ISSN 1725-2598 doi:10.3000/17252598.L_2010.343.nld |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 343 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
53e jaargang |
Inhoud |
|
II Niet-wetgevingshandelingen |
Bladzijde |
|
|
INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN |
|
|
* |
||
|
|
VERORDENINGEN |
|
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
||
|
|
BESLUITEN |
|
|
|
2010/813/EU |
|
|
* |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
II Niet-wetgevingshandelingen
INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN
29.12.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 343/1 |
Informatie betreffende de datum van inwerkingtreding van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en Japan betreffende wederzijdse rechtshulp in strafzaken
De Overeenkomst tussen de Europese Unie en Japan betreffende wederzijdse rechtshulp in strafzaken (1), die op 30 november 2009 te Brussel en op 15 december 2009 te Tokio is ondertekend, treedt op 2 januari 2011 in werking, overeenkomstig artikel 31 van de overeenkomst.
(1) PB L 39 van 12.2.2010, blz. 20.
VERORDENINGEN
29.12.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 343/2 |
VERORDENING (EU) Nr. 1256/2010 VAN DE RAAD
van 17 december 2010
tot vaststelling, voor 2011, van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden welke in de Zwarte Zee van toepassing zijn
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 3,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig artikel 43, lid 3, van het Verdrag stelt de Raad op voorstel van de Commissie de maatregelen vast voor de vaststelling en verdeling van de vangstmogelijkheden. |
(2) |
Krachtens Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (1) moeten, met inachtneming van de beschikbare wetenschappelijke adviezen en met name van het verslag van het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij, maatregelen worden vastgesteld inzake de toegang tot wateren en hulpbronnen en de duurzame uitoefening van visserijactiviteiten. |
(3) |
De Raad moet maatregelen voor de vaststelling en verdeling van de vangstmogelijkheden vaststellen per visserijtak of groep visserijtakken, inclusief bepaalde voorwaarden die er functioneel verband mee houden. De vangstmogelijkheden moeten zo over de lidstaten worden verdeeld dat elke lidstaat een relatieve stabiliteit van de visserijactiviteiten voor elk bestand of elke visserij geniet, mede met inachtneming van de in Verordening (EG) nr. 2371/2002 vastgestelde doelstellingen van het gemeenschappelijke visserijbeleid. |
(4) |
De totaal toegestane vangsten (TAC’s) dienen te worden vastgesteld op basis van de beschikbare wetenschappelijke adviezen en met inachtneming van de biologische en sociaaleconomische aspecten, waarbij een gelijke behandeling van de visserijsectoren moet worden gegarandeerd, en in het licht van de standpunten die tijdens de raadpleging van de belanghebbende partijen naar voren worden gebracht. |
(5) |
De in de onderhavige verordening vastgestelde vangstmogelijkheden moeten worden gebruikt overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (2), en met name de artikelen 33 en 34 van de genoemde verordening over, respectievelijk, de registratie van de vangsten en de visserijinspanning en de melding van gegevens over de uitputting van de vangstmogelijkheden. Derhalve dient te worden gepreciseerd welke codes de lidstaten moeten gebruiken wanneer zij gegevens met betrekking tot de aanlandingen van onder de onderhavige verordening vallende bestanden aan de Commissie doen toekomen. |
(6) |
Op grond van artikel 2 van Verordening (EG) nr. 847/96 van de Raad van 6 mei 1996 tot invoering van aanvullende voorwaarden voor het meerjarenbeheer van de TAC’s en quota (3) moet worden bepaald voor welke bestanden de verschillende, in die verordening bedoelde maatregelen worden toegepast. |
(7) |
Om de visserijactiviteiten zonder onderbreking te kunnen voortzetten en om het inkomen van de vissers in de Europese Unie veilig te stellen, is het belangrijk dat deze visserijtakken op 1 januari 2011 met hun activiteiten van start kunnen gaan. Wegens haar dringend karakter moet deze verordening onmiddellijk na haar bekendmaking in werking treden, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
HOOFDSTUK I
ONDERWERP, TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES
Artikel 1
Onderwerp
Bij deze verordening worden voor het jaar 2011 de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden in de Zwarte Zee vastgesteld.
Artikel 2
Toepassingsgebied
Deze verordening is van toepassing op in de Zwarte Zee vissende EU-vaartuigen.
Artikel 3
Definities
Voor de toepassing van deze verordening gelden de volgende definities:
a) „GFCM”: de Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee;
b) „Zwarte Zee”: het geografische subgebied, zoals afgebakend bij resolutie GFCM/33/2009/2;
c) „EU-vaartuig”: een vissersvaartuig dat de vlag van een lidstaat voert en in de Unie is geregistreerd;
d) „totaal toegestane vangsten (TAC’s)”: de hoeveelheden die per bestand per jaar mogen worden gevangen;
e) „quotum”: een vast aandeel van de aan de Unie, een lidstaat of een derde land toegewezen TAC.
HOOFDSTUK II
VANGSTMOGELIJKHEDEN
Artikel 4
TAC’s en toewijzingen
De TAC’s, de toewijzing van deze TAC’s aan de lidstaten en de voorwaarden die er functioneel verband mee houden, worden vastgesteld in de bijlage.
Artikel 5
Bijzondere bepalingen inzake toewijzingen
De vangstmogelijkheden worden overeenkomstig de onderhavige verordening aan de lidstaten toegewezen onverminderd:
a) |
het ruilen van vangstmogelijkheden op grond van artikel 20, lid 5, van Verordening (EG) nr. 2371/2002; |
b) |
nieuwe toewijzingen op grond van artikel 37 van Verordening (EG) nr. 1224/2009; |
c) |
het aanlanden van extra hoeveelheden op grond van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96; |
d) |
overgedragen hoeveelheden op grond van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96; |
e) |
kortingen op grond van de artikelen 37, 105 en 107 van Verordening (EG) nr. 1224/2009. |
Artikel 6
Voorwaarden voor de aanlanding van vangsten en bijvangsten
Vis van bestanden waarvoor bij deze verordening vangstmogelijkheden zijn vastgesteld, mag slechts aan boord worden gehouden of aangeland mits:
a) |
die vis is gevangen met vaartuigen van een lidstaat die een quotum heeft en dat quotum nog niet is opgebruikt; of |
b) |
die vis deel uitmaakt van een quotum van de Unie dat niet in de vorm van quota over de lidstaten is verdeeld, en dat quotum van de Unie nog niet is opgebruikt. |
HOOFDSTUK III
SLOTBEPALINGEN
Artikel 7
Gegevensverstrekking
Wanneer de lidstaten overeenkomstig de artikelen 33 en 34 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 gegevens met betrekking tot de aanlanding van hoeveelheden gevangen vis aan de Commissie doen toekomen, gebruiken zij daarvoor de in de bijlage bij deze verordening vermelde bestandscodes.
Artikel 8
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2011.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 17 december 2010.
Voor de Raad
De voorzitter
S. VANACKERE
(1) PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59.
(2) PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.
(3) PB L 115 van 9.5.1996, blz. 3.
BIJLAGE
NAAR SOORT EN GEBIED UITGESPLITSTE TAC’s VOOR EU-VAARTUIGEN IN GEBIEDEN WAAR TAC’s GELDEN
De onderstaande tabellen bevatten de TAC’s en quota (in ton levend gewicht) per bestand en, in voorkomend geval, de voorwaarden die er functioneel verband mee houden.
De visbestanden zijn telkens vermeld in alfabetische volgorde op de Latijnse naam van de soort. In de onderstaande overzichtstabel staan naast de in deze verordening gebruikte Latijnse namen de corresponderende gewone namen vermeld:
Wetenschappelijke naam |
Drielettercode |
Gewone naam |
Psetta maxima |
TUR |
Tarbot |
Sprattus sprattus |
SPR |
Sprot |
|
|
|||||||
Bulgarije |
43,2 (1) |
|
||||||
Roemenië |
43,2 (1) |
|
||||||
EU |
86,4 (1) |
|
||||||
TAC |
Niet relevant |
Voorzorgs-TAC Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. |
|
|
|||||||
Bulgarije |
8 032,5 |
|
||||||
Roemenië |
3 442,5 |
|
||||||
EU |
11 475 |
|
||||||
TAC |
Niet relevant |
Analytische TAC Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. |
(1) Van 15 april tot en met 15 juni 2011 mag niet worden gevist.
29.12.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 343/5 |
VERORDENING (EU) Nr. 1257/2010 VAN DE RAAD
van 20 december 2010
houdende verlenging van de tijdelijke afwijkingsmaatregelen met betrekking tot Verordening nr. 1 van 15 april 1958 tot regeling van het taalgebruik in de Europese Economische Gemeenschap en Verordening nr. 1 van 15 april 1958 tot regeling van het taalgebruik in de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, die zijn ingevoerd bij Verordening (EG) nr. 920/2005
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 342,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Verordening (EG) nr. 920/2005 van de Raad van 13 juni 2005 tot wijziging van Verordening nr. 1 van 15 april 1958 tot regeling van het taalgebruik in de Europese Economische Gemeenschap en Verordening nr. 1 van 15 april 1958 tot regeling van het taalgebruik in de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, alsmede tot invoering van tijdelijke afwijkingsmaatregelen met betrekking tot deze verordeningen (1) heeft het Iers de status van officiële taal en van werktaal van de instellingen van de Unie verleend. |
(2) |
Verordening (EG) nr. 920/2005 voorziet erin dat de instellingen van de Unie om praktische redenen bij wijze van overgangsmaatregel niet de verplichting wordt opgelegd alle handelingen, met inbegrip van de arresten van het Hof van Justitie, in de Ierse taal te redigeren, respectievelijk te vertalen, met uitzondering van de verordeningen die door het Europees Parlement en de Raad gezamenlijk worden vastgesteld. Het is aan de Raad om binnen een termijn van vier jaar na de datum van toepassing van Verordening (EG) nr. 920/2005 en vervolgens om de vijf jaar te bepalen of deze afwijkingsmaatregel moet worden ingetrokken. |
(3) |
De instellingen van de Unie zullen initiatieven blijven nemen om de toegang van de burgers tot informatie over de activiteiten van de Unie in het Iers te verbeteren. Het blijft evenwel problematisch om voldoende Ierstalige vertalers, juristen-vertalers, tolken en assistenten aan te werven. Derhalve moet de afwijking waarin artikel 2, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 920/2005 voorziet, met ingang van 1 januari 2012 met een termijn van vijf jaar worden verlengd, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 2, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 920/2005 bedoelde afwijking wordt met ingang van 1 januari 2012 met een termijn van vijf jaar verlengd.
Dit artikel is niet van toepassing op de verordeningen die door het Europees Parlement en de Raad gezamenlijk worden vastgesteld.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2012.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 20 december 2010.
Voor de Raad
De voorzitster
J. SCHAUVLIEGE
(1) PB L 156 van 18.6.2005, blz. 3.
29.12.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 343/6 |
VERORDENING (EU) Nr. 1258/2010 VAN DE RAAD
van 20 december 2010
tot vaststelling, voor het visseizoen 2011, van de oriëntatieprijzen en de uniale productieprijzen voor bepaalde visserijproducten overeenkomstig Verordening (EG) nr. 104/2000
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 3,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Conform artikel 43, lid 3, van het Verdrag, dient de Raad op voorstel van de Commissie de maatregelen vast te stellen voor de vaststelling van de prijzen. |
(2) |
In Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad van 17 december 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector visserijproducten en producten van de aquacultuur (1) is bepaald dat voor elk visseizoen oriëntatieprijzen en uniale productieprijzen moeten worden vastgesteld om het prijspeil voor de interventies op de markt voor bepaalde visserijproducten vast te stellen. |
(3) |
Het is de verantwoordelijkheid van de Raad om voor elk van de in de bijlagen I en II bij Verordening (EG) nr. 104/2000 opgenomen producten en groepen producten de oriëntatieprijzen vast te stellen, en voor de in bijlage III bij die verordening opgenomen producten de uniale productieprijzen vast te stellen. |
(4) |
Op grond van de thans beschikbare gegevens betreffende de prijzen voor de betrokken producten en op grond van de in artikel 18, lid 2, van Verordening (EG) nr. 104/2000 vermelde criteria is het dienstig de oriëntatieprijzen voor het visseizoen 2011 naar gelang van de vissoort te verhogen, ongewijzigd te laten of te verlagen. |
(5) |
Het is dienstig de uniale productieprijs voor één van de producten van de lijst in bijlage III bij Verordening (EG) nr. 104/2000 vast te stellen en de uniale productieprijzen voor de andere producten te berekenen aan de hand van de bij Verordening (EG) nr. 802/2006 van de Commissie van 30 mei 2006 tot vaststelling van de aanpassingscoëfficiënten voor vis van de geslachten Thunnus en Euthynnus (2) vastgestelde aanpassingscoëfficiënten. |
(6) |
Uitgaande van de in artikel 18, lid 2, eerste en tweede streepje, en artikel 26, lid 1, van Verordening (EG) nr. 104/2000 vermelde criteria, moet de uniale productieprijs voor het visseizoen 2011 worden aangepast, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Voor het visseizoen van 1 januari tot en met 31 december 2011 zijn de in artikel 18, lid 1, van Verordening (EG) nr. 104/2000 bedoelde oriëntatieprijzen de in bijlage I bij deze verordening vermelde prijzen.
Artikel 2
Voor het visseizoen van 1 januari tot en met 31 december 2011 zijn de in artikel 26, lid 1, van Verordening (EG) nr. 104/2000 bedoelde uniale productieprijzen de in bijlage II bij de onderhavige verordening vermelde prijzen.
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2011.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 20 december 2010.
Voor de Raad
De voorzitster
J. SCHAUVLIEGE
(1) PB L 17 van 21.1.2000, blz. 22.
(2) PB L 144 van 31.5.2006, blz. 15.
BIJLAGE I
Bijlagen |
Soort Producten van de bijlagen I en II van Verordening (EG) nr. 104/2000 |
Aanbiedingsvorm |
Oriëntatieprijs (EUR/t) |
||
I |
|
In gehele staat |
274 |
||
|
In gehele staat |
574 |
|||
|
In gehele staat of ontdaan van ingewanden, met kop |
1 090 |
|||
|
In gehele staat of ontdaan van ingewanden, met kop |
704 |
|||
|
In gehele staat |
1 212 |
|||
|
In gehele staat of ontdaan van ingewanden, met kop |
1 589 |
|||
|
In gehele staat of ontdaan van ingewanden, met kop |
799 |
|||
|
In gehele staat of ontdaan van ingewanden, met kop |
956 |
|||
|
In gehele staat of ontdaan van ingewanden, met kop |
889 |
|||
|
In gehele staat of ontdaan van ingewanden, met kop |
1 153 |
|||
|
In gehele staat |
320 |
|||
|
In gehele staat |
285 |
|||
|
In gehele staat |
1 274 |
|||
|
In gehele staat of ontdaan van ingewanden, met kop van 1.1.2011 tot 30.4.2011 |
1 026 |
|||
In gehele staat of ontdaan van ingewanden, met kop van 1.5.2011 tot 31.12.2011 |
1 425 |
||||
|
In gehele staat of ontdaan van ingewanden, met kop |
3 318 |
|||
|
In gehele staat of ontdaan van ingewanden, met kop |
2 342 |
|||
|
In gehele staat of ontdaan van ingewanden, met kop |
803 |
|||
|
In gehele staat of ontdaan van ingewanden, met kop |
486 |
|||
|
In gehele staat |
2 308 |
|||
Ontdaan van ingewanden, met kop |
2 437 |
||||
|
In gehele staat |
1 781 |
|||
|
In gehele staat of ontdaan van ingewanden, met kop |
2 923 |
|||
Zonder kop |
6 015 |
||||
|
Enkel gekookt in water |
2 423 |
|||
|
Enkel gekookt in water |
6 668 |
|||
Vers of gekoeld |
1 614 |
||||
|
In gehele staat |
1 676 |
|||
|
In gehele staat |
5 119 |
|||
Staarten |
3 979 |
||||
|
In gehele staat of ontdaan van ingewanden, met kop |
6 843 |
|||
II |
|
Bevroren, in oorspronkelijke verpakking, bevattende homogene producten |
1 916 |
||
|
Bevroren, in gehele staat, in oorspronkelijke verpakking, bevattende homogene producten |
1 232 |
|||
Bevroren, filets, in oorspronkelijke verpakking, bevattende homogene producten |
1 498 |
||||
|
Bevroren, in partijen of in oorspronkelijke verpakking, bevattende homogene producten |
1 447 |
|||
|
Bevroren, in gehele staat, in oorspronkelijke verpakking, bevattende homogene producten |
4 058 |
|||
|
Bevroren, in oorspronkelijke verpakking, bevattende homogene producten |
1 915 |
|||
|
Bevroren, in oorspronkelijke verpakking, bevattende homogene producten |
2 161 |
|||
|
Bevroren, in oorspronkelijke verpakking, bevattende homogene producten |
1 173 |
|||
|
Bevroren, in oorspronkelijke verpakking, bevattende homogene producten |
961 |
|||
|
Bevroren, in oorspronkelijke verpakking, bevattende homogene producten |
873 |
|||
|
|
|
|||
|
Bevroren, in oorspronkelijke verpakking, bevattende homogene producten |
4 072 |
|||
|
Bevroren, in oorspronkelijke verpakking, bevattende homogene producten |
7 813 |
BIJLAGE II
Soort producten van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 104/2000 |
Gewicht |
Handelskenmerken |
Uniale productieprijs (EUR/t) |
Geelvintonijn (Thunnus albacares) |
met een gewicht van meer dan 10 kg per stuk |
In gehele staat |
1 200 |
Ontdaan van ingewanden en kieuwen |
|
||
Overige |
|
||
met een gewicht van niet meer dan 10 kg per stuk |
In gehele staat |
|
|
Ontdaan van ingewanden en kieuwen |
|
||
Overige |
|
||
Witte tonijn (Thunnus alalunga) |
met een gewicht van meer dan 10 kg per stuk |
In gehele staat |
|
Ontdaan van ingewanden en kieuwen |
|
||
Overige |
|
||
met een gewicht van niet meer dan 10 kg per stuk |
In gehele staat |
|
|
Ontdaan van ingewanden en kieuwen |
|
||
Overige |
|
||
Gestreepte tonijn (Katsuwonus pelamis) |
|
In gehele staat |
|
|
Ontdaan van ingewanden en kieuwen |
|
|
|
Overige |
|
|
Blauwvintonijn (Thunnus thynnus) |
|
In gehele staat |
|
|
Ontdaan van ingewanden en kieuwen |
|
|
|
Overige |
|
|
Andere soorten van de geslachten Thunnus en Euthynnus |
|
In gehele staat |
|
|
Ontdaan van ingewanden en kieuwen |
|
|
|
Overige |
|
29.12.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 343/10 |
VERORDENING (EU) Nr. 1259/2010 VAN DE RAAD
van 20 december 2010
tot nauwere samenwerking op het gebied van het toepasselijke recht inzake echtscheiding en scheiding van tafel en bed
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 81, lid 3,
Gezien Besluit 2010/405/EU van de Raad van 12 juli 2010 houdende machtiging om nauwere samenwerking aan te gaan op het gebied van het toepasselijke recht inzake echtscheiding en scheiding van tafel en bed (1),
Gezien het voorstel van de Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van het Europees Parlement,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité,
Handelend volgens een bijzondere wetgevingsprocedure,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Unie heeft zich ten doel gesteld een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht te handhaven en te ontwikkelen, waarin het vrije verkeer van personen gewaarborgd is. Met het oog op de geleidelijke totstandbrenging van die ruimte dient de Unie maatregelen te nemen op het gebied van de justitiële samenwerking in burgerlijke zaken met grensoverschrijdende gevolgen, met name voor zover dit nodig is voor de goede werking van de interne markt. |
(2) |
Volgens artikel 81 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie worden hiermee onder meer maatregelen bedoeld die de verenigbaarheid van de in de lidstaten geldende collisieregels beogen. |
(3) |
Op 14 maart 2005 heeft de Commissie een groenboek over het toepasselijke recht en de rechterlijke bevoegdheid in echtscheidingszaken goedgekeurd. Dit groenboek gaf de aanzet tot een brede openbare raadpleging over mogelijke oplossingen voor de problemen die in de huidige situatie kunnen ontstaan. |
(4) |
Op 17 juli 2006 heeft de Commissie een voorstel ingediend voor een verordening houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad (2) wat de bevoegdheid betreft en tot invoeging van regels inzake toepasselijk recht in huwelijkszaken. |
(5) |
Tijdens de zitting van 5 en 6 juni 2008 in Luxemburg kwam de Raad tot de conclusie dat er over dit voorstel geen unanimiteit was en dat onoverkomelijke moeilijkheden beletten die unanimiteit nu of in de afzienbare toekomst te bewerkstelligen. Hij constateerde dat de met het voorstel beoogde doelen niet binnen een redelijke termijn op grond van de ter zake geldende bepalingen van de Verdragen konden worden verwezenlijkt. |
(6) |
België, Bulgarije, Duitsland, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Italië, Letland, Luxemburg, Hongarije, Malta, Oostenrijk, Portugal, Roemenië en Slovenië dienden vervolgens bij de Commissie een verzoek in waarin zij het voornemen te kennen gaven om onderling een nauwere samenwerking aan te gaan op het gebied van het toepasselijke recht in huwelijkszaken. Griekenland trok op 3 maart 2010 zijn verzoek in. |
(7) |
Op 12 juli 2010 heeft de Raad Besluit 2010/405/EU vastgesteld, houdende machtiging om nauwere samenwerking aan te gaan op het gebied van het toepasselijke recht inzake echtscheiding en scheiding van tafel en bed. |
(8) |
Luidens artikel 328, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie staat nauwere samenwerking open voor alle lidstaten op het moment waarop zij wordt aangegaan, mits de deelnemingsvoorwaarden worden nageleefd die eventueel zijn vastgesteld bij het besluit waarbij toestemming wordt verleend. Deelneming op een later tijdstip blijft steeds mogelijk, mits, naast de bedoelde voorwaarden, de in dit kader reeds vastgestelde handelingen worden nageleefd. De Commissie en de aan een nauwere samenwerking deelnemende lidstaten zien erop toe dat zoveel mogelijk lidstaten worden gestimuleerd deel te nemen. Deze verordening dient in al haar onderdelen verbindend te zijn, en overeenkomstig de Verdragen slechts in de deelnemende lidstaten rechtstreeks toepasselijk te zijn. |
(9) |
Deze verordening moet een duidelijk en volledig rechtskader bieden voor het op echtscheiding en scheiding van tafel en bed toepasselijke recht in de deelnemende lidstaten en de burgers oplossingen aanreiken die rechtszekerheid, voorspelbaarheid en flexibiliteit waarborgen; tevens moet de verordening situaties voorkomen waarin de ene echtgenoot de andere tracht voor te zijn met het aanvragen van de echtscheiding om te bereiken dat de procedure wordt beheerst door het recht van een bepaald land, dat deze echtgenoot gunstiger acht voor de verdediging van zijn belangen. |
(10) |
Het materiële toepassingsgebied en de bepalingen van deze verordening moeten in overeenstemming zijn met Verordening (EG) nr. 2201/2003. De onderhavige verordening mag echter niet van toepassing zijn op de nietigverklaring van het huwelijk. Deze verordening mag uitsluitend van toepassing zijn op de ontbinding of versoepeling van de huwelijksband. Het krachtens de collisieregels van deze verordening vastgestelde recht moet worden toegepast op de gronden van de echtscheiding en de scheiding van tafel en bed. Prealabele zaken, zoals de handelingsbekwaamheid en de geldigheid van het huwelijk, alsmede aangelegenheden zoals de gevolgen van echtscheiding of scheiding van tafel en bed uit het oogpunt van vermogensrecht, naam, ouderlijke verantwoordelijkheid, onderhoudsverplichtingen, en andere bijkomende maatregelen moeten door de collisieregels die van toepassing zijn in de betrokken lidstaten, worden vastgesteld. |
(11) |
Het territoriale toepassingsgebied van deze verordening wordt duidelijk afgebakend door te bepalen welke lidstaten aan de nauwere samenwerking deelnemen. |
(12) |
Deze verordening moet een universeel karakter hebben, dit wil zeggen dat de uniforme collisieregels die erin vervat zijn het recht moeten kunnen aanwijzen van een deelnemende lidstaat, van een niet-deelnemende lidstaat of van een staat die geen lid is van de Europese Unie. |
(13) |
Deze verordening is van toepassing ongeacht de aard van het gerecht waarbij de zaak aanhangig wordt gemaakt. In voorkomend geval moet de rechter worden geacht in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 2201/2003 te zijn geadieerd. |
(14) |
Wil men bereiken dat de echtgenoten de vrijheid hebben een toepasselijk recht te kiezen waarmee zij nauwe banden hebben, en dat, ook bij gebreke van een keuze, een dergelijk recht hun echtscheiding of scheiding van tafel en bed beheerst, dan moet dat recht tevens van toepassing zijn als het niet het recht van een deelnemende lidstaat is. Indien het recht van een andere lidstaat wordt aangewezen, kan het netwerk bedoeld in Beschikking 2001/470/EG van de Raad van 28 mei 2001 betreffende de oprichting van een Europees justitieel netwerk in burgerlijke en handelszaken (3), de rechterlijke instanties informatie verstrekken over de inhoud van het buitenlandse recht. |
(15) |
De mobiliteit van de burgers verhogen vereist enerzijds meer flexibiliteit en anderzijds grotere rechtszekerheid. Om dat doel te bereiken moet deze verordening aan de partijen in een procedure van echtscheiding of scheiding van tafel en bed een grotere autonomie geven door hen tot op zekere hoogte de mogelijkheid te bieden het recht te kiezen dat hun echtscheiding of scheiding van tafel en bed beheerst. |
(16) |
De echtgenoten moeten als het op hun echtscheiding of scheiding van tafel en bed toepasselijke recht het recht kunnen kiezen van een land waarmee zij een bijzondere band hebben, of het recht van de staat waar de zaak aanhangig is. Het door de echtgenoten gekozen recht moet in overeenstemming zijn met de grondrechten zoals die zijn erkend door de Verdragen en door het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. |
(17) |
Het is belangrijk dat de echtgenoten, voordat zij het toepasselijke recht kiezen, actuele informatie kunnen krijgen over de belangrijkste aspecten van het nationale recht, van het recht van de Unie en van de procedures van echtscheiding en scheiding van tafel en bed. Om te garanderen dat zij relevante informatie van goede kwaliteit kunnen krijgen, werkt de Commissie deze informatie voortdurend bij in het internetinformatiesysteem voor het publiek, dat is opgezet bij Beschikking 2001/470/EG van de Raad. |
(18) |
Dat beide echtgenoten een geïnformeerde keuze kunnen maken, is in deze verordening van wezenlijk belang. Elke echtgenoot moet precies weten wat de juridische en sociale consequenties van de keuze van het toepasselijke recht zijn. De mogelijkheid om in onderling overleg het toepasselijke recht te kiezen moet de rechten van beide echtgenoten en hun gelijke kansen onverlet laten. In dit verband moeten de rechters in de deelnemende staten zich ervan bewust zijn hoe belangrijk het is dat beide echtgenoten met betrekking tot de juridische consequenties van de gesloten overeenkomst een geïnformeerde keuze kunnen maken. |
(19) |
De materiële en formele geldigheid moet aan regels worden onderworpen, zodat de echtgenoten een beter geïnformeerde keuze kunnen maken en hun instemming wordt geëerbiedigd, en aldus rechtszekerheid en een toegankelijker rechtsbedeling worden bewerkstelligd. Wat de formele geldigheid betreft, moeten bepaalde maatregelen worden getroffen die waarborgen dat de echtgenoten zich bewust zijn van de consequenties van hun keuze. De overeenkomst over de keuze van het toepasselijke recht moet minstens schriftelijk worden vastgelegd, gedateerd zijn en door beide partijen worden ondertekend. Indien evenwel het recht van de deelnemende lidstaat waar beide echtgenoten op het tijdstip van sluiting van de overeenkomst hun gewone verblijfplaats hebben, voorziet in bijkomende vormvoorschriften, moeten deze in acht worden genomen. Dergelijke bijkomende vormvoorschriften kunnen bijvoorbeeld bestaan in de eis dat de overeenkomst wordt opgenomen in een huwelijkscontract. Indien de echtgenoten op het tijdstip van sluiting van de overeenkomst hun gewone verblijfplaats hebben in verschillende deelnemende lidstaten waarvan de wetgeving in verschillende vormvoorschriften voorziet, volstaat het dat de vormvoorschriften van een van deze staten worden nageleefd. Indien slechts een van de echtgenoten op het tijdstip van sluiting van de overeenkomst zijn gewone verblijfplaats heeft in een deelnemende lidstaat waarvan de wetgeving in bijkomende vormvoorschriften voorziet, moeten deze voorschriften worden nageleefd. |
(20) |
Een overeenkomst tot aanwijzing van het toepasselijke recht moet kunnen worden gesloten en gewijzigd tot op het tijdstip waarop de zaak aanhangig wordt gemaakt, en zelfs, indien het recht van de staat waar de zaak aanhangig is dit toestaat, tijdens de procedure. In dit geval moet het volstaan dat de rechter akte neemt van de rechtskeuze, conform het recht van de staat waar de zaak aanhangig is. |
(21) |
Voor het geval dat geen rechtskeuze is gemaakt, moet deze verordening voorzien in geharmoniseerde collisieregels, met een reeks opeenvolgende aanknopingspunten die gebaseerd zijn op het bestaan van een nauwe band tussen de echtgenoten en het betrokken rechtsstelsel, om de rechtszekerheid en de voorspelbaarheid te waarborgen en om situaties te voorkomen waarin de ene echtgenoot de andere tracht voor te zijn met het aanvragen van de echtscheiding om ervoor te zorgen dat de procedure wordt beheerst door een bepaald rechtsstelsel, dat deze echtgenoot gunstiger acht voor de verdediging van zijn belangen. Deze aanknopingspunten moeten zo worden gekozen dat de procedure betreffende echtscheiding of scheiding van tafel en bed wordt beheerst door een rechtsstelsel waarmee de echtgenoten een nauwe band hebben. |
(22) |
In de gevallen waarin deze verordening nationaliteit als aanknopingspunt voor de toepassing van het recht van een bepaalde staat hanteert, is ten aanzien van meervoudige nationaliteit het nationale recht van toepassing, met dien verstande dat de algemene beginselen van de Europese Unie ten volle moeten worden geëerbiedigd. |
(23) |
Indien de rechter geadieerd wordt tot omzetting van een scheiding van tafel en bed in een echtscheiding, dient bij gebreke van een rechtskeuze door de partijen de wet die op de scheiding van tafel en bed is toegepast, ook op de echtscheiding van toepassing te zijn. Deze continuïteit komt de voorspelbaarheid voor de partijen en de rechtszekerheid ten goede. Indien de wet die op de scheiding van tafel en bed van toepassing is geweest, niet in een omzetting van de scheiding van tafel en bed in een echtscheiding voorziet, wordt de echtscheiding beheerst door de collisieregels welke gelden bij gebreke van een rechtskeuze. Dit mag de echtgenoten niet belemmeren een echtscheiding aan te vragen op basis van andere regels in deze verordening. |
(24) |
In bepaalde gevallen evenwel, meer bepaald indien het toepasselijke recht niet voorziet in de mogelijkheid van echtscheiding of aan een van beide echtgenoten op grond van diens sekse geen gelijke toegang tot echtscheiding of scheiding van tafel en bed verleent, dient het recht van de staat waar de zaak aanhangig is te worden toegepast. Dit moet echter onverlet laten dat een lidstaat zich op de openbare orde kan beroepen. |
(25) |
Met het oog op het algemeen belang moeten de rechterlijke instanties van de deelnemende lidstaten in uitzonderlijke omstandigheden de mogelijkheid hebben om een bepaling van buitenlands recht niet toe te passen indien dit in een bepaalde zaak kennelijk onverenigbaar is met de openbare orde van het land van de rechter. De rechterlijke instanties mogen zich echter niet op de exceptie van de openbare orde kunnen beroepen om een bepaling van het recht van een andere staat terzijde te schuiven, als dit strijdig zou zijn met het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, en met name artikel 21 daarvan, dat elke vorm van discriminatie verbiedt. |
(26) |
In de gevallen waarin in deze verordening gewag wordt gemaakt van het feit dat het recht van de deelnemende lidstaat waar de rechter wordt geadieerd niet in echtscheiding voorziet, moet daaraan de uitleg worden gegeven dat het recht van die lidstaat het instituut van de echtscheiding in het geheel niet kent. In dit geval moet het gerecht niet krachtens deze verordening verplicht zijn een echtscheiding uit te spreken. In de gevallen waarin in deze verordening gewag wordt gemaakt van het feit dat het recht van de deelnemende lidstaat waar de rechter wordt geadieerd het huwelijk niet als geldig beschouwt met het oog op een echtscheidingsprocedure, moet daaraan onder meer de uitleg worden gegeven dat het bedoelde huwelijk volgens het recht van die lidstaat niet bestaat. In dit geval moet het gerecht niet krachtens deze verordening verplicht zijn een echtscheiding of een scheiding van tafel en bed uit te spreken. |
(27) |
Aangezien er staten en deelnemende lidstaten zijn waar twee of meer rechtsstelsels of regelingen betreffende de bij deze verordening geregelde aangelegenheden naast elkaar bestaan, moet worden bepaald in welke mate de bepalingen van deze verordening van toepassing zijn in de verschillende territoriale eenheden van deze staten en deelnemende lidstaten, of op verschillende categorieën personen met een verschillend personeel statuut uit die staten en deelnemende lidstaten. |
(28) |
Bij gebreke van regels tot aanwijzing van het toepasselijke recht, moeten partijen die het recht kiezen van de staat van de nationaliteit van een hunner, welke staat verschillende territoriale eenheden met een eigen rechtsstelsel of regeling betreffende echtscheiding telt, terzelfder tijd verklaren van welke territoriale eenheid zij samen het recht hebben gekozen. |
(29) |
Aangezien de doelstellingen van deze verordening, te weten een grotere rechtszekerheid, voorspelbaarheid en flexibiliteit bij internationale procedures in huwelijkszaken, en bijgevolg de bevordering van het vrije verkeer van personen binnen de Europese Unie, niet voldoende door de lidstaten alleen kunnen worden bereikt, en derhalve, vanwege de omvang en de gevolgen van deze verordening, beter door de Unie kunnen worden gerealiseerd, kan de Unie maatregelen nemen, in voorkomend geval door middel van een nauwere samenwerking, overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel dat is neergelegd in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze verordening niet verder dan hetgeen nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken. |
(30) |
Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en de beginselen die zijn erkend bij het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, en met name bij artikel 21 daarvan, dat elke discriminatie met name op grond van geslacht, ras, kleur, etnische of sociale afkomst, genetische kenmerken, taal, godsdienst of overtuiging, politieke of andere denkbeelden, het behoren tot een nationale minderheid, vermogen, geboorte, een handicap, leeftijd of seksuele gerichtheid verbiedt. Deze verordening moet door de rechterlijke instanties van de deelnemende lidstaten worden toegepast met eerbiediging van deze rechten en beginselen, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
HOOFDSTUK I
TOEPASSINGSGEBIED, VERHOUDING TOT VERORDENING (EG) Nr. 2201/2003, DEFINITIES EN UNIVERSELE TOEPASSING
Artikel 1
Toepassingsgebied
1. Deze verordening is van toepassing in gevallen van een wetsconflict met betrekking tot echtscheiding en scheiding van tafel en bed.
2. Deze verordening is niet van toepassing met betrekking tot de volgende aangelegenheden, zelfs indien deze slechts als prealabele vraag in de context van een procedure tot echtscheiding of scheiding van tafel en bed aan de orde komen:
a) |
de handelingsbekwaamheid van natuurlijke personen; |
b) |
het bestaan, de geldigheid of de erkenning van een huwelijk; |
c) |
de nietigverklaring van een huwelijk; |
d) |
de naam van de echtgenoten; |
e) |
de vermogensrechtelijke gevolgen van het huwelijk; |
f) |
ouderlijke verantwoordelijkheid; |
g) |
onderhoudsverplichtingen; |
h) |
trusts of erfopvolgingen. |
Artikel 2
Verhouding tot Verordening (EG) nr. 2201/2003
Deze verordening laat de toepassing van Verordening (EG) nr. 2201/2003 onverlet.
Artikel 3
Definities
In deze verordening wordt verstaan onder:
1. |
„deelnemende lidstaat”, een lidstaat die krachtens Besluit 2010/405/EU of krachtens een besluit dat overeenkomstig artikel 331, lid 1, tweede of derde alinea, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is vastgesteld, deelneemt aan de nauwere samenwerking op het gebied van het toepasselijke recht inzake echtscheiding en scheiding van tafel en bed; |
2. |
„gerecht”, alle autoriteiten in de deelnemende lidstaten die bevoegd zijn ter zake van de aangelegenheden die binnen het toepassingsgebied van deze verordening vallen. |
Artikel 4
Universele toepassing
Het bij deze verordening aangewezen recht is toepasselijk, ongeacht of dit het recht van een deelnemende lidstaat is.
HOOFDSTUK II
UNIFORME REGELS INZAKE HET OP ECHTSCHEIDING EN SCHEIDING VAN TAFEL EN BED TOEPASSELIJKE RECHT
Artikel 5
Rechtskeuze door de partijen
1. De echtgenoten kunnen overeenkomen het op echtscheiding en scheiding van tafel en bed toepasselijke recht aan te wijzen, mits dit een van de volgende rechtsstelsels is:
a) |
het recht van de staat waar de echtgenoten op het tijdstip van sluiting van de overeenkomst hun gewone verblijfplaats hebben; of |
b) |
het recht van de staat waar de echtgenoten laatstelijk hun gewone verblijfplaats hadden, indien een van hen op het tijdstip van sluiting van de overeenkomst daar nog verblijft; of |
c) |
het recht van de staat waarvan een van de echtgenoten op het tijdstip van sluiting van de overeenkomst de nationaliteit heeft; of |
d) |
het recht van de staat waar de zaak aanhangig wordt gemaakt. |
2. Onverminderd lid 3 kan een overeenkomst houdende rechtskeuze te allen tijde worden gesloten en gewijzigd, doch uiterlijk op het tijdstip waarop de zaak aanhangig wordt gemaakt.
3. Indien het recht van de staat waar de zaak aanhangig wordt gemaakt hierin voorziet, kunnen de echtgenoten het toepasselijke recht in de loop van de procedure bepalen. Eveneens volgens het recht van deze staat neemt de rechter akte van de rechtskeuze.
Artikel 6
Instemming en materiële geldigheid
1. Het bestaan en de geldigheid van een rechtskeuzeovereenkomst of van een bepaling daarvan worden beheerst door het recht dat ingevolge deze verordening toepasselijk zou zijn, indien de overeenkomst of de bepaling geldig zou zijn.
2. Niettemin kan een partij zich, voor het bewijs dat zij haar toestemming niet heeft verleend, beroepen op het recht van het land waar zij op het tijdstip waarop de rechter wordt geadieerd haar gewone verblijfplaats heeft, indien uit de omstandigheden blijkt dat het niet redelijk zou zijn de gevolgen van haar gedrag te laten bepalen door het in lid 1 bedoelde recht.
Artikel 7
Formele geldigheid
1. De in artikel 5, leden 1 en 2, bedoelde rechtskeuze geschiedt bij een schriftelijke overeenkomst, die door beide echtgenoten wordt gedagtekend en ondertekend. Als schriftelijk wordt aangemerkt elke elektronische mededeling waardoor de overeenkomst duurzaam wordt vastgelegd.
2. Indien echter, volgens het recht van de deelnemende lidstaat waar beide echtgenoten bij het sluiten van de overeenkomst hun gewone verblijfplaats hebben, de rechtskeuzeovereenkomst aan bijkomende vormvoorschriften is onderworpen, moeten deze voorschriften in acht worden genomen.
3. Indien de echtgenoten op het tijdstip van sluiting van de overeenkomst hun gewone verblijfplaats hebben in verschillende deelnemende lidstaten met onderling verschillende vormvoorschriften, is de overeenkomst naar de vorm geldig indien zij aan de voorschriften van een dezer lidstaten voldoet.
4. Indien slechts een van de echtgenoten op het tijdstip van sluiting van de overeenkomst zijn gewone verblijfplaats heeft in een deelnemende lidstaat met bijkomende vormvoorschriften voor dit soort overeenkomst, zijn deze voorschriften van toepassing.
Artikel 8
Het bij gebreke van een rechtskeuze door de partijen toepasselijke recht
Indien geen rechtskeuze in de zin van artikel 5 heeft plaatsgevonden, worden echtscheiding en scheiding van tafel en bed beheerst door het recht van de staat:
a) |
waar de echtgenoten op het tijdstip van aanhangigmaking van de zaak hun gewone verblijfplaats hebben; of, bij gebreke daarvan, |
b) |
waar de echtgenoten hun laatste gewone verblijfplaats hadden, voor zover dat verblijf niet meer dan één jaar vóór de aanhangigmaking van de zaak is geëindigd, en mits een van de echtgenoten op het tijdstip van aanhangigmaking nog in die staat verblijft; of, bij gebreke daarvan, |
c) |
waarvan beide echtgenoten op het ogenblik van de aanhangigmaking van de zaak onderdaan waren; of, bij gebreke daarvan, |
d) |
waar de zaak aanhangig wordt gemaakt. |
Artikel 9
Omzetting van scheiding van tafel en bed in echtscheiding
1. In het geval van omzetting van scheiding van tafel en bed in echtscheiding is het op de echtscheiding toepasselijke recht, bij gebreke van een rechtskeuze overeenkomstig artikel 5, het recht dat van toepassing was op de scheiding van tafel en bed.
2. Indien echter de wet die op de scheiding van tafel en bed van toepassing is geweest, niet in een omzetting van de scheiding van tafel en bed in een echtscheiding voorziet, is artikel 8 van toepassing, behoudens rechtskeuze door de partijen overeenkomstig artikel 5.
Artikel 10
Toepassing van het recht van de geadieerde rechter
Indien het krachtens artikel 5 of artikel 8 toepasselijke recht niet voorziet in de mogelijkheid van echtscheiding, dan wel aan een van beide echtgenoten op grond van diens sekse geen gelijke toegang tot echtscheiding of scheiding van tafel en bed verleent, is het recht van de staat waar de zaak aanhangig is van toepassing.
Artikel 11
Uitsluiting van renvoi
In de gevallen waarin deze verordening de toepassing van het recht van een staat voorschrijft, worden daaronder verstaan de rechtsregels welke in die staat gelden, met uitsluiting van de regels van internationaal privaatrecht.
Artikel 12
Openbare orde
De toepassing van een bepaling van het bij deze verordening aangewezen recht kan slechts terzijde worden gesteld, indien deze toepassing kennelijk onverenigbaar is met de openbare orde van de staat waar de zaak aanhangig is.
Artikel 13
Verschillen in nationaal recht
De rechter van een deelnemende lidstaat waarvan het recht niet in echtscheiding voorziet of waar het huwelijk niet als geldig wordt beschouwd met het oog op een echtscheidingsprocedure, is krachtens deze verordening in genen dele verplicht een echtscheiding uit te spreken.
Artikel 14
Staten met twee of meer rechtsstelsels — Territoriale wetsconflicten
Ten aanzien van een staat met meerdere territoriale eenheden die betreffende de onderwerpen waarop deze verordening van toepassing is elk een eigen rechtsstelsel of regeling hebben,
a) |
wordt een verwijzing naar het recht van die staat, voor het bepalen van het overeenkomstig deze verordening toe te passen recht, uitgelegd als een verwijzing naar het geldende recht in de desbetreffende territoriale eenheid; |
b) |
wordt een verwijzing naar de gewone verblijfplaats in die staat uitgelegd als een verwijzing naar de gewone verblijfplaats in een territoriale eenheid; |
c) |
wordt een verwijzing naar de nationaliteit uitgelegd als een verwijzing naar de door het recht van die staat aangewezen territoriale eenheid of, bij gebreke van ter zake dienende regels, naar de door de partijen gekozen territoriale eenheid, of bij gebreke van keuze, naar de territoriale eenheid waarmee de echtgenoten of een hunner het nauwst verbonden is. |
Artikel 15
Staten met twee of meer rechtsstelsels — Personele wetsconflicten
Ten aanzien van een staat waar betreffende de onderwerpen waarop deze verordening van toepassing is twee of meer rechtsstelsels of regelingen gelden ten aanzien van verschillende categorieën personen, wordt elke verwijzing naar het recht van die staat uitgelegd als een verwijzing naar het rechtsstelsel dat is aangewezen door de in die staat geldende regels. Bij gebreke van zulke regels wordt het rechtsstelsel of de regeling toegepast waarmee de echtgenoten of een hunner het nauwst verbonden is.
Artikel 16
Niet-toepassing van deze verordening op interne wetsconflicten
Een deelnemende lidstaat waar betreffende de onderwerpen waarop deze verordening van toepassing is verschillende rechtsstelsels of regelingen gelden, hoeft deze verordening niet toe te passen op wetsconflicten welke uitsluitend tussen die rechtsstelsels of regelingen rijzen.
HOOFDSTUK III
OVERIGE BEPALINGEN
Artikel 17
Informatieverstrekking door de deelnemende lidstaten
1. Uiterlijk op 21 september 2011 stellen de deelnemende lidstaten, in voorkomend geval, de Commissie in kennis van hun nationale bepalingen inzake:
a) |
de vormvoorschriften die van toepassing zijn op rechtskeuzeovereenkomsten in de zin van artikel 7, leden 2 tot en met 4; en |
b) |
de mogelijkheid om rechtskeuze uit te oefenen overeenkomstig artikel 5, lid 3. |
De deelnemende lidstaten stellen de Commissie in kennis van elke wijziging van deze bepalingen.
2. De overeenkomstig lid 1 meegedeelde informatie wordt door de Commissie met passende middelen, met name via de website van het Europees justitieel netwerk in burgerlijke en handelszaken, openbaar gemaakt.
Artikel 18
Overgangsbepalingen
1. Deze verordening is van toepassing op de rechtszaken die worden ingeleid na 21 juni 2012, en op de overeenkomsten welke vanaf die datum op grond van artikel 5 worden gesloten.
Een rechtskeuzeovereenkomst die vóór 21 juni 2012 is gesloten, heeft echter eveneens uitwerking indien zij voldoet aan de voorwaarden van de artikelen 6 en 7.
2. Deze verordening laat onverlet de rechtskeuzeovereenkomsten die zijn gesloten overeenkomstig het recht van de deelnemende lidstaat waar de zaak vóór 21 juni 2012 aanhangig is gemaakt.
Artikel 19
Verhouding tot bestaande internationale overeenkomsten
1. Onverminderd de verplichtingen van de deelnemende lidstaten ingevolge artikel 351 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, laat deze verordening onverlet de toepassing van internationale overeenkomsten waarbij een of meer lidstaten partij zijn op het tijdstip van de vaststelling van deze verordening of op het tijdstip van de vaststelling van het besluit uit hoofde van artikel 331, lid 1, tweede of derde alinea, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en die collisieregels betreffende echtscheiding of scheiding van tafel en bed bevatten.
2. Deze verordening heeft evenwel tussen de deelnemende lidstaten voorrang boven uitsluitend tussen twee of meer lidstaten gesloten overeenkomsten betreffende aangelegenheden waarop deze verordening van toepassing is.
Artikel 20
Herzieningsclausule
1. Uiterlijk op 31 december 2015 en vervolgens om de vijf jaar dient de Commissie bij het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité een verslag in over de toepassing van deze verordening. Het verslag gaat zo nodig vergezeld van voorstellen tot aanpassing van deze verordening.
2. Te dien einde stellen de deelnemende lidstaten de Commissie in kennis van alle ter zake dienende informatie over de toepassing van deze verordening door de nationale rechter.
HOOFDSTUK IV
SLOTBEPALINGEN
Artikel 21
Inwerkingtreding en datum van toepassing
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking evan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 21 juni 2012, met uitzondering van artikel 17, dat van toepassing is met ingang van 21 juni 2011.
Ten aanzien van de deelnemende lidstaten die deelnemen aan de nauwere samenwerking op grond van een besluit dat is vastgesteld overeenkomstig artikel 331, lid 1, tweede of derde alinea, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, is deze verordening van toepassing met ingang van de in dat besluit genoemde datum.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is overeenkomstig de Verdragen rechtstreeks toepasselijk in elke deelnemende lidstaat.
Gedaan te Brussel, 20 december 2010.
Voor de Raad
De voorzitster
J. SCHAUVLIEGE
(1) PB L 189 van 22.7.2010, blz. 12.
(2) Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad van 27 november 2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid (PB L 338 van 23.12.2003, blz. 1).
(3) PB L 174 van 27.6.2001, blz. 25.
29.12.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 343/17 |
VERORDENING (EU) Nr. 1260/2010 VAN DE COMMISSIE
van 22 december 2010
houdende bekendmaking, voor 2011, van de bij Verordening (EEG) nr. 3846/87 vastgestelde landbouwproductennomenclatuur voor de uitvoerrestituties
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1),
Gezien Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie van 17 december 1987 tot vaststelling van de landbouwproductennomenclatuur voor de uitvoerrestituties (2), en met name artikel 3, vierde alinea,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De volledige versie van de restitutienomenclatuur die op 1 januari 2011 geldt, zoals die volgt uit de regelgevende bepalingen betreffende uitvoerregelingen voor landbouwproducten, moet worden bekendgemaakt. |
(2) |
Verordening (EU) nr. 1298/2009 van de Commissie van 18 december 2009 houdende bekendmaking, voor 2010, van de bij Verordening (EEG) nr. 3846/87 vastgestelde landbouwproductennomenclatuur voor de uitvoerrestituties (3) dient derhalve te worden ingetrokken, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EEG) nr. 3846/87 wordt als volgt gewijzigd:
(1) |
Bijlage I wordt vervangen door de tekst in bijlage I bij de onderhavige verordening. |
(2) |
Bijlage II wordt vervangen door de tekst in bijlage II bij de onderhavige verordening. |
Artikel 2
Verordening (EU) nr. 1298/2009 wordt ingetrokken.
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2011.
Zij vervalt op 31 december 2011.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 22 december 2010.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
(2) PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1.
(3) PB L 353 van 31.12.2009, blz. 9.
BIJLAGE I
„BIJLAGE I
LANDBOUWPRODUCTENNOMENCLATUUR VOOR DE UITVOERRESTITUTIES
INHOUD
Sector
1. |
Granen, bepaalde soorten van meel, gries en griesmeel van tarwe of van rogge |
2. |
Rijst en breukrijst |
3. |
Op basis van granen en rijst verwerkte producten |
4. |
Mengvoeders op basis van granen |
5. |
Rundvlees |
6. |
Varkensvlees |
7. |
Pluimveevlees |
8. |
Eieren |
9. |
Melk en zuivelproducten |
10. |
Witte en ruwe suiker in onveranderde vorm |
11. |
Stropen en bepaalde andere producten van de suikersector |
1. Granen, bepaalde soorten van meel, gries en griesmeel van tarwe of van rogge
GN–code |
Omschrijving |
Productcode |
||
1001 |
Tarwe en mengkoren: |
|
||
1001 10 00 |
|
|
||
|
1001 10 00 9200 |
|||
|
1001 10 00 9400 |
|||
ex 1001 90 |
|
|
||
|
|
|
||
1001 90 91 |
|
1001 90 91 9000 |
||
1001 90 99 |
|
1001 90 99 9000 |
||
1002 00 00 |
Rogge |
1002 00 00 9000 |
||
1003 00 |
Gerst: |
|
||
1003 00 10 |
|
1003 00 10 9000 |
||
1003 00 90 |
|
1003 00 90 9000 |
||
1004 00 00 |
Haver: |
|
||
|
1004 00 00 9200 |
|||
|
1004 00 00 9400 |
|||
1005 |
Maïs: |
|
||
ex 1005 10 |
|
|
||
1005 10 90 |
|
1005 10 90 9000 |
||
1005 90 00 |
|
1005 90 00 9000 |
||
1007 00 |
Graansorgho: |
|
||
1007 00 90 |
|
1007 00 90 9000 |
||
ex 1008 |
Boekweit, gierst (andere dan sorgho) en kanariezaad; andere granen: |
|
||
1008 20 00 |
|
1008 20 00 9000 |
||
1101 00 |
Meel van tarwe of van mengkoren: |
|
||
|
|
|
||
1101 00 11 |
|
1101 00 11 9000 |
||
1101 00 15 |
|
|
||
|
1101 00 15 9100 |
|||
|
1101 00 15 9130 |
|||
|
1101 00 15 9150 |
|||
|
1101 00 15 9170 |
|||
|
1101 00 15 9180 |
|||
|
1101 00 15 9190 |
|||
1101 00 90 |
|
1101 00 90 9000 |
||
ex 1102 |
Meel van granen, andere dan van tarwe of van mengkoren: |
|
||
1102 10 00 |
|
|
||
|
1102 10 00 9500 |
|||
|
1102 10 00 9700 |
|||
|
1102 10 00 9900 |
|||
ex 1103 |
Gries, griesmeel en pellets van granen: |
|
||
|
|
|
||
1103 11 |
|
|
||
1103 11 10 |
|
|
||
|
|
|||
|
1103 11 10 9200 |
|||
|
1103 11 10 9400 |
|||
|
1103 11 10 9900 |
|||
1103 11 90 |
|
|
||
|
1103 11 90 9200 |
|||
|
1103 11 90 9800 |
2. Rijst en breukrijst
GN–code |
Omschrijving |
Productcode |
||
1006 |
Rijst: |
|
||
1006 20 |
|
|
||
|
|
|
||
1006 20 11 |
|
1006 20 11 9000 |
||
1006 20 13 |
|
1006 20 13 9000 |
||
|
|
|
||
1006 20 15 |
|
1006 20 15 9000 |
||
1006 20 17 |
|
1006 20 17 9000 |
||
|
|
|
||
1006 20 92 |
|
1006 20 92 9000 |
||
1006 20 94 |
|
1006 20 94 9000 |
||
|
|
|
||
1006 20 96 |
|
1006 20 96 9000 |
||
1006 20 98 |
|
1006 20 98 9000 |
||
1006 30 |
|
|
||
|
|
|
||
|
|
|
||
1006 30 21 |
|
1006 30 21 9000 |
||
1006 30 23 |
|
1006 30 23 9000 |
||
|
|
|
||
1006 30 25 |
|
1006 30 25 9000 |
||
1006 30 27 |
|
1006 30 27 9000 |
||
|
|
|
||
1006 30 42 |
|
1006 30 42 9000 |
||
1006 30 44 |
|
1006 30 44 9000 |
||
|
|
|
||
1006 30 46 |
|
1006 30 46 9000 |
||
1006 30 48 |
|
1006 30 48 9000 |
||
|
|
|
||
|
|
|
||
1006 30 61 |
|
|
||
|
1006 30 61 9100 |
|||
|
1006 30 61 9900 |
|||
1006 30 63 |
|
|
||
|
1006 30 63 9100 |
|||
|
1006 30 63 9900 |
|||
|
|
|
||
1006 30 65 |
|
|
||
|
1006 30 65 9100 |
|||
|
1006 30 65 9900 |
|||
1006 30 67 |
|
|
||
|
1006 30 67 9100 |
|||
|
1006 30 67 9900 |
|||
|
|
|
||
1006 30 92 |
|
|
||
|
1006 30 92 9100 |
|||
|
1006 30 92 9900 |
|||
1006 30 94 |
|
|
||
|
1006 30 94 9100 |
|||
|
1006 30 94 9900 |
|||
|
|
|
||
1006 30 96 |
|
|
||
|
1006 30 96 9100 |
|||
|
1006 30 96 9900 |
|||
1006 30 98 |
|
|
||
|
1006 30 98 9100 |
|||
|
1006 30 98 9900 |
|||
1006 40 00 |
|
1006 40 00 9000 |
3. Op basis van granen en rijst verwerkte producten
GN–code |
Omschrijving |
Productcode |
||
ex 1102 |
Meel van granen, andere dan van tarwe of van mengkoren: |
|
||
ex 1102 20 |
|
|
||
ex 1102 20 10 |
|
|
||
|
1102 20 10 9200 |
|||
|
1102 20 10 9400 |
|||
ex 1102 20 90 |
|
|
||
|
1102 20 90 9200 |
|||
ex 1102 90 |
|
|
||
1102 90 10 |
|
|
||
|
1102 90 10 9100 |
|||
|
1102 90 10 9900 |
|||
ex 1102 90 30 |
|
|
||
|
1102 90 30 9100 |
|||
ex 1103 |
Gries, griesmeel en pellets van granen: |
|
||
|
|
|
||
ex 1103 13 |
|
|
||
ex 1103 13 10 |
|
|
||
|
1103 13 10 9100 |
|||
|
1103 13 10 9300 |
|||
|
1103 13 10 9500 |
|||
ex 1103 13 90 |
|
|
||
|
1103 13 90 9100 |
|||
ex 1103 19 |
|
|
||
1103 19 10 |
|
1103 19 10 9000 |
||
ex 1103 19 30 |
|
|
||
|
1103 19 30 9100 |
|||
ex 1103 19 40 |
|
|
||
|
1103 19 40 9100 |
|||
ex 1103 20 |
|
|
||
1103 20 20 |
|
1103 20 20 9000 |
||
1103 20 60 |
|
1103 20 60 9000 |
||
ex 1104 |
Op andere wijze bewerkte granen (bijvoorbeeld gepeld, geplet, in vlokken, gepareld, gesneden of gebroken), andere dan rijst bedoeld bij post 1006; graankiemen, ook indien geplet, in vlokken of gemalen |
|
||
|
|
|
||
ex 1104 12 |
|
|
||
ex 1104 12 90 |
|
|
||
|
1104 12 90 9100 |
|||
|
1104 12 90 9300 |
|||
ex 1104 19 |
|
|
||
1104 19 10 |
|
1104 19 10 9000 |
||
ex 1104 19 50 |
|
|
||
|
|
|||
|
1104 19 50 9110 |
|||
|
1104 19 50 9130 |
|||
|
|
|
||
ex 1104 19 69 |
|
|
||
|
1104 19 69 9100 |
|||
|
|
|
||
ex 1104 22 |
|
|
||
ex 1104 22 20 |
|
|
||
|
1104 22 20 9100 |
|||
ex 1104 22 30 |
|
|
||
|
1104 22 30 9100 |
|||
ex 1104 23 |
|
|
||
ex 1104 23 10 |
|
|
||
|
1104 23 10 9100 |
|||
|
1104 23 10 9300 |
|||
1104 29 |
|
|
||
|
|
|
||
ex 1104 29 01 |
|
|
||
|
1104 29 01 9100 |
|||
ex 1104 29 03 |
|
|
||
|
1104 29 03 9100 |
|||
ex 1104 29 05 |
|
|
||
|
|
|||
|
1104 29 05 9100 |
|||
|
1104 29 05 9300 |
|||
|
|
|
||
|
|
|
||
ex 1104 29 11 |
|
1104 29 11 9000 |
||
|
|
|
||
1104 29 51 |
|
1104 29 51 9000 |
||
1104 29 55 |
|
1104 29 55 9000 |
||
1104 30 |
|
|
||
1104 30 10 |
|
1104 30 10 9000 |
||
1104 30 90 |
|
1104 30 90 9000 |
||
1107 |
Mout, ook indien gebrand: |
|
||
1107 10 |
|
|
||
|
|
|
||
1107 10 11 |
|
1107 10 11 9000 |
||
1107 10 19 |
|
1107 10 19 9000 |
||
|
|
|
||
1107 10 91 |
|
1107 10 91 9000 |
||
1107 10 99 |
|
1107 10 99 9000 |
||
1107 20 00 |
|
1107 20 00 9000 |
||
ex 1108 |
Zetmeel en inuline: |
|
||
|
|
|
||
ex 1108 11 00 |
|
|
||
|
1108 11 00 9200 |
|||
|
1108 11 00 9300 |
|||
ex 1108 12 00 |
|
|
||
|
1108 12 00 9200 |
|||
|
1108 12 00 9300 |
|||
ex 1108 13 00 |
|
|
||
|
1108 13 00 9200 |
|||
|
1108 13 00 9300 |
|||
ex 1108 19 |
|
|
||
ex 1108 19 10 |
|
|
||
|
1108 19 10 9200 |
|||
|
1108 19 10 9300 |
|||
ex 1109 00 00 |
Tarwegluten, ook indien gedroogd: |
|
||
|
1109 00 00 9100 |
|||
ex 1702 |
Andere suiker, chemisch zuivere lactose, maltose, glucose en fructose (levulose) daaronder begrepen, in vaste vorm; suikerstroop, niet gearomatiseerd en zonder toegevoegde kleurstoffen; kunsthoning, ook indien met natuurhoning vermengd; karamel: |
|
||
ex 1702 30 |
|
|
||
|
|
|
||
1702 30 50 |
|
1702 30 50 9000 |
||
1702 30 90 |
|
1702 30 90 9000 |
||
ex 1702 40 |
|
|
||
1702 40 90 |
|
1702 40 90 9000 |
||
ex 1702 90 |
|
|
||
1702 90 50 |
|
|
||
|
1702 90 50 9100 |
|||
|
1702 90 50 9900 |
|||
|
|
|
||
|
|
|
||
1702 90 75 |
|
1702 90 75 9000 |
||
1702 90 79 |
|
1702 90 79 9000 |
||
2106 |
Producten voor menselijke consumptie, elders genoemd noch elders onder begrepen: |
|
||
ex 2106 90 |
|
|
||
|
|
|
||
|
|
|
||
2106 90 55 |
|
2106 90 55 9000 |
4. Mengvoeders op basis van granen
GN–code |
Omschrijving |
Productcode |
||
2309 |
Bereidingen van de soort gebruikt voor het voederen van dieren (7): |
|
||
ex 2309 10 |
|
|
||
|
|
|
||
|
|
|
||
|
|
|
||
2309 10 11 |
|
2309 10 11 9000 |
||
2309 10 13 |
|
2309 10 13 9000 |
||
|
|
|
||
2309 10 31 |
|
2309 10 31 9000 |
||
2309 10 33 |
|
2309 10 33 9000 |
||
|
|
|
||
2309 10 51 |
|
2309 10 51 9000 |
||
2309 10 53 |
|
2309 10 53 9000 |
||
ex 2309 90 |
|
|
||
|
|
|
||
|
|
|
||
|
|
|
||
|
|
|
||
2309 90 31 |
|
2309 90 31 9000 |
||
2309 90 33 |
|
2309 90 33 9000 |
||
|
|
|
||
2309 90 41 |
|
2309 90 41 9000 |
||
2309 90 43 |
|
2309 90 43 9000 |
||
|
|
|
||
2309 90 51 |
|
2309 90 51 9000 |
||
2309 90 53 |
|
2309 90 53 9000 |
5. Rundvlees
GN–code |
Omschrijving |
Productcode |
||
ex 0102 |
Levende runderen: |
|
||
ex 0102 10 |
|
|
||
ex 0102 10 10 |
|
|
||
|
|
|||
|
0102 10 10 9140 |
|||
|
0102 10 10 9150 |
|||
ex 0102 10 30 |
|
|
||
|
|
|||
|
0102 10 30 9140 |
|||
|
0102 10 30 9150 |
|||
ex 0102 10 90 |
|
|
||
|
0102 10 90 9120 |
|||
ex 0102 90 |
|
|
||
|
|
|
||
|
|
|
||
ex 0102 90 41 |
|
|
||
|
0102 90 41 9100 |
|||
|
|
|
||
|
|
|
||
0102 90 51 |
|
0102 90 51 9000 |
||
0102 90 59 |
|
0102 90 59 9000 |
||
|
|
|
||
0102 90 61 |
|
0102 90 61 9000 |
||
0102 90 69 |
|
0102 90 69 9000 |
||
|
|
|
||
0102 90 71 |
|
0102 90 71 9000 |
||
0102 90 79 |
|
0102 90 79 9000 |
||
0201 |
Vlees van runderen, vers of gekoeld: |
|
||
0201 10 00 |
|
|
||
|
|
|||
|
0201 10 00 9110 |
|||
|
0201 10 00 9120 |
|||
|
|
|||
|
0201 10 00 9130 |
|||
|
0201 10 00 9140 |
|||
0201 20 |
|
|
||
0201 20 20 |
|
|
||
|
0201 20 20 9110 |
|||
|
0201 20 20 9120 |
|||
0201 20 30 |
|
|
||
|
0201 20 30 9110 |
|||
|
0201 20 30 9120 |
|||
0201 20 50 |
|
|
||
|
|
|||
|
0201 20 50 9110 |
|||
|
0201 20 50 9120 |
|||
|
|
|||
|
0201 20 50 9130 |
|||
|
0201 20 50 9140 |
|||
ex 0201 20 90 |
|
|
||
|
0201 20 90 9700 |
|||
0201 30 00 |
|
|
||
|
0201 30 00 9050 |
|||
|
0201 30 00 9060 |
|||
|
|
|||
|
0201 30 00 9100 |
|||
|
0201 30 00 9120 |
|||
|
0201 30 00 9140 |
|||
ex 0202 |
Vlees van runderen, bevroren: |
|
||
0202 10 00 |
|
|
||
|
0202 10 00 9100 |
|||
|
0202 10 00 9900 |
|||
ex 0202 20 |
|
|
||
0202 20 10 |
|
0202 20 10 9000 |
||
0202 20 30 |
|
0202 20 30 9000 |
||
0202 20 50 |
|
|
||
|
0202 20 50 9100 |
|||
|
0202 20 50 9900 |
|||
ex 0202 20 90 |
|
|
||
|
0202 20 90 9100 |
|||
0202 30 |
|
|
||
0202 30 90 |
|
|
||
|
0202 30 90 9100 |
|||
|
0202 30 90 9200 |
|||
|
0202 30 90 9900 |
|||
0206 |
Eetbare slachtafvallen van runderen, van varkens, van schapen, van geiten, van paarden, van ezels, van muildieren of van muilezels, vers, gekoeld of bevroren: |
|
||
0206 10 |
|
|
||
|
|
|
||
0206 10 95 |
|
0206 10 95 9000 |
||
|
|
|
||
0206 29 |
|
|
||
|
|
|
||
0206 29 91 |
|
0206 29 91 9000 |
||
ex 0210 |
Vlees en eetbare slachtafvallen, gezouten, gepekeld, gedroogd of gerookt; meel en poeder van vlees of van slachtafvallen, geschikt voor menselijke consumptie: |
|
||
ex 0210 20 |
|
|
||
ex 0210 20 90 |
|
|
||
|
0210 20 90 9100 |
|||
ex 1602 |
Andere bereidingen en conserven, van vlees, van slachtafvallen of van bloed: |
|
||
ex 1602 50 |
|
|
||
|
|
|
||
ex 1602 50 31 |
|
|
||
|
|
|||
|
|
|||
|
1602 50 31 9125 |
|||
|
|
|||
|
1602 50 31 9325 |
|||
ex 1602 50 95 |
|
|
||
|
|
|||
|
|
|||
|
|
|||
|
1602 50 95 9125 |
|||
|
|
|||
|
1602 50 95 9325 |
6. Varkensvlees
GN–code |
Omschrijving |
Productcode |
||
ex 0103 |
Levende varkens: |
|
||
|
|
|
||
ex 0103 91 |
|
|
||
0103 91 10 |
|
0103 91 10 9000 |
||
ex 0103 92 |
|
|
||
|
|
|
||
0103 92 19 |
|
0103 92 19 9000 |
||
ex 0203 |
Vlees van varkens, vers, gekoeld of bevroren: |
|
||
|
|
|
||
ex 0203 11 |
|
|
||
0203 11 10 |
|
0203 11 10 9000 |
||
ex 0203 12 |
|
|
||
|
|
|
||
ex 0203 12 11 |
|
|
||
|
0203 12 11 9100 |
|||
ex 0203 12 19 |
|
|
||
|
0203 12 19 9100 |
|||
ex 0203 19 |
|
|
||
|
|
|
||
ex 0203 19 11 |
|
|
||
|
0203 19 11 9100 |
|||
ex 0203 19 13 |
|
|
||
|
0203 19 13 9100 |
|||
ex 0203 19 15 |
|
|
||
|
0203 19 15 9100 |
|||
|
|
|
||
ex 0203 19 55 |
|
|
||
|
0203 19 55 9110 |
|||
|
0203 19 55 9310 |
|||
|
|
|
||
ex 0203 21 |
|
|
||
0203 21 10 |
|
0203 21 10 9000 |
||
ex 0203 22 |
|
|
||
|
|
|
||
ex 0203 22 11 |
|
|
||
|
0203 22 11 9100 |
|||
ex 0203 22 19 |
|
|
||
|
0203 22 19 9100 |
|||
ex 0203 29 |
|
|
||
|
|
|
||
ex 0203 29 11 |
|
|
||
|
0203 29 11 9100 |
|||
ex 0203 29 13 |
|
|
||
|
0203 29 13 9100 |
|||
ex 0203 29 15 |
|
|
||
|
0203 29 15 9100 |
|||
|
|
|
||
ex 0203 29 55 |
|
|
||
|
0203 29 55 9110 |
|||
ex 0210 |
Vlees en eetbare slachtafvallen, gezouten, gepekeld, gedroogd of gerookt; meel en poeder van vlees of van slachtafvallen, geschikt voor menselijke consumptie: |
|
||
|
|
|
||
ex 0210 11 |
|
|
||
|
|
|
||
|
|
|
||
ex 0210 11 11 |
|
|
||
|
0210 11 11 9100 |
|||
|
|
|
||
ex 0210 11 31 |
|
|
||
|
|
|||
|
0210 11 31 9110 |
|||
|
|
|||
|
0210 11 31 9910 |
|||
ex 0210 12 |
|
|
||
|
|
|
||
ex 0210 12 11 |
|
|
||
|
0210 12 11 9100 |
|||
ex 0210 12 19 |
|
|
||
|
0210 12 19 9100 |
|||
ex 0210 19 |
|
|
||
|
|
|
||
|
|
|
||
ex 0210 19 40 |
|
|
||
|
0210 19 40 9100 |
|||
ex 0210 19 50 |
|
|
||
|
|
|
||
|
0210 19 50 9100 |
|||
|
|
|||
|
0210 19 50 9310 |
|||
|
|
|
||
|
|
|
||
ex 0210 19 81 |
|
|
||
|
0210 19 81 9100 |
|||
|
0210 19 81 9300 |
|||
ex 1601 00 |
Worst van alle soorten, van vlees, van slachtafvallen of van bloed; bereidingen van deze producten, voor menselijke consumptie: |
|
||
|
|
|
||
1601 00 91 |
|
|
||
|
1601 00 91 9120 |
|||
|
1601 00 91 9190 |
|||
1601 00 99 |
|
|
||
|
1601 00 99 9110 |
|||
|
1601 00 99 9190 |
|||
ex 1602 |
Andere bereidingen en conserven, van vlees, van slachtafvallen of van bloed: |
|
||
|
|
|
||
ex 1602 41 |
|
|
||
ex 1602 41 10 |
|
|
||
|
|
|||
|
1602 41 10 9110 |
|||
|
1602 41 10 9130 |
|||
ex 1602 42 |
|
|
||
ex 1602 42 10 |
|
|
||
|
|
|||
|
1602 42 10 9110 |
|||
|
1602 42 10 9130 |
|||
ex 1602 49 |
|
|
||
|
|
|
||
|
|
|
||
ex 1602 49 19 |
|
|
||
|
|
|||
|
|
|||
|
1602 49 19 9130 |
7. Pluimveevlees
GN–code |
Omschrijving |
Productcode |
||
ex 0105 |
Levend pluimvee (hanen, kippen, eenden, ganzen, kalkoenen en parelhoenders): |
|
||
|
|
|
||
0105 11 |
|
|
||
|
|
|
||
0105 11 11 |
|
0105 11 11 9000 |
||
0105 11 19 |
|
0105 11 19 9000 |
||
|
|
|
||
0105 11 91 |
|
0105 11 91 9000 |
||
0105 11 99 |
|
0105 11 99 9000 |
||
0105 12 00 |
|
0105 12 00 9000 |
||
ex 0105 19 |
|
|
||
0105 19 20 |
|
0105 19 20 9000 |
||
ex 0207 |
Vlees en eetbare slachtafvallen van pluimvee (bedoeld bij post 0105), vers, gekoeld of bevroren: |
|
||
|
|
|
||
ex 0207 12 |
|
|
||
ex 0207 12 10 |
|
|
||
|
|
|||
|
0207 12 10 9900 |
|||
ex 0207 12 90 |
|
|
||
|
|
|||
|
|
|||
|
0207 12 90 9190 |
|||
|
|
|||
|
|
|||
|
0207 12 90 9990 |
|||
ex 0207 14 |
|
|
||
|
|
|
||
|
|
|
||
ex 0207 14 20 |
|
|
||
|
|
|||
|
0207 14 20 9900 |
|||
ex 0207 14 60 |
|
|
||
|
|
|||
|
0207 14 60 9900 |
|||
ex 0207 14 70 |
|
|
||
|
|
|||
|
|
|||
|
0207 14 70 9190 |
|||
|
|
|||
|
|
|||
|
0207 14 70 9290 |
|||
|
|
|
||
0207 25 |
|
|
||
0207 25 10 |
|
0207 25 10 9000 |
||
0207 25 90 |
|
0207 25 90 9000 |
||
ex 0207 27 |
|
|
||
|
|
|
||
ex 0207 27 10 |
|
|
||
|
|
|||
|
|
|||
|
0207 27 10 9990 |
|||
|
|
|
||
|
|
|
||
0207 27 60 |
|
0207 27 60 9000 |
||
0207 27 70 |
|
0207 27 70 9000 |
8. Eieren
GN–code |
Omschrijving |
Productcode |
||
ex 0407 00 |
Vogeleieren in de schaal, vers, verduurzaamd of gekookt: |
|
||
|
|
|
||
|
|
|
||
0407 00 11 |
|
0407 00 11 9000 |
||
0407 00 19 |
|
0407 00 19 9000 |
||
0407 00 30 |
|
0407 00 30 9000 |
||
0408 |
Vogeleieren uit de schaal en eigeel, vers, gedroogd, gestoomd of in water gekookt, in een bepaalde vorm gebracht, bevroren of op andere wijze verduurzaamd, ook indien met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen: |
|
||
|
|
|
||
ex 0408 11 |
|
|
||
ex 0408 11 80 |
|
|
||
|
0408 11 80 9100 |
|||
ex 0408 19 |
|
|
||
|
|
|
||
ex 0408 19 81 |
|
|
||
|
0408 19 81 9100 |
|||
ex 0408 19 89 |
|
|
||
|
|
0408 19 89 9100 |
||
|
|
|
||
ex 0408 91 |
|
|
||
ex 0408 91 80 |
|
|
||
|
0408 91 80 9100 |
|||
ex 0408 99 |
|
|
||
ex 0408 99 80 |
|
|
||
|
0408 99 80 9100 |
9. Melk en zuivelproducten
GN–code |
Omschrijving |
Productcode |
||||
0401 |
Melk en room, niet ingedikt, zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen (50): |
|
||||
0401 10 |
|
|
||||
0401 10 10 |
|
0401 10 10 9000 |
||||
0401 10 90 |
|
0401 10 90 9000 |
||||
0401 20 |
|
|
||||
|
|
|
||||
0401 20 11 |
|
|
||||
|
040120119100 |
|||||
|
0401 20 11 9500 |
|||||
0401 20 19 |
|
|
||||
|
0401 20 19 9100 |
|||||
|
0401 20 19 9500 |
|||||
|
|
|
||||
0401 20 91 |
|
0401 20 91 9000 |
||||
0401 20 99 |
|
0401 20 99 9000 |
||||
0401 30 |
|
|
||||
|
|
|
||||
0401 30 11 |
|
|
||||
|
|
|||||
|
0401 30 11 9400 |
|||||
|
0401 30 11 9700 |
|||||
0401 30 19 |
|
|
||||
|
0401 30 19 9700 |
|||||
|
|
|
||||
0401 30 31 |
|
|
||||
|
|
|||||
|
0401 30 31 9100 |
|||||
|
0401 30 31 9400 |
|||||
|
0401 30 31 9700 |
|||||
0401 30 39 |
|
|
||||
|
|
|||||
|
0401 30 39 9100 |
|||||
|
0401 30 39 9400 |
|||||
|
0401 30 39 9700 |
|||||
|
|
|
||||
0401 30 91 |
|
|
||||
|
|
|||||
|
0401 30 91 9100 |
|||||
|
0401 30 91 9500 |
|||||
0401 30 99 |
|
|
||||
|
|
|||||
|
0401 30 99 9100 |
|||||
|
0401 30 99 9500 |
|||||
0402 |
Melk en room, ingedikt of met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen (43): |
|
||||
ex 0402 10 |
|
|
||||
|
|
|
||||
0402 10 11 |
|
0402 10 11 9000 |
||||
0402 10 19 |
|
0402 10 19 9000 |
||||
|
|
|
||||
0402 10 91 |
|
0402 10 91 9000 |
||||
0402 10 99 |
|
0402 10 99 9000 |
||||
|
|
|
||||
ex 0402 21 |
|
|
||||
|
|
|
||||
0402 21 11 |
|
|
||||
|
|
|||||
|
0402 21 11 9200 |
|||||
|
0402 21 11 9300 |
|||||
|
0402 21 11 9500 |
|||||
|
0402 21 11 9900 |
|||||
|
|
|
||||
0402 21 17 |
|
0402 21 17 9000 |
||||
0402 21 19 |
|
|
||||
|
0402 21 19 9300 |
|||||
|
0402 21 19 9500 |
|||||
|
0402 21 19 9900 |
|||||
|
|
|
||||
0402 21 91 |
|
|
||||
|
|
|||||
|
0402 21 91 9100 |
|||||
|
0402 21 91 9200 |
|||||
|
0402 21 91 9350 |
|||||
|
0402 21 91 9500 |
|||||
0402 21 99 |
|
|
||||
|
|
|||||
|
0402 21 99 9100 |
|||||
|
0402 21 99 9200 |
|||||
|
0402 21 99 9300 |
|||||
|
0402 21 99 9400 |
|||||
|
0402 21 99 9500 |
|||||
|
0402 21 99 9600 |
|||||
|
0402 21 99 9700 |
|||||
|
0402 21 99 9900 |
|||||
ex 0402 29 |
|
|
||||
|
|
|
||||
|
|
|
||||
0402 29 15 |
|
|
||||
|
|
|||||
|
0402 29 15 9200 |
|||||
|
0402 29 15 9300 |
|||||
|
0402 29 15 9500 |
|||||
|
0402 29 15 9900 |
|||||
0402 29 19 |
|
|
||||
|
|
|||||
|
0402 29 19 9300 |
|||||
|
0402 29 19 9500 |
|||||
|
0402 29 19 9900 |
|||||
|
|
|
||||
0402 29 91 |
|
0402 29 91 9000 |
||||
0402 29 99 |
|
|
||||
|
|
|||||
|
0402 29 99 9100 |
|||||
|
0402 29 99 9500 |
|||||
|
|
|
||||
0402 91 |
|
|
||||
0402 91 10 |
|
|
||||
|
|
0402 91 10 9370 |
||||
0402 91 30 |
|
|
||||
|
|
0402 91 30 9300 |
||||
|
|
|
||||
0402 91 99 |
|
0402 91 99 9000 |
||||
0402 99 |
|
|
||||
0402 99 10 |
|
|
||||
|
|
0402 99 10 9350 |
||||
|
|
|
||||
0402 99 31 |
|
|
||||
|
|
|||||
|
0402 99 31 9150 |
|||||
|
0402 99 31 9300 |
|||||
|
0402 99 31 9500 |
|||||
0402 99 39 |
|
|
||||
|
0402 99 39 9150 |
|||||
ex 0403 |
Karnemelk, gestremde melk en room, yoghurt, kefir en andere gegiste of aangezuurde melk en room, ook indien ingedikt, met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, gearomatiseerd of met toegevoegde vruchten of cacao: |
|
||||
ex 0403 90 |
|
|
||||
|
|
|
||||
|
|
|
||||
|
|
|
||||
0403 90 11 |
|
0403 90 11 9000 |
||||
0403 90 13 |
|
|
||||
|
0403 90 13 9200 |
|||||
|
0403 90 13 9300 |
|||||
|
0403 90 13 9500 |
|||||
|
0403 90 13 9900 |
|||||
0403 90 19 |
|
0403 90 19 9000 |
||||
|
|
|
||||
0403 90 33 |
|
|
||||
|
0403 90 33 9400 |
|||||
|
0403 90 33 9900 |
|||||
|
|
|
||||
|
|
|
||||
0403 90 51 |
|
|
||||
|
0403 90 51 9100 |
|||||
0403 90 59 |
|
|
||||
|
0403 90 59 9170 |
|||||
|
0403 90 59 9310 |
|||||
|
0403 90 59 9340 |
|||||
|
0403 90 59 9370 |
|||||
|
0403 90 59 9510 |
|||||
ex 0404 |
Wei, ook indien ingedikt of met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen; producten bestaande uit natuurlijke bestanddelen van melk, ook indien met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, elders genoemd noch elders onder begrepen: |
|
||||
0404 90 |
|
|
||||
|
|
|
||||
ex 0404 90 21 |
|
|
||||
|
|
|||||
|
0404 90 21 9120 |
|||||
|
0404 90 21 9160 |
|||||
0404 90 23 |
|
|
||||
|
|
|||||
|
|
|||||
|
0404 90 23 9120 |
|||||
|
0404 90 23 9130 |
|||||
|
0404 90 23 9140 |
|||||
|
0404 90 23 9150 |
|||||
ex 0404 90 29 |
|
|
||||
|
|
|||||
|
0404 90 29 9110 |
|||||
|
0404 90 29 9115 |
|||||
|
0404 90 29 9125 |
|||||
|
0404 90 29 9140 |
|||||
|
|
|
||||
0404 90 81 |
|
|
||||
|
0404 90 81 9100 |
|||||
ex 0404 90 83 |
|
|
||||
|
|
|||||
|
|
|||||
|
0404 90 83 9110 |
|||||
|
0404 90 83 9130 |
|||||
|
0404 90 83 9150 |
|||||
|
0404 90 83 9170 |
|||||
|
|
|||||
|
0404 90 83 9936 |
|||||
ex 0405 |
Boter en andere van melk afkomstige vetstoffen; zuivelpasta’s: |
|
||||
0405 10 |
|
|
||||
|
|
|
||||
|
|
|
||||
0405 10 11 |
|
|
||||
|
|
|||||
|
0405 10 11 9500 |
|||||
|
0405 10 11 9700 |
|||||
0405 10 19 |
|
|
||||
|
|
|||||
|
0405 10 19 9500 |
|||||
|
0405 10 19 9700 |
|||||
0405 10 30 |
|
|
||||
|
|
|||||
|
|
|||||
|
0405 10 30 9100 |
|||||
|
0405 10 30 9300 |
|||||
|
|
|||||
|
|
|||||
|
0405 10 30 9700 |
|||||
0405 10 50 |
|
|
||||
|
|
|||||
|
|
|||||
|
0405 10 50 9300 |
|||||
|
|
|||||
|
|
|||||
|
0405 10 50 9500 |
|||||
|
0405 10 50 9700 |
|||||
0405 10 90 |
|
0405 10 90 9000 |
||||
ex 0405 20 |
|
|
||||
0405 20 90 |
|
|
||||
|
|
|||||
|
0405 20 90 9500 |
|||||
|
0405 20 90 9700 |
|||||
0405 90 |
|
|
||||
0405 90 10 |
|
0405 90 10 9000 |
||||
0405 90 90 |
|
0405 90 90 9000 |
||||
GN–code |
Omschrijving |
Aanvullende eisen om de productcode te gebruiken |
Productcode |
|||
Maximaal vochtgehalte van het product (%) |
Minimaal vetgehalte, berekend op de droge stof (%) |
|||||
ex 0406 |
|
|
|
|||
ex 0406 10 |
|
|
|
|
||
ex 0406 10 20 |
|
|
|
|
||
|
|
|
0406 10 20 9100 |
|||
|
|
|
|
|||
|
|
|
|
|||
|
|
|
|
|||
|
55 |
45 |
0406 10 20 9230 |
|||
|
55 |
39 |
0406 10 20 9290 |
|||
|
60 |
|
0406 10 20 9300 |
|||
|
|
|
|
|||
|
|
|
|
|||
|
60 |
|
0406 10 20 9610 |
|||
|
60 |
5 |
0406 10 20 9620 |
|||
|
57 |
19 |
0406 10 20 9630 |
|||
|
|
|
|
|||
|
40 |
39 |
0406 10 20 9640 |
|||
|
50 |
39 |
0406 10 20 9650 |
|||
|
|
|
0406 10 20 9660 |
|||
|
|
|
|
|||
|
|
|
|
|||
|
60 |
60 |
0406 10 20 9830 |
|||
|
59 |
69 |
0406 10 20 9850 |
|||
|
|
|
0406 10 20 9870 |
|||
|
|
|
0406 10 20 9900 |
|||
ex 0406 20 |
|
|
|
|
||
ex 0406 20 90 |
|
|
|
|
||
|
|
|
0406 20 90 9100 |
|||
|
|
|
|
|||
|
|
|
|
|||
|
40 |
34 |
0406 20 90 9913 |
|||
|
20 |
30 |
0406 20 90 9915 |
|||
|
15 |
30 |
0406 20 90 9917 |
|||
|
5 |
30 |
0406 20 90 9919 |
|||
|
|
|
0406 20 90 9990 |
|||
ex 0406 30 |
|
|
|
|
||
|
|
|
|
|
||
|
|
|
|
|
||
ex 0406 30 31 |
|
|
|
|
||
|
|
|
|
|||
|
|
|
|
|||
|
60 |
|
0406 30 31 9710 |
|||
|
60 |
20 |
0406 30 31 9730 |
|||
|
|
|
|
|||
|
57 |
|
0406 30 31 9910 |
|||
|
57 |
20 |
0406 30 31 9930 |
|||
|
57 |
40 |
0406 30 31 9950 |
|||
ex 0406 30 39 |
|
|
|
|
||
|
|
|
|
|||
|
60 |
48 |
0406 30 39 9500 |
|||
|
57 |
48 |
0406 30 39 9700 |
|||
|
|
|
|
|||
|
54 |
48 |
0406 30 39 9930 |
|||
|
54 |
55 |
0406 30 39 9950 |
|||
ex 0406 30 90 |
|
54 |
79 |
0406 30 90 9000 |
||
ex 0406 40 |
|
|
|
|
||
ex 0406 40 50 |
|
53 |
48 |
0406 40 50 9000 |
||
ex 0406 40 90 |
|
50 |
40 |
0406 40 90 9000 |
||
ex 0406 90 |
|
|
|
|
||
|
|
|
|
|
||
ex 0406 90 13 |
|
40 |
45 |
0406 90 13 9000 |
||
ex 0406 90 15 |
|
|
|
|
||
|
38 |
45 |
0406 90 15 9100 |
|||
ex 0406 90 17 |
|
|
|
|
||
|
38 |
45 |
040690179100 |
|||
ex 0406 90 21 |
|
39 |
48 |
0406 90 21 9900 |
||
ex 0406 90 23 |
|
47 |
40 |
0406 90 23 9900 |
||
ex 0406 90 25 |
|
47 |
45 |
0406 90 25 9900 |
||
ex 0406 90 27 |
|
52 |
45 |
0406 90 27 9900 |
||
ex 0406 90 29 |
|
|
|
|
||
|
|
42 |
50 |
0406 90 29 9100 |
||
|
|
44 |
45 |
0406 90 29 9300 |
||
Ex04069032 |
|
|
|
|
||
|
|
|
|
|
||
|
56 |
43 |
0406 90 32 9119 |
|||
ex 0406 90 35 |
|
|
|
|
||
|
38 |
40 |
0406 90 35 9190 |
|||
|
38 |
40 |
0406 90 35 9990 |
|||
ex 0406 90 37 |
|
40 |
45 |
0406 90 37 9000 |
||
|
|
|
|
|
||
|
|
|
|
|
||
|
|
|
|
|
||
|
|
|
|
|
||
ex 0406 90 61 |
|
35 |
32 |
0406 90 61 9000 |
||
ex 0406 90 63 |
|
|
|
|
||
|
35 |
36 |
0406 90 63 9100 |
|||
|
35 |
36 |
0406 90 63 9900 |
|||
ex 0406 90 69 |
|
|
|
|
||
|
|
|
0406 90 69 9100 |
|||
|
38 |
30 |
0406 90 69 9910 |
|||
|
|
|
|
|
||
ex 0406 90 73 |
|
45 |
44 |
0406 90 73 9900 |
||
ex 0406 90 75 |
|
45 |
39 |
0406 90 75 9900 |
||
ex 0406 90 76 |
|
|
|
|
||
|
|
|
|
|||
|
50 |
45 |
0406 90 76 9300 |
|||
|
44 |
45 |
0406 90 76 9400 |
|||
|
46 |
55 |
0406 90 76 9500 |
|||
ex 0406 90 78 |
|
|
|
|
||
|
50 |
20 |
0406 90 78 9100 |
|||
|
45 |
48 |
0406 90 78 9300 |
|||
|
45 |
55 |
0406 90 78 9500 |
|||
ex 0406 90 79 |
|
56 |
40 |
0406 90 79 9900 |
||
ex 0406 90 81 |
|
44 |
45 |
0406 90 81 9900 |
||
ex 0406 90 85 |
|
|
|
|
||
|
40 |
39 |
0406 90 85 9930 |
|||
|
45 |
39 |
0406 90 85 9970 |
|||
|
|
|
0406 90 85 9999 |
|||
|
|
|
|
|
||
ex 0406 90 86 |
|
|
|
|
||
|
|
|
0406 90 86 9100 |
|||
|
|
|
|
|||
|
52 |
|
0406 90 86 9200 |
|||
|
51 |
5 |
0406 90 86 9300 |
|||
|
47 |
19 |
0406 90 86 9400 |
|||
|
40 |
39 |
0406 90 86 9900 |
|||
ex 0406 90 87 |
|
|
|
|
||
|
|
|
0406 90 87 9100 |
|||
|
|
|
|
|||
|
60 |
|
0406 90 87 9200 |
|||
|
55 |
5 |
0406 90 87 9300 |
|||
|
53 |
19 |
0406 90 87 9400 |
|||
|
|
|
|
|||
|
45 |
45 |
0406 90 87 9951 |
|||
|
45 |
45 |
0406 90 87 9971 |
|||
|
43 |
53 |
0406 90 87 9972 |
|||
|
46 |
45 |
0406 90 87 9973 |
|||
|
41 |
50 |
0406 90 87 9974 |
|||
|
39 |
60 |
0406 90 87 9975 |
|||
|
47 |
40 |
0406 90 87 9979 |
|||
ex 0406 90 88 |
|
|
|
|
||
|
|
|
0406 90 88 9100 |
|||
|
|
|
|
|||
|
|
|
|
|||
|
60 |
10 |
0406 90 88 9300 |
|||
|
||||||
|
55 |
40 |
0406 90 88 9500 |
10. Witte en ruwe suiker in onveranderde vorm
GN–code |
Omschrijving |
Productcode |
||
ex 1701 |
Rietsuiker en beetwortelsuiker, alsmede chemisch zuivere sacharose, in vaste vorm: |
|
||
|
|
|
||
ex 1701 11 |
|
|
||
ex 1701 11 90 |
|
|
||
|
1701 11 90 9100 |
|||
|
|
|||
|
1701 11 90 9910 |
|||
ex 1701 12 |
|
|
||
ex 1701 12 90 |
|
|
||
|
1701 12 90 9100 |
|||
|
|
|||
|
1701 12 90 9910 |
|||
|
|
|
||
1701 91 00 |
|
1701 91 00 9000 |
||
ex 1701 99 |
|
|
||
1701 99 10 |
|
|
||
|
1701 99 10 9100 |
|||
|
|
|||
|
1701 99 10 9910 |
|||
|
1701 99 10 9950 |
|||
ex 1701 99 90 |
|
|
||
|
1701 99 90 9100 |
11. Stropen en bepaalde andere producten van de suikersector
GN–code |
Omschrijving |
Productcode |
||
ex 1702 |
Andere suiker, chemisch zuivere lactose, maltose, glucose en fructose (levulose) daaronder begrepen, in vaste vorm; suikerstroop, niet gearomatiseerd en zonder toegevoegde kleurstoffen; kunsthonig, ook indien met natuurhonig vermengd; karamel: |
|
||
ex 1702 40 |
|
|
||
ex 1702 40 10 |
|
|
||
|
1702 40 10 9100 |
|||
1702 60 |
|
|
||
1702 60 10 |
|
1702 60 10 9000 |
||
1702 60 95 |
|
1702 60 95 9000 |
||
ex 1702 90 |
|
|
||
1702 90 30 |
|
1702 90 30 9000 |
||
|
|
|
||
1702 90 71 |
|
1702 90 71 9000 |
||
ex 1702 90 95 |
|
|
||
|
1702 90 95 9100 |
|||
|
1702 90 95 9900 |
|||
2106 |
Producten voor menselijke consumptie, elders genoemd noch elders onder begrepen: |
|
||
ex 2106 90 |
|
|
||
|
|
|
||
2106 90 30 |
|
2106 90 30 9000 |
||
|
|
|
||
2106 90 59 |
|
2106 90 59 9000” |
(1) PB L 149 van 7.6.2008, blz. 55.
(2) De analytische methode voor het vaststellen van het gehalte aan vetstoffen is die welke is opgenomen in bijlage I (methode A) van Richtlijn 84/4/EEG van de Commissie (PB L 15 van 18.1.1984, blz. 28).
(3) Te volgen procedure voor het vaststellen van het gehalte aan vetstoffen:
— |
het monster moet op zodanige wijze worden gebroken dat 90 % of meer kan passeren door een zeef met een maaswijdte van 500 micrometer en 100 % kan passeren door een zeef met een maaswijdte van 1 000 micrometer; |
— |
de analytische methode waarvan daarna gebruik dient te worden gemaakt, is die welke is opgenomen in bijlage I (methode A) van Richtlijn 84/4/EEG. |
(4) Het drogestofgehalte van zetmeel wordt bepaald volgens de methode die is vastgesteld in bijlage IV van Verordening (EG) nr. 687/2008 van de Commissie (PB L 192 van 19.7.2008, blz. 20). De zuiverheid van zetmeel wordt bepaald volgens de gewijzigde polarimetrische methode van Ewers, vermeld in bijlage III, deel L van Commissie Verordening (EG) Nr 152/2009 (PB L 54, 26.2.2009, blz. 1).
(5) De voor zetmeel te betalen uitvoerrestitutie wordt aangepast aan de hand van de volgende formule:
1. |
aardappelzetmeel: ((feitelijk drogestofgehalte)/80) × uitvoerrestitutie. |
2. |
alle andere soorten zetmeel: ((feitelijk drogestofgehalte)/87) × uitvoerrestitutie. |
Bij het vervullen van de uitvoerformaliteiten dient de aanvrager in het desbetreffende document het drogestofgehalte van het product te vermelden.
(6) De uitvoerrestitutie geldt voor producten met een drogestofgehalte van ten minste 78 %. De uitvoerrestitutie met een drogestofgehalte van minder dan 78 % moet worden aangepast met gebruikmaking van de volgende formule:
((feitelijk drogestofgehalte)/78) × uitvoerrestitutie.
Het drogestofgehalte wordt bepaald volgens methode 2, bedoeld in bijlage II van Richtlijn 79/796/EEG van de Commissie (PB L 239 van 22.9.1979, blz. 24) of een andere analysemethode die ten minste dezelfde waarborgen biedt.
(7) Zoals bedoeld in Verordening (EG) nr. 1517/95 van de Commissie (PB L 147 van 30.6.1995, blz. 51).
(8) Voor de restituties wordt slechts het zetmeel uit graanproducten in aanmerking genomen. Onder „graanproducten” worden verstaan de producten van de onderverdelingen 0709 90 60 en 0712 90 19, de producten van hoofdstuk 10, de producten van de posten 1101, 1102, 1103 en 1104 (als zodanig en niet opnieuw samengesteld) met uitzondering van onderverdeling 1104 30 en het graangehalte van producten vallende onder de onderverdelingen 1904 10 10 en 1904 10 90. Het graangehalte van de producten vallende onder de onderverdelingen 1904 10 10 en 1904 10 90 wordt beschouwd als zijnde gelijk aan het gewicht van deze eindproducten. Er wordt geen restitutie betaald voor granen waarbij de oorsprong van het zetmeel niet duidelijk kan worden bepaald door analyse.
(9) Er wordt alleen een restitutie toegekend voor producten met een zetmeelgehalte van 5 of meer gewichtspercenten.
(10) Indeling onder deze onderverdeling is afhankelijk van de overlegging van het attest dat is opgenomen in de bijlage van Verordening (EG) nr. 433/2007 van de Commissie (PB L 104 van 21.4.2007, blz. 3 ).
(11) De toekenning van de restitutie is onderworpen aan de voorwaarden vermeld in Verordening (EG) nr. 1359/2007 van de Commissie (PB L 304 van 22.11.2007, blz. 21) en, waar van toepassing, in Commissie Verordening (EG) nr. 1741/2006 (PB L 329 van 25.11.2006, blz. 7).
(12) PB L 308 van 8.11.2006, blz. 7.
(13) PB L 281 van 24.10.2008, blz. 3.
(14) PB L 325 van 24.11.2006, blz. 12.
(15) Het gehalte aan mager rundvlees met uitzondering van vet wordt bepaald volgens de analyseprocedure die is opgenomen in de bijlage bij Verordening (EEG) nr. 2429/86 van de Commissie (PB L 210 van 1.8.1986, blz. 39). Het begrip „gemiddeld gehalte” verwijst naar de hoeveelheid van het monster als bepaald in artikel 2, lid 1, van Verordening (EG) nr. 765/2002 van de Commissie (PB L 117 van 4.5.2002, blz. 6). Het monster wordt genomen uit het deel van de betrokken partij met het hoogste risico.
(16) Bepaling van het collageengehalte:
het collageengehalte in het hydroxyprolinegehalte vermenigvuldigd met de factor 8. Het gehalte aan hydroxyproline wordt bepaald volgens ISO–methode 3496–1978.
(17) De producten en delen daarvan worden slechts bij deze code ingedeeld voorzover het op grond van de afmetingen en de aard van het samenhangende spierweefsel duidelijk is dat zij afkomstig zijn van de genoemde grotere deelstukken. De uitdrukking „delen daarvan” geldt voor producten met een nettogewicht van ten minste 100 g per stuk of voor producten in gelijkvormige plakken waarvan de herkomst van het genoemde grotere deelstuk duidelijk kan vastgesteld worden, die samen zijn verpakt, met een totaal nettogewicht van ten minste 100 g.
(18) Voor deze restitutie komen slechts in aanmerking de producten waarvan de naam is gewaarborgd door de bevoegde autoriteiten van de producerende lidstaat.
(19) De restitutie op worstjes in verpakkingen welke mede een conserveringsvloeistof bevatten, wordt alleen berekend over het gewicht van de worstjes.
(20) Het gewicht van een in de handel gebruikelijk omhulsel van paraffine wordt beschouwd als te behoren tot het nettogewicht van de worst.
(21) Geschrapt door Verordening (EG) nr. 2333/97 van de Commissie PB L 323 van 26.11.1997, blz. 25).
(22) Als de samengestelde voedselbereidingen (inclusief panklare gerechten) die worst bevatten op grond van hun samenstelling onder GN–code 1601 vallen, dan wordt de restitutie slechts berekend over het nettogewicht van worst, vlees, slachtafval, inclusief spek en vet, ongeacht van welke aard en herkomst, dat zich in deze bereidingen bevindt.
(23) De restitutie op producten welke been bevatten wordt alleen berekend over het nettogewicht van de producten zonder het gewicht van het „been”.
(24) Voor de toekenning van de restitutie moet zijn voldaan aan de in Verordening (EG) nr. 903/2008 van de Commissie (PB L 249 van 18.9.2008, blz. 3 ) genoemde voorwaarden. De betreffende exporteur legt, tijdens het vervullen van de douaneformaliteiten bij uitvoer, een schriftelijke verklaring over dat de betrokken producten aan deze voorwaarden voldoen.
(25) Het gehalte aan vlees en vet wordt bepaald volgens de analyseprocedure die is vastgesteld in de bijlage van Verordening (EG) nr. 2004/2002 van de Commissie (PB L 308 van 9.11.2002, blz. 22).
(26) Het gehalte aan vlees of slachtafvallen, ongeacht van welke soort, spek en vet, ongeacht van welke aard of herkomst daaronder begrepen, wordt bepaald volgens de analyseprocedure die is vastgesteld in de bijlage van Verordening (EEG) nr. 226/89 van de Commissie (PB L 29 van 31.1.1989, blz. 11).
(27) Het invriezen van producten op grond van artikel 7, lid 3, eerste alinea van Verordening (EG) nr. 612/2009 van de Commissie (PB L 186 van 17.7.2009, blz. 1) is niet toegestaan.
(28) Hele of halve karkassen kunnen met of zonder kinnebakspek worden aangeboden.
(29) Schouders kunnen met of zonder kinnebakspek worden aangeboden.
(30) Voorstukken kunnen met of zonder kinnebakspek worden aangeboden.
(31) Doorregen halsspek, kinnebakspek, of kinnebakspek en doorregen halsspek in combinatie, die afzonderlijk worden aangeboden, komen niet voor restitutie in aanmerking.
(32) Halskarbonade zonder been die afzonderlijk wordt aangeboden, komt niet voor restitutie in aanmerking.
(33) Indien de indeling van producten zoals hammen of delen daarvan van code 1602 41 10 9110 op grond van het bepaalde in aanvullende aantekening 2 op hoofdstuk 16 van de GN niet gerechtvaardigd zou zijn, kan de restitutie voor producten van code 1602 42 10 9110 of, in voorkomend geval, voor producten van code 1602 49 19 9130 worden toegekend onverminderd de toepassing van artikel 48 van Verordening (EG) nr. 612/2009 van de Commissie.
(34) Indien de indeling van producten zoals schouders of delen daarvan van code 1602 42 10 9110 op grond van het bepaalde in aanvullende aantekening 2 op hoofdstuk 16 van de GN niet gerechtvaardigd zou zijn, kan de restitutie voor producten van code 1602 49 19 9130 worden toegekend onverminderd de toepassing van artikel 48 van Verordening (EG) nr. 612/2009.
(35) Onder deze onderverdeling vallen alleen eieren van pluimvee die voldoen aan de voorwaarden, vastgesteld door de bevoegde autoriteiten van de Europese Gemeenschap en waarop het registratienummer van het producerende bedrijf en/of andere gegevens zoals bedoeld in artikel 3 , lid 5 , van Verordening (EG) nr. 617/2008 van de Commissie (PB L 168 van 28.6.2008, blz. 5) worden gedrukt.
(36) Als aan een tot deze onderverdeling behorend product wei en/of lactose en/of caseïne en/of caseïnaten en/of permeaat en/of producten van GN–code 3504 en/of van wei afgeleide producten zijn toegevoegd, wordt het gedeelte van het product dat met de toegevoegde hoeveelheid wei en/of lactose en/of caseïne en/of caseïnaten en/of permeaat en/of producten van GN–code 3504 en/of van wei afgeleide producten overeenkomt, niet in aanmerking genomen voor de berekening van het restitutiebedrag.
Aan tot deze onderverdeling behorende producten mogen kleine hoeveelheden melkvreemde stoffen zijn toegevoegd die nodig zijn voor de bereiding of de bewaring. Als de hoeveelheid toegevoegde melkvreemde stoffen niet meer bedraagt dan 0,5 gewichtspercent van het product, wordt die hoeveelheid in aanmerking genomen voor de berekening van de restitutie. Als de totale hoeveelheid toegevoegde melkvreemde stoffen echter groter is dan 0,5 gewichtspercent van het product, komt de hoeveelheid niet voor restitutie in aanmerking.
Als een tot deze onderverdeling behorend product uit permeaat bestaat, wordt geen restitutie toegekend.
Bij de vervulling van de douaneformaliteiten moet de belanghebbende in de daarvoor bedoelde aangifte vermelden of het product uit permeaat bestaat dan wel of al dan niet melkvreemde stoffen en/of wei en/of lactose en/of caseïne en/of caseïnaten en/of permeaat en/of producten van GN–code 3504 en/of van wei afgeleide producten aan het product zijn toegevoegd; als dergelijke stoffen zijn toegevoegd, moet hij ook het volgende aangeven:
— |
de maximumhoeveelheid, in gewicht, van melkvreemde stoffen en/of wei en/of lactose en/of caseïne en/of caseïnaten en/of permeaat en/of producten van GN–code 3504 en/of van wei afgeleide producten die is toegevoegd per 100 kg eindproduct, en, met name, |
— |
het lactosegehalte van de toegevoegde wei. |
(37) Geschrapt bij Verordening (EG) nr. 2287/2000 van de Commissie (PB L 260 van 14.10.2000, blz. 22).
(38) Als dit product caseïne en/of caseïnaten bevat die voor of tijdens de productie zijn toegevoegd, wordt geen restitutie toegekend. Bij de vervulling van de douaneformaliteiten moet de belanghebbende in de daarvoor bedoelde aangifte vermelden of al dan niet caseïne en/of caseïnaten zijn toegevoegd.
(39) Het restitutiebedrag voor 100 kg tot deze onderverdeling behorend product is gelijk aan de som van de volgende elementen:
a) |
het aangegeven bedrag per 100 kg vermenigvuldigd met het percentage van het melkgedeelte in 100 kg product. Aan deze producten mogen kleine hoeveelheden melkvreemde stoffen zijn toegevoegd die nodig zijn voor de bereiding of de bewaring. Als de hoeveelheid toegevoegde melkvreemde stoffen niet meer bedraagt dan 0,5 gewichtspercent van het product, wordt die hoeveelheid in aanmerking genomen voor de berekening van de restitutie. Als de totale hoeveelheid toegevoegde melkvreemde stoffen echter groter is dan 0,5 gewichtspercent van het product, komt de hoeveelheid niet voor restitutie in aanmerking. Als wei en/of lactose en/of caseïne en/of caseïnaten en/of permeaat en/of producten van GN–code 3504 en/of van wei afgeleide producten aan het product zijn toegevoegd, wordt het aangegeven bedrag per kilogram vermenigvuldigd met het gewicht van het melkgedeelte, ander dan bestaande uit de toegevoegde hoeveelheid wei en/of lactose en/of caseïne en/of caseïnaten en/of permeaat en/of producten van GN–code 3504 en/of van wei afgeleide producten, in 100 kg product; |
b) |
een element berekend overeenkomstig artikel 14, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1187/2009 van de Commissie (PB L 318 van 4.12.2009, blz. 1). Bij de vervulling van de douaneformaliteiten moet de belanghebbende in de daarvoor bedoelde aangifte vermelden of het product uit permeaat bestaat dan wel of al dan niet melkvreemde stoffen en/of wei en/of lactose en/of caseïne en/of caseïnaten en/of permeaat en/of producten van GN–code 3504 en/of van wei afgeleide producten aan het product zijn toegevoegd; als dergelijke stoffen zijn toegevoegd, moet hij ook het volgende aangeven:
|
Als het melkgedeelte van het product uit permeaat bestaat, wordt geen restitutie toegekend.
(40) Geschrapt bij Verordening (EG) nr. 707/98 van de Commissie (PB L 98 van 31.3.1998, blz. 11).
(41) Geschrapt bij Verordening (EG) nr. 823/96 van de Commissie (PB L 111 van 4.5.1996, blz. 9).
a) |
Als de kaas is verpakt in onmiddellijke verpakkingen die ook vloeibare bewaarmiddelen zoals pekel bevatten, wordt de restitutie toegekend voor het nettogewicht na aftrek van het gewicht van deze vloeibare bewaarmiddelen. |
b) |
De als verpakking gebruikte plasticfolie, paraffine, as en was worden voor de berekening van de restitutie niet als een deel van het nettogewicht van het product beschouwd. |
c) |
Als de kaas in plasticfolie wordt aangeboden en het gewicht van de plasticfolie in het opgegeven nettogewicht is begrepen, wordt het restitutiebedrag verlaagd met 0,5 %. Bij het vervullen van de douaneformaliteiten verklaart de aanvrager dat de kaas in plasticfolie is verpakt en of het gewicht van de plasticfolie in het opgegeven nettogewicht is begrepen. |
d) |
Als de kaas in paraffine of in as wordt aangeboden en het gewicht van de paraffine of van de as in het opgegeven nettogewicht is begrepen, wordt het restitutiebedrag verlaagd met 2 %. Bij het vervullen van de douaneformaliteiten verklaart de aanvrager dat de kaas in paraffine of in as is verpakt en of het gewicht van de as of van de paraffine in het opgegeven nettogewicht is begrepen. |
e) |
Als de kaas in was wordt aangeboden, moet de aanvrager bij het vervullen van de douaneformaliteiten in de aangifte het nettogewicht van de kaas exclusief het gewicht van de was vermelden. |
(43) Als het melkeiwitgehalte (stikstofgehalte × 6,38) van de vetvrije melkdrogestof van een onder deze code vallend product lager is dan 34 %, wordt geen restitutie verleend. Als voor de onder deze code vallende producten in poedervorm het vochtgehalte hoger is dan 5 gewichtspercenten wordt geen restitutie verleend.
Bij de vervulling van de douaneformaliteiten moet de belanghebbende in de daarvoor bedoelde aangifte het minimale melkeiwitgehalte van de vetvrije melkdrogestof en, voor producten in poedervorm, het maximale vochtgehalte aangeven.
(44) Geschrapt bij Verordening (EG) nr. 2287/2000 van de Commissie PB L 260 van 14.10.2000, blz. 22).
a) |
Als het product andere melkvreemde ingrediënten dan specerijen of kruiden bevat zoals met name ham, noten, garnalen, zalm, olijven of krenten en rozijnen, wordt het restitutiebedrag verlaagd met 10 %. Bij het vervullen van de douaneformaliteiten vermeldt de aanvrager in de daarvoor bedoelde aangifte dat dergelijke melkvreemde ingrediënten zijn toegevoegd. |
b) |
Als het product kruiden of specerijen bevat zoals met name mosterd, basilicum, knoflook of oregano, wordt het restitutiebedrag verlaagd met 1 %. Bij het vervullen van de douaneformaliteiten vermeldt de aanvrager in de daarvoor bedoelde aangifte dat kruiden of specerijen zijn toegevoegd. |
c) |
Als het product caseïne en/of caseïnaten en/of wei en/of van wei afgeleide producten en/of lactose en/of permeaat en/of producten van GN-code 3504 bevat, worden de of het toegevoegde caseïne en/of caseïnaten en/of wei en/of van wei afgeleide producten (behalve weiboter van GN-code 0405 10 50) en/of lactose en/of permeaat en/of producten van GN-code 3504 niet in aanmerking genomen voor de berekening van de restitutie. Bij het vervullen van de douaneformaliteiten vermeldt de aanvrager in de daarvoor bedoelde aangifte of al dan niet caseïne en/of caseïnaten en/of wei en/of van wei afgeleide producten en/of lactose en/of permeaat en/of producten van GN-code 3504 is of zijn toegevoegd; als dit het geval is, vermeldt hij in die aangifte ook het maximale gewichtsgehalte aan toegevoegde of toegevoegd caseïne en/of caseïnaten en/of wei en/of van wei afgeleide producten (in voortkomend geval onder opgave van het gehalte aan weiboter) en/of lactose en/of permeaat en/of producten van GN-code 3504 per 100 kg eindproduct. |
d) |
De bovenbedoelde producten mogen hoeveelheden toegevoegde melkvreemde stoffen bevatten die nodig zijn voor de bereiding of bewaring ervan, zoals zout, stremsel of schimmel. |
(46) Het restitutiebedrag voor bevroren gecondenseerde melk is gelijk aan het voor de GN–codes 0402 91 en 0402 99 geldende bedrag.
(47) De restitutiebedragen voor ingevroren producten van de GN–codes 0403 90 11 tot en met 0403 90 39 zijn gelijk aan de respectieve bedragen voor de GN–codes 0403 90 51 tot en met 0403 90 69.
(48) Aan de tot deze onderverdeling behorende producten mogen kleine hoeveelheden melkvreemde stoffen zijn toegevoegd die nodig zijn voor de bereiding of de bewaring. Als de hoeveelheid toegevoegde melkvreemde stoffen niet meer bedraagt dan 0,5 gewichtspercent van het product, wordt die hoeveelheid in aanmerking genomen voor de berekening van de restitutie. Als de totale hoeveelheid toegevoegde melkvreemde stoffen echter groter is dan 0,5 gewichtspercent van het product, komt die hoeveelheid niet voor restitutie in aanmerking. Bij de vervulling van de douaneformaliteiten moet de belanghebbende in de daarvoor bedoelde aangifte vermelden of al dan niet melkvreemde producten zijn toegevoegd en, zo ja, wat het maximumgehalte in gewicht aan toegevoegde melkvreemde stoffen per 100 kg eindproduct is.
(49) Het restitutiebedrag voor 100 kg tot deze onderverdeling behorend product is gelijk aan de som van de volgende elementen:
a) |
het aangegeven bedrag per 100 kg vermenigvuldigd met het percentage van het melkgedeelte in 100 kg product. Aan deze producten mogen kleine hoeveelheden melkvreemde stoffen zijn toegevoegd die nodig zijn voor de bereiding of de bewaring. Als de hoeveelheid toegevoegde melkvreemde stoffen niet meer bedraagt dan 0,5 gewichtspercent van het product, wordt die hoeveelheid in aanmerking genomen voor de berekening van de restitutie. Als de totale hoeveelheid toegevoegde melkvreemde stoffen echter groter is dan 0,5 gewichtspercent van het product, komt die hoeveelheid niet voor restitutie in aanmerking; |
b) |
een element berekend overeenkomstig artikel 14 , lid 3, van Verordening (EG) nr. 1187/2009 van de Commissie (PB L 318 van 4.12.2009 , blz. 1). Bij de vervulling van de douaneformaliteiten moet de belanghebbende in de daarvoor bedoelde aangifte het maximumgehalte in gewicht aan sacharose aangeven en vermelden of al dan niet melkvreemde producten zijn toegevoegd en, zo ja, wat het maximumgehalte in gewicht aan toegevoegde melkvreemde stoffen per 100 kg eindproduct is. |
(50) Aan de tot deze onderverdeling behorende producten mogen kleine hoeveelheden stoffen zijn toegevoegd die nodig zijn voor de bereiding of de bewaring. Als de hoeveelheid toegevoegde melkvreemde stoffen niet meer bedraagt dan 0,5 gewichtspercent van het product, wordt die hoeveelheid in aanmerking genomen voor de berekening van de restitutie. Als de totale hoeveelheid toegevoegde melkvreemde stoffen echter groter is dan 0,5 gewichtspercent van het product, komt de hoeveelheid niet voor restitutie in aanmerking. Bij de vervulling van de douaneformaliteiten moet de belanghebbende in de daarvoor bedoelde aangifte vermelden of al dan niet producten zijn toegevoegd en, zo ja, wat het maximumgehalte aan die toevoegingen is.
BIJLAGE II
„BIJLAGE II
CODES VAN DE BESTEMMINGEN VOOR UITVOERRESTITUTIES
A00 |
Alle bestemmingen (derde landen, andere gebieden, bevoorrading en met uitvoer uit de Gemeenschap gelijkgestelde bestemmingen). |
A01 |
Overige bestemmingen. |
A02 |
Alle bestemmingen uitgezonderd de Verenigde Staten van Amerika. |
A03 |
Alle bestemmingen uitgezonderd Zwitserland. |
A04 |
Alle derde landen. |
A05 |
Overige derde landen. |
A10 |
EVA–landen (Europese Vrijhandelsassociatie) IJsland, Noorwegen, Liechtenstein, Zwitserland. |
A11 |
ACS–staten (de landen van Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan die de Overeenkomst van Lomé hebben ondertekend) Angola, Antigua en Barbuda, Bahama’s, Barbados, Belize, Benin, Botswana, Burkina Faso, Burundi, Kameroen, Kaapverdië, Centraal–Afrikaanse Republiek, Comoren (uitgezonderd Mayotte), Congo (republiek), Congo (democratische republiek), Ivoorkust, Djibouti, Dominica, Ethiopië, Fiji, Gabon, Gambia, Ghana, Grenada, Guinee, Guinee–Bissau, Equatoriaal–Guinea, Guyana, Haïti, Jamaica, Kenia, Kiribati, Lesotho, Liberia, Madagaskar, Malawi, Mali, Mauritius, Mauritanië, Mozambique, Namibië, Niger, Nigeria, Uganda, Papoea–Nieuw–Guinea, Dominicaanse Republiek, Rwanda, Saint Kitts en Nevis, Saint Vincent en de Grenadines, Saint Lucia, Salomonseilanden, Samoa, Sao Tomé en Principe, Senegal, Seychellen, Sierra Leone, Somalië, Sudan, Suriname, Swaziland, Tanzania, Tsjaad, Togo, Tonga, Trinidad en Tobago, Tuvalu, Vanuatu, Zambia, Zimbabwe. |
A12 |
Landen of gebieden in het Middellandse–Zeegebied Ceuta en Melilla, Gibraltar, Turkije, Albanië, Kroatië, Bosnië–Herzegovina, Servië, alsmede Kosovo krachtens Resolutie 1244/99 van de VN-Veiligheidsraad, Montenegro, Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Marokko, Algerije, Tunesië, Libië, Egypte, Libanon, Syrië, Israël, Westelijke Jordaanoever/Gazastrook, Jordanië. |
A13 |
OPEC–landen (Organisatie van olie–exporterende landen) Algerije, Libië, Nigeria, Gabon, Venezuela, Irak, Iran, Saudi–Arabië, Koeweit, Qatar, Verenigde Arabische Emiraten, Indonesië. |
A14 |
ASEAN–landen (Associatie van Zuidoost–Aziatische staten) Myanmar, Thailand, Laos, Vietnam, Indonesië, Maleisië, Brunei, Singapore, Filipijnen. |
A15 |
Landen van Latijns–Amerika Mexico, Guatemala, Honduras, El Salvador, Nicaragua, Costa Rica, Haïti, Dominicaanse Republiek, Colombia, Venezuela, Ecuador, Peru, Brazilië, Chili, Bolivia, Paraguay, Uruguay, Argentinië. |
A16 |
SAARC–landen (Zuid–Aziatische Associatie voor Regionale Samenwerking) Pakistan, India, Bangladesh, Maldiven, Sri Lanka, Nepal, Bhutan. |
A17 |
Andere EER–landen (Europese Economische Ruimte) dan die van de Europese Unie IJsland, Noorwegen, Liechtenstein. |
A18 |
LMOE (landen of gebieden van Midden– en Oost–Europa) Albanië, Kroatië, Bosnië–Herzegovina, Servië, alsmede Kosovo krachtens Resolutie 1244/99 van de VN-Veiligheidsraad, Montenegro, Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië. |
A19 |
NAFTA–landen (Noord–Amerikaanse Vrijhandelsovereenkomst) Verenigde Staten van Amerika, Canada, Mexico. |
A20 |
Mercosur–landen (Gemeenschappelijke Markt van het Zuiden) Brazilië, Paraguay, Uruguay, Argentinië. |
A21 |
NIC's (nieuwe industrielanden in Azië) Singapore, Zuid–Korea, Taiwan, SAR Hongkong. |
A22 |
EDA–landen (dynamische Aziatische economieën) Thailand, Maleisië, Singapore, Zuid–Korea, Taiwan, SAR Hongkong. |
A23 |
APEC–Landen (economische samenwerking Azië–Stille Oceaan) Verenigde Staten van Amerika, Canada, Mexico, Chili, Thailand, Indonesië, Maleisië, Brunei, Singapore, Filipijnen, China, Zuid–Korea, Japan, Taiwan, SAR Hongkong, Australië, Papoea–Nieuw–Guinea, Nieuw–Zeeland. |
A24 |
GOS (Gemenebest van onafhankelijke staten) Oekraïne, Wit–Rusland, Moldavië, Rusland, Georgië, Armenië, Azerbeidzjan, Kazachstan, Turkmenistan, Oezbekistan, Tadzjikistan, Kirgizstan. |
A25 |
OESO–landen, andere dan die van de Europese Unie (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling, andere dan die van de Europese Unie) IJsland, Noorwegen, Zwitserland, Turkije, Verenigde Staten van Amerika, Canada, Mexico, Zuid–Korea, Japan, Australië, Australisch Oceanië, Nieuw–Zeeland, Nieuw–Zeelands Oceanië. |
A26 |
Andere Europese landen of gebieden dan die van de Europese Unie IJsland, Noorwegen, Liechtenstein, Zwitserland, Faeröer, Andorra, Gibraltar, Vaticaanstad, Turkije, Albanië, Oekraïne, Wit–Rusland, Moldavië, Rusland, Kroatië, Bosnië–Herzegovina, Servië, alsmede Kosovo krachtens Resolutie 1244/99 van de VN-Veiligheidsraad, Montenegro, Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië. |
A27 |
Afrika (A28) (A29) Landen of gebieden van Noord–Afrika, overige landen van Afrika. |
A28 |
Landen of Gebieden van Noord–Afrika Ceuta en Melilla, Marokko, Algerije, Tunesië, Libië, Egypte. |
A29 |
Overige landen van Afrika Sudan, Mauritanië, Mali, Burkina Faso, Niger, Tsjaad, Kaapverdië, Senegal, Gambia, Guinee–Bissau, Guinee, Sierra Leone, Liberia, Ivoorkust, Ghana, Togo, Benin, Nigeria, Kameroen, Centraal–Afrikaanse Republiek, Equatoriaal–Guinea, Sao Tomé en Principe, Gabon, Congo (republiek), Congo (democratische republiek), Rwanda, Burundi, Saint Helena en onderhorigheden, Angola, Ethiopië, Eritrea, Djibouti, Somalië, Kenia, Uganda, Tanzania, Seychellen en onderhorigheden, Brits gebied in de Indische Oceaan, Mozambique, Madagaskar, Mauritius, Comoren, Mayotte, Zambia, Zimbabwe, Malawi, Zuid–Afrika, Namibië, Botswana, Swaziland, Lesotho. |
A30 |
Amerika (A31) (A32) (A33) Noord–Amerika, Midden–Amerika en Antillen, Zuid–Amerika. |
A31 |
Noord–Amerika Verenigde Staten van Amerika, Canada, Groenland, Saint–Pierre en Miquelon. |
A32 |
Midden–Amerika en Antillen Mexico, Bermuda, Guatemala, Belize, Honduras, El Salvador, Nicaragua, Costa Rica, Panama, Anguilla, Cuba, Saint Kitts en Nevis, Haïti, Bahama’s, Turks– en Caicoseilanden, Dominicaanse Republiek, Amerikaanse Maagdeneilanden, Antigua en Barbuda, Dominica, Caymaneilanden, Jamaica, Saint Lucia, Saint Vincent, Britse Maagdeneilanden, Barbados, Montserrat, Trinidad en Tobago, Grenada, Aruba, Nederlandse Antillen. |
A33 |
Zuid–Amerika Colombia, Venezuela, Guyana, Suriname, Ecuador, Peru, Brazilië, Chili, Bolivia, Paraguay, Uruguay, Argentinië, Falklandeilanden. |
A34 |
Azië (A35) (A36) Nabije en Midden–Oosten, overige landen van Azië. |
A35 |
Nabije en Midden–Oosten Georgië, Armenië, Azerbeidzjan, Libanon, Syrië, Irak, Iran, Israël, Westelijke Jordaanoever/Gazastrook, Jordanië, Saudi–Arabië, Koeweit, Bahrein, Qatar, Verenigde Arabische Emiraten, Oman, Jemen. |
A36 |
Overige landen van Azië Kazachstan, Turkmenistan, Oezbekistan, Tadzjikistan, Kirgizstan, Afghanistan, Pakistan, India, Bangladesh, Maldiven, Sri Lanka, Nepal, Bhutan, Myanmar, Thailand, Laos, Vietnam, Cambodja, Indonesië, Maleisië, Brunei, Singapore, Filipijnen, Mongolië, China, Noord–Korea, Zuid–Korea, Japan, Taiwan, SAR Hongkong, Macau. |
A37 |
Oceanië en Poolgebieden (A38) (A39) Australië en Nieuw–Zeeland, overige landen van Oceanië en poolgebieden. |
A38 |
Australië en Nieuw–Zeeland Australië, Australisch Oceanië, Nieuw–Zeeland, Nieuw–Zeelands Oceanië. |
A39 |
Overige landen van Oceanië en Poolgebieden Papoea–Nieuw–Guinea, Nauru, Salomonseilanden, Tuvalu, Nieuw–Caledonië en onderhorigheden, Amerikaans Oceanië, Wallis en Futuna, Kiribati, Pitcairneilanden, Fiji, Vanuatu, Tonga, Samoa, Noordelijke Marianen, Frans–Polynesië, Federale Staten van Micronesia (Yap, Kosrae, Chuuk, Pohnpei), Marshalleilanden, Belau, Poolgebieden. |
A40 |
LGO (landen en gebieden over zee) Frans–Polynesië, Nieuw–Caledonië en onderhorigheden, Wallis en Futuna, Zuidpoolgebied, Saint–Pierre en Miquelon, Mayotte, Nederlandse Antillen, Aruba, Groenland, Anguilla, Caymaneilanden, Falklandeilanden, Zuid–Sandwicheilanden en onderhorigheden, Turks– en Caicoseilanden, Britse Maagdeneilanden, Montserrat, Pitcairneilanden, Saint Helena en onderhorigheden, Brits gebied op Antarctica, Brits gebied van de Indische Oceaan. |
A96 |
Gemeenten Livigno en Campione d'Italia, het eiland Helgoland. |
A97 |
Bevoorrading en met uitvoer uit de Gemeenschap gelijkgestelde bestemmingen Bestemmingen bedoeld in de artikelen 33 41 en 42 van Verordening (EG) nr. 612/2009 (PB L 186 van 17.7.2009, blz. 1).” |
29.12.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 343/57 |
VERORDENING (EU) Nr. 1261/2010 VAN DE COMMISSIE
van 22 december 2010
tot instelling van een voorlopig compenserend recht op bepaalde roestvrijstalen staven van oorsprong uit India
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 597/2009 van de Raad van 11 juni 2009 betreffende bescherming tegen invoer met subsidiëring uit landen die geen lid van de Europese Gemeenschap zijn (1) (de basisverordening), en met name artikel 12,
Na raadpleging van het Raadgevend Comité,
Overwegende hetgeen volgt:
1. PROCEDURE
1.1. Inleiding van de procedure
(1) |
Op 1 april 2010 heeft de Commissie met een bericht (het bericht van inleiding) in het Publicatieblad van de Europese Unie (2) de inleiding van een antisubsidieprocedure (de AS-procedure) betreffende de invoer in de Unie van bepaalde roestvrijstalen staven van oorsprong uit India („India” of „het betrokken land”) aangekondigd. |
(2) |
Diezelfde dag heeft de Commissie met een bericht (het bericht van inleiding) in het Publicatieblad van de Europese Unie (3) de inleiding van een antidumpingprocedure betreffende de invoer in de Unie van bepaalde roestvrijstalen staven van oorsprong uit India aangekondigd en in dat verband een afzonderlijk onderzoek geopend (de AD-procedure). |
(3) |
De AS-procedure is ingeleid na een klacht die op 15 februari 2010 werd ingediend door de European Federation of Iron and Steel Industries (Eurofer) (de klager) namens producenten die goed zijn voor een groot deel, in dit geval meer dan 25 %, van de totale productie van bepaalde roestvrijstalen staven in de Unie. Het bij die klacht gevoegde voorlopige bewijsmateriaal over subsidiëring van het product en de aanmerkelijke schade als gevolg daarvan werd voldoende geacht om een onderzoek te openen. |
(4) |
Voorafgaand aan de inleiding van de procedure heeft de Commissie overeenkomstig artikel 10, lid 7, van de basisverordening de Indiase overheid ervan in kennis gesteld dat zij een met bewijsmateriaal gestaafde klacht had ontvangen dat bepaalde roestvrijstalen staven van oorsprong uit India met subsidiëring werden ingevoerd en dat de bedrijfstak van de Unie hierdoor aanmerkelijke schade leed. De Indiase overheid werd voor overleg uitgenodigd teneinde de in de klacht omschreven situatie op te helderen om overeenstemming te bereiken over een oplossing. In dit geval kon geen overeenstemming worden bereikt. |
1.2. Partijen bij de procedure
(5) |
De Commissie heeft de producenten in de Unie die de klacht hebben ingediend, andere haar bekende producenten in de Unie, de producenten-exporteurs, importeurs, de haar bekende betrokken gebruikers en de Indiase overheid van de inleiding van de procedure in kennis gesteld. De belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld om binnen de in het bericht van inleiding vermelde termijn hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en te verzoeken te worden gehoord. |
(6) |
Alle belanghebbenden die daar met opgave van redenen om hadden verzocht, werden gehoord. |
1.2.1. Steekproef van producenten-exporteurs in India
(7) |
Gezien het grote aantal producenten-exporteurs in India werd in het bericht van inleiding overwogen om overeenkomstig artikel 27 van de basisverordening voor de vaststelling van subsidiëring van een steekproef gebruik te maken. |
(8) |
Om de Commissie in staat te stellen te beslissen of een steekproef noodzakelijk is en, zo ja, deze samen te stellen, werd de producenten-exporteurs in India verzocht uiterlijk 15 dagen na de datum van opening van het onderzoek contact met haar op te nemen en basisinformatie te verstrekken over hun uitvoer en binnenlandse verkoop, hun exacte activiteiten met betrekking tot de productie van het betrokken product, alsmede de namen en activiteiten te verschaffen van alle met hen verbonden ondernemingen die betrokken waren bij de productie en/of verkoop van het betrokken product tijdens de periode van 1 april 2009 tot en met 31 maart 2010. |
(9) |
Ook de desbetreffende Indiase autoriteiten werden geraadpleegd over de selectie van een representatieve steekproef. |
(10) |
Binnen de in het bericht van inleiding vastgestelde termijn hebben in totaal 22 producenten-exporteurs, met inbegrip van groepen verbonden ondernemingen in India, de vereiste informatie verstrekt en ermee ingestemd om in de steekproef te worden opgenomen. 20 van deze medewerkende ondernemingen of groepen gaven aan het betrokken product tijdens het onderzoektijdvak naar de Unie te hebben uitgevoerd. De steekproef is bijgevolg samengesteld op grond van de informatie die deze 20 producenten-exporteurs of groepen van producenten-exporteurs hebben verstrekt. |
(11) |
Producenten-exporteurs die zich niet binnen de eerder genoemde termijn kenbaar maakten of die de verlangde informatie niet op tijd leverden, werden geacht niet aan het onderzoek mee te werken. De vergelijking van de invoergegevens van Eurostat met de gegevens die de 20 medewerkende ondernemingen of groepen die het betrokken product tijdens het onderzoektijdvak naar de Unie hebben uitgevoerd, hebben verstrekt over de hoeveelheden van het betrokken product die zij tijdens het onderzoektijdvak naar de Unie hebben uitgevoerd, doet vermoeden dat de medewerking van de Indiase producenten-exporteurs erg hoog was. |
1.2.2. Samenstelling van de steekproef van medewerkende ondernemingen in India
(12) |
Overeenkomstig artikel 27 van de basisverordening heeft de Commissie, voor de uitvoer van het betrokken product naar de Unie, een steekproef samengesteld op basis van de grootste representatieve uitvoerhoeveelheid die binnen de beschikbare tijd redelijkerwijs kon worden onderzocht. In de steekproef zijn twee individuele ondernemingen en een groep van ondernemingen bestaande uit vier verbonden ondernemingen opgenomen, die samen meer dan 63 % van de totale uitvoerhoeveelheid van het betrokken product naar de Unie vertegenwoordigen. |
1.2.3. Individueel onderzoek van ondernemingen die niet in de steekproef zijn opgenomen
(13) |
Een producent-exporteur die niet in de steekproef is opgenomen omdat hij niet aan de criteria van artikel 27, lid 1, van de basisverordening voldeed, heeft om de vaststelling van een individuele subsidiemarge overeenkomstig artikel 27, lid 3, van de basisverordening verzocht en heeft de vragenlijst beantwoord. |
(14) |
Zoals vermeld in overweging 12 is de steekproef beperkt tot een redelijk aantal ondernemingen, die binnen de beschikbare tijd konden worden onderzocht. De ondernemingen die in het kader van het subsidieonderzoek zijn onderzocht, zijn opgenomen in overweging 22. Gezien het aantal controles dat bij deze ondernemingen ter plaatse moest worden uitgevoerd, werd geoordeeld dat een individueel onderzoek een onredelijke belasting zou vormen en de tijdige afronding van het onderzoek in de weg zou hebben gestaan. |
(15) |
Daarom luidde de voorlopige conclusie dat het verzoek om een individueel onderzoek moest worden afgewezen. |
1.2.4. Steekproef van producenten in de Unie
(16) |
Gezien het grote aantal producenten in de Unie werd in het bericht van inleiding overwogen om overeenkomstig artikel 27 van de basisverordening voor de vaststelling van schade van een steekproef gebruik te maken. |
(17) |
Behalve de acht producenten die de klacht hebben ingediend, hebben er zich geen andere producenten kenbaar gemaakt noch, zoals gespecificeerd in het bericht van inleiding, basisinformatie verstrekt over hun activiteiten in verband met het betrokken product tijdens het onderzoektijdvak. Vier van deze acht ondernemingen werden voor de steekproef geselecteerd op basis van de representativiteit van de omvang van hun verkoop, hun verschillende productsoorten en hun vestigingsplaats in de Unie. De klager en de betrokken producenten zijn over de samenstelling van de steekproef geraadpleegd. |
(18) |
De vier in de steekproef opgenomen producenten in de Unie vertegenwoordigden 62 % van de totale productie van de bedrijfstak van de Unie tijdens het onderzoektijdvak. |
1.2.5. Steekproef van importeurs
(19) |
Gezien het grote aantal in de klacht genoemde importeurs, werd in het bericht van inleiding overwogen om overeenkomstig artikel 27 van de basisverordening voor de importeurs van een steekproef gebruik te maken. Binnen de in het bericht van inleiding vastgestelde termijn hebben vier importeurs de gevraagde informatie verstrekt en ermee ingestemd om in de steekproef te worden opgenomen. Aangezien slechts weinig importeurs zich kenbaar hebben gemaakt, is besloten om van een steekproef af te zien. |
(20) |
De Commissie heeft een vragenlijst gestuurd naar alle haar bekende betrokken partijen en naar alle andere ondernemingen die zich binnen de in het bericht van inleiding genoemde termijn kenbaar hadden gemaakt. Bijgevolg zijn vragenlijsten toegestuurd aan de Indiase overheid, de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs in India, de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie, de vier importeurs in de Unie die zich in het kader van de steekproefprocedure hebben gemeld, en alle gebruikers waarvan bekend was dat zij bij het onderzoek betrokken waren. |
(21) |
De Indiase overheid, de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs, de producent-exporteur die om een individueel onderzoek heeft verzocht, de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie en één importeur hebben de vragenlijst beantwoord. Geen gebruikers of andere belanghebbenden bij de procedure stuurden antwoorden op de vragenlijst in. Daarnaast heeft een groot deel van de producenten in de Unie de gevraagde algemene gegevens voor de schadeanalyse verstrekt. |
(22) |
De Commissie heeft alle gegevens van de belanghebbenden die zij voor de voorlopige vaststelling van subsidiëring, de schade als gevolg hiervan en het belang van de Unie nodig achtte, verzameld en gecontroleerd. De Commissie heeft controlebezoeken gebracht aan de Indiase overheid in Delhi, de regering van Maharashtra in Mumbai, het regionale kantoor van de Indiase overheid in Mumbai en de volgende partijen:
|
1.3. Onderzoektijdvak
(23) |
Het onderzoek naar de subsidiëring en schade had betrekking op de periode van 1 april 2009 tot en met 31 maart 2010 (het „onderzoektijdvak” of „OT”). Het onderzoek naar de ontwikkelingen die van belang zijn voor de schadebeoordeling had betrekking op de periode van 2007 tot het eind van het onderzoektijdvak (de beoordelingsperiode). |
2. BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT
2.1. Betrokken product
(24) |
Bij het betrokken product gaat het om alleen door koud bewerken of koud nabewerken verkregen roestvrijstalen staven, met uitzondering van staven met een cirkelvormige dwarsdoorsnede met een diameter van 80 mm of meer, van oorsprong uit India (het betrokken product), momenteel ingedeeld onder de GN-codes 7222 20 21, 7222 20 29, 7222 20 31, 7222 20 39, 7222 20 81 en 7222 20 89. |
2.2. Soortgelijk product
(25) |
Uit het onderzoek is gebleken dat de producten die in India worden vervaardigd en daar op de binnenlandse markt worden verkocht en waarop dit onderzoek betrekking heeft, dezelfde fysische, chemische en technische basiseigenschappen en hetzelfde gebruik hebben als de producten die uit dat land naar de Unie worden uitgevoerd. Evenzo hebben de door de bedrijfstak van de Unie vervaardigde en op de markt van de Unie verkochte producten dezelfde fysische, chemische en technische basiseigenschappen en hetzelfde gebruik als de producten die uit het betrokken land naar de Unie worden uitgevoerd. Deze producten worden derhalve voorlopig als gelijke producten in de zin van artikel 2, onder c), van de basisverordening beschouwd. |
3. SUBSIDIËRING
3.1. Inleiding
(26) |
Op basis van de informatie in de klacht en de antwoorden op de vragenlijst van de Commissie werd een onderzoek ingesteld naar de hieronder genoemde regelingen in het kader waarvan subsidies zouden worden verstrekt:
|
(27) |
De regelingen a) tot en met d) zijn gebaseerd op de Foreign Trade (Development and Regulation) Act van 1992 (nr. 22), die op 7 augustus 1992 in werking is getreden („Foreign Trade Act”). Deze wet geeft de Indiase overheid het recht mededelingen te doen in verband met het in- en uitvoerbeleid. Deze mededelingen worden samengevat in documenten over het buitenlandse handelsbeleid, die om de vijf jaar door het ministerie van Handel worden uitgegeven en regelmatig worden bijgewerkt. Voor het OT van dit onderzoek zijn twee van die documenten van belang: FT-policy 04-09 en FT-policy 09-14. Bovendien heeft de Indiase overheid de procedures voor FT-policy 04-09 en FT-policy 09-14 vastgelegd in deel I van een procedurehandboek („HOP I 04-09” resp. „HOP I 09-14”). Ook het procedurehandboek wordt regelmatig bijgewerkt. |
(28) |
De onder e) genoemde regeling voor exportkredieten is gebaseerd op de afdelingen 21 en 35A van de Banking Regulation Act (bankwet) van 1949, die de Reserve Bank of India (RBI) machtigt handelsbanken instructies te geven op het gebied van exportkredieten. |
3.2. Duty Entitlement Passbook Scheme (kredietregeling voor invoerrechten -DEPBS)
a) Rechtsgrond
(29) |
De DEPBS wordt in detail beschreven in hoofdstuk 4.3 van FT-policy 04-09 en FT-policy 09-14 en in hoofdstuk 4 van het HOP I 04-09 en het HOP I 09-14. |
b) Subsidiabiliteit
(30) |
Alle producenten-exporteurs of handelaren-exporteurs komen voor deze regeling in aanmerking. |
c) Toepassing van de DEPBS in de praktijk
(31) |
Een exporteur kan een DEPBS-krediet aanvragen; dit krediet wordt berekend als percentage van de waarde van de in het kader van deze regeling uitgevoerde producten. De Indiase autoriteiten hebben voor de meeste producten, inclusief het betrokken product, een DEPBS-percentage vastgesteld. Deze percentages worden bepaald op basis van standaard-input-outputnormen (SION’s), waarbij wordt uitgegaan van een bepaalde hoeveelheid ingevoerde inputs die in het exportproduct zouden zijn verwerkt, en van de op die inputs toepasselijke douanerechten, ongeacht of deze invoerrechten daadwerkelijk zijn betaald. |
(32) |
Om voor de voordelen van deze regeling in aanmerking te komen, moet een onderneming exporteren. Op het ogenblik dat de uitvoertransactie plaatsvindt, moet de exporteur de Indiase autoriteiten een verklaring overleggen dat de uitvoer in het kader van de DEPBS plaatsvindt. Om de uitvoer van de goederen mogelijk te maken, geven de Indiase douaneautoriteiten tijdens de verzendingsprocedure een ladingsbrief voor de uitvoer af. Daarin is onder meer het bedrag aan DEPBS-krediet vermeld dat voor de uitvoertransactie moet worden toegekend. Op dat moment weet de exporteur dus welk voordeel hij zal ontvangen. Zodra de douaneautoriteiten een ladingsbrief voor de uitvoer afgeven, heeft de Indiase overheid geen zeggenschap meer over de toekenning van een DEPBS-krediet. |
(33) |
In overeenstemming met de Indiase standaarden voor jaarrekeningen kunnen DEPBS-kredieten op transactiebasis als inkomsten worden geboekt zodra aan de uitvoerverplichting is voldaan. Zij kunnen worden gebruikt om de douanerechten te betalen bij de latere invoer van goederen - met uitzondering van kapitaalgoederen waarop een invoerbeperking rust. Goederen die met gebruikmaking van DEPBS-kredieten worden ingevoerd, kunnen op de binnenlandse markt worden verkocht (waar zij aan omzetbelasting zijn onderworpen) of op andere wijze worden gebruikt. DEPBS-kredieten zijn vrij overdraagbaar en zijn vanaf de toekenning twaalf maanden geldig. |
(34) |
Aanvragen om DEPBS-kredieten worden elektronisch ingediend en kunnen een onbeperkt aantal uitvoertransacties betreffen. In feite gelden geen strikte termijnen voor DEPBS-kredieten. Het elektronische systeem dat voor het beheer van de DEPBS wordt gebruikt, sluit niet automatisch uit dat ook na afloop van de termijnen in hoofdstuk 4.47 van het HOP I 04-09 en het HOP I 09-14 aanvragen voor uitvoertransacties kunnen worden ingediend. Zoals in hoofdstuk 9.3 van het HOP I 04-09 en het HOP I 09-14 duidelijk wordt bepaald, kunnen aanvragen die na afloop van de indieningstermijnen worden ontvangen, altijd tegen betaling van een kleine boete (10 % van het recht) in overweging worden genomen. |
(35) |
Er is vastgesteld dat twee van de ondernemingen in de steekproef, Chandan Steel en de ondernemingen in de Venus-groep, in het OT van deze regeling gebruik hebben gemaakt. |
d) Conclusies betreffende de DEPBS
(36) |
In het kader van de DEPBS worden subsidies verleend in de zin van artikel 3, lid 1, onder a), ii), en artikel 3, lid 2, van de basisverordening. Een DEPBS-krediet is een financiële bijdrage van de Indiase overheid, aangezien het krediet uiteindelijk zal worden gebruikt voor de vereffening van invoerrechten, waardoor de Indiase overheid inkomsten derft die haar anders zouden toekomen. Bovendien verlenen de DEPBS-kredieten een voordeel aan de exporteur, omdat zijn liquiditeit daardoor verbetert. |
(37) |
Voorts is de DEPBS-regeling rechtens afhankelijk van uitvoerprestaties; daarom wordt zij geacht specifiek te zijn en aanleiding te geven tot compenserende maatregelen in de zin van artikel 4, lid 4, eerste alinea, onder a), van de basisverordening. |
(38) |
Deze regeling kan niet als een toelaatbare terugbetalingsregeling voor inputs of voor vervangende inputs in de zin van artikel 3, lid 1, onder a), ii), van de basisverordening worden aangemerkt, omdat zij niet voldoet aan de regels van bijlage I, punt i), bijlage II (definitie van en regels inzake de terugbetaling van rechten voor inputs) en bijlage III (definitie van en regels inzake de terugbetaling van rechten voor vervangende inputs) bij de basisverordening. De exporteur is met name niet verplicht de goederen die vrij van rechten werden ingevoerd, ook echt bij het productieproces te verbruiken en het kredietbedrag wordt niet berekend op basis van de werkelijk gebruikte inputs. Bovendien wordt geen regeling of procedure toegepast aan de hand waarvan kan worden nagegaan welke inputs bij de vervaardiging van het uitgevoerde product werden verbruikt, dan wel of te veel invoerrechten werden betaald in de zin van bijlage I, punt i), en de bijlagen II en III van de basisverordening. Ten slotte komt een exporteur ook als hij geen inputs invoert voor de DEPBS in aanmerking. Om het voordeel te verkrijgen, is het voldoende dat de exporteur goederen uitvoert; hij hoeft niet aan te tonen dat inputs werden ingevoerd. Zo komen zelfs exporteurs die al hun inputs op de binnenlandse markt aankopen en geen goederen invoeren die als inputs kunnen worden gebruikt, toch voor de DEPBS-regeling in aanmerking. |
e) Berekening van de hoogte van de subsidie
(39) |
Overeenkomstig artikel 3, lid 2, en artikel 5 van de basisverordening werd de hoogte van de tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidies berekend in termen van het door de ontvanger daarmee verkregen voordeel waarvan het bestaan in het OT werd vastgesteld. Er werd van uitgegaan dat de ontvanger het voordeel verkreeg op het ogenblik dat een uitvoertransactie in het kader van deze regeling plaatsvond. Op dat ogenblik is de Indiase overheid gehouden afstand te doen van de douanerechten, wat een financiële bijdrage is in de zin van artikel 3, lid 1, onder a), ii), van de basisverordening. Zodra de douaneautoriteiten een ladingsbrief voor de uitvoer afgeven waarin onder meer het voor de uitvoertransactie toe te kennen DEBPS-krediet is vermeld, heeft de Indiase overheid geen zeggenschap meer over het al dan niet verlenen van de subsidie. Gezien het bovenstaande lijkt het passend om voor de berekening van het door de DEPBS toegekende voordeel uit te gaan van alle kredieten die in het OT voor uitvoertransacties zijn verworven. |
(40) |
Indien verzoeken daartoe gerechtvaardigd waren, werden de kosten die moesten worden gemaakt om de subsidie te verkrijgen, overeenkomstig artikel 7, lid 1, onder a), van de basisverordening afgetrokken van de aldus vastgestelde kredieten om het als teller fungerende subsidiebedrag te bepalen. Overeenkomstig artikel 7, lid 2, van de basisverordening werd dit subsidiebedrag omgeslagen over de totale waarde van de uitvoer in het OT als geschikte noemer, omdat de subsidie afhankelijk is van uitvoerprestaties en niet werd toegekend op basis van de gefabriceerde, geproduceerde, uitgevoerde of vervoerde hoeveelheden. |
(41) |
Met betrekking tot deze regeling werd voor het OT voor de betrokken ondernemingen een subsidiepercentage van 1,5 % tot 3,4 % vastgesteld. |
3.3. Advance Authorisation Scheme (regeling voorafgaande vergunningen — AAS)
a) Rechtsgrond
(42) |
De regeling wordt in detail beschreven in de punten 4.1.1 tot en met 4.1.14 van FT-policy 04-09 en FT-policy 2009-2014 en in de hoofdstukken 4.1 tot en met 4.30 van het HOP I 2004-2009 en het HOP I 2009-2014. |
b) Subsidiabiliteit
(43) |
De AAS bestaat uit zes subregelingen, die in overweging 44 nader worden beschreven. Deze subregelingen verschillen onder meer wat de voorwaarden betreft. Producenten-exporteurs en handelaren-exporteurs die banden hebben met ondersteunende fabrikanten komen in aanmerking voor de regeling voorafgaande vergunningen voor fysieke uitvoer en voor de subregeling voorafgaande vergunningen voor jaarlijkse behoeften. Producenten-exporteurs die optreden als leverancier van de uiteindelijke exporteur komen in aanmerking voor de regeling voorafgaande vergunningen voor leveranties van halffabricaten. Hoofdcontractanten die aan de in punt 8.2 van FT-policy 2004-2009 vermelde categorieën „met uitvoer gelijkgestelde verkoop” leveren, zoals de leveranciers van exportgerichte ondernemingen, komen in aanmerking voor de subregeling voorafgaande vergunningen voor „met uitvoer gelijkgestelde verkoop”. Tot slot komen de toeleveranciers van producenten-exporteurs in aanmerking voor de voordelen die gelden voor „met uitvoer gelijkgestelde verkoop” op grond van de subregelingen Advance Release Order (ARO) en Back to back inland letter of credit (documentair krediet). |
c) Toepassing in de praktijk
(44) |
Voorafgaande vergunningen kunnen worden verstrekt voor: i) : dit is de belangrijkste subregeling. In het kader van deze subregeling mogen inputs voor de vervaardiging van een bepaald exportproduct vrij van rechten worden ingevoerd. „Fysieke uitvoer” betekent in deze context dat het exportproduct het Indiase grondgebied moet verlaten. Welke producten mogen worden ingevoerd en hoeveel moet worden uitgevoerd, alsmede het soort exportproduct zijn in de vergunning vermeld;ii) : een dergelijke vergunning is niet gekoppeld aan een bepaald exportproduct, maar aan een ruimere groep producten (bijvoorbeeld chemische en aanverwante producten). De vergunninghouder kan — tot een zekere maximumwaarde die wordt bepaald door zijn uitvoer in het verleden - elke soort input rechtenvrij invoeren die bij de vervaardiging van een tot deze groep behorend product wordt gebruikt. Hij kan naar believen elk product uitvoeren dat onder de productgroep valt en waarin dergelijk rechtenvrij materiaal is verwerkt;iii) : deze subregeling geldt wanneer twee producenten voornemens zijn één exportproduct te vervaardigen en het productieproces dus wordt opgesplitst. De producent-exporteur die het halffabricaat vervaardigt, mag inputs rechtenvrij invoeren en hiervoor kan hem een voorafgaande vergunning voor leveranties van halffabricaten worden verleend. De uiteindelijke exporteur werkt het product af en is verplicht het afgewerkte product uit te voeren;iv) : in het kader van deze subregeling kan een hoofdcontractant vrij van rechten inputs invoeren die hij nodig heeft voor de vervaardiging van goederen die hij zal verkopen als „met uitvoer gelijkgestelde verkoop” aan categorieën afnemers die vermeld zijn in punt 8.2, onder b) tot en met f), g), i) en j), van FT-policy 04-09. Volgens de Indiase overheid gaat het bij met uitvoer gelijkgestelde verkoop om transacties waarbij de geleverde goederen het land niet verlaten. Bepaalde categorieën transacties worden beschouwd als met uitvoer gelijkgestelde verkoop op voorwaarde dat de goederen in India zijn vervaardigd; dit geldt bijvoorbeeld voor de levering van goederen aan een exportgerichte onderneming of aan een onderneming die zich in een bijzondere economische zone bevindt;v) : de houder van de voorafgaande vergunning die voornemens is inputs in het binnenland aan te kopen in plaats van deze rechtstreeks in te voeren, kan hierbij gebruikmaken van ARO’s. In dat geval worden de voorafgaande vergunningen beschouwd als ARO’s voor de binnenlandse leverancier bij levering van de hierin vermelde goederen. Dit geeft de binnenlandse leverancier recht op de voordelen die gelden bij met uitvoer gelijkgestelde verkoop volgens punt 8.3 van FT-policy 04-09 (dat wil zeggen de voorafgaande vergunning voor leveranties van halffabricaten/met uitvoer gelijkgestelde verkoop, terugbetaling van rechten bij met uitvoer gelijkgestelde verkoop en terugbetaling van accijnzen). Bij toepassing van de ARO-regeling worden rechten en heffingen terugbetaald aan de leverancier in plaats van aan de uiteindelijke exporteur. De terugbetaling van rechten en heffingen is zowel mogelijk voor binnenlandse als voor ingevoerde inputs;vi) : deze subregeling heeft ook betrekking op binnenlandse leveringen aan de houder van een voorafgaande vergunning. Deze kan bij een bank een binnenlands documentair krediet openen ten gunste van een binnenlandse leverancier. De bank zal op de vergunning de rechtstreekse invoer afboeken, maar slechts voor de waarde en de hoeveelheid goederen die in het binnenland worden aangekocht in plaats van te worden ingevoerd. De binnenlandse leverancier heeft recht op de voordelen die gelden voor met uitvoer gelijkgestelde verkoop volgens punt 8.3 van FT-policy 04-09 (voorafgaande vergunning leveranties van halffabricaten/met uitvoer gelijkgestelde verkoop, terugbetaling van rechten bij met uitvoer gelijkgestelde verkoop en terugbetaling van accijnzen). |
(45) |
Twee ondernemingen hebben in het OT in het kader van de AAS voordelen ontvangen die aan het betrokken product gerelateerd zijn. Deze ondernemingen maakten gebruik van een subregeling, namelijk de regeling voorafgaande vergunningen voor fysieke uitvoer. Het is derhalve niet nodig na te gaan of de overige subregelingen aanleiding geven tot compenserende maatregelen. |
(46) |
Om verificatie door de Indiase autoriteiten mogelijk te maken, is de houder van een voorafgaande vergunning wettelijk verplicht een waarheidsgetrouwe boekhouding in een bepaalde vorm te voeren waaruit het verbruik van de rechtenvrij ingevoerde/in het binnenland aangekochte goederen blijkt (hoofdstukken 4.26 en 4.30 en aanhangsel 23 van het HOP I 04-09 en het HOP I 09-14). Met andere woorden: hij moet een verbruiksregister bijhouden. Dit verbruiksregister moet worden gecontroleerd door een externe accountant, die een certificaat afgeeft waarin wordt verklaard dat de voorgeschreven registers en de relevante documentatie zijn onderzocht en dat de op grond van aanhangsel 23 verstrekte informatie in alle opzichten waarheidsgetrouw en correct is. |
(47) |
Voor de subregeling waarvan in het OT door de betrokken ondernemingen gebruik is gemaakt, namelijk fysieke uitvoer, legt de Indiase overheid in de vergunning de omvang en de waarde vast van de toegestane invoer en de verplichte uitvoer. Bovendien moeten de desbetreffende transacties op het moment van in- en uitvoer door overheidsambtenaren op de vergunning worden vermeld. Voor de hoeveelheden die in het kader van de regeling voorafgaande vergunningen mogen worden ingevoerd, baseert de Indiase overheid zich op standaard-input-output-normen (SION’s) die voor de meeste producten en ook voor het betrokken product bestaan. |
(48) |
Ingevoerde inputs zijn niet overdraagbaar en moeten voor de vervaardiging van het exportproduct worden gebruikt. De uitvoer moet plaatsvinden binnen een bepaalde termijn na de afgifte van de vergunning (24 maanden met twee mogelijke verlengingen van telkens 6 maanden). |
(49) |
Uit het onderzoek is gebleken dat de verificatievoorschriften van de Indiase autoriteiten ofwel niet in acht werden genomen, ofwel nog niet in de praktijk werden uitgetest. |
(50) |
Een van de onderzochte ondernemingen paste geen systeem toe aan de hand waarvan kon worden gecontroleerd welke inputs bij de vervaardiging van het uitgevoerde product werden verbruikt en in welke hoeveelheden, zoals bepaald in de FT-policy (aanhangsel 23) en in bijlage II, punt II.4, van de basisverordening. In feite werd geen register van het werkelijke verbruik bijgehouden. Wijzigingen in het beheer van de FT-policy 2004 tot en met 2009 die in het najaar van 2005 van kracht werden (verplichting om het verbruiksregister in het kader van de vrijmakingsprocedure naar de Indiase autoriteiten te sturen), zijn in het geval van deze onderneming nog niet toegepast. De feitelijke tenuitvoerlegging van deze bepaling kon in dit stadium derhalve niet worden gecontroleerd. |
(51) |
De andere onderneming hield een soort productie- en verbruiksregister bij. Het verbruiksregister voor het OT was evenwel niet beschikbaar, en het was dan ook niet mogelijk om onder meer de verbruiksgegevens te controleren om na te gaan welke inputs bij de productie van het uitgevoerde product werden verbruikt, en in welke hoeveelheden, zoals voorgeschreven in de FT-policy (aanhangsel 23). Wat de verificatievoorschriften betreft waarnaar in overweging 46 wordt verwezen, heeft de onderneming niet geregistreerd hoe deze certificatie heeft plaatsgevonden. Er was geen auditplan of ander bewijsmateriaal (zoals een auditverslag) voor de uitgevoerde audit beschikbaar en evenmin geregistreerde informatie over de gebruikte methode en de specifieke eisen die waren gesteld aan dit nauwgezette werk, waarvoor gedetailleerde technische kennis over productieprocessen nodig is. Kortom, er werd geconcludeerd dat de onderzochte exporteur niet kon aantonen dat aan de desbetreffende FT-policybepalingen was voldaan. |
d) Conclusie betreffende de AAS
(52) |
De vrijstelling van invoerrechten is een subsidie in de zin van artikel 3, lid 1, onder a), ii), en artikel 3, lid 2, van de basisverordening: die vrijstelling is namelijk een financiële bijdrage van de Indiase overheid waardoor de onderzochte exporteurs een voordeel hebben verkregen. |
(53) |
Bovendien zijn de AAS voor fysieke uitvoer rechtens duidelijk afhankelijk van uitvoerprestaties en daarom worden zij geacht specifiek te zijn en aanleiding te geven tot compenserende maatregelen krachtens artikel 4, lid 4, eerste alinea, onder a), van de basisverordening. Een onderneming kan niet van deze regelingen gebruikmaken zonder uitvoerverbintenis. |
(54) |
De subregeling waarvan in dit geval gebruik werd gemaakt, kan niet worden beschouwd als een toelaatbare terugbetalingsregeling voor inputs of voor vervangende inputs in de zin van artikel 3, lid 1, onder a), ii), van de basisverordening. Zij voldoet niet aan de voorschriften in bijlage I, punt i), bijlage II (definitie van en regels inzake de terugbetaling van rechten voor inputs) en bijlage III (definitie van en regels inzake de terugbetaling van rechten voor vervangende inputs) van de basisverordening. De Indiase overheid heeft niet daadwerkelijk een verificatieregeling of procedure toegepast om na te gaan of, en in welke mate, de inputs bij de vervaardiging van het exportproduct zijn verbruikt (bijlage II, punt II.4, van de basisverordening en, in het geval van terugbetalingsregelingen voor vervangende inputs, bijlage III, punt II.2, van de basisverordening). De SION’s voor het betrokken product waren niet nauwkeurig genoeg en kunnen niet als verificatieregeling voor het werkelijke verbruik worden gebruikt omdat de Indiase overheid aan de hand van deze normen niet met voldoende nauwkeurigheid kan vaststellen hoeveel inputs verbruikt zijn bij de vervaardiging van de exportproducten. De Indiase overheid verrichtte ook geen verder onderzoek naar de werkelijk verbruikte inputs, hoewel dit normaliter vereist is als er geen effectieve verificatieregeling is (bijlage II, punt II.5, en bijlage III, punt II.3, van de basisverordening). |
(55) |
De subregeling geeft derhalve aanleiding tot compenserende maatregelen. |
e) Berekening van de hoogte van de subsidie
(56) |
Daar de onderzochte subsidieregelingen geen toegestane terugbetalingsregelingen voor inputs of voor vervangende inputs zijn, bestaat het tot compenserende maatregelen aanleiding gevende voordeel uit het bedrag aan kwijtgescholden invoerrechten dat in normale omstandigheden bij invoer van de inputs verschuldigd zou zijn geweest. In dit verband voorziet de basisverordening niet alleen in compenserende rechten voor een „teveel” aan kwijtgescholden rechten. Volgens artikel 3, lid 1, onder a), ii), en bijlage I, punt i), van de basisverordening kunnen compenserende maatregelen slechts worden genomen ten aanzien van het teveel aan terugbetaalde rechten indien aan de voorwaarden van de bijlagen II en III van de basisverordening is voldaan. Aan deze voorwaarden is in dit geval niet voldaan. Dit betekent dat, indien geen adequaat controlesysteem is aangetoond, de bovenstaande uitzondering inzake terugbetalingsregelingen niet van toepassing is en de normale regel geldt waarbij het bedrag aan niet-betaalde rechten (gederfde inkomsten) tot compenserende maatregelen aanleiding geeft, en niet alleen het beweerde teveel aan kwijtgescholden rechten. Volgens bijlage II, punt II, en bijlage III, punt II, van de basisverordening is het niet de taak van de onderzoekende autoriteit om dit teveel aan kwijtgescholden rechten te berekenen. Integendeel, volgens artikel 3, lid 1, onder a), ii), van de basisverordening dient de onderzoekende autoriteit alleen aan te tonen dat er geen adequate verificatieregeling is. |
(57) |
De hoogte van de subsidies die in het kader van de regeling voorafgaande vergunningen aan de ondernemingen zijn toegekend, werd berekend op basis van de gederfde invoerrechten (gewone douanerechten en bijzondere aanvullende douanerechten) op de materialen die op grond van de subregeling in het OT werden ingevoerd (de teller). Overeenkomstig artikel 7, lid 1, onder a), van de basisverordening werden de kosten die moesten worden gemaakt om de subsidie te verkrijgen, van het subsidiebedrag afgetrokken indien verzoeken daartoe gerechtvaardigd waren. Overeenkomstig artikel 7, lid 2, van de basisverordening werd dit subsidiebedrag omgeslagen over het niveau van de uitvoer van het betrokken product in het OT als geschikte noemer, omdat de subsidie afhankelijk is van de uitvoerprestaties en niet werd toegekend op basis van de gefabriceerde, geproduceerde, uitgevoerde of vervoerde hoeveelheden. |
(58) |
Met betrekking tot deze regeling werd voor het OT voor de betrokken ondernemingen een subsidiepercentage van respectievelijk 0,8 % en 1,5 % vastgesteld. |
3.4. Export Promotion Capital Goods Scheme (regeling kapitaalgoederen voor exportbevordering — EPCGS)
(59) |
Uit het onderzoek is gebleken dat twee van de ondernemingen of groepen van ondernemingen die in de steekproef zijn opgenomen in het OT van deze regeling gebruik hebben gemaakt. Het aldus verkregen voordeel bleek evenwel verwaarloosbaar te zijn. Daarom werd het voor dit onderzoek niet nodig geacht verder te evalueren of deze regeling aanleiding tot compenserende maatregelen kon geven. |
3.5. Export Oriented Units Scheme (regeling exportgerichte bedrijven — EOUS)
(60) |
Eén van de ondernemingen in de steekproef bleek de status van exportgericht bedrijf te hebben en in het OT subsidies te hebben ontvangen. |
a) Rechtsgrond
(61) |
De EOU-regeling wordt in detail beschreven in hoofdstuk 6 van FT-policy 04-09 en FT-policy 09-14 en in hoofdstuk 6 van het HOP I 04-09 en het HOP I 09-14. |
b) Subsidiabiliteit
(62) |
Met uitzondering van zuivere handelsondernemingen komen alle ondernemingen die er zich in principe toe verbinden hun gehele productie van goederen of diensten uit te voeren, voor de regeling exportgerichte bedrijven in aanmerking. Om voor de regeling exportgerichte bedrijven in aanmerking te komen, moeten ondernemingen in industriesectoren een minimumbedrag in vaste activa investeren. |
c) Praktische uitvoering
(63) |
Exportgerichte bedrijven kunnen overal in India gevestigd zijn of worden opgericht. |
(64) |
In een aanvraag om als exportgericht bedrijf te worden erkend, moeten onder meer gegevens worden verstrekt over de geplande productie, de geraamde waarde van de uitvoer en de behoefte aan ingevoerde en binnenlandse inputs voor de volgende vijf jaar. Indien de aanvraag wordt aanvaard, worden de aan deze aanvaarding verbonden voorwaarden aan de onderneming meegedeeld. De erkenning als exportgericht bedrijf geldt voor vijf jaar. De overeenkomst kan worden verlengd. |
(65) |
Een belangrijke verplichting voor exportgerichte bedrijven is volgens de FT-policy 2004-2009 en de FT-policy 2009-2014 dat hun deviezenrekening een positief saldo moet vertonen, d.w.z. dat de totale waarde van hun uitvoer gedurende een referentieperiode van vijf jaar groter moet zijn geweest dan de totale waarde van hun invoer. |
(66) |
Exportgerichte bedrijven komen in aanmerking voor de volgende voordelen:
|
(67) |
Bedrijven die van deze regelingen gebruikmaken, staan onder toezicht van douaneambtenaren. |
(68) |
Op deze bedrijven rust de wettelijke verplichting om een waarheidsgetrouwe boekhouding te voeren van alle ingevoerde goederen, van het gebruik dat daarvan is gemaakt en van de uitgevoerde goederen, overeenkomstig de desbetreffende bepaling van het HOP I 2009-2014. Deze documenten moeten periodiek aan de bevoegde autoriteiten in India worden overgelegd in driemaandelijkse en jaarlijkse voortgangsverslagen. |
(69) |
Overeenkomstig het desbetreffende artikel van het HOP 2009-2014 wordt echter van een exportgericht bedrijf niet verlangd dat het iedere invoer in verband brengt met zijn uitvoer, overdracht naar andere bedrijven, verkoop in het binnenlandse tariefgebied of voorraden. |
(70) |
Bij verkopen in het binnenland zorgt de producent zelf voor de verzending en registratie. Bij uitvoer door een exportgericht bedrijf ziet een douane- of accijnsambtenaar toe op de verzending van de goederen. |
(71) |
In dit geval heeft één van de medewerkende exporteurs in de steekproef van de regeling exportgerichte bedrijven gebruikgemaakt. Deze medewerkende exporteur heeft van deze regeling gebruikgemaakt om grondstoffen, verbruiksgoederen en kapitaalgoederen vrij van rechten in te voeren, goederen op de binnenlandse markt vrij van accijnzen aan te kopen, omzetbelasting terugbetaald te krijgen en een deel van zijn productie op de binnenlandse markt te verkopen. De medewerkende exporteur heeft daarbij geprofiteerd van alle voordelen die in overweging 66, onder i) tot en met vi), zijn beschreven. Uit het onderzoek is evenwel gebleken dat de onderneming vanaf 1 april 2010 niet meer in aanmerking komt voor de vrijstelling van vennootschapsbelasting overeenkomstig artikel 10 B van de wet op de vennootschapsbelasting. Bijgevolg zijn de bepalingen van de regeling exportgerichte bedrijven met betrekking tot de vrijstelling van vennootschapsbelasting in het kader van dit onderzoek verder buiten beschouwing gelaten. |
d) Conclusie over de regeling exportgerichte bedrijven
(72) |
De voor een exportgericht bedrijf geldende vrijstellingen van drie soorten invoerrechten (het basisdouanerecht, de onderwijsbelasting op douanerecht en de belasting hoger secundair onderwijs) en de terugbetaling van de omzetbelasting zijn financiële bijdragen van de Indiase overheid in de zin van artikel 3, lid 1, onder a), ii), van de basisverordening. De overheid derft door deze regeling inkomsten en kent het exportgerichte bedrijf aldus een voordeel toe in de zin van artikel 3, lid 2, van de basisverordening, daar het hierdoor over meer liquide middelen beschikt omdat het normaal verschuldigde rechten niet hoeft te betalen en de omzetbelasting terugbetaald krijgt. |
(73) |
Door de vrijstelling van accijnzen en het invoerrechtenequivalent derft de Indiase overheid evenwel geen inkomsten. Indien accijnzen en aanvullend douanerecht worden betaald, kunnen deze later weer van toekomstige betalingen worden afgetrokken (het zogenaamde „CENVAT-mechanisme”); deze regeling is vergelijkbaar met btw en biedt Indiase bedrijven de mogelijkheid om belastingen op aankopen af te trekken van te betalen omzetbelasting. Deze rechten zijn bijgevolg niet definitief. Door het „CENVAT”-mechanisme wordt alleen op de toegevoegde waarde een definitief recht geheven, maar niet op de inputs. |
(74) |
Bijgevolg zijn alleen de vrijstelling van het basisdouanerecht, van de onderwijsbelasting op douanerecht en van de belasting hoger secundair onderwijs, alsook de terugbetaling van de nationale omzetbelasting subsidies in de zin van artikel 3 van de basisverordening. Deze regelingen zijn rechtens afhankelijk van uitvoerprestaties; daarom worden zij geacht specifiek te zijn en aanleiding te geven tot compenserende maatregelen in de zin van artikel 4, lid 4, eerste alinea, onder a), van de basisverordening. Om voor deze voordelen in aanmerking te komen, moet een bedrijf volgens hoofdstuk 6.1 van de FT-policy 2009-2014 exportgericht zijn. |
e) Berekening van het subsidiebedrag
(75) |
Het tot compenserende maatregelen aanleiding gevende voordeel bestaat uit de kwijtschelding van invoerrechten, van het basisdouanerecht, van de onderwijsbelasting op douanerecht en van de belasting hoger secundair onderwijs die normalerwijze bij invoer verschuldigd zijn, en uit de terugbetaalde nationale omzetbelasting, in het OT. |
i)
(76) |
De hoogte van de subsidies die zijn toegekend aan de exporteurs die exportgerichte bedrijven zijn, werd berekend op basis van de in het OT in totaal gederfde invoerrechten (basisdouanerecht, onderwijsbelasting op douanerecht, belasting hoger secundair onderwijs) op de voor het exportgerichte bedrijf ingevoerde materialen en van de omzetbelasting die in het OT is terugbetaald. De kosten die moesten worden gemaakt om de subsidie te verkrijgen, werden overeenkomstig artikel 7, lid 1, onder a), van de basisverordening van dit bedrag afgetrokken, waarna het resulterende bedrag als teller diende. Overeenkomstig artikel 7, lid 2, van de basisverordening werd dit subsidiebedrag omgeslagen over het niveau van de uitvoer in het OT als geschikte noemer, omdat de subsidie afhankelijk is van uitvoerprestaties en niet werd toegekend op basis van de gefabriceerde, geproduceerde, uitgevoerde of vervoerde hoeveelheden. De subsidiemarge die in het kader van de regeling exportgerichte bedrijven voor het betrokken bedrijf werd berekend, bedraagt 4,3 %. |
ii)
(77) |
Kapitaalgoederen worden niet fysiek verwerkt in de eindproducten. Het voordeel voor het betrokken bedrijf werd overeenkomstig artikel 7, lid 3, van de basisverordening berekend door het bedrag van de niet-betaalde douanerechten op ingevoerde kapitaalgoederen te spreiden over een tijdvak dat overeenstemt met de normale afschrijvingstermijn voor die kapitaalgoederen in het betrokken bedrijf. Het aldus berekende, aan het OT toe te rekenen bedrag werd gecorrigeerd door de toevoeging van rente over dit tijdvak, teneinde de waarde van het voordeel in de loop van de tijd en zo het volledige voordeel voor de ontvanger vast te stellen. Overeenkomstig artikel 7, leden 2 en 3, van de basisverordening werd dit subsidiebedrag omgeslagen over het niveau van de uitvoer in het OT als geschikte noemer, omdat de subsidie afhankelijk is van uitvoerprestaties en niet werd toegekend op basis van de gefabriceerde, geproduceerde, uitgevoerde of vervoerde hoeveelheden. De op deze wijze berekende subsidiemarge voor het betrokken bedrijf was verwaarloosbaar. |
3.6. Export Credit Scheme (regeling exportkredieten — ECS)
a) Rechtsgrond
(78) |
Deze regeling wordt in detail beschreven in Master Circular DBOD nr. DIR.(Exp).BC 01/04.02.02/2007-08 (exportkredieten in roepies/vreemde valuta) en Master Circular DBOD nr. DIR.(Exp).BC 09/04.02.02/2008-09 (exportkredieten in roepies/vreemde valuta) van de RBI, die alle handelsbanken in India hebben ontvangen. |
b) Subsidiabiliteit
(79) |
Voor deze regeling komen producenten-exporteurs en handelaren-exporteurs in aanmerking. |
c) Praktische uitvoering
(80) |
In het kader van deze regeling stelt de RBI verplichte maximumrentevoeten voor exportkredieten in Indiase roepies en in vreemde valuta vast die handelsbanken in rekening kunnen brengen aan exporteurs. De ECS bestaat uit twee subregelingen: een voor exportkrediet vóór verzending (Pre-Shipment Export Credit Scheme), dat vóór de uitvoer aan exporteurs wordt verstrekt voor de financiering van de aankoop, verwerking, productie, verpakking en/of verzending van goederen, en een voor exportkrediet na verzending (Post-Shipment Export Credit Scheme), waarbij bedrijfsleningen worden gegeven voor de financiering van vorderingen op buitenlandse debiteuren. De RBI geeft de banken ook opdracht om een bepaald gedeelte van hun nettobankkrediet voor exportfinanciering beschikbaar te stellen. |
(81) |
Dankzij deze Master Circulars van de RBI kunnen de exporteurs exportkredieten verkrijgen tegen preferentiële rentetarieven vergeleken met de tarieven van het gewone handelskrediet (kaskrediet), waarvoor uitsluitend marktvoorwaarden gelden. Voor ondernemingen met een goede kredietwaardigheid kan het verschil tussen de rentetarieven kleiner zijn. Zij kunnen een dusdanig goede kredietwaardigheid hebben dat zij in feite onder dezelfde voorwaarden exportkredieten en kaskredieten kunnen verkrijgen. |
(82) |
Een van de bedrijven bleek in het OT van deze regeling gebruik te hebben gemaakt. |
d) Conclusie betreffende de ECS
(83) |
De preferentiële rentetarieven van een ECS-krediet die in de in overweging 78 vermelde Master Circulars van de RBI worden vastgesteld, kunnen de rentekosten van de exporteur lager doen uitvallen dan de louter door marktvoorwaarden bepaalde kredietkosten, waardoor de exporteur een voordeel verkrijgt in de zin van artikel 3, lid 2, van de basisverordening. Exportfinanciering is niet noodzakelijkerwijs veiliger dan binnenlandse financiering. In feite wordt exportfinanciering doorgaans als riskanter beschouwd en de voor een bepaald krediet verlangde zekerheid is, ongeacht het financieringsobject, een zuiver commerciële beslissing van de handelsbank. Verschillen in rentetarieven tussen verschillende banken vloeien voort uit het feit dat de RBI voor iedere handelsbank afzonderlijk maximumtarieven vaststelt waartegen deze geld kan uitlenen. |
(84) |
Hoewel deze preferentiële ECS-kredieten door handelsbanken worden verleend, gaat het bij dit voordeel om een financiële bijdrage van de overheid in de zin van artikel 3, lid 1, onder a), iv), van de basisverordening. Om tot de conclusie te komen dat het om een subsidie gaat, is het volgens artikel 3, lid 1, onder a), iv), van de basisverordening en de Overeenkomst inzake subsidies en compenserende maatregelen niet vereist dat gebruik is gemaakt van overheidsmiddelen, bijvoorbeeld in de vorm van een terugbetaling door de Indiase overheid aan de handelsbanken, maar is het voldoende dat de overheid opdracht geeft tot het vervullen van functies die zijn vermeld in artikel 3, lid 1, onder a), i), ii) of iii), van de basisverordening. De RBI is een overheidsorgaan en valt dus onder de definitie van „overheid” in artikel 2, onder b), van de basisverordening. Deze bank is voor 100 % in handen van de overheid, streeft doelstellingen van het overheidsbeleid na, bijvoorbeeld het monetaire beleid, en de bestuursleden worden door de Indiase overheid benoemd. De RBI heeft zeggenschap over particuliere instellingen in de zin van artikel 3, lid 1, onder a), iv), tweede streepje, van de basisverordening omdat de handelsbanken zich aan de door de RBI opgelegde voorwaarden moeten houden, onder meer wat betreft de instructies in de Master Circulars van de RBI betreffende maximumrentetarieven voor exportkredieten en de bepaling van de RBI dat de handelsbanken een bepaald bedrag van hun nettobankkrediet voor exportfinanciering moeten bestemmen. Daardoor zijn handelsbanken verplicht functies te vervullen die zijn vermeld in artikel 3, lid 1, onder a), i), van de basisverordening, in dit geval de verstrekking van leningen in de vorm van preferentiële exportkredieten. Een dergelijke rechtstreekse overdracht van middelen in de vorm van leningen op bepaalde voorwaarden is een functie die de overheid normaliter zelf zou vervullen, en de praktijk wijkt in werkelijkheid niet af van praktijken die overheidsinstanties plegen te volgen, in de zin van artikel 3, lid 1, onder a), iv), van de basisverordening. Deze subsidie wordt op grond van artikel 4, lid 4, eerste alinea, onder a), van de basisverordening geacht specifiek te zijn en aanleiding te geven tot compenserende maatregelen, aangezien de preferentiële rentetarieven uitsluitend gelden voor de financiering van uitvoertransacties en dus van uitvoerprestaties afhankelijk zijn. |
e) Berekening van het subsidiebedrag
(85) |
Het subsidiebedrag is berekend op basis van het verschil tussen de rente die voor in het OT gebruikt exportkrediet is betaald en het bedrag dat de betrokken onderneming voor een gewoon handelskrediet zou hebben moeten betalen. Overeenkomstig artikel 7, lid 2, van de basisverordening werd dit subsidiebedrag (de teller) omgeslagen over het niveau van de totale uitvoer in het OT als geschikte noemer, omdat de subsidie afhankelijk is van uitvoerprestaties en niet werd toegekend op basis van de gefabriceerde, geproduceerde, uitgevoerde of vervoerde hoeveelheden. |
(86) |
Met betrekking tot deze regeling werd ten aanzien van de onderneming voor het OT een subsidiepercentage van 0,4 % vastgesteld. |
3.7. Hoogte van de tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidies
(87) |
Op basis van de bevindingen blijkt het totale tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidiebedrag, zoals samengevat in de onderstaande tabel, tussen 3,3 % en 4,3 % ad valorem te bedragen:
|
(88) |
Overeenkomstig artikel 15, lid 3, van de basisverordening is de subsidiemarge voor de niet in de steekproef opgenomen medewerkende ondernemingen de gewogen gemiddelde subsidiemarge voor de in de steekproef opgenomen ondernemingen, d.w.z. 4,0 %. |
(89) |
Wat alle andere exporteurs in India betreft, stelde de Commissie eerst de mate van medewerking vast. Zoals vermeld in overweging 10 blijkt uit de vergelijking van de invoergegevens van Eurostat met de gegevens die de medewerkende ondernemingen of groepen die het betrokken product tijdens het OT naar de Unie hebben uitgevoerd, hebben verstrekt over de hoeveelheden van het betrokken product die zij tijdens het OT naar de Unie hebben uitgevoerd, dat de medewerking van de Indiase producenten-exporteurs erg hoog was, namelijk 100 %. Gezien deze hoge mate van medewerking wordt het subsidiepercentage voor alle niet-medewerkende ondernemingen vastgesteld op het niveau voor de onderneming met het hoogste individuele recht, namelijk op 4,3 %. |
4. BEDRIJFSTAK VAN DE UNIE
4.1. Productie in de Unie
(90) |
De output van de volgende producenten in de Unie werd in aanmerking genomen om de omvang van de productie van de Unie vast te stellen:
|
(91) |
De productie in de Unie bestaat derhalve uit deze 24 ondernemingen voor de analyse van de schade als geheel. |
4.2. Steekproef van producenten in de Unie
(92) |
Zoals vermeld in overweging 17 is een steekproef van vier ondernemingen samengesteld uit de producenten die zich bij de Commissie kenbaar hebben gemaakt en, zoals gespecificeerd in het bericht van inleiding, basisinformatie hebben verstrekt over hun activiteiten in verband met het betrokken product tijdens het OT. |
(93) |
Deze vier in de steekproef opgenomen producenten in de Unie vertegenwoordigden 62 % van de totale productie van de bedrijfstak van de Unie in het OT. |
5. SCHADE
5.1. Opmerkingen vooraf
(94) |
De schade is beoordeeld op basis van trends met betrekking tot productie, productiecapaciteit, bezettingsgraad, verkoop, marktaandeel en groei, die op het niveau van de gehele bedrijfstak van de Unie waren verzameld, en trends met betrekking tot prijzen, werkgelegenheid, productiviteit, winstgevendheid, kasstroom, vermogen om kapitaal en investeringen aan te trekken, voorraden, rendement van investeringen en lonen, die op het niveau van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie waren verzameld. |
5.2. Verbruik in de Unie
(95) |
Het verbruik in de Unie is vastgesteld op basis van de omvang van de verkoop van de in de steekproef opgenomen bedrijfstak van de Unie, de gegevens over de verkoop van de andere producenten in de Unie als verstrekt door de indiener van de klacht, de Eurostat-gegevens over de omvang van de invoer op de markt van de Unie voor de periode 2007 tot 2009 en de antwoorden op de steekproefvragen voor het OT.
|
(96) |
Tijdens de beoordelingsperiode nam het verbruik met 36 % af. Tussen 2007 en 2009 is het verbruik met 41 % gedaald, maar tussen 2009 en het eind van het OT is het licht gestegen, namelijk met 5 procentpunten. |
(97) |
De economische neergang heeft bijgedragen tot de daling van het verbruik sinds 2008. In die periode werden de gebruikers van het betrokken product, zoals de automobielindustrie, de sector huishoudelijke apparaten, de chemische sector en de bouwsector, geconfronteerd met een sterke daling van de vraag naar hun producten. Tijdens de tweede helft van het OT begon de marktsituatie licht te verbeteren, waardoor de vraag naar het betrokken product in vergelijking met de eerste helft van het OT licht steeg. |
5.3. Invoer in de Unie uit het betrokken land
5.3.1. Ingevoerde hoeveelheden en marktaandeel
|
2007 |
2008 |
2009 |
OT |
Invoer uit India (t) |
32 754 |
31 962 |
18 759 |
23 792 |
Index (2007 = 100) |
100 |
98 |
57 |
73 |
Marktaandeel van de invoer |
10,39 % |
11,19 % |
10,07 % |
11,78 % |
Index (2007 = 100) |
100 |
108 |
97 |
113 |
(98) |
Volgens de Eurostat-gegevens voor de periode 2007 tot 2009 en de antwoorden op de steekproefvragen voor het OT volgde de invoer van het betrokken product uit India de neerwaartse trend van het verbruik in de Europese Unie met een daling van 27 % tijdens de beoordelingsperiode. De grootste daling deed zich voor tussen 2008 en 2009, toen de invoer met 41 procentpunten daalde. De invoer nam vervolgens met 16 procentpunten toe tussen 2009 en het eind van het OT. |
(99) |
Aangezien deze daling kleiner is dan de daling van het verbruik in de Unie, is het marktaandeel van de Indiase producenten licht gestegen van 10,39 % in 2007 tot 11,78 % in het OT. |
5.3.2. Invoerprijzen en prijsonderbieding
|
2007 |
2008 |
2009 |
OT |
Gemiddelde prijzen van de invoer uit India (EUR/ton) |
3 504 |
2 908 |
2 138 |
1 971 |
Index (2007 = 100) |
100 |
83 |
61 |
56 |
(100) |
De gemiddelde invoerprijs van het betrokken product uit India is met 44 % gedaald. De sterkste daling deed zich voor tussen 2008 en 2009, toen de prijzen met 22 procentpunten daalden. Hoewel deze daling de neerwaartse trend van de grondstoffenprijzen volgde, is de gemiddelde invoerprijs per eenheid uit India tijdens de hele beoordelingsperiode aanzienlijk lager dan de gemiddelde verkoopprijs per eenheid van de bedrijfstak van de Unie, wat een sterke prijsdruk op de verkoopprijzen in de Unie tot gevolg had. |
(101) |
Uit een vergelijking voor het OT tussen de prijzen af fabriek van de in de steekproef opgenomen bedrijfstak van de Unie aan niet-verbonden afnemers op de markt van de Unie en de cif-prijzen grens Unie van de producenten-exporteurs in India, naar behoren gecorrigeerd voor de kosten van het lossen en de inklaring, bleek dat er sprake was een prijsonderbieding tussen 16,7 % en 18,2 %. |
5.4. Economische situatie van de bedrijfstak van de Unie
(102) |
Overeenkomstig artikel 8, lid 4, van de basisverordening omvatte het onderzoek naar de gevolgen van de invoer met subsidiëring uit India voor de bedrijfstak van de Unie een analyse van alle relevante economische factoren die van invloed zijn op de situatie van die bedrijfstak, vanaf 2007 tot het eind van het OT. |
5.4.1. Gegevens over de bedrijfstak van de Unie als geheel
a)
|
2007 |
2008 |
2009 |
OT |
Productieomvang (t) |
296 576 |
262 882 |
159 397 |
170 557 |
Index (2007 = 100) |
100 |
89 |
54 |
58 |
Productiecapaciteit (t) |
478 174 |
491 016 |
486 755 |
476 764 |
Index (2007 = 100) |
100 |
103 |
102 |
100 |
Bezettingsgraad |
62 % |
54 % |
33 % |
36 % |
Index (2007 = 100) |
100 |
86 |
53 |
58 |
(103) |
Tussen 2007 en het eind van het OT nam de totale productie van de bedrijfstak van de Unie met 42 % af, terwijl de productiecapaciteit stabiel bleef, waardoor de bezettingsgraad met 26 procentpunten daalde. De productiedaling was groter dan die van het verbruik in de Unie, dat tijdens de beoordelingsperiode met 36 % daalde. |
b)
|
2007 |
2008 |
2009 |
OT |
Verkoop in de Europese Unie (t) |
255 300 |
230 344 |
154 602 |
164 191 |
Index (2007 = 100) |
100 |
90 |
61 |
64 |
Marktaandeel (% van het verbruik in de Unie) |
81 % |
81 % |
83 % |
81 % |
Index (2007 = 100) |
100 |
100 |
102 |
100 |
(104) |
De omvang van de verkoop van het betrokken product aan de eerste onafhankelijke afnemer op de markt van de Unie door de bedrijfstak van de Unie is tijdens de beoordelingsperiode met 36 % gedaald. De grootste daling, namelijk met 29 procentpunten, heeft zich tussen 2008 en 2009 voorgedaan. De verkoop nam vervolgens met 3 procentpunten licht toe tussen 2009 en het eind van het OT. |
(105) |
Tijdens de beoordelingsperiode bleef het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie stabiel op ongeveer 81 %. |
c)
(106) |
Aangezien zowel het verbruik in de Unie als de omvang van de verkoop van de bedrijfstak van de Unie tijdens de beoordelingsperiode met 36 % zijn gedaald, bleef het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie stabiel op 81 %. |
d)
(107) |
Gezien de omvang, het marktaandeel en de prijzen van de gesubsidieerde invoer uit India kan het effect van de werkelijke subsidiemarges op de bedrijfstak van de Unie niet als te verwaarlozen worden beschouwd. |
5.4.2. Gegevens over de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie
a)
(108) |
Aangezien de bedrijfstak van de Unie hoofdzakelijk op bestelling produceert, kunnen voorraden als een belangrijke schade-indicator worden beschouwd. De voorraadtrends worden ter informatie gegeven. Onderstaande cijfers hebben alleen betrekking op de in de steekproef opgenomen ondernemingen en geven de omvang van de voorraden aan het eind van elke periode weer.
|
(109) |
Tijdens de beoordelingsperiode is de omvang van de voorraden met 22 % gedaald, maar uitgedrukt in percentage van de productie zijn de voorraden toegenomen van 16 % tot 19,5 %. |
b)
|
2007 |
2008 |
2009 |
OT |
Gemiddelde verkoopprijs van de bedrijfstak van de Unie (EUR) |
4 478 |
3 615 |
2 507 |
2 521 |
Index (2007 = 100) |
100 |
81 |
56 |
56 |
Productiekosten per eenheid |
4 003 |
3 408 |
2 900 |
2 773 |
Index (2007 = 100) |
100 |
85 |
72 |
69 |
(110) |
De gemiddelde prijzen per eenheid van de verkoop van de in de steekproef opgenomen bedrijfstak van de Unie aan niet-verbonden afnemers op de markt van de Unie is tussen 2007 en het eind van het OT met 44 % gedaald; de sterkste daling van de prijzen, namelijk met 25 procentpunten, heeft zich tussen 2008 en 2009 voorgedaan. Deze daling was evenwel gedeeltelijk toe te schrijven aan de daling met 31 % tijdens de beoordelingsperiode van de productiekosten per eenheid van het betrokken product. De daling van de eenheidskosten was hoofdzakelijk toe te schrijven aan de daling van de grondstoffenprijzen. Die daling werd licht gecompenseerd door de stijging van het aandeel van de vaste kosten per geproduceerde eenheid ingevolge de lagere bezettingsgraad. |
c)
|
2007 |
2008 |
2009 |
OT |
Aantal werknemers |
1 044 |
1 007 |
947 |
885 |
Index |
100 |
97 |
91 |
85 |
Productiviteit (ton/werknemer) |
149 |
141 |
97 |
115 |
Index |
100 |
94 |
65 |
77 |
Gemiddelde arbeidskosten per werknemer |
47 686 |
48 062 |
47 131 |
49 972 |
Index |
100 |
101 |
99 |
105 |
(111) |
Door het terugschroeven van de activiteiten van de bedrijfstak van de Unie is het aantal werknemers tijdens de beoordelingsperiode met 15 % verminderd. |
(112) |
De gemiddelde loonkosten per werknemer zijn tijdens de beoordelingsperiode licht gestegen, namelijk met 5 %. Dit wordt beschouwd als een natuurlijke toename, die lager ligt dan de inflatie over de beoordelingsperiode. Voorts maken de loonkosten geen belangrijk deel uit van de totale productiekosten van roestvrijstalen staven. |
d)
|
2007 |
2008 |
2009 |
OT |
Winstgevendheid verkoop bedrijfstak van de Europese Unie (% van nettoverkoop) |
9,5 % |
3,5 % |
–12,8 % |
–7,9 % |
Index |
100 |
37 |
– 135 |
–83 |
Kasstroom (EUR) |
44 464 193 |
13 280 433 |
–12 678 708 |
–3 063 190 |
Index |
100 |
30 |
–29 |
–7 |
Investeringen (× 1 000 EUR) |
18 085 847 |
15 714 829 |
4 341 909 |
4 198 607 |
Index (2007 = 100) |
100 |
87 |
24 |
23 |
Rendement van investeringen |
101 % |
25 % |
–50% |
–33% |
Index (2007 = 100) |
100 |
25 |
–49 |
–32 |
(113) |
De winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie werd vastgesteld door de nettowinst vóór belastingen op de verkoop van het soortgelijke product uit te drukken als percentage van de omzet. Tijdens de beoordelingsperiode is de winstgevendheid aanzienlijk gedaald: een winst van meer dan 9 % in 2007 werd een verlies van bijna 8 % in het OT. De winst daalde het meest tussen 2008 en 2009, namelijk met meer dan 16 procentpunten. |
(114) |
De door het soortgelijke product gegenereerde netto kasstroom daalde met 107 % tussen 2007 en het eind van het OT. |
(115) |
De jaarlijkse investeringen in de productie van het soortgelijke product daalde in de beoordelingsperiode met 77 %. |
(116) |
Het rendement van investeringen, uitgedrukt als de winst in procenten van de nettoboekwaarde van de investeringen, volgde de negatieve ontwikkeling van de winstgevendheid en daalde met 134 procentpunten. |
(117) |
Niets wees erop dat het vermogen van de bedrijfstak om kapitaal aan te trekken tijdens de beoordelingsperiode was verminderd. |
5.5. Conclusie inzake schade
(118) |
Bijna alle schade-indicatoren betreffende de bedrijfstak van de Unie ontwikkelden zich negatief tijdens de beoordelingsperiode. |
(119) |
Het verbruik in de Unie daalde met 36 %, de omvang van de verkoop van de bedrijfstak van de Unie daalde eveneens met 36 % en de bezettingsgraad daalde met 42 %. De verkoopprijzen per eenheid van de in de steekproef opgenomen bedrijfstak van de Unie is met 44 % gedaald tot onder het kostenniveau. Zij volgden de prijsdaling van de invoer uit India om een bepaalde verkoop- en productiehoeveelheid te behouden en aldus de vaste kosten te dekken. |
(120) |
De winst van 9,5 % in 2007 veranderde in een verlies van bijna 8 % in het OT. Ook de investeringen, de kasstroom en het rendement van investeringen lieten een negatieve trend zien, met een afname van respectievelijk 77 %, 107 % en 246 procentpunten in de beoordelingsperiode. |
(121) |
Slechts één indicator, namelijk het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie, bleef stabiel op 81 %. |
(122) |
Er wordt dan ook geconcludeerd dat de bedrijfstak van de Unie aanmerkelijke schade in de zin van artikel 8, lid 5, van de basisverordening heeft geleden. |
6. OORZAKELIJK VERBAND
6.1. Inleiding
(123) |
Overeenkomstig artikel 8, leden 5 en 6, van de basisverordening heeft de Commissie onderzocht of de bedrijfstak van de Unie door de invoer met subsidiëring uit India zodanige schade heeft geleden dat deze als aanmerkelijk kan worden beschouwd. Ook andere bekende factoren dan de invoer met subsidiëring waardoor de bedrijfstak van de Unie terzelfder tijd schade kon lijden, werden onderzocht, om te voorkomen dat mogelijke schade door deze andere factoren aan de invoer met subsidiëring werd toegeschreven. |
6.2. Gevolgen van de invoer met subsidiëring
(124) |
De daling van de invoerprijzen met 44 % tijdens de beoordelingsperiode en de hoge onderbiedingsmarge tussen 16,7 % en 18,2 % die in het OT is vastgesteld, vielen samen met de achteruitgang van de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie. |
(125) |
Door de hoogte van de subsidiëring van de medewerkende exporteurs en de lage prijzen van de gesubsidieerde invoer die de prijzen van de bedrijfstak van de Unie aanzienlijk onderboden, heeft de aanwezigheid deze invoer op de markt van de Unie in aanzienlijke mate bijgedragen tot de verdere verslechtering van de negatieve trend van de verkoopprijzen op de markt van de Unie. De aanmerkelijke schade die de bedrijfstak van de Unie heeft geleden, komt het duidelijkst tot uiting in de lage verkoopprijzen en zware financiële verliezen van de bedrijfstak. |
(126) |
De gemiddelde prijzen bij invoer uit India zijn aanzienlijk gedaald, waardoor de bedrijfstak van de Unie ertoe werd genoopt haar prijzen te verlagen om, weliswaar tegen verliesgevende prijzen, een bepaalde omzet te blijven halen en minstens de vaste kosten te dekken. Als gevolg hiervan was er een sterke verslechtering van de financiële situatie van de bedrijfstak van de Unie sinds 2008. |
(127) |
Gezien het bovenstaande wordt voorlopig geconcludeerd dat de invoer met subsidiëring uit India, die de prijzen van de bedrijfstak van de Unie in het OT in aanzienlijke mate onderbood, een beslissende rol speelde bij de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade, wat blijkt uit zijn slechte financiële situatie en de verslechtering van bijna alle schade-indicatoren. |
6.3. Gevolgen van andere factoren
(128) |
De andere factoren die in het kader van de bepaling van het oorzakelijk verband zijn onderzocht, zijn de economische crisis, de ontwikkeling van het verbruik in de Europese Unie, de productiekosten, de invoer uit andere derde landen en de uitvoerprestaties van de in de steekproef opgenomen bedrijfstak van de Unie. |
6.3.1. De economische crisis, de ontwikkeling van het verbruik in de Europese Unie en de productiekosten
(129) |
De economische neergang heeft bijgedragen tot de afname van het verbruik en tot de prijsdruk. De lage vraag naar bepaalde roestvrijstalen staven heeft tot een productiedaling bij de bedrijfstak van de Unie geleid en heeft mede bijgedragen tot de neerwaartse druk op de verkoopprijzen. |
(130) |
Onder normale economische omstandigheden en als de prijzen niet dermate onder druk van de invoer met subsidiëring hadden gestaan, zou de bedrijfstak van de Unie misschien wat problemen hebben gehad met de daling van het verbruik en de daarmee gepaard gaande stijging van de vaste productiekosten door de lage bezettingsgraad tussen 2007 en het eind van het OT. De invoer met subsidiëring heeft het effect van de economische neergang echter versterkt en heeft het onmogelijk gemaakt om tussen 2009 en het eind van het OT tegen of boven de kostprijs te verkopen. |
(131) |
Uit het bovenstaande blijkt dat de daling van de vraag in de Europese Unie, in combinatie met de economische crisis in de sector, heeft bijgedragen tot de schade die de bedrijfstak van de Unie heeft geleden. Geoordeeld wordt evenwel dat het oorzakelijk verband met de goedkope gesubsidieerde invoer uit India daardoor niet wordt verbroken. |
6.3.2. Invoer uit andere derde landen
|
2007 |
2008 |
2009 |
OT |
Invoer uit andere derde landen (t) |
27 089 |
23 242 |
12 837 |
14 036 |
Index |
100 |
86 |
47 |
52 |
Marktaandeel van de invoer uit andere derde landen |
8,60 % |
8,14 % |
6,89 % |
6,95 % |
Index |
100 |
95 |
80 |
81 |
Gemiddelde prijs van de ingevoerde goederen |
4 820 |
4 487 |
3 756 |
3 501 |
Index |
100 |
93 |
78 |
73 |
(132) |
Volgens de gegevens van Eurostat nam de omvang van de invoer in de Unie van bepaalde roestvrijstalen staven uit derde landen die buiten dit onderzoek vallen, tijdens de beoordelingsperiode met 48 % af. Het overeenkomstige marktaandeel van de andere derde landen nam met 19 % af. |
(133) |
De gemiddelde prijzen van deze invoer lagen boven die van de Indiase producenten-exporteurs en boven die van de bedrijfstak van de Unie. Bijgevolg wordt voorlopig geoordeeld dat de invoer uit de andere derde landen niet tot de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade heeft bijgedragen. |
6.3.3. Uitvoerprestaties van de in de steekproef opgenomen bedrijfstak van de Unie
|
2007 |
2008 |
2009 |
OT |
Uitvoer (t) |
10 850 |
9 158 |
5 440 |
6 299 |
Index |
100 |
84 |
50 |
58 |
Verkoopprijs per eenheid (EUR) |
4 452 |
3 728 |
2 495 |
2 388 |
Index |
100 |
84 |
56 |
54 |
(134) |
Tijdens de beoordelingsperiode is de omvang van de uitvoer van de in de steekproef opgenomen bedrijfstak van de Unie met 42 % gedaald en is de verkoopprijs per eenheid met 46 % gedaald. Hoewel deze uitvoer slechts 6 % van haar totale verkoop in het OT vertegenwoordigde, kan niet worden uitgesloten dat deze prestatie negatieve gevolgen had voor de bedrijfstak van de Unie. Gezien de kleine uitgevoerde hoeveelheden wordt geoordeeld dat het effect ervan niet volstaat om het oorzakelijke verband tussen de invoer met subsidiëring en de vastgestelde schade te verbreken. |
6.4. Conclusie inzake het oorzakelijk verband
(135) |
Uit het onderzoek kwam naar voren dat andere bekende factoren, zoals invoer uit andere derde landen, uitvoer van de bedrijfstak van de Unie, en de daling van het verbruik, geen beslissende rol speelden bij de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade. |
(136) |
Aangezien de invoer met subsidiëring uit India en de vastgestelde prijsonderbieding samenvielen met de achteruitgang van de situatie van de bedrijfstak van de Unie, moet worden geconcludeerd dat de door de bedrijfstak van de Unie geleden aanmerkelijke schade in de zin van artikel 8, lid 5, van de basisverordening door de invoer met subsidiëring is veroorzaakt. |
7. BELANG VAN DE UNIE
7.1. Algemene overwegingen
(137) |
Ingevolge artikel 31 van de basisverordening werd nagegaan of er ondanks de voorlopige conclusie inzake schade veroorzakende subsidiëring dwingende redenen waren om te concluderen dat het niet in het belang van de Unie was in dit bijzondere geval maatregelen te nemen. De gevolgen van eventuele maatregelen voor alle bij deze procedure betrokken partijen en ook de gevolgen van het afzien van maatregelen werden onderzocht. |
7.2. Belang van de bedrijfstak van de Unie
(138) |
De bedrijfstak van de Unie heeft schade ondervonden van de invoer met subsidiëring van het betrokken product uit India. Bovendien lieten de meeste economische indicatoren van de bedrijfstak van de Unie tijdens de beoordelingsperiode een negatieve ontwikkeling zien. Gezien de aard van de schade (aanzienlijke verliezen) lijkt een verdere aanzienlijke verslechtering van de situatie van de bedrijfstak van de Unie onvermijdelijk wanneer er geen maatregelen worden getroffen. |
(139) |
De instelling van maatregelen zal, zo is de verwachting, verdere verstoring van de markt voorkomen en de eerlijke mededinging herstellen. |
(140) |
Als geen maatregelen worden ingesteld, zouden de prijzen verder onder de kostprijs blijven liggen en zou de winst van de producenten in de Unie verder afnemen. Dit zou op middellange tot lange termijn onhoudbaar zijn. Gezien de geleden verliezen en de grote investeringen in de productie kan worden verwacht dat de meeste producenten in de Unie niet in staat zijn hun investeringen terug te verdienen als er geen maatregelen worden ingesteld. |
(141) |
Aangezien de bedrijfstak van de Unie bestaat uit middelgrote en grote ondernemingen verspreid over de Unie, zou het instellen van compenserende maatregelen bovendien helpen de werkgelegenheid in deze sector te behouden. |
(142) |
Derhalve wordt voorlopig geconcludeerd dat de instelling van compenserende rechten in het belang van de bedrijfstak van de Unie is. |
7.3. Belang van de importeurs
(143) |
De Commissie heeft alle haar bekende importeurs verzocht zich kenbaar te maken en basisinformatie over hun activiteiten in verband met het betrokken product te verstrekken. Vier importeurs hebben bij de steekproefprocedure gereageerd. Zij ontvingen alle vier een vragenlijst, maar slechts één importeur heeft die beantwoord. Een controle ter plaatse bij deze importeur, die in Duitsland gevestigd is, is in een latere fase van het onderzoek gepland. |
(144) |
Wanneer compenserende rechten worden ingesteld, kan niet worden uitgesloten dat de invoer uit het betrokken land daalt en de economische situatie van de importeurs daaronder lijdt. Een stijging van de invoerprijzen van het betrokken product zal de concurrentie op de markt van de Unie echter alleen maar herstellen en de importeurs niet verhinderen het betrokken product te verkopen. Voorts moet het geringe aandeel van de kosten van het betrokken product in de totale kosten van de eindgebruikers het voor de importeurs gemakkelijker maken prijsstijgingen aan hen door te berekenen. Derhalve luidt de voorlopige conclusie dat compenserende rechten waarschijnlijk geen ernstige nadelige gevolgen zullen hebben voor de importeurs in de Unie. |
7.4. Belang van de gebruikers
(145) |
Er zijn vragenlijsten toegezonden aan alle partijen die in de klacht als gebruiker worden genoemd. Geen van de 22 ondernemingen heeft geantwoord. |
(146) |
Het betrokken product wordt voor veel verschillende toepassingen gebruikt, zoals in de automobielindustrie, voor huishoudelijke apparaten, voor medische en laboratoriuminstrumenten, enz. In deze procedure zijn de gebruikers echter intermediaire ondernemingen die de onderdelen voor bovengenoemde toepassingen vervaardigen en leveren. Bijgevolg wordt verwacht dat deze gebruikers de uit de instelling van compenserende rechten voortvloeiende prijsstijging helemaal of bijna helemaal aan de eindgebruikers zullen kunnen doorberekenen, aangezien de gevolgen van dergelijke maatregelen voor deze laatsten verwaarloosbaar zullen zijn. |
(147) |
De voorlopige conclusie luidt dan ook dat de instelling van compenserende rechten geen gevolgen van betekenis zou hebben voor de kosten van de gebruikers. |
7.5. Conclusie inzake het belang van de Unie
(148) |
Gelet op het voorgaande wordt voorlopig geconcludeerd dat er geen dwingende redenen zijn om geen compenserende rechten in te stellen op bepaalde roestvrijstalen staven van oorsprong uit India. |
8. VOORSTEL VOOR VOORLOPIGE COMPENSERENDE MAATREGELEN
8.1. Schademarge
(149) |
Gezien de conclusies inzake subsidiëring, schade, het oorzakelijke verband en het belang van de Unie moeten voorlopige compenserende maatregelen worden ingesteld om te voorkomen dat de bedrijfstak van de Unie nog meer schade lijdt door de invoer met subsidiëring. |
(150) |
Om de hoogte van de voorlopige maatregelen te bepalen, werd rekening gehouden met de vastgestelde subsidiemarges en het bedrag aan rechten dat noodzakelijk is om de schade voor de bedrijfstak van de Unie op te heffen, zonder de vastgestelde subsidiemarge te overschrijden. |
(151) |
Bij de berekening van het recht dat nodig is om de gevolgen van de schade veroorzakende subsidiëring op te heffen, werd ervan uitgegaan dat de maatregelen de bedrijfstak van de Unie in staat moeten stellen om de productiekosten te dekken en een winst vóór belasting te maken die bij normale concurrentie, dat wil zeggen in afwezigheid van invoer met subsidiëring, redelijkerwijs op de verkoop van het soortgelijke product in de Unie door een dergelijke bedrijfstak kan worden behaald. De winst die kan worden behaald in afwezigheid van de invoer met subsidiëring moet worden gebaseerd op de gemiddelde winstmarge vóór belastingen van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie in 2007. Dat is het laatste jaar vóór het OT waarin de bedrijfstak van de Unie er nog in is gelaagd een normale winstmarge te behalen. Bijgevolg wordt geoordeeld dat een winstmarge van 9,5 % op de omzet kon worden beschouwd als een passend minimum dat de bedrijfstak van de Unie in afwezigheid van schade veroorzakende subsidiëring had kunnen verwachten. |
(152) |
Op basis hiervan werd voor het soortgelijke product een prijs berekend waarbij de bedrijfstak van de Unie geen schade lijdt. Deze geen schade veroorzakende prijs is berekend door de productiekosten met de hierboven genoemde winstmarge van 9,5 % te vermeerderen. |
(153) |
De noodzakelijke prijsverhoging werd vervolgens berekend door vergelijking van de gewogen gemiddelde invoerprijs van de medewerkende producenten-exporteurs in India, die bij de berekening van de prijsonderbieding was vastgesteld (zie overweging 101), met de geen schade veroorzakende prijs van producten die in het OT door de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie werden verkocht. Het verschil dat deze vergelijking opleverde, werd vervolgens uitgedrukt in een percentage van de gemiddelde totale cif-waarde bij invoer. |
8.2. Voorlopige maatregelen
(154) |
Gelet op het voorgaande wordt geoordeeld dat, overeenkomstig artikel 12, lid 1, van de basisverordening, voorlopige compenserende maatregelen moeten worden ingesteld op invoer uit India die overeen moeten stemmen met de subsidiemarge of met de schademarge indien deze lager is. |
(155) |
Op grond van het voorgaande zijn compenserende rechten vastgesteld door de schademarges en de subsidiemarges met elkaar te vergelijken. Daarom worden de volgende compenserende rechten voorgesteld:
|
(156) |
De bij deze verordening vastgestelde individuele compenserende rechten voor bepaalde ondernemingen zijn gebaseerd op de bevindingen van onderhavig onderzoek. Zij weerspiegelen daarom de situatie die bij dit onderzoek voor die ondernemingen werd geconstateerd. Deze rechten (in tegenstelling tot het voor het gehele land geldende recht dat van toepassing is op „alle andere ondernemingen”) gelden dus uitsluitend bij de invoer van producten van oorsprong uit India die vervaardigd zijn door de specifiek vermelde juridische entiteiten. De rechten zijn niet van toepassing op ingevoerde producten die zijn vervaardigd door andere, niet specifiek in het dispositief van deze verordening genoemde ondernemingen, ook al gaat het hierbij om entiteiten die verbonden zijn met de specifiek genoemde ondernemingen; op die producten is het recht van toepassing dat geldt voor „alle andere ondernemingen”. |
(157) |
Verzoeken in verband met de toepassing van deze specifiek voor bepaalde ondernemingen geldende compenserende rechten (bijv. na een naamswijziging van een bedrijf of na de oprichting van nieuwe productie- of verkoopmaatschappijen) dienen aan de Commissie (6) te worden gericht, onder opgave van alle relevante gegevens, met name indien de naamswijziging of de oprichting van nieuwe productie- of verkoopmaatschappijen verband houdt met wijzigingen in de activiteiten van de onderneming op het gebied van productie en de verkoop in binnen- en buitenland. Indien het verzoek gerechtvaardigd is, zal de verordening dienovereenkomstig worden gewijzigd door bijwerking van de lijst van ondernemingen die voor een individueel recht in aanmerking komen. |
9. MEDEDELING VAN FEITEN EN OVERWEGINGEN
(158) |
Bovenstaande voorlopige bevindingen worden meegedeeld aan alle belanghebbenden, die de gelegenheid zullen krijgen hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en te vragen te worden gehoord. Hun opmerkingen worden geanalyseerd en, wanneer dat gerechtvaardigd is, in aanmerking genomen vooraleer tot een definitieve vaststelling wordt overgegaan. Voorts dient te worden vermeld dat alle bevindingen betreffende de instelling van compenserende rechten in het kader van deze verordening voorlopig zijn en bij de vaststelling van definitieve bevindingen kunnen worden herzien, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
1. Er wordt een voorlopig compenserend recht ingesteld op alleen door koud bewerken of koud nabewerken verkregen roestvrijstalen staven, met uitzondering van staven met een cirkelvormige dwarsdoorsnede met een diameter van 80 mm of meer, momenteel ingedeeld onder de GN-codes 7222 20 21, 7222 20 29, 7222 20 31, 7222 20 39, 7222 20 81 en 7222 20 89, van oorsprong uit India.
2. Het voorlopige compenserende recht, dat van toepassing is op de nettoprijs, franco grens Unie, vóór inklaring, voor het in lid 1 omschreven product dat door onderstaande ondernemingen is geproduceerd, is als volgt:
Onderneming |
Recht (%) |
Aanvullende Taric-code |
Chandan Steel Ltd, Mumbai, Maharashtra |
3,4 |
AXXX |
Venus Wire Industries Pvt. Ltd, Mumbai, Maharashtra |
3,3 |
AXXX |
Precision Metals, Mumbai, Maharashtra |
3,3 |
AXXX |
Hindustan Inox Ltd, Mumbai, Maharashtra |
3,3 |
AXXX |
Sieves Manufacturer India Pvt. Ltd, Mumbai, Maharashtra |
3,3 |
AXXX |
Viraj Profiles Vpl. Ltd, Thane, Maharashtra |
4,3 |
AXXX |
In de bijlage opgenomen ondernemingen |
4,0 |
AXXX |
Alle andere ondernemingen |
4,3 |
AXXX |
3. Bij het in het vrije verkeer brengen in de Unie van het in lid 1 genoemde product wordt een zekerheid gesteld die gelijk is aan het bedrag van het voorlopige recht.
4. Tenzij anders vermeld, zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.
Artikel 2
1. Onverminderd artikel 30 van Verordening (EG) nr. 597/2009 van de Raad kunnen belanghebbenden binnen één maand na de inwerkingtreding van deze verordening verzoeken in kennis te worden gesteld van de belangrijkste feiten en overwegingen op grond waarvan deze verordening werd vastgesteld, schriftelijk opmerkingen maken en vragen door de Commissie te worden gehoord.
2. Ingevolge artikel 31, lid 4, van Verordening (EG) nr. 597/2009 van de Raad kunnen de betrokken partijen binnen een maand na de inwerkingtreding van deze verordening opmerkingen indienen over de toepassing ervan.
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 1 van deze verordening is gedurende een periode van vier maanden van toepassing.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 22 december 2010.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 188 van 18.7.2009, blz. 93.
(2) PB C 87 van 1.4.2010, blz. 17.
(3) PB C 87 A van 1.4.2010, blz. 1.
(4) De met een sterretje gemerkte subsidies zijn uitvoersubsidies.
(5) Gewogen gemiddelde voor de groep.
(6) Commissie, Directoraat-generaal Handel, Directoraat H, 1049 Brussel, BELGIË.
BIJLAGE
Niet in de steekproef opgenomen medewerkende producenten-exporteurs in India
Aanvullende Taric-code AXXX
Naam van de onderneming |
Stad |
Ambica Steel Ltd |
New-Delhi |
Bhansali Bright Bars Pvt. Ltd |
Navi-Mumbai |
Chase Bright Steel Ltd |
Navi-Mumbai |
D.H. Exports Pvt. Ltd |
Mumbai |
Facor Steels Ltd |
Nagpur |
Global smelters Ltd |
Kanpur |
Indian Steel Works Ltd |
Navi-Mumbai |
Jyoti Steel Industries Ltd |
Mumbai |
Laxcon Steels Ltd |
Ahmedabad |
Meltroll Engineering Pvt. Ltd |
Mumbai |
Mukand Ltd |
Thane |
Nevatia Steel & Alloys Pvt. Ltd |
Mumbai |
Panchmahal Steel Ltd |
Kalol |
Raajratna Metal Industries Ltd |
Ahmedabad |
Rimjhim Ispat Ltd |
Kanpur |
Sindia Steels Ltd |
Mumbai |
SKM Steels Ltd |
Mumbai |
Parekh Bright Bars Pvt. Ltd |
Thane |
Shah Alloys Ltd |
Gandhinagar |
29.12.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 343/76 |
VERORDENING (EU) Nr. 1262/2010 VAN DE COMMISSIE
van 22 december 2010
tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 462/2010, (EU) nr. 463/2010 en (EU) nr. 464/2010 met betrekking tot de datum waarop de openbare inschrijvingen voor de vaststelling van de verlaging van het recht bij invoer van mais in Spanje en Portugal en van sorgho in Spanje aflopen, voor het contingentjaar 2010, en de datum waarop deze verordeningen vervallen
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (integrale-GMO-verordening) (1), en met name artikel 144, lid 1, juncto artikel 4,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij de Verordeningen (EU) nr. 462/2010 (2), (EU) nr. 463/2010 (3) en (EU) nr. 464/2010 (4) van de Commissie zijn inschrijvingen geopend voor de vaststelling van het in artikel 136 van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde recht bij invoer van respectievelijk mais in Spanje, mais in Portugal en sorgho in Spanje. |
(2) |
Sinds de datum van opening van de inschrijvingen is tot en met 28 oktober 2010 slechts 37 % van de hoeveelheid mais die in het kader van het contingent tegen verlaagd recht in Spanje mocht worden ingevoerd, daadwerkelijk op dat contingent afgeboekt, na aftrek van de hoeveelheden graansubstituten als bedoeld in artikel 2, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1296/2008 van de Commissie van 18 december 2008 houdende uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de tariefcontingenten voor de invoer van mais en sorgho in Spanje enerzijds en mais in Portugal anderzijds (5). De hoeveelheid daadwerkelijk in Portugal ingevoerde mais die mag worden afgeboekt op het contingent voor invoer tegen verlaagd recht, bedraagt slechts 72 % van het contingent. De hoeveelheid daadwerkelijk in Spanje ingevoerde sorgho die mag worden afgeboekt op het contingent voor invoer tegen verlaagd recht, bedraagt slechts 15 % van het contingent. Gezien de marktomstandigheden in Spanje en Portugal zal het niet mogelijk zijn om in het kader van tot en met 16 december 2010 gehouden inschrijvingen voldoende in te voeren om de contingenten volledig op te gebruiken. |
(3) |
Bijgevolg dient te worden bepaald dat de inschrijvingen voor de vaststelling van de verlaging van het recht bij invoer van mais en sorgho in Spanje en van mais in Portugal, mogen worden gehouden totdat de contingenten voor 2010 volledig zijn opgebruikt maar uiterlijk tot eind mei 2011 overeenkomstig artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1296/2008. De datum waarop de Verordeningen (EU) nr. 462/2010, (EU) nr. 463/2010 en (EU) nr. 464/2010 vervallen, moet bijgevolg worden gewijzigd. |
(4) |
De Verordeningen (EU) nr. 462/2010, (EU) nr. 463/2010 en (EU) nr. 464/2010 moeten derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(5) |
Het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten heeft geen advies uitgebracht binnen de door zijn voorzitter vastgestelde termijn, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Wijziging van Verordening (EU) nr. 462/2010
Verordening (EU) nr. 462/2010 wordt als volgt gewijzigd:
a) |
artikel 2 wordt vervangen door: „Artikel 2 De inschrijving wordt geopend totdat het contingent is opgebruikt maar uiterlijk tot en met 31 mei 2011. Tijdens de geldigheidsduur worden deelinschrijvingen gehouden waarvoor de datum voor de indiening van offertes wordt vastgesteld in het bericht van inschrijving.”; |
b) |
artikel 5, derde alinea, wordt vervangen door: „Zij vervalt op 31 mei 2011.”. |
Artikel 2
Wijziging van Verordening (EU) nr. 463/2010
Verordening (EU) nr. 463/2010 wordt als volgt gewijzigd:
a) |
artikel 2 wordt vervangen door: „Artikel 2 De inschrijving wordt geopend totdat het contingent is opgebruikt maar uiterlijk tot en met 31 mei 2011. Tijdens de geldigheidsduur worden deelinschrijvingen gehouden waarvoor de datum voor de indiening van offertes wordt vastgesteld in het bericht van inschrijving.”; |
b) |
artikel 5, derde alinea, wordt vervangen door: „Zij vervalt op 31 mei 2011.”. |
Artikel 3
Wijziging van Verordening (EU) nr. 464/2010
Verordening (EU) nr. 464/2010 wordt als volgt gewijzigd:
a) |
artikel 2 wordt vervangen door: „Artikel 2 De inschrijving wordt geopend totdat het contingent is opgebruikt maar uiterlijk tot en met 31 mei 2011. Tijdens de geldigheidsduur worden deelinschrijvingen gehouden waarvoor de datum voor de indiening van offertes wordt vastgesteld in het bericht van inschrijving.”; |
b) |
artikel 5, derde alinea, wordt vervangen door: „Zij vervalt op 31 mei 2011.”. |
Artikel 4
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 22 december 2010.
Voor de Commissie, namens de voorzitter,
Dacian CIOLOŞ
Lid van de Commissie
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
(2) PB L 129 van 28.5.2010, blz. 58.
(3) PB L 129 van 28.5.2010, blz. 60.
(4) PB L 129 van 28.5.2010, blz. 62.
(5) PB L 340 van 19.12.2008, blz. 57.
BESLUITEN
29.12.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 343/78 |
BESLUIT VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK
van 22 december 2010
tot wijziging van Besluit ECB/2009/25 inzake de goedkeuring met betrekking tot de omvang van de muntenuitgifte in 2010
(ECB/2010/32)
(2010/813/EU)
DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, inzonderheid op artikel 128, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Europese Centrale Bank (ECB) heeft vanaf 1 januari 1999 het alleenrecht tot goedkeuring van de omvang van de uitgifte van munten door de lidstaten die de euro als munt hebben (hierna de „deelnemende lidstaten”). |
(2) |
Uitgaande van door de deelnemende lidstaten aan de ECB voorgelegde schattingen van de vraag naar euromunten in 2010, heeft de ECB in Besluit ECB/2009/25 van 10 december 2009 inzake de goedkeuring met betrekking tot de omvang van de muntenuitgifte in 2010 (1), haar goedkeuring verleend aan de totale omvang van euromunten bestemd voor circulatie en euromunten voor verzamelaars niet bestemd voor circulatie in 2010. |
(3) |
Op 26 november 2010 heeft het Belgische Ministerie van Financiën verzocht dat de omvang van euromunten die België in 2010 kan uitgeven, met 20 miljoen EUR wordt verhoogd om te kunnen voldoen aan een onverwachte vraag naar munten, en de ECB heeft dit verzoek goedgekeurd. Dientengevolge moet de tabel in artikel 1 van Besluit ECB/2009/25 worden vervangen, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
De tabel in artikel 1 van Besluit ECB/2009/25 wordt als volgt vervangen:
(miljoen EUR) |
|
|
Uitgifte van munten bestemd voor de circulatie en uitgifte van munten voor verzamelaars (niet bestemd voor de circulatie) in 2010 |
België |
125,2 |
Duitsland |
668,0 |
Ierland |
43,0 |
Griekenland |
55,0 |
Spanje |
210,0 |
Frankrijk |
290,0 |
Italië |
283,0 |
Cyprus |
18,1 |
Luxemburg |
40,0 |
Malta |
10,5 |
Nederland |
54,0 |
Oostenrijk |
306,0 |
Portugal |
50,0 |
Slovenië |
30,0 |
Slowakije |
62,0 |
Finland |
60,0” |
Artikel 2
Dit besluit is gericht tot de deelnemende lidstaten.
Gedaan te Frankfurt am Main, 22 december 2010.
De President van de ECB
Jean-Claude TRICHET
(1) PB L 7 van 12.1.2010, blz. 21.