ISSN 1725-2598 doi:10.3000/17252598.L_2010.277.nld |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 277 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
53e jaargang |
Inhoud |
|
I Wetgevingshandelingen |
Bladzijde |
|
|
BESLUITEN |
|
|
* |
|
|
II Niet-wetgevingshandelingen |
|
|
|
VERORDENINGEN |
|
|
* |
Verordening (EU) nr. 939/2010 van de Commissie van 20 oktober 2010 tot wijziging van bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 767/2009 betreffende toegestane toleranties voor de etikettering van de samenstelling van voedermiddelen of mengvoeders bedoeld in artikel 11, lid 5 ( 1 ) |
|
|
|
||
|
|
||
|
|
||
|
|
||
|
|
||
|
|
RICHTLIJNEN |
|
|
* |
Richtlijn 2010/67/EU van de Commissie van 20 oktober 2010 tot wijziging van Richtlijn 2008/84/EG tot vaststelling van specifieke zuiverheidseisen voor levensmiddelenadditieven met uitzondering van kleurstoffen en zoetstoffen ( 1 ) |
|
|
|
BESLUITEN |
|
|
|
2010/625/EU |
|
|
* |
Besluit van de Commissie van 19 oktober 2010 overeenkomstig Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad, over de passende bescherming van persoonsgegevens in Andorra (Kennisgeving geschied onder nummer C(2010) 7084) ( 1 ) |
|
|
|
HANDELINGEN VAN BIJ INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN INGESTELDE ORGANEN |
|
|
|
2010/626/EU |
|
|
* |
||
|
|
2010/627/EU |
|
|
* |
|
|
III Andere handelingen |
|
|
|
EUROPESE ECONOMISCHE RUIMTE |
|
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
|
|
||
|
* |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
I Wetgevingshandelingen
BESLUITEN
21.10.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 277/1 |
BESLUIT Nr. 938/2010/EU VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 20 oktober 2010
tot toekenning van macrofinanciële bijstand aan de Republiek Moldavië
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 212,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (1),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De betrekkingen tussen Moldavië en de Europese Unie ontwikkelen zich in het kader van het Europees Nabuurschapsbeleid. In 2005 hebben de Gemeenschap en Moldavië overeenstemming bereikt over een actieplan in het kader van het Europees nabuurschapsbeleid waarin prioriteiten op middellange termijn voor de betrekkingen tussen de Europese Unie en Moldavië werden vastgesteld. Het kader van die bilaterale betrekkingen wordt verder versterkt door het recentelijk ingezette oostelijke partnerschap. In januari 2010 hebben de Europese Unie en Moldavië onderhandelingen aangeknoopt over een associatieovereenkomst, die naar verwachting in de plaats zal komen van de bestaande partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst. |
(2) |
De economie van Moldavië is zwaar getroffen door de internationale financiële crisis: de productie laat een dramatische daling zien, de begrotingssituatie verslechtert en de externe financieringsbehoefte neemt toe. |
(3) |
De economische stabilisatie en het herstel van Moldavië worden ondersteund door de financiële bijstand van het Internationaal Monetair Fonds (IMF). Op 29 januari 2010 is de IMF-financieringsovereenkomst voor Moldavië goedgekeurd. |
(4) |
In het licht van de verslechterende economische situatie en economische vooruitzichten heeft Moldavië om macrofinanciële bijstand van de Unie verzocht. |
(5) |
Aangezien er in 2010-2011 sprake is van een resterend financieringstekort op de betalingsbalans van Moldavië, wordt de toekenning van macrofinanciële bijstand aangemerkt als een passende reactie op het verzoek van Moldavië om in samenhang met het lopende IMF-programma de economische stabilisatie te ondersteunen. Tevens wordt verwacht dat deze macrofinanciële bijstand de externe financieringsbehoefte van de overheidsbegroting zal helpen verminderen. |
(6) |
De macrofinanciële bijstand van de Unie is niet alleen bedoeld als aanvulling op de programma’s en middelen van het IMF en de Wereldbank, maar moet een toegevoegde waarde van de betrokkenheid van de Unie waarborgen. |
(7) |
De Commissie moet ervoor zorgen dat de macrofinanciële bijstand van de Unie juridisch en materieel verenigbaar is met de in het kader van de verschillende onderdelen van het extern optreden genomen maatregelen en met het relevante beleid van de Unie op andere terreinen. |
(8) |
De specifieke doelstellingen van de macrofinanciële bijstand van de Unie dienen de doelmatigheid, de transparantie en de verantwoordingsplicht te bevorderen. Deze doelstellingen dienen regelmatig door de Commissie te worden gecontroleerd. |
(9) |
De aan de toekenning van de macrofinanciële bijstand van de Unie verbonden voorwaarden moeten stroken met hoofdbeginselen en -doelstellingen van het beleid van de Unie ten aanzien van Moldavië. |
(10) |
Met het oog op een efficiënte bescherming van de financiële belangen van de Unie in het kader van deze macrofinanciële bijstand moet Moldavië passende maatregelen nemen voor de preventie en bestrijding van fraude, corruptie en andere onregelmatigheden met betrekking tot deze bijstand. De Commissie moet tevens zorgen voor passende controles en erop toezien dat de Rekenkamer passende audits uitvoert. |
(11) |
De uitbetaling van de macrofinanciële bijstand van de Unie laat de bevoegdheden van de begrotingsautoriteit onverlet. |
(12) |
De macrofinanciële bijstand van de Unie moet door de Commissie worden beheerd. Om ervoor te zorgen dat het Europees Parlement en het Economisch en Financieel Comité op de tenuitvoerlegging van dit besluit kunnen toezien, dient de Commissie hen regelmatig in te lichten over de ontwikkelingen betreffende de bijstand en hen daarbij de relevante documenten te verstrekken. |
(13) |
Volgens artikel 291 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie moeten de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren, vooraf vastgelegd worden bij een verordening die wordt vastgesteld volgens de gewone wetgevingsprocedure. In afwachting van de vaststelling van die nieuwe verordening blijft Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (2) van toepassing, met uitzondering van de regelgevingsprocedure met toetsing, die niet van toepassing is, |
HEBBEN HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
1. De Unie stelt Moldavië macrofinanciële bijstand beschikbaar in de vorm van een gift ten belope van ten hoogste 90 miljoen EUR om de economische stabilisatie van Moldavië te ondersteunen en de in het kader van het lopende IMF-programma vastgestelde betalingsbalans- en budgettaire behoefte te lenigen.
2. De uitbetaling van de macrofinanciële bijstand van de Unie wordt door de Commissie beheerd op een wijze die verenigbaar is met de overeenkomsten of afspraken tussen het IMF en Moldavië en met de hoofdbeginselen en -doelstellingen van de economische hervorming zoals die worden uiteengezet in de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en Moldavië en het actieplan EU-Moldavië. De Commissie licht het Europees Parlement en het Economisch en Financieel Comité regelmatig in over de ontwikkelingen in het beheer van de bijstand en verstrekt daarbij de relevante documenten.
3. De macrofinanciële bijstand van de Unie wordt voor twee jaar en zes maanden beschikbaar gesteld, met ingang van de eerste dag na de inwerkingtreding van het in artikel 2, lid 1, bedoelde memorandum van overeenstemming.
Artikel 2
1. De Commissie, handelend volgens de in artikel 5, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure, wordt gemachtigd om met de autoriteiten van Moldavië overeenstemming te bereiken over de aan de macrofinanciële bijstand van de Unie te verbinden economische beleidsvoorwaarden, die in een memorandum van overeenstemming moeten worden vastgelegd dat een tijdschema omvat voor de verwezenlijking ervan (hierna „memorandum van overeenstemming” genoemd). De voorwaarden stroken met de overeenkomsten of afspraken tussen het IMF en Moldavië en met de hoofdbeginselen en -doelstellingen van de economische hervorming zoals die worden uiteengezet in de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en Moldavië en het actieplan EU-Moldavië. Deze beginselen en doelstellingen beogen de doelmatigheid, transparantie en verantwoording van de bijstand te bevorderen, waaronder met name de systemen voor het beheer van de overheidsfinanciën in Moldavië. De vooruitgang behaald bij het verwezenlijken van die doelstellingen wordt regelmatig door de Commissie gecontroleerd. De gedetailleerde financiële voorwaarden van de bijstand worden vastgelegd in een tussen de Commissie en de autoriteiten van Moldavië te sluiten giftovereenkomst.
2. Tijdens de tenuitvoerlegging van de macrofinanciële bijstand van de Unie controleert de Commissie de deugdelijkheid van de voor deze bijstand relevante financiële en administratieve procedures, interne en externe controlemechanismen in Moldavië, en de naleving van het overeengekomen tijdschema.
3. De Commissie onderzoekt periodiek of het economische beleid van Moldavië verenigbaar is met de doelstellingen van de macrofinanciële bijstand van de Unie en of op bevredigende wijze aan de daaraan verbonden economische beleidsvoorwaarden wordt voldaan. De Commissie werkt daarbij nauw samen met het IMF en de Wereldbank en, wanneer nodig, met het Economisch en Financieel Comité.
Artikel 3
1. Mits aan de voorwaarden van lid 2 is voldaan, wordt de macrofinanciële bijstand van de Unie aan Moldavië door de Commissie in ten minste drie gifttranches beschikbaar gesteld. De omvang van elke tranche wordt in het memorandum van overeenstemming vastgelegd.
2. De Commissie besluit tot de uitbetaling van de tranches bij een bevredigende naleving van de economische beleidsvoorwaarden die in het memorandum van overeenstemming zijn overeengekomen. De tweede en de daaropvolgende tranche of tranches worden niet eerder dan drie maanden na de vorige tranche uitbetaald.
3. De middelen van de Unie worden betaald aan de Schatkist van Moldavië. Met inachtneming van de in het memorandum van overeenstemming vast te leggen bepalingen, onder andere betreffende een bevestiging van de resterende budgettaire financieringsbehoefte, kunnen de middelen van de Unie aan de Schatkist van Moldavië als eindbegunstigde worden overgemaakt.
Artikel 4
De macrofinanciële bijstand van de Unie wordt ten uitvoer gelegd overeenkomstig de bepalingen van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (3) en de uitvoeringsvoorschriften daarvan (4). In het bijzonder worden in het memorandum van overeenstemming en in de giftovereenkomst die met de autoriteiten van Moldavië moeten worden gesloten, specifieke maatregelen vastgesteld die Moldavië moet uitvoeren met het oog op de preventie en bestrijding van fraude, corruptie en andere onregelmatigheden in verband met de bijstand. Om een grotere transparantie bij het beheer en de uitbetaling van middelen van de Unie te verzekeren, wordt in het memorandum van overeenstemming en de giftovereenkomst tevens bepaald dat de Commissie, met inbegrip van het Europees Bureau voor Fraudebestrijding, het recht heeft controles te verrichten, waaronder controles ter plaatse en inspecties. Tevens wordt daarin bepaald dat de Rekenkamer audits kan uitvoeren, waaronder audits ter plaatse.
Artikel 5
1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité.
2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 3 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.
Artikel 6
1. Uiterlijk op 31 augustus van elk jaar doet de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad een verslag toekomen over de uitvoering van dit besluit in het voorgaande jaar, waarin een evaluatie daarvan is opgenomen. In dit verslag wordt het verband gespecificeerd tussen de in het memorandum van overeenstemming vastgelegde beleidsvoorwaarden, de actuele economische en budgettaire prestaties van Moldavië en het besluit van de Commissie om de bijstandstranches uit te betalen.
2. Uiterlijk twee jaar na het verstrijken van de in artikel 1, lid 3, bedoelde beschikbaarheidsperiode dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een ex post-evaluatieverslag in.
Artikel 7
Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Straatsburg, 20 oktober 2010.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
J. BUZEK
Voor de Raad
De voorzitter
O. CHASTEL
(1) Standpunt van het Europees Parlement van 7 september 2010, [nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad] en besluit van de Raad van 11 oktober 2010.
(2) PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.
(3) PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.
(4) Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 van de Commissie van 23 december 2002 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (PB L 357 van 31.12.2002, blz. 1).
II Niet-wetgevingshandelingen
VERORDENINGEN
21.10.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 277/4 |
VERORDENING (EU) Nr. 939/2010 VAN DE COMMISSIE
van 20 oktober 2010
tot wijziging van bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 767/2009 betreffende toegestane toleranties voor de etikettering van de samenstelling van voedermiddelen of mengvoeders bedoeld in artikel 11, lid 5
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 767/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende het in de handel brengen en het gebruik van diervoeders, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 79/373/EEG van de Raad, Richtlijn 80/511/EEG van de Commissie, Richtlijnen 82/471/EEG, 83/228/EEG, 93/74/EEG, 93/113/EG en 96/25/EG van de Raad en Beschikking 2004/217/EG van de Commissie (1), en met name artikel 27, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Verordening (EG) nr. 767/2009 stelt een reeks EU-voorschriften vast betreffende de voorwaarden voor het in de handel brengen van voedermiddelen en mengvoeders. Bijlage IV bij die verordening bevat toegestane toleranties voor de etikettering van de samenstelling van voedermiddelen en mengvoeders. |
(2) |
Statistische controlegegevens van de bevoegde autoriteiten in de lidstaten over afwijkingen bij voedermonsters hebben uitgewezen dat de parameters van bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 767/2009 ingrijpend moeten worden gewijzigd om recht te doen aan de wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen op het gebied van de bemonsterings- en analysemethoden. De Commissie heeft thans de evaluatie van die gegevens afgerond en derhalve dienen de opzet en de parameters van bijlage IV te worden gewijzigd. |
(3) |
Bij de gewijzigde toleranties voor het vochtgehalte moet rekening worden gehouden met bepaalde voedermiddelen met een vochtgehalte van meer dan 50 %, aangezien op grond van de artikelen 15 en 16 van Verordening (EG) nr. 767/2009 nieuwe etiketteringsvoorschriften voor deze voedermiddelen zijn geïntroduceerd. |
(4) |
Daar de methoden ter bepaling van de energie- en eiwitwaarde op het niveau van de Unie ontbreken, moet de lidstaten worden toegestaan hun nationale toleranties voor deze parameters te behouden. |
(5) |
Wat betreft de onlangs geïntroduceerde toleranties voor toevoegingsmiddelen in diervoeders moet worden verduidelijkt dat deze slechts van toepassing zijn op technische afwijkingen omdat de analysetolerantie reeds bepaald wordt in overeenstemming met de officiële detectiemethoden voor het desbetreffende toevoegingsmiddel. De toleranties dienen te gelden voor de opgegeven waarden in de lijst van toevoegingsmiddelen in diervoeders en de lijst van analytische bestanddelen. |
(6) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid en het Europees Parlement noch de Raad hebben zich daartegen verzet, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 767/2009 wordt vervangen overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is van toepassing vanaf 1 september 2010.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 20 oktober 2010.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 229 van 1.9.2009, blz. 1.
BIJLAGE
Bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 767/2009 wordt vervangen door:
„BIJLAGE IV
Toegestane toleranties voor de etikettering van de samenstelling van voedermiddelen of mengvoeders als bedoeld in artikel 11, lid 5
Deel A: Toleranties voor de in de bijlagen I, V, VI en VII opgenomen analytische bestanddelen
1) |
De in dit deel vastgestelde toleranties omvatten technische en analyseafwijkingen. Zodra op het niveau van de Unie analytische toleranties voor meetonzekerheden en procedurevarianten zijn vastgesteld, moeten de in punt 2 vastgelegde waarden dienovereenkomstig worden aangepast, zodat zij slechts de technische toleranties betreffen. |
2) |
Wanneer geconstateerd wordt dat de samenstelling van een voedermiddel of een mengvoeder afwijkt van de op het etiket aangegeven waarde van de in de bijlagen I, V, VI en VII opgenomen analytische bestanddelen, zijn de volgende toleranties van toepassing:
|
3) |
In afwijking van punt 2, onder a), met betrekking tot ruw vet en ruw eiwit in voeders voor gezelschapsdieren, is wanneer het opgegeven gehalte minder bedraagt dan 16 %, de toegestane afwijking ± 2 % van de totale massa of het totale volume. |
4) |
In afwijking van punt 2 mag de afwijking naar boven van het opgegeven gehalte voor ruw vet, suiker, zetmeel, calcium, natrium, kalium, magnesium en de energie- en eiwitwaarde maximaal gelijk zijn aan tweemaal de in de punten 2 en 3 vermelde tolerantie. |
5) |
In afwijking van punt 2 gelden de toleranties voor in zoutzuur onoplosbare as en vocht alleen naar boven en geldt er geen ondergrens. |
Deel B: Toleranties voor toevoegingsmiddelen die geëtiketteerd zijn overeenkomstig de bijlagen I, V, VI en VII
1) |
De in dit deel vastgestelde toleranties omvatten alleen technische afwijkingen. Deze zijn van toepassing op toevoegingsmiddelen in de lijst van toevoegingsmiddelen en in de lijst van analytische bestanddelen. Voor als analytische bestanddelen vermelde toevoegingsmiddelen zijn de toleranties van toepassing op de totale hoeveelheid die op de etikettering is vermeld als de gegarandeerde hoeveelheid aan het einde van de minimumhoudbaarheid van het diervoeder. Wanneer wordt geconstateerd dat het gehalte van een toevoegingsmiddel in een voedermiddel of mengvoeder onder het opgegeven gehalte ligt, zijn de volgende toleranties van toepassing (1):
|
2) |
Wanneer een minimum- en/of maximumgehalte van een toevoegingsmiddel in diervoeder in het desbetreffende vergunningsbesluit voor dat toevoegingsmiddel is vastgesteld, zijn de technische toleranties overeenkomstig punt 1 slechts boven een minimumgehalte en onder een maximumgehalte van toepassing, naargelang van het geval. |
3) |
Zolang het vastgestelde maximumgehalte van een toevoegingsmiddel als bedoeld in punt 2 niet wordt overschreden, mag de afwijking naar boven van het opgegeven gehalte het drievoudige van de in punt 1 vermelde tolerantie bedragen. Indien voor de tot de groep van de micro-organismen behorende toevoegingsmiddelen in het desbetreffende vergunningsbesluit voor dat toevoegingsmiddel een maximumgehalte is vastgesteld, vormt het maximumgehalte echter de maximale toegestane waarde.” |
(1) In dit punt betekent 1 eenheid 1 mg, 1 000 IE, 1×109 KVE of 100 enzymactiviteitseenheden van het desbetreffende toevoegingsmiddel per kg diervoeder, naargelang van het geval.
21.10.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 277/8 |
VERORDENING (EU) Nr. 940/2010 VAN DE COMMISSIE
van 20 oktober 2010
tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),
Gelet op Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (2), en met name op artikel 138, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
Bij Verordening (EG) nr. 1580/2007 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XV, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 138 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 21 oktober 2010.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 20 oktober 2010.
Voor de Commissie, namens de voorzitter,
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
(2) PB L 350 van 31.12.2007, blz. 1.
BIJLAGE
Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
(EUR/100 kg) |
||
GN-code |
Code derde landen (1) |
Forfaitaire invoerwaarde |
0702 00 00 |
MA |
73,3 |
MK |
82,9 |
|
XS |
78,3 |
|
ZZ |
78,2 |
|
0707 00 05 |
MK |
87,5 |
TR |
144,9 |
|
ZZ |
116,2 |
|
0709 90 70 |
TR |
141,1 |
ZZ |
141,1 |
|
0805 50 10 |
AR |
71,5 |
BR |
100,4 |
|
CL |
83,3 |
|
IL |
91,2 |
|
TR |
87,2 |
|
ZA |
96,9 |
|
ZZ |
88,4 |
|
0806 10 10 |
BR |
220,7 |
TR |
146,0 |
|
US |
149,0 |
|
ZA |
64,2 |
|
ZZ |
145,0 |
|
0808 10 80 |
AR |
75,7 |
BR |
59,6 |
|
CL |
80,9 |
|
CN |
64,2 |
|
NZ |
96,4 |
|
US |
82,6 |
|
ZA |
87,5 |
|
ZZ |
78,1 |
|
0808 20 50 |
CN |
65,8 |
ZA |
88,6 |
|
ZZ |
77,2 |
(1) Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.
21.10.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 277/10 |
VERORDENING (EU) Nr. 941/2010 VAN DE COMMISSIE
van 20 oktober 2010
met betrekking tot invoercertificaten waarvoor de aanvragen in de eerste 7 dagen van oktober 2010 zijn ingediend in het kader van het tariefcontingent voor de invoer van rundvlees van hoge kwaliteit, dat wordt beheerd bij Verordening (EG) nr. 620/2009
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),
Gelet op Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten (2), en met name op artikel 7, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 620/2009 van de Commissie van 13 juli 2009 tot vaststelling van de wijze van beheer van een tariefcontingent voor de invoer van rundvlees van hoge kwaliteit (3) zijn voorschriften vastgesteld voor het indienen van invoercertificaataanvragen en het afgeven van invoercertificaten. |
(2) |
In artikel 7, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1301/2006 is bepaald dat, in het geval dat certificaataanvragen zijn ingediend voor een grotere hoeveelheid dan die welke beschikbaar is voor de invoertariefcontingentsperiode of de deelperiode daarvan, een toewijzingscoëfficiënt moet worden vastgesteld voor elk van de hoeveelheden waarvoor een certificaataanvraag is ingediend. De invoercertificaataanvragen die op grond van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 620/2009 zijn ingediend tussen 1 en 7 oktober 2010 hebben betrekking op een grotere dan de beschikbare hoeveelheid. Derhalve moet worden bepaald in hoeverre de invoercertificaten kunnen worden afgegeven en moet de toewijzingscoëfficiënt worden vastgesteld, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Op de invoercertificaataanvragen voor het contingent met volgnummer 09.4449 die in de periode van 1 tot en 7 oktober 2010 zijn ingediend overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EG) nr. 620/2009, wordt een toewijzingscoëfficiënt toegepast van 86,932641 %.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 20 oktober 2010.
Voor de Commissie, namens de voorzitter,
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
(2) PB L 238 van 1.9.2006, blz. 13.
(3) PB L 182 van 15.7.2009, blz. 25.
21.10.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 277/11 |
VERORDENING (EU) Nr. 942/2010 VAN DE COMMISSIE
van 20 oktober 2010
houdende schorsing van de indiening van invoercertificaataanvragen voor suikerproducten in het kader van bepaalde tariefcontingenten
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),
Gelet op Verordening (EG) nr. 891/2009 van de Commissie van 25 september 2009 houdende opening en vaststelling van de wijze van beheer van bepaalde communautaire tariefcontingenten in de sector suiker (2), en met name op artikel 5, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De hoeveelheden waarop de overeenkomstig Verordening (EG) nr. 891/2009 in de periode van 1 tot en met 7 oktober 2010 bij de bevoegde autoriteiten ingediende invoercertificaataanvragen betrekking hebben, zijn gelijk aan de onder het volgnummer 09.4321 beschikbare hoeveelheden. |
(2) |
Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 891/2009 dient de indiening van nieuwe aanvragen van certificaten voor het volgnummer 09.4321 te worden geschorst tot het einde van het verkoopseizoen, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De indiening van nieuwe certificaataaanvragen voor de in de bijlage vermelde volgnummers wordt geschorst tot het einde van het verkoopseizoen 2010/2011.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 20 oktober 2010.
Voor de Commissie, namens de voorzitter,
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
(2) PB L 254 van 26.9.2009, blz. 82.
BIJLAGE
„SUIKER CXL-concessies”
Verkoopseizoen 2010/2011
In de periode van 1.10.2010 tot en met 7.10.2010 ingediende aanvragen
Volgnummer |
Land |
Toewijzingscoëfficiënt (%) |
Nieuwe aanvragen |
|||
09.4317 |
Australië |
— |
|
|||
09.4318 |
Brazilië |
— |
|
|||
09.4319 |
Cuba |
— |
|
|||
09.4320 |
Andere derde landen |
— |
Geschorst |
|||
09.4321 |
India |
Geschorst |
||||
|
„Balkansuiker”
Verkoopseizoen 2010/2011
In de periode van 1.10.2010 tot en met 7.10.2010 ingediende aanvragen
Volgnummer |
Land |
Toewijzingscoëfficiënt (%) |
Nieuwe aanvragen |
|||
09.4324 |
Albanië |
— |
|
|||
09.4325 |
Bosnië en Herzegovina |
— |
|
|||
09.4326 |
Servië, Montenegro en Kosovo (2) |
|
||||
09.4327 |
voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië |
— |
|
|||
09.4328 |
Kroatië |
|
||||
|
Suiker voor uitzonderlijke en suiker voor industriële invoer
Verkoopseizoen 2010/2011
In de periode van 1.10.2010 tot en met 7.10.2010 ingediende aanvragen
Volgnummer |
Type invoer |
Toewijzingscoëfficiënt (%) |
Nieuwe aanvragen |
|||
09.4380 |
Uitzonderlijke invoer |
— |
|
|||
09.4390 |
Industriële invoer |
— |
|
|||
|
(1) Niet van toepassing: de aangevraagde hoeveelheden zijn niet groter dan de beschikbare hoeveelheden en worden derhalve volledig toegewezen.
(2) Kosovo als omschreven in Resolutie 1244/1999 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties.
(3) Niet van toepassing: de aangevraagde hoeveelheden zijn niet groter dan de beschikbare hoeveelheden en worden derhalve volledig toegewezen.
21.10.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 277/13 |
VERORDENING (EU) Nr. 943/2010 VAN DE COMMISSIE
van 20 oktober 2010
tot wijziging van de bij Verordening (EU) nr. 867/2010 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor bepaalde producten uit de sector suiker voor het verkoopseizoen 2010/11
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1),
Gelet op Verordening (EG) nr. 951/2006 van de Commissie van 30 juni 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad wat betreft de handel met derde landen in de sector suiker (2), en met name op artikel 36, lid 2, tweede alinea, tweede zin,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en bepaalde stropen voor het verkoopseizoen 2010/11 zijn vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 867/2010 van de Commissie (3). Deze prijzen en rechten zijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 937/2010 van de Commissie (4). |
(2) |
Naar aanleiding van de gegevens waarover de Commissie momenteel beschikt, dienen deze bedragen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 951/2006 te worden gewijzigd, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De bij Verordening (EG) nr. 951/2006 voor het verkoopseizoen 2010/11 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor de in artikel 36 van Verordening (EU) nr. 867/2010 bedoelde producten worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 21 oktober 2010.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 20 oktober 2010.
Voor de Commissie, namens de voorzitter,
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
(2) PB L 178 van 1.7.2006, blz. 24.
(3) PB L 259 van 1.10.2010, blz. 3.
(4) PB L 275 van 20.10.2010, blz. 7.
BIJLAGE
Gewijzigde bedragen van de representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en producten van GN-code 1702 90 95 die gelden met ingang van 21 oktober 2010
(EUR) |
||
GN-code |
Representatieve prijs per 100 kg netto van het betrokken product |
Aanvullend recht per 100 kg netto van het betrokken product |
1701 11 10 (1) |
60,18 |
0,00 |
1701 11 90 (1) |
60,18 |
0,00 |
1701 12 10 (1) |
60,18 |
0,00 |
1701 12 90 (1) |
60,18 |
0,00 |
1701 91 00 (2) |
51,83 |
1,92 |
1701 99 10 (2) |
51,83 |
0,00 |
1701 99 90 (2) |
51,83 |
0,00 |
1702 90 95 (3) |
0,52 |
0,21 |
(1) Vaststelling voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage IV, punt III, van Verordening (EG) nr. 1234/2007.
(2) Vaststelling voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage IV, punt II, van Verordening (EG) nr. 1234/2007.
(3) Vaststelling per procent sacharose.
21.10.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 277/15 |
VERORDENING (EU) Nr. 944/2010 VAN DE COMMISSIE
van 20 oktober 2010
houdende rectificatie van Verordening (EU) nr. 902/2010 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),
Gezien Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (2), en met name artikel 138, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij controle is gebleken dat in de bijlage bij Verordening (EU) nr. 902/2010 van de Commissie (3) een vergissing is geslopen. |
(2) |
Verordening (EU) nr. 902/2010 moet derhalve worden gewijzigd. |
(3) |
Belanghebbenden moeten om toepassing van de gerectificeerde forfaitaire invoerwaarde verzoeken, om te voorkomen dat zij achteraf nadeel ondervinden, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De bijlage bij Verordening (EU) nr. 902/2010 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Op verzoek van de belanghebbende betaalt het douanekantoor waar de boeking heeft plaatsgevonden de douanerechten gedeeltelijk terug voor producten van oorsprong uit het betrokken derde land, die in het vrije verkeer zijn gebracht in de periode tussen 9 oktober 2010 en 11 oktober 2010.
De verzoeken om terugbetaling moeten, vergezeld van de aangifte waarmee de betrokken ingevoerde producten in het vrije verkeer zijn gebracht, uiterlijk op de laatste dag van de derde maand na die van de inwerkingtreding van deze verordening worden ingediend.
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 20 oktober 2010.
Voor de Commissie, namens de voorzitter,
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
(2) PB L 350 van 31.12.2007, blz. 1.
(3) PB L 266 van 9.10.2010, blz. 56.
BIJLAGE
In de bijlage bij Verordening (EU) nr. 902/2010 wordt in het deel betreffende GN-code 0808 10 80 de tweede regel vervangen door:
„BR |
51,1” |
RICHTLIJNEN
21.10.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 277/17 |
RICHTLIJN 2010/67/EU VAN DE COMMISSIE
van 20 oktober 2010
tot wijziging van Richtlijn 2008/84/EG tot vaststelling van specifieke zuiverheidseisen voor levensmiddelenadditieven met uitzondering van kleurstoffen en zoetstoffen
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 inzake levensmiddelenadditieven (1), en met name artikel 30, lid 5,
Na raadpleging van het Wetenschappelijk Comité voor de menselijke voeding en de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Richtlijn 2008/84/EG van de Commissie van 27 augustus 2008 tot vaststelling van specifieke zuiverheidseisen voor levensmiddelenadditieven met uitzondering van kleurstoffen en zoetstoffen (2) bevat de zuiverheidseisen voor de additieven die worden genoemd in Richtlijn 95/2/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 februari 1995 betreffende levensmiddelenadditieven met uitzondering van kleurstoffen en zoetstoffen (3). |
(2) |
Artikel 30, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1333/2008 bepaalt dat de specificaties van de in de leden 1, 2 en 3 van dat artikel bedoelde levensmiddelenadditieven, waaronder krachtens Richtlijn 95/2/EG toegestane additieven vallen, worden vastgesteld overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1331/2008 van het Europees Parlement en van de Raad van 16 december 2008 tot vaststelling van een uniforme goedkeuringsprocedure voor levensmiddelenadditieven, voedingsenzymen en levensmiddelenaroma’s (4) wanneer deze levensmiddelenadditieven overeenkomstig die leden in de desbetreffende bijlagen worden opgenomen. |
(3) |
Aangezien de desbetreffende lijsten nog niet zijn opgesteld, moet Richtlijn 2008/84/EG worden gewijzigd om ervoor te zorgen dat de wijzigingen van de bijlagen bij Richtlijn 95/2/EG krachtens artikel 31 effect hebben en er voor de daarbij toegelaten additieven veilige gebruiksvoorwaarden gelden. |
(4) |
Bij de zuiverheidseisen voor kooldioxide (E 290) moet de eis voor het oliegehalte worden herzien naar aanleiding van de door het Gezamenlijk Comité van deskundigen voor levensmiddelenadditieven (JECFA) opgestelde specificaties en documentatie van de Internationale Organisatie voor Normalisatie (ISO), bijvoorbeeld de norm ISO 6141. |
(5) |
De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) heeft de informatie over de veiligheid van extracten van rozemarijn bij gebruik als antioxidant in levensmiddelen beoordeeld. Extracten van rozemarijn worden verkregen uit Rosmarinus officinalis L. en bevatten een aantal stoffen met antioxidantwerking, in hoofdzaak fenolzuren, flavonoïden, diterpenoïden en triterpenen. Er moeten specificaties worden vastgesteld voor extracten van rozemarijn, die krachtens Richtlijn 95/2/EG als nieuw levensmiddelenadditief voor gebruik in levensmiddelen worden toegestaan onder E-nummer E 392. Er worden verschillende productieprocessen beschreven, waarbij gebruikgemaakt wordt van oplosmiddelextractie (met ethanol, aceton en hexaan) en extractie met superkritisch kooldioxide. |
(6) |
Hemicellulose van soja (E 426) is in 2003 door het Wetenschappelijk Comité voor de menselijke voeding beoordeeld (5) en is krachtens Richtlijn 95/2/EG in de EU toegelaten. Er wordt tegenwoordig een nieuw soort hemicellulose van soja geproduceerd die aan alle specificaties voor E 426 in Richtlijn 2008/84/EG voldoet, behalve dat om technische redenen bij de zuivering van het desbetreffende extract ethanol als neerslagmiddel wordt gebruikt. Als gevolg daarvan kan het uiteindelijke product E 426, dat er anders uitziet dan een gesproeidroogd wit poeder, nog enige ethanolresten bevatten, en wel maximaal 2 %. Ethanol mag krachtens Richtlijn 2009/32/EG van het Europees Parlement en de Raad (6) overeenkomstig goede productieprocedés worden gebruikt als extractiemiddel bij de bewerking van grondstoffen, levensmiddelen en componenten van levensmiddelen, en bestanddelen daarvan. |
(7) |
De EFSA heeft de informatie over de veiligheid van cassiagom als nieuw levensmiddelenadditief (geleer- en verdikkingsmiddel) beoordeeld en op 26 september 2006 (7) advies uitgebracht. De EFSA concludeerde dat aan het gebruik van cassiagom onder de aangegeven voorwaarden geen veiligheidsrisico verbonden is. Er moeten daarom specificaties worden vastgesteld voor dit nieuwe levensmiddelenadditief, waaraan het E-nummer E 427 is toegekend. |
(8) |
Bij hydroxypropylcellulose (E 463) moet een fout in de specificaties voor het gehalte worden verbeterd. In plaats van „Minimaal 80,5 % hydroxypropoxygroepen” moet er komen te staan „Maximaal 80,5 % hydroxypropoxygroepen”. De specificaties moeten daarom worden bijgewerkt. |
(9) |
De gegevens voor waterstof (E 949) moeten worden gecorrigeerd zodat de onder „gehalte” en „zuiverheid” aangegeven percentages met elkaar in overeenstemming zijn. Daarom moet het cijfer voor het stikstofgehalte worden gecorrigeerd. |
(10) |
De EFSA heeft de informatie over de veiligheid van het nieuwe levensmiddelenadditief polyvinylalcohol (PVA) als omhullingsmiddel voor voedingssupplementen beoordeeld en op 5 december 2005 (8) advies uitgebracht. De EFSA concludeerde dat aan het gebruik van PVA als omhullingsmiddel voor voedingssupplementen in capsule- en tabletvorm geen veiligheidsrisico verbonden is. Er moeten daarom specificaties worden vastgesteld voor polyvinylalcohol, waaraan het E-nummer E 1203 is toegekend en dat als levensmiddelenadditief wordt toegestaan krachtens Richtlijn 95/2/EG. |
(11) |
De EFSA heeft de informatie over de veiligheid van zes soorten polyethyleenglycol (PEG 400, PEG 3000, PEG 3350, PEG 4000, PEG 6000 en PEG 8000) als omhullingsmiddel voor gebruik in voedingssupplementen beoordeeld en op 28 november 2006 (9) advies uitgebracht. De EFSA concludeerde dat er onder de beoogde gebruiksvoorwaarden aan het gebruik van deze zes soorten polyethyleenglycol als glansmiddel geen veiligheidsrisico verbonden is voor voedingssupplementen in tablet- of capsulevorm. Deze zes soorten polyethyleenglycol hebben tezamen een nieuw E-nummer gekregen, namelijk E 1521. Daarom moeten er specificaties worden vastgesteld voor deze zes soorten polyethyleenglycol, die tezamen onder een vermelding worden gegroepeerd. De bestaande specificaties in Richtlijn 2008/84/EG voor polyethyleenglycol 6000 moeten daarom worden bijgewerkt. |
(12) |
De EFSA heeft de veiligheid van een enzympreparaat op basis van trombine met fibrinogeen, afkomstig van runderen en/of varkens, als levensmiddelenadditief voor het reconstitueren van voedsel beoordeeld en in haar advies van 26 april 2005 geconcludeerd dat dit gebruik van het enzympreparaat geen veiligheidsrisico inhoudt als het wordt geproduceerd zoals in het advies is aangegeven (10). Het Europees Parlement heeft echter in zijn resolutie van 19 mei 2010 over de ontwerprichtlijn van de Commissie tot wijziging van de bijlagen bij Richtlijn 95/2/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende levensmiddelenadditieven met uitzondering van kleurstoffen en zoetstoffen gesteld dat het opnemen van dit enzympreparaat als levensmiddelenadditief voor het reconstitueren van voedsel in bijlage IV bij Richtlijn 95/2/EG niet verenigbaar is met de strekking en de inhoud van Verordening (EG) nr. 1333/2008, aangezien het niet in overeenstemming is met de algemene criteria van artikel 6, en dan met name lid 1, onder c), van die verordening. |
(13) |
Er dient rekening te worden gehouden met de specificaties en analysetechnieken voor additieven zoals die in het kader van de Codex Alimentarius door het JECFA zijn opgesteld. Met name moeten waar van toepassing in de specifieke zuiverheidseisen de grenswaarden voor de relevante afzonderlijke zware metalen worden opgenomen. |
(14) |
Richtlijn 2008/84/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(15) |
De in deze richtlijn vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid en het Europees Parlement noch de Raad hebben zich daartegen verzet, |
HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Artikel 1
Bijlage I bij Richtlijn 2008/84/EG wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze richtlijn.
Artikel 2
1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 31 maart 2011 aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede.
Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.
2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.
Artikel 3
Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 4
Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 20 oktober 2010.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 354 van 31.12.2008, blz. 16.
(2) PB L 253 van 20.9.2008, blz. 1.
(3) PB L 61 van 18.3.1995, blz. 1.
(4) PB L 354 van 31.12.2008, blz. 1.
(5) Opinion of the Scientific Committee on Food on Soybean Hemicellulose, uitgebracht op 4 april 2003 (SCF/CS/ADD/EMU/185 Final).
(6) PB L 141 van 6.6.2009, blz. 3.
(7) Scientific opinion of the Panel on Food Additives, Flavourings, Processing Aids and Material in Contact with Food on a request from the Commission related to an application on the use of cassia gum as a food additive, The EFSA Journal (2006) 389, 1-16.
(8) Scientific opinion of the Panel on Food Additives, Flavourings, Processing Aids and Material in Contact with Food on a request from the Commission related to the use of polyvinyl alcohol as a coating agent for food supplement, The EFSA Journal (2005) 294, blz. 1.
(9) Scientific opinion of the Panel on Food Additives, Flavourings, Processing Aids and Material in Contact with Food on a request from the Commission related to the use of polyethylene glycol (PEG) as a film coating agent for use in food supplement products, The EFSA Journal (2006) 414, blz. 1.
(10) Opinion of the Scientific Panel on Food Additives, Flavourings, Processing Aids and Materials in Contact with Food on a request from the Commission related to the use of an enzyme preparation based on thrombin:fibrinogen derived from cattle and/or pigs as a food additive for reconstituting food, The EFSA Journal (2005) 214, blz. 1.
BIJLAGE
Bijlage I bij Richtlijn 2008/84/EG wordt als volgt gewijzigd:
1. |
In het gedeelte betreffende E 290 kooldioxide komt de regel die begint met „Olie” als volgt te luiden:
|
2. |
Na het gedeelte betreffende additief E 385 wordt het volgende gedeelte betreffende E 392 extracten van rozemarijn ingevoegd: „E 392 EXTRACTEN VAN ROZEMARIJN ALGEMENE SPECIFICATIES
1. Extracten van rozemarijn verkregen door acetonextractie uit gedroogde rozemarijnbladeren
2. Extracten van rozemarijn verkregen door extractie met superkritisch kooldioxide uit gedroogde rozemarijnbladeren Door extractie met superkritisch kooldioxide en een kleine hoeveelheid ethanol als entrainer uit gedroogde rozemarijnbladeren verkregen extracten
3. Extracten van rozemarijn verkregen uit een ontgeurd ethanolextract van rozemarijn Uit een ontgeurd ethanolextract van rozemarijn verkregen extracten van rozemarijn. De extracten kunnen verder gezuiverd worden, bijvoorbeeld door behandeling met actieve kool en/of moleculaire destillatie. Zij kunnen worden gesuspendeerd in geschikte, goedgekeurde draagstoffen of worden gesproeidroogd.
4. Extracten van rozemarijn, verkregen door tweetrapsextractie met hexaan en ethanol, ontkleurd en ontgeurd Uit een ontgeurd ethanolextract van rozemarijn dat een hexaanextractie heeft ondergaan verkregen extracten van rozemarijn. De extracten kunnen verder gezuiverd worden, bijvoorbeeld door behandeling met actieve kool en/of moleculaire destillatie. Zij kunnen worden gesuspendeerd in geschikte, goedgekeurde draagstoffen of worden gesproeidroogd.
|
3. |
In het gedeelte betreffende E 426 hemicellulose van soja:
|
4. |
Na het gedeelte betreffende additief E 426 wordt het volgende gedeelte betreffende E 427 cassiagom ingevoegd: „E 427 CASSIAGOM
|
5. |
In het gedeelte betreffende E 463 hydroxypropylcellulose komt de tekst die begint met „Gehalte” als volgt te luiden:
|
6. |
In het gedeelte betreffende E 949 „Waterstof” komt onder „Zuiverheid” de regel die begint met „Stikstof” als volgt te luiden:
|
7. |
Na het gedeelte betreffende nummer E 1201 wordt de volgende tekst ingevoegd: „E 1203 POLYVINYLALCOHOL
|
8. |
De tekst met betrekking tot „Polyethyleenglycol 6000” komt als volgt te luiden: „E 1521 POLYETHYLEENGLYCOLEN
|
BESLUITEN
21.10.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 277/27 |
BESLUIT VAN DE COMMISSIE
van 19 oktober 2010
overeenkomstig Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad, over de passende bescherming van persoonsgegevens in Andorra
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2010) 7084)
(Voor de EER relevante tekst)
(2010/625/EU)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (1), en met name artikel 25, lid 6,
Na raadpleging van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig Richtlijn 95/46/EG dienen de lidstaten te bepalen dat persoonsgegevens slechts naar een derde land mogen worden doorgegeven indien dat land een passend beschermingsniveau waarborgt en de wetgeving van de lidstaten die is vastgesteld ter uitvoering van de andere bepalingen van deze richtlijn al vóór de doorgifte wordt nageleefd. |
(2) |
De Commissie kan vaststellen dat een derde land waarborgen voor een passend beschermingsniveau biedt. In dat geval kunnen persoonsgegevens zonder aanvullende garanties vanuit de lidstaten worden doorgegeven. |
(3) |
Overeenkomstig Richtlijn 95/46/EG dient het gegevensbeschermingsniveau te worden beoordeeld met inachtneming van alle omstandigheden waarin een gegevensdoorgifte of een categorie gegevensdoorgiften plaatsvindt en wordt in het bijzonder rekening gehouden met een aantal elementen die van belang zijn voor de doorgifte en in artikel 25 van de richtlijn zijn opgenomen. |
(4) |
Gezien de verschillende benaderingen van gegevensbescherming in derde landen dient het beschermingsniveau te worden beoordeeld en dienen besluiten op grond van artikel 25, lid 6, van Richtlijn 95/46/EG te worden vastgesteld en uitgevoerd op een wijze die geen willekeurige of onterechte discriminatie inhoudt tegen of tussen derde landen waar gelijksoortige voorwaarden gelden, noch een verkapte handelsbelemmering, rekening houdend met de geldende internationale verbintenissen van de Europese Unie. |
(5) |
Andorra is een parlementair vorstendom, met de president van de Franse Republiek en de aartsbisschop van Urgell als gezamenlijke vorsten. |
(6) |
Het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer is vastgelegd in artikel 14 van de grondwet van het vorstendom Andorra (Constitució del Principat d’Andorra), die op 14 maart 1993 bij referendum is goedgekeurd. |
(7) |
De rechtsregels voor de bescherming van persoonsgegevens in Andorra zijn grotendeels gebaseerd op de normen van Richtlijn 95/46/EG en zijn vastgelegd in de Gekwalificeerde Wet 15/2003 van 18 december over de bescherming van persoonsgegevens (Llei qualificada de protecció de dades personals — LQPDP). Deze gegevensbeschermingswet wordt aangevuld door het decreet van 1 juli 2004 tot instelling van het openbare register van bestanden met persoonsgegevens en het decreet van 9 juni 2010 houdende goedkeuring van het reglement van het Andorrese Agentschap voor gegevensbescherming. Laatstgenoemd decreet geeft een verduidelijking betreffende een aantal vraagstukken die de bij artikel 29 van Richtlijn 95/46/EG ingestelde Groep betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens aan de orde heeft gesteld in haar advies van 1 december 2009 (2). |
(8) |
Gegevensbeschermingsbepalingen zijn ook opgenomen in een aantal rechtsinstrumenten die van toepassing zijn op verschillende sectoren, zoals de financiële sector, de gezondheidszorg en openbare registers. |
(9) |
Het Verdrag van de Raad van Europa tot bescherming van personen met betrekking tot de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens van 28 januari 1981 en het Aanvullend Protocol bij het Verdrag tot bescherming van personen met betrekking tot de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens inzake toezichthoudende autoriteiten en grensoverschrijdend verkeer van gegevens van 8 november 2001, het Verdrag van de Raad van Europa tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden van 4 november 1950, dat in Andorra sinds 22 januari 1996 van kracht is, en het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten van 16 december 1966, dat in Andorra sinds 19 juli 2006 van kracht is, zijn door Andorra geratificeerd. |
(10) |
De wettelijke normen voor gegevensbescherming in Andorra omvatten alle basisbeginselen die noodzakelijk zijn voor een passend beschermingsniveau voor natuurlijke personen en voorzien tevens in de nodige uitzonderingen en beperkingen voor de bescherming van zwaarwegende algemene belangen. De toepassing van deze normen wordt gewaarborgd door bestuurlijke en rechtsmiddelen en het onafhankelijke toezicht door de toezichthoudende autoriteit, het Agentschap voor gegevensbescherming, dat de bevoegdheid heeft om onderzoek te verrichten en in te grijpen en onafhankelijk optreedt. |
(11) |
De Andorrese autoriteiten voor gegevensbescherming hebben verduidelijkingen en waarborgen geboden inzake de interpretatie van de Andorrese wetgeving en de verzekering gegeven dat de Andorrese normen inzake gegevensbescherming overeenkomstig deze interpretatie worden uitgevoerd. Dit besluit neemt deze verduidelijkingen en waarborgen in aanmerking en stelt derhalve de naleving daarvan als voorwaarde. |
(12) |
Gezien het bovenstaande wordt aangenomen dat Andorra een passend beschermingsniveau voor persoonsgegevens waarborgt, als bedoeld in Richtlijn 95/46/EG. |
(13) |
In het belang van de transparantie en om de bevoegde autoriteiten in de lidstaten in staat te stellen de bescherming van personen in verband met de verwerking van hun persoonsgegevens te waarborgen, moet nader worden geregeld in welke buitengewone omstandigheden de doorgifte van gegevens kan worden opgeschort, ondanks dat een passend beschermingsniveau is vastgesteld. |
(14) |
De bij artikel 29 van Richtlijn 95/46/EG ingestelde Groep voor de bescherming van personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens heeft over het niveau van de bescherming van persoonsgegevens een gunstig advies uitgebracht, waarmee bij de opstelling van dit besluit rekening is gehouden (3). De Groep heeft er in haar gunstige advies bij de Andorrese autoriteiten op aangedrongen nadere bepalingen aan te nemen waarmee het toepassingsgebied van de Andorrese wetgeving wordt uitgebreid tot geautomatiseerde individuele besluiten, die momenteel door de gekwalificeerde wet over de bescherming van persoonsgegevens niet uitdrukkelijk worden erkend. |
(15) |
De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 31, lid 1, van Richtlijn 95/46/EG ingestelde comité, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Voor de toepassing van artikel 25, lid 2, van Richtlijn 95/46/EG wordt Andorra geacht een passend beschermingsniveau te waarborgen voor vanuit de Europese Unie doorgegeven persoonsgegevens.
Artikel 2
Dit besluit heeft betrekking op de gepastheid van de bescherming die in Andorra wordt geboden, teneinde aan de vereisten van artikel 25, lid 1, van Richtlijn 95/46/EG te voldoen, en laat andere voorwaarden of beperkingen tot uitvoering van andere bepalingen van die richtlijn die op de verwerking van persoonsgegevens in de lidstaten betrekking hebben, onverlet.
Artikel 3
1. In onderstaande gevallen kunnen de bevoegde autoriteiten in de lidstaten gebruikmaken van hun bestaande bevoegdheden om gegevensstromen naar een ontvanger in Andorra te onderbreken, teneinde personen ten aanzien van de verwerking van hun persoonsgegevens te beschermen, onverminderd de bevoegdheid van die autoriteiten om maatregelen te nemen voor de naleving van nationale bepalingen die zijn goedgekeurd ingevolge andere bepalingen dan artikel 25 van Richtlijn 95/46/EG:
a) |
indien een bevoegde autoriteit in Andorra tot de conclusie is gekomen dat de ontvanger in strijd met de toepasselijke normen voor gegevensbescherming handelt, of |
b) |
indien het zeer waarschijnlijk is dat niet aan de normen voor gegevensbescherming wordt voldaan, er goede redenen zijn om aan te nemen dat de bevoegde autoriteit in Andorra niet tijdig passende maatregelen neemt of zal nemen om het probleem op te lossen, de voortzetting van de doorgifte een dreigend gevaar voor ernstige schade aan de betrokkene inhoudt en de bevoegde autoriteiten in de lidstaat gedaan hebben wat in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mogelijk is om de in Andorra gevestigde organisatie die voor de verwerking verantwoordelijk is in kennis te stellen en de gelegenheid te geven te reageren. |
2. De opschortende maatregel blijft van kracht tot vaststaat dat de beschermingsnormen worden nageleefd en de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat of lidstaten hiervan in kennis is gesteld.
Artikel 4
1. De lidstaten stellen de Commissie onverwijld in kennis wanneer op grond van artikel 3 maatregelen worden genomen.
2. De lidstaten en de Commissie stellen elkaar op de hoogte van de gevallen waarin de instanties die in Andorra verantwoordelijk zijn voor de naleving van de beschermingsnormen niet in staat zijn deze naleving te garanderen.
3. Wanneer uit de overeenkomstig artikel 3 en de leden 1 en 2 van dit artikel verzamelde informatie mocht blijken dat een instantie die verantwoordelijk is voor de naleving van de beschermingsnormen in Andorra haar taak niet naar behoren vervult, stelt de Commissie de bevoegde autoriteit in Andorra hiervan in kennis en stelt zij zo nodig, in overeenstemming met de procedure van artikel 31, lid 2, van Richtlijn 95/46/EG, ontwerpmaatregelen voor om dit besluit in te trekken of op te schorten dan wel het toepassingsgebied ervan te beperken.
Artikel 5
De Commissie evalueert de werking van dit besluit en deelt alle relevante vaststellingen aan het bij artikel 31 van Richtlijn 95/46/EG ingestelde comité mee, met inbegrip van alle gegevens die van invloed kunnen zijn op de vaststelling in artikel 1 van dit besluit dat het beschermingsniveau in Andorra passend is in de zin van artikel 25 van Richtlijn 95/46/EG, alsmede, wanneer dit besluit op discriminerende wijze wordt uitgevoerd, alle gegevens waaruit dat blijkt.
Artikel 6
De lidstaten nemen alle nodig maatregelen om uiterlijk op 1 januari 2011 aan dit besluit te voldoen.
Artikel 7
Dit besluit is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 19 oktober 2010.
Voor de Commissie
Viviane REDING
Vicevoorzitster
(1) PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.
(2) Advies 7/2009 van 1 december 2009, te raadplegen op het adres http://ec.europa.eu/justice_home/fsj/privacy/docs/wpdocs/2009/wp166_nl.pdf
(3) Advies 7/2009 van 1 december 2009, te raadplegen op het adres http://ec.europa.eu/justice_home/fsj/privacy/docs/wpdocs/2009/wp166_nl.pdf
HANDELINGEN VAN BIJ INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN INGESTELDE ORGANEN
21.10.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 277/30 |
BESLUIT Nr. 1/2010 VAN DE GEMENGDE COMMISSIE EU-MEXICO
van 17 september 2010
betreffende bijlage III bij Besluit nr. 2/2000 van de Gezamenlijke Raad EU-Mexico betreffende de definitie van het begrip producten van oorsprong en methoden van administratieve samenwerking
(2010/626/EU)
DE GEMENGDE COMMISSIE,
Gezien Besluit nr. 2/2000 van de Gezamenlijke Raad EU-Mexico van 23 maart 2000 (1) (hierna „Besluit nr. 2/2000” genoemd), en met name de aantekeningen 2 en 3 van aanhangsel II A bij bijlage III betreffende de definitie van het begrip producten van oorsprong en methoden van administratieve samenwerking en de daarmee verband houdende gemeenschappelijke verklaring V,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bijlage III bij Besluit nr. 2/2000 bevat de oorsprongsregels voor producten uit het grondgebied van de partijen bij de overeenkomst. |
(2) |
Overeenkomstig gemeenschappelijke verklaring V onderzoekt de Gemengde Commissie of de bij de aantekeningen 2 en 3 van aanhangsel II A van bijlage III bij Besluit nr. 2/2000 vastgestelde oorsprongsregels ook na 30 juni 2003 van toepassing moeten blijven indien de economische omstandigheden die aanleiding hadden gegeven tot het vaststellen van deze regels voortduren. Op 22 maart 2004 en op 14 juni 2007 heeft de Gemengde Commissie EU-Mexico haar goedkeuring gehecht aan de Besluiten nr. 1/2004 (2) en nr. 1/2007 (3) tot verlenging van de geldigheid van de bij de aantekeningen 2 en 3 in aanhangsel II A van bijlage III bij Besluit nr. 2/2000 vastgestelde oorsprongsregels tot achtereenvolgens 30 juni 2006 en 30 juni 2009. |
(3) |
Naar aanleiding van de resultaten van het onderzoek van de economische omstandigheden dat overeenkomstig gemeenschappelijke verklaring V is verricht, wordt het, met het oog op de continuïteit van de bij Besluit nr. 2/2000 vastgestelde wederzijdse voordelen, passend geacht de geldigheid te verlengen van de bij de aantekeningen 2 en 3 van aanhangsel II A van bijlage III bij dat besluit vastgestelde oorsprongssregels, |
BESLUIT:
Artikel 1
De oorsprongsregels die zijn opgenomen in de aantekeningen 2 en 3 van aanhangsel II A van bijlage III bij Besluit nr. 2/2000 zijn tot en met 30 juni 2014 van toepassing in plaats van de oorsprongsregels die zijn opgenomen in aanhangsel II van bijlage III bij Besluit nr. 2/2000.
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de datum dat partijen elkaar schriftelijk mededelen dat de daartoe vereiste wettelijke procedures zijn voltooid.
Artikel 1 is van toepassing met ingang van 1 juli 2009.
Gedaan te Brussel, 17 september 2010.
Voor de Gemengde Commissie
De voorzitter
Gustavo MARTIN PRADA
(1) PB L 157 van 30.6.2000, blz. 10.
(2) PB L 113 van 20.4.2004, blz. 60.
(3) PB L 279 van 23.10.2007, blz. 15.
21.10.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 277/31 |
BESLUIT Nr. 3/2010 VAN HET STATISTISCH COMITÉ EUROPESE UNIE/ZWITSERLAND
van 1 oktober 2010
tot wijziging van bijlage B bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat over samenwerking op het gebied van statistiek
(2010/627/EU)
HET STATISTISCH COMITÉ EUROPESE UNIE/ZWITSERLAND,
Gezien de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat over samenwerking op het gebied van statistiek (1), en met name artikel 4, lid 4,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat over samenwerking op het gebied van statistiek („de overeenkomst”) is op 1 januari 2007 in werking getreden en bevat bijlage B met de regeling betreffende de financiële bijdrage van Zwitserland. |
(2) |
Uit de ervaring die sinds het begin van de uitvoering van de overeenkomst is opgedaan, is gebleken dat de toepassing ervan moet worden vereenvoudigd en dat de administratieve lasten in verband daarmee moeten worden verminderd. Bijlage B moet dan ook worden herzien, |
BESLUIT:
Artikel 1
Bijlage B bij de overeenkomst wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij dit besluit.
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt aangenomen.
Gedaan te Sofia, 1 oktober 2010.
Voor het Gemengd Comité
Het hoofd van de EU-delegatie
Walter RADERMACHER
Het hoofd van de Zwitserse delegatie
Jürg MARTI
(1) PB L 90 van 28.3.2006, blz. 2.
BIJLAGE
„BIJLAGE B
FINANCIËLE REGELING BETREFFENDE DE BIJDRAGE VAN ZWITSERLAND ALS BEDOELD IN ARTIKEL 8
1. Vaststelling van de financiële bijdrage
1.1. |
Zwitserland levert ieder jaar een financiële bijdrage aan het statistisch programma van de Europese Unie. |
1.2. |
Deze bijdrage wordt gebaseerd op twee elementen:
|
1.3. |
De financiële bijdrage beloopt: [kosten]/[# lidstaten]. |
1.4. |
De afzonderlijke elementen worden als volgt berekend:
|
1.5. |
Onmiddellijk na de goedkeuring van het voorontwerp van begroting van de Europese Unie voor het desbetreffende jaar wordt een ontwerpberekening van de financiële bijdrage gemaakt. De definitieve berekening wordt onmiddellijk na de goedkeuring van de begroting voor dat jaar gemaakt. |
2. Betalingsprocedures
2.1. |
Uiterlijk op 15 juni van elk begrotingsjaar doet de Commissie aan Zwitserland een verzoek tot storting in verband met de bijdrage van Zwitserland in het kader van deze overeenkomst. Dit verzoek tot storting betreft de betaling van de bijdrage van Zwitserland uiterlijk op 15 juli. Als het verzoek tot storting te laat wordt gedaan, wordt de vastgelegde betalingsdatum met een even lange termijn uitgesteld, zodat de betalingstermijn ten minste dertig dagen bedraagt. |
2.2. |
De bijdrage van Zwitserland wordt uitgedrukt en betaald in euro. |
2.3. |
Zwitserland betaalt zijn bijdrage in het kader van deze overeenkomst volgens het in punt 2.1 vermelde tijdschema. Bij achterstallige betalingen wordt rente in rekening gebracht op basis van de rentevoet die op de eerste kalenderdag van de maand van de vervaldag door de Europese Centrale Bank voor haar basisherfinancieringstransacties wordt toegepast, zoals bekendgemaakt in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Unie, verhoogd met anderhalf procentpunt. De aldus verhoogde rente geldt voor de gehele periode van de vertraging. De interest is evenwel pas verschuldigd als de betaling meer dan dertig dagen na de in punt 2.1 genoemde termijn plaatsvindt. |
2.4. |
De kosten van Zwitserse vertegenwoordigers en deskundigen die deelnemen aan vergaderingen die door de Commissie in het kader van deze overeenkomst worden bijeengeroepen, worden niet door de Commissie vergoed. Zoals in artikel 6, lid 2, wordt bepaald, komen de kosten in verband met de detachering van Zwitserse nationale ambtenaren bij Eurostat geheel ten laste van Zwitserland. Onder voorbehoud van een overeenkomst tussen Eurostat en het Bundesamt für Statistik mag Zwitserland de kosten van gedetacheerde nationale deskundigen van zijn financiële bijdrage aftrekken. Het maximumbedrag dat per ambtenaar mag worden afgetrokken, is niet hoger dan het maximum dat wordt afgetrokken voor ambtenaren uit de EER-EVA-landen die in het kader van de EER-overeenkomst bij Eurostat gedetacheerd zijn. Dit bedrag wordt jaarlijks overeengekomen in het Gemengd Comité. |
2.5. |
Betalingen door Zwitserland worden gecrediteerd als begrotingsontvangsten die bestemd zijn voor het desbetreffende begrotingsonderdeel van de staat van ontvangsten van de algemene begroting van de Europese Unie. Het Financieel Reglement (1) dat van toepassing is op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen, is ook van toepassing op het beheer van de kredieten. |
3. Uitvoeringsvoorwaarden
3.1. |
Normaliter wordt de financiële bijdrage van Zwitserland overeenkomstig artikel 8 in de loop van het begrotingsjaar in kwestie niet gewijzigd. |
3.2. |
Bij de afsluiting van de rekeningen over elk begrotingsjaar (n) gaat de Commissie in het kader van de opstelling van de jaarrekening over tot een regularisering van de rekeningen in verband met de bijdrage van Zwitserland; daarbij houdt zij rekening met de wijzigingen die zich in de loop van het begrotingsjaar hebben voorgedaan door overschrijvingen, annuleringen, overboekingen of aanvullende en gewijzigde begrotingen. Met deze regularisering, die geschiedt in het kader van de opstelling van de begroting voor het volgende jaar (n + 2), moet rekening worden gehouden in het verzoek tot storting. |
4. Informatie
4.1. |
Uiterlijk op 31 mei van elk begrotingsjaar (n + 1) wordt de staat van de kredieten voor de financiële administratieve en beleidsverplichtingen van Eurostat in verband met het voorgaande begrotingsjaar (n) opgesteld en ter informatie aan Zwitserland toegezonden in de voor de jaarrekening van de Commissie gebruikelijke opmaak. |
4.2. |
De Commissie verstrekt Zwitserland alle andere algemene financiële gegevens met betrekking tot Eurostat die ook beschikbaar worden gesteld aan de EVA-EER-landen. |
(1) Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1525/2007 (PB L 343 van 27.12.2007, blz. 9).”.
III Andere handelingen
EUROPESE ECONOMISCHE RUIMTE
21.10.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 277/34 |
BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER
Nr. 81/2010
van 2 juli 2010
tot wijziging van bijlage I (Veterinaire en fytosanitaire aangelegenheden) bij de EER-overeenkomst
HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER,
Gezien de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, gewijzigd bij het Protocol tot aanpassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, hierna „de Overeenkomst” genoemd, en met name op artikel 98,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bijlage I bij de Overeenkomst werd gewijzigd bij Besluit nr. 61/2010 van het Gemengd Comité van de EER van 11 juni 2010 (1). |
(2) |
Verordening (EG) nr. 885/2009 van de Commissie van 25 september 2009 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 378/2005 wat betreft referentiemonsters, bijdrage in de kosten en de in bijlage II opgenomen laboratoria (2) moet in de Overeenkomst worden opgenomen. |
(3) |
Verordening (EU) nr. 1269/2009 van de Commissie van 21 december 2009 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 243/2007 wat betreft het minimumgehalte van het toevoegingsmiddel in voeder voor mestvarkens (3) moet in de Overeenkomst worden opgenomen. |
(4) |
Verordening (EU) nr. 1270/2009 van de Commissie van 21 december 2009 tot verlening van permanente vergunningen voor bepaalde toevoegingsmiddelen in diervoeding (4) moet in de Overeenkomst worden opgenomen. |
(5) |
Verordening (EU) nr. 8/2010 van de Commissie van 23 december 2009 tot verlening van een vergunning voor serineprotease geproduceerd door Bacillus licheniformis (DSM 19670) als toevoegingsmiddel in voeder voor mestkippen (vergunninghouder DSM Nutritional Products Ltd, vertegenwoordigd door DSM Nutritional Products Sp.Z.o.o) (5) moet in de Overeenkomst worden opgenomen. |
(6) |
Verordening (EU) nr. 9/2010 van de Commissie van 23 december 2009 tot verlening van een vergunning voor endo-1,4-bèta-xylanase, geproduceerd door Trichoderma reesei (ATCC PTA 5588), als toevoegingsmiddel in voeder voor mestkippen, legkippen, eenden en mestkalkoenen (vergunninghouder Danisco Animal Nutrition, Finnfeeds International Limited) (6) moet in de Overeenkomst worden opgenomen. |
(7) |
Richtlijn 2010/6/EU van de Commissie van 9 februari 2010 tot wijziging van bijlage I bij Richtlijn 2002/32/EG van het Europees Parlement en de Raad wat betreft kwik, vrij gossypol, nitriet en Mowrah, Bassia, Madhuca (7) moet in de Overeenkomst worden opgenomen. |
(8) |
Dit besluit is niet van toepassing op Liechtenstein, |
BESLUIT:
Artikel 1
Hoofdstuk II van bijlage I bij de Overeenkomst wordt als volgt gewijzigd:
1) |
In punt 1zzh (Verordening (EG) nr. 378/2005 van de Commissie) wordt het volgende streepje toegevoegd:
|
2) |
In punt 1zzzn (Verordening (EG) nr. 243/2007 van de Commissie) wordt het volgende streepje toegevoegd:
|
3) |
Na punt 1zzzzzu (Verordening (EG) nr. 1096/2009 van de Commissie) worden de volgende punten ingevoegd:
|
4) |
In punt 33 (Richtlijn 2002/32/EG van het Europees Parlement en de Raad) wordt het volgende streepje toegevoegd:
|
Artikel 2
De in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie bekend te maken teksten in de IJslandse en de Noorse taal van Verordening (EG) nr. 885/2009, de Verordeningen (EU) nr. 1269/2009, (EU) nr. 1270/2009, (EU) nr. 8/2010 en (EU) nr. 9/2010 en Richtlijn 2010/6/EU zijn authentiek.
Artikel 3
Dit besluit treedt in werking op 3 juli 2010, op voorwaarde dat alle in artikel 103, lid 1, van de Overeenkomst bedoelde kennisgevingen aan het Gemengd Comité van de EER hebben plaatsgevonden (8).
Artikel 4
Dit besluit wordt bekendgemaakt in het EER-gedeelte van en in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 2 juli 2010.
Voor het Gemengd Comité van de EER
De voorzitter
Stefán Haukur JÓHANNESSON
(1) PB L 244 van 16.9.2010, blz. 6.
(2) PB L 254 van 26.9.2009, blz. 58.
(3) PB L 339 van 22.12.2009, blz. 27.
(4) PB L 339 van 22.12.2009, blz. 28.
(5) PB L 3 van 7.1.2010, blz. 7.
(6) PB L 3 van 7.1.2010, blz. 10.
(7) PB L 37 van 10.2.2010, blz. 29.
(8) Geen grondwettelijke vereisten aangegeven.
21.10.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 277/36 |
BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER
Nr. 82/2010
van 2 juli 2010
tot wijziging van bijlage II (Technische voorschriften, normen, keuring en certificatie) bij de EER-overeenkomst
HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER,
Gezien de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, gewijzigd bij het Protocol tot aanpassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, hierna „de Overeenkomst” genoemd, en met name artikel 98,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bijlage II bij de Overeenkomst werd gewijzigd bij Besluit nr. 59/2009 van het Gemengd Comité van de EER van 29 mei 2009 (1). |
(2) |
Richtlijn 2009/121/EG van de Commissie van 14 september 2009 tot wijziging van de bijlagen I en V bij Richtlijn 2008/121/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake textielbenamingen met het oog op de aanpassing aan de technische vooruitgang (2) moet in de Overeenkomst worden opgenomen, |
BESLUIT:
Artikel 1
In hoofdstuk XI van bijlage II bij de Overeenkomst wordt in punt 4c (Richtlijn 2008/121/EG van het Europees Parlement en de Raad) het volgende toegevoegd:
„ , gewijzigd bij:
— |
32009 L 0121: Richtlijn 2009/121/EG van de Commissie van 14 september 2009 (PB L 242 van 15.9.2009, blz. 13).”. |
Artikel 2
De in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie bekend te maken teksten in de IJslandse en de Noorse taal van Richtlijn 2009/121/EG zijn authentiek.
Artikel 3
Dit besluit treedt in werking op 3 juli 2010, op voorwaarde dat alle in artikel 103, lid 1, van de Overeenkomst bedoelde kennisgevingen aan het Gemengd Comité van de EER hebben plaatsgevonden (3).
Artikel 4
Dit besluit wordt bekendgemaakt in het EER-gedeelte van en in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 2 juli 2010.
Voor het Gemengd Comité van de EER
De voorzitter
Stefán Haukur JÓHANNESSON
(1) PB L 232 van 3.9.2009, blz. 10.
(2) PB L 242 van 15.9.2009, blz. 13.
(3) Geen grondwettelijke vereisten aangegeven.
21.10.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 277/37 |
BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER
Nr. 83/2010
van 2 juli 2010
tot wijziging van bijlage II (Technische voorschriften, normen, keuring en certificatie) bij de EER-overeenkomst
HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER,
Gezien de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, gewijzigd bij het Protocol tot aanpassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, hierna „de Overeenkomst” genoemd, en met name artikel 98,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bijlage II bij de Overeenkomst werd gewijzigd bij Besluit nr. 61/2010 van het Gemengd Comité van de EER van 11 juni 2010 (1). |
(2) |
Verordening (EU) nr. 105/2010 van de Commissie van 5 februari 2010 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1881/2006 tot vaststelling van maximumgehalten aan bepaalde verontreinigingen in levensmiddelen, wat betreft ochratoxine A (2) moet in de Overeenkomst worden opgenomen. |
(3) |
Verordening (EU) nr. 165/2010 van de Commissie van 26 februari 2010 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1881/2006 tot vaststelling van maximumgehalten aan bepaalde verontreinigingen in levensmiddelen, wat betreft aflatoxinen (3) moet in de Overeenkomst worden opgenomen. |
(4) |
Dit besluit is niet van toepassing op Liechtenstein, |
BESLUIT:
Artikel 1
In hoofdstuk XII van bijlage II bij de Overeenkomst worden in punt 54zzzz (Verordening (EG) nr. 1881/2006 van de Commissie) de volgende streepjes toegevoegd:
„— |
32010 R 0105: Verordening (EU) nr. 105/2010 van de Commissie van 5 februari 2010 (PB L 35 van 6.2.2010, blz. 7), |
— |
32010 R 0165: Verordening (EU) nr. 165/2010 van de Commissie van 26 februari 2010 (PB L 50 van 27.2.2010, blz. 8).”. |
Artikel 2
De in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie bekend te maken teksten in de IJslandse en de Noorse taal van de Verordeningen (EU) nr. 105/2010 en (EU) nr. 165/2010 zijn authentiek.
Artikel 3
Dit besluit treedt in werking op 3 juli 2010, op voorwaarde dat alle in artikel 103, lid 1, van de Overeenkomst bedoelde kennisgevingen aan het Gemengd Comité van de EER hebben plaatsgevonden (4).
Artikel 4
Dit besluit wordt bekendgemaakt in het EER-gedeelte van en in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 2 juli 2010.
Voor het Gemengd Comité van de EER
De voorzitter
Stefán Haukur JÓHANNESSON
(1) PB L 244 van 16.9.2010, blz. 6.
(2) PB L 35 van 6.2.2010, blz. 7.
(3) PB L 50 van 27.2.2010, blz. 8.
(4) Geen grondwettelijke vereisten aangegeven.
21.10.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 277/38 |
BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER
Nr. 84/2010
van 2 juli 2010
tot wijziging van bijlage II (Technische voorschriften, normen, keuring en certificatie) bij de EER-overeenkomst
HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER,
Gezien de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, gewijzigd bij het Protocol tot aanpassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, hierna „de Overeenkomst” genoemd, en met name artikel 98,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bijlage II bij de Overeenkomst werd gewijzigd bij Besluit nr. 48/2010 van het Gemengd Comité van de EER van 30 april 2010 (1). |
(2) |
Richtlijn 2009/164/EU van de Commissie van 22 december 2009 tot wijziging, met het oog op aanpassing aan de vooruitgang van de techniek, van de bijlagen II en III bij Richtlijn 76/768/EEG van de Raad inzake cosmetische producten (2) moet in de Overeenkomst worden opgenomen, |
BESLUIT:
Artikel 1
In hoofdstuk XVI van bijlage II bij de Overeenkomst wordt in punt 1 (Richtlijn 76/768/EEG van de Raad) het volgende streepje toegevoegd:
„— |
32009 L 0164: Richtlijn 2009/164/EU van de Commissie van 22 december 2009 (PB L 344 van 23.12.2009, blz. 41).”. |
Artikel 2
De in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie bekend te maken teksten in de IJslandse en de Noorse taal van Richtlijn 2009/164/EU zijn authentiek.
Artikel 3
Dit besluit treedt in werking op 3 juli 2010, op voorwaarde dat alle in artikel 103, lid 1, van de Overeenkomst bedoelde kennisgevingen aan het Gemengd Comité van de EER hebben plaatsgevonden (3).
Artikel 4
Dit besluit wordt bekendgemaakt in het EER-gedeelte van en in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 2 juli 2010.
Voor het Gemengd Comité van de EER
De voorzitter
Stefán Haukur JÓHANNESSON
(1) PB L 181 van 15.7.2010, blz. 16.
(2) PB L 344 van 23.12.2009, blz. 41.
(3) Geen grondwettelijke vereisten aangegeven.
21.10.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 277/39 |
BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER
Nr. 85/2010
van 2 juli 2010
tot wijziging van bijlage IX (Financiële diensten) bij de EER-overeenkomst
HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER,
Gezien de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, gewijzigd bij het Protocol tot aanpassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, hierna „de Overeenkomst” genoemd, en met name artikel 98,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bijlage IX bij de Overeenkomst werd gewijzigd bij Besluit nr. 50/2010 van het Gemengd Comité van de EER van 30 april 2010 (1). |
(2) |
Richtlijn 2009/111/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 tot wijziging van de Richtlijnen 2006/48/EG, 2006/49/EG en 2007/64/EG wat betreft banken die zijn aangesloten bij centrale instellingen, bepaalde eigenvermogensbestanddelen, grote posities, het toezichtkader en het crisisbeheer (2) moet in de Overeenkomst worden opgenomen, |
BESLUIT:
Artikel 1
Bijlage IX bij de Overeenkomst wordt als volgt gewijzigd:
1) |
In punt 14 (Richtlijn 2006/48/EG van het Europees Parlement en de Raad) en punt 31 (Richtlijn 2006/49/EG van het Europees Parlement en de Raad) wordt het volgende streepje toegevoegd:
|
2) |
In punt 16e (Richtlijn 2007/64/EG van het Europees Parlement en de Raad) wordt het volgende toegevoegd: „ , gewijzigd bij:
|
Artikel 2
De in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie bekend te maken teksten in de IJslandse en de Noorse taal van Richtlijn 2009/111/EG zijn authentiek.
Artikel 3
Dit besluit treedt in werking op 3 juli 2010, op voorwaarde dat alle in artikel 103, lid 1, van de Overeenkomst bedoelde kennisgevingen aan het Gemengd Comité van de EER hebben plaatsgevonden (3), of op de dag van inwerkingtreding van Besluit nr. 65/2008 van het Gemengd Comité van de EER van 6 juni 2008 of Besluit nr. 114/2008 (4) van het Gemengd Comité van de EER van 7 november 2008 (5), als dat later is.
Artikel 4
Dit besluit wordt bekendgemaakt in het EER-gedeelte van en in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 2 juli 2010.
Voor het Gemengd Comité van de EER
De voorzitter
Stefán Haukur JÓHANNESSON
(1) PB L 181 van 15.7.2010, blz. 18.
(2) PB L 302 van 17.11.2009, blz. 97.
(3) Grondwettelijke vereisten aangegeven.
(4) PB L 257 van 25.9.2008, blz. 27.
(5) PB L 339 van 18.12.2008, blz. 103.
21.10.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 277/40 |
BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER
Nr. 86/2010
van 2 juli 2010
tot wijziging van bijlage X (Diensten in het algemeen) bij de EER-overeenkomst
HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER,
Gezien de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, gewijzigd bij het Protocol tot aanpassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, hierna „de Overeenkomst” genoemd, en met name artikel 98,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bijlage X bij de Overeenkomst werd gewijzigd bij Besluit nr. 45/2009 van het Gemengd Comité van de EER van 9 juni 2009 (1). |
(2) |
Beschikking 2009/739/EG van de Commissie van 2 oktober 2009 tot vaststelling van de praktische regels voor de uitwisseling van informatie via elektronische middelen tussen de lidstaten uit hoofde van hoofdstuk VI van Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende diensten op de interne markt (2) dient in de Overeenkomst te worden opgenomen, |
BESLUIT:
Artikel 1
In bijlage X bij de Overeenkomst wordt na punt 1 (Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad) het volgende punt ingevoegd:
„1a. |
32009 D 0739: Beschikking 2009/739/EG van de Commissie van 2 oktober 2009 tot vaststelling van de praktische regels voor de uitwisseling van informatie via elektronische middelen tussen de lidstaten uit hoofde van hoofdstuk VI van Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende diensten op de interne markt (PB L 263 van 7.10.2009, blz. 32).”. |
Artikel 2
De in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie bekend te maken teksten in de IJslandse en de Noorse taal van Beschikking 2009/739/EG zijn authentiek.
Artikel 3
Dit besluit treedt in werking op 3 juli 2010, op voorwaarde dat alle in artikel 103, lid 1, van de Overeenkomst bedoelde kennisgevingen aan het Gemengd Comité van de EER hebben plaatsgevonden (3).
Artikel 4
Dit besluit wordt bekendgemaakt in het EER-gedeelte van en in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 2 juli 2010.
Voor het Gemengd Comité van de EER
De voorzitter
Stefán Haukur JÓHANNESSON
(1) PB L 162 van 25.6.2009, blz. 23.
(2) PB L 263 van 7.10.2009, blz. 32.
(3) Geen grondwettelijke vereisten aangegeven.
21.10.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 277/41 |
BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER
Nr. 88/2010
van 2 juli 2010
tot wijziging van bijlage XIII (Vervoer) bij de EER-overeenkomst
HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER,
Gezien de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, gewijzigd bij het Protocol tot aanpassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, hierna „de Overeenkomst” genoemd, en met name artikel 98,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bijlage XIII bij de Overeenkomst werd gewijzigd bij Besluit nr. 76/2010 van het Gemengd Comité van de EER van 11 juni 2010 (1). |
(2) |
Beschikking 2009/965/EG van de Commissie van 30 november 2009 betreffende het referentiedocument als bedoeld in artikel 27, lid 4, van Richtlijn 2008/57/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Gemeenschap (2) dient in de Overeenkomst te worden opgenomen, |
BESLUIT:
Artikel 1
In bijlage XIII bij de Overeenkomst wordt na punt 37db (Beschikking 2008/163/EG van de Commissie) het volgende punt ingevoegd:
„37dc. |
32009 D 0965: Beschikking 2009/965/EG van de Commissie van 30 november 2009 betreffende het referentiedocument als bedoeld in artikel 27, lid 4, van Richtlijn 2008/57/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Gemeenschap (PB L 341 van 22.12.2009, blz. 1).”. |
Artikel 2
De in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie bekend te maken teksten in de IJslandse en de Noorse taal van Beschikking 2009/965/EG zijn authentiek.
Artikel 3
Dit besluit treedt in werking op 3 juli 2010, op voorwaarde dat alle in artikel 103, lid 1, van de Overeenkomst bedoelde kennisgevingen aan het Gemengd Comité van de EER hebben plaatsgevonden (3).
Artikel 4
Dit besluit wordt bekendgemaakt in het EER-gedeelte van en in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 2 juli 2010.
Voor het Gemengd Comité van de EER
De voorzitter
Stefán Haukur JÓHANNESSON
(1) PB L 244 van 16.9.2010, blz. 34.
(2) PB L 341 van 22.12.2009, blz. 1.
(3) Geen grondwettelijke vereisten aangegeven.
21.10.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 277/42 |
BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER
Nr. 89/2010
van 2 juli 2010
tot wijziging van bijlage XIII (Vervoer) bij de EER-overeenkomst
HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER,
Gezien de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, gewijzigd bij het Protocol tot aanpassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, hierna „de Overeenkomst” genoemd, en met name artikel 98,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bijlage XIII bij de Overeenkomst werd gewijzigd bij Besluit nr. 76/2010 van het Gemengd Comité van de EER van 11 juni 2010 (1). |
(2) |
Richtlijn 2009/149/EG van de Commissie van 27 november 2009 tot wijziging van Richtlijn 2004/49/EG van het Europees Parlement en de Raad, wat betreft gemeenschappelijke veiligheidsindicatoren en gemeenschappelijke methoden voor de berekening van de kosten van ongevallen (2) dient in de Overeenkomst te worden opgenomen, |
BESLUIT:
Artikel 1
In bijlage XIII bij de Overeenkomst wordt in punt 42e (Richtlijn 2004/49/EG van het Europees Parlement en de Raad) het volgende streepje toegevoegd:
„— |
32009 L 0149: Richtlijn 2009/149/EG van de Commissie van 27 november 2009 (PB L 313 van 28.11.2009, blz. 65).”. |
Artikel 2
De in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie bekend te maken teksten in de IJslandse en de Noorse taal van Richtlijn 2009/149/EG zijn authentiek.
Artikel 3
Dit besluit treedt in werking op 3 juli 2010, op voorwaarde dat alle in artikel 103, lid 1, van de Overeenkomst bedoelde kennisgevingen aan het Gemengd Comité van de EER hebben plaatsgevonden (3).
Artikel 4
Dit besluit wordt bekendgemaakt in het EER-gedeelte van en in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 2 juli 2010.
Voor het Gemengd Comité van de EER
De voorzitter
Stefán Haukur JÓHANNESSON
(1) PB L 244 van 16.9.2010, blz. 34.
(2) PB L 313 van 28.11.2009, blz. 65.
(3) Grondwettelijke vereisten aangegeven.
21.10.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 277/43 |
BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER
Nr. 90/2010
van 2 juli 2010
tot wijziging van bijlage XIII (Vervoer) bij de EER-overeenkomst
HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER,
Gezien de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, gewijzigd bij het Protocol tot aanpassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, hierna „de Overeenkomst” genoemd, en met name artikel 98,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bijlage XIII bij de Overeenkomst werd gewijzigd bij Besluit nr. 76/2010 van het Gemengd Comité van de EER van 11 juni 2010 (1). |
(2) |
Verordening (EG) nr. 1371/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2007 betreffende de rechten en verplichtingen van reizigers in het treinverkeer (2) dient in de Overeenkomst te worden opgenomen, |
BESLUIT:
Artikel 1
In bijlage XIII bij de Overeenkomst wordt na punt 42g (Richtlijn 2007/59/EG van het Europees Parlement en de Raad) het volgende punt ingevoegd:
„42h. |
32007 R 1371: Verordening (EG) nr. 1371/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2007 betreffende de rechten en verplichtingen van reizigers in het treinverkeer (PB L 315 van 3.12.2007, blz. 14).”. |
Artikel 2
De in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie bekend te maken teksten in de IJslandse en de Noorse taal van Verordening (EG) nr. 1371/2007 zijn authentiek.
Artikel 3
Dit besluit treedt in werking op 3 juli 2010, op voorwaarde dat alle in artikel 103, lid 1, van de Overeenkomst bedoelde kennisgevingen aan het Gemengd Comité van de EER hebben plaatsgevonden (3).
Artikel 4
Dit besluit wordt bekendgemaakt in het EER-gedeelte van en in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 2 juli 2010.
Voor het Gemengd Comité van de EER
De voorzitter
Stefán Haukur JÓHANNESSON
(1) PB L 244 van 16.9.2010, blz. 34.
(2) PB L 315 van 3.12.2007, blz. 14.
(3) Geen grondwettelijke vereisten aangegeven.
21.10.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 277/44 |
BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER
Nr. 91/2010
van 2 juli 2010
tot wijziging van bijlage XIV (Mededinging) bij de EER-overeenkomst
HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER,
Gezien de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, gewijzigd bij het Protocol tot aanpassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, hierna „de Overeenkomst” genoemd, en met name artikel 98,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bijlage XIV bij de Overeenkomst werd gewijzigd bij Besluit nr. 77/2010 van het Gemengd Comité van de EER van 11 juni 2010 (1). |
(2) |
Verordening (EU) nr. 461/2010 van de Commissie van 27 mei 2010 betreffende de toepassing van artikel 101, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op groepen verticale overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen in de motorvoertuigensector (2) dient in de Overeenkomst te worden opgenomen. |
(3) |
De in de Overeenkomst opgenomen Verordening (EG) nr. 1400/2002 (3) van de Commissie is op 31 mei 2010 verstreken en moet daarom uit de Overeenkomst worden geschrapt, |
BESLUIT:
Artikel 1
In bijlage XIV bij de Overeenkomst wordt de tekst van punt 4b (Verordening (EG) nr. 1400/2002 van de Commissie) vervangen door:
„32010 R 0461: Verordening (EU) nr. 461/2010 van de Commissie van 27 mei 2010 betreffende de toepassing van artikel 101, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op groepen verticale overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen in de motorvoertuigensector (PB L 129 van 28.5.2010, blz. 52).
De bepalingen van de verordening worden voor de toepassing van de Overeenkomst als volgt aangepast:
Aan het slot van artikel 6 wordt het volgende toegevoegd:
„Krachtens de Overeenkomst tussen de EVA-staten betreffende de oprichting van een Toezichthoudende Autoriteit en een Hof van Justitie, kan de Toezichthoudende Autoriteit in een aanbeveling verklaren dat, wanneer naast elkaar bestaande netwerken van gelijksoortige verticale beperkingen meer dan 50 % van een relevante markt in de EVA-staten bestrijken, deze verordening niet van toepassing is op verticale overeenkomsten die bepaalde beperkingen omvatten die op deze markt betrekking hebben.
De hierboven bedoelde aanbeveling wordt gericht aan de EVA-staat of -staten die de desbetreffende markt omvat(ten). De Commissie wordt in kennis gesteld wanneer een dergelijke aanbeveling wordt gedaan.
Nadat de hierboven bedoelde aanbeveling is gedaan, laten alle geadresseerde EVA-staten de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA binnen drie maanden weten of zij de aanbeveling aanvaarden. Wanneer niet binnen deze termijn wordt gereageerd, wordt de betrokken EVA-staat geacht de aanbeveling te hebben aanvaard.
Als een EVA-staat de aanbeveling aanvaardt of niet op tijd reageert, is het land wettelijk verplicht de aanbeveling binnen drie maanden na de datum van bekendmaking ten uitvoer te leggen.
Als een EVA-staat de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA binnen de termijn van drie maanden laat weten dat hij de aanbeveling niet aanvaardt, stelt de autoriteit de Commissie daarvan in kennis. Als de Commissie het standpunt van de betrokken EVA-staat niet deelt, is artikel 92, lid 2, van de Overeenkomst van toepassing.
De Toezichthoudende Autoriteit van de EVA en de Commissie wisselen informatie uit en overleggen over de toepassing van deze bepaling.
Wanneer naast elkaar bestaande netwerken van gelijksoortige verticale beperkingen meer dan 50 % bestrijken van een relevante markt op het grondgebied waarop de EER-overeenkomst van toepassing is, kunnen de twee toezichthoudende autoriteiten samenwerking initiëren om ieder maatregelen vast te stellen. Als de twee toezichthoudende autoriteiten het eens zijn over een relevante markt en de passendheid van maatregelen op grond van deze bepaling, stelt de Commissie een verordening vast die is gericht aan de lidstaten en stelt de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA een gelijkluidende aanbeveling vast die is gericht aan de EVA-staat of -staten die de desbetreffende markt omvat(ten).””.
Artikel 2
De in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie bekend te maken teksten in de IJslandse en de Noorse taal van Verordening (EU) nr. 461/2010 zijn authentiek.
Artikel 3
Dit besluit treedt in werking op 3 juli 2010, op voorwaarde dat alle in artikel 103, lid 1, van de Overeenkomst bedoelde kennisgevingen aan het Gemengd Comité van de EER hebben plaatsgevonden (4). Het is van toepassing met ingang van 1 juni 2010.
Artikel 4
Dit besluit wordt bekendgemaakt in het EER-gedeelte van en in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 2 juli 2010.
Voor het Gemengd Comité van de EER
De voorzitter
Stefán Haukur JÓHANNESSON
(1) PB L 244 van 16.9.2010, blz. 35.
(2) PB L 129 van 28.5.2010, blz. 52.
(3) PB L 203 van 1.8.2002, blz. 30.
(4) Geen grondwettelijke vereisten aangegeven.
21.10.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 277/46 |
BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER
Nr. 92/2010
van 2 juli 2010
tot wijziging van bijlage XVIII (Gezondheid en veiligheid op het werk, arbeidsrecht en gelijke behandeling van mannen en vrouwen) en Protocol nr. 37 bij de EER-overeenkomst
HET GEMENGD COMITE VAN DE EER,
Gezien de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, gewijzigd bij het Protocol tot aanpassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, hierna „de Overeenkomst” genoemd, en met name de artikelen 98 en 101,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bijlage XVIII bij de Overeenkomst werd gewijzigd bij Besluit nr. 54/2010 van het Gemengd Comité van de EER van 30 april 2010 (1). |
(2) |
Protocol nr. 37 bij de Overeenkomst werd gewijzigd bij Besluit nr. 159/2009 van het Gemengd Comité van de EER van 4 december 2009 (2). |
(3) |
Besluit 2009/17/EG van de Commissie van 19 december 2008 tot instelling van een Comité van deskundigen inzake de detachering van werknemers (3) moet in de Overeenkomst worden opgenomen. |
(4) |
Met het oog op de goede werking van de Overeenkomst moet Protocol nr. 37 bij de Overeenkomst worden gewijzigd door het bij Besluit 2009/17/EG ingestelde Comité van deskundigen inzake de detachering van werknemers op te nemen en moet bijlage XVIII worden gewijzigd teneinde de procedures voor samenwerking met dit comité nader te omschrijven, |
BESLUIT:
Artikel 1
In bijlage XVIII bij de Overeenkomst wordt na punt 30 (Richtlijn 96/71/EG van het Europees Parlement en de Raad) het volgende punt ingevoegd:
„30a. |
32009 D 0017: Besluit 2009/17/EG van de Commissie van 19 december 2008 tot instelling van een Comité van deskundigen inzake de detachering van werknemers (PB L 8 van 13.1.2009, blz. 26). Procedures voor deelname van de EVA-landen overeenkomstig artikel 101 van de Overeenkomst: Ieder EVA-land mag overeenkomstig artikel 3 van Besluit 2009/17/EG van de Commissie twee personen aanwijzen als waarnemer bij de vergaderingen van het Comité van deskundigen inzake de detachering van werknemers.”. |
Artikel 2
In Protocol nr. 37 (lijst bedoeld in artikel 101) bij de Overeenkomst wordt het volgende punt ingevoegd:
„33. |
Het Comité van deskundigen inzake de detachering van werknemers (Besluit 2009/17/EG van de Commissie).”. |
Artikel 3
De in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie bekend te maken teksten in de IJslandse en de Noorse taal van Besluit 2009/17/EG zijn authentiek.
Artikel 4
Dit besluit treedt in werking op 3 juli 2010, op voorwaarde dat alle in artikel 103, lid 1, van de Overeenkomst bedoelde kennisgevingen aan het Gemengd Comité van de EER hebben plaatsgevonden (4).
Artikel 5
Dit besluit wordt bekendgemaakt in het EER-gedeelte van en het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 2 juli 2010.
Voor het Gemengd Comité van de EER
De voorzitter
Stefán Haukur JÓHANNESSON
(1) PB L 181 van 15.7.2010, blz. 22.
(2) PB L 62 van 11.3.2010, blz. 65.
(3) PB L 8 van 13.1.2009, blz. 26.
(4) Geen grondwettelijke vereisten aangegeven.
21.10.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 277/47 |
BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER
Nr. 93/2010
van 2 juli 2010
tot wijziging van bijlage XX (Milieu) bij de EER-overeenkomst
HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER,
Gezien de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, gewijzigd bij het Protocol tot aanpassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, hierna „de Overeenkomst” genoemd, en met name artikel 98,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bijlage XX bij de Overeenkomst werd gewijzigd bij Besluit nr. 55/2010 van het Gemengd Comité van de EER van 30 april 2010 (1). |
(2) |
Beschikking 2009/543/EG van de Commissie van 13 augustus 2008 tot vaststelling van de milieucriteria voor de toekenning van de communautaire milieukeur aan verven en vernissen voor gebruik buitenshuis (2) moet in de Overeenkomst worden opgenomen. |
(3) |
Beschikking 2009/544/EG van 13 augustus 2008 tot vaststelling van de milieucriteria voor de toekenning van de communautaire milieukeur aan verven en vernissen voor gebruik binnenshuis (3) moet in de Overeenkomst worden opgenomen. |
(4) |
Beschikking 2009/563/EG van de Commissie van 9 juli 2009 tot vaststelling van de milieucriteria voor de toekenning van de communautaire milieukeur voor schoeisel (4) moet in de Overeenkomst worden opgenomen. |
(5) |
Beschikking 2009/564/EG van de Commissie van 9 juli 2009 tot vaststelling van de milieucriteria voor de toekenning van de communautaire milieukeur aan kampeerterreinen (5) moet in de Overeenkomst worden opgenomen. |
(6) |
Beschikking 2009/567/EG van de Commissie van 9 juli 2009 tot vaststelling van de milieucriteria voor de toekenning van de communautaire milieukeur aan textielproducten (6) moet in de Overeenkomst worden opgenomen. |
(7) |
Beschikking 2009/568/EG van de Commissie van 9 juli 2009 tot vaststelling van de milieucriteria voor de toekenning van de communautaire milieukeur aan tissuepapier (7) moet in de Overeenkomst worden opgenomen. |
(8) |
Beschikking 2009/578/EG van de Commissie van 9 juli 2009 tot vaststelling van de milieucriteria voor de toekenning van de communautaire milieukeur aan toeristische accommodatie (8) moet in de Overeenkomst worden opgenomen. |
(9) |
Beschikking 2009/598/EG van de Commissie van 9 juli 2009 tot vaststelling van de milieucriteria voor de toekenning van de communautaire milieukeur aan matrassen (9) moet in de Overeenkomst worden opgenomen. |
(10) |
Beschikking 2009/607/EG van de Commissie van 9 juli 2009 tot vaststelling van de milieucriteria voor de toekenning van de communautaire milieukeur voor harde vloer- en wandbekledingen (10) moet in de Overeenkomst worden opgenomen. |
(11) |
De reeds in de Overeenkomst opgenomen Beschikking 2002/739/EG van de Commissie (11) wordt bij Beschikking 2009/544/EG ingetrokken en moet derhalve uit de Overeenkomst worden geschrapt. |
(12) |
De reeds in de Overeenkomst opgenomen Beschikking 2002/231/EG van de Commissie (12) wordt bij Beschikking 2009/563/EG ingetrokken en moet derhalve uit de Overeenkomst worden geschrapt. |
(13) |
De reeds in de Overeenkomst opgenomen Beschikking 2005/338/EG van de Commissie (13) wordt bij Beschikking 2009/564/EG ingetrokken en moet derhalve uit de Overeenkomst worden geschrapt. |
(14) |
De reeds in de Overeenkomst opgenomen Beschikking 1999/178/EG van de Commissie (14), gewijzigd bij Beschikking 2002/372/EG van de Commissie (15), wordt bij Beschikking 2009/567/EG ingetrokken en moet derhalve uit de Overeenkomst worden geschrapt. |
(15) |
De reeds in de Overeenkomst opgenomen Beschikking 2001/405/EG van de Commissie (16) wordt bij Beschikking 2009/568/EG ingetrokken en moet derhalve uit de Overeenkomst worden geschrapt. |
(16) |
De reeds in de Overeenkomst opgenomen Beschikking 2003/287/EG van de Commissie (17) wordt bij Beschikking 2009/578/EG ingetrokken en moet derhalve uit de Overeenkomst worden geschrapt. |
(17) |
De reeds in de Overeenkomst opgenomen Beschikking 2002/740/EG van de Commissie (18) wordt bij Beschikking 2009/598/EG ingetrokken en moet derhalve uit de Overeenkomst worden geschrapt. |
(18) |
De reeds in de Overeenkomst opgenomen Beschikking 2002/272/EG van de Commissie (19) wordt bij Beschikking 2009/607/EG ingetrokken en moet derhalve uit de Overeenkomst worden geschrapt, |
BESLUIT:
Artikel 1
Bijlage XX bij de Overeenkomst wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Na punt 2y (Beschikking 2007/506/EG van de Commissie) wordt het volgende punt ingevoegd:
|
2) |
De tekst van punt 2v (Beschikking 2002/739/EG van de Commissie) wordt vervangen door: „32009 D 0544: Beschikking 2009/544/EG van 13 augustus 2008 tot vaststelling van de milieucriteria voor de toekenning van de communautaire milieukeur aan verven en vernissen voor gebruik binnenshuis (PB L 181 van 14.7.2009, blz. 39).”. |
3) |
De tekst van punt 2g (Beschikking 2002/231/EG van de Commissie) wordt vervangen door: „32009 D 0563: Beschikking 2009/563/EG van de Commissie van 9 juli 2009 tot vaststelling van de milieucriteria voor de toekenning van de communautaire milieukeur voor schoeisel (PB L 196 van 28.7.2009, blz. 27).”. |
4) |
De tekst van punt 2p (Beschikking 2005/338/EG van de Commissie) wordt vervangen door: „32009 D 0564: Beschikking 2009/564/EG van de Commissie van 9 juli 2009 tot vaststelling van de milieucriteria voor de toekenning van de communautaire milieukeur aan kampeerterreinen (PB L 196 van 28.7.2009, blz. 36).”. |
5) |
De tekst van punt 2f (Beschikking 2002/371/EG van de Commissie) wordt vervangen door: „32009 D 0567: Beschikking 2009/567/EG van de Commissie van 9 juli 2009 tot vaststelling van de milieucriteria voor de toekenning van de communautaire milieukeur aan textielproducten (PB L 197 van 29.7.2009, blz. 70).”. |
6) |
De tekst van punt 2i (Beschikking 2001/405/EG van de Commissie) wordt vervangen door: „32009 D 0568: Beschikking 2009/568/EG van de Commissie van 9 juli 2009 tot vaststelling van de milieucriteria voor de toekenning van de communautaire milieukeur aan tissuepapier (PB L 197 van 29.7.2009, blz. 87).”. |
7) |
De tekst van punt 2m (Beschikking 2003/287/EG van de Commissie) wordt vervangen door: „32009 D 0578: Beschikking 2009/578/EG van de Commissie van 9 juli 2009 tot vaststelling van de milieucriteria voor de toekenning van de communautaire milieukeur aan toeristische accommodatie (PB L 198 van 30.7.2009, blz. 57).”. |
8) |
De tekst van punt 2w (Beschikking 2002/740/EG van de Commissie) wordt vervangen door: „32009 D 0598: Beschikking 2009/598/EG van de Commissie van 9 juli 2009 tot vaststelling van de milieucriteria voor de toekenning van de communautaire milieukeur aan matrassen (PB L 203 van 5.8.2009, blz. 65).”. |
9) |
De tekst van punt 2k (Beschikking 2002/272/EG van de Commissie) wordt vervangen door: „32009 D 0607: Beschikking 2009/607/EG van de Commissie van 9 juli 2009 tot vaststelling van de milieucriteria voor de toekenning van de communautaire milieukeur voor harde vloer- en wandbekledingen (PB L 208 van 12.8.2009, blz. 21).”. |
Artikel 2
De in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie bekend te maken teksten in de IJslandse en de Noorse taal van de Beschikkingen 2009/543/EG, 2009/544/EG, 2009/563/EG, 2009/564/EG, 2009/567/EG, 2009/568/EG, 2009/578/EG, 2009/598/EG en 2009/607/EG zijn authentiek.
Artikel 3
Dit besluit treedt in werking op 3 juli 2010, op voorwaarde dat alle in artikel 103, lid 1, van de Overeenkomst bedoelde kennisgevingen aan het Gemengd Comité van de EER hebben plaatsgevonden (20).
Artikel 4
Dit besluit wordt bekendgemaakt in het EER-gedeelte van en in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 2 juli 2010.
Voor het Gemengd Comité van de EER
De voorzitter
Stefán Haukur JÓHANNESSON
(1) PB L 181 van 15.7.2010, blz. 23.
(2) PB L 181 van 14.7.2009, blz. 27.
(3) PB L 181 van 14.7.2009, blz. 39.
(4) PB L 196 van 28.7.2009, blz. 27.
(5) PB L 196 van 28.7.2009, blz. 36.
(6) PB L 197 van 29.7.2009, blz. 70.
(7) PB L 197 van 29.7.2009, blz. 87.
(8) PB L 198 van 30.7.2009, blz. 57.
(9) PB L 203 van 5.8.2009, blz. 65.
(10) PB L 208 van 12.8.2009, blz. 21.
(11) PB L 236 van 4.9.2002, blz. 4.
(12) PB L 77 van 20.3.2002, blz. 50.
(13) PB L 108 van 29.4.2005, blz. 67.
(14) PB L 57 van 5.3.1999, blz. 21.
(15) PB L 133 van 18.5.2002, blz. 29.
(16) PB L 142 van 29.5.2001, blz. 10.
(17) PB L 102 van 24.4.2003, blz. 82.
(18) PB L 236 van 4.9.2002, blz. 10.
(19) PB L 94 van 11.4.2002, blz. 13.
(20) Geen grondwettelijke vereisten aangegeven.
21.10.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 277/50 |
BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER
Nr. 94/2010
van 2 juli 2010
tot wijziging van bijlage XXII (Vennootschapsrecht) bij de EER-overeenkomst
HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER,
Gezien de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, gewijzigd bij het Protocol tot aanpassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, hierna „de Overeenkomst” genoemd, en met name artikel 98,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bijlage XXII bij de Overeenkomst werd gewijzigd bij Besluit nr. 56/2010 van het Gemengd Comité van de EER van 30 april 2010 (1). |
(2) |
Verordening (EG) nr. 1136/2009 van de Commissie van 25 november 2009 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1126/2008 tot goedkeuring van bepaalde internationale standaarden voor jaarrekeningen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad wat International Financial Reporting Standard (IFRS) 1 betreft (2) moet in de Overeenkomst worden opgenomen. |
(3) |
Verordening (EG) nr. 1142/2009 van de Commissie van 26 november 2009 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1126/2008 tot goedkeuring van bepaalde internationale standaarden voor jaarrekeningen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad met het oog op de invoeging van Interpretatie 17 van het International Financial Reporting Interpretations Committee (IFRIC) (3) moet in de Overeenkomst worden opgenomen. |
(4) |
Verordening (EG) nr. 1164/2009 van de Commissie van 27 november 2009 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1126/2008 tot goedkeuring van bepaalde internationale standaarden voor jaarrekeningen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad met het oog op de invoeging van Interpretatie 18 van het International Financial Reporting Interpretations Committee (IFRIC) (4) moet in de Overeenkomst worden opgenomen. |
(5) |
Verordening (EG) nr. 1165/2009 van de Commissie van 27 november 2009 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1126/2008 tot goedkeuring van bepaalde internationale standaarden voor jaarrekeningen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad wat International Financial Reporting Standard (IFRS) 4 en IFRS 7 betreft (5) moet in de Overeenkomst worden opgenomen. |
(6) |
Verordening (EG) nr. 1171/2009 van de Commissie van 30 november 2009 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1126/2008 tot goedkeuring van bepaalde internationale standaarden voor jaarrekeningen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad wat Interpretatie 9 van het International Financial Reporting Interpretations Committee (IFRIC) en International Accounting Standard (IAS) 39 betreft (6) moet in de Overeenkomst worden opgenomen, |
BESLUIT:
Artikel 1
In bijlage XXII bij de Overeenkomst worden in punt 10ba (Verordening (EG) nr. 1126/2008 van de Commissie) de volgende streepjes toegevoegd:
„— |
32009 R 1136: Verordening (EG) nr. 1136/2009 van de Commissie van 25 november 2009 (PB L 311 van 26.11.2009, blz. 6), |
— |
32009 R 1142: Verordening (EG) nr. 1142/2009 van de Commissie van 26 november 2009 (PB L 312 van 27.11.2009, blz. 8), |
— |
32009 R 1164: Verordening (EG) nr. 1164/2009 van de Commissie van 27 november 2009 (PB L 314 van 1.12.2009, blz. 15), |
— |
32009 R 1165: Verordening (EG) nr. 1165/2009 van de Commissie van 27 november 2009 (PB L 314 van 1.12.2009, blz. 21), |
— |
32009 R 1171: Verordening (EG) nr. 1171/2009 van de Commissie van 30 november 2009 (PB L 314 van 1.12.2009, blz. 43).”. |
Artikel 2
De in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie bekend te maken teksten in de IJslandse en de Noorse taal van de Verordeningen (EG) nr. 1136/2009, (EG) nr. 1142/2009, (EG) nr. 1164/2009, (EG) nr. 1165/2009 en (EG) nr. 1171/2009 van de Commissie zijn authentiek.
Artikel 3
Dit besluit treedt in werking op 3 juli 2010, op voorwaarde dat alle in artikel 103, lid 1, van de Overeenkomst bedoelde kennisgevingen aan het Gemengd Comité van de EER hebben plaatsgevonden (7).
Artikel 4
Dit besluit wordt bekendgemaakt in het EER-gedeelte van en in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 2 juli 2010.
Voor het Gemengd Comité van de EER
De voorzitter
Stefán Haukur JÓHANNESSON
(1) PB L 181 van 15.7.2010, blz. 24.
(2) PB L 311 van 26.11.2009, blz. 6.
(3) PB L 312 van 27.11.2009, blz. 8.
(4) PB L 314 van 1.12.2009, blz. 15.
(5) PB L 314 van 1.12.2009, blz. 21.
(6) PB L 314 van 1.12.2009, blz. 43.
(7) Geen grondwettelijke vereisten aangegeven.
21.10.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 277/52 |
BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER
Nr. 95/2010
van 2 juli 2010
tot wijziging van bijlage XXII (Vennootschapsrecht) bij de EER-overeenkomst
HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER,
Gezien de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, gewijzigd bij het Protocol tot aanpassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, hierna „de Overeenkomst” genoemd, en met name artikel 98,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bijlage XXII bij de Overeenkomst werd gewijzigd bij Besluit nr. 56/2010 van het Gemengd Comité van de EER van 30 april 2010 (1). |
(2) |
Verordening (EU) nr. 1293/2009 van de Commissie van 23 december 2009 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1126/2008 tot goedkeuring van bepaalde internationale standaarden voor jaarrekeningen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad wat International Accounting Standard (IAS) 32 betreft (2) moet in de Overeenkomst worden opgenomen, |
BESLUIT:
Artikel 1
In bijlage XXII bij de Overeenkomst wordt aan punt 10ba (Verordening (EG) nr. 1126/2008 van de Commissie) het volgende streepje toegevoegd:
„— |
32009 R 1293: Verordening (EU) nr. 1293/2009 van de Commissie van 23 december 2009 (PB L 347 van 24.12.2009, blz. 23).”. |
Artikel 2
De in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie bekend te maken teksten in de IJslandse en de Noorse taal van Verordening (EU) nr. 1293/2009 zijn authentiek.
Artikel 3
Dit besluit treedt in werking op 3 juli 2010, op voorwaarde dat alle in artikel 103, lid 1, van de Overeenkomst bedoelde kennisgevingen aan het Gemengd Comité van de EER hebben plaatsgevonden (3).
Artikel 4
Dit besluit wordt bekendgemaakt in het EER-gedeelte van en in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 2 juli 2010.
Voor het Gemengd Comité van de EER
De voorzitter
Stefán Haukur JÓHANNESSON
(1) PB L 181 van 15.7.2010, blz. 24.
(2) PB L 347 van 24.12.2009, blz. 23.
(3) Grondwettelijke vereisten aangegeven.
21.10.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 277/53 |
BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER
Nr. 96/2010
van 2 juli 2010
tot wijziging van Protocol nr. 31 bij de EER-overeenkomst betreffende samenwerking op specifieke gebieden buiten de vier vrijheden
HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER,
Gezien de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, gewijzigd bij het Protocol tot aanpassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, hierna „de Overeenkomst” genoemd, en met name de artikelen 86 en 98,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Protocol nr. 31 bij de Overeenkomst werd gewijzigd bij Besluit nr. 93/2009 van het Gemengd Comité van de EER van 3 juli 2009 (1). |
(2) |
Het is wenselijk om de samenwerking tussen de overeenkomstsluitende partijen bij uit de algemene begroting van de Unie gefinancierde uniale acties met betrekking tot de tenuitvoerlegging, de werking en de ontwikkeling van de interne markt voort te zetten. |
(3) |
Protocol nr. 31 bij de Overeenkomst dient derhalve te worden gewijzigd, teneinde voortzetting van de samenwerking na 31 december 2009 mogelijk te maken, |
BESLUIT:
Artikel 1
Artikel 7 van Protocol nr. 31 bij de Overeenkomst wordt als volgt gewijzigd:
1) |
In lid 6 worden de woorden „jaren 2004, 2005, 2006, 2007, 2008 en 2009” vervangen door „jaren 2004, 2005, 2006, 2007, 2008, 2009 en 2010”. |
2) |
In lid 7 worden de woorden „jaren 2006, 2007, 2008 en 2009” vervangen door „jaren 2006, 2007, 2008, 2009 en 2010”. |
3) |
In lid 8 worden de woorden „jaren 2008 en 2009” vervangen door „jaren 2008, 2009 en 2010”. |
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de dag volgende op die van de laatste kennisgeving aan het Gemengd Comité van de EER zoals bedoeld in artikel 103, lid 1, van de Overeenkomst (2).
Het is van toepassing met ingang van 1 januari 2010.
Artikel 3
Dit besluit wordt bekendgemaakt in het EER-gedeelte van en in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 2 juli 2010.
Voor het Gemengd Comité van de EER
De voorzitter
Stefán Haukur JÓHANNESSON
(1) PB L 277 van 22.10.2009, blz. 49.
(2) Er zijn geen grondwettelijke vereisten aangegeven.
21.10.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 277/s3 |
BERICHT AAN DE LEZERS