ISSN 1725-2598

doi:10.3000/17252598.L_2010.330.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 330

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

53e jaargang
15 december 2010


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EU) nr. 1181/2010 van de Commissie van 13 december 2010 tot vaststelling van een verbod op de visserij op ansjovis in gebied het VIII door vaartuigen die de vlag van Spanje voeren

1

 

*

Verordening (EU) nr. 1182/2010 van de Commissie van 13 december 2010 tot vaststelling van een verbod op de visserij op roggen in het gebied EU-wateren van IIa en IV door vaartuigen die de vlag van Nederland voeren

3

 

 

Verordening (EU) nr. 1183/2010 van de Commissie van 14 december 2010 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

5

 

 

Verordening (EU) nr. 1184/2010 van de Commissie van 14 december 2010 tot wijziging van de bij Verordening (EU) nr. 867/2010 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor bepaalde producten uit de sector suiker voor het verkoopseizoen 2010/11

7

 

 

BESLUITEN

 

 

2010/772/EU

 

*

Besluit van de Commissie van 14 december 2010 tot vaststelling van een financiële bijdrage van de Unie voor 2010 ter dekking van de door Duitsland, Spanje, Frankrijk, Italië, Cyprus en Portugal gedane uitgaven ter bestrijding van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen (Kennisgeving geschied onder nummer C(2010) 8933)

9

 

 

2010/773/EU

 

*

Besluit van de Europese Centrale Bank van 25 november 2010 inzake de kwaliteitsaccreditatieprocedure voor producenten van eurobankbiljetten (ECB/2010/22)

14

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

15.12.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 330/1


VERORDENING (EU) Nr. 1181/2010 VAN DE COMMISSIE

van 13 december 2010

tot vaststelling van een verbod op de visserij op ansjovis in gebied het VIII door vaartuigen die de vlag van Spanje voeren

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (1), en met name artikel 36, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 53/2010 van de Raad van 14 januari 2010 tot vaststelling, voor 2010, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de EU en, voor vaartuigen van de EU, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn (2), zijn de quota voor 2010 vastgesteld.

(2)

Uit door de Commissie ontvangen informatie blijkt dat, gezien de vangsten van het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage vermelde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, de betrokken, voor 2010 toegewezen quota volledig zijn opgebruikt.

(3)

Daarom moet de visserij op dat bestand worden verboden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het opgebruiken van het quotum

Het quotum dat voor 2010 aan de in de bijlage bij deze verordening genoemde lidstaat is toegewezen voor de visserij op het in die bijlage vermelde bestand, wordt met ingang van de in die bijlage opgenomen datum als opgebruikt beschouwd.

Artikel 2

Verbod

De visserij op het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage genoemde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, is verboden met ingang van de in die bijlage opgenomen datum. Na die datum is het ook verboden om vis uit dit bestand die door deze vaartuigen is gevangen, aan boord te hebben, over te laden of aan te voeren.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 december 2010.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Lowri EVANS

Directeur-generaal Maritieme zaken en visserij


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.

(2)  PB L 21 van 26.1.2010, blz. 1.


BIJLAGE

Nr.

19/T&Q

Lidstaat

Spanje

Bestand

ANE/08.

Soort

Ansjovis (Engraulis encrasicolus)

Gebied

VIII

Datum

10.6.2010


15.12.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 330/3


VERORDENING (EU) Nr. 1182/2010 VAN DE COMMISSIE

van 13 december 2010

tot vaststelling van een verbod op de visserij op roggen in het gebied EU-wateren van IIa en IV door vaartuigen die de vlag van Nederland voeren

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (1), en met name artikel 36, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) nr. 53/2010 van de Raad van 14 januari 2010 tot vaststelling, voor 2010, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de EU en, voor vaartuigen van de EU, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn (2), zijn de quota voor 2010 vastgesteld.

(2)

Uit door de Commissie ontvangen informatie blijkt dat, gezien de vangsten van het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage vermelde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, de betrokken, voor 2010 toegewezen quota volledig zijn opgebruikt.

(3)

Daarom moet de visserij op dat bestand worden verboden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het opgebruiken van het quotum

Het quotum dat voor 2010 aan de in de bijlage bij deze verordening genoemde lidstaat is toegewezen voor de visserij op het in die bijlage vermelde bestand, wordt met ingang van de in die bijlage opgenomen datum als opgebruikt beschouwd.

Artikel 2

Verbod

De visserij op het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage genoemde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, is verboden met ingang van de in die bijlage opgenomen datum. Na die datum is het ook verboden om vis uit dit bestand die door deze vaartuigen is gevangen, aan boord te hebben, over te laden of aan te voeren.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 december 2010.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Lowri EVANS

Directeur-generaal Maritieme zaken en visserij


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.

(2)  PB L 21 van 26.1.2010, blz. 1.


BIJLAGE

Nr.

49/T&Q

Lidstaat

Nederland

Bestand

SRX/2AC4-C

Soort

Roggen (Rajidae)

Gebied

EU-wateren van IIa en IV

Datum

13.11.2010


15.12.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 330/5


VERORDENING (EU) Nr. 1183/2010 VAN DE COMMISSIE

van 14 december 2010

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (2), en met name op artikel 138, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

Bij Verordening (EG) nr. 1580/2007 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XV, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 138 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 15 december 2010.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 14 december 2010.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 350 van 31.12.2007, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

AL

53,0

EG

88,4

MA

56,5

TR

129,1

ZZ

81,8

0707 00 05

EG

140,2

TR

95,7

ZZ

118,0

0709 90 70

MA

83,5

TR

147,7

ZZ

115,6

0805 10 20

AR

43,0

BR

46,6

CL

87,1

MA

61,9

PE

58,9

SZ

46,6

TR

50,8

UY

48,0

ZA

44,4

ZZ

54,1

0805 20 10

MA

61,1

TR

57,6

ZZ

59,4

0805 20 30, 0805 20 50, 0805 20 70, 0805 20 90

IL

72,7

TR

67,8

ZZ

70,3

0805 50 10

AR

49,2

TR

60,1

ZZ

54,7

0808 10 80

AR

74,9

AU

205,3

CA

87,8

CL

84,2

CN

82,0

MK

26,7

NZ

73,7

US

95,5

ZA

125,8

ZZ

95,1

0808 20 50

CN

78,1

US

112,9

ZA

141,4

ZZ

110,8


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


15.12.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 330/7


VERORDENING (EU) Nr. 1184/2010 VAN DE COMMISSIE

van 14 december 2010

tot wijziging van de bij Verordening (EU) nr. 867/2010 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor bepaalde producten uit de sector suiker voor het verkoopseizoen 2010/11

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 951/2006 van de Commissie van 30 juni 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad wat betreft de handel met derde landen in de sector suiker (2), en met name op artikel 36, lid 2, tweede alinea, tweede zin,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en bepaalde stropen voor het verkoopseizoen 2010/11 zijn vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 867/2010 van de Commissie (3). Deze prijzen en rechten zijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 1111/2010 van de Commissie (4).

(2)

Naar aanleiding van de gegevens waarover de Commissie momenteel beschikt, dienen deze bedragen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 951/2006 te worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bij Verordening (EG) nr. 951/2006 voor het verkoopseizoen 2010/11 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor de in artikel 36 van Verordening (EU) nr. 867/2010 bedoelde producten worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 15 december 2010.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 14 december 2010.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 178 van 1.7.2006, blz. 24.

(3)  PB L 259 van 1.10.2010, blz. 3.

(4)  PB L 315 van 1.12.2010, blz. 27.


BIJLAGE

Gewijzigde bedragen van de representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en producten van GN-code 1702 90 95 die gelden met ingang van 15 december 2010

(EUR)

GN-code

Representatieve prijs per 100 kg netto van het betrokken product

Aanvullend recht per 100 kg netto van het betrokken product

1701 11 10 (1)

60,69

0,00

1701 11 90 (1)

60,69

0,00

1701 12 10 (1)

60,69

0,00

1701 12 90 (1)

60,69

0,00

1701 91 00 (2)

56,97

0,38

1701 99 10 (2)

56,97

0,00

1701 99 90 (2)

56,97

0,00

1702 90 95 (3)

0,57

0,18


(1)  Vaststelling voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage IV, punt III, van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(2)  Vaststelling voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage IV, punt II, van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(3)  Vaststelling per procent sacharose.


BESLUITEN

15.12.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 330/9


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 14 december 2010

tot vaststelling van een financiële bijdrage van de Unie voor 2010 ter dekking van de door Duitsland, Spanje, Frankrijk, Italië, Cyprus en Portugal gedane uitgaven ter bestrijding van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2010) 8933)

(Slechts de teksten in de Franse, de Duitse, de Griekse, de Italiaanse, de Portugese en de Spaanse taal zijn authentiek)

(2010/772/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2000/29/EG van de Raad van 8 mei 2000 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen (1), en met name artikel 23, lid 5,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 22 van Richtlijn 2000/29/EG kan aan de lidstaten een financiële bijdrage van de Unie voor „fytosanitaire bestrijdingsmaatregelen” worden toegekend ter dekking van de uitgaven die rechtstreeks verband houden met getroffen of geplande noodzakelijke maatregelen met het oog op de bestrijding van schadelijke organismen die uit derde landen of uit andere gebieden in de Unie zijn binnengebracht, om deze organismen uit te roeien of, als dat niet mogelijk is, de verspreiding ervan tegen te gaan.

(2)

Duitsland heeft drie verzoeken om een financiële bijdrage ingediend. Het eerste verzoek werd op 22 december 2009 ingediend en heeft betrekking op de maatregelen ter bestrijding van Anoplophora glabripennis in Baden-Württemberg, voor in 2008 en 2009 uitgevoerde maatregelen ter bestrijding van een uitbraak van het schadelijke organisme die aan de grens tussen Frankrijk en Duitsland werd ontdekt en door Frankrijk werd gemeld in 2008. Het tweede verzoek, ingediend op 22 december 2009, heeft betrekking op de maatregelen ter bestrijding van Saperda candida in Schleswig-Holstein voor in 2008 en 2009 uitgevoerde maatregelen ter bestrijding van een in 2008 ontdekte uitbraak. Het derde verzoek, ingediend op 28 april 2010, heeft betrekking op de maatregelen ter bestrijding van Diabrotica virgifera in Baden-Württemberg voor in 2009 uitgevoerde maatregelen ter bestrijding van in 2007 en 2009 ontdekte uitbraken van het schadelijke organisme, waarbij voor de uitbraken in 2007 reeds in 2008 en 2009 medefinanciering is toegekend.

(3)

Frankrijk heeft op 30 april 2010 een verzoek om een financiële bijdrage ingediend met betrekking tot de maatregelen ter bestrijding van Rhynchophorus ferrugineus voor in 2009 uitgevoerde, in 2010 uitgevoerde of geplande en voor 2011 geplande maatregelen ter bestrijding van in 2009 en 2010 ontdekte uitbraken. Het verzoek is op 15 oktober 2010 herzien op grond van de tijdens de evaluatie daarvan door de ad-hocwerkgroep van de Commissie ontvangen opmerkingen. Op grond van de door Frankrijk verstrekte technische informatie zijn er geen aanwijzingen dat de aanwezigheid van Rhynchophorus ferrugineus in de voor medefinanciering voorgestelde gebieden te wijten is aan de natuurlijke verspreiding uit andere besmette gebieden in de regio Provence-Alpes-Côte d'Azur.

(4)

Italië heeft op 30 april 2010 twee verzoeken om een financiële bijdrage ingediend. Het eerste verzoek heeft betrekking op de maatregelen ter bestrijding van Anoplophora chinensis in Lazio in de gemeente Rome voor in 2009 en 2010 uitgevoerde maatregelen ter bestrijding van een in 2008 ontdekte uitbraak. Voor de in 2008 en 2009 uitgevoerde maatregelen is reeds in 2009 medefinanciering toegekend. Het tweede verzoek heeft betrekking op de maatregelen ter bestrijding van Anoplophora glabripennis in Lombardia in de gemeente Corbetta voor tussen 1 mei en 31 december 2009 en in 2010 uitgevoerde maatregelen ter bestrijding van een in 2007 ontdekte uitbraak. Voor de in 2007, 2008 en tot april 2009 uitgevoerde maatregelen is reeds in 2009 medefinanciering toegekend.

(5)

Bovendien heeft Italië op 30 april 2010 twee andere verzoeken om een financiële bijdrage ingediend. Het eerste heeft betrekking op de maatregelen ter bestrijding van Anoplophora chinensis in Lombardia in de provincie Brescia, gemeente Gussago, voor tussen 1 mei en 31 december 2009 uitgevoerde maatregelen ter bestrijding van een in 2008 ontdekte uitbraak. Het tweede heeft betrekking op de maatregelen ter bestrijding van Anoplophora glabripennis in Veneto in de provincie Treviso, gemeente Cornuda, voor in 2009 en 2010 uitgevoerde maatregelen ter bestrijding van een in 2009 ontdekte uitbraak. Beide reeksen maatregelen bestaan uit diverse fytosanitaire maatregelen in de zin van artikel 23, lid 2, onder a) en b), van Richtlijn 2000/29/EG. Zij omvatten ook verboden of beperkingen in de zin van artikel 23, lid 2, onder c), van die richtlijn, namelijk de vervanging in 2009 en 2010 van vernietigde loofbomen door boomsoorten die niet gevoelig zijn voor bovengenoemde schadelijke organismen.

(6)

Cyprus heeft op 29 april 2010 een verzoek om een financiële bijdrage ingediend met betrekking tot de maatregelen ter bestrijding van Rhynchophorus ferrugineus voor in 2010 uitgevoerde of geplande maatregelen ter bestrijding van in 2009 en 2010 ontdekte uitbraken. Het verzoek is op 15 oktober 2010 herzien op grond van de tijdens de evaluatie daarvan door de ad-hocwerkgroep van de Commissie ontvangen opmerkingen. Op grond van de door Cyprus verstrekte technische informatie zijn er geen aanwijzingen dat de aanwezigheid van Rhynchophorus ferrugineus in de voor medefinanciering voorgestelde gebieden te wijten is aan de natuurlijke verspreiding uit andere besmette gebieden in Cyprus.

(7)

Portugal heeft op 30 april 2010 een verzoek om een financiële bijdrage ingediend met betrekking tot de maatregelen ter bestrijding van Bursaphelenchus xylophilus voor in 2010 geplande maatregelen ter bestrijding van in 2008 ontdekte uitbraken. Voor de in 2008 en 2009 uitgevoerde maatregelen is reeds in 2009 medefinanciering toegekend.

(8)

Spanje heeft op 30 april 2010 een verzoek om een financiële bijdrage ingediend met betrekking tot de maatregelen ter bestrijding van Bursaphelenchus xylophilus voor in 2010 geplande maatregelen voor een in 2008 ontdekte uitbraak. Voor de in 2008 en 2009 uitgevoerde maatregelen is reeds in 2009 medefinanciering toegekend.

(9)

Duitsland, Spanje, Frankrijk, Italië, Cyprus en Portugal hebben elk een actieprogramma opgesteld voor de uitroeiing of bestrijding van voor planten schadelijke organismen die op hun grondgebied worden binnengebracht. In deze programma’s zijn de te verwezenlijken doelstellingen, de uit te voeren maatregelen, alsmede de duur en de kosten van de maatregelen vastgelegd.

(10)

Alle hierboven vermelde maatregelen bestaan uit diverse fytosanitaire maatregelen, waaronder de vernietiging van besmette bomen of gewassen, de toepassing van gewasbeschermingsmiddelen, saneringstechnieken, officieel of op officieel verzoek uitgevoerde inspecties en tests om de aanwezigheid of de omvang van de besmetting door de respectieve schadelijke organismen te monitoren, en de vervanging van vernietigde bomen, in de zin van artikel 23, lid 2, onder a), b) en c), van Richtlijn 2000/29/EG.

(11)

Duitsland, Spanje, Frankrijk, Italië, Cyprus en Portugal hebben overeenkomstig de voorschriften van artikel 23 van Richtlijn 2000/29/EG, met name de leden 1 en 4, en overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1040/2002 van de Commissie van 14 juni 2002 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van de regeling inzake de toekenning van een financiële bijdrage van de Gemeenschap voor fytosanitaire bestrijdingsmaatregelen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2051/97 (2) verzocht om toekenning van een financiële bijdrage van de Unie voor deze programma’s.

(12)

Dankzij de door Duitsland, Spanje, Frankrijk, Italië, Cyprus en Portugal verstrekte technische informatie heeft de Commissie de situatie nauwkeurig en volledig kunnen onderzoeken. De Commissie heeft geconcludeerd dat is voldaan aan de voorwaarden voor de toekenning van een financiële bijdrage van de Unie, als vastgesteld in artikel 23 van Richtlijn 2000/29/EG. Bijgevolg moet een financiële bijdrage van de Unie worden verleend ter dekking van de uitgaven voor die programma’s.

(13)

Overeenkomstig artikel 23, lid 5, tweede alinea, van Richtlijn 2000/29/EG kan de financiële bijdrage van de Unie 50 % bedragen van de subsidiabele uitgaven voor maatregelen die zijn genomen binnen een periode van maximaal twee jaar na de datum van ontdekking van het schadelijke organisme of die voor die periode zijn gepland. Overeenkomstig de derde alinea van dat artikel kan deze periode worden verlengd als duidelijk is dat het doel van de maatregelen binnen een redelijke extra termijn zal worden bereikt, in welk geval het percentage van de financiële bijdrage van de Unie in de loop der jaren zal afnemen. Gezien de conclusies van de werkgroep over de evaluatie van de solidariteitsdossiers, moet de periode van twee jaar voor de betrokken programma’s worden verlengd, waarbij het percentage van de financiële bijdragen van de Unie voor deze maatregelen wordt verlaagd tot 45 % van de subsidiabele uitgaven voor het derde jaar en tot 40 % voor het vierde jaar van deze programma’s.

(14)

De financiële bijdrage van de Unie tot 45 % van de subsidiabele uitgaven moet daarom gelden voor de volgende programma’s: Italië, Lombardia, Anoplophora chinensis (2010), Italië, Lazio, Anoplophora chinensis (2010), Italië, Lombardia, Anoplophora glabripennis (2009), Portugal, Bursaphelenchus xylophilus (2010) en Spanje, Bursaphelenchus xylophilus (2010), aangezien voor de betrokken maatregelen reeds een financiële bijdrage voor de eerste twee jaren van de uitvoering daarvan is toegekend krachtens Besluit 2009/996/EU van de Commissie (3). Hetzelfde percentage moet gelden voor het derde jaar (2009) van het door Duitsland ingediende programma voor Diabrotica virgifera in Baden-Württemberg in de plattelandsdistricten Ortenaukreis en Bodenseekreis, voor welke maatregelen reeds een financiële bijdrage van de Unie is toegekend krachtens Beschikking 2009/147/EG van de Commissie (4) en Besluit 2009/996/EU.

(15)

Bovendien moet een bijdrage van de Unie van maximaal 40 % worden toegekend voor het vierde jaar (2010) van het door Italië voor de maatregelen in Lombardia ter bestrijding van Anoplophora glabripennis ingediende programma, waarvoor krachtens Besluit 2009/996/EU reeds een financiële bijdrage van de Unie voor de eerste drie jaren van de uitvoering daarvan is toegekend.

(16)

Overeenkomstig artikel 24 van Richtlijn 2000/29/EG moet de Commissie vaststellen of het binnenbrengen van het betrokken schadelijke organisme veroorzaakt is door inadequate onderzoeken, inspecties of controles om zo mogelijk de op grond van de bevindingen van haar verificatie vereiste maatregelen te nemen.

(17)

Overeenkomstig artikel 3, lid 2, onder a), van Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad van 21 juni 2005 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (5) moeten fytosanitaire maatregelen worden gefinancierd uit het Europees Landbouwgarantiefonds. Voor de financiële controle van deze maatregelen zijn de artikelen 9, 36 en 37 van voornoemde verordening van toepassing.

(18)

Overeenkomstig artikel 75 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (6) en artikel 90, lid 1, van Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 van de Commissie van 23 december 2002 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (7) wordt de vastlegging van een uitgave uit de begroting van de Unie voorafgegaan door een financieringsbesluit van de instelling waaraan bevoegdheden zijn gedelegeerd, waarin de wezenlijke elementen van de maatregel waarop de uitgave betrekking heeft, worden vastgesteld.

(19)

Dit besluit vormt een financieringsbesluit voor de uitgaven, bedoeld in de door de lidstaten ingediende medefinancieringsverzoeken.

(20)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Plantenziektekundig Comité,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De toekenning van een financiële bijdrage van de Unie voor 2010 ter dekking van de door Duitsland, Spanje, Frankrijk, Italië, Cyprus en Portugal gedane uitgaven in verband met de noodzakelijke maatregelen, als bedoeld in artikel 23, lid 2, onder a), b) en c), van Richtlijn 2000/29/EG, genomen ter bestrijding van de organismen waarop de in de bijlage genoemde uitroeiingsprogramma’s betrekking hebben, wordt goedgekeurd.

Artikel 2

De in artikel 1 bedoelde financiële bijdrage van de Unie bedraagt in totaal 7 342 161 EUR. De maximumbedragen van de financiële bijdrage van de Unie voor elk programma staan vermeld in de bijlage.

Artikel 3

De in de bijlage vermelde financiële bijdrage van de Unie wordt onder de volgende voorwaarden betaald:

a)

er zijn bewijsstukken met betrekking tot de genomen maatregelen door de betrokken lidstaat ingediend overeenkomstig de bepalingen van Verordening (EG) nr. 1040/2002;

b)

er is een betalingsverzoek door de betrokken lidstaat bij de Commissie ingediend overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1040/2002.

De betaling van de financiële bijdrage geschiedt onverminderd de verificaties door de Commissie krachtens artikel 24 van Richtlijn 2000/29/EG.

Artikel 4

Dit besluit is gericht tot de Bondsrepubliek Duitsland, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, de Italiaanse Republiek, de Republiek Cyprus en de Portugese Republiek.

Gedaan te Brussel, 14 december 2010.

Voor de Commissie

John DALLI

Lid van de Commissie


(1)  PB L 169 van 10.7.2000, blz. 1.

(2)  PB L 157 van 15.6.2002, blz. 38.

(3)  PB L 339 van 22.12.2009, blz. 49.

(4)  PB L 49 van 20.2.2009, blz. 43.

(5)  PB L 209 van 11.8.2005, blz. 1.

(6)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(7)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 1.


BIJLAGE

UITROEIINGSPROGRAMMA’S

Verklaring:

a= jaar van uitvoering van het uitroeiingsprogramma.

Deel I

Programma’s waarvoor de financiële bijdrage van de Unie overeenkomt met 50 % van de subsidiabele uitgaven

(EUR)

Lidstaat

Bestreden schadelijke organismen

Betrokken planten

Jaar

a

Subsidiabele uitgaven

Maximale bijdrage van de Unie Per programma

Duitsland, Baden-Württemberg

Anoplophora glabripennis

Diverse boomsoorten

2008 en 2009

1

44 590

22 295

Duitsland, Baden-Württemberg, plattelandsdistricten Emmendingen, Lörrach, Konstanz (jaar 1 van de maatregelen) en Ravensburg (jaar 2 van de maatregelen)

Diabrotica virgifera

Zea mays

2009

1 of 2

94 067

47 033

Duitsland, Schleswig-Holstein

Saperda candida

Diverse boomsoorten

2008 en 2009

1 en 2

28 026

14 013

Frankrijk, Provence-Alpes-Côte d’Azur

Rhynchophorus ferrugineus

Palmaceae

2009 (september) tot 2011 (augustus)

1 en 2

373 860

186 930

Italië, Lombardia

(gebied Gussago)

Anoplophora chinensis

Diverse boomsoorten

2009 (mei tot december)

2

226 083

113 041

Italië, Veneto

(gebied Cornuda)

Anoplophora glabripennis

Diverse boomsoorten

2009 en 2010

1 en 2

556 817

278 408

Cyprus

Rhynchophorus ferrugineus

Palmaceae

2010

1

49 306

24 653


Deel II

Programma’s waarvoor de financiële bijdrage van de Unie varieert naargelang de toegepaste degressiviteit

(EUR)

Lidstaat

Bestreden schadelijke organismen

Betrokken planten

Jaar

a

Subsidiabele uitgaven

Percentage (%)

Maximale bijdrage van de Unie

Duitsland, Baden-Württemberg, plattelandsdistricten Ortenaukreis en Bodenseekreis

Diabrotica virgifera

Zea mays

2009

3

228 653

45

102 893

Italië, Lombardia

(gebied Gussago)

Anoplophora chinensis

Diverse boomsoorten

2010

3

882 726

45

397 226

Italië, Lazio

(gebied Rome)

Anoplophora chinensis

Diverse boomsoorten

2010

3

461 555

45

207 699

Italië, Lombardia

(gebied Corbetta)

Anoplophora glabripennis

Diverse boomsoorten

2009 (mei tot december)

3

36 531

45

16 438

2010

4

75 331

40

30 132

Portugal

Bursaphelenchus xylophilus

Naaldbomen

2010

3

12 471 595

45

5 612 217

Spanje

Bursaphelenchus xylophilus

Naaldbomen

2010

3

642 629

45

289 183


Totale bijdrage van de Unie (EUR):

7 342 161


15.12.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 330/14


BESLUIT VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 25 november 2010

inzake de kwaliteitsaccreditatieprocedure voor producenten van eurobankbiljetten

(ECB/2010/22)

(2010/773/EU)

DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 128, lid 1,

Gezien de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank (hierna de „ESCB-statuten”), en met name artikel 16,

Overwegende:

(1)

Artikel 128, lid 1 van het Verdrag en artikel 16 van de ESCB-statuten bepalen dat de Europese Centrale Bank (ECB) het alleenrecht heeft machtiging te geven tot de uitgifte van eurobankbiljetten binnen de Unie. Dit recht omvat de bevoegdheid tot het nemen van maatregelen ter bescherming van de integriteit van eurobankbiljetten als betaalmiddel.

(2)

Het produceren van eurobankbiljetten en grondstoffen voor eurobankbiljetten overeenkomstig identieke kwaliteitsstandaards is van cruciaal belang voor het garanderen van de kwaliteit ervan, ongeacht de plaats van productie.

(3)

Er dient daarom een kwaliteitsaccreditatieprocedure te worden ingevoerd, ten einde te verzekeren dat alleen producenten die voldoen aan de minimumkwaliteitsvereisten, worden geaccrediteerd om eurobankbiljetten en grondstoffen voor eurobankbiljetten te produceren,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Definities

In dit besluit wordt bedoeld met:

a)   „kwaliteitsaccreditatie”: de door de ECB aan een producent verleende status, waarvan de reikwijdte wordt uiteengezet in de artikelen 3 en 4, die bevestigt dat de producent voldoet aan de kwaliteitsvereisten;

b)   „productieactiviteit t.a.v. eurobankbiljetten”: de productie van eurobankbiljetten of grondstoffen voor eurobankbiljetten;

c)   „producent”: een entiteit die betrokken is bij een productieactiviteit t.a.v. eurobankbiljetten, of daarbij betrokken wenst te worden;

d)   „productielocatie”: gebouwen die een producent gebruikt, dan wel voornemens is te gebruiken voor een productieactiviteit t.a.v. eurobankbiljetten;

e)   „kwaliteitsvereisten”: de inhoudelijke regels waaraan een producent moet voldoen die kwaliteitsaccreditatie aanvraagt, zoals door de ECB apart vastgelegd;

f)   „kwaliteitsregelingen”: de maatregelen die door een producent op een productielocatie worden genomen om te voldoen aan de kwaliteitsvereisten;

g)   „certificeringsautoriteit”: een onafhankelijke certificeringsautoriteit die de kwaliteitsbeheerssystemen van de producenten beoordeelt en bevoegd is te verklaren dat een producent voldoet aan de vereisten van de ISO 9001 normenreeksen;

h)   „grondstoffen voor eurobankbiljetten”: papier, inkt, folie en draad voor de productie van eurobankbiljetten;

i)   „beveiligde euro-items” en „beveiligde euroactiviteit”: hebben de betekenis als in Besluit ECB/2008/3 van 15 mei 2008 betreffende procedures voor veiligheidsaccreditatie van producenten van beveiligde euro-items voor eurobankbiljetten (1);

j)   „ECB-werkdag”: een dag van maandag tot vrijdag, met uitzondering van officiële ECB-feestdagen;

k)   „NCB”: de nationale centrale bank van een lidstaat die de euro als munt heeft;

l)   „aan de audit voorafgaande vragenlijst”: een formulier dat het kwaliteitsauditteam gebruikt voor informatieverzameling bij een producent inzake de kenmerken van een productielocatie en inzake sinds de vorige kwaliteitsaudit aangebrachte wijzigingen in de kwaliteitsregelingen.

Artikel 2

Algemene beginselen

1.   Voor het begin of de voortzetting van een productieactiviteit t.a.v. eurobankbiljetten, verzoekt een producent de ECB om een kwaliteitsaccreditatie en verkrijgt deze.

2.   Een geaccrediteerde producent mag alleen een productieactiviteit t.a.v. eurobankbiljetten uitvoeren op productielocaties waarvoor uit hoofde van dit besluit een kwaliteitsaccreditatie is verleend.

3.   De vereisten van de ECB voor kwaliteitsaccreditatie zijn minimumvereisten. Producenten kunnen strengere kwaliteitsnormen vaststellen en toepassen, die luidens de kwaliteitsvereisten in hun kwaliteitsplan worden vastgelegd.

4.   De directie is bevoegd alle besluiten te nemen met betrekking tot de kwaliteitsaccreditatie van een producent, rekening houdend met het standpunt van het Comité Bankbiljetten, en stelt de Raad van bestuur daarvan in kennis.

5.   De producent draagt alle in verband met de toepassing van dit besluit gemaakte kosten en daarmee verband houdende verliezen.

6.   De bepalingen van dit besluit doen geen afbreuk aan een voor het in werking treden van dit besluit verleende volledige of tijdelijke kwaliteitsaccreditatie.

Artikel 3

Volledige kwaliteitsaccreditatie

1.   Een producent mag een productieactiviteit t.a.v. eurobankbiljetten slechts uitvoeren, indien de ECB hem voor die activiteit volledige kwaliteitsaccreditatie verleent.

2.   Aan een producent kan volledige kwaliteitsaccreditatie voor een productieactiviteit t.a.v. eurobankbiljetten worden verleend mits voldaan wordt aan alle volgende voorwaarden:

a)

de producent is in de 24 maanden voorafgaande aan het verzoek om volledige kwaliteitsaccreditatie bij een productieactiviteit t.a.v. eurobankbiljetten betrokken geweest of hem is tijdelijke kwaliteitsaccreditatie verleend zoals bepaald in artikel 4 en hij is begonnen met een productieactiviteit t.a.v. eurobankbiljetten overeenkomstig artikel 10, lid 3;

b)

de producent voldoet op een specifieke productielocatie voor een specifieke productieactiviteit t.a.v. eurobankbiljetten aan de ISO 9001 normenreeksen inzake kwaliteitsbeheer en een certificeringsautoriteit heeft een daartoe strekkend certificaat afgegeven;

c)

de producent voldoet op de voornoemde productielocatie voor de voornoemde productieactiviteit t.a.v. eurobankbiljetten aan de kwaliteitsvereisten;

d)

indien de producent beveiligde euro-items produceert, op de voornoemde productielocatie is voor de voornoemde beveiligde euroactiviteit volledige veiligheidsaccreditatie verleend conform Besluit ECB/2008/3;

e)

indien de producent een drukkerij is, de productielocatie bevindt zich in een lidstaat, en

f)

indien de producent geen drukkerij is, de productielocatie bevindt zich in een lidstaat, of in een lidstaat van de Europese Vrijhandelsassociatie (EVA).

3.   De directie kan van geval tot geval vrijstelling verlenen van het locatievereiste onder e) en f) rekening houdend met het standpunt van het Comité Bankbiljetten. De Raad van bestuur wordt van dergelijke besluiten onverwijld in kennis gesteld. De directie houdt zich aan elk besluit van de Raad van bestuur in dit verband.

4.   Volledige kwaliteitsaccreditatie wordt aan een producent voor 24 maanden verleend, behoudens een besluit krachtens artikel 15, 16 of 17. Volledige kwaliteitsaccreditatie kan elke 24 maanden worden vernieuwd.

5.   Voorafgaande schriftelijke toestemming van de ECB is vereist indien een geaccrediteerde producent de productie van eurobankbiljetten of grondstoffen voor eurobankbiljetten naar een andere productielocatie wil verleggen of aan een derde wil uitbesteden, waaronder dochter- en zusterondernemingen van de producent.

Artikel 4

Tijdelijke kwaliteitsaccreditatie

1.   Indien een producent in de 24 maanden voorafgaand aan het verzoek niet betrokken is geweest bij een productieactiviteit t.a.v. eurobankbiljetten zoals bedoeld in artikel 3, lid 2, onder a), kan voor een geplande productieactiviteit t.a.v. eurobankbiljetten een tijdelijke kwaliteitsaccreditatie worden verleend.

2.   Aan een producent kan een tijdelijke kwaliteitsaccreditatie voor een geplande productieactiviteit t.a.v. eurobankbiljetten worden verleend mits voldaan wordt aan alle volgende voorwaarden:

a)

de producent voldoet op een specifieke productielocatie voor een geplande productieactiviteit t.a.v. eurobankbiljetten aan de ISO 9001 normenreeksen inzake kwaliteitsbeheer en een certificeringsautoriteit heeft een daartoe strekkend certificaat afgegeven;

b)

de producent heeft de procedures en de infrastructuur opgezet die noodzakelijk zijn om te voldoen aan de kwaliteitsvereisten op de voornoemde productielocatie voor de voornoemde productieactiviteit t.a.v. eurobankbiljetten;

c)

indien de producent voornemens is een beveiligd euro-item te produceren, op de voornoemde productielocatie is conform Besluit ECB/2008/3 een veiligheidsaccreditatie verleend voor een geplande beveiligde euroactiviteit;

d)

indien de producent een drukkerij is, de productielocatie bevindt zich in een lidstaat, en

e)

indien de producent geen drukkerij is, de productielocatie bevindt zich in een lidstaat, of in een lidstaat van de EVA.

3.   Een tijdelijke kwaliteitsaccreditatie wordt een producent voor één jaar verleend, behoudens een besluit krachtens artikel 15, 16 of 17. Indien de producent binnen deze periode inschrijft op een productieactiviteit t.a.v. eurobankbiljetten of hem een opdracht voor een dergelijke activiteit wordt verstrekt, kan zijn tijdelijke kwaliteitsaccreditatie voor zover nodig worden verlengd tot de ECB een besluit heeft genomen over het verlenen van volledige kwaliteitsaccreditatie.

HOOFDSTUK II

PROCEDURE VOOR VOLLEDIGE KWALITEITSACCREDITATIE

Artikel 5

Inleidend verzoek en benoeming van een kwaliteitsauditteam

1.   Een producent met een tijdelijke kwaliteitsaccreditatie voor een geplande productieactiviteit t.a.v. eurobankbiljetten die deze activiteit wil uitvoeren, of die in de laatste 24 maanden een productieactiviteit t.a.v. eurobankbiljetten heeft uitgevoerd en deze activiteit wenst te continueren, dient een schriftelijk verzoek in bij de ECB om de procedure voor volledige kwaliteitsaccreditatie te starten. Een dergelijk verzoek gaat vergezeld van:

a)

een specificatie van de productielocatie en waar die zich bevindt, en een specificatie van de productieactiviteit t.a.v. eurobankbiljetten waarvoor de producent volledige kwaliteitsaccreditatie wenst;

b)

informatie inzake de uitgevoerde productieactiviteit t.a.v. eurobankbiljetten;

c)

een kopie van het in artikel 3, lid 2, onder b) bedoelde certificaat.

2.   De ECB controleert of de producent voldoet aan de in lid 1 vastgelegde vereisten en stelt de producent binnen 30 ECB-werkdagen na ontvangst van het inleidende verzoek in kennis van het beoordelingsresultaat. De ECB kan deze tijdslimiet één keer verlengen, waarvan zij de producent schriftelijk in kennis stelt. In de beoordelingsfase kan de ECB de producent met betrekking tot de in lid 1 opgesomde vereisten om aanvullende informatie verzoeken. Indien de ECB om aanvullende informatie verzoekt, stelt zij de producent binnen 20 ECB-werkdagen na ontvangst van de aanvullende informatie in kennis van het beoordelingsresultaat. De ECB kan met de producent overeenkomen de in dit lid genoemde uiterste termijnen te verlengen.

3.   Is de beoordeling positief, dan stelt de ECB de producent in kennis van een in de gebouwen van de producent uit te voeren kwaliteitsaudit. De ECB benoemt een kwaliteitsauditteam bestaande uit deskundigen van de ECB en NCB’s. Bij deze benoemingen worden belangenconflicten vermeden. Indien een conflict zich na benoeming voordoet, vervangt de ECB de betrokken deskundige onverwijld door een deskundige zonder belangenconflict.

4.   De ECB wijst het inleidende verzoek af en stelt de producent schriftelijk in kennis van haar besluit daartoe onder vermelding van de redenen, indien een van de volgende omstandigheden van toepassing is:

a)

de producent heeft de in lid 1 vereiste informatie niet verstrekt;

b)

de producent heeft de door de ECB overeenkomstig lid 2 verzochte informatie niet binnen een overeen te komen redelijke periode verstrekt;

c)

de ECB heeft de volledige kwaliteitsaccreditatie van de producent ingetrokken en de in het intrekkingsbesluit vermelde periode waarin het verboden is een nieuwe aanvraag in te dienen, is niet verstreken;

d)

de plaats waar de productielocatie zich bevindt, voldoet niet aan de in artikel 3, lid 2, onder e) of f) vastgelegde vereisten;

e)

de producent produceert beveiligde euro-items en de ECB heeft hem geen veiligheidsaccreditatie zoals bedoeld in artikel 3, lid 2, onder d) verleend.

5.   Indien een geaccrediteerde producent zijn kwaliteitsaccreditatie wenst te vernieuwen, en mits hij een hernieuwde aanvraag voor volledige kwaliteitsaccreditatie indient voor de overeenkomstig artikel 7, lid 2, onder c) vastgestelde datum, blijft zijn kwaliteitsaccreditatie geldig tot de ECB overeenkomstig artikel 7, lid 1 een besluit heeft genomen.

Artikel 6

Kwaliteitsaudit

1.   De kwaliteitsaudit begint op een tussen de producent en de ECB overeengekomen datum. Indien de producent een drukkerij is, wordt de kwaliteitsaudit uitgevoerd tijdens de productie van eurobankbiljetten.

2.   Uiterlijk twee weken voor de kwaliteitsaudit verschaft de ECB de producent een aan de audit voorafgaande vragenlijst die de producent invult en uiterlijk één week voor de kwaliteitsaudit terugstuurt naar de ECB.

3.   De kwaliteitsaudit wordt uitgevoerd op de productielocatie waarvoor de producent kwaliteitsaccreditatie aanvraagt.

4.   Het kwaliteitsauditteam beoordeelt of de kwaliteitsregelingen van de producent voldoen aan de kwaliteitsvereisten. Indien de producent verbeteringen voorstelt om aan de kwaliteitsvereisten te voldoen, wordt kwaliteitsaccreditatie pas na realisatie van de desbetreffende verbeteringen verleend. Vooraleer het kwaliteitsauditteam het in lid 6 bedoelde ontwerpauditrapport bij de producent indient, kan het kwaliteitsauditteam een vervolgaudit uitvoeren om na te gaan of de kwaliteitsregelingen na de aangebrachte verbeteringen aan de kwaliteitsvereisten voldoen.

5.   Na de kwaliteitsaudit en, indien van toepassing, na de vervolgaudit, en alvorens de productielocatie te verlaten, formuleert het kwaliteitsauditteam zijn bevindingen, waaronder eventuele non-conformiteit met de kwaliteitsvereisten en eventuele door de producent voorgestelde verbeteringen, in een door het kwaliteitsauditteam en de producent overeengekomen en door beiden ondertekende voorlopige samenvatting.

6.   Het kwaliteitsauditteam stelt een op de voorlopige samenvatting gebaseerd ontwerpauditrapport op. Dit rapport bevat met name details inzake:

a)

de bestaande kwaliteitsregelingen op de productielocatie die voldoen aan de kwaliteitsvereisten;

b)

eventuele gevallen van non-conformiteit met de kwaliteitsvereisten die het kwaliteitsauditteam heeft geconstateerd;

c)

door de producent tijdens de kwaliteitsaudit ondernomen actie;

d)

eventuele door de producent voorgestelde verbeteringen en, indien een vervolgkwaliteitsaudit werd uitgevoerd, de beoordeling van het kwaliteitsauditteam of die verbeteringen zijn aangebracht;

e)

de beoordeling van het kwaliteitsauditteam of volledige kwaliteitsaccreditatie dient te worden verleend.

7.   Het ontwerpauditrapport wordt binnen 30 ECB-werkdagen na de kwaliteitsaudit of, indien van toepassing, na de vervolgkwaliteitsaudit naar de producent gestuurd. Binnen 30 ECB-werkdagen na ontvangst kan de producent op- of aanmerkingen op het ontwerpauditrapport maken. De ECB rondt het ontwerpauditrapport af met inachtneming van de op- of aanmerkingen van de producent, alvorens een besluit te nemen op grond van artikel 7. De ECB kan met de producent overeenkomen de in dit lid genoemde uiterste termijnen te verlengen.

8.   Onverminderd de bepalingen van dit artikel, in het geval van een kwaliteitsprobleem dat invloed heeft op de kwaliteit van eurobankbiljetten of grondstoffen voor eurobankbiljetten, kan de ECB een ad-hockwaliteitsaudit organiseren om de kwestie te onderzoeken. De leden 5 tot 7 zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 7

Besluit inzake volledige kwaliteitsaccreditatie

1.   Binnen 30 ECB-werkdagen na ontvangst van de op- of aanmerkingen van de producent op het ontwerpauditrapport, of na ommekomst van de termijn voor het doorgeven van dergelijke op- of aanmerkingen, stelt de ECB de producent schriftelijk in kennis van haar besluit inzake het verzoek om volledige kwaliteitsaccreditatie.

2.   Ingeval van een positief besluit verleent de ECB de producent volledige kwaliteitsaccreditatie. Het besluit vermeldt duidelijk:

a)

de producent;

b)

de productieactiviteit t.a.v. eurobankbiljetten en de productielocatie waarvoor volledige kwaliteitsaccreditatie wordt verleend;

c)

de einddatum van de volledige kwaliteitsaccreditatie;

d)

eventuele specifieke voorwaarden inzake de punten a) tot c).

Het besluit wordt gebaseerd op de informatie uiteengezet in het definitieve auditrapport, dat aan het besluit wordt gehecht.

3.   Indien geen volledige kwaliteitsaccreditatie aan de producent wordt verleend, vermeldt de ECB de redenen en kan de producent de in artikel 18 vastgelegde beroepsprocedure starten.

HOOFDSTUK III

PROCEDURE VOOR TIJDELIJKE KWALITEITSACCREDITATIE

Artikel 8

Inleidend verzoek en benoeming van een prekwaliteitsauditteam

1.   Indien een producent:

i)

in de 24 maanden voorafgaande aan het verzoek om tijdelijke kwaliteitsaccreditatie geen productieactiviteit t.a.v. eurobankbiljetten heeft uitgevoerd, of

ii)

geen productieactiviteit t.a.v. eurobankbiljetten heeft uitgevoerd, maar door een NCB of een drukkerij is verzocht met een productieactiviteit t.a.v. eurobankbiljetten te beginnen,

dient hij bij de ECB een schriftelijk verzoek in om de procedure voor tijdelijke kwaliteitsaccreditatie te starten.

Dit verzoek gaat vergezeld van het volgende:

a)

een specificatie van de productielocatie en waar die zich bevindt, en van de productieactiviteit t.a.v. eurobankbiljetten waarvoor de producent tijdelijke kwaliteitsaccreditatie wenst;

b)

informatie inzake de uit te voeren productieactiviteit t.a.v. eurobankbiljetten, en

c)

een kopie van het in artikel 4, lid 2, onder a) bedoelde certificaat.

2.   Een producent wiens tijdelijke kwaliteitsaccreditatie is verlopen, kan een nieuwe tijdelijke kwaliteitsaccreditatie aanvragen. Naast de in lid 1 vereiste informatie, specificeert de producent in het schriftelijke verzoek aan de ECB de redenen waarom a) hij niet heeft ingeschreven op een productieactiviteit t.a.v. eurobankbiljetten zoals bedoeld in artikel 4, lid 3; of b) geen opdracht tot een dergelijke activiteit heeft gekregen.

3.   De ECB controleert of de producent heeft voldaan aan de in lid 1 en lid 2 vastgelegde vereisten en stelt de producent binnen 30 ECB-werkdagen vanaf de ontvangst van het inleidende verzoek in kennis van het beoordelingsresultaat. De ECB kan deze termijn eenmaal verlengen en stelt daar de producent schriftelijk van in kennis. In de beoordelingsfase kan de ECB de producent met betrekking tot de in lid 1 en lid 2 opgesomde vereisten om aanvullende informatie verzoeken. Indien de ECB om aanvullende informatie verzoekt, stelt zij de producent binnen 20 ECB-werkdagen vanaf de ontvangst van de aanvullende informatie in kennis van het beoordelingsresultaat. De ECB kan met de producent overeenkomen de in dit lid genoemde uiterste termijnen te verlengen.

4.   Is de beoordeling positief, dan stelt de ECB de producent in kennis van een in de gebouwen van de producent uit te voeren prekwaliteitsaudit. Het prekwaliteitsauditteam wordt overeenkomstig artikel 5, lid 3 benoemd.

5.   De ECB wijst het inleidende verzoek af en stelt de producent schriftelijk in kennis van haar afwijzing en de redenen daartoe indien een van de volgende omstandigheden van toepassing is:

a)

de producent heeft de in lid 1 en lid 2 vereiste informatie niet verstrekt;

b)

de producent heeft de door de ECB overeenkomstig lid 3 verzochte informatie niet binnen een overeen te komen redelijke periode verstrekt;

c)

de ECB heeft de tijdelijke of volledige kwaliteitsaccreditatie van de producent ingetrokken en de in het intrekkingsbesluit vermelde periode waarin het verboden is een nieuwe aanvraag in te dienen, is niet verstreken;

d)

de plaats waar de productielocatie zich bevindt, voldoet niet aan de in artikel 4, lid 2, onder d) en e) vastgelegde vereisten;

e)

de producent is voornemens beveiligde euro-items te produceren en de ECB heeft hem de in artikel 4, lid 2, onder c) bedoelde veiligheidsaccreditatie niet verleend.

6.   Onverminderd lid 2, indien een geaccrediteerde producent zijn kwaliteitsaccreditatie wenst te vernieuwen, en mits hij een hernieuwde aanvraag voor tijdelijke kwaliteitsaccreditatie indient voor de overeenkomstig artikel 10, lid 2, onder c) vastgestelde datum, blijft zijn kwaliteitsaccreditatie geldig tot de ECB overeenkomstig artikel 10, lid 1 een besluit heeft genomen.

Artikel 9

Prekwaliteitsaudit

1.   De prekwaliteitsaudit begint op een tussen de producent en de ECB overeengekomen datum.

2.   De prekwaliteitsaudit wordt uitgevoerd op de productielocatie waarvoor de producent kwaliteitsaccreditatie aanvraagt.

3.   Het prekwaliteitsauditteam beoordeelt of de bij de producent bestaande kwaliteitsregelingen zullen voldoen aan de kwaliteitsvereisten zodra de producent een productieactiviteit t.a.v. eurobankbiljetten opstart.

4.   Het prekwaliteitsauditteam zet zijn bevindingen uiteen in een ontwerp voor een preauditrapport. Dit ontwerprapport bevat met name details inzake alle volgende aangelegenheden:

a)

de reeds bestaande kwaliteitsregelingen op de productielocatie die voldoen aan de kwaliteitsvereisten;

b)

eventuele kwaliteitsregelingen die de producent nog moet invoeren om aan de kwaliteitsvereisten te voldoen;

c)

de beoordeling van het prekwaliteitsauditteam of een tijdelijke kwaliteitsaccreditatie dient te worden verleend.

5.   Binnen 30 ECB-werkdagen na voltooiing van de prekwaliteitsaudit wordt het ontwerp van het preauditrapport aan de producent gestuurd. Vanaf de ontvangst van het ontwerprapport kan de producent binnen 30 ECB-werkdagen op- of aanmerkingen op het rapport maken. De ECB rondt het ontwerprapport af met inachtneming van de op- of aanmerkingen van de producent, alvorens een besluit te nemen op grond van artikel 10. De ECB kan met de producent overeenkomen de in dit lid genoemde uiterste termijnen te verlengen.

Artikel 10

Besluit inzake tijdelijke kwaliteitsaccreditatie

1.   Binnen 30 ECB-werkdagen na ontvangst van de op- of aanmerkingen van de producent inzake het ontwerp van het preauditrapport, of na ommekomst van de termijn voor het doorgeven van dergelijke op- of aanmerkingen, stelt de ECB de producent schriftelijk in kennis van haar besluit inzake het verzoek om tijdelijke kwaliteitsaccreditatie.

2.   Is het besluit positief, dan verleent de ECB de producent een tijdelijke kwaliteitsaccreditatie. Het ECB-besluit vermeldt duidelijk:

a)

de producent;

b)

de productieactiviteit t.a.v. eurobankbiljetten en de productielocatie waarvoor de tijdelijke kwaliteitsaccreditatie wordt verleend;

c)

de einddatum van de tijdelijke kwaliteitsaccreditatie;

d)

eventuele specifieke voorwaarden inzake de punten a) tot en met c).

Het besluit wordt gebaseerd op de informatie uiteengezet in het in artikel 9, lid 5 bedoelde definitieve preauditrapport, dat aan het besluit wordt gehecht.

3.   Een producent aan wie een tijdelijke kwaliteitsaccreditatie is verleend, mag inschrijven op een productieactiviteit t.a.v. eurobankbiljetten of een opdracht worden gegund om zo’n activiteit uit te voeren. Zodra de producent een productieactiviteit t.a.v. eurobankbiljetten opstart, dient hij bij de ECB onverwijld een schriftelijk verzoek in om de procedure voor volledige kwaliteitsaccreditatie overeenkomstig hoofdstuk II te initiëren. De in artikel 6 bedoelde kwaliteitsaudit begint uiterlijk 12 maanden nadat aan de producent een tijdelijke kwaliteitsaccreditatie is verleend.

4.   De ECB onderbouwt de niet-verlening van een tijdelijke kwaliteitsaccreditatie. De producent kan de in artikel 18 vastgelegde beroepsprocedure starten.

HOOFDSTUK IV

DOORLOPENDE VERPLICHTINGEN

Artikel 11

Doorlopende verplichtingen van geaccrediteerde producenten en van de ECB

1.   Een geaccrediteerde producent verstrekt de ECB inzake de betrokken productielocatie een afschrift van het certificaat inzake zijn kwaliteitsmanagementsysteem, telkens wanneer het eerste certificaat bedoeld in artikel 3, lid 2, onder b) en artikel 4, lid 2, onder a) wordt vernieuwd.

2.   Een geaccrediteerde producent informeert de ECB schriftelijk en onverwijld inzake het volgende:

a)

het starten van een procedure voor de liquidatie of reorganisatie van de producent of een overeenkomstige procedure;

b)

de benoeming van een vereffenaar, curator, bewindvoerder of soortgelijke functionaris;

c)

enig voornemen om derden bij een productieactiviteit t.a.v. eurobankbiljetten te betrekken, onder meer door uitbesteding;

d)

veranderingen die zijn aangebracht nadat kwaliteitsaccreditatie is verleend, en de naleving van de vereisten voor kwaliteitsaccreditatie beïnvloeden of kunnen beïnvloeden;

e)

een wijziging in de zeggenschap over de producent ingevolge een wijziging in de eigendomsstructuur of anderszins.

3.   Een geaccrediteerde producent houdt de kwaliteitsvereisten vertrouwelijk.

4.   De ECB stelt geaccrediteerde producenten in kennis van een herziening van de kwaliteitsvereisten.

HOOFDSTUK V

GEVOLGEN VAN NON-CONFORMITEIT

Artikel 12

Besluitvormingsprocedure

1.   Bij het doen van een constatering of het nemen van een besluit zoals bedoeld in de artikelen 14 tot en met 17, zal de ECB:

a)

het geval van non-conformiteit beoordelen, rekening houdend met het (pre)auditrapport, en

b)

de producent binnen 30 ECB-werkdagen na ontvangst van zijn op- of aanmerkingen op het ontwerp van het (pre)auditrapport schriftelijk in kennis stellen van de gedane constatering of het genomen besluit, met vermelding van: i) de aard van de non-conformiteit; ii) de productielocatie en de productieactiviteit t.a.v. eurobankbiljetten waarop de constatering of het besluit betrekking heeft; iii) de datum van de constatering of de datum waarop het besluit van kracht wordt; en iv) de aan de constatering of het besluit ten grondslag liggende redenen.

2.   In alle gevallen waarin de ECB een constatering doet of een besluit neemt uit hoofde van de artikelen 14 tot en met 17, is die constatering of dat besluit evenredig met de ernst van de non-conformiteit. De ECB stelt de NCB’s en alle producenten in kennis van de gedane constatering of het genomen besluit en van de reikwijdte en duur ervan. Ze geeft tevens aan dat de NCB’s op de hoogte zullen worden gesteld van elke verandering in de status van de producent op wie de non-conformiteit betrekking heeft.

Artikel 13

Gevallen van non-conformiteit

1.   Non-conformiteit door een producent met de kwaliteitsvereisten, de overige vereisten voor kwaliteitsaccreditatie, of de verplichtingen vastgelegd in artikel 11 classificeert het (pre)kwaliteitsauditteam in één van de in de leden 2 tot en met 5 opgesomde categorieën.

2.   Non-conformiteit die volgens het (pre)kwaliteitsauditteam de kwaliteit van de productie van eurobankbiljetten of grondstoffen voor eurobankbiljetten door een producent direct en ernstig beïnvloedt, vormt een ernstig geval van non-conformiteit, en de ECB neemt een besluit uit hoofde van artikel 16.

3.   Non-conformiteit die volgens het (pre)kwaliteitsauditteam de kwaliteit van de productie van eurobankbiljetten of grondstoffen voor eurobankbiljetten door een producent niet direct, noch ernstig beïnvloedt, maar een direct negatief effect op een dergelijke productiekwaliteit kan hebben, vormt een standaardgeval van non-conformiteit, en de ECB neemt een besluit uit hoofde van artikel 15.

4.   Aan non-conformiteit die volgens het (pre)kwaliteitsauditteam de kwaliteit van de productie van eurobankbiljetten of grondstoffen voor eurobankbiljetten door een producent niet direct negatief beïnvloedt, maar waardoor bijsturing nodig is voordat de volgende kwaliteitsaudit plaatsvindt, wijdt het (pre)auditrapport een constatering, en de ECB vaardigt een schriftelijke constatering uit overeenkomstig artikel 14.

5.   Aan non-conformiteit die niet onder de in de leden 2 tot en met 4 genoemde gevallen valt, wijdt het (pre)auditrapport een kanttekening, hetgeen niet tot verdere actie leidt uit hoofde van de artikelen 14 tot en met 17.

Artikel 14

Schriftelijke constatering

1.   In een geval van non-conformiteit zoals bedoeld in artikel 13, lid 4, stuurt de ECB een schriftelijke constatering aan de betrokken producent, die aan het (pre)auditrapport kan worden toegevoegd.

2.   De schriftelijke constatering vermeldt dat, indien de non-conformiteit niet is hersteld wanneer de volgende (pre)audit plaatsvindt, de ECB een besluit neemt uit hoofde van artikel 15.

Artikel 15

Corrigerende maatregelen en opschorting van de kwaliteitsaccreditatie met betrekking tot nieuwe opdrachten

Indien een geval van non-conformiteit wordt vastgesteld van het type bedoeld in artikel 13, lid 3, maar de producent redelijkerwijze aannemelijk kan maken dat de non-conformiteit bijgestuurd kan worden, besluit de ECB als volgt:

a)

in overleg met de producent wordt een uiterste termijn vastgesteld ter bijsturing van de non-conformiteit;

b)

de producent mag geen nieuwe opdrachten aanvaarden voor de betreffende productieactiviteit t.a.v. eurobankbiljetten, waaronder deelname aan desbetreffende inschrijvingsprocedures, indien de non-conformiteit niet is bijgestuurd na het verstrijken van de onder a) genoemde uiterste termijn.

Artikel 16

Opschorting van de productieactiviteit t.a.v. eurobankbiljetten

1.   Wordt een geval van non-conformiteit zoals bedoeld in artikel 13, lid 2 vastgesteld, dan kan het (pre)kwaliteitsauditteam de ECB aanbevelen de betreffende productieactiviteit t.a.v. eurobankbiljetten met onmiddellijke ingang op te schorten tot de non-conformiteit is bijgestuurd. De producent verschaft informatie aan het (pre)kwaliteitsauditteam betreffende elke andere producent die als klant of leverancier door de opschorting kan worden getroffen.

2.   Zo spoedig mogelijk na de inwerkingtreding van een opschorting overeenkomstig lid 1, beoordeelt het (pre)kwaliteitsauditteam in een vervolgkwaliteitsaudit of de non-conformiteit is bijgestuurd. Indien het (pre)kwaliteitsauditteam besluit dat de non-conformiteit is bijgestuurd, heft de ECB de opschorting op. Indien de producent de non-conformiteit niet bijstuurt, neemt de ECB een besluit uit hoofde van artikel 17.

Artikel 17

Intrekking van de kwaliteitsaccreditatie

1.   De ECB trekt de kwaliteitsaccreditatie van een producent in, indien deze niet in staat is tot bijsturing van een non-conformiteit van het type bedoeld in artikel 13, lid 2.

2.   In het intrekkingsbesluit vermeldt de ECB de datum vanaf wanneer de producent opnieuw kwaliteitsaccreditatie kan aanvragen.

Artikel 18

Beroepsprocedure

1.   Indien de ECB een van de volgende besluiten neemt:

a)

afwijzing van een verzoek tot opstarting van de procedure inzake volledige of tijdelijke accreditatie;

b)

weigering van volledige of tijdelijke kwaliteitsaccreditatie;

c)

een besluit krachtens de artikelen 14 tot en met 17,

kan de producent binnen 30 ECB-werkdagen na van een dergelijk besluit in kennis te zijn gesteld, een schriftelijk verzoek indienen bij de Raad van bestuur om het besluit te herzien. De producent onderbouwt zijn verzoek en voegt alle aanvullende informatie bij.

2.   Indien de producent dit expliciet, met opgaaf van redenen, verzoekt, kan de Raad van bestuur de toepassing van het te herziene besluit opschorten.

3.   De Raad van bestuur herziet het besluit en stelt de producent binnen twee maanden na ontvangst van het verzoek schriftelijk in kennis van zijn met redenen omkleed besluit.

4.   De toepassing van de leden 1 tot en met 3 doet geen afbreuk aan eventuele rechten op grond van de artikelen 263 en 265 van het Verdrag.

HOOFDSTUK VI

SLOTBEPALINGEN

Artikel 19

ECB-kwaliteitsaccreditatieregister

1.   De ECB houdt een kwaliteitsaccreditatieregister bij:

a)

dat een lijst bevat van de producenten aan wie volledige of tijdelijke kwaliteitsaccreditatie is verleend en hun productielocaties;

b)

dat met betrekking tot elke productielocatie de productieactiviteit t.a.v. eurobankbiljetten vermeldt waarvoor kwaliteitsaccreditatie is verleend;

c)

waarin het aflopen van kwaliteitsaccreditaties wordt aangetekend.

2.   Indien de ECB een besluit neemt op grond van artikel 16, wordt de duur van de opschorting geregistreerd.

3.   Indien de ECB een besluit neemt op grond van artikel 17, wordt de naam van de producent uit het register geschrapt.

4.   De ECB stelt een lijst van alle in het register opgenomen producenten en bijwerkingen daarvan beschikbaar aan NCB’s en geaccrediteerde producenten.

Artikel 20

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Het is van toepassing met ingang van 1 mei 2011.

Gedaan te Frankfurt am Main, 25 november 2010.

De President van de ECB

Jean-Claude TRICHET


(1)  PB L 140 van 30.5.2008, blz. 26.