nr. 87/2011 VAN DE COMMISSIE

van 2 februari 2011

tot aanwijzing van het EU-referentielaboratorium voor bijengezondheid, tot vaststelling van aanvullende verantwoordelijkheden en taken van dat laboratorium en tot wijziging van bijlage VII bij Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn (1), en met name artikel 32, leden 5 en 6,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 882/2004 stelt de algemene taken, verplichtingen en voorschriften vast voor de EU-referentielaboratoria voor levensmiddelen en diervoeders en voor diergezondheid. De EU-referentielaboratoria voor diergezondheid en levende dieren staan vermeld in deel II van bijlage VII bij die verordening.

(2)

Na afronding van een selectieprocedure moet het geselecteerde laboratorium, het Agence Nationale de Sécurité Sanitaire de l'alimentation, de l'environnement et du travail (ANSES), met zijn onderzoekslaboratorium voor bijenziekten in Sophia-Antipolis, Frankrijk, met ingang van 1 april 2011 voor een periode van vijf jaar worden aangewezen tot EU-referentielaboratorium voor bijengezondheid.

(3)

Naast de algemene bevoegdheden en taken zoals vastgelegd in artikel 32, lid 2, van Verordening (EG) nr. 882/2004 moeten bepaalde verantwoordelijkheden en taken die samenhangen met de kenmerken van ziekteverwekkers die de bijengezondheid kunnen aantasten op EU-niveau worden uitgevoerd met het oog op een betere coördinatie. Daarom moeten deze aanvullende specifieke verantwoordelijkheden en taken van het EU-referentielaboratorium voor bijengezondheid worden vastgelegd in deze verordening

(4)

Bijlage VII, deel II, bij Verordening (EG) nr. 882/2004 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het Agence Nationale de Sécurité Sanitaire de l'alimentation, de l'environnement et du travail (ANSES), met zijn onderzoeklaboratorium voor bijenziekten, het Sophia-Antipolis-laboratorium, Frankrijk, wordt voor de periode van 1 april 2011 tot en met 31 maart 2016 aangewezen tot EU-referentielaboratorium voor bijengezondheid.

Bepaalde verantwoordelijkheden en taken van dat laboratorium worden in de bijlage bij deze verordening vermeld.

Artikel 2

In deel II van bijlage VII bij Verordening (EG) nr. 882/2004 wordt het volgende punt 18 toegevoegd:

„18.

EU-referentielaboratorium voor bijengezondheid

Agence Nationale de Sécurité Sanitaire de l'alimentation, de l'environnement et du travail

Laboratoire de Sophia-Antipolis

Les Templiers

105 route des Chappes

BP 111

06902 Sophia-Antipolis

FRANKRIJK”

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 2 februari 2011.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 165 van 30.4.2004, blz. 1.


BIJLAGE

Bepaalde verantwoordelijkheden en taken van het EU-referentielaboratorium voor bijengezondheid

Naast de algemene bevoegdheden en taken van EU-referentielaboratoria in de sector diergezondheid overeenkomstig artikel 32, lid 2, van Verordening (EG) nr. 882/2004 heeft het EU-referentielaboratorium voor bijengezondheid de volgende verantwoordelijkheden en taken:

1.

coördinatie, in overleg met de Commissie, van de in de lidstaten toegepaste methoden voor de diagnose van de betrokken bijenziekten, indien noodzakelijk, en met name:

a)

typering, opslag en, in voorkomend geval, levering van pathogene stammen ter vereenvoudiging van de diagnostiek in de Unie;

b)

typering en antigenische en genomische karakterisering van pathogenen, wanneer relevant en zo nodig, bijvoorbeeld voor epidemiologische follow-ups of de verificatie van een diagnose;

c)

levering van gestandaardiseerde sera en andere referentieagentia aan de nationale referentielaboratoria met het oog op de standaardisering van de in de lidstaten gebruikte tests en reagentia, ingeval serologische tests noodzakelijk zijn;

d)

geregelde organisatie van vergelijkende tests van de diagnoseprocedures op Unieniveau met de nationale referentielaboratoria om informatie over de gebruikte diagnosemethoden en de uitslagen van in de Unie uitgevoerde tests te kunnen verspreiden;

e)

het op peil houden van de expertise op het gebied van de tropilaelapsmijt en de kleine bijenkastkever (Aethina tumida) en andere relevante pathogene stammen om een snelle differentiële diagnose mogelijk te maken;

f)

het bepalen van de identiteit van de causatieve pathogenen, zo nodig in nauwe samenwerking met door de Werelddiergezondheidsorganisatie (OIE) aangewezen regionale referentielaboratoria;

g)

het aanleggen en bijhouden van een actuele verzameling van pathogenen en hun stammen en een actuele verzameling van specifieke sera en andere reagentia tegen pathogenen van bijenziekten indien beschikbaar;

h)

het opmaken van een inventaris van de thans in de verschillende laboratoria gebruikte technieken;

i)

het voorstellen van gestandaardiseerde tests en testprocedures of referentiereagenten voor interne kwaliteitsbewaking;

j)

het adviseren van de Commissie over wetenschappelijke aspecten van de bijengezondheid.

2.

Het EU-referentielaboratorium is verantwoordelijk voor:

a)

actieve steun bij de diagnose van het uitbreken van de betrokken ziekte in lidstaten door isolaten van het toegezonden pathogeen te onderzoeken met het oog op de bevestiging van de diagnose, karakterisering en epizoötiologisch onderzoek en het onverwijld meedelen van de resultaten van de onderzoeken aan de Commissie, de lidstaat en het betrokken nationale referentielaboratorium;

b)

bevorderen van scholing en bij- en nascholing van deskundigen op het gebied van laboratoriumdiagnostiek met het oog op de harmonisatie van de diagnosetechnieken in de Unie;

c)

organiseren van workshops voor de nationale referentielaboratoria zoals opgenomen in het werkprogramma, met inbegrip van scholing van deskundigen uit de lidstaten en eventueel uit derde landen op het gebied van nieuwe analysemethoden;

d)

verlenen van technische bijstand aan de Commissie en op haar verzoek deelnemen aan internationale fora, met name wat betreft de standaardisatie van analysemethoden en de toepassing daarvan;

e)

ontwikkelen van bewakingsactiviteiten en waar mogelijk coördineren van activiteiten die gericht zijn op verbetering van de gezondheidsstatus van bijen in de Unie, met name door:

i)

het uitvoeren van of met de betrokken nationale referentielaboratoria samenwerken bij de uitvoering van validatieonderzoeken voor tests;

ii)

het verlenen van wetenschappelijk advies en technische ondersteuning aan de Commissie en het verzamelen van informatie en rapporten die verband houden met de werkzaamheden van het EU-referentielaboratorium;

iii)

het opstellen en coördineren van een enquête over de verdwijnziekte (Colony Collapse Disorder) om een basisniveau voor de „normale” seizoensgeboden sterfte van bijen vast te stellen;

f)

samenwerken met de betrokken bevoegde laboratoria in derde landen waar deze ziekten heersen, met betrekking tot diagnosemethoden voor bijenziekten;

g)

samenwerken met de betrokken door de OIE aangewezen regionale laboratoria op het gebied van exotische ziekten (tropilaelapsmijt en de kleine bijenkastkever (Aethina tumida) en andere voor de Unie exotische ziekten);

h)

vergelijken en doorgeven aan de Commissie en aan de betrokken nationale referentielaboratoria van informatie over exotische en inheemse ziekten of plagen die in de Unie de kop kunnen opsteken, inclusief de verdwijnziekte.

3.

Het EU-referentielaboratorium is ook verantwoordelijk voor:

a)

het in overleg met de Commissie uitvoeren van experimenten en veldproeven, gericht op een betere bestrijding van specifieke bijenziekten;

b)

het tijdens de jaarlijkse vergadering van de nationale referentielaboratoria evalueren van de testvoorschriften vastgesteld in de gezondheidscode voor landdieren (Terrestrial Animal Health Code) en het handboek inzake normen voor diagnostische tests en vaccins voor landdieren (Manual of Diagnostic Tests and Vaccines for Terrestrial Animals) van de OIE;

c)

het bijstaan van de Commissie bij het evalueren van de aanbevelingen van de OIE in de in de gezondheidscode voor landdieren en het handboek inzake normen voor diagnostische tests en vaccins voor landdieren.


3.2.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 29/5


VERORDENING (EU) Nr. 88/2011 VAN DE COMMISSIE

van 2 februari 2011

tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 452/2008 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de productie en ontwikkeling van statistieken over onderwijs en een leven lang leren, wat betreft statistieken over de onderwijs- en beroepsopleidingstelsels

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 452/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 betreffende de productie en de ontwikkeling van statistieken over onderwijs en een leven lang leren (1), en met name artikel 6, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 452/2008 is een gemeenschappelijk raamwerk voor de systematische productie van Europese statistieken over onderwijs en een leven lang leren voor drie bepaalde deelgebieden vastgesteld, dat met statistische werkzaamheden ten uitvoer moet worden gelegd.

(2)

Er moeten maatregelen worden vastgesteld met het oog op de afzonderlijke statistische werkzaamheden voor de productie van statistieken over de onderwijs- en beroepsopleidingsstelsels van deelgebied 1 van Verordening (EG) nr. 452/2008.

(3)

Bij de productie en verspreiding van Europese statistieken over de onderwijs- en beroepsopleidingsstelsels moeten de nationale en Europese statistische instanties rekening houden met de beginselen van de praktijkcode Europese statistieken, die in de aanbeveling van de Commissie 25 mei 2005 over de onafhankelijkheid, integriteit en verantwoordingsplicht van de nationale en communautaire statistische instanties (2) is bekrachtigd.

(4)

De uitvoeringsmaatregelen voor de productie van statistieken over de onderwijs- en beroepsopleidingsstelsels moeten rekening houden met de potentiële belasting voor onderwijsinstellingen en personen en met de meest recente afspraken tussen het Institute for Statistics van de Unesco (UIS), de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) en de Commissie (Eurostat) over begrippen, definities, gegevensverwerking en de frequentie en termijnen voor de toezending van de resultaten. Dit geldt ook voor de bestandsindeling voor de toezending van gegevens over onderwijsstelsels die beschreven is in de meest recente versie van de gedetailleerde richtsnoeren voor de verzameling van gegevens door de Unesco, de OESO en Eurostat.

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor het Europees statistisch systeem,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp

Deze verordening bevat voorschriften voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 425/2008 wat het verzamelen, toezenden en verwerken van statistische gegevens over de onderwijs- en beroepsopleidingsstelsels in het kader van deelgebied 1 betreft.

Artikel 2

Bestreken thema's en kenmerken

De selectie en de specificaties van de door deelgebied 1 (onderwijs- en beroepsopleidingsstelsels) bestreken thema's, alsook de gedetailleerde lijst van hun kenmerken en uitsplitsingen, zijn beschreven in bijlage I.

Artikel 3

Referentieperioden en toezending van resultaten

1.   De gegevens over inschrijvingen, instromers, personeel, geleerde vreemde talen en klasgrootte hebben betrekking op het schooljaar of academisch jaar, zoals op nationaal niveau vastgesteld (jaar t). De jaarlijkse gegevens over inschrijvingen, instromers, personeel, geleerde vreemde talen en klasgrootte worden ieder jaar uiterlijk op 30 september van het jaar t+2 aan de Commissie (Eurostat) toegezonden. De eerste gegevens die in september 2012 worden toegezonden, betreffen het schooljaar of academisch jaar 2010/2011, zoals op nationaal niveau vastgesteld.

2.   De gegevens over afgestudeerden en diploma's hebben betrekking op het schooljaar of academisch jaar zoals op nationaal niveau vastgesteld (jaar t) of op het kalenderjaar (jaar t+1). De jaarlijkse gegevens over afgestudeerden en diploma's worden ieder jaar uiterlijk op 30 november van het jaar t+2 aan de Commissie (Eurostat) toegezonden. De eerste gegevens die in november 2012 worden toegezonden, betreffen het schooljaar of academisch jaar 2010/2011, zoals op nationaal niveau vastgesteld, of het kalenderjaar 2011.

3.   De gegevens over onderwijsuitgaven hebben betrekking op het begrotingsjaar van de lidstaat, zoals op nationaal niveau vastgesteld (jaar t). De jaarlijkse gegevens over onderwijsuitgaven worden ieder jaar uiterlijk op 30 november van het jaar t+2 aan de Commissie (Eurostat) toegezonden. De eerste gegevens die in november 2012 worden toegezonden, betreffen het begrotingsjaar 2010.

Artikel 4

Voorschriften voor de gegevenskwaliteit en kader voor de kwaliteitsrapportage

1.   De voorschriften voor de gegevenskwaliteit en het kader voor de kwaliteitsrapportage voor de gegevens over de onderwijs- en beroepsopleidingsstelsels zijn opgenomen in bijlage II.

2.   De lidstaten zenden de Commissie (Eurostat) jaarlijks een kwaliteitsverslag overeenkomstig bijlage II. Het eerste verslag betreft gegevensverzamelingsjaar 2012. Het kwaliteitsverslag over de in artikel 3 vermelde referentieperioden wordt uiterlijk op 31 januari van het jaar t+3 aan de Commissie toegezonden. Het eerste kwaliteitsverslag over de in gegevensverzameling van 2012 wordt echter uiterlijk op 31 maart van het jaar t+3 toegezonden.

3.   De lidstaten verkrijgen de vereiste gegevens door het combineren van verschillende bronnen, zoals steekproefenquêtes en administratieve en andere gegevensbronnen.

4.   De lidstaten verstrekken de Commissie (Eurostat) informatie over de methoden waarmee gegevens zijn verkregen uit andere bronnen dan steekproefenquêtes en administratieve gegevensbronnen, zoals bedoeld in lid 3, alsook over de kwaliteit van die gegevens.

Artikel 5

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na de bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2012.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 2 februari 2011.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 145 van 4.6.2008, blz. 227.

(2)  COM(2005) 217 definitief.


BIJLAGE I

Bestreken thema's, gedetailleerde lijst van kenmerken en uitsplitsingen

Tabelnaam en uitsplitsingen

Titel en specificaties

ENRL-Bologna

Aantal ingeschreven studenten naar onderwijsniveau (tertiair niveau), naar geslacht en gedetailleerd onderwijsgebied, gerapporteerd volgens de structuur van de twee cycli van Bologna (bachelor-master) en de doctorsgraad.

Uitsplitsingen

Specificaties

Onderwijsniveau

Aantal studenten dat de Bolognastructuren volgt (dan wel programma's in niet-Europese landen die tot een soortgelijke graad leiden), Aantal studenten dat programma's volgt waarvoor de Bolognastructuren nog niet zijn ingevoerd (volgens ISCED 1997) (dan wel programma's in niet-Europese landen die tot een andere graad leiden)

Bolognastructuren

Programma's van minder dan 3 jaar die echter wel van tertiair niveau worden geacht te zijn en tot de Bolognastructuur worden gerekend (leidend tot een eerste graad), Programma's die tot een bachelorsgraad leiden, 3-4-jarige programma's die tot een eerste graad leiden, Mastergraad met een cumulatieve duur van 4-6 jaar (leidend tot een tweede graad), Lange eerstegraadsprogramma's die tot de Bolognastructuur worden gerekend (met een duur van 5 jaar of meer), PhD- en doctorprogramma's (leidend tot een derde graad of habilitatie).

ISCED-niveaus

ISCED 5A, 3 tot < 5 jaar (leidend tot een eerste graad), ISCED 5A, 5 jaar of meer (leidend tot een eerste graad), ISCED 5A (leidend tot een tweede graad), ISCED 5B (leidend tot een eerste kwalificatie), ISCED 5B (leidend tot een tweede kwalificatie), ISCED 6 (PhD- of doctorsgraad/habilitatie)

Gedetailleerd onderwijsgebied

Fields of education and training manual, versie december 1999

Facultatief


Tabelnaam en uitsplitsingen

Titel en specificaties

ENRL1

Aantal leerlingen/studenten naar onderwijsniveau, oriëntatie van het programma, doel van het programma, intensiteit van de deelname, geslacht en leeftijd

Uitsplitsingen

Specificaties

Onderwijsniveau

ISCED-niveau 0, -niveau 1, -niveau 2, -niveau 3, -niveau 4, -niveau 5, -niveau 6, geen niveau toegekend

Oriëntatie van het programma

ISCED-niveau 3 algemeen, -niveau 3 voorbereidend beroepsonderwijs/beroepsonderwijs, -niveau 4 algemeen, -niveau 4 voorbereidend beroepsonderwijs/beroepsonderwijs

Doel van het programma

ISCED-niveau 3A/B, -niveau 3C, -niveau 4A/B, niveau 4C, -niveau 5A, -niveau 5B

Intensiteit van de deelname

Totaal voltijds en deeltijds, voltijds

Geslacht

Mannelijk, Vrouwelijk

Leeftijd

Jonger dan 3 jaar, 3 t/m 29 jaar uitgedrukt in jaren, 30 t/m 34 jaar, 35 t/m 39 jaar, 40 jaar en ouder, leeftijd onbekend

Verplicht (met uitzondering van kolom 5 betreffende de deelname aan programma's voor jonge kinderen die niet onder ISCED 0 of 1 vallen)


Tabelnaam en uitsplitsingen

Titel en specificaties

ENRL1_Adult

Aantal studenten in volwassenenonderwijsprogramma's vermeld in ENRL1 naar onderwijsniveau, oriëntatie van het programma, intensiteit van de deelname, geslacht en leeftijd

Uitsplitsingen

Specificaties

Onderwijsniveau

ISCED-niveau 1, -niveau 2, -niveau 3, -niveau 4

Oriëntatie van het programma

ISCED-niveau 3 algemeen, -niveau 3 voorbereidend beroepsonderwijs/beroepsonderwijs, -niveau 4 algemeen, -niveau 4 voorbereidend beroepsonderwijs/beroepsonderwijs

Intensiteit van de deelname

Totaal voltijds en deeltijds, voltijds

Geslacht

Mannelijk, Vrouwelijk

Leeftijd

Jonger dan 15 jaar, 15 t/m 29 jaar uitgedrukt in jaren, 30 t/m 34 jaar, 35 t/m 39 jaar, 40 jaar en ouder, leeftijd onbekend

Verplicht


Tabelnaam en uitsplitsingen

Titel en specificaties

ENRL1a

Aantal leerlingen/studenten naar onderwijsniveau, oriëntatie van het programma, doel van het programma, soort instelling, intensiteit van de deelname en geslacht

Uitsplitsingen

Specificaties

Onderwijsniveau

ISCED-niveau 0, -niveau 1, -niveau 2, -niveau 3, -niveau 4, -niveau 5A, -niveau 5B, -niveau 6, geen niveau toegekend

Oriëntatie van het programma

ISCED-niveau 2 algemeen, -niveau 2 voorbereidend beroepsonderwijs, -niveau 2 beroepsonderwijs, -niveau 3 algemeen, -niveau 3 voorbereidend beroepsonderwijs, -niveau 3 beroepsonderwijs, -niveau 4 algemeen, -niveau 4 voorbereidend beroepsonderwijs, -niveau 4 beroepsonderwijs,

Doel van het programma

ISCED-niveau 3A, -niveau 3B, -niveau 3C, -niveau 4A, -niveau 4B, niveau 4C, -niveau 5A eerste graad, -niveau 5A tweede en hogere graden, -niveau 5B eerste kwalificatie, -niveau 5B tweede en hogere kwalificaties.

Intensiteit van de deelname

Totaal voltijds en deeltijds, voltijds, deeltijds, voltijdequivalenten

Totaal voltijds en deeltijds

waarvan: studenten in programma waarin school en werk worden gecombineerd (voor ISCED-niveaus 3 en 4)

Geslacht

Mannelijk, Vrouwelijk

Voltijds

waarvan: studenten in programma waarin school en werk worden gecombineerd (voor ISCED-niveaus 3 en 4)

Geslacht

Mannelijk, Vrouwelijk

Deeltijds

waarvan: studenten in programma waarin school en werk worden gecombineerd (voor ISCED-niveaus 3 en 4)

Voltijdequivalenten

waarvan: studenten in programma waarin school en werk worden gecombineerd (voor ISCED-niveaus 3 en 4)

Soort instelling

Openbare instellingen, Alle particuliere instellingen

Intensiteit van de deelname

Voltijds, Deeltijds, Voltijdequivalenten

Verplicht (met uitzondering van de rijen C5 t/m C12 (betreffende van de overheid afhankelijke particuliere instellingen en onafhankelijke particuliere instellingen) en kolom 5 (betreffende de deelname aan programma's voor jonge kinderen die niet onder ISCED 0 of 1 vallen), die facultatief blijven)


Tabelnaam en uitsplitsingen

Titel en specificaties

ENRL1a_adult

Aantal studenten in volwassenenonderwijsprogramma's vermeld in ENRL1a naar onderwijsniveau, oriëntatie van het programma, soort instelling, intensiteit van de deelname en geslacht

Uitsplitsingen

Specificaties

Onderwijsniveau

ISCED-niveau 0, -niveau 1, -niveau 2, -niveau 3, -niveau 4

Oriëntatie van het programma

ISCED-niveau 2 algemeen, -niveau 2 voorbereidend beroepsonderwijs, -niveau 2 beroepsonderwijs, -niveau 3 algemeen, -niveau 3 voorbereidend beroepsonderwijs, -niveau 3 beroepsonderwijs, -niveau 4 algemeen, -niveau 4 voorbereidend beroepsonderwijs, -niveau 4 beroepsonderwijs

Soort instelling

Openbare instellingen, Alle particuliere instellingen, Van de overheid afhankelijke particuliere instellingen, Onafhankelijke particuliere instellingen

Intensiteit van de deelname

Voltijds, Deeltijds, Voltijdequivalenten

Facultatief


Tabelnaam en uitsplitsingen

Titel en specificaties

ENRL3

Aantal leerlingen en zittenblijvers (ISC 123) in algemene programma's naar onderwijsniveau, geslacht en graad

Uitsplitsingen

Specificaties

Soort student/status van zittenblijver

Aantal leerlingen, Aantal zittenblijvers

Onderwijsniveau

ISCED-niveau 1

Doel van het programma

ISCED-niveau 2 algemeen, -niveau 3 algemeen

Geslacht

Mannelijk, Vrouwelijk

Klas

Eerste klas, tweede klas, derde klas, vierde klas, vijfde klas, zesde klas, zevende klas, achtste klas, negende klas, tiende klas, klas onbekend

Facultatief


Tabelnaam en uitsplitsingen

Titel en specificaties

ENRL4

Aantal leerlingen in eerste klas naar geslacht en leeftijd

Uitsplitsingen

Specificaties

Onderwijsniveau

Eerste klas lagere school (ISCED 1)

Geslacht

Mannelijk, Vrouwelijk

Leeftijdsgroep

jonger dan 4 jaar, 4 t/m 14 jaar uitgedrukt in jaren, 15 jaar en ouder, leeftijd onbekend

Facultatief


Tabelnaam en uitsplitsingen

Titel en specificaties

ENRL5

Aantal studenten (ISC 56) naar onderwijsniveau, doel van het programma, onderwijsgebied en geslacht

Uitsplitsingen

Specificaties

Onderwijsniveau

ISCED-niveau 56

Doel van het programma

ISCED-niveau 5A, -niveau 5B, -niveau 6

Geslacht

Mannelijk, Vrouwelijk

Onderwijsgebied

Onderwijs (ISC 14), Lerarenopleiding (ISC 141), Pedagogiek (ISC 142), Menswetenschappen en kunsten, Kunsten (ISC 21), Menswetenschappen (ISC 22), Sociale en economische wetenschappen en rechten, Sociale en gedragswetenschappen (ISC 31), Journalistiek en voorlichting (ISC 32), Bedrijfs- en bestuurskunde (ISC 34), Rechten (ISC 38), Natuurwetenschappen, Levenswetenschappen (ISC 42), Natuurwetenschappen (ISC 44), Wiskunde en statistiek (ISC 46), Informatica (ISC 48), Technische wetenschappen en bouwkunde, Ingenieursopleiding (ISC 52), Fabricage en verwerking (ISC 54), Architectuur en bouwkunde (ISC 58), Landbouwkunde, Landbouw-, bosbouw- en visserijkunde (ISC 62), Diergeneeskunde (ISC 64), Gezondheid en welzijn, Gezondheidswetenschappen (ISC 72), Sociale dienstverlening (ISC 76), Dienstverlening, Persoonlijke dienstverlening (ISC 81), Vervoersdiensten (ISC 84), Milieubescherming (ISC 85), Veiligheidsdiensten (ISC 86), Niet bekend of niet gespecificeerd.

Verplicht


Tabelnaam en uitsplitsingen

Titel en specificaties

ENRL6

Aantal mobiele en buitenlandse studenten (ISCED 5 en 6) naar onderwijsniveau, doel van het programma en onderwijsgebied

Uitsplitsingen

Specificaties

Soort student

Mobiele en buitenlandse studenten

Onderwijsniveau

ISCED-niveau 5 en 6

Doel van het programma

SCED-niveau 5A, -niveau 5B, -niveau 6

Onderwijsgebied

Onderwijs (ISC 14), Lerarenopleiding (ISC 141), Pedagogiek (ISC 142), Menswetenschappen en kunsten, Kunsten (ISC 21), Menswetenschappen (ISC 22), Sociale en economische wetenschappen en rechten, Sociale en gedragswetenschappen (ISC 31), Journalistiek en voorlichting (ISC 32), Bedrijfs- en bestuurskunde (ISC 34), Rechten (ISC 38), Natuurwetenschappen, Levenswetenschappen (ISC 42), Natuurwetenschappen (ISC 44), Wiskunde en statistiek (ISC 46), Informatica (ISC 48), Technische wetenschappen en bouwkunde, Ingenieursopleiding (ISC 52), Fabricage en verwerking (ISC 54), Architectuur en bouwkunde (ISC 58), Landbouwkunde, Landbouw-, bosbouw- en visserijkunde (ISC 62), Diergeneeskunde (ISC 64), Gezondheid en welzijn, Gezondheidswetenschappen (ISC 72), Sociale dienstverlening (ISC 76), Dienstverlening, Persoonlijke dienstverlening (ISC 81), Vervoersdiensten (ISC 84), Milieubescherming (ISC 85), Veiligheidsdiensten (ISC 86), Niet bekend of niet gespecificeerd.

Facultatief


Tabelnaam en uitsplitsingen

Titel en specificaties

ENRL7

Aantal mobiele en buitenlandse studenten naar onderwijsniveau, doel van het programma, EU-staatsburger/geen EU- staatsburger en geslacht

Uitsplitsingen

Specificaties

Soort student

Mobiele studenten naar oorsprong in EU-lidstaten, in niet-EU-lidstaten en oorsprong onbekend

Onderwijsniveau

ISCED-niveau 5, -niveau 6, geen niveau toegekend

Doel van het programma

ISCED-niveau 5A eerste graad, -niveau 5A tweede en hogere graden, -niveau 5B eerste kwalificatie, -niveau 5B tweede en hogere kwalificaties.

Geslacht

Mannelijk, Vrouwelijk

Soort student

Studenten die geen staatsburger in het rapporterende land zijn

waarvan studenten die staatsburger van EU-lidstaten zijn

waarvan studenten die staatsburger van niet-EU-lidstaten zijn

waarvan studenten met onbekend staatsburgerschap

Onderwijsniveau

ISCED-niveau 0, -niveau 1, -niveau 2, -niveau 3, -niveau 4, -niveau 5, -niveau 6, geen niveau toegekend

Doel van het programma

ISCED-niveau 5A eerste graad, -niveau 5A tweede en hogere graden, -niveau 5B eerste kwalificatie, -niveau 5B tweede en hogere kwalificaties.

Geslacht

Mannelijk, Vrouwelijk

Facultatief


Tabelnaam en uitsplitsingen

Titel en specificaties

ENRL8

Aantal studenten (ISCED 5/6) naar onderwijsniveau, doel van het programma, land van staatsburgerschap

Uitsplitsingen

Specificaties

Soort student

Alle studenten

Onderwijsniveau

ISCED-niveau 5, ISCED-niveau 6

Doel van het programma

ISCED-niveau 5A, -niveau 5B

Land van staatsburgerschap

De standaardcodes voor statistisch gebruik voor landen en gebieden zijn de geldende codes die de statistische afdeling van de Verenigde Naties heeft vastgesteld (internationale norm ISO 3166-1), m49alpha.

Verplicht


Tabelnaam en uitsplitsingen

Titel en specificaties

ENRL9

Aantal studenten (ISC 5/6) naar onderwijsniveau, doel van het programma en land van oorsprong (gewone verblijfplaats en/of plaats van eerder onderwijs)

Uitsplitsingen

Specificaties

Soort student

Studenten naar land van oorsprong

Onderwijsniveau

ISCED-niveau 6

Doel van het programma

ISCED-niveau 5A, -niveau 5B

Land of gebied van gewone verblijfplaats

De standaardcodes voor statistisch gebruik voor landen en gebieden zijn de geldende codes of van eerder onderwijs die de statistische afdeling van de Verenigde Naties heeft vastgesteld (internationale norm ISO 3166-1), m49alpha.

Facultatief


Tabelnaam en uitsplitsingen

Titel en specificaties

ENTR1

Jaarlijkse instroom naar onderwijsniveau en doel van het programma

Uitsplitsingen

Specificaties

Onderwijsniveau

Hoger secundair ISCED 3, Postsecundair niet-tertiair ISCED 4, Tertiair

Doel van het programma

ISCED-5A, ISCED-5B, ISCED-6

Soort student

Nieuwe instromers (eerstejaarsstudenten), herinstromers, herinschrijvers (ouderejaarsstudenten)

Nieuwe instromers

Met eerder onderwijs op tertiair niveau, Zonder eerder onderwijs op tertiair niveau

Facultatief


Tabelnaam en uitsplitsingen

Titel en specificaties

ENTR2

Aantal nieuwe instromers naar onderwijsniveau, geslacht en leeftijd

Uitsplitsingen

Specificaties

Onderwijsniveau

Hoger secundair (ISCED-niveau 3), Postsecundair niet-tertiair (ISCED 4), Tertiair

Doel van het programma

ISCED-niveau 5A, -niveau 5B, -niveau 6

Geslacht

Mannelijk, Vrouwelijk

Leeftijd

Jonger dan 14 jaar, 14 t/m 29 jaar uitgedrukt in jaren, 30 t/m 34 jaar, 35 t/m 39 jaar, 40 jaar en ouder, leeftijd onbekend

Verplicht met uitzondering van de kolommen 1 en 2 (betreffende ISCED-niveaus 3 en 4), die facultatief zijn.


Tabelnaam en uitsplitsingen

Titel en specificaties

ENTR3

Aantal nieuwe instromers naar onderwijsniveau, geslacht en onderwijsgebied

Uitsplitsingen

Specificaties

Onderwijsniveau

Tertiair

Doel van het programma

ISCED-niveau 5A, -niveau 5B, -niveau 6

Geslacht

Mannelijk, Vrouwelijk

Onderwijsgebied

Onderwijs (ISC 14), Lerarenopleiding (ISC 141), Pedagogiek (ISC 142), Menswetenschappen en kunsten, Kunsten (ISC 21), Menswetenschappen (ISC 22), Sociale en economische wetenschappen en rechten, Sociale en gedragswetenschappen (ISC 31), Journalistiek en voorlichting (ISC 32), Bedrijfs- en bestuurskunde (ISC 34), Rechten (ISC 38), Natuurwetenschappen, Levenswetenschappen (ISC 42), Natuurwetenschappen (ISC 44), Wiskunde en statistiek (ISC 46), Informatica (ISC 48), Technische wetenschappen en bouwkunde, Ingenieursopleiding (ISC 52), Fabricage en verwerking (ISC 54), Architectuur en bouwkunde (ISC 58), Landbouwkunde, Landbouw-, bosbouw- en visserijkunde (ISC 62), Diergeneeskunde (ISC 64), Gezondheid en welzijn, Gezondheidswetenschappen (ISC 72), Sociale dienstverlening (ISC 76), Dienstverlening, Persoonlijke dienstverlening (ISC 81), Vervoersdiensten (ISC 84), Milieubescherming (ISC 85), Veiligheidsdiensten (ISC 86), Niet bekend of niet gespecificeerd.

Verplicht


Tabelnaam en uitsplitsingen

Titel en specificaties

GRAD-Bologna

Aantal afgestudeerden en diploma's (tertiair niveau) naar geslacht en gedetailleerd onderwijsgebied, gerapporteerd volgens de structuur van de twee cycli van Bologna (bachelor-master) en de doctorsgraad.

Uitsplitsingen

Specificaties

Onderwijsniveau

Aantal afgestudeerden en diploma's volgens de Bolognastructuren (dan wel in programma's in niet-Europese landen die tot een soortgelijke graad leiden), Aantal afgestudeerden en diploma's in programma's waarvoor de Bolognastructuren nog niet zijn ingevoerd (volgens ISCED 1997) (dan wel in programma's in niet-Europese landen die tot een andere graad leiden)

Bolognastructuren

Graden met een duur van minder dan 3 jaar die echter wel van tertiair niveau worden geacht te zijn en tot de Bolognastructuur worden gerekend (leidend tot een eerste graad), Bachelorsgraad met een duur van 3-4-jaar leidend tot een eerste graad, Mastergraad met een cumulatieve duur van 4-6 jaar (leidend tot een tweede graad), Lange eerste graad die tot de Bolognastructuur wordt gerekend (met een duur van 5 jaar of meer), PhD- en doctorsgraad.

ISCED-niveaus

ISCED 5A eerste graad 3 tot < 5 jaar, ISCED 5A eerste graad 5 jaar of meer, ISCED 5A (leidend tot een tweede graad), ISCED 5B (leidend tot een eerste kwalificatie), ISCED 5B (leidend tot een tweede kwalificatie), ISCED 6 (PhD- of doctorsgraad/habilitatie)

Gedetailleerd onderwijsgebied

Fields of education and training manual, versie december 1999

Facultatief


Tabelnaam en uitsplitsingen

Titel en specificaties

GRAD1

Aantal afgestudeerden (ISCED 3/4) naar onderwijsniveau, doel van het programma, oriëntatie van het programma, soort instelling, geslacht en mobiele en buitenlandse studenten naar geslacht

Uitsplitsingen

Specificaties

Soort afgestudeerde

Afgestudeerden die in het rapporterende land buitenlandse staatsburgers zijn, Afgestudeerden die in het rapporterende land mobiele studenten zijn

Onderwijsniveau

Hoger secundair (ISCED 3), Postsecundair niet-tertiair ISCED 4

Doel van het programma

ISCED-niveau 3A , -niveau 3B, -niveau 3C waarvan de duur vergelijkbaar is met die van typische 3A- of 3B-programma's, -niveau 3C waarvan de duur korter is dan die van typische 3A- of 3B-programma's, ISCED-niveau 4A , -niveau 4B, -niveau 4C.

Oriëntatie van het programma

ISCED-niveau 3 algemeen, -niveau 3 voorbereidend beroepsonderwijs, -niveau 3 beroepsonderwijs, ISCED-niveau 4 algemeen, -niveau 4 voorbereidend beroepsonderwijs, -niveau 4 beroepsonderwijs

Geslacht

Mannelijk, Vrouwelijk

Soort afgestudeerde/mobiel

Afgestudeerden met oorsprong buiten het rapporterende land

Onderwijsniveau

Hoger secundair (ISCED 3), Postsecundair niet-tertiair ISCED 4

Doel van het programma

ISCED-niveau 3A , -niveau 3B, -niveau 3C waarvan de duur vergelijkbaar is met die van typische 3A- of 3B-programma's, -niveau 3C waarvan de duur korter is dan die van typische 3A- of 3B-programma's

Oriëntatie van het programma

ISCED-niveau 3 algemeen, -niveau 3 voorbereidend beroepsonderwijs, -niveau 3 beroepsonderwijs, -niveau 4 algemeen, -niveau 4 voorbereidend beroepsonderwijs, -niveau 4 beroepsonderwijs

Geslacht

Mannelijk, Vrouwelijk

Soort instelling

Openbare instellingen, Alle particuliere instellingen

Geslacht

Mannelijk, Vrouwelijk

Onderwijsniveau

Hoger secundair (ISCED 3), Postsecundair niet-tertiair ISCED 4

Doel van het programma

ISCED-niveau 3A, -niveau 3B, -niveau 3C waarvan de duur vergelijkbaar is met die van typische 3A- of 3B-programma's, -niveau 3C waarvan de duur korter is dan die van typische 3A- of 3B-programma's

Oriëntatie van het programma

ISCED-niveau 3 algemeen, -niveau 3 voorbereidend beroepsonderwijs, -niveau 3 beroepsonderwijs, -niveau 4 algemeen, -niveau 4 voorbereidend beroepsonderwijs, -niveau 4 beroepsonderwijs

Facultatief


Tabelnaam en uitsplitsingen

Titel en specificaties

GRAD2

Aantal afgestudeerden (ISCED 3 en 4) naar onderwijsniveau, doel van het programma, oriëntatie van het programma, leeftijd en geslacht

Uitsplitsingen

Specificaties

Onderwijsniveau

Hoger secundair (ISCED 3), Postsecundair niet-tertiair ISCED 4

Soort afgestudeerde

Alle afgestudeerden, Voor het eerst afgestudeerden

Doel van het programma

ISCED-niveau 3A , -niveau 3B, -niveau 3C waarvan de duur vergelijkbaar is met die van typische 3A- of 3B-programma's, -niveau 3C waarvan de duur korter is dan die van typische 3A- of 3B-programma's, Voor het eerst afgestudeerden ISCED 3A en 3B, Voor het eerst afgestudeerden ISCED 3A, 3B en 3C waarvan de duur vergelijkbaar is met die van typische 3A- of 3B- programma's, ISCED-niveau 4A, -niveau 4B, -niveau 4C.

Oriëntatie van het programma

ISCED-niveau 3 algemeen, -niveau 3 voorbereidend beroepsonderwijs, -niveau 3 beroepsonderwijs, ISCED-niveau 4 algemeen, -niveau 4 voorbereidend beroepsonderwijs, -niveau 4 beroepsonderwijs

Geslacht

Mannelijk, Vrouwelijk

Leeftijd

Jonger dan 11 jaar, 11 t/m 29 jaar uitgedrukt in jaren, 30 t/m 34 jaar, 35 t/m 39 jaar, 40 jaar en ouder, leeftijd onbekend

Verplicht


Tabelnaam en uitsplitsingen

Titel en specificaties

GRAD3

Aantal afgestudeerden (ISCED 5 en 6) naar onderwijsniveau, doel van het programma, cumulatieve duur, soort instelling, geslacht en mobiele en buitenlandse studenten naar geslacht

Uitsplitsingen

Specificaties

Soort afgestudeerde/oorsprong

Afgestudeerden die in het rapporterende land mobiele studenten zijn

Onderwijsniveau

ISCED-niveau 5A, -niveau 5B, -niveau 6

Doel van het programma

ISCED-niveau 5A eerste graad naar cumulatieve duur, -niveau 5A tweede en hogere graden naar cumulatieve duur, -niveau 5B eerste kwalificatie naar cumulatieve duur, -niveau 5B tweede en hogere kwalificaties naar cumulatieve duur, -niveau 6 PhD- of doctorsgraad, -niveau 6 habilitatie

Cumulatieve duur

ISCED-niveau 5A eerste graad 3 tot < 5 jaar, -niveau 5A eerste graad 5-6 jaar, niveau 5A eerste graad meer dan 6 jaar, niveau 5A tweede en hogere graden minder dan 5 jaar, niveau 5A tweede en hogere graden minder dan 5-6 jaar, niveau 5A tweede en hogere graden meer dan 6 jaar, ISCED-niveau 5A eerste graad 3 tot < 5 jaar, -niveau 5A eerste graad 5-6 jaar, niveau 5A eerste graad meer dan 6 jaar, niveau 5B eerste kwalificatie 2 tot < 3 jaar, niveau 5B eerste kwalificatie 3 tot < 5 jaar, niveau 5B eerste kwalificatie meer dan 5 jaar, niveau 5B tweede en hogere kwalificaties 3 tot < 5 jaar, niveau 5B tweede en hogere kwalificaties 5 jaar of meer

Geslacht

Mannelijk, Vrouwelijk

Soort afgestudeerde/staatsburgerschap

Afgestudeerden die in het rapporterende land buitenlandse staatsburgers zijn

Onderwijsniveau

ISCED-niveau 5A, -niveau 5B, -niveau 6

Doel van het programma

ISCED-niveau 5A eerste graad naar cumulatieve duur, -niveau 5A tweede en hogere graden naar cumulatieve duur, -niveau 5B eerste kwalificatie naar cumulatieve duur, -niveau 5B tweede en hogere kwalificaties naar cumulatieve duur, -niveau 6 PhD- of doctorsgraad, -niveau 6 habilitatie

Cumulatieve duur

ISCED-niveau 5A eerste graad 3 tot < 5 jaar, -niveau 5A eerste graad 5-6 jaar, niveau 5A eerste graad meer dan 6 jaar, niveau 5A tweede en hogere graden minder dan 5 jaar, niveau 5A tweede en hogere graden minder dan 5-6 jaar, niveau 5A tweede en hogere graden meer dan 6 jaar, ISCED-niveau 5A eerste graad 3 tot < 5 jaar, -niveau 5A eerste graad 5-6 jaar, niveau 5A eerste graad meer dan 6 jaar, niveau 5B eerste kwalificatie 2 tot < 3 jaar, niveau 5B eerste kwalificatie 3 tot < 5 jaar, niveau 5B eerste kwalificatie meer dan 5 jaar, niveau 5B tweede en hogere kwalificaties 3 tot < 5 jaar, niveau 5B tweede en hogere kwalificaties 5 jaar of meer

Geslacht

Mannelijk, Vrouwelijk

Soort instelling

Openbare instellingen, Alle particuliere instellingen

Onderwijsniveau

ISCED-niveau 5A, -niveau 5B, -niveau 6

Doel van het programma

ISCED-niveau 5A eerste graad naar cumulatieve duur, -niveau 5A tweede en hogere graden naar cumulatieve duur, -niveau 5B eerste kwalificatie naar cumulatieve duur, -niveau 5B tweede en hogere kwalificaties naar cumulatieve duur, -niveau 6 PhD- of doctorsgraad, -niveau 6 habilitatie

Cumulatieve duur

ISCED-niveau 5A eerste graad 3 tot < 5 jaar, -niveau 5A eerste graad 5-6 jaar, niveau 5A eerste graad meer dan 6 jaar, niveau 5A tweede en hogere graden minder dan 5 jaar, niveau 5A tweede en hogere graden minder dan 5-6 jaar, niveau 5A tweede en hogere graden meer dan 6 jaar, ISCED-niveau 5A eerste graad 3 tot < 5 jaar, -niveau 5A eerste graad 5-6 jaar, niveau 5A eerste graad meer dan 6 jaar, niveau 5B eerste kwalificatie 2 tot < 3 jaar, niveau 5B eerste kwalificatie 3 tot < 5 jaar, niveau 5B eerste kwalificatie meer dan 5 jaar, niveau 5B tweede en hogere kwalificaties 3 tot < 5 jaar, niveau 5B tweede en hogere kwalificaties 5 jaar of meer

Geslacht

Mannelijk, Vrouwelijk

Facultatief


Tabelnaam en uitsplitsingen

Titel en specificaties

GRAD4

Aantal afgestudeerden (ISCED 5 en 6) naar onderwijsniveau, doel van het programma, cumulatieve duur, leeftijd en geslacht

Uitsplitsingen

Specificaties

Onderwijsniveau

Alle ISCED 5- en 6-afgestudeerden: ISCED 5A, ISCED 5B, ISCED 6. Voor het eerst afgestudeerden (zonder dubbeltelling): ISCED 5A, ISCED 5B

Doel van het programma

ISCED-niveau 5A eerste graad naar cumulatieve duur, -niveau 5A tweede en hogere graden naar cumulatieve duur, -niveau 5B eerste kwalificatie naar cumulatieve duur, -niveau 5B tweede en hogere kwalificaties naar cumulatieve duur, -niveau 6 PhD- of doctorsgraad, -niveau 6 habilitatie, Voor het eerst afgestudeerden (zonder dubbeltelling) ISCED 5A totaal naar cumulatieve duur, ISCED 5B totaal

Cumulatieve duur

ISCED-niveau 5A eerste graad 3 tot < 5 jaar, -niveau 5A eerste graad 5-6 jaar, niveau 5A eerste graad meer dan 6 jaar, niveau 5A tweede en hogere graden minder dan 5 jaar, niveau 5A tweede en hogere graden minder dan 5-6 jaar, niveau 5A tweede en hogere graden meer dan 6 jaar, ISCED-niveau 5A eerste graad 3 tot < 5 jaar, -niveau 5A eerste graad 5-6 jaar, niveau 5A eerste graad meer dan 6 jaar, niveau 5B eerste kwalificatie 2 tot < 3 jaar, niveau 5B eerste kwalificatie 3 tot < 5 jaar, niveau 5B eerste kwalificatie meer dan 5 jaar, niveau 5B tweede en hogere kwalificaties 3 tot < 5 jaar, niveau 5B tweede en hogere kwalificaties 5 jaar of meer, Voor het eerst afgestudeerden (zonder dubbeltelling) ISCED 5A 3 tot < 5 jaar, Voor het eerst afgestudeerden (zonder dubbeltelling) ISCED 5A 5-6 jaar, Voor het eerst afgestudeerden (zonder dubbeltelling) ISCED 5A meer dan 6 jaar

Geslacht

Mannelijk, Vrouwelijk

Leeftijd

Jonger dan 15 jaar, 15 t/m 29 jaar uitgedrukt in jaren, 30 t/m 34 jaar, 35 t/m 39 jaar, 40 jaar en ouder, leeftijd onbekend

Verplicht


Tabelnaam en uitsplitsingen

Titel en specificaties

GRAD5

Aantal diploma's naar onderwijsniveau, oriëntatie van het programma, geslacht en onderwijsgebied

Uitsplitsingen

Specificaties

Onderwijsniveau

ISCED-niveau 3, -niveau 4, -niveau 5A, -niveau 5B, -niveau 6

Oriëntatie van het programma

ISCED-niveau 3 kwalificaties van beroepsonderwijs/voorbereidend beroepsonderwijs, -niveau 4 kwalificaties van beroepsonderwijs/voorbereidend beroepsonderwijs, -niveau 5A eerste graad 3 tot <5 jaar, -niveau 5A eerste graad 5-6 jaar, -niveau 5A eerste graad meer dan 6 jaar, -niveau 5A tweede en hogere graden, -niveau 5B eerste kwalificatie, -niveau 5B tweede en hogere kwalificaties, -niveau 6 PhD- of doctorsgraad, -niveau 6 habilitatie

Geslacht

Mannelijk, Vrouwelijk

Onderwijsgebied

Onderwijs (ISC 14), Lerarenopleiding (ISC 141), Pedagogiek (ISC 142), Menswetenschappen en kunsten, Kunsten (ISC 21), Menswetenschappen (ISC 22), Sociale en economische wetenschappen en rechten, Sociale en gedragswetenschappen (ISC 31), Journalistiek en voorlichting (ISC 32), Bedrijfs- en bestuurskunde (ISC 34), Rechten (ISC 38), Natuurwetenschappen, Levenswetenschappen (ISC 42), Natuurwetenschappen (ISC 44), Wiskunde en statistiek (ISC 46), Informatica (ISC 48), Technische wetenschappen en bouwkunde, Ingenieursopleiding (ISC 52), Fabricage en verwerking (ISC 54), Architectuur en bouwkunde (ISC 58), Landbouwkunde, Landbouw-, bosbouw- en visserijkunde (ISC 62), Diergeneeskunde (ISC 64), Gezondheid en welzijn, Gezondheidswetenschappen (ISC 72), Sociale dienstverlening (ISC 76), Dienstverlening, Persoonlijke dienstverlening (ISC 81), Vervoersdiensten (ISC 84), Milieubescherming (ISC 85), Veiligheidsdiensten (ISC 86), Niet bekend of niet gespecificeerd.

Verplicht


Tabelnaam en uitsplitsingen

Titel en specificaties

Gemiddelde duur

Gemiddelde duur van tertiair onderwijs

Uitsplitsingen

Specificaties

Onderwijsniveau

ISCED tertiair niveau, ISCED-niveau 6

Oriëntatie van het programma

ISCED-niveau 5A, -niveau 5B, -niveau 5A/6

Duur volgens benaderingsformule

(vooraf gedefinieerd)

Duur volgens de kettingmethode

Voorwaardelijke kans op nul uitvallers tijdens eerste studiejaar, Voorwaardelijke kans op overgang van eerste naar tweede studiejaar, Voorwaardelijke kans op overgang van tweede naar derde studiejaar, Voorwaardelijke kans op overgang van derde naar vierde studiejaar, Voorwaardelijke kans op overgang van vierde naar vijfde studiejaar, Voorwaardelijke kans op overgang van vijfde naar zesde studiejaar, Voorwaardelijke kans op overgang van zesde naar zevende studiejaar, Voorwaardelijke kans op overgang van zevende naar achtste studiejaar, Voorwaardelijke kans op overgang van achtste naar negende studiejaar, Voorwaardelijke kans op overgang van negende naar tiende studiejaar, Voorwaardelijke kans op overgang van tiende naar elfde studiejaar

Facultatief. Om de drie jaar te verzamelen.


Tabelnaam en uitsplitsingen

Titel en specificaties

Percentage afgestudeerden

Enquête 2009 om het percentage afgestudeerden in het tertiair onderwijs voor binnen- en buitenlandse studenten te schatten

Uitsplitsingen

Specificaties

Eerste diploma

 

Cumulatieve duur

ISCED-niveau 5A eerste graad 3 tot < 5 jaar, -niveau 5A eerste graad 5-6 jaar, niveau 5A eerste graad meer dan 6 jaar, niveau 5A tweede en hogere kwalificatie (zonder dubbeltelling), niveau 5B eerste kwalificatie 2 tot <3 jaar, niveau 5B eerste kwalificatie 3 tot < 5 jaar, niveau 5B eerste kwalificatie meer dan 5 jaar, niveau 5B eerste en tweede kwalificatie (zonder dubbeltelling)

Overgangen tussen tertiaire programma's van type A en type B

Overgang van 5A- naar 5B-programma's, Overgang van 5B- naar 5A-programma's

Aantal afgestudeerden

Aantal instromers in een 5A-programma dat er niet in is geslaagd een eerste 5A-graad met succes af te ronden maar is overgestapt op een 5B-programma en met succes een eerste 5B-graad heeft afgerond, Aantal afgestudeerden van tertiair onderwijs van type A dat daarna aan een 5B-programma zal beginnen en met succes een eerste 5B-graad zal afronden, Aantal instromers in een 5B-programma dat er niet in is geslaagd een eerste 5B-graad met succes af te ronden maar is overgestapt op een 5A-programma en met succes een eerste 5A-graad heeft afgerond, Aantal afgestudeerden van tertiair onderwijs van type B dat daarna aan een 5A-programma zal beginnen en met succes een eerste 5A-graad zal afronden

Intensiteit van de deelname

Totaal voltijds en deeltijds, Voltijds, Deeltijds

Percentage afgestudeerden

(vooraf gedefinieerd)

Facultatief. Om de drie jaar te verzamelen.


Tabelnaam en uitsplitsingen

Titel en specificaties

Class1

Gemiddelde klasgrootte naar onderwijsniveau en naar soort instelling

Uitsplitsingen

Specificaties

Onderwijsniveau

Primair onderwijs (ISC 1), Lager secundair onderwijs (ISC 2)

Soort instelling

Openbare instellingen, Van de overheid afhankelijke particuliere instellingen, Onafhankelijke particuliere instellingen

Gemiddelde klasgrootte

Aantal leerlingen, Aantal klassen

Facultatief


Tabelnaam en uitsplitsingen

Titel en specificaties

PERS_ENRL2

Aantal leerlingen/studenten met dekking aangepast aan statistieken over onderwijspersoneel naar onderwijsniveau, oriëntatie van het programma, doel van het programma, soort instelling en studiewijze

Uitsplitsingen

Specificaties

Onderwijsniveau

ISCED-niveau 0, -niveau 1, -niveau 2, -niveau 3, -niveau 4, -niveau 5/6, geen niveau toegekend

Oriëntatie van het programma

ISCED-niveau 1, -niveau 2, -niveau 3 algemeen, -niveau 3 voorbereidend beroepsonderwijs en beroepsonderwijs, -niveau 4 algemeen, -niveau 4 voorbereidend beroepsonderwijs en beroepsonderwijs, -niveau 5B, -niveau 5A/6

Oriëntatie/locatie van het programma

ISCED-niveau 3 voorbereidend beroepsonderwijs en beroepsonderwijs op school, -niveau 3 voorbereidend beroepsonderwijs en beroepsonderwijs op school en op de werkplek, -niveau 4 voorbereidend beroepsonderwijs en beroepsonderwijs op school, -niveau 4 voorbereidend beroepsonderwijs en beroepsonderwijs op school en op de werkplek

Soort instelling

Openbare instellingen, Alle particuliere instellingen

Studiewijze

Voltijds, Deeltijds, Voltijdequivalenten

Verplicht. De rijen C4-C9 betreffende van de overheid afhankelijke particuliere instellingen en onafhankelijke particuliere instellingen zijn facultatief. De kolommen 9-10 (betreffende ISCED-niveau 3 beroepsonderwijs en voorbereidend beroepsonderwijs op school, respectievelijk op school en op de werkplek), 14-15 (betreffende ISCED-niveau 4 beroepsonderwijs en voorbereidend beroepsonderwijs op school, respectievelijk op school en op de werkplek) zijn facultatief.


Tabelnaam en uitsplitsingen

Titel en specificaties

PERS1

Leraren die voor de klas staan (ISCED 0-4) en academisch personeel (ISCED 5-6) naar onderwijsniveau, oriëntatie van het programma, geslacht, leeftijd, soort instelling en arbeidspositie

Uitsplitsingen

Specificaties

Onderwijsniveau

ISCED-niveau 0, -niveau 1, -niveau 2, -niveau 3, -niveau 4, -niveau 5 en 6, geen niveau toegekend

Oriëntatie van het programma

ISCED-niveau 3 algemeen, -niveau 3 voorbereidend beroepsonderwijs en beroepsonderwijs op school, -niveau 3 voorbereidend beroepsonderwijs en beroepsonderwijs op school en op de werkplek, -niveau 4 algemeen, -niveau 4 voorbereidend beroepsonderwijs en beroepsonderwijs op school, -niveau 4 voorbereidend beroepsonderwijs en beroepsonderwijs op school en op de werkplek, niveau 5B, -niveau 5A en 6

Geslacht

Mannelijk, Vrouwelijk

Leeftijd

Jonger dan 25, 25 t/m 29 jaar, 30 t/m 34 jaar, 35 t/m 39 jaar, 40 t/m 44 jaar, 45 t/m 49 jaar, 50 t/m 54 jaar, 55 t/m 59 jaar, 60 t/m 64 jaar, 65 jaar en ouder, leeftijd onbekend

Arbeidspositie

Voltijds, Deeltijds, Voltijdequivalenten

Geslacht

Mannelijk, Vrouwelijk

Soort instelling

Openbare instellingen, Alle particuliere instellingen

Arbeidspositie

Voltijds, Deeltijds, Voltijdequivalenten

Verplicht. De rijen A54-A61 betreffende van de overheid afhankelijke particuliere instellingen en onafhankelijke particuliere instellingen zijn facultatief. De kolommen 9-10 (betreffende ISCED-niveau 3 beroepsonderwijs en voorbereidend beroepsonderwijs op school, respectievelijk op school en op de werkplek), 14-15 (betreffende ISCED-niveau 4 beroepsonderwijs en voorbereidend beroepsonderwijs op school, respectievelijk op school en op de werkplek) zijn facultatief (beide voor de rijen A1-A36).


Tabelnaam en uitsplitsingen

Titel en specificaties

PERS2

Managementpersoneel op schoolniveau en onderwijsassistenten op ISCED-niveaus 0, 1, 2 en 3

Uitsplitsingen

Specificaties

Onderwijsniveau

ISCED-niveau 0, -niveau 1, -niveau 2, -niveau 3, -combinatieniveau 1&2, - combinatieniveau 2&3

Managementpersoneel op schoolniveau

 

Geslacht

Mannelijk, Vrouwelijk

Arbeidspositie

Voltijds, Deeltijds, Voltijdequivalenten

Onderwijsassistenten

 

Geslacht

Mannelijk, Vrouwelijk

Arbeidspositie

Voltijds, Deeltijds, Voltijdequivalenten

Facultatief.


Tabelnaam en uitsplitsingen

Titel en specificaties

FIN_ENRL2

Aantal leerlingen/studenten met dekking aangepast aan statistieken over onderwijsfinanciering naar onderwijsniveau, oriëntatie van het programma, doel van het programma, soort instelling en studiewijze

Uitsplitsingen

Specificaties

Onderwijsniveau

ISCED-niveau 0, -niveau 1, -niveau 2, -niveau 3, -niveau 4, -niveau 5/6, geen niveau toegekend

Oriëntatie van het programma

ISCED-niveau 2 algemeen, -niveau 2 voorbereidend beroepsonderwijs en beroepsonderwijs, -niveau 3 algemeen, -niveau 3 voorbereidend beroepsonderwijs en beroepsonderwijs, -niveau 4 algemeen, -niveau 4 voorbereidend beroepsonderwijs en beroepsonderwijs, -niveau 5B, -niveau 5A/6

Soort instelling

Openbare instellingen, Alle particuliere instellingen

Studiewijze

Voltijds, Deeltijds, Voltijdequivalenten

Verplicht. De rijen C4-C9 (betreffende van de overheid afhankelijke particuliere instellingen en onafhankelijke particuliere instellingen) zijn facultatief. De kolommen 4, 5, 7, 8, 11, 12, 13 en 14 zijn facultatief. Kolom 10 mag samen met kolom 9 worden gerapporteerd.


Tabelnaam en uitsplitsingen

Titel en specificaties

FINANCE1

Onderwijsuitgaven naar onderwijsniveau, bron en soort transactie

Uitsplitsingen

Specificaties

Onderwijsniveau

ISCED-niveau 0, -niveau 1, -niveau 2, -niveau 3, -niveau 4, -niveau 5/6

Oriëntatie van het programma

ISCED-niveau 2 algemeen, -niveau 2 voorbereidend beroepsonderwijs en beroepsonderwijs, -niveau 3 algemeen, -niveau 3 voorbereidend beroepsonderwijs en beroepsonderwijs, -niveau 4 algemeen, -niveau 4 voorbereidend beroepsonderwijs en beroepsonderwijs, -niveau 5B, -niveau 5A/6

Bron (1)

Uitgaven van de centrale overheid, Uitgaven van regionale overheid, Uitgaven van lokale overheid

Soort transactie (1)

Directe uitgaven aan openbare instellingen, Directe uitgaven aan particuliere instellingen, Overdracht aan regionale overheden (netto), Overdracht aan lokale overheden (netto), Beurzen en andere subsidies aan studenten/huishoudens, Leningen aan studenten, Overdracht en betalingen aan andere particuliere instellingen

Bron (2)

Middelen van internationale organisaties en andere buitenlandse bronnen

Soort transactie (2)

Directe internationale betalingen aan openbare instellingen, Directe internationale betalingen aan particuliere instellingen, Overdracht van internationale bronnen aan centrale overheid, Overdracht van internationale bronnen aan regionale overheden, Overdracht van internationale bronnen aan lokale overheden

Bron (3)

Uitgaven van huishoudens

Soort transactie (3)

Betalingen aan openbare instellingen (netto), Betalingen aan particuliere instellingen (netto), Betalingen voor direct en indirect door onderwijsinstellingen verlangde goederen, Betalingen voor goederen die niet direct voor deelname vereist zijn, Betalingen voor privélessen

Bron (4)

Uitgaven van andere particuliere instellingen

Soort transactie (4)

Beurzen en andere subsidies aan studenten/huishoudens, Leningen aan studenten

Verplicht. Gedetailleerde uitsplitsingen in de rijen F1, F4, F6, F7, F8, H2, H3, H5B, H15, H16, H17, E2, E3, E5A en E5B zijn facultatief. De kolommen 4, 5, 7, 8, 11, 12, 13 en 14 zijn facultatief. Kolom 10 mag samen met kolom 9 worden gerapporteerd.


Tabelnaam en uitsplitsingen

Titel en specificaties

FINANCE2

Onderwijsuitgaven naar onderwijsniveau, aard en categorie middelen

Uitsplitsingen

Specificaties

Onderwijsniveau

ISCED-niveau 0, -niveau 1, -niveau 2, -niveau 3, -niveau 4, -niveau 5/6

Oriëntatie van het programma

ISCED-niveau 2 algemeen, -niveau 2 voorbereidend beroepsonderwijs en beroepsonderwijs, -niveau 3 algemeen, -niveau 3 voorbereidend beroepsonderwijs en beroepsonderwijs, -niveau 4 algemeen, -niveau 4 voorbereidend beroepsonderwijs en beroepsonderwijs, -niveau 5B, -niveau 5A/6

Uitgaven in openbare instellingen

Lopende uitgaven voor compensatie van personeel (1)

Leraren, - Ander pedagogisch, administratief en gespecialiseerd personeel + ondersteunend personeel

Lopende uitgaven voor compensatie van personeel (2)

Salarissen, Uitgaven voor pensioenen, Andere niet-salariële compensatie

Andere lopende uitgaven

 

Kapitaaluitgaven

 

Aanpassingen wegens veranderingen in kapitaalsaldo’s

 

Uitgaven aan aanvullende diensten in openbare instellingen

 

Uitgaven aan O&O-activiteiten in openbare instellingen

 

Uitgaven in alle particuliere instellingen

Totale lopende uitgaven voor compensatie van personeel

 

Totale andere lopende uitgaven dan voor compensatie van personeel

 

Totale kapitaaluitgaven

 

Aanpassingen wegens veranderingen in kapitaalsaldo’s

 

Totale uitgaven aan aanvullende diensten in particuliere instellingen

 

Totale uitgaven aan O&O-activiteiten particuliere instellingen

 

Verplicht. De rijen X1, X5, X7, X8, X9 plus Y1-Y40 en Z1-Z40 zijn facultatief (betreffende van de overheid afhankelijke particuliere instellingen en onafhankelijke particuliere instellingen). De kolommen 4, 5, 7, 8, 11, 12, 13 en 14 zijn facultatief. Kolom 10 mag samen met kolom 9 worden gerapporteerd.


Tabelnaam en uitsplitsingen

Titel en specificaties

REGIO1

Aantal leerlingen/studenten naar onderwijsniveau, oriëntatie van het programma, geslacht en regio

Uitsplitsingen

Specificaties

Onderwijsniveau

ISCED-niveau 0, -niveau 1, -niveau 2, -niveau 3, -niveau 4, -niveau 5, -niveau 6

Oriëntatie van het programma

ISCED-niveau 3 algemeen, -niveau 3 voorbereidend beroepsonderwijs/beroepsonderwijs, -niveau 4 algemeen, -niveau 4 voorbereidend beroepsonderwijs/beroepsonderwijs, -niveau 5A, niveau 5B

Geslacht

Mannelijk, Vrouwelijk

Regio

NUTS 2 voor alle landen met uitzondering van Duitsland en het Verenigd Koninkrijk (NUTS 1). Voor Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Luxemburg, Malta, IJsland en Liechtenstein is geen regionale informatie nodig (geen NUTS 2 in deze landen).

Verplicht.


Tabelnaam en uitsplitsingen

Titel en specificaties

REGIO2

Aantal leerlingen/studenten naar leeftijd, geslacht en regio

Uitsplitsingen

Specificaties

Leeftijd

Jonger dan 3 jaar, 3 t/m 29 jaar uitgedrukt in jaren, 30 t/m 34 jaar, 35 t/m 39 jaar, 40 jaar en ouder, leeftijd onbekend

Geslacht

Mannelijk, Vrouwelijk

Regio

NUTS 2 voor alle landen met uitzondering van Duitsland en het Verenigd Koninkrijk (NUTS 1). Voor Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Luxemburg, Malta, IJsland en Liechtenstein is geen regionale informatie nodig (geen NUTS 2 in deze landen).

Verplicht.


Tabelnaam en uitsplitsingen

Titel en specificaties

ENRLLNG1

Aantal leerlingen naar onderwijsniveau, oriëntatie van het programma en geleerde moderne vreemde talen

Uitsplitsingen

Specificaties

Onderwijsniveau

ISCED-niveau 1, -niveau 2, -niveau 3

Oriëntatie van het programma

ISCED-niveau 3 algemeen, -niveau 3 voorbereidend beroepsonderwijs/beroepsonderwijs

Moderne vreemde taal

Bulgaars, Deens, Duits, Engels, Ests, Fins, Frans, Grieks, Hongaars, Iers, Italiaans, Lets, Litouws, Maltees, Nederlands, Pools, Portugees, Roemeens, Sloveens, Slowaaks, Spaans, Tsjechisch, Zweeds, Arabisch, Chinees, Japans, Russisch, Andere moderne talen

Aantal hiervoor ingeschreven leerlingen

 

Verplicht. De kolommen 4 en 5 (betreffende algemene programma’s en programma’s voor voorbereidend beroepsonderwijs en beroepsonderwijs op ISCED-niveau 3) zijn facultatief.


Tabelnaam en uitsplitsingen

Titel en specificaties

ENRLLNG2

Aantal leerlingen naar onderwijsniveau, oriëntatie van het programma, leeftijd en geleerde moderne vreemde talen

Uitsplitsingen

Specificaties

Onderwijsniveau

ISCED-niveau 1, -niveau 2, -niveau 3

Oriëntatie van het programma

ISCED-niveau 3 algemeen, -niveau 3 voorbereidend beroepsonderwijs/beroepsonderwijs

Aantal vreemde talen

Geen vreemde talen, 1 vreemde taal, 2 of meer vreemde talen

Leeftijd

Jonger dan 6 jaar, 6 t/m 19 jaar uitgedrukt in jaren, 20 jaar en ouder, leeftijd onbekend

Aantal hiervoor ingeschreven leerlingen

 

Verplicht. De rijen A2 t/m A18 zijn facultatief, de kolommen 13 t/m 16 (betreffende voorbereidend beroepsonderwijs en beroepsonderwijs op ISCED-niveau 3) zijn facultatief.


Tabelnaam en uitsplitsingen

Titel en specificaties

ISCMAP_PROGR

Nationale onderwijsprogramma’s in kaart brengen

Uitsplitsingen

Specificaties

Opschriften van de kolommen

Kol. 1

Programmanummer (prog. <ISCED-niveau>.<nummer binnen niveau>)

Kol. 2

Jaar waarin het programma is ingesteld

Kol. 3

ISCED-niveau

Kol. 4

Doel van het programma

Kol. 5

Oriëntatie van het programma

Kol. 6

Theoretische cumulatieve duur bij ISCED 5

Kol. 7

Positie in de nationale graden- of kwalificatiestructuur

Kol. 8

Positie in de tertiaire onderwijsstructuur (bachelor-master-doctor)

Kol. 9

Opmerkingen over programma’s die verschillende ISCED-niveaus of subcategorieën omvatten

Kol. 10

Benaming van het programma in de landstaal

Kol. 11

Omschrijvende benaming van het programma in het Engels

Kol. 12

Minimale toelatingseis (ISCED-niveau of andere eis)

Kol. 13

Belangrijkste toegekende diploma’s, kwalificaties en certificaten

Kol. 14

Code van kwalificatie in ISCMAP-QUAL

Kol. 15

Theoretische beginleeftijd

Kol. 16

Theoretische duur van het programma

Kol. 17

Theoretisch cumulatief aantal jaren onderwijs aan het eind van het programma

Kol. 18

Heeft het programma een werkcomponent? (ja/nee)

Kol. 19

Is het programma specifiek bedoeld voor volwassenen (ja/nee)

Kol. 20

Is het programma specifiek bedoeld voor deeltijdonderwijs (ja/nee)

Kol. 21

Gerapporteerd in UOE-enquête (ja/nee/gedeeltelijk)

Kol. 22

Gerapporteerd in de financiële UOE-tabellen (ja/nee/gedeeltelijk)

Kol. 23

Inschrijvingen

Kol. 24

Opmerkingen

Facultatief


Tabelnaam en uitsplitsingen

Titel en specificaties

ISCMAP_QUAL

Nationale onderwijskwalificaties in kaart brengen

Uitsplitsingen

Specificaties

Opschriften van de kolommen

Kol. 1

Kwalificatienummer (qual.<nummer binnen niveau>)

Kol. 2

Jaar waarin kwalificatie is ingevoerd

Kol. 3

ISCED-niveau van kwalificatie

Kol. 4

Doel (A/B/C)

Kol. 5

Benaming in de landstaal

Kol. 6

Benaming in het Engels

Kol. 7

Programma’s die tot deze kwalificatie opleiden

Kol. 8

Afsluitend examen (ja/nee)

Kol. 9

Reeks examens tijdens programma (ja/nee)

Kol. 10

Bepaald aantal lesuren EN examen (ja/nee)

Kol. 11

Schatting van het percentage van de lessen waarover examen wordt gedaan

Kol. 12

Alleen bepaald aantal lesuren (ja/nee)

Kol. 13

Lesuren

Kol. 14

Specifieke eisen

Kol. 15

Kan de kwalificatie worden verkregen zonder zich voor een bepaald programma in te schrijven? (ja/nee)

Kol. 16

Onder welke voorwaarden?

Kol. 17

Organisatie(s) die de kwalificatie toekennen

Kol. 18

Programmanummers

Kol. 19

Aantal afgestudeerden

Kol. 20

Programmanummers

Kol. 21

Aantal afgestudeerden

Kol. 22

Opmerkingen

Facultatief


BIJLAGE II

Voorschriften voor de gegevenskwaliteit en kader voor de kwaliteitsrapportage

Voorschriften voor de gegevenskwaliteit

De voorschriften voor de kwaliteit van de gegevens over de onderwijs- en beroepsopleidingsstelsels hebben betrekking op de kwaliteitsrapportageaspecten (of kwaliteitsrapportagecriteria) relevantie, nauwkeurigheid, actualiteit en precisie, toegankelijkheid en duidelijkheid, vergelijkbaarheid en samenhang.

In het bijzonder moeten de gegevens beantwoorden aan de definities en begrippen in de gedetailleerde richtsnoeren voor de verzameling van UNESCO/OECD/Eurostat-gegevens over onderwijsstelsels.

Verslag over de gegevenskwaliteit

Elk jaar verstrekt de Commissie (Eurostat) de lidstaten drie maanden voor de in artikel 4, lid 2, bedoelde toezendingsdatum ontwerpdocumenten voor het jaarlijkse kwaliteitsverslag, die al gedeeltelijk zijn ingevuld met de reeds beschikbare kwantitatieve indicatoren en met andere informatie waarover de Commissie (Eurostat) beschikt. De lidstaten verstrekken de Commissie (Eurostat) het aangevulde kwaliteitsverslag, als bedoeld in artikel 4, lid 2.

Het kwaliteitsverslag bestaat uit de volgende zeven hoofdstukken: inschrijvingen, instromers, personeel, afgestudeerden en diploma’s, financiering, geleerde vreemde talen en regionale inschrijfgegevens.

In het verslag over de gegevenskwaliteit wordt de naleving van de aspecten relevantie, nauwkeurigheid, actualiteit en precisie, vergelijkbaarheid en duidelijkheid, vergelijkbaarheid en samenhang gedocumenteerd.

In het bijzonder wordt vastgelegd in hoeverre de gegevens voldoen aan de definities en begrippen in de gedetailleerde richtsnoeren voor de verzameling van UNESCO/OECD/Eurostat-gegevens over onderwijsstelsels.

Afwijkingen van de definities en begrippen in de gedetailleerde richtsnoeren voor de verzameling van UNESCO/OECD/Eurostat-gegevens over onderwijsstelsels moeten worden gedocumenteerd en toegelicht, en zo mogelijk worden gekwantificeerd.

Met name moeten de lidstaten de bronnen beschrijven die op het niveau van de in bijlage I beschreven tabellen zijn gebruikt en moet het gebruik van schattingen en revisies duidelijk worden aangegeven op het niveau van de tabellen en uitsplitsingen.


3.2.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 29/28


VERORDENING (EU) Nr. 89/2011 VAN DE COMMISSIE

van 2 februari 2011

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (2), en met name op artikel 138, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

Bij Verordening (EG) nr. 1580/2007 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XV, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 138 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 3 februari 2011.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 2 februari 2011.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

José Manuel SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 350 van 31.12.2007, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

IL

116,3

JO

85,0

MA

59,8

TN

125,1

TR

100,8

ZZ

97,4

0707 00 05

JO

86,2

MA

100,1

TR

175,4

ZZ

120,6

0709 90 70

MA

56,6

TR

133,1

ZZ

94,9

0709 90 80

EG

82,2

ZZ

82,2

0805 10 20

AR

41,5

BR

41,5

EG

54,1

IL

67,8

MA

52,0

TN

54,5

TR

70,6

ZA

41,5

ZZ

52,9

0805 20 10

IL

162,8

MA

77,2

TR

79,6

ZZ

106,5

0805 20 30, 0805 20 50, 0805 20 70, 0805 20 90

CN

57,9

EG

57,7

IL

98,7

JM

91,5

MA

88,7

PK

51,1

TR

67,0

US

79,6

ZZ

74,0

0805 50 10

AR

45,3

EG

41,5

TR

56,6

UY

45,3

ZZ

47,2

0808 10 80

BR

55,2

CA

96,6

CL

90,0

CN

86,6

MK

42,6

US

126,3

ZZ

82,9

0808 20 50

CN

76,0

US

108,9

ZA

96,8

ZZ

93,9


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


BESLUITEN

3.2.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 29/30


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 2 februari 2011

tot verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van een myceliumextract van Lentinula edodes (shiitake-paddenstoel) als nieuw voedselingrediënt krachtens Verordening (EG) nr. 258/97 van het Europees Parlement en de Raad

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 442)

(Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek)

(2011/73/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 258/97 van het Europees Parlement en de Raad van 27 januari 1997 betreffende nieuwe voedingsmiddelen en nieuwe voedselingrediënten (1), en met name artikel 7,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 19 december 2007 heeft de onderneming GlycaNova Norge AS bij de bevoegde autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk een verzoek ingediend om een myceliumextract van de shiitake-paddenstoel (Lentinula edodes vroeger Lentinus edodes) als nieuw voedselingrediënt in de handel te brengen.

(2)

Op 3 november 2008 heeft de bevoegde Britse instantie voor de beoordeling van voedingsmiddelen haar verslag van de eerste beoordeling uitgebracht. Zij kwam in dat verslag tot de conclusie dat het gebruik van het myceliumextract van Lentinula edodes als voedselingrediënt aanvaardbaar was.

(3)

De Commissie heeft het verslag van de eerste beoordeling op 7 januari 2009 aan alle lidstaten toegezonden.

(4)

Binnen de in artikel 6, lid 4, van Verordening (EG) nr. 258/97 vastgestelde termijn van 60 dagen zijn overeenkomstig die bepaling met redenen omklede bezwaren tegen het in de handel brengen van dit product ingediend.

(5)

Daarom is op 24 september 2009 de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) geraadpleegd.

(6)

Op 9 juli 2010 kwam de EFSA (Panel voor dieetproducten, voeding en allergieën) in het „Scientific opinion on the safety of „Lentinula edodes extract” as a novel food ingredient” (2) tot de conclusie dat het myceliumextract van Lentinula edodes veilig was onder de voorgestelde gebruiksvoorwaarden en bij de voorgestelde innameniveaus.

(7)

Op basis van de wetenschappelijke beoordeling is vastgesteld dat het myceliumextract van Lentinula edodes voldoet aan de in artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 258/97 vastgestelde criteria.

(8)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het myceliumextract van Lentinula edodes, zoals gespecificeerd in bijlage I, mag in de Unie in de handel worden gebracht als nieuw voedselingrediënt voor het in bijlage II vermelde gebruik.

Artikel 2

Het myceliumextract van Lentinula edodes waarvoor bij dit besluit een vergunning wordt verleend, wordt op de etikettering van het levensmiddel dat het ingrediënt bevat, aangeduid met „extract van de paddenstoel Lentinula edodes” of „extract van de shiitake-paddenstoel”.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot GlycaNova Norge AS, Oraveien 2, 1630 Gamle Fredrikstad, Noorwegen.

Gedaan te Brussel, 2 februari 2011.

Voor de Commissie

John DALLI

Lid van de Commissie


(1)  PB L 43 van 14.2.1997, blz. 1.

(2)  EFSA Journal 2010; 8(7): 1685.


BIJLAGE I

Specificaties van het myceliumextract van Lentinula edodes

Beschrijving

Het nieuwe voedselingrediënt is een steriel waterig extract verkregen uit het mycelium van Lentinula edodes, gekweekt in een fermentatie onder water. Het is een lichtbruine, licht troebele vloeistof.

Lentinan is een β-(1-3) β-(1-6)-D-glucaan met een moleculair gewicht van circa 5 × 105 Dalton, een vertakkingsgraad van 2/5 en een drievoudige helicale tertiaire structuur.

Samenstelling van het myceliumextract van Lentinula edodes

Vocht

98 %

Droge stof

2 %

Vrij glucose

minder dan 20 mg/ml

Totaal eiwit (1)

minder dan 0,1 mg/ml

N-bevattende bestanddelen (2)

minder dan 10 mg/ml

Lentinan

0,8-1,2 mg/ml


(1)  Bradford-method.

(2)  Kjeldahl-method.


BIJLAGE II

Gebruik van het myceliumextract van Lentinula edodes

Gebruiksgroep

Maximumgehalte van het myceliumextract van Lentinula edodes

Broodproducten

2 ml/100 g

Frisdranken

0,5 ml/100 ml

Kant-en-klaarmaaltijden

2,5 ml per maaltijd

Levensmiddelen op basis van yoghurt

1,5 ml/100 ml

Voedingssupplementen (als omschreven in Richtlijn 2002/46/EG (1)

2,5 ml per dagdosis


(1)  PB L 183 van 12.7.2002, blz. 51.


3.2.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 29/32


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 2 februari 2011

tot wijziging van Beschikking 2003/248/EG wat betreft de verlenging van de duur van de tijdelijke afwijkingen van sommige bepalingen van Richtlijn 2000/29/EG van de Raad voor voor opplant bestemde aardbeiplanten (Fragaria L.), met uitzondering van zaden, van oorsprong uit Argentinië

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 447)

(2011/74/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2000/29/EG van de Raad van 8 mei 2000 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen (1), en met name artikel 15, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op grond van Richtlijn 2000/29/EG mogen voor opplant bestemde aardbeiplanten (Fragaria L.), met uitzondering van zaden, van oorsprong uit niet-Europese landen, met uitzondering van de mediterrane landen, Australië, Nieuw-Zeeland, Canada en de continentale staten van de Verenigde Staten van Amerika, in beginsel niet in de Unie worden binnengebracht. Krachtens die richtlijn kan evenwel van deze regel worden afgeweken als vaststaat dat er geen gevaar is voor verspreiding van schadelijke organismen.

(2)

Krachtens Beschikking 2003/248/EG van de Commissie (2) mogen de lidstaten tijdelijke afwijkingen van sommige bepalingen van Richtlijn 2000/29/EG toestaan om de invoer van voor opplant bestemde aardbeiplanten (Fragaria L.), met uitzondering van zaden, van oorsprong uit Argentinië mogelijk te maken.

(3)

De omstandigheden die de in Beschikking 2003/248/EG vastgestelde machtiging rechtvaardigden, zijn niet veranderd en er is geen nieuwe informatie op grond waarvan de specifieke voorwaarden zouden moeten worden herzien.

(4)

Bij Richtlijn 2008/64/EG van de Commissie (3) is Colletotrichum acutatum Simmonds verwijderd uit deel A, rubriek II, onder c), van bijlage II bij Richtlijn 2000/29/EG. Bijgevolg hoeft dit organisme niet langer te worden opgenomen in de bijlage bij Beschikking 2003/248/EG.

(5)

Op grond van de ervaring met de toepassing van Beschikking 2003/248/EG is het opportuun de geldigheidsduur van die machtiging met tien jaar te verlengen.

(6)

Beschikking 2003/248/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(7)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Plantenziektekundig Comité,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Beschikking 2003/248/EG wordt als volgt gewijzigd:

1)

De tweede alinea van artikel 1 van Beschikking 2003/248/EG wordt vervangen door:

„De in de eerste alinea bedoelde machtiging om af te wijken (hierna de „machtiging” genoemd) wordt slechts verleend als niet alleen wordt voldaan aan de bijlagen I, II en IV bij Richtlijn 2000/29/EG, maar ook aan de bijlage bij deze beschikking, en geldt slechts voor planten die in de Unie worden binnengebracht in de periode van 1 juni tot en met 30 september van elk jaar.”.

2)

Het volgende artikel 3 bis wordt ingevoegd:

„Artikel 3 bis

Dit besluit vervalt op 30 september 2020.”.

3)

Het tweede streepje van punt 1, onder c), van de bijlage wordt geschrapt.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 2 februari 2011.

Voor de Commissie

John DALLI

Lid van de Commissie


(1)  PB L 169 van 10.7.2000, blz. 1.

(2)  PB L 93 van 10.4.2003, blz. 28.

(3)  PB L 168 van 28.6.2008, blz. 31.


3.2.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 29/33


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 2 februari 2011

tot wijziging van Beschikking 2003/249/EG wat betreft de verlenging van de duur van de tijdelijke afwijkingen van sommige bepalingen van Richtlijn 2000/29/EG van de Raad voor voor opplant bestemde aardbeiplanten (Fragaria L.), met uitzondering van zaden, van oorsprong uit Chili

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 477)

(2011/75/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2000/29/EG van de Raad van 8 mei 2000 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen (1), en met name artikel 15, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op grond van Richtlijn 2000/29/EG mogen voor opplant bestemde aardbeiplanten (Fragaria L.), met uitzondering van zaden, van oorsprong uit niet-Europese landen, met uitzondering van de mediterrane landen, Australië, Nieuw-Zeeland, Canada en de continentale staten van de Verenigde Staten van Amerika, in beginsel niet in de Unie worden binnengebracht. Krachtens die richtlijn kan evenwel van deze regel worden afgeweken als vaststaat dat er geen gevaar is voor verspreiding van schadelijke organismen.

(2)

Krachtens Beschikking 2003/249/EG van de Commissie (2) mogen de lidstaten tijdelijke afwijkingen van sommige bepalingen van Richtlijn 2000/29/EG toestaan om de invoer van voor opplant bestemde aardbeiplanten (Fragaria L.), met uitzondering van zaden, van oorsprong uit Chili mogelijk te maken.

(3)

De omstandigheden die de in Beschikking 2003/249/EG vastgestelde machtiging rechtvaardigden, zijn niet veranderd en er is geen nieuwe informatie op grond waarvan de specifieke voorwaarden zouden moeten worden herzien.

(4)

Bij Richtlijn 2008/64/EG van de Commissie (3) is Colletotrichum acutatum Simmonds verwijderd uit deel A, rubriek II, onder c), van bijlage II bij Richtlijn 2000/29/EG. Bijgevolg hoeft dit organisme niet langer te worden opgenomen in de bijlage bij Beschikking 2003/249/EG.

(5)

Op grond van de ervaring met de toepassing van Beschikking 2003/249/EG is het opportuun de geldigheidsduur van die machtiging met tien jaar te verlengen.

(6)

Beschikking 2003/249/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(7)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Plantenziektekundig Comité,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Beschikking 2003/249/EG wordt als volgt gewijzigd:

1)

De tweede alinea van artikel 1 van Beschikking 2003/249/EG wordt vervangen door:

„De in de eerste alinea bedoelde machtiging om af te wijken (hierna „de machtiging” genoemd) wordt slechts verleend als niet alleen wordt voldaan aan de bijlagen I, II en IV bij Richtlijn 2000/29/EG, maar ook aan de bijlage bij deze beschikking, en geldt slechts voor planten die in de Unie worden binnengebracht in de periode van 1 juni tot en met 30 september van elk jaar.”.

2)

Het volgende artikel 3 bis wordt ingevoegd:

„Artikel 3 bis

Dit besluit vervalt op 30 september 2020.”.

3)

Het tweede streepje van punt 1, onder c), van de bijlage wordt geschrapt.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 2 februari 2011.

Voor de Commissie

John DALLI

Lid van de Commissie


(1)  PB L 169 van 10.7.2000, blz. 1.

(2)  PB L 93 van 10.4.2003, blz. 32.

(3)  PB L 168 van 28.6.2008, blz. 31.


3.2.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 29/34


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 2 februari 2011

tot verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van een chitine-glucaan van Aspergillus niger als nieuw voedselingrediënt krachtens Verordening (EG) nr. 258/97 van het Europees Parlement en de Raad

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 480)

(Slechts de tekst in de Franse taal is authentiek)

(2011/76/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 258/97 van het Europees Parlement en de Raad van 27 januari 1997 betreffende nieuwe voedingsmiddelen en nieuwe voedselingrediënten (1), en met name artikel 7,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 15 januari 2008 heeft de onderneming Kitozyme SA bij de bevoegde autoriteiten van België een verzoek ingediend om een chitine-glucaan van Aspergillus niger als nieuw voedselingrediënt in de handel te brengen.

(2)

Op 5 november 2008 heeft de bevoegde Belgische instantie voor de beoordeling van voedingsmiddelen haar verslag van de eerste beoordeling uitgebracht. In dat verslag kwam zij tot de conclusie dat een aanvullende beoordeling vereist was.

(3)

De Commissie heeft het verslag van de eerste beoordeling op 12 maart 2009 aan alle lidstaten toegezonden. Verscheidene lidstaten hebben aanvullende opmerkingen ingediend.

(4)

Daarom is op 27 augustus 2009 de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) geraadpleegd.

(5)

Op 9 juli 2010 kwam de EFSA (Panel voor dieetproducten, voeding en allergieën) in het „Scientific opinion on the safety of „Chitin-Glucan” as a novel food ingredient” (2) tot de conclusie dat chitine-glucaan van Aspergillus niger veilig was onder de voorgestelde gebruiksvoorwaarden en bij de voorgestelde innameniveaus.

(6)

Op basis van de wetenschappelijke beoordeling is vastgesteld dat chitine-glucaan van Aspergillus niger voldoet aan de in artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 258/97 vastgestelde criteria.

(7)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Chitine-glucaan van Aspergillus niger, zoals gespecificeerd in de bijlage, mag in de Unie in de handel worden gebracht als nieuw voedselingrediënt, te gebruiken in voedingssupplementen met een maximale dosis van 5 g per dag.

Artikel 2

Het chitine-glucaan van Aspergillus niger waarvoor bij dit besluit een vergunning wordt verleend, wordt op de etikettering van het levensmiddel dat het ingrediënt bevat, aangeduid met „Chitine-glucaan van Aspergillus niger”.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot Kitozyme SA, Rue Haute Claire 4, Parc Industriel des Hauts-Sarts, Zone 2, 4040 Herstal, België.

Gedaan te Brussel, 2 februari 2011.

Voor de Commissie

John DALLI

Lid van de Commissie


(1)  PB L 43 van 14.2.1997, blz. 1.

(2)  EFSA Journal 2010; 8(7): 1687.


BIJLAGE

SPECIFICATIES VAN CHITINE-GLUCAAN VAN MYCELIUM VAN ASPERGILLUS NIGER

Beschrijving

Chitine-glucaan wordt verkregen uit het mycelium van Aspergillus niger; het is een lichtgeel, geurloos, vrijstromend poeder. Het heeft een drogestofgehalte van 90 % of meer.

Chitine-glucaan bestaat grotendeels uit twee polysacchariden:

chitine, samengesteld uit zich herhalende eenheden van N-acetyl-D-glucosamine (CAS-nr.: 1398-61-4);

bèta(1,3)-glucaan, samengesteld uit zich herhalende eenheden van D-glucose (CAS-nr.: 9041-22-9).

Specificaties van chitine-glucaan van Aspergillus niger

Gewichtsverlies bij drogen

≤ 10 %

Chitine-glucaan

≥ 90 %

Verhouding chitine tot glucaan

30:70 tot 60:40

As

≤ 3 %

Lipiden

≤ 1 %

Eiwitten

≤ 6 %


IV Handelingen die vóór 1 december 2009 zijn aangenomen krachtens het EG-Verdrag, het EU-Verdrag en het Euratom-Verdrag

3.2.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 29/36


BESLUIT VAN DE TOEZICHTHOUDENDE AUTORITEIT VAN DE EVA

Nr. 205/09/COL

van 8 mei 2009

betreffende de regeling voor tijdelijke herkapitalisatie van fundamenteel gezonde banken om de financiële stabiliteit en de kredietverschaffing aan de reële economie te stimuleren (Noorwegen)

DE TOEZICHTHOUDENDE AUTORITEIT VAN DE EVA (1),

GEZIEN de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (2), en met name de artikelen 61, 62 en 63 en Protocol nr. 26,

GEZIEN de Overeenkomst tussen de EVA-staten betreffende de oprichting van een Toezichthoudende Autoriteit en een Hof van Justitie (3), en met name artikel 24,

GEZIEN artikel 1, lid 3, in deel I, en artikel 4, lid 3, in deel II, van Protocol nr. 3 bij de Toezichtovereenkomst (4),

GEZIEN de richtsnoeren van de Autoriteit voor de toepassing en uitlegging van de artikelen 61 en 62 van de EER-overeenkomst (5), en met name het hoofdstuk daarin met als titel „De herkapitalisatie van financiële instellingen in de huidige financiële crisis: beperking van steun tot het noodzakelijke minimum en bescherming tegen buitensporige mededingingverstoringen” (6),

GEZIEN Besluit nr. 195/04/COL van 14 juli betreffende de uitvoeringsbepalingen als bedoeld in artikel 27 in deel II, van Protocol nr. 3 (7),

OVERWEGENDE HETGEEN VOLGT:

I.   DE FEITEN

1.   De procedure

Op 28 april 2009 hebben de Noorse autoriteiten, overeenkomstig artikel 1, lid 3, in deel I van Protocol nr. 3, een regeling aangemeld voor de tijdelijke herkapitalisatie van fundamenteel gezonde banken, ten einde de financiële stabiliteit en de kredietverschaffing aan de reële economie te stimuleren (Event nr. 516522) (8).

2.   De doelstelling van de steunmaatregel

De Noorse autoriteiten hebben uiteengezet dat er aanzienlijke onzekerheid is over de verdere ontwikkeling van de Noorse economie en de ontwikkeling van het kredietverschaffingsbeleid en de kredietverschaffing van de banken. De reële economie en het financiële bestel zijn onderling nauw verweven. Het verlangen om bij oplopende verliezen de risico’s te beperken kan voor banken de aanleiding zijn om de kredietverschaffing te verstrakken. Het effect van de verminderde externe vraag op de Noorse economie wordt nog verscherpt door een verstrakking van de voorwaarden voor kredietverschaffing aan bedrijven en huishoudens, zodat de investeringen en de activiteiten in de reële economie worden afgeremd en de negatieve effecten van de algemene economische neergang worden versterkt.

De Noorse autoriteiten hebben aangegeven dat uit door de Noorse centrale bank (Norges Bank) en de Noorse financiële toezichthouder (Kredittilsynet) gevoerde onderzoeken naar de kredietverschaffing blijkt dat de banken hun voorwaarden voor kredietverschaffing aanzienlijk hebben verstrakt, met name voor bedrijfskredieten. Ook bleken de kapitaalratio’s het voornaamste aandachtspunt te zijn wanneer banken hun beleid inzake kredietverschaffing beoordelen. De Noorse banken zijn momenteel financieel gezond, maar zij moeten hun kernkapitaal versterken om een normale kredietverschaffing gaande te houden.

In december 2008 heeft de Noorse centrale bank de regering de aanbeveling gedaan om maatregelen te nemen ter verbetering van de soliditeit van de banken, en zo de kredietverschaffing aan de reële economie te verbeteren. Deze aanbeveling werd bijgetreden door de Noorse financiële toezichthouder.

De Noorse autoriteiten hebben uiteengezet dat een aantal grotere Noorse banken betrekkelijk lage kernkapitaalratio’s heeft en moet worden geherkapitaliseerd om hun kredietverschaffing aan de reële economie te kunnen voortzetten (9). Ook kleinere banken met hogere kapitaalratio’s hebben misschien meer kernkapitaal nodig om hun kredietverschaffing te handhaven of uit te breiden in lijn met de doelstelling van de aangemelde regeling. De Noorse autoriteiten verwachten dat voor bepaalde kleine banken de mogelijkheden om zichzelf te financieren, misschien beperkter zijn en dat zij over een vrij beperkt kredietportfolio beschikken. Daardoor is hun blootstelling aan liquiditeitsrisico’s groter dan die van banken met een ruimere zakelijke basis. Dit betekent dat, zelfs indien deze banken aanvankelijk hogere kapitaalratio’s hadden, dergelijke factoren toch kunnen meebrengen dat het kernkapitaal gemakkelijker wordt aangetast dan bij andere banken het geval zou zijn. De Noorse autoriteiten waren dan ook van mening dat zowel de situatie in de banksector als de vooruitzichten voor de Noorse economie een overheidsmaatregel vergen die herkapitalisatie biedt aan fundamenteel gezonde banken, om aldus de financiële stabiliteit te herstellen en de kredietverschaffing aan de reële economie te stimuleren.

Doel van de regeling is het om bij te dragen in het Tier 1-kapitaal (10) van de banken, ten einde de banken te versterken en hen beter in staat te stellen hun normale kredietverschaffing op peil te houden. De regeling staat alleen open voor fundamenteel gezonde banken en is, zo de Noorse autoriteiten, ontworpen om de doelstelling te behalen dat de kredietverschaffing aan de reële economie wordt verzekerd, terwijl toch de mededingingsdistorsies tot een minimum worden beperkt.

In het kader van deze herkapitalisatieregeling is een staatsfinancieringsfonds (Statens finansfond) (11) opgezet met als doel tijdelijk bij te dragen in het Tier 1-kapitaal van Noorse banken (12): het fonds verwerft hybride effecten of preferente kapitaalinstrumenten na een verzoek in die zin van individuele banken. De voorwaarden worden vastgelegd in een overeenkomst tussen het fonds en de individuele bank, waarin de precieze voorwaarden voor de herkapitalisatie zijn beschreven (bv. nominale waarde, bedrag, vergoeding en prikkels voor uitstap).

3.   Nationale rechtsgrond voor de steunmaatregel

De nationale rechtsgrond voor de oprichting van het fonds is Lov 6. mars 2009 nr. 12 om Statens finansfond. Daarnaast zal ook een uitvoeringsbesluit over het fonds en zijn activiteiten worden vastgesteld (13).

4.   Uitgetrokken middelen en looptijd

In 2008 heeft de Noorse centrale bank een macro-economische stresstest uitgevoerd voor de zes grootste Noorse banken. In die test werd een negatief scenario gehanteerd waarvan de uitkomst was dat banken verliezen zouden lijden ten belope van gemiddeld 2,3 % van hun risicogewogen activa. Op basis van die test raamde de Noorse centrale bank het voor de herkapitalisatie van de tien grootste banken vereiste bedrag op 34 miljard NOK. Op basis van de uitkomsten van deze testen zijn het fonds voldoende middelen verschaft (50 miljard NOK, of ongeveer 5,1 miljard EUR).

De regeling is tijdelijk en de regels ervan zullen naar verwachting in mei 2009 van kracht worden, waarbij het fonds zes maanden de tijd heeft om met banken die een verzoek tot herkapitalisatie indienen, tot een overeenkomst te komen. De termijn voor het indienen van aanvragen bij het fonds wordt bepaald zes weken vóór het eind van die periode van zes maanden; op die wijze beschikt het fonds over de nodige tijd om een overeenkomst te sluiten met de bank die een verzoek heeft ingediend, vooraleer de periode van zes maanden in november 2009 afloopt. Binnen deze termijn zullen de Noorse autoriteiten ook nagaan of de maatregel moet worden verlengd; in dat geval zal de regeling opnieuw worden aangemeld.

5.   De herkapitalisatieregeling

5.1.   De begunstigden

Volgens de Noorse autoriteiten komen alleen Noorse banken die financieel gezond zijn, in aanmerking voor steunverlening in het kader van de aangemelde regeling.

De Noorse financiële toezichthouder heeft een poortwachtersfunctie en bepaalt of een bank al dan niet voor de regeling in aanmerking komt (14). In het kader van het normale toezicht ontvangt de Noorse financiële toezichthouder van elke bank informatie over haar kredietportfolio’s en andere elementen op haar balans, haar businessplannen en een eigen beoordeling van toekomstige risicofactoren. Wanneer een bank bij het fonds een aanvraag voor kapitaalinjectie doet, zal de Noorse financiële toezichthouder verzocht worden na te gaan of de bank voor de regeling in aanmerking komt. Het criterium daarbij is volgens punt 2 van het uitvoeringsbesluit dat de bank met een ruime marge aan het Tier 1-kapitaalvereiste voldoet, ook wanneer rekening wordt gehouden met voor de nabije toekomst te verwachte gebeurtenissen. Volgens de Noorse autoriteiten hanteert de Noorse financiële toezichthouder de aanname dat aan dit vereiste is voldaan indien de betrokken bank een kernkapitaalratio heeft van ten minste 6 %, dus 2 procentpunt boven het minimale toetsingsvermogen. Hoe dan ook baseert de toezichthouder zijn analyse op actuele informatie, waarbij wordt rekening gehouden met de diverse risicoposities van de bank, de kwaliteit van haar activa en haar zakelijke vooruitzichten, maar ook met de formele ratio’s ter beoordeling van de kapitaaltoereikendheid, om te besluiten dat een bank fundamenteel gezond is, mede in het licht van voor de nabije toekomst te verwachten ontwikkelingen.

5.2.   Plafonds voor kapitaalverhogingen

De plafonds voor verhogingen van de kernkapitaalratio’s door middel van kapitaalinjecties uit het fonds zijn als volgt bepaald:

a)

een bank met een kernkapitaalratio van minder dan 7 %: herkapitalisatie tot een maximum kernkapitaalratio van 10 %;

b)

een bank met een kernkapitaalratio tussen 7 en 10 %: herkapitalisatie ten belope van maximaal 3 procentpunt, doch tot een kernkapitaalratio van niet meer dan 12 %;

c)

een bank met een kernkapitaalratio van meer dan 10 %: herkapitalisatie ten belope van maximaal 2procentpunt (15).

De banken die na de kapitaalinjectie van de overheid een kernkapitaalratio van meer dan 12 % hebben, moeten hun behoefte aan een kapitaalinjectie met documenten staven en het fonds zal de zaak beoordelen, in het licht van de toestand van de bank en de vraag hoe de kredietverschaffing aan de reële economie kan worden gestimuleerd.

Ook moeten bij een aanvraag voor een verhoging van het kernkapitaal met meer dan 2 procentpunt de nodige documenten worden gevoegd waaruit blijkt waarom een zo grote kapitaalinjectie nodig is.

Het fonds neemt een besluit over het daadwerkelijk toe te kennen bedrag op basis van een beoordeling van diverse risicofactoren, businessplannen en vooruitzichten. De Noorse autoriteiten hebben verklaard dat, wanneer het fonds op basis van het verschafte bewijsmateriaal niet kan worden overtuigd van de behoefte aan steunverlening in het kader van de regeling, het de aanvraag zal afwijzen. Banken in het hoogste risicocategorie die een verzoek indienen voor een kapitaalverhoging van meer dan 2 procentpunt, zullen aan een bijzonder onderzoek worden onderworpen.

De zaken waarin de herkapitalisatie meer dan 2 % van de kernkapitaalratio vertegenwoordigt, zullen ter kennis worden gebracht van de Autoriteit.

5.3.   Indeling in risicoklassen

Het fonds deelt banken, op basis van objectieve criteria, in drie risicoklassen in (16). De risicoklasse bepaalt de coupon die moet worden betaald op het door het fonds geïnjecteerde kapitaal en ligt vast voor de duur van de overeenkomst tussen de bank en het fonds.

In het uitvoeringsbesluit is bepaald dat banken met een externe rating van een erkend ratingbureau als volgt in risicoklassen worden ingedeeld:

Risicoklasse

1

2

3

Rating

AA– of hoger

A– tot A+

BBB + of lager

De Noorse autoriteiten hebben verklaard dat slechts weinig Noorse banken een rating van internationale ratingbureaus hebben. Andere banken krijgen echter regelmatig een rating van de grootste Noorse banken. Banken die geen rating hebben van een erkend ratingbureau, worden beoordeeld volgens beginselen die vergelijkbaar zijn met die welke officiële ratingbureaus hanteren (17).

De Noorse autoriteiten verwachten dat slechts enkele Noorse banken in risicoklasse 1 zullen vallen, dat een aantal banken in risicoklasse 2 zal vallen en dat de meerderheid van de banken in risicoklasse 3 zal worden ingedeeld (zo’n drie vierde van alle Noorse banken).

5.4.   De herkapitalisatie-instrumenten

De wetgeving laat de keuze tussen twee kapitaalinstrumenten: een hybride Tier 1-effect (fondsobligasjon) en een Tier 1 preferent kapitaalinstrument (preferansekapitalinstrument). Beide instrumenten kwalificeren als Tier 1-kapitaal en er zijn geen stemrechten aan verbonden. Aan de instrumenten is een preferent recht op niet-cumulatief opeisbare jaarrente verbonden, die wordt uitgekeerd indien winst wordt gemaakt en indien de kapitaaltoereikendheidsratio ten minste 0,2 % hoger ligt dan de op een bepaald tijdstip vereiste minimale kapitaaltoereikendheidsratio. De rente blijft verschuldigd totdat alle rente is betaald of de winst is uitgeput.

Het tarief voor de herkapitalisatie wordt individueel per bank bepaald, op basis van de toepasselijke rentevoet. Daarnaast is er nog een opslag, afhankelijk van de risicocategorie van de bank en het soort instrument dat is gekozen.

Volgens de Noorse autoriteiten is het systeem waarmee het vergoedingspercentage per bank en per instrument wordt berekend, in overeenstemming met de methodiek die de Europese Centrale Bank (18) in haar aanbeveling van 20 november 2008 (19) heeft vastgesteld — en is het dus in overeenstemming met de herkapitalisatierichtsnoeren.

De Noorse autoriteiten hebben verklaard dat de activa van Noorse banken in ruime mate activa met een variabele rente zijn. Om het renterisico tot een minimum te beperken, zullen de banken over het algemeen proberen aan beide zijden van hun balans te zorgen voor rentetermijncontracten met dezelfde looptijden. Om de looptijden op elkaar af te stemmen, moeten Noorse banken dus voor het grootste deel verplichtingen met een variabele rente hebben. Tegen deze achtergrond hebben de Noorse autoriteiten voorgesteld dat de vergoeding voor een herkapitalisatie is gebaseerd op het rendement van kortlopend overheidspapier op zes maanden of van overheidsobligaties op vijf jaar.

Volgens de Noorse autoriteiten zouden de kosten van de herkapitalisatie voor een bank over een periode van vijf jaar gelijk zijn, ongeacht de optie die de bank kiest. Zij maken dit punt duidelijk door de netto contante kostprijs van een herkapitalisatie voor de bank die kiest voor de optie gebaseerd op het rendement van een vijfjaars overheidsobligatie, af te zetten tegen de netto contante kostprijs van een herkapitalisatie voor banken die kiezen voor de optie gebaseerd op het rendement over een periode van vijf jaar van kortlopend overheidspapier op zes maanden (20).

Daarom zijn de Noorse autoriteiten van mening dat de kosten van een herkapitalisatie, zelfs indien het rendement van zesmaands overheidspapier vandaag lager ligt dan het rendement op vijfjaars overheidsobligaties, voor de banken over een periode van vijf jaar gelijk zullen zijn, ongeacht de gekozen optie.

5.4.1.   Het hybride Tier 1-effect

Het hybride Tier 1-effect absorbeert de verliezen ná het gewone aandelenkapitaal (preferentie ten aanzien van verliesabsorptie). Het is ontworpen als een vervroegd terugbetaalbaar effect, met een vaste coupon die is vastgelegd als de rente op Noorse overheidsobligaties, verhoogd met de volgende opslagen:

5,0 % voor banken in risicoklasse 1;

5,5 % voor banken in risicoklasse 2, en

6,0 % voor banken in risicoklasse 3 (21).

In lijn met de ECB-aanbeveling wordt de minimumopslag berekend als de vijfjaars cds-spreads van de emitterende bank op achtergestelde schulden gedurende de referentieperiode van 1 januari 2007 tot 31 augustus 2008, te verhogen met 200 basispunten voor operationele kosten, plus nog eens 100 basispunten om de seniority van het hybride effect ten opzichte van achtergestelde schulden weer te geven. Vervolgens wordt voor de banken in de risicoklassen 2 en 3 een verdere opslag toegepast.

De Noorse autoriteiten hebben aangegeven dat de Noorse centrale bank de mediaan spread op achtergestelde cds-contracten voor DnB NOR (22), de enige Noorse bank waarvoor cds-contracten worden verhandeld, heeft geraamd op 100 basispunten voor de periode van 1 januari 2007 tot 31 augustus 2008 (23).

Om terugbetaling te stimuleren wordt de coupon in jaar 4 en 5 met telkens 1 procentpunt verhoogd. Het instrument behoudt die hogere vaste coupon tot de volledige terugbetaling. Terugbetaling mag slechts plaatsvinden met toestemming van de Noorse financiële toezichthouder, die zich ervan dient te vergewissen dat solvabiliteitsvereisten ook na de terugbetaling verder in acht genomen worden.

5.4.2.   Het Tier 1 preferente kapitaalinstrument

Het Tier 1 preferente kapitaalinstrument is pari passu met de gewone aandelen (het absorbeert dus in dezelfde mate verliezen). Het mag worden terugbetaald na drie jaar. Het is opgezet als een verplicht om te zetten instrument en wordt na vijf jaar omgezet in gewone aandelen, tenzij het voordien is terugbetaald of is omgezet. Het instrument heeft een vaste coupon die is vastgesteld als de rente op Noorse overheidsobligaties, met de volgende opslagen

6,0 % voor banken in risicoklasse 1;

6,5 % voor banken in risicoklasse 2, en

7,0 % voor banken in risicoklasse 3 (24).

In lijn met de ECB-aanbeveling is de minimumopslag vastgesteld op 600 basispunten (500 basispunten premies voor aandelenrisico’s en 100 basispunten om operationele kosten te dekken). Voor de banken in de risicoklassen 2 en 3 wordt een verdere opslag toegepast.

Zoals is gezegd, kan het instrument na drie jaar worden terugbetaald. De methode om het terug te betalen bedrag te bepalen, wordt vastgesteld in de overeenkomst met de bank en bedraagt ten minste de waarde a pari (25). Versnelde terugbetaling wordt bijvoorbeeld gestimuleerd door in de overeenkomst een stijging op te nemen van de rente bij aflossing in jaar 4 en 5, hetgeen snelle terugbetaling minder duur maakt dan late terugbetaling.

Daarnaast wordt de prikkel om terug te betalen — om te vermijden dat verplichte omzetting kan plaatsvinden — gegarandeerd door voor de omzetting bij het eind van de vijfjaarsperiode een percentage vast te stellen dat voor het fonds gunstiger is dan wanneer de omzetting tegen de marktwaarde op dat tijdstip zou plaatsvinden, en die ook gunstiger is voor het fonds dan wanneer een terugbetaling vóór het eind van jaar 5 zou plaatsvinden (met andere woorden, de gehanteerde methode zorgt voor een aanzienlijke verwatering van bestaande aandeelhouders).

De Noorse autoriteiten hebben verklaard dat het fonds het recht krijgt om het instrument om te zetten in gewone aandelen/primary capital certificates (PCC’s) indien het preferente kapitaal een aanzienlijk aandeel vertegenwoordigt van de boekwaarde van de bank. Het fonds bepaalt in de overeenkomst met een individuele bank uitdrukkelijk wat als „aanzienlijk aandeel” geldt. Het aanzienlijke aandeel bedraagt maximaal 50 % (26).

Die individuele overeenkomst kan ook de mogelijkheid voor de bank bevatten om het instrument om te zetten in gewone aandelen/PCC’s indien op het „eigen vermogen” forse afschrijvingen hebben plaatsgevonden (meer dan 20 %). De methode om te berekenen hoeveel aandelen het fonds bij deze omzetting ontvangt, wordt in de overeenkomst met de bank vastgesteld en zorgt ervoor dat er een redelijk verband is tussen het terug te betalen bedrag en de potentiële winst, enerzijds, en de omzetting en het potentiële verlies, anderzijds (27).

5.5.   Garanties op gedragsgebied

Volgens de Noorse autoriteiten wordt de regeling geflankeerd door een aantal garanties op gedragsgebied.

Het fonds doet een kapitaalinbreng indien deze wordt gebruikt overeenkomstig de doelstellingen van de regeling, en niet in strijd daarmee, en mits de bank ervan afziet om de kapitaalinbreng te gebruiken voor haar marketing of om agressieve zakelijke strategieën te gaan toepassen (28).

Daarnaast zijn er verdere restricties zoals: i) een verbod op het verhogen van salarissen en andere voordelen voor het management tot 31 december 2010; ii) een bijna volledig verbod op bonussen voor de financiële jaren 2009 en 2010, met een verbod om de verworven bonussen nadien uit te betalen; iii) een verbod om het management op gunstige voorwaarden aandelen en dergelijke te laten verwerven, en iv) een verbod om nieuwe aandelenoptieprogramma’s op te zetten of bestaande programma’s uit te breiden of te verlengen.

II.   BEOORDELING

1.   De vraag of er sprake is van staatssteun

In artikel 61, lid 1, van de EER-overeenkomst is bepaald:

„Behoudens de afwijkingen waarin deze Overeenkomst voorziet, zijn steunmaatregelen van de lidstaten van de Europese Gemeenschap, de EVA-staten of in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producties vervalsen of dreigen te vervalsen, onverenigbaar met de werking van deze Overeenkomst, voor zover deze steun het handelsverkeer tussen de overeenkomstsluitende partijen ongunstig beïnvloedt.”.

Om als staatssteun te kunnen worden aangemerkt, dient de maatregel in de eerste plaats door de staat of uit staatsmiddelen te zijn toegekend. De aangemelde regeling bestaat uit kapitaalinjecties door het Fonds met middelen afkomstig uit de rijksbegroting. Met het oog daarop is een totaal budget van 50 miljard NOK aan het Fonds toegewezen.

Voorts kunnen de begunstigde ondernemingen dankzij de herkapitalisatiemaatregelen het vereiste kapitaal tegen voordeligere voorwaarden aantrekken dan, gezien de op de financiële markten heersende situatie, anders mogelijk was geweest. De Autoriteit is van oordeel dat, gezien de huidige moeilijkheden op kapitaalmarkten, de staat investeert omdat geen enkele marktpartij bereid was geweest om op vergelijkbare voorwaarde te investeren. Voorts is de maatregel selectief aangezien alleen fundamenteel gezonde Noorse banken — en geen andere financiële instellingen of andere ondernemingen — voor de regeling in aanmerking komen. Daarmee wordt de begunstigden een economisch voordeel verleend en wordt hun positie versterkt ten opzichte van die van hun concurrenten in Noorwegen en in andere EVA-staten, zodat deze regeling moet worden aangemerkt als een verstoring van de mededinging en een ongunstige beïnvloeding van het handelsverkeer tussen de overeenkomstsluitende partijen.

Om al deze redenen is de Autoriteit van oordeel dat de aangemelde herkapitalisatieregeling staatssteun vormt in de zin van artikel 61, lid 1, van de EER-overeenkomst.

2.   Procedurele vereisten

Overeenkomstig artikel 1, lid 3, van Protocol nr. 3 „[wordt d]e Toezichthoudende Autoriteit van de EVA van elk voornemen tot invoering of wijziging van steunmaatregelen tijdig op de hoogte gebracht om haar opmerkingen te kunnen maken. […] De betrokken staat brengt de voorgenomen maatregelen niet tot uitvoering voordat die procedure tot een eindbeslissing heeft geleid”.

Door de herkapitalisatieregeling op 28 april 2009 aan te melden, hebben de Noorse autoriteiten aan deze verplichting tot aanmelding voldaan. Zij hebben toegezegd de regeling pas ten uitvoer te brengen nadat de maatregel door de Autoriteit is goedgekeurd — en hebben aldus de standstill-verplichting in acht genomen.

Daarom kan de Autoriteit concluderen dat de Noorse autoriteiten hun verplichtingen uit hoofde van artikel 1, lid 3, in deel I, van Protocol nr. 3 in acht hebben genomen.

3.   De verenigbaarheid van de steun

3.1.   Toepassing van artikel 61, lid 3, onder b), van de EER-overeenkomst en van de herkapitalisatierichtsnoeren

Overeenkomstig artikel 61, lid 3, onder b), van de EER-overeenkomst kunnen „steunmaatregelen om de verwezenlijking van een belangrijk project van gemeenschappelijk Europees belang te bevorderen of een ernstige verstoring in de economie van een lidstaat van de Europese Gemeenschap of een EVA-staat op te heffen” (nadruk toegevoegd), verenigbaar worden verklaard met de werking van de EER-overeenkomst.

De Autoriteit betwist de analyse van de Noorse autoriteiten niet dat de huidige wereldwijde financiële crisis de kredietverschaffing aan de reële economie op nationaal niveau heeft beperkt. Mocht deze situatie niet worden aangepakt, dan zou zij een systeemeffect hebben op de Noorse economie als geheel. Daarom komt de Autoriteit tot de bevinding dat de aangemelde regeling is bedoeld om een ernstige verstoring in de Noorse economie op te heffen.

In januari 2009 heeft de Autoriteit, op grond van artikel 61, lid 3, onder b), van de EER-overeenkomst, de herkapitalisatierichtsnoeren goedgekeurd; daarin zijn de regels vastgelegd voor het beoordelen van steun die in de vorm van een herkapitalisatie wordt verleend in het kader van de huidige financiële crisis. De Autoriteit zal daarom de hier aangemelde zaak toetsen aan de bepalingen van de herkapitalisatierichtsnoeren.

Volgens deze richtsnoeren „[kan, g]ezien de huidige toestand op de financiële markten de herkapitalisatie van banken meerdere doelstellingen dienen. Ten eerste dragen herkapitalisatiemaatregelen bij tot het herstel van de financiële stabiliteit en helpen zij het vertrouwen te herstellen dat nodig is om de interbancaire kredietverlening weer op gang te brengen. […] Ten tweede kunnen herkapitalisatiemaatregelen helpen de kredietverschaffing aan de reële economie veilig te stellen.” (29). Bovendien „moeten de banken tegen voldoende voordelige voorwaarden toegang krijgen tot kapitaal, om de herkapitalisatiemaatregel zo doeltreffend als nodig te maken. Anderzijds moeten de aan de herkapitalisatiemaatregelen verbonden voorwaarden garanties bieden voor een gelijk speelveld en voor een terugkeer op langere termijn naar normale marktvoorwaarden. De overheidsmaatregelen moeten daarom evenredig en tijdelijk zijn en moeten zodanig zijn ontworpen dat wordt voorzien in prikkels voor de banken om de staat zo snel als de marktomstandigheden het toelaten uit te kopen […]. In ieder geval dienen de EVA-staten te verzekeren dat iedere herkapitalisatie van een bank op een reële behoefte is gebaseerd” (nadruk toegevoegd). (30)

De aangemelde maatregelen moeten dus aan de volgende voorwaarden voldoen:

—   passend karakter (de maatregel moet afdoende zijn om de vastgestelde doelstellingen te bereiken): de steunmaatregel moet doelgericht zijn zodat de doelstelling van de versterking van de financiële stabiliteit en het stimuleren van een onverstoorde kredietstroom naar de reële economie kan worden bereikt;

—   noodzaak: de steunmaatregel moet, wat bedrag en vorm betreft, noodzakelijk zijn om de verklaarde doelstelling te bereiken (31), en

—   evenredigheid: de positieve effecten van de steunmaatregel moeten voldoende opwegen tegen de concurrentiedistorsies, zodat de distorsies beperkt blijven tot het minimum dat noodzakelijk is om de doelstellingen van de maatregelen te bereiken.

3.2.   Passend karakter

De Autoriteit dient in de eerste plaats te beoordelen of de voorgenomen maatregel — de herkapitalisatie van fundamenteel gezonde banken door de overheid — een passende maatregel is om de verklaarde doelstellingen te behalen van het bevorderen van de financiële stabiliteit en de kredietverschaffing aan de reële economie.

De Autoriteit erkent dat kredietinstellingen in de huidige marktomstandigheden misschien extra kapitaal nodig hebben om een voldoende kredietstroom naar de reële economie te garanderen, en aldus een verdere verscherping van de crisis tegen te gaan. Bovendien heeft onzekerheid over de economische vooruitzichten het vertrouwen in de soliditeit van financiële instellingen op lange termijn aangetast. Herkapitalisatie van fundamenteel gezonde banken dient ervoor te zorgen dat financieel gezonde instellingen afdoende zijn gekapitaliseerd om beter bestand te zijn tegen potentiële verliezen en de normale kredietverschaffing gaande te houden.

Het verstrekken van kapitaal aan fundamenteel gezonde banken kan dus als een passende maatregel worden gezien om te zorgen voor voorwaarden die gunstig zijn voor de kredietverschaffing aan de reële economie, zoals door de herkapitalisatierichtsnoeren is vereist.

3.3.   Noodzaak

De steunmaatregel moet, wat bedrag en vorm betreft, noodzakelijk zijn om de verklaarde doelstelling te bereiken, gelet op de huidige buitengewone omstandigheden. Daarom is het mogelijk alleen steun aan fundamenteel gezonde banken te beschouwen als noodzakelijk om de verklaarde doelstellingen te behalen.

De Noorse autoriteiten willen de aangemelde regeling in mei 2009 van kracht laten worden en deze openstellen voor een periode van zes maanden. Een termijn voor het indienen van aanvragen tot een kapitaalinjectie wordt bepaald als zes weken vóór het verstrijken van de zesmaandsperiode (zo rond eind september 2009).

Bovendien zijn de kapitaalinjecties als tijdelijk bedoeld. In de regeling zijn prikkels opgenomen om de banken te stimuleren het geïnjecteerde kapitaal terug te betalen en er wordt ook een aantal aanzienlijke gedragsrestricties opgelegd, die een verdere prikkel zijn om terug te keren naar normale marktomstandigheden.

Door de looptijd van de regeling te beperken, hebben de Noorse autoriteiten, naar het oordeel van de Autoriteit, de potentiële staatssteun beperkt tot de context van de huidige situatie op de financiële markten en de zware turbulentie die de Noorse economie momenteel doormaakt.

De herkapitalisatierichtsnoeren beklemtonen het belang van het onderscheid tussen fundamenteel gezonde, goed presterende banken en banken in ademnood, die minder goed presteren (32).

Volgens de Noorse autoriteiten komen alleen financieel gezonde banken in aanmerking voor steunverlening in het kader van de aangemelde regeling. De Noorse financiële toezichthouder zal, op basis van de gegevens die de banken verschaffen bij het indienen van hun aanvraag voor een kapitaalinjectie en op basis van objectieve criteria (formele ratio’s ter beoordeling van de kapitaaltoereikendheid, analyse van de diverse risicoposities van elke bank, de kwaliteit van de activa, zakelijke vooruitzichten enz.), een poortwachtersfunctie vervullen en zal nagaan of een bank fundamenteel gezond is. De regeling staat alleen open voor banken waarvan de Noorse financiële toezichthouder heeft kunnen vaststellen dat zij voldoen aan Tier 1-kapitaalvereisten, plus een ruime marge, ook wanneer rekening wordt gehouden met voor de nabije toekomst te verwachten gebeurtenissen (33).

Daarom kan worden geconcludeerd dat met de aangemelde regeling het in de herkapitalisatierichtsnoeren gemaakte onderscheid in acht wordt genomen en dat deze niet zal worden gebruikt voor de herkapitalisatie van banken die nièt fundamenteel gezond zijn.

De EVA-staten dienen te ervoor te zorgen dat iedere herkapitalisatie van een bank op een reële behoefte is gebaseerd (34). In december 2008 heeft de Noorse centrale bank een macro-economische stresstest uitgevoerd voor de zes grootste Noorse banken. In die test werd een negatief scenario gehanteerd waarvan de uitkomst was dat banken verliezen zouden lijden ten belope van gemiddeld 2,3 % van hun risicogewogen activa. Volgens ramingen van de Noorse centrale bank zou, na de gesimuleerde negatieve ontwikkelingen, zo’n 34 miljard NOK nodig zijn om de tien grootste banken te herkapitaliseren. Op basis van die conclusies zal volgens ramingen van de Noorse autoriteiten 50 miljard NOK voldoende zijn om een verhoging van het kernkapitaal van alle Noorse banken met gemiddeld 2,3 % mogelijk te maken. Voor de regeling is daarom 50 miljard NOK uitgetrokken.

De omvang van de door de Noorse autoriteiten voorgestelde kapitaalinjectie houdt dus verband met de specifieke omstandigheden op de Noorse bankenmarkt. De Noorse autoriteiten hebben plafonds vastgesteld voor de verhoging van kernkapitaalratio’s via kapitaalinjecties door het Fonds; deze plafonds zijn gekoppeld aan de omvang van het kernkapitaal van een bank voordat er overheidsmaatregelen worden genomen. Zo kunnen banken met een kernkapitaalratio van minder 7 % een aanvraag tot herkapitalisatie indienen waardoor zij deze ratio op maximaal 10 % kunnen brengen (35). Banken met een kernkapitaalratio van tussen 7 en 10 % kunnen met tot 3 procentpunt worden geherkapitaliseerd, doch tot een plafond van 12 % kernkapitaalratio. Banken met een kernkapitaalratio van meer dan 10 % kunnen alleen een aanvraag indienen voor een injectie van kernkapitaal tot maximaal 2 procentpunt.

Zoals reeds is aangegeven, stelt het Fonds het daadwerkelijke bedrag van een kapitaalinjectie vast en legt het dat vast in de overeenkomst met de individuele bank die een aanvraag indient. Bovendien zal er prioriteit gaan naar aanvragen van systeemrelevante banken, zodat ervoor wordt gezorgd dat de doelstelling van het herstel van de financiële stabiliteit mee in rekening wordt genomen (36). Voorts zal het fonds ook nadere argumentatie eisen voor iedere aanvraag voor een kapitaalinjectie van meer dan 2 procentpunt, om zich te vergewissen van de noodzaak van een dergelijke hoge kapitaalinjectie.

Alle gevallen waarin een kapitaalinjectie van meer dan 2 % heeft plaatsgevonden, zullen ter kennis van de Autoriteit worden gebracht.

Het Fonds eist ook verdere rechtvaardiging voor iedere aanvraag waarin de voorgenomen injectie de kernkapitaalratio van de aanvragende bank boven 12 % brengt. Aldus zal het fonds kunnen nagaan of er, ondanks de reeds sterke kapitalisatie, nog overheidsmaatregelen nodig zijn. De Autoriteit tekent aan dat deze situatie vooral kleine spaarbanken betreft die over beperkte mogelijkheden beschikken om zichzelf te financieren. Deze banken vertegenwoordigen een klein deel van de markt (slechts 11 % van de totale bankactiva) en zijn vooral actief op lokale markten. Indien de specifieke behoefte van de bank niet afdoende wordt gerechtvaardigd, zal het fonds de aanvraag afwijzen.

Op basis van de voorgaande overwegingen komt de Autoriteit tot de bevinding dat de aangemelde regeling zodanig is opgezet dat de zekerheid bestaat dat iedere kapitaalinjectie op een reële behoefte is gebaseerd.

3.4.   Evenredigheid

Ten slotte dient de Autoriteit ook na te gaan of de kapitaalinjecties plaatsvinden op voorwaarden die het steunbedrag tot een minimum beperken, ten einde de mededingingsdistorsies te beperken tot het minimum dat noodzakelijk is om de verklaarde doelstellingen te behalen.

Volgens de herkapitalisatierichtsnoeren zijn vergoedingen die aansluiten bij markttarieven, de beste garantie om concurrentieverstoringen te beperken (37). De herkapitalisatie dient dus zodanig te zijn opgezet dat wordt rekening gehouden met de marktpositie van iedere instelling en dat de bank geprikkeld wordt om de staat zo snel mogelijk terug te betalen. Daarom worden bij een beoordeling van herkapitalisatiemaatregelen de volgende criteria gehanteerd: doelstelling van de herkapitalisatie, de soliditeit van de begunstigde bank, de vergoeding, prikkels tot uitstap en garanties tegen misbruik van de steun en verstoring van de mededinging.

De doelstelling van de maatregel en de soliditeit van de banken zijn hier al onderzocht. Bij het bepalen van de totale vergoeding moet afdoende rekening worden gehouden met de volgende factoren:

het risicoprofiel van de begunstigde onderneming;

de kenmerken van het gekozen instrument;

de prikkels tot uitstap, en

een passend risicovrij referentierentepercentage (38).

In de richtsnoeren wordt een geschikte methode geschetst om het tarief voor herkapitalisatieoperaties te bepalen aan de hand van de methodiek die in de reeds genoemde ECB-aanbeveling is uiteengezet. In die methodiek wordt de „prijscorridor” bepaald op basis van verschillende bestanddelen, waarbij het vereiste rendementspercentage op achtergestelde schulden de ondergrens vormt, en het vereiste rendementspercentage op gewone aandelen de bovengrens. Zowel de onder- als de bovengrens bestaan uit een combinatie van het rendement op overheidsobligaties en diverse opslagen. De specifieke kenmerken van individuele instellingen en van EVA-staten dient tot uiting te worden gebracht in de berekening van de prijscorridor in een specifieke situatie. De Autoriteit aanvaardt ook alternatieve vergoedingsmethoden, op voorwaarde dat deze resulteren in hogere vergoedingen dan die volgens de ECB-methode (39).

Het vereiste rendement op achtergestelde schulden wordt derhalve berekend als het rendement op overheidsobligaties, verhoogd met de cds-spread van de emitterende bank, plus 200 basispunten om de operationele kosten te dekken en een prikkel tot uitstap te geven. Voor andere hybride instrumenten die economische kenmerken hebben die vergelijkbaar zijn met die van achtergestelde schuilden, komt de hogere seniority van deze instrumenten tot uiting door een opslag van nog eens 100 basispunten.

De Noorse autoriteiten hebben aangegeven dat het hybride Tier 1-effect aan deze beschrijving voldoet en hebben de vergoeding voor dat instrument vastgesteld als het rendement op overheidobligaties, verhoogd met 5 % voor banken uit risicoklasse 1 (voor klasse 2 bedraagt de opslag 5,5 % en voor klasse 3 bedraagt hij 6 %). Volgens hen heeft de Noorse centrale bank de cds-spread van DnB NOR (de grootste Noorse bank en de enige waarvoor cds-gegevens beschikbaar zijn) geraamd op 100 basispunten. Aangezien voor de overige Noorse banken geen relevante data bestaan, hebben de Noorse autoriteiten voor alle banken dezelfde opslag gehanteerd. Wanneer de ECB-methodiek wordt toegepast, levert dat een minimumopslag van 400 basispunten op. Zoals reeds is aangegeven, bedraagt de minimumopslag binnen de aangemelde regeling 500 basispunten, en wordt op dit punt aan de richtsnoeren voldaan.

Het vereiste rendement op gewone aandelen wordt berekend als het rendement op overheidsobligaties, verhoogd met een premie voor aandelenrisico’s van 500 basispunten, plus 100 basispunten om de operationele kosten te dekken en een prikkel tot uitstap te geven. Voor andere instrumenten die economische kenmerken hebben welke vergelijkbaar zijn met die van gewone aandelen (waaronder perpetuele effecten die in gewone aandelen worden omgezet), dient het vereiste rendement dat voor gewone aandelen te benaderen.

De Noorse autoriteiten hebben aangegeven dat het Tier 1-kapitaalinstrument aan deze beschrijving voldoet en hebben de vergoeding voor dat instrument vastgesteld als het rendement op overheidobligaties, verhoogd met 6 % voor banken uit risicoklasse 1 (voor klasse 2 bedraagt de opslag 6,5 % en voor klasse 3 bedraagt hij 7 %). Wanneer de ECB-methodiek wordt toegepast, levert dat een minimumopslag van 400 basispunten op. Derhalve mag worden geconcludeerd dat de opslag voor het preferente kapitaalinstrument in overeenstemming is met de herkapitalisatierichtsnoeren.

Het andere element van de vergoeding is het rendement op overheidsobligaties (40). De aangemelde regeling is gebaseerd op Noorse vijfjaarsoverheidsobligaties. De aangemelde regeling laat de aanvragende banken ook de mogelijkheid om de vergoeding te koppelen aan die voor overheidspapier op zes maanden. De Autoriteit tekent aan dat momenteel de variabele rente op zes maanden zo’n 1 procentpunt lager ligt dan de vaste rente op vijfjaars overheidsobligaties. Dit betekent dat de vergoeding thans ongeveer 1 procentpunt lager zou liggen voor een bank die gebruikmaakt van de mogelijkheid om de vergoeding te baseren op de variabele zesmaands rente.

De Noorse autoriteiten hebben aangevoerd dat de beide vergoedingswijzen voor de kapitaalinjecties normaal gesproken gelijkwaardig zijn. Zij tonen dit aan door de vergoeding te berekenen op basis van zowel de huidige rente op een vijfjaars Noorse overheidsobligaties als de netto contante kosten van overheidspapier op zes maanden op de termijnmarkt over een periode van vijf jaar. Deze berekening gaat uit van de theorie dat de pariteit tussen vaste en variabele rentepercentages op termijn is verzekerd.

Ondanks het feit dat deze berekeningen op verwachtingen zijn gebaseerd en geen garantie bieden dat de rente steeds zoals voorspeld zal zijn, concludeert de Autoriteit dat, op basis van de beschikbare gegevens, te verwachten valt dat de vergoeding op zesmaands overheidspapier binnen de prijscorridor zal liggen die op basis van de eerder beschreven methodiek is afgebakend. Voorts neemt de Autoriteit nota van het feit dat er opslagen zijn bovenop het volgens de herkapitalisatierichtsnoeren vereiste minimum.

Nu de kwestie van de passende rentebenchmark en de kenmerken van de beschikbare instrumenten zijn behandeld, is het volgende bestanddeel van de vergoeding dat dient te worden onderzocht, het risicoprofiel van de begunstigde onderneming.

Zoals is gezegd, deelt het fonds een bank in bij een van de drie risicoklassen, op basis van objectieve criteria (41). De risicoklasse bepaalt welke coupon op het geïnjecteerde kapitaal moet worden betaald. Bijlage 1 bij de herkapitalisatierichtsnoeren bevat meer informatie over hoe het risicoprofiel van de begunstigde onderneming dient te worden beoordeeld en noemt solvabiliteit, de omvang van de herkapitalisatie, de huidige cds-spreads, de rating en de outlook van de aanvragende bank als relevante indicatoren.

De Autoriteit is van mening dat de beoordelingsmethodiek van het fonds zoals die in punt I.5.3 werd beschreven, afdoende rekening houdt met deze verschillende indicatoren en dus resulteert in een passende risicoclassificatie van de aanvragende banken.

De Noorse autoriteiten hebben de vergoeding voor banken uit risicoklasse 2 met 50 basispunten verhoogd en die voor de banken uit risicoklasse 3 met 100 basispunten. Het argument hiervoor is het vastgestelde verschil tussen de credit spread van de achtergestelde schulden van DnB NOR en die van andere Noorse banken (welke hoger liggen dan de voor DnB NOR geraamde cds-spread). De spread tussen het laagste en het hoogste rendement bleek niet groter te zijn dan ongeveer 100 basispunten en de opslagen voor de middelste risicoklasse werd dus op 50 basispunten vastgesteld en die voor de hoogste risicoklasse op 100 basispunten.

Het laatste bestanddeel van de vergoeding dat in de richtsnoeren wordt genoemd, zijn de in de regeling ingebouwde prikkels tot uitstap. Op dit punt tekent de Autoriteit aan dat de vergoeding voor het hybride Tier 1-effect (dat te allen tijde kan worden terugbetaald) in jaar 4 en 5 wordt verhoogd met telkens 1 procentpunt per jaar en dat de hogere coupon behouden blijft tot aan de terugbetaling. Wat betreft het preferente Tier 1-kapitaalinstrument is terugbetaling alleen mogelijk na drie jaar en aan het eind van jaar 5, wanneer het instrument automatisch in gewone aandelen wordt omgezet. Niettemin is in het uitvoeringsbesluit bepaald dat: 1) terugbetaling ten minste a pari plaatsvindt en in jaren 4 en 5 toeneemt, en 2) de omzetting in aandelen aan het eind van jaar 5 op zodanige voorwaarden plaatsvindt dat de bank de prikkels krijgt om het instrument terug te betalen vooraleer automatische omzetting plaatsvindt. De Noorse autoriteiten hebben ook aangegeven dat, als een extra prikkel tot terugbetaling, het omzettingsmechanisme ook gunstiger voor het fonds moet zijn dan een conversie tegen de op dat tijdstip geldende marktprijs, hetgeen een aanzienlijke verwatering van de bestaande aandeelhouders vergt.

De Autoriteit is van oordeel dat, rekening houdende met al deze elementen, de aangemelde regeling voorziet in een algemeen vergoedingspercentage dat in overeenstemming is met de beginselen van de herkapitalisatierichtsnoeren.

Naast de vergoeding en de prikkels tot uitstap is in de herkapitalisatierichtsnoeren ook sprake van garanties tegen misbruik van steun en concurrentieverstoring en dienen de EVA-staten doeltreffende en afdwingbare nationale beschermingsmaatregelen aan de herkapitalisatie te verbinden, die ervoor zorgen dat het geïnjecteerde kapitaal wordt gebruikt om de kredietverschaffing aan de reële economie gaande te houden, zodat de doelstelling van de financiering van de reële economie daadwerkelijk wordt bereikt (42). De Autoriteit merkt in dit verband op dat de aangemelde regeling toezeggingen op gedragsgebied bevat die worden opgelegd aan de banken die een kapitaalinjectie krijgen, om te vermijden dat de middelen worden gebruikt voor andere doelstellingen dan de ondersteuning van de kredietverschaffing aan de reële economie. Punt 6 van het uitvoeringsbesluit zorgt ervoor dat het fonds regelmatig informatie ontvangt over het kredietverschaffingsbeleid van de begunstigde banken. Volgens punt 8 van het uitvoeringsbesluit moeten banken die een kapitaalinjectie krijgen, zich ertoe verbinden deze maatregel te gebruiken in overeenstemming — en niet in strijd — met de doelstellingen van de regeling die erin bestaat de kredietverschaffing aan de reële economie te stimuleren, terwijl in punt 14 het fonds de bevoegdheid krijgt om maatregelen te nemen die moeten garanderen dat de voorwaarden voor de kapitaalinjectie in acht worden genomen.

Ten slotte merkt de Autoriteit op dat de Noorse autoriteiten geen andere staatssteunmaatregelen hebben lopen die op de banksector zijn gericht.

4.   Conclusie

Op basis van de bovenstaande beoordeling is de Autoriteit van oordeel dat de regeling voor tijdelijke herkapitalisatie van fundamenteel gezonde banken om de financiële stabiliteit en de kredietverschaffing aan de reële economie te stimuleren, welke de Noorse autoriteiten voornemens zijn ten uitvoer te leggen, verenigbaar is met de werking van de EER-overeenkomst in de zin van artikel 61 van diezelfde overeenkomst, in samenhang met de herkapitalisatierichtsnoeren.

De Noorse autoriteiten wordt herinnerd aan hun verplichting, uit hoofde van artikel 21 in deel II, van Protocol nr. 3 bij de Toezichtovereenkomst, juncto artikel 6 van Besluit nr. 195/04/COL, om jaarlijks verslagen over de tenuitvoerlegging van de regeling in te dienen.

Voorts wordt de Noorse autoriteiten eraan herinnerd dat alle voornemens om deze regeling aan te passen, bij de Autoriteit moeten worden aangemeld,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De Toezichthoudende Autoriteit van de EVA heeft, op grond van artikel 61 van de EER-overeenkomst, in samenhang met de herkapitalisatierichtsnoeren, besloten geen bezwaren te maken ten aanzien van de regeling voor tijdelijke herkapitalisatie van fundamenteel gezonde banken om de financiële stabiliteit en de kredietverschaffing aan de reële economie te stimuleren.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot het Koninkrijk Noorwegen.

Artikel 3

Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek.

Gedaan te Brussel, 8 mei 2009.

Voor de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA

Per SANDERUD

Voorzitter

Kurt JÄGER

Lid van het College


(1)  Hierna „de Autoriteit” genoemd.

(2)  Hierna „de EER-overeenkomst” genoemd.

(3)  Hierna „de Toezichtovereenkomst” genoemd.

(4)  Hierna „Protocol nr. 3” genoemd.

(5)  Richtsnoeren voor de toepassing en uitlegging van de artikelen 61 en 62 van de EER-overeenkomst en artikel 1 van Protocol nr. 3 bij de Toezichtovereenkomst, op 19 januari 1994 vastgesteld en uitgevaardigd door de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA, bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie (hierna „PB” genoemd) L 231 van 3.9.1994, blz. 1 en EER-supplement nr. 32 van 3.9.1994, blz. 1, hierna „de richtsnoeren staatssteun” te noemen. Een geactualiseerde versie van de richtsnoeren staatssteun is beschikbaar op de website van de Autoriteit onder: http://www.eftasurv.int/state-aid/legal-framework/state-aid-guidelines/

(6)  Hierna „de herkapitalisatierichtsnoeren” genoemd.

(7)  Besluit nr. 195/04/COL van 14 juli 2004, bekendgemaakt in PB L 139 van 25.5.2006, blz. 37 en EER-supplement nr. 26 van 25.5.2006, blz. 1, gewijzigd bij Besluit nr. 319/05/COL van 14 december 2005, bekendgemaakt in PB C 286 van 23.11.2006, blz. 9 en EER-supplement nr. 57 van 23.11.2006, blz. 31.

(8)  Hierna „de herkapitalisatieregeling” genoemd.

(9)  Eind 2008 waren er 121 Noorse spaarbanken en 18 Noorse commerciële banken. Zo’n 77 % van de Noorse banken had een kernkapitaalratio van meer dan 12 %. Daarbij ging het echter vooral om kleinere spaarbanken, die slechts zo’n 11 % van de totale bankactiva vertegenwoordigen. Daartegenover staat dat een zeer beperkt aantal banken een kernkapitaalratio van minder dan 7 % heeft.

(10)  Tier 1-kapitaal is de belangrijkste maatstaf voor de financiële sterkte van een bank uit oogpunt van het toezicht. Het omvat het kernkapitaal, dat in hoofdzaak bestaat uit gewone aandelen en open reserves (of ingehouden winst), maar kan ook niet-aflosbare, niet-cumulatieve preferente aandelen omvatten.

(11)  Hierna „het fonds” genoemd.

(12)  De term „Noorse banken” omvat ook Noorse banken die eigendom zijn van buitenlandse banken, doch niet Noorse bijkantoren van buitenlandse banken, andere kredietinstellingen niet zijnde banken en andere soorten financiële instellingen.

(13)  Hierna „het uitvoeringsbesluit” genoemd.

(14)  Punt 2 van het uitvoeringsbesluit.

(15)  Punt 2 van het uitvoeringsbesluit.

(16)  Punt 10 van het uitvoeringsbesluit.

(17)  Dit betekent dat een aantal criteria zoals de kernkapitaalratio, het totale rendement, de samenstelling en kredietkwaliteit van het kredietportfolio, de loan-deposit ratio, de blootstelling aan verliezen en aan risico’s (kredietrisico, liquiditeitsrisico, marktrisico en operationeel risico) zal worden beoordeeld. Het fonds, of de door het fonds ingehuurde deskundigen, kunnen — als uitgangspunt voor het bepalen van de geschikte risicoklasse — gebruikmaken van ratings die worden verschaft door de grootste banken die in Noorwegen actief zijn, bijv. de kredietanalyse van DnB NOR (Noorwegens grootste financiële dienstengroep).

(18)  Hierna „de ECB” genoemd.

(19)  Hierna „de ECB-aanbeveling” genoemd.

(20)  Op basis van de opbrengst van zesmaands overheidsobligaties die op de termijnmarkt worden gekocht.

(21)  Punt 11 van het uitvoeringsbesluit.

(22)  De Noorse autoriteiten hebben dit cijfer berekend op basis van de som van alle spreads op gewone senior bankobligaties ten opzichte van overheidsobligaties en de cds-spreads voor achtergestelde leningen ten opzichte van senior bankobligaties.

(23)  Daarentegen heeft in de eurozone de ECB de mediaan van alle A cds-spreads voor achtergestelde schulden op 73 basispunten berekend.

(24)  Punt 12 van het uitvoeringsbesluit.

(25)  Punt 13 van het uitvoeringsbesluit.

(26)  Punt 12 van het uitvoeringsbesluit.

(27)  Indien het omzettingspercentage wordt vastgesteld als het gemiddelde van de aanvankelijke marktprijs en de marktprijs bij omzetting, dan dient de meeropbrengst voor het fonds te worden veiliggesteld door een overeenkomstige verhoging van het terug te betalen bedrag, zodat er symmetrie is tussen het neerwaartse risico en de potentiële winst. Indien het omzettingspercentage wordt vastgesteld als de marktprijs bij omzetting, dan zou het fonds niet deelnemen in de verliezen in aandeelhouderswaarde vóór de omzetting. In dat geval zou de meerwaarde voor het fonds ook beperkter zijn.

(28)  Punt 8 van het uitvoeringsbesluit.

(29)  De punten 4 en 5 van de herkapitalisatierichtsnoeren.

(30)  Punt 11 van de herkapitalisatierichtsnoeren.

(31)  Arrest van 15 april 2008, zaak C-390/06, Nuova Agricast Srl/Ministero delle Attività Produttive, Jurispr. 2008, blz. I-2577, punt 68. Het Hof oordeelde dat „[z]oals blijkt uit het arrest van 17 september 1980, Philip Morris Holland/Commissie (730/79, Jurispr. blz. 2671, punt 17), een steunmaatregel die leidt tot een verbetering van de financiële positie van de begunstigde onderneming zonder noodzakelijk te zijn om de in artikel 87, lid 3, EG voorziene doelstellingen te bereiken, onverenigbaar [is] met de gemeenschappelijke markt”.

(32)  Punt 12 van de herkapitalisatierichtsnoeren.

(33)  Punt 2 van het uitvoeringsbesluit.

(34)  Punt 11 van de herkapitalisatierichtsnoeren.

(35)  Aangezien banken met een kapitaalratio van minder dan 6 % doorgaans niet voor de regeling in aanmerking komen, bedraagt de maximumtoename voor banken in deze categorie 4 procentpunt. Zoals reeds in voetnoot 9 is aangegeven, zijn er erg weinig banken met een kernkapitaalratio van minder dan 7 %.

(36)  Punt 2 van het uitvoeringsbesluit.

(37)  Punt 19 van de herkapitalisatierichtsnoeren.

(38)  Punt 23 van de herkapitalisatierichtsnoeren.

(39)  Punt 30 van de herkapitalisatierichtsnoeren.

(40)  Dit wordt in de ECB-aanbeveling gedefinieerd als de som van: i) het gemiddelde rendement van de EMU-benchmark vijfjaarsobligaties gedurende de 20 werkdagen vóór de kapitaalinjectie, en ii) de gemiddelde spread voor het rendement op overheidspapier voor het land van vestiging van de financiële periode in de referentieperiode van 1 januari 2007 tot 31 augustus 2008.

(41)  Zie voetnoot 17.

(42)  Punt 39 van de herkapitalisatierichtsnoeren.