ISSN 1725-2598 doi:10.3000/17252598.L_2010.265.nld |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 265 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
53e jaargang |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
II Niet-wetgevingshandelingen
VERORDENINGEN
8.10.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 265/1 |
VERORDENING (EU) Nr. 883/2010 VAN DE COMMISSIE
van 7 oktober 2010
tot verlening van een vergunning voor een nieuwe toepassing van Saccharomyces cerevisiae NCYC Sc 47 als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor opfokkalveren (vergunninghouder Société industrielle Lesaffre)
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding (1), en met name artikel 9, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De verlening van vergunningen voor toevoegingsmiddelen voor diervoeding, met inbegrip van de vergunningsgronden en -procedures, is geregeld bij Verordening (EG) nr. 1831/2003. |
(2) |
Overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 is een aanvraag voor een vergunning voor het in de bijlage bij deze verordening opgenomen preparaat ingediend. De krachtens artikel 7, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 vereiste gegevens en bescheiden zijn bij de aanvraag verstrekt. |
(3) |
De aanvraag betreft de verlening van een vergunning voor Saccharomyces cerevisiae NCYC Sc47 als toevoegingsmiddel voor diervoeding in de categorie „zoötechnische toevoegingsmiddelen” voor opfokkalveren. |
(4) |
Het gebruik van dat preparaat is toegestaan voor melkkoeien bij Verordening (EG) nr. 1811/2005 van de Commissie (2), voor mestrunderen bij Verordening (EG) nr. 316/2003 van de Commissie (3), voor gespeende biggen bij Verordening (EG) nr. 2148/2004 van de Commissie (4), voor zeugen bij Verordening (EG) nr. 1288/2004 van de Commissie (5), voor mestkonijnen bij Verordening (EG) nr. 600/2005 van de Commissie (6), voor paarden bij Verordening (EG) nr. 186/2007 van de Commissie (7), voor melkgeiten en melkschapen bij Verordening (EG) nr. 188/2007 van de Commissie (8), voor mestlammeren bij Verordening (EG) nr. 1447/2006 van de Commissie (9) , voor mestvarkens bij Verordening (EG) nr. 209/2008 van de Commissie (10) en voor melkbuffels bij Verordening (EG) nr. 232/2009 van de Commissie (11). |
(5) |
Er zijn nieuwe gegevens ingediend ter staving van een aanvraag voor de verlening van een vergunning voor het preparaat voor opfokkalveren. De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) heeft in haar advies van 7 april 2010 (12) geconcludeerd dat Saccharomyces cerevisiae NCYC Sc 47, onder de voorgestelde gebruiksvoorwaarden, geen ongunstige effecten voor de diergezondheid, de menselijke gezondheid en het milieu heeft en dat het gebruik van dat preparaat de gemiddelde dagelijkse gewichtstoename in de doelsoorten kan verbeteren. Specifieke eisen voor monitoring na het in de handel brengen acht de EFSA niet nodig. Zij heeft ook het rapport over de analysemethode voor het toevoegingsmiddel voor diervoeding geverifieerd dat door het bij Verordening (EG) nr. 1831/2003 ingestelde communautaire referentielaboratorium was ingediend. |
(6) |
Uit de beoordeling van Saccharomyces cerevisiae NCYC Sc 47 blijkt dat aan de in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 vermelde voorwaarden voor de verlening van een vergunning is voldaan. Het gebruik van dat preparaat zoals omschreven in de bijlage bij deze verordening moet daarom worden toegestaan. |
(7) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Voor het in de bijlage beschreven preparaat, dat behoort tot de categorie „zoötechnische toevoegingsmiddelen” en de functionele groep „darmflorastabilisatoren”, wordt onder de in die bijlage vastgestelde voorwaarden een vergunning voor gebruik als toevoegingsmiddel voor diervoeding verleend.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 7 oktober 2010.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 268 van 18.10.2003, blz. 29.
(2) PB L 291 van 5.11.2005, blz. 12.
(3) PB L 46 van 20.2.2003, blz. 15.
(4) PB L 370 van 17.12.2004, blz. 24.
(5) PB L 243 van 15.7.2004, blz. 10.
(6) PB L 99 van 19.4.2005, blz. 5.
(7) PB L 63 van 1.3.2007, blz. 6.
(8) PB L 57 van 24.2.2007, blz. 3.
(9) PB L 271 van 30.9.2006, blz. 28.
(10) PB L 63 van 7.3.2008, blz. 3.
(11) PB L 74 van 20.3.2009, blz. 14.
(12) EFSA Journal (2010); 8(4):1576.
BIJLAGE
Identificatienummer van het toevoegingsmiddel |
Naam van de vergunninghouder |
Toevoegingsmiddel |
Samenstelling, chemische formule, beschrijving, analysemethode |
Diersoort of -categorie |
Maximumleeftijd |
Minimum |
Maximum |
Overige bepalingen |
Einde van de vergunningsperiode |
||||||
CFU/kg volledig diervoeder met een vochtgehalte van 12 % |
|||||||||||||||
Categorie zoötechnische toevoegingsmiddelen. Functionele groep: darmflorastabilisatoren |
|||||||||||||||
4b1702 |
Société Industrielle Lesaffre |
Saccharomyces cerevisiae NCYC Sc 47 |
|
Opfokkalveren |
— |
1,5 × 109 |
— |
In de gebruiksaanwijzing voor het toevoegingsmiddel en het voormengsel de opslagtemperatuur, de houdbaarheid en de stabiliteit bij verwerking tot pellets vermelden. |
28.10.2020 |
(1) Nadere bijzonderheden over de analysemethoden zijn te vinden op het volgende adres van het communautaire referentielaboratorium: www.irmm.jrc.be/crl-feed-additives
8.10.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 265/4 |
VERORDENING (EU) Nr. 884/2010 VAN DE COMMISSIE
van 7 oktober 2010
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1464/2004 wat betreft de wachttijd voor het toevoegingsmiddel Monteban van de groep „coccidiostatica en andere geneeskrachtige stoffen” in diervoeders
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding (1), en met name op artikel 13, lid 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De verlening van vergunningen voor toevoegingsmiddelen voor diervoeding, met inbegrip van de vergunningsgronden en -procedures, is geregeld bij Verordening (EG) nr. 1831/2003. |
(2) |
Verordening (EG) nr. 1831/2003 biedt de mogelijkheid om de vergunning voor een toevoegingsmiddel te wijzigen ingevolge een verzoek van de vergunninghouder en een advies van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA). |
(3) |
Het gebruik van narasin (Monteban) voor mestkippen is voor tien jaar toegestaan bij Verordening (EG) nr. 1464/2004 van de Commissie van 17 augustus 2004 tot verlening van een vergunning voor tien jaar voor het toevoegingsmiddel Monteban van de groep „Coccidiostatica en andere geneeskrachtige stoffen” in diervoeders (2). |
(4) |
De vergunninghouder heeft een aanvraag ingediend voor de wijziging van de vergunning voor dat toevoegingsmiddel met het oog op het verminderen van de wachttijd van één dag tot nul dagen vóór het slachten. De vergunninghouder heeft de relevante gegevens ter staving van zijn aanvraag ingediend. |
(5) |
De EFSA heeft in haar advies van 10 maart 2010 geconcludeerd dat het gebruik van Monteban voor mestkippen volgens de voorgestelde maximumdosis en zonder het toepassen van een wachttijd veilig is voor de consument en dat de aanvraag voor het verminderen van de wachttijd van één dag tot nul dagen daarom kan worden aanvaard (3). |
(6) |
Aan de voorwaarden van artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 is voldaan. |
(7) |
Verordening (EG) nr. 1464/2004 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(8) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
In de negende kolom, „Andere bepalingen” van de tabel in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1464/2004 wordt de zin „Toediening verboden vanaf ten minste één dag vóór het slachten” verwijderd.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 7 oktober 2010.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 268 van 18.10.2003, blz. 29.
(2) PB L 270 van 18.8.2004, blz. 8.
(3) EFSA Journal 2010; 8(3):1549.
8.10.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 265/5 |
VERORDENING (EU) Nr. 885/2010 VAN DE COMMISSIE
van 7 oktober 2010
tot verlening van een vergunning voor het preparaat van narasin en nicarbazine als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor mestkippen (vergunninghouder Eli Lilly and Company Ltd) en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2430/1999
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding (1), en met name artikel 9, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De verlening van vergunningen voor toevoegingsmiddelen voor diervoeding, met inbegrip van de vergunningsgronden en -procedures, is geregeld bij Verordening (EG) nr. 1831/2003. Artikel 10 van die verordening voorziet in de herbeoordeling van toevoegingsmiddelen waarvoor een vergunning is verleend overeenkomstig Richtlijn 70/524/EEG van de Raad (2). |
(2) |
Voor het preparaat van narasin, CAS-nummer 55134-13-9, en nicarbazine, CAS-nummer 330-95-0, is overeenkomstig Richtlijn 70/524/EEG bij Verordening (EG) nr. 2430/1999 van de Commissie (3) een vergunning voor tien jaar verleend als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor mestkippen. Vervolgens is dat toevoegingsmiddel overeenkomstig artikel 10, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 als bestaand product opgenomen in het Communautair repertorium van toevoegingsmiddelen voor diervoeding. |
(3) |
Overeenkomstig artikel 10, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 in samenhang met artikel 7 van die verordening is een aanvraag ingediend voor de herbeoordeling van dat toevoegingsmiddel, waarbij is verzocht om indeling van dat toevoegingsmiddel in de categorie „coccidiostatica en histomonostatica”. De krachtens artikel 7, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 vereiste gegevens en documenten zijn bij die aanvraag verstrekt. |
(4) |
De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) heeft in haar advies van 7 april 2010 geconcludeerd dat het preparaat van narasin en nicarbazine bij toepassing van de voorgestelde gebruiksaanwijzing geen ongunstige gevolgen voor de diergezondheid, de menselijke gezondheid of het milieu heeft en dat deze toevoegingsmiddelen doeltreffend zijn bij de bestrijding van coccidiose bij mestkippen (4). Zij acht specifieke eisen voor monitoring na het in de handel brengen noodzakelijk om het eventuele ontstaan van resistentie bij bacteriën en/of Eimeria spp. te controleren. Aangezien p-nitroaniline, een in nicarbazine voorkomende verontreiniging, tot mogelijke residuen van deze stof leidt, beveelt de EFSA aan het gehalte van die verontreiniging tot de laagst haalbare waarde te beperken. De EFSA heeft ook het rapport over de analysemethode voor het toevoegingsmiddel geverifieerd dat door het bij Verordening (EG) nr. 1831/2003 ingestelde communautaire referentielaboratorium was ingediend. |
(5) |
Uit de beoordeling van het preparaat van narasin en nicarbazine blijkt dat aan de in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 vermelde voorwaarden voor de verlening van een vergunning is voldaan. Het gebruik van het preparaat zoals omschreven in de bijlage bij deze verordening moet daarom worden toegestaan. In het licht van het advies van de EFSA is het echter noodzakelijk om het gehalte aan de verontreiniging p-nitroaniline te beperken. Om de producenten en gebruikers de nodige tijd te bieden om zich hieraan aan te passen moet deze beperking drie jaar na de inwerkingtreding van de verordening van toepassing worden. |
(6) |
Als gevolg van de verlening van een nieuwe vergunning krachtens Verordening (EG) nr. 1831/2003 moeten de bepalingen over dat preparaat in Verordening (EG) nr. 2430/1999 worden geschrapt. |
(7) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Voor het in de bijlage beschreven preparaat, dat behoort tot de categorie „coccidiostatica en histomonostatica”, wordt onder de in die bijlage vastgestelde voorwaarden een vergunning voor gebruik als toevoegingsmiddel voor diervoeding verleend.
Artikel 2
In bijlage I bij Verordening (EG) nr. 2430/1999 worden de gegevens onder het registratienummer van toevoegingsmiddel E 772 betreffende narasin 80 g/kg — nicarbazine 80 g/kg (Maxiban G160) geschrapt.
Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2430/1999 geëtiketteerde voormengsels en mengvoeders die het toevoegingsmiddel voor diervoeding bevatten, mogen verder in de handel worden gebracht en worden verkocht zolang de voorraad strekt.
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 7 oktober 2010.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 268 van 18.10.2003, blz. 29.
(2) PB L 270 van 14.12.1970, blz. 1.
(3) PB L 296 van 17.11.1999, blz. 3.
(4) EFSA Journal 2010; 8(4):1574.
BIJLAGE
Identificatienummer van het toevoegingsmiddel |
Naam van de vergunninghouder |
Toevoegingsmiddel |
Samenstelling, chemische formule, beschrijving, analysemethode |
Diersoort of -categorie |
Maximumleeftijd |
Minimumgehalte |
Maximumgehalte |
Andere bepalingen |
Einde van de vergunningsperiode |
Maximumgehalte aan residuen in de desbetreffende levensmiddelen van dierlijke oorsprong |
||||||||||||||||||||||||||||||||||
mg werkzame stof/kg volledig diervoeder met een vochtgehalte van 12 % |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Coccidiostatica en histomonostatica |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5 1 772 |
Eli Lilly and Company Ltd |
Narasin: 80 g activiteit/kg Nicarbazine: 80 g/kg (Maxiban G160) |
|
Mestkippen |
— |
40 mg narasin 40 mg nicarbazine |
50 mg narasin 50 mg nicarbazine |
|
28 oktober 2020 |
50 μg narasin/kg verse lever, spier, nieren en verse huid/vers vetweefsel. 15 000 μg dinitrocarbanilide (DNC)/kg verse lever; 6 000 μg DNC/kg verse nieren; 4 000 μg DNC/kg verse spier en verse huid/vers vetweefsel. |
(1) Nadere bijzonderheden over de analysemethoden zijn te vinden op het volgende adres van het communautaire referentielaboratorium: www.irmm.jrc.be/crl-feed-additives
8.10.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 265/9 |
VERORDENING (EU) Nr. 886/2010 VAN DE COMMISSIE
van 7 oktober 2010
houdende inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Prleška tünka (BGA))
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 7, lid 4, eerste alinea,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig artikel 6, lid 2, eerste alinea, en artikel 17, lid 2, van Verordening (EG) nr. 510/2006 is de door Slovenië ingediende aanvraag tot registratie van de benaming „Prleška tünka” bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie (2). |
(2) |
Aangezien bij de Commissie geen bezwaren zijn ingediend overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 510/2006, moet deze benaming worden ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in de bijlage vermelde benaming wordt ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 7 oktober 2010.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12.
(2) PB C 34 van 11.2.2010, blz. 8.
BIJLAGE
In bijlage I bij het Verdrag genoemde landbouwproducten voor menselijke consumptie
Categorie 1.2. Vleesproducten (verhit, gepekeld, gerookt, enz.)
SLOVENIË
Prleška tünka (BGA)
8.10.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 265/11 |
VERORDENING (EU) Nr. 887/2010 VAN DE COMMISSIE
van 7 oktober 2010
tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),
Gelet op Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (2), en met name op artikel 138, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
Bij Verordening (EG) nr. 1580/2007 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XV, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 138 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 8 oktober 2010.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 7 oktober 2010.
Voor de Commissie, namens de voorzitter,
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
(2) PB L 350 van 31.12.2007, blz. 1.
BIJLAGE
Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
(EUR/100 kg) |
||
GN-code |
Code derde landen (1) |
Forfaitaire invoerwaarde |
0702 00 00 |
MA |
84,6 |
MK |
45,6 |
|
TR |
77,0 |
|
XS |
50,2 |
|
ZZ |
64,4 |
|
0707 00 05 |
MK |
41,0 |
TR |
135,2 |
|
ZZ |
88,1 |
|
0709 90 70 |
TR |
126,1 |
ZZ |
126,1 |
|
0805 50 10 |
AR |
105,2 |
BR |
100,4 |
|
CL |
53,2 |
|
IL |
102,3 |
|
MA |
148,6 |
|
TR |
111,6 |
|
UY |
117,2 |
|
ZA |
92,4 |
|
ZZ |
103,9 |
|
0806 10 10 |
BR |
201,9 |
TR |
122,9 |
|
ZA |
63,4 |
|
ZZ |
129,4 |
|
0808 10 80 |
AR |
75,7 |
AU |
203,7 |
|
BR |
52,7 |
|
CL |
80,8 |
|
CN |
82,6 |
|
NZ |
107,7 |
|
US |
84,3 |
|
ZA |
78,2 |
|
ZZ |
95,7 |
|
0808 20 50 |
CN |
92,9 |
ZA |
69,2 |
|
ZZ |
81,1 |
(1) Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.
8.10.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 265/13 |
VERORDENING (EU) Nr. 888/2010 VAN DE COMMISSIE
van 7 oktober 2010
waarbij geen minimumverkoopprijs wordt vastgesteld voor boter voor de 8e bijzondere inschrijving in het kader van de bij Verordening (EU) nr. 446/2010 geopende openbare inschrijving
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1), en met name op artikel 43, onder j), juncto artikel 4,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EU) nr. 446/2010 van de Commissie (2) is overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1272/2009 van de Commissie van 11 december 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad wat betreft de aankoop en de verkoop van landbouwproducten in het kader van de openbare interventie (3) een openbare inschrijving geopend voor de verkoop van boter. |
(2) |
Op grond van artikel 46, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1272/2009 moet de Commissie op basis van de voor elke bijzondere inschrijving ontvangen inschrijvingen een minimumverkoopprijs vaststellen of besluiten geen minimumverkoopprijs vast te stellen. |
(3) |
Op grond van de voor de 8e bijzondere inschrijving ontvangen inschrijvingen hoeft geen minimumverkoopprijs te worden vastgesteld. |
(4) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Voor de 8e bijzondere inschrijving in het kader van de bij Verordening (EU) nr. 446/2010 geopende openbare inschrijving voor de verkoop van boter, waarvoor de termijn voor de indiening van inschrijvingen op 5 oktober 2010 is verstreken, wordt geen minimumverkoopprijs vastgesteld.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 8 oktober 2010.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 7 oktober 2010.
Voor de Commissie, namens de voorzitter,
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
(2) PB L 126 van 22.5.2010, blz. 17.
(3) PB L 349 van 29.12.2009, blz. 1.
8.10.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 265/14 |
VERORDENING (EU) Nr. 889/2010 VAN DE COMMISSIE
van 7 oktober 2010
tot vaststelling van de minimumverkoopprijs voor mageremelkpoeder voor de 8e bijzondere inschrijving in het kader van de bij Verordening (EU) nr. 447/2010 geopende openbare inschrijving
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1), en met name artikel 43, onder j), juncto artikel 4,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EU) nr. 447/2010 van de Commissie (2) is overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1272/2009 van de Commissie van 11 december 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad wat betreft de aankoop en de verkoop van landbouwproducten in het kader van de openbare interventie (3) een openbare inschrijving geopend voor de verkoop van mageremelkpoeder. |
(2) |
Op grond van artikel 46, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1272/2009 moet de Commissie op basis van de voor elke bijzondere inschrijving ontvangen inschrijvingen een minimumverkoopprijs vaststellen of besluiten geen minimumverkoopprijs vast te stellen. |
(3) |
Op grond van de voor de 8e bijzondere inschrijving ontvangen inschrijvingen moet een minimumverkoopprijs worden vastgesteld. |
(4) |
Het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten heeft geen advies uitgebracht binnen de door zijn voorzitter vastgestelde termijn, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Voor de 8e bijzondere inschrijving in het kader van de bij Verordening (EU) nr. 447/2010 geopende openbare inschrijving voor de verkoop van mageremelkpoeder, waarvoor de termijn voor de indiening van inschrijvingen op 5 oktober 2010 is verstreken, wordt de minimumverkoopprijs vastgesteld op 211,60 EUR per 100 kg.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 8 oktober 2010.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 7 oktober 2010.
Voor de Commissie, namens de voorzitter,
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
(2) PB L 126 van 22.5.2010, blz. 19.
(3) PB L 349 van 29.12.2009, blz. 1.
BESLUITEN
8.10.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 265/15 |
BESLUIT 2010/603/GBVB VAN DE RAAD
van 7 oktober 2010
betreffende aanvullende maatregelen ter ondersteuning van de daadwerkelijke uitvoering van het mandaat van het Internationaal Straftribunaal voor het voormalige Joegoslavië (ICTY)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 29,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Raad heeft op 11 oktober 2004 Gemeenschappelijk Standpunt 2004/694/GBVB betreffende aanvullende maatregelen ter ondersteuning van de daadwerkelijke uitvoering van het mandaat van het Internationaal Straftribunaal voor het voormalige Joegoslavië („ICTY” - International Criminal Tribunal for the former Yugoslavia) (1) vastgesteld, teneinde alle geldmiddelen en tegoeden te bevriezen die toebehoren aan personen die door het ICTY in staat van beschuldiging zijn gesteld wegens oorlogsmisdaden, maar die niet bij het ICTY in hechtenis zitten. Dat gemeenschappelijk standpunt is bij Gemeenschappelijk Standpunt 2009/717/GBVB (2) verlengd tot en met 10 oktober 2010. |
(2) |
De beperkende maatregelen moeten met nog eens een jaar worden verlengd tot en met 10 oktober 2011. |
(3) |
De uitvoeringsmaatregelen van de Unie zijn vervat in Verordening (EG) nr. 1763/2004 van de Raad van 11 oktober 2004 tot vaststelling van bepaalde beperkende maatregelen ter ondersteuning van de daadwerkelijke uitvoering van het mandaat van het Internationaal Straftribunaal voor het voormalige Joegoslavië (ICTY) (3), |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
1. Alle geldmiddelen en tegoeden die toebehoren aan de in de bijlage vermelde natuurlijke personen, welke door het ICTY in staat van beschuldiging zijn gesteld, worden bevroren.
2. Aan, dan wel ten behoeve van, de in de bijlage vermelde natuurlijke personen mogen geen geldmiddelen of tegoeden rechtstreeks of onrechtstreeks ter beschikking worden gesteld.
3. Ontheffingen mogen worden verleend voor geldmiddelen of tegoeden die:
a) |
nodig zijn voor basisuitgaven, zoals kosten van levensmiddelen, huur of hypotheek, geneesmiddelen en medische behandelingen, belastingen, verzekeringspremies en kosten voor het gebruik van openbare nutsvoorzieningen; |
b) |
uitsluitend bestemd zijn voor de betaling van redelijke honoraria en de terugbetaling van kosten voor rechtsbijstand; |
c) |
uitsluitend bestemd zijn voor de betaling van vergoedingen of administratiekosten voor het gewone bewaren of in stand houden van bevroren geldmiddelen of tegoeden; |
d) |
noodzakelijk zijn voor uitzonderlijke uitgaven. |
4. Lid 2 is niet van toepassing op de creditering van bevroren rekeningen met:
a) |
rente of overige inkomsten op die rekeningen; of |
b) |
verschuldigde betalingen uit hoofde van contracten, overeenkomsten of verbintenissen die aangegaan of ontstaan zijn vóór het tijdstip waarop die rekeningen aan beperkende maatregelen werden onderworpen, |
op voorwaarde dat alle eventuele rente, overige inkomsten en betalingen onder de toepassing van lid 1 blijven vallen.
Artikel 2
1. De Raad, handelend op voorstel van een lidstaat of van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, neemt de nodige wijzigingen van de lijst in de bijlage aan.
2. De Raad stelt de betrokken persoon in kennis van zijn besluit en van de motivering voor plaatsing op de lijst, hetzij rechtstreeks, indien het adres bekend is, hetzij middels de bekendmaking van een kennisgeving, zodat de betrokken persoon daarover opmerkingen kan indienen.
3. Indien er opmerkingen worden ingediend of substantieel nieuw bewijsmateriaal wordt overgelegd, toetst de Raad zijn besluit en brengt hij de betrokken persoon daarvan op de hoogte.
Artikel 3
Om het effect van voornoemde maatregelen zo groot mogelijk te maken, moedigt de Unie derde landen aan soortgelijke beperkende maatregelen als de in dit besluit genoemde te treffen.
Artikel 4
Gemeenschappelijk Standpunt 2004/694/GBVB van de Raad wordt hierbij ingetrokken. Verwijzingen naar dit gemeenschappelijk standpunt worden gelezen als verwijzingen naar dit besluit.
Artikel 5
1. Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.
2. Dit besluit is van toepassing tot en met 10 oktober 2011. Het wordt voortdurend getoetst. Het wordt verlengd, of waar passend gewijzigd, indien de Raad oordeelt dat de doelstellingen ervan niet zijn bereikt.
Gedaan te Luxemburg, 7 oktober 2010.
Voor de Raad
De voorzitter
M. WATHELET
(1) PB L 315 van 14.10.2004, blz. 52.
(2) PB L 253 van 25.9.2009, blz. 17.
(3) PB L 315 van 14.10.2004, blz. 14.
BIJLAGE
LIJST VAN DE IN ARTIKEL 1 BEDOELDE PERSONEN
|
Persoon |
Reden |
1. |
Naam: HADZIC Goran (man) Geboortedatum: 7.9.1958 Geboorteplaats: Vinkovci, Kroatië Onderdaan van Servië |
Door het ICTY in staat van beschuldiging gesteld en nog steeds op vrije voeten Tenlastelegging: 4 juni 2004 Zaak nr.: IT 04 75 |
2. |
Naam: MLADIC Ratko (man) Geboortedatum: 12.3.1948 Geboorteplaats: Bozanovici, gemeente Kalinovik, Bosnië en Herzegovina Onderdaan van Bosnië en Herzegovina |
Door het ICTY in staat van beschuldiging gesteld en nog steeds op vrije voeten Eerste tenlastelegging: 25 juli 1995; tweede tenlastelegging: 16 november 1995; gewijzigde tenlastelegging: 8 november 2002 Zaak nr.: IT-95-5/18 |
8.10.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 265/17 |
BESLUIT VAN DE COMMISSIE
van 6 oktober 2010
betreffende het opnieuw toewijzen aan Portugal van extra dagen aanwezigheid in de ICES-sectoren VIIIc en IXa, met uitzondering van de Golf van Cádiz
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2010) 6735)
(Slechts de tekst in de Portugese taal is authentiek)
(2010/604/EU)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 53/2010 van de Raad van 14 januari 2010 tot vaststelling, voor 2010, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Europese Unie en, voor vaartuigen van de Europese Unie, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1359/2008, Verordening (EG) nr. 754/2009, Verordening (EG) nr. 1226/2009 en Verordening (EG) nr. 1287/2009 (1), en met name punt 7.5, van bijlage IIB,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In punt 5.1 van bijlage IIB bij Verordening (EU) nr. 53/2010 is het maximum aantal dagen vastgesteld waarop vaartuigen van de Europese Unie die een lengte over alles van ten minste 10 m hebben en trawls, Deense zegennetten en soortgelijk vistuig met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 32 mm, alsmede kieuwnetten met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 60 mm of demersale beuglijnen aan boord hebben, in de periode van 1 februari 2010 tot en met 31 januari 2011 aanwezig mogen zijn in de ICES-sectoren VIIIc en IXa, met uitzondering van de Golf van Cádiz. |
(2) |
Krachtens punt 7.5 van bijlage IIB kan de Commissie besluiten extra dagen die eerder door de Commissie waren toegewezen vanwege de definitieve beëindiging van visserijactiviteiten, opnieuw te evalueren. |
(3) |
Bij het opnieuw evalueren van het eerder door de Commissie toegewezen aantal visdagen moet rekening worden gehouden met de in bijlage IIB, punt 7.1, tweede alinea, vastgestelde berekeningsmethode en moet worden uitgegaan van de huidige vistuiggroepen en beperkingen van het aantal zeedagen. |
(4) |
Op 8 februari, 23 februari, 25 maart en 22 april 2010 heeft Portugal gegevens verstrekt en de Commissie verzocht het eerder door de Commissie toegewezen aantal dagen opnieuw te evalueren. |
(5) |
Gezien Beschikking 2007/474/EG van de Commissie van 4 juli 2007 betreffende de toewijzing aan Portugal van extra dagen aanwezigheid in de ICES-sectoren VIIIc en IXa, met uitzondering van de Golf van Cádiz (2), en op basis van de huidige vistuiggroepen en beperkingen van het aantal zeedagen, moeten voor de periode van 1 februari 2010 tot en met 31 januari 2011 veertien extra zeedagen aan Portugal worden toegewezen voor vaartuigen die vistuig als omschreven in bijlage IIB, punt 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 53/2010 aan boord hebben. |
(6) |
Gezien Besluit 2010/415/EU van de Commissie van 26 juli 2010 betreffende de toewijzing aan Portugal van extra dagen aanwezigheid in de ICES-sectoren VIIIc en IXa, met uitzondering van de Golf van Cádiz (3), en op basis van de huidige vistuiggroepen en beperkingen van het aantal zeedagen, moeten voor de periode van 1 februari 2010 tot en met 31 januari 2011 negentien extra zeedagen aan Portugal worden toegewezen voor vaartuigen die vistuig als omschreven in bijlage IIB, punt 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 53/2010 aan boord hebben, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Het in tabel I van bijlage IIB bij Verordening (EU) nr. 53/2010 vastgestelde maximum aantal dagen waarop een vissersvaartuig dat de vlag van Portugal voert, een vistuiggroep als bedoeld in punt 2, onder a), van die bijlage aan boord heeft en niet onder een van de in punt 5.2 van die bijlage vermelde bijzondere voorwaarden valt, in de ICES-sectoren VIIIc en IXa, met uitzondering van de Golf van Cádiz, aanwezig mag zijn, wordt gewijzigd in 191 dagen per jaar.
Artikel 2
Dit besluit is gericht tot de Portugese Republiek.
Gedaan te Brussel, 6 oktober 2010.
Voor de Commissie
Maria DAMANAKI
Lid van de Commissie
(1) PB L 21 van 26.1.2010, blz. 1.
(2) PB L 179 van 7.7.2007, blz. 53.
(3) PB L 195 van 27.7.2010, blz. 76.