ISSN 1725-2598 doi:10.3000/17252598.L_2010.344.nld |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 344 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
53e jaargang |
Inhoud |
|
I Wetgevingshandelingen |
Bladzijde |
|
|
VERORDENINGEN |
|
|
* |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
I Wetgevingshandelingen
VERORDENINGEN
29.12.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 344/1 |
VERORDENING (EU) Nr. 1231/2010 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 24 november 2010
tot uitbreiding van Verordening (EG) nr. 883/2004 en Verordening (EG) nr. 987/2009 tot onderdanen van derde landen die enkel door hun nationaliteit nog niet onder deze verordeningen vallen
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 79, lid 2, onder b),
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Het Europees Parlement (3), de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité (4) hebben aangedrongen op betere integratie van de onderdanen van derde landen die legaal op het grondgebied van een lidstaat verblijven, door hun een aantal uniforme rechten toe te kennen die zo veel mogelijk in overeenstemming zijn met die van de burgers van de Unie. |
(2) |
De Raad Justitie en Binnenlandse Zaken van 1 december 2005 benadrukte dat de Unie een billijke behandeling van onderdanen van derde landen die legaal op het grondgebied van een lidstaat verblijven, moet verzekeren, en dat er een krachtiger integratiebeleid moet komen dat hun rechten verleent en plichten oplegt die vergelijkbaar zijn met die van de burgers van de Unie. |
(3) |
Verordening (EG) nr. 859/2003 van de Raad (5) heeft Verordening (EEG) nr. 1408/71 en Verordening (EEG) nr. 574/72 betreffende de coördinatie van de wettelijke socialezekerheidsregelingen van de lidstaten uitgebreid tot de onderdanen van derde landen die enkel door hun nationaliteit nog niet onder deze verordeningen vallen. |
(4) |
Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die, met name in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, inzonderheid artikel 34, lid 2, worden erkend. |
(5) |
Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (6) vervangt Verordening (EEG) nr. 1408/71. Verordening (EG) nr. 987/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EG) nr. 883/2004 (7) vervangt Verordening (EEG) nr. 574/72. De Verordeningen (EEG) nr. 1408/71 en (EEG) nr. 574/72 moeten worden ingetrokken met ingang van de datum van toepassing van Verordening (EG) nr. 883/2004 en Verordening (EG) nr. 987/2009. |
(6) |
Verordening (EG) nr. 883/2004 en Verordening (EG) nr. 987/2009 moderniseren en vereenvoudigen in aanzienlijke mate de coördinatieregels, zowel voor de verzekerden als voor de organen van de sociale zekerheid. Wat deze organen betreft, is het doel van de gemoderniseerde coördinatieregels de verwerking van de gegevens betreffende de rechten van de verzekerden op prestaties te versnellen en te vergemakkelijken, en de administratiekosten daarvan te beperken. |
(7) |
De bevordering van een hoog niveau van sociale bescherming en de verbetering van de levensstandaard en van de kwaliteit van het bestaan in de lidstaten zijn doelstellingen van de Unie. |
(8) |
Om te voorkomen dat werkgevers en nationale socialezekerheidsorganen complexe juridische en administratieve situaties van een beperkte groep personen moeten regelen, dient er één enkel juridisch coördinatie-instrument dat Verordening (EG) nr. 883/2004 en Verordening (EG) nr. 987/2009 combineert, te worden gebruikt zodat ten volle van de voordelen van de modernisering en vereenvoudiging op het terrein van de sociale zekerheid kan worden genoten. |
(9) |
Het is derhalve nodig Verordening (EG) nr. 859/2003 te vervangen door een juridisch instrument dat hoofdzakelijk gericht is op de vervanging van Verordening (EEG) nr. 1408/71 en Verordening (EEG) nr. 574/72 door respectievelijk Verordening (EG) nr. 883/2004 en Verordening (EG) nr. 987/2009. |
(10) |
De toepassing van Verordening (EG) nr. 883/2004 en Verordening (EG) nr. 987/2009 op onderdanen van derde landen die enkel door hun nationaliteit nog niet onder die verordeningen vallen, mag de betrokkenen geen recht verlenen op toegang tot, verblijf of vestiging in, noch op toegang tot de arbeidsmarkt in een lidstaat. De toepassing van Verordening (EG) nr. 883/2004 en Verordening (EG) nr. 987/2009 dient dan ook geen afbreuk te doen aan het recht van de lidstaten om een vergunning voor toegang, verblijf, vestiging of arbeid in de betrokken lidstaat te weigeren, in te trekken of niet te verlengen overeenkomstig het uniale recht. |
(11) |
Verordening (EG) nr. 883/2004 en Verordening (EG) nr. 987/2009 dienen krachtens de onderhavige verordening slechts van toepassing te zijn indien de betrokkene reeds legaal op het grondgebied van een lidstaat verblijft. Legaal verblijf dient dus een voorwaarde te zijn voor de toepassing van die verordeningen. |
(12) |
Verordening (EG) nr. 883/2004 en Verordening (EG) nr. 987/2009 dienen niet van toepassing te zijn in situaties die zich in alle opzichten geheel beperken tot de interne sfeer van een enkele lidstaat. Dit is onder meer het geval wanneer een onderdaan van een derde land alleen banden heeft met één derde land en met één enkele lidstaat. |
(13) |
De voorwaarde van legaal verblijf op het grondgebied van een lidstaat mag geen afbreuk doen aan de rechten die voortvloeien uit de toepassing van Verordening (EG) nr. 883/2004 met betrekking tot invaliditeits-, ouderdoms- of nabestaandenpensioenen, namens één of meer lidstaten, ten behoeve van een onderdaan van een derde land die voorheen aan de voorwaarden van de onderhavige verordening heeft voldaan, of aan zijn nabestaanden, voor zover deze hun rechten ontlenen aan een werknemer, indien zij in een derde land wonen. |
(14) |
De voortzetting van het recht op werkloosheidsuitkeringen, zoals vastgesteld in artikel 64 van Verordening (EG) nr. 883/2004, is afhankelijk van de inschrijving van de betrokkene als werkzoekende bij de diensten voor arbeidsbemiddeling van iedere lidstaat waarheen hij zich begeeft. Deze bepalingen dienen derhalve slechts van toepassing te zijn op een onderdaan van een derde land voor zover deze persoon het recht heeft, in voorkomend geval op grond van zijn verblijfsvergunning of zijn status van langdurig verblijvende, om zich als werkzoekende in te schrijven bij de diensten voor arbeidsbemiddeling van de lidstaat waarheen hij zich begeeft, en er legaal te werken. |
(15) |
Deze verordening mag geen afbreuk doen aan de rechten en verplichtingen die voortvloeien uit de met derde landen gesloten internationale overeenkomsten waarbij de Unie partij is en die voordelen op het gebied van de sociale zekerheid toekennen. |
(16) |
Aangezien de doelstellingen van deze verordening niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, omdat het grensoverschrijdende situaties betreft, en derhalve vanwege de uniale dimensie van het voorgenomen optreden beter op uniaal niveau kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie maatregelen vaststellen overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel. Overeenkomstig het in datzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan wat nodig is om deze doelstellingen te bereiken. |
(17) |
Overeenkomstig artikel 3 van Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en aan het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is gehecht, heeft Ierland bij brief van 24 oktober 2007 laten weten te willen deelnemen aan de vaststelling en toepassing van deze verordening. |
(18) |
Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en aan het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is gehecht, en onverminderd artikel 4 van dat protocol, neemt het Verenigd Koninkrijk niet deel aan de vaststelling van deze verordening, die derhalve niet bindend is voor, noch van toepassing is in het Verenigd Koninkrijk. |
(19) |
Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van deze verordening, die derhalve niet bindend is voor, noch van toepassing is in Denemarken, |
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EG) nr. 883/2004 en Verordening (EG) nr. 987/2009 zijn van toepassing op de onderdanen van derde landen die alleen door hun nationaliteit nog niet onder die verordeningen vallen, alsmede op hun gezinsleden en nabestaanden, mits zij legaal op het grondgebied van een lidstaat verblijven en zich in een situatie bevinden die niet in alle opzichten geheel in de interne sfeer van een enkele lidstaat ligt.
Artikel 2
Verordening (EG) nr. 859/2003 wordt ingetrokken tussen de lidstaten die door deze verordening gebonden zijn.
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig de Verdragen.
Gedaan te Straatsburg, 24 november 2010.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
J. BUZEK
Voor de Raad
De voorzitter
O. CHASTEL
(1) PB C 151 van 17.6.2008, blz. 50.
(2) Standpunt van het Europees Parlement van 9 juli 2008 (PB C 294 E van 3.12.2009, blz. 259); standpunt van de Raad in eerste lezing van 26 juli 2010 (PB C 253 E van 21.9.2010, blz. 1) en standpunt van het Europees Parlement van 7 oktober 2010 (nog niet in het Publicatieblad bekendgemaakt).
(3) Resolutie van het Europees Parlement van 27 oktober 1999 over de Europese Raad te Tampere (PB C 154 van 5.6.2000, blz. 63).
(4) EESC-advies van 26 september 1991 over de rechtspositie van werkzame migranten uit derde landen (PB C 339 van 31.12.1991, blz. 82).
(5) PB L 124 van 20.5.2003, blz. 1.
(6) PB L 166 van 30.4.2004, blz. 1.
(7) PB L 284 van 30.10.2009, blz. 1.