ISSN 1725-2598

doi:10.3000/17252598.L_2010.311.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 311

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

53e jaargang
26 november 2010


Inhoud

 

I   Wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EU, Euratom) nr. 1080/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot wijziging van het statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en van de regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden van deze Gemeenschappen

1

 

*

Verordening (EU, Euratom) nr. 1081/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot wijziging van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen, voor wat betreft de Europese dienst voor extern optreden

9

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

26.11.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 311/1


VERORDENING (EU, EURATOM) Nr. 1080/2010 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 24 november 2010

tot wijziging van het statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en van de regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden van deze Gemeenschappen

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 336,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie, dat na overleg met het Comité voor het statuut is ingediend,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Hof van Justitie (1),

Gezien het advies van de Rekenkamer (2)

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Volgens artikel 27 van het Verdrag betreffende de Europese Unie wordt de hoge vertegenwoordiger voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (hoge vertegenwoordiger) bijgestaan door een Europese dienst voor extern optreden (EDEO). Deze dienst zal samenwerken met de diplomatieke diensten van de lidstaten en wordt samengesteld uit ambtenaren uit de bevoegde diensten van het secretariaat-generaal van de Raad en de Commissie en uit door de nationale diplomatieke diensten gedetacheerde personeelsleden. Hij zal deel uitmaken van het open, doeltreffende en onafhankelijke Europese ambtenarenapparaat van de Unie, als bedoeld in artikel 298 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).

(2)

Met het oog op zijn specifieke taken moet de EDEO een autonome positie krijgen in het kader van het statuut. Daarom dient de EDEO in het kader van het statuut en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden (4) (hierna respectievelijk „het statuut” en „de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden”) dan ook als een instelling van de Unie te worden behandeld.

(3)

De hoge vertegenwoordiger moet voor het personeel van de EDEO fungeren als tot aanstelling bevoegd gezag en als tot het aangaan van overeenkomsten bevoegde gezag, met de mogelijkheid om deze bevoegdheden aan de EDEO te delegeren. Aangezien het uitvoeren van taken voor de Commissie tot de gebruikelijke werkzaamheden van hoofden van delegaties behoort, moet de Commissie kunnen deelnemen aan bepaalde besluiten betreffende die categorie personeelsleden.

(4)

Ambtenaren van de Unie en tijdelijke personeelsleden uit de diplomatieke diensten van de lidstaten moeten dezelfde rechten en plichten hebben, gelijk worden behandeld en met name op gelijke voorwaarden voor alle ambten in aanmerking komen. Bij het toewijzen van taken op alle door de EDEO bestreken activiteits- en beleidsgebieden wordt geen onderscheid gemaakt tussen uit nationale diplomatieke diensten afkomstige, tijdelijke personeelsleden en ambtenaren van de Unie.

(5)

Er moet duidelijk worden gesteld dat EDEO-personeelsleden die in het kader van hun functie taken voor de Commissie uitvoeren aanwijzingen van de Commissie moeten opvolgen, overeenkomstig artikel 221, lid 2, VWEU. Evenzo moeten ambtenaren van de Commissie die in een Uniedelegatie werken, aanwijzingen opvolgen van het hoofd van de delegatie.

(6)

Om twijfel te voorkomen moet worden bevestigd dat ambtenaren en tijdelijke personeelsleden die werken bij een organisatieonderdeel dat wordt overgeheveld van het secretariaat-generaal van de Raad of de Commissie naar de EDEO, overeenkomstig Besluit 2010/427/EU van de Raad van 26 juli 2010 tot vaststelling van de organisatie en werking van de Europese dienst voor extern optreden (5), met hun functie meegaan naar de EDEO. Dit is van overeenkomstige toepassing op arbeidscontractanten en lokale personeelsleden van dergelijke organisatieonderdelen. Personeelsleden die te maken krijgen met deze overheveling worden van tevoren geïnformeerd.

(7)

Ambtenaren van andere instellingen dan de EDEO die bij de EDEO zijn gaan werken, moeten onder dezelfde voorwaarden kunnen solliciteren op vacatures bij hun instelling van oorsprong als interne kandidaten van die instelling.

(8)

Om flexibel te kunnen reageren in bepaalde situaties (bijvoorbeeld wanneer er behoefte bestaat aan toekomstige overheveling van technische ondersteuningstaken van het secretariaat-generaal van de Raad of van de Commissie naar de EDEO), moeten ambtenaren tot uiterlijk 30 juni 2013 in het belang van de dienst en in naar behoren gemotiveerde uitzonderlijke gevallen met hun post kunnen worden overgeplaatst van de Raad of de Commissie naar de EDEO zonder dat vooraf een post bekend is gemaakt.

(9)

Ambtenaren die in de opstartfase van het secretariaat-generaal van de Raad of van de Commissie naar de EDEO zijn overgeplaatst, moeten tot 30 juni 2014 in het belang van de dienst zonder hun post van de EDEO naar de Raad of de Commissie kunnen worden overgeplaatst.

(10)

Om uitvoering te geven aan artikel 27, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie, dat drie bronnen noemt waaruit personeel voor de EDEO kan worden aangeworven, dient te worden bepaald dat de EDEO tot 30 juni 2013 uitsluitend ambtenaren van het secretariaat-generaal van de Raad en de Commissie, alsmede personeelsleden van de diplomatieke diensten van de lidstaten aanwerft. Gedurende deze periode moeten personeelsleden van nationale diplomatieke diensten, kandidaten van het secretariaat-generaal van de Raad en de Commissie en interne kandidaten allemaal op voet van gelijkheid kunnen solliciteren op functies binnen de EDEO. Gedurende dezelfde periode moet het echter mogelijk zijn in uitzonderingsgevallen en nadat alle mogelijkheden om uitsluitend personeel uit de drie genoemde bronnen aan te werven zijn aangewend, uit externe bron personeel voor technische ondersteuning op het niveau „administrateurs” (AD-niveau) aan te werven dat noodzakelijk is voor de goede werking van de EDEO, zoals bijvoorbeeld specialisten op het gebied van crisismanagement, veiligheid en IT. Vanaf 1 juli 2013 moeten ook ambtenaren van andere instellingen in aanmerking kunnen komen voor vacatures binnen de EDEO.

(11)

Bovendien is het met het oog op het bereiken van de doelstelling dat het personeel van de EDEO op AD-niveau voor tenminste een derde uit personeel van nationale diplomatieke diensten moet bestaan, noodzakelijk tot 30 juni 2013 te voorzien in een tijdelijke afwijking van artikel 98, lid 1, van het statuut en de hoge vertegenwoordiger in staat te stellen voor bepaalde posten in functiegroep AD binnen de EDEO bij gelijke geschiktheid voorrang te geven aan kandidaten van nationale diplomatieke diensten.

(12)

Om voor een behoorlijk evenwicht tussen de verschillende personeelscomponenten van de EDEO te zorgen en overeenkomstig Besluit 2010/427/EU, moet het personeel van de diplomatieke diensten van de lidstaten dat als tijdelijk personeel wordt aangesteld, wanneer de EDEO haar volledige capaciteit heeft bereikt, op zijn minst een derde van al het EDEO-personeel in functiegroep AD uitmaken en de ambtenaren van de Unie op zijn minst 60 % van al het EDEO-personeel in functiegroep AD. Daarbij zijn inbegrepen uit de diplomatieke diensten van de lidstaten afkomstige personeelsleden die vast ambtenaar van de Unie zijn geworden overeenkomstig de bepalingen van het statuut.

(13)

Kandidaten die door de nationale diplomatieke diensten van de lidstaten worden gedetacheerd, worden aangesteld als tijdelijke personeelsleden en staan daarmee op gelijke voet met ambtenaren. Zij moeten worden aangeworven volgens een objectieve en transparante procedure. In de nog goed te keuren uitvoeringsbepalingen van de EDEO moet worden gewaarborgd dat de loopbaanperspectieven binnen de EDEO voor tijdelijke personeelsleden en ambtenaren gelijkwaardig zijn.

(14)

Overeenkomstig artikel 27 van het statuut en artikel 12, lid 1, eerste alinea, en artikel 82 van de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden dient de aanwerving of aanstelling erop gericht te zijn de EDEO de medewerking te verzekeren van ambtenaren en tijdelijke personeelsleden die uit een oogpunt van bekwaamheid, prestatievermogen en onkreukbaarheid aan de hoogste eisen voldoen en die uit de onderdanen van de lidstaten van de Unie zijn aangeworven met inachtneming van een zo breed mogelijke aardrijkskundige spreiding. Dit geldt voor de EDEO als geheel en voor de verschillende onderdelen van haar personeelsbestand, met inbegrip van de tijdelijke functionarissen als bedoeld in artikel 2, onder e), van de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden. Daarnaast moet het EDEO-personeel zo zijn samengesteld dat het een passend en adequaat aantal onderdanen van alle lidstaten omvat.

(15)

De hoge vertegenwoordiger stelt overeenkomstig artikel 1 quinquies, leden 2 en 3, van het statuut passende maatregelen vast ter bevordering van gelijke kansen voor het ondervertegenwoordigde geslacht in bepaalde functiegroepen, met name in functiegroep AD.

(16)

Om de arbeidsvoorwaarden voor EDEO-personeelsleden die afkomstig zijn uit de nationale diplomatieke diensten niet onnodig te beperken, moeten specifieke regels over de contractduur worden vastgelegd, en moet worden gewaarborgd dat zij na afloop van hun dienstbetrekking overeenkomstig de daarvoor geldende bepalingen weer herplaatst zullen worden. Voor deze specifieke categorie tijdelijk personeel moeten de regels inzake detachering en uiterste pensioenleeftijd worden aangepast aan die voor ambtenaren.

(17)

Deze specifieke regels moeten met de instemming van de hoge vertegenwoordiger en de betrokken nationale diplomatieke dienst ook gelden voor tijdelijke personeelsleden afkomstig van de nationale diplomatieke diensten van de lidstaten die in dienst zijn gekomen van de relevante diensten van het secretariaat-generaal van de Raad of de Commissie, of wier contract is gewijzigd, vóór de oprichting van de EDEO, maar na de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon.

(18)

De EDEO kan in specifieke gevallen een beroep doen op een beperkt aantal gespecialiseerde gedetacheerde nationale deskundigen (GND’s), die gedetacheerd worden om specifieke taken te verrichten, met name op het gebied van crisismanagement of in verband met militaire functies, die onder het gezag van de hoge vertegenwoordiger moeten staan. Deze detacheringen tellen niet mee in het derde deel van het EDEO-personeel op AD-niveau dat uit personeelsleden van de lidstaten moet bestaan zodra de EDEO op volle sterkte is.

(19)

Om de administratieve belasting voor de EDEO te beperken, moet de tuchtraad van de Commissie ook dienen als tuchtraad van de EDEO, totdat de hoge vertegenwoordiger besluit om een aparte tuchtraad op te richten. Een besluit van de hoge vertegenwoordiger dient uiterlijk 31 december 2011 genomen te worden.

(20)

Er moet worden bepaald dat, totdat overeenkomstig artikel 9, lid 1, onder a), eerste streepje, van het statuut bij de EDEO een personeelscomité is opgericht, hetgeen uiterlijk 31 december 2011 dient te geschieden, het personeelscomité van de Commissie ook de EDEO-personeelsleden vertegenwoordigt, die stemrecht zullen hebben en zich kandidaat moeten kunnen stellen.

(21)

Aangezien de specifieke bepalingen van bijlage X bij het statuut voor ambtenaren in een derde land niet geldig zijn tijdens ouderschapsverlof en verlof om gezinsredenen, blijkt het in de praktijk moeilijk voor ambtenaren bij delegaties om dergelijk verlof op te nemen. Dit is in strijd met de algemene doelstelling om mensen in staat te stellen een beter evenwicht te vinden tussen werk en privéleven, en vormt met name een hindernis voor vrouwen die anders geïnteresseerd zouden kunnen zijn in een post bij een Uniedelegatie. Daarom zouden de bepalingen van die bijlage in beperkte mate moeten blijven gelden tijdens ouderschapsverlof en verlof om gezinsredenen.

(22)

Gezien de ervaringen sinds 2004 is er geen reden om de bestaande beperking met betrekking tot de toepassing van die bijlage bij het statuut te handhaven voor arbeidscontractanten. Dit betekent concreet dat arbeidscontractanten volledig moeten deelnemen aan de mobiliteitsprocedures van de artikelen 2 en 3 van bijlage X. Daartoe zouden arbeidscontractanten, waarop artikel 3 bis van de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden en die werkzaam zijn bij delegaties, tijdelijk moeten kunnen worden toegewezen aan de plaats van vestiging van de instelling.

(23)

Wat betreft de sociale zekerheid voor lokaal personeel wordt in artikel 121 van de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden verwezen naar socialezekerheidsbijdragen op grond van de geldende regelgeving op de plaats waar het personeelslid werkt. Omdat in sommige landen geen of onvoldoende socialezekerheidsstelsels bestaan, moet in het statuut worden voorzien in de mogelijkheid om een autonoom of aanvullend systeem voor sociale zekerheid op te zetten.

(24)

Om het ambtenaren die in het kader van hun functie buiten de Europese Unie reizen gemakkelijker te maken, zou het mogelijk moeten zijn om in het belang van de dienst een laissez-passer af te geven. Dit zou ook moeten gelden voor bijzondere adviseurs.

(25)

De in het statuut en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden gebruikte termen moeten worden aangepast aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

(26)

Deze verordening moet zo snel mogelijk in werking treden aangezien de wijzigingen van het statuut en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden een noodzakelijke voorwaarde vormen voor de goede werking van de EDEO,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen wordt als volgt gewijzigd:

1.

De titel wordt vervangen door „Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie”.

2.

Behalve in artikel 66 bis, lid 1, worden de woorden „Europese Gemeenschappen” vervangen door de woorden „Europese Unie”.

Behalve in de verwijzingen naar de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal, de Europese Economische Gemeenschap en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie in de artikelen 68 en 83 worden de woorden „Gemeenschap” en „Gemeenschappen” vervangen door het woord „Unie” en worden de eventuele noodzakelijke grammaticale veranderingen aangebracht.

De woorden „de drie Europese Gemeenschappen” en „een der drie Europese Gemeenschappen” worden vervangen door de woorden „de Europese Unie”.

3.

In artikel 64, tweede alinea, en in artikel 65, lid 3, worden de woorden „in lid 2, tweede alinea, eerste mogelijkheid, van artikel 148 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap en artikel 118 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie” vervangen door de woorden „in artikel 16, leden 4 en 5, van het Verdrag betreffende de Europese Unie”. In artikel 13, eerste alinea, tweede zin, van bijlage X worden de woorden „in lid 2, tweede alinea, eerste mogelijkheid, van artikel 148 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap en van artikel 118 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie” vervangen door de woorden „in artikel 16, leden 4 en 5, van het Verdrag betreffende de Europese Unie”.

In artikel 83 bis, lid 5, en in artikel 22, lid 3, van bijlage XIII worden de woorden „in artikel 205, lid 2, eerste streepje, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap” vervangen door de woorden „in artikel 16, leden 4 en 5, van het Verdrag betreffende de Europese Unie”. In artikel 14, lid 2, van bijlage XII worden de woorden „in lid 2, tweede alinea, eerste streepje, van artikel 205 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap” vervangen door de woorden „in artikel 16, leden 4 en 5, van het Verdrag betreffende de Europese Unie”. In artikel 13, lid 3, van bijlage VII worden de woorden „in lid 2, tweede alinea, eerste streepje, van artikel 205 van het EG-Verdrag” vervangen door de woorden „in artikel 16, leden 4 en 5, van het Verdrag betreffende de Europese Unie”.

In artikel 45, lid 2, worden de woorden „artikel 314 van het EG-Verdrag” vervangen door de woorden „artikel 55 van het Verdrag betreffende de Europese Unie”.

4.

[De wijziging in artikel 7, lid 1, van bijlage III is niet van toepassing op de Nederlandse tekst.].

In artikel 7, lid 3, van bijlage VII worden de woorden „in bijlage IV van het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap” vervangen door de woorden „in bijlage II bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie”.

In artikel 40 van bijlage VIII worden de woorden „Commissie van de Europese Gemeenschappen” vervangen door de woorden „Europese Commissie”.

5.

In artikel 6, lid 4, wordt de tweede alinea vervangen door:

„Het Europees Parlement en de Raad nemen een besluit overeenkomstig artikel 336 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.”

In artikel 9, lid 2, van bijlage VIII en in artikel 15, lid 2, van bijlage XI worden de woorden „artikel 283 van het EG-Verdrag” vervangen door de woorden „artikel 336 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie”.

In artikel 10 van bijlage XI worden de woorden „de Raad, die een besluit neemt overeenkomstig de procedure als bedoeld in artikel 283 van het EG-Verdrag” vervangen door de woorden „het Europees Parlement en de Raad, die een besluit nemen overeenkomstig de procedure als bedoeld in artikel 336 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie”.

6.

Artikel 1 ter wordt als volgt gewijzigd:

a)

het volgende punt wordt ingevoegd:

„a)

de Europese dienst voor extern optreden (hierna „EDEO” genoemd),”;

b)

de punten a) tot en met d) worden de punten b) tot en met e).

7.

In artikel 23 wordt de derde alinea vervangen door:

„De laissez-passer, bedoeld in het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten, wordt verstrekt aan eenheidshoofden, ambtenaren van de rangen AD 12 tot en met AD 16, ambtenaren die buiten het grondgebied van de Europese Unie werken en andere ambtenaren wanneer het belang van de dienst het vereist.”.

8.

In artikel 77 wordt de derde alinea vervangen door:

„Voor ambtenaren die werkzaam zijn geweest bij een persoon die een mandaat vervult dat is bedoeld in het Verdrag betreffende de Europese Unie of het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, of bij een gekozen voorzitter van een instelling of van een orgaan van de Unie, of bij de gekozen leider van een politieke fractie van het Europees Parlement, worden de pensioenrechten betreffende de pensioenjaren die in de uitoefening van een der hiervoor genoemde functies zijn verworven, berekend over het laatste in die functie ontvangen basissalaris, als dit basissalaris hoger is dan het basissalaris dat overeenkomstig de tweede alinea van dit artikel in aanmerking wordt genomen.”.

9.

Titel VIII bis wordt Titel VIII ter. Na titel VIII wordt de volgende titel ingevoegd:

„TITEL VIII BIS

BIJZONDERE BEPALINGEN INZAKE DE EDEO

Artikel 95

1.   De bij dit statuut aan het tot aanstelling bevoegde gezag verleende bevoegdheden worden wat betreft het personeel van de EDEO uitgeoefend door de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (hierna „hoge vertegenwoordiger” genoemd). De hoge vertegenwoordiger mag binnen de EDEO iemand aanwijzen om deze bevoegdheden uit te oefenen. Artikel 2, lid 2, is van toepassing.

2.   Wat betreft hoofden van delegaties worden de bevoegdheden met betrekking tot aanstellingen uitgeoefend volgens een grondige selectieprocedure op basis van verdienste en met inachtneming van een geografisch en genderevenwicht, op grond van een lijst van personen die door de Commissie is goedgekeurd in het kader van de haar bij de Verdragen toegekende bevoegdheden. Dit is van overeenkomstige toepassing voor overplaatsingen in het belang van de dienst, in uitzonderlijke omstandigheden en voor bepaalde tijd, naar het ambt van delegatiehoofd.

3.   Het tot aanstelling bevoegde gezag leidt op verzoek van de Commissie voor delegatiehoofden, als zij in het kader van hun functie taken voor de Commissie uitvoeren, administratieve onderzoeken en tuchtprocedures in zoals bedoeld in de artikelen 22 en 86 en in bijlage IX.

De Commissie wordt geraadpleegd over de toepassing van artikel 43.

Artikel 96

Onverminderd artikel 11 volgt een ambtenaar van de Commissie die werkzaam is bij een delegatie van de Unie de aanwijzingen van het hoofd van de delegatie op, overeenkomstig de taak van deze laatste zoals die in artikel 5 van Besluit 2010/427/EU van de Raad van 26 juli 2010 tot vaststelling van de organisatie en de werking van de Europese dienst voor extern optreden (6) is omschreven.

Een EDEO-ambtenaar die in het kader van zijn functie taken uitvoert voor de Commissie, volgt met betrekking tot die taken de aanwijzingen van de Commissie op, overeenkomstig artikel 221, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

De nadere bepalingen voor de uitvoering van dit artikel worden door de Commissie en de EDEO in overleg vastgesteld.

Artikel 97

Tot 30 juni 2014 kunnen de tot aanstelling bevoegde gezagsorganen in uitzonderlijke gevallen, in onderlinge overeenstemming, uitsluitend in het belang van de dienst en nadat de betrokken ambtenaar is gehoord, in afwijking van de artikelen 4 en 29 van het statuut en volgens de voorwaarden van artikel 7, lid 1 daarvan, een ambtenaar die conform Besluit 2010/427/EU naar de EDEO is overgeplaatst, van de EDEO overplaatsen naar een functie van dezelfde rang binnen het secretariaat-generaal van de Raad of binnen de Commissie, zonder dat de vacature bij het personeel wordt bekendgemaakt.

Artikel 98

1.   Voor de toepassing van artikel 29, lid 1, onder a), behandelt het tot aanstelling bevoegde gezag bij het vervullen van een vacature bij de EDEO de sollicitaties van ambtenaren van het secretariaat-generaal van de Raad, de Commissie en de EDEO, van tijdelijke personeelsleden die vallen onder artikel 2, punt e), van de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden en van personeelsleden van nationale diplomatieke diensten van de lidstaten zonder voorrang te geven aan een bepaalde groep. Tot 30 juni 2013 en in afwijking van artikel 29, werft de EDEO van buiten de instelling uitsluitend ambtenaren van het secretariaat-generaal van de Raad en van de Commissie aan, alsmede personeelsleden van de diplomatieke diensten van de lidstaten.

In uitzonderingsgevallen en nadat alle mogelijkheden om overeenkomstig deze bepalingen personeel aan te werven zijn aangewend, kan het tot aanstelling bevoegde gezag evenwel besluiten buiten de in de eerste zin van de eerste alinea bedoelde bronnen personeel voor technische ondersteuning op AD-niveau aan te werven dat nodig is voor de goede werking van de EDEO, zoals specialisten op het gebied van crisismanagement, veiligheid en IT.

Met ingang van 1 juli 2013 neemt het tot aanstelling bevoegde gezag ook sollicitaties van ambtenaren van andere dan de in de eerste alinea genoemde instellingen in overweging, zonder voorrang te geven aan een bepaalde groep.

2.   Voor de toepassing van artikel 29, lid 1, onder a), en onverminderd artikel 97 behandelt het tot aanstelling bevoegde gezag van andere instellingen dan de EDEO bij het invullen van een vacature de sollicitaties van interne kandidaten en ambtenaren van de EDEO die ambtenaren waren van de betreffende instelling voordat zij in dienst kwamen van de EDEO zonder voorrang te geven aan een bepaalde groep.

Artikel 99

1.   Totdat de hoge vertegenwoordiger besluit een eigen tuchtraad voor de EDEO op te richten, fungeert de tuchtraad van de Commissie ook als tuchtraad voor de EDEO. De hoge vertegenwoordiger neemt een dergelijk besluit uiterlijk 31 december 2011.

Zolang de tuchtraad voor de EDEO niet is opgericht, worden twee EDEO-ambtenaren benoemd tot de extra leden zoals bedoeld in artikel 5, lid 2, van bijlage IX. Het tot aanstelling bevoegde gezag en het personeelscomité, als bedoeld in artikel 5, lid 5, en artikel 6, lid 4, van bijlage IX, zijn die van de EDEO.

2.   Tot overeenkomstig artikel 9, lid 1, onder a), eerste streepje, binnen de EDEO een personeelscomité is opgericht, hetgeen uiterlijk 31 december 2011 dient te geschieden, vertegenwoordigt het personeelscomité van de Commissie in afwijking van die bepaling ook ambtenaren en andere personeelsleden van de EDEO.”.

10.

In hoofdstuk 3 van bijlage X wordt het volgende artikel toegevoegd:

„Artikel 9 bis

Gedurende het in artikel 42 bis en ter van het statuut bedoelde ouderschapsverlof en verlof om gezinsredenen blijven de artikelen 5, 23 en 24 van deze bijlage gelden voor in totaal maximaal zes maanden van elke periode van twee jaar waarin een ambtenaar in een derde land is aangesteld; artikel 15 van deze bijlage blijft gelden voor in totaal maximaal negen maanden van elke periode van twee jaar waarin een ambtenaar is aangesteld in een derde land.”.

Artikel 2

De regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen wordt als volgt gewijzigd:

1.

De titel wordt vervangen door „Regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie”.

2.

Behalve in artikel 28 bis, lid 8, worden de woorden „Europese Gemeenschappen” vervangen door de woorden „Europese Unie” en de woorden „Gemeenschap” en „Gemeenschappen” door het woord „Unie” en de eventuele noodzakelijke grammaticale veranderingen worden aangebracht.

3.

[De wijziging van artikel 12, lid 3, en van artikel 82, lid 5, is niet van toepassing op de Nederlandse tekst.

4.

In artikel 39, lid 1, worden de woorden „artikel 283 van het EG-Verdrag” vervangen door de woorden „artikel 336 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie”.

5.

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in punt c) worden de woorden „de Verdragen tot oprichting der Gemeenschappen of in het Verdrag tot oprichting van één Raad en één Commissie welke de Europese Gemeenschappen gemeen hebben, of bij een gekozen Voorzitter van een Instelling of van een orgaan der Gemeenschappen” vervangen door de woorden „het Verdrag betreffende de Europese Unie of het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, of bij een gekozen voorzitter van een instelling of van een orgaan van de Unie”.

b)

het volgende punt wordt toegevoegd:

„e)

personeel dat vanuit de nationale diplomatieke diensten van de lidstaten wordt aangesteld om tijdelijk een vast ambt bij de EDEO te vervullen.”.

6.

Aan artikel 3 bis, lid 1, wordt de volgende alinea toegevoegd:

„Personeelsleden die voltijds of deeltijds zijn toegewezen aan een delegatie van de Unie kunnen tijdelijk worden toegewezen aan de plaats van vestiging van de instelling in het kader van de mobiliteitsprocedure zoals beschreven in de artikelen 2 en 3 van bijlage X bij het statuut.”.

7.

De tweede alinea van artikel 3 ter wordt vervangen door:

„Behalve in de in artikel 3 bis, lid 1, tweede alinea, bedoelde gevallen is het gebruik van arbeidscontractanten voor hulptaken niet toegestaan waar artikel 3 bis van toepassing is.”

8.

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

a)

de vier bestaande alinea’s worden genummerd;

b)

de laatste zin van lid 4 wordt geschrapt;

c)

het volgende lid wordt toegevoegd:

„5.   De artikelen 95, 96 en 99 van het statuut zijn van overeenkomstige toepassing voor tijdelijke personeelsleden. Titel VIII ter van het statuut is van overeenkomstige toepassing op de tijdelijke personeelsleden die in een derde land werkzaam zijn.”

9.

In artikel 47 wordt punt a) vervangen door:

„a)

aan het einde van de maand waarin het personeelslid de leeftijd van 65 jaar bereikt, of indien van toepassing, op de overeenkomstig artikel 50 quater, lid 2, vastgestelde datum; of”.

10.

Aan titel II wordt het volgende hoofdstuk toegevoegd:

„HOOFDSTUK 10

Bijzondere bepalingen voor tijdelijke personeelsleden als bedoeld in artikel 2, onder e)

Artikel 50 ter

1.   Personeelsleden van de nationale diplomatieke diensten van de lidstaten die zijn geselecteerd volgens de procedure van artikel 98, lid 1, van het statuut en die door hun nationale diplomatieke diensten worden gedetacheerd, worden aangesteld als tijdelijke personeelsleden als bedoeld in artikel 2, onder e).

2.   Zij kunnen worden aangesteld voor maximaal vier jaar. Het contract kan met maximaal vier jaar worden verlengd. De aanstelling kan niet voor langer dan acht jaar gelden. In uitzonderlijke omstandigheden en in het belang van de dienst kan het contract evenwel aan het einde van het achtste jaar met maximaal twee jaar worden verlengd. Overeenkomstig de toepasselijke bepalingen van het nationale recht verstrekt elke lidstaat zijn ambtenaren die tijdelijk personeelslid in de EDEO zijn geworden, de waarborg dat zij na afloop van hun dienstbetrekking bij de EDEO onmiddellijk weer in dienst worden genomen.

3.   De lidstaten ondersteunen de Unie bij de toepassing van de aansprakelijkheid krachtens artikel 22 van het statuut van tijdelijke personeelsleden van de EDEO als bedoeld in artikel 2, onder e), van de regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden.

Artikel 50 quater

1.   De artikelen 37, 38 en 39 van het statuut zijn van overeenkomstige toepassing. De detachering kan niet na het einde van het contract worden voortgezet.

2.   Artikel 52, onder b), tweede alinea, van het statuut is van overeenkomstige toepassing.”.

11.

Aan artikel 80 wordt het volgende lid toegevoegd:

„5.   De artikelen 95, 96 en 99 van het statuut zijn van overeenkomstige toepassing.”.

12.

Artikel 118 wordt vervangen door:

„Artikel 118

Titel X van het statuut is van overeenkomstige toepassing op de tijdelijke personeelsleden die in een derde land werkzaam zijn. Artikel 21 van die bijlage is evenwel alleen van toepassing wanneer het een contract van ten minste een jaar betreft.”.

13.

Artikel 121 wordt vervangen door:

„Artikel 121

Inzake de sociale zekerheid neemt de instelling de werkgeversbijdrage op zich, krachtens de voorschriften op de plaats waar het personeelslid werkt, behoudens andersluidende bepalingen in de zetelovereenkomst. De instelling zet een autonoom of aanvullend systeem voor sociale zekerheid op voor landen waar het lokale stelsel geen of onvoldoende dekking biedt.”.

14.

In artikel 124 worden de woorden „artikel 23, eerste en tweede alinea” vervangen door de woorden „artikel 23”.

Artikel 3

1.   Ambtenaren en tijdelijke personeelsleden die werken bij een organisatieonderdeel dat overeenkomstig Besluit 2010/427/EU wordt overgeheveld van het secretariaat-generaal van de Raad of de Commissie naar de Europese dienst voor extern optreden (EDEO), worden geacht overgeplaatst te zijn van de betreffende instelling naar de EDEO op de in artikel 7 van dat besluit neergelegde datum. Dit is van overeenkomstige toepassing op de arbeidscontractanten en lokale personeelsleden van dergelijke organisatieonderdelen en hun contract wordt niet gewijzigd. Het tot aanstelling bevoegde gezag van de Raad of de Commissie stelt de betrokken personeelsleden vooraf van de overplaatsing in kennis.

2.   Met instemming van de hoge vertegenwoordiger en de betrokken nationale diplomatieke dienst worden de contracten van tijdelijke personeelsleden afkomstig van nationale diplomatieke diensten van de lidstaten, die na 30 november 2009 zijn aangesteld of wier contract na 30 november 2009 is gewijzigd en die werken bij een organisatieonderdeel dat overeenkomstig Besluit 2010/427/EU wordt overgeheveld van het secretariaat-generaal van de Raad of de Commissie naar de EDEO, zonder een nieuwe selectieprocedure omgezet in contracten zoals bedoeld in artikel 2, onder e), van de regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden. De contracten blijven verder ongewijzigd.

3.   Tot 30 juni 2013 kunnen de instellingen in afwijking van artikel 7 van het statuut, in onderlinge instemming ambtenaren en andere personeelsleden van het secretariaat-generaal van de Raad of de Commissie die technische ondersteuning verlenen aan de EDEO nadat zij zijn gehoord naar de EDEO overplaatsen, waarbij de prerogatieven van de begrotingsautoriteit volledig worden gerespecteerd. Een dergelijke overplaatsing wordt van kracht op de datum die is vastgesteld in het van toepassing zijnde begrotingsbesluit dat in de desbetreffende posten binnen de EDEO en de daarbij behorende kredieten voorziet.

4.   Overeenkomstig artikel 27 van het statuut en artikel 12, lid 1, alinea 1, en artikel 82 van de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden is de aanwerving of aanstelling erop gericht EDEO de medewerking te verzekeren van ambtenaren en tijdelijke personeelsleden die uit een oogpunt van bekwaamheid, prestatievermogen en onkreukbaarheid aan de hoogste eisen voldoen en die uit de onderdanen van de lidstaten zijn aangeworven met inachtneming van een zo breed mogelijke geografische spreiding. Dit geldt voor de EDEO als geheel en voor de verschillende onderdelen van haar personeelsbestand, met inbegrip van de tijdelijke personeelsleden als bedoeld in artikel 2, onder e), van de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden. Daarnaast is het EDEO-personeel zo samengesteld dat het een passend en adequaat aantal onderdanen van alle lidstaten omvat.

5.   De hoge vertegenwoordiger stelt overeenkomstig artikel 1 quinquies, leden 2 en 3, van het statuut passende maatregelen voor ter bevordering van gelijke kansen voor het ondervertegenwoordigde geslacht in bepaalde functiegroepen, met name in functiegroep AD.

6.   Om ervoor te zorgen dat personeel afkomstig van de nationale diplomatieke diensten adequaat vertegenwoordigd is in de EDEO, besluit de hoge vertegenwoordiger dat in afwijking van artikel 29 en artikel 98, lid 1, eerste alinea, tot 30 juni 2013 voor bepaalde posten in functiegroep AD bij gelijke geschiktheid voorrang mag worden gegeven aan kandidaten van de nationale diplomatieke diensten van de lidstaten.

Artikel 4

Uiterlijk midden 2013 dient de hoge vertegenwoordiger bij het Europees Parlement, de Raad en de Commissie een verslag in over de tenuitvoerlegging van deze verordening, met bijzondere nadruk op het geografische en genderevenwicht van het personeel in de EDEO.

Artikel 5

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Straatsburg, 24 november 2010.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

J.BUZEK

Voor de Raad

De voorzitter

O.CHASTEL


(1)  Advies van 7 juli 2010 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  Advies nr. 5/2010 van 28 september 2010 (PB C 291 van 27.10.2010, blz. 1).

(3)  Standpunt van het Europees Parlement van 20 oktober 2010 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 17 november 2010.

(4)  Statuut van de ambtenaren en regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen, neergelegd in Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 (PB L 56 van 4.3.1968, blz. 1).

(5)  PB L 201 van 3.8.2010, blz. 30.

(6)  PB L 201 van 3.8.2010, blz. 30.


26.11.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 311/9


VERORDENING (EU, EURATOM) Nr. 1081/2010 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 24 november 2010

tot wijziging van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen, voor wat betreft de Europese dienst voor extern optreden

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 322 in samenhang met artikel 106 bis van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Gezien het advies van de Rekenkamer (1),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (3) (hierna „het Financieel Reglement” genoemd) zijn de begrotingsbeginselen en de financiële voorschriften vastgelegd die in alle wetgevingshandelingen in acht moeten worden genomen. Het is noodzakelijk om een aantal bepalingen van het Financieel Reglement te wijzigen om rekening te houden met de wijzigingen die bij het Verdrag van Lissabon zijn aangebracht en met de oprichting van de Europese dienst voor extern optreden, krachtens Besluit 2010/427/EU van de Raad van 26 juli 2010 tot vaststelling van de inrichting en werking van de Europese dienst voor extern optreden (4).

(2)

Met het Verdrag van Lissabon wordt een Europese dienst voor extern optreden (hierna „EDEO” genoemd) opgericht. Besluit 2010/427/EU bepaalt dat de EDEO een dienst sui generis is, die voor de toepassing van het Financieel Reglement als een instelling moet worden behandeld.

(3)

Aangezien de EDEO voor de toepassing van het Financieel Reglement als een instelling moet worden behandeld, moet de EDEO voor wat betreft de kwijting volledig onderworpen zijn aan de procedures zoals bedoeld in artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en in de artikelen 145 tot en met 147 van het Financieel Reglement. De EDEO moet volledig samenwerken met de instellingen die bij de kwijtingprocedure betrokken zijn, en waar nodig de eventueel vereiste aanvullende informatie verstrekken, onder andere door het bijwonen van vergaderingen van de relevante organen. Overeenkomstig artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie moet de Commissie verantwoordelijk blijven voor de tenuitvoerlegging van de begroting, inclusief de besteding van beleidskredieten door de hoofden van de delegaties die gesubdelegeerde ordonnateurs van de Commissie zijn. Om de Commissie in staat te stellen haar verplichtingen na te komen, moeten de hoofden van de delegaties van de Unie de nodige informatie verstrekken. De hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (hierna „hoge vertegenwoordiger” genoemd) moet tegelijkertijd worden geïnformeerd en moet de samenwerking tussen de delegaties van de Unie en de diensten van de Commissie bevorderen. Gezien de nieuwheid van deze structuur moeten goed doordachte bepalingen inzake transparantie en budgettaire en financiële verantwoording worden toegepast.

(4)

Binnen de EDEO moet een directeur-generaal begroting en administratie verantwoording afleggen aan de hoge vertegenwoordiger voor het administratieve en interne begrotingsbeheer van de EDEO. De directeur-generaal moet binnen de bestaande voorschriften werken en dezelfde administratieve voorschriften volgen als deze welke gelden voor het gedeelte van afdeling III van de begroting van de Unie dat in rubriek 5 van het meerjarig financieel kader valt.

(5)

Bij het opzetten van de EDEO dient te worden rekening gehouden met de beginselen die door de Europese Raad van 29 en 30 oktober 2009 zijn geformuleerd, en meer bepaald met het beginsel van op begrotingsneutraliteit gerichte kostenefficiëntie.

(6)

In het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is bepaald dat de delegaties van de Commissie als delegaties van de Unie deel zullen uitmaken van de EDEO. Met het oog op een efficiënt beheer dient één enkele ondersteunende dienst alle huishoudelijke uitgaven en ondersteuningsuitgaven van de delegaties van de Unie waarmee gemeenschappelijke kosten worden gefinancierd, uit te voeren. Met het oog hierop moet het Financieel Reglement voorzien in de mogelijkheid om in overleg met de Commissie gedetailleerde regelingen vast te stellen om de uitvoering van de administratieve kredieten van de delegaties van de Unie te vergemakkelijken.

(7)

Het is noodzakelijk om de continuïteit van de werking van de delegaties van de Unie en in het bijzonder de continuïteit en efficiëntie in het beheer van de externe steun door de delegaties te waarborgen. De Commissie moet derhalve gemachtigd worden om haar bevoegdheden tot uitvoering van de begroting op het vlak van de beleidsuitgaven te subdelegeren aan de hoofden van de delegaties van de Unie die deel uitmaken van de op zichzelf staande instelling EDEO. Voorts moet het voor de Commissie bij de uitvoering van de begroting onder direct gecentraliseerd beheer mogelijk zijn om ook die uitvoering te subdelegeren aan de hoofden van de delegaties van de Unie. De gedelegeerde ordonnateurs van de Commissie moeten verantwoordelijk blijven voor het definiëren van internebeheers- en controlesystemen, terwijl de hoofden van de delegaties van de Unie verantwoordelijk moeten worden voor de correcte instelling en werking van de internebeheers- en controlesystemen alsook voor het beheer van de middelen en de verrichtingen die binnen hun delegaties worden uitgevoerd. Te dien einde moeten zij halfjaarlijks rapporteren. Een dergelijke delegatie kan worden ingetrokken overeenkomstig de regels die op de Commissie van toepassing zijn.

(8)

Om te voldoen aan het beginsel van goed financieel beheer, moeten de hoofden van de delegaties van de Unie, wanneer zij optreden als gesubdelegeerde ordonnateurs van de Commissie, de voorschriften van de Commissie toepassen en moeten zij onderworpen zijn aan dezelfde taken, verplichtingen en aansprakelijkheid als elke andere gesubdelegeerde ordonnateur van de Commissie. Hiertoe is het vereist dat zij ook verwijzen naar de Commissie als hun instelling.

(9)

De rekenplichtige van de Commissie blijft verantwoordelijk voor de volledige begrotingsafdeling van de Commissie, met inbegrip van de boekhoudkundige verrichtingen die betrekking hebben op de aan de hoofden van de delegaties van de Unie gesubdelegeerde kredieten. Om een overlapping van verantwoordelijkheden te voorkomen, is het dus noodzakelijk te verduidelijken dat de verantwoordelijkheden van de rekenplichtige van de EDEO alleen betrekking hebben op de begrotingsafdeling van de EDEO. De rekenplichtige van de Commissie moet, onder voorbehoud van herziening, voor de uitvoering van de begrotingsafdeling van de EDEO ook optreden als rekenplichtige van de EDEO.

(10)

Met het oog op de samenhang en de gelijke behandeling tussen de gesubdelegeerde ordonnateurs die behoren tot het personeel van de EDEO en die welke personeelsleden van de Commissie zijn, alsook op een behoorlijke informatieverstrekking aan de Commissie, moet de gespecialiseerde instantie voor financiële onregelmatigheden van de Commissie ook verantwoordelijk zijn voor het behandelen van onregelmatigheden binnen de EDEO in de gevallen waarin de Commissie uitvoeringsbevoegdheden aan de hoofden van de delegaties van de Unie heeft gesubdelegeerd. Om het verband te handhaven tussen verantwoordelijkheid voor het financiële beheer en tuchtrechtelijke maatregelen, moet de Commissie het recht hebben om de hoge vertegenwoordiger te verzoeken om procedures in te leiden indien de instantie onregelmatigheden heeft vastgesteld met betrekking tot de door de Commissie aan de hoofden van de delegaties van de Unie gesubdelegdeerde bevoegdheden. In een dergelijk geval moet de hoge vertegenwoordiger overeenkomstig het statuut (5) passende maatregelen nemen.

(11)

Onder voorbehoud van herziening, moet de interne controleur van de Commissie optreden als de interne controleur van de EDEO met betrekking tot de uitvoering van de begrotingsafdelingen van zowel de Commissie als de EDEO.

(12)

Om democratische controle op de uitvoering van de begroting van de Unie te waarborgen, moeten de hoofden van de delegaties van de Unie een betrouwbaarheidsverklaring afgeven, samen met een verslag met informatie over de efficiëntie en effectiviteit van de opgerichte internebeheers- en controlesystemen in hun delegatie, alsook over het beheer van de aan hen gesubdelegeerde verrichtingen. De verslagen van de hoofden van de delegaties van de Unie moeten bij het jaarlijkse activiteitenverslag van de verantwoordelijke gedelegeerde ordonnateur worden gevoegd en ter beschikking worden gesteld van de begrotingsautoriteit.

(13)

Voor de toepassing van het Financieel Reglement moet de term „hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid” worden geïnterpreteerd overeenkomstig de verschillende functies van de hoge vertegenwoordiger die in artikel 18 van het Verdrag betreffende de Europese Unie zijn vastgelegd.

(14)

Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 1 wordt vervangen door:

„Artikel 1

1.   Deze verordening bevat de regels voor de opstelling en uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie, („de begroting”), en de indiening en controle van de rekeningen.

2.   In deze verordening:

verwijst de term „instelling” naar het Europees Parlement, de Europese Raad en de Raad, de Europese Commissie, het Hof van Justitie van de Europese Unie en de Europese Rekenkamer, het Europees Economisch en Sociaal Comité, het Comité van de Regio's, de Europese Ombudsman, de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming en de Europese dienst voor extern optreden (hierna „EDEO”);

wordt de Europese Centrale Bank niet beschouwd als een instelling van de Unie.

3.   Elke verwijzing naar „de Gemeenschappen” of naar „de Unie” wordt begrepen als een verwijzing naar de Europese Unie en/of de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie naar gelang van de context”.

2)

In de tweede alinea van artikel 16 wordt de zinsnede „de externe dienst van de Commissie” vervangen door „de Commissie en de EDEO”.

3)

In artikel 28, lid 1, wordt de eerste alinea vervangen door:

„1.   Bij ieder voorstel of initiatief dat door de Commissie, de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (hierna „de hoge vertegenwoordiger”) of een lidstaat wordt ingediend bij de wetgevende autoriteit en dat gevolgen kan hebben voor de begroting, met inbegrip van een verandering in het aantal ambten, wordt een financieel memorandum gevoegd, alsmede de in artikel 27, lid 4, bedoelde evaluatie.”.

4)

Artikel 30, lid 3, eerste alinea, wordt vervangen door:

„3.   De Commissie stelt op passende wijze informatie over de begunstigden van begrotingsmiddelen ter beschikking wanneer de begroting op een gecentraliseerde wijze en rechtstreeks door haar diensten of door delegaties van de Unie overeenkomstig artikel 51, tweede alinea, wordt uitgevoerd, en informatie over de begunstigden van middelen die haar wordt toegezonden door de instanties waaraan taken met betrekking tot de uitvoering van de begroting volgens andere beheersvormen zijn gedelegeerd.”.

5)

In de eerste alinea van artikel 31 worden de woorden „de Europese Raad en” ingevoegd voor de woorden „de Raad” en worden de woorden „en de Europese dienst voor extern optreden” ingevoegd voor de woorden „stellen een raming op”.

6)

In artikel 31 wordt na de eerste alinea de volgende alinea ingevoegd:

„De EDEO stelt een raming op van zijn ontvangsten en uitgaven, die hij vóór 1 juli van elk jaar aan de Commissie toezendt. De hoge vertegenwoordiger voert overleg met de leden van de Commissie die verantwoordelijk zijn voor het ontwikkelingsbeleid, het nabuurschapsbeleid en voor internationale samenwerking, humanitaire hulp en crisisinterventie met betrekking tot hun respectieve taakgebied.”.

7)

Aan artikel 33 wordt het volgende lid toegevoegd:

„3.   Overeenkomstig artikel 8, lid 5, van Besluit 2010/427/EU van 26 juli 2010 tot vaststelling van de organisatie en werking van de Europese dienst voor extern optreden (6) en om budgettaire transparantie op het gebied van het externe optreden van de Unie te waarborgen, zendt de Commissie de begrotingsautoriteit samen met de ontwerpbegroting een werkdocument toe met een volledig overzicht van:

alle administratieve en beleidsuitgaven in verband met het externe optreden van de Unie, met inbegrip van taken op het gebied van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid / het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid (GBVB/GVDB-taken), die worden gefinancierd met middelen van de begroting van de Unie;

de totale administratieve uitgaven in het voorafgaande jaar per delegatie en voor de centrale administratie van de EDEO, alsmede de beleidsuitgaven per geografisch gebied (regio's, landen), per thematisch gebied, per delegatie van de Unie en per missie.

Het werkdocument zal tevens een overzicht geven van:

het aantal posten per rang voor elke functiegroep, alsmede het aantal vaste en tijdelijke posten, met inbegrip van arbeidscontractanten en lokaal personeel, waarvoor de uitgaven zijn toegestaan binnen de grenzen van de begrotingskredieten in elk delegatie van de Unie, alsmede in de centrale administratie van de EDEO;

uitbreidingen of verminderingen van het aantal posten per rang en functiegroep in de centrale administratie van de EDEO en in alle delegaties van de Unie ten opzichte van het voorafgaande jaar;

het aantal voor het begrotingsjaar toegestane posten, het aantal posten dat voor het vorige begrotingsjaar was toegestaan, alsmede het aantal ambten dat wordt bezet door gedetacheerde diplomaten uit de lidstaten en door personeel van de Raad en de Commissie; al het personeel in de delegaties van de Unie op het moment van indiening van de ontwerpbegroting, uitgesplitst naar geografisch gebied, afzonderlijk land en missie, met opgave van het aantal posten in de personeelsformatie, arbeidscontractanten, lokale functionarissen en gedetacheerde nationale deskundigen, alsmede de in de ontwerpbegroting gevraagde kredieten voor andere soorten personeel, met de bijbehorende ramingen van de voltijdsequivalente personeelsleden die binnen de grenzen van de gevraagde kredieten kunnen worden aangeworven.

8)

Aan artikel 46, lid 1, wordt het volgende punt toegevoegd:

„6)

Het totale bedrag voor de uitgaven voor het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB) in een begrotingshoofdstuk, GBVB genaamd, met specifieke begrotingsartikelen. Die artikelen hebben betrekking op GBVB-uitgaven en bevatten specifieke begrotingslijnen waarin in ieder geval de belangrijkste missies worden vermeld.”.

9)

Aan de eerste alinea van artikel 50 worden de volgende zinnen toegevoegd:

„Gedetailleerde regelingen kunnen evenwel met de Commissie worden overeengekomen om de uitvoering van de administratieve kredieten van de delegaties van de Unie te vergemakkelijken. Deze regelingen bevatten geen uitzonderingen op de bepalingen van het Financieel Reglement en de uitvoeringsvoorschriften daarvan.”.

10)

Aan artikel 51 worden de volgende alinea's toegevoegd:

„De Commissie kan evenwel haar bevoegdheden tot uitvoering van de begroting met betrekking tot de beleidskredieten van haar eigen afdeling aan de hoofden van de delegaties van de Unie delegeren. Zij stelt tegelijkertijd de hoge vertegenwoordiger daarvan in kennis. Wanneer de hoofden van de delegaties van de Unie als gesubdelegeerde ordonnateurs van de Commissie optreden, passen zij de voorschriften van de Commissie voor de uitvoering van de begroting toe en worden zij onderworpen aan dezelfde taken, verplichtingen en aansprakelijkheid als elke andere gesubdelegeerde ordonnateur van de Commissie.

De Commissie kan die delegatie intrekken overeenkomstig haar eigen regels.

Voor de toepassing van de tweede alinea neemt de hoge vertegenwoordiger de nodige maatregelen om de samenwerking tussen de delegaties van de Unie en de diensten van de Commissie te bevorderen.”.

11)

Artikel 53 bis wordt vervangen door:

„Artikel 53 bis

Wanneer de Commissie de begroting op gecentraliseerde wijze uitvoert, worden de uitvoeringstaken ofwel direct door haar diensten of door de delegaties van de Unie overeenkomstig de tweede alinea van artikel 51, ofwel indirect overeenkomstig de artikelen 54 tot en met 57 verricht.”.

12)

Aan artikel 59 wordt het volgende lid toegevoegd:

„5.   Wanneer de hoofden van de delegaties van de Unie overeenkomstig de tweede alinea van artikel 51 als gesubdelegeerde ordonnateurs optreden, vallen zij onder de Commissie als de instelling die verantwoordelijk is voor de omschrijving, uitoefening, controle en beoordeling van hun taken en verantwoordelijkheden als gesubdelegeerde ordonnateurs. De Commissie stelt tegelijkertijd de hoge vertegenwoordiger daarvan in kennis.”.

13)

Aan artikel 60, lid 7, tweede alinea, wordt de volgende zin toegevoegd:

„De jaarlijkse activiteitenverslagen van de gedelegeerde ordonnateurs worden ook beschikbaar gesteld aan de begrotingsautoriteit.”.

14)

In afdeling 2 wordt het volgende artikel toegevoegd:

„Artikel 60 bis

1.   Wanneer de hoofden van de delegaties van de Unie overeenkomstig de tweede alinea van artikel 51 als gesubdelegeerde ordonnateurs optreden, werken zij nauw samen met de Commissie voor de correcte besteding van de middelen, om met name te zorgen voor de wettigheid en de regelmatigheid van de financiële verrichtingen, de naleving van het beginsel van goed financieel beheer bij het beheer van de middelen en de doeltreffende bescherming van de financiële belangen van de Unie.

Hiertoe nemen zij de maatregelen die nodig zijn om elke situatie te voorkomen waarbij de verantwoordelijkheid van de Commissie voor de uitvoering van de aan de aan hen gesubdelegeerde begroting in het gedrang kan komen, alsook elk conflict van prioriteiten dat gevolgen kan hebben voor de uitvoering van de aan hen gesubdelegeerde taken van financieel beheer.

Wanneer een situatie of conflict van het in de tweede alinea bedoelde type zich voordoet, stellen de hoofden van de delegaties van de Unie de bevoegde directeuren-generaal van de Commissie en van de EDEO hiervan onverwijld in kennis. Die directeuren-generaal nemen passende maatregelen om de situatie op te lossen.

2.   Wanneer hoofden van de delegaties van de Unie zich in een in artikel 60, lid 6, bedoelde situatie bevinden, brengen zij dit ter kennis van de op grond van artikel 66, lid 4, opgerichte gespecialiseerde instantie voor financiële onregelmatigheden. In geval van illegale activiteiten, fraude of corruptie die de belangen van de Unie kunnen schaden, waarschuwen zij de autoriteiten en instanties die volgens de toepasselijke wetgeving bevoegd zijn.

3.   Hoofden van de delegaties van de Unie die overeenkomstig de tweede alinea van artikel 51 als gesubdelegeerde ordonnateurs optreden, brengen verslag uit aan hun gedelegeerde ordonnateur, opdat deze laatste hun verslagen in zijn in artikel 60, lid 7, bedoeld jaarlijks activiteitenverslag kan opnemen. De verslagen van de hoofden van de delegaties bevatten informatie over de efficiëntie en effectiviteit van de in hun delegatie ingestelde internebeheers- en controlesystemen, alsook over het beheer van de aan hen gesubdelegeerde verrichtingen, alsook de in artikel 66, lid 3 bis, bedoelde betrouwbaarheidsverklaring. Deze verslagen worden bij het jaarlijkse activiteitenverslag van de verantwoordelijke gedelegeerde ordonnateur gevoegd en ter beschikking gesteld van de begrotingsautoriteit, met inachtneming, indien nodig, van hun vertrouwelijkheid.

De hoofden van de delegaties werken volledig samen met de instellingen die bij de kwijtingsprocedure betrokken zijn, en verstrekken waar nodig de eventueel vereiste aanvullende informatie. In deze context kan hen worden gevraagd vergaderingen van de relevante organen bij te wonen en bijstand te verlenen aan de verantwoordelijke gedelegeerde ordonnateur.

4.   Hoofden van de delegaties van de Unie die overeenkomstig de tweede alinea van artikel 51 als gesubdelegeerde ordonnateurs optreden, beantwoorden elk verzoek van de gedelegeerde ordonnateur van de Commissie, hetzij op diens verzoek of, in het kader van de kwijtingsprocedure, op verzoek van het Europees Parlement.

5.   De Commissie zorgt ervoor dat de gesubdelegeerde bevoegdheden de kwijtingsprocedure overeenkomstig artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie niet belemmeren.”.

15)

Aan artikel 61, lid 1, worden de volgende alinea's toegevoegd na punt f):

„De verantwoordelijkheden van de rekenplichtige van de EDEO hebben alleen betrekking op de door de EDEO uitgevoerde begrotingsafdeling van de EDEO. De rekenplichtige van de Commissie blijft verantwoordelijk voor de volledige begrotingsafdeling van de Commissie, met inbegrip van de boekhoudkundige verrichtingen die betrekking hebben op de aan de hoofden van de delegaties van de Unie gesubdelegeerde kredieten.

De rekenplichtige van de Commissie treedt voor de uitvoering van de begrotingsafdeling van de EDEO ook op als rekenplichtige van de EDEO, met inachtneming van artikel 186 bis.”.

16)

Artikel 66 wordt als volgt gewijzigd:

a)

Het volgende lid wordt ingevoegd:

„3 bis.   In geval van subdelegatie aan de hoofden van de delegaties van de Unie is de gedelegeerde ordonnateur verantwoordelijk voor het definiëren van de ingestelde internebeheers- en controlesystemen, alsook voor de efficiëntie en effectiviteit van die systemen. De hoofden van de delegaties van de Unie zijn verantwoordelijk voor de correcte instelling en werking van die systemen, overeenkomstig de richtsnoeren van de gedelegeerde ordonnateur, alsook voor het beheer van de middelen en de verrichtingen die zij binnen de delegatie van de Unie onder hun verantwoordelijkheid uitvoeren. Vóór hun ambtsaanvaarding moeten zij specifieke trainingen volgen inzake de taken en verantwoordelijkheden van ordonnateurs en de uitvoering van de begroting, overeenkomstig artikel 50 van de uitvoeringsregels.

De hoofden van de delegaties van de Unie brengen overeenkomstig artikel 60 bis, lid 3, verslag uit over hun in de eerste alinea van dit lid bedoelde verantwoordelijkheden.

De hoofden van de delegaties van de Unie verstrekken jaarlijks aan de gedelegeerde ordonnateur van de Commissie de betrouwbaarheidsverklaring over de in hun delegatie opgerichte internebeheers- en controlesystemen, alsook over het beheer van de verrichtingen die aan hen zijn subgedelegeerd en de resultaten daarvan, om de ordonnateur in staat te stellen zijn betrouwbaarheidsverklaring zoals bepaald in artikel 60, lid 7, op te stellen.”

b)

Het volgende lid wordt toegevoegd:

„5.   Wanneer de hoofden van de delegaties van de Unie overeenkomstig artikel 51, tweede alinea, als gesubdelegeerde ordonnateurs optreden, is de op grond van lid 4 van dit artikel door de Commissie opgerichte gespecialiseerde instantie voor financiële onregelmatigheden bevoegd voor de in dat lid bedoelde zaken.

Indien de instantie systeemgebonden problemen ontdekt, zendt zij de ordonnateur, de hoge vertegenwoordiger en de gedelegeerde ordonnateur van de Commissie, indien deze geen partij is, alsmede de interne controleur een verslag met aanbevelingen toe.

Uitgaande van het advies van de instantie kan de Commissie de hoge vertegenwoordiger, in zijn hoedanigheid als het tot aanstelling bevoegde gezag, verzoeken een procedure in te stellen wegens tuchtrechtelijke verantwoordelijkheid of geldelijke aansprakelijkheid ten aanzien van gesubdelegeerde ordonnateurs indien de onregelmatigheden betrekking hebben op de bevoegdheden die de Commissie aan hen heeft gesubdelegeerd. In een dergelijk geval neemt de hoge vertegenwoordiger overeenkomstig het statuut passende maatregelen, teneinde uitvoering te geven aan besluiten wegens tuchtrechtelijke verantwoordelijkheid en/of geldelijke aansprakelijkheid, als aanbevolen door de Commissie.

De lidstaten ondersteunen de Unie volledig bij de tenuitvoerlegging van de aansprakelijkheid, overeenkomstig artikel 22 van het statuut, van tijdelijke functionarissen die onder artikel 2, onder e), van de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen vallen.”.

17)

Aan artikel 85 worden de volgende alinea's toegevoegd:

„Met het oog op de interne controle van het EDEO worden de hoofden van de delegaties van de Unie die overeenkomstig de tweede alinea van artikel 51 als gesubdelegeerde ordonnateurs optreden, onderworpen aan de controlebevoegdheden van de interne controleur van de Commissie voor het aan hen gesubdelegeerde financieel beheer.

De interne controleur van de Commissie treedt ook op als interne controleur van de EDEO met betrekking tot de uitvoering van de begrotingsafdeling van de EDEO, met inachtneming van artikel 186 bis.”.

18)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 147 bis

De EDEO is volledig onderworpen aan de procedures van artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en de artikelen 145 tot en met 147 van deze verordening. De EDEO werkt volledig samen met de instellingen die bij de kwijtingsprocedure betrokken zijn, en verstrekt waar nodig de eventueel vereiste aanvullende informatie, onder andere door het bijwonen van vergaderingen van de relevante organen.”.

19)

In artikel 163 wordt de eerste zin vervangen door:

„De in deze titel bedoelde maatregelen kunnen hetzij door de Commissie, overeenkomstig artikel 53 bis, gecentraliseerd worden uitgevoerd, hetzij onder gedeeld beheer, hetzij gedecentraliseerd door het begunstigde derde land of de begunstigde derden landen, hetzij samen met internationale organisaties in overeenstemming met de desbetreffende bepalingen van de artikelen 53 tot en met 57.”.

20)

In artikel 165 wordt de eerste zin vervangen door:

„De Commissie en de delegaties van de Unie oefenen overeenkomstig de tweede alinea van artikel 51 controle uit op de uitvoering van maatregelen door begunstigde derde landen of internationale organisaties.”.

21)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 186 bis

Artikel 61, lid 1, derde alinea, en artikel 85, derde alinea, zullen in 2013 worden herzien, waarbij terdege rekening zal worden gehouden met het specifieke karakter van de EDEO en met name van de delegaties van de Unie en, zonodig, met een adequate capaciteit voor financieel beheer van de EDEO.”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Straatsburg, 24 november 2010.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

J. BUZEK

Voor de Raad

De voorzitter

O. CHASTEL


(1)  PB C 145 van 3.6.2010, blz. 4.

(2)  Standpunt van het Europees Parlement van 20 oktober 2010 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 17 november 2010.

(3)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(4)  PB L 201 van 3.8.2010, blz. 30.

(5)  Statuut van de ambtenaren en regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen, neergelegd in Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 (PB L 56 van 4.3.1968, blz. 1).

(6)  PB L 201 van 3.8.2010, blz. 30.”