ISSN 1725-2598 doi:10.3000/17252598.L_2010.294.nld |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 294 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
53e jaargang |
Inhoud |
|
II Niet-wetgevingshandelingen |
Bladzijde |
|
|
INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN |
|
|
* |
||
|
|
2010/687/EU |
|
|
* |
||
|
|
VERORDENINGEN |
|
|
|
||
|
|
BESLUITEN |
|
|
|
2010/688/EU |
|
|
* |
||
|
|
2010/689/EU |
|
|
* |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
II Niet-wetgevingshandelingen
INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN
12.11.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 294/1 |
BESLUIT 2010/686/GBVB VAN DE RAAD
van 13 september 2010
betreffende de sluiting en ondertekening van een Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Islamitische Republiek Afghanistan betreffende de status van de politiemissie van de Europese Unie in Afghanistan (EUPOL AFGHANISTAN)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 37, alsook het Verdrag betreffende werking van de Europese Unie, en met name artikel 218, lid 5, en artikel 218, lid 6, eerste alinea,
Gezien het voorstel van de Hoge Vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid („de Hoge Vertegenwoordiger”),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Onder het gezag van de Hoge Vertegenwoordiger zijn onderhandelingen gevoerd met het oog op een Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Islamitische Republiek Afghanistan betreffende de status van de politiemissie van de Europese Unie in Afghanistan (EUPOL AFGHANISTAN) (hierna „de overeenkomst” genoemd). |
(2) |
De overeenkomst moet worden goedgekeurd, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
De Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Islamitische Republiek Afghanistan betreffende de status van de politiemissie van de Europese Unie in Afghanistan wordt namens de Unie goedgekeurd.
De tekst van de overeenkomst is aan dit besluit gehecht.
Artikel 2
De voorzitter van de Raad wordt gemachtigd de persoon/personen aan te wijzen die bevoegd is/zijn de overeenkomst te ondertekenen, teneinde de Unie te binden.
Artikel 3
Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.
Gedaan te Luxemburg, 13 september 2010.
Voor de Raad
De voorzitter
S. VANACKERE
VERTALING
OVEREENKOMST
tussen de Europese Unie en de Islamitische Republiek Afghanistan betreffende de status van de politiemissie van de Europese Unie in Afghanistan, EUPOL AFGHANISTAN
DE EUROPESE UNIE, hierna „de EU” genoemd,
enerzijds, en
DE ISLAMITISCHE REPUBLIEK AFGHANISTAN, hierna „de gaststaat” genoemd,
anderzijds,
hierna „de partijen” genoemd,
IN AANMERKING NEMEND:
de brief van minister van Buitenlandse Zaken Rangin Dadfar Spanta van de Islamitische Republiek Afghanistan (Afghanistan), d.d. 16 mei 2007, waarbij de Europese Unie verzocht wordt een politiemissie van de Europese Unie in Afghanistan te starten;
de vaststelling, op 30 mei 2007, van Gemeenschappelijk Optreden 2007/369/GBVB inzake de totstandbrenging van de politiemissie van de Europese Unie in Afghanistan, EUPOL AFGHANISTAN;
overweging 9 van dat gemeenschappelijk optreden, waarin gesteld is dat EUPOL AFGHANISTAN moet worden gezien tegen de bredere achtergrond van de inspanningen van de internationale gemeenschap om de regering van Afghanistan te helpen haar verantwoordelijkheid op te nemen voor de versterking van de rechtsstaat en, in het bijzonder, voor de verbetering van de capaciteit van de civiele politie en van de wetshandhaving;
de vaststelling, door de Raad, op 18 mei 2010, van Besluit 2010/279/GBVB betreffende de verlenging van EUPOL AFGHANISTAN;
artikel 3, lid 2, van dat besluit waarin bepaald is dat EUPOL AFGHANISTAN een niet-uitvoerende missie is, die haar taken uitvoert door onder andere toezicht, begeleiding, advies en opleiding;
artikel 8, lid 1, van dat besluit waarin gesteld is dat over de status van het personeel van EUPOL AFGHANISTAN, in voorkomend geval inclusief de voorrechten en immuniteiten en overige waarborgen die nodig zijn voor de uitvoering en de soepele werking van EUPOL AFGHANISTAN, een overeenkomst wordt gesloten conform artikel 37 van het Verdrag betreffende de Europese Unie;
dat deze overeenkomst de rechten en verplichtingen van de partijen krachtens internationale overeenkomsten en andere instrumenten tot instelling van internationale tribunalen, waaronder het statuut van het Internationaal Strafhof, onverlet laat,
HEBBEN OVEREENSTEMMING BEREIKT OVER HETGEEN VOLGT:
Artikel 1
Werkingssfeer en definities
1. Deze overeenkomst is van toepassing op de politiemissie van de Europese Unie in de Islamitische Republiek Afghanistan en op het personeel van die missie.
2. Deze overeenkomst is uitsluitend van toepassing op het grondgebied van de gaststaat.
3. Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt verstaan onder:
a) „EUPOL AFGHANISTAN”: de politiemissie van de EU in Afghanistan die door de Raad van de Europese Unie is ingesteld bij Gemeenschappelijk Optreden 2007/369/GBVB van 30 mei 2007, met inbegrip van haar componenten, troepenmacht, eenheden, hoofdkwartier en personeel, ingezet op het grondgebied van de gaststaat en toegewezen aan EUPOL AFGHANISTAN;
b) „hoofd van de missie”: het hoofd van de missie EUPOL AFGHANISTAN, aangesteld door de Raad van de Europese Unie;
c) „personeel van EUPOL AFGHANISTAN”: het hoofd van de missie, het personeel dat gedetacheerd is door EU-lidstaten en EU-instellingen en door niet-EU-staten die door de EU verzocht zijn aan EUPOL AFGHANISTAN deel te nemen, alsmede internationaal personeel dat op contractbasis door EUPOL AFGHANISTAN is aangeworven, en ander internationaal personeel dat, teneinde over bijkomende deskundigheid te kunnen beschikken, tijdelijk bij EUPOL AFGHANISTAN is gedetacheerd met het oog op de voorbereiding, ondersteuning en uitvoering van de missie, en het personeel dat in het kader van de missie voor een zendstaat of een EU-instelling op missie is. Aan alle personeelsleden van EUPOL AFGHANISTAN worden, zelfs wanneer zij houder zijn van een gewoon paspoort van het land waarvan zij onderdaan zijn, alle in deze overeenkomst vermelde voorrechten en immuniteiten verleend. Het ter plaatse aangeworven personeel en het personeel in dienst van commerciële contractanten behoort niet tot het personeel van EUPOL AFGHANISTAN;
d) „hoofdkwartier”: het hoofdkwartier van EUPOL AFGHANISTAN in Afghanistan, dat zich bevindt in Kabul;
e) „zendstaat”: elke EU-lidstaat en niet-EU-staat die personeel detacheert bij EUPOL AFGHANISTAN;
f) „faciliteiten”: alle gebouwen, terreinen, installaties en land die nodig zijn voor de activiteiten van EUPOL AFGHANISTAN, alsmede voor de huisvesting van het personeel van EUPOL AFGHANISTAN in overeenstemming met de wet- en regelgeving van de gaststaat;
g) „ter plaatse aangeworven personeel”: personeel dat onderdaan is van de gaststaat of er permanent verblijft;
h) „officiële briefwisseling”: alle op EUPOL AFGHANISTAN en haar taken betrekking hebbende briefwisseling;
i) „diplomatieke beginselen”: de in Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer van 18 april 1961 opgenomen toepasselijke beginselen, waarmee beide partijen in overeenstemming met de bepalingen van deze overeenkomst wederzijds dienen in te stemmen;
j) „gaststaat”: de Islamitische Republiek Afghanistan.
Artikel 2
Algemene bepalingen
1. EUPOL AFGHANISTAN en het personeel van EUPOL AFGHANISTAN eerbiedigen de wetten en regels van de gaststaat en leven deze na, en onthouden zich van alle acties en activiteiten die onverenigbaar zijn met de doeleinden van EUPOL AFGHANISTAN.
2. EUPOL AFGHANISTAN is autonoom in de uitvoering van haar taken in het kader van de huidige overeenkomst. De gaststaat eerbiedigt het unitaire en internationale karakter van EUPOL AFGHANISTAN.
3. Het hoofd van de missie informeert de regering van de gaststaat regelmatig over het aantal personeelsleden van EUPOL AFGHANISTAN dat op het grondgebied van de gaststaat is gestationeerd.
Artikel 3
Identificatie
1. De personeelsleden van EUPOL AFGHANISTAN ontvangen, en worden geïdentificeerd aan de hand van, een identiteitskaart van EUPOL AFGHANISTAN die zij te allen tijde bij zich moeten dragen. De autoriteiten van de gaststaat die bevoegd zijn voor veiligheids-, belasting-, immigratie- en douaneaangelegenheden ontvangen een specimen van de identiteitskaart van EUPOL AFGHANISTAN.
2. EUPOL AFGHANISTAN heeft het recht op haar hoofdkwartier en elders, alleen of samen met de vlag van de gaststaat, de EU-vlag te voeren, zulks overeenkomstig het besluit van het hoofd van de missie en mits toestemming van de gaststaat, afhankelijk van de veiligheidssituatie op de locatie in kwestie. Nationale vlaggen of tekens van de nationale contingenten die deel uitmaken van EUPOL AFGHANISTAN mogen op de faciliteiten, voertuigen en andere vervoermiddelen en de uniformen van EUPOL AFGHANISTAN worden aangebracht, een en ander overeenkomstig het besluit van het hoofd van de missie.
Artikel 4
Overschrijding van de grenzen van en verplaatsingen op het grondgebied van de gaststaat
1. Personeel, materieel, voertuigen en andere civiele vervoermiddelen van EUPOL AFGHANISTAN overschrijden de grens van de gaststaat via officiële grensdoorlaatposten, en via de internationale luchtcorridors.
2. De gaststaat vergemakkelijkt het betreden en het verlaten van zijn grondgebied voor het personeel van EUPOL AFGHANISTAN en het materieel, de voertuigen en de andere civiele vervoermiddelen van EUPOL AFGHANISTAN. Afgezien van de paspoortcontrole bij het betreden en het verlaten van het grondgebied van de gaststaat, zijn personeelsleden van EUPOL AFGHANISTAN die in het bezit zijn van een identiteitskaart van EUPOL AFGHANISTAN of een voorlopig bewijs van deelname aan EUPOL AFGHANISTAN, op het grondgebied van de gaststaat vrijgesteld van de paspoortvoorschriften, de voorschiften inzake douanecontroles en -procedures, de visum- en immigratievoorschriften, en van elke vorm van immigratiecontrole.
3. Het personeel van EUPOL AFGHANISTAN dat een visum aanvraagt, is vrijgesteld van de voorschriften van de gaststaat inzake de registratie van en het toezicht op vreemdelingen, maar verwerft geen permanent verblijfs- of woonrecht op het grondgebied van de gaststaat. Daartoe neemt het ministerie van Buitenlandse Zaken van Afghanistan de nodige initiatieven, in overeenstemming met de wettelijke bepalingen.
4. Materieel, voertuigen en andere civiele vervoermiddelen van EUPOL AFGHANISTAN die ter ondersteuning van EUPOL AFGHANISTAN het grondgebied van de gaststaat binnenkomen, doorreizen of verlaten, zijn niet aan controles onderworpen en zijn vrijgesteld van de verplichting om inventarissen en andere douanedocumenten te verschaffen. EUPOL AFGHANISTAN verstrekt de bevoegde autoriteiten van de gaststaat een lijst van dat materieel, deze voertuigen en alle andere civiele vervoermiddelen.
5. Voor voertuigen en andere civiele vervoermiddelen die ter ondersteuning van EUPOL AFGHANISTAN worden gebruikt, gelden geen plaatselijke vergunnings- of registratievoorschriften. De internationale normen en voorschriften ter zake blijven van toepassing. Op verzoek van het hoofd van de missie voorziet de gaststaat alle voertuigen van EUPOL AFGHANISTAN kosteloos van diplomatieke kentekenplaten. Zo nodig worden aanvullende regelingen als bedoeld in artikel 19 getroffen.
6. Het personeel van EUPOL AFGHANISTAN mag op het grondgebied van de gaststaat voertuigen, vaartuigen, schepen en veerponten, luchtvaartuigen en andere civiele vervoermiddelen besturen, op voorwaarde dat het in het bezit is van een geldig nationaal of internationaal rijbewijs, vaarbewijs of vliegbrevet. De gaststaat aanvaardt door EUPOL AFGHANISTAN-personeelsleden gehouden rijbewijzen of vergunningen zonder belasting of vergoeding als geldig.
7. Het personeel van EUPOL AFGHANISTAN geniet samen met zijn voertuigen en andere civiele vervoermiddelen, uitrusting en voorraden vrij en onbeperkt verkeer op het hele grondgebied van de gaststaat, met inbegrip van het territoriale luchtruim, met inachtneming van de door het hoofd van de missie en de ter zake bevoegde autoriteiten van de gaststaat gezamenlijk beoordeelde veiligheidssituatie. Zo nodig worden er aanvullende regelingen als bedoeld in artikel 19 getroffen.
8. Voor reizen in het kader van officiële taken mogen personeelsleden van EUPOL AFGHANISTAN en plaatselijk tewerkgesteld personeel gebruikmaken van openbare wegen, bruggen, vaartuigen, schepen en veerponten, en luchthavens zonder rechten, kosten, tolheffingen, belastingen of andere vergoedingen te moeten betalen. Voor reizen in het buitenland wordt het internationale recht nageleefd. EUPOL AFGHANISTAN en haar personeel is niet vrijgesteld van betaling van een redelijke vergoeding voor gevraagde en ontvangen diensten op dezelfde voorwaarden als die welke voor de onderdanen van de gaststaat gelden.
Artikel 5
Door de gaststaat aan EUPOL AFGHANISTAN verleende voorrechten en immuniteiten
1. De faciliteiten van EUPOL AFGHANISTAN zijn onschendbaar. Vertegenwoordigers van de gaststaat mogen deze alleen betreden met toestemming van het hoofd van de missie.
2. De faciliteiten van EUPOL AFGHANISTAN, alsmede het meubilair en andere goederen die zich daarin bevinden en de toegestane vervoermiddelen, genieten immuniteit van onderzoek, vordering, beslaglegging of executoriale maatregelen, in overeenstemming met de diplomatieke beginselen.
3. EUPOL AFGHANISTAN, alsmede haar bezittingen en goederen, ongeacht waar deze zich bevinden en door wie ze worden gehouden, genieten immuniteit van iedere vorm van gerechtelijke procedure.
4. Het archief en de documenten van EUPOL AFGHANISTAN zijn te allen tijde en waar ze zich ook bevinden onschendbaar, zulks in overeenstemming met de diplomatieke beginselen. EUPOL AFGHANISTAN brengt de autoriteiten van de gaststaat officieel op de hoogte van de plaats waar het archief en de documenten in kwestie zich bevinden.
5. De officiële briefwisseling van EUPOL AFGHANISTAN is onschendbaar.
6. EUPOL AFGHANISTAN, alsmede haar leveranciers of contractanten, genieten vrijstelling van alle nationale, regionale en gemeentelijke belastingen en heffingen en vergelijkbare rechten in verband met aangekochte of ingevoerde goederen, verleende diensten en faciliteiten die EUPOL AFGHANISTAN voor EUPOL AFGHANISTAN gebruikt. EUPOL AFGHANISTAN geniet, in overeenstemming met de diplomatieke beginselen, geen vrijstelling van belastingen, heffingen en rechten die gelden als betaling van verleende diensten.
7. In overeenstemming met de diplomatieke beginselen laat de gaststaat alle voor EUPOL AFGHANISTAN bestemde goederen toe tot zijn grondgebied en verleent daarvoor vrijstelling van alle douanerechten, vergoedingen, tolgelden, belastingen en vergelijkbare heffingen, met uitzondering van kosten voor opslag, vervoer en andere geleverde diensten.
Artikel 6
Door de gaststaat aan het personeel van EUPOL AFGHANISTANverleende voorrechten en immuniteiten
1. Het personeel van EUPOL AFGHANISTAN is gevrijwaard van enigerlei vorm van aanhouding of vrijheidsbeneming, overeenkomstig de diplomatieke beginselen.
2. Papieren, briefwisseling en bezittingen van het personeel van EUPOL AFGHANISTAN zijn onschendbaar, behalve in het geval van executoriale maatregelen die uit hoofde van lid 7 hieronder zijn toegestaan.
3. De gaststaat verstrekt het personeel van EUPOL AFGHANISTAN overeenkomstig zijn toepasselijke wet- en regelgeving kosteloos een diplomatieke identiteitskaart.
4. Het personeel van EUPOL AFGHANISTAN geniet onder alle omstandigheden immuniteit ten aanzien van de rechtsmacht in strafzaken van de gaststaat. De betrokken zendstaat of EU-instelling kan afstand doen van deze immuniteit van het personeel van EUPOL AFGHANISTAN ten aanzien van de strafrechtelijke rechtsmacht. Het afstand doen van de immuniteit dient altijd uitdrukkelijk kenbaar te worden gemaakt.
5. Het personeel van EUPOL AFGHANISTAN geniet immuniteit ten aanzien van de burgerlijke en administratieve rechtsmacht van de gaststaat wanneer het gaat om uitspraken of geschriften en alle handelingen die dit personeel verricht bij de uitoefening van zijn officiële functies. Indien tegen het personeel van EUPOL AFGHANISTAN een burgerlijke procedure wordt aangespannen voor een rechter van de gaststaat, worden het hoofd van de missie en de bevoegde autoriteit van de zendstaat of de EU-instelling onmiddellijk daarvan in kennis gesteld. Voordat de procedure voor de rechter wordt ingeleid, delen het hoofd van de missie en de bevoegde autoriteit van de zendstaat of EU-instelling de rechter mee of het personeel van EUPOL AFGHANISTAN de handeling in kwestie heeft gepleegd in het kader van de uitoefening van zijn officiële functies. Indien dit het geval is, wordt de procedure niet ingeleid en gelden de bepalingen van artikel 16. Indien dit niet het geval is, kan de procedure worden voortgezet. De verklaring van het hoofd van de missie en de bevoegde autoriteit van de zendstaat of de EU-instelling is bindend voor de rechter van de gaststaat, die de verklaring niet kan aanvechten. Indien personeel van EUPOL AFGHANISTAN een procedure inleidt, kan het zich niet beroepen op immuniteit van de rechtsmacht wanneer er een tegenvordering wordt ingesteld die direct verband houdt met de hoofdvordering.
6. Het personeel van EUPOL AFGHANISTAN is niet verplicht als getuige op te treden.
7. Tegen het personeel van EUPOL AFGHANISTAN mogen geen executoriale maatregelen worden genomen, behalve indien tegen personeel van EUPOL AFGHANISTAN een burgerlijke procedure wordt ingeleid die geen verband houdt met zijn officiële functies. De bezittingen van het personeel van EUPOL AFGHANISTAN waarvan het hoofd van de missie heeft verklaard dat zij nodig zijn voor de vervulling van de officiële functies van het personeel van EUPOL AFGHANISTAN, mogen niet in beslag worden genomen ter uitvoering van een vonnis, beslissing of bevel. In burgerlijke procedures mogen het personeel van EUPOL AFGHANISTAN geen beperkingen van de persoonlijke vrijheid, noch andere dwangmaatregelen worden opgelegd.
8. De immuniteit van het personeel van EUPOL AFGHANISTAN ten aanzien van de rechtsmacht van de gaststaat houdt voor het personeel geen immuniteit in ten aanzien van de rechtsmacht van de respectieve zendstaten.
9. Het personeel van EUPOL AFGHANISTAN is, overeenkomstig de diplomatieke beginselen, ten aanzien van diensten die voor EUPOL AFGHANISTAN zijn verleend, vrijgesteld van eventueel in de gaststaat geldende voorschriften op het terrein van de sociale zekerheid.
10. Het personeel van EUPOL AFGHANISTAN is vrijgesteld van elke vorm van belasting in de gaststaat over het salaris en de emolumenten die EUPOL AFGHANISTAN of de zendstaten aan het personeel betalen, evenals van iedere belasting op inkomsten die van buiten de gaststaat worden ontvangen. Plaatselijk aangeworven personeel geniet geen vrijstelling van de toepassing van de wetten ter zake.
11. De gaststaat laat de binnenkomst toe van goederen voor persoonlijk gebruik door het personeel van EUPOL AFGHANISTAN en verleent vrijstelling van alle douanerechten, belastingen en daarmee verband houdende heffingen, met uitzondering van heffingen voor opslag, vervoer en dergelijke diensten, een en ander in overeenstemming met eventueel door deze staat aan te nemen wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen. De gaststaat laat tevens de uitvoer van dergelijke goederen toe. Voor op de binnenlandse markt aangekochte goederen of geleverde diensten genieten personeelsleden van EUPOL AFGHANISTAN vrijstelling van btw en belastingen, overeenkomstig de wetgeving van de gaststaat.
12. De persoonlijke bagage van het personeel van EUPOL AFGHANISTAN wordt vrijgesteld van onderzoek, tenzij er ernstige redenen zijn om te veronderstellen dat de bagage goederen bevat die niet bedoeld zijn voor persoonlijk gebruik door het personeel van EUPOL AFGHANISTAN of goederen waarvan de in- of uitvoer bij wet verboden is of onderworpen is aan quarantainebepalingen van de gaststaat. Onderzoek van dergelijke persoonlijke bagage mag slechts plaatsvinden in aanwezigheid van het betrokken EUPOL AFGHANISTAN-personeelslid of een gemachtigde vertegenwoordiger van EUPOL AFGHANISTAN.
Artikel 7
Plaatselijk aangeworven personeel
Plaatselijk aangeworven personeel geniet overeenkomstig de internationale categorieën slechts voorrechten en immuniteiten voor zover deze door de gaststaat worden toegestaan. De gaststaat moet zijn rechtsmacht over dit personeel evenwel uitoefenen op een wijze die de uitoefening van de functies van EUPOL AFGHANISTAN niet onnodig bemoeilijkt.
Artikel 8
Strafrechtelijke rechtsmacht
De bevoegde autoriteiten van een zendstaat mogen op het grondgebied van de gaststaat de strafrechtelijke rechtsmacht en de tuchtrechtelijke bevoegdheden uitoefenen die hun door de wetgeving van de zendstaat verleend wordt met betrekking tot het personeel van EUPOL AFGHANISTAN.
Artikel 9
Beveiliging
1. De gaststaat draagt, met inzet van zijn eigen middelen, de volledige verantwoordelijkheid voor de veiligheid van het personeel van EUPOL AFGHANISTAN.
2. Voor de toepassing van lid 1 neemt de gaststaat alle nodige maatregelen voor de bescherming, veiligheid en beveiliging van EUPOL AFGHANISTAN en het personeel van EUPOL AFGHANISTAN. Eventuele specifieke bepalingen die door de gaststaat worden voorgesteld, worden, voordat zij worden uitgevoerd, overeengekomen met het hoofd van de missie. De gaststaat verleent zonder kosten aan te rekenen toestemming en steun voor de verrichtingen in verband met de medische evacuatie van personeelsleden van EUPOL AFGHANISTAN.
Zo nodig worden aanvullende regelingen als bedoeld in artikel 19 getroffen.
3. Het personeel van EUPOL AFGHANISTAN heeft het recht eigen wapens en munitie voor zelfverdediging te dragen, mits het hoofd van de missie daartoe heeft besloten en in overeenstemming met de wetgeving van de gaststaat betreffende explosieven en handvuurwapens. Daartoe verstrekt EUPOL AFGHANISTAN de ter zake bevoegde Afghaanse autoriteiten regelmatig een lijst van de door haar personeel gedragen vuurwapens.
Artikel 10
Uniform
1. Het personeel van EUPOL AFGHANISTAN draagt een nationaal uniform of burgerkleding met een duidelijk EUPOL AFGHANISTAN-herkenningsteken.
2. Voor het dragen van uniformen gelden de door het hoofd van de missie uitgevaardigde voorschriften.
Artikel 11
Samenwerking en toegang tot informatie
1. De gaststaat verleent volledige medewerking en steun aan EUPOL AFGHANISTAN en het personeel van EUPOL AFGHANISTAN.
2. Indien daarom wordt verzocht en indien zulks nodig is voor de uitvoering van EUPOL AFGHANISTAN, biedt de gaststaat het personeel van EUPOL AFGHANISTAN toegang tot:
— |
faciliteiten, locaties en officiële voertuigen die van belang zijn voor het mandaat van EUPOL AFGHANISTAN en waarover de gaststaat zijn gezag kan doen gelden; |
— |
documenten, materiaal en informatie die nodig zijn voor het mandaat van EUPOL AFGHANISTAN en waarover de gaststaat zijn gezag kan doen gelden, mits de nationale veiligheidsautoriteiten daartoe toestemming hebben verleend; |
zo nodig worden voor de toepassing van het eerste streepje aanvullende regelingen als bedoeld in artikel 19 getroffen.
3. Het hoofd van de missie en de gaststaat plegen regelmatig overleg en nemen passende maatregelen met het oog op nauwe en wederkerige verbindingsactiviteiten op elk passend niveau. De gaststaat kan een verbindingsofficier bij EUPOL AFGHANISTAN aanstellen.
Artikel 12
Steun van de gaststaat en het sluiten van contracten
1. De gaststaat staat EUPOL AFGHANISTAN op verzoek bij bij het vinden van geschikte faciliteiten.
2. De gaststaat stelt EUPOL AFGHANISTAN, indien nodig en voor zover beschikbaar, faciliteiten die eigendom zijn van de regering van de gaststaat kosteloos ter beschikking, voor zover om deze faciliteiten wordt verzocht voor het verrichten van administratieve en operationele EUPOL AFGHANISTAN-activiteiten. Faciliteiten die particulier eigendom zijn, kunnen door EUPOL AFGHANISTAN alleen met instemming van de eigenaar van de faciliteiten en in volledige overeenstemming met het betreffende huur- of ander contract worden gebruikt.
3. Binnen de grenzen van zijn middelen en mogelijkheden helpt de gaststaat bij het voorbereiden, opzetten, uitvoeren en ondersteunen van EUPOL AFGHANISTAN, met inbegrip van accommodatie en uitrusting van deskundigen van EUPOL AFGHANISTAN.
4. De hulp en ondersteuning van de gaststaat voor EUPOL AFGHANISTAN worden verleend onder ten minste de voorwaarden die ook gelden voor hulp en ondersteuning aan de eigen onderdanen.
5. EUPOL AFGHANISTAN is voldoende handelingsbekwaam in de zin van de wet- en regelgeving van de gaststaat om haar taken te vervullen; in het bijzonder kan zij bankrekeningen openen, eigendommen verkrijgen of vervreemden en in rechte optreden.
6. In elk contract dat EUPOL AFGHANISTAN in de gaststaat sluit, wordt vastgelegd welk recht op dat contract van toepassing is.
7. In door EUPOL AFGHANISTAN gesloten contracten kan worden bepaald dat bij geschillen die voortvloeien uit de uitvoering van het contract, de in artikel 16, leden 3 en 4, bedoelde procedure voor het beslechten van geschillen wordt gehanteerd.
8. De gaststaat faciliteert de uitvoering van de contracten die EUPOL AFGHANISTAN ten behoeve van de missie sluit met commerciële instellingen.
Artikel 13
Wijziging van faciliteiten
1. EUPOL AFGHANISTAN mag de faciliteiten die zij in haar bezit of tot haar beschikking heeft en die aan de overheid van de gaststaat toebehoren, bouwen, verbouwen of anderszins veranderen, naargelang van de operationele vereisten.
2. De gaststaat verlangt van EUPOL AFGHANISTAN geen compensatie voor bouwwerkzaamheden, verbouwingen of wijzigingen van de voornoemde faciliteiten die aan de overheid van de gaststaat toebehoren.
Artikel 14
Overleden personeelsleden van EUPOL AFGHANISTAN
1. Het hoofd van de missie mag zich belasten met de repatriëring van overleden personeelsleden van EUPOL AFGHANISTAN en hun persoonlijke bezittingen en mag hiervoor passende regelingen treffen.
2. Op overleden personeelsleden van EUPOL AFGHANISTAN wordt geen lijkschouwing verricht zonder de instemming van de betrokken staat en de aanwezigheid van een vertegenwoordiger van EUPOL AFGHANISTAN en/of van de betrokken staat.
3. De gaststaat en EUPOL AFGHANISTAN verlenen elkaar alle medewerking om overleden personeelsleden van EUPOL AFGHANISTAN zo spoedig mogelijk te repatriëren.
Artikel 15
Communicatie
1. EUPOL AFGHANISTAN mag, in overleg met het ministerie van Telecommunicatie en Informatietechnologie van de gaststaat, zend- en ontvangststations voor radiocommunicatie en satellietsystemen installeren en gebruiken. EUPOL AFGHANISTAN overlegt met de bevoegde autoriteiten van de gaststaat teneinde conflicten te vermijden bij het gebruik van de nodige frequenties. De gaststaat verleent kosteloos toegang tot het frequentiespectrum.
2. EUPOL AFGHANISTAN heeft het recht op onbeperkte communicatie via radio (met inbegrip van satelliet-, cellulaire en draagbare systemen), telefoon, telegraaf, fax of anderszins, en om de noodzakelijke apparatuur voor de instandhouding van die communicatie binnen en tussen de faciliteiten van EUPOL AFGHANISTAN te installeren, inclusief het recht te voorzien in de voor EUPOL AFGHANISTAN benodigde kabels en grondverbindingen.
3. EUPOL AFGHANISTAN mag, wat de eigen faciliteiten betreft, de nodige voorzieningen treffen voor het bezorgen van post aan en van EUPOL AFGHANISTAN en/of personeel van EUPOL AFGHANISTAN.
Artikel 16
Schadevorderingen bij overlijden, lichamelijk letsel en beschadiging of verlies van goederen
1. EUPOL AFGHANISTAN en het personeel van EUPOL AFGHANISTAN zijn niet aansprakelijk voor aan hun opdracht gerelateerde beschadiging of verlies van bezittingen van burgers of van de overheid die voortvloeien uit operationele behoeften of die het gevolg zijn van activiteiten in verband met verstoringen van de openbare orde of de bescherming van EUPOL AFGHANISTAN. Indien zich een incident voordoet met betrekking tot een dergelijke beschadiging of verlies, voeren de partijen een gezamenlijk onderzoek teneinde het incident dienovereenkomstig op te lossen.
2. Om een minnelijke schikking te treffen, worden vorderingen bij beschadiging of verlies van bezittingen van burgers of van de overheid die niet onder lid 1 vallen, evenals vorderingen bij overlijden of lichamelijk letsel van personen en bij beschadiging of verlies van bezittingen van EUPOL AFGHANISTAN, via de bevoegde autoriteiten van de gaststaat bij EUPOL AFGHANISTAN ingediend indien het gaat om vorderingen van natuurlijke of rechtspersonen van de gaststaat, of bij de bevoegde autoriteiten van de gaststaat, indien het gaat om vorderingen van EUPOL AFGHANISTAN.
3. Indien geen minnelijke schikking kan worden getroffen, wordt de vordering voorgelegd aan een vorderingencommissie die bestaat uit een gelijk aantal vertegenwoordigers van EUPOL AFGHANISTAN en van de gaststaat. De vorderingen worden geregeld bij onderlinge overeenstemming.
4. Indien binnen de vorderingencommissie geen minnelijke schikking wordt bereikt, wordt een geschil over vorderingen van hoogstens 40 000 EUR langs diplomatieke weg opgelost tussen de gaststaat en vertegenwoordigers van de EU. Voor vorderingen die dat bedrag overschrijden, wordt het geschil voorgelegd aan een scheidsgerecht, waarvan de beslissingen bindend zijn.
5. Het in lid 4 bedoelde scheidsgerecht bestaat uit drie scheidsrechters, waarvan er één wordt benoemd door de gaststaat, één door EUPOL AFGHANISTAN en één door de gaststaat en EUPOL AFGHANISTAN tezamen. Indien een van beide partijen niet binnen twee maanden een scheidsrechter benoemt of indien de gaststaat en EUPOL AFGHANISTAN het niet eens kunnen worden over de benoeming van de derde scheidsrechter, wordt de scheidsrechter in kwestie benoemd door het hoofd van de VN-missie in Afghanistan.
6. EUPOL AFGHANISTAN en de overheid van de gaststaat treffen een administratieve regeling waarin het mandaat van de vorderingencommissie en het scheidsgerecht worden vastgelegd, evenals de procedure die binnen deze twee instanties wordt gehanteerd en de voorwaarden voor het indienen van vorderingen.
Artikel 17
Contacten en geschillen
1. Alle aangelegenheden in verband met de toepassing van deze overeenkomst worden gezamenlijk onderzocht door vertegenwoordigers van EUPOL AFGHANISTAN en van de bevoegde autoriteiten van de gaststaat.
2. Bij gebreke van een regeling worden geschillen met betrekking tot de uitlegging of de toepassing van deze overeenkomst uitsluitend langs diplomatieke weg opgelost tussen de gaststaat en vertegenwoordigers van de EU.
Artikel 18
Overige bepalingen
1. De overheid van de gaststaat is, overeenkomstig de relevante wetgeving, verantwoordelijk voor de uitvoering en naleving door de bevoegde lokale autoriteiten van de gaststaat van de immuniteiten, voorrechten en rechten van EUPOL AFGHANISTAN en van het personeel van EUPOL AFGHANISTAN als bedoeld in deze overeenkomst.
2. Niets in deze overeenkomst is bedoeld of mag worden geïnterpreteerd als een afwijking van eventueel voor een EU-lidstaat of een andere staat die bijdraagt tot EUPOL AFGHANISTAN geldende rechten uit hoofde van andere overeenkomsten.
Artikel 19
Uitvoeringsbepalingen
Ter uitvoering van deze overeenkomst kunnen operationele, administratieve en technische aangelegenheden worden behandeld in afzonderlijke regelingen die worden gesloten tussen het hoofd van de missie en de administratieve autoriteiten van de gaststaat.
Artikel 20
Inwerkingtreding en opzegging
1. Deze overeenkomst treedt, overeenkomstig de toepasselijke wetten en procedures van de gaststaat, in werking op de dag waarop ze wordt ondertekend. Indien de overeenkomst niet vroeger is verstreken als gevolg van het door EUPOL AFGHANISTAN opgegeven vertrek van het laatste personeelslid van EUPOL AFGHANISTAN uit de gaststaat, blijft de overeenkomst van kracht gedurende drie jaar vanaf de datum waarop zij is ondertekend.
2. Indien de overeenkomst niet eerder is verstreken door het vertrek van de laatste personeelsleden van EUPOL AFGHANISTAN uit de gaststaat, overeenkomstig een kennisgeving van EUPOL AFGHANISTAN, wordt de overeenkomst automatisch met drie jaar verlengd, tenzij een van de partijen de overeenkomst opzegt met inachtneming van een schriftelijke opzeggingstermijn van zes maanden.
3. Onverminderd lid 1 wordt het bepaalde in artikel 4, lid 8, artikel 5, leden 1 tot en met 3, en leden 6 en 7, artikel 6, leden 1, 3, 4, 6 en 8 tot en met 10, en de artikelen 13 en 16 geacht te zijn toegepast vanaf de datum waarop het eerste personeelslid van EUPOL AFGHANISTAN is ingezet indien deze datum voorafgaat aan de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst.
4. Deze overeenkomst kan worden gewijzigd op basis van schriftelijke onderlinge overeenstemming tussen de partijen.
5. De opzegging van deze overeenkomst doet geen afbreuk aan de rechten of verplichtingen die voortvloeien uit de uitvoering van de overeenkomst vóór de beëindiging ervan.
Gedaan te Kabul, op 14 oktober 2010, in de Engelse en in de Dari-taal in tweevoud. Ingeval van uiteenlopende interpretaties tussen de Engelse- en de Dari-taalversie, prevaleert de Engelse-taalversie.
Voor de Europese Unie
Vygaudas UŠACKAS
Voor de Islamitische Republiek Afghanistan
Eklil Ahmad HAKIMI
12.11.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 294/9 |
BESLUIT VAN DE RAAD
van 8 november 2010
betreffende de ondertekening namens de Unie van de overeenkomst tussen de Europese Unie en Georgië inzake de overname van personen die zonder vergunning op het grondgebied verblijven
(2010/687/EU)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 79, lid 3, juncto artikel 218, lid 5,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 27 november 2008 heeft de Raad de Commissie gemachtigd onderhandelingen met Georgië te beginnen over de overname van personen die zonder vergunning op het grondgebied verblijven. De onderhandelingen werden succesvol afgerond en de overeenkomst tussen de Europese Unie en Georgië inzake de overname van personen die zonder vergunning op het grondgebied verblijven, werd op 19 oktober 2010 geparafeerd. |
(2) |
De overeenkomst dient te worden ondertekend namens de Unie, onder voorbehoud van de sluiting ervan. |
(3) |
Overeenkomstig artikel 3 van Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, heeft het Verenigd Koninkrijk te kennen gegeven dat het aan de vaststelling en toepassing van dit besluit wenst deel te nemen. |
(4) |
Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en onverminderd artikel 4 van dat protocol, neemt Ierland niet deel aan de vaststelling van dit besluit, dat derhalve niet bindend is voor, noch van toepassing is in deze lidstaat. |
(5) |
Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van dit besluit, dat derhalve niet bindend is voor, noch van toepassing is in deze lidstaat, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
De ondertekening van de overeenkomst tussen de Europese Unie en Georgië inzake de overname van personen die zonder vergunning op het grondgebied verblijven, wordt namens de Unie goedgekeurd onder voorbehoud van sluiting van de overeenkomst (1).
Artikel 2
De voorzitter van de Raad wordt gemachtigd de persoon/personen aan te wijzen die bevoegd is/zijn de overeenkomst namens de Unie te ondertekenen.
Artikel 3
Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.
Gedaan te Brussel, 8 november 2010.
Voor de Raad
De voorzitter
M. WATHELET
(1) De tekst van de overeenkomst zal samen met het besluit betreffende de sluiting worden bekendgemaakt.
VERORDENINGEN
12.11.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 294/10 |
VERORDENING (EU) Nr. 1020/2010 VAN DE COMMISSIE
van 11 november 2010
tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),
Gelet op Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (2), en met name op artikel 138, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
Bij Verordening (EG) nr. 1580/2007 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XV, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 138 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 12 november 2010.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 11 november 2010.
Voor de Commissie, namens de voorzitter,
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
(2) PB L 350 van 31.12.2007, blz. 1.
BIJLAGE
Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
(EUR/100 kg) |
||
GN-code |
Code derde landen (1) |
Forfaitaire invoerwaarde |
0702 00 00 |
AL |
33,6 |
MA |
75,8 |
|
MK |
38,8 |
|
ZZ |
49,4 |
|
0707 00 05 |
AL |
54,8 |
EG |
161,4 |
|
TR |
105,9 |
|
ZZ |
107,4 |
|
0709 90 70 |
MA |
84,0 |
TR |
108,4 |
|
ZZ |
96,2 |
|
0805 20 10 |
MA |
72,0 |
ZA |
145,6 |
|
ZZ |
108,8 |
|
0805 20 30, 0805 20 50, 0805 20 70, 0805 20 90 |
HR |
47,9 |
TR |
62,1 |
|
UY |
53,4 |
|
ZZ |
54,5 |
|
0805 50 10 |
AR |
36,3 |
EC |
92,5 |
|
TR |
70,7 |
|
UY |
61,0 |
|
ZA |
109,5 |
|
ZZ |
74,0 |
|
0806 10 10 |
BR |
239,7 |
PE |
182,7 |
|
TR |
155,2 |
|
US |
272,6 |
|
ZA |
79,2 |
|
ZZ |
185,9 |
|
0808 10 80 |
AR |
75,7 |
CA |
73,1 |
|
CL |
84,2 |
|
CN |
82,6 |
|
MK |
22,1 |
|
NZ |
101,4 |
|
US |
71,9 |
|
ZA |
92,5 |
|
ZZ |
75,4 |
|
0808 20 50 |
CN |
47,6 |
US |
48,2 |
|
ZZ |
47,9 |
(1) Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.
BESLUITEN
12.11.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 294/12 |
UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD
van 15 oktober 2010
waarbij de Italiaanse Republiek wordt gemachtigd een bijzondere maatregel toe te passen die afwijkt van artikel 285 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde
(2010/688/EU)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 2006/112/EG (1), en met name artikel 395, lid 1,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij brief, ingekomen bij het secretariaat-generaal van de Commissie op 10 december 2009, heeft Italië verzocht om machtiging tot toepassing van een maatregel die afwijkt van artikel 285 van Richtlijn 2006/112/EG, teneinde bepaalde belastingplichtigen van de btw te kunnen blijven vrijstellen. Hierdoor zouden deze belastingplichtigen van sommige of alle in de hoofdstukken 2 tot en met 6 van titel XI van Richtlijn 2006/112/EG vastgestelde btw-verplichtingen vrijgesteld blijven. |
(2) |
Bij brief van 11 januari 2010 heeft de Commissie de overige lidstaten van het verzoek van Italië in kennis gesteld. Bij brief van 12 januari 2010 heeft de Commissie Italië meegedeeld dat zij over alle gegevens beschikte die zij nodig achtte voor de beoordeling van het verzoek. |
(3) |
Krachtens titel XII van Richtlijn 2006/112/EG mogen de lidstaten een bijzondere regeling voor kleine ondernemingen toepassen. De te verlengen maatregel wijkt slechts af van artikel 285 van die richtlijn, wat de toepassing ervan op Italië betreft, in zoverre dat het drempelbedrag van de jaaromzet van de bijzondere regeling hoger is dan het drempelbedrag van 5 000 EUR. |
(4) |
Bij Beschikking 2008/737/EG van 15 september 2008 waarbij de Italiaanse Republiek wordt gemachtigd een maatregel toe te passen die afwijkt van artikel 285 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (2), werd Italië gemachtigd om — bij wijze van uitzondering — belastingplichtigen met een jaaromzet van niet meer dan 30 000 EUR tot 31 december 2010 van de btw vrij te stellen. Aangezien dit hogere drempelbedrag de btw-verplichtingen voor de kleinste bedrijven heeft verlicht, terwijl deze laatste overeenkomstig artikel 290 van Richtlijn 2006/112/EG nog altijd voor het normale btw-stelsel kunnen kiezen, dient Italië te worden gemachtigd de maatregel gedurende een nieuwe beperkte periode toe te passen. |
(5) |
De Commissie heeft in haar voorstel van 29 oktober 2004 voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 77/388/EEG met het oog op de vereenvoudiging van de btw-verplichtingen bepalingen opgenomen die de lidstaten de mogelijkheid moesten bieden om het plafond voor de jaaromzet waaronder btw-vrijstelling kan worden verleend, vast te stellen op een jaarlijks herzienbaar bedrag van maximaal 100 000 EUR of de tegenwaarde daarvan in de nationale munteenheid. Het door Italië ingediende verzoek om verlenging is verenigbaar met dat voorstel. |
(6) |
Uit door Italië verstrekte gegevens blijkt dat de maatregel heeft geleid tot een geraamde vermindering van de totale belastingopbrengst in het stadium van het eindverbruik ten belope van minder dan 0,2 %. |
(7) |
De derogatie heeft geen gevolgen voor de eigen middelen van de Unie uit de btw, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
In afwijking van artikel 285 van Richtlijn 2006/112/EG wordt Italië gemachtigd om belastingplichtigen met een jaaromzet van niet meer dan 30 000 EUR van de btw vrij te stellen.
Italië mag dit drempelbedrag verhogen om de reële waarde van de vrijstelling te handhaven.
Artikel 2
Dit besluit wordt van kracht op de dag van kennisgeving.
Dit besluit is van toepassing vanaf 1 januari 2011 tot en met de datum van inwerkingtreding van een richtlijn houdende wijziging van de drempelbedragen voor de jaaromzet waaronder belastingplichtigen in aanmerking kunnen komen voor een vrijstelling van de btw, of tot en met 31 december 2013, indien deze datum eerder valt.
Artikel 3
Dit besluit is gericht tot de Italiaanse Republiek.
Gedaan te Luxemburg, 15 oktober 2010.
Voor de Raad
De voorzitter
E. SCHOUPPE
(1) PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1.
(2) PB L 249 van 18.9.2008, blz. 13.
12.11.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 294/14 |
BESLUIT VAN DE RAAD
van 8 november 2010
betreffende de start van de automatische uitwisseling van DNA-gegevens in Slowakije
(2010/689/EU)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien Besluit 2008/615/JBZ van de Raad van 23 juni 2008 inzake de intensivering van de grensoverschrijdende samenwerking, in het bijzonder ter bestrijding van terrorisme en grensoverschrijdende criminaliteit (1), en met name artikel 2, lid 3, en artikel 25,
Gezien Besluit 2008/616/JBZ van de Raad van 23 juni 2008 betreffende de uitvoering van Besluit 2008/615/JBZ (2), en met name artikel 20 en hoofdstuk 4 van de bijlage erbij,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Krachtens het Protocol betreffende de overgangsbepalingen dat is gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie, aan het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, worden de rechtsgevolgen van de handelingen van de instellingen, organen en instanties van de Unie die vastgesteld zijn vóór de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon gehandhaafd, zolang deze handelingen niet krachtens de Verdragen ingetrokken, nietig verklaard of gewijzigd zijn. |
(2) |
Artikel 25 van Besluit 2008/615/JBZ is derhalve van toepassing en de Raad moet met eenparigheid van stemmen besluiten of de lidstaten de bepalingen van hoofdstuk 6 van dat besluit hebben uitgevoerd. |
(3) |
In artikel 20 van Besluit 2008/616/JBZ is bepaald dat de Raad de in artikel 25, lid 2, van Besluit 2008/615/JBZ bedoelde besluiten neemt op basis van een evaluatieverslag, dat is opgesteld aan de hand van een vragenlijst. Wat de automatische uitwisseling van gegevens overeenkomstig hoofdstuk 2 van Besluit 2008/615/JBZ betreft, dient het evaluatieverslag gebaseerd te zijn op een evaluatiebezoek en een proefrun. |
(4) |
Slowakije heeft het secretariaat-generaal van de Raad op de hoogte gesteld van de nationale DNA-analysedossiers waarop de artikelen 2 tot en met 6 van Besluit 2008/615/JBZ van toepassing zijn alsmede van de voorwaarden voor geautomatiseerde bevraging als bedoeld in artikel 3, lid 1, van dat besluit overeenkomstig artikel 36, lid 2, daarvan. |
(5) |
Volgens hoofdstuk 4, onder punt 1.1, van de bijlage bij Besluit 2008/616/JBZ heeft de door de betrokken Raadsgroep opgestelde vragenlijst betrekking op elke vorm van geautomatiseerde uitwisseling van gegevens, en dient door een lidstaat te worden beantwoord zodra hij van oordeel is dat hij aan de voorwaarden voor het uitwisselen van gegevens in een bepaalde gegevenscategorie voldoet. |
(6) |
Slowakije heeft de vragenlijst over gegevensbescherming en de vragenlijst over de uitwisseling van DNA-gegevens ingevuld. |
(7) |
Slowakije heeft met Oostenrijk een proefrun uitgevoerd. |
(8) |
Er is een evaluatiebezoek aan Slowakije gebracht en het Oostenrijks/Nederlandse evaluatieteam heeft daarover een verslag opgesteld en dat toegezonden aan de betrokken Raadsgroep. |
(9) |
Er is een algemeen evaluatieverslag aan de Raad voorgelegd, waarin de resultaten van de vragenlijst, het evaluatiebezoek en de proefrun betreffende de uitwisseling van DNA-gegevens zijn samengevat, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Met het oog op de automatische bevraging en vergelijking van DNA-gegevens heeft Slowakije de algemene bepalingen betreffende gegevensbescherming van hoofdstuk 6 van Besluit 2008/615/JBZ van de Raad volledig uitgevoerd en is het gerechtigd met ingang van de datum van inwerkingtreding van dit besluit persoonsgegevens te ontvangen en te verstrekken overeenkomstig de artikelen 3 en 4 van genoemd besluit.
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.
Gedaan te Brussel, 8 november 2010.
Voor de Raad
De voorzitter
M. WATHELET
(1) PB L 210 van 6.8.2008, blz. 1.
(2) PB L 210 van 6.8.2008, blz. 12.