ISSN 1725-2598 doi:10.3000/17252598.L_2010.335.nld |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 335 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
53e jaargang |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
II Niet-wetgevingshandelingen
INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN
18.12.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 335/1 |
BESLUIT VAN DE RAAD
van 29 november 2010
betreffende de ondertekening, namens de Europese Unie, en de voorlopige toepassing van het Protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie waarin is voorzien bij de Partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Unie van de Comoren
(2010/783/EU)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, in samenhang met artikel 218, lid 5,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 5 oktober 2006 heeft de Raad Verordening (EG) nr. 1563/2006 van de Raad van 5 oktober 2006 betreffende de sluiting van een Partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Unie van de Comoren (1) aangenomen. |
(2) |
Het aan deze overeenkomst gehechte protocol verstrijkt op 31 december 2010. |
(3) |
De Europese Unie heeft met de Unie van de Comoren onderhandeld over een nieuw protocol waarbij aan de vaartuigen van de Europese Unie vangstmogelijkheden worden geboden in de wateren waarover de Comoren de soevereiniteit of de jurisdictie voor visserijaangelegenheden hebben. Om ervoor te zorgen dat de Europese vaartuigen hun visserijactiviteiten kunnen voortzetten, bepaalt artikel 13 van het nieuwe protocol dat het voorlopig zal worden toegepast. |
(4) |
Ter afronding van deze onderhandelingen is het nieuwe protocol op 21 mei 2010 geparafeerd; het is bij briefwisseling van 16 september 2010 gewijzigd. |
(5) |
Het nieuwe protocol moet worden ondertekend en voorlopig worden toegepast in afwachting van de afronding van de sluitingsprocedures in verband met de formele sluiting, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
De ondertekening van het Protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie waarin is voorzien bij de Partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Unie van de Comoren, wordt namens de Europese Unie goedgekeurd, onder voorbehoud van sluiting.
De tekst van het protocol is aan dit besluit gehecht.
Artikel 2
De voorzitter van de Raad wordt gemachtigd de personen aan te wijzen die bevoegd zijn om namens de Unie te ondertekenen teneinde daardoor de Europese Unie te binden onder voorbehoud van sluiting.
Artikel 3
Het protocol wordt overeenkomstig artikel 13 voorlopig toegepast in afwachting van de afronding van de sluitingsprocedures.
Artikel 4
Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt aangenomen.
Gedaan te Brussel, 29 november 2010.
Voor de Raad
De voorzitter
K. PEETERS
PROTOCOL
tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie waarin is voorzien bij de Partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Unie van de Comoren
Artikel 1
Geldigheidsduur en vangstmogelijkheden
1. De volgende vangstmogelijkheden worden op grond van artikel 5 van de partnerschapsovereenkomst voor de visserij voor een periode van 3 jaar toegekend:
— |
voor vaartuigen voor de tonijnvisserij met de zegen: 45 vaartuigen, |
— |
voor vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug: 25 vaartuigen. |
2. Lid 1 is van toepassing behoudens de artikelen 5, 6, 8 en 9 van dit protocol.
Artikel 2
Financiële tegenprestatie — Betalingswijze
1. De in artikel 7 van de partnerschapsovereenkomst inzake de visserij bedoelde financiële tegenprestatie wordt, voor de in artikel 1 bepaalde periode, vastgesteld op 1 845 750 EUR.
2. Deze financiële tegenprestatie omvat:
a) |
een jaarlijks bedrag voor de toegang tot de EEZ van de Comoren van 315 250 EUR, hetgeen overeenkomt met een referentiehoeveelheid van 4 850 t per jaar, en |
b) |
een specifiek bedrag van 300 000 EUR per jaar voor de ondersteuning van de tenuitvoerlegging van het sectorale visserijbeleid van de Comoren. |
3. Lid 1 is van toepassing behoudens de artikelen 3, 4, 5 en 6 van dit protocol en de artikelen 12 en 13 van de overeenkomst.
4. De Europese Unie betaalt ieder jaar gedurende de toepassingsperiode van dit protocol de in lid 1 bedoelde financiële tegenprestatie van 615 250 EUR, hetgeen overeenkomt met het totaal van de in lid 2, onder a) en b), bedoelde jaarlijkse bedragen.
5. Indien de vaartuigen van de Europese Unie in de Comorese wateren in totaal meer dan 4 850 t per jaar vangen, wordt het totale bedrag van de jaarlijkse financiële tegenprestatie met 65 EUR per extra ton verhoogd. De Europese Unie mag jaarlijks evenwel niet meer betalen dan het dubbele van het in lid 2, onder a), vermelde bedrag (630 500 EUR). Indien vaartuigen van de Europese Unie meer vangen dan de met het dubbele van het jaarlijkse totaalbedrag overeenstemmende hoeveelheid, wordt het voor de extra hoeveelheid verschuldigde bedrag het volgende jaar betaald.
6. Voor het eerste jaar vindt de betaling uiterlijk 30 dagen na de inwerkingtreding van het protocol plaats, en voor de volgende jaren uiterlijk op de datum waarop het protocol verjaart.
7. De benutting van de in lid 2, onder a), bedoelde financiële tegenprestatie is de exclusieve bevoegdheid van de Comorese autoriteiten.
8. Het in artikel 2, lid 2, van dit protocol bedoelde totaal van de financiële tegenprestatie wordt overgemaakt op één enkele rekening van de schatkist die bij de Centrale Bank van de Comoren is geopend.
9. Van die rekening zal het bedrag van de in artikel 2, onder b), bedoelde financiële tegenprestatie worden overgemaakt op rekening TR 5006, die door het ministerie van Visserij bij de Centrale Bank is geopend.
Artikel 3
Bevordering van een duurzame en verantwoorde visserij in de Comorese wateren
1. De partijen stellen uiterlijk drie maanden na de inwerkingtreding van dit protocol in de in artikel 9 van de partnerschapsovereenkomst voor de visserij bedoelde gemengde commissie een meerjarig sectoraal programma en de daarbij behorende uitvoeringsbepalingen vast, waarin het volgende is bepaald:
— |
de op meerjarige en jaarbasis vastgestelde richtsnoeren voor het gebruik van het in artikel 2, lid 2, onder b), genoemde deel van de financiële tegenprestatie; |
— |
de doelstellingen die op meerjarige en jaarbasis moeten worden bereikt om op termijn tot een duurzame en verantwoorde visserij te komen, waarbij rekening wordt gehouden met de prioriteiten in het nationale Comorese visserijbeleid en andere beleidsterreinen die met de totstandbrenging van een duurzame en verantwoorde visserij verband houden of deze kunnen beïnvloeden; |
— |
de criteria en de procedures voor de jaarlijkse beoordeling van de resultaten. |
2. Voorstellen tot wijziging van het meerjarige sectorale programma moeten in de gemengde commissie door de partijen worden goedgekeurd.
3. Ieder jaar besluiten de Comoren in voorkomend geval over de bestemming van een extra bedrag bovenop het in artikel 2, lid 2, onder b), bedoelde deel van de financiële tegenprestatie voor de uitvoering van het meerjarenprogramma. Die bestemming moet aan de Europese Unie worden meegedeeld.
4. Wanneer de jaarlijkse beoordeling van de resultaten van de uitvoering van het meerjarige sectorale programma dat rechtvaardigt, behoudt de Commissie zich het recht voor om, na raadpleging van de beide partijen in de gemengde commissie, het in artikel 2, lid 2, onder b), van het protocol bedoelde deel van de financiële bijdrage te verminderen, om zodoende het deel van dat bedrag dat is bestemd voor de uitvoering van het programma aan te passen aan de behaalde resultaten.
Artikel 4
Wetenschappelijke samenwerking met het oog op de duurzame visserij
1. Beide partijen verbinden zich hierbij tot het bevorderen van een verantwoorde visserij in de Comorese wateren zonder onderscheid te maken tussen de verschillende vloten die in die wateren aanwezig zijn.
2. Gedurende de looptijd van dit protocol spannen de Europese Unie en de Unie van de Comoren zich in om toezicht te houden op de situatie met betrekking tot de visbestanden in de Comorese visserijzone.
3. Beide partijen leven de aanbevelingen en resoluties van de Commissie voor de tonijnvisserij in de Indische Oceaan (IOTC) na en verbinden zich ertoe de samenwerking op subregionaal niveau op het gebied van het verantwoorde beheer van de visserij te bevorderen.
4. Overeenkomstig artikel 4 van de overeenkomst plegen de partijen, op basis van de aanbevelingen en de resoluties van de Commissie voor de tonijnvisserij in de Indische Oceaan (IOTC) en het beste beschikbare wetenschappelijke advies, overleg in de in artikel 9 van de overeenkomst bedoelde gemengde commissie om, eventueel na een wetenschappelijke vergadering en in onderlinge overeenstemming, maatregelen vast te stellen voor een duurzaam beheer van de door de vaartuigen van de Europese Unie beviste bestanden.
Artikel 5
Aanpassing van de vangstmogelijkheden in onderlinge overeenstemming
De in artikel 1 bedoelde vangstmogelijkheden kunnen in onderlinge overeenstemming worden aangepast, mits de door de IOTC vastgestelde aanbevelingen en resoluties bevestigen dat deze aanpassing het duurzame beheer van de visbestanden van de Comoren verzekert. De in artikel 2, lid 2, onder a), bedoelde financiële tegenprestatie wordt dan evenredig aangepast pro rata temporis. Het door de Europese Unie betaalde jaarlijkse totaalbedrag van de financiële tegenprestatie mag evenwel niet meer bedragen dan het dubbele van het in artikel 2, lid 2, onder a), genoemde bedrag.
Artikel 6
Nieuwe vangstmogelijkheden
1. Indien vaartuigen van de Europese Unie belangstelling hebben voor visserijactiviteiten die niet worden vermeld in artikel 1, plegen de partijen onderling overleg vóór de autoriteiten van de Comoren beslissen de machtiging al dan niet te verlenen. Zo nodig spreken de partijen voorwaarden voor de nieuwe vangstmogelijkheden af en passen zij dit protocol en de bijlage ervan aan.
2. De partijen stimuleren de experimentele visserij. Hiertoe overleggen beide partijen op verzoek van één van hen en stellen zij per geval de soorten, de voorwaarden en de eventuele andere relevante parameters vast.
3. In voorkomend geval voeren de partijen de experimentele visserij uit volgens de geldende Comorese wetgeving en de overeengekomen administratieve en wetenschappelijke bepalingen. Een machtiging voor experimentele visserij mag hoogstens zes maanden geldig zijn.
4. Wanneer de partijen van mening zijn dat de experimentele visserij positieve resultaten heeft opgeleverd, kunnen de Comorese autoriteiten in het kader van een vergadering van de gemengde commissie van artikel 9 van de overeenkomst aan de vloot van de Europese Unie vangstmogelijkheden op nieuwe soorten toekennen, totdat het onderhavige protocol afloopt. De in artikel 2, lid 2, onder a), van dit protocol genoemde financiële tegenprestatie wordt dienovereenkomstig verhoogd.
Artikel 7
Voorwaarden voor de visserijactiviteiten — Exclusiviteitsclausule
1. Op grond van artikel 6 van de overeenkomst mogen vaartuigen die de vlag van een lidstaat van de Europese Unie voeren, slechts visserijactiviteiten in de Comorese wateren uitoefenen indien daarvoor in het kader van dit protocol en overeenkomstig de bijlagen bij dit protocol een machtiging is afgegeven.
2. Voor de soorten visserij die niet onder dit protocol vallen, en voor de experimentele visserij kunnen de Comorese autoriteiten vismachtigingen afgeven aan de vaartuigen van de Europese Unie. Niettemin valt de afgifte van deze machtigingen onder de wet- en regelgeving van de Unie van de Comoren met instemming van beide partijen.
Artikel 8
Opschorting en herziening van de betaling van de financiële tegenprestatie
1. De financiële tegenprestatie als bedoeld in artikel 2, lid 2, onder a) en b), kan na overleg in de gemengde commissie worden herzien of opgeschort, als:
a) |
er zich abnormale omstandigheden voordoen, andere dan natuurlijke fenomenen, waardoor in de Comorese EEZ geen visserijactiviteiten kunnen plaatsvinden; |
b) |
ten gevolge van ingrijpende wijziging van de beleidsoriëntaties die tot de sluiting van dit protocol hebben geleid, een van beide partijen om de herziening van deze bepalingen verzoekt met het oog op de eventuele wijziging daarvan; |
c) |
de Europese Unie constateert dat in de Comoren sprake is van overtreding van de essentiële en fundamentele elementen van de mensenrechten als bedoeld in artikel 9 van de Overeenkomst van Cotonou. |
2. De Europese Unie behoudt zicht het recht voor om de betaling van de in artikel 2, lid 2, onder b), bedoelde specifieke financiële tegenprestatie geheel of gedeeltelijk op te schorten:
a) |
wanneer bij een door de gemengde commissie uitgevoerde evaluatie blijkt dat de bereikte resultaten niet met de programmering overeenkomen; |
b) |
in geval van niet-benutting van deze financiële tegenprestatie. |
3. De betaling van de financiële tegenprestatie wordt hervat nadat beide partijen overeenstemming hebben bereikt over het herstel van de aan de in lid 1 genoemde gebeurtenissen voorafgaande situatie en/of wanneer de resultaten van de in lid 2 bedoelde financiële uitvoering dat rechtvaardigen.
Artikel 9
Opschorting van de toepassing van het protocol
1. De toepassing van dit protocol kan worden opgeschort op initiatief van een van beide partijen na raadpleging in de gemengde commissie, als:
a) |
er zich abnormale omstandigheden voordoen, andere dan natuurlijke fenomenen, waardoor in de Comorese EEZ geen visserijactiviteiten kunnen plaatsvinden; |
b) |
ten gevolge van ingrijpende wijziging van de beleidsoriëntaties die tot de sluiting van dit protocol hebben geleid, een van beide partijen om de herziening van deze bepalingen verzoekt met het oog op de eventuele wijziging daarvan; |
c) |
de Europese Unie constateert dat in de Comoren sprake is van overtreding van de essentiële en fundamentele elementen van de mensenrechten als bedoeld in artikel 9 van de Overeenkomst van Cotonou; |
d) |
er sprake is van een probleem bij de betaling van de in artikel 2, lid 2, onder a), bedoelde financiële tegenprestatie door de Europese Unie om andere redenen dan die waarin is voorzien in artikel 8 van dit protocol; |
e) |
tussen beide partijen een geschil ontstaat over de interpretatie van dit protocol; |
f) |
een van beide partijen de bepalingen van dit protocol niet naleeft. |
2. De toepassing van het protocol kan op initiatief van een partij worden opgeschort, wanneer het geschil tussen de twee partijen als ernstig wordt beschouwd en het in de gemengde commissie gevoerde overleg niet is uitgemond in een minnelijke schikking.
3. De toepassing van het protocol kan pas worden opgeschort, indien de betrokken partij haar voornemen hiertoe schriftelijk en ten minste drie maanden vóór de datum van inwerkingtreding van de opschorting meldt.
4. Bij opschorting blijven de partijen in onderling overleg streven naar een minnelijke schikking van het geschil. Wanneer zij hierin slagen, wordt de toepassing van het protocol hervat en wordt het bedrag van de financiële tegenprestatie evenredig en pro rata temporis verlaagd, afhankelijk van de duur van de periode waarin de toepassing van het protocol is opgeschort.
Artikel 10
Geldend nationaal recht
1. De activiteiten van de vissersvaartuigen van de Europese Unie die in de wateren van de Comoren actief zijn, ressorteren onder Comorees recht, behalve indien in de Partnerschapsovereenkomst inzake de visserij of in dit protocol en de daarbij horende bijlage en aanhangsels anders is bepaald.
2. De Comorese autoriteiten informeren de Commissie over iedere wetswijziging of nieuwe wetgeving op het gebied van de visserij.
Artikel 11
Duur
Het onderhavige protocol en de bijlage daarbij zijn van toepassing voor een periode van drie jaar vanaf de voorlopige toepassing overeenkomstig artikel 13, tenzij het overeenkomstig artikel 12 wordt opgezegd.
Artikel 12
Opzegging
1. In geval van opzegging van dit protocol stelt de betrokken partij de andere partij ten minste zes maanden vóór de datum waarop de opzegging in werking treedt, schriftelijk in kennis van haar voornemen om het protocol op te zeggen.
2. Door de kennisgeving als bedoeld in lid 1 te versturen wordt het overleg tussen de partijen geopend.
Artikel 13
Voorlopige toepassing
Het onderhavige protocol en de bijlage daarbij zijn voorlopig van toepassing met ingang van de datum van ondertekening.
Artikel 14
Inwerkingtreding
Het onderhavige protocol en de bijlage daarbij treden in werking op de datum waarop de partijen elkaar de voltooiing van de in dit verband te volgen procedures hebben gemeld.
BIJLAGE
Voorwaarden voor de uitoefening van de visserij in de wateren van de Comoren door vaartuigen van de Europese Unie
HOOFDSTUK I
FORMALITEITEN VOOR HET AANVRAGEN EN HET AFGEVEN VAN VISMACHTIGINGEN
AFDELING 1
Afgifte van vismachtigingen
1. |
Alleen vaartuigen van de Europese Unie die aan bepaalde voorwaarden voldoen, komen in aanmerking voor een machtiging voor de visserij in de wateren van de Comoren. |
2. |
Indien voor een reder, een kapitein of een vaartuig een verbod tot de uitoefening van visserijactiviteiten in de wateren van de Comoren geldt, komt het desbetreffende vaartuig niet in aanmerking voor een machtiging. Zij mogen bij de Comorese overheid geen verplichtingen hebben uitstaan op grond van vroegere visserijactiviteiten in de Comoren in het kader van de met de Europese Unie gesloten visserijovereenkomsten. Verder moeten zij zich houden aan het bepaalde in Verordening (EG) nr. 1006/2008 inzake vismachtigingen. |
3. |
Vaartuigen uit de Europese Unie waarvoor een vismachtiging wordt aangevraagd, moeten worden vertegenwoordigd door een op de Comoren verblijvende gemachtigde agent. De naam en het adres van deze agent worden in de vismachtigingsaanvraag vermeld. |
4. |
De bevoegde autoriteiten van de Europese Unie dienen ten minste 20 dagen vóór het begin van de aangevraagde geldigheidsduur bij de bevoegde autoriteiten van de Comoren een aanvraag in voor elk vaartuig dat op grond van de overeenkomst wil vissen. |
5. |
Voor het indienen van de aanvragen bij de bevoegde autoriteiten van de Comoren wordt gebruikgemaakt van het formulier volgens het model in aanhangsel 1. |
6. |
Elke vismachtigingsaanvraag gaat vergezeld van de volgende documenten:
|
7. |
Het bedrag van de visrechten wordt overgemaakt op de door de autoriteiten van de Comoren opgegeven rekening. |
8. |
De rechten omvatten alle nationale en lokale belastingen, met uitzondering van havenbelastingen en kosten voor dienstverlening. |
9. |
De vismachtigingen voor alle vaartuigen worden uiterlijk 15 dagen na de datum van ontvangst van alle in punt 6 bedoelde documenten door de bevoegde autoriteiten van de Comoren afgegeven aan de reders of hun vertegenwoordigers, via de delegatie van de Europese Unie in Mauritius. |
10. |
Als de kantoren van de delegatie van de Europese Unie gesloten zijn wanneer de vismachtiging moet worden ondertekend, wordt de machtiging rechtstreeks naar de gemachtigde agent van het vaartuig gezonden, met kopie aan de delegatie. |
11. |
De vismachtiging wordt afgegeven voor een bepaald vaartuig en is niet overdraagbaar. |
12. |
Wanneer wordt geconstateerd dat er sprake is van overmacht, kan de vismachtiging van een bepaald vaartuig op verzoek van de Europese Unie worden vervangen door een nieuwe vismachtiging op naam van een ander vaartuig met soortgelijke kenmerken als het te vervangen vaartuig, zonder dat hiervoor nieuwe visrechten moeten worden betaald. |
13. |
De reder van het te vervangen vaartuig of diens vertegenwoordiger zendt de geannuleerde vismachtiging via de delegatie van de Europese Unie terug aan de bevoegde autoriteiten van de Comoren. |
14. |
De nieuwe vismachtiging gaat in op de datum waarop de reder de geannuleerde vismachtiging heeft teruggezonden aan de bevoegde autoriteiten van de Comoren. De delegatie van de Europese Unie in Mauritius wordt van de overdracht van de vismachtiging in kennis gesteld. |
15. |
De vismachtiging moet aan boord worden bewaard, onverminderd lid 1 van hoofdstuk VI van de onderhavige bijlage. |
AFDELING 2
Voorwaarden betreffende de vismachtiging — visrechten en voorschotten
1. |
De vismachtigingen zijn een jaar geldig. Zij kunnen worden verlengd. |
2. |
De visrechten worden vastgesteld op 35 EUR per ton die in de wateren van de Comoren wordt gevangen. |
3. |
De vismachtigingen worden afgegeven na betaling van de volgende forfaitaire bedragen aan de bevoegde nationale autoriteiten:
|
4. |
De definitieve afrekening van de rechten die voor een bepaald visseizoen verschuldigd zijn, wordt uiterlijk op 31 juli van het volgende jaar door de Commissie opgemaakt aan de hand van de door de reders opgestelde vangstaangiften die zijn bevestigd door de voor de verificatie van de vangstgegevens bevoegde wetenschappelijke instellingen van de lidstaten, zoals het Institut de recherche pour le développement (IRD), het Instituto Español de Oceanografia (IEO) en het Instituto de Investigação das Pescas e do Mar (IPIMAR). |
5. |
Deze afrekening wordt tegelijkertijd aan de bevoegde autoriteit van de Comoren en aan de reders meegedeeld. |
6. |
Eventuele aanvullende betalingen worden uiterlijk op 30 augustus van het volgende jaar door de reders ten gunste van de bevoegde autoriteiten van de Comoren overgemaakt op de in punt 7 van afdeling 1 van dit hoofdstuk bedoelde rekening. |
7. |
Als het bedrag van de definitieve afrekening evenwel kleiner is dan het in punt 3 van deze afdeling bedoelde voorschot, wordt het verschil niet aan de reder terugbetaald. |
AFDELING 3
Ondersteuningsvaartuigen
1. |
De ondersteuningsvaartuigen moeten overeenkomstig de Comorese wetgeving worden gemachtigd. |
2. |
Voor de machtiging die aan ondersteuningsvaartuigen wordt afgegeven mag geen betaling van rechten worden gevraagd. Die vaartuigen moeten de vlag voeren van een lidstaat van de Europese Unie of deel uitmaken van een Europese onderneming. |
3. |
De bevoegde autoriteiten van de Comoren delen de Commissie via de delegatie van de Europese Unie in Mauritius regelmatig de lijst van die machtigingen mee. |
HOOFDSTUK II
VISSERIJZONES
Om de kleinschalige visserij in de wateren van de Comoren niet te benadelen, mogen de vaartuigen van de Europese Unie hun activiteiten niet uitoefenen binnen 10 zeemijl rond elk eiland, noch binnen 3 zeemijl rond de door het voor visserij bevoegde ministerie van de Comoren geplaatste visaantrekkende constructies, waarvan de ligging is meegedeeld aan de delegatie van de Europese Unie op Mauritius.
Deze bepalingen kunnen worden herzien door de in artikel 9 van de overeenkomst bedoelde gemengde commissie.
HOOFDSTUK III
TOEZICHT EN CONTROLE
AFDELING I
Regeling voor de registratie van vangstgegevens
1. |
Alle vaartuigen waaraan in het kader van de overeenkomst een machtiging is verleend tot uitoefening van de visserij in de wateren van de Comoren, moeten overeenkomstig de onderstaande bepalingen hun vangsten aangeven bij het voor visserij bevoegde ministerie van de Comoren:
|
2. |
Met betrekking tot de perioden waarin het vaartuig zich niet in de wateren van de Comoren bevond, wordt de vermelding „Buiten de Comorese EEZ” in het logboek aangebracht. |
3. |
De formulieren moeten leesbaar worden ingevuld en door de kapitein van het vaartuig worden ondertekend. |
4. |
Wanneer de bepalingen van dit hoofdstuk niet worden nageleefd, behoudt de regering van de Comoren zich het recht voor om de vismachtiging van het betrokken vaartuig te schorsen totdat de formaliteit is vervuld, en om de reder de sanctie op te leggen waarin de geldende regelgeving van de Comoren voorziet. De Commissie wordt hiervan in kennis gesteld. |
5. |
De aangiften hebben betrekking op de tijdens elke visreis door het vaartuig gedane vangsten. De aangiften worden na elke visreis en in elk geval vóór het vaartuig de wateren van de Comoren verlaat, elektronisch aan het voor visserij bevoegde ministerie van de Comoren meegedeeld en een afschrift ervan wordt aan de Commissie toegezonden. De twee geadresseerden zenden het vaartuig onverwijld een elektronisch ontvangstbewijs toe en zenden elkaar een afschrift ervan toe. |
6. |
De op een fysieke drager aangebrachte originele exemplaren van de aangiften die tijdens een jaarlijkse geldigheidsperiode van de machtiging in de zin van hoofdstuk I, afdeling 2, punt 1, elektronisch zijn verzonden, worden uiterlijk 45 dagen na de laatste in die periode gemaakte visreis toegezonden aan het voor visserij bevoegde ministerie van de Comoren. Gelijktijdig worden op fysieke dragers aangebrachte afschriften ervan aan de Commissie gezonden. |
7. |
Beide partijen moeten alles in het werk stellen om een uitsluitend op elektronische uitwisseling van alle gegevens gebaseerd vangstaangiftesysteem tot stand te brengen: beide partijen moeten er derhalve naar streven de papieren versie van de vangstaangifte snel te vervangen door een aangifte in elektronische vorm. |
8. |
Wanneer het elektronische-vangstaangiftesysteem in werking is getreden, moeten de vangstaangiften in geval van technische storing daarvan volgens de bovenstaande punten 5 en 6 worden gedaan, totdat het systeem is hersteld. |
AFDELING 2
Mededeling van de vangsten: binnenvaren en verlaten van de Comorese wateren
1. |
Met het oog op de toepassing van deze bijlage wordt onder de duur van een visreis van een vaartuig van de Europese Unie het volgende verstaan:
|
2. |
De vaartuigen van de Europese Unie die voornemens zijn de wateren van de Comoren binnen te varen of te verlaten, delen dit ten minste drie uur van tevoren mee aan de voor de visserijcontrole bevoegde autoriteiten van de Comoren. |
3. |
Wanneer het vaartuig zijn voornemen om de wateren binnen te varen en/of te verlaten meedeelt, geeft het ook zijn positie en de aan boord gehouden gevangen hoeveelheden en soorten door. Deze mededelingen vinden bij voorkeur langs elektronische weg plaats overeenkomstig het model in aanhangsel 4, of, indien dat niet mogelijk is, per fax met ontvangstbevestiging voor het vaartuig. In het geval van storing worden deze mededelingen per radio gedaan. |
4. |
Vaartuigen die bij de uitoefening van visserijactiviteiten worden betrapt, terwijl zij hun aanwezigheid niet bij de bevoegde autoriteit van de Comoren hebben gemeld, worden beschouwd als vaartuigen zonder vismachtiging. |
5. |
Het e-mailadres, de fax- en telefoonnummers en de radiocoördinaten worden eveneens meegedeeld op het moment van de afgifte van de vismachtiging. |
AFDELING 3
Overlading en aanlanding
1. |
Vaartuigen van de Gemeenschap die hun vangsten in de wateren van de Comoren willen overladen of aanlanden, doen dat in een Comorese haven.
|
2. |
Het overladen en het aanlanden staan gelijk aan het verlaten van de wateren van de Comoren. Het betrokken vaartuig moet derhalve de vangstaangiften bij de bevoegde autoriteiten van de Comoren indienen en deze autoriteiten op de hoogte brengen van zijn voornemen de visserij voort te zetten of de wateren van de Comoren te verlaten. |
3. |
Overladen of aanlanden op een andere dan hierboven beschreven wijze is niet toegestaan in de wateren van de Comoren. Overtredingen worden bestraft met de sancties waarin de geldende Comorese regelgeving voorziet. |
AFDELING 4
Satellietcontrole
De Europese vaartuigen moeten onder meer op niet-discriminerende wijze door een satellietvolgsysteem worden gecontroleerd overeenkomstig de onderstaande bepalingen.
1. |
Ten behoeve van het toezicht per satelliet zijn de grenzen van de Comorese visserijzone aan de vertegenwoordigers of gemachtigden van de reders en de Centra voor visserijtoezicht van de vlaggenstaten meegedeeld. |
2. |
De partijen wisselen overeenkomstig de punten 4 en 6 gegevens uit inzake de https-adressen en de parameters voor de elektronische communicatie tussen hun controlecentra. Deze gegevens omvatten, voor zover mogelijk, de namen, telefoon-, telex- en faxnummers en de elektronische adressen die kunnen worden gebruikt voor de algemene communicatie tussen de controlecentra. |
3. |
De positie van vaartuigen wordt bepaald met een foutenmarge van minder dan 500 m en een betrouwbaarheidsinterval van 99 %. |
4. |
Wanneer een op grond van de overeenkomst Europese Unie/Comoren vissend vaartuig dat overeenkomstig de geldende wetgeving van de Europese Unie via satelliet wordt gevolgd, de visserijzone van de Unie van de Comoren binnenvaart, meldt het controlecentrum van de vlaggenstaat de positie ervan met een interval van maximaal 2 uur aan het Comorese centrum voor visserijtoezicht. De berichten worden geïdentificeerd met de vermelding „Positierapport”.
|
5. |
De in punt 4 bedoelde berichten worden elektronisch, in https-formaat, verstuurd, zonder aanvullend protocol. De berichten worden realtime verstuurd in het in de tabel van aanhangsel 4 vastgestelde formaat.
|
6. |
Indien de aan boord van een vissersvaartuig aanwezige satellietapparatuur voor permanente positiebepaling onklaar is, meldt de kapitein van het vaartuig te gelegener tijd de in punt 4 bedoelde gegevens aan het controlecentrum van de vlaggenstaat. In dat geval moet, zolang het vaartuig zich in een visserijzone van de Unie van de Comoren bevindt, elke 4 uur een positierapport worden verzonden.
|
7. |
De onklaar geraakte apparatuur wordt hersteld of vervangen zodra het vaartuig zijn visreis heeft beëindigd en in elk geval uiterlijk binnen één maand. Na deze termijn mag het betrokken vaartuig geen nieuwe visreis ondernemen zolang de apparatuur niet hersteld of vervangen is. |
8. |
De hardware en de software van het satellietvolgsysteem moeten fraudebestendig zijn, dat wil zeggen dat het niet mogelijk mag zijn valse posities in het systeem in te voeren of daaruit posities te wissen, en het systeem mag niet manipuleerbaar zijn. Het systeem moet volledig automatisch en permanent operationeel zijn en mag niet worden beïnvloed door milieu- en klimaatfactoren. Het is verboden de satellietvolgapparatuur te vernielen, te beschadigen, buiten werking te stellen of te beïnvloeden.
|
9. |
Het controlecentrum van de vlaggenstaat controleert de bewegingen van zijn vaartuigen in de Comorese wateren. Indien de vaartuigen niet volgens de vastgestelde voorwaarden kunnen worden gevolgd, wordt het Comorese centrum voor visserijtoezicht daarvan onmiddellijk in kennis gesteld en wordt de procedure van punt 6 van toepassing. |
10. |
De controlecentra van de vlaggenstaten en het Comorese centrum voor visserijtoezicht moeten samenwerken om de uitvoering van deze bepalingen te verzekeren. Indien het Comorese centrum voor visserijtoezicht vaststelt dat een vlaggenstaat de gegevens van punt 4 niet verstrekt, wordt de andere partij daarvan onmiddellijk in kennis gesteld. Na ontvangst van deze kennisgeving deelt de betrokken partij binnen 24 uur aan het Comorse centrum voor visserijtoezicht de redenen voor dit verzuim mee en geeft daarbij aan binnen welke redelijke termijn alsnog aan deze bepalingen kan worden voldaan. Wanneer niet binnen de vastgestelde termijn aan de bepalingen is voldaan, beslechten de partijen het geschil schriftelijk of overeenkomstig onderstaand punt 14. |
11. |
De overeenkomstig deze bepalingen aan de andere partij gemelde gegevens dienen uitsluitend om de autoriteiten van de Comoren in staat te stellen de op grond van de visserijovereenkomst tussen de Europese Unie en de Comoren vissende vaartuigen van de Europese Unie te controleren en te bewaken. Deze gegevens mogen onder geen beding aan derden worden meegedeeld. |
12. |
De partijen komen overeen elkaar op verzoek de gegevens betreffende de gebruikte satellietvolgapparatuur mee te delen om na te gaan of alle apparatuur volledig compatibel is met de in het kader van deze bepalingen aan de partijen gestelde eisen. |
13. |
De partijen komen overeen deze bepalingen te herzien wanneer dat passend is, met name wanneer sprake is van slecht functioneren of gebreken van de vaartuigen. De vlaggenstaat moet ten minste 15 dagen vóór de herzieningsvergadering door de bevoegde Comorese autoriteiten van deze gevallen in kennis worden gesteld. |
14. |
Geschillen over de interpretatie of de toepassing van deze bepalingen worden door de partijen in onderling overleg behandeld in de gemengde commissie die is ingesteld bij artikel 9 van de overeenkomst tussen de Europese Unie en de Unie van de Comoren. |
HOOFDSTUK IV
AANMONSTERING VAN ZEELIEDEN
1. |
Op elk vaartuig van de Europese Unie wordt op kosten van de reder ten minste één gekwalificeerde Comorese zeeman aangemonsterd voor de visreis in de Comorese wateren. |
2. |
De reders streven ernaar extra ACS-zeelui aan te monsteren. |
3. |
De reders kiezen de op hun vaartuigen aan te monsteren zeelui vrij uit op basis van een door de bevoegde autoriteit van de Comoren overgelegde lijst van zeelui. |
4. |
De reder of diens vertegenwoordiger deelt aan de bevoegde autoriteit van de Comoren de namen van de op het betrokken vaartuig aangemonsterde lokale zeelui mee, met vermelding van hun functie in de bemanning. |
5. |
De verklaring van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) over de fundamentele beginselen en rechten op het werk is van rechtswege van toepassing op zeelieden die zijn aangemonsterd op vaartuigen van de Europese Unie. Het gaat daarbij met name om de vrijheid van vereniging, de effectieve erkenning van het recht op collectieve onderhandeling van werknemers en de bestrijding van discriminatie op het gebied van werk en beroep. |
6. |
De arbeidsovereenkomsten van de zeelieden, waarvan de ondertekenende partijen een afschrift ontvangen, worden gesloten tussen de vertegenwoordiger(s) van de reders en de zeelieden en/of hun vakverenigingen of vertegenwoordigers, in samenwerking met de bevoegde autoriteit van de Comoren. Die overeenkomsten garanderen de zeelieden de aansluiting bij de socialezekerheidsregeling die op hen van toepassing is, met inbegrip van een levens-, ziekte- en ongevallenverzekering. |
7. |
Het loon van de ACS-zeelieden komt ten laste van de reder. Het loon wordt vastgesteld in onderling overleg tussen de reders of hun vertegenwoordigers en de zeelieden en/of hun vakverenigingen of hun vertegenwoordigers. De bezoldigingsvoorwaarden van de ACS-zeelieden mogen evenwel niet ongunstiger zijn dan die welke worden toegepast voor bemanningen uit hun land, en mogen in geen geval ongunstiger zijn dan de IAO-normen. |
8. |
De op de vaartuigen van de Europese Unie aangemonsterde zeelieden moeten zich daags vóór de afgesproken datum van aanmonstering melden bij de kapitein van het aangewezen vaartuig. Als de zeeman zich niet op de voor de aanmonstering vastgestelde datum en tijd meldt, wordt de reder automatisch ontheven van zijn plicht die zeeman aan te monsteren. |
9. |
Als om andere dan de in het vorige punt genoemde redenen geen lokale zeelieden worden aangemonsterd, moeten de reders van de betrokken vaartuigen voor elke dag van de visreis in de wateren van de Comoren een forfaitair bedrag van 20 EUR per vaartuig betalen. Dit bedrag wordt uiterlijk op de in hoofdstuk I, afdeling 2, punt 6, van deze bijlage vastgestelde datum betaald. |
10. |
Het bedrag wordt gebruikt voor de opleiding van lokale vissers en wordt overgemaakt op de door de autoriteiten van de Comoren opgegeven rekening. |
HOOFDSTUK V
WAARNEMERS
1. |
De vaartuigen waaraan op grond van de overeenkomst een machtiging voor de visserij in de Comorese wateren is verleend, nemen overeenkomstig de onderstaande bepalingen waarnemers aan boord die zijn aangewezen door de voor visserij bevoegde Comorese autoriteiten.
|
2. |
De waarnemer blijft gedurende één visreis aan boord. Op uitdrukkelijk verzoek van de bevoegde autoriteiten van de Comoren kan de periode aan boord, naar gelang van de verwachte gemiddelde duur van de visreizen voor een bepaald vaartuig, evenwel tot meerdere visreizen worden uitgebreid. Een dergelijk verzoek wordt door de bevoegde autoriteiten van de Comoren gedaan bij de mededeling van de naam van de waarnemer die is aangewezen om aan boord van het betrokken vaartuig te gaan. |
3. |
De voorwaarden voor het aan boord nemen van de waarnemer worden door de reder of diens vertegenwoordiger en de autoriteiten van de Comoren in onderlinge overeenstemming vastgesteld. |
4. |
De waarnemer gaat aan boord in een door de reder gekozen haven aan het begin van de eerste visreis die na de mededeling van de lijst van aangewezen vaartuigen plaatsvindt in de wateren van de Comoren. |
5. |
De betrokken reders krijgen twee weken de tijd om de data en de Comorese havens die voor het aan boord nemen van de waarnemers zijn vastgesteld, te melden, met dien verstande dat deze mededeling ten minste tien dagen vóór de waarnemers aan boord gaan, plaatsvindt. |
6. |
Als de waarnemer in een ander land aan boord gaat, zijn de reiskosten van de waarnemer voor rekening van de reder. Als een vaartuig dat een Comorese waarnemer aan boord heeft, de wateren van de Comoren verlaat, wordt alles in het werk gesteld om ervoor te zorgen dat de waarnemer zo spoedig mogelijk naar de Comoren kan terugkeren; de kosten hiervan zijn voor rekening van de reder. |
7. |
Als de waarnemer zich binnen twaalf uur na het afgesproken tijdstip nog niet op de afgesproken plaats heeft gemeld, is de reder automatisch ontheven van zijn verplichting om hem aan boord te nemen. |
8. |
De waarnemer wordt aan boord als een officier behandeld. Hij verricht de volgende taken:
|
9. |
De kapitein neemt binnen de grenzen van zijn bevoegdheid de nodige maatregelen om de fysieke en morele veiligheid van de waarnemer bij de uitoefening van zijn taken te garanderen. |
10. |
De waarnemer krijgt alle faciliteiten die nodig zijn voor de uitoefening van zijn taken. De kapitein laat de waarnemer de communicatiemiddelen gebruiken die deze voor zijn werk nodig heeft, stelt hem de documenten ter beschikking die rechtstreeks met de visserijactiviteit van het vaartuig verband houden, met inbegrip van met name het logboek en het navigatieboek, en verleent hem toegang tot de delen van het vaartuig waar hij dient te zijn voor de uitoefening van zijn taken. |
11. |
Tijdens zijn verblijf aan boord gedraagt de waarnemer zich als volgt:
|
12. |
Aan het einde van de waarnemingsperiode stelt hij, vóór hij van boord gaat, een verslag van zijn activiteiten op dat wordt overgelegd aan de bevoegde autoriteiten van de Comoren en waarvan een afschrift wordt bezorgd aan de Commissie. Hij ondertekent dat rapport in aanwezigheid van de kapitein, die er de door hem nuttig geachte opmerkingen aan kan toevoegen of laten toevoegen en daarbij zijn handtekening plaatst. De waarnemer geeft bij het verlaten van het vaartuig een kopie van het rapport aan de kapitein. |
13. |
De reder moet, op zijn kosten en volgens de mogelijkheden van het vaartuig, zorgen voor kost en logies van de waarnemer, die op dit punt als officier wordt behandeld. |
14. |
Het loon en de sociale premies voor de waarnemer zijn voor rekening van de bevoegde autoriteiten van de Comoren. |
HOOFDSTUK VI
CONTROLE
De vissersvaartuigen van de Europese Unie moeten de maatregelen en aanbevelingen van de Commissie voor de tonijnvisserij in de Indische Oceaan (IOTC) in acht nemen met betrekking tot het vistuig, de technische specificaties en andere, voor hun visserijactiviteiten geldende technische maatregelen.
1. Lijst van vaartuigen
1.1. |
De Europese Unie houdt een lijst bij van vaartuigen waarvoor een machtiging is afgegeven overeenkomstig de in dit protocol vastgestelde bepalingen. Deze lijst wordt meteen na de vaststelling ervan en vervolgens na elke bijwerking ervan meegedeeld aan de voor de visserijcontrole bevoegde autoriteiten van de Comoren. |
1.2. |
De vaartuigen van de Europese Unie mogen op de in het vorige punt genoemde lijst worden opgenomen na ontvangst van de kennisgeving waaruit blijkt dat de in hoofdstuk I, afdeling 2, punt 3, bedoelde voorschotten zijn betaald. In dat geval mag in afwachting van de afgifte van de vismachtiging een aan de reder afgegeven gewaarmerkt afschrift van die lijst aan boord worden bewaard in plaats van de vismachtiging. |
2. Controleprocedures
2.1. |
De kapiteins van de vaartuigen van de Europese Unie die in de Comorese wateren vissen, moeten iedere met de inspectie en controle van de visserij belaste Comorese ambtenaar toestaan en vergemakkelijken aan boord te gaan en hem bijstaan bij het vervullen van zijn taken. |
2.2. |
Deze ambtenaren blijven niet langer aan boord dan voor het uitvoeren van hun taken nodig is. |
2.3. |
Na elke inspectie en controle wordt aan de kapitein van het vaartuig een kopie van het inspectieverslag afgegeven. |
2.4. |
Om veilige inspectieprocedures te bevorderen en onverminderd de Comorese wetgeving, moet de aanhouding zodanig worden uitgevoerd dat de inspectieplatforms en de inspecteurs worden geïdentificeerd als door de Comoren gemachtigde officieren. |
2.5. |
De kapiteins van de vaartuigen van de Europese Unie die hun vangst in een Comorese haven aanlanden of overladen, moeten de controle op deze verrichtingen door Comorese inspecteurs toestaan en vergemakkelijken. |
HOOFDSTUK VII
AANHOUDING
1. Aanhouding
1.1. |
Wanneer een vaartuig van de Europese Unie in de wateren van de Comoren wordt aangehouden of een sanctie op een dergelijk vaartuig wordt toegepast, stellen de bevoegde autoriteiten van de Comoren de Commissie en de vlaggenstaat daarvan uiterlijk binnen 24 uur schriftelijk in kennis. |
1.2. |
Terzelfder tijd ontvangt de Commissie een beknopt verslag over de omstandigheden van en de redenen voor de aanhouding. |
2. Proces-verbaal van de aanhouding
2.1. |
De kapitein van het vaartuig moet het proces-verbaal waarin de geconstateerde feiten door de bevoegde autoriteit van de Comoren zijn genoteerd, ondertekenen. |
2.2. |
Deze ondertekening heeft geen consequenties ten aanzien van de rechten en de middelen die de kapitein te zijner verdediging kan doen gelden met betrekking tot de overtreding die hem ten laste wordt gelegd. |
2.3. |
De kapitein moet zijn vaartuig naar de door de autoriteiten van de Comoren opgegeven haven brengen. Bij een lichte overtreding kan de bevoegde autoriteit van de Comoren het aangehouden vaartuig toestaan zijn visserijactiviteiten voort te zetten. |
3. Overlegvergadering bij aanhouding
3.1. |
Voordat ten aanzien van de kapitein, de bemanning van het vaartuig, de lading of de uitrusting van het vaartuig maatregelen in overweging worden genomen — tenzij het maatregelen betreft om bewijsmateriaal over de vermoedelijke overtreding veilig te stellen — wordt één werkdag na ontvangst van de hierboven bedoelde gegevens een overlegvergadering gehouden tussen de Commissie en de bevoegde autoriteiten van de Comoren, eventueel in aanwezigheid van een vertegenwoordiger van de betrokken lidstaat. |
3.2. |
Tijdens dit overleg verstrekken de partijen elkaar alle documenten of inlichtingen die de omstandigheden van de geconstateerde feiten kunnen helpen ophelderen. De reder of zijn vertegenwoordiger wordt in kennis gesteld van de resultaten van dit overleg en van alle maatregelen die naar aanleiding van de aanhouding van het vaartuig kunnen worden getroffen. |
4. Afwikkeling van de aanhouding
4.1. |
Voordat een gerechtelijke procedure wordt ingeleid, wordt ernaar gestreefd de vermoedelijke overtreding via een schikkingsprocedure af te handelen. Deze procedure moet uiterlijk binnen drie werkdagen na de aanhouding zijn afgewikkeld. |
4.2. |
Bij een minnelijke schikking wordt het bedrag van de boete vastgesteld overeenkomstig de Comorese regelgeving. Het bedrag van die boete moet worden geregistreerd, ondertekend en aan de Commissie en de vlaggenstaat worden meegedeeld. |
4.3. |
Als de zaak niet via een minnelijke schikking kan worden afgehandeld en door een bevoegde rechterlijke instantie in behandeling moet worden genomen, stelt de reder bij een door de bevoegde autoriteiten van de Comoren opgegeven bank een bankgarantie die wordt vastgesteld met inachtneming van de met de aanhouding gepaard gaande kosten, de boetesom en de vergoedingen die moeten worden betaald door degenen die verantwoordelijk zijn voor de overtreding. |
4.4. |
De bankgarantie wordt niet vrijgegeven voor de gerechtelijke procedure is voltooid. De bankgarantie wordt vrijgegeven indien de procedure niet tot een veroordeling heeft geleid. Als bij veroordeling de boete kleiner is dan de gestelde bankgarantie, wordt het saldo na de uitspraak vrijgegeven door de bevoegde Comorese autoriteiten. |
4.5. |
Het vaartuig wordt vrijgegeven en de bemanning wordt gemachtigd de haven te verlaten:
|
Aanhangsels
1.
Formulier voor de aanvraag van een vismachtiging
2.
Logboek zegenvisserijvaartuigen
3.
Logboek vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug
4.
Aangifteformulier voor het binnenvaren en het buitenvaren van de zone
5.
Melding van de VMS-gegevens aan de Comoren — Positierapport
Aanhangsel 1
FORMULIER VOOR HET AANVRAGEN VAN EEN VISMACHTIGING VOOR EEN BUITENLANDS VISSERSVAARTUIG
Naam van de aanvrager: …
…
Adres van de aanvrager: …
…
Naam en adres van de bevrachter van het vaartuig, indien deze niet de aanvrager is: …
…
Naam en adres van een vertegenwoordiger (agent) op de Comoren: …
…
Naam van het vaartuig: …
…
Vaartuigtype: …
…
Land van registratie: …
…
Registratiehaven en -nummer: …
…
Op het vaartuig aangebrachte identificatieletters en -cijfers: …
…
Radioroepnaam en radiofrequentie: …
…
Lengte van het vaartuig: …
…
Breedte van het vaartuig: …
…
Motortype en -vermogen: …
…
Brutoregistertonnage: …
…
Nettoregistertonnage: …
…
Minimumaantal bemanningsleden voor volledige bemanning: …
…
Uitgeoefend type van visserij: …
…
Soorten waarop zal worden gevist: …
…
Gevraagde geldigheidsduur: …
…
Ondergetekende verklaart dat bovenstaande gegevens juist zijn.
Datum … Handtekening …
Aanhangsel 2
MODELFORMULIER VOOR VAARTUIGEN VOOR DE TONIJNVISSERIJ MET DE ZEGEN
DEPART/SALIDA/DEPARTURE
ARRIVEE/LLEGADA/ARRIVAL
NAVIRE/BARCO/VESSEL
PATRON/PATRON/MASTER
FEUILLE
PORT/PUERTO/PORT
DATE/FECHA/DATE
HEURE/HORA/HOUR
LOCH/CORREDERA/LOCH
PORT/PUERTO/PORT
DATE/FECHA/DATE
HEURE/HORA/HOUR
LOCH/CORREDERA/LOCH
HOJA/SHEET No
DATE
FECHA
DATE
POSITION (chaque calée ou midi)
POSICIÓN (cada lance o mediodia)
POSITION (each set or midday)
CALEE
LANCE
SET
CAPTURE ESTIMEE
ESTIMACIÓN DE LA CAPTURA
ESTIMATED CATCH
ASSOCIATION
ASSOCIACIÓN
ASSOCIATION
COMMENTAIRES
OBSERVACIONES
COMMENTS
COURANT
CORRIENTE
CURRENT
1
ALBACORE
RABIL
YELLOWFIN
2
LISTAO
LISTADO
SKIPJACK
3
PATUDO
PATUDO
BIGEYE
AUTRE ESPECE préciser le/les nom(s)
OTRA ESPECIE dar el/los nombre(s)
OTHER SPECIES give name(s)
REJETS préciser le/les nom(s)
DESCARTES dar el/los nombre(s)
DISCARDS give name(s)
Route/Recherche, problèmes divers, type d’épave (naturelle/artificielle, balisée, bateau), prise accessoire, taille du banc, autres associations, …
Ruta/Busca, problemas varios, tipo de objeto (natural/artificial, con baliza, barco), captura accesoria, talla del banco, otras asociaciones, …
Steaming/Searching, miscellaneous problems, log type (natural/artificial, with radio beacon, vessel), by catch, school size, other associations, …
Taille
Talla
Size
Capture
Captura
Catch
Taille
Talla
Size
Capture
Captura
Catch
Taille
Talla
Size
Capture
Captura
Catch
Nom
Nombre
Name
Taille
Talla
Size
Capture
Captura
Catch
Nom
Nombre
Name
Taille
Talla
Size
Capture
Captura
Catch
Une calée par ligne/Un lance cada línea/One set by line
HANDTEKENING
DATUM
Aanhangsel 3
MODELFORMULIER VAARTUIGEN VOOR DE TONIJNVISSERIJ MET DE DRIJVENDE BEUG
Flag country/Pavilion
Name of boat/nom du navire
Date reported/Date de déclaration †
Name of captain/Nom du capitaine
Vessel size/Taille du navire
GT (tons)/TB (tonnes)
LOA (m)/LHT (m)
Reporting person/Personne déclarante
Name/Nom
Phone/Téléphone
License number/Numéro de licence
Departure date/Date de départ †
Departure port/Port de départ
Call sign/Indicatif radio
Arrival date/Date d’arrivée †
Arrival port/Port d’arrivée
Number of crew/Effectif équipage
† use YYYY/MM/DD for dates/utilisez AAAA/MM/JJ pour les dates
Gear configuration/configuration de l'engin
Branch line length/Longueur des avancons (m)
Float line length/longueur des ralingues de flotteurs (m)
Type of weight/type de poids
Length between branch lines/longueur entre les avancons
whole/entier
processed/transformé
Voor elke uitzetting moet de vangsthoeveelheid worden aangeduid in aantal en in gewicht (kg), respectievelijk in de bovenste en in de onderste regel
Date
Position
Tunas/thons
Billfishes / Aiguilles de mer
Sharks/requins
Latitude
Longitude
southern bluefin/thon rouge
albacore/german
bigeye/patudo
yellowfin/albacore
skipjack/listao
Swordfish/espadon
Stripped marlin/marlin ray
blue marlin/marlin bleu
black marlin/marlin noir
Sailfish/voilier
Shortbill spearfish/marlin rostre court
Blue shark/Peau bleue
Porbeagle/requin taupe
Mako/petite taupe
Other/autres
Degree/Degrs ą
N S
Degree/Degrs ą
E W
N S
E W
N S
E W
N S
E W
N S
E W
for dates, use the YYYY/MM/DD format/pour les dates, utiliser le format AAAA/MM/JJ
ą for positions, use the format/pour les positions, utiliser le formatŹ: XXXX'
** for SST, use a value with one decimal point/pour la SST, utiliser une valeur une dcimale
Aanhangsel 4
MODELFORMULIER VOOR HET VOLGEN VAN DE ACTIVITEIT VAN DE VISSERSVAARTUIGEN VAN DE EUROPESE UNIE IN DE COMORESE WATEREN
Vlaggenstaat |
Naam van het vaartuig |
Roepnaam van het vaartuig |
Jaar |
Categorie (zegenvisser, beugvisser) |
Machtiging |
Binnenvaren zone |
Buitenvaren zone |
Visdagen (VMS) |
Vangsten |
Opmerkingen VMS |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Aanhangsel 5
MELDING VAN DE VMS-GEGEVENS AAN DE COMOREN
Positierapport
Data |
Code |
Verplicht/facultatief |
Opmerkingen |
Begin record |
SR |
V |
Systeeminformatie — geeft het begin van de record aan |
Geadresseerde |
AD |
V |
Berichtinformatie — geadresseerde. ISO-alfa-3-landcode |
Afzender |
FS |
V |
Berichtinformatie — verzender. ISO-alfa-3-landcode |
Berichttype |
TM |
V |
Berichtinformatie — berichttype „POS” |
Radioroepnaam |
RC |
V |
Vaartuiginformatie — internationale radioroepnaam van het vaartuig |
Intern referentienummer van de overeenkomstsluitende partij |
IR |
F |
Vaartuiginformatie — uniek volgnummer van de overeenkomstsluitende partij (ISO3-code van de vlaggenstaat, gevolgd door een nummer) |
Extern registratienummer |
XR |
F |
Vaartuiginformatie — kenteken aangebracht op de romp van het vaartuig |
Vlaggenstaat |
FS |
F |
Informatie betreffende de vlaggenstaat |
Breedtegraad |
LA |
V |
Positie-informatie — positie in graden en minuten N/Z GGMM (WGS84) |
Lengtegraad |
LO |
V |
Positie-informatie — positie in graden en minuten O/W GGMM (WGS84) |
Datum |
DA |
V |
Positie-informatie — datum van registratie van de positie in UTC (JJJJMMDD) |
Tijdstip |
TI |
V |
Positie-informatie — tijdstip van registratie van de positie in UTC (UUMM) |
Einde record |
ER |
V |
Systeeminformatie — geeft het einde van de record aan |
Tekenset: ISO 8859.1
De structuur van de gegevenstransmissie is als volgt:
— |
een dubbele schuine streep (//) en de code „SR” geven het begin van de transmissie aan; |
— |
een dubbele schuine streep (//) en een code geven het begin van een gegevenselement aan; |
— |
een enkele schuine streep (/) scheidt de veldcode en de gegevens; |
— |
paren van gegevens worden gescheiden door een spatie; |
— |
de code „ER” en een dubbele schuine streep (//) aan het einde geven het einde van een record aan; |
— |
de facultatieve gegevens moeten worden opgenomen tussen het begin en het einde van de record. |
VERORDENINGEN
18.12.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 335/19 |
VERORDENING (EU) Nr. 1212/2010 VAN DE RAAD
van 29 november 2010
betreffende de verdeling van de vangstmogelijkheden in het kader van de Partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Unie van de Comoren
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 3,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Een nieuw protocol bij de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Unie van de Comoren (1) is op 21 mei 2010 geparafeerd en gewijzigd bij briefwisseling d.d. 16 september 2010. Daarbij worden aan vaartuigen van de Europese Unie vangstmogelijkheden toegekend in de wateren waarover de Comoren de soevereiniteit of de jurisdictie voor visserijaangelegenheden bezitten. |
(2) |
Op 29 november 2010 heeft de Raad Besluit 2010/783/EU (2) inzake de ondertekening en voorlopige toepassing van het protocol vastgesteld. |
(3) |
De methode voor de verdeling van de vangstmogelijkheden over de lidstaten moet worden vastgesteld voor de volledige looptijd van het protocol. |
(4) |
Overeenkomstig artikel 10, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1006/2008 van de Raad van 29 september 2008 betreffende machtigingen voor visserijactiviteiten van communautaire vissersvaartuigen buiten de communautaire wateren en de toegang van vaartuigen van derde landen tot de communautaire wateren (3) stelt de Commissie, als blijkt dat de krachtens het protocol van de Unie toegewezen vangstmogelijkheden niet volledig worden benut, de betrokken lidstaten daarover in kennis. Indien binnen een door de Raad vast te stellen termijn niet wordt geantwoord, wordt dit beschouwd als een bevestiging dat de vaartuigen van de betrokken lidstaat hun vangstmogelijkheden in de gegeven periode niet volledig benutten. Deze termijn dient te worden vastgesteld. |
(5) |
Deze verordening dient in werking te treden op de eerste dag volgende op die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie en moet per 1 januari 2011 van toepassing worden, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
1. De in het protocol bij de overeenkomst vastgestelde vangstmogelijkheden, worden als volgt over de lidstaten verdeeld:
a) |
vaartuigen voor de tonijnvisserij met de ringzegen
|
b) |
vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug
|
2. Onverminderd de bepalingen van de overeenkomst en het protocol is Verordening (EG) nr. 1006/2008 van toepassing.
3. Als met de aanvragen voor vismachtigingen van de in lid 1 vermelde lidstaten niet alle in het protocol vastgestelde vangstmogelijkheden worden benut, neemt de Commissie overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EG) nr. 1006/2008 vismachtigingsaanvragen van andere lidstaten in overweging.
De in artikel 10, lid 1, van die verordening bedoelde termijn wordt vastgesteld op 10 werkdagen.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de eerste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2011.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 29 november 2010.
Voor de Raad
De voorzitter
K. PEETERS
(1) PB L 290 van 20.10.2006, blz. 7.
(2) Zie bladzijde 1 van dit Publicatieblad.
18.12.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 335/21 |
VERORDENING (EU) Nr. 1213/2010 VAN DE COMMISSIE
van 16 december 2010
tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor de onderlinge koppeling van nationale elektronische registers van wegvervoerondernemingen
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1071/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels betreffende de voorwaarden waaraan moet zijn voldaan om het beroep van wegvervoerondernemer uit te oefenen en tot intrekking van Richtlijn 96/26/EG van de Raad (1), en met name artikel 16,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Om de onderlinge koppeling van de nationale elektronische registers te vergemakkelijken, zoals vereist bij artikel 16, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1071/2009, moet de Commissie gemeenschappelijke regels vaststellen voor de totstandbrenging van deze onderlinge koppeling overeenkomstig artikel 16, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1071/2009. |
(2) |
De bepalingen betreffende de bescherming van persoonsgegevens, met name als bedoeld in Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (2), zijn van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens in het kader van Verordening (EG) nr. 1071/2009. De lidstaten moeten met name passende beveiligingsmaatregelen toepassen om misbruik van persoonsgegevens te voorkomen. |
(3) |
De bepalingen betreffende de bescherming van persoonsgegevens, met name als bedoeld in Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (3), zijn van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens in het kader van Verordening (EG) nr. 1071/2009. |
(4) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 18, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 3821/85 van de Raad (4) opgerichte comité, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
In de bijlage bij deze verordening zijn de gemeenschappelijke regels uiteengezet om de onderlinge koppeling van de nationale elektronische registers mogelijk te maken.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 31 december 2012.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 16 december 2010.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 300 van 14.11.2009, blz. 51.
(2) PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.
BIJLAGE
Het systeem voor de onderlinge koppeling van nationale elektronische registers wordt ERRU (European Registers of Road Transport Undertakings) genoemd.
1. INFORMATIE-UITWISSELING
1.1. Uitwisseling van informatie over inbreuken
1.1.1. Melding van inbreuken
Wanneer de lidstaten informatie uitwisselen overeenkomstig artikel 13, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1072/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor toegang tot de markt voor internationaal goederenvervoer over de weg (1) of artikel 23, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1073/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor toegang tot de internationale markt voor touringcar- en autobusdiensten en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 561/2006 (2), gebruiken zij berichten van het volgende formaat (Infringement Notification Message):
Gegevenstype |
Gegevensonderdeel |
Verplicht of facultatief |
Extra beschrijving van gegevensveld |
||||||||||||||||
Lidstaat die de inbreuk meldt |
Lidstaat die de inbreuk meldt |
Verplicht |
Selecteren uit tweelettercode ISO 3166-1 alfa 2 |
||||||||||||||||
Bevoegde autoriteit die de inbreuk meldt |
Identificatiecode van de bevoegde autoriteit die de inbreuk meldt |
Verplicht |
Vrije tekst (alfanumeriek) |
||||||||||||||||
Lidstaat waaraan de inbreuk wordt gemeld |
Lidstaat waaraan de inbreuk wordt gemeld |
Verplicht |
Selecteren uit tweelettercode ISO 3166-1 alfa 2 |
||||||||||||||||
Bijzonderheden van de melding |
Nummer van de melding |
Verplicht |
Vrije tekst (alfanumeriek) |
||||||||||||||||
Datum van de melding |
Verplicht |
Numerieke gegevensinvoer in ISO 8601-formaat (jjjj-mm-dd) |
|||||||||||||||||
Tijdstip van de melding |
Verplicht |
Numerieke gegevensinvoer in het formaat uu:mm:ss |
|||||||||||||||||
Vervoersonderneming |
Naam |
Facultatief |
Vrije tekst (alfanumeriek) |
||||||||||||||||
Vergunning |
Serienummer van voor eensluidend gewaarmerkt afschrift communautaire vergunning |
Verplicht |
Vrije tekst (alfanumeriek) |
||||||||||||||||
|
Voertuigregistratienummer |
Facultatief |
Vrije tekst (alfanumeriek) |
||||||||||||||||
Ernstige inbreuk |
Categorie |
Verplicht |
|
||||||||||||||||
Type |
Verplicht |
|
|||||||||||||||||
Datum van de inbreuk |
Verplicht |
Numerieke gegevensinvoer in ISO 8601-formaat (jjjj-mm-dd) |
|||||||||||||||||
Datum van de controle tijdens dewelke de inbreuk is vastgesteld |
Verplicht |
Numerieke gegevensinvoer in ISO 8601-formaat (jjjj-mm-dd) |
|||||||||||||||||
Opgelegde en uitgevoerde sancties |
Datum van de definitieve beslissing |
Verplicht |
Numerieke gegevensinvoer in ISO 8601-formaat (jjjj-mm-dd) |
||||||||||||||||
Type van de opgelegde sanctie |
Verplicht |
Mogelijke vermeldingen:
|
|||||||||||||||||
Indien van toepassing: begindatum van de opgelegde sanctie |
Facultatief |
Numerieke gegevensinvoer in ISO 8601-formaat (jjjj-mm-dd) |
|||||||||||||||||
Indien van toepassing: einddatum van de opgelegde sanctie |
Facultatief |
Numerieke gegevensinvoer in ISO 8601-formaat (jjjj-mm-dd) |
|||||||||||||||||
Is de sanctie uitgevoerd? |
Verplicht |
Mogelijke vermeldingen:
|
|||||||||||||||||
Gevraagde sancties |
Type gevraagde administratieve sanctie |
Facultatief |
Mogelijke vermeldingen:
|
||||||||||||||||
Duur van de gevraagde sanctie (kalenderdagen) |
Facultatief |
Numerieke gegevensinvoer ddddd |
1.1.2. Antwoord op meldingen van inbreuken
Wanneer de lidstaten informatie uitwisselen overeenkomstig artikel 12, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1072/2009 of artikel 22, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1073/2009, gebruiken zij berichten van het volgende formaat (Infringement Response Message):
Gegevenstype |
Gegevensonderdeel |
Verplicht of facultatief |
Extra beschrijving van het gegevensveld |
|||||||||||||||||
Lidstaat die antwoord geeft |
Lidstaat die antwoord geeft |
Verplicht |
Selecteren uit tweelettercode ISO 3166-1 alfa 2 |
|||||||||||||||||
Bevoegde autoriteit die antwoord geeft |
Identificatiecode van de bevoegde autoriteit die antwoord geeft |
Verplicht |
Vrije tekst (alfanumeriek) |
|||||||||||||||||
Lidstaat van bestemming |
Lidstaat van bestemming |
Verplicht |
Selecteren uit tweelettercode ISO 3166-1 alfa 2 |
|||||||||||||||||
Bevoegde autoriteit van bestemming |
Identificatiecode van de bevoegde autoriteit van bestemming |
Verplicht |
Vrije tekst (alfanumeriek) |
|||||||||||||||||
Bijzonderheden van het antwoord |
Nummer van de melding |
Verplicht |
Vrije tekst (alfanumeriek) |
|||||||||||||||||
Datum van het antwoord |
Verplicht |
Numerieke gegevensinvoer in ISO 8601-formaat (jjjj-mm-dd) |
||||||||||||||||||
Tijdstip van het antwoord |
Verplicht |
Numeriek gegevensveld in het formaat uu:mm:ss |
||||||||||||||||||
Vervoersonderneming |
Naam |
Verplicht |
Vrije tekst (alfanumeriek) |
|||||||||||||||||
Autoriteit die de sanctie oplegt |
Naam van de autoriteit die de sanctie oplegt |
Verplicht |
Vrije tekst (alfanumeriek) |
|||||||||||||||||
Opgelegde sancties |
Bevestig of de sanctie is opgelegd |
Verplicht |
Mogelijke vermeldingen:
|
|||||||||||||||||
Sanctie |
Verplicht |
Mogelijke vermeldingen:
|
||||||||||||||||||
Datum opgelegde sanctie |
Facultatief |
Numerieke gegevensinvoer in ISO 8601-formaat (jjjj-mm-dd) |
||||||||||||||||||
Einddatum opgelegde sanctie |
Facultatief |
Numerieke gegevensinvoer in ISO 8601-formaat (jjjj-mm-dd) |
||||||||||||||||||
Reden waarom de sanctie niet is opgelegd |
Facultatief |
Vrije tekst (alfanumeriek) |
1.2. Controle van de betrouwbaarheid van vervoersmanagers
1.2.1. Verzoek om informatie
Wanneer de lidstaten overeenkomstig artikel 11, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1071/2009 controleren of een vervoersmanager in een van de lidstaten ongeschikt is verklaard om de leiding te hebben over de vervoersactiviteiten van een onderneming, gebruiken zij berichten van het volgende formaat (Search Request Message):
Gegevenscategorie |
Gegevensonderdeel |
Verplicht of facultatief |
Extra beschrijving van het gegevensveld |
Lidstaat die het verzoek doet |
Lidstaat die het verzoek doet |
Verplicht |
Selecteren uit tweelettercode ISO 3166-1 alfa 2 |
Bevoegde autoriteit die het verzoek doet |
Identificatiecode van de bevoegde autoriteit die het verzoek doet |
Verplicht |
Vrije tekst (alfanumeriek) |
Bijzonderheden van het verzoek |
Nummer van het verzoek |
Verplicht |
|
Datum van het verzoek |
Verplicht |
|
|
Tijdstip van het verzoek |
Verplicht |
|
|
Vervoersmanager |
Voornaam |
Verplicht |
Vrije tekst (alfanumeriek) |
Familienaam (-namen) |
Verplicht |
Vrije tekst (alfanumeriek) |
|
Geboortedatum |
Verplicht |
Numerieke gegevensinvoer in ISO 8601-formaat (jjjj-mm-dd) |
|
Geboorteplaats |
Facultatief |
Vrije tekst (alfanumeriek) |
|
Nummer certificaat van vakbekwaamheid |
Verplicht |
Vrije tekst (alfanumeriek) |
|
Datum van afgifte certificaat van vakbekwaamheid |
Verplicht |
Numerieke gegevensinvoer in ISO 8601-formaat (jjjj-mm-dd) |
|
Land van afgifte certificaat van vakbekwaamheid |
Verplicht |
Selecteren uit tweelettercode ISO 3166-1 alfa 2 |
1.2.2. Antwoord op verzoeken
Wanneer lidstaten een in punt 1.2.1 vermeld verzoek om informatie beantwoorden, gebruiken zij berichten van het volgende formaat (Search Response Message):
Gegevenstype |
Gegevensonderdeel |
Verplicht of facultatief |
Extra beschrijving van het gegevensveld |
||||
Lidstaat die het verzoek doet |
Lidstaat die het verzoek doet |
Verplicht |
Selecteren uit tweelettercode ISO 3166-1 alfa 2 |
||||
Bevoegde autoriteit die het verzoek doet |
Identificatiecode van de bevoegde autoriteit die het verzoek doet |
Verplicht |
Vrije tekst (alfanumeriek) |
||||
Lidstaat die antwoord geeft |
Lidstaat die antwoord geeft |
Verplicht |
Selecteren uit tweelettercode ISO 3166-1 alfa 2 |
||||
Bevoegde autoriteit die antwoord geeft |
Bevoegde autoriteit die antwoord geeft |
Verplicht |
Vrije tekst (alfanumeriek) |
||||
Antwoord op verzoeken |
Nummer van het verzoek |
Verplicht |
Vrije tekst (alfanumeriek) |
||||
Datum van het antwoord |
Verplicht |
Numerieke gegevensinvoer in ISO 8601-formaat (jjjj-mm-dd) |
|||||
Tijdstip van het antwoord |
Verplicht |
Numeriek gegevensveld in het formaat uu:mm:ss |
|||||
Resultaten |
Status |
Verplicht |
Mogelijke vermeldingen:
|
||||
Vervoersmanager |
Voornaam |
Verplicht |
Vrije tekst (alfanumeriek) |
||||
Familienaam (-namen) |
Verplicht |
Vrije tekst (alfanumeriek) |
|||||
Geboortedatum |
Verplicht |
Numerieke gegevensinvoer in ISO 8601-formaat (jjjj-mm-dd) |
|||||
Geboorteplaats |
Verplicht |
Vrije tekst (alfanumeriek) |
|||||
Nummer certificaat van vakbekwaamheid |
Verplicht |
Vrije tekst (alfanumeriek) |
|||||
Datum van afgifte van het certificaat van vakbekwaamheid |
Verplicht |
Numerieke gegevensinvoer in ISO 8601-formaat (jjjj-mm-dd) |
|||||
Land van afgifte van het certificaat van vakbekwaamheid |
Verplicht |
Selecteren uit tweelettercode ISO 3166-1 alfa 2 |
|||||
|
Aantal beheerde ondernemingen |
Verplicht |
Numerieke gegevensinvoer |
||||
|
Aantal beheerde voertuigen |
Verplicht |
Numerieke gegevensinvoer |
||||
Geschiktheid |
Geschiktheid |
Verplicht |
Mogelijke vermeldingen:
|
||||
Einddatum tot wanneer de persoon ongeschikt wordt verklaard |
Facultatief |
Numerieke gegevensinvoer in ISO 8601-formaat (jjjj-mm-dd) Van toepassing bij de vermelding „Niet geschikt” |
1.3. Bevestiging
Wanneer de lidstaten een bericht ontvangen, gebruiken zij berichten in het volgende formaat (Acknowledgement Message):
Gegevenstype |
Gegevensonderdeel |
Verplicht of facultatief |
Extra beschrijving van het gegevensveld |
Lidstaat die de ontvangst bevestigt |
Lidstaat die de ontvangst bevestigt |
Verplicht |
Selecteren uit tweelettercode ISO 3166-1 alfa 2 |
Bevoegde autoriteit die de ontvangst bevestigt |
Identificatiecode van de bevoegde autoriteit die de ontvangst bevestigt |
Verplicht |
Vrije tekst (alfanumeriek) |
Lidstaat van bestemming |
Lidstaat van bestemming |
Verplicht |
Selecteren uit tweelettercode ISO 3166-1 alfa 2 |
Bevoegde autoriteit van bestemming |
Identificatiecode van de bevoegde autoriteit van bestemming |
Verplicht |
Vrije tekst (alfanumeriek) |
Bijzonderheden van het oorspronkelijke bericht |
Identificatiecode van het oorspronkelijke bericht |
Verplicht |
Vrije tekst (alfanumeriek) |
Bijzonderheden van de bevestiging |
Identificatiecode van de bevestiging |
Verplicht |
Vrije tekst (alfanumeriek) |
Datum van de bevestiging |
Verplicht |
Numerieke gegevensinvoer in het formaat jjj-mm-dd |
|
Tijdstip van de bevestiging |
Verplicht |
Numerieke gegevensinvoer in het formaat uu:mm:ss |
2. DE ERRU-ARCHITECTUUR
De onderlinge koppeling gebeurt in de vorm van een xml-berichtenkader dat diensten verleent aan lidstaten door middel van xml-berichten die op betrouwbare, veilige en gechoreografeerde manier worden uitgewisseld.
Het ERRU-systeem bestaat uit een „centrale hub”-architectuur (client-server met intelligente router) en een „peer to peer”-architectuur. De lidstaten kunnen kiezen welke van deze twee architecturen ze gebruiken om xml-berichten op het sTESTA-netwerk uit te wisselen (via https).
Zie figuur 1 voor een visuele weergave van het ERRU-systeem:
Figuur 1
het ERRU-systeem
Peer to peer
Centrale hub
Er zijn twee mogelijkheden om berichten mee te delen, afhankelijk van de architectuur die wordt gebruikt door de lidstaten die bij de uitwisseling zijn betrokken: de „centrale hub”-architectuur of de „peer to peer”-architectuur.
De centrale hub wordt beheerd door de Commissie. De Commissie is verantwoordelijk voor de technische werking, het onderhoud en de algemene beveiliging van het sTESTA-netwerk en de centrale hub. Alleen registratiegegevens mogen op deze centrale hub worden opgeslagen. De Commissie heeft geen toegang tot bedrijfsgegevens, behalve voor onderhoud en het verwijderen van bugs.
De lidstaten zijn verantwoordelijk voor hun nationaal systeem. lidstaten die een „peer to peer”-architectuur gebruiken, zijn verantwoordelijk voor de interoperabiliteit van de „peer to peer”-architectuur met de centrale hub.
Voor de onderlinge koppeling via ERRU maken de lidstaten gebruik van:
— |
standaard-internetprotocols (xml, https, xml web services), en |
— |
het private netwerk sTESTA van de Commissie. |
3. STATISTIEKEN EN REGISTRATIEGEGEVENS
Lidstaten die gebruikmaken van „peer to peer”-verbindingen stellen de informatie die nodig is voor statistische doeleinden wekelijks ter beschikking van de Commissie.
Om de privacy te garanderen, zijn de gegevens die gebruikt worden voor statistische doeleinden anoniem.
Via registratiegegevens worden alle transacties gevolgd met het oog op toezicht en het verwijderen van bugs, en om statistieken over deze transacties te kunnen opstellen. De volgende types registratiegegevens worden opgeslagen en gevolgd:
— |
toepassingsgegevens (zoals uitgewisselde berichten, inclusief het type bericht, de datum en de structuur van het bericht); |
— |
beveiligingsgegevens (zoals pogingen om aan te loggen, raadplegingen van bestanden); |
— |
systeemgegevens (zoals systeemstoringen). |
De registratiegegevens worden niet langer dan zes maanden bewaard.
Lidstaten die een „peer to peer”-architectuur gebruiken, zijn verantwoordelijk voor registratiegegevens over de transacties die via de „peer to peer”-koppelingen worden uitgevoerd.
De door de lidstaten overeenkomstig artikel 18, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1071/2009 aangewezen nationale contactpunten zijn verantwoordelijk voor de toegang tot de uitgewisselde gegevens en het verdere gebruik en de bijwerking van de gegevens na de toegang.
4. MINIMAAL DIENSTVERLENINGSNIVEAU
De lidstaten passen de volgende normen inzake minimale dienstverlening toe met betrekking tot ERRU:
4.1. Beschikbaarheid dienstverlening
24 uur/7 dagen
4.2. Beschikbaarheid van het technische systeem
98 %
De beschikbaarheid van het technische systeem is het percentage succesvolle transacties per maand.
4.3. Systeemresponstijd
Maximaal 60 seconden.
Als een systeem niet binnen de vereiste tijd reageert, nemen de lidstaten alle nodige maatregelen om de normale systeemresponstijd te herstellen.
4.4. Onderhoudsprocedure
De lidstaten stellen de andere lidstaten en de Commissie één week van tevoren via het onderhoudsportaal in kennis van routineonderhoud.
4.5. Incidentescalatie
Een incident is een situatie waarin het systeem van een lidstaat niet beschikbaar is wegens onvoorziene omstandigheden.
Indien een incident niet binnen 30 minuten kan worden opgelost, dient de lidstaat wiens systeem aan de basis van het incident ligt, de volgende escalatieprocedure te volgen:
a) |
hij stelt de andere lidstaten en de Commissie binnen 30 minuten per e-mail in kennis van het incident; |
b) |
zodra het systeem is hersteld, meldt hij de andere lidstaten en de Commissie per e-mail dat het systeem weer normaal functioneert. |
18.12.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 335/30 |
VERORDENING (EU) Nr. 1214/2010 VAN DE COMMISSIE
van 17 december 2010
houdende inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Carota Novella di Ispica (BGA))
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 7, lid 4, eerste alinea,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig artikel 6, lid 2, eerste alinea, en artikel 17, lid 2, van Verordening (EG) nr. 510/2006 is de door Italië ingediende aanvraag tot registratie van de benaming „Carota Novella di Ispica” bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie (2). |
(2) |
Aangezien bij de Commissie geen bezwaren zijn ingediend overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 510/2006, moet deze benaming worden ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in de bijlage vermelde benaming wordt ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 17 december 2010.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
BIJLAGE
In bijlage I bij het Verdrag genoemde landbouwproducten voor menselijke consumptie:
Categorie 1.6. Groenten, fruit en granen, in ongewijzigde staat of verwerkt
ITALIË
Carota Novella di Ispica (BGA)
18.12.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 335/32 |
VERORDENING (EU) Nr. 1215/2010 VAN DE COMMISSIE
van 17 december 2010
houdende inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Montoro-Adamuz (BOB))
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 7, lid 4, eerste alinea,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig artikel 6, lid 2, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 510/2006 is de door Spanje ingediende aanvraag tot registratie van de benaming „Montoro-Adamuz” bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie (2). |
(2) |
Aangezien bij de Commissie geen bezwaren zijn ingediend overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 510/2006, moet deze benaming worden ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in de bijlage vermelde benaming wordt ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 17 december 2010.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
BIJLAGE
In bijlage I bij het Verdrag genoemde landbouwproducten voor menselijke consumptie:
Categorie 1.5 Oliën en vetten (boter, margarine, spijsolie, enz.)
SPANJE
Montoro-Adamuz (BOB)
18.12.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 335/34 |
VERORDENING (EU) Nr. 1216/2010 VAN DE COMMISSIE
van 17 december 2010
houdende goedkeuring van niet-minimale wijzigingen van het productdossier van een benaming die is opgenomen in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Welsh Lamb (BGA))
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 7, lid 4, eerste alinea,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig artikel 9, lid 1, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 510/2006 heeft de Commissie de aanvraag van het Verenigd Koninkrijk onderzocht voor de goedkeuring van wijzigingen van het productdossier van de beschermde geografische aanduiding „Welsh Lamb” die bij Verordening (EG) nr. 2400/96 van de Commissie (2), zoals gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1257/2003 (3), is geregistreerd. |
(2) |
Aangezien de betrokken wijzigingen niet minimaal zijn in de zin van artikel 9 van Verordening (EG) nr. 510/2006, heeft de Commissie de wijzigingsaanvraag overeenkomstig artikel 6, lid 2, eerste alinea, van die verordening bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie (4). Aangezien aan de Commissie geen enkel bezwaar overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 510/2006 is meegedeeld, moeten de wijzigingen worden goedgekeurd, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakte wijzigingen van het productdossier met betrekking tot de in de bijlage bij deze verordening vermelde benaming worden goedgekeurd.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 17 december 2010.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12.
(2) PB L 327 van 18.12.1996, blz. 11.
BIJLAGE
In bijlage I bij het Verdrag genoemde landbouwproducten voor menselijke consumptie:
Categorie 1.1. Vers vlees (en verse slachtafvallen)
VERENIGD KONINKRIJK
Welsh Lamb (BGA)
18.12.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 335/36 |
VERORDENING (EU) Nr. 1217/2010 VAN DE COMMISSIE
van 14 december 2010
betreffende de toepassing van artikel 101, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op bepaalde groepen onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomsten
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EEG) nr. 2821/71 van de Raad van 20 december 1971 betreffende de toepassing van artikel 85, lid 3, van het Verdrag op groepen van overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen (1),
Na bekendmaking van de ontwerpverordening,
Na raadpleging van het Adviescomité voor mededingingsregelingen en economische machtsposities,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Verordening (EEG) nr. 2821/71 verleent de Commissie de bevoegdheid artikel 101, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (*1) bij verordening toe te passen op bepaalde groepen van overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen die onder artikel 101, lid 1, van het Verdrag vallen en die betrekking hebben op het onderzoek en de ontwikkeling van producten, technologieën of procedés tot aan het stadium van industriële toepassing alsmede op de exploitatie van de resultaten daarvan, met inbegrip van de bepalingen betreffende intellectuele-eigendomsrechten. |
(2) |
Artikel 179, lid 2, van het Verdrag bepaalt dat de Unie de ondernemingen, met inbegrip van kleine en middelgrote ondernemingen, stimuleert bij hun inspanningen op het gebied van hoogwaardig onderzoek en hoogwaardige technologische ontwikkeling, en hun streven naar onderlinge samenwerking ondersteunt. Deze verordening beoogt onderzoek en ontwikkeling te vergemakkelijken en tegelijk de mededinging afdoende te beschermen. |
(3) |
Verordening (EG) nr. 2659/2000 van de Commissie van 29 november 2000 betreffende de toepassing van artikel 81, lid 3, van het Verdrag op groepen onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomsten (2) omschrijft groepen onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomsten waarvan volgens de Commissie kon worden aangenomen dat zij gewoonlijk aan de voorwaarden van artikel 101, lid 3, van het Verdrag voldoen. Gelet op de over het geheel genomen positieve ervaring met de toepassing van die verordening, die op 31 december 2010 vervalt, en gelet op de verdere ervaring die sinds de vaststelling van die verordening is opgedaan, is het passend een nieuwe groepsvrijstellingsverordening vast te stellen. |
(4) |
Deze verordening dient aan twee vereisten te voldoen: zij moet een daadwerkelijke bescherming van de mededinging waarborgen en zij moet ondernemingen voldoende rechtszekerheid verschaffen. Bij het nastreven van deze doelstellingen moet rekening worden gehouden met de noodzaak het administratieve toezicht en de wetgeving zoveel mogelijk te vereenvoudigen. Beneden een bepaald niveau van marktmacht kan, met het oog op de toepassing van artikel 101, lid 3, van het Verdrag, over het algemeen worden aangenomen dat de positieve effecten van onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomsten zullen opwegen tegen de eventuele negatieve effecten ervan voor de mededinging. |
(5) |
Het is voor de toepassing van artikel 101, lid 3, van het Verdrag bij verordening niet noodzakelijk te omschrijven welke overeenkomsten onder artikel 101, lid 1, van het Verdrag kunnen vallen. Bij de individuele beoordeling van overeenkomsten in de zin van artikel 101, lid 1, van het Verdrag dient met verscheidene factoren rekening te worden gehouden, in het bijzonder met de structuur van de relevante markt. |
(6) |
Overeenkomsten met het oog op het gezamenlijk verrichten van onderzoek of de gezamenlijke ontwikkeling van de resultaten daarvan, tot aan, maar niet met inbegrip van, het stadium van industriële toepassing, vallen over het algemeen niet onder artikel 101, lid 1, van het Verdrag. Onder bepaalde omstandigheden echter, bijvoorbeeld wanneer de partijen overeenkomen op eenzelfde gebied geen andere onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten te ondernemen, waardoor zij afzien van de mogelijkheid een concurrentievoordeel ten opzichte van de andere partijen te behalen, kunnen deze overeenkomsten wel onder artikel 101, lid 1, vallen, en moeten zij daarom in de werkingssfeer van deze verordening worden opgenomen. |
(7) |
De bij deze verordening verleende vrijstelling dient slechts te gelden voor overeenkomsten waarvan met voldoende zekerheid kan worden aangenomen, dat zij aan de voorwaarden van artikel 101, lid 3, van het Verdrag voldoen. |
(8) |
Samenwerking op het gebied van onderzoek en ontwikkeling en ten aanzien van de exploitatie van de resultaten daarvan kan het meest bevorderlijk zijn voor de technische en economische vooruitgang wanneer de partijen hun complementaire vaardigheden, activa of activiteiten ten behoeve van die samenwerking inzetten. Dit kan ook het geval zijn wanneer de ene partij de onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten van een andere partij slechts financiert. |
(9) |
De gezamenlijke exploitatie van de resultaten kan als het logische gevolg van gezamenlijke onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten worden beschouwd. De exploitatie kan uiteenlopende vormen aannemen, zoals de vervaardiging van producten, de exploitatie van intellectuele-eigendomsrechten waarmee een wezenlijke bijdrage aan de technische of economische vooruitgang wordt geleverd, of het op de markt brengen van nieuwe producten. |
(10) |
In het algemeen kan worden aangenomen dat gebruikers baat hebben bij een toename van onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten en een grotere doeltreffendheid ervan doordat nieuwe of verbeterde producten of diensten op de markt worden gebracht, doordat die producten of diensten sneller worden gelanceerd, of doordat de nieuwe of verbeterde technologieën of procedés tot prijsverlagingen leiden. |
(11) |
Om de vrijstelling te rechtvaardigen dient de gezamenlijke exploitatie betrekking te hebben op producten, technologieën of procedés waarvoor de toepassing van de onderzoeks- en ontwikkelingsresultaten van doorslaggevende betekenis is. Bovendien dient in de onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomst te worden vastgelegd dat alle partijen vrije toegang krijgen tot de eindresultaten van de gezamenlijke onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten, met inbegrip van de mogelijk daaraan verbonden intellectuele-eigendomsrechten en knowhow, met het oog op verder onderzoek, ontwikkeling of exploitatie, zodra de eindresultaten beschikbaar zijn. De toegang tot de resultaten dient doorgaans niet te worden beperkt wanneer het gaat om gebruik van de resultaten voor verder onderzoek en ontwikkeling. Wanneer de partijen echter conform deze verordening hun exploitatierechten beperken, met name wanneer zij zich op het niveau van de exploitatie specialiseren, kan de toegang tot de resultaten met het oog op exploitatie dienovereenkomstig worden beperkt. Wanneer voorts academische instellingen, onderzoeksinstituten of ondernemingen die onderzoek en ontwikkeling als commerciële dienstverlening aanbieden zonder zich in de regel zelf met de exploitatie van de resultaten bezig te houden, aan onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten deelnemen, kunnen zij overeenkomen de resultaten hiervan uitsluitend voor verder onderzoek te gebruiken. Afhankelijk van hun mogelijkheden en commerciële behoeften kunnen de bijdragen van de partijen aan hun gezamenlijke onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten verschillen. Om rekening te houden met de verschillen in de waarde of de aard van de bijdragen van partijen of om die verschillen te compenseren, kan daarom in een onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomst die onder deze verordening valt, worden bepaald dat de ene partij een andere partij vergoedt voor het verkrijgen van toegang tot de resultaten ten behoeve van verder onderzoek of exploitatie. Die vergoeding dient echter niet zo te hoog zijn dat deze de toegang in werkelijkheid belemmert. |
(12) |
Evenzo dienen de partijen, wanneer de onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomst niet in een gezamenlijke exploitatie van de resultaten voorziet, in de onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomst vast te leggen dat zij elkaar wederzijds toegang verlenen tot hun bestaande knowhow voor zover deze knowhow onmisbaar is voor de exploitatie van de resultaten door de andere partijen. De in rekening gebrachte licentievergoedingen dienen niet zo hoog te zijn dat deze de toegang tot de knowhow voor de andere partijen in werkelijkheid belemmeren. |
(13) |
De bij deze verordening verleende vrijstelling dient uitsluitend te worden toegekend voor onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomsten die de betrokken ondernemingen niet de mogelijkheid bieden de mededinging voor een wezenlijk deel van de betrokken producten, diensten of technologieën uit te schakelen. Overeenkomsten tussen concurrenten waarvan het gezamenlijke marktaandeel voor de producten, diensten of technologieën die door de resultaten van onderzoek en ontwikkeling kunnen worden verbeterd of vervangen, op het moment dat de overeenkomst wordt gesloten, een bepaald niveau overschrijdt, dienen van de vrijstelling te worden uitgesloten. Er geldt echter geen vermoeden dat onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomsten onder artikel 101, lid 1, van het Verdrag vallen of dat zij niet aan de voorwaarden van artikel 101, lid 3, van het Verdrag voldoen wanneer de in deze verordening vastgestelde marktaandeeldrempel wordt overschreden of wanneer niet aan andere in deze verordening gestelde voorwaarden is voldaan. In deze gevallen dient een individuele beoordeling van de onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomst plaats te vinden op grond van artikel 101 van het Verdrag. |
(14) |
Om bij een gemeenschappelijke exploitatie van de resultaten een daadwerkelijke mededinging te behouden, dient te worden bepaald dat de vrijstelling niet langer geldt wanneer het gezamenlijke marktaandeel van de partijen voor de producten, diensten en technologieën die het resultaat van gemeenschappelijk onderzoek en ontwikkeling zijn, te groot wordt. De vrijstelling dient, ongeacht de marktaandelen van de partijen, nog enige tijd na de aanvang van de gezamenlijke exploitatie te blijven gelden totdat de marktaandelen gestabiliseerd zijn, met name na de invoering van een geheel nieuw product, zodat een minimumperiode van rendement op de betrokken investeringen wordt gewaarborgd. |
(15) |
Deze verordening dient geen vrijstelling te verlenen voor overeenkomsten welke beperkingen bevatten die voor het bereiken van de positieve effecten van een onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomst niet onmisbaar zijn. Overeenkomsten die bepaalde soorten ernstige mededingingsbeperkingen, zoals beperkingen van de vrijheid van de partijen om onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten te verrichten op een gebied waarop de overeenkomst geen betrekking heeft, de vaststelling van de prijzen die aan derden worden berekend, de beperking van de productie of verkoop alsmede de beperking van de passieve verkoop van contractproducten of contracttechnologieën in gebieden of aan afnemers die aan andere partijen zijn voorbehouden, dienen, ongeacht het marktaandeel van de partijen, in beginsel van de in deze verordening vervatte vrijstelling worden uitgesloten. In dit verband gelden beperkingen inzake toepassingssfeer niet als productie- of verkoopbeperkingen en evenmin als territoriale beperkingen of beperkingen ten aanzien van de klantenkring. |
(16) |
De beperking van het marktaandeel, de uitsluiting van bepaalde overeenkomsten en de in deze verordening vervatte voorwaarden garanderen doorgaans dat de overeenkomsten waarvoor de groepsvrijstelling geldt, de partijen niet in staat stellen voor een wezenlijk deel van de betrokken producten of diensten de mededinging uit te schakelen. |
(17) |
Het valt niet uit te sluiten dat er concurrentieverstorende afschermingseffecten optreden wanneer eenzelfde partij verscheidene onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten financiert die door concurrenten worden uitgevoerd met betrekking tot dezelfde contractproducten of -technologieën, met name wanneer zij het exclusieve recht verkrijgt om de resultaten ten aanzien van derden te exploiteren. Daarom dient de in deze verordening vervatte vrijstelling alleen voor dergelijke tegen betaling verrichte onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten te gelden indien het gezamenlijke marktaandeel van alle bij deze onderling verbonden overeenkomsten betrokken partijen - dat wil zeggen de financier en alle uitvoerders van onderzoek en ontwikkeling - niet meer dan 25 % bedraagt. |
(18) |
Overeenkomsten tussen ondernemingen die geen concurrerende fabrikanten van producten, technologieën of procedés zijn welke door de resultaten van de onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten kunnen worden verbeterd, gesubstitueerd of vervangen, zullen slechts in uitzonderlijke omstandigheden de daadwerkelijke mededinging op het gebied van onderzoek en ontwikkeling uitschakelen. Deze overeenkomsten dienen derhalve, ongeacht het marktaandeel, voor de deze verordening vervatte vrijstelling in aanmerking te komen en in uitzonderlijke omstandigheden dient de vrijstelling te worden ingetrokken. |
(19) |
De Commissie kan de vrijstelling overeenkomstig artikel 29, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (3) intrekken wanneer zij in een bepaald geval van oordeel is, dat een overeenkomst waarop de in deze verordening vervatte vrijstelling van toepassing is, toch gevolgen heeft die onverenigbaar zijn met artikel 101, lid 3, van het Verdrag. |
(20) |
De mededingingsautoriteit van een lidstaat kan ingevolge artikel 29, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1/2003 de vrijstelling voor zijn grondgebied of een deel daarvan intrekken, indien zij in een bepaald geval van oordeel is, dat een overeenkomst waarop de in deze verordening vervatte vrijstelling van toepassing is, toch met artikel 101, lid 3, van het Verdrag onverenigbare gevolgen heeft op het grondgebied van die lidstaat of op een gedeelte daarvan, voor zover dit grondgebied alle kenmerken van een afzonderlijke geografische markt vertoont. |
(21) |
De vrijstelling zou bijvoorbeeld overeenkomstig artikel 29 van Verordening (EG) nr. 1/2003 kunnen worden ingetrokken wanneer een onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomst de mogelijkheid voor derden om op het betrokken gebied onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten te verrichten aanzienlijk beperkt als gevolg van de geringe onderzoekscapaciteit die elders beschikbaar is, wanneer de onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomst wegens de bijzondere aanbodstructuur de toegang van derden tot de markt voor de contractproducten of contracttechnologieën aanmerkelijk beperkt, wanneer de contractpartijen zonder objectief gerechtvaardigde reden de resultaten van hun gezamenlijke onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten niet exploiteren ten aanzien van derden, wanneer de contractproducten of contracttechnologieën in de gehele interne markt of op een wezenlijk deel daarvan geen daadwerkelijke mededinging ondervinden van producten, technologieën of procedés die door de gebruikers op grond van hun kenmerken, hun prijs en het gebruik waarvoor zij bestemd zijn als gelijkaardig worden beschouwd, of wanneer de onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomst de mededinging op het gebied van innovatie zou beperken of de daadwerkelijke mededinging op het gebied van onderzoek en ontwikkeling op een bepaalde markt zou uitschakelen. |
(22) |
Aangezien onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomsten dikwijls voor langere tijd worden gesloten, vooral wanneer de samenwerking tevens de exploitatie van de resultaten omvat, dient de geldigheidsduur van deze verordening op twaalf jaar te worden vastgesteld, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Definities
1. Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
a) „onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomst”: een overeenkomst tussen twee of meer partijen die betrekking heeft op de voorwaarden waaronder deze partijen:
i) |
gezamenlijk onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten verrichten ten aanzien van contractproducten of contracttechnologieën, en de daarbij verkregen resultaten gezamenlijk exploiteren, |
ii) |
de resultaten van de onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten ten aanzien van contractproducten of contracttechnologieën, die gezamenlijk zijn verricht op grond van een eerdere overeenkomst tussen dezelfde partijen, gezamenlijk exploiteren, |
iii) |
gezamenlijk onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten verrichten ten aanzien van contractproducten of contracttechnologieën, zonder dat de daarbij verkregen resultaten gezamenlijk worden geëxploiteerd, |
iv) |
tegen betaling onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten verrichten ten aanzien van contractproducten of contracttechnologieën en de daarbij verkregen resultaten gezamenlijk exploiteren, |
v) |
de resultaten van onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten ten aanzien van contractproducten of contracttechnologieën, die op grond van een eerdere overeenkomst tussen dezelfde partijen tegen betaling zijn verricht, gezamenlijk exploiteren, of |
vi) |
tegen betaling onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten verrichten ten aanzien van contractproducten of contracttechnologieën, zonder dat de resultaten daarvan gezamenlijk worden geëxploiteerd; |
b) „overeenkomst”: een overeenkomst, een besluit van een ondernemingsvereniging of een onderling afgestemde feitelijke gedraging;
c) „onderzoek en ontwikkeling”: de verwerving van knowhow ten aanzien van producten, technologieën of procedés en de uitvoering van theoretische analyses, systematische studies of experimenten, met inbegrip van experimentele productie en technische tests van producten of procedés, de inrichting van de daartoe benodigde installaties en de verwerving van intellectuele-eigendomsrechten op de resultaten;
d) „product”: een goed of een dienst, daaronder begrepen zowel intermediaire goederen of diensten als eindgoederen of -diensten;
e) „contracttechnologie”: een technologie of werkwijze die uit de gezamenlijke onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten voortvloeit;
f) „contractproduct”: een product dat uit de gezamenlijke onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten voortvloeit of met gebruikmaking van de contracttechnologieën wordt vervaardigd;
g) „exploitatie van de resultaten”: productie of distributie van de contractproducten of de toepassing van de contracttechnologieën dan wel de toekenning of licentiëring van intellectuele-eigendomsrechten alsmede het doorgeven van de knowhow die voor het vervaardigen van de producten of de toepassing van de technologieën noodzakelijk is;
h) „intellectuele-eigendomsrechten”: intellectuele-eigendomsrechten, met inbegrip van industriële-eigendomsrechten, auteursrecht en naburige rechten;
i) „knowhow”: een geheel van niet-geoctrooieerde praktische informatie, voortvloeiend uit ervaring en proeven, welke geheim, wezenlijk en geïdentificeerd is;
j) „geheim” in samenhang met knowhow: de omstandigheid dat de knowhow niet algemeen bekend of gemakkelijk toegankelijk is;
k) „wezenlijk” in samenhang met knowhow: de omstandigheid dat de knowhow van betekenis en nuttig is voor de vervaardiging van de contractproducten of de toepassing van de contracttechnologieën;
l) „geïdentificeerd” in samenhang met knowhow: de omstandigheid dat de knowhow dusdanig voldoende uitvoerig is beschreven dat kan worden nagegaan of deze aan de criteria inzake het geheim en wezenlijk zijn voldoet;
m) „gezamenlijk” in samenhang met de ingevolge een onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomst verrichte activiteiten: de omstandigheid dat de taken:
i) |
door een gemeenschappelijk team, organisatie of onderneming worden verricht, |
ii) |
gezamenlijk aan een derde partij worden toevertrouwd, of |
iii) |
onder de partijen worden verdeeld door middel van specialisatie op het niveau van onderzoek en ontwikkeling dan wel exploitatie; |
n) „specialisatie op het niveau van onderzoek en ontwikkeling”: de omstandigheid dat elk van de partijen bij de door de onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomst bestreken onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten is betrokken en dat zij de onderzoeks- en ontwikkelingstaken onderling verdelen op de door hen meest passend geachte wijze; tegen betaling verrichte onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten zijn hieronder niet begrepen;
o) „specialisatie op het niveau van de exploitatie”: de omstandigheid dat de partijen individuele taken, zoals productie of distributie, onderling verdelen of elkaar beperkingen opleggen ten aanzien van de exploitatie van de resultaten, zoals beperkingen betreffende bepaalde gebieden, klanten of toepassingen; situaties waarin slechts een partij de contractproducten vervaardigt en distribueert op basis van een door de andere partijen verleende exclusieve licentie zijn hieronder mede begrepen;
p) „tegen betaling verrichte onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten”: onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten die door een partij worden verricht en door een financier worden gefinancierd;
q) „financier”: een partij die tegen betaling verrichte onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten financiert doch zelf geen van die activiteiten verricht;
r) „concurrerende onderneming”: een daadwerkelijke of potentiële concurrent;
s) „daadwerkelijke concurrent”: een onderneming die producten, technologieën of procedés levert die kunnen worden verbeterd, gesubstitueerd of vervangen door het contractproduct of de contracttechnologie op de relevante geografische markt;
t) „potentiële concurrent”: een onderneming die, zonder de onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomst, op grond van realistische overwegingen en niet louter als theoretische mogelijkheid, in geval van een geringe maar duurzame verhoging van de relatieve prijzen wellicht binnen een termijn van ten hoogste drie jaar de vereiste extra investeringen zou doen of andere noodzakelijke omschakelingskosten zou maken om producten, technologieën of procedés te leveren die door het contractproduct of de contracttechnologie op de relevante geografische markt zouden kunnen worden verbeterd, gesubstitueerd of vervangen;
u) „relevante productmarkt”: de relevante markt voor de producten die door de contractproducten kunnen worden verbeterd, gesubstitueerd of vervangen;
v) „relevante technologiemarkt”: de relevante markt voor de technologieën of procedés die door de contracttechnologieën kunnen worden verbeterd, gesubstitueerd of vervangen.
2. Voor de toepassing van deze verordening omvatten de begrippen „onderneming” en „partij” de respectieve daarmee verbonden ondernemingen.
Onder „verbonden ondernemingen” wordt verstaan:
a) |
ondernemingen waarin een partij bij de onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomst direct of indirect:
|
b) |
ondernemingen die ten aanzien van een partij bij de onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomst direct of indirect over de onder a) genoemde rechten of bevoegdheden beschikken; |
c) |
ondernemingen waarin een onder b) bedoelde onderneming direct of indirect over de onder a) genoemde rechten of bevoegdheden beschikt; |
d) |
ondernemingen waarin een partij bij de onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomst gezamenlijk met een of meer van de onder a), b) of c) bedoelde ondernemingen, of waarin twee of meer van de laatstbedoelde ondernemingen gezamenlijk over de onder a) genoemde rechten of bevoegdheden beschikken; |
e) |
ondernemingen waarin over de onder a) genoemde rechten of bevoegdheden gezamenlijk wordt beschikt door:
|
Artikel 2
Vrijstelling
1. Overeenkomstig artikel 101, lid 3, van het Verdrag en onverminderd de bepalingen van deze verordening, wordt artikel 101, lid 1, van het Verdrag buiten toepassing verklaard voor onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomsten.
Deze vrijstelling is van toepassing voor zover bedoelde overeenkomsten beperkingen van de mededinging inhouden die onder artikel 101, lid 1, van het Verdrag vallen.
2. De in lid 1 bedoelde vrijstelling is van toepassing op onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomsten die bepalingen bevatten betreffende de toekenning of licentiëring van intellectuele-eigendomsrechten aan een of meer partijen of aan een door de partijen opgerichte entiteit die de gezamenlijke onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten, de tegen betaling verrichte onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten of de gezamenlijke exploitatie verricht, mits die bepalingen niet het voornaamste onderwerp van die overeenkomsten vormen, maar daarmee rechtstreeks verband houden en noodzakelijk zijn voor de tenuitvoerlegging.
Artikel 3
Voorwaarden voor vrijstelling
1. De in artikel 2 bedoelde vrijstelling is van toepassing onder de in de leden 2 tot en met 5 vervatte voorwaarden.
2. De onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomst moet bepalen dat alle partijen volledige toegang moeten krijgen tot de eindresultaten van de gezamenlijke onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten of tegen betaling verrichte onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten, met inbegrip van de mogelijk daaruit voortvloeiende intellectuele-eigendomsrechten en knowhow, met het oog op verder onderzoek, ontwikkeling of exploitatie, zodra de eindresultaten beschikbaar zijn. Wanneer de partijen hun exploitatierechten beperken in overeenstemming met deze verordening, met name wanneer zij zich op het niveau van de exploitatie specialiseren, kan de toegang tot de resultaten met het oog op exploitatie dienovereenkomstig worden beperkt. Voorts kunnen onderzoekinstituten, academische instellingen of ondernemingen die onderzoek en ontwikkeling als commerciële dienstverlening aanbieden zonder zich gewoonlijk met de exploitatie van de resultaten daarvan bezig te houden, overeenkomen de resultaten hiervan uitsluitend voor verder onderzoek te gebruiken. In de onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomst kan worden bepaald dat de partijen elkaar vergoeden voor het verkrijgen van toegang tot de resultaten ten behoeve van verder onderzoek of exploitatie, waarbij de vergoeding evenwel niet zo hoog mag zijn dat zij de toegang in werkelijkheid belemmert.
3. Onverminderd lid 2 moet de onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomst, wanneer de overeenkomst uitsluitend voorziet in gezamenlijke onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten of tegen betaling verrichte onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten, bepalen dat aan elke partij toegang moet worden verleend tot de bestaande knowhow van de andere partijen, indien deze knowhow onmisbaar is voor de exploitatie van de resultaten. In de onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomst kan worden bepaald dat de partijen elkaar vergoeden voor het verkrijgen van toegang tot hun bestaande knowhow, waarbij de vergoeding evenwel niet zo hoog mag zijn dat zij deze toegang in werkelijkheid belemmert.
4. Gezamenlijke exploitatie mag alleen betrekking hebben op resultaten die door intellectuele-eigendomsrechten worden beschermd of die knowhow vormen en die onmisbaar zijn voor de vervaardiging van de contractproducten of de toepassing van de contracttechnologieën.
5. Partijen die zijn belast met de vervaardiging van de contractproducten door middel van specialisatie op het niveau van de exploitatie moeten ertoe worden verplicht de orders voor de levering van de contractproducten van de andere partijen uit te voeren, behalve wanneer de onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomst tevens voorziet in gezamenlijke distributie in de zin van artikel 1, lid 1, onder m), i) of ii), of wanneer de partijen zijn overeengekomen dat alleen de partij die de contractproducten vervaardigt, deze mag distribueren.
Artikel 4
Marktaandeeldrempel en duur van de vrijstelling
1. Wanneer de partijen geen concurrerende ondernemingen zijn, geldt de in artikel 2 bedoelde vrijstelling voor de duur van de onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten. Wanneer de resultaten gezamenlijk worden geëxploiteerd, blijft de vrijstelling gelden gedurende een periode van zeven jaar vanaf het tijdstip waarop de contractproducten of contracttechnologieën voor het eerst in de interne markt in de handel worden gebracht.
2. Wanneer twee of meer van de partijen concurrerende ondernemingen zijn, geldt de in artikel 2 bedoelde vrijstelling gedurende de in lid 1 van dit artikel genoemde periode, mits op het tijdstip waarop de onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomst wordt gesloten:
a) |
in het geval van de in artikel 1, lid 1, onder a), i), ii) of iii), bedoelde onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomsten, het gezamenlijke marktaandeel van de partijen bij een onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomst op de relevante product- en technologiemarkt niet meer dan 25 % bedraagt, of |
b) |
in het geval van de in artikel 1, lid 1, onder a), iv), v) of vi), bedoelde onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomsten, het gezamenlijke marktaandeel van de financier en alle partijen waarmee de financier onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomsten heeft gesloten, ten aanzien van dezelfde contractproducten of contracttechnologieën, op de relevante product- en technologiemarkt niet meer dan 25 % bedraagt. |
3. Na het verstrijken van de in lid 1 bedoelde periode blijft de vrijstelling gelden zolang het gezamenlijke marktaandeel van de partijen op de relevante product- en technologiemarkt niet meer dan 25 % bedraagt.
Artikel 5
Hardcore beperkingen
De in artikel 2 bedoelde vrijstelling geldt niet voor onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomsten die, als zodanig of in combinatie met andere factoren waarover de partijen controle hebben, direct of indirect een van de volgende punten tot doel hebben:
a) |
de vrijheid van de partijen te beperken om zelfstandig of in samenwerking met derden onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten te verrichten op een gebied dat geen verband houdt met dat waarop de onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomst betrekking heeft, dan wel, na de voltooiing van de gezamenlijke onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten of de tegen betaling verrichte onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten, op het gebied waarop de overeenkomst betrekking heeft of een daarmee verband houdend gebied; |
b) |
de productie of de verkoop te beperken, met uitzondering van:
|
c) |
de prijzen vast te stellen bij de verkoop van het contractproduct of de licentiëring van de contracttechnologieën aan derden, met uitzondering van de vaststelling van de prijzen die aan directe afnemers in rekening worden gebracht of de vaststelling van licentievergoedingen die aan directe licentienemers in rekening worden gebracht wanneer de gezamenlijke exploitatie van de resultaten tevens de gezamenlijke distributie van de contractproducten dan wel de gezamenlijke licentiëring van de contracttechnologieën omvat in de zin van artikel 1, lid 1, onder m), i) of ii); |
d) |
het gebied te beperken waarop, of de klantenkring te beperken waaraan, de partijen de contractproducten passief mogen verkopen of de contracttechnologieën passief in licentie mogen geven, met uitzondering van de verplichting om een andere partij een exclusieve licentie te verlenen op de resultaten; |
e) |
de actieve verkoop van de contractproducten of de contracttechnologieën te verbieden of te beperken in gebieden of aan klanten die niet uitsluitend aan een van de partijen zijn toegewezen door middel van specialisatie op het niveau van de exploitatie; |
f) |
de partijen te verbieden te voldoen aan de vraag van gebruikers in de onderscheiden aan de partijen toegewezen gebieden of van gebruikers die anderszins door middel van specialisatie op het niveau van de exploitatie aan de partijen zijn toegewezen, en die de contractproducten in andere gebieden binnen de interne markt in de handel zouden brengen; |
g) |
de partijen te verplichten het voor gebruikers of wederverkopers moeilijk te maken de contractproducten van andere wederverkopers binnen de interne markt af te nemen. |
Artikel 6
Uitgesloten beperkingen
De in artikel 2 bedoelde vrijstelling geldt niet voor de volgende in onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomsten vervatte verbodsbepalingen:
a) |
het verbod om na voltooiing van de onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten de geldigheid aan te vechten van de intellectuele-eigendomsrechten van de partijen in de interne markt die relevant zijn voor de onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten, of om na het verstrijken van de onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomst de geldigheid aan te vechten van intellectuele-eigendomsrechten van de partijen in de interne markt waarmee de resultaten van de onderzoeks- en ontwikkelingactiviteiten worden beschermd; dit doet geen afbreuk aan de mogelijkheid om in beëindiging van de onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomst te voorzien ingeval een van de partijen de geldigheid van deze intellectuele-eigendomsrechten aanvecht; |
b) |
het verbod om aan derden licenties te verlenen voor de vervaardiging van de contractproducten of de toepassing van de contracttechnologieën, tenzij de overeenkomst voorziet in de exploitatie van de resultaten van de gezamenlijke onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten of de tegen betaling verrichte onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten door ten minste één van de partijen en deze exploitatie ten aanzien van derden in de interne markt plaatsvindt. |
Artikel 7
Toepassing van de marktaandeeldrempel
Voor de toepassing van de in artikel 4 vervatte marktaandeeldrempel gelden de volgende regels:
a) |
het marktaandeel wordt berekend op grond van de waarde van de verkopen op de markt; ingeval geen gegevens betreffende de waarde van de verkopen op de markt beschikbaar zijn, kan voor de bepaling van het marktaandeel van de partijen gebruik worden gemaakt van ramingen die zijn gebaseerd op andere betrouwbare marktinformatie, waaronder de omvang van de verkopen op de markt; |
b) |
het marktaandeel wordt berekend op grond van gegevens die betrekking hebben op het voorafgaande kalenderjaar; |
c) |
het marktaandeel van de in artikel 1, lid 2, tweede alinea, onder e), bedoelde ondernemingen wordt in gelijke delen toegerekend aan elke onderneming die over de in die alinea, onder a), genoemde rechten of bevoegdheden beschikt; |
d) |
wanneer het in artikel 4, lid 3, bedoelde marktaandeel aanvankelijk niet meer dan 25 % bedraagt, maar vervolgens boven dat niveau stijgt zonder 30 % te overschrijden, blijft de in artikel 2 bedoelde vrijstelling van toepassing gedurende twee opeenvolgende kalenderjaren volgende op het jaar waarin de grens van 25 % voor het eerst is overschreden; |
e) |
wanneer het in artikel 4, lid 3, bedoelde marktaandeel aanvankelijk niet meer dan 25 % bedraagt, maar vervolgens 30 % overschrijdt, blijft de in artikel 2 bedoelde vrijstelling van toepassing gedurende een periode van een kalenderjaar volgend op het jaar waarin het niveau van 30 % voor het eerst is overschreden; |
f) |
het onder d) en e) bepaalde kan niet zodanig worden gecombineerd dat dit tot een langere periode van twee kalenderjaren zou leiden. |
Artikel 8
Overgangsperiode
Het verbod van artikel 101, lid 1, van het Verdrag geldt gedurende de periode van 1 januari 2011 tot en met 31 december 2012 niet voor op 31 december 2010 reeds van kracht zijnde overeenkomsten die niet aan de in deze verordening gestelde voorwaarden voor vrijstelling, maar wel aan de in Verordening (EG) nr. 2659/2000 gestelde voorwaarden voor vrijstelling voldoen.
Artikel 9
Geldigheidsduur
Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2011.
Zij vervalt op 31 december 2022.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 14 december 2010.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 285 van 29.12.1971, blz. 46.
(*1) Sinds 1 december 2009 is artikel 81 van het EG-Verdrag artikel 101 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie („VWEU”). Beide artikelen zijn in wezen identiek. Voor zover van toepassing, dienen in deze verordening de verwijzingen naar artikel 101 VWEU te worden gelezen als verwijzingen naar artikel 81 van het EG-Verdrag. Bij het VWEU zijn ook enkele wijzigingen in de terminologie aangebracht, zoals de vervanging van „Gemeenschap” door „Unie” en de vervanging van „gemeenschappelijke markt” door „interne markt”. In deze verordening wordt de terminologie van het VWEU gebruikt.
18.12.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 335/43 |
VERORDENING (EU) Nr. 1218/2010 VAN DE COMMISSIE
van 14 december 2010
betreffende de toepassing van artikel 101, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op bepaalde groepen specialisatieovereenkomsten
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EEG) nr. 2821/71 van de Raad van 20 december 1971 betreffende de toepassing van artikel 85, lid 3, van het Verdrag op groepen van overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen (1),
Na bekendmaking van de ontwerpverordening,
Na raadpleging van het Adviescomité voor mededingingsregelingen en economische machtsposities,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Verordening (EEG) nr. 2821/71 verleent de Commissie de bevoegdheid artikel 101, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (*1) bij verordening toe te passen op bepaalde groepen overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen die onder artikel 101, lid 1, vallen en die betrekking hebben op de specialisatie, met inbegrip van de overeenkomsten die nodig zijn voor de verwezenlijking daarvan. |
(2) |
Verordening (EG) nr. 2658/2000 van de Commissie van 29 november 2000 betreffende de toepassing van artikel 81, lid 3, van het Verdrag op groepen specialisatieovereenkomsten (2) omschrijft groepen specialisatieovereenkomsten waarvan volgens de Commissie kon worden aangenomen dat zij gewoonlijk aan de voorwaarden van artikel 101, lid 3, van het Verdrag voldoen. Gelet op de over het geheel genomen positieve ervaring met de toepassing van die verordening, die op 31 december 2010 vervalt, en gelet op de verdere ervaring die sinds de vaststelling van die verordening is opgedaan, is het passend een nieuwe groepsvrijstellingsverordening vast te stellen. |
(3) |
Deze verordening dient aan twee vereisten te voldoen: zij moet een daadwerkelijke bescherming van de mededinging waarborgen en zij moet ondernemingen voldoende rechtszekerheid verschaffen. Bij het nastreven van die doelstellingen moet rekening worden gehouden met de noodzaak het administratieve toezicht en de wetgeving zoveel mogelijk te vereenvoudigen. Beneden een bepaald niveau van marktmacht kan voor de toepassing van artikel 101, lid 3, van het Verdrag over het algemeen worden aangenomen dat de positieve effecten van specialisatieovereenkomsten zullen opwegen tegen de eventuele negatieve effecten voor de mededinging. |
(4) |
Het is voor de toepassing van artikel 101, lid 3, van het Verdrag bij verordening niet noodzakelijk te omschrijven welke overeenkomsten onder artikel 101, lid 1, van het Verdrag kunnen vallen. Bij de individuele beoordeling van overeenkomsten in de zin van artikel 101, lid 1, van het Verdrag dient met verscheidene factoren rekening te worden gehouden, in het bijzonder met de structuur van de relevante markt. |
(5) |
De bij deze verordening vastgestelde vrijstelling dient slechts van toepassing te zijn op overeenkomsten waarvan met voldoende zekerheid kan worden aangenomen dat zij aan de voorwaarden van artikel 101, lid 3, van het Verdrag voldoen. |
(6) |
Overeenkomsten betreffende specialisatie bij productie kunnen het meest tot de verbetering van de productie of distributie van goederen bijdragen indien de partijen complementaire vaardigheden, activa of activiteiten hebben, omdat zij zich op de vervaardiging van bepaalde producten kunnen toeleggen en daardoor efficiënter kunnen werken en de producten goedkoper kunnen aanbieden. Hetzelfde geldt over het algemeen voor overeenkomsten betreffende specialisatie bij de voorbereiding van diensten. Bij daadwerkelijke mededinging is het waarschijnlijk dat een billijk aandeel in de hieruit voortvloeiende voordelen de gebruikers ten goede komt. |
(7) |
Dergelijke voordelen kunnen voortvloeien uit overeenkomsten waarbij één partij volledig of gedeeltelijk van de vervaardiging van bepaalde producten of de voorbereiding van bepaalde diensten afziet ten gunste van een andere partij („eenzijdige specialisatie”), uit overeenkomsten waarbij elke partij volledig of gedeeltelijk van de vervaardiging van bepaalde producten of de voorbereiding van bepaalde diensten afziet ten gunste van een andere partij („wederkerige specialisatie”), en uit overeenkomsten waarbij de partijen zich ertoe verbinden gezamenlijk bepaalde producten te vervaardigen of bepaalde diensten voor te bereiden („gezamenlijke productie”). In het kader van deze verordening houden de begrippen eenzijdige en wederkerige specialisatie niet in dat een partij haar capaciteit moet verminderen, daar het voldoende is dat zij hun productievolume verminderen. Het begrip gezamenlijke productie verlangt daarentegen niet dat de partijen hun individuele productiewerkzaamheden buiten de werkingssfeer van de voorgenomen gezamenlijke productieregeling verminderen. |
(8) |
De aard van eenzijdige en wederkerige specialisatieovereenkomsten veronderstelt dat de partijen op dezelfde productmarkt actief zijn. Het is niet noodzakelijk dat de partijen actief zijn op dezelfde geografische markt. De toepassing van deze verordening op eenzijdige en wederkerige specialisatieovereenkomsten dient bijgevolg te worden beperkt tot situaties waarin de partijen op dezelfde productmarkt actief zijn. Overeenkomsten betreffende gezamenlijke productie kunnen worden gesloten tussen partijen die reeds actief zijn op dezelfde productmarkt, maar ook tussen partijen die via de overeenkomst een productmarkt wensen te betreden. Overeenkomsten betreffende gezamenlijke productie dienen derhalve onder deze verordening te vallen, ongeacht of de partijen reeds op dezelfde productmarkt actief zijn. |
(9) |
Om ervoor te zorgen dat de voordelen van de specialisatie worden verwezenlijkt zonder dat een van de partijen de downstream van de productie gelegen markt volledig verlaat, dienen eenzijdige en wederkerige specialisatieovereenkomsten slechts onder deze verordening te vallen indien zij in leverings- en afnameverplichtingen of gezamenlijke distributie voorzien. Leverings- en afnameverplichtingen kunnen een exclusief karakter te hebben, doch behoeven dat niet te hebben. |
(10) |
Wanneer het aandeel van de partijen op de relevante markt voor de producten waarop de specialisatieovereenkomst betrekking heeft niet meer dan een bepaald percentage bedraagt, kan worden aangenomen dat een dergelijke overeenkomst over het algemeen economische voordelen in de vorm van schaal- of toepassingsvoordelen of betere productietechnologieën zal opleveren, waarbij een billijk aandeel in de daaruit voortvloeiende voordelen de gebruikers ten goede komt. Wanneer de producten die in het kader van een specialisatieovereenkomst worden vervaardigd echter intermediaire producten zijn die door een of meer partijen volledig of gedeeltelijk worden gebruikt als input voor hun eigen productie van bepaalde downstream-producten die zij vervolgens op de markt verkopen, dient aan de door deze verordening verleende vrijstelling ook de voorwaarde te zijn verbonden dat het aandeel van de partijen op de relevante markt voor de betrokken downstream-producten niet meer dan een bepaald percentage bedraagt. Indien men in een dergelijk geval alleen zou kijken naar het marktaandeel van de partijen op de markt voor de intermediaire producten, zou worden voorbijgegaan aan het potentiële risico van marktafscherming of verhoging van de grondstofprijzen op de downstream-markt. Er geldt echter geen vermoeden dat specialisatieovereenkomsten onder artikel 101, lid 1, van het Verdrag vallen, of dat zij niet aan de voorwaarden van artikel 101, lid 3, van het Verdrag voldoen, wanneer de in deze verordening vastgestelde marktaandeeldrempel wordt overschreden of wanneer niet aan andere in deze verordening gestelde voorwaarden is voldaan. In dergelijke gevallen dient een individuele beoordeling van de specialisatieovereenkomst plaats te vinden op grond van artikel 101 van het Verdrag. |
(11) |
Deze verordening dient geen vrijstelling te verlenen voor overeenkomsten welke beperkingen bevatten die voor het bereiken van de positieve effecten van een specialisatieovereenkomst niet onmisbaar zijn. Overeenkomsten die bepaalde soorten ernstige mededingingsbeperkingen betreffende de vaststelling van aan derden berekende prijzen, de beperking van de productie of verkoop en de toewijzing van markten of klanten bevatten, dienen, ongeacht het marktaandeel van de partijen, in beginsel van de in de onderhavige verordening vervatte vrijstelling te worden uitgesloten. |
(12) |
De beperking van het marktaandeel, de uitsluiting van bepaalde overeenkomsten en de in deze verordening vervatte voorwaarden garanderen in het algemeen dat de overeenkomsten waarvoor de groepsvrijstelling geldt, de partijen niet in staat stellen voor een wezenlijk deel van de betrokken producten of diensten de mededinging uit te schakelen. |
(13) |
De Commissie kan de vrijstelling overeenkomstig artikel 29, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (3) intrekken wanneer zij in een bepaald geval van oordeel is dat een overeenkomst waarop de in deze verordening vervatte vrijstelling van toepassing is, toch gevolgen heeft die onverenigbaar zijn met artikel 101, lid 3, van het Verdrag. |
(14) |
De mededingingsautoriteit van een lidstaat kan ingevolge artikel 29, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1/2003 de vrijstelling voor zijn grondgebied of een deel daarvan intrekken, indien zij in een bepaald geval van oordeel is, dat een overeenkomst waarop de in deze verordening vervatte vrijstelling van toepassing is, toch met artikel 101, lid 3, van het Verdrag onverenigbare gevolgen heeft op het grondgebied van die lidstaat of op een gedeelte daarvan, voor zover dit grondgebied alle kenmerken van een afzonderlijke geografische markt vertoont. |
(15) |
De vrijstelling kan bijvoorbeeld overeenkomstig artikel 29 van Verordening (EG) nr. 1/2003 worden ingetrokken wanneer de relevante markt met name wegens de individuele marktposities van andere marktdeelnemers of de betrekkingen tussen andere marktdeelnemers op basis van parallelle specialisatieovereenkomsten, sterk geconcentreerd is en er reeds nauwelijks concurrentie is. |
(16) |
Om het sluiten van specialisatieovereenkomsten, die consequenties voor de structuur van de partijen kunnen hebben, te vergemakkelijken, dient de geldigheidsduur van deze verordening op twaalf jaar te worden vastgesteld, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Definities
1. Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
a) „specialisatieovereenkomst”: een eenzijdige specialisatieovereenkomst, een wederkerige specialisatieovereenkomst of een overeenkomst betreffende gezamenlijke productie;
b) „eenzijdige specialisatieovereenkomst”: een overeenkomst tussen twee partijen die actief zijn op dezelfde productmarkt, waarbij een partij zich ertoe verbindt de vervaardiging van bepaalde producten volledig of gedeeltelijk te beëindigen dan wel niet tot de vervaardiging van deze producten over te gaan doch deze van de andere partij te kopen, die zich ertoe verbindt deze producten te vervaardigen en te leveren;
c) „wederkerige specialisatieovereenkomst”: een overeenkomst tussen twee of meer partijen die actief zijn op dezelfde productmarkt, waarbij twee of meer partijen zich op basis van wederkerigheid ertoe verbinden de vervaardiging van bepaalde, doch verschillende producten volledig of gedeeltelijk te beëindigen dan wel niet tot de vervaardiging daarvan over te gaan doch deze van de andere partijen te kopen, die zich ertoe verbinden deze te vervaardigen en te leveren, of
d) „overeenkomst betreffende gezamenlijke productie”: een overeenkomst waarbij twee of meer partijen zich ertoe verbinden bepaalde producten gezamenlijk te vervaardigen;
e) „overeenkomst”: een overeenkomst, besluit van ondernemersverenigingen of onderling afgestemde feitelijke gedraging;
f) „product”: een goed of een dienst, daaronder begrepen zowel intermediaire goederen of diensten als eindgoederen of -diensten, met uitzondering van diensten op het gebied van distributie en verhuur;
g) „productie”: de vervaardiging van goederen of de voorbereiding van diensten, met inbegrip van productie door middel van uitbesteding;
h) „voorbereiding van diensten”: de activiteiten die aan de verrichting van diensten voor de klanten voorafgaan;
i) „relevante markt”: de relevante productmarkt en de relevante geografische markt waartoe de producten waarop de specialisatieovereenkomst betrekking heeft behoren, en, ingeval de producten waarop de specialisatieovereenkomst betrekking heeft intermediaire producten zijn die een of meer partijen volledig of gedeeltelijk intern gebruiken voor de vervaardiging van downstream-producten, de relevante productmarkt en de relevante geografische markt waartoe de downstream-producten behoren;
j) „specialisatieproduct”: een product dat overeenkomstig een specialisatieovereenkomst wordt vervaardigd;
k) „downstream-product”: een product waarvoor een specialisatieproduct door een of meer partijen als input worden gebruikt en dat door deze partijen op de markt wordt verkocht;
l) „concurrerende onderneming”: een daadwerkelijke of potentiële concurrent;
m) „daadwerkelijke concurrent”: een onderneming die actief is op dezelfde relevante markt;
n) „potentiële concurrent”: een onderneming die zonder de specialisatieovereenkomst, op grond van realistische verwachtingen en niet als louter theoretische mogelijkheid, in geval van een geringe maar duurzame verhoging van de relatieve prijzen wellicht binnen niet meer dan drie jaar de vereiste extra investeringen zou doen of andere noodzakelijke omschakelingskosten zou maken om de relevante markt te betreden;
o) „exclusieve leveringsverplichting”: de verplichting het specialisatieproduct niet te leveren aan een concurrerende onderneming die geen partij is bij de overeenkomst;
p) „exclusieve afnameverplichting”: de verplichting het specialisatieproduct uitsluitend van een partij bij de overeenkomst af te nemen;
q) „gezamenlijk” in samenhang met de distributie: de omstandigheid dat de partijen:
i) |
de producten via een gemeenschappelijk team, een gemeenschappelijke organisatie of een gemeenschappelijke onderneming distribueren, of |
ii) |
een derde partij als distributeur aanstellen, al dan niet op basis van exclusiviteit, mits deze geen concurrerende onderneming is; |
r) „distributie”: distributie, met inbegrip van de verkoop van goederen en de verrichting van diensten.
2. Voor de toepassing van deze verordening omvatten de termen „onderneming” en „partij” de respectieve daarmee verbonden ondernemingen.
Onder „verbonden ondernemingen” wordt verstaan:
a) |
ondernemingen waarin een partij bij de specialisatieovereenkomst direct of indirect:
|
b) |
ondernemingen die ten aanzien van een partij bij de specialisatieovereenkomst direct of indirect over de onder a) genoemde rechten of bevoegdheden beschikken; |
c) |
ondernemingen waarin een onder b) bedoelde onderneming direct of indirect over de onder a) genoemde rechten of bevoegdheden beschikt; |
d) |
ondernemingen waarin een partij bij de specialisatieovereenkomst gezamenlijk met een of meer van de onder a), b) of c) bedoelde ondernemingen, of waarin twee of meer van de laatstbedoelde ondernemingen gezamenlijk over de onder a) genoemde rechten of bevoegdheden beschikken; |
e) |
ondernemingen waarin over de onder a) genoemde rechten of bevoegdheden gezamenlijk wordt beschikt door:
|
Artikel 2
Vrijstelling
1. Overeenkomstig artikel 101, lid 3, van het Verdrag en onverminderd de bepalingen van deze verordening, wordt artikel 101, lid 1, van het Verdrag buiten toepassing verklaard voor specialisatieovereenkomsten.
Deze vrijstelling is van toepassing voor zover bedoelde overeenkomsten beperkingen van de mededinging inhouden die onder artikel 101, lid 1, van het Verdrag vallen.
2. De in lid 1 bedoelde vrijstelling is van toepassing op specialisatieovereenkomsten die bepalingen bevatten betreffende de toekenning of licentiëring van intellectuele-eigendomsrechten aan een of meer partijen, mits die bepalingen niet het voornaamste onderwerp van die overeenkomsten vormen, maar daarmee rechtstreeks verband houden en noodzakelijk zijn voor de tenuitvoerlegging ervan.
3. De in lid 1 bedoelde vrijstelling is van toepassing op specialisatieovereenkomsten waarbij:
a) |
de partijen een exclusieve afname- of leveringsverplichting aanvaarden, of |
b) |
de partijen de specialisatieproducten niet onafhankelijk verkopen maar gezamenlijk voor de distributie van die producten zorgen. |
Artikel 3
Marktaandeeldrempel
De in artikel 2 bedoelde vrijstelling geldt slechts indien het gezamenlijke marktaandeel van de partijen op geen enkele relevante markt meer dan 20 % bedraagt.
Artikel 4
Hardcore beperkingen
De in artikel 2 bedoelde vrijstelling geldt niet voor specialisatieovereenkomsten die, als zodanig of in combinatie met andere factoren waarover de partijen controle hebben, direct of indirect een van de volgende punten tot doel hebben:
a) |
de prijzen bij verkoop van de producten aan derden vast te stellen, met uitzondering van de vaststelling van prijzen die aan directe afnemers in rekening worden gebracht in het kader van gezamenlijke distributie; |
b) |
de productie of de verkoop te beperken, met uitzondering van:
|
c) |
de toewijzing van markten of klanten. |
Artikel 5
Toepassing van de marktaandeeldrempel
Voor de toepassing van de in artikel 3 vervatte marktaandeeldrempel gelden de volgende regels:
a) |
het marktaandeel wordt berekend op grond van de waarde van de verkopen op de markt; ingeval geen gegevens betreffende de waarde van de verkopen op de markt beschikbaar zijn, kan voor de bepaling van het marktaandeel van de partijen gebruik worden gemaakt van ramingen die zijn gebaseerd op andere betrouwbare marktinformatie, waaronder de omvang van de verkopen op de markt; |
b) |
het marktaandeel wordt berekend op grond van gegevens die betrekking hebben op het voorafgaande kalenderjaar; |
c) |
het marktaandeel van de in artikel 1, lid 2, tweede alinea, onder e), bedoelde ondernemingen wordt in gelijke delen toegerekend aan elke onderneming die over de in die alinea, onder a), genoemde rechten of bevoegdheden beschikt; |
d) |
wanneer het in artikel 3 bedoelde marktaandeel aanvankelijk niet meer dan 20 % bedraagt, maar vervolgens boven dat niveau stijgt zonder 25 % te overschrijden, blijft de in artikel 2 bedoelde vrijstelling van toepassing gedurende twee opeenvolgende kalenderjaren volgende op het jaar waarin de grens van 20 % voor het eerst is overschreden; |
e) |
wanneer het in artikel 3 bedoelde marktaandeel aanvankelijk niet meer dan 20 % bedraagt, maar vervolgens 25 % overschrijdt, blijft de in artikel 2 bedoelde vrijstelling van toepassing gedurende één kalenderjaar volgende op het jaar waarin de grens van 25 % voor het eerst is overschreden; |
f) |
het onder d) en e) bepaalde kan niet zodanig worden gecombineerd dat dit tot een langere periode dan twee kalenderjaren zou leiden. |
Artikel 6
Overgangsperiode
Het verbod van artikel 101, lid 1, van het Verdrag geldt gedurende de periode van 1 januari 2011 tot en met 31 december 2012 niet voor op 31 december 2010 reeds van kracht zijnde overeenkomsten die niet aan de in deze verordening gestelde voorwaarden voor vrijstelling, maar wel aan de in Verordening (EG) nr. 2658/2000 gestelde voorwaarden voor vrijstelling voldoen.
Artikel 7
Geldigheidsduur
Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2011.
Zij vervalt op 31 december 2022.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 14 december 2010.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 285 van 29.12.1971, blz. 46.
(*1) Sinds 1 december 2009 is artikel 81 van het EG-Verdrag artikel 101 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie („VWEU”). Beide artikelen zijn in wezen identiek. Voor zover van toepassing, dienen in deze verordening de verwijzingen naar artikel 101 van het VWEU te worden gelezen als verwijzingen naar artikel 81 van het EG-Verdrag. Bij het VWEU zijn ook enkele wijzigingen in de terminologie aangebracht, zoals de vervanging van „Gemeenschap” door „Unie” en de vervanging van „gemeenschappelijke markt” door „interne markt”. In deze verordening wordt de terminologie van het VWEU gebruikt.
18.12.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 335/48 |
VERORDENING (EU) Nr. 1219/2010 VAN DE COMMISSIE
van 17 december 2010
tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),
Gelet op Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (2), en met name op artikel 138, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
Bij Verordening (EG) nr. 1580/2007 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XV, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 138 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 18 december 2010.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 17 december 2010.
Voor de Commissie, namens de voorzitter,
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
BIJLAGE
Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
(EUR/100 kg) |
||
GN-code |
Code derde landen (1) |
Forfaitaire invoerwaarde |
0702 00 00 |
AL |
78,3 |
EG |
88,4 |
|
MA |
50,0 |
|
TR |
109,6 |
|
ZZ |
81,6 |
|
0707 00 05 |
EG |
140,2 |
JO |
158,2 |
|
TR |
88,4 |
|
ZZ |
128,9 |
|
0709 90 70 |
MA |
84,2 |
TR |
138,3 |
|
ZZ |
111,3 |
|
0805 10 20 |
AR |
43,0 |
BR |
41,5 |
|
CL |
87,1 |
|
MA |
64,5 |
|
PE |
58,9 |
|
SZ |
46,6 |
|
TR |
56,0 |
|
UY |
48,0 |
|
ZA |
44,7 |
|
ZZ |
54,5 |
|
0805 20 10 |
MA |
65,4 |
ZZ |
65,4 |
|
0805 20 30 , 0805 20 50 , 0805 20 70 , 0805 20 90 |
HR |
60,3 |
IL |
72,7 |
|
TR |
71,4 |
|
ZZ |
68,1 |
|
0805 50 10 |
AR |
49,2 |
TR |
56,7 |
|
UY |
49,2 |
|
ZZ |
51,7 |
|
0808 10 80 |
AR |
74,9 |
AU |
205,3 |
|
CA |
87,8 |
|
CL |
84,2 |
|
CN |
83,7 |
|
MK |
29,3 |
|
NZ |
74,9 |
|
US |
95,2 |
|
ZA |
124,0 |
|
ZZ |
95,5 |
|
0808 20 50 |
CN |
49,5 |
US |
135,7 |
|
ZZ |
92,6 |
(1) Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.
18.12.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 335/50 |
VERORDENING (EU) Nr. 1220/2010 VAN DE COMMISSIE
van 17 december 2010
inzake de verkoopprijzen voor granen in reactie op de 3e bijzondere inschrijving in het kader van de bij Verordening (EU) nr. 1017/2010 geopende openbare inschrijving
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1), en met name artikel 43, onder f), juncto artikel 4,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EU) nr. 1017/2010 van de Commissie (2) is overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2009 van de Commissie van 11 december 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad wat betreft de aankoop en de verkoop van landbouwproducten in het kader van de openbare interventie (3) een openbare inschrijving geopend voor de verkoop van granen. |
(2) |
Op grond van artikel 46, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1272/2009 en artikel 4 van Verordening (EU) nr. 1017/2010 moet de Commissie op basis van de voor elke bijzondere inschrijving ontvangen inschrijvingen een minimumverkoopprijs vaststellen of besluiten geen minimumverkoopprijs vast te stellen. |
(3) |
Besloten is dat op grond van de voor de 3e bijzondere inschrijving ontvangen inschrijvingen een minimumverkoopprijs moet worden vastgesteld voor sommige granen en voor sommige lidstaten en dat geen minimumverkoopprijs hoeft te worden vastgesteld voor andere granen en andere lidstaten. |
(4) |
Om de markt snel een signaal te geven en met het oog op een efficiënt beheer van de maatregel, moet de onderhavige verordening van kracht worden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie. |
(5) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Voor de 3e bijzondere inschrijving in het kader van de bij Verordening (EU) nr. 1017/2010 geopende openbare inschrijving voor de verkoop van granen, waarvoor de termijn voor de indiening van inschrijvingen op 15 december 2010 is verstreken, wordt de verkoopprijs per graansoort en per lidstaat vastgesteld in de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 17 december 2010.
Voor de Commissie, namens de voorzitter,
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
BIJLAGE
Besluiten over verkoop
(EUR/t) |
|||||||||||
Lidstaat |
Minimumverkoopprijs |
||||||||||
Zachte tarwe |
Gerst |
Mais |
|||||||||
GN-code 1001 90 |
GN-code 1003 00 |
GN-code 1005 90 00 |
|||||||||
België/Belgique |
X |
X |
X |
||||||||
България |
X |
X |
X |
||||||||
Česká republika |
222,18 |
175,10 |
X |
||||||||
Danmark |
X |
— |
X |
||||||||
Deutschland |
X |
185 |
X |
||||||||
Eesti |
X |
175 |
X |
||||||||
Eire/Ireland |
X |
X |
X |
||||||||
Ellάda |
X |
X |
X |
||||||||
España |
X |
X |
X |
||||||||
France |
X |
— |
X |
||||||||
Italia |
X |
X |
X |
||||||||
Κύproς |
X |
X |
X |
||||||||
Latvija |
X |
X |
X |
||||||||
Lietuva |
X |
174,50 |
X |
||||||||
Luxembourg |
X |
X |
X |
||||||||
Magyarország |
X |
175,50 |
X |
||||||||
Malta |
X |
X |
X |
||||||||
Nederland |
X |
X |
X |
||||||||
Österreich |
X |
X |
X |
||||||||
Polska |
X |
X |
X |
||||||||
Portugal |
X |
X |
X |
||||||||
România |
X |
X |
X |
||||||||
Slovenija |
X |
X |
X |
||||||||
Slovensko |
X |
175,21 |
X |
||||||||
Suomi/Finland |
X |
175,20 |
X |
||||||||
Sverige |
X |
184,50 |
X |
||||||||
United Kingdom |
X |
199,42 |
X |
||||||||
|
18.12.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 335/52 |
VERORDENING (EU) Nr. 1221/2010 VAN DE COMMISSIE
van 17 december 2010
inzake de afgifte van invoercertificaten voor de aanvragen die tijdens de eerste zeven dagen van december 2010 in het kader van de bij Verordening (EG) nr. 533/2007 geopende tariefcontingenten zijn ingediend voor vlees van pluimvee
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (Integrale-GMO-verordening) (1),
Gelet op Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten (2), en met name op artikel 7, lid 2,
Gelet op Verordening (EG) nr. 533/2007 van de Commissie van 14 mei 2007 houdende opening en vaststelling van de wijze van beheer van tariefcontingenten voor vlees van pluimvee (3), en met name op artikel 5, lid 6,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 533/2007 zijn tariefcontingenten geopend voor de invoer van producten van de sector vlees van pluimvee. |
(2) |
De in de eerste zeven dagen van december 2010 voor de deelperiode van 1 januari tot en met 31 maart 2011 ingediende invoercertificaataanvragen hebben, voor bepaalde contingenten, betrekking op een hoeveelheid die groter is dan de beschikbare hoeveelheid. Bijgevolg dient door vaststelling van de op de aangevraagde hoeveelheden toe te passen toewijzingscoëfficiënt te worden bepaald in hoeverre de invoercertificaten kunnen worden afgegeven, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Op de invoercertificaataanvragen die op grond van Verordening (EG) nr. 533/2007 zijn ingediend voor de deelperiode van 1 januari tot en met 31 maart 2011, worden de in de bijlage bij de onderhavige verordening vastgestelde toewijzingscoëfficiënten toegepast.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 18 december 2010.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 17 december 2010.
Voor de Commissie, namens de voorzitter,
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
BIJLAGE
Nummer van de groep |
Volgnummer |
Toewijzingscoëfficiënt voor de invoercertificaataanvragen die zijn ingediend voor de deelperiode van 1.1.2011-31.3.2011 (%) |
P1 |
09.4067 |
2,311405 |
P3 |
09.4069 |
0,45498 |
18.12.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 335/54 |
VERORDENING (EU) Nr. 1222/2010 VAN DE COMMISSIE
van 17 december 2010
inzake de afgifte van invoercertificaten voor de aanvragen die tijdens de eerste zeven dagen van december 2010 in het kader van de bij Verordening (EG) nr. 539/2007 geopende tariefcontingenten zijn ingediend voor bepaalde producten in de sector eieren en ovoalbumine
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (integrale-GMO-verordening) (1),
Gelet op Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten (2), en met name op artikel 7, lid 2,
Gelet op Verordening (EG) nr. 539/2007 van de Commissie van 15 mei 2007 houdende opening en vaststelling van de wijze van beheer van tariefcontingenten voor eieren en ovoalbumine (3), en met name op artikel 5, lid 6,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 539/2007 zijn tariefcontingenten geopend voor de invoer van producten van de sector eieren en ovoalbumine. |
(2) |
De in de eerste zeven dagen van december 2010 voor de deelperiode van 1 januari tot en met 31 maart 2011 ingediende invoercertificaataanvragen hebben, voor bepaalde contingenten, betrekking op een hoeveelheid die groter is dan de beschikbare hoeveelheid. Bijgevolg dient door vaststelling van de op de aangevraagde hoeveelheden toe te passen toewijzingscoëfficiënt te worden bepaald in hoeverre de invoercertificaten kunnen worden afgegeven, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Op de invoercertificaataanvragen die op grond van Verordening (EG) nr. 539/2007 zijn ingediend voor de deelperiode van 1 januari tot en met 31 maart 2011, worden de in de bijlage bij de onderhavige verordening vastgestelde toewijzingscoëfficiënten toegepast.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 18 december 2010.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 17 december 2010.
Voor de Commissie, namens de voorzitter,
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
BIJLAGE
Nummer van de groep |
Volgnummer |
Toewijzingscoëfficiënt voor de invoercertificaataanvragen die zijn ingediend voor de deelperiode van 1.1.2011-31.3.2011 (%) |
E2 |
09.4401 |
29,413481 |
18.12.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 335/56 |
VERORDENING (EU) Nr. 1223/2010 VAN DE COMMISSIE
van 17 december 2010
inzake de afgifte van invoercertificaten voor de aanvragen die tijdens de eerste zeven dagen van december 2010 in het kader van het bij Verordening (EG) nr. 1384/2007 geopende tariefcontingent zijn ingediend voor vlees van pluimvee van oorsprong uit Israël
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),
Gelet op Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten (2), en met name op artikel 7, lid 2,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1384/2007 van de Commissie van 26 november 2007 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 2398/96 van de Raad, wat betreft de opening en vaststelling van de wijze van beheer van communautaire tariefcontingenten voor de invoer in de Gemeenschap van producten van de sector vlees van pluimvee van oorsprong uit Israël (3), en met name op artikel 5, lid 5,
Overwegende hetgeen volgt:
De in de eerste zeven dagen van december 2010 voor de deelperiode van 1 januari tot en met 31 maart 2011 ingediende invoercertificaataanvragen hebben, voor het contingent met volgnummer 09.4092, betrekking op een hoeveelheid die groter is dan de beschikbare hoeveelheid. Bijgevolg dient door vaststelling van de op de aangevraagde hoeveelheden toe te passen toewijzingscoëfficiënt te worden bepaald in hoeverre de invoercertificaten kunnen worden afgegeven,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Op de invoercertificaataanvragen die op grond van Verordening (EG) nr. 1384/2007 zijn ingediend voor de deelperiode van 1 januari tot en met 31 maart 2011 worden de in de bijlage bij de onderhavige verordening vastgestelde toewijzingscoëfficiënten toegepast.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 18 december 2010.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 17 december 2010.
Voor de Commissie, namens de voorzitter,
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
BIJLAGE
Nummer van de groep |
Volgnummer |
Toewijzingscoëfficiënt voor de invoercertificaataanvragen die zijn ingediend voor de deelperiode van 1.1.2011-31.3.2011 (in %) |
IL1 |
09.4092 |
91,737227 |
18.12.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 335/58 |
VERORDENING (EU) Nr. 1224/2010 VAN DE COMMISSIE
van 17 december 2010
inzake de afgifte van invoercertificaten voor de aanvragen die tijdens de eerste zeven dagen van december 2010 in het kader van het bij Verordening (EG) nr. 1385/2007 geopende tariefcontingent zijn ingediend voor vlees van pluimvee
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),
Gelet op Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten (2), en met name op artikel 7, lid 2,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1385/2007 van de Commissie van 26 november 2007 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 774/94 van de Raad, wat betreft de opening en vaststelling van de wijze van beheer van communautaire tariefcontingenten voor vlees van pluimvee (3), en met name op artikel 5, lid 6,
Overwegende hetgeen volgt:
De in de eerste zeven dagen van december 2010 voor de deelperiode van 1 januari tot en met 31 maart 2011 ingediende invoercertificaataanvragen hebben, voor bepaalde contingenten, betrekking op een hoeveelheid die groter is dan de beschikbare hoeveelheid. Bijgevolg dient door vaststelling van de op de aangevraagde hoeveelheden toe te passen toewijzingscoëfficiënt te worden bepaald in hoeverre de invoercertificaten kunnen worden afgegeven,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Op de invoercertificaataanvragen die op grond van Verordening (EG) nr. 1385/2007 zijn ingediend voor de deelperiode van 1 januari tot en met 31 maart 2011, worden de in de bijlage bij de onderhavige verordening vastgestelde toewijzingscoëfficiënten toegepast.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 18 december 2010.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 17 december 2010.
Voor de Commissie, namens de voorzitter,
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
BIJLAGE
Nummer van de groep |
Volgnummer |
Toewijzingscoëfficiënt voor de invoercertificaataanvragen die zijn ingediend voor de deelperiode van 1.1.2011-31.3.2011 (%) |
1 |
09.4410 |
0,412031 |
3 |
09.4412 |
0,426075 |
4 |
09.4420 |
0,541711 |
6 |
09.4422 |
0,558347 |
BESLUITEN
18.12.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 335/60 |
BESLUIT 2010/784/GBVB VAN DE RAAD
van 17 december 2010
betreffende de politiemissie van de Europese Unie voor de Palestijnse Gebieden (EUPOL COPPS)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 28 en artikel 43, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Raad heeft op 14 november 2005 Gemeenschappelijk Optreden 2005/797/GBVB vastgesteld, waarbij een politiemissie van de Europese Unie voor de Palestijnse Gebieden (1) (EUPOL COPPS) wordt ingesteld voor een periode van drie jaar. De operationele fase van EUPOL COPPS is ingegaan op 1 januari 2006. |
(2) |
De missie is laatstelijk verlengd bij Besluit 2009/955/GBVB van de Raad (2) en zal op 31 december 2010 eindigen. |
(3) |
Het Politiek en Veiligheidscomité (PVC) heeft op 17 november 2010 aanbevolen de missie met nog eens twaalf maanden te verlengen, tot en met 31 december 2011. |
(4) |
De commando- en controlestructuur van de missie dient de contractuele verantwoordelijkheden van het hoofd van de missie ten aanzien van de Commissie voor de uitvoering van de begroting van de missie onverlet te laten. |
(5) |
Voor de missie dient de wachtdienst in werking te worden gesteld. |
(6) |
De missie heeft mogelijk plaats in een verslechterende situatie die de doelstellingen van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid als geformuleerd in artikel 21 van het Verdrag kan schaden, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Missie
1. De bij Gemeenschappelijk Optreden 2005/797/GBVB ingestelde politiemissie van de Europese Unie voor de Palestijnse Gebieden, hierna Coördinatiebureau van de Europese Unie voor de ondersteuning van de Palestijnse politie (EUPOL COPPS) genoemd, wordt vanaf 1 januari 2011 voortgezet.
2. EUPOL COPPS functioneert overeenkomstig de taakomschrijving in artikel 2.
Artikel 2
Taakomschrijving
Het doel van de missie is bij te dragen tot de totstandbrenging van een duurzame en doeltreffende politiestructuur onder Palestijns gezag die aan de hoogste internationale normen voldoet, in samenwerking met de programma’s van de Unie voor institutionele opbouw en andere internationale inspanningen in de ruimere context van de veiligheidssector, met inbegrip van de hervorming van het strafrechtstelsel.
Daartoe zal EUPOL COPPS:
a) |
de Palestijnse civiele politie (PCP) bijstaan bij de uitvoering van het ontwikkelingsprogramma voor de politie door advies en intensieve begeleiding te bieden aan de PCP, in het bijzonder aan hoge functionarissen op het niveau van de districten, het hoofdbureau en het ministerie; |
b) |
de bijstand van de Unie en de lidstaten en, desgevraagd, internationale bijstand aan de PCP coördineren en faciliteren; |
c) |
advies uitbrengen over strafrechtelijke aangelegenheden in verband met de politie; |
d) |
over een projectcel beschikken voor het identificeren en uitvoeren van projecten. Op gebieden die verband houden met de missie en ter ondersteuning van de doelstellingen ervan, zal de missie, in voorkomend geval, projecten die door de lidstaten en derde landen onder hun verantwoordelijkheid worden uitgevoerd, coördineren, faciliteren en van advies voorzien. |
Artikel 3
Evaluatie
Door middel van een halfjaarlijkse beoordelingsprocedure, in overeenstemming met de beoordelingscriteria in het operationele concept (CONOPS) en in het operatieplan (OPLAN) en in het licht van de ontwikkelingen op het terrein, kunnen de omvang en het toepassingsgebied van de missie zo nodig worden aangepast.
Artikel 4
Structuur
Voor de uitvoering van zijn taak zal EUPOL COPPS bestaan uit de volgende onderdelen:
1. |
Hoofd van de missie/directeur van politie |
2. |
Afdeling Advies |
3. |
Afdeling Programmacoördinatie |
4. |
Afdeling Administratie |
5. |
Afdeling Rechtsstaat. |
Deze opzet van onderdelen wordt nader uitgewerkt in het CONOPS en het OPLAN. De Raad keurt het CONOPS en het OPLAN goed.
Artikel 5
Civiele operationele commandant
1. De directeur van het civiele plannings- en uitvoeringsvermogen (CPCC) is de civiele operationele commandant van EUPOL COPPS.
2. De civiele operationele commandant oefent, onder het politieke toezicht en de strategische leiding van het PVC en onder algemeen gezag van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (HV), het commando en de controle op strategisch niveau uit op EUPOL COPPS.
3. De civiele operationele commandant zorgt voor een adequate en efficiënte uitvoering van de besluiten van de Raad en van het PVC, mede, waar nodig, door aan het hoofd van de missie instructies op strategisch niveau te geven en hem advies en technische ondersteuning te verlenen.
4. Alle gedetacheerde personeelsleden blijven onder het volledige gezag staan van de nationale autoriteiten van de betrokken zendstaat of instelling van de Unie. De nationale autoriteiten dragen de operationele controle (OPCON) over hun personeel, teams en eenheden over aan de civiele operationele commandant.
5. Op de civiele operationele commandant rust de algehele verantwoordelijkheid ervoor te zorgen dat de Unie zich naar behoren van haar zorgplicht kwijt.
6. De civiele operationele commandant en de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie (SVEU) plegen, indien nodig, onderling overleg.
Artikel 6
Hoofd van de missie
1. Het hoofd van de missie neemt de verantwoordelijkheid voor de missie op zich en oefent het commando en de controle erover uit op het terrein.
2. Het hoofd van de missie oefent het commando en de controle uit over het personeel, de teams en de eenheden van de bijdragende staten die door de civiele operationele commandant ter beschikking zijn gesteld, en heeft de administratieve en logistieke verantwoordelijkheid over de aan de missie ter beschikking gestelde activa, middelen en informatie.
3. Het hoofd van de missie geeft instructies aan alle personeelsleden van de missie, met het oog op de effectieve uitvoering van de operatie EUPOL COPPS op het terrein, en zorgt voor de coördinatie en de dagelijkse leiding van de operatie volgens de instructies op strategisch niveau van de civiele operationele commandant.
4. Het hoofd van de missie is verantwoordelijk voor de uitvoering van de begroting van de missie. Daartoe sluit het hoofd van de missie een contract met de Commissie.
5. Het hoofd van de missie is verantwoordelijk voor het tuchtrechtelijke toezicht op het personeel. Voor gedetacheerd personeel wordt het tuchtrecht uitgeoefend door de betrokken nationale autoriteiten of instelling van de Unie.
6. Het hoofd van de missie vertegenwoordigt EUPOL COPPS in het operatiegebied en zorgt voor passende zichtbaarheid van de missie.
7. Het hoofd van de missie zorgt, in voorkomend geval, voor coördinatie met andere actoren van de Unie op het terrein. Het hoofd van de missie krijgt, onder volledige eerbiediging van de commandostructuur, ter plaatse politieke aansturing van de SVEU.
Artikel 7
Personeel van EUPOL COPPS
1. De getalsterkte en het competentieniveau van het EUPOL COPPS-personeel zijn in overeenstemming met de in artikel 2 vastgelegde taakomschrijving en met de in artikel 4 beschreven structuur.
2. EUPOL COPPS bestaat voornamelijk uit personeel dat door de lidstaten of de instellingen van de Unie wordt gedetacheerd. Elke lidstaat of instelling van de Unie draagt de kosten in verband met elk door hem of haar gedetacheerd personeelslid, met inbegrip van salarissen, ziektekosten, reiskosten van en naar het gebied van de missie en andere vergoedingen dan dagvergoedingen, alsmede ongemakken- en gevarentoeslagen.
3. Onderdanen van lidstaten worden ook op contractbasis door EUPOL COPPS aangeworven indien de vereiste functies niet worden vervuld door gedetacheerd personeel van de lidstaten.
4. EUPOL COPPS werft, zo nodig, ook lokaal personeel aan.
5. Derde staten kunnen, in voorkomend geval, eveneens personeel bij de missie detacheren. Elke detacherende derde staat draagt de kosten in verband met het door hem gedetacheerde personeel van de missie, met inbegrip van salarissen, ziektekosten, vergoedingen, verzekering tegen grote risico’s en reiskosten van en naar het gebied van de missie.
6. Alle personeelsleden vervullen hun plichten en handelen in het belang van de missie. Alle personeelsleden nemen de beveiligingsbeginselen en -minimumnormen in acht die zijn vastgesteld bij Besluit 2001/264/EG van de Raad van 19 maart 2001 tot vaststelling van beveiligingsvoorschriften van de Raad (3).
Artikel 8
Status van het personeel van EUPOL COPPS
1. Indien noodzakelijk wordt over de status van het personeel van EUPOL COPPS, in voorkomend geval inclusief de voorrechten en immuniteiten en overige waarborgen die nodig zijn voor de uitvoering en de soepele werking van EUPOL COPPS, een overeenkomst gesloten volgens de procedure van artikel 37 van het Verdrag.
2. De lidstaat of instelling van de Unie die een personeelslid heeft gedetacheerd, is verantwoordelijk voor de afhandeling van de met de detachering verband houdende schade-eisen van of betreffende het personeelslid. De betrokken lidstaat of instelling van de Unie stelt in voorkomend geval vorderingen tegen het gedetacheerde personeelslid in.
3. De arbeidsvoorwaarden en de rechten en verplichtingen van het internationale en het plaatselijke tijdelijke personeel worden neergelegd in contracten tussen het hoofd van de missie/directeur van politie en het betrokken personeelslid.
Artikel 9
Commandostructuur
1. EUPOL COPPS heeft, als crisisbeheersingsoperatie, een gemeenschappelijke commandostructuur.
2. Het PVC oefent, onder de verantwoordelijkheid van de Raad en de HV, het politieke toezicht op en de strategische leiding over EUPOL COPPS uit.
3. De civiele operationele commandant is, onder het politieke toezicht en de strategische leiding van het PVC en onder algemeen gezag van de HV, de commandant van EUPOL COPPS op strategisch niveau en geeft, in die hoedanigheid, instructies aan het hoofd van de missie en verleent hem advies en technische ondersteuning.
4. De civiele operationele commandant brengt via de HV verslag uit aan de Raad.
5. Het hoofd van de missie oefent het commando en de controle op het terrein uit over EUPOL COPPS en legt rechtstreeks verantwoording af aan de civiele operationele commandant.
Artikel 10
Politieke controle en strategische leiding
1. Het PVC zorgt, onder de verantwoordelijkheid van de Raad en de HV, voor de politieke controle en strategische leiding van de missie. De Raad machtigt het PVC de daartoe passende besluiten te nemen overeenkomstig artikel 38, derde alinea, van het Verdrag. Deze machtiging omvat de bevoegdheid om, op voordracht van de HV, een hoofd van de missie te benoemen en het CONOPS en het OPLAN te wijzigen. Zij omvat ook de bevoegdheid om, in het licht van het voorgaande, besluiten te nemen betreffende de benoeming van het hoofd van de missie. De beslissingsbevoegdheid met betrekking tot de doelstellingen en de beëindiging van de missie blijven berusten bij de Raad.
2. Het PVC brengt op gezette tijden verslag uit aan de Raad.
3. Het PVC ontvangt in voorkomend geval op geregelde tijdstippen door de civiele operationele commandant en het hoofd van de missie opgestelde verslagen over aangelegenheden die onder hun respectieve bevoegdheden vallen.
Artikel 11
Deelneming van derde staten
1. Onder volledige eerbiediging van de beslissingsautonomie van de Unie en het ene institutionele kader van de Unie kunnen derde staten worden uitgenodigd om bij te dragen aan EUPOL COPPS, met dien verstande dat zij de kosten dragen van het uitzenden van het door hen gedetacheerde personeel, waaronder de salarissen, vergoedingen en reiskosten van en naar het gebied van de missie, en dat zij in voorkomend geval in de bedrijfskosten van EUPOL COPPS bijdragen.
2. Derde staten die aan EUPOL COPPS bijdragen, hebben bij de dagelijkse leiding van de missie dezelfde rechten en verplichtingen als de lidstaten.
3. De Raad machtigt het PVC om de noodzakelijke besluiten betreffende de aanvaarding van de voorgestelde bijdragen te nemen en een comité van contribuanten op te richten.
4. De nadere regelingen betreffende de deelneming van derde staten worden vastgesteld in een overeenkomstig artikel 37 van het Verdrag te sluiten overeenkomst en, voor zover nodig, in aanvullende technische regelingen. Wanneer de Unie en een derde staat een overeenkomst sluiten tot vaststelling van een kader voor de deelneming van die derde staat aan crisisbeheersingsoperaties van de Unie, zijn in het kader van EUPOL COPPS de bepalingen van die overeenkomst van toepassing.
Artikel 12
Beveiliging
1. De civiele operationele commandant neemt de leiding over de planning van de beveiligingsmaatregelen door het hoofd van de missie op zich en zorgt voor een adequate en efficiënte uitvoering daarvan voor EUPOL COPPS overeenkomstig de artikelen 5 en 10, in overleg met de dienst Beveiliging van de Raad.
2. Het hoofd van de missie is verantwoordelijk voor de veiligheid van de operatie en voor de naleving van de minimumbeveiligingsvereisten die op de operatie van toepassing zijn, overeenkomstig het beleid van de Unie inzake de veiligheid van EU-personeel dat op grond van titel V van het Verdrag en de daarvan afgeleide instrumenten in een operationele hoedanigheid wordt ingezet buiten de Unie.
3. Het hoofd van de missie wordt bijgestaan door een speciaal voor de missie bestemde hoge veiligheidsfunctionaris, die verslag uitbrengt aan het hoofd van de missie en die tevens nauwe, functionele betrekkingen onderhoudt met de dienst Beveiliging van de Raad.
4. De personeelsleden van EUPOL COPPS krijgen, overeenkomstig het OPLAN, vóór hun indiensttreding een verplichte veiligheidsopleiding. Zij krijgen regelmatig ter plaatse herhalingscursussen, die worden georganiseerd door de hoge veiligheidsfunctionaris.
Artikel 13
Financiële regelingen
1. Het financiële referentiebedrag ter dekking van de uitgaven in verband met EUPOL COPPS voor de periode van 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011 bedraagt 8 250 000 EUR.
2. Alle uitgaven worden beheerd volgens de procedures en voorschriften die van toepassing zijn op de algemene begroting van de Unie.
3. Onderdanen van deelnemende derde staten en van buurlanden mogen inschrijven bij aanbestedingen. Behoudens goedkeuring van de Commissie mag het hoofd van de missie technische regelingen sluiten met de lidstaten, deelnemende derde staten en andere internationale actoren over het leveren van uitrusting, diensten en lokalen aan EUPOL COPPS.
4. Het hoofd van de missie/directeur van politie brengt over de in het kader van zijn contract ondernomen activiteiten volledig verslag uit aan de Commissie, onder wier toezicht hij staat.
5. De financiële regelingen moeten voldoen aan de operationele vereisten van EUPOL COPPS, met inbegrip van de verenigbaarheid van uitrusting en de interoperabiliteit van haar teams.
6. Uitgaven komen voor financiering in aanmerking vanaf de datum waarop dit besluit in werking treedt.
Artikel 14
Vrijgave van gerubriceerde gegevens
1. De HV is gemachtigd om, naargelang van de operationele behoeften van de missie en met inachtneming van de beveiligingsvoorschriften van de Raad, ten behoeve van de missie geproduceerde gerubriceerde gegevens en documenten van de Europese Unie tot op het niveau „RESTREINT UE” vrij te geven aan de bij dit besluit betrokken derde staten.
2. Indien er sprake is van een concrete, onmiddellijke operationele behoefte, is de HV voorts gemachtigd om ten behoeve van de missie geproduceerde gerubriceerde gegevens en documenten van de Europese Unie tot op het niveau „RESTREINT UE” met inachtneming van de beveiligingsvoorschriften van de Raad vrij te geven aan de plaatselijke autoriteiten. In alle andere gevallen worden deze gegevens en documenten vrijgegeven aan de plaatselijke autoriteiten volgens de daartoe bestemde procedures op het niveau van hun samenwerking met de Unie.
3. De HV is gemachtigd om niet-gerubriceerde documenten van de Europese Unie betreffende de beraadslagingen van de Raad over de missie die onder de geheimhoudingsplicht van artikel 6, lid 1, van het reglement van orde van de Raad (4) vallen, vrij te geven aan de bij dit besluit betrokken derde staten en aan de plaatselijke autoriteiten.
Artikel 15
Wachtdienst
De wachtdienst wordt in werking gesteld voor EUPOL COPPS.
Artikel 16
Inwerkingtreding
Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.
Het verstrijkt op 31 december 2011.
Gedaan te Brussel, 17 december 2010.
Voor de Raad
De voorzitter
S. VANACKERE
(1) PB L 300 van 17.11.2005, blz. 65.
(2) PB L 330 van 16.12.2009, blz. 76.
(3) PB L 101 van 11.4.2001, blz. 1.
(4) Besluit 2009/937/EU van de Raad van 1 december 2009 houdende vaststelling van zijn reglement van orde (PB L 325 van 11.12.2009, blz. 35).
18.12.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 335/64 |
BESLUIT VAN DE COMMISSIE
van 17 december 2010
houdende de principiële erkenning dat het dossier dat is ingediend voor grondig onderzoek met het oog op de eventuele opneming van pyriofenon in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG van de Raad, volledig is
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2010) 9076)
(Voor de EER relevante tekst)
(2010/785/EU)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (1), en met name artikel 6, lid 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Richtlijn 91/414/EEG voorziet in de opstelling van een EU-lijst van werkzame stoffen die mogen worden gebruikt in gewasbeschermingsmiddelen. |
(2) |
Op 31 maart 2010 heeft ISK Biosciences Europe SA bij de autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk een dossier ingediend met een aanvraag om de werkzame stof pyriofenon op te nemen in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG. |
(3) |
De autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk hebben de Commissie meegedeeld dat het dossier betreffende deze werkzame stof op grond van een eerste onderzoek lijkt te voldoen aan de in bijlage II bij Richtlijn 91/414/EEG vervatte voorschriften inzake gegevens en informatie. Het ingediende dossier lijkt ten aanzien van één gewasbeschermingsmiddel dat de werkzame stof in kwestie bevat, ook te voldoen aan de in bijlage III bij Richtlijn 91/414/EEG vervatte voorschriften inzake gegevens en informatie. Overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG heeft de aanvrager het dossier aan de Commissie en de andere lidstaten toegezonden en is het dossier vervolgens aan het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid voorgelegd. |
(4) |
Met dit besluit wordt op het niveau van de Europese Unie officieel bevestigd dat het dossier in beginsel voldoet aan de in bijlage II vastgestelde voorschriften inzake gegevens en informatie en, voor ten minste één gewasbeschermingsmiddel dat de desbetreffende werkzame stof bevat, aan de in bijlage III bij Richtlijn 91/414/EEG vastgestelde voorschriften. |
(5) |
De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Het dossier betreffende de in de bijlage bij dit besluit genoemde werkzame stof, die aan de Commissie en de lidstaten is voorgelegd met het oog op de opneming van deze stof in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG, voldoet in beginsel aan de in bijlage II bij die richtlijn vervatte voorschriften inzake gegevens en informatie.
Het dossier voldoet ten aanzien van één gewasbeschermingsmiddel dat de betrokken werkzame stof bevat, rekening houdend met het beoogde gebruik van dat middel, ook aan de in bijlage III bij Richtlijn 91/414/EEG opgenomen eisen op het gebied van gegevens en informatie.
Artikel 2
De als rapporteur aangewezen lidstaat bestudeert het in artikel 1 genoemde dossier grondig en deelt de conclusies van zijn onderzoek, vergezeld van eventuele aanbevelingen over het al dan niet opnemen van de betrokken werkzame stof in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG en van eventuele aan die opneming te verbinden voorwaarden, zo spoedig mogelijk en uiterlijk op 31 december 2011 aan de Commissie mee.
Artikel 3
Dit besluit is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 17 december 2010.
Voor de Commissie
John DALLI
Lid van de Commissie
BIJLAGE
ONDER DIT BESLUIT VALLENDE WERKZAME STOF
Naam, CIPAC-identificatienummer |
Aanvrager |
Datum van de aanvraag |
Als rapporteur aangewezen lidstaat |
Pyriofenon CIPAC-nr.: 827 |
ISK Biosciences SA |
31 maart 2010 |
VK |
18.12.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 335/66 |
BESLUIT VAN DE COMMISSIE
van 17 december 2010
waarbij aan België, Duitsland, Estland, Ierland, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Italië, Hongarije, Malta, Polen, Portugal, Finland en het Verenigd Koninkrijk afwijkingen worden toegestaan ten aanzien van de toepassing van Verordening (EG) nr. 452/2008 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de productie en ontwikkeling van statistieken over onderwijs en een leven lang leren
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2010) 9126)
(Slechts de teksten in de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Italiaanse, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese en de Spaanse taal zijn authentiek)
(2010/786/EU)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 452/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 betreffende de productie en de ontwikkeling van statistieken over onderwijs en een leven lang leren (1), en met name artikel 6, lid 3,
Gezien de verzoeken van het Koninkrijk België, de Bondsrepubliek Duitsland, de Republiek Estland, Ierland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, de Italiaanse Republiek, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Portugese Republiek, de Republiek Finland en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Verordening (EG) nr. 452/2008 heeft overeenkomstig artikel 3 van die verordening betrekking op de productie van statistieken in drie specifieke deelgebieden. |
(2) |
In artikel 6, lid 3, van Verordening (EG) nr. 452/2008 is bepaald dat zo nodig voor een of meer lidstaten beperkte afwijkingsregelingen en overgangsperioden kunnen worden vastgesteld, die beide op objectieve overwegingen gebaseerd dienen te zijn. |
(3) |
Uit de aan de Commissie verstrekte informatie blijkt dat de lidstaten om een afwijking verzoeken omdat er ingrijpende wijzigingen in de nationale statistische stelsels moeten worden aangebracht om volledig aan Verordening (EG) nr. 452/2008 te voldoen. |
(4) |
Daarom moeten de gevraagde afwijkingen worden toegestaan aan België, Duitsland, Estland, Ierland, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Italië, Hongarije, Malta, Polen, Portugal, Finland en het Verenigd Koninkrijk. |
(5) |
De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor het Europees statistisch systeem, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Aan de lidstaten worden de in de bijlage beschreven afwijkingen toegestaan.
Artikel 2
Dit besluit is gericht tot het Koninkrijk België, de Bondsrepubliek Duitsland, de Republiek Estland, Ierland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, de Italiaanse Republiek, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Portugese Republiek, de Republiek Finland en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland.
Gedaan te Brussel, 17 december 2010.
Voor de Commissie
Olli REHN
Lid van de Commissie
BIJLAGE
Afwijkingen van Verordening (EG) nr. 452/2008, zoals uitgevoerd door de Commissie, voor deelgebied 1: onderwijs- en beroepsopleidingsstelsels
Lidstaat |
Tabellen en uitsplitsingen |
Afwijking loopt af op |
||
België |
De gegevens over personeel worden elk jaar uiterlijk op 30 november van jaar t + 2 aan de Commissie (Eurostat) toegezonden (tabellen PERS_ENRL2 en PERS1) |
31 december 2013 |
||
De gegevens over afgestudeerden en diploma’s worden elk jaar uiterlijk op 31 december van jaar t + 2 aan de Commissie (Eurostat) toegezonden (tabellen GRAD2, GRAD4 en GRAD5) |
31 december 2013 |
|||
De gegevens over onderwijsuitgaven worden elk jaar uiterlijk op 31 december van jaar t + 2 aan de Commissie (Eurostat) toegezonden (tabellen FIN_ENRL2, FINANCE1 en FINANCE2) |
31 december 2013 |
|||
|
31 december 2013 |
|||
|
31 december 2012 |
|||
|
31 december 2013 |
|||
|
31 december 2012 |
|||
|
31 december 2013 |
|||
|
31 december 2012 |
|||
|
31 december 2013 |
|||
|
31 december 2013 |
|||
|
31 december 2013 |
|||
|
31 december 2013 |
|||
|
31 december 2013 |
|||
|
31 december 2013 |
|||
|
31 december 2013 |
|||
|
31 december 2013 |
|||
|
31 december 2013 |
|||
|
31 december 2013 |
|||
|
31 december 2012 |
|||
|
31 december 2013 |
|||
|
31 december 2013 |
|||
Duitsland |
De gegevens over onderwijsuitgaven worden elk jaar uiterlijk op 31 maart van jaar t + 3 aan de Commissie (Eurostat) toegezonden |
31 december 2013 |
||
|
31 december 2013 |
|||
|
31 december 2013 |
|||
|
31 december 2013 |
|||
Estland |
|
31 december 2013 |
||
|
31 december 2013 |
|||
|
31 december 2013 |
|||
Ierland |
|
31 december 2013 |
||
|
31 december 2013 |
|||
|
31 december 2013 |
|||
|
31 december 2013 |
|||
|
31 december 2013 |
|||
|
31 december 2013 |
|||
|
31 december 2013 |
|||
|
31 december 2013 |
|||
|
31 december 2013 |
|||
Griekenland |
|
31 december 2013 |
||
|
31 december 2013 |
|||
|
31 december 2013 |
|||
|
31 december 2013 |
|||
|
31 december 2013 |
|||
|
31 december 2013 |
|||
Spanje |
|
31 december 2013 |
||
|
31 december 2013 |
|||
|
31 december 2013 |
|||
|
31 december 2013 |
|||
Frankrijk |
De gegevens over inschrijvingen en instromers worden elk jaar uiterlijk op 31 oktober van jaar t + 2 aan de Commissie (Eurostat) toegezonden (tabellen ENRL1, ENRL1_Adult, ENRL1a, ENRL5, ENRL8, ENTR2 en ENTR3) |
31 december 2013 |
||
|
31 december 2013 |
|||
|
31 december 2013 |
|||
|
31 december 2013 |
|||
|
31 december 2013 |
|||
|
31 december 2013 |
|||
|
31 december 2013 |
|||
|
31 december 2013 |
|||
|
31 december 2013 |
|||
Italië |
De gegevens over afgestudeerden en diploma’s op ISCED-niveau 5 tweede graden en op ISCED-niveau 6 voor tabel GRAD5 worden elk jaar uiterlijk op 1 maart van jaar t + 3 aan de Commissie (Eurostat) toegezonden (kolommen 8, 12, 13 en 14 in tabel GRAD5) |
31 december 2013 |
||
|
31 december 2013 |
|||
|
31 december 2013 |
|||
|
31 december 2013 |
|||
Hongarije |
|
31 december 2012 |
||
|
31 december 2013 |
|||
Malta |
|
31 december 2013 |
||
|
31 december 2013 |
|||
|
31 december 2013 |
|||
|
31 december 2013 |
|||
|
31 december 2013 |
|||
|
31 december 2013 |
|||
|
31 december 2013 |
|||
Polen |
|
31 december 2013 |
||
|
31 december 2013 |
|||
|
31 december 2013 |
|||
|
31 december 2013 |
|||
|
31 december 2013 |
|||
|
31 december 2013 |
|||
|
31 december 2013 |
|||
|
31 december 2013 |
|||
|
31 december 2013 |
|||
|
31 december 2013 |
|||
Portugal |
|
31 december 2013 |
||
|
31 december 2013 |
|||
|
31 december 2013 |
|||
|
31 december 2013 |
|||
|
31 december 2013 |
|||
|
31 december 2013 |
|||
|
31 december 2013 |
|||
|
31 december 2013 |
|||
|
31 december 2013 |
|||
|
31 december 2013 |
|||
|
31 december 2013 |
|||
|
31 december 2013 |
|||
|
31 december 2013 |
|||
|
31 december 2013 |
|||
|
31 december 2013 |
|||
|
31 december 2013 |
|||
|
31 december 2013 |
|||
|
31 december 2013 |
|||
|
31 december 2013 |
|||
|
31 december 2013 |
|||
|
31 december 2013 |
|||
Finland |
De gegevens over personeel worden elk jaar uiterlijk op 31 december van jaar t + 2 aan de Commissie (Eurostat) toegezonden (tabellen PERS_ENRL2 en PERS1) |
31 december 2013 |
||
|
31 december 2013 |
|||
Verenigd Koninkrijk |
|
31 december 2013 |
||
|
31 december 2013 |
|||
|
31 december 2013 |
|||
|
31 december 2013 |
|||
|
31 december 2013 |
Afwijkingen van Verordening (EG) nr. 452/2008, zoals uitgevoerd door de Commissie, voor deelgebied 2: deelname van volwassenen aan een leven lang leren
In de Republiek Finland vindt de verzameling van gegevens voor de eerste enquête over deelname en niet-deelname van volwassenen aan een leven lang leren (enquête volwasseneneducatie) plaats van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012. De referentieperiode waarvan de gegevens over de deelname aan activiteiten in het kader van een leven lang leren worden verzameld, zijn de twaalf maanden voorafgaand aan de verzamelperiode.