ISSN 1725-2598

doi:10.3000/17252598.L_2010.217.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 217

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

53e jaargang
18 augustus 2010


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

 

*

Kennisgeving betreffende de inwerkingtreding van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat op audiovisueel gebied tot vaststelling van de voorwaarden voor de deelname van de Zwitserse Bondsstaat aan het communautaire programma Media 2007

1

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EU) nr. 741/2010 van de Commissie van 17 augustus 2010 tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 1490/2002 en (EG) nr. 2229/2004 wat betreft de datum tot wanneer toelatingen van kracht kunnen blijven in gevallen waarin de kennisgever een aanvraag heeft ingediend volgens de versnelde procedure van Verordening (EG) nr. 33/2008 ( 1 )

2

 

*

Verordening (EU) nr. 742/2010 van de Commissie van 17 augustus 2010 houdende wijziging van Verordening (EU) nr. 1272/2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad wat betreft de aankoop en de verkoop van landbouwproducten in het kader van de openbare interventie

4

 

 

Verordening (EU) nr. 743/2010 van de Commissie van 17 augustus 2010 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

12

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

18.8.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 217/1


Kennisgeving betreffende de inwerkingtreding van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat op audiovisueel gebied tot vaststelling van de voorwaarden voor de deelname van de Zwitserse Bondsstaat aan het communautaire programma Media 2007

De Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat op audiovisueel gebied tot vaststelling van de voorwaarden voor de deelname van de Zwitserse Bondsstaat aan het communautaire programma Media 2007 (1), die op 11 oktober 2007 te Brussel is ondertekend, is overeenkomstig artikel 13 daarvan op 1 augustus 2010 in werking getreden, aangezien de daartoe vereiste procedures op 28 juli 2010 zijn voltooid.


(1)  PB L 303 van 21.11.2007, blz. 11.


VERORDENINGEN

18.8.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 217/2


VERORDENING (EU) Nr. 741/2010 VAN DE COMMISSIE

van 17 augustus 2010

tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 1490/2002 en (EG) nr. 2229/2004 wat betreft de datum tot wanneer toelatingen van kracht kunnen blijven in gevallen waarin de kennisgever een aanvraag heeft ingediend volgens de versnelde procedure van Verordening (EG) nr. 33/2008

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (1), en met name op artikel 8, lid 2, tweede alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 1490/2002 van de Commissie van 14 augustus 2002 houdende bepalingen voor de uitvoering van de derde fase van het werkprogramma zoals bedoeld in artikel 8, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 451/2000 (2) en Verordening (EG) nr. 2229/2004 van de Commissie van 3 december 2004 houdende nadere bepalingen voor de uitvoering van de vierde fase van het werkprogramma als bedoeld in artikel 8, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad (3) stellen de gedetailleerde voorschriften vast voor de uitvoering van de derde en de vierde fase van het werkprogramma als bedoeld in artikel 8, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG.

(2)

In gevallen waarin de kennisgever zijn steun voor de opneming van de werkzame stof in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG overeenkomstig artikel 11 sexies van Verordening (EG) nr. 1490/2002 of artikel 24 sexies van Verordening (EG) nr. 2229/2004 intrekt, moeten de toelatingen uiterlijk op 31 december 2010 worden ingetrokken.

(3)

Voor de meeste betrokken stoffen zijn aanvragen ingediend volgens de versnelde procedure, als bedoeld in de artikelen 14 tot en met 19 van Verordening (EG) nr. 33/2008 van de Commissie van 17 januari 2008 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de uitvoering van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad met betrekking tot een normale en een versnelde procedure voor de beoordeling van werkzame stoffen die deel uitmaakten van het in artikel 8, lid 2, van die richtlijn bedoelde werkprogramma, maar niet in bijlage I ervan zijn opgenomen (4).

(4)

Om het onderzoek van die stoffen te kunnen afronden, is het nodig dat de periode waarin de lidstaten de toelatingen voor die stoffen kunnen intrekken, wordt verlengd.

(5)

De Verordeningen (EG) nr. 1490/2002 en (EG) nr. 2229/2004 moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(6)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijziging van Verordening (EG) nr. 1490/2002

Aan artikel 12, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1490/2002 wordt de volgende zin toegevoegd:

„De uiterste datum voor de intrekking van toelatingen door de lidstaten is echter 31 december 2011 wanneer een aanvraag is ingediend volgens de versnelde procedure als bedoeld in de artikelen 14 tot en met 19 van Verordening (EG) nr. 33/2008 van de Commissie (5).

Artikel 2

Wijziging van Verordening (EG) nr. 2229/2004

Aan artikel 25, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2229/2004 wordt de volgende zin toegevoegd:

„De uiterste datum voor de intrekking van toelatingen door de lidstaten is echter 31 december 2011 wanneer een aanvraag is ingediend volgens de versnelde procedure als bedoeld in de artikelen 14 tot en met 19 van Verordening (EG) nr. 33/2008 van de Commissie (6).

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 17 augustus 2010.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 230 van 19.8.1991, blz. 1.

(2)  PB L 224 van 21.8.2002, blz. 23.

(3)  PB L 379 van 24.12.2004, blz. 13.

(4)  PB L 15 van 18.1.2008, blz. 5.

(5)  PB L 15 van 18.1.2008, blz. 5.”

(6)  PB L 15 van 18.1.2008, blz. 5.”


18.8.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 217/4


VERORDENING (EU) Nr. 742/2010 VAN DE COMMISSIE

van 17 augustus 2010

houdende wijziging van Verordening (EU) nr. 1272/2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad wat betreft de aankoop en de verkoop van landbouwproducten in het kader van de openbare interventie

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1), en met name op artikel 43, onder a) en d), juncto artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De eisen waaraan het graan moet voldoen om voor openbare interventie in aanmerking te komen en de methoden voor het verrichten van controles om te bepalen of het om in aanmerking komend graan gaat, zoals vastgesteld in artikel 7 van Verordening (EU) nr. 1272/2009 van de Commissie (2), zijn opgenomen in de delen I tot en met VIII en deel XII van bijlage I bij die verordening. In sommige van die methoden heeft het Europees Comité voor normalisatie (CEN) wijzigingen aangebracht. Om met name met de ontwikkeling van sommige van die methoden rekening te houden en voorrang te geven aan de Europese normen, dienen die methoden te worden gewijzigd. Om ervoor te zorgen dat die methoden tijdens eenzelfde interventieperiode steeds op identieke wijze worden toegepast, dient te worden bepaald dat het gaat om de methoden zoals die op de eerste dag van het verkoopseizoen gelden.

(2)

De nu in deel IV van bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1272/2009 vermelde referentiemethode voor de bepaling van de bestanddelen die geen onberispelijk basisgraan zijn, is beschreven in deel V van de genoemde bijlage. Punt 1 van deel V, dat betrekking heeft op zachte tarwe, durumtarwe en gerst, is in het kader van Europese norm EN 15587:2008 bijgewerkt. Die norm moet in het genoemde punt worden overgenomen.

(3)

In deel III van bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1272/2009 wordt een omschrijving gegeven van de bestanddelen die geen onberispelijk basisgraan zijn en worden de voor de definitie van graanbijmengsels en uitschot in aanmerking te nemen elementen per graansoort vermeld. Met het oog op de nauwkeurigheid en de overeenstemming met Europese norm EN 15587:2008 moeten sommige definities worden aangepast en sommige subrubrieken in een andere categorie worden ondergebracht. Als gevolg van deze wijzigingen in de subrubrieken moet ook deel II van bijlage I, dat betrekking heeft op de minimumkwaliteitsvereisten, dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(4)

Internationale methode ISO 712:1998, die nu in deel IV van bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1272/2009 is vermeld als een van de methoden voor de bepaling van het vochtgehalte, is voor andere granen dan maïs bijgewerkt in het kader van Europese en internationale norm EN ISO 712:2009. Die norm moet worden overgenomen. Voor maïs moet rekening worden gehouden met de bijwerking in het kader van Europese en internationale norm EN ISO 6540:2010. Voorts moet ook deel VI van bijlage I, dat geen bestaansreden meer heeft, worden geschrapt en moet punt 3 van deel XII van bijlage I dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(5)

De nu in deel IV van bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1272/2009 vermelde referentiemethode voor de bepaling van het eiwitgehalte van zachte tarwe is die welke is erkend door de Internationale Vereniging voor de wetenschap en de technologie van het graangewas (ICC), waarvan de normen zijn vastgesteld in rubriek nr. 105/2. Naar aanleiding van de werkzaamheden van het CEN dient deze methode door Europese en internationale norm EN ISO 20483:2006 te worden vervangen en te worden uitgebreid tot durumtarwe. Daarnaast moet, als alternatieve methode, norm CEN ISO/TS 16634-2:2009 worden vastgesteld.

(6)

De nu in deel IV van bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1272/2009 vermelde internationale ISO-methode 5529:1992 voor de bepaling van het Zeleny-getal van zachte tarwe is bijgewerkt in het kader van Europese en internationale norm EN ISO 5529:2009. Die norm moet worden overgenomen.

(7)

De nu in deel IV van bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1272/2009 vermelde internationale ISO-methode 3093:2004 voor de bepaling van het valgetal van Hagberg is bijgewerkt in het kader van Europese en internationale norm EN ISO 3093:2009. Die norm moet worden overgenomen.

(8)

De nu in deel IV van bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1272/2009 vermelde referentiemethode voor de bepaling van de mate waarin het glazige uiterlijk van harde tarwe verloren is gegaan, is beschreven in deel VIII van de genoemde bijlage. Naar aanleiding van de werkzaamheden van het CEN moet deze methode worden vervangen door Europese methode EN 15585:2008. Deze norm moet worden overgenomen en deel VIII van bijlage I moet worden geschrapt.

(9)

De nu in deel IV van bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1272/2009 vermelde internationale referentiemethode ISO 7971/2:1995 voor de bepaling van het soortelijk gewicht is bijgewerkt in het kader van Europese en internationale norm EN ISO 7971/3:2009. Die norm moet worden overgenomen.

(10)

De onderhavige verordening dient van toepassing te worden met ingang van de datum waarop Verordening (EU) nr. 1272/2009 van toepassing wordt voor granen.

(11)

Om de lidstaten evenwel in staat te stellen de wijzigingen of bijwerkingen die bij de onderhavige verordening worden vastgesteld, ten uitvoer te leggen, met name wat betreft de graanbijmengsels, het uitschot en de verwijzingen naar norm EN 15587, moet voor de toepassing van een aantal bepalingen een redelijke termijn worden gelaten. Bijgevolg mogen deze wijzigingen pas vanaf het verkoopseizoen 2011/2012 van toepassing worden.

(12)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EU) nr. 1272/2009 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in lid 2 wordt het eerste streepje vervangen door:

„—

voor granen: in bijlage I, delen III, IV, V, VII en XII,”

b)

het volgende lid 3 wordt toegevoegd:

„3.   De methoden die moeten worden gebruikt om de kwaliteit te bepalen van het graan dat voor aankoop tegen een vaste prijs of bij inschrijving voor interventie wordt aangeboden, zijn de in bijlage I beschreven methoden, zoals die, in voorkomend geval in het kader van Europese of/en internationale normen, zijn vastgesteld in hun op de eerste dag van het betrokken verkoopseizoen geldende meest recente versie.”.

2)

Bijlage I wordt gewijzigd zoals aangegeven in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 juli 2010.

Artikel 1, punt 2), is evenwel, wat betreft punt B van deel II, deel III, punt a) van deel IV, en deel V van bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1272/2009, van toepassing met ingang van 1 juli 2011.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 17 augustus 2010.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 349 van 29.12.2009, blz. 1.


BIJLAGE

Bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1272/2009 wordt als volgt gewijzigd:

1)

de delen II tot en met V worden vervangen door:

„DEEL II

Minimumkwaliteitsvereisten als bedoeld in deel I

 

Durumtarwe

Zachte tarwe

Gerst

Maïs

Sorghum

A.

Maximaal vochtgehalte

14,5 %

14,5 %

14,5 %

13,5 %

13,5 %

B.

Maximumaandeel aan bestanddelen die geen onberispelijk basisgraan zijn

12 %

12 %

12 %

12 %

12 %

1.

Gebroken korrels

6 %

5 %

5 %

5 %

5 %

2.

Graanbijmengsels

8,5 %

7 %

12 %

5 %

5 %

2.1.

Andere graanbijmengsels dan die welke uit gevlekte korrels bestaan

5 %

7 %

12 %

5 %

5 %

a)

noodrijpe korrels

X

X

X

n.v.t.

n.v.t.

b)

korrels van andere graansoorten

3 %

X

5 %

X

X

c)

door ongedierte aangetaste korrels

X

X

X

X

X

d)

korrels waarvan de kiem een verkleuring vertoont

X

X

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

e)

door droging verhitte korrels

0,50 %

0,50 %

3 %

0,50 %

0,50 %

2.2.

Gevlekte korrels

3,5 %

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

3.

Gekiemde korrels

4 %

4 %

6 %

6 %

6 %

4.

Uitschot

4,5 % (1)

3 %

3 %

3 %

3 %

waaronder:

 

 

 

 

 

a)

zaden van andere planten:

 

 

 

 

 

schadelijke

0,10 %

0,10 %

0,10 %

0,10 %

0,10 %

andere

X

X

X

X

X

b)

bedorven korrels:

 

 

 

 

 

door spontane broei en door te hevige droging beschadigde korrels

0,05 %

0,05 %

X

X

X

door fusariose aangetaste korrels

1,5 %

X

X

X

X

andere

X

X

X

X

X

c)

onzuiverheden

X

X

X

X

X

d)

kaf (voor maïs: deeltjes van de kolven)

X

X

X

X

X

e)

moederkoren

0,05 %

0,05 %

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

f)

door brandschimmel aangetaste korrels

X

X

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

g)

onzuiverheden van dierlijke oorsprong

X

X

X

X

X

C.

Maximumaandeel aan korrels die hun glazig uiterlijk verloren hebben, zelfs gedeeltelijk

27 %

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

D.

Maximaal tanninegehalte (2)

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

1 %

E.

Minimaal soortelijk gewicht (kg/hl)

78

73

62

n.v.t.

n.v.t.

F.

Minimaal eiwitgehalte (2)

11,5 %

10,5 %

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

G.

Minimaal valgetal volgens Hagberg in seconden

220

220

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

H.

Minimumgetal volgens Zeleny (ml)

n.v.t.

22

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

„X”

geeft aan dat een analyse moet worden verricht waarvoor geen specifieke limiet geldt, maar dat het verkregen gehalte meetelt ten aanzien van de in de punten 2 en 4 van de tabel vastgestelde maximumwaarden.

„n.v.t.”

niet van toepassing; er hoeft geen analyse te worden verricht.

Voor de bestanddelen die geen basisgraan van onberispelijke kwaliteit zijn, gelden de omschrijvingen van deel III van deze bijlage.

Korrels van basisgraan en van andere graansoorten die bedorven zijn of door brandschimmel zijn aangetast, worden ingedeeld in de categorie „uitschot”, zelfs indien zij gebreken vertonen die onder andere categorieën vallen.

DEEL III

1.   OMSCHRIJVING VAN DE BESTANDDELEN DIE GEEN ONBERISPELIJK BASISGRAAN ZIJN

1.1.   Gebroken korrels

Voor durumtarwe, zachte tarwe en gerst is de definitie van „gebroken korrels” opgenomen in norm EN 15587.

Bij maïs zijn „gebroken korrels” korrels of delen daarvan die door een zeef met ronde gaten met een diameter van 4,5 mm gaan.

Bij sorghum zijn „gebroken korrels” korrels of delen daarvan die door een zeef met ronde gaten met een diameter van 1,8 mm gaan.

1.2.   Graanbijmengsels

a)   Noodrijpe korrels

Voor durumtarwe, zachte tarwe en gerst is de definitie van „noodrijpe korrels” opgenomen in norm EN 15587. Als het evenwel om gerst uit Estland, Letland, Finland en Zweden gaat, zijn „noodrijpe korrels” korrels met een soortelijk gewicht van 64 kg per hectoliter of meer die in die lidstaten in het kader van een offerte of een inschrijving voor interventie worden aangeboden en, na verwijdering van alle andere in deze bijlage bedoelde bestanddelen, door zeven met een spleetbreedte van 2,0 mm gaan.

Bij maïs en sorghum komen geen „noodrijpe korrels” voor.

b)   Korrels van andere graansoorten

Voor durumtarwe, zachte tarwe en gerst is de definitie van „korrels van andere graansoorten” opgenomen in norm EN 15587.

Bij maïs en sorghum zijn „korrels van andere graansoorten” alle gekweekte graankorrels die niet behoren tot de soort waaruit het monster genomen is.

c)   Door ongedierte aangetaste korrels

Voor durumtarwe, zachte tarwe en gerst is de definitie van „door ongedierte aangetaste korrels” opgenomen in norm EN 15587.

Bij maïs en sorghum zijn „door ongedierte aangetaste korrels” alle korrels die zichtbaar zijn beschadigd door een aanval van insecten, knaagdieren, mijten of ander ongedierte.

d)   Korrels waarvan de kiem een verkleuring vertoont

Voor durumtarwe en zachte tarwe is de definitie opgenomen in norm EN 15587.

Bij gerst, maïs en sorghum komen geen „korrels waarvan de kiem een verkleuring vertoont” voor.

e)   Door droging verhitte korrels

Voor durumtarwe, zachte tarwe en gerst is de definitie van „door droging verhitte korrels” opgenomen in norm EN 15587.

Bij maïs en sorghum zijn „door droging verhitte korrels” korrels die uiterlijke tekenen van brand vertonen, maar niet bedorven zijn.

f)   Gevlekte korrels

Voor durumtarwe is de definitie opgenomen in norm EN 15587.

Bij zachte tarwe, gerst, maïs en sorghum komen geen „gevlekte korrels” voor.

1.3.   Gekiemde korrels

Voor durumtarwe, zachte tarwe en gerst is de definitie van „gekiemde korrels” opgenomen in norm EN 15587.

Bij maïs en sorghum zijn „gekiemde korrels” die waarbij men duidelijk, met het blote oog, een kiemwortel of bladaanleg ziet. Toch moet bij het beoordelen van het gehalte aan gekiemde korrels rekening worden gehouden met het de aard van het monster in zijn geheel. Van gekiemde korrels is alleen sprake wanneer de kiem duidelijk zichtbare veranderingen heeft ondergaan waardoor de gekiemde korrel gemakkelijk van een gewone korrel kan worden onderscheiden.

1.4.   Uitschot

a)   Zaden van andere planten

Voor durumtarwe, zachte tarwe en gerst is de definitie van „zaden van andere planten” opgenomen in norm EN 15587.

Bij maïs en sorghum zijn „zaden van andere planten” zaden van al dan niet gekweekte gewassen, met uitzondering van granen. Deze zaden van andere planten bestaan uit zaden zonder gebruikswaarde, zaden die kunnen worden gebruikt als veevoeder maar waarbij het niet om granen gaat, en schadelijke zaden.

„Schadelijke zaden” zijn zaden die voor mens en dier giftig zijn, zaden die het schonen en het malen van granen hinderen of bemoeilijken, en zaden die de kwaliteit van verwerkte producten op basis van granen wijzigen.

b)   Bedorven korrels

Voor durumtarwe, zachte tarwe en gerst is de definitie van „bedorven korrels” opgenomen in norm EN 15587.

Bij maïs en sorghum zijn „bedorven korrels” korrels die door rotting, aantasting door schimmels (waaronder fusariose) of bacteriën of door andere oorzaken voor veevoeding ongeschikt zijn geworden.

Door spontane broei of te hevige droging beschadigde korrels behoren eveneens tot deze categorie; hierbij gaat het om volledig ontwikkelde korrels waarvan de vruchtwand een grijsbruine tot zwarte kleur vertoont, terwijl de doorsnede van het meellichaam een geelgrijze tot bruinzwarte verkleuring te zien geeft.

In norm EN 15587 is voor durumtarwe, zachte tarwe en gerst de definitie van „door fusariose aangetaste korrels” opgenomen in die van „bedorven korrels”.

c)   Onzuiverheden

Voor durumtarwe, zachte tarwe en gerst is de definitie van „onzuiverheden” opgenomen in norm EN 15587.

Bij maïs en sorghum worden als „onzuiverheden” beschouwd alle bestanddelen van een graanmonster die door een zeef met een spleetbreedte van 1 mm gaan, uitgezonderd levende en dode insecten.

d)   Kaf (voor maïs: deeltjes van de kolven)

e)   Moederkoren

f)   Door brandschimmel aangetaste korrels

Voor durumtarwe en zachte tarwe is de definitie opgenomen in norm EN 15587.

Bij gerst, maïs en sorghum komen geen „door brandschimmel aangetaste korrels” voor.

g)   Onzuiverheden van dierlijke oorsprong

1.5.   Levend ongedierte

1.6.   Korrels die hun glazige uiterlijk verloren hebben

„Durumtarwekorrels die hun glazige uiterlijk verloren hebben” zijn korrels waarvan het meellichaam niet meer als volledig glazig kan worden beschouwd. Een definitie hiervan is ook opgenomen in norm EN 15585.

2.   VOOR DE DEFINITIE VAN GRAANBIJMENGSELS EN UITSCHOT IN AANMERKING TE NEMEN ELEMENTEN PER GRAANSOORT

2.1.   Durumtarwe

Onder „graanbijmengsels” wordt verstaan: noodrijpe korrels, korrels van andere graansoorten, door ongedierte aangetaste korrels, korrels waarvan de kiem een verkleuring vertoont, gevlekte korrels of door droging verhitte korrels.

Onder „uitschot” wordt verstaan: zaden van andere planten, bedorven korrels (waaronder door fusariose aangetaste korrels), onzuiverheden, kaf, moederkoren, door brandschimmel aangetaste korrels en onzuiverheden van dierlijke oorsprong.

2.2.   Zachte tarwe

Onder „graanbijmengsels” wordt verstaan: noodrijpe korrels, korrels van andere graansoorten, door ongedierte aangetaste korrels, korrels waarvan de kiem een verkleuring vertoont (slechts voor het gehalte boven 8 %) en door droging verhitte korrels.

Onder „uitschot” wordt verstaan: zaden van andere planten, bedorven korrels (waaronder door fusariose aangetaste korrels), onzuiverheden, kaf, moederkoren, door brandschimmel aangetaste korrels en onzuiverheden van dierlijke oorsprong.

2.3.   Gerst

Onder „graanbijmengsels” wordt verstaan: noodrijpe korrels, korrels van andere graansoorten, door ongedierte aangetaste korrels en door droging verhitte korrels.

Onder „uitschot” wordt verstaan: zaden van andere planten, bedorven korrels (waaronder door fusariose aangetaste korrels), onzuiverheden, kaf en onzuiverheden van dierlijke oorsprong.

2.4.   Maïs

Onder „graanbijmengsels” wordt verstaan: korrels van andere graansoorten, door ongedierte aangetaste korrels en door droging verhitte korrels.

Onder „uitschot” wordt verstaan: zaden van andere planten, bedorven korrels (waaronder door fusariose aangetaste korrels), onzuiverheden, deeltjes van kolven en onzuiverheden van dierlijke oorsprong.

2.5.   Sorghum

Onder „graanbijmengsels” wordt verstaan: korrels van andere graansoorten, door ongedierte aangetaste korrels en door droging verhitte korrels.

Onder „uitschot” wordt verstaan: zaden van andere planten, bedorven korrels (waaronder door fusariose aangetaste korrels), onzuiverheden, kaf en onzuiverheden van dierlijke oorsprong.

DEEL IV

Methoden voor de bepaling van de kwaliteit van de in het kader van een offerte of een inschrijving voor interventie aangeboden granen

Voor de bepaling van de kwaliteit van de in het kader van een offerte of een inschrijving voor interventie aangeboden granen worden overeenkomstig artikel 7 de volgende methoden gebruikt:

a)

de referentiemethode voor de bepaling van de bestanddelen die geen onberispelijk basisgraan zijn, bestaande uit:

norm EN 15587 voor zachte tarwe, durumtarwe en gerst,

de in deel V van deze bijlage aangegeven methode voor maïs en sorghum;

b)

de referentiemethode voor de bepaling van het vochtgehalte, bestaande uit:

norm EN ISO 6540 voor maïs,

norm EN ISO 712 voor andere graansoorten dan maïs, of

een op infraroodtechnologie gebaseerde methode.

Bij geschillen zijn alleen de resultaten van norm EN ISO 6540 voor maïs of EN ISO 712 voor andere graansoorten dan maïs rechtsgeldig;

c)

de referentiemethode voor de bepaling van het tanninegehalte van sorghum, bestaande uit norm ISO 9648;

d)

de referentiemethode voor de vaststelling dat het deeg van zachte tarwe niet kleeft en machinaal kan worden verwerkt, bestaande uit de in deel VII van deze bijlage aangegeven methode;

e)

de referentiemethode voor de bepaling van het eiwitgehalte van durumtarwe en gemalen zachte tarwe, bestaande uit:

norm EN ISO 20483 of

norm CEN ISO/TS 16634-2.

Bij geschillen zijn alleen de resultaten van norm EN ISO 20483 rechtgeldig;

f)

het Zeleny-getal van gemalen zachte tarwe, bepaald overeenkomstig norm EN ISO 5529;

g)

het valgetal van Hagberg (amylaseactiviteitstest), bepaald overeenkomstig norm EN ISO 3093;

h)

de referentiemethode voor de bepaling van het gehalte aan durumtarwekorrels die hun glazige uiterlijk verloren hebben, bestaande uit norm EN 15585;

i)

de referentiemethode voor de bepaling van het soortelijk gewicht, bestaande uit norm EN ISO 7971/3;

j)

de bemonsteringsmethoden en de referentieanalysemethoden voor de bepaling van het gehalte aan mycotoxinen, genoemd in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1881/2006 en vastgesteld in de bijlagen I en II bij Verordening (EG) nr. 401/2006 van de Commissie (3).

DEEL V

Referentiemethode om voor maïs en sorghum te bepalen welke bestanddelen geen onberispelijk basisgraan zijn

1.

Voor maïs wordt een doorsneemonster van 500 g en voor sorghum een doorsneemonster van 250 g gedurende een halve minuut in een zeef met een spleetbreedte van 1 mm geschud. Er wordt nagegaan of zich in de doorval geen levend ongedierte of dode insecten bevinden.

Met een pincet of een spatel worden uit de bestanddelen die door de zeef met een spleetbreedte van 1 mm zijn tegengehouden, steentjes, zand, kolf- of strodeeltjes en andere onzuiverheden gehaald.

De aldus uitgehaalde onzuiverheden worden bij de bestanddelen gevoegd die door de zeef met een spleetbreedte van 1 mm zijn gegaan, en samen gewogen.

Het gedeelte dat door de zeef met een spleetbreedte van 1,0 mm is tegengehouden, wordt met behulp van een monsterverdeler verdeeld om voor maïs een monster van 100 tot 200 g en voor sorghum een monster van 25 tot 50 g te verkrijgen. Deze deelmonsters worden gewogen. Vervolgens worden zij in een dunne laag op een tafel uitgespreid. Met een pincet of een spatel worden hieruit korrels van andere graansoorten, door ongedierte aangetaste korrels, door droging verhitte korrels, gekiemde korrels, zaden van andere planten, bedorven korrels, kaf en onzuiverheden van dierlijke oorsprong gehaald. Bij sorghum worden korrels die zich nog in de kafjes bevinden, hiervan ontdaan; de kafjes behoren tot het uitschot. Vervolgens worden de korrels ingedeeld naargelang van de toestand waarin zij zich bevinden.

Het van alle graanbijmengsels en uitschot ontdane deelmonster wordt gedurende 30 seconden gezeefd over een zeef met ronde gaten van 4,5 mm diameter voor maïs en van 1,8 mm diameter voor sorghum. De bestanddelen die door deze zeef gaan, worden als gebroken korrels beschouwd.

2.

De volgens de in punt 1 bedoelde methode bepaalde categorieën bestanddelen die geen onberispelijk basisgraan zijn, worden zo zorgvuldig mogelijk tot op 0,01 g nauwkeurig gewogen en daarna in procenten van het doorsneemonster berekend. De gegevens in het analyserapport worden tot op 0,1 % nauwkeurig vermeld. Aangegeven wordt of er zich levend ongedierte in het monster bevindt.

In beginsel moeten twee analysen per monster worden verricht. Ten aanzien van het totaal van de bovengenoemde bestanddelen mogen die niet meer dan 10 % van elkaar verschillen.

3.

Voor de in de punten 1 en 2 omschreven werkzaamheden worden de volgende toestellen gebruikt:

a)

monsterverdeler, bijvoorbeeld conische verdeler of spleetverdeler;

b)

een precisieweegschaal die tot op 0,01 g nauwkeurig kan meten (dus met een afleesprecisie van 0,001 g);

c)

zeven met een spleetbreedte van 1,0 mm en zeven met ronde gaten van 1,8 mm en van 4,5 mm diameter. De zeven worden eventueel gemonteerd op een triltafel. Zij moeten aan norm ISO 5223 voldoen.

2)

De delen VI en VIII worden geschrapt.

3)

In deel XII wordt punt 3 vervangen door:

„3.

Voor de bepaling van de kwaliteit van de in het kader van een offerte of een inschrijving voor interventie aangeboden granen worden de referentiemethoden gebruikt die zijn vastgesteld in de delen III, IV, V en VII van deze bijlage.”.


(1)  Waarvan ten hoogste 3 % voor ander uitschot dan door fusariose aangetaste korrels.

(2)  Percentage berekend op de droge stof.

(3)  PB L 70 van 9.3.2006, blz. 12.”


18.8.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 217/12


VERORDENING (EU) Nr. 743/2010 VAN DE COMMISSIE

van 17 augustus 2010

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (2), en met name op artikel 138, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

Bij Verordening (EG) nr. 1580/2007 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XV, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 138 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 18 augustus 2010.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 17 augustus 2010.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 350 van 31.12.2007, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

AL

50,2

TR

85,0

ZZ

67,6

0707 00 05

MK

41,0

TR

133,1

ZZ

87,1

0709 90 70

TR

121,4

ZZ

121,4

0805 50 10

AR

133,4

CL

152,4

TR

150,3

UY

135,5

ZA

129,2

ZZ

140,2

0806 10 10

EG

153,0

IL

202,2

TR

136,6

ZZ

163,9

0808 10 80

AR

98,0

BR

71,9

CL

98,6

CN

65,6

NZ

105,2

US

87,8

UY

100,6

ZA

89,7

ZZ

89,7

0808 20 50

AR

115,4

CL

150,5

CN

55,7

TR

149,8

ZA

103,7

ZZ

115,0

0809 30

TR

142,7

ZZ

142,7

0809 40 05

BA

61,3

IL

154,7

XS

64,6

ZZ

93,5


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.