ISSN 1725-2598 doi:10.3000/17252598.L_2010.263.nld |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 263 |
|
![]() |
||
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
53e jaargang |
Inhoud |
|
II Niet-wetgevingshandelingen |
Bladzijde |
|
|
VERORDENINGEN |
|
|
* |
Verordening (EU) nr. 874/2010 van de Commissie van 5 oktober 2010 tot verlening van een vergunning voor lasalocide A natrium als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor kalkoenen tot 16 weken oud (vergunninghouder Alpharma (België) BVBA) en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2430/1999 ( 1 ) |
|
|
* |
Verordening (EU) nr. 875/2010 van de Commissie van 5 oktober 2010 tot verlening van een vergunning voor tien jaar voor een toevoegingsmiddel voor diervoeding ( 1 ) |
|
|
|
||
|
|
||
|
|
BESLUITEN |
|
|
|
2010/594/EU |
|
|
* |
Besluit van de Europese Raad van 16 september 2010 tot wijziging van de lijst van Raadsformaties |
|
|
|
HANDELINGEN VAN BIJ INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN INGESTELDE ORGANEN |
|
|
|
2010/595/EU |
|
|
* |
||
|
|
2010/596/EU |
|
|
* |
|
|
Rectificaties |
|
|
* |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
II Niet-wetgevingshandelingen
VERORDENINGEN
6.10.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 263/1 |
VERORDENING (EU) Nr. 874/2010 VAN DE COMMISSIE
van 5 oktober 2010
tot verlening van een vergunning voor lasalocide A natrium als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor kalkoenen tot 16 weken oud (vergunninghouder Alpharma (België) BVBA) en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2430/1999
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding (1), en met name artikel 9, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De verlening van vergunningen voor toevoegingsmiddelen voor diervoeding, met inbegrip van de vergunningsgronden en -procedures, is geregeld bij Verordening (EG) nr. 1831/2003. Artikel 10 van die verordening voorziet in de herbeoordeling van toevoegingsmiddelen waarvoor een vergunning is verleend overeenkomstig Richtlijn 70/524/EEG van de Raad (2). |
(2) |
Overeenkomstig Richtlijn 70/524/EEG is voor tien jaar een vergunning verleend voor het gebruik van lasalocide A natrium als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor mestkippen en opfokleghennen bij Verordening (EG) nr. 1455/2004 van de Commissie (3) en voor kalkoenen tot 12 weken oud bij Verordening (EG) nr. 2430/1999 van de Commissie (4). Vervolgens is dat toevoegingsmiddel overeenkomstig artikel 10, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 als bestaand product opgenomen in het Communautair repertorium van toevoegingsmiddelen voor diervoeding. |
(3) |
Overeenkomstig artikel 10, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 in samenhang met artikel 7 van die verordening is een aanvraag ingediend voor de herbeoordeling van lasalocide A natrium als een toevoegingsmiddel voor diervoeding voor kalkoenen, waarbij is verzocht om uitbreiding van de maximumleeftijd van 12 naar 16 weken en om indeling van dat toevoegingsmiddel in de categorie „coccidiostatica en histomonostatica”. De krachtens artikel 7, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 vereiste gegevens en documenten zijn bij die aanvraag verstrekt. |
(4) |
De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) heeft in haar advies van 7 april 2010 geconcludeerd dat lasalocide A natrium, onder de voorgestelde gebruiksvoorwaarden, geen ongunstige gevolgen voor de diergezondheid, de menselijke gezondheid of het milieu heeft en dat het toevoegingsmiddel coccidiose bij kalkoenen doeltreffend kan bestrijden (5). Zij acht nadere vereisten voor monitoring na het in de handel brengen nodig om de mogelijke ontwikkeling van resistentie bij bacteriën en/of Eimeria spp. te controleren. De EFSA heeft ook het rapport over de analysemethode voor het toevoegingsmiddel geverifieerd dat door het bij Verordening (EG) nr. 1831/2003 ingestelde communautaire referentielaboratorium was ingediend. |
(5) |
Uit de beoordeling van dat toevoegingsmiddel blijkt dat aan de voorwaarden voor vergunningverlening van artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 is voldaan. Het gebruik van dat toevoegingsmiddel zoals omschreven in de bijlage bij deze verordening moet daarom worden toegestaan. |
(6) |
Als gevolg van de verlening van een nieuwe vergunning krachtens Verordening (EG) nr. 1831/2003 moeten de bepalingen over dat toevoegingsmiddel in Verordening (EG) nr. 2430/1999 worden geschrapt. |
(7) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Voor het in de bijlage beschreven preparaat, dat behoort tot de categorie „coccidiostatica en histomonostatica”, wordt onder de in die bijlage vastgestelde voorwaarden een vergunning voor gebruik als toevoegingsmiddel voor diervoeding verleend.
Artikel 2
In bijlage I bij Verordening (EG) nr. 2430/1999 worden de gegevens onder het registratienummer van toevoegingsmiddel E 763 betreffende lasalocide A natrium verwijderd.
Voormengsels en mengvoeders die het toevoegingsmiddel bevatten en overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2430/1999 geëtiketteerd zijn, mogen verder in de handel worden gebracht en in de handel blijven, en gebruikt worden tot de voorraad is uitgeput.
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 5 oktober 2010.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 268 van 18.10.2003, blz. 29.
(2) PB L 270 van 14.12.1970, blz. 1.
(3) PB L 269 van 17.8.2004, blz. 14.
(4) PB L 296 van 17.11.1999, blz. 3.
(5) EFSA Journal 2010; 8(4):1575.
BIJLAGE
Identificatienummer van het toevoegingsmiddel |
Naam van de vergunninghouder |
Toevoegingsmiddel |
Samenstelling, chemische formule, beschrijving, analysemethode |
Diersoort of -categorie |
Maximum-leeftijd |
Minimum |
Maximum |
Andere bepalingen |
Einde van de vergunningsperiode |
Maximum-gehalte aan residuen in de desbetreffende levensmiddelen van dierlijke oorsprong |
||||||||||||||||
mg werkzame stof/kg volledig diervoeder met een vochtgehalte van 12 % |
||||||||||||||||||||||||||
Coccidiostatica en histomonostatica |
||||||||||||||||||||||||||
5 1 76 3 |
Alpharma (België) BVBA |
Lasalocide A natrium 15 g/100 g (Avatec 150 G) |
|
Kalkoenen |
16 weken |
75 |
125 |
|
26 oktober 2020 |
Verordening (EU) nr. 37/2010 |
(1) Nadere bijzonderheden over de analysemethoden zijn te vinden op het volgende adres van het communautaire referentielaboratorium: www.irmm.jrc.be/crl-feed-additives
6.10.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 263/4 |
VERORDENING (EU) Nr. 875/2010 VAN DE COMMISSIE
van 5 oktober 2010
tot verlening van een vergunning voor tien jaar voor een toevoegingsmiddel voor diervoeding
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 70/524/EEG van de Raad van 23 november 1970 betreffende toevoegingsmiddelen in de diervoeding (1), en met name de artikelen 3 en 9,
Gezien Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding (2), en met name artikel 25,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Verordening (EG) nr. 1831/2003 voorziet in de verlening van vergunningen voor toevoegingsmiddelen voor diervoeding. |
(2) |
Artikel 25 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 bevat overgangsmaatregelen voor vergunningaanvragen betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding die vóór de datum van toepassing van Verordening (EG) nr. 1831/2003 overeenkomstig Richtlijn 70/524/EEG zijn ingediend. |
(3) |
De aanvraag van een vergunning voor nicarbazine als toevoegingsmiddel voor mestkippen is vóór de datum van toepassing van Verordening (EG) nr. 1831/2003 ingediend. |
(4) |
De eerste opmerkingen betreffende die aanvraag zijn krachtens artikel 4, lid 4, van Richtlijn 70/524/EEG vóór de datum van toepassing van Verordening (EG) nr. 1831/2003 aan de Commissie toegezonden. Deze aanvraag moet daarom nog overeenkomstig artikel 4 van Richtlijn 70/524/EEG worden behandeld. |
(5) |
De persoon die verantwoordelijk is voor het in het verkeer brengen van nicarbazine, CAS-nummer 330-95-0, heeft overeenkomstig artikel 4 van Richtlijn 70/524/EEG een aanvraag ingediend voor de verlening van een vergunning voor tien jaar voor gebruik van die stof als coccidiostaticum voor mestkippen. |
(6) |
De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) heeft in haar advies van 10 maart 2010 (3) geconcludeerd dat nicarbazine geen ongunstige gevolgen voor de diergezondheid, de menselijke gezondheid of het milieu heeft en dat dat toevoegingsmiddel doeltreffend is bij de bestrijding van coccidiose bij mestkippen. Aangezien p-nitroaniline, een in nicarbazine voorkomende verontreiniging, tot mogelijke residuen van deze stof leidt, beveelt de EFSA aan het gehalte van die verontreiniging tot de laagst haalbare waarde te beperken. |
(7) |
Uit de beoordeling blijkt dat aan de voorwaarden van artikel 3.A van Richtlijn 70/524/EEG voor de aangevraagde vergunning wordt voldaan. Het gebruik van dat preparaat zoals omschreven in de bijlage bij deze verordening moet daarom worden toegestaan. In het licht van het advies van de EFSA is het echter noodzakelijk het gehalte aan de verontreiniging p-nitroaniline te beperken. Om de producenten en gebruikers de nodige tijd te bieden om zich hieraan aan te passen moet deze beperking drie jaar na de inwerkingtreding van de verordening van toepassing worden. |
(8) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Voor het in de bijlage beschreven preparaat, dat behoort tot de categorie „coccidiostatica en andere geneeskrachtige stoffen”, wordt onder de in die bijlage vastgestelde voorwaarden een vergunning voor gebruik als toevoegingsmiddel voor diervoeding verleend.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 5 oktober 2010.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 270 van 14.12.1970, blz. 1.
(2) PB L 268 van 18.10.2003, blz. 29.
(3) EFSA Journal 2010; 8(3):1551.
BIJLAGE
Identificatienummer van het toevoegingsmiddel |
Naam van de vergunninghouder |
Toevoegingsmiddel |
Samenstelling, chemische formule, beschrijving, analysemethode |
Diersoort of categorie |
Maximumleeftijd |
Minimumgehalte |
Maximumgehalte |
Andere bepalingen |
Einde van de vergunningsperiode |
Maximumgehalte aan residuen in de desbetreffende levensmiddelen van dierlijke oorsprong |
||||||||||||||||||||
mg werkzame stof/kg volledig diervoeder met een vochtgehalte van 12 % |
||||||||||||||||||||||||||||||
Coccidiostatica en andere geneeskrachtige stoffen |
||||||||||||||||||||||||||||||
5 1 774 |
Phibro Animal Health s.a. België |
Nicarbazine 250 g/kg |
|
Mestkippen |
— |
125 |
125 |
|
26 oktober 2020 |
|
6.10.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 263/7 |
VERORDENING (EU) Nr. 876/2010 VAN DE COMMISSIE
van 5 oktober 2010
tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),
Gelet op Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (2), en met name op artikel 138, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
Bij Verordening (EG) nr. 1580/2007 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XV, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 138 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 6 oktober 2010.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 5 oktober 2010.
Voor de Commissie, namens de voorzitter,
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
(2) PB L 350 van 31.12.2007, blz. 1.
BIJLAGE
Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
(EUR/100 kg) |
||
GN-code |
Code derde landen (1) |
Forfaitaire invoerwaarde |
0702 00 00 |
MK |
46,6 |
XS |
50,2 |
|
ZZ |
48,4 |
|
0707 00 05 |
MK |
36,4 |
TR |
132,4 |
|
ZZ |
84,4 |
|
0709 90 70 |
TR |
119,8 |
ZZ |
119,8 |
|
0805 50 10 |
AR |
83,1 |
BR |
105,9 |
|
CL |
145,9 |
|
IL |
116,3 |
|
MA |
148,6 |
|
TR |
105,6 |
|
UY |
132,9 |
|
ZA |
103,0 |
|
ZZ |
117,7 |
|
0806 10 10 |
BR |
204,7 |
TR |
113,4 |
|
ZA |
62,8 |
|
ZZ |
127,0 |
|
0808 10 80 |
AR |
80,5 |
AU |
203,7 |
|
BR |
52,7 |
|
CL |
91,8 |
|
CN |
55,7 |
|
NZ |
105,1 |
|
US |
84,3 |
|
ZA |
83,2 |
|
ZZ |
94,6 |
|
0808 20 50 |
CN |
72,5 |
ZA |
89,0 |
|
ZZ |
80,8 |
(1) Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.
6.10.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 263/9 |
VERORDENING (EU) Nr. 877/2010 VAN DE COMMISSIE
van 5 oktober 2010
houdende wijziging van Verordening (EU) nr. 869/2010 tot vaststelling van de invoerrechten in de sector granen van toepassing vanaf 1 oktober 2010
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (integrale-GMO-verordening) (1),
Gelet op Verordening (EU) nr. 642/2010 van de Commissie van 20 juli 2010 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad ten aanzien van de invoerrechten in de sector granen (2), en met name op artikel 2, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De invoerrechten in de sector granen die van toepassing zijn vanaf 1 oktober 2010, zijn vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 869/2010 van de Commissie (3). |
(2) |
Aangezien het berekende gemiddelde van de invoerrechten 5 EUR/t verschilt van het vastgestelde recht, moet een overeenkomstige aanpassing van de bij Verordening (EU) nr. 869/2010 vastgestelde invoerrechten plaatsvinden. |
(3) |
Verordening (EU) nr. 869/2010 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De bijlagen I en II bij Verordening (EU) nr. 869/2010 worden vervangen door de tekst in de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 6 oktober 2010.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 5 oktober 2010.
Voor de Commissie, namens de voorzitter,
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
(2) PB L 187 van 21.7.2010, blz. 5.
(3) PB L 259 van 1.10.2010, blz. 7.
BIJLAGE I
Vanaf 6 oktober 2010 geldende invoerrechten voor de in artikel 136, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde producten
GN-code |
Omschrijving |
Invoerrecht (1) (EUR/t) |
1001 10 00 |
HARDE TARWE van hoge kwaliteit |
0,00 |
van gemiddelde kwaliteit |
0,00 |
|
van lage kwaliteit |
0,00 |
|
1001 90 91 |
ZACHTE TARWE, zaaigoed |
0,00 |
ex 1001 90 99 |
ZACHTE TARWE van hoge kwaliteit, andere dan zaaigoed |
0,00 |
1002 00 00 |
ROGGE |
8,84 |
1005 10 90 |
MAÏS, zaaigoed, ander dan hybriden |
0,00 |
1005 90 00 |
MAÏS, andere dan zaaigoed (2) |
0,00 |
1007 00 90 |
GRAANSORGHO, andere dan hybriden bestemd voor zaaidoeleinden |
8,84 |
(1) Voor producten die via de Atlantische Oceaan of het Suezkanaal in de Unie worden aangevoerd, komt de importeur op grond van artikel 2, lid 4, van Verordening (EU) nr. 642/2010 in aanmerking voor een verlaging van het invoerrecht met:
— |
3 EUR/t als de loshaven aan de Middellandse Zee of de Zwarte Zee ligt, |
— |
2 EUR/t als de loshaven in Denemarken, Estland, Ierland, Letland, Litouwen, Polen, Finland, Zweden, het Verenigd Koninkrijk of aan de Atlantische kust van het Iberisch Schiereiland ligt. |
(2) De importeur komt in aanmerking voor een forfaitaire verlaging van het invoerrecht met 24 EUR/t als aan de in artikel 3, van Verordening (EU) nr. 642/2010 vastgestelde voorwaarden is voldaan.
BIJLAGE II
Elementen voor de berekening van de in bijlage I vastgestelde rechten
30.9.2010-4.10.2010
1. |
Gemiddelden over de in artikel 2, lid 2, van Verordening (EU) nr. 642/2010 bedoelde referentieperiode:
|
2. |
Gemiddelden over de in artikel 2, lid 2, van Verordening (EU) nr. 642/2010 bedoelde referentieperiode:
|
(1) Premie van 14 EUR/t inbegrepen (artikel 5, lid 3, van Verordening (EU) nr. 642/2010).
(2) Korting van 10 EUR/t (artikel 5, lid 3, van Verordening (EU) nr. 642/2010).
(3) Korting van 30 EUR/t (artikel 5, lid 3, van Verordening (EU) nr. 642/2010).
BESLUITEN
6.10.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 263/12 |
BESLUIT VAN DE EUROPESE RAAD
van 16 september 2010
tot wijziging van de lijst van Raadsformaties
(2010/594/EU)
DE EUROPESE RAAD,
Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 16, lid 6, eerste alinea,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 236, onder a),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Teneinde in de benamingen van de Raadsformaties rekening te houden met de wijzigingen op het gebied van de ruimte en van sport die bij het Verdrag van Lissabon in de voorafgaande verdragen zijn aangebracht, dient de benaming van de Raadsformatie „Concurrentievermogen (Interne Markt, Industrie en Onderzoek)” te worden aangepast door er de woorden „de Ruimte” aan toe te voegen, en de Raadsformatie „Onderwijs, Jeugdzaken en Cultuur” door er het woord „Sport”aan te toe voegen. |
(2) |
Bijgevolg dient de lijst van Raadsformaties in de bijlage bij Besluit 2009/878/EU van de Raad (Algemene Zaken) van 1 december 2009 houdende de lijst van Raadsformaties in aanvulling op die welke genoemd worden in de tweede en de derde alinea van artikel 16, lid 6, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (1), welke lijst ook is opgenomen in bijlage I bij het reglement van orde van de Raad (2), dienovereenkomstig te worden gewijzigd, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
De lijst van Raadsformaties in de bijlage bij Besluit 2009/878/EU van de Raad en bijgevolg eveneens de lijst van Raadsformaties die is opgenomen in bijlage I bij het reglement van orde van de Raad worden als volgt gewijzigd:
1) |
Punt 6 „Concurrentievermogen (Interne Markt, Industrie en Onderzoek)” komt als volgt te luiden:
|
2) |
Punt 10 „Onderwijs, Jeugdzaken en Cultuur” komt als volgt te luiden:
|
De voetnoten blijven ongewijzigd.
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt aangenomen.
Gedaan te Brussel, 16 september 2010.
Voor de Europese Raad
De voorzitter
H. VAN ROMPUY
(1) PB L 315 van 2.12.2009, blz. 46.
(2) PB L 325 van 11.12.2009, blz. 35.
HANDELINGEN VAN BIJ INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN INGESTELDE ORGANEN
6.10.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 263/13 |
BESLUIT Nr. 1/2010 VAN DE ACS-EU-RAAD VAN MINISTERS
van 21 juni 2010
betreffende de toetreding van de Republiek Zuid-Afrika tot de herziene ACS-EU-partnerschapsovereenkomst
(2010/595/EU)
DE ACS-EU-RAAD VAN MINISTERS,
Gezien de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van Staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan (hierna „ACS” genoemd), enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, die op 23 juni 2000 werd ondertekend te Cotonou (1) en op 25 juni 2005 werd herzien te Luxemburg (hierna „de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst” genoemd) (2), en met name artikel 94, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De herziene ACS-EU-partnerschapsovereenkomst is op 1 juli 2008 in werking getreden overeenkomstig artikel 93, lid 3, daarvan. |
(2) |
Hoewel Zuid-Afrika op 25 juni 2005 de herziene ACS-EU-partnerschapsovereenkomst had ondertekend, heeft het verzuimd uiterlijk op 30 juni 2009 een akte van bekrachtiging neder te leggen krachtens artikel 93, lid 4. |
(3) |
In artikel 94 van de herziene ACS-EU-partnerschapsovereenkomst is bepaald dat elk verzoek tot toetreding van een staat aan de ACS-EU-Raad van ministers wordt voorgelegd en door deze wordt goedgekeurd. |
(4) |
Zuid-Afrika diende op 23 november 2009 een verzoek tot toetreding tot de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst in. |
(5) |
Overeenkomstig zijn reglement van orde (3) kan de ACS-EU-Raad van ministers die bij de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst is ingesteld, een verzoek tot toetreding volgens de schriftelijke procedure goedkeuren, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Goedkeuring van het verzoek tot toetreding
Het verzoek tot toetreding van de Republiek Zuid-Afrika tot de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van Staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, die op 23 juni 2000 werd ondertekend te Cotonou en op 25 juni 2005 werd herzien te Luxemburg, wordt goedgekeurd.
Artikel 2
Inwerkingtreding
Dit besluit treedt in werking op de dag volgende op die waarop het wordt aangenomen.
Gedaan te Ouagadougou, 21 juni 2010.
Voor de ACS-EU-Raad van ministers
De voorzitter
P. BUNDUKU-LATHA
(1) PB L 317 van 15.12.2000, blz. 3.
(2) Overeenkomst tot wijziging van de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000 (PB L 209 van 11.8.2005, blz. 27).
(3) PB L 95 van 14.4.2005, blz. 44.
6.10.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 263/14 |
BESLUIT Nr. 5/2010 VAN HET ACS-EU-COMITÉ VAN AMBASSADEURS
van 26 juli 2010
houdende benoeming van een lid van de raad van bestuur van het Technisch Centrum voor landbouwsamenwerking en plattelandsontwikkeling (TCL)
(2010/596/EU)
HET ACS-EU-COMITÉ VAN AMBASSADEURS,
Gezien de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (de „ACS”), enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, ondertekend te Cotonou (Benin) op 23 juni 2000 (1), zoals herzien door de Overeenkomst (2) tot wijziging van deze ACS-EG-partnerschapsovereenkomst, ondertekend te Luxemburg op 25 juni 2005, en met name op artikel 3, lid 5, van bijlage III,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Besluit nr. 3/2008 van 22 mei 2008 heeft het ACS-EU-comité van ambassadeurs de leden van de raad van bestuur van het Technisch Centrum voor landbouwsamenwerking en plattelandsontwikkeling benoemd (drie EU-leden en drie ACS-leden) voor een ambtstermijn van vijf jaar, onder voorbehoud van herziening na twee en een half jaar voor de ACS-leden. |
(2) |
Ten gevolge van het overlijden van een van de leden is een ambt vacant geworden. |
(3) |
Derhalve dient een nieuw lid van de raad van bestuur te worden benoemd, |
BESLUIT:
Artikel 1
De hierna genoemde persoon wordt benoemd tot lid van de raad van bestuur van het Technisch Centrum voor landbouwsamenwerking en plattelandsontwikkeling, ter vervanging van de heer Jean Fritz BOUTIN:
— |
de heer Radjiskumar MOHAN (Suriname). |
Artikel 2
De raad van bestuur van het TCL is derhalve voor de resterende duur van de ambtstermijn van de leden, d.w.z. tot en met 21 mei 2013 — onder voorbehoud van herziening halverwege de oorspronkelijke ambtstermijn in november 2010 — als volgt samengesteld:
— |
de heer Kahijoro KAHUURE (Namibië) |
— |
de heer Radjiskumar MOHAN (Suriname) |
— |
de heer Wilson A. SONGA (Kenia) |
— |
de heer Raul BRUNO DE SOUSA (Portugal) |
— |
de heer Eric TOLLENS (België) |
— |
de heer Edwin Anthony VOS (Nederland) |
Artikel 3
Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt aangenomen.
Gedaan te Brussel, 26 juli 2010.
Voor het ACS-EU-Comité van ambassadeurs
De voorzitter
R. MAKONGO
(1) PB L 317 van 15.12.2000, blz. 3.
(2) PB L 209 van 11.8.2005, blz. 27.
Rectificaties
6.10.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 263/15 |
Rectificatie van Richtlijn 2010/13/EU van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2010 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten (richtlijn audiovisuele mediadiensten)
( Publicatieblad van de Europese Unie L 95 van 15 april 2010 )
Bladzijde 17, artikel 14, lid 3:
in plaats van:
„… de door deze organisaties na 18 december 2007 verworven exclusieve rechten niet op zodanige wijze uitoefenen …”,
te lezen:
„… de door deze organisaties na 30 juli 1997 verworven exclusieve rechten niet op zodanige wijze uitoefenen …”.