ISSN 1725-2598

doi:10.3000/17252598.L_2011.006.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 6

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

54e jaargang
11 januari 2011


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EU) nr. 14/2011 van de Commissie van 10 januari 2011 houdende goedkeuring van niet-minimale wijzigingen van het productdossier van een benaming die is opgenomen in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Limone di Sorrento (BGA))

1

 

*

Verordening (EU) nr. 15/2011 van de Commissie van 10 januari 2011 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2074/2005 wat betreft erkende testmethoden voor de detectie van mariene biotoxines in levende tweekleppige weekdieren ( 1 )

3

 

*

Verordening (EU) nr. 16/2011 van de Commissie van 10 januari 2011 tot vaststelling van uitvoeringsmaatregelen voor het systeem voor snelle waarschuwingen over levensmiddelen en diervoeders ( 1 )

7

 

 

Verordening (EU) nr. 17/2011 van de Commissie van 10 januari 2011 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

11

 

 

Verordening (EU) nr. 18/2011 van de Commissie van 10 januari 2011 tot wijziging van de bij Verordening (EU) nr. 867/2010 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor bepaalde producten uit de sector suiker voor het verkoopseizoen 2010/11

13

 

 

BESLUITEN

 

 

2011/8/EU

 

*

Besluit van de Commissie van 6 januari 2011 tot vaststelling van bepaalde tijdelijke beschermende maatregelen tegen mond-en-klauwzeer in Bulgarije (Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 70)  ( 1 )

15

 

 

2011/9/EU

 

*

Besluit van de Commissie van 10 januari 2011 tot wijziging van Besluit 2010/89/EU wat betreft overgangsmaatregelen betreffende de toepassing van bepaalde structurele voorschriften van de Verordeningen (EG) nr. 852/2004 en (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad op inrichtingen in Roemenië (Kennisgeving geschied onder nummer C(2010) 9695)  ( 1 )

30

 

 

2011/10/EU

 

*

Besluit van de Europese Centrale Bank van 25 november 2010 inzake de tussentijdse verdeling van de inkomsten van de Europese Centrale Bank uit in omloop zijnde eurobankbiljetten en uit waardepapieren die zijn aangekocht uit hoofde van het programma voor de effectenmarkten (ECB/2010/24)

35

 

 

2011/11/EU

 

*

Besluit van de Europese Centrale Bank van 27 december 2010 inzake de toezending van vertrouwelijke gegevens in het gemeenschappelijk kader voor ondernemingsregisters voor statistische doeleinden (ECB/2010/33)

37

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Besluit van de Europese Centrale Bank van 16 september 2010 inzake echtheids- en geschiktheidscontroles en het opnieuw in omloop brengen van eurobankbiljetten (ECB/2010/14) (Deze tekst annuleert en vervangt de tekst die is bekendgemaakt in PB L 267 van 9.10.2010, blz. 1)

40

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

11.1.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 6/1


VERORDENING (EU) Nr. 14/2011 VAN DE COMMISSIE

van 10 januari 2011

houdende goedkeuring van niet-minimale wijzigingen van het productdossier van een benaming die is opgenomen in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Limone di Sorrento (BGA))

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 7, lid 4, eerste alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 9, lid 1, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 510/2006 heeft de Commissie de aanvraag van Italië onderzocht voor de goedkeuring van wijzigingen van het productdossier van de beschermde geografische aanduiding „Limone di Sorrento” die bij Verordening (EG) nr. 2400/96 van de Commissie (2), zoals gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2446/2000 (3), is geregistreerd.

(2)

Aangezien de betrokken wijzigingen niet minimaal zijn in de zin van artikel 9 van Verordening (EG) nr. 510/2006, heeft de Commissie de wijzigingsaanvraag overeenkomstig artikel 6, lid 2, eerste alinea, van die verordening bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie  (4). Aangezien aan de Commissie geen enkel bezwaar overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 510/2006 is meegedeeld, moeten de wijzigingen worden goedgekeurd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakte wijzigingen van het productdossier met betrekking tot de in de bijlage bij deze verordening vermelde benaming worden goedgekeurd.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 10 januari 2011.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12.

(2)  PB L 327 van 18.12.1996, blz. 11.

(3)  PB L 281 van 7.11.2000, blz. 12.

(4)  PB C 105 van 24.4.2010, blz. 12.


BIJLAGE

In bijlage I bij het Verdrag genoemde landbouwproducten voor menselijke consumptie:

Categorie 1.6   Groenten, fruit en granen, in ongewijzigde staat of verwerkt

ITALIË

Limone di Sorrento (BGA)


11.1.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 6/3


VERORDENING (EU) Nr. 15/2011 VAN DE COMMISSIE

van 10 januari 2011

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2074/2005 wat betreft erkende testmethoden voor de detectie van mariene biotoxines in levende tweekleppige weekdieren

(Voor de EER relevante tekst)

EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (1), en met name artikel 11, punt 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (2), en met name artikel 18, punt 13, onder a),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 854/2004 stelt specifieke voorschriften vast voor de organisatie van de officiële controles van producten van dierlijke oorsprong, en Verordening (EG) nr. 853/2004 stelt specifieke hygiënevoorschriften vast voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong. Uitvoeringsmaatregelen voor deze verordeningen wat betreft erkende testmethoden voor de detectie van mariene biotoxines zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 2074/2005 van de Commissie van 5 december 2005 tot vaststelling van uitvoeringsmaatregelen voor bepaalde producten die onder Verordening (EG) nr. 853/2004 vallen en voor de organisatie van officiële controles overeenkomstig de Verordeningen (EG) nr. 854/2004 en (EG) nr. 882/2004, tot afwijking van Verordening (EG) nr. 852/2004 en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 853/2004 en (EG) nr. 854/2004 (3). Naar aanleiding van nieuwe wetenschappelijke gegevens moeten deze uitvoeringsmaatregelen worden gewijzigd.

(2)

In juli 2006 heeft de Commissie de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) om een wetenschappelijk advies verzocht met een beoordeling van de huidige grenswaarden en analysemethoden met betrekking tot de menselijke gezondheid voor verscheidene mariene biotoxines zoals vastgesteld in de wetgeving van de Unie, met inbegrip van nieuw opkomende toxines. Het laatste van een reeks adviezen is bekendgemaakt op 24 juli 2009.

(3)

De bioassay in muizen en ratten is de officiële detectiemethode voor lipofiele toxines. Het EFSA-panel voor contaminanten in de voedselketen merkte op dat deze bioassays tekortkomingen vertonen en geen geschikt controle-instrument zijn als gevolg van de sterk variabele resultaten, de ontoereikende detectiecapaciteit en de beperkte specificiteit.

(4)

Bij prevalideringsstudies zijn onlangs ontwikkelde alternatieven voor de biologische methoden ter vaststelling van mariene biotoxines met lagere detectielimieten met succes getest.

(5)

Er is een vloeistofchromatografiemassaspectrometriemethode (LC-MS/MS) gevalideerd bij een daartoe verricht interlaboratoriumonderzoek, waarbij het referentielaboratorium van de Europese Unie voor mariene biotoxines (EU-RL) een coördinerende rol heeft gespeeld. Deze methode is beschikbaar voor het publiek op de website van het EU-RL: http://www.aesan.msps.es/en/CRLMB/web/home.shtml Deze gevalideerde vloeistofchromatografiemassaspectrometrietechniek (LC-MS) moet worden toegepast als referentiemethode voor de detectie van lipofiele toxines en routinematig worden gebruikt, zowel voor officiële controles in alle stadia van de voedselketen als voor eigen controles door exploitanten van levensmiddelenbedrijven.

(6)

Ook andere erkende methoden dan de vloeistofchromatografiemassaspectrometrietechniek kunnen voor de detectie van lipofiele toxines worden gebruikt, mits zij voldoen aan de prestatiecriteria die door het EU-RL zijn vastgesteld. Deze methoden moeten bij een intralaboratoriumonderzoek zijn gevalideerd en met succes zijn getest in het kader van een erkend stelsel van proficiencytests. Indien de resultaten worden betwist, geldt de EU-RL LC-MS/MS-methode als referentiemethode.

(7)

Om de lidstaten in de gelegenheid te stellen hun methoden aan de chemische methode aan te passen, moeten de biologische methoden gedurende een beperkte periode blijven worden gebruikt. Na deze periode worden de biologische methoden niet routinematig toegepast en alleen tijdens de periodieke monitoring van productiegebieden om nieuwe of onbekende mariene toxinen op te sporen.

(8)

Bijgevolg moet Verordening (EG) nr. 2074/2005 dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(9)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage III bij Verordening (EG) nr. 2074/2005 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 juli 2011.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 10 januari 2011.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55.

(2)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 206.

(3)  PB L 338 van 22.12.2005, blz. 27.


BIJLAGE

In bijlage III bij Verordening (EG) nr. 2074/2005 wordt hoofdstuk III vervangen door:

„HOOFDSTUK III

DETECTIEMETHODEN VOOR LIPOFIELE TOXINES

A.   Chemische methode

1.

De EU-RL LC-MS/MS-methode is de referentiemethode voor het detecteren van mariene toxines als bedoeld in sectie VII, hoofdstuk V, punt 2, onder c), d) en e), van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 853/2004. Deze methode stelt ten minste de aanwezigheid van de volgende verbindingen vast:

—   toxines uit de okadazuurgroep: OA, DTX1, DTX2, DTX3, inclusief hun esters;

—   toxines uit de pectenotoxinegroep: PTX1 en PTX2;

—   toxines uit de yessotoxinegroep: YTX, 45-OH-YTX, homo-YTX en 45-OH-homo-YTX;

—   toxines uit de azaspiracidegroep: AZA1, AZA2 en AZA3.

2.

De totale toxische equivalentie wordt berekend met behulp van toxische-equivalentiefactoren (TEF’s) zoals aanbevolen door de EFSA.

3.

Indien nieuwe voor de volksgezondheid relevante analogen worden ontdekt, moeten deze in de analyse worden meegenomen. De totale toxische equivalentie wordt berekend met behulp van toxische-equivalentiefactoren (TEF’s) zoals aanbevolen door de EFSA.

4.

Als alternatief voor de EU-RL LC-MS/MS-methode of als aanvulling daarop kunnen andere methoden worden gebruikt, zoals de vloeistofchromatografie-massaspectrometrie (LC-MS), hogeprestatievloeistofchromatografie (HPLC) met passende detectie, immunoassays en functionele tests zoals de fosfataseremmingstest, mits:

a)

zij afzonderlijk of in combinatie ten minste de onder A, punt 1, van dit hoofdstuk genoemde analogen kunnen aantonen; zo nodig worden geschiktere criteria vastgesteld;

b)

zij voldoen aan de prestatiecriteria die door het EU-RL zijn vastgesteld. Deze methoden moeten bij een intralaboratoriumonderzoek zijn gevalideerd en met succes zijn getest in het kader van een erkend stelsel van proficiencytests. Het EU-RL ondersteunt activiteiten die zijn gericht op validatie door middel van een interlaboratoriumonderzoek van de techniek om normalisatie mogelijk te maken;

c)

de toepassing ervan een gelijkwaardig beschermingsniveau voor de volksgezondheid biedt.

B.   Biologische methoden

1.

Om de lidstaten in de gelegenheid te stellen hun methoden aan te passen aan de onder A, punt 1, van dit hoofdstuk gedefinieerde LC-MS/MS-methode, kan tot en met 31 december 2014 voor het detecteren van mariene toxines als bedoeld in sectie VII, hoofdstuk V, punt 2, onder c), d) en e), van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 853/2004 een reeks bioassayprocedures in muizen met verschillende analyseporties (de hepatopancreas of het gehele dier) en verschillende oplosmiddelen voor de extractie en opzuivering worden toegepast.

2.

De gevoeligheid en selectiviteit hangen af van de keuze van de voor de extractie en opzuivering gebruikte oplosmiddelen; daarmee moet bij de keuze van de gebruikte methode rekening worden gehouden zodat alle toxines worden bestreken.

3.

Voor het detecteren van okadazuur, dinophysistoxines, azaspiracides, pectenotoxines en yessotoxines kan één bioassay in muizen met acetonextractie worden gebruikt. Deze test kan zo nodig worden aangevuld met vloeistof-vloeistofverdeling met ethylacetaat/water of dichloormethaan/water om eventuele storingen te verwijderen.

4.

Voor elke test moeten drie muizen worden gebruikt. Wanneer na inoculatie van de muizen met een extract dat overeenkomt met 5 g hepatopancreas of 25 g van het gehele dier, twee van de drie muizen binnen 24 uur sterven, wordt de uitslag beschouwd als positief voor de aanwezigheid van een of meer van de toxines als bedoeld in sectie VII, hoofdstuk V, punt 2, onder c), d) en e), van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 853/2004 in een concentratie hoger dan de vastgestelde grenswaarden.

5.

Voor het detecteren van okadazuur, dinophysistoxines, pectenotoxines en azaspiracides kan een bioassay in muizen met acetonextractie gevolgd door vloeistof-vloeistofverdeling met diethylether worden gebruikt, maar yessotoxines kunnen hiermee niet worden gedetecteerd aangezien tijdens de vloeistof-vloeistofverdeling verliezen van deze toxines kunnen optreden. Voor elke test moeten drie muizen worden gebruikt. Wanneer na inoculatie van de muizen met een extract dat overeenkomt met 5 g hepatopancreas of 25 g van het gehele dier, twee van de drie muizen binnen 24 uur sterven, wordt de uitslag beschouwd als positief voor de aanwezigheid van okadazuur, dinophysistoxines, pectenotoxines en azaspiracides in een concentratie hoger dan de in sectie VII, hoofdstuk V, punt 2, onder c) en e), van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 853/2004 vastgestelde grenswaarden.

6.

Okadazuur, dinophysistoxines en azaspiracides kunnen met een bioassay in ratten worden gedetecteerd. Voor elke test moeten drie ratten worden gebruikt. Wanneer bij een of meer van de ratten diarree optreedt, wordt de uitslag beschouwd als positief voor de aanwezigheid van okadazuur, dinophysistoxines en azaspiracides in een concentratie hoger dan de in hoofdstuk V, punt 2, onder c) en e), van sectie VII van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 853/2004 vastgestelde grenswaarden.

C.   Na de onder B, punt 1, van dit hoofdstuk vastgestelde periode mag de bioassay in muizen alleen worden gebruikt tijdens de periodieke monitoring van productiegebieden en heruitzettingsgebieden om nieuwe of onbekende mariene toxines op te sporen op basis van nationale controleprogramma’s die door de lidstaten worden opgesteld.”.


11.1.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 6/7


VERORDENING (EU) Nr. 16/2011 VAN DE COMMISSIE

van 10 januari 2011

tot vaststelling van uitvoeringsmaatregelen voor het systeem voor snelle waarschuwingen over levensmiddelen en diervoeders

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (1), en met name artikel 51,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 178/2002 is een systeem voor snelle waarschuwingen over levensmiddelen en diervoeders (hierna „RASFF” genoemd) ingevoerd, dat door de Commissie wordt beheerd en waarbij de lidstaten, de Commissie en de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid zijn betrokken, om de controleautoriteiten in staat te stellen op doeltreffende wijze kennisgeving te doen over de risico’s voor de gezondheid van de mens als gevolg van levensmiddelen of diervoeders. Artikel 50 van die verordening legt het toepassingsgebied en de voorschriften voor de werking van het RASSF vast.

(2)

Artikel 51 van Verordening (EG) nr. 178/2002 vereist dat de Commissie uitvoeringsmaatregelen vaststelt voor artikel 50 van die verordening, met name ten aanzien van de specifieke voorwaarden en procedures voor de doorgifte van kennisgevingen en aanvullende informatie.

(3)

De handhaving van de EU-wetgeving is in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van de lidstaten. Zij zijn belast met de officiële controles, waarvoor de regels zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn (2). Het RASFF ondersteunt de activiteiten van de lidstaten doordat het een snelle uitwisseling mogelijk maakt van gegevens over de risico’s als gevolg van levensmiddelen of diervoeders en over de genomen of te nemen maatregelen om dergelijke risico’s te ondervangen.

(4)

Ingevolge artikel 29 van Verordening (EG) nr. 183/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 12 januari 2005 tot vaststelling van voorschriften voor diervoederhygiëne (3) vallen ernstige risico’s voor de gezondheid van dieren of voor het milieu ook onder het toepassingsgebied van het RASFF. Daarom moet onder de in deze verordening gebruikte term „risico” worden verstaan een direct of indirect risico voor de gezondheid van de mens, verband houdend met een levensmiddel, een materiaal dat met levensmiddelen in aanraking komt of een diervoeder, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 178/2002, dan wel een ernstig risico voor de gezondheid van mens of dier of voor het milieu, verband houdend met een diervoeder, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 183/2005.

(5)

Er moeten regels worden vastgesteld voor de juiste werking van het RASFF, zowel met betrekking tot gevallen waarin een ernstig risico in de betekenis van artikel 50, lid 2, van Verordening (EG) nr. 178/2002 wordt geconstateerd als met betrekking tot andere gevallen waarin, ook al wordt er een minder zwaar of minder dringend risico geconstateerd, een doelmatige uitwisseling van gegevens tussen de leden van het RASFF-netwerk nodig is. Om voor de leden van het netwerk een doelmatiger afhandeling mogelijk te maken, worden kennisgevingen uitgesplitst in waarschuwingskennisgevingen, informatieve kennisgevingen en kennisgevingen van afkeuring aan de grens.

(6)

Voor een doelmatige werking van het RASFF moeten voorschriften voor de procedure van doorgifte van de verschillende soorten kennisgevingen worden opgesteld. Waarschuwingskennisgevingen moeten met voorrang worden doorgegeven en behandeld. Kennisgevingen van afkeuring aan de grens zijn met name van belang voor de controles die bij de grensinspectieposten en bij de aangewezen plaatsen van binnenkomst langs de Europese Economische Ruimte-grens worden uitgevoerd. Modellen en nomenclaturen verbeteren de leesbaarheid en begrijpelijkheid van de kennisgevingen. Door netwerkleden op bepaalde kennisgevingen te attenderen kan een snelle afhandeling van die kennisgevingen worden gewaarborgd.

(7)

Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 178/2002 hebben de Commissie, de lidstaten en de EFSA contactpunten aangewezen; om een juiste en snelle communicatie te bevorderen, vertegenwoordigen zij de leden. Om fouten bij het doorgeven van de kennisgevingen te voorkomen, moet er, met het oog op de toepassing van artikel 50 van die verordening, één aangewezen contactpunt per lid van het netwerk zijn. Dit contactpunt moet bevorderen dat de kennisgeving snel aan de bevoegde autoriteit van een deelnemend land wordt doorgegeven.

(8)

Voor het juist en doelmatig functioneren van het netwerk tussen de leden moeten gemeenschappelijke regels over de taken van de contactpunten worden opgesteld. Ook moeten er bepalingen inzake de coördinerende rol van de Commissie, waaronder de verificatie van de kennisgevingen, worden opgesteld. De Commissie moet in dit verband de leden van het netwerk helpen passende maatregelen te nemen door in de kennisgevingen terugkerende risico’s en bedrijven te constateren.

(9)

Er moet een procedure worden vastgelegd voor de wijziging of verwijdering uit het systeem van kennisgevingen die, ondanks de door het kennisgevende lid en de Commissie uitgevoerde controles, onjuist of ongegrond blijken te zijn.

(10)

Overeenkomstig de leden 3 en 4 van artikel 50 van Verordening (EG) nr. 178/2002 moet de Commissie derde landen van bepaalde RASFF-kennisgevingen op de hoogte brengen. Onverminderd specifieke bepalingen in overeenkomsten die op grond van artikel 50, lid 6, van Verordening (EG) nr. 178/2002 zijn gesloten, moet de Commissie daarom zorgen voor rechtstreekse contacten met de voedselveiligheidsautoriteiten in derde landen, zodat zij deze derde landen kennisgevingen kan zenden; tegelijkertijd moet de Commissie zorgen voor uitwisseling van relevante informatie in verband met deze kennisgevingen en het bestaan van een direct of indirect risico voor de gezondheid van de mens, verband houdend met een levensmiddel of diervoeder.

(11)

Artikel 10 van Verordening (EG) nr. 178/2002 vereist onder meer dat de autoriteiten het publiek over de gezondheidsrisico’s informeren. De Commissie moet, ter informatie van de leden, belanghebbenden en het grote publiek, voorzien in beknopte informatie over de via het RASFF doorgegeven kennisgevingen, alsmede jaarverslagen opstellen waarin de in het RASFF opgemerkte trends op het gebied van voedselveiligheid en de voortgang van het netwerk worden aangegeven.

(12)

Deze verordening is besproken met de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid.

(13)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Definities

Voor de toepassing van deze verordening gelden, naast de definities in de Verordeningen (EG) nr. 178/2002 en (EG) nr. 882/2004, de volgende definities:

1.   „netwerk”: het bij artikel 50 van Verordening (EG) nr. 178/2002 ingestelde systeem voor snelle waarschuwingen voor kennisgevingen van het bestaan van een direct of indirect risico voor de gezondheid van de mens, verband houdend met een levensmiddel of diervoeder;

2.   „lid van het netwerk”: een lidstaat, de Commissie, de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid, alsmede een land dat om toetreding heeft verzocht, een derde land of een internationale organisatie waarmee de Europese Unie overeenkomstig artikel 50, lid 6, van Verordening (EG) nr. 178/2002 een overeenkomst is aangegaan;

3.   „contactpunt”: het aangewezen contactpunt dat het lid van het netwerk vertegenwoordigt;

4.   „waarschuwingskennisgeving”: een kennisgeving van een risico waarbij snel maatregelen door een ander aan het netwerk deelnemend land nodig zijn of nodig zouden kunnen zijn;

5.   „informatieve kennisgeving”: een kennisgeving van een risico waarbij niet snel maatregelen door een ander aan het netwerk deelnemende land nodig zijn;

a)   „informatieve kennisgeving voor follow-up”: informatieve kennisgeving in verband met een product dat in een ander deelnemend land in de handel is of kan worden gebracht;

b)   „informatieve kennisgeving ter attendering”: informatieve kennisgeving in verband met een product dat:

6.   „kennisgeving van afkeuring aan de grens”: een kennisgeving van een afkeuring van een partij, container of lading levensmiddelen of diervoeders als omschreven in artikel 50, lid 3, onder c), van Verordening (EG) nr. 178/2002;

7.   „oorspronkelijke kennisgeving”: een waarschuwingskennisgeving, een informatieve kennisgeving of een kennisgeving van afkeuring aan de grens;

8.   „vervolgkennisgeving”: een kennisgeving met aanvullende informatie in verband met een oorspronkelijke kennisgeving;

9.   „professionele exploitanten”: exploitanten van levensmiddelenbedrijven en exploitanten van diervoederbedrijven als omschreven in Verordening (EG) nr. 178/2002, dan wel exploitanten van bedrijven als omschreven in Verordening (EG) nr. 1935/2004 van het Europees Parlement en de Raad (4).

Artikel 2

Taken van de leden van het netwerk

1.   De leden van het netwerk zorgen ervoor dat het netwerk doelmatig functioneert binnen hun rechtsgebied.

2.   Elk lid van het netwerk wijst één contactpunt aan en geeft daarvan kennis aan het contactpunt van de Commissie; de leden geven ook gedetailleerde informatie over de personen die dit netwerk beheren en hun contactgegevens. De leden gebruiken hiervoor het modelformulier voor contactpuntinformatie dat het contactpunt van de Commissie zal aanleveren.

3.   Het contactpunt van de Commissie houdt een lijst van contactpunten bij en stelt die lijst aan alle leden van het netwerk ter beschikking. De leden van het netwerk informeren het contactpunt van de Commissie direct over veranderingen in hun contactpunt of contactgegevens.

4.   Het contactpunt van de Commissie voorziet de leden van het netwerk van modellen die voor de kennisgevingen kunnen worden gebruikt.

5.   De leden van het netwerk zorgen voor een doeltreffende communicatie tussen hun contactpunt en de bevoegde autoriteiten binnen hun rechtsgebied enerzijds en tussen hun contactpunt en het contactpunt van de Commissie anderzijds. Zij zorgen met name voor:

a)

het opzetten van een doeltreffend communicatienetwerk tussen hun contactpunt en de desbetreffende bevoegde autoriteiten binnen hun rechtsgebied, waardoor directe doorgifte van een kennisgeving aan de bevoegde autoriteiten voor het nemen van passende maatregelen mogelijk wordt, en zij zorgen ervoor dat het netwerk goed wordt onderhouden;

b)

het bepalen van de rol en verantwoordelijkheden van hun contactpunt en van de desbetreffende bevoegde autoriteiten binnen hun rechtsgebied, zowel ten aanzien van de opstelling en de doorgifte van de kennisgevingen aan het contactpunt van de Commissie, als ten aanzien van de beoordeling en de verspreiding van kennisgevingen die van het contactpunt van de Commissie worden ontvangen.

6.   Alle contactpunten zorgen ervoor dat er 24 uur per dag en zeven dagen per week een ambtenaar van dienst bereikbaar is voor spoedmededelingen.

Artikel 3

Waarschuwingskennisgevingen

1.   De leden van het netwerk zenden waarschuwingskennisgevingen onverwijld en in elk geval binnen 48 uur nadat het risico aan hen gemeld is, naar het contactpunt van de Commissie. Waarschuwingskennisgevingen bevatten alle beschikbare informatie met betrekking tot met name het risico en het product dat het risico veroorzaakt. Indien niet alle relevante informatie is verzameld, mag dit echter geen reden zijn om een waarschuwingskennisgeving niet onverwijld te verzenden.

2.   Het contactpunt van de Commissie geeft een waarschuwingskennisgeving binnen 24 uur na ontvangst aan alle leden van het netwerk door, na verificatie als bedoeld in artikel 8.

3.   Buiten kantoortijden delen de leden van het netwerk een doorgifte van een waarschuwingskennisgeving of een follow-up van een waarschuwingskennisgeving telefonisch mee aan het noodnummer van het contactpunt van de Commissie. Het contactpunt van de Commissie informeert de leden van het netwerk die voor follow-up staan aangemerkt telefonisch via hun noodnummers.

Artikel 4

Informatieve kennisgevingen

1.   De leden van het netwerk zenden een informatieve kennisgeving onverwijld naar het contactpunt van de Commissie. De kennisgeving bevat alle beschikbare informatie met betrekking tot met name het risico en het product dat het risico veroorzaakt.

2.   Het contactpunt van de Commissie geeft een informatieve kennisgeving onverwijld aan alle leden van het netwerk door, na verificatie als bedoeld in artikel 8.

Artikel 5

Kennisgevingen van afkeuring aan de grens

1.   De leden van het netwerk zenden een kennisgeving van afkeuring aan de grens onverwijld naar het contactpunt van de Commissie. De kennisgeving bevat alle beschikbare informatie met betrekking tot met name het risico en het product dat het risico veroorzaakt.

2.   Het contactpunt van de Commissie geeft een kennisgeving van afkeuring aan de grens door aan de grensinspectieposten als omschreven in Richtlijn 97/78/EG van de Raad van 18 december 1997 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor producten die uit derde landen in de Gemeenschap worden binnengebracht (5), alsmede aan de aangewezen punten van binnenkomst als bedoeld in Verordening (EG) nr. 882/2004.

Artikel 6

Vervolgkennisgevingen

1.   Wanneer een lid van het netwerk aanvullende informatie over een in een oorspronkelijke kennisgeving genoemd risico of product heeft, zendt hij onmiddellijk via zijn contactpunt een vervolgkennisgeving aan het contactpunt van de Commissie.

2.   Wanneer een lid van het netwerk om nadere informatie in verband met een oorspronkelijke kennisgeving heeft verzocht, wordt dergelijke informatie zoveel mogelijk en onverwijld verstrekt.

3.   Wanneer na ontvangst van een oorspronkelijke kennisgeving actie is ondernomen als bedoeld in artikel 50, lid 5, van Verordening (EG) nr. 178/2002, zendt het lid dat de actie heeft ondernomen de gedetailleerde informatie daarover onmiddellijk in de vorm van een vervolgkennisgeving naar het contactpunt van de Commissie.

4.   Indien de in lid 3 bedoelde actie een product betreft dat tegengehouden en naar een verzender in een ander deelnemend land teruggestuurd is:

a)

verstrekt het lid dat de actie heeft ondernomen in een vervolgkennisgeving alle benodigde informatie over het teruggestuurde product, tenzij die informatie al volledig in de oorspronkelijke kennisgeving was opgenomen;

b)

verstrekt het deelnemende land waarnaar het product is teruggestuurd in een vervolgkennisgeving informatie over de actie die is ondernomen inzake het teruggestuurde product.

5.   Het contactpunt van de Commissie geeft een vervolgkennisgeving onverwijld — en als het om een vervolgkennisgeving voor een waarschuwingskennisgeving gaat binnen 24 uur — aan alle leden van het netwerk door.

Artikel 7

Indiening van kennisgevingen

1.   Kennisgevingen worden ingediend met gebruikmaking van de door het contactpunt van de Commissie geleverde modellen.

2.   Alle toepasselijke velden van het model moeten worden ingevuld om een duidelijke herkenning van het product/de producten en van het/de betrokken risico(’s) mogelijk te maken en om informatie over de herkomst te geven. De door het contactpunt van de Commissie ter beschikking gestelde nomenclaturen moeten zoveel mogelijk worden gebruikt.

3.   Kennisgevingen worden overeenkomstig de in artikel 1 gegeven definities ingedeeld in een van de volgende categorieën:

a)

oorspronkelijke kennisgeving

i)

waarschuwingskennisgeving;

ii)

informatieve kennisgeving voor follow-up;

iii)

informatieve kennisgeving ter attendering;

iv)

kennisgeving van afkeuring aan de grens;

b)

vervolgkennisgeving

4.   In kennisgevingen moeten de leden van het netwerk die gevraagd wordt follow-up te leveren, worden genoemd.

5.   Alle relevante documenten moeten bij de kennisgeving worden gevoegd en onverwijld naar het contactpunt van de Commissie worden gezonden.

Artikel 8

Verificatie van de kennisgeving

Voordat het contactpunt van de Commissie een kennisgeving aan alle leden van het netwerk doorgeeft, wordt:

a)

de volledigheid en de begrijpelijkheid van de kennisgeving, waaronder het juiste gebruik van de in artikel 7, lid 2, bedoelde nomenclaturen, gecontroleerd;

b)

gecontroleerd of de opgegeven rechtsgrond voor geconstateerde overtredingen juist is; als er sprake is van een risico, mag een onjuiste rechtsgrond de doorgifte van de kennisgeving echter niet verhinderen;

c)

gecontroleerd of het onderwerp van de kennisgeving onder het in artikel 50 van Verordening (EG) nr. 178/2002 vastgestelde toepassingsgebied van het netwerk valt;

d)

ervoor gezorgd dat de essentiële informatie in de kennisgeving in een voor alle leden van het netwerk gemakkelijk te begrijpen taal wordt gegeven;

e)

gecontroleerd of is voldaan aan de vereisten van deze verordening;

f)

onderzocht of dezelfde professionele exploitant en/of hetzelfde gevaar en/of hetzelfde land van herkomst vaker in kennisgevingen voorkomt.

In verband met de termijn voor de doorgifte kan de Commissie kleine veranderingen in de kennisgeving aanbrengen, op voorwaarde dat het kennisgevende lid voorafgaand aan de doorgifte met deze veranderingen heeft ingestemd.

Artikel 9

Intrekking en wijziging van kennisgevingen

1.   Elk lid van het netwerk mag het contactpunt van de Commissie verzoeken, met instemming van het kennisgevende lid, een via het netwerk doorgegeven kennisgeving in te trekken, indien de informatie op grond waarvan actie is ondernomen ongegrond blijkt te zijn of indien de kennisgeving abusievelijk is verzonden.

2.   Elk lid van het netwerk mag met instemming van het kennisgevende lid om wijzigingen in een kennisgeving verzoeken. Een vervolgkennisgeving wordt niet als een wijziging van een kennisgeving beschouwd en kan derhalve zonder instemming van een ander lid van het netwerk worden ingediend.

Artikel 10

Uitwisseling van gegevens met derde landen

1.   Indien een product waarvan kennisgeving is gedaan afkomstig is uit of verzonden is naar een derde land, informeert de Commissie het derde land onverwijld.

2.   Onverminderd specifieke bepalingen in overeenkomsten die op grond van artikel 50, lid 6, van Verordening (EG) nr. 178/2002 zijn gesloten, onderhoudt de Commissie, met het oog op het versterken van de communicatie, onder meer door het gebruik van informatietechnologie contact met één aangewezen contactpunt in het derde land, indien aanwezig. Het contactpunt van de Commissie zendt de kennisgevingen, naargelang van de ernst van het risico, ter attendering of voor follow-up naar dat contactpunt in het derde land.

Artikel 11

Publicaties

De Commissie kan het volgende publiceren:

a)

een samenvatting van alle waarschuwingskennisgevingen, informatieve kennisgevingen en kennisgevingen van afkeuring aan de grens, met informatie over de classificatie en de status van de kennisgeving, de producten en de geconstateerde risico’s, het land van oorsprong, de landen waar de producten verspreid zijn, het kennisgevende lid van het netwerk, de grond voor de kennisgeving en de genomen maatregelen;

b)

een jaarverslag over de via het netwerk verzonden kennisgevingen.

Artikel 12

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 10 januari 2011.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1.

(2)  PB L 165 van 30.4.2004, blz. 1.

(3)  PB L 35 van 8.2.2005, blz. 1.

(4)  PB L 338 van 13.11.2004, blz. 4.

(5)  PB L 24 van 30.1.1998, blz. 9.


11.1.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 6/11


VERORDENING (EU) Nr. 17/2011 VAN DE COMMISSIE

van 10 januari 2011

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (2), en met name op artikel 138, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

Bij Verordening (EG) nr. 1580/2007 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XV, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 138 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 11 januari 2011.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 10 januari 2011.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

José Manuel SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 350 van 31.12.2007, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

EC

65,1

MA

60,1

TR

100,6

ZZ

75,3

0707 00 05

EG

174,9

JO

96,7

TR

141,9

ZZ

137,8

0709 90 70

MA

43,2

TR

123,8

ZZ

83,5

0709 90 80

EG

222,3

ZZ

222,3

0805 10 20

AR

41,5

BR

41,5

IL

67,1

MA

58,0

TR

71,6

UY

46,7

ZA

41,3

ZZ

52,5

0805 20 10

MA

68,6

TR

79,6

ZZ

74,1

0805 20 30, 0805 20 50, 0805 20 70, 0805 20 90

CN

129,3

HR

46,1

IL

84,6

JM

94,4

MA

112,4

TR

74,7

ZZ

90,3

0805 50 10

AR

49,2

TR

60,2

UY

49,2

ZZ

52,9

0808 10 80

AR

78,5

CA

99,7

CN

103,0

EC

79,3

US

137,8

ZA

124,2

ZZ

103,8

0808 20 50

CN

53,7

US

112,9

ZZ

83,3


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


11.1.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 6/13


VERORDENING (EU) Nr. 18/2011 VAN DE COMMISSIE

van 10 januari 2011

tot wijziging van de bij Verordening (EU) nr. 867/2010 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor bepaalde producten uit de sector suiker voor het verkoopseizoen 2010/11

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 951/2006 van de Commissie van 30 juni 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad wat betreft de handel met derde landen in de sector suiker (2), en met name op artikel 36, lid 2, tweede alinea, tweede zin,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en bepaalde stropen voor het verkoopseizoen 2010/11 zijn vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 867/2010 van de Commissie (3). Deze prijzen en rechten zijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 13/2011 van de Commissie (4).

(2)

Naar aanleiding van de gegevens waarover de Commissie momenteel beschikt, dienen deze bedragen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 951/2006 te worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bij Verordening (EG) nr. 951/2006 voor het verkoopseizoen 2010/11 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor de in artikel 36 van Verordening (EU) nr. 867/2010 bedoelde producten worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 11 januari 2011.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 10 januari 2011.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

José Manuel SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 178 van 1.7.2006, blz. 24.

(3)  PB L 259 van 1.10.2010, blz. 3.

(4)  PB L 5 van 8.1.2011, blz. 5.


BIJLAGE

Gewijzigde bedragen van de representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en producten van GN-code 1702 90 95 die gelden met ingang van 11 januari 2011

(EUR)

GN-code

Representatieve prijs per 100 kg netto van het betrokken product

Aanvullend recht per 100 kg netto van het betrokken product

1701 11 10 (1)

62,47

0,00

1701 11 90 (1)

62,47

0,00

1701 12 10 (1)

62,47

0,00

1701 12 90 (1)

62,47

0,00

1701 91 00 (2)

59,08

0,00

1701 99 10 (2)

59,08

0,00

1701 99 90 (2)

59,08

0,00

1702 90 95 (3)

0,59

0,17


(1)  Vaststelling voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage IV, punt III, van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(2)  Vaststelling voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage IV, punt II, van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(3)  Vaststelling per procent sacharose.


BESLUITEN

11.1.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 6/15


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 6 januari 2011

tot vaststelling van bepaalde tijdelijke beschermende maatregelen tegen mond-en-klauwzeer in Bulgarije

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 70)

(Voor de EER relevante tekst)

(2011/8/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 89/662/EEG van de Raad van 11 december 1989 inzake veterinaire controles in het intracommunautaire handelsverkeer in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (1), en met name artikel 9, lid 3,

Gezien Richtlijn 90/425/EEG van de Raad van 26 juni 1990 inzake veterinaire en zoötechnische controles in het intracommunautaire handelsverkeer in bepaalde levende dieren en producten in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (2), en met name artikel 10, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij een wild varken in de regio Burgas in het zuidoosten van Bulgarije, in een gebied met intensievere surveillance langs de grens met Turkije, is een geval van mond-en-klauwzeer (MKZ) ontdekt.

(2)

De MKZ-situatie in Bulgarije kan, in verband met de handel in levende evenhoevige dieren en het in de handel brengen van bepaalde producten daarvan, een gevaar opleveren voor de veebeslagen in andere lidstaten.

(3)

Bulgarije heeft maatregelen genomen op grond van Richtlijn 2003/85/EG van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van communautaire maatregelen voor de bestrijding van mond-en-klauwzeer (3) ("de richtlijn"), met name de maatregelen als bepaald in artikel 85, lid 4, van die richtlijn, die in bijlage XVIII bij die richtlijn nader worden beschreven.

(4)

Voor het hele grondgebied van Bulgarije gelden de beperkingen van de artikelen 2, 4, 5, 6, 8 ter en 11 van Beschikking 2008/855/EG van de Commissie van 3 november 2008 betreffende maatregelen op het gebied van de diergezondheid in verband met klassieke varkenspest in sommige lidstaten (4). Bulgarije mag echter, omdat het in deel II van bijlage I bij die beschikking vermeld staat, onder bepaalde voorwaarden vers vlees van varkens en met dat vlees geproduceerde vleesbereidingen en vleesproducten verzenden.

(5)

In verband met de ziektesituatie in Bulgarije moeten de door de bevoegde autoriteiten van dat land genomen maatregelen om mond-en-klauwzeer te bestrijden worden verscherpt.

(6)

In de getroffen lidstaat moeten de hoog- en laagrisicogebieden nu als permanente maatregel worden vastgesteld en moet de verzending van gevoelige dieren uit de hoog- en laagrisicogebieden en van producten van gevoelige dieren uit het hoogrisicogebied worden verboden Bij dit besluit moeten ook voorschriften worden vastgesteld voor de verzending uit de desbetreffende gebieden van veilige producten die, voordat de beperkingen waren ingesteld, zijn geproduceerd uit grondstoffen die buiten die gebieden zijn verkregen of die een behandeling hadden ondergaan die doeltreffend is gebleken om eventueel aanwezig mond-en-klauwzeervirus te inactiveren.

(7)

De omvang van de omschreven risicogebieden hangt rechtstreeks af van de tracering van eventuele contacten met het besmette bedrijf en wordt mede bepaald door de mogelijkheid om voldoende controles op de verplaatsing van dieren en producten uit te oefenen. Gezien de door Bulgarije verstrekte informatie moet op dit moment de hele regio Burgas nog als hoogrisicogebied worden aangemerkt.

(8)

Het verzendingsverbod moet alleen gelden voor producten van dieren van gevoelige soorten die afkomstig zijn uit, of verkregen zijn van dieren uit, de in bijlage I omschreven hoogrisicogebieden, en niet voor de doorvoer van dergelijke producten door die gebieden, indien die producten afkomstig zijn uit, of verkregen zijn van dieren uit, andere gebieden.

(9)

Richtlijn 64/432/EEG van de Raad (5) betreft veterinairrechtelijke vraagstukken op het gebied van het intracommunautaire handelsverkeer van runderen en varkens.

(10)

Richtlijn 91/68/EEG van de Raad (6) betreft veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer van schapen en geiten.

(11)

Richtlijn 92/65/EEG van de Raad van 13 juli 1992 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften voor het handelsverkeer en de invoer in de Gemeenschap van dieren, sperma, eicellen en embryo's waarvoor ten aanzien van de veterinairrechtelijke voorschriften geen specifieke communautaire regelgeving als bedoeld in bijlage A, onder I, van Richtlijn 90/425/EEG geldt (7), betreft onder meer de handel in andere evenhoevigen en in sperma, eicellen en embryo's van schapen en geiten, en in embryo's van varkens.

(12)

Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (8) betreft onder meer de gezondheidsvoorschriften voor de productie en het in de handel brengen van vers vlees, gehakt vlees, separatorvlees, vleesbereidingen, vlees van gekweekt wild, vleesproducten, met inbegrip van behandelde magen, blazen en darmen, en zuivelproducten.

(13)

Verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (9) betreft onder andere het aanbrengen van een gezondheidsmerk op voedsel van dierlijke oorsprong.

(14)

Richtlijn 2002/99/EG van de Raad van 16 december 2002 houdende vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor de productie, de verwerking, de distributie en het binnenbrengen van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (10) voorziet in een specifieke behandeling van vleesproducten die de inactivering van het MKZ-virus in producten van dierlijke oorsprong garandeert.

(15)

Beschikking 2001/304/EG van de Commissie van 11 april 2001 inzake het merken en het gebruik van bepaalde dierlijke producten in verband met Beschikking 2001/172/EG tot vaststelling van beschermende maatregelen in verband met mond-en-klauwzeer in het Verenigd Koninkrijk (11) betreft het aanbrengen van een specifiek keurmerk op bepaalde producten van dierlijke oorsprong die uitsluitend op de nationale markt worden gebracht. Het is dienstig om in een afzonderlijke bijlage een soortgelijk keurmerk voor MKZ in Bulgarije vast te stellen.

(16)

Bij Richtlijn 92/118/EEG van de Raad (12) zijn veterinairrechtelijke en gezondheidsvoorschriften vastgesteld voor het handelsverkeer en de invoer in de Gemeenschap van producten waarvoor ten aanzien van deze voorschriften geen specifieke communautaire regelgeving geldt als bedoeld in bijlage A, hoofdstuk I, van Richtlijn 89/662/EEG, en, wat ziekteverwekkers betreft, van Richtlijn 90/425/EEG.

(17)

Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 3 oktober 2002 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten (13) voorziet in een aantal behandelingen van dierlijke bijproducten om het MKZ-virus te inactiveren.

(18)

Bij Richtlijn 88/407/EEG van de Raad (14) zijn veterinairrechtelijke voorschriften vastgesteld voor het intracommunautaire handelsverkeer en de invoer van diepgevroren sperma van runderen.

(19)

Richtlijn 89/556/EEG van de Raad (15) betreft veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer en de invoer uit derde landen van embryo's van als huisdier gehouden runderen.

(20)

Bij Richtlijn 90/429/EEG van de Raad (16) zijn de veterinairrechtelijke voorschriften vastgesteld van toepassing op het intracommunautaire handelsverkeer in sperma van varkens en de invoer daarvan.

(21)

De modellen van gezondheidscertificaten voor de handel binnen de Unie in sperma, eicellen en embryo’s van paardachtigen, schapen en geiten en in eicellen en embryo’s van varkens zijn vastgesteld bij Besluit 2010/470/EU van de Commissie van 26 augustus 2010 tot vaststelling van modellen van gezondheidscertificaten voor de handel binnen de Unie in sperma, eicellen en embryo’s van paardachtigen, schapen en geiten en in eicellen en embryo’s van varkens (17).

(22)

Beschikking 2009/470/EG van de Raad van 25 mei 2009 betreffende bepaalde uitgaven op veterinair gebied (18) voorziet in een mechanisme om getroffen bedrijven te compenseren voor verliezen die zij als gevolg van ziektebestrijdingsmaatregelen hebben geleden.

(23)

Geneesmiddelen als omschreven in Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik (19), Richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik (20) en Richtlijn 2001/20/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 april 2001 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de toepassing van goede klinische praktijken bij de uitvoering van klinische proeven met geneesmiddelen voor menselijk gebruik (21) moeten, voor zover zij niet langer onder Verordening (EG) nr. 1774/2002 vallen, van de veterinairrechtelijke beperkingen van dit besluit worden uitgesloten.

(24)

Artikel 6 van Beschikking 2007/275/EG van de Commissie van 17 april 2007 betreffende lijsten van dieren en producten die krachtens de Richtlijnen 91/496/EEG en 97/78/EG van de Raad in grensinspectieposten controles moeten ondergaan (22) voorziet in een vrijstelling van de veterinaire controles voor bepaalde producten die dierlijke producten bevatten. De verzending van dergelijke producten uit de hoogrisicogebieden onder toepassing van een vereenvoudigde certificeringsregeling moet worden toegestaan.

(25)

Andere lidstaten dan Bulgarije moeten de in de getroffen gebieden genomen ziektebestrijdingsmaatregelen ondersteunen door ervoor te zorgen dat er geen levende dieren van gevoelige soorten naar die gebieden worden verzonden.

(26)

Om de epidemiologische situatie beter te begrijpen en om de opsporing van mogelijke besmettingen te vergemakkelijken moet een verlengde "standstill" voor vee in de betrokken lidstaat worden vastgesteld, waarbij de mogelijkheid moet worden geboden om paardachtigen onder gecontroleerde omstandigheden te slachten en te vervoeren.

(27)

In afwachting van de vergadering van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid moet de Commissie in samenwerking met de betrokken lidstaat tijdelijke beschermende maatregelen treffen in verband met MKZ in Bulgarije.

(28)

De situatie zal opnieuw worden bezien op de voor 11 en 12 januari 2011 geplande vergadering van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, en de maatregelen zullen zo nodig worden bijgesteld,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Levende dieren

1.   Onverminderd de door Bulgarije genomen maatregelen in het kader van

a)

Richtlijn 2003/85/EG, met name de in artikel 85, lid 4, van die richtlijn genoemde maatregelen, die in bijlage XVIII bij die richtlijn nader worden beschreven, en

b)

de artikelen 2 en 4 van Beschikking 2008/855/EG,

zorgt Bulgarije ervoor dat aan de voorwaarden in de leden 2 tot en met 7 van dit artikel wordt voldaan.

2.   Levende runderen, schapen, geiten, varkens of andere evenhoevige dieren worden niet verplaatst tussen de in de bijlagen I en II vermelde gebieden.

3.   Levende runderen, schapen, geiten, varkens of andere evenhoevige dieren worden niet verzonden uit of verplaatst door de in de bijlagen I en II vermelde gebieden.

4.   In afwijking van lid 3 mogen de bevoegde autoriteiten van Bulgarije rechtstreeks en ononderbroken transitvervoer van evenhoevige dieren via hoofdwegen en spoorlijnen door de in de bijlagen I en II vermelde gebieden toestaan.

5.   Op bij Richtlijn 64/432/EEG vastgestelde gezondheidscertificaten voor levende runderen en, onverminderd de artikelen 8 ter en 9 van Beschikking 2008/855/EG, voor varkens en op de bij Richtlijn 91/68/EEG vastgestelde gezondheidscertificaten voor levende schapen en geiten wordt de volgende vermelding aangebracht als de dieren naar andere lidstaten worden verzonden uit andere delen van het grondgebied van het Bulgarije dan de in de bijlagen I en II vermelde gebieden:

„Deze dieren voldoen aan Besluit 2011/8/EU van de Commissie van 6 januari 2011 tot vaststelling van bepaalde tijdelijke beschermende maatregelen tegen mond-en-klauwzeer in Bulgarije (23).

6.   Op de gezondheidscertificaten voor andere evenhoevige dieren dan die waarvoor de in lid 5 bedoelde certificaten worden afgegeven, die naar andere lidstaten worden verzonden uit andere delen van het grondgebied van Bulgarije dan de in de bijlagen I en II vermelde gebieden, wordt de volgende vermelding aangebracht:

„Deze levende evenhoevige dieren voldoen aan Besluit 2011/8/EU van de Commissie van 6 januari 2011 tot vaststelling van bepaalde tijdelijke beschermende maatregelen tegen mond-en-klauwzeer in Bulgarije (24).

7.   Verplaatsingen naar andere lidstaten van dieren die vergezeld gaan van een diergezondheidscertificaat als bedoeld in lid 5 of lid 6, worden alleen toegestaan als de plaatselijke veterinaire autoriteit in Bulgarije drie dagen vóór de verplaatsing een melding ter zake heeft verzonden aan de centrale en plaatselijke veterinaire autoriteiten in de lidstaat van bestemming.

8.   In afwijking van lid 2 mogen de bevoegde autoriteiten van Bulgarije het vervoer van voor mond-en-klauwzeer gevoelige dieren uit een in de gebieden van bijlage II gelegen bedrijf naar een in de gebieden van bijlage I gelegen slachthuis toestaan.

Artikel 2

Vlees

1.   Voor de toepassing van dit artikel wordt onder „vlees” verstaan „vers vlees”, „gehakt vlees”, „separatorvlees” en „vleesbereidingen” als omschreven in de punten 1.10, 1.13, 1.14 en 1.15 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 853/2004.

2.   Bulgarije verzendt geen vlees van runderen, schapen, geiten, varkens of andere evenhoevige dieren dat afkomstig is uit, of dat is verkregen van dieren uit, de in bijlage I vermelde gebieden.

3.   Vlees dat krachtens dit besluit niet uit Bulgarije mag worden verzonden, wordt voorzien van het overeenkomstig artikel 4, lid 1, tweede alinea, van Richtlijn 2002/99/EG of bijlage IV vastgestelde keurmerk.

4.   Onverminderd de artikelen 6 en 8 ter van Beschikking 2008/855/EG geldt het in lid 2 vastgestelde verbod niet voor vlees dat is voorzien van het in sectie I, hoofdstuk III, van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 854/2004 vastgestelde keurmerk, op voorwaarde dat:

a)

het vlees duidelijk geïdentificeerd wordt en vanaf de productiedatum bij vervoer en opslag gescheiden gehouden is van vlees dat overeenkomstig dit besluit niet uit de in bijlage I vermelde gebieden mag worden verzonden;

b)

het vlees aan een van de volgende voorwaarden voldoet:

i)

het is verkregen vóór de datum van toepassing van dit besluit, of

ii)

het is verkregen van dieren die gedurende ten minste 90 dagen vóór de slachtdatum of sinds hun geboorte, indien zij minder dan 90 dagen oud zijn, buiten de in de bijlagen I en II vermelde gebieden zijn gehouden en geslacht, of in het geval van vlees dat is verkregen van voor mond-en-klauwzeer gevoelige wildsoorten („vrij wild”) in voornoemde gebieden zijn gedood, of

iii)

het voldoet aan de onder c), d) en e) genoemde voorwaarden;

c)

het vlees is verkregen van als huisdier gehouden hoefdieren of van gekweekt wild van voor mond-en-klauwzeer gevoelige soorten („gekweekt wild”), zoals voor de desbetreffende categorie vlees is aangegeven in een van de kolommen 4 tot en met 7 van bijlage III, en voldoet aan de volgende voorwaarden:

i)

de dieren zijn gedurende ten minste 90 dagen vóór de slachtdatum of sinds hun geboorte, indien zij minder dan 90 dagen oud zijn, gehouden op bedrijven die zijn gelegen in de in de kolommen 1, 2 en 3 van bijlage III vermelde gebieden waar ten minste 90 dagen vóór de slachtdatum geen uitbraak van mond-en-klauwzeer heeft plaatsgevonden;

ii)

in de laatste 21 dagen voorafgaande aan het vervoer naar het slachthuis of, wanneer het gaat om gekweekt wild, voorafgaande aan het slachten op het bedrijf, hebben de dieren onder toezicht van de bevoegde veterinaire autoriteiten verbleven op een en hetzelfde bedrijf, waaromheen zich binnen een straal van ten minste 10 km gedurende ten minste 30 dagen voorafgaande aan de inlading geen uitbraak van mond-en-klauwzeer heeft voorgedaan;

iii)

op het in punt ii) bedoelde bedrijf zijn in de laatste 21 dagen voorafgaande aan de inlading of, wanneer het gaat om gekweekt wild, voorafgaande aan het slachten op het bedrijf, geen dieren van een voor mond-en-klauwzeer gevoelige soort binnengebracht, tenzij het gaat om varkens afkomstig van een toeleveringsbedrijf dat aan punt ii) voldoet; in dat geval mag de termijn worden teruggebracht tot 7 dagen.

De bevoegde autoriteit mag echter toestaan dat op het in punt ii) bedoelde bedrijf voor mond-en-klauwzeer gevoelige dieren worden binnengebracht die aan de voorwaarden van de punten i) en ii) voldoen en die:

komen van een bedrijf waar in de laatste 21 dagen voorafgaande aan het vervoer naar het in punt ii) bedoelde bedrijf geen voor mond-en-klauwzeer gevoelige dieren zijn binnengebracht, tenzij het gaat om varkens afkomstig van een toeleveringsbedrijf; in dat geval mag de termijn worden teruggebracht tot 7 dagen, of

negatief hebben gereageerd op een test op antilichamen tegen mond-en-klauwzeervirus, uitgevoerd met een bloedmonster dat niet langer dan 10 dagen voorafgaande aan het vervoer naar het onder ii) bedoelde bedrijf is genomen, of

komen van een bedrijf waar met negatief resultaat een serologisch onderzoek is uitgevoerd volgens een bemonsteringsprotocol waarmee bij een mond-en-klauwzeerprevalentie van 5 % de ziekte met een betrouwbaarheid van ten minste 95 % kan worden aangetoond;

iv)

de dieren of, wanneer het gaat om gekweekt wild dat op het bedrijf is geslacht, de karkassen zijn onder officiële controle vervoerd van het in punt ii) bedoelde bedrijf naar het aangewezen slachthuis in vervoermiddelen die vóór het laden zijn gereinigd en ontsmet;

v)

de dieren zijn binnen 24 uur na aankomst in het slachthuis geslacht, en zij zijn daarbij gescheiden gehouden van dieren waarvan het vlees niet uit het in bijlage I omschreven gebied mag worden verzonden;

d)

het gaat om vers vlees waarvoor in kolom 8 van bijlage III een plusteken is vermeld en dat is verkregen van vrij wild dat is gedood in gebieden waar zich gedurende ten minste 90 dagen voorafgaande aan het doden geen uitbraak van mond-en-klauwzeer heeft voorgedaan en die gelegen zijn op een afstand van ten minste 20 km van niet in de in de kolommen 1, 2 en 3 van bijlage III aangegeven gebieden;

e)

vlees als bedoeld onder c) en d) moet bovendien aan de volgende voorwaarden voldoen:

i)

de verzending van het vlees mag alleen worden toegestaan door de bevoegde veterinaire autoriteiten van Bulgarije, indien

de onder c), iv) bedoelde dieren naar de inrichting zijn vervoerd zonder contact met bedrijven die gelegen zijn in niet in de kolommen 1, 2 en 3 van bijlage III genoemde gebieden, en

de inrichting niet in een beschermingsgebied is gelegen;

ii)

het verse vlees is steeds duidelijk geïdentificeerd en wordt bij hantering, vervoer en opslag gescheiden gehouden van vlees dat niet uit het in bijlage I vermelde gebied mag worden verzonden;

iii)

bij de postmortemkeuring door de officiële dierenarts in de inrichting van verzending of, wanneer het gaat om het slachten van gekweekt wild, op het onder c), ii) bedoelde bedrijf of, wanneer het gaat om vrij wild, in de wildverwerkingsinrichting zijn geen klinische symptomen, noch andere tekenen van mond-en-klauwzeer gevonden;

iv)

het vlees is gedurende ten minste 24 uur na de postmortemkeuring van de onder c) en d) bedoelde dieren in de onder e), iii) bedoelde inrichtingen of bedrijven gebleven;

v)

verdere bereiding van vlees voor verzending buiten het in bijlage I genoemde gebied wordt opgeschort:

wanneer in de onder e), iii) bedoelde inrichtingen of bedrijven mond-en-klauwzeer is geconstateerd, totdat alle aanwezige dieren zijn geslacht en alle vlees en dode dieren zijn verwijderd, en ten minste 24 uur is verstreken sinds de betrokken inrichtingen en bedrijven grondig zijn gereinigd en ontsmet onder controle van een officiële dierenarts, en

wanneer in dezelfde inrichting voor mond-en-klauwzeer gevoelige dieren worden geslacht die afkomstig zijn van bedrijven in de in bijlage I genoemde gebieden die niet voldoen aan de onder c) en d) genoemde voorwaarden, totdat al die dieren zijn geslacht en de betrokken inrichting grondig is gereinigd en ontsmet onder controle van een officiële dierenarts;

vi)

de centrale veterinaire autoriteiten stellen de overige lidstaten en de Commissie in het bezit van de lijst van inrichtingen en bedrijven die zij voor de toepassing van het bepaalde onder c), d) en e) hebben erkend.

5.   De naleving van de voorschriften in de leden 3 en 4 wordt gecontroleerd door de bevoegde veterinaire autoriteit onder toezicht van de centrale veterinaire autoriteiten.

6.   Onverminderd de artikelen 6 en 8 ter van Beschikking 2008/855/EG geldt het in lid 2 van dit artikel vastgestelde verbod niet voor vers vlees dat is verkregen van dieren die zijn gehouden buiten de in de bijlagen I en II vermelde gebieden en die, in afwijking van artikel 1, leden 2 en 3, rechtstreeks en onder officiële controle zonder contact met in de gebieden van bijlage I gelegen bedrijven voor onmiddellijke slachting zijn vervoerd naar een slachthuis dat ligt in een in bijlage I vermeld gebied, maar buiten het beschermingsgebied, mits dit vlees alleen binnen de in de bijlagen I en II vermelde gebieden in de handel wordt gebracht en voldoet aan de volgende voorwaarden:

a)

al dit verse vlees wordt voorzien van het overeenkomstig artikel 4, lid 1, tweede alinea, van Richtlijn 2002/99/EG of overeenkomstig bijlage IV bij dit besluit vastgestelde keurmerk;

b)

het slachthuis

i)

functioneert onder stringente veterinaire controle;

ii)

schorst de verdere voorbereiding van vlees voor verzending buiten de in bijlage I vermelde gebieden bij slachting in hetzelfde slachthuis van voor mond-en-klauwzeer gevoelige dieren van in gebieden van bijlage I gelegen bedrijven tot alle dergelijke dieren zijn geslacht en de reiniging en de ontsmetting van het slachthuis onder de controle van een officiële dierenarts zijn voltooid;

c)

het verse vlees wordt duidelijk geïdentificeerd en wordt bij vervoer en opslag gescheiden gehouden van vlees dat uit Bulgarije mag worden verzonden;

d)

de naleving van de voorschriften in de eerste alinea wordt gecontroleerd door de bevoegde veterinaire autoriteit onder toezicht van de centrale veterinaire autoriteiten;

e)

de centrale veterinaire autoriteiten stellen de Commissie en de overige lidstaten in het bezit van de lijst van inrichtingen die zij voor de toepassing van dit lid hebben erkend.

7.   Onverminderd artikel 6 van Beschikking 2008/855/EG geldt het in lid 2 vastgestelde verbod niet voor vers vlees dat in uitsnijderijen in de in bijlage I vermelde gebieden is verkregen met inachtneming van de volgende voorwaarden:

a)

in de uitsnijderij wordt, op één en dezelfde dag, alleen vers vlees verwerkt als omschreven in lid 4, onder b). Reiniging en ontsmetting zijn vereist wanneer vlees is verwerkt dat niet aan deze eis voldoet;

b)

al dit vlees wordt voorzien van het in sectie I, hoofdstuk III, van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 854/2004 vastgestelde keurmerk;

c)

in de uitsnijderij wordt gewerkt onder stringente veterinaire controle;

d)

het verse vlees wordt duidelijk geïdentificeerd en wordt bij vervoer en opslag gescheiden gehouden van vlees dat niet uit het in bijlage I vermelde gebied mag worden verzonden.

De naleving van de voorschriften in de eerste alinea wordt gecontroleerd door de bevoegde veterinaire autoriteit onder toezicht van de centrale veterinaire autoriteiten.

De centrale veterinaire autoriteiten stellen de overige lidstaten en de Commissie in het bezit van de lijst van inrichtingen die zij voor de toepassing van dit lid hebben erkend.

8.   Vlees dat uit Bulgarije naar andere lidstaten wordt verzonden, gaat vergezeld van een officieel certificaat met de volgende vermelding:

„Dit vlees voldoet aan Besluit 2011/8/EU van de Commissie van 6 januari 2011 tot vaststelling van bepaalde tijdelijke beschermende maatregelen tegen mond-en-klauwzeer in Bulgarije (25).

Artikel 3

Vleesproducten

1.   Bulgarije verzendt geen vleesproducten, met inbegrip van behandelde magen, blazen en darmen, van runderen, schapen, geiten, varkens of andere evenhoevige dieren („vleesproducten”), afkomstig uit de in bijlage I vermelde gebieden, of die zijn bereid met vlees van dieren uit die gebieden.

2.   Onverminderd de artikelen 6 en 8 ter van Beschikking 2008/855/EG geldt het in lid 1 vastgestelde verbod niet voor vleesproducten, inclusief behandelde magen, blazen en darmen, die zijn voorzien van het in sectie I, hoofdstuk III, van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 854/2004 vastgestelde keurmerk, op voorwaarde dat de vleesproducten:

a)

duidelijk geïdentificeerd worden en vanaf de productiedatum bij vervoer en opslag gescheiden gehouden zijn van vleesproducten die overeenkomstig dit besluit niet uit de in bijlage I vermelde gebieden mogen worden verzonden;

b)

aan een van de volgende voorwaarden voldoen:

i)

zij zijn bereid met vlees zoals omschreven in artikel 2, lid 4, onder b), of

ii)

zij hebben ten minste een van de in deel 1 van bijlage III bij Richtlijn 2002/99/EG voor mond-en-klauwzeer toepasselijke behandelingen ondergaan.

De naleving van de voorschriften in de eerste alinea wordt gecontroleerd door de bevoegde veterinaire autoriteit onder toezicht van de centrale veterinaire autoriteiten.

De centrale veterinaire autoriteiten stellen de overige lidstaten en de Commissie in het bezit van de lijst van inrichtingen die zij voor de toepassing van dit lid hebben erkend.

3.   Vleesproducten die uit Bulgarije naar andere lidstaten worden verzonden, gaan vergezeld van een officieel certificaat met de volgende vermelding:

„Deze vleesproducten, inclusief behandelde magen, blazen en darmen, voldoen aan Besluit 2011/8/EU van de Commissie van 6 januari 2011 tot vaststelling van bepaalde tijdelijke beschermende maatregelen tegen mond-en-klauwzeer in Bulgarije (26).

4.   In afwijking van lid 3 kan, voor vleesproducten die aan de in lid 2 vastgestelde eisen voldoen en die zijn verkregen in een inrichting die zowel Hazard Analysis and Critical Control Points (HACCP) toepast als een controleerbare standaardwerkmethode die garandeert dat aan de behandelingsnormen wordt voldaan en dat de desbetreffende gegevens worden geregistreerd, ermee worden volstaan dat de inachtneming van de eisen inzake de in lid 2, eerste alinea, onder b), ii), bedoelde behandeling wordt vermeld in het handelsdocument waarvan de zending vergezeld gaat en dat is aangevuld overeenkomstig artikel 9, lid 1.

5.   In afwijking van lid 3 kan voor vleesproducten die een zodanige hittebehandeling als bedoeld in lid 2, eerste alinea, onder b), ii), in hermetisch gesloten recipiënten hebben ondergaan dat de houdbaarheid gegarandeerd is, ermee worden volstaan dat zij vergezeld gaan van een handelsdocument waarin wordt verklaard welke hittebehandeling is toegepast.

Artikel 4

Biest en melk

1.   Bulgarije verzendt geen al dan niet voor menselijke consumptie bestemde biest en melk van dieren van voor mond-en-klauwzeer gevoelige soorten uit de in bijlage I vermelde gebieden.

2.   Het in lid 1 vastgestelde verbod geldt niet voor melk afkomstig van runderen, schapen en geiten die in de in bijlage I vermelde gebieden zijn gehouden, die ten minste een behandeling heeft ondergaan overeenkomstig:

a)

deel A van bijlage IX bij Richtlijn 2003/85/EG, indien de melk voor menselijke consumptie is bestemd, of

b)

deel B van bijlage IX bij Richtlijn 2003/85/EG, indien de melk niet voor menselijke consumptie is bestemd of bestemd is voor de voeding van dieren van voor mond-en-klauwzeer gevoelige soorten.

3.   Het in lid 1 vastgestelde verbod geldt niet voor melk van runderen, schapen en geiten die in inrichtingen in de in bijlage I vermelde gebieden is bereid met inachtneming van de volgende voorwaarden:

a)

alle in de inrichting gebruikte melk voldoet aan de in lid 2 vastgestelde voorwaarden of is afkomstig van dieren die worden gehouden en gemolken buiten de in bijlage I vermelde gebieden;

b)

in de inrichting wordt gewerkt onder stringente veterinaire controle;

c)

de melk wordt duidelijk geïdentificeerd en wordt bij vervoer en opslag gescheiden gehouden van melk en zuivelproducten die niet uit de in bijlage I vermelde gebieden mogen worden verzonden;

d)

rauwe melk die afkomstig is van bedrijven buiten de in bijlage I vermelde gebieden, wordt naar in die gebieden gelegen inrichtingen vervoerd in voertuigen die voorafgaand aan dat vervoer zijn gereinigd en ontsmet en die vervolgens niet in contact zijn geweest met in de in bijlage I vermelde gebieden gelegen bedrijven waar dieren worden gehouden van voor mond-en-klauwzeer gevoelige soorten.

De naleving van de voorschriften in de eerste alinea wordt gecontroleerd door de bevoegde veterinaire autoriteit onder toezicht van de centrale veterinaire autoriteiten.

De centrale veterinaire autoriteiten stellen de overige lidstaten en de Commissie in het bezit van de lijst van inrichtingen die zij voor de toepassing van dit lid hebben erkend.

4.   Melk die uit Bulgarije naar andere lidstaten wordt verzonden, gaat vergezeld van een officieel certificaat met de volgende vermelding:

„Deze melk voldoet aan Besluit 2011/8/EU van de Commissie van 6 januari 2011 tot vaststelling van bepaalde tijdelijke beschermende maatregelen tegen mond-en-klauwzeer in Bulgarije (27).

5.   In afwijking van lid 4 kan voor melk die aan de in lid 2 vastgestelde eisen voldoet en die is verwerkt in een inrichting die zowel HACCP toepast als een controleerbare standaardwerkmethode die garandeert dat aan de behandelingsnormen wordt voldaan en dat de desbetreffende gegevens worden geregistreerd, ermee worden volstaan dat de inachtneming van die eisen wordt vermeld in het handelsdocument waarvan de zending vergezeld gaat en dat is aangevuld overeenkomstig artikel 9, lid 1.

6.   In afwijking van lid 4 kan voor melk die aan de in lid 2, onder a) of b), vastgestelde eisen voldoet en die een zodanige hittebehandeling in hermetisch gesloten recipiënten heeft ondergaan dat de houdbaarheid gegarandeerd is, ermee worden volstaan dat zij vergezeld gaat van een handelsdocument waarin wordt verklaard welke hittebehandeling is toegepast.

Artikel 5

Zuivelproducten

1.   Bulgarije verzendt geen al dan niet voor menselijke consumptie bestemde, uit biest en melk van dieren van voor mond-en-klauwzeer gevoelige soorten geproduceerde zuivelproducten uit de in bijlage I vermelde gebieden.

2.   Het in lid 1 vastgestelde verbod geldt niet voor zuivelproducten die:

a)

zijn verkregen vóór de datum van toepassing van dit besluit, of

b)

zijn bereid met melk die voldoet aan het bepaalde in artikel 4, lid 2 of lid 3, of

c)

worden uitgevoerd naar een derde land waar dergelijke producten mogen worden ingevoerd nadat ze een andere dan de in artikel 4, lid 2, vastgestelde behandelingen hebben ondergaan, die inactivering van het mond-en-klauwzeervirus garandeert.

3.   Onverminderd sectie IX, hoofdstuk II, van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 853/2004 geldt het in lid 1 vastgestelde verbod niet voor de volgende voor menselijke consumptie bestemde zuivelproducten:

a)

zuivelproducten die zijn vervaardigd met melk met een gecontroleerde pH van minder dan 7,0 en die een hittebehandeling hebben ondergaan bij een temperatuur van ten minste 72 °C gedurende ten minste 15 seconden, met dien verstande dat een dergelijke behandeling niet vereist is voor eindproducten waarvan de ingrediënten aan de desbetreffende in de artikelen 2, 3 en 4 van dit besluit vastgestelde veterinairrechtelijke voorschriften voldoen;

b)

zuivelproducten die zijn vervaardigd met rauwe melk van runderen, schapen of geiten die ten minste de laatste 30 dagen hebben verbleven op een bedrijf dat is gelegen in een in bijlage I vermeld gebied en waarrond zich binnen een straal van ten minste 10 km in de laatste 30 dagen voordat de rauwe melk is geproduceerd, geen enkele uitbraak van mond-en-klauwzeer heeft voorgedaan, die zijn onderworpen aan een rijping gedurende ten minste 90 dagen bij een pH van ten hoogste 6,0 in het gehele product, en waarvan de korst direct vóór het aanbrengen van de verpakking of de onmiddellijke verpakking is behandeld met 0,2 %-ig citroenzuur.

4.   Het in lid 1 vastgestelde verbod geldt niet voor zuivelproducten die in inrichtingen in de in bijlage I vermelde gebieden zijn bereid met inachtneming van de volgende voorwaarden:

a)

alle in de inrichting gebruikte melk voldoet aan de in artikel 4, lid 2, vastgestelde voorwaarden of is afkomstig van dieren die worden gehouden buiten de in bijlage I vermelde gebieden;

b)

alle in de eindproducten gebruikte zuivelproducten voldoen aan de in lid 2, onder a) of b), of lid 3 vastgestelde voorwaarden of zijn bereid met melk afkomstig van dieren die worden gehouden buiten de in bijlage I vermelde gebieden;

c)

in de inrichting wordt gewerkt onder stringente veterinaire controle;

d)

de zuivelproducten worden duidelijk geïdentificeerd en worden bij vervoer en opslag gescheiden gehouden van melk en zuivelproducten die niet uit de in bijlage I vermelde gebieden mogen worden verzonden.

De naleving van de voorschriften in de eerste alinea wordt gecontroleerd door de bevoegde autoriteit onder verantwoordelijkheid van de centrale veterinaire autoriteiten.

De centrale veterinaire autoriteiten stellen de overige lidstaten en de Commissie in het bezit van de lijst van inrichtingen die zij voor de toepassing van dit lid hebben erkend.

5.   Het in lid 1 vastgestelde verbod geldt niet voor zuivelproducten die in inrichtingen buiten de in bijlage I vermelde gebieden zijn bereid met melk die vóór de datum van toepassing van dit besluit is verkregen, op voorwaarde dat de zuivelproducten duidelijk zijn geïdentificeerd en bij vervoer en opslag gescheiden zijn gehouden van zuivelproducten die niet uit de in bijlage I vermelde gebieden mogen worden verzonden.

6.   Zuivelproducten die uit Bulgarije naar andere lidstaten worden verzonden, gaan vergezeld van een officieel certificaat met de volgende vermelding:

„Deze zuivelproducten voldoen aan Besluit 2011/8/EU van de Commissie van 6 januari 2011 tot vaststelling van bepaalde tijdelijke beschermende maatregelen tegen mond-en-klauwzeer in Bulgarije (28).

7.   In afwijking van lid 6 kan voor zuivelproducten die aan de in lid 2, onder a) en b), en de leden 3 en 4 vastgestelde eisen voldoen en die zijn verwerkt in een inrichting die zowel HACCP toepast als een controleerbare standaardwerkmethode die garandeert dat aan de behandelingsnormen wordt voldaan en dat de desbetreffende gegevens worden geregistreerd, ermee worden volstaan dat de inachtneming van die eisen wordt vermeld in het handelsdocument waarvan de zending vergezeld gaat en dat is aangevuld overeenkomstig artikel 9, lid 1.

8.   In afwijking van lid 6 kan voor zuivelproducten die aan de in lid 2, onder a) en b), en de leden 3 en 4 vastgestelde eisen voldoen en die een zodanige hittebehandeling in hermetisch gesloten recipiënten hebben ondergaan dat de houdbaarheid gegarandeerd is, ermee worden volstaan dat zij vergezeld gaan van een handelsdocument waarin wordt verklaard welke hittebehandeling is toegepast.

Artikel 6

Sperma, eicellen en embryo's

1.   Bulgarije verzendt geen sperma, eicellen en embryo’s van runderen, schapen, geiten, varkens of andere evenhoevige dieren („sperma, eicellen en embryo's”) uit de in de bijlagen I en II vermelde gebieden.

2.   Onverminderd artikel 5 van Beschikking 2008/855/EG geldt het in lid 1 vastgestelde verbod niet voor:

a)

sperma, eicellen en embryo’s dat/die is/zijn verkregen vóór de datum van toepassing van dit besluit;

b)

diepgevroren sperma en embryo’s van runderen, diepgevroren sperma van varkens en diepgevroren sperma en embryo’s van schapen en geiten dat/die met inachtneming van het bepaalde in de Richtlijnen 88/407/EEG, 89/556/EEG, 90/429/EEG, respectievelijk 92/65/EEG in Bulgarije is/zijn ingevoerd en dat/die sedertdien tijdens de opslag en het vervoer gescheiden is/zijn gehouden van sperma, eicellen en embryo's dat/die op grond van lid 1 niet mag/mogen worden verzonden;

c)

diepgevroren sperma en embryo’s van runderen, varkens, schapen en geiten die ten minste 90 dagen voorafgaande aan de winning en tijdens de winning gehouden zijn in de in de bijlagen I en II genoemde gebieden en dat/die:

i)

gedurende ten minste 30 dagen voorafgaande aan de verzending is/zijn opgeslagen onder erkende voorwaarden,

ii)

is/zijn verkregen van donordieren in centra of op bedrijven die gedurende ten minste drie maanden voorafgaande aan de winning van het sperma of de embryo's en 30 dagen na die winning vrij van mond-en-klauwzeer waren en waaromheen zich binnen een straal van ten minste 10 km gedurende ten minste 30 dagen voor de winning geen enkele uitbraak van mond-en-klauwzeer heeft voorgedaan.

d)

De centrale veterinaire autoriteiten stellen de overige lidstaten en de Commissie vóór de verzending van het (de) onder a), b) en c) bedoelde sperma of embryo's in het bezit van de lijst van centra en teams die zij voor de toepassing van dit lid hebben erkend.

3.   Op het bij Richtlijn 88/407/EEG vastgestelde gezondheidscertificaat waarvan uit Bulgarije naar andere lidstaten verzonden diepgevroren sperma van runderen vergezeld gaat, wordt de volgende vermelding aangebracht:

„Dit diepgevroren sperma van runderen voldoet aan Besluit 2011/8/EU van de Commissie van 6 januari 2011 tot vaststelling van bepaalde tijdelijke beschermende maatregelen tegen mond-en-klauwzeer in Bulgarije (29).

4.   Onverminderd artikel 9, onder b), van Beschikking 2008/855/EG wordt op het bij Richtlijn 90/429/EEG vastgestelde gezondheidscertificaat waarvan uit Bulgarije naar andere lidstaten verzonden diepgevroren sperma van varkens vergezeld gaat, de volgende vermelding aangebracht:

„Dit diepgevroren sperma van varkens voldoet aan Besluit 2011/8/EU van de Commissie van 6 januari 2011 tot vaststelling van bepaalde tijdelijke beschermende maatregelen tegen mond-en-klauwzeer in Bulgarije (30).

5.   Op het bij Richtlijn 89/556/EEG vastgestelde gezondheidscertificaat waarvan uit Bulgarije naar andere lidstaten verzonden embryo's van runderen vergezeld gaan, wordt de volgende vermelding aangebracht:

„Deze embryo’s van runderen voldoen aan 2011/8/EU van de Commissie van 6 januari 2011 tot vaststelling van bepaalde tijdelijke beschermende maatregelen tegen mond-en-klauwzeer in Bulgarije (31).

6.   Op het bij Richtlijn 92/65/EEG vastgestelde gezondheidscertificaat waarvan uit Bulgarije naar andere lidstaten verzonden diepgevroren sperma van schapen en geiten vergezeld gaat, wordt de volgende vermelding aangebracht:

„Dit diepgevroren sperma van schapen/geiten voldoet aan Besluit 2011/8/EU van de Commissie van 6 januari 2011 tot vaststelling van bepaalde tijdelijke beschermende maatregelen tegen mond-en-klauwzeer in Bulgarije (32).

7.   Op het bij Richtlijn 92/65/EEG vastgestelde gezondheidscertificaat waarvan uit Bulgarije naar andere lidstaten verzonden diepgevroren embryo's van schapen en geiten vergezeld gaan, wordt de volgende vermelding aangebracht:

„Deze diepgevroren embryo’s van schapen/geiten voldoen aan Besluit 2011/8/EU van de Commissie van 6 januari 2011 tot vaststelling van bepaalde tijdelijke beschermende maatregelen tegen mond-en-klauwzeer in Bulgarije (33).

8.   Onverminderd artikel 9, onder c), van Beschikking 2008/855/EG wordt op het bij Richtlijn 92/65/EEG vastgestelde gezondheidscertificaat waarvan uit Bulgarije naar andere lidstaten verzonden diepgevroren embryo’s van varkens vergezeld gaan, de volgende vermelding aangebracht:

„Deze diepgevroren embryo’s van varkens voldoen aan Besluit 2011/8/EU van de Commissie van 6 januari 2011 tot vaststelling van bepaalde tijdelijke beschermende maatregelen tegen mond-en-klauwzeer in Bulgarij (34).

Artikel 7

Huiden

1.   Bulgarije verzendt geen huiden van varkens („huiden”) uit de in bijlage I vermelde gebieden.

2.   Het in lid 1 vastgestelde verbod geldt niet voor huiden die:

a)

in Bulgarije zijn verkregen vóór de datum van toepassing van dit besluit, of

b)

voldoen aan de voorschriften van hoofdstuk VI, deel A, punt 2, onder c) of d), van bijlage VIII bij Verordening (EG) nr. 1774/2002, of

c)

buiten de in bijlage I vermelde gebieden overeenkomstig de voorschriften van Verordening (EG) nr. 1774/2002 zijn geproduceerd en die sinds de invoer in Bulgarije tijdens de opslag en het transport gescheiden zijn gehouden van huiden die op grond van lid 1 niet mogen worden verzonden.

Behandelde huiden van varkens worden gescheiden gehouden van onbehandelde huiden en van huiden van dieren van voor mond-en-klauwzeer gevoelige soorten.

3.   Bulgarije zorgt ervoor dat huiden die naar andere lidstaten worden verzonden, vergezeld gaan van een officieel certificaat met de volgende vermelding:

„Deze huiden voldoen aan Besluit 2011/8/EU van de Commissie van 6 januari 2011 tot vaststelling van bepaalde tijdelijke beschermende maatregelen tegen mond-en-klauwzeer in Bulgarije (35).

4.   In afwijking van lid 3 kan voor huiden die aan de in hoofdstuk VI, deel A, punt 1, onder b) tot en met e), van bijlage VIII bij Verordening (EG) nr. 1774/2002 vastgestelde eisen voldoen ermee worden volstaan dat zij vergezeld gaan van een handelsdocument waarin wordt verklaard dat aan die eisen wordt voldaan.

5.   In afwijking van lid 3 kan voor huiden die aan de in hoofdstuk VI, deel A, punt 2, onder c) of d), van bijlage VIII bij Verordening (EG) nr. 1774/2002 vastgestelde eisen voldoen ermee worden volstaan dat de inachtneming van die eisen wordt vermeld in het handelsdocument waarvan de zending vergezeld gaat en dat is aangevuld overeenkomstig artikel 9, lid 1.

Artikel 8

Andere dierlijke producten

1.   Bulgarije verzendt geen andere dierlijke producten van runderen, schapen, geiten, varkens of andere evenhoevige dieren dan de in de artikelen 2 tot en met 7 genoemde producten, die na de datum van toepassing van dit besluit zijn geproduceerd en afkomstig zijn uit, of zijn verkregen van dieren uit, de in bijlage I vermelde gebieden.

Bulgarije verzendt geen gier of vaste mest van runderen, schapen, geiten, varkens of andere evenhoevige dieren uit de in bijlage I vermelde gebieden.

2.   Het in lid 1, eerste alinea, vastgestelde verbod geldt niet voor:

a)

dierlijke producten die:

i)

een hittebehandeling hebben ondergaan

in een hermetisch gesloten recipiënt, bij een Fo-waarde van ten minste 3,00, of

waarbij de kerntemperatuur op ten minste 70 °C wordt gebracht, of

ii)

buiten de in bijlage I vermelde gebieden overeenkomstig de voorschriften van Verordening (EG) nr. 1774/2002 zijn geproduceerd en die sinds de invoer in Bulgarije tijdens de opslag en het transport gescheiden zijn gehouden van dierlijke producten die op grond van lid 1 niet mogen worden verzonden;

b)

bloed en bloedproducten als omschreven in de punten 4 en 5 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1774/2002, die ten minste een van de behandelingen hebben ondergaan die zijn genoemd in hoofdstuk IV, deel A, punt 4, onder a), van bijlage VIII bij Verordening (EG) nr. 1774/2002, gevolgd door een test op de doeltreffendheid, of die zijn ingevoerd overeenkomstig hoofdstuk IV, deel A, van bijlage VIII bij Verordening (EG) nr. 1774/2002;

c)

reuzel en gesmolten vet die de in hoofdstuk IV, deel B, punt 2, onder d), iv), van bijlage VII bij Verordening (EG) nr. 1774/2002 voorgeschreven hittebehandeling hebben ondergaan;

d)

dierlijke darmen die voldoen aan de voorwaarden van hoofdstuk 2, deel A, van bijlage I bij Richtlijn 92/118/EEG, die zijn gereinigd, geslijmd en vervolgens gezouten, geblancheerd of gedroogd, waarna maatregelen zijn genomen om te voorkomen dat de darmen opnieuw verontreinigd worden;

e)

schapenwol, haar van herkauwers en varkenshaar, machinaal gewassen of via looiing verkregen, en onbewerkte schapenwol, onbewerkt haar van herkauwers en onbewerkt varkenshaar, droog en veilig verpakt;

f)

voeder voor gezelschapsdieren dat aan de in hoofdstuk II, deel B, punten 2, 3 en 4, van bijlage VIII bij Verordening (EG) nr. 1774/2002 vastgestelde eisen voldoet;

g)

mengproducten waarvoor geen verdere behandeling vereist is en die producten van dierlijke oorsprong bevatten, met dien verstande dat de behandeling niet vereist is voor eindproducten waarvan de ingrediënten aan de desbetreffende bij dit besluit vastgestelde veterinairrechtelijke voorschriften voldoen;

h)

jachttrofeeën als bedoeld in hoofdstuk II, deel A, punt 1, 3 of 4, van bijlage VIII bij Verordening (EG) nr. 1774/2002;

i)

verpakte dierlijke producten bestemd voor gebruik als in-vitrodiagnosticum of als laboratoriumreagens;

j)

geneesmiddelen als omschreven in Richtlijn 2001/83/EG, medische hulpmiddelen die zijn vervaardigd met gebruikmaking van dierlijk weefsel dat niet-levensvatbaar is gemaakt, als bedoeld in artikel 1, lid 5, onder g), van Richtlijn 93/42/EEG, geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik als omschreven in Richtlijn 2001/82/EG en geneesmiddelen voor onderzoek als omschreven in Richtlijn 2001/20/EG.

3.   Bulgarije ziet erop toe dat de in lid 2 bedoelde dierlijke producten die naar andere lidstaten worden verzonden, vergezeld gaan van een officieel certificaat met de volgende vermelding:

„Deze dierlijke producten voldoen aan Besluit 2011/8/EU van de Commissie van 6 januari 2011 tot vaststelling van bepaalde tijdelijke beschermende maatregelen tegen mond-en-klauwzeer in Bulgarije (36).

4.   In afwijking van het bepaalde in lid 3 kan voor de in lid 2, onder a) tot en met d) en f), van dit artikel bedoelde producten ermee worden volstaan dat de inachtneming van de eisen inzake de behandeling wordt vermeld in het handelsdocument dat krachtens de ter zake geldende wetgeving van de Unie is vereist en dat is aangevuld overeenkomstig artikel 9, lid 1.

5.   In afwijking van lid 3 kan voor de in lid 2, onder e), bedoelde producten ermee worden volstaan dat zij vergezeld gaan van een handelsdocument waarin is verklaard dat zij machinaal zijn gewassen, via looiing zijn verkregen of voldoen aan hoofdstuk VIII, deel A, punten 1 en 4, van bijlage VIII bij Verordening (EG) nr. 1774/2002.

6.   In afwijking van lid 3 kan voor de in lid 2, onder g), bedoelde producten die zijn vervaardigd in een inrichting die zowel HACCP toepast als een controleerbare standaardwerkmethode die garandeert dat ingrediënten die reeds een behandeling of verwerking hebben ondergaan, voldoen aan de desbetreffende bij dit besluit vastgestelde veterinairrechtelijke voorschriften, ermee worden volstaan dat dit wordt vermeld in het handelsdocument dat de zending vergezelt en dat is aangevuld overeenkomstig artikel 9, lid 1.

7.   In afwijking van lid 3 kan er voor de in lid 2, onder i) en j), bedoelde producten mee worden volstaan dat zij vergezeld gaan van een handelsdocument waarin wordt verklaard dat de producten bestemd zijn voor gebruik als in-vitrodiagnosticum, laboratoriumreagens, geneesmiddel of medisch hulpmiddel, op voorwaarde dat op de producten op duidelijke wijze de vermelding „uitsluitend voor gebruik als in-vitrodiagnosticum”, „uitsluitend voor gebruik als laboratoriumreagens”, „uitsluitend voor gebruik als geneesmiddel” of „uitsluitend voor gebruik als medisch hulpmiddel” is aangebracht.

8.   In afwijking van lid 3 kan voor mengproducten die voldoen aan de voorwaarden van artikel 6, lid 1, van Beschikking 2007/275/EG, ermee worden volstaan dat zij vergezeld gaan van een handelsdocument met de volgende vermelding:

„Deze mengproducten zijn bij opslag bij omgevingstemperatuur stabiel of hebben tijdens de vervaardiging duidelijk door en door een volledig kook- of warmtebehandelingsproces ondergaan, zodat rauwe producten gedenatureerd zijn.".

Artikel 9

Certificering

1.   In de gevallen waarin naar dit lid wordt verwezen, zien de bevoegde autoriteiten van Bulgarije erop toe dat het krachtens de wetgeving van de Unie voor het handelsverkeer tussen de lidstaten vereiste handelsdocument wordt aangevuld met een kopie van een officieel certificaat waarin wordt verklaard dat:

a)

de betrokken producten zijn vervaardigd

i)

met een productieproces dat gecontroleerd is, in overeenstemming is bevonden met de ter zake geldende veterinaire wetgeving van de Unie en toereikend is om het mond-en-klauwzeervirus te vernietigen, of

ii)

uit materiaal dat reeds een behandeling of bewerking heeft ondergaan en dat dienovereenkomstig is gecertificeerd, en

b)

bepalingen zijn vastgesteld om herbesmetting met het mond-en-klauwzeervirus na behandeling te vermijden.

Het certificaat betreffende het productieproces wordt voorzien van een verwijzing naar dit besluit, is geldig gedurende 30 dagen, vermeldt de datum waarop de geldigheidsduur afloopt en kan worden hernieuwd nadat de inrichting is geïnspecteerd.

2.   Wanneer het gaat om detailverkoop aan de eindconsument, mogen de bevoegde autoriteiten van Bulgarije toestaan dat heterogeen samengestelde zendingen, bestaande uit andere dierlijke producten dan vers vlees, gehakt vlees, separatorvlees en vleesbereidingen, die allemaal mogen worden uitgevoerd overeenkomstig dit besluit, vergezeld gaan van een handelsdocument waaraan een kopie is gehecht van een officieel veterinair certificaat waarin wordt bevestigd dat:

a)

de verzendende inrichting beschikt over een systeem dat ervoor zorgt dat goederen alleen dan worden verzonden wanneer zij op elk moment kunnen worden gelinkt aan documenten waaruit blijkt dat aan dit besluit is voldaan, en

b)

het onder a) bedoelde systeem gecontroleerd en deugdelijk bevonden is.

Het certificaat betreffende het traceringssysteem bevat een verwijzing naar dit besluit, is 30 dagen geldig, vermeldt de datum waarop de geldigheidsduur van het certificaat afloopt, en kan pas worden vernieuwd nadat de inrichting met goed gevolg weer is gecontroleerd.

De bevoegde autoriteiten van Bulgarije stellen de overige lidstaten en de Commissie in het bezit van de lijst van inrichtingen die zij voor de toepassing van dit lid hebben erkend.

Artikel 10

Reiniging en ontsmetting

Onverminderd artikel 11 van Beschikking 2008/855/EG ziet Bulgarije erop toe dat voertuigen die zijn gebruikt voor het vervoer van levende dieren in de gebieden die in de bijlagen I en II zijn vermeld, na elk transport worden gereinigd en ontsmet, en dat die reiniging en ontsmetting is geregistreerd overeenkomstig artikel 12, lid 2, onder d), van Richtlijn 64/432/EEG.

Artikel 11

Bepaalde vrijgestelde producten

De in de artikelen 3, 4, 5 en 8 vastgestelde beperkingen gelden niet voor de verzending van de in die artikelen bedoelde dierlijke producten uit de in bijlage I vermelde gebieden als die producten:

a)

niet in Bulgarije zijn vervaardigd en zijn bewaard in de oorspronkelijke verpakking waarop het land van oorsprong is vermeld;

b)

in een erkende inrichting in een van de in bijlage I vermelde gebieden zijn bereid uit producten die reeds een behandeling of bewerking hebben ondergaan en niet uit die gebieden afkomstig zijn en die:

i)

sinds hun binnenkomst op het grondgebied van Bulgarije tijdens transport, opslag en verwerking gescheiden gehouden zijn van producten die niet uit de in bijlage I vermelde gebieden mogen worden verzonden,

ii)

vergezeld gaan van een handelsdocument of officieel certificaat zoals vereist in dit besluit.

Artikel 12

Samenwerking tussen de lidstaten

De lidstaten werken samen om de persoonlijke bagage van reizigers uit de in bijlage I genoemde gebieden te controleren en om voorlichtingscampagnes op te zetten die moeten voorkomen dat producten van dierlijke oorsprong op het grondgebied van andere lidstaten dan Bulgarije worden binnengebracht.

Artikel 13

Uitvoering

De lidstaten brengen de maatregelen die zij ten aanzien van het handelsverkeer toepassen, in overeenstemming met dit besluit. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Artikel 14

Dit besluit is van toepassing tot en met 28 februari 2011.

Artikel 15

Adressaten

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 6 januari 2011.

Voor de Commissie

John DALLI

Lid van de Commissie


(1)  PB L 395 van 30.12.1989, blz. 13.

(2)  PB L 224 van 18.8.1990, blz. 29.

(3)  PB L 306 van 22.11.2003, blz. 1.

(4)  PB L 302 van 13.11.2008, blz. 19.

(5)  PB 121 van 29.7.1964, blz. 1977/64.

(6)  PB L 46 van 19.2.1991, blz. 19.

(7)  PB L 268 van 14.9.1992, blz. 54.

(8)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55.

(9)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 206.

(10)  PB L 18 van 23.1.2003, blz. 11.

(11)  PB L 104 van 13.4.2001, blz. 6.

(12)  PB L 62 van 15.3.1993, blz. 49.

(13)  PB L 273 van 10.10.2002, blz. 1.

(14)  PB L 194 van 22.7.1988, blz. 10.

(15)  PB L 302 van 19.10.1989, blz. 1.

(16)  PB L 224 van 18.8.1990, blz. 62.

(17)  PB L 228 van 31.8.2010, blz. 15.

(18)  PB L 155 van 18.6.2009, blz. 30.

(19)  PB L 311 van 28.11.2001, blz. 1.

(20)  PB L 311 van 28.11.2001, blz. 67.

(21)  PB L 121 van 1.5.2001, blz. 34.

(22)  PB L 116 van 4.5.2007, blz. 9.

(23)  PB L 6 van 11.1.2011, blz 15”.

(24)  PB L 6 van 11.1.2011, blz 15”.

(25)  PB L 6 van 11.1.2011, blz 15”.

(26)  PB L 6 van 11.1.2011, blz 15”.

(27)  PB L 6 van 11.1.2011, blz 15”.

(28)  PB L 6 van 11.1.2011, blz 15”.

(29)  PB L 6 van 11.1.2011, blz 15”.

(30)  PB L 6 van 11.1.2011, blz 15”.

(31)  PB L 6 van 11.1.2011, blz 15”.

(32)  PB L 6 van 11.1.2011, blz 15”.

(33)  PB L 6 van 11.1.2011, blz 15”.

(34)  PB L 6 van 11.1.2011, blz 15”.

(35)  PB L 6 van 11.1.2011, blz 15”.

(36)  PB L 6 van 11.1.2011, blz 15”.


BIJLAGE I

De volgende gebieden in Bulgarije:

regio Burgas.


BIJLAGE II

De volgende gebieden in Bulgarije:

regio’s Yambol, Sliven, Shumen en Varna.


BIJLAGE III

De volgende gebieden in Bulgarije:

1

2

3

4

5

6

7

8

Groep

ADNS

Administratieve eenheid

B

S/G

P

FG

WG

Bulgarije

00002

regio Burgas

ADNS

=

ADNS-code (Animal Disease Notification System) (Beschikking 2005/176/EG)

B

=

rundvlees

S/G

=

schapen- en geitenvlees

P

=

varkensvlees

FG

=

gekweekt wild van voor mond-en-klauwzeer gevoelige soorten

WG

=

vrij wild van voor mond-en-klauwzeer gevoelige soorten.


BIJLAGE IV

Het in artikel 2, lid 3, bedoelde gezondheidsmerk:

Afmetingen:

BG= 7 mm

Nummer van de inrichting= 10 mm

Buitenste diameter van de cirkel= 50 mm

Lijndikte cirkel= 3 mm

Image


11.1.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 6/30


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 10 januari 2011

tot wijziging van Besluit 2010/89/EU wat betreft overgangsmaatregelen betreffende de toepassing van bepaalde structurele voorschriften van de Verordeningen (EG) nr. 852/2004 en (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad op inrichtingen in Roemenië

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2010) 9695)

(Voor de EER relevante tekst)

(2011/9/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake levensmiddelenhygiëne (1), en met name artikel 12, tweede alinea,

Gezien Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (2), en met name artikel 9, tweede alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Besluit 2010/89/EU van de Commissie van 9 februari 2010 tot vaststelling van overgangsmaatregelen betreffende de toepassing van bepaalde structurele voorschriften van de Verordeningen (EG) nr. 852/2004 en (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad op bepaalde inrichtingen voor vlees, visserijproducten en eiproducten, en koelhuizen in Roemenië (3) beperkt de toepassing van bepaalde in die verordeningen vastgestelde structurele voorschriften tot bepaalde inrichtingen en koelhuizen in die lidstaat. Die overgangsmaatregelen zijn van toepassing tot en met 31 december 2010.

(2)

Besluit 2010/89/EU bepaalt ook dat producten die in de in de bijlagen I tot en met IV bij dat besluit opgenomen inrichtingen of opslagplaatsen worden geproduceerd of opgeslagen, alleen in de binnenlandse handel mogen worden gebracht of worden gebruikt voor verdere verwerking in de inrichtingen.

(3)

In oktober 2010 heeft Roemenië aan de Commissie meegedeeld dat uit een door zijn veterinaire diensten uitgevoerde evaluatie blijkt dat bepaalde in dat besluit opgenomen inrichtingen hun moderniseringsprogramma hebben voltooid en zijn erkend, en dat sommige inrichtingen zijn gesloten. Bijgevolg is het nodig dat de in de bijlagen bij Besluit 2010/89/EU opgenomen lijsten worden bijgewerkt. De bijlagen bij dat besluit moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(4)

Roemenië schat dat van de 117 inrichtingen waarvoor een moderniseringsprogramma bestaat, 36 vleesinrichtingen, drie visserijproductinrichtingen en één koelhuis niet in staat zullen zijn hun programma’s vóór 31 december 2010 te voltooien, ook al hebben zij grote vorderingen bij de naleving van de voorschriften gemaakt.

(5)

Roemenië schat dat de betrokken inrichtingen uiterlijk 31 december 2011 aan de relevante structurele voorschriften van de Verordeningen (EG) nr. 852/2004 en (EG) nr. 853/2004 zullen voldoen. In het licht van de in uitvoering zijnde structurele verbeteringen moet de geldigheidsduur van de in Besluit 2010/89/EU vastgestelde overgangsmaatregelen tot die datum worden verlengd.

(6)

De situatie in die lidstaat moet vóór 31 december 2011 opnieuw worden bekeken. Daarom moet Roemenië uiterlijk 31 oktober 2011 bij de Commissie een verslag indienen betreffende de geboekte vooruitgang bij de modernisering van de betrokken inrichtingen en koelhuizen.

(7)

Bijgevolg moet de geldigheidsduur van Besluit 2010/89/EU tot en met 31 december 2011 worden verlengd.

(8)

Om te zorgen voor de continuïteit van de overgangsmaatregelen en om verstoringen van de bedrijfstak te voorkomen, moet dit besluit bovendien van toepassing zijn vanaf 1 januari 2011.

(9)

Besluit 2010/89/EU moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(10)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Besluit 2010/89/EU wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 2 wordt de datum „31 december 2010” vervangen door „31 december 2011”.

2)

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in de inleidende zin wordt de datum „31 december 2010” vervangen door „31 december 2011”;

b)

punt c) wordt geschrapt.

3)

In artikel 4, lid 1, wordt de inleidende zin vervangen door:

„1.   Producten die door de in de bijlagen I of II opgenomen inrichtingen worden geproduceerd of in de in bijlage IV opgenomen inrichtingen worden opgeslagen, mogen alleen:”.

4)

In artikel 5, lid 2, wordt de datum „31 oktober 2010” vervangen door „31 oktober 2011”.

5)

In artikel 6 wordt de datum „31 december 2010” vervangen door „31 december 2011”.

6)

De bijlagen worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

Dit besluit is van toepassing met ingang van 1 januari 2011.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 10 januari 2011.

Voor de Commissie

John DALLI

Lid van de Commissie


(1)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 1.

(2)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55.

(3)  PB L 40 van 13.2.2010, blz. 55.


BIJLAGE

De bijlagen bij Besluit 2010/89/EU worden als volgt gewijzigd:

1)

De bijlagen I en II worden vervangen door:

BIJLAGE I

LIJST VAN VLEESINRICHTINGEN

Nr.

Veterinair nr.

Naam van de inrichting

Stad/straat of dorp/regio

Activiteiten

SH

US

VB

GV/VB

1

AB 2771

SC MONTANA POPA SRL

Blaj, str. Gh. Barițiu, jud. Alba, 515400

X

X

X

X

2

AB 3263

SC TRANSEURO SRL

Ighiu, str. Principală, nr. 205 A, jud. Alba, 517360

X

X

X

X

3

AG 008 IC

SC CARMEN SRL

Bascov, jud. Argeș, 117045

X

X

X

X

4

BC 5196

SC MIRALEX SRL

Bacău, str. Bicaz, nr. 8, jud. Bacău, 600293

 

 

X

 

5

BH 3001

SC GLOBAL AGRO PRODEXIM SRL

Sârbi, nr. 469, jud. Bihor, 417520

 

X

X

 

6

BH 5185

SC CARMANGERIE TAVI BOGDAN SRL

Mihai Bravu, nr. 169, jud. Bihor, 417237

X

 

 

 

7

BR 574

SC ELECTIV PROD SRL

Comuna Romanu, jud. Brăila, 817115

X

 

 

 

8

BR 774

SC ROFISH GROUP SRL (1)

Brăila, str. Fata Portului, nr. 2, jud. Brăila, 810015

 

 

X

 

9

BT 140

SC RAFFAELLO SRL

Tîngeni, jud. Botoșani, 717120

 

 

X

 

10

BT 144

SC AGROCARN COMPANY SRL

Botoșani, str. Pod de Piatră, nr. 89, jud. Botoșani, 710350

 

 

X

 

11

BT 198

SC EMANUEL COM SRL

Răchiți, jud. Botoșani, 717310

X

X

X

 

12

BZ 115

SC FERM COM PROD SRL

Căldărăști, jud. Buzău, 125201

X

 

 

 

13

BZ 110

SC CARMOZIMBRUL SRL

Râmnicu Sărat, str. Lt. Sava Roșescu, nr. 140, jud. Buzău, 125300

X

 

 

 

14

BZ 112

SC TRI 94 PROD COM SRL

Comuna Berca, sat Valea Nucului, jud. Buzău, 127048

 

X

X

X

15

CS 40

SC PALALOGA CARNEPREP SRL

Bocșa, str. Binișului, nr. 1, jud. Caraș-Severin, 325300

X

X

 

 

16

CT 19

SC CARNOB SRL

Lumina, str. Lebedelor, nr. 1A, jud. Constanța, 907175

X

 

 

 

17

DB 3457

SC NEVAL SRL

Pietroșița, jud. Dâmbovița, 137360

X

 

 

 

18

GJ 5

SC LEXI STAR SRL

Comuna Dănești, sat Bucureasa, jud. Gorj, 217200

X

X

X

X

19

GL 3330

SC KAROMTEC SRL

Tecuci, str. Mihail Kogălniceanu, nr. 48, jud. Galați, 805300

 

 

X

X

20

GL 4121

SC ROMNEF SRL

Munteni, jud. Galați, 807200

X

 

 

 

21

HR 73

SC ELAN TRIDENT SRL

Odorheiu Secuiesc, str. Rákóczi Ferenc, nr. 90, jud. Harghita, 535600

 

 

X

 

22

HR 153

SC ARTEIMPEX SRL

Gheorgheni, str. Kossuth Lajos, nr. 211, jud. Harghita, 535500

X

 

 

 

23

HR 263

SC AVICOOPEX SRL

Cristuru Secuiesc, str. Orban Balays, jud. Harghita, 535400

 

 

X

 

24

NT 33

SC CORD COMPANY SRL

Roman, str. Bogdan Dragoș, nr. 111, jud. Neamț, 611160

X

 

 

 

25

PH 3618

SC BRUTUS IMPEX SRL

Mănești, jud. Prahova, 107375

X

 

 

 

26

SV 5661

SC HARALD PROD SRL

Măzănăiești, jud. Suceava, 727219

X

X

X

X

27

SV 5963

SC DANILEVICI SRL

Gura Humorului, str. Fundătura Ghiocei, nr. 2, jud. Suceava, 725300

X

X

X

X

28

SV 6071

SC ANCAROL SRL

Gura Humorului, bd. Bucovina, FN, jud. Suceava, 725300

X

X

X

X

29

TL 782

SC PROD IMPORT CDC SRL

Frecăței, jud. Tulcea, 827075

X

X

 

 

30

TM 378

SC VEROMEN SRL

Timișoara, jud. Timiș, 300970

 

X

X

X

31

TM 4187

SC FEMADAR SRL

Giroc, str. Gloria, nr. 4, jud. Timiș, 307220

 

X

X

X

32

TR 36

SC AVICOLA COSTESTI SRL

Roșiori de Vede, str. Vadu Vezii, nr. 1, jud. Teleorman, 145100

X

 

 

 

33

TR 93

SC MARA PROD COM SRL

Alexandria, str. Abatorului, nr. 1 bis, jud. Teleorman, 140106

 

X

X

X

34

VN 3045

SC VANICAD SRL

Milcov, jud. Vrancea, 627205

X

 

 

 

35

VS 2300

SC CARACUL SRL

Vaslui, jud. Vaslui, 730233

X

X

 

 

36

CJ 109

SC ONCOS IMPEX SRL

Florești, str. Abatorului, nr. 2, jud. Cluj, 407280

X

X

 

 

SH

=

slachthuis

US

=

uitsnijderij

VB

=

verwerkingsbedrijf

GV/VB

=

gehakt vlees/vleesbereidingen

BIJLAGE II

LIJST VAN VISSERIJPRODUCTINRICHTINGEN

Nr.

Veterinair nr.

Naam van de inrichting

Stad/straat of dorp/regio

Activiteiten

VB

VVVB

1

BR 184

SC ROFISH GROUP SRL (2)

Brăila, str. Fata Portului, nr. 2, jud. Brăila, 810015

X

 

2

BR 185

SC ROFISH GROUP SRL (2)

Brăila, str. Fata Portului, nr. 2, jud. Brăila, 810015

X

 

3

PH 1817

SC DIVERTAS SRL.

Comuna Fântânele, nr. 578, jud. Prahova, 107240

X

X

VB

=

verwerkingsbedrijf

VVVB

=

versevisverwerkingsbedrijf.

2)

Bijlage III wordt geschrapt.

3)

Bijlage IV wordt vervangen door:

„BIJLAGE IV

LIJST VAN KOELHUIZEN

Nr.

Veterinair nr.

Naam van de inrichting

Stad/straat of dorp/regio

Activiteiten

KH

1

BC 1034

SC AGRICOLA INT. SRL

Bacău, Calea Moldovei, nr. 16, jud. Bacău, 600352

X

KH

=

koelhuis”.


(1)  SC TAZZ TRADE SRL heeft zijn naam veranderd in SC ROFISH GROUP SRL.

SH

=

slachthuis

US

=

uitsnijderij

VB

=

verwerkingsbedrijf

GV/VB

=

gehakt vlees/vleesbereidingen

(2)  SC TAZZ TRADE SRL heeft zijn naam veranderd in SC ROFISH GROUP SRL.

VB

=

verwerkingsbedrijf

VVVB

=

versevisverwerkingsbedrijf.


11.1.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 6/35


BESLUIT VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 25 november 2010

inzake de tussentijdse verdeling van de inkomsten van de Europese Centrale Bank uit in omloop zijnde eurobankbiljetten en uit waardepapieren die zijn aangekocht uit hoofde van het programma voor de effectenmarkten

(herschikking)

(ECB/2010/24)

(2011/10/EU)

DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

Gezien de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank (hierna de „ESCB-statuten”), inzonderheid artikel 33,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Besluit ECB/2005/11 van 17 november 2005 inzake de verdeling van de inkomsten van de Europese Centrale Bank uit in omloop zijnde eurobankbiljetten onder de nationale centrale banken van de deelnemende lidstaten (1) dient aanzienlijk te worden gewijzigd om de verdeling in aanmerking te nemen van de inkomsten van de Europese Centrale Bank (ECB) uit waardepapieren die zijn aangekocht overeenkomstig Besluit ECB/2010/5 van 14 mei 2010 houdende vaststelling van een programma voor de effectenmarkten (2). Duidelijkheidshalve dient een herschikking plaats te vinden.

(2)

Besluit ECB/2010/29 van 13 december 2010 betreffende de uitgifte van eurobankbiljetten (3) stelt de toedeling van in omloop zijnde eurobankbiljetten aan de NCB’s vast naar rato van hun gestorte aandeel in het kapitaal van de ECB. Artikel 4 van Besluit ECB/2010/29 en de bijlage bij dat besluit deelt 8 % van de totale waarde van in omloop zijnde eurobankbiljetten toe aan de ECB. Binnen het Eurosysteem houdt de ECB vorderingen ter waarde van de door haar uitgegeven eurobankbiljetten op de NCB’s naar rato van hun aandeel in de verdeelsleutel voor het geplaatste kapitaal.

(3)

Krachtens artikel 2, lid 2 van Besluit ECB/2010/23 van 25 november 2010 inzake de toedeling van monetaire inkomsten van de nationale centrale banken van lidstaten die de euro als munt hebben (4), wordt op de tegoeden binnen het Eurosysteem betreffende eurobankbiljetten in omloop een rente vergoed tegen de referentierente. Krachtens artikel 2, lid 3 van Besluit ECB/2010/23 wordt deze vergoeding verrekend door middel van betalingen via TARGET2.

(4)

Overweging 7 van Besluit ECB/2010/23 stelt dat de inkomsten die de ECB in verband met haar aandeel in eurobankbiljetten in omloop verkrijgt uit de vergoeding op haar vorderingen binnen het Eurosysteem op NCB’s, in beginsel in hetzelfde boekjaar waarin de inkomsten worden verkregen, overeenkomstig de besluiten van de Raad van bestuur aan de NCB’s dienen te worden uitgedeeld naar rato van hun aandeel in de verdeelsleutel voor het geplaatste kapitaal.

(5)

Op dezelfde manier dienen de inkomsten van de ECB uit waardepapieren die zijn aangekocht uit hoofde van het programma voor de effectenmarkten (PEM), in beginsel in hetzelfde boekjaar waarin de inkomsten worden verkregen, aan de NCB’s te worden uitgedeeld naar rato van hun aandeel in de verdeelsleutel voor het geplaatste kapitaal.

(6)

Bij het verdelen van de inkomsten van de ECB uit eurobankbiljetten in omloop en de inkomsten van de ECB uit PEM-waardepapieren, dient de ECB een raming van haar financieel resultaat voor het betreffende jaar in aanmerking te nemen, rekening houdende met de noodzaak middelen toe te delen aan een voorziening voor wisselkoers-, rente-, krediet- en goudprijsrisico’s, en tevens rekening houdende met de beschikbaarheid van voorzieningen die kunnen worden aangewend ter verrekening van verwachte onkosten.

(7)

Bij het bepalen van het bedrag van de nettowinst van de ECB dat op grond van artikel 33.1 van de ESCB-statuten moet worden overgedragen naar het algemeen reservefonds, dient de Raad van bestuur te overwegen dat het gedeelte van de winst dat gelijk is aan de inkomsten uit in omloop zijnde eurobankbiljetten en aan de inkomsten uit PEM-waardepapieren, volledig onder de NCB’s dient te worden verdeeld,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Definities

Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:

a)   „NCB”: de nationale centrale bank van een lidstaat die de euro als munt heeft;

b)   „tegoeden binnen het Eurosysteem betreffende eurobankbiljetten in omloop”: de vorderingen en verplichtingen tussen een NCB en de ECB en tussen een NCB en de andere NCB’s die voortvloeien uit de toepassing van artikel 4 van ECB/2010/29;

c)   „inkomsten van de ECB uit in omloop zijnde eurobankbiljetten”: de inkomsten die de ECB in verband met haar aandeel in in omloop zijnde eurobankbiljetten verkrijgt uit de rentevergoeding op haar vorderingen binnen het Eurosysteem op NCB’s als gevolg van de toepassing van artikel 2 van Besluit ECB/2010/23;

d)   „inkomsten van de ECB uit PEM-waardepapieren”: de netto-inkomsten uit door de ECB uit hoofde van het PEM overeenkomstig Besluit ECB/2010/5 aangekochte waardepapieren.

Artikel 2

Tussentijdse verdeling van de inkomsten van de ECB uit bankbiljetten in omloop en de inkomsten van de ECB uit PEM-waardepapieren

1.   De inkomsten van de ECB uit bankbiljetten in omloop en de inkomsten van de ECB uit PEM-waardepapieren zijn volledig verschuldigd aan de NCB’s in hetzelfde boekjaar waarin ze worden verkregen, en worden uitgedeeld aan de NCB’s naar rato van hun gestorte aandeel in het geplaatste kapitaal van de ECB.

2.   Op de tweede werkdag van het jaar volgende op het boekjaar waarin de inkomsten uit in omloop zijnde eurobankbiljetten werden verkregen, verdeelt de ECB die inkomsten onder de NCB’s.

3.   Op de laatste werkdag in januari van het jaar volgende op het boekjaar waarin de inkomsten uit PEM-waardepapieren werden verkregen, verdeelt de ECB die inkomsten onder de NCB’s.

4.   Overeenkomstig een besluit van de Raad van bestuur op basis van de ESCB-statuten kunnen de inkomsten van de ECB uit in omloop zijnde eurobankbiljetten worden verminderd met door de ECB in verband met de uitgifte en verwerking van eurobankbiljetten gemaakte kosten.

Artikel 3

Afwijking van artikel 2

In afwijking van artikel 2:

1.

Besluit de Raad van bestuur voor het einde van het boekjaar of de inkomsten van de ECB uit PEM-waardepapieren en, indien nodig, de inkomsten van de ECB uit eurobankbiljetten in omloop geheel of gedeeltelijk dienen te worden ingehouden voor zover dat nodig is om te verzekeren dat de verdeelde inkomsten de nettowinst van de ECB voor dat jaar niet overschrijden. Een dergelijk besluit wordt genomen indien de Raad van bestuur, op basis van een door de directie opgestelde met redenen omklede raming, verwacht dat de ECB over het gehele jaar genomen verlies zal lijden of een netto jaarwinst zal behalen die lager is dan haar geraamde inkomsten uit in omloop zijnde eurobankbiljetten en haar geraamde inkomsten uit PEM-waardepapieren.

2.

Kan de Raad van bestuur voor het einde van het boekjaar besluiten zowel de inkomsten van de ECB uit PEM-waardepapieren alsook, indien nodig, de inkomsten van de ECB uit in omloop zijnde eurobankbiljetten geheel of gedeeltelijk over te dragen naar een voorziening voor wisselkoers-, rente-, krediet- en goudprijsrisico’s.

Artikel 4

Intrekking

Besluit ECB/2005/11 wordt hierbij ingetrokken. Verwijzingen naar het ingetrokken besluit gelden als verwijzingen naar dit besluit.

Artikel 5

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op 31 december 2010.

Gedaan te Frankfurt am Main, 25 november 2010.

De President van de ECB

Jean-Claude TRICHET


(1)  PB L 311 van 26.11.2005, blz. 41.

(2)  PB L 124 van 20.5.2010, blz. 8.

(3)  Nog niet gepubliceerd in het Publicatieblad.

(4)  Nog niet gepubliceerd in het Publicatieblad.


11.1.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 6/37


BESLUIT VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 27 december 2010

inzake de toezending van vertrouwelijke gegevens in het gemeenschappelijk kader voor ondernemingsregisters voor statistische doeleinden

(ECB/2010/33)

(2011/11/EU)

DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

Gezien de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank (hierna de „ESCB-statuten”), inzonderheid artikel 5,

Gezien Verordening (EG) nr. 177/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 20 februari 2008 tot vaststelling van een gemeenschappelijk kader voor ondernemingsregisters voor statistische doeleinden en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2186/93 van de Raad (1), inzonderheid artikel 12,

Gezien Verordening (EG) nr. 192/2009 van de Commissie van 11 maart 2009 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 177/2008 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een gemeenschappelijk kader voor ondernemingsregisters voor statistische doeleinden, wat de uitwisseling van vertrouwelijke gegevens tussen de Commissie (Eurostat) en de lidstaten betreft (2),

Gezien Verordening (EU) nr. 1097/2010 van de Commissie van 26 november 2010 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 177/2008 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een gemeenschappelijk kader voor ondernemingsregisters voor statistische doeleinden, wat de uitwisseling van vertrouwelijke gegevens tussen de Commissie (Eurostat) en centrale banken betreft (3),

Gezien Verordening (EG) nr. 2533/98 van de Raad van 23 november 1998 met betrekking tot het verzamelen van statistische gegevens door de Europese Centrale Bank (4), inzonderheid artikel 8 bis, leden 2, 3 en 5, en artikel 8 ter,

Gezien de bijdrage van de Algemene Raad, ingevolge het eerste streepje van artikel 46.2 van de ESCB-statuten,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 177/2008 stelt een nieuw gemeenschappelijk kader vast voor ondernemingsregisters van gegevens van multinationale ondernemingengroepen voor uitsluitend statistische doeleinden om ervoor te zorgen dat de ondernemingsregisters zich in een geharmoniseerd kader verder kunnen ontwikkelen.

(2)

Een uitwisseling van vertrouwelijke gegevens tussen de Commissie en nationale centrale banken van de lidstaten die de euro als munt hebben, (hierna de „NCB’s”) en tussen de Commissie en de Europese Centrale Bank (ECB) dient bij te dragen tot het waarborgen van de kwaliteit van informatie betreffende multinationale ondernemingengroepen in de Unie.

(3)

Om het formaat, de veiligheids- en vertrouwelijkheidsmaatregelen en procedures betreffende de door de Commissie aan de NCB’s en de ECB toegezonden gegevens vast te stellen, heeft de Commissie Verordening (EU) nr. 1097/2010 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 177/2008 vastgesteld.

(4)

Met het oog op de aparte bestuursstructuren van het Europees Stelsel van centrale banken en het Europees Statistisch Systeem (ESS), is het noodzakelijk het formaat, de veiligheids- en vertrouwelijkheidsmaatregelen en procedures te bepalen betreffende de gegevens die de ECB en NCB’s van de Commissie ontvangen, en de gegevens die door de NCB’s aan de nationale instituten voor de statistiek en andere nationale autoriteiten die in het ESS deelnemen zoals gedefinieerd in Verordening (EG) nr. 223/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2009 betreffende de Europese statistiek en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1101/2008 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de toezending van onder de statistische geheimhoudingsplicht vallende gegevens aan het Bureau voor de statistiek van de Europese Gemeenschappen, Verordening (EG) nr. 322/97 van de Raad betreffende de communautaire statistiek en Besluit 89/382/EEG, Euratom van de Raad tot oprichting van een Comité statistisch programma van de Europese Gemeenschappen (5), worden toegezonden.

(5)

De toepasselijkheid van de bepalingen van dit besluit kan worden uitgebreid tot de centrale banken van lidstaten die de euro niet als munt hebben, middels een overeenkomst tussen die centrale banken en de ECB,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Reikwijdte

1.   Bij het doorgeven van de kenmerken betreffende multinationale ondernemingengroepen en de samenstellende eenheden ervan aan het nationale instituut voor de statistiek en andere nationale autoriteiten die deelnemen in het ESS in hun lidstaat (hierna het „ESS-lid”), gebruiken de NCB’s de tabel in deel B van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 1097/2010, met inachtneming van de in Verordening (EG) nr. 2533/98 uiteengezette geheimhoudingsregeling.

2.   Artikel 3 van dit besluit is van toepassing op de NCB’s wanneer zij deze kenmerken doorgeven aan het ESS-lid van hun lidstaat ter beoordeling, correctie, complementering en integratie met de gegevens die het ESS-lid doorgeeft aan de Commissie (Eurostat) op grond van artikel 11 van Verordening (EG) nr. 177/2008.

Artikel 2

Formaat en procedures voor toezending

1.   Het in de bijlage uiteengezette formaat wordt gebruikt voor het toezenden van gegevens door de NCB’s aan de ESS-leden.

2.   Wanneer gegevens door de NCB’s aan de ESS-leden worden toegezonden, worden de gegevens en metagegevens toegezonden overeenkomstig de normen van het ESS en volgens de structuur die is vastgesteld in de meest recente versie van de handleiding met aanbevelingen voor ondernemingsregisters die bij de Commissie (Eurostat) verkrijgbaar is.

3.   Wanneer gegevens door de NCB’s aan de ESS-leden worden toegezonden, volgen de NCB’s dezelfde naamgevingsconventies, structuren en definities van velden als in Verordening (EG) nr. 192/2009.

4.   De ingevolge dit besluit toegezonden gegevens en metagegevens worden in electronische vorm uitgewisseld.

5.   De ingevolge dit besluit toegezonden gegevens en metagegevens worden toegezonden via het veilige medium dat gebruikt wordt voor het toezenden van vertrouwelijke gegevens, of via beveiligde toegang op afstand.

Artikel 3

Veiligheids- en vertrouwelijkheidsmaatregelen

1.   De ECB en NCB’s slaan de gegevens die zij van de Commissie (Eurostat) ingevolge Verordening (EG) nr. 177/2008 en Verordening (EU) nr. 1097/2010 ontvangen, en die als vertrouwelijk zijn gemarkeerd, op in een veilige afdeling met beperkte en gecontroleerde toegang.

2.   Door de ECB en NCB’s van de Commissie (Eurostat) ontvangen gegevens worden uitsluitend gebruikt voor statistische doeleinden.

3.   De ECB en NCB’s verzekeren dat informatie betreffende de genomen veiligheidsmaatregelen wordt opgenomen in het jaarlijkse vertrouwelijkheidsverslag of dat de Commissie (Eurostat) en de aangewezen nationale autoriteiten via andere middelen worden geïnformeerd.

Artikel 4

Slotbepaling

Dit besluit treedt op 1 januari 2011 in werking.

Gedaan te Frankfurt am Main, 27 december 2010.

De President van de ECB

Jean-Claude TRICHET


(1)  PB L 61 van 5.3.2008, blz. 6.

(2)  PB L 67 van 12.3.2009, blz. 14.

(3)  PB L 312 van 27.11.2010, blz. 1.

(4)  PB L 318 van 27.11.1998, blz. 8.

(5)  PB L 87 van 31.3.2009, blz. 164.


BIJLAGE

STRUCTUUR EN FORMAAT VOOR HET TOEZENDEN VAN GEGEVENS

De volgende gegevensreeksen met vertrouwelijke informatie worden opgenomen in het kwaliteitsbeheerproces voor gegevens van het Unieregister van multinationale ondernemingengroepen en de samenstellende eenheden ervan (hierna het „EuroGroups-register”):

gegevensreeks met resultaten van het koppelingsproces;

gegevensreeksen met informatie betreffende juridische eenheden;

gegevensreeksen met informatie betreffende zeggenschap en eigendom van eenheden;

gegevensreeksen met informatie betreffende ondernemingen;

gegevensreeksen met informatie betreffende internationale ondernemingengroepen;

gegevensreeksen met informatie betreffende partiële ondernemingengroepen.

Aan het eind van elke kwaliteitsbeheercyclus van gegevens van het EuroGroups-register wordt een gegevensreeks met de resultaten betreffende de partiële en internationale ondernemingengroepen gegenereerd.

Het formaat voor de gegevensreeksen is vastgelegd in deel A van de bijlage bij Verordening (EG) nr. 192/2009.

Ter verbetering van de kwaliteit van de informatie betreffende multinationale ondernemingengroepen in de Unie, sturen de NCB’s de gegevensreeksen met gecorrigeerde en gecompleteerde informatie met inbegrip van vertrouwelijksheidsmarkeringen aan het ESS-lid van hun lidstaat. Ingevolge deel A van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 1097/2010 beoordeelt de aangewezen nationale autoriteit de van de NCB’s ontvangen correcties, completeringen en vertrouwelijkheidsmarkeringen en integreert die, waar nodig, in de gegevens die hij doorgeeft aan de Commissie (Eurostat) ingevolge artikel 11 van Verordening (EG) nr. 177/2008.


Rectificaties

11.1.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 6/40


Rectificatie van Besluit van de Europese Centrale Bank van 16 september 2010 inzake echtheids- en geschiktheidscontroles en het opnieuw in omloop brengen van eurobankbiljetten (ECB/2010/14)

(Deze tekst annuleert en vervangt de tekst die is bekendgemaakt in Publicatieblad van de Europese Unie L 267 van 9 oktober 2010, blz. 1 )

 

BESLUIT VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 16 september 2010

inzake echtheids- en geschiktheidscontroles en het opnieuw in omloop brengen van eurobankbiljetten

(ECB/2010/14)

(2010/597/EU)

DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, inzonderheid artikel 128, lid 1,

Gezien de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank (hierna de „ESCB-statuten”), inzonderheid artikel 16,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Artikel 128, lid 1, van het Verdrag en artikel 16 van de ESCB-statuten bepalen dat de Europese Centrale Bank (ECB) het alleenrecht heeft machtiging te geven tot de uitgifte van eurobankbiljetten binnen de Unie. Dit recht omvat de bevoegheid tot het nemen van maatregelen ter bescherming van de integriteit van eurobankbiljetten als betaalmiddel.

(2)

Ter bescherming van de integriteit van eurobankbiljetten en om een goede detectie van valse eurobankbiljetten mogelijk te maken, moeten eurobankbiljetten in omloop in goede conditie worden gehouden om te verzekeren dat ze gemakkelijk en betrouwbaar kunnen worden gecontroleerd op echtheid; eurobankbiljetten dienen daarom op geschiktheid te worden gecontroleerd. Voorts moeten vermoedelijk valse eurobankbiljetten snel worden ontdekt en aan de bevoegde nationale autoriteiten worden overhandigd.

(3)

Artikel 6 van Verordening (EG) nr. 1338/2001 van de Raad van 28 juni 2001 tot vaststelling van maatregelen die noodzakelijk zijn voor de bescherming van de euro tegen valsemunterij (1) verplichtte kredietinstellingen en andere relevante instellingen aanvankelijk om alle door hen ontvangen eurobankbiljetten waarvan zij weten of redelijkerwijze kunnen vermoeden dat ze vals zijn, uit omloop te nemen.

(4)

Teneinde geharmoniseerde standaards vast te stellen betreffende het opnieuw in omloop brengen van eurobankbiljetten, heeft de ECB in 2005 het kader voor het opnieuw in omloop brengen van bankbiljetten gepubliceerd dat gemeenschappelijke regels en procedures vastlegt inzake echtheids- en geschiktheidscontroles van eurobankbiljetten (2), met inbegrip van operationele standaards voor bankbiljettensorteermachines. De ECB heeft vervolgens gemeenschappelijke procedures vastgesteld voor het testen van bankbiljettensorteermachines door NCB’s.

(5)

Verordening (EG) nr. 1338/2001 is zodanig gewijzigd (3) dat de kring van geadresseerden is verruimd en dat ze nu verplicht zijn te verzekeren dat eurobankbiljetten die ze hebben ontvangen en voornemens zijn weer in omloop te brengen, op echtheid worden gecontroleerd en dat valse eurobankbiljetten worden ontdekt. In dit verband bepaalt Verordening (EG) nr. 1338/2001 dat voor eurobankbiljetten deze controle overeenkomstig de door de ECB bepaalde procedures wordt uitgevoerd. Het is derhalve geëigend deze procedures in een rechtshandeling vast te leggen.

(6)

Zonder afbreuk te doen aan de bevoegdheid van de lidstaten om sancties vast te stellen tegen de in artikel 6, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1338/2001 bedoelde instellingen die hun daarin vastgelegde verplichtingen niet nakomen, moet het Eurosysteem in staat zijn geëigende maatregelen te nemen om te verzekeren dat de door de ECB vastgestelde procedures worden nagekomen en dat de in dit besluit vastgestelde regels en procedures niet worden omzeild met het daaruit voortvloeiende risico dat valse en niet-geschikte bankbiljetten niet worden ontdekt of weer in omloop worden gebracht,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Reikwijdte

Dit besluit legt gemeenschappelijke regels en procedures vast inzake echtheids- en geschiktheidscontroles en het opnieuw in omloop brengen van eurobankbiljetten op grond van artikel 6, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1338/2001.

Artikel 2

Definities

In dit besluit wordt bedoeld met:

1.   „NCB”: de nationale centrale bank van een lidstaat die de euro als munt hanteert;

2.   „geldverwerkers”: de instellingen en economische operatoren als bedoeld in artikel 6, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1338/2001;

3.   „opnieuw in omloop brengen”: de door geldverwerkers verrichte handeling waarbij eurobankbiljetten die zij hebben ontvangen, hetzij als betaling van het publiek of als een deposito op een bankrekening, of van een andere geldverwerker, direct of indirect, opnieuw in omloop worden gebracht;

4.   „bankbiljettensorteermachine”: een door cliënten of personeelsleden bediende machine zoals gedefinieerd in bijlage I;

5.   „soort bankbiljettensorteermachine”: een bankbiljettensorteermachine die kan worden onderscheiden van andere bankbiljettensorteermachines zoals beschreven in bijlage I;

6.   „gemeenschappelijke testprocedures”: de door de ECB gespecificeerde testprocedures die NCB’s moeten toepassen om soorten bankbiljettensorteermachines te testen;

7.   „getrainde personeelsleden”: werknemers van geldverwerkers die: a) kennis dragen van de verschillende openbare beveiligingskenmerken van eurobankbiljetten, zoals gespecificeerd en gepubliceerd door het Eurosysteem, en de bekwaamheid bezitten deze te controleren; en b) kennis dragen van de in bijlage IIIb opgesomde sorteercriteria en de bekwaamheid bezitten eurobankbiljetten dienovereenkomstig te controleren;

8.   „valse eurobankbiljetten”: valse bankbiljetten zoals gedefinieerd in artikel 2, onder a), van Verordening (EG) nr. 1338/2001;

9.   „geldautomaat”: een door de cliënt bediende machine die middels een bankkaart of anderszins, eurobankbiljetten uitgeeft aan het publiek en een bankrekening debiteert, zoals een automated teller machine (ATM) die bankbiljetten uitgeeft. Self-checkout terminals (SCoTs) waarmee het publiek kan betalen voor goederen en diensten, hetzij met een bankkaart, contanten of andere betaalinstrumenten, waarmee contanten kunnen worden opgenomen, worden ook als geldautomaten beschouwd;

10.   „bevoegde nationale autoriteiten”: autoriteiten zoals gedefinieerd in artikel 2, onder b), van Verordening (EG) nr. 1338/2001;

11.   „niet-geschikte eurobankbiljetten”: eurobankbiljetten waarvan wordt vastgesteld dat ze niet opnieuw in omloop gebracht kunnen worden na de in artikel 6 bedoelde geschiktheidscontrole;

12.   „kredietinstelling”: een kredietinstelling zoals gedefinieerd artikel 4, lid 1, onder a), van Richtlijn 2006/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen (4);

Artikel 3

Algemene beginselen

1.   Aan de verplichting van geldverwerkers om eurobankbiljetten op echtheid en geschiktheid te controleren wordt overeenkomstig de in dit besluit vastgelegde procedures uitvoering gegeven.

2.   Indien twee of meer geldverwerkers betrokken zijn bij het opnieuw in omloop brengen van dezelfde eurobankbiljetten, wordt de voor echtheids- en geschiktheidscontroles van deze eurobankbiljetten verantwoordelijke geldverwerker overeenkomstig de nationale regels aangewezen, dan wel bij gebreke van dergelijke regels, zoals de betrokken geldverwerkers contractueel zijn overeengekomen.

3.   Echtheids- en geschiktheidscontroles worden uitgevoerd hetzij middels bankbiljettensorteermachines die door de NCB zijn getest en goedgekeurd, hetzij manueel door daartoe opgeleide personeelsleden.

4.   Eurobankbiljetten mogen slechts via door cliënten bediende machines of geldautomaten opnieuw in omloop worden gebracht, indien zij zijn gecontroleerd op echtheid en geschiktheid middels een type bankbiljettensorteermachine dat door een NCB is getest en goedgekeurd, en echt en geschikt zijn bevonden. Zulks geldt evenwel niet voor eurobankbiljetten die direct aan een geldverwerker zijn geleverd door een NCB of een andere geldverwerker die de eurobankbiljetten op die manier reeds op echtheid en geschiktheid heeft gecontroleerd.

5.   Geldverwerkers mogen door personeelsleden voor echtheids- en geschiktheidscontroles bediende machines en door cliënten bediende machines slechts in bedrijf nemen, indien een NCB deze heeft getest en goedgekeurd en overeenkomstig artikel 9, lid 2, worden vermeld op de ECB-website. Het gebruik van na controle goedgekeurde machines geschiedt met geüpdate standaard fabrieksafstellingen, tenzij de NCB en de geldverwerker strengere afstellingen overeenkwamen.

6.   Eurobankbiljetten die na controle door daartoe opgeleid personeel echt en geschikt zijn bevonden, maar niet op echtheid en geschiktheid zijn gecontroleerd door een type bankbiljettensorteermachine dat door een NCB is getest en goedgekeurd, mogen slechts over de balie opnieuw in omloop worden gebracht.

7.   Dit besluit is niet van toepassing op door NCB’s uitgevoerde echtheids- en geschiktheidscontroles van eurobankbiljetten.

Artikel 4

Classificatie en behandeling van eurobankbiljetten middels bankbiljettensorteermachines

1.   Classificatie en behandeling van eurobankbiljetten, die zijn gecontroleerd middels door cliënten bediende machines, geschiedt overeenkomstig bijlage IIa.

2.   Classificatie en behandeling van eurobankbiljetten, die zijn gecontroleerd middels door personeelsleden bediende machines, geschiedt overeenkomstig bijlage IIb.

Artikel 5

Detectie van valse eurobankbiljetten

Overeenkomstig de nationale regels en in ieder geval binnen twintig werkdagen, overhandigen geldverwerkers de bevoegde nationale autoriteiten onverwijld eurobankbiljetten die niet-echt bevonden zijn na classificatie overeenkomstig bijlage IIa of IIb, dan wel na manuele echtheidscontrole door een daartoe opgeleid personeelslid.

Artikel 6

Detectie van niet-geschikte eurobankbiljetten

1.   Geschiktheidscontroles voldoen aan de in de bijlagen IIIa en IIIb vastgelegde minimumnormen.

2.   Indien gerechtvaardigd, bijvoorbeeld ingeval van verslechterde kwaliteit van de eurobankbiljetten in omloop in haar lidstaat kan een NCB strengere normen vastleggen voor een of meer denominaties van eurobankbiljetten na de ECB daarvan in kennis te hebben gesteld.

3.   Niet-geschikte eurobankbiljetten worden overeenkomstig nationale regelingen aan een NCB overhandigd.

Artikel 7

Uitzonderingen

1.   NCB’s kunnen verafgelegen filialen van kredietinstellingen met een laag aantal cashtransacties toestaan dat daartoe opgeleide personeelsleden manuele geschiktheidscontroles uitvoeren op middels geldautomaten of door cliënten bediende machines opnieuw in omloop te brengen eurobankbiljetten, mits echtheidscontrole geschiedt middels een door de NCB getest en goedgekeurd type bankbiljettensorteermachine. Ter verkrijging van deze toestemming tonen kredietinstellingen de NCB van hun lidstaat aan dat het betrokken filiaal veraf gelegen is en een laag aantal cashtransacties uitvoert. Elke NCB verzekert dat het aldus manueel gecontroleerde volume eurobankbiljetten niet meer bedraagt dan 5 % van het totale volume eurobankbiljetten dat jaarlijks via geldautomaten of door cliënten bediende machines gedistribueerd wordt. NCB’s passen de 5 %-drempel toe op iedere individuele kredietinstelling of nationaal op alle kredietinstellingen samen.

2.   Daartoe opgeleide personeelsleden van geldverwerkers mogen tijdelijk manuele echtheids- en geschiktheidscontroles uitvoeren op middels geldautomaten of door cliënten bediende machines opnieuw in omloop te brengen eurobankbiljetten, indien een uitzonderlijke gebeurtenis de bevoorrading in een lidstaat met eurobankbiljetten aanzienlijk belemmert en de betrokken NCB eveneens vindt dat het een uitzonderlijke gebeurtenis betreft.

Artikel 8

Verplichtingen van het Eurosysteem

1.   Voorafgaande aan de uitgifte van een nieuwe serie bankbiljetten, en daarna, verstrekt het Eurosysteem de door het Eurosysteem omschreven informatie inzake eurobankbiljetten en de machinaal leesbare beveiligingskenmerken ervan aan de fabrikanten, opdat zij bankbiljettensorteermachines kunnen bouwen die de gemeenschappelijke testprocedures kunnen doorstaan en zich kunnen aanpassen aan de nieuwe vereisten.

2.   De door het Eurosysteem omschreven informatie inzake eurobankbiljetten en hun openbare beveiligingskenmerken verstrekt het Eurosysteem aan geldverwerkers voor de uitgifte van een nieuwe serie eurobankbiljetten, en daarna, opdat hun personeelsleden de vereiste opleiding kunnen volgen.

3.   Het Eurosysteem ondersteunt geldverwerkers die hun personeelsleden opleiden om te verzekeren dat deze eurobankbiljetten op echtheid en geschiktheid kunnen controleren.

4.   Waar nodig informeert het Eurosysteem geldverwerkers over mogelijke vervalsingen en door hen te treffen maatregelen, waaronder een tijdelijk verbod op het opnieuw in omloop brengen van de betrokken bankbiljettendenominatie(s).

5.   Waar nodig informeert het Eurosysteem producenten van bankbiljettensorteermachines over mogelijke vervalsingen.

Artikel 9

Gemeenschappelijke testprocedures van het Eurosysteem voor bankbiljettensorteermachines

1.   NCB’s testen typen bankbiljettensorteermachines overeenkomstig de gemeenschappelijke testprocedures.

2.   Alle geteste en goedgekeurde typen bankbiljettensorteermachines worden op de website van de ECB gepubliceerd, zolang de testresultaten volgens lid 3 geldig zijn. Een type bankbiljettensorteermachine dat in deze periode niet alle aan het Eurosysteem bekende valse eurobankbiljetten kan opsporen, wordt overeenkomstig de door de ECB vastgestelde procedure van de lijst geschrapt.

3.   De testresultaten van een getest en goedgekeurd type bankbiljettensorteermachine gelden in het hele eurogebied voor één jaar vanaf het eind van de maand van bekendmaking ervan op de ECB-website, mits de machine in deze periode alle aan het Eurosysteem bekende valse eurobankbiljetten kan opsporen.

4.   Het Eurosysteem is niet aansprakelijk, indien een getest en goedgekeurd type bankbiljettensorteermachine eurobankbiljetten niet conform de bijlagen IIa of IIb kan indelen en behandelen.

Artikel 10

Controle en bijsturing door het Eurosysteem

1.   Behoudens nationaal recht, mogen NCB’s i) inspecties ter plekke uitvoeren, waaronder onaangekondigde, in de gebouwen van de geldverwerker om hun bankbiljettensorteermachines te controleren, in het bijzonder om na te gaan of de machines op echtheid en geschiktheid kunnen controleren en of zij vermoedelijk valse eurobankbiljetten en eurobankbiljetten die niet duidelijk echt zijn bevonden naar de rekeninghouder kunnen herleiden; en ii) procedures verifiëren inzake bediening en controle van bankbiljettensorteermachines, de behandeling van gecontroleerde eurobankbiljetten en manuele echtheids- en geschiktheidscontroles.

2.   Behoudens nationaal recht, mogen NCB’s monsters nemen van verwerkte eurobankbiljetten om deze in hun eigen gebouwen te controleren.

3.   Indien een NCB tijdens een inspectie ter plekke schending van bepalingen van dit besluit ontdekt, vereist het van de geldverwerker bijsturing binnen een bepaalde tijdspanne. De bijsturing vereisende NCB kan namens de ECB de geldverwerker het opnieuw in omloop brengen van de betrokken bankbiljettendenominatie(s) verbieden tot de niet-naleving is bijgestuurd. Niet-naleving vanwege een gebrek van het type bankbiljettensorteermachine kan leiden tot schrapping van de in artikel 9, lid 2, genoemde lijst.

4.   Door een geldverwerker geweigerde inspectiesamenwerking met een NCB wordt beschouwd als niet-naleving.

Artikel 11

Rapportageverplichtingen

Opdat de ECB en de NCB’s naleving door geldverwerkers van dit besluit kunnen controleren en om geldomloopontwikkelingen te volgen, worden NCB’s i) schriftelijk ingelicht, waaronder elektronisch, door geldverwerkers voordat een type bankbiljettensorteermachine in bedrijf wordt genomen; en ii) door geldverwerkers voorzien van de in bijlage IV opgesomde informatie.

Artikel 12

Kosten

1.   Het Eurosysteem betaalt de geldverwerkers de ter voldoening aan dit besluit door hen gemaakte kosten niet terug.

2.   Het Eurosysteem vergoedt geen additionele door de geldverwerkers gemaakte uitgiftekosten van eurobankbiljetten met veranderde of nieuwe beveiligingskenmerken.

Artikel 13

Slotbepalingen

1.   Dit besluit treedt in werking op de dag na de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie. Het is vanaf 1 januari 2011 van toepassing. Elke NCB kan geldverwerkers van hun lidstaten een overgangsperiode bieden voor de rapportage van statistische gegevens overeenkomstig bijlage IV. Bijlage IV is ten laatste met ingang van 1 januari 2012 van toepassing.

2.   Vanaf de aannemingsdatum van de euro beschikken geldverwerkers van lidstaten die de euro op of na 1 januari 2011 aannemen voor de toepassing van dit besluit over een overgangsperiode van één jaar.

Gedaan te Frankfurt am Main, 16 september 2010.

De president van de ECB

Jean-Claude TRICHET

BIJLAGE I

BANKBILJETTENSORTEERMACHINES

1.   Algemene technische vereisten

1.1.

Een bankbiljettensorteermachine kan partijen eurobankbiljetten verwerken, individuele eurobankbiljetten indelen en eurobankbiljetten naar indeling fysiek scheiden zonder tussenkomst van de machineoperator, zulks volgens bijlage IIa en IIb. Bankbiljettensorteermachines dienen het vereiste aantal specifieke uitvoerladen te hebben en/of anderszins de betrouwbare scheiding van verwerkte eurobankbiljetten verzekeren.

1.2.

Bankbiljettensorteermachines dienen aanpasbaar te zijn opdat zij betrouwbaar nieuwe vervalsingen kunnen ontdekken. Bovendien dienen op de machines restrictievere of minder restrictieve geschiktheidssorteringsnormen te kunnen worden ingesteld, indien toepasselijk.

2.   Categorieën bankbiljettensorteermachines

Bankbiljettensorteermachines worden hetzij door cliënten, hetzij door personeelsleden bediend:

Tabel 1

Door cliënten bediende machines

A.   

Door cliënten bediende machines waarbij geld wordt ingevoerd met herleiding naar de cliënt

1.

Cash-in machines (CIM’s)

Middels CIM’s kunnen cliënten met een bankkaart of anderszins, eurobankbiljetten op hun bankrekeningen storten, maar CIM’s hebben geen gelduitgiftefunctie. CIM’s controleren eurobankbiljetten op echtheid met herleiding naar de rekeninghouder, geschiktheidscontroles zijn optioneel.

2.

Cash-recycling machines (CRM’s)

Middels CRM’s kunnen cliënten met een bankkaart of anderszins, op hun bankrekeningen eurobankbiljetten storten en van hun bankrekeningen eurobankbiljetten opnemen. CRM’s controleren eurobankbiljetten op echtheid en geschiktheid met herleiding naar de rekeninghouder. Voor opnamen kunnen CRM’s als echt geclassificeerde geschikte eurobankbiljetten gebruiken die andere cliënten bij eerdere transacties hebben gestort

3.

Gecombineerde cash-in machines (CCM’s)

Middels CCM’s kunnen cliënten met een bankkaart of anderszins, eurobankbiljetten op hun bankrekeningen storten en van hun bankrekeningen eurobankbiljetten opnemen. CCM’s controleren eurobankbiljetten op echtheid met herleiding tot de rekeninghouder, geschiktheidscontroles zijn optioneel. Voor opnamen gebruiken CCM’s geen eurobankbiljetten die andere cliënten bij eerdere transacties hebben gestort, maar slechts eurobankbiljetten die apart in de CCM’s zijn geladen

B.   

Overige door cliënten bediende machines

4.

Cash-out machines (COM’s)

COM’s zijn automaten die de in artikel 6, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1338/2001 genoemde overige economische subjecten gebruiken, die eurobankbiljetten voor uitgifte aan klanten controleren op echtheid en geschiktheid. COM’s gebruiken door geldverwerkers of andere geautomatiseerde systemen (e.g. automaten) in de COM’s geladen eurobankbiljetten.


Tabel 2

Door personeelsleden bediende machines

1.

Bankbiljettenverwerkingsmachines (BPM’s)

BPM’s controleren eurobankbiljetten op echtheid en geschiktheid

2.

Bankbiljettendetectiemachines (BAM’s)

BAM’s controleren eurobankbiljetten op echtheid

3.

Teller assistant recycling machines (door baliepersoneel bediende automaten voor het opnieuw in omloop brengen van eurobankbiljetten) (TARM’s)

TARM’s zijn door geldverwerkers bediende automaten voor het opnieuw in omloop brengen van eurobankbiljetten, die op echtheid en geschiktheid gecontroleerd worden. Voor opnamen kunnen TARM’s als echt geclassificeerde geschikte eurobankbiljetten gebruiken die andere cliënten bij eerdere transacties hebben gestort. Bovendien houden zij eurobankbiljetten in bewaring en faciliteren zij crediteringen en debiteringen van cliëntenbankrekeningen door geldverwerkers.

4.

Door baliepersoneel bediende automaten (TAM’s)

TAM’s zijn door geldverwerkers bediende machines die eurobankbiljetten controleren op echtheid. Bovendien houden zij eurobankbiljetten in bewaring en faciliteren crediteringen en debiteringen van cliëntenbankrekeningen door geldverwerkers.

Indien cliënten eurobankbiljetten storten door invoering in TARM’s of TAM’s, of de door deze machines gedistribueerde eurobankbiljetten nemen, worden deze machines beschouwd als door cliënten bediende machines en classificeren en behandelen de eurobankbiljetten overeenkomsthig bijlage IIa.

3.   Typen bankbiljettensorteermachines

Het Eurosysteem test typen bankbiljettensorteermachines. Typen bankbiljettensorteermachines kunnen onderling worden onderscheiden door hun specifieke detectiesystemen, software en andere componenten voor het uitvoeren van hun kernfunctionaliteiten. Dit zijn: a) de echtheidsbevinding van echte eurobankbiljetten; b) de detectie en scheiding van vermoedelijk valse eurobankbiljetten; c) de detectie en scheiding van niet-geschikte eurobankbiljetten van geschikte eurobankbiljetten, indien toepasselijk; en d) het opsporen van als vermoedelijk valse eurobankbiljetten aangemerkte exemplaren en van eurobankbiljetten die niet duidelijk echt zijn bevonden, indien toepasselijk

BIJLAGE IIa

CLASSIFICATIE EN BEHANDELING VAN EUROBANKBILJETTEN MIDDELS DOOR CLIËNTEN BEDIENDE MACHINES

Eurobankbiljetten worden ingedeeld in één van de volgende categorieën en worden fysiek per categorie gescheiden. Machines die eurobankbiljetten niet op geschiktheid controleren, hoeven niet te onderscheiden tussen de categorieën 4a en 4b.

Tabel 1

Classificatie en behandeling van eurobankbiljetten middels door cliënten bediende machines waarin tot de cliënt herleidbaar geld is ingevoerd

Categorie

Kenmerken

Behandeling

1

Exemplaren niet herkend als eurobankbiljetten

Niet herkend als eurobankbiljet, want:

is geen eurobankbiljet

lijkt op een eurobankbiljet

heeft onjuiste afbeelding of formaat

heeft grote ezelsoren of ontbrekende gedeelte(n)

het betreft een machinale invoerfout

Machine retourneert aan cliënt

2

Vermoedelijk valse eurobankbiljetten

Afbeelding en formaat herkend, maar één of meerdere door machine gecontroleerde echtheidskenmerken werden niet herkend of lagen duidelijk buiten tolerantie

Uit omloop nemen

Met rekeninghouderinformatie voor echtheidstest onverwijld aan de bevoegde nationale autoriteiten af te geven, ten laatste 20 werkdagen na invoer in de machine. Niet aan rekeninghouder crediteren

3

Eurobankbiljetten niet duidelijk echt bevonden

Afbeelding en formaat herkend, maar niet alle door machine gecontroleerde echtheidskenmerken werden herkend vanwege kwaliteits- en/of tolerantieafwijkingen. Veelal niet-geschikte eurobankbiljetten

Uit omloop nemen

De eurobankbiljetten worden apart verwerkt en onverwijld voor echtheidsbevinding afgegeven aan de bevoegde nationale autoriteiten, zulks ten laatste 20 werkdagen na invoering in de machine.

Rekeninghouderinformatie wordt gedurende acht weken na ontdekking door de machine opgeslagen. Op verzoek wordt deze informatie aan de bevoegde nationale autoriteiten ter beschikking gesteld. Dan wel, in overeenstemming met de bevoegde nationale autoriteiten, informatie die herleidt tot de rekeninghouder, kan met de eurobankbiljetten aan die autoriteiten worden overhandigd.

Kan aan de rekeninghouder worden gecrediteerd

4a

Eurobankbiljetten die echt en geschikt zijn bevonden

Alle door de machine uitgevoerde echtheids- en geschiktheidscontroles zijn positief

Bruikbaar voor opnieuw in omloop brengen.

Aan de rekeninghouder gecrediteerd

4b

Eurobankbiljetten die echt en niet-geschikt zijn bevonden

Alle door de machine uitgevoerde echtheidscontroles zijn positief. Een negatief resultaat bij minstens één gecontroleerd geschiktheidscriterium

Onbruikbaar voor opnieuw in omloop brengen en wordt teruggestuurd naar NCB.

Aan de rekeninghouder gecrediteerd

Eurobankbiljetten categorieën 2 en 3 worden door een machine niet aan de cliënt geretourneerd, indien de machine annulering van een storting toestaat. Dergelijke eurobankbiljetten kunnen na een geannuleerde transactie tijdelijk in de machine worden bewaard.

Een NCB kan met een geldverwerker overeenkomen dat categorie 3-eurobankbiljetten fysiek niet van categorie 4a- en categorie 4b-eurobankbiljetten kunnen worden gescheiden, en dat deze drie categorieën dan moeten worden behandeld als categorie 3-eurobankbiljetten.

Tabel 2

Classificatie en behandeling van eurobankbiljetten middels andere door cliënten bediende machines

Categorie

Kenmerken

Behandeling

A

i)

Exemplaren niet herkend als eurobankbiljetten; of

ii)

vermoedelijk valse eurobankbiljetten; of

iii)

eurobankbiljetten niet duidelijk echt bevonden

i)

Niet herkend als eurobankbiljet, omdat:

het geen eurobankbiljet is

het op een eurobankbiljet lijkt

het een onjuiste afbeelding of formaat heeft

het grote ezelsoren of ontbrekende gedeelte(n) heeft

het een machinale invoerfout betreft

ii)

Als vermoedelijk vals eurobankbiljet aangemerkt, omdat afbeelding en formaat werden herkend, maar één echtheidskenmerk of meerdere door machine gecontroleerd niet herkend werden of duidelijk buiten tolerantie lagen

iii)

Niet duidelijk echt bevonden eurobankbiljetten, omdat afbeelding en formaat werden herkend, maar niet alle door machine gecontroleerde echtheidskenmerken herkend werden vanwege kwaliteits- en/of tolerantieafwijkingen. Veelal niet-geschikte eurobankbiljetten

Uit omloop nemen

Voor echtheidstest onverwijld aan de bevoegde nationale autoriteiten af te geven, ten laatste 20 werkdagen na herkenning door de machine

B1

Eurobankbiljetten die echt en geschikt zijn bevonden

Alle door de machine uitgevoerde echtheids- en geschiktheidscontroles zijn positief

Kan aan cliënten gedistribueerd worden

B2

Eurobankbiljetten die echt en niet-geschikt zijn bevonden

Alle door de machine uitgevoerde echtheidscontroles zijn positief. Een negatief resultaat bij minstens één gecontroleerd geschiktheidscriterium

Kan niet aan cliënten gedistribueerd worden en wordt teruggestuurd naar de NCB

BIJLAGE IIb

CLASSIFICATIE EN BEHANDELING VAN EUROBANKBILJETTEN MIDDELS DOOR PERSONEELSLEDEN BEDIENDE MACHINES

Eurobankbiljetten worden in één van de volgende categorieën ingedeeld en worden fysiek per categorie gescheiden. Machines die eurobankbiljetten niet op geschiktheid controleren, hoeven niet te onderscheiden tussen de categorieën B1 en B2.

Classificatie en behandeling van eurobankbiljetten middels door personeelsleden bediende machines

Categorie

Kenmerken

Behandeling

A

i)

Exemplaren niet herkend als eurobankbiljetten; of

ii)

vermoedelijk valse eurobankbiljetten; of

iii)

eurobankbiljetten niet duidelijk echt bevonden

i)

Niet herkend als eurobankbiljet, omdat:

het geen eurobankbiljet is

het op een eurobankbiljet lijkt

het een onjuiste afbeelding of formaat heeft

het grote ezelsoren of ontbrekende gedeelte(n) heeft

het een machinale invoerfout betreft

ii)

Als vermoedelijk vals eurobankbiljet aangemerkt, omdat afbeelding en formaat werden herkend, maar één echtheidskenmerk of meerdere door machine gecontroleerd niet herkend werden of duidelijk buiten tolerantie lagen

iii)

Eurobankbiljet niet duidelijk echt bevonden, omdat afbeelding en formaat werden herkend, maar niet alle door machine gecontroleerde echtheidskenmerken herkend werden vanwege kwaliteits- en/of tolerantieafwijkingen. Veelal niet-geschikte eurobankbiljetten

Machine retourneert exemplaar naar de operator voor nadere beoordeling en behandeling

i)

exemplaar niet herkend als eurobankbiljet: na visuele beoordeling door een personeelslid worden deze gescheiden van de vermoedelijk valse eurobankbiljetten en eurobankbiljetten die niet duidelijk echt zijn bevonden;

ii)

vermoedelijk valse eurobankbiljetten; en

iii)

eurobankbiljetten die niet duidelijk echt zijn bevonden: deze worden apart verwerkt en onverwijld voor finale echtheidsbevinding afgegeven aan de bevoegde nationale autoriteiten, zulks ten laatste 20 werkdagen na invoering in de machine

B1

Eurobankbiljetten die echt en geschikt zijn bevonden

Alle door de machine uitgevoerde echtheids- en geschiktheidscontroles zijn positief

Bruikbaar voor opnieuw in omloop brengen.

Aan de rekeninghouder gecrediteerd

B2

Eurobankbiljetten die echt en niet-geschikt zijn bevonden

Alle door de machine uitgevoerde echtheidscontroles zijn positief Een negatief resultaat bij minstens één gecontroleerd geschiktheidscriterium

Onbruikbaar voor opnieuw in omloop brengen en wordt teruggestuurd naar NCB.

Aan de rekeninghouder gecrediteerd

Specifieke classificatie- en sorteringsregels voor sommige door personeelsleden bediende machines

1.

BPM’s classificeren eurobankbiljetten in de categorieën A, B1 en B2, en sorteren deze fysiek, zoals in bijlage IIb uiteengezet, waarvoor minstens drie specifieke uitvoerladen nodig zijn om tussenkomst van de machineoperator te voorkomen.

2.

BPM’s met slechts twee specifieke uitvoerladen mogen evenwel eurobankbiljetten classificeren en sorteren, indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de echtheids- en de geschiktheidscontroles worden in dezelfde doorloop uitgevoerd. In deze doorloop moet elke categorie B1-eurobankbiljetten gesorteerd worden in één vaste uitvoerlade, terwijl zowel categorie A- alsook categorie B2-eurobankbiljetten in een aparte vaste uitvoerlade gesorteerd moeten worden zonder fysiek contact met enige categorie B1-eurobankbiljet;

b)

indien een categorie A-eurobankbiljet wordt aangetroffen in de tweede uitvoerlade, dient de operator de doorloop voor de eurobankbiljetten vanuit de tweede uitvoerlade te herhalen. In deze tweede doorloop moeten vermoedelijk valse eurobankbiljetten worden gescheiden van de categorie B2-eurobankbiljetten door de eerstgenoemde in een specifieke uitvoerlade te sorteren.

3.

BAM’s classificeren eurobankbiljetten in de categorieën A en B, en sorteren deze fysiek, waarvoor minstens twee specifieke uitvoerlades nodig zijn om tussenkomst van de machineoperator te voorkomen

4.

BAM’s met slechts één specifieke uitvoerlade mogen evenwel eurobankbiljetten classificeren en sorteren, indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

telkens wanneer een categorie A-eurobankbiljet wordt verwerkt, moet de machine de verwerking direct staken en het categorie A-eurobankbiljet zondanig positioneren dat enig fysiek contact met echt bevonden eurobankbiljetten wordt vermeden;

b)

het resultaat van de echtheidscontrole dient voor elk categorie A-eurobankbiljet op een scherm te worden vermeld;

c)

de machine dient de aanwezigheid van een categorie A-eurobankbiljet te controleren wanneer het de verwerking staakt, welke verwerking slechts kan worden hervat nadat de operator het categorie A-eurobankbiljet fysiek heeft verwijderd;

d)

bij elke verwerkingsonderbreking heeft de operator slechts toegang tot één categorie A-eurobankbiljet.

BIJLAGE IIIa

MINIMUMNORMEN VOOR GEAUTOMATISEERDE GESCHIKTHEIDSCONTROLES VAN EUROBANKBILJETTEN

Deze bijlage stipuleert de minimumnormen voor geautomatiseerde geschiktheidscontroles van eurobankbiljetten middels bankbiljettensorteermachines.

Gedurende de geschiktheidscontroles worden eurobankbiljetten niet-geschikt bevonden, indien zij een gebrek vertonen dat een bindend vereiste schendt als hieronder vermeld.

Het aanvaardbare tolerantieniveau voor middels bankbiljettensorteermachines uitgevoerde geschiktheidstesten is 5 %. Zulks betekent dat de machines maximaal 5 % van de niet-geschikte eurobankbiljetten verkeerd mogen indelen en als geschikt mogen sorteren.

Tabel 1

Lijst van sorteringscriteria voor geautomatiseerde geschiktheidssortering

Gebrek

Definitie

1.

Vuil

Het hele bankbiljet is met vuil besmeurd

2.

Vlek

Lokale vuilconcentratie

3.

Graffiti

Afbeelding of geschrift op enigerlei manier op een bankbiljet aangebracht

4.

Verkleurd bankbiljet

Inkt ontbreekt op delen van het bankbiljet of in het geheel, bijvoorbeeld een gewassen bankbiljet

5.

Scheur

Spreekt voor zich

6.

Gat

Spreekt voor zich

7.

Beschadiging

Delen van eurobankbiljetten ontbreken, waaronder bij minstens één rand (in tegenstelling tot gaten)

8.

Herstelling

Delen van één eurobankbiljet, of meerdere, zijn met plakband of lijm of anderszins samengevoegd

9.

Kreuken

Meerdere willekeurige kreuken

10.

Slapte

Structurele aantasting maakt het biljet erg slap

11.

Vouw

Spreekt voor zich

12.

Gevouwen hoek

Spreekt voor zich

Nadere informatie inzake sorteringscriteria

1.   Vuil

Vuil versterkt de optische densiteit van eurobankbiljetten. In vergelijking met nieuwe eurobankbiljetten toont de volgende tabel de maximale densiteitstoename van limietmonsters die eurobankbiljetten mogen vertonen om als geschikt te worden ingedeeld:

Tabel 2

Optische densiteitsniveau’s

Coupure

Maximale densiteitstoename van limietmonsters in vergelijking met nieuwe eurobankbiljetten

Filter

5 EUR

0,06

Magenta

10 EUR

0,06

Magenta

20 EUR

0,08

Magenta

50 EUR

0,07

Magenta

100 EUR

0,07

Magenta

200 EUR

0,04

Magenta

500 EUR

0,04

Magenta

Eurobankbiljetten die niet voldoen aan deze criteria zijn niet-geschikt. NCB’s houden referentie-eurobankbiljetten aan met een uit deze criteria afgeleide hoeveelheid vuil. De densimetrische metingen van de referentie-eurobankbiljetten zijn op de volgende criteria gebaseerd:

Standaard densimetrische metingen ISO 5 deel 3 en 4

Filterstandaard DIN 16536

Absolute metingen: standaardkalibratie (blanco plaat)

Polarisatiefilter: aan

Meetopening: 3 mm

Belichting: D65/2

Achtergrond: blanco-plaat standaardkalibratie

De densiteitstoename van een referentiebankbiljet is de hoogste waarde tussen de gemiddelden van minstens vier meetpunten, gemeten aan de niet-bedrukte voor- en de achterzijde van het bankbiljet en zonder enige watermerkmodulatie.

2.   Vlek

Eurobankbiljetten met een lokale vuilconcentratie van minstens 9 mm bij 9 mm in het niet-bedrukte deel of van minstens 15 mm bij 15 mm in het bedrukte deel zijn niet-geschikt.

3.   Graffiti

Momenteel is graffitidetectie niet verplicht.

4.   Verkleurd bankbiljet

Een eurobankbiljet kan verkleuren, indien het gewassen wordt of is blootgesteld aan agressief bijtende chemische stoffen. Dit type van niet-geschikte eurobankbiljetten kan worden opgespoord door foto- of UV-detectoren

5.   Scheur

Eurobankbiljetten met open en niet deels of geheel door de transportriem(en) van de machine afgedekte scheuren zijn niet-geschikt indien de scheurafmeting groter is dan hierna vermeld.

Tabel 3

Scheur

Richting

Breedte

Lengte

Vertikaal

4 mm

8 mm

Horizontaal

4 mm

15 mm

Diagonaal

4 mm

18 mm (5)

6.   Gat

Eurobankbiljetten met niet deels of geheel door de transferriem(en) van de machine afgedekte gaten zijn niet-geschikt indien het gat groter is dan 10 mm2.

7.   Beschadiging

Eurobankbiljetten die minstens 6 mm te kort zijn of minstens 5 mm te smal, zijn niet-geschikt. Alle metingen betreffen afwijkingen van de nominale lengte en breedte van de eurobankbiljetten.

8.   Herstelling

Een hersteld eurobankbiljet bestaat uit bijvoorbeeld middels plakband of lijm samengevoegd(e) eurobankbiljet(ten). Een eurobankbiljet met plakband van meer dan 10 mm bij 40 mm en dikker dan 50 μm is niet-geschikt.

9.   Kreuken

Verfrommelde eurobankbiljetten kunnen normaliter worden geïdentificeerd doordat het reflectieniveau of de stevigheid is verminderd. Detectie is geen verplichting.

10.   Slapte

Zeer slappe eurobankbiljetten worden zoveel mogelijk als niet-geschikt gesorteerd. Aangezien slapte normaliter correleert met vuil, worden slappe eurobankbiljetten meestal ook middels vuilsensors ontdekt. Dit is geen verplichting.

11.   Vouw

Vanwege hun geringere lengte of breedte, kunnen gevouwen eurobankbiljetten worden ontdekt door sensoren die de afmeting van eurobankbiljetten controleren. Bovendien kunnen zij worden ontdekt door dikte metende sensoren. Vanwege technische beperkingen kunnen evenwel slechts vouwen ontdekt worden, en niet-geschikt worden bevonden, die voldoen aan de criteria voor beschadigingen, d.w.z. waardoor biljetten meer dan 6 mm korter of 5 mm smaller zijn.

12.   Gevouwen hoek

Een eurobankbiljet met een gevouwen hoek van meer dan 130 mm2 en een minimumlengte van de kleinere rand van meer dan 10 mm, is niet-geschikt.

BIJLAGE IIIb

MINIMUMNORMEN VOOR MANUELE GESCHIKTHEIDSCONTROLES VAN EUROBANKBILJETTEN

Deze bijlage stipuleert de minimumnormen voor manuele geschiktheidscontroles van eurobankbiljetten door daartoe getrainde personeelsleden.

Worden gedurende de geschiktheidscontroles eurobankbiljetten ontdekt met een in de navolgende tabel beschreven gebrek, of met een duidelijk waarneembaar gebrek aan één van de zichtbare beveiligingskenmerken, dan zijn deze niet-geschikt. Vouwen in eurobankbiljetten en eurobankbiljetten met ezelsoren kunnen evenwel door manueel gladstrijken, indien mogelijk, worden verholpen. Geschiktheidscontroles bestaan uit een visuele inspectie van de individuele eurobankbiljetten en vereisen geen gereedschap.

Lijst van sorteringscriteria voor manuele geschiktheidssortering

Kenmerk

Beschrijving

1.

Vuil

Het gehele eurobankbiljet is duidelijk met vuil besmeurd

2.

Vlek

Duidelijk zichtbare lokale vuilconcentratie

3.

Graffiti

Afbeelding of geschrift op enigerlei manier duidelijk zichtbaar op een eurobankbiljet aangebracht

4.

Verkleurd bankbiljet

Inkt ontbreekt duidelijk zichtbaar op delen van het eurobankbiljet of in het geheel, bijvoorbeeld een gewassen eurobankbiljet

5.

Scheur

Eurobankbiljet met minstens één ingescheurde rand

6.

Gat

Eurobankbiljet met minstens één duidelijk zichtbaar gat

7.

Beschadiging

Eurobankbiljet waarvan minstens in één hoek (in tegenstelling tot gaten) één deel of meerdere ontbreekt, bv. een ontbrekende hoek

8.

Herstelling

Met plakband, lijm of anderszins samengevoegde delen van één of meerdere eurobankbiljetten

9.

Kreuken

Eurobankbiljetten met meerdere toevallige vouwen die het uiterlijk sterk aantasten

10.

Slapte

Eurobankbiljet met structurele aantasting waardoor het biljet erg slap wordt

11.

Gevouwen eurobankbiljet

Gevouwen eurobankbiljet, waaronder ook een eurobankbiljet dat niet kan worden gladgestreken

12.

Gevouwen hoek

Eurobankbiljet met minstens één duidelijk zichtbaar gevouwen hoek

BIJLAGE IV

GEGEVENSVERZAMELING BIJ GELDVERWERKERS

1.   Doelstellingen

De doelstellingen van gegevensverzameling beogen de NCB’s en de ECB in staat te stellen de relevante activiteiten van geldverwerkers en ontwikkelingen in de geldcirculatie te volgen.

2.   Algemene beginselen

2.1.

Gegevens inzake bankbiljettensorteermachines worden slechts gerapporteerd indien de machines worden gebruikt voor het opnieuw in omloop brengen.

2.2.

Geldverwerkers verstrekken de NCB van hun lidstaat regelmatig:

informatie inzake vestigingen waar contanten worden verwerkt, zoals filialen, en

informatie inzake bankbiljettensorteermachines en geldautomaten.

2.3.

Bovendien, geldverwerkers die middels bankbiljettensorteermachines en geldautomaten eurobankbiljetten opnieuw in omloop brengen verstrekken de NCB van hun lidstaat:

informatie inzake het volume van middels bankbiljettensorteermachines en geldautomaten uitgevoerde cashtransacties (aantal verwerkte eurobankbiljetten),

informatie betreffende verafgelegen bankfilialen van kredietinstellingen met een zeer laag aantal cashtransacties, waar geschiktheidscontroles manueel worden uitgevoerd.

3.   Soort gegevens en rapportagevereisten

3.1.

Afhankelijk van hun aard worden verzamelde gegevens verdeeld in stam- en operationele gegevens.

Stamgegevens

3.2.

Stamgegevens betreffen informatie inzake: a) de indivduele geldverwerkers en hun bankbiljettensorteermachines en operationele geldautomaten; en b) verafgelegen filialen van kredietinstellingen.

3.3.

Stamgegevens worden op de datum van toepassing van dit besluit aan de NCB verstrekt en daarna elke zes maanden. De in het sjabloon van bijlage I opgesomde gegevens moeten worden verstrekt, ook al kan de NCB verstrekking in een ander formaat verlangen. Gedurende een overgangsperiode kunnen NCB's maandelijkse rapportage, indien dit het geval was voor de inwerkingtreding van dit besluit, of kwartaalsgewijze rapportage verlangen.

3.4.

Voor controledoeleinden kan een NCB besluiten om gegevens op locaal niveau te verzamelen, bijvoorbeeld bij filialen.

3.5.

Een NCB kan besluiten bankbiljettensorteermachines, die slechts worden gebruikt voor de verwerking van over de toonbank gedistribueerde eurobankbiljetten, niet onder de rapportagevereisten te laten vallen.

3.6.

De in het sjabloon van appendix 3 opgesomde gegevens inzake verafgelegen filialen moeten worden verstrekt, ook al kan de NCB verstrekking in een ander formaat verlangen.

Operationele gegevens

3.7.

Gegevens inzake het verwerken en het opnieuw in omloop brengen van eurobankbiljetten door geldverwerkers, worden als operationele gegevens ingedeeld.

3.8.

Een NCB kan de rapportageverplichting inzake operationele gegevens niet van toepassing verklaren op andere economische in artikel 6, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1338/2001 genoemde subjecten, indien het aantal door hen middels geldautomaten opnieuw in omloop gebrachte eurobankbiljetten onder een door de NCB vastgestelde drempel ligt.

3.9.

Gegevens worden halfjaarlijks verstrekt. Ten laatste twee maanden na de betrokken rapportageperiode, d.w.z. eind februari en eind augustus, worden de gegevens aan de NCB gerapporteerd. Gegevens kunnen worden aangeleverd middels het sjabloon in appendix 2. Gedurende een overgangsperiode kunnen NCB's maandelijkse rapportage, indien dit het geval was voor de inwerkingtreding van dit besluit, of kwartaalsgewijze rapportage verlangen.

3.10.

Geldverwerkers die eurobankbiljetten fysiek sorteren, verstrekken de gegevens. Indien een geldverwerker de echtheids- en geschiktheidscontroles aan een andere geldverwerker heeft uitbesteed, dan levert de overeenkomstig artikel 3, lid 2, aangewezen geldverwerker de gegevens aan.

3.11.

Geldverwerkers rapporteren gegevens in aantallen (volume), op nationaal niveau geaggregeerd en uitgesplitst naar denominatie van de eurobankbiljetten. Voor verafgelegen filialen van kredietinstellingen worden operationele gegevens apart gerapporteerd.

3.12.

Voor controledoeleinden kan een NCB besluiten om gegevens op locaal niveau te verzamelen, bijvoorbeeld bij filialen.

3.13.

Een NCB kan besluiten middels eurobankbiljettensorteermachines verwerkte en over de toonbank gedistribueerde eurobankbiljetten niet onder de rapportagevereisten te laten vallen.

3.14.

De NCB kan van geldverwerkers die de echtheids- en geschiktheidscontroles aan andere geldverwerkers hebben uitbesteed, over laatstgenoemden gedetailleerde informatie verlangen.

3.15.

De in het sjabloon van appendix 3 opgesomde gegevens inzake verafgelegen filialen moeten worden verstrekt, ook al kan de NCB verstrekking in een ander formaat verlangen en kan met geldverwerkers de verzameling van uitgebreidere gegevens overeenkomen.

4.   Vertrouwelijkheid en publicatie van gegevens

4.1.

Zowel stam-, alsook operationele gegevens worden vertrouwelijk behandeld.

4.2.

Onder gebruikmaking van de uit hoofde van deze bijlage verkregen gegevens, kunnen de NCB’s en de ECB besluiten rapporten of statistieken te publiceren. Dergelijke publicaties worden zo geaggregeerd dat gegevens niet aan één rapporterende entiteit kan worden toegeschreven.

APPENDIX 1

RAPPORTAGESJABLOON

Stamgegevens

Deze informatie dient te worden verstrekt aan:

[Naam van de NCB; contactgegevens voor vragen; adres]

1.   Informatie inzake geldverwerker

Naam geldverwerker:

Adres hoofdkantoor:

Postcode:

Stad:

Straat:

Type onderneming:

Kredietinstelling

Wisselkantoor

Waardevervoerder die geen betalingsinstelling is

Handelaar (middenstand)

Casino

Overige, waaronder betalingsinstellingen indien niet reeds onder één van de bovengenoemde categorieën (specificeer) ingedeeld

Contactpersonen:

Namen:

Telefoonnummers:

Faxnummers:

E-mailadressen:

Outsourcing partner (indien toepasselijk)

Naam:

Adres

Postcode:

Stad:

2.   Door cliënten bediende machines

Type

Fabrikant (6)

Naam machine (6)

Identificatie (6)

(detectorsysteem/softwareversies)

Aantal operationele machines

CIM’s

 

 

 

 

CRM’s

 

 

 

 

CCM’s

 

 

 

 

COM’s

 

 

 

 

TARM’s (7)

 

 

 

 

TAM’s (7)

 

 

 

 

3.   Door personeelsleden bediende machines

Type

Fabrikant (8)

Naam machine (8)

Identificatie (8)

(detectorsysteem/softwareversies)

Aantal operationele machines

BPM’s

 

 

 

 

BAM’s

 

 

 

 

TARM’s (9)

 

 

 

 

TAM’s (9)

 

 

 

 

4.   Geldautomaten

Type

Aantal operationele machines

ATM’s

 

ScoT’s

 

Overige

 

APPENDIX 2

RAPPORTAGESJABLOON

Operationele gegevens

1.   Informatie inzake geldverwerker

Naam geldverwerker

 

Rapportageperiode

 

2.   Gegevens

Gelieve op nationaal of regionaal niveau geaggregeerde gegevens te verstrekken, zoals door de NCB besloten — met uitzondering van verafgelegen filialen.

 

Totaal aantal verwerkte eurobankbiljetten (10)

Verwerkte niet-geschikte eurobankbiljetten (10)

Opnieuw in omloop gebrachte eurobankbiljetten (11)

5 EUR

 

 

 

10 EUR

 

 

 

20 EUR

 

 

 

50 EUR

 

 

 

100 EUR

 

 

 

200 EUR

 

 

 

500 EUR

 

 

 


Aantal middels door cliënten bediende machines en geldautomaten gedistribueerde eurobankbiljetten

 

Deze gegevens zijn voor kredietinstellingen verplicht.

APPENDIX 3

VERAFGELEGEN FILIALEN VAN KREDIETINSTELLINGEN

Deze informatie wordt slechts verstrekt door kredietinstellingen die verafgelegen filialen hebben, zoals bedoeld in artikel 7, lid 1.

1.   Kredietinstelling betreffende informatie

Naam kredietinstelling

 

Rapportageperiode

 

2.   Gegevens

Naam verafgelegen filiaal

Adres

Aantal middels door cliënten bediende machines en geldautomaten gedistribueerde eurobankbiljetten

 

 

 


(1)  PB L 181 van 4.7.2001, blz. 6.

(2)  Recirculeren van eurobankbiljetten: kader voor de detectie van vervalsingen en voor de sortering op geschiktheid door kredietinstellingen en andere professionele geldverwerkers.

(3)  Bij Verordening (EG) nr. 44/2009 van de Raad van 18 december 2008 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1338/2001 tot vaststelling van maatregelen die noodzakelijk zijn voor de bescherming van de euro tegen valsemunterij (PB L 17 van 22.1.2009, blz. 1).

(4)  PB L 177 van 30.6.2006, blz. 1.

(5)  Dit wordt gemeten middels het tekenen van een rechte lijn van de bovenkant van de scheur naar de rand van het bankbiljet waar de scheur begint (rechthoekige projectie), en niet middels het meten van de lengte van de scheur.

(6)  Deze posten worden ingevuld conform de overeenstemmende posten op de ECB-website, tenzij de ECB een uniek identificatienummer ter beschikking heeft gesteld.

(7)  Gebruikt als door cliënten bediende machines.

(8)  Deze posten worden ingevuld conform de overeenstemmende posten op de ECB-website, tenzij de ECB een uniek identificatienummer ter beschikking heeft gesteld.

(9)  Gebruikt als door personeelsleden bediende machines.

(10)  Deze post bestrijkt zowel door personeelsleden alsook door cliënten bediende machines.

(11)  Uitgesloten zijn aan NCB’s geretourneerde eurobankbiljetten en over de toonbank opnieuw in omloop gebrachte eurobankbiljetten die niet zijn verwerkt middels door personeelsleden bediende machines.