ISSN 1725-2598

doi:10.3000/17252598.L_2010.341.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 341

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

53e jaargang
23 december 2010


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EU) nr. 1248/2010 van de Commissie van 21 december 2010 tot opening, voor 2011, van een tariefcontingent voor de invoer in de Europese Unie van bepaalde goederen van oorsprong uit Noorwegen, die zijn verkregen door verwerking van in Verordening (EG) nr. 1216/2009 van de Raad bedoelde landbouwproducten

1

 

*

Verordening (EU) nr. 1249/2010 van de Commissie van 22 december 2010 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 498/2007 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1198/2006 van de Raad inzake het Europees Visserijfonds

3

 

*

Verordening (EU) nr. 1250/2010 van de Commissie van 22 december 2010 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1183/2005 van de Raad tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen die handelen in strijd met het wapenembargo tegen de Democratische Republiek Congo

11

 

*

Verordening (EU) nr. 1251/2010 van de Commissie van 22 december 2010 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 329/2007 van de Raad betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van de Democratische Volksrepubliek Korea

15

 

 

Verordening (EU) nr. 1252/2010 van de Commissie van 22 december 2010 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

19

 

 

Verordening (EU) nr. 1253/2010 van de Commissie van 22 december 2010 tot wijziging van de bij Verordening (EU) nr. 867/2010 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor bepaalde producten uit de sector suiker voor het verkoopseizoen 2010/11

21

 

 

Verordening (EU) nr. 1254/2010 van de Commissie van 22 december 2010 tot vaststelling van de invoerrechten in de sector granen van toepassing vanaf 1 januari 2011

23

 

 

BESLUITEN

 

 

2010/798/EU

 

*

Besluit van de Raad van 20 december 2010 houdende benoeming van een Slowaaks lid van het Comité van de Regio’s

26

 

*

Besluit 2010/799/GBVB van de Raad van 13 december 2010 ter bevordering van een proces van vertrouwensopbouw dat moet leiden tot de instelling van een zone in het Midden-Oosten die vrij is van massavernietigingswapens en hun overbrengingsmiddelen, ter ondersteuning van de uitvoering van de strategie van de Europese Unie ter bestrijding van de verspreiding van massavernietigingswapens

27

 

*

Besluit 2010/800/GBVB van de Raad van 22 december 2010 betreffende beperkende maatregelen tegen de Democratische Republiek Korea en tot intrekking van Gemeenschappelijk Standpunt 2006/795/GBVB

32

 

*

Besluit 2010/801/GBVB van de Raad van 22 december 2010 tot wijziging van Besluit 2010/656/GBVB van de Raad tot verlenging van de beperkende maatregelen tegen Ivoorkust

45

 

 

2010/802/EU

 

*

Besluit van de Commissie van 21 december 2010 tot vrijstelling van bepaalde gevallen van onregelmatigheden, begaan bij door de structuurfondsen en het Cohesiefonds voor de programmeringsperiode 2000-2006 medegefinancierde activiteiten, van de speciale kennisgevingsvoorschriften, vastgesteld in artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1681/94 en artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1831/94 (Kennisgeving geschied onder nummer C(2010) 9244)

49

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

23.12.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 341/1


VERORDENING (EU) Nr. 1248/2010 VAN DE COMMISSIE

van 21 december 2010

tot opening, voor 2011, van een tariefcontingent voor de invoer in de Europese Unie van bepaalde goederen van oorsprong uit Noorwegen, die zijn verkregen door verwerking van in Verordening (EG) nr. 1216/2009 van de Raad bedoelde landbouwproducten

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1216/2009 van de Raad van 30 november 2009 tot vaststelling van de handelsregeling voor bepaalde, door verwerking van landbouwproducten verkregen goederen (1), en met name artikel 7, lid 2,

Gezien Besluit 2004/859/EG van de Raad van 25 oktober 2004 betreffende de sluiting van een Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en het Koninkrijk Noorwegen over protocol nr. 2 bij de bilaterale vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en het Koninkrijk Noorwegen (2), en met name artikel 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Protocol nr. 2 bij de bilaterale vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en het Koninkrijk Noorwegen (3) en protocol nr. 3 bij de EER-overeenkomst (4) bevatten de handelsregelingen tussen de overeenkomstsluitende partijen voor bepaalde landbouwproducten en verwerkte landbouwproducten.

(2)

Protocol nr. 3 bij de EER-overeenkomst, zoals gewijzigd bij Besluit 138/2004 van het Gemengd Comité van de EER (5), voorziet in een nultarief voor bepaald water met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, dan wel gearomatiseerd, ingedeeld onder GN-code 2202 10 00, en bepaalde andere alcoholvrije suikerhoudende dranken, ingedeeld onder GN-code ex 2202 90 10.

(3)

Het nultarief voor dat water en die andere dranken is voor Noorwegen tijdelijk geschorst bij de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en het Koninkrijk Noorwegen over protocol nr. 2 bij de bilaterale vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en het Koninkrijk Noorwegen (6), hierna „de overeenkomst” genoemd, die is goedgekeurd bij Besluit 2004/859/EG. Ingevolge punt IV van het goedgekeurde proces-verbaal van de overeenkomst is de rechtenvrije invoer van de bij de GN-codes 2202 10 00 en ex 2202 90 10 bedoelde goederen van oorsprong uit Noorwegen alleen toegestaan binnen de grenzen van een rechtenvrij contingent, terwijl voor invoer buiten dat contingent een invoerrecht moet worden betaald.

(4)

Bij Verordening (EU) nr. 1255/2009 van de Commissie (7) is de tijdelijke schorsing van de vrijstelling van rechten voor de periode van 1 januari tot en met 31 december 2010 voor de invoer in de Unie van het water en de dranken in kwestie ingetrokken.

(5)

Voor het water en de dranken in kwestie moet nu het tariefcontingent voor 2011 worden geopend. Het laatste jaarlijkse contingent voor die producten werd voor 2009 bij Verordening (EG) nr. 89/2009 van de Commissie (8) geopend. Aangezien geen jaarlijks contingent voor 2010 werd geopend, blijft het contingent hetzelfde als voor 2009.

(6)

Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (9) bevat voorschriften voor het beheer van tariefcontingenten. Het bij deze verordening geopende tariefcontingent moet overeenkomstig die voorschriften worden beheerd.

(7)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor horizontale vraagstukken inzake het handelsverkeer in niet onder bijlage I vallende verwerkte landbouwproducten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Van 1 januari tot en met 31 december 2011 is het in de bijlage vastgestelde tariefcontingent van de Unie onder de daarin vermelde voorwaarden geopend voor de in die bijlage opgenomen goederen van oorsprong uit Noorwegen.

2.   Voor de in de bijlage genoemde goederen gelden de wederzijds toepasselijke oorsprongsregels, die zijn opgenomen in protocol nr. 3 bij de bilaterale vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en het Koninkrijk Noorwegen.

3.   Voor ingevoerde hoeveelheden die de omvang van het contingent te boven gaan, geldt een preferentieel recht van 0,047 EUR/liter.

Artikel 2

Het in artikel 1, lid 1, bedoelde tariefcontingent van de Unie wordt door de Commissie beheerd overeenkomstig de artikelen 308 bis, 308 ter en 308 quater van Verordening (EEG) nr. 2454/93.

Artikel 3

Verordening (EU) nr. 1255/2009 wordt ingetrokken.

Artikel 4

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2011.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 21 december 2010.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 328 van 15.12.2009, blz. 10.

(2)  PB L 370 van 17.12.2004, blz. 70.

(3)  PB L 171 van 27.6.1973, blz. 2.

(4)  PB L 22 van 24.1.2002, blz. 34.

(5)  PB L 342 van 18.11.2004, blz. 30.

(6)  PB L 370 van 17.12.2004, blz. 72.

(7)  PB L 338 van 19.12.2009, blz. 18.

(8)  PB L 25 van 29.1.2009, blz. 14.

(9)  PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1.


BIJLAGE

Tariefcontingent voor 2011 voor de invoer in de Europese Unie van goederen van oorsprong uit Noorwegen

Volgnr.

GN-code

Productomschrijving

Omvang van het jaarlijkse contingent voor 2011

Recht dat van toepassing is binnen het contingent

Recht dat van toepassing is buiten het contingent

09.0709

2202 10 00

Water, mineraalwater en spuitwater daaronder begrepen, met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, dan wel gearomatiseerd

17,303 miljoen liter

Vrijstelling

0,047 EUR/liter

Ex22029010

Andere alcoholvrije suikerhoudende dranken (sacharose of invertsuiker)


23.12.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 341/3


VERORDENING (EU) Nr. 1249/2010 VAN DE COMMISSIE

van 22 december 2010

houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 498/2007 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1198/2006 van de Raad inzake het Europees Visserijfonds

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1198/2006 van de Raad van 27 juli 2006 inzake het Europees Visserijfonds (1), en met name artikel 102,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 70, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1198/2006 is het aan de lidstaten om onregelmatigheden te voorkomen, op te sporen en te corrigeren en onverschuldigd betaalde bedragen terug te vorderen, en de Commissie in kennis te stellen van deze onregelmatigheden en haar op de hoogte te houden van het verloop van administratieve procedures.

(2)

In het licht van de door de Commissie en de lidstaten opgedane ervaring met de toepassing van Verordening (EG) nr. 1681/94 van de Commissie van 11 juli 1994 betreffende onregelmatigheden in het kader van de financiering van het structuurbeleid en terugvordering van in dat kader onverschuldigd betaalde bedragen, alsmede betreffende de inrichting van een informatiesysteem op dit gebied (2), moeten de procedures voor de rapportage over de follow-up van onregelmatigheden worden vereenvoudigd. Om de administratieve last voor de lidstaten te verminderen, moet preciezer worden aangegeven welke informatie de Commissie verlangt. Daartoe moet de informatie over oninbare bedragen en over de totale bedragen in verband met gemelde onregelmatigheden worden opgenomen in het overeenkomstig artikel 46 van Verordening (EG) nr. 498/2007 van de Commissie (3) bij de Commissie in te dienen jaarlijkse overzicht.

(3)

De procedures voor de rapportage over oninbare bedragen moeten nauwgezet de verplichtingen van de lidstaten weerspiegelen, als vastgelegd in artikel 70 van Verordening (EG) nr. 1198/2006, met name de verplichting om onverschuldigd betaalde bedragen effectief terug te vorderen. Het is ook dienstig de procedures voor het toezicht van de Commissie op de naleving van die verplichtingen te vereenvoudigen om deze doeltreffender en kosteneffectiever te maken.

(4)

Ingevolge artikel 60 van Verordening (EG) nr. 1198/2006 moet duidelijk worden gesteld dat de certificeringsautoriteit verantwoordelijk is voor het bijhouden van volledige boekhoudkundige gegevens, waaronder met name gegevens over bedragen die als onregelmatig aan de Commissie zijn gemeld overeenkomstig artikel 55 van Verordening (EG) nr. 498/2007.

(5)

Om te zorgen voor een efficiënte stroom van informatie over onregelmatigheden, en om overlappingen van verschillende contactpunten te vermijden, is het dienstig dat de bepalingen over samenwerking met de lidstaten in één artikel worden samengebracht.

(6)

Verordening (EG) nr. 498/2007 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(7)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van het Europees Visserijfonds,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 498/2007 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Aan artikel 40 wordt het volgende lid 4 toegevoegd:

„4.   In de overeenkomstig artikel 60, onder f), van de basisverordening bijgehouden boekhoudkundige gegevens wordt elk bedrag dat verband houdt met een uit hoofde van artikel 55 van deze verordening aan de Commissie gemelde onregelmatigheid, aan de hand van het aan die onregelmatigheid toegekende referentienummer of op een andere passende wijze geïdentificeerd.”.

2)

Artikel 46 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 2 wordt als volgt gewijzigd:

i)

de aanhef wordt vervangen door:

„Uiterlijk op 31 maart van elk jaar doet de certificeringsautoriteit de Commissie een overzicht toekomen volgens het model in bijlage X, met voor elk prioritair zwaartepunt van het operationele programma:”;

ii)

punt b) wordt vervangen door:

„b)

de geïnde bedragen die op de in het voorgaande jaar ingediende uitgavenstaten in mindering zijn gebracht;”;

iii)

het volgende punt d) wordt toegevoegd:

„d)

een lijst van de bedragen waarvoor in het voorgaande jaar is vastgesteld dat de terugvordering niet kan worden gerealiseerd of verwacht, ingedeeld volgens het jaar waarin de terugvorderingsopdrachten werden afgegeven.”;

iv)

de volgende alinea’s worden toegevoegd:

„Voor de toepassing van de eerste alinea, onder a), b) en c), worden voor elk prioritair zwaartepunt de totaalbedragen van de uit hoofde van artikel 55 aan de Commissie gemelde onregelmatigheden verstrekt.

Voor de toepassing van de eerste alinea, onder d), wordt elk bedrag dat verband houdt met een uit hoofde van artikel 55 aan de Commissie gemelde onregelmatigheid, aan de hand van het aan die onregelmatigheid toegekende referentienummer of op een andere passende wijze geïdentificeerd.”;

b)

de volgende leden 2 bis en 2 ter worden ingevoegd:

„2 bis.   Voor elk in lid 2, onder d), bedoeld bedrag geeft de certificeringsautoriteit aan of zij verlangt dat het aandeel van de Gemeenschap ten laste komt van de algemene begroting van de Europese Unie.

Het aandeel van de Gemeenschap komt ten laste van de algemene begroting van de Europese Unie wanneer de Commissie binnen één jaar na de datum van indiening van het overzicht:

a)

niet verzoekt om de informatie voor de toepassing van artikel 70, lid 2, van de basisverordening,

b)

de lidstaat niet schriftelijk in kennis stelt van haar voornemen om een onderzoek ten aanzien van dat bedrag te openen, of

c)

de lidstaat niet verzoekt de terugvorderingsprocedure voort te zetten.

De termijn van één jaar geldt niet voor gevallen van vermoede of vastgestelde fraude.

2 ter.   Voor het in lid 2 bedoelde overzicht rekenen de lidstaten die op de datum van indiening van het overzicht de euro niet als munt gebruiken, de bedragen in nationale valuta om in euro volgens de in artikel 95, lid 3, van de basisverordening bedoelde wisselkoers. Wanneer de bedragen betrekking hebben op uitgaven die gedurende meer dan één maand in de rekeningen van de certificeringsautoriteit zijn opgenomen, kan de wisselkoers van de maand waarin voor het laatst uitgaven in de rekeningen zijn opgenomen, worden gehanteerd.”.

3)

Artikel 55 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in lid 1, tweede alinea, worden de punten l) tot en met o) vervangen door:

„l)

de voor de concrete actie goedgekeurde totale subsidiabele uitgaven en overheidsbijdrage, tezamen met het overeenkomstige bedrag van de bijdrage van de Gemeenschap;

m)

de aan de Commissie gecertificeerde uitgaven en overheidsbijdrage waarop de onregelmatigheid betrekking heeft en het overeenkomstige bedrag van de bijdrage van de Gemeenschap dat gevaar loopt;

n)

bij vermoede fraude en wanneer nog geen betaling van de overheidsbijdrage aan de onder k) bedoelde personen of andere instanties heeft plaatsgevonden, de bedragen die onverschuldigd zouden zijn betaald, mocht de onregelmatigheid niet zijn ontdekt;

o)

de code van de regio of het gebied waar de concrete actie is uitgevoerd, onder vermelding van het NUTS- of een ander niveau;”;

b)

lid 2, eerste alinea, onder b) en c), wordt vervangen door:

„b)

gevallen die door de begunstigde spontaan ter kennis van de beheers- of certificeringsautoriteit worden gebracht voordat zij door een van beide worden ontdekt, hetzij vóór, hetzij na de opneming van de desbetreffende uitgaven in een bij de Commissie ingediende gecertificeerde uitgavenstaat;

c)

gevallen die door de beheers- of certificeringsautoriteit worden ontdekt en rechtgezet vóór opneming van de desbetreffende uitgaven in een bij de Commissie ingediende uitgavenstaat.”;

c)

lid 3 wordt vervangen door:

„3.   Ingeval sommige van de in lid 1 bedoelde gegevens, met name die omtrent de bij de onregelmatigheid toegepaste praktijken en de wijze waarop de onregelmatigheid werd ontdekt, niet beschikbaar zijn of moeten worden gecorrigeerd, verstrekken de lidstaten, voor zover mogelijk, de ontbrekende of correcte gegevens wanneer zij de volgende kwartaalverslagen over de onregelmatigheden bij de Commissie indienen.”.

4)

Artikel 57 wordt vervangen door:

„Artikel 57

Melding van vervolgmaatregelen

1.   Bovenop de krachtens artikel 55, lid 1, te verstrekken gegevens stellen de lidstaten de Commissie, onder verwijzing naar eerder gedane mededelingen uit hoofde van dat artikel, binnen twee maanden na afloop van elk kwartaal in kennis van de bijzonderheden over het instellen, afsluiten of staken van procedures voor het opleggen van administratieve of strafrechtelijke sancties in verband met de gemelde onregelmatigheden, alsook van de uitkomst van dergelijke procedures.

Met betrekking tot de onregelmatigheden waarvoor sancties zijn opgelegd, delen de lidstaten ook het volgende mede:

a)

de aard (administratief of strafrechtelijk) van de sancties;

b)

of de sancties wegens overtreding van de communautaire dan wel de nationale wetgeving zijn opgelegd;

c)

een verwijzing naar de bepalingen waarin de sancties zijn vastgelegd;

d)

of er fraude is vastgesteld.

2.   Op schriftelijk verzoek van de Commissie verstrekt de lidstaat gegevens over een specifieke onregelmatigheid of een groep van onregelmatigheden.”.

5)

Artikel 60 wordt als volgt gewijzigd:

a)

de titel wordt vervangen door:

„Samenwerking met de lidstaten”;

b)

lid 2 wordt vervangen door:

„2.   Onverminderd de in lid 1 bedoelde contacten legt de Commissie, wanneer zij van oordeel is dat gezien de aard van de onregelmatigheid identieke of soortgelijke praktijken in andere lidstaten kunnen voorkomen, de kwestie voor aan het bij Besluit 94/140/EG van de Commissie (4) opgerichte Raadgevend Comité coördinatie fraudebestrijding.

De Commissie stelt dat comité en het in artikel 101 van de basisverordening bedoelde comité elk jaar in kennis van de orde van grootte van de ontdekte onregelmatigheden die betrekking hebben op het fonds, alsmede van de verschillende soorten onregelmatigheden, ingedeeld naar aard en onder vermelding van het aantal ervan.

6)

Artikel 62 wordt geschrapt.

7)

Artikel 63 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in lid 1 worden de tweede, de derde en de vierde alinea geschrapt;

b)

lid 2 wordt vervangen door:

„2.   De lidstaten die op de datum van indiening van het in artikel 55, lid 1, bedoelde overzicht de euro niet als munt gebruiken, rekenen de bedragen in nationale valuta om in euro volgens de in artikel 95, lid 3, van de basisverordening bedoelde wisselkoers.

Wanneer de bedragen betrekking hebben op uitgaven die gedurende meer dan één maand in de rekeningen van de certificeringsinstantie zijn opgenomen, kan de wisselkoers van de maand waarin voor het laatst uitgaven in de rekeningen zijn opgenomen, worden gehanteerd. Indien de uitgaven niet in de rekeningen van de certificeringsautoriteit zijn opgenomen, wordt de laatste door de Commissie elektronisch bekendgemaakte boekhoudkundige wisselkoers gehanteerd.”.

8)

Bijlage X wordt vervangen door de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 22 december 2010.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 223 van 15.8.2006, blz. 1.

(2)  PB L 178 van 12.7.1994, blz. 43.

(3)  PB L 120 van 10.5.2007, blz. 1.

(4)  PB L 61 van 4.3.1994, blz. 27.”.


BIJLAGE

„BIJLAGE X

JAARLIJKS OVERZICHT VAN GESCHRAPTE EN GEÏNDE BEDRAGEN, HANGENDE TERUGVORDERINGEN EN ONINBARE BEDRAGEN OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 46, LID 2

1.   Geschrapte bedragen voor het jaar 20… die op de uitgavenstaten voor subsidiabele regio's in mindering zijn gebracht:

Geschrapte bedragen (1)

In het kader van de convergentiedoelstelling

a

b

c

d

e

f

g

Prioritair zwaartepunt

Totaalbedrag aan geschrapte, door de begunstigden betaalde uitgaven (in EUR) (2)

Overeenkomstige geschrapte overheidsbijdrage (in EUR)

Overeenkomstige geschrapte EVF-bijdrage (in EUR) (3)

Totaalbedrag aan geschrapte uitgaven in verband met uit hoofde van artikel 55, lid 1, van Verordening (EG) nr. 498/2007 gemelde onregelmatigheden (in EUR) (4)

Bedrag van de overeenkomstige geschrapte overheidsbijdrage in verband met uit hoofde van artikel 55, lid 1, van Verordening (EG) nr. 498/2007 gemelde onregelmatigheden (in EUR)

Bedrag van de overeenkomstige geschrapte EVF-bijdrage in verband met uit hoofde van artikel 55, lid 1, van Verordening (EG) nr. 498/2007 gemelde onregelmatigheden (in EUR) (5)

1

 

 

 

 

 

 

2

 

 

 

 

 

 

3

 

 

 

 

 

 

4

 

 

 

 

 

 

5

 

 

 

 

 

 

Totaal

 

 

 

 

 

 

Buiten de convergentiedoelstelling

a

b

c

d

e

f

g

Prioritair zwaartepunt

Totaalbedrag aan geschrapte, door de begunstigden betaalde uitgaven (in EUR) (2)

Overeenkomstige geschrapte overheidsbijdrage (in EUR)

Overeenkomstige geschrapte EVF-bijdrage (in EUR) (3)

Totaalbedrag aan geschrapte uitgaven in verband met uit hoofde van artikel 55, lid 1, van Verordening (EG) nr. 498/2007 gemelde onregelmatigheden (in EUR) (4)

Bedrag van de overeenkomstige geschrapte overheidsbijdrage in verband met uit hoofde van artikel 55, lid 1, van Verordening (EG) nr. 498/2007 gemelde onregelmatigheden (in EUR)

Bedrag van de overeenkomstige geschrapte EVF-bijdrage in verband met uit hoofde van artikel 55, lid 1, van Verordening (EG) nr. 498/2007 gemelde onregelmatigheden (in EUR) (5)

1

 

 

 

 

 

 

2

 

 

 

 

 

 

3

 

 

 

 

 

 

4

 

 

 

 

 

 

5

 

 

 

 

 

 

Totaal

 

 

 

 

 

 


2.   Geïnde bedragen voor het jaar 20.. die op de uitgavenstaten voor subsidiabele regio's in mindering zijn gebracht:

Geïnde bedragen (6)

In het kader van de convergentiedoelstelling

h

i

j

k

l

m

n

Prioritair zwaartepunt

Totaalbedrag aan door de begunstigden betaalde uitgaven (in EUR) (7)

Geïnde overheidsbijdrage (in EUR) (8)

Overeenkomstige geïnde EVF-bijdrage (in EUR) (9)

Totaalbedrag aan geïnde uitgaven in verband met uit hoofde van artikel 55, lid 1, van Verordening (EG) nr. 498/2007 gemelde onregelmatigheden (in EUR) (10)

Bedrag van de geïnde overheidsbijdrage in verband met uit hoofde van artikel 55, lid 1, van Verordening (EG) nr. 498/2007 gemelde onregelmatigheden (in EUR) (11)

Bedrag van de overeenkomstige geïnde EVF-uitgaven in verband met uit hoofde van artikel 55, lid 1, van Verordening (EG) nr. 498/2007 gemelde onregelmatigheden (in EUR) (12)

1

 

 

 

 

 

 

2

 

 

 

 

 

 

3

 

 

 

 

 

 

4

 

 

 

 

 

 

5

 

 

 

 

 

 

Totaal

 

 

 

 

 

 

Buiten de convergentiedoelstelling

h

i

j

k

l

m

n

Prioritair zwaartepunt

Totaalbedrag aan door de begunstigden betaalde uitgaven (in EUR) (7)

Geïnde overheidsbijdrage (in EUR) (8)

Overeenkomstige geïnde EVF-bijdrage (in EUR) (9)

Totaalbedrag aan geïnde uitgaven in verband met uit hoofde van artikel 55, lid 1, van Verordening (EG) nr. 498/2007 gemelde onregelmatigheden (in EUR) (10)

Bedrag van de geïnde overheidsbijdrage in verband met uit hoofde van artikel 55, lid 1, van Verordening (EG) nr. 498/2007 gemelde onregelmatigheden (in EUR) (11)

Bedrag van de overeenkomstige geïnde EVF-uitgaven in verband met uit hoofde van artikel 55, lid 1, van Verordening (EG) nr. 498/2007 gemelde onregelmatigheden (in EUR) (12)

1

 

 

 

 

 

 

2

 

 

 

 

 

 

3

 

 

 

 

 

 

4

 

 

 

 

 

 

5

 

 

 

 

 

 

Totaal

 

 

 

 

 

 


3.   Hangende terugvorderingen per 31.12.20…

Convergentie

a

b

c

d

e

f

g

h

Prioritair zwaartepunt

Jaar waarin de terugvorderingsprocedure is ingeleid

Totaalbedrag aan door de begunstigden betaalde subsidiabele uitgaven (in EUR) (13)

Terug te vorderen overheidsbijdrage (in EUR) (14)

Overeenkomstige terug te vorderen EVF-bijdrage (in EUR) (15)

Totaalbedrag aan uitgaven in verband met uit hoofde van artikel 55, lid 1, van Verordening (EG) nr. 498/2007 gemelde onregelmatigheden (in EUR) (16)

Bedrag van de terug te vorderen overheidsbijdrage in verband met uit hoofde van artikel 55, lid 1, van Verordening (EG) nr. 498/2007 gemelde onregelmatigheden (in EUR) (17)

Bedrag van de overeenkomstige terug te vorderen EVF-uitgaven in verband met uit hoofde van artikel 55, lid 1, van Verordening (EG) nr. 498/2007 gemelde onregelmatigheden (in EUR) (18)

1

2007

 

 

 

 

 

 

 

2008

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2

2007

 

 

 

 

 

 

 

2008

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

3

2007

 

 

 

 

 

 

 

2008

 

 

 

 

 

 

Totaal

 

 

 

 

 

 

 

Niet-convergentie

a

b

c

d

e

f

g

h

Prioritair zwaartepunt

Jaar waarin de terugvorderingsprocedure is ingeleid

Totaalbedrag aan door de begunstigden betaalde subsidiabele uitgaven (in EUR) (13)

Terug te vorderen overheidsbijdrage (in EUR) (14)

Overeenkomstige terug te vorderen EVF-bijdrage (in EUR) (15)

Totaalbedrag aan uitgaven in verband met uit hoofde van artikel 55, lid 1, van Verordening (EG) nr. 498/2007 gemelde onregelmatigheden (in EUR) (16)

Bedrag van de terug te vorderen overheidsbijdrage in verband met uit hoofde van artikel 55, lid 1, van Verordening (EG) nr. 498/2007 gemelde onregelmatigheden (in EUR) (17)

Bedrag van de overeenkomstige terug te vorderen EVF-uitgaven in verband met uit hoofde van artikel 55, lid 1, van Verordening (EG) nr. 498/2007 gemelde onregelmatigheden (in EUR) (18)

1

2007

 

 

 

 

 

 

 

2008

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2

2007

 

 

 

 

 

 

 

2008

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

3

2007

 

 

 

 

 

 

 

2008

 

 

 

 

 

 

Totaal

 

 

 

 

 

 

 


4.   Oninbare bedragen per 31.12.20..

Convergentie

a

b

c

d

e

f

g

h

i

j

k

l

Nummer actie

Prioritair zwaartepunt

Identificatienummer onregelmatigheid indien van toepassing (19)

Jaar waarin de terugvorderingsprocedure is ingeleid

Totale door de begunstigden betaalde uitgaven die oninbaar zijn verklaard (in EUR) (20)

Overheidsbijdrage die oninbaar is verklaard (in EUR) (21)

Overeenkomstige EVF-bijdrage die oninbaar is verklaard (in EUR) (22)

Datum van de laatste betaling van de overheidsbijdrage aan de begunstigde

Datum vaststelling oninbaarheid

Reden voor oninbaarheid

Genomen invorderingsmaatregelen, met de datum van de inningsopdracht

Geef aan of het aandeel van de Gemeenschap uit de begroting van de Europese Unie dient te worden betaald (J/N)

X

 

 

20..

 

 

 

 

 

 

 

 

Y

 

 

20..

 

 

 

 

 

 

 

 

Z

 

 

20..

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Totaal

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Niet-convergentie

a

b

c

d

e

f

g

h

i

j

k

l

Nummer actie

Prioritair zwaartepunt

Identificatienummer onregelmatigheid indien van toepassing (19)

Jaar waarin de terugvorderingsprocedure is ingeleid

Totale door de begunstigden betaalde uitgaven die oninbaar zijn verklaard (in EUR) (20)

Overheidsbijdrage die oninbaar is verklaard (in EUR) (21)

Overeenkomstige EVF-bijdrage die oninbaar is verklaard (in EUR) (22)

Datum van de laatste betaling van de overheidsbijdrage aan de begunstigde

Datum vaststelling oninbaarheid

Reden voor oninbaarheid

Genomen invorderingsmaatregelen, met de datum van de invorderings-opdracht

Geef aan of het aandeel van de Gemeenschap uit de begroting van de Europese Unie dient te worden betaald (J/N)

X

 

 

20..

 

 

 

 

 

 

 

 

Y

 

 

20..

 

 

 

 

 

 

 

 

Z

 

 

20..

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Totaal

 

 

 

 

 

 

 

 

 


(1)  Deze tabel (geschrapte bedragen) betreft uitgaven die al bij de Commissie waren gedeclareerd en uit het programma zijn geschrapt na ontdekking van de onregelmatigheid. Wanneer tabel 1 is ingevuld, hoeven de tabellen 2, 3 en 4 van deze bijlage niet te worden ingevuld.

(2)  Dit bedrag is het totale bedrag van de uitgaven die al bij de Commissie waren gedeclareerd en waarbij sprake was van onregelmatigheden, en die zijn geschrapt.

(3)  Dit bedrag is het deel van de EVF-uitgaven die al bij de Commissie waren gedeclareerd en waarbij sprake was van onregelmatigheden, en die zijn geschrapt.

(4)  Dit bedrag is het deel van het bedrag in kolom b) ten aanzien waarvan onregelmatigheden zijn gemeld via de meldingsprocedures van artikel 55 van Verordening (EG) nr. 498/2007.

(5)  Dit bedrag is het deel van het bedrag in kolom d) ten aanzien waarvan onregelmatigheden zijn gemeld via de meldingsprocedures van artikel 55 van Verordening (EG) nr. 498/2007.

(6)  Deze tabel (geïnde bedragen) betreft uitgaven die voorlopig in het programma waren gehandhaafd in afwachting van het resultaat van de terugvorderingsprocedure en die na inning zijn afgetrokken. Wanneer tabel 2 is ingevuld, hoeven de tabellen 1, 3 en 4 van deze bijlage niet te worden ingevuld.

(7)  Dit is het totale bedrag van de uitgaven die al bij de Commissie waren gedeclareerd en waarbij sprake was van onregelmatigheden, en ten aanzien waarvan de overeenkomstige overheidsbijdrage is geïnd.

(8)  Dit is het bedrag aan overheidsbijdragen dat daadwerkelijk is geïnd van de begunstigde.

(9)  Dit bedrag is het overeenkomstige deel van de EVF-uitgaven die al bij de Commissie waren gedeclareerd en waarbij sprake was van onregelmatigheden, en die zijn geïnd.

(10)  Dit bedrag betreft het deel van het bedrag in kolom i) ten aanzien waarvan onregelmatigheden zijn gemeld via de meldingsprocedures van artikel 55 van Verordening (EG) nr. 498/2007.

(11)  Dit bedrag is het deel van het bedrag in kolom j) ten aanzien waarvan onregelmatigheden zijn gemeld via de meldingsprocedures van artikel 55 van Verordening (EG) nr. 498/2007.

(12)  Dit bedrag is het deel van het bedrag in kolom k) ten aanzien waarvan onregelmatigheden zijn gemeld via de meldingsprocedures van artikel 55 van Verordening (EG) nr. 498/2007.

(13)  Dit is het bedrag van de uitgaven van de begunstigde dat overeenkomt met de overheidsbijdrage in kolom d).

(14)  Dit is de overheidsbijdrage waarover terugvorderingsprocedures op het niveau van de begunstigde worden gevoerd.

(15)  Dit is de EVF-bijdrage waarover terugvorderingsprocedures op het niveau van de begunstigde worden gevoerd.

(16)  Dit bedrag betreft het deel van het bedrag in kolom c) ten aanzien waarvan onregelmatigheden zijn gemeld via de meldingsprocedures van artikel 55 van Verordening (EG) nr. 498/2007.

(17)  Dit bedrag betreft het deel van het bedrag in kolom d) ten aanzien waarvan onregelmatigheden zijn gemeld via de meldingsprocedures van artikel 55 van Verordening (EG) nr. 498/2007.

(18)  Dit bedrag betreft het deel van het bedrag in kolom e) ten aanzien waarvan onregelmatigheden zijn gemeld via de meldingsprocedures van artikel 55 van Verordening (EG) nr. 498/2007.

(19)  Dit is het aan de onregelmatigheid toegewezen referentienummer of andere identificatie als bedoeld in artikel 40, lid 4, van Verordening (EG) nr. 498/2007.

(20)  Dit bedrag is het bedrag van de uitgaven van de begunstigde dat overeenkomt met de overheidsbijdrage in kolom f).

(21)  Dit is het bedrag van de betaalde overheidsbijdrage waarvoor is vastgesteld dat inning niet mogelijk was of waarschijnlijk niet zal plaatsvinden.

(22)  Dit is de betaalde EVF-bijdrage waarvoor is vastgesteld dat de terugvordering niet kan worden gerealiseerd of verwacht.”


23.12.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 341/11


VERORDENING (EU) Nr. 1250/2010 VAN DE COMMISSIE

van 22 december 2010

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1183/2005 van de Raad tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen die handelen in strijd met het wapenembargo tegen de Democratische Republiek Congo

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1183/2005 van de Raad tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen die handelen in strijd met het wapenembargo tegen de Democratische Republiek Congo (1), en met name artikel 9, lid 1, onder a),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1183/2005 bevat een lijst van natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten en lichamen waarvan de tegoeden en economische middelen krachtens die verordening worden bevroren.

(2)

Op 1 december 2010 heeft het Sanctiecomité van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties besloten 4 personen toe te voegen aan de lijst van personen, entiteiten en lichamen waarvan de tegoeden en economische middelen moeten worden bevroren en heeft het tevens besloten tot wijziging van de gegevens van een aantal vermeldingen. Bijlage I dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd.

(3)

Om de effectiviteit van de maatregelen waarin deze verordening voorziet te waarborgen, moet deze verordening onmiddellijk in werking treden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1183/2005 wordt vervangen door de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 22 december 2010.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

David O'SULLIVAN

Directeur-generaal Buitenlandse betrekkingen


(1)  PB L 193 van 23.7.2005, blz. 1.


BIJLAGE

„BIJLAGE I

Lijst van natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten of lichamen als bedoeld in artikel 2

A.   Natuurlijke personen

(1)

Frank Kakolele Bwambale (ook bekend als a) Frank Kakorere, b) Frank Kakorere Bwambale). Overige informatie: Heeft de CNDP in januari 2008 verlaten. Verblijft sinds december 2008 in Kinshasa, DRC. Datum van aanwijzing bedoeld in artikel 5, lid 1, onder b): 10.11.2005.

(2)

Jérôme Kakwavu Bukande (ook bekend als a) Jérôme Kakwavu, b) Commandant Jérôme). Titel: Generaal. Nationaliteit: Congolees. Overige informatie: Sinds juni 2010 gearresteerd en in hechtenis in de centrale gevangenis van Kinshasa. Datum van aanwijzing bedoeld in artikel 5, lid 1, onder b): 10.11.2005.

(3)

Gaston Iyamuremye (ook bekend als a) Rumuli, b) Byiringiro Victor Rumuli, c) Victor Rumuri, d) Michel Byiringiro). Geboortejaar: 1948. Geboorteplaats: a) district Musanze (Noordelijke Provincie), Rwanda, b) Ruhengeri, Rwanda. Titel: Brigadegeneraal. Functie: tweede vicevoorzitter van de FDLR. Overige informatie: a) huidige woonplaats: Kibua, Noord-Kivu, Democratische Republiek Congo, b) alternatieve huidige woonplaats: Aru, DRC, c) volgens talrijke bronnen, met inbegrip van de deskundigengroep van het Sanctiecomité van de VN-VR voor de DRC, is Gaston Iyamuremye de tweede vicevoorzitter van de FDLR en wordt hij beschouwd als een prominent lid van de politieke en militaire leiding van de FDLR, d) Gaston Iyamuremye leidde het bureau van Ignace Murwanashyaka’s (voorzitter van de FDLR) in Kibua, DRC tot december 2009. Datum van aanwijzing bedoeld in artikel 5, lid 1, onder b): [datum van publicatie].

(4)

Germain Katanga. Nationaliteit: Congolees. Overige informatie: Door de regering van de Democratische Republiek Congo op 18.10.2007 overgedragen aan het Internationaal Strafhof (ICC). Datum van aanwijzing bedoeld in artikel 5, lid 1, onder b): 10.11.2005.

(5)

Thomas Lubanga. Geboorteplaats: Ituri, DRC. Nationaliteit: Congolees. Overige informatie: Door de Congolese autoriteiten overgedragen aan het ICC op 17.3.2006. Datum van aanwijzing bedoeld in artikel 5, lid 1, onder b): 10.11.2005.

(6)

Khawa Panga Mandro (ook bekend als a) Kawa Panga, b) Kawa Panga Mandro, c) Kawa Mandro, d) Yves Andoul Karim, e) Chief Kahwa, f) Kawa, g) Mandro Panga Kahwa, h) Yves Khawa Panga Mandro). Geboortedatum: 20.8.1973. Geboorteplaats: Bunia, DRC. Nationaliteit: Congolees. Overige informatie: Door de Congolese autoriteiten in oktober 2005 gearresteerd, door het Hof van Beroep in Kisangani vrijgesproken, vervolgens vanwege nieuwe tenlasteleggingen overgedragen aan de justitiële autoriteiten in Kinshasa. Datum van aanwijzing bedoeld in artikel 5, lid 1, onder b): 10.11.2005.

(7)

Callixte Mbarushimana. Geboortedatum: 24.7.1963. Geboorteplaats: Ndusu/Ruhengeri, Noordelijke Provincie, Rwanda. Nationaliteit: Rwandees. Overige informatie: Huidige woonplaats: Parijs of Thiais, Frankrijk. Datum van aanwijzing bedoeld in artikel 5, lid 1, onder b): 21.3.2009.

(8)

Iruta Douglas Mpamo (ook bekend als a) Mpano, b) Douglas Iruta Mpamo). Adres: Bld Kanyamuhanga 52, Goma, Democratische Republiek Congo. Geboortedatum: a) 28.12.1965, b) 29.12.1965. Geboorteplaats: a) Bashali, Masisi, Democratische Republiek Congo (verwijst naar geboortedatum a)), b) Goma, Democratische Republiek Congo (verwijst naar geboortedatum b)). Nationaliteit: Congolees. Overige informatie: Gevestigd in Goma, DRC en Gisenyi, Rwanda. Datum van aanwijzing bedoeld in artikel 5, lid 1, onder b): 10.11.2005.

(9)

Sylvestre Mudacumura (ook bekend als a) Radja, b) Mupenzi Bernard, c) generaal-majoor Mupenzi, d) generaal Mudacumura). Nationaliteit: Rwandees. Overige informatie: Was in november 2009 nog steeds actief als militair commandant van de FDLR-FOCA. Gevestigd in Kibua, regio Masisi, DRC. Datum van aanwijzing bedoeld in artikel 5, lid 1, onder b): 10.11.2005.

(10)

Leodomir Mugaragu (ook bekend als a) Manzi Leon, b) Leo Manzi). Geboortedatum: a) 1954, b) 1953. Geboorteplaats: a) Kigali, Rwanda, b) Rushashi (Noordelijke Provincie), Rwanda. Titel: Brigadegeneraal. Functie: Stafchef van FDLR/FOCA. Overige informatie: a) volgens open-bron- en officiële rapporten is Leodomir Mugaragu de stafchef van de Forces Combattantes Abucunguzi/Combatant Force for the Liberation of Rwanda (FOCA), de gewapende arm van de FDLR, b) volgens officiële rapporten is Mugaragu een belangrijke organisator van de militaire operaties van de FDLR in het oosten van de DRC. Datum van aanwijzing bedoeld in artikel 5, lid 1, onder b): [datum van publicatie].

(11)

Leopold Mujyambere (ook bekend als a) Musenyeri, b) Achille, c) Frère Petrus Ibrahim. Titel: Kolonel. Geboortedatum: a) 17.3.1962, b) 1966 (schatting). Geboorteplaats: Kigali, Rwanda. Nationaliteit: Rwandees. Overige informatie: Huidige woonplaats: Mwenga, Zuid-Kivu, Democratische Republiek Congo. Datum van aanwijzing bedoeld in artikel 5, lid 1, onder b): 21.3.2009.

(12)

Ignace Murwanashyaka (ook bekend als Ignace). Titel: Dr. Geboortedatum: 14.5.1963. Geboorteplaats: a) Butera, Rwanda; b) Ngoma, Butare, Rwanda. Nationaliteit: Rwandees. Overige informatie: Verblijft in Duitsland. In november 2009 nog steeds erkend als voorzitter van de politieke arm van de FDLR-FOCA en opperbevelhebber van de FDLR-strijdkrachten. Gearresteerd door de federale politie in Duitsland op 17 november 2009. Datum van aanwijzing bedoeld in artikel 5, lid 1, onder b): 10.11.2005.

(13)

Straton Musoni (ook bekend als I.O. Musoni). Geboortedatum: a) 6.4.1961, b) 4.6.1961. Geboorteplaats: Mugambazi, Kigali, Rwanda. Overige informatie: a) Rwandees paspoort verstreken op 10.9.2004, b) woonachtig in Neuffen, Duitsland, c) in november 2009 nog steeds erkend als eerste vicevoorzitter van de politieke arm van de FDLR-FOCA en voorzitter van het militaire opperbevel van de FDLR, d) gearresteerd door de federale politie in Duitsland op 17 november 2009. Datum van aanwijzing bedoeld in artikel 5, lid 1, onder b): 13.4.2007.

(14)

Jules Mutebutsi (ook bekend als a) Jules Mutebusi, b) Jules Mutebuzi, c) Kolonel Mutebutsi). Geboorteplaats: Zuid-Kivu, Democratische Republiek Congo. Nationaliteit: Congolees. Overige informatie: In december 2007 door de Rwandese autoriteiten gearresteerd. Naar verluidt momenteel „in hechtenis”. Datum van aanwijzing bedoeld in artikel 5, lid 1, onder b): 10.11.2005.

(15)

Mathieu Chui Ngudjolo (ook bekend als Cui Ngudjolo). Overige informatie: Bekend als „de kolonel” of „de generaal”. Door de regering van de Democratische Republiek Congo op 7 februari 2008 overgedragen aan het Internationaal Strafhof (ICC). Datum van aanwijzing bedoeld in artikel 5, lid 1, onder b): 10.11.2005.

(16)

Floribert Ngabu Njabu (ook bekend als a) Floribert Njabu, b) Floribert Ndjabu, c) Floribert Ngabu, d) Ndjabu). Overige informatie: Gearresteerd en onder huisarrest geplaatst in Kinshasa sinds maart 2005. Datum van aanwijzing bedoeld in artikel 5, lid 1, onder b): 10.11.2005.

(17)

Laurent Nkunda (ook bekend als a) Laurent Nkunda Bwatare, b) Laurent Nkundabatware, c) Laurent Nkunda Mahoro Batware, d) Laurent Nkunda Batware, e) Generaal Nkunda), f) Nkunda Mihigo Laurent). Geboortedatum: a) 6.2.1967, b) 2.2.1967. Geboorteplaats: Noord-Kivu/Rutshuru, Democratische Republiek Congo (verwijst naar geboortedatum a)). Nationaliteit: Congolees. Overige informatie: a) bekend als „de voorzitter” en „Papa Six”, b) op Rwandees grondgebied gearresteerd in januari 2009 en vervolgens vervangen als commandant van de CNDP in Noord-Kivu. Controleert sinds november 2009 in zekere mate de CNDP en het internationale netwerk ervan. Datum van aanwijzing bedoeld in artikel 5, lid 1, onder b): 10.11.2005.

(18)

Félicien Nsanzubukire (ook bekend als Fred Irakeza). Geboortejaar: 1967. Geboorteplaats: Murama, Kinyinya, Rubungo, Kigali, Rwanda. Overige informatie: a) huidige woonplaats: gebied Uvira-Sange, regio Uvira, Zuid-Kivu, DRC. b) volgens talrijke bronnen is Félicien Nsanzubukire de leider van het eerste bataljon van de FDLR. Félicien Nsanzubukire is lid van de FDLR sinds ten minste 1994 en opereert sinds oktober 1998 in het oosten van de DRC. Volgens de deskundigengroep van het Sanctiecomité van de VN-VR voor de DRC hield Félicien Nsanzubukire toezicht op en coördineerde hij de handel van munitie en wapens tussen ten minste november 2008 en april 2009 vanuit de Verenigde Republiek Tanzania, via het Tanganyika-meer, naar FDLR-eenheden die zijn gebaseerd in de gebieden Uvitra en Fizi in Zuid-Kivu. Datum van aanwijzing bedoeld in artikel 5, lid 1, onder b): [datum van publicatie].

(19)

Pacifique Ntawunguka (ook bekend als a) Kolonel Omega, b) Nzeri, c) Israel, d) Pacifique Ntawungula). Titel: Kolonel. Geboortedatum: a) 1.1.1964, b) 1964 (schatting). Geboorteplaats: Gaseke, Gisenyi-provincie, Rwanda. Nationaliteit: Rwandees. Overige informatie: a) huidige woonplaats: Peti, grens Walikale - Masisis, DRC, (b) militair opgeleid in Egypte. Datum van aanwijzing bedoeld in artikel 5, lid 1, onder b): 21.3.2009.

(20)

James Nyakuni. Nationaliteit: Ugandees. Datum van aanwijzing bedoeld in artikel 5, lid 1, onder b): 10.11.2005.

(21)

Stanislas Nzeyimana (ook bekend als a) Deogratias Bigaruka Izabayo, b) Bigaruka, c) Bigurura, d) Izabayo Deo, e) Jules Mateso Mlamba). Geboortedatum: a) 1.1.1966, b) 1967 (schatting), c) 28.8.1966. Geboorteplaats: Mugusa (Butare), Rwanda. Nationaliteit: Rwandees. Overige informatie: a) sinds november 2009 erkend als generaalmajoor Stanislas Nzeyimana, videcommandant van de FDLR, b) huidige woonplaats: Kalonge, Masisi, Noord-Kivu, DRC of Kibua, DRC. Datum van aanwijzing bedoeld in artikel 5, lid 1, onder b): 21.3.2009.

(22)

Dieudonné Ozia Mazio (ook bekend als a) Ozia Mazio, b) Omari, c) Mr Omari). Geboortedatum: 6.6.1949. Geboorteplaats: Ariwara, DRC. Nationaliteit: Congolees. Overige informatie: Overleden te Ariwara op 23 september 2008. Datum van aanwijzing bedoeld in artikel 5, lid 1, onder b): 10.11.2005.

(23)

Bosco Taganda (ook bekend als a) Bosco Ntaganda, b) Bosco Ntagenda, c) Generaal Taganda. Nationaliteit: Congolees. Overige informatie: a) bekend als „terminator” en „majoor”, b) gevestigd in Bunagana en Rutshuru, c) feitelijk militair hoofd van de CNDP na de arrestatie van generaal Laurent Nkunda in januari 2009. Ex-stafchef van de CNDP. Gevestigd in Bunagana en Rutshuru, d) sinds zijn aanstelling als feitelijk militair hoofd van de CNDP in januari 2009, belast met de integratie in de FARDC en aangesteld als plaatsvervangend operationeel commandant voor Kimia II, hoewel dit officieel door de FARDC wordt ontkend. Datum van aanwijzing bedoeld in artikel 5, lid 1, onder b): 10.11.2005.

(24)

Innocent Zimurinda. Titel: luitenant-kolonel. Geboortedatum: a) 1.9.1972, b) 1975. Geboorteplaats: Ngungu, regio Masisi, Noord-Kivu, DRC. Overige informatie: a) huidige woonplaats: regio Masisi, Noord-Kivu, DRC, b) volgens open-bron- en officiële rapporten was luitenant-kolonel Innocent Zimurinda officier in de Congrès National pour la Défense du Peuple (CNDP) die begin 2009 werd geïntegreerd in de Forces Armées de la République Démocratique du Congo (FARDC). Volgens talrijke bronnen heeft hij de opdracht gegeven tot de slachtpartij van meer dan 100 Rwandese vluchtelingen tijdens een militaire operatie in de regio Shalio in april 2009 en nam hij in november 2008 deel aan de CNDP-operatie die resulteerde in de moord op 89 burgers in de regio Kiwanji. In maart 2010 beschuldigden 51 mensenrechtengroeperingen die in het oosten van de DRC werkzaam zijn, hem van medeplichtigheid aan talrijke schendingen van de mensenrechten tussen februari 2007 en augustus 2007, met name de moord op talrijke burgers en de verkrachting van een groot aantal vrouwen en meisjes. Volgens de deskundigengroep van het Sanctiecomité van de VN-VR voor de DRC is hij rechtstreeks verantwoordelijk als opdrachtgever voor de rekrutering van kinderen en voor het vasthouden van kinderen binnen de troepen onder zijn commando; op 29 augustus 2009 weigerde hij drie kinderen onder zijn bevel in Kalehe vrij te laten. Volgens een verklaring van de speciale vertegenwoordiger van de secretaris-generaal voor kinderen in gewapende conflicten van 21 mei 2010 was hij betrokken bij de arbitraire terechtstelling van kindsoldaten, onder meer tijdens de operatie Kimia II, en weigerde hij de toegang aan de VN-missie in de DRC (MONUC) voor de controle van de troepen op de aanwezigheid van minderjarigen. Datum van aanwijzing bedoeld in artikel 5, lid 1, onder b): [datum van publicatie].

B.   Rechtspersonen, entiteiten en lichamen

(1)

Butembo Airlines (ook bekend als BAL). Adres: Butembo, DRC. Overige informatie: Sinds december 2008 heeft BAL geen vliegvergunning meer voor de Democratische Republiek Congo. Datum van aanwijzing bedoeld in artikel 5, lid 1, onder b): 13.4.2007.

(2)

Congocom Trading House. Adres: Butembo, DRC. Telefoonnummer: +253 (0) 99 983 784. Overige informatie: Goudhandel in Butembo. Datum van aanwijzing bedoeld in artikel 5, lid 1, onder b): 13.4.2007.

(3)

Compagnie Aérienne des Grands Lacs (CAGL) (ook bekend als Great Lakes Business Company (GLBC)). Adres: a) CAGL: Avenue President Mobutu, Goma (CAGL heeft ook een kantoor in Gisenyi, Rwanda); b) GLBC: PO Box 315, Goma, Democratische Republiek Congo (GLBC heeft ook een kantoor in Gisenyi, Rwanda). Datum van aanwijzing bedoeld in artikel 5, lid 1, onder b): 13.4.2007.

(4)

Machanga Ltd. Adres: Kampala, Uganda. Overige informatie: Goudexportonderneming in Kampala (directeuren: Rajendra Kumar Vaya en Hirendra M. Vaya). Datum van aanwijzing bedoeld in artikel 5, lid 1, onder b): 13.4.2007.

(5)

Tous Pour la Paix et le développement (TPD). Adres: Goma, Noord-Kivu, DRC. Overige informatie: TPD is een niet-gouvernementele organisatie. In december 2009 bestond TPD nog steeds en hield het kantoor in diverse steden in de regio's Masisi en Rutshuru, maar had het zijn activiteiten grotendeels gestaakt. Datum van aanwijzing bedoeld in artikel 5, lid 1, onder b): 10.11.2005.

(6)

Uganda Commercial Impex (UCI) Ltd. Adres: a) Kajoka Street, Kisemente, Kampala, Uganda, b) PO Box 22709, Kampala, Uganda. Overige informatie: Goudexportonderneming in Kampala (directeuren: Kunal Lodhia en J.V. Lodhia). Datum van aanwijzing bedoeld in artikel 5, lid 1, onder b): 13.4.2007.”


23.12.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 341/15


VERORDENING (EU) Nr. 1251/2010 VAN DE COMMISSIE

van 22 december 2010

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 329/2007 van de Raad betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van de Democratische Volksrepubliek Korea

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 329/2007 van de Raad (1), en met name artikel 13, lid 1, onder e),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In bijlage V bij Verordening (EG) nr. 329/2007 worden de personen, entiteiten en lichamen opgesomd van wie na aanwijzing door de Raad de tegoeden en economische middelen krachtens die verordening worden bevroren.

(2)

De Raad heeft op 22 december 2010 besloten tot wijziging van de lijst van personen, entiteiten en lichamen van wie de tegoeden en economische middelen moeten worden bevroren. Bijlage V dient derhalve te worden bijgewerkt.

(3)

Teneinde de effectiviteit van de maatregelen waarin deze verordening voorziet, te waarborgen, dient de verordening onmiddellijk in werking te treden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage V bij Verordening (EG) nr. 329/2007 wordt vervangen door de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 22 december 2010.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

David O'SULLIVAN

Directeur-generaal Buitenlandse betrekkingen


(1)  PB L 88 van 29.3.2007, blz. 1.


BIJLAGE

„BIJLAGE V

LIJST VAN PERSONEN, ENTITEITEN EN LICHAMEN BEDOELD IN ARTIKEL 6, LID 2

A.   Natuurlijke personen als bedoeld in artikel 6, lid 2, onder a)

#

Naam

(en eventuele aliassen)

Nadere gegevens

Redenen

1.

CHANG Song-taek (alias JANG Song-Taek)

Geboortedatum: 2.2.1946 of 6.2.1946 of 23.2.1946 (provincie Noord-Hamgyong)

Nummer paspoort (vanaf 2006): PS 736420617

Lid van de Nationale defensiecommissie. Directeur van de afdeling administratie van de Koreaanse Arbeiderspartij.

2.

CHON Chi Bu

 

Lid van het Algemeen bureau voor kernenergie, voormalig technisch directeur van Yongbyon.

3.

CHU Kyu-Chang (alias JU Kyu-Chang)

Geboortedatum: tussen 1928 en 1933

Eerste vicedirecteur van de afdeling defensie-industrie (ballistisch programma), Koreaanse Arbeiderspartij, lid van de Nationale defensiecommissie.

4.

HYON Chol-hae

Geboortejaar: 1934

(Mantsjoerije, China)

Vicedirecteur van de afdeling algemeen beleid van de Volksstrijdkrachten (militair adviseur van Kim Jong Il).

5.

JON Pyong-ho

Geboortejaar: 1926

Secretaris van het Centraal comité van de Koreaanse Arbeiderspartij, hoofd van de afdeling leveranties voor de militaire industrie van het Centraal comité, dat toeziet op het Tweede economisch comité van het Centraal comité, lid van de Nationale defensiecommissie.

6.

KIM Yong-chun (alias Young-chun)

Geboortedatum:

4.3.1935

Paspoortnummer: 554410660

Vicevoorzitter van de Nationale defensiecommissie, minister van de Volksstrijdkrachten, speciaal adviseur van Kim Jong Il voor nucleaire strategie.

7.

O Kuk-Ryol

Geboortejaar: 1931

(provincie Jilin, China)

Vicevoorzitter van de Nationale defensiecommissie, ziet toe op de aankoop in het buitenland van geavanceerde technologie voor ballistische en nucleaire programma’s.

8.

PAEK Se-bong

Geboortejaar: 1946

Voorzitter van het Tweede economisch comité van het Centraal comité (verantwoordelijk voor het ballistisch programma) van het Centraal comité van de Koreaanse Arbeiderspartij, Lid van de Nationale defensiecommissie.

9.

PAK Jae-gyong (alias Chae-Kyong)

Geboortejaar: 1933

Paspoortnummer: 554410661

Vicedirecteur van de afdeling algemeen beleid van de Volksstrijdkrachten en vicedirecteur van het bureau logistiek van de Volksstrijdkrachten (militair adviseur van Kim Jong Il).

10.

PYON Yong Rip (alias Yong-Nip)

Geboortedatum:

20.9.1929

Paspoortnummer: 645310121 (afgegeven op 13.09.2005).

Voorzitter van de Academie van Wetenschappen, betrokken bij biologisch onderzoek in verband met MVW’s.

11.

RYOM Yong

 

Directeur van het Algemeen bureau voor kernenergie (door de Verenigde Naties aangewezen entiteit), belast met internationale betrekkingen.

12.

SO Sang-kuk

Geboortedatum: tussen 1932 en 1938

Hoofd van de afdeling kernfysica, Kim Il Sung-universiteit.


B.   Rechtspersonen, entiteiten en lichamen bedoeld in artikel 6, lid 2, onder a)

#

Naam

(en eventuele aliassen)

Nadere gegevens

Redenen

1.

Green Pine Associated Corporation

(alias: Chongsong Yonhap; Ch’o’ngsong Yo’nhap)

c/o Reconnaissance General Bureau Headquarters, Hyongjesan-Guyok, Pyongyang / Nungrado, Pyongyang

Ch’o’ngsong Yo’nhap zijn sancties opgelegd vanwege de export van wapens of daarmee verband houdend materiaal uit Noord-Korea. Greep Pine is gespecialiseerd in de productie van militaire zeevaartuigen en wapentuig, zoals onderzeeërs, militaire schepen en raketsystemen, en heeft torpedo's en technische bijstand geleverd aan Iraanse ondernemingen op het gebied van defensie. Green Pine is verantwoordelijk voor ongeveer de helft van de wapens en daarmee verband houdend materiaal dat door Noord-Korea wordt uitgevoerd en heeft veel van de activiteiten van KOMID overgenomen na de aanwijzing daarvan door de VN-Veiligheidsraad.

2

Korea Heungjin Trading Company

Locatie: Pyongyang

Een te Pyongyang gevestigde entiteit die door KOMID (Korea Mining Development Trading Corporation) wordt gebruikt voor handelsdoeleinden (KOMID werd door de Verenigde Naties aangewezen, 24.4.2009). Korea Heungjin Trading Company wordt ook ervan verdacht betrokken te zijn geweest bij het leveren van goederen met betrekking tot raketten aan de Iraanse Shahid Hemmat Industrial Group.

3.

Korea Pugang mining and Machinery Corporation ltd

 

Filiaal van Korea Ryongbong General Corporation (door de Verenigde Naties aangewezen entiteit, 24.4.2009); zorgt voor het beheer van fabrieken waar aluminiumpoeder wordt gemaakt, dat voor raketten kan worden gebruikt.

4.

Korea Taesong Trading Company

Locatie: Pyongyang

Een te Pyongyang gevestigde entiteit die door de KOMID (Korea Mining Development Trading Corporation) wordt gebruikt voor handelsdoeleinden (KOMID werd door de Verenigde Naties aangewezen, 24.4.2009). Korea Taesong Trading Company heeft namens KOMID opgetreden bij onderhandelingen met Syrië.

5.

Korean Ryengwang Trading Corporation

Rakwon-dong, district Pothonggang, Pyongyang, Noord-Korea

Filiaal van Korea Ryongbong General Corporation (door de Verenigde Naties aangewezen entiteit, 24.4.2009).

6.

Tweede economisch comité en Tweede Academie voor Natuurwetenschappen

 

Het Tweede economisch comité is betrokken bij de voornaamste aspecten van het raketprogramma van Noord-Korea. Het Tweede economisch comité is belast met het toezicht op de productie van de ballistische raketten van Noord-Korea. Het heeft ook de leiding over de activiteiten van KOMID (KOMID werd door de Verenigde Naties aangewezen, 24.4.2009). Het is een organisatie op nationaal niveau die verantwoordelijk is voor onderzoek inzake en ontwikkeling van geavanceerde wapensystemen in Noord-Korea, met inbegrip van raketten en waarschijnlijk ook nucleaire wapens. Het maakt gebruik van een aantal ondergeschikte organisaties, waaronder Korea Tangun Trading Corporation, ter verkrijging van technologie, uitrusting en informatie van overzee met het oog op gebruik in de raketprogramma's en waarschijnlijk ook nucleaire wapenprogramma's van Noord-Korea.

7.

Sobaeku United Corp (alias Sobaeksu United Corp)

 

Overheidsbedrijf, betrokken bij onderzoek naar en verwerving van gevoelige producten en uitrusting. Heeft verscheidene voorraden natuurlijk grafiet dat als grondstof dient voor twee verwerkingsfabrieken die met name grafietblokken maken die voor raketten kunnen worden gebruikt.

8.

Onderzoekscentrum voor kernenergie van Yongbyon

 

Onderzoekscentrum dat heeft deelgenomen aan de productie van plutonium van militaire kwaliteit. Centrum is afhankelijk van het Algemeen bureau voor kernenergie (door de Verenigde Naties aangewezen entiteit, 16.7.2009).


C.   Natuurlijke personen als bedoeld in artikel 6, lid 2, onder b)

#

Naam

(en eventuele aliassen)

Nadere gegevens

Redenen

1.

JON Il-chun

Geboortedatum:

24.8.1941

In februari 2010 werd KIM Tong-un ontheven van zijn functie als directeur van Office 39, dat onder andere verantwoordelijk is voor de aankoop van goederen van de diplomatieke vertegenwoordigingen van de Democratische Volksrepubliek Korea waarbij sancties worden omzeild. Hij werd vervangen door JON Il-chun. JON Il-chun wordt ook verondersteld een van de leidende figuren te zijn bij de nationale ontwikkelingsbank.

2.

KIM Tong-un

 

Voormalig directeur van „Bureau 39” van het Centraal comité van de Arbeiderspartij, betrokken bij de financiering van proliferatie.


D.   Rechtspersonen, entiteiten en lichamen bedoeld in artikel 6, lid 2, onder b)

#

Naam

(en eventuele aliassen)

Nadere gegevens

Redenen

1.

Korea Daesong Bank

(alias: Choson Taesong Unhaeng; Taesong Bank)

Adres:

Segori-dong, Gyongheung St., Potonggang District, Pyongyang

Telefoon: 850 2 381 8221

Telefoon: 850 2 18111 ext. 8221

Fax: 850 2 381 4576

Noord-Koreaanse financiële instelling die rechtstreeks ondergeschikt is aan Office 39 en betrokken is bij de facilitering van de projecten ter financiering van proliferatie van Noord-Korea.

2.

Korea Daesong General Trading Corporation

(alias: Daesong Trading; Daesong Trading Company; Korea Daesong Trading Company; Korea Daesong Trading Corporation)

Adres:

Pulgan Gori Dong 1, Potonggang District, Pyongyang

Telefoon: 850 2 18111 ext. 8204/8208

Telefoon: 850 2 381 8208/4188

Fax: 850 2 381 4431/4432

Onderneming die ondergeschikt is aan Office 39 en wordt gebruikt voor het faciliteren van buitenlandse transacties namens Office 39.

Bureaudirecteur van Office 39, Kim Tong-un, is opgenomen in bijlage V van Verordening (EG) nr. 329/2007 van de Raad.”


23.12.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 341/19


VERORDENING (EU) Nr. 1252/2010 VAN DE COMMISSIE

van 22 december 2010

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (2), en met name op artikel 138, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

Bij Verordening (EG) nr. 1580/2007 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XV, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 138 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 23 december 2010.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 22 december 2010.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 350 van 31.12.2007, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

AL

87,5

MA

43,2

TR

107,5

ZZ

79,4

0707 00 05

EG

140,2

JO

158,2

TR

124,5

ZZ

141,0

0709 90 70

MA

88,3

TR

129,0

ZZ

108,7

0805 10 20

AR

43,0

BR

41,5

IL

67,1

MA

60,8

PE

58,9

TR

67,1

UY

48,7

ZA

43,8

ZZ

53,9

0805 20 10

MA

61,0

ZZ

61,0

0805 20 30, 0805 20 50, 0805 20 70, 0805 20 90

HR

61,9

IL

71,3

JM

144,2

TR

72,6

ZZ

87,5

0805 50 10

AR

49,2

TR

61,0

UY

49,2

ZZ

53,1

0808 10 80

AR

65,9

CA

84,9

CL

84,2

CN

83,7

MK

29,3

NZ

74,9

US

116,8

ZA

124,1

ZZ

83,0

0808 20 50

CN

86,2

US

131,9

ZZ

109,1


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


23.12.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 341/21


VERORDENING (EU) Nr. 1253/2010 VAN DE COMMISSIE

van 22 december 2010

tot wijziging van de bij Verordening (EU) nr. 867/2010 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor bepaalde producten uit de sector suiker voor het verkoopseizoen 2010/11

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 951/2006 van de Commissie van 30 juni 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad wat betreft de handel met derde landen in de sector suiker (2), en met name op artikel 36, lid 2, tweede alinea, tweede zin,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en bepaalde stropen voor het verkoopseizoen 2010/11 zijn vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 867/2010 van de Commissie (3). Deze prijzen en rechten zijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 1247/2010 van de Commissie (4).

(2)

Naar aanleiding van de gegevens waarover de Commissie momenteel beschikt, dienen deze bedragen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 951/2006 te worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bij Verordening (EG) nr. 951/2006 voor het verkoopseizoen 2010/11 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor de in artikel 36 van Verordening (EU) nr. 867/2010 bedoelde producten worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 23 december 2010.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 22 december 2010.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 178 van 1.7.2006, blz. 24.

(3)  PB L 259 van 1.10.2010, blz. 3.

(4)  PB L 338 van 22.12.2010, blz. 42.


BIJLAGE

Gewijzigde bedragen van de representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en producten van GN-code 1702 90 95 die gelden met ingang van 23 december 2010

(EUR)

GN-code

Representatieve prijs per 100 kg netto van het betrokken product

Aanvullend recht per 100 kg netto van het betrokken product

1701 11 10 (1)

66,09

0,00

1701 11 90 (1)

66,09

0,00

1701 12 10 (1)

66,09

0,00

1701 12 90 (1)

66,09

0,00

1701 91 00 (2)

61,65

0,00

1701 99 10 (2)

61,65

0,00

1701 99 90 (2)

61,65

0,00

1702 90 95 (3)

0,62

0,16


(1)  Vaststelling voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage IV, punt III, van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(2)  Vaststelling voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage IV, punt II, van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(3)  Vaststelling per procent sacharose.


23.12.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 341/23


VERORDENING (EU) Nr. 1254/2010 VAN DE COMMISSIE

van 22 december 2010

tot vaststelling van de invoerrechten in de sector granen van toepassing vanaf 1 januari 2011

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (integrale-GMO-verordening) (1),

Gelet op Verordening (EU) nr. 642/2010 van de Commissie van 20 juli 2010 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad ten aanzien van de invoerrechten in de sector granen (2), en met name op artikel 2, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 136, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 is bepaald dat het invoerrecht voor de producten van de GN-codes 1001 10 00, 1001 90 91, ex 1001 90 99 (zachte tarwe van hoge kwaliteit), 1002, ex 1005 met uitzondering van hybriden voor zaaidoeleinden, en ex 1007 met uitzondering van hybriden voor zaaidoeleinden, gelijk is aan de interventieprijs voor deze producten bij de invoer, verhoogd met 55 % en verminderd met de cif-invoerprijs voor de betrokken zending. Dit invoerrecht mag echter niet hoger zijn dan het recht van het gemeenschappelijk douanetarief.

(2)

In artikel 136, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 is bepaald dat voor de berekening van het in lid 1 van dat artikel bedoelde invoerrecht regelmatig representatieve cif-invoerprijzen voor de betrokken producten worden vastgesteld.

(3)

Overeenkomstig artikel 2, lid 2, van Verordening (EU) nr. 642/2010 is de prijs die in aanmerking moet worden genomen voor de berekening van het invoerrecht voor de producten van de GN-codes 1001 10 00, 1001 90 91, ex 1001 90 99 (zachte tarwe van hoge kwaliteit), 1002 00, 1005 10 90, 1005 90 00 en 1007 00 90, de dagelijkse representatieve cif-invoerprijs die wordt bepaald volgens de methode van artikel 5 van die verordening.

(4)

Er dienen invoerrechten te worden vastgesteld voor de periode vanaf 1 januari 2011, die van toepassing zullen zijn totdat een nieuwe vaststelling in werking treedt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde invoerrechten in de sector granen die van toepassing zijn vanaf 1 januari 2011, worden in bijlage I bij de onderhavige verordening vastgesteld op basis van de in bijlage II vermelde elementen.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2011.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 22 december 2010.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 187 van 21.7.2010, blz. 5.


BIJLAGE I

Vanaf 1 januari 2011 geldende invoerrechten voor de in artikel 136, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde producten

GN-code

Omschrijving

Invoerrecht (1)

(EUR/t)

1001 10 00

HARDE TARWE van hoge kwaliteit

0,00

van gemiddelde kwaliteit

0,00

van lage kwaliteit

0,00

1001 90 91

ZACHTE TARWE, zaaigoed

0,00

ex 1001 90 99

ZACHTE TARWE van hoge kwaliteit, andere dan zaaigoed

0,00

1002 00 00

ROGGE

0,00

1005 10 90

MAÏS, zaaigoed, ander dan hybriden

0,00

1005 90 00

MAÏS, andere dan zaaigoed (2)

0,00

1007 00 90

GRAANSORGHO, andere dan hybriden bestemd voor zaaidoeleinden

0,00


(1)  Voor producten die via de Atlantische Oceaan of het Suezkanaal in de Unie worden aangevoerd, komt de importeur op grond van artikel 2, lid 4, van Verordening (EU) nr. 642/2010 in aanmerking voor een verlaging van het invoerrecht met:

3 EUR/t als de loshaven aan de Middellandse Zee of de Zwarte Zee ligt,

2 EUR/t als de loshaven in Denemarken, Estland, Ierland, Letland, Litouwen, Polen, Finland, Zweden, het Verenigd Koninkrijk of aan de Atlantische kust van het Iberisch Schiereiland ligt.

(2)  De importeur komt in aanmerking voor een forfaitaire verlaging van het invoerrecht met 24 EUR/t als aan de in artikel 3, van Verordening (EU) nr. 642/2010 vastgestelde voorwaarden is voldaan.


BIJLAGE II

Elementen voor de berekening van de in bijlage I vastgestelde rechten

15.12.2010-21.12.2010

1.

Gemiddelden over de in artikel 2, lid 2, van Verordening (EU) nr. 642/2010 bedoelde referentieperiode:

(EUR/t)

 

Zachte tarwe (1)

Maïs

Harde tarwe van hoge kwaliteit

Harde tarwe van gemiddelde kwaliteit (2)

Harde tarwe van lage kwaliteit (3)

Gerst

Beurs

Minnéapolis

Chicago

Notering

249,34

176,75

Fob-prijs VSA

234,56

224,56

204,56

135,89

Golfpremie

15,41

Grote-Merenpremie

30,57

2.

Gemiddelden over de in artikel 2, lid 2, van Verordening (EU) nr. 642/2010 bedoelde referentieperiode:

Vrachtkosten: Golf van Mexico–Rotterdam:

19,99 EUR/t

Vrachtkosten: Grote Meren–Rotterdam:

49,01 EUR/t


(1)  Premie van 14 EUR/t inbegrepen (artikel 5, lid 3, van Verordening (EU) nr. 642/2010).

(2)  Korting van 10 EUR/t (artikel 5, lid 3, van Verordening (EU) nr. 642/2010).

(3)  Korting van 30 EUR/t (artikel 5, lid 3, van Verordening (EU) nr. 642/2010).


BESLUITEN

23.12.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 341/26


BESLUIT VAN DE RAAD

van 20 december 2010

houdende benoeming van een Slowaaks lid van het Comité van de Regio’s

(2010/798/EU)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 305,

Gezien de voordracht van de Slowaakse regering,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 22 december 2009 en op 18 januari 2010 heeft de Raad Besluit 2009/1014/EU en Besluit 2010/29/EU aangenomen houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio’s voor de periode van 26 januari 2010 tot en met 25 januari 2015 (1).

(2)

In het Comité van de Regio’s is een zetel van lid vrijgekomen door de beëindiging van het mandaat van de heer Juraj BLANÁR.

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

In het Comité van de Regio’s wordt benoemd tot lid voor de verdere duur van de ambtstermijn, dit wil zeggen tot en met 25 januari 2015:

de heer Pavol FREŠO

predseda Bratislavského samosprávneho kraja.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt aangenomen.

Gedaan te Brussel, 20 december 2010.

Voor de Raad

De voorzitster

J. SCHAUVLIEGE


(1)  PB L 348 van 29.12.2009, blz. 22 en PB L 12 van 19.1.2010, blz. 11.


23.12.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 341/27


BESLUIT 2010/799/GBVB VAN DE RAAD

van 13 december 2010

ter bevordering van een proces van vertrouwensopbouw dat moet leiden tot de instelling van een zone in het Midden-Oosten die vrij is van massavernietigingswapens en hun overbrengingsmiddelen, ter ondersteuning van de uitvoering van de strategie van de Europese Unie ter bestrijding van de verspreiding van massavernietigingswapens

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 26, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Europese Unie is bezig met de uitvoering van de strategie van de Europese Unie ter bestrijding van de verspreiding van massavernietigingswapens en past de maatregelen toe die in hoofdstuk III van de strategie staan, zoals het multilateralisme doeltreffender maken en een stabiele internationale en regionale omgeving bevorderen.

(2)

De Europese Unie is gehouden aan het stelsel van multilaterale verdragen dat de wettelijke en normatieve basis biedt voor alle op non-proliferatie gerichte inspanningen. De Europese Unie streeft in haar beleid naar het uitvoeren en universeel geldig maken van de bestaande ontwapenings- en non-proliferatienormen. De Europese Unie zal derde landen helpen hun verplichtingen uit hoofde van multilaterale overeenkomsten en regelingen na te komen.

(3)

Het bevorderen van een stabiele internationale en regionale omgeving is een voorwaarde voor het tegengaan van proliferatie van massavernietigingswapens (MVW). Daarom zal de Europese Unie regionale veiligheidsregelingen en regionale wapenbeheersings- en ontwapeningsprocessen bevorderen.

(4)

Positieve en negatieve veiligheidsgaranties kunnen een belangrijke rol spelen: zij kunnen zowel een stimulans zijn om af te zien van de verwerving van massavernietigingswapens als een afschrikkende werking hebben. De Europese Unie zal een nader onderzoek van deze veiligheidsgaranties stimuleren.

(5)

Proliferatie van massavernietigingswapens is een mondiale dreiging, die om een wereldwijde aanpak vraagt. Aangezien de veiligheid in Europa nauw verbonden is met de veiligheid en stabiliteit in het Middellandse Zeegebied en in het Midden-Oosten, vindt de Europese Unie dat zij de plicht heeft bij te dragen aan de veiligheid en de stabiliteit aldaar.

(6)

In de gezamenlijke verklaring van de top van Parijs voor het Middellandse Zeegebied van 13 juli 2008, waarbij de Unie voor het Middellandse Zeegebied werd ingesteld, werd de gemeenschappelijke ambitie bevestigd om vrede en regionale veiligheid te bewerkstelligen zoals uiteengezet in de op de Euro-mediterrane conferentie van 27-28 november 1995 aangenomen Verklaring van Barcelona, waarin onder meer wordt gepleit voor het bevorderen van de veiligheid in de regio door voor niet-verspreiding van kernwapens en chemische en biologische wapens te ijveren via toetreding tot en naleving van een reeks internationale en regionale non-proliferatieregelingen en overeenkomsten inzake wapenbeheersing en ontwapening, zoals het Verdrag inzake de niet-verspreiding van kernwapens (NPV), het Chemischewapensverdrag, het Verdrag inzake biologische en toxine wapens, het Alomvattend Kernstopverdrag en/of regionale regelingen zoals wapenvrije zones en de bijbehorende verificatieregelingen, alsmede door het te goeder trouw nakomen van de afspraken die zijn gemaakt in het kader van overeenkomsten inzake wapenbeheersing, ontwapening en non-proliferatie.

(7)

De partijen van de Unie voor het Middellandse Zeegebied zullen streven naar een wederzijds en effectief controleerbare zone in het Midden-Oosten die vrij is van nucleaire, chemische en biologische MVW en hun overbrengingsmiddelen. Voorts bezinnen de partijen zich op praktische maatregelen, onder meer om de verspreiding van kernwapens en chemische en biologische wapens te verhinderen en een buitensporige accumulatie van conventionele wapens te voorkomen.

(8)

De Euro-mediterrane associatieovereenkomsten tussen de Europese Unie en haar mediterrane partners voorzien in de instelling van een regelmatige politieke dialoog die de regionale veiligheid en stabiliteit zal verbeteren en alle onderwerpen moet bestrijken die van gemeenschappelijk belang zijn, in het bijzonder vrede, veiligheid, democratie en regionale ontwikkeling.

(9)

Op 19 en 20 juni 2008 heeft de Europese Unie een seminar in Parijs belegd over veiligheid, non-proliferatie van MVW en ontwapening in het Midden-Oosten, waaraan is deelgenomen door de staten van de regio en de lidstaten van de Europese Unie en door academici en nationale instanties voor kernenergie. De deelnemers hebben de Europese Unie aangespoord ervoor te zorgen dat het debat in diverse fora wordt voortgezet en geleidelijk over te gaan op een formelere werkwijze, inhoudende dat er tussen regeringsfunctionarissen overleg wordt gepleegd, met als uitgangspunt het kader van Barcelona, maar met een groter geografisch bereik.

(10)

In de NPV-toetsingsconferentie van 2010 werd het belang van een proces dat leidt tot volledige uitvoering van de resolutie van deze conferentie van 1995 over het Midden-Oosten („de resolutie van 1995”) benadrukt. Daartoe heeft de conferentie praktische stappen goedgekeurd, onder meer het bezien van alle voorstellen waarbij werd aangeboden de uitvoering van de resolutie van 1995 te ondersteunen, waaronder het aanbod van de Europese Unie om een vervolgseminar te organiseren van het seminar dat in juni 2008 plaatsvond.

(11)

De NPV-toetsingsconferentie van 2010 heeft voorts de belangrijke rol van de civiele samenleving onderkend voor de uitvoering van de resolutie van 1995 en alle inspanningen in dat kader aangemoedigd.

(12)

Tijdens de twintigste Gezamenlijke Raad en ministeriële bijeenkomst EU-GCC op 14 juni 2010 in Luxemburg werd de succesvolle uitkomst van de NPV-toetsingsconferentie van 2010 toegejuicht. De deelnemers spraken opnieuw hun steun uit voor het instellen van een zone in het Midden-Oosten, met inbegrip van de Golfregio, die vrij is van MVW en hun overbrengingsmiddelen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Als vervolg op het EU-seminar van 2008 over „veiligheid, non-proliferatie van MVW en ontwapening in het Midden-Oosten”, steunt de Europese Unie activiteiten ter bevordering van de volgende doelstellingen:

stimuleren van een regionale dialoog over politiek en veiligheid binnen de civiele samenleving en regeringen, en meer in het bijzonder tussen deskundigen, ambtenaren en wetenschappers;

vaststellen van vertrouwenwekkende maatregelen die kunnen dienen als praktische stappen in de richting van een zone in het Midden-Oosten die vrij is van MVW en hun overbrengingsmiddelen;

aanmoedigen van een discussie over het universeel geldig maken en uitvoeren van de desbetreffende internationale verdragen en andere instrumenten ter voorkoming van de proliferatie van MVW en hun overbrengingsmiddelen;

bespreken van thema’s die betrekking hebben op het vreedzaam gebruik van kernenergie en internationale en regionale samenwerking daarbij.

2.   In deze context hebben de door de Europese Unie te steunen projecten betrekking op de volgende specifieke activiteiten:

a)

het verschaffen van de middelen voor de organisatie van het vervolg op het EU-seminar van 2008 over „veiligheid, non-proliferatie van MVW en ontwapening in het Midden-Oosten”;

b)

het verschaffen van de middelen voor het opstellen van achtergrondnota’s over onderwerpen die tijdens het vervolgseminar ter sprake zullen komen.

In de bijlage gaat een nadere omschrijving van bovenbedoelde projecten.

Artikel 2

1.   De hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (HV) is verantwoordelijk voor de uitvoering van dit besluit.

2.   Het EU-consortium non-proliferatie is belast met de technische uitvoering van de in artikel 1, lid 2, bedoelde projecten en voert deze taak uit onder verantwoordelijkheid van de HV. Daartoe treft de HV de nodige regelingen met het EU-consortium non-proliferatie.

Artikel 3

1.   Het financieel referentiebedrag voor de uitvoering van de in artikel 1, lid 2, bedoelde projecten beloopt 347 700 EUR.

2.   Voor het beheer van de in lid 1 bedoelde uitgaven gelden de procedures en voorschriften die van toepassing zijn op de begroting van de Unie.

3.   De Commissie houdt toezicht op het correcte beheer van de in lid 1 bedoelde uitgaven. Hiertoe sluit zij een financieringsovereenkomst met het EU-consortium non-proliferatie. In de overeenkomst wordt bepaald dat het EU-consortium non-proliferatie er zorg voor moet dragen dat de EU-bijdrage zichtbaar is in een mate die overeenstemt met haar omvang.

4.   De Commissie streeft ernaar om de in lid 3 bedoelde financieringsovereenkomst zo spoedig mogelijk na de inwerkingtreding van dit besluit te sluiten. Zij stelt de Raad in kennis van eventuele moeilijkheden en van de datum van sluiting van de financieringsovereenkomst.

Artikel 4

1.   De HV brengt verslag uit aan de Raad over de toepassing van dit besluit op basis van de regelmatige rapporten van het EU-consortium non-proliferatie. Deze verslagen vormen de basis voor de evaluatie door de Raad.

2.   De Commissie verstrekt informatie over de financiële aspecten van de in artikel 1, lid 2, bedoelde projecten.

Artikel 5

1.   Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt aangenomen.

2.   Het verstrijkt 18 maanden na de sluiting van de in artikel 3, lid 3, bedoelde financieringsovereenkomst. Het verstrijkt echter zes maanden nadat het in werking is getreden indien voor die tijd geen financieringsovereenkomst is gesloten.

Gedaan te Brussel, 13 december 2010.

Voor de Raad

De voorzitster

C. ASHTON


BIJLAGE

Projecten ter bevordering van een proces van vertrouwensopbouw dat moet leiden tot de instelling van een zone in het midden-oosten die vrij is van massavernietigingswapens en hun overbrengingsmiddelen, ter ondersteuning van de uitvoering van de strategie van de europese unie ter bestrijding van de verspreiding van massavernietigingswapens

1.   Doelstellingen

In de op de Euro-mediterrane conferentie van 27-28 november 1995 aangenomen Verklaring van Barcelona zijn de Europese Unie en haar mediterrane partners overeengekomen om te streven naar een doeltreffend controleerbare zone in het Midden-Oosten die vrij is van MVW en hun overbrengingsmiddelen. In 2008 is in de gezamenlijke verklaring van de top van Parijs voor het Middellandse Zeegebied bevestigd dat de Europese Unie bereid is zich te bezinnen op praktische maatregelen, en deze uit te werken, als voorbereiding op de volledige uitvoering van de resolutie van de NPV-toetsingsconferentie van 1995 over het Midden-Oosten („de resolutie van 1995”) en de instelling van een dergelijke zone. Deze praktische maatregelen zijn besproken tijdens het seminar van de Europese Unie over veiligheid, non-proliferatie van MVW en ontwapening in het Midden-Oosten van juni 2008 in Parijs.

Volgens de Europese Unie moeten praktische maatregelen onder meer stimulerend werken en leiden tot universele toetreding tot en naleving van alle multilaterale verdragen en instrumenten op het gebied van non-proliferatie, wapenbeheersing en ontwapening, zoals het Verdrag inzake de niet-verspreiding van kernwapens (NPV), het Chemischewapensverdrag, het Verdrag inzake biologische en toxine wapens, het Alomvattend Kernstopverdrag en de Haagse Gedragscode tegen de verspreiding van ballistische raketten alsmede de integrale-waarborgovereenkomsten van de IAEA en het aanvullende protocol. Ook het openen van onderhandelingen over een verdrag inzake een verbod op de levering van splijtstof zou hierbij een cruciale stap zijn. Dat zouden belangrijke maatregelen zijn voor het opbouwen van regionaal vertrouwen met het oog op de instelling van een controleerbare zone die vrij is van MVW en hun overbrengingsmiddelen.

De Europese Unie wenst de politieke en veiligheidsdialoog met betrekking tot thema’s die verband houden met de instelling van een MVW-vrije zone tussen de betrokken partners van de Unie voor het Middellandse Zeegebied en alle overige landen in het Midden-Oosten, voort te zetten en te intensiveren. De Europese Unie is van mening dat het ontwikkelen en uitvoeren van concrete vertrouwenwekkende maatregelen de vooruitgang richting een MVW-vrije zone kan bevorderen. Deze maatregelen kunnen onder meer kleinschalige projecten inhouden op wetenschappelijk en maatschappelijk gebied waar vooruitgang mogelijk is, alsook opleidingen voor diplomaten en militairen en bezoeken aan landen in de regio, bedoeld om vertrouwen te kweken.

Tegen de achtergrond van toenemende belangstelling voor het ontwikkelen van een vreedzaam gebruik van kernenergie in de regio, moeten er ook inspanningen worden geleverd die ervoor zorgen dat vreedzaam gebruik verwezenlijkt wordt volgens de hoogste normen qua veiligheid, beveiliging en non-proliferatie. De vraag hoe vreedzame nucleaire samenwerking moet worden verbeterd, dient zowel in algemene termen als meer in het bijzonder te worden besproken, bijvoorbeeld via de ontwikkeling van regionale multinationale kerninstallaties.

Volgens de Europese Unie kunnen die doelstellingen onder meer dichterbij worden gebracht door een tweede seminar over veiligheid, non-proliferatie van MVW en ontwapening in het Midden-Oosten, met alle betrokken partners. Dit vervolgseminar zou een gerichte en gestructureerde discussie mogelijk maken over de vereisten die in de toekomst zouden kunnen leiden tot de instelling van een effectief controleerbare zone in het Midden-Oosten die vrij is van kernwapens en alle andere MVW en hun overbrengingsmiddelen. De voorbereidingen voor het seminar kunnen worden getroffen in nauwe coördinatie met alle betrokken partijen.

De Europese Unie blijft achter de besluiten en de resolutie over het Midden-Oosten staan die zijn aangenomen door de NPV-toetsings- en verlengingsconferentie van 1995, en achter de slotdocumenten van de NPV-toetsingsconferenties van 2000 en 2010. Tijdens de NPV-toetsingsconferenties van 2010 zijn verscheidene praktische stappen goedgekeurd, onder meer het bezien van alle voorstellen waarbij werd aangeboden de uitvoering van de resolutie van 1995 te ondersteunen, waaronder het aanbod van de Europese Unie om een vervolgseminar te organiseren van het seminar dat in juni 2008 plaatsvond. De conferentie heeft voorts de belangrijke rol van de civiele samenleving onderkend voor de uitvoering van de resolutie van 1995.

De Europese Unie wenst bovengenoemde doelen als volgt te steunen:

via de organisatie van het vervolg op het EU-seminar van 2008 over „veiligheid, non-proliferatie van MVW en ontwapening in het Midden-Oosten”;

via het verschaffen van de middelen voor het opstellen van achtergrondnota’s over onderwerpen die tijdens het vervolgseminar ter sprake komen.

2.   Beschrijving van de projecten

2.1.   Project: Seminar ter ondersteuning van een proces van vertrouwensopbouw dat moet leiden tot de instelling van een zone in het Midden-Oosten die vrij is van MVW en hun overbrengingsmiddelen

2.1.1.   Doel van het project

In het kader van het project:

a)

een vervolg bieden op het EU-seminar over veiligheid, non-proliferatie van MVW en ontwapening in het Midden-Oosten, dat op 19 en 20 juni 2008 in Parijs is gehouden;

b)

thema’s in verband met regionale veiligheid in het Midden-Oosten bespreken, onder meer de proliferatie van MVW en hun overbrengingsmiddelen en kwesties in verband met conventionele wapens;

c)

bezien welke vertrouwenwekkende maatregelen kunnen worden genomen ter bevordering van een proces dat moet leiden tot de instelling van een zone in het Midden-Oosten die vrij is van MVW en hun overbrengingsmiddelen, onder meer op basis van de ervaringen met bestaande zones;

d)

de mogelijkheden bezien om de bestaande verdragen en andere instrumenten inzake non-proliferatie en ontwapening universeel toepasselijk te maken en uit te voeren;

e)

de perspectieven bezien voor vreedzame nucleaire samenwerking en daarmee verband houdende activiteiten, onder meer door de met Euratom opgedane ervaring te benutten.

2.1.2.   Resultaten van het project

In het kader van het project:

a)

de dialoog verdiepen en vertrouwen kweken in de civiele samenleving en bij de regeringen om nog meer vorderingen te maken ter ondersteuning van de regionale veiligheid en de instelling van een zone in het Midden-Oosten die vrij is van MVW en hun overbrengingsmiddelen;

b)

het wederzijds inzicht vergroten in kwesties die van invloed zijn op het regionale veiligheidsbeeld, onder meer de proliferatie van MVW en hun overbrengingsmiddelen en kwesties in verband met conventionele wapens;

c)

verbeteren van de aandacht voor, de kennis van en het inzicht in de praktische maatregelen die genomen dienen te worden voor de instelling van een zone in het Midden-Oosten die vrij is van MVW en hun overbrengingsmiddelen;

d)

zich mede inzetten om de bestaande verdragen en andere instrumenten inzake non-proliferatie en ontwapening universeel toepasselijk te maken en uit te voeren;

e)

bevorderen van de internationale en regionale samenwerking omtrent het vreedzaam gebruik van kernenergie volgens de hoogste normen qua veiligheid en non-proliferatie.

2.1.3.   Omschrijving van het project

Het project houdt in dat er een tweedaags seminar wordt belegd, bij voorkeur in Brussel of in het Middellandse Zeegebied.

Aan dit seminar zal onder meer worden deelgenomen door vertegenwoordigers van de betrokken EU-instellingen, van de lidstaten, van alle landen van het Midden-Oosten, van kernwapenstaten, van betrokken internationale organisaties en door wetenschappelijke experts. Naar verwachting zullen ongeveer 100 vertegenwoordigers het seminar bijwonen.

De besprekingen zullen onder leiding staan van wetenschappelijke experts. Omdat de te behandelen onderwerpen erg gevoelig liggen, zullen de besprekingen verlopen volgens de „Chatham House Rule” om een meer informeel en open debat mogelijk te maken zonder dat tijdens de bijeenkomst de bron van de ontvangen informatie bekendgemaakt wordt.

De uitgenodigde deelnemers en sprekers krijgen hun kosten vergoed en wel: reis- en verblijfkosten en dagvergoedingen. Ook worden bij het besluit van de Raad financiële middelen vrijgemaakt voor alle overige kosten, onder meer de conferentie-installaties, lunches, diners, koffiepauzes, vertaling van stukken en vertolking.

Het EU-consortium non-proliferatie zal, in overleg met de vertegenwoordiger van de HV en met de lidstaten, deelnemers voor het seminar uitnodigen.

Het seminar vindt plaats in 2011. Het EU-consortium non-proliferatie stelt een rapport op en zendt dit toe aan de vertegenwoordiger van de HV. Het rapport kan worden toegezonden aan de betrokken instanties van de Europese Unie, alle landen in het Midden-Oosten, andere belangstellende landen, en betrokken internationale organisaties.

2.2.   Project: Achtergrondnota’s

2.2.1.   Doel van het project

In het kader van het project:

a)

maximaal acht achtergrondnota’s verstrekken over onderwerpen die ter sprake komen in het seminar ter ondersteuning van een proces van vertrouwensopbouw dat moet leiden tot de instelling van een zone in het Midden-Oosten die vrij is van MVW en hun overbrengingsmiddelen;

b)

instrumenten verstrekken om inzicht te verwerven in het regionale veiligheidsbeeld, onder meer de proliferatie van MVW en hun overbrengingsmiddelen, en kwesties in verband met conventionele wapens;

c)

vertrouwenwekkende maatregelen vaststellen die kunnen dienen als praktische stappen in de richting van een zone in het Midden-Oosten die vrij is van MVW en hun overbrengingsmiddelen;

d)

zoeken naar middelen om verdere vooruitgang te boeken bij het universeel toepasselijk maken en uitvoeren van internationale non-proliferatie- en ontwapeningsverdragen en andere instrumenten;

e)

vooruitzichten bepalen voor vreedzame nucleaire samenwerking vanuit het oogpunt van het energiebeleid en de energiebehoeften van de landen.

2.2.2.   Resultaten van het project

In het kader van het project:

a)

ideeën en suggesties inbrengen voor het seminar ter ondersteuning van een proces van vertrouwensopbouw dat moet leiden tot de instelling van een zone in het Midden-Oosten die vrij is van MVW en hun overbrengingsmiddelen, en ertoe bijdragen om tot een gerichte en gestructureerde bespreking over alle betrokken thema’s te komen;

b)

in de civiele samenleving en bij de regeringen de aandacht voor, de kennis van en het inzicht in kwesties die verband houden met een zone in het Midden-Oosten die vrij is van MVW en hun overbrengingsmiddelen, en regionale veiligheid in dat gebied, verbeteren;

c)

politieke en/of operationele beleidsopties verstrekken aan de regeringen en internationale organisaties ter vereenvoudiging van het proces dat moet leiden tot de instelling van een zone in het Midden-Oosten die vrij is van MVW en hun overbrengingsmiddelen en tot regionale veiligheid in dat gebied.

2.2.3.   Omschrijving van het project

Het project voorziet in de opstelling van maximaal acht achtergrondnota’s van elk 10 à 15 bladzijden (5 000-7 000 woorden). De achtergrondnota’s worden opgesteld door of in opdracht van het EU-consortium non-proliferatie en geven niet noodzakelijk de standpunten weer van de EU-instellingen of de lidstaten.

De achtergrondnota’s handelen over onderwerpen die ter sprake komen in het seminar ter ondersteuning van een proces van vertrouwensopbouw dat moet leiden tot de instelling van een zone in het Midden-Oosten die vrij is van MVW en hun overbrengingsmiddelen. In elke nota worden politieke en/of operationele beleidsopties geformuleerd.

De achtergrondnota’s worden verstrekt aan de deelnemers aan het seminar, de betrokken instanties van de Europese Unie en de lidstaten, alle landen in het Midden-Oosten, andere belangstellende landen, en betrokken internationale organisaties. De achtergrondnota’s kunnen worden gepubliceerd op de website van het EU-consortium non-proliferatie.

De achtergrondnota’s kunnen gebundeld worden voor één enkele publicatie na het seminar.

3.   Duur

De totale geschatte duur van de uitvoering van de projecten is 18 maanden.

4.   Begunstigden

De begunstigden van dit project zijn:

a)

landen in het Midden-Oosten;

b)

andere belangstellende landen;

c)

de betrokken internationale organisaties;

d)

de civiele samenleving.

5.   Procedurele aspecten, coördinatie en stuurcomité

Het stuurcomité bestaat uit een vertegenwoordiger van de HV en een vertegenwoordiger van de uitvoerende instantie van ieder specifiek project. Het stuurcomité evalueert de uitvoering van het Raadsbesluit regelmatig, ten minste om de zes maanden, ook met behulp van elektronische communicatiemiddelen.

6.   Uitvoerende instanties

Met de technische uitvoering van dit besluit van de Raad wordt het EU-consortium non-proliferatie belast.

Het EU-consortium non-proliferatie voert zijn taken uit onder verantwoordelijkheid van de HV. Bij de uitvoering van zijn activiteiten werkt het samen met de HV, de lidstaten, andere deelnemende staten en internationale organisaties, naargelang van het geval.


23.12.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 341/32


BESLUIT 2010/800/GBVB VAN DE RAAD

van 22 december 2010

betreffende beperkende maatregelen tegen de Democratische Republiek Korea en tot intrekking van Gemeenschappelijk Standpunt 2006/795/GBVB

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 29,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 20 november 2006 Gemeenschappelijk Standpunt 2006/795/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen de Democratische Volksrepubliek Korea (1) („DVK”) aangenomen. Dit gemeenschappelijk standpunt diende ter uitvoering van Resolutie 1718 (2006) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties („UNSCR 1718 (2006)”).

(2)

De Raad heeft op 27 juli 2009 Gemeenschappelijk Standpunt 2009/573/GBVB (2) vastgesteld, tot wijziging van Gemeenschappelijk Standpunt 2006/795/GBVB, waarmee uitvoering werd gegeven aan Resolutie 1874 (2009) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties („UNSCR 1874 (2009)”).

(3)

Op 22 december 2009 heeft de Raad Gemeenschappelijk Standpunt 2009/1002/GBVB (3) houdende wijziging van Gemeenschappelijk Standpunt 2006/795/GBVB aangenomen.

(4)

Overeenkomstig artikel 7, lid 2, van Gemeenschappelijk Standpunt 2006/795/GBVB heeft de Raad een volledige evaluatie uitgevoerd van de in de bijlagen II en III vervatte lijsten van personen en entiteiten waarop artikel 3, lid 1, onder b), en onder c), en artikel 4, lid 1, onder b), en onder c), van dat gemeenschappelijk standpunt van toepassing zijn. De Raad heeft geconcludeerd dat de beperkende maatregelen moeten blijven gelden voor de betrokken personen en entiteiten.

(5)

De Raad heeft nog meer personen en entiteiten geïdentificeerd waarop de beperkende maatregelen van toepassing moeten zijn.

(6)

De procedure tot wijziging van bijlage I en bijlage II bij dit besluit dient in te houden dat de op de lijst vermelde personen en entiteiten in kennis worden gesteld van de redenen voor plaatsing op de lijst, zodat zij opmerkingen kunnen indienen. Indien er opmerkingen worden ingediend of substantieel nieuw bewijsmateriaal wordt aangedragen, dient de Raad zijn besluit in het licht van die opmerkingen te toetsen en brengt hij de betrokken personen of entiteiten daarvan op de hoogte.

(7)

Dit besluit eerbiedigt de fundamentele rechten en neemt de beginselen in acht die met name in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn erkend, en met name het recht op een doeltreffende voorziening in rechte en op een onpartijdig gerecht, het recht op eigendom en het recht op de bescherming van persoonsgegevens. Dit besluit dient te worden toegepast overeenkomstig deze rechten en beginselen.

(8)

Voorts eerbiedigt dit besluit ten volle de verplichtingen van de lidstaten uit hoofde van het Handvest van de Verenigde Naties en het juridisch bindende karakter van de resoluties van de Veiligheidsraad.

(9)

Gemeenschappelijk Standpunt 2006/795/GBVB moet worden ingetrokken en door dit besluit worden vervangen.

(10)

De uitvoeringsmaatregelen van de Unie zijn vervat in Verordening (EG) nr. 329/2007 van de Raad van 27 maart 2007 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van de Democratische Volksrepubliek Korea (4),

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   De rechtstreekse of indirecte levering, verkoop of overdracht van de volgende voorwerpen en technologie, waaronder software, aan de DVK door onderdanen van de lidstaten of over of vanaf het grondgebied van de lidstaten, of met gebruik van onder de vlag van een lidstaat varende schepen of vliegtuigen van hun nationale luchtvaartmaatschappij, is verboden, ongeacht of de voorwerpen en technologie al dan niet herkomstig zijn van het grondgebied van de lidstaten:

a)

wapens en aanverwant materieel van enigerlei aard, waaronder begrepen wapens en munitie, militaire voertuigen en uitrusting, paramilitaire uitrusting en reserveonderdelen hiervoor, met uitzondering van andere dan gevechtsvoertuigen die zijn gemaakt van of uitgerust met materiaal dat bescherming biedt tegen kogels en die uitsluitend bestemd zijn voor de bescherming van personeel van de Europese Unie en haar lidstaten in de DVK;

b)

alle voorwerpen, materieel, uitrusting, goederen en technologie, die door de Veiligheidsraad of door het op grond van punt 12 van UNSCR 1718 (2006) ingestelde Comité („het Sanctiecomité”) zijn bepaald overeenkomstig punt 8, a), ii) van UNSCR 1718 (2006), die zouden kunnen bijdragen aan programma's van de DVK in verband met kernwapens, ballistische raketten of andere massavernietigingswapens;

c)

bepaalde andere voorwerpen, materieel, uitrusting, goederen en technologie die zouden kunnen bijdragen aan programma's van de DVK in verband met kernwapens, ballistische raketten of andere massavernietigingswapens of aan zijn militaire activiteiten, met inbegrip van alle goederen en technologie voor tweeërlei gebruik die in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 428/2009 van de Raad van 5 mei 2009 tot instelling van een communautaire regeling voor controle op de uitvoer, de overbrenging, de tussenhandel en de doorvoer van producten voor tweeërlei gebruik worden opgesomd (5). De Unie neemt de nodige maatregelen om te bepalen welke voorwerpen onder deze bepaling moeten vallen.

2.   Tevens zijn verboden:

a)

het direct of indirect verstrekken van technische opleiding, advies, diensten, bijstand of diensten als tussenhandelaar, in verband met de in lid 1 bedoelde voorwerpen en technologie of in verband met het verstrekken, vervaardigen, onderhouden en gebruiken van die voorwerpen, aan personen, entiteiten of lichamen in, of voor gebruik in, de DVK;

b)

het direct of indirect verstrekken aan personen, entiteiten of lichamen in, of voor gebruik in, de DVK, van financieringsmiddelen of financiële bijstand in verband met de in lid 1 bedoelde voorwerpen en technologie, waaronder subsidies, leningen en exportkredietverzekering, voor de verkoop, levering, overdracht of uitvoer van die voorwerpen en technologie, of voor het verlenen van daarmee verband houdende technische opleiding, advies, diensten, bijstand of diensten als tussenhandelaar;

c)

bewust of opzettelijk deel te nemen aan activiteiten die ertoe strekken of tot gevolg hebben dat de onder a) en b) bedoelde verbodsbepalingen worden omzeild.

3.   De aankoop bij de DVK door onderdanen van de lidstaten, of met gebruik van onder hun vlag varende schepen of vliegtuigen van de nationale luchtvaartmaatschappij van een lidstaat, van de in lid 1 bedoelde voorwerpen en technologie, alsmede het verlenen aan onderdanen van de lidstaten van technische opleiding, advies, diensten, bijstand of het verstrekken van financieringsmiddelen of financiële bijstand, als bedoeld in lid 2, door de DVK is eveneens verboden, ongeacht of die handelingen plaatsvinden vanaf het grondgebied van de DVK of niet.

Artikel 2

1.   De lidstaten gaan geen nieuwe verbintenissen aan voor subsidies, financiële bijstand of concessionele leningen aan de DVK, ook niet via hun deelneming in internationale financiële instellingen, behalve voor humanitaire of ontwikkelingsdoeleinden die rechtstreeks dienen ter leniging van de noden van de burgerbevolking of ter bevordering van de denuclearisering. De lidstaten bezien voortdurend de mogelijkheden om de lopende verbintenissen te beperken en, zo mogelijk, te beëindigen.

2.   De lidstaten verlenen geen financiële overheidssteun voor de handel met de DVK - het verstrekken van exportkredieten, garanties en verzekeringen daaronder begrepen - aan onderdanen of entiteiten die bij deze handel zijn betrokken indien deze financiële steun kan bijdragen aan de programma's of activiteiten van de DVK in verband met kernwapens, andere massavernietigingswapens of ballistische raketten.

Artikel 3

De rechtstreekse of indirecte levering, verkoop of overdracht van luxegoederen aan de DVK door onderdanen van de lidstaten of over of vanaf het grondgebied van de lidstaten, of met gebruik van onder de vlag van een lidstaat varende schepen of van vliegtuigen van hun nationale luchtvaartmaatschappij, is verboden, ongeacht of de goederen al dan niet herkomstig zijn van het grondgebied van de lidstaten.

Artikel 4

1.   De lidstaten nemen de nodige maatregelen om binnenkomst in of doorreis over hun grondgebied te beletten van:

a)

de in de lijst in bijlage I vermelde personen die door het Sanctiecomité of de Veiligheidsraad zijn aangewezen als verantwoordelijk, ook door ondersteuning of bevordering, voor beleidsmaatregelen van de DVK betreffende programma's van de DVK in verband met kernwapens, andere massavernietigingswapens of ballistische raketten, alsmede hun gezinsleden;

b)

de in de lijst in bijlage II vermelde personen die niet onder bijlage I vallen en die verantwoordelijk zijn, ook door ondersteuning of bevordering, voor programma's van de DVK in verband met kernwapens, andere massavernietigingswapens of ballistische raketten;

c)

de in de lijst in bijlage III vermelde personen die niet onder bijlage I of bijlage II vallen en die financiële diensten verlenen of naar, via of vanaf het grondgebied van de lidstaten, of via onderdanen van de lidstaten of entiteiten onder hun jurisdictie, of via personen of financiële instellingen op hun grondgebied, financiële of andere activa of middelen overdragen die kunnen bijdragen tot de programma's van de DVK in verband met kernwapens, andere massavernietigingswapens of ballistische raketten.

2.   Lid 1, onder a), is niet van toepassing op de individuele gevallen waarin het Sanctiecomité bepaalt dat de reis gerechtvaardigd is om humanitaire redenen, religieuze voorschriften daaronder begrepen, of indien het Sanctiecomité concludeert dat een vrijstelling anderszins zou bijdragen tot het bereiken van de doelstellingen van UNSCR 1718 (2006) of UNSCR 1874 (2009).

3.   Lid 1 houdt niet in dat de lidstaten verplicht zijn hun eigen onderdanen de toegang tot het grondgebied te ontzeggen.

4.   Lid 1 laat de gevallen onverlet waarin lidstaten uit hoofde van het internationale recht gebonden zijn, en wel:

a)

als gastland van een internationale intergouvernementele organisatie;

b)

als gastland van een internationale conferentie die is bijeengeroepen door, of plaatsvindt onder auspiciën van de Verenigde Naties;

c)

krachtens een multilaterale overeenkomst die voorrechten en immuniteiten verleent;

d)

krachtens het Concordaat (Verdrag van Lateranen) van 1929, dat werd gesloten tussen de Heilige Stoel (Vaticaanstad) en Italië.

5.   Lid 4 is ook van toepassing op gevallen waarin een lidstaat optreedt als gastland van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE).

6.   De Raad wordt naar behoren geïnformeerd over alle gevallen waarin een lidstaat krachtens lid 4 of lid 5 een ontheffing verleent.

7.   De lidstaten kunnen vrijstellingen van de krachtens lid 1, onder b) en c), opgelegde maatregelen verlenen voor reizen die plaatsvinden op grond van dringende humanitaire noden, of om vergaderingen van intergouvernementele instanties, met inbegrip van door de Unie geïnitieerde vergaderingen, of vergaderingen waarvoor een lidstaat als fungerend voorzitter van de OVSE als gastheer optreedt, bij te wonen wanneer een politieke dialoog wordt gevoerd waarbij de democratie, de mensenrechten en de rechtsstaat in de DVK rechtstreeks worden bevorderd.

8.   Een lidstaat die de in lid 7 bedoelde ontheffingen wil verlenen, brengt zulks schriftelijk ter kennis van de Raad. De ontheffing wordt geacht te zijn toegestaan, tenzij één of meer leden van de Raad binnen twee werkdagen na ontvangst van de kennisgeving van de voorgestelde vrijstelling, schriftelijk bezwaar maken bij de Raad. Indien door één of meer leden van de Raad bezwaar wordt gemaakt, kan de Raad met een gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluiten de voorgestelde vrijstelling te verlenen.

9.   Wanneer een lidstaat krachtens de leden 4, 5, of 7 een machtiging verleent tot binnenkomst op of doorreis via zijn grondgebied van in de bijlage I, II of III vermelde personen, dan geldt deze machtiging uitsluitend voor het doel waarvoor ze is verleend en voor de daarbij betrokken personen.

Artikel 5

1.   Alle tegoeden en economische middelen die direct of indirect eigendom zijn, in het bezit zijn, of onder zeggenschap staan van:

a)

de in de lijst in bijlage I vermelde personen of entiteiten die door het Sanctiecomité of de Veiligheidsraad zijn aangewezen als - ook met illegale middelen - betrokken bij, of steun verlenend aan programma's van de DVK in verband met kernwapens, andere massavernietigingswapens of ballistische raketten;

b)

de in de lijst in bijlage II vermelde personen en entiteiten die niet onder bijlage I vallen en die verantwoordelijk zijn voor programma's van de DVK in verband met kernwapens, andere massavernietigingswapens of ballistische raketten, of van personen of entiteiten die namens deze of op hun aanwijzing handelen;

c)

de in de lijst in bijlage III vermelde personen en entiteiten die niet onder bijlage I of bijlage II vallen en die financiële diensten verlenen of naar, via of vanaf het grondgebied van de lidstaten, of via onderdanen van de lidstaten of entiteiten onder de jurisdictie daarvan, of via personen of financiële instellingen op het grondgebied van de lidstaten, financiële of andere activa of middelen overdragen die kunnen bijdragen tot de programma's van de DVK in verband met kernwapens, andere massavernietigingswapens of ballistische raketten, of van personen of entiteiten die namens deze of op hun aanwijzing handelen, worden bevroren.

2.   Tegoeden of economische middelen worden, direct noch indirect, aan of ten behoeve van de in lid 1 bedoelde personen en entiteiten ter beschikking gesteld.

3.   Uitzonderingen kunnen worden toegestaan voor tegoeden en economische middelen die:

a)

noodzakelijk zijn om te voorzien in basisbehoeften, zoals betalingen voor voedsel, huur of hypotheeklasten, geneesmiddelen of geneeskundige behandelingen, belastingen, verzekeringspremies en openbare nutsvoorzieningen;

b)

uitsluitend bestemd zijn voor de betaling van redelijke honoraria en vergoeding van gemaakte kosten in verband met de verlening van juridische diensten; of

c)

uitsluitend bestemd zijn voor de betaling van honoraria of kosten, overeenkomstig het nationaal recht, voor alleen het houden of beheren van bevroren tegoeden en economische middelen,

mits de betrokken lidstaat het Sanctiecomité, voor in bijlage I vermelde personen en entiteiten, kennis heeft gegeven van zijn voornemen om, naar gelang van het geval, de toegang tot de tegoeden en economische middelen toe te staan, en het Sanctiecomité niet binnen vijf werkdagen na de kennisgeving een negatief besluit heeft genomen.

4.   Tevens kunnen uitzonderingen worden toegestaan voor tegoeden en economische middelen die:

a)

noodzakelijk zijn ter dekking van uitzonderlijke uitgaven, na kennisgeving door de betrokken lidstaat aan het Sanctiecomité en goedkeuring door het Sanctiecomité voor in bijlage I vermelde personen en entiteiten; of

b)

het voorwerp zijn van een justitieel, administratief of arbitrair retentierecht of vonnis, in welk geval de tegoeden en economische middelen kunnen worden gebruikt om het retentierecht uit te oefenen of het vonnis ten uitvoer te leggen, mits het retentierecht of het vonnis dateert van voor de datum waarop de in lid 1 bedoelde persoon of entiteit is aangewezen door het Sanctiecomité, de Veiligheidsraad of de Raad, en niet ten goede komt aan een in lid 1 bedoelde persoon of entiteit; na kennisgeving door de betrokken lidstaat aan het Sanctiecomité voor in bijlage I vermelde personen en entiteiten.

5.   Lid 2 is niet van toepassing op de bijboeking op bevroren rekeningen van:

a)

rente of andere inkomsten op die rekeningen; of

b)

betalingen die verschuldigd zijn wegens contracten, overeenkomsten of verplichtingen die vóór 14 oktober 2006 zijn gesloten of zijn ontstaan, mits deze rente, andere inkomsten en betalingen onder lid 1 blijven vallen.

Artikel 6

1.   Het verlenen van financiële diensten of het overdragen naar, via of vanaf het grond-gebied van de lidstaten, of via onderdanen van de lidstaten of entiteiten onder de jurisdictie daarvan, of via personen of financiële instellingen onder hun jurisdictie, van financiële of andere activa of middelen die kunnen bijdragen tot de programma's of activiteiten van de DVK in verband met kernwapens, andere massavernietigings-wapens of ballistische raketten, dient te worden voorkomen; daartoe oefenen de lidstaten intensiever toezicht uit op de activiteiten van onder hun jurisdictie vallende financiële instellingen met:

a)

in de DVK gevestigde banken;

b)

onder de rechtsmacht van de lidstaten vallende bijkantoren en dochtermaatschappijen van in de DVK gevestigde banken, zoals genoemd in bijlage IV;

c)

onder de rechtsmacht van de lidstaten vallende bijkantoren en dochtermaatschappijen van in de DVK gevestigde banken, zoals genoemd in bijlage V; alsmede

d)

financiële entiteiten zonder vestiging in de DVK en buiten het rechtsgebied van de lidstaten, die evenwel onder zeggenschap staan van in de DVK gevestigde personen en entiteiten, zoals genoemd in bijlage IV,

teneinde te voorkomen dat dergelijke activiteiten bijdragen tot de programma's of activiteiten van de DVK in verband met kernwapens, andere massavernietigingswapens of ballistische raketten.

2.   Voor de bovenbedoelde toepassing moeten financiële instellingen bij hun activiteiten met banken en financiële entiteiten als beschreven in lid 1:

a)

voortdurende waakzaamheid op boekhoudkundig gebied betrachten, onder meer door middel van hun programma's voor klantenonderzoek en in het kader van hun verplichtingen op het gebied van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme;

b)

het invullen van alle informatievelden van de betalingsopdracht die betrekking hebben op de opdrachtgever en de begunstigde van de transactie verplicht stellen; indien deze informatie niet wordt verstrekt, moet de transactie worden geweigerd;

c)

alle transactiedocumenten gedurende vijf jaar bewaren en deze op verzoek aan de nationale autoriteiten overleggen;

d)

elk vermoeden, of elke redelijke grond voor het vermoeden dat geld voor de financiering van de programma's of activiteiten van de DVK in verband met kernwapens, andere massavernietigingswapens of ballistische raketten wordt gebruikt, terstond melden bij de financiële inlichtingeneenheid (FIE) of een andere door de betrokken lidstaat aangewezen bevoegde instantie. De FIE of de andere bevoegde autoriteit moet snel toegang kunnen krijgen, direct of indirect, tot de financiële, administratieve en rechtshandhavingsinformatie die zij nodig heeft om deze taak, met inbegrip van de analyse van gemelde verdachte transacties, naar behoren te vervullen.

Artikel 7

1.   De lidstaten inspecteren op hun grondgebied, met inbegrip van zee- en luchthavens, naar bevinden van hun nationale autoriteiten en in overeenstemming met hun nationale wetgeving en het internationale recht, alle vracht naar en van de DVK indien zij over informatie beschikken op grond waarvan redelijkerwijs kan worden vermoed dat de vracht voorwerpen omvat waarvan de levering, verkoop, overdracht of uitvoer krachtens dit besluit verboden is.

2.   De lidstaten inspecteren schepen in volle zee, met toestemming van de vlaggenstaat, indien zij over informatie beschikken op grond waarvan een redelijk vermoeden bestaat dat de vracht van dergelijke schepen voorwerpen omvat waarvan de levering, verkoop, overbrenging of uitvoer krachtens dit besluit verboden is.

3.   De lidstaten werken, overeenkomstig hun nationale wetgeving, samen bij de inspecties uit hoofde van de leden 1 en 2.

4.   Met betrekking tot luchtvaartuigen en schepen die vracht vervoeren van en naar de DVK, moet van alle goederen die een lidstaat binnenkomen of verlaten, vóór de aankomst of het vertrek een additionele aangifte worden gedaan.

5.   Overeenkomstig punt 14 van UNSCR 1874 (2009) confisqueren en vernietigen de lidstaten, indien zij inspecties als bedoeld in de leden 1 en 2 uitvoeren, voorwerpen waarvan de levering, verkoop, overbrenging of uitvoer krachtens dit besluit verboden is.

6.   De verlening van bunker- of leveringsdiensten of van andere diensten aan vaartuigen van de DVK door onderdanen van de lidstaten of vanaf het grondgebied van de lidstaten is verboden indien de lidstaten beschikken over informatie op grond waarvan een redelijk vermoeden bestaat dat deze schepen voorwerpen vervoeren waarvan de levering, verkoop, overbrenging of uitvoer krachtens dit besluit verboden is, tenzij de levering van dergelijke diensten nodig is voor humanitaire doeleinden of totdat de lading is geïnspecteerd, en zo nodig is geconfisqueerd of vernietigd, overeenkomstig de leden 1, 2 en 4.

Artikel 8

De lidstaten betrachten de nodige waakzaamheid en nemen daartoe de nodige maatregelen om te verhinderen dat, op hun grondgebied of door hun onderdanen, gespecialiseerd onderwijs of gespecialiseerde opleiding aan onderdanen van de DVK wordt verstrekt, die bijdraagt aan proliferatiegevoelige nucleaire activiteiten van de DVK en aan de ontwikkeling van systemen voor de overbrenging van kernwapens.

Artikel 9

1.   De Raad wijzigt bijlage I op basis van de vaststellingen van de Veiligheidsraad of het Sanctiecomité.

2.   De Raad stelt, op voorstel van lidstaten of de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, met eenparigheid van stemmen de lijsten in de bijlagen II en III vast en keurt wijzigingen daarin goed.

Artikel 10

1.   Wanneer de Veiligheidsraad of het Sanctiecomité een persoon of entiteit op de lijst plaatst, neemt de Raad die persoon of die entiteit op in bijlage I.

2.   Wanneer de Raad besluit een persoon of entiteit te onderwerpen aan de in artikel 4, lid 1, onder b) en onder c), en artikel 5, lid 1, onder b) en onder c), bedoelde maatregelen, wijzigt hij bijlage II dienovereenkomstig.

3.   De Raad stelt de in de leden 1 en 2 bedoelde persoon of entiteit in kennis van zijn besluit, alsook van de redenen voor plaatsing op de lijst, hetzij rechtstreeks, indien het adres bekend is, hetzij middels de bekendmaking van een kennisgeving, zodat de persoon of de entiteit daarover opmerkingen kan indienen.

4.   Indien er opmerkingen worden ingediend of substantieel nieuw bewijsmateriaal wordt overgelegd, toetst de Raad zijn besluit en brengt hij de personen of entiteiten daarvan op de hoogte.

Artikel 11

1.   De bijlagen I en II bevatten de door de Veiligheidsraad of het Sanctiecomité met betrekking tot bijlage I verstrekte motivering voor het op een lijst plaatsen van de vermelde personen en entiteiten.

2.   De bijlagen I en II bevatten ook, wanneer beschikbaar, informatie die door de Veiligheidsraad of het Sanctiecomité met betrekking tot bijlage I is verstrekt, en die nodig is om de betrokken personen of entiteiten personen of te kunnen identificeren. Met betrekking tot personen kan die informatie bestaan uit namen, inclusief aliassen, geboortedatum en geboorteplaats, nationaliteit, paspoort- en identiteitskaartnummers, geslacht, adres (indien bekend) en functie of beroep. Met betrekking tot entiteiten kan die informatie namen, plaats en datum van registerinschrijving, registratienummer en de plaats van vestiging omvatten. Bijlage I vermeldt tevens de datum van het op een lijst plaatsen door de Veiligheidsraad of door het Sanctiecomité.

Artikel 12

1.   Dit besluit wordt, met name ten aanzien van de categorieën van personen, entiteiten of voorwerpen dan wel de uitbreidingen daarvan, waarop de beperkende maatregelen van toepassing zijn, in het licht van de toepasselijke resoluties van de Veiligheidsraad herzien en, indien noodzakelijk, gewijzigd.

2.   De in artikel 6 bedoelde maatregelen worden uiterlijk zes maanden na de vaststelling van dit besluit herzien.

3.   De in artikel 4, lid 1, onder b) en onder c), en in artikel 5, lid 1, onder b) en onder c), bedoelde maatregelen worden met regelmatige tussenpozen en ten minste om de 12 maanden opnieuw bezien. Zij zijn niet meer van toepassing ten aanzien van de betrokken personen of entiteiten indien de Raad overeenkomstig de in artikel 9, lid 2, bedoelde procedure vaststelt dat niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden voor de toepassing ervan.

Artikel 13

Gemeenschappelijk Standpunt 2006/795/GBVB wordt hierbij ingetrokken.

Artikel 14

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 22 december 2010.

Voor de Raad

De voorzitter

S. VANACKERE


(1)  PB L 322 van 22.11.2006, blz. 32.

(2)  PB L 197 van 29.7.2009, blz. 111.

(3)  PB L 346 van 23.12.2009, blz. 47.

(4)  PB L 88 van 29.3.2007, blz. 1.

(5)  PB L 134 van 29.5.2009, blz. 1.


BIJLAGE I

A.   Lijst van personen bedoeld in artikel 4, lid 1, onder a), en artikel 5, lid 1, onder a)

 

Naam

Alias

Geboortedatum

Datum van aanwijzing

Overige informatie

1.

Yun Ho-jin

Yun Ho-chin

13.10.1944

16.7.2009

Directeur van Namchongang Trading Corporation; leidt de invoer van materiaal dat nodig is voor het uraniumverrijkingsprogramma.

2.

Ri Je-son

Ri Che-son

1938

16.7.2009

Directeur van het General Bureau of Atomic Energy (GBAE), hoofd van het agentschap dat leiding geeft aan het nucleaire programma van de Democratische Volksrepubliek Korea; draagt bij aan diverse nucleaire initiatieven, zoals het beheer door het General Bureau of Atomic Energy van het Yongbyon Nuclear Research Center en Namchongang Trading Corporation.

3.

Hwang Sok-hwa

 

 

16.7.2009

Directeur van het General Bureau of Atomic Energy (GBAE); betrokken bij het nucleaire programma van de DVK; werkte als hoofd van het Wetenschappelijk Bureau van het GBAE voor het Wetenschappelijk Comité van het gemeenschappelijk instituut voor nucleair onderzoek.

4.

Ri Hong-sop

 

1940

16.7.2009

Voormalig directeur van het nucleair onderzoekscentrum van Yongbyon, gaf leiding aan drie kernactiviteiten ter ondersteuning van de productie van plutonium voor kernwapens. de splijtstofproductie-installatie, de kernreactor en de opwerkingsfabriek.

5.

Han Yu-ro

 

 

16.7.2009

Directeur van de Korea Ryongaksan General Trading Corporation; betrokken bij het ballistische-rakettenprogramma van de DVK.


B.   Lijst van entiteiten bedoeld in artikel 5, lid 1, onder a)

 

Naam

Alias

Locatie

Datum van aanwijzing

Overige informatie

1.

Korea Mining Development Trading Corporation

CHANGGWANG SINYONG CORPORATION; EXTERNAL TECHNOLOGY GENERAL CORPORATION; DPRKN MINING DEVELOPMENT TRADING COOPERATION; of „KOMID”

Central District, Pyongyang, Democratische Volksrepubliek Korea

24.4.2009

Voornaamste wapenhandelaar en belangrijkste exporteur van goederen en apparatuur in verband met ballistische raketten en conventionele wapens.

2.

Korea Ryonbong General Corporation

KOREA YONBONG GENERAL CORPORATION; voorheen LYONGAKSAN GENERAL TRADING CORPORATION

Pothonggang District, Pyongyang, Democratische Volksrepubliek Korea; Rakwon-dong, Pothonggang District, Pyongyang, Democratische Volksrepubliek Korea.

24.4.2009

Defensieconglomeraat gespecialiseerd in aankopen voor de defensie-industrieën en in ondersteuning van verkoopactiviteiten op militair gebied van Noord-Korea.

3.

Tanchon Commercial Bank

voorheen CHANGGWANG CREDIT BANK; voorheen KOREA CHANGGWANG CREDIT BANK

Saemul 1-Dong Pyongchon District, Pyongyang, Democratische Volksrepubliek Korea.

24.4.2009

Voornaamste financiële entiteit van Noord-Korea voor de verkoop van conventionele wapens, ballistische raketten en goederen in verband met de assemblage en vervaardiging van dergelijke wapens.

4.

Namchongang Trading Corporation

NCG; NAMCHONGANG TRADING; NAM CHON GANG CORPORATION; NOMCHONGANG TRADING CO.; of NAM CHONG GAN TRADING CORPORATION

Pyongyang, Democratische Volksrepubliek Korea

16.7.2009

Namchongang is een Noord-Koreaanse handelsmaatschappij, ondergeschikt aan het General Bureau of Atomic Energy (GBAE). Namchongang was betrokken bij de aankoop van Japanse vacuümpompen die gesignaleerd zijn in een Noord-Koreaanse kerninstallatie, en bij de aankoop van nucleair materiaal via een Duitser. Het bedrijf was ook vanaf eind jaren '90 betrokken bij de aankoop van aluminiumbuizen en andere materialen die speciaal geschikt zijn voor een uraniumverrijkingsprogramma. De vertegenwoordiger van het bedrijf is een oud-diplomaat die in 2007 de Noord-Koreaanse contactpersoon was voor de inspectie van de kerninstallatie van Yongbyon door het Internationale Agentschap voor Atoomenergie (IAEA). De activiteiten van Namchongang op het gebied van proliferatie zijn een bron van grote zorg gezien de Noord-Koreaanse proliferatieactiviteiten in het verleden.

5.

Hong Kong Electronics

HONG KONG ELECTRONICS KISH CO

Sanaee St., Kish Island, Iran.

16.7.2009

Eigendom van of gecontroleerd door, treedt op of zegt op te treden voor of namens de Tanchon Commercial Bank en KOMID. Hong Kong Electronics heeft sinds 2007 miljoenen dollars uit aan proliferatie gerelateerde fondsen doorgesluisd namens de Tanchon Commercial Bank en KOMID (beide in april 2009 door het Comité aangewezen. Hong Kong Electronics heeft het overmaken van geld van Iran naar Noord-Korea, namens KOMID, gefaciliteerd.

6.

Korea Hyoksin Trading Corporation

KOREA HYOKSIN EXPORT AND IMPORT CORPORATION

Rakwon-dong, Pothonggang District, Pyongyang, Democratische Volksrepubliek Korea.

16.7.2009

Een Noord-Koreaans bedrijf, gevestigd in Pyongyang, dat ondergeschikt is aan de Korea Ryonbong General Corporation (in april 2009 door het Comité aangewezen) en betrokken is bij de ontwikkeling van massavernietigingswapens.

7.

General Bureau of Atomic Energy (GBAE)

General Department of Atomic Energy (GDAE)

Haeudong, Pyongchon District, Pyongyang, Democratische Volksrepubliek Korea.

16.7.2009

Het GBAE is verantwoordelijk voor het Noord-Koreaanse nucleaire programma: daaronder vallen het kernonderzoekscentrum van Yongbyon en zijn 5 MWe (25 MWt) onderzoeksreactor voor plutoniumproductie, alsmede zijn splijtstofproductie- en opwerkingsfaciliteit. Het GBAE heeft over de nucleaire activiteiten vergaderingen gehouden en besprekingen gevoerd met de Internationale Organisatie voor Atoomenergie. Het GBAE is het belangrijkste overheidsorgaan van Noord-Korea voor de nucleaire programma's, zoals de exploitatie van het nucleair onderzoekscentrum van Yongbyon.

8.

Korean Tangun Trading Corporation

 

Pyongyang, DPRK.

16.7.2009

De Korea Tangun Trading Corporation is ondergeschikt aan de Tweede Academie voor Natuurwetenschappen en de hoofdverantwoordelijke voor de aankoop van producten en technologieën ten behoeve van onderzoeks- en ontwikkelingsprogramma's op defensiegebied, met inbegrip van (maar niet beperkt tot) de ontwikkeling en aankoop van massavernietigingswapens en de overbrengingsmiddelen, ook van goederen die op grond van multilaterale regelingen gecontroleerd worden of verboden zijn.


BIJLAGE II

A.   Lijst van personen bedoeld in artikel 4, lid 1, onder b), en artikel 5, lid 1, onder b)

#

Naam

(en eventuele aliassen)

Identificatiegegevens

Motivering

1.

CHANG Song-taek (alias JANG Song-Taek)

Geboortedatum: 2.2.1946 of 6.2.1946 of 23.2.1946 (provincie Noord-Hamgyong)

Paspoortnummer (vanaf 2006): PS 736420617

Lid van de Nationale Defensiecommissie. Directeur van de Afdeling administratie van de Koreaanse Arbeiderspartij

2.

CHON Chi Bu

 

Lid van het Algemeen Bureau voor kernenergie, voormalig technisch directeur van Yongbyon

3.

CHU Kyu-Chang (alias JU Kyu-Chang)

Geboortedatum: tussen 1928 en 1933

Eerste vicedirecteur van de Afdeling defensie-industrie (ballistisch programma), Koreaanse Arbeiderspartij, lid van de Nationale Defensiecommissie

4.

HYON Chol-hae

Geboortejaar: 1934 (Mantsjoerije, China)

Vicedirecteur van de Afdeling algemeen beleid van de Volksstrijdkrachten (militair adviseur van Kim Jong Il)

5.

JON Pyong-ho

Geboortejaar: 1926

Secretaris van het Centraal Comité van de Koreaanse Arbeiderspartij, hoofd van de Afdeling leveranties voor de militaire industrie van het Centraal Comité, dat toeziet op de Tweede Economische Commissie van het Centraal Comité, lid van de Nationale Defensiecommissie

6.

KIM Yong-chun (alias Young-chun)

Geboortedatum:

04.03.1935

Paspoortnummer: 554410660

Vicevoorzitter van de Nationale Defensiecommissie, minister van Volksstrijdkrachten, speciaal adviseur van Kim Jong Il voor nucleaire strategie

7.

O Kuk-Ryol

Geboortejaar: 1931

(Provincie Jilin, China)

Vicevoorzitter van de Nationale Defensiecommissie, ziet toe op de aankoop in het buitenland van geavanceerde technologie voor het ballistische en het nucleaire programma

8.

PAEK Se-bong

Geboortejaar: 1946

Voorzitter van de Tweede Economische Commissie (verantwoordelijk voor het ballistisch programma) van het Centraal Comité van de Koreaanse Arbeiderspartij. Lid van de Nationale Defensiecommissie

9.

PAK Jae-gyong (alias Chae-Kyong)

Geboortejaar: 1933

Paspoortnummer: 554410661

Vicedirecteur van de Afdeling algemeen beleid van de Volksstrijdkrachten en vicedirecteur van het Bureau logistiek van de Volksstrijdkrachten (militair adviseur van Kim Jong Il)

10.

PYON Yong Rip (alias Yong-Nip)

Geboortedatum:

20.09.1929

Paspoortnummer: 645310121 (afgegeven op 13.9.2005).

Voorzitter van de Academie van Wetenschappen, betrokken bij biologisch onderzoek in verband met MVW's

11.

RYOM Yong

 

Directeur van het General Bureau of Atomic Energy (door de Verenigde Naties aangewezen entiteit), belast met internationale betrekkingen

12.

SO Sang-kuk

Geboortedatum: tussen 1932 en 1938

Hoofd van de Afdeling kernfysica, Kim Il Sung-universiteit


B.   Lijst van entiteiten bedoeld in artikel 5, lid 1, onder b)

#

Naam

(en eventuele aliassen)

Identificatiegegevens

Motivering

1.

Green Pine Associated Corporation (alias: Chongsong Yonhap; Ch’o’ngsong Yo’nhap)

p/a Reconnaissance General Bureau Headquarters, Hyongjesan-Guyok, Pyongyang / Nungrado, Pyongyang

Ch’o’ngsong Yo’nhap is aangewezen voor sancties voor de uitvoer van wapens of aanverwant materieel vanuit Noord-Korea. Green Pine is gespecialiseerd in de productie van militaire zeevaartuigen en wapensystemen, zoals onderzeeërs, militaire vaartuigen en raketsystemen, en heeft torpedo's geëxporteerd en technische bijstand verstrekt aan Iraanse defensiegerelateerde bedrijven. Green Pine is verantwoordelijk voor ongeveer de helft van de uitvoer van wapens en aanverwant materieel uit Noord-Korea en heeft vele activiteiten overgenomen van KOMID na de aanwijzing daarvan door de VN-Veiligheidsraad.

2.

Korea Heungjin Trading Company

Locatie: Pyongyang

In Pyongyang gevestigde entiteit die door de Korea Mining Development Trading Corporation (KOMID) wordt gebruikt voor handelsdoeleinden (KOMID is aangewezen door de Verenigde Naties, 24.4.2009). Korea Heungjin Trading Company wordt er ook van verdacht betrokken te zijn geweest bij het leveren van goederen in verband met raketten aan de Shahid Hemmat Industrial Group in Iran.

3.

Korea Pugang mining and Machinery Corporation ltd

 

Filiaal van Korea Ryongbong General Corporation (door de Verenigde Naties aangewezen entiteit, 24.4.2009); zorgt voor het beheer van fabrieken waar aluminiumpoeder wordt gemaakt, dat voor raketten kan worden gebruikt.

4.

Korea Taesong Trading Company

Locatie: Pyongyang

In Pyongyang gevestigde entiteit die door de Korea Mining Development Trading Corporation (KOMID) wordt gebruikt voor handelsdoeleinden (KOMID is aangewezen door de Verenigde Naties, 24.4.2009). Korea Taesong Trading Company is namens KOMID opgetreden in transacties met Syrië.

5.

Korean Ryengwang Trading Corporation

Rakwon-dong, Pothonggang District, Pyongyang, Noord-Korea.

Filiaal van Korea Ryongbong General Corporation (door de Verenigde Naties aangewezen entiteit, 24.4.2009)

6.

Tweede Economische Commissie en Tweede Academie voor Natuurwetenschappen

 

De Tweede Economische Commissie is betrokken bij cruciale aspecten van het raketprogramma van Noord-Korea. De Tweede Economische Commissie is verantwoordelijk voor het toezicht op de productie van ballistische raketten van Noord-Korea. Zij stuurt tevens de activiteiten aan van KOMID (KOMID is aangewezen door de Verenigde Naties, 24.4.2009). Het gaat om een organisatie op nationaal niveau die verantwoordelijk is voor onderzoek en ontwikkeling van de geavanceerde wapensystemen van Noord-Korea, waaronder raketten en waarschijnlijk kernwapens. Zij gebruikt een aantal ondergeschikte organisaties (onder meer Korea Tangun Trading Corporation) voor het verkrijgen van technologie, apparatuur en informatie uit het buitenland, die wordt gebruikt in de Noord-Koreaanse programma's in verband met raketten en (waarschijnlijk) kernwapens.

7.

Sobaeku United Corp. (alias Sobaeksu United Corp.)

 

Staatsbedrijf dat zich bezighoudt met het onderzoek naar en de aanschaf van gevoelige producten en apparatuur. Het bezit verscheidene afzettingen van natuurlijk grafiet, die de grondstoffen leveren voor twee verwerkingseenheden; deze produceren onder meer grafietblokken die in raketten kunnen worden gebruikt.

8.

Yongbyon Nuclear Research Centre

 

Onderzoekscentrum dat heeft deelgenomen aan de productie van plutonium voor militaire toepassingen. Het centrum wordt beheerd door het General Bureau of Atomic Energy (door de Verenigde Naties aangewezen entiteit, 16.7.2009).


BIJLAGE III

A.   Lijst van personen bedoeld in artikel 4, lid 1, onder c), en artikel 5, lid 1, onder c)

#

Naam

(en eventuele aliassen)

Identificatiegegevens

Motivering

1.

JON Il-chun

Geboortedatum:

24.08.1941

In februari 2010 werd KIM Tong-un ontslagen uit zijn ambt van directeur van „Bureau 39”, dat onder meer belast is met de aankoop van goederen via de diplomatieke missies van de DVK, waardoor de sancties worden ontweken. Hij werd vervangen door JON Il-chun. JON Il-chun is naar verluidt ook een van de leidende figuren in de State Development Bank.

2.

KIM Tong-un

 

Voormalig directeur van „Bureau 39” van het Centraal Comité van de Arbeiderspartij, betrokken bij de financiering van proliferatie.


B.   Lijst van entiteiten bedoeld in artikel 5, lid 1, onder c)

#

Naam

(en eventuele aliassen)

Identificatiegegevens

Motivering

1.

Korea Daesong Bank

(alias: Choson Taesong Unhaeng; Taesong Bank)

Adres:

Segori-dong, Gyongheung St., Potonggang District, Pyongyang

Telefoon: 850 2 381 8221

Telefoon: 850 2 18111 toestel 8221

Fax: 850 2 381 4576

Noord-Koreaanse financiële instelling die rechtstreeks ondergeschikt is aan „Bureau 39” en die betrokken is bij het faciliteren van de proliferatiefinancieringsprojecten van Noord-Korea.

2.

Korea Daesong General Trading Corporation

(alias: Daesong Trading; Daesong Trading Company; Korea Daesong Trading Company; Korea Daesong Trading Corporation)

Adres:

Pulgan Gori Dong 1, Potonggang District, Pyongyang

Telefoon: 850 2 18111 toestel 8204/8208

Telefoon: 850 2 381 8208/4188

Fax: 850 2 381 4431/4432

Onderneming die ondergeschikt is aan „Bureau 39” en die wordt gebruikt voor het faciliteren van buitenlandse transacties namens „Bureau 39”.

De directeur van „Bureau 39”, KIM Tong-un, is opgenomen in bijlage V van Verordening (EU) nr. 1283/2009 van de Raad.


BIJLAGE IV

Lijst van bijkantoren en dochtermaatschappijen bedoeld in artikel 6, lid 1, onder b).


BIJLAGE V

Lijst van bijkantoren, dochtermaatschappijen en financiële entiteiten bedoeld in artikel 6, lid 1, onder c) en d).


23.12.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 341/45


BESLUIT 2010/801/GBVB VAN DE RAAD

van 22 december 2010

tot wijziging van Besluit 2010/656/GBVB van de Raad tot verlenging van de beperkende maatregelen tegen Ivoorkust

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 29,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 29 oktober 2010 Besluit 2010/656/GBVB tot verlenging van de beperkende maatregelen tegen Ivoorkust vastgesteld (1).

(2)

Op 13 december heeft de Raad gewezen op het belang van de presidentsverkiezingen van 31 oktober en 28 november 2010 voor het herstel van de vrede en de stabiliteit in Ivoorkust en heeft de Raad gesteld dat de door het volk van Ivoorkust soeverein tot uitdrukking gebrachte wil onvoorwaardelijk moet worden geëerbiedigd.

(3)

Bovendien heeft de Raad besloten beperkende maatregelen te nemen tegen degenen die het proces van vrede en nationale verzoening belemmeren en met name de goede afloop van het verkiezingsproces bedreigen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Besluit 2010/656/GBVB wordt als volgt gewijzigd:

1)

artikel 4 wordt vervangen door:

„Artikel 4

1.   De lidstaten nemen de nodige maatregelen om binnenkomst in of doorreis over hun grondgebied te beletten van:

a)

de in bijlage I bedoelde personen die door het Sanctiecomité zijn geïdentificeerd omdat zij een bedreiging voor het proces van vrede en nationale verzoening in Ivoorkust vormen, in het bijzonder de personen die de uitvoering van de Overeenkomst van Linas-Marcoussis en de Overeenkomst van Accra III belemmeren, elke andere persoon van wie op basis van relevante informatie is vastgesteld dat zij verantwoordelijk is voor ernstige schendingen van de mensenrechten en het internationale humanitaire recht in Ivoorkust, elke andere persoon die publiekelijk aanzet tot haat en geweld en elke andere persoon van wie het Sanctiecomité heeft vastgesteld dat zij inbreuk maakt op maatregelen die bij punt 7 van Resolutie 1572 (2004) van de VN-Veiligheidsraad zijn opgelegd;

b)

de in bijlage II bedoelde personen, die niet op de lijst in bijlage I staan, die het proces van vrede en nationale verzoening belemmeren en met name de goede afloop van het verkiezingsproces bedreigen.

2.   De bepalingen in lid 1 houden niet in dat een lidstaat verplicht is zijn eigen onderdanen de toegang tot zijn grondgebied te ontzeggen.

3.   Lid 1, onder a), is niet van toepassing wanneer het Sanctiecomité bepaalt:

a)

dat een reis gerechtvaardigd is om dringende humanitaire redenen, religieuze voorschriften daaronder begrepen;

b)

dat een vrijstelling zou bijdragen tot het bereiken van de doelstellingen van de resoluties van de VN-Veiligheidsraad, namelijk de totstandbrenging van vrede en nationale verzoening in Ivoorkust en stabiliteit in de regio.

4.   Lid 1 laat de gevallen onverlet waarin een lidstaat uit hoofde van het internationale recht gebonden is, en wel:

i)

als gastland van een internationale intergouvernementele organisatie;

ii)

als gastland van een internationale conferentie die is bijeengeroepen door of plaatsvindt onder auspiciën van de Verenigde Naties;

iii)

krachtens een multilaterale overeenkomst die voorrechten en immuniteiten verleent;

iv)

krachtens het Concordaat (Verdrag van Lateranen) van 1929 tussen de Heilige Stoel (Vaticaanstad) en Italië.

5.   Lid 4 wordt ook geacht van toepassing te zijn op gevallen waarin een lidstaat optreedt als gastland van de Organisatie voor veiligheid en samenwerking in Europa (OVSE).

6.   De Raad wordt naar behoren geïnformeerd over alle gevallen waarin een lidstaat krachtens lid 4 of lid 5 een ontheffing verleent.

7.   De lidstaten kunnen vrijstellingen van de krachtens lid 1, onder b), opgelegde maatregelen verlenen voor reizen die plaatsvinden op grond van dringende humanitaire noden, of om vergaderingen bij te wonen van intergouvernementele instanties, met inbegrip van door de Europese Unie geïnitieerde vergaderingen, of vergaderingen waarvoor een lidstaat als fungerend voorzitter van de OVSE als gastheer optreedt, wanneer op de betrokken vergadering een politieke dialoog wordt gevoerd waarbij de democratie, de mensenrechten en de rechtsstaat in Ivoorkust rechtstreeks worden bevorderd.

8.   Een lidstaat die de in lid 7 bedoelde ontheffingen wil verlenen, brengt zulks schriftelijk ter kennis van de Raad. De ontheffing wordt geacht te zijn toegestaan, tenzij door één of meer leden van de Raad binnen twee werkdagen na ontvangst van bedoelde kennisgeving, schriftelijk bezwaar wordt gemaakt bij de Raad. Indien één of meer leden van de Raad bezwaar maken, kan de Raad met een gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluiten de voorgestelde ontheffing te verlenen.

9.   Wanneer een lidstaat krachtens de leden 4, 5, en 7 een machtiging verleent tot binnenkomst op of doorreis via zijn grondgebied van in de bijlage I of II vermelde personen, dan geldt deze machtiging uitsluitend voor het doel waarvoor ze is verleend en voor de daarbij betrokken personen.”

2)

artikel 5, lid 1, wordt vervangen door:

„1.   Alle tegoeden en economische middelen die rechtstreeks of onrechtstreeks in bezit zijn of onder beheer staan van de overeenkomstig artikel 4, lid 1, onder a), door het Sanctiecomité geïdentificeerde personen of entiteiten, of die worden gehouden door entiteiten die rechtstreeks of onrechtstreeks in het bezit zijn of onder beheer staan van die personen of entiteiten, of van personen die namens hen of op hun aanwijzing handelen en door het Sanctiecomité zijn geïdentificeerd, worden bevroren.

De in de eerste alinea bedoelde personen zijn opgenomen in bijlage I.”;

3)

artikel 6 wordt vervangen door:

„Artikel 6

1.   De Raad stelt de in bijlage I vervatte lijst op en wijzigt deze in overeenstemming met de besluiten van de VN-Veiligheidsraad of het Sanctiecomité.

2.   De Raad stelt, op voorstel van een lidstaat of de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid de lijst in bijlage II vast en brengt daarin wijzigingen aan.”;

4)

artikel 7 wordt vervangen door:

„Artikel 7

1.   Wanneer de Veiligheidsraad of het Sanctiecomité een persoon of entiteit op de lijst plaatst, neemt de Raad die persoon of die entiteit op in bijlage I.

2.   Wanneer de Raad besluit de in artikel 4, lid 1, onder b), genoemde maatregelen op een persoon of entiteit toe te passen, wijzigt hij bijlage II dienovereenkomstig.

3.   De Raad stelt de betrokken persoon of entiteit in kennis van zijn besluit en van de motivering voor plaatsing op de lijst, hetzij rechtstreeks, indien het adres bekend is, hetzij middels de bekendmaking van een kennisgeving, zodat zij daarover opmerkingen kan indienen.

4.   Indien er opmerkingen worden ingediend of substantieel nieuw bewijsmateriaal wordt overgelegd, heroverweegt de Raad zijn besluit en brengt hij de persoon of entiteit van het resultaat op de hoogte.”;

5)

artikel 8 wordt vervangen door:

„Artikel 8

1.   De bijlagen I en II bevatten de motivering van de opneming van de vermelde personen en entiteiten; wat bijlage I betreft, wordt die motivering door de Veiligheidsraad of het Sanctiecomité verstrekt.

2.   De bijlagen I en II bevatten tevens, wanneer beschikbaar, informatie die nodig is om de betrokken personen of entiteiten te kunnen identificeren; wat bijlage I betreft, wordt die informatie door de Veiligheidsraad of het Sanctiecomité verstrekt. Met betrekking tot personen kan die informatie bestaan uit namen, inclusief aliassen, geboortedatum en geboorteplaats, nationaliteit, paspoort- en identiteitskaartnummers, geslacht, adres, indien bekend, functie of beroep. Met betrekking tot entiteiten kan die informatie namen, plaats en datum van registerinschrijving, registratienummer en de plaats van vestiging omvatten. Bijlage I vermeldt tevens de datum waarop zij door de Veiligheidsraad of door het Sanctiecomité op de lijst zijn geplaatst.”;

6)

artikel 10 wordt vervangen door:

„Artikel 10

1.   Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

2.   Dit besluit wordt zo nodig herzien, gewijzigd of ingetrokken overeenkomstig door de VN-Veiligheidsraad genomen besluiten.

3.   De in artikel 4, lid 1, onder b), bedoelde maatregelen worden met regelmatige tussenpozen en ten minste om de twaalf maanden opnieuw bezien. Zij zijn niet langer van toepassing ten aanzien van de betrokken personen en entiteiten indien de Raad overeenkomstig de in artikel 6, lid 2, bedoelde procedure vaststelt dat niet langer wordt voldaan aan de voorwaarden voor de toepassing ervan.”.

Artikel 2

De bijlage bij Besluit 2010/656/EG wordt bijlage I en de titel ervan wordt vervangen door:

Artikel 3

De bijlage bij dit besluit wordt als bijlage II bij Besluit 2010/656/GBVB gevoegd.

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 22 december 2010.

Voor de Raad

De voorzitter

S. VANACKERE


(1)  PB L 285 van 30.10.2010, blz. 28.


BIJLAGE

„BIJLAGE II

Personen bedoeld in artikel 4, lid 1, onder b)

 

Naam

(en eventuele aliassen)

Identificatiegegevens

Redenen voor plaatsing op de lijst

1.

De heer Pascal Affi N'Guessan

Geboren op 1 januari 1953 te Bouadikro;

nr. paspoort: PD-AE 09DD00013

Secretaris-generaal van het Front Populaire Ivoirien (FPI) (Ivoriaans Volksfront), oud-eerste minister.

Neemt radicale standpunten in en bedrijft actief desinformatie.

Aanzetten tot geweld.

2.

Luitenant-kolonel Nathanaël Ahouman Brouha

Geboren op 6 juni 1960

Bevelhebber van de „Groupement de Securité de la Présidence de la République” (GSPR) (presidentieel veiligheidscorps).

Betrokkenheid bij het repressieve optreden op 25 maart 2004.

Lid van de Doodseskaders.

3.

De heer Gilbert Marie Aké N'Gho

Geboren op 8 oktober 1955 te Abidjan.

Nr. paspoort: 08 AA 61107

Vermeend eerste minister en minister van Planning en Ontwikkeling

4.

De heer Pierre Israël Amessan Brou

 

Directeur-generaal van de Radio Télévision Ivoirienne (RTI).

Leider van de desinformatiecampagne.

5.

De heer Frank Anderson Kouassi

 

Voorzitter van de Conseil National de la Communication Audiovisuelle (CNCA) (nationale raad voor de audiovisuele media).

Actief medeplichtig aan de desinformatiecampagne

6.

Mevrouw Nadiana Bamba

Geboren op 13 juni 1974 te Abidjan.

Nr. paspoort: PD - AE 061 FP 04

Directeur van het krantenconcern Le Temps Notre Voie.

Leidende figuur van de desinformatiecampagne en bij het aanzetten tot haat en geweld tussen de gemeenschappen.

7.

De heer Kadet Bertin

Geboren rond 1957 te Mama

Veiligheidsadviseur van de heer Gbagbo.

Verantwoordelijk voor wapensmokkel voor de „Présidence” (het departement van de president).

8.

Generaal Dogbo Blé

Geboren op 2 februari 1959 te Daloa

Opperbevelhebber van de Republikein2se Garde.

Heeft actief deelgenomen aan het offensief van 4-6 november 2004 en aan de gebeurtenissen tijdens de dagen daarna te Abidjan. Lid van de Doodseskaders.

Betrokken bij de onderdrukking van de volksbewegingen

9.

De heer Paul Antoine Bohoun Bouabré

Geboren op 9 februari 1957 te Issia.

Nr. paspoort: PD AE 015 FO 02

Oud-minister van Planning en Ontwikkeling

10.

Sous-préfet (onderprefect) Oulaï Delefosse

 

Oud-verbindingsofficier bij het Limacorps.

Topman van de Union Patriotique pour la résistance du Grand Ouest (UPRGO) (Patriottische verzetsunie voor West-Ivoorkust).

Verantwoordelijk voor bedreigingen jegens soldaten van de Licorne-troepen.

Betrokken bij de aanwerving van Liberiaanse huurlingen.

Leider van een pro-Ghagbomilitie.

Betrokken bij afpersing.

11.

Admiraal Vagba Faussignau

Geboren op 31 december 1954 te Bobia.

Opperbevelhebber van de Ivoriaanse marine - Subchef van de generale staf.

12.

Pasteur Gammi

 

Hoofd van de Mouvement ivoirien pour la libération de l'Ouest de la Côte d'Ivoire (MILOCI) (Ivoriaanse beweging voor de bevrijding van het Westen van Ivoorkust).

Betrokken bij de aanval op Longoualé (28 februari 2005).

Betrokken bij de knevelarijen jegens buitenlanders en allochtonen in het westen van het land in november en december 2010.

13.

De heer Laurent Gbagbo

Geboren op 31 mei 1945 te Gagnoa

Vermeend President van de Republiek

14.

Mevrouw Simone Gbagbo

Geboren op 20 juni 1949 te Moossou

Echtgenote van de heer Gbagbo.

Fractievoorzitter in de Nationale Vergadering voor het Front Populaire Ivoirien (FPI) (Ivoriaans Volksfront). Wordt ervan verdacht parallelle politiek-godsdienstige netwerken in stand te houden die de internationale oplossingen tegenwerken.

15.

Generaal Guiai Bi Poin

Geboren op 31 december 1954 te Gounela

Chef van het Centre de Commandement des Opérations de Sécurité (CECOS) (Commandocentrum voor veiligheidsoperaties)

Betrokken bij het repressieve optreden van maart 2004.

Betrokken bij de gebeurtenissen rond Hôtel Ivoire (november 2004).

Betrokken bij de onderdrukking van de volksbewegingen van februari, november en december 2010.

16.

De heer Denis Maho Glofiei

Geboren in Val de Marne

Leider van het Front de libération du Grand Ouest (FLGO). Bevrijdingsfront voor West-Ivoorkust).

Leider van een pro-Ghagbo-militie.

Betrokken bij afpersing.

17.

Kapitein Anselme Séka Yapo

Geboren op 2 mei 1973 te Adzopé

Lijfwacht van mevrouw Ghagbo.

Lid van de Doodseskaders. Betrokken bij afpersing en moord.

18.

De heer Désiré Tagro

Geboren op 27 januari 1959 te Issia

Nr. paspoort: PD - AE 065FH08

Vermeend minister van Binnenlandse Zaken, Secretaris-generaal van de „Présidence” (het departement van de President).

Betrokken bij de gewelddadige onderdrukking van de volksbewegingen van februari, november en december 2010.

19.

De heer Paul Yao N'Dré

Geboren op 29 december 1956

Voorzitter van de Conseil Constitutionnel (Grondwettelijke Raad).

Heeft willens en wetens vervalste uitslagen van de presidentsverkiezingen van 31 oktober en 28 november geldig verklaard.”


23.12.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 341/49


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 21 december 2010

tot vrijstelling van bepaalde gevallen van onregelmatigheden, begaan bij door de structuurfondsen en het Cohesiefonds voor de programmeringsperiode 2000-2006 medegefinancierde activiteiten, van de speciale kennisgevingsvoorschriften, vastgesteld in artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1681/94 en artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1831/94

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2010) 9244)

(2010/802/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad van 11 juli 2006 houdende algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1260/1999 (1), en met name artikel 70, lid 3, en artikel 105, lid 1, Verordening (EG) nr. 1198/2006 van de Raad van 27 juli 2006 inzake het Europees Visserijfonds (2), en met name artikel 103, lid 3, en Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit de Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) (3), en met name artikel 74, lid 4, en artikel 92,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het rechtskader voor het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, de afdeling Oriëntatie van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw, het Financieringsinstrument voor de Oriëntatie van de Visserij (hierna „de structuurfondsen” genoemd) en het Cohesiefonds is grotendeels vastgesteld, hoewel het vaak is aangepast. De programmering omvat de opstelling van meerjarige ontwikkelingsplannen in verscheidene stadia, waarbij elk stadium een periode van zeven jaar bestrijkt. Voor elke programmeringsperiode wordt een reeks afzonderlijke verordeningen vastgesteld, die zijn gebaseerd op dezelfde algemene beginselen maar bepaalde nieuwe voorschriften invoeren die specifiek bedoeld zijn voor de desbetreffende programmeringsperiode. De relevante bepalingen voor de programmeringsperiode 2007-2013 zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 1083/2006 en Verordening (EG) nr. 1828/2006 van de Commissie van 8 december 2006 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad houdende algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds, en van Verordening (EG) nr. 1080/2006 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (4), Verordening (EG) nr. 1198/2006 en Verordening (EG) nr. 498/2007 van de Commissie van 26 maart 2007 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1198/2006 van de Raad inzake het Europees Visserijfonds (5), Verordening (EG) nr. 1848/2006 van de Commissie van 14 december 2006 betreffende onregelmatigheden in het kader van de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en terugvordering van bedragen die in dat kader onverschuldigd zijn betaald, alsmede de organisatie van een informatiesysteem op dit gebied en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 595/91 van de Raad (6) en Verordening (EG) nr. 1975/2006 van de Commissie van 7 december 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad met betrekking tot de toepassing van controleprocedures en van de randvoorwaarden in het kader van de steunmaatregelen voor plattelandsontwikkeling (7).

(2)

De relevante bepalingen voor de programmeringsperiode 2000-2006 zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 1260/1999 van de Raad van 21 juni 1999 houdende algemene bepalingen inzake de structuurfondsen (8) en Verordening (EG) nr. 1164/94 van de Raad van 16 mei 1994 tot oprichting van een Cohesiefonds (9). In Verordening (EG) nr. 1681/94 van de Commissie van 11 juli 1994 betreffende onregelmatigheden in het kader van de financiering van het structuurbeleid en terugvordering van in dat kader onverschuldigd betaalde bedragen, alsmede betreffende de inrichting van een informatiesysteem op dit gebied (10) en Verordening (EG) nr. 1831/94 van de Commissie van 26 juli 1994 betreffende onregelmatigheden in het kader van de financiering van het Cohesiefonds en terugvordering van in dat kader onverschuldigd betaalde bedragen, alsmede betreffende de inrichting van een informatiesysteem op dit gebied (11) zijn voor die programmeringsperiode voorschriften vastgesteld met betrekking tot onregelmatigheden en de terugvordering van onverschuldigd betaalde bedragen in verband met de financiering van beleidsmaatregelen door de fondsen. Die verordeningen bevatten kennisgevingsvoorschriften voor ontdekte onregelmatigheden. Die voorschriften hebben geleid tot een onevenredige administratieve last voor de lidstaten en de Commissie.

(3)

Krachtens artikel 28, lid 1, van het Protocol betreffende de voorwaarden en de nadere regels voor de toelating van de Republiek Bulgarije en Roemenië tot de Europese Unie (12) worden maatregelen waarvoor op de datum van toetreding een besluit tot verlening van bijstand uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1267/1999 van de Raad van 21 juni 1999 tot instelling van een pretoetredingsinstrument voor structuurbeleid (13) van toepassing was en die op die datum nog niet volledig waren uitgevoerd, geacht uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1164/94 te zijn goedgekeurd en alle bepalingen betreffende de uitvoering van overeenkomstig laatstgenoemde verordening goedgekeurde maatregelen zijn op die maatregelen van toepassing. Wat de ex-ISPA-projecten betreft, moet dit besluit daarom ook worden gericht tot Bulgarije en Roemenië.

(4)

Om de last voor de lidstaten te verlichten en de doelmatigheid te verbeteren, is artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1681/94 gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2035/2005 van de Commissie (14) en is artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1831/94 gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2168/2005 van de Commissie (15) zodat de lidstaten voor de programmeringsperiode 2000-2006 geen kennisgeving hoeven te doen van gevallen waarbij de onregelmatigheid alleen bestaat in het feit dat een uit de begroting van de Unie medegefinancierde activiteit niet volledig of gedeeltelijk is uitgevoerd wegens het faillissement van de eindbegunstigde of de eindontvanger en waarbij zich vóór het faillissement of de vermoedelijke fraude geen andere onregelmatigheden hebben voorgedaan (hierna „faillissementen” genoemd).

(5)

Hoewel Verordening (EG) nr. 1681/94, als gewijzigd, en Verordening (EG) nr. 1831/94, als gewijzigd, het bestaande kennisgevingssysteem hebben vereenvoudigd, hadden de ingevoerde vereenvoudigingen geen betrekking op het voorschrift betreffende de indiening van de speciale kennisgeving, als bedoeld in artikel 5, lid 2, van beide verordeningen. Uit de ervaring met de behandeling van de gemelde onregelmatigheden en uit het onderzoek van de ingediende speciale kennisgevingen, met name voor de programmeringsperiode 1994-1999, is gebleken dat de administratieve last voor de Commissie bij de toepassing van de bepalingen van artikel 5, lid 2, van beide verordeningen op faillissementen onevenredig groot is, aangezien het zeer onwaarschijnlijk is dat het feit dat de bedragen in die gevallen niet terug kunnen worden gevorderd te wijten is aan een fout of een nalatigheid van de autoriteiten van de lidstaat.

(6)

Om volledig uitvoering te geven aan de doelstellingen van de bepalingen van Verordening (EG) nr. 1681/94, als gewijzigd, en Verordening (EG) nr. 1831/94, als gewijzigd, moet die vereenvoudiging worden uitgebreid tot het voorschrift betreffende de indiening van een speciale kennisgeving uit hoofde van artikel 5, lid 2, van beide verordeningen zodat de lidstaten die profiteren van de vereenvoudiging, als vastgesteld in artikel 3, lid 1, tweede alinea, van beide verordeningen, ook profiteren van de vereenvoudiging met betrekking tot het voorschrift om kennisgeving te doen uit hoofde van artikel 5, lid 2.

(7)

Hoewel het rechtskader voor de structuurfondsen en het Cohesiefonds en het onregelmatige gebruik daarvan duidelijk per programmeringsperiode vast te stellen zijn, is de vaststelling van onevenredige administratieve eisen in het kennisgevingssysteem pas mogelijk bij de afsluiting van een bepaalde programmeringsperiode. Om het kennisgevingssysteem effectief te beoordelen en te verbeteren was een bepaalde periode nodig.

(8)

Bij Verordening (EG) nr. 2035/2005 en Verordening (EG) nr. 2168/2005 tot wijziging van respectievelijk Verordening (EG) nr. 1681/94 en Verordening (EG) nr. 1831/94 is verder getracht de kennisgevingsverplichtingen te vereenvoudigen. De in artikel 12, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1681/94 en artikel 12, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1831/94 vastgestelde kennisgevingsdrempel is met name verhoogd van 4 000 tot 10 000 EUR. Gezien de korte periode tussen de inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 2035/2005 en Verordening (EG) nr. 2168/2005 en het einde van de programmeringsperiode 2000-2006 kon de beoogde vereenvoudiging van het kennisgevingssysteem echter niet volledig voor die programmeringsperiode worden voltooid, wat de opheffing van de kennisgevingsverplichtingen nodig heeft gemaakt voor gevallen waarmee een bedrag van minder dan 10 000 EUR is gemoeid en waarvan vóór 28 februari 2006 kennisgeving is gedaan.

(9)

Met het oog op een gelijke behandeling moeten daarom voor alle kennisgevingsverplichtingen ten aanzien van het onregelmatige gebruik van de structuurfondsen en het Cohesiefonds de verhoogde drempel en de beoogde vereenvoudiging van het bij Verordening (EG) nr. 1681/94, als gewijzigd, en Verordening (EG) nr. 1831/94, als gewijzigd, ingevoerde kennisgevingssysteem gelden.

(10)

Dit besluit laat de verplichting voor de lidstaten onverlet om alle passende maatregelen te nemen voor de terugvordering van de bedragen die onverschuldigd zijn betaald en om aan de Commissie verantwoording af te leggen voor de bedragen die zijn teruggevorderd.

(11)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Coördinatiecomité voor de Fondsen, het Comité van het Europees Visserijfonds en het Comité voor Plattelandsontwikkeling,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Ten aanzien van de onregelmatigheden bij de door de structuurfondsen en het Cohesiefonds medegefinancierde maatregelen voor de programmeringsperiode 2000-2006 hoeven de lidstaten de volgende kennisgevingen niet in te dienen:

a)

speciale kennisgevingen uit hoofde van artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1681/94 en Verordening (EG) nr. 1831/94 in gevallen van faillissement, als bedoeld in artikel 3, lid 1, tweede alinea, eerste streepje, van die verordeningen, tenzij de Commissie uitdrukkelijk daarom verzoekt;

b)

kennisgevingen uit hoofde van artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1681/94 en Verordening (EG) nr. 1831/94 in gevallen waarmee een bedrag van minder dan 10 000 EUR is gemoeid, tenzij de Commissie uitdrukkelijk daarom verzoekt.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 21 december 2010.

Voor de Commissie

Johannes HAHN

Lid van de Commissie


(1)  PB L 210 van 31.7.2006, blz. 25.

(2)  PB L 223 van 15.8.2006, blz. 1.

(3)  PB L 277 van 21.10.2005, blz. 1.

(4)  PB L 371 van 27.12.2006, blz. 1.

(5)  PB L 120 van 10.5.2007, blz. 1.

(6)  PB L 355 van 15.12.2006, blz. 56.

(7)  PB L 368 van 23.12.2006, blz. 74.

(8)  PB L 161 van 26.6.1999, blz. 1.

(9)  PB L 130 van 25.5.1994, blz. 1.

(10)  PB L 178 van 12.7.1994, blz. 43.

(11)  PB L 191 van 27.7.1994, blz. 9.

(12)  PB L 157 van 21.6.2005, blz. 29.

(13)  PB L 161 van 26.6.1999, blz. 73.

(14)  PB L 328 van 15.12.2005, blz. 8.

(15)  PB L 345 van 28.12.2005, blz. 15.