ISSN 1725-2598

doi:10.3000/17252598.L_2010.161.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 161

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

53e jaargang
29 juni 2010


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

 

 

2010/360/EU

 

*

Besluit van de Raad van 24 juni 2010 inzake de sluiting van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Bosnië en Herzegovina inzake bepaalde aspecten van luchtdiensten

1

 

 

VERORDENINGEN

 

 

Verordening (EU) nr. 562/2010 van de Commissie van 28 juni 2010 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

2

 

 

Verordening (EU) nr. 563/2010 van de Commissie van 28 juni 2010 tot wijziging van de bij Verordening (EG) nr. 877/2009 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor bepaalde producten uit de sector suiker voor het verkoopseizoen 2009/10

4

 

 

RICHTLIJNEN

 

*

Richtlijn 2010/42/EU van de Commissie van 28 juni 2010 tot wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad teneinde FEN 560 (fenegriekzaadpoeder) op te nemen als werkzame stof ( 1 )

6

 

 

BESLUITEN

 

 

2010/361/EU

 

*

Besluit van de Commissie van 28 juni 2010 betreffende de erkenning van Israël wat betreft de opleiding en diplomering van zeevarenden met het oog op de erkenning van bevoegdheidsbewijzen (Kennisgeving geschied onder nummer C(2010) 4227)

9

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Richtlijn 2009/128/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van een kader voor communautaire actie ter verwezenlijking van een duurzaam gebruik van pesticiden (PB L 309 van 24.11.2009)

11

 

*

Rectificatie van Verordening (EG) nr. 273/2008 van de Commissie van 5 maart 2008 tot vaststelling van gedetailleerde voorschriften voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad ten aanzien van methoden voor de analyse en de kwaliteitsbeoordeling van melk en zuivelproducten (PB L 88 van 29.3.2008)

12

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

29.6.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 161/1


BESLUIT VAN DE RAAD

van 24 juni 2010

inzake de sluiting van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Bosnië en Herzegovina inzake bepaalde aspecten van luchtdiensten

(2010/360/EU)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name op artikel 100, lid 2, juncto artikel 218, lid 6, onder a), en artikel 218, lid 8, eerste alinea,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien de goedkeuring van het Europees Parlement,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 5 juni 2003 heeft de Raad de Commissie gemachtigd met derde landen te onderhandelen over de vervanging van sommige bepalingen in bestaande bilaterale overeenkomsten door een communautaire overeenkomst.

(2)

Namens de Gemeenschap heeft de Commissie met Bosnië en Herzegovina onderhandeld over een overeenkomst inzake bepaalde aspecten van luchtdiensten (hierna „de overeenkomst” genoemd), overeenkomstig de mechanismen en richtsnoeren in de bijlage bij het besluit van de Raad waarbij de Commissie werd gemachtigd om met derde landen te onderhandelen over de vervanging van sommige bepalingen in bestaande bilaterale overeenkomsten door een communautaire overeenkomst.

(3)

De overeenkomst is namens de Gemeenschap ondertekend op 5 mei 2006, onder voorbehoud van eventuele sluiting op een later tijdstip, overeenkomstig Besluit 2006/426/EG van de Raad (1).

(4)

Ingevolge de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon op 1 december 2009, dient de Europese Unie Bosnië en Herzegovina ervan in kennis te stellen dat de Europese Unie in de plaats is getreden van de Europese Gemeenschap en dat zij daarvan de opvolgster is.

(5)

De overeenkomst dient te worden goedgekeurd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Bosnië en Herzegovina inzake bepaalde aspecten van luchtdiensten wordt namens de Unie (2) goedgekeurd.

Artikel 2

De voorzitter van de Raad wordt hierbij gemachtigd om de persoon aan te wijzen die bevoegd is om de in artikel 8, lid 1, van de overeenkomst bedoelde kennisgeving te verrichten en om de volgende kennisgeving te doen:

„Ingevolge de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon op 1 december 2009, is de Europese Unie in de plaats getreden van de Europese Gemeenschap, waarvan zij de opvolgster is. Vanaf die datum oefent de Europese Unie alle rechten van de Europese Gemeenschap uit en neemt zij al haar verplichtingen over. Bijgevolg moeten in voorkomend geval verwijzingen in de tekst van de overeenkomst naar „de Europese Gemeenschap” gelezen worden als „de Europese Unie”.”.

Gedaan te Luxemburg, 24 juni 2010.

Voor de Raad

De voorzitter

J. BLANCO LÓPEZ


(1)  PB L 169 van 22.6.2006, blz. 47.

(2)  De Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Bosnië en Herzegovina inzake bepaalde aspecten van luchtdiensten werd samen met het ondertekeningsbesluit bekendgemaakt in PB L 169 van 22.6.2006, blz. 48.


VERORDENINGEN

29.6.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 161/2


VERORDENING (EU) Nr. 562/2010 VAN DE COMMISSIE

van 28 juni 2010

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (2), en met name op artikel 138, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

Bij Verordening (EG) nr. 1580/2007 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XV, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 138 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 29 juni 2010.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 juni 2010.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 350 van 31.12.2007, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

MA

44,4

MK

36,4

TR

53,0

ZZ

44,6

0707 00 05

MK

41,0

TR

118,1

ZZ

79,6

0709 90 70

TR

98,7

ZZ

98,7

0805 50 10

AR

75,8

TR

97,3

US

84,1

ZA

94,4

ZZ

87,9

0808 10 80

AR

109,9

BR

92,1

CA

95,4

CL

94,5

CN

57,9

NZ

114,3

US

114,3

UY

160,6

ZA

91,3

ZZ

103,4

0809 10 00

TR

232,5

ZZ

232,5

0809 20 95

SY

178,6

TR

297,6

US

700,6

ZZ

392,3

0809 30

AR

133,5

TR

158,2

ZZ

145,9

0809 40 05

AU

258,9

EG

218,2

IL

210,4

US

319,2

ZZ

251,7


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


29.6.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 161/4


VERORDENING (EU) Nr. 563/2010 VAN DE COMMISSIE

van 28 juni 2010

tot wijziging van de bij Verordening (EG) nr. 877/2009 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor bepaalde producten uit de sector suiker voor het verkoopseizoen 2009/10

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 951/2006 van de Commissie van 30 juni 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad wat betreft de handel met derde landen in de sector suiker (2), en met name op artikel 36, lid 2, tweede alinea, tweede zin,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en bepaalde stropen voor het verkoopseizoen 2009/10 zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 877/2009 van de Commissie (3). Deze prijzen en rechten zijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 552/2010 van de Commissie (4).

(2)

Naar aanleiding van de gegevens waarover de Commissie momenteel beschikt, dienen deze bedragen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 951/2006 te worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bij Verordening (EG) nr. 951/2006 voor het verkoopseizoen 2009/10 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor de in artikel 36 van Verordening (EG) nr. 877/2009 bedoelde producten worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 29 juni 2010.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 juni 2010.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 178 van 1.7.2006, blz. 24.

(3)  PB L 253 van 25.9.2009, blz. 3.

(4)  PB L 157 van 24.6.2010, blz. 9.


BIJLAGE

Gewijzigde bedragen van de representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en producten van GN-code 1702 90 95 die gelden met ingang van 29 juni 2010

(EUR)

GN-code

Representatieve prijs per 100 kg netto van het betrokken product

Aanvullend recht per 100 kg netto van het betrokken product

1701 11 10 (1)

42,47

0,00

1701 11 90 (1)

42,47

2,16

1701 12 10 (1)

42,47

0,00

1701 12 90 (1)

42,47

1,87

1701 91 00 (2)

44,41

4,15

1701 99 10 (2)

44,41

1,01

1701 99 90 (2)

44,41

1,01

1702 90 95 (3)

0,44

0,25


(1)  Vaststelling voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage IV, punt III, van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(2)  Vaststelling voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage IV, punt II, van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(3)  Vaststelling per procent sacharose.


RICHTLIJNEN

29.6.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 161/6


RICHTLIJN 2010/42/EU VAN DE COMMISSIE

van 28 juni 2010

tot wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad teneinde FEN 560 (fenegriekzaadpoeder) op te nemen als werkzame stof

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (1), en met name op artikel 6, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG heeft Frankrijk op 24 juni 2003 van de Société occitane de fabrications et de technologies een aanvraag ontvangen voor de opneming van de werkzame stof FEN 560 (ook fenegriek of fenegriekzaadpoeder genoemd) in bijlage I bij die richtlijn. Bij Beschikking 2004/131/EG van de Commissie (2) is bevestigd dat het dossier „volledig” is, dat wil zeggen dat het in beginsel voldoet aan de voorschriften inzake gegevens en informatie van de bijlagen II en III bij Richtlijn 91/414/EEG.

(2)

Voor die werkzame stof zijn de uitwerking op de menselijke gezondheid en het milieueffect overeenkomstig het bepaalde in artikel 6, leden 2 en 4, van Richtlijn 91/414/EEG beoordeeld voor de door de aanvrager voorgestelde toepassingen. De als rapporteur aangewezen lidstaat heeft op 18 februari 2005 een ontwerpevaluatieverslag ingediend.

(3)

Het ontwerpevaluatieverslag is door de lidstaten en de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) intercollegiaal getoetst in de vorm van de conclusie van de EFSA over de intercollegiale toetsing van de risicobeoordeling van de werkzame stof fenegriekzaadpoeder (FEN 560) als bestrijdingsmiddel van 18 december 2009 (3). Dit verslag is door de lidstaten en de Commissie in het kader van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid onderzocht en op 11 mei 2010 afgerond in de vorm van het evaluatieverslag van de Commissie voor FEN 560 (fenegriekzaadpoeder).

(4)

Uit de verschillende analyses is gebleken dat mag worden verwacht dat gewasbeschermingsmiddelen die FEN 560 (fenegriekzaadpoeder) bevatten, in het algemeen zullen voldoen aan de in artikel 5, lid 1, onder a) en b), en artikel 5, lid 3, van Richtlijn 91/414/EEG gestelde eisen, met name voor de toepassingen waarvoor zij zijn onderzocht en die zijn opgenomen in het evaluatieverslag van de Commissie. FEN 560 (fenegriekzaadpoeder) moet derhalve in bijlage I bij die richtlijn worden opgenomen om ervoor te zorgen dat gewasbeschermingsmiddelen die deze werkzame stof bevatten, in alle lidstaten kunnen worden toegelaten overeenkomstig het bepaalde in die richtlijn.

(5)

Onverminderd de verplichtingen zoals vastgelegd in Richtlijn 91/414/EEG ten gevolge van de opneming van een werkzame stof in bijlage I, moeten de lidstaten na de opneming zes maanden de tijd krijgen om de bestaande voorlopige toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die FEN 560 (fenegriekzaadpoeder) bevatten, opnieuw te onderzoeken en om ervoor te zorgen dat aan de voorwaarden van Richtlijn 91/414/EEG, met name in artikel 13 en bijlage I, is voldaan. De lidstaten moeten de bestaande voorlopige toelatingen in volwaardige toelatingen omzetten of de voorlopige toelatingen wijzigen of intrekken overeenkomstig de bepalingen van Richtlijn 91/414/EEG. In afwijking van bovenstaande termijn moet een langere termijn worden vastgesteld voor de indiening en beoordeling van het volledige dossier conform bijlage III bij Richtlijn 91/414/EEG voor elk gewasbeschermingsmiddel en elke beoogde toepassing overeenkomstig de in die richtlijn vastgestelde uniforme beginselen.

(6)

Richtlijn 91/414/EEG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(7)

De in deze richtlijn vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze richtlijn.

Artikel 2

De lidstaten dienen uiterlijk op 30 april 2011 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede, alsmede een tabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn.

Zij passen die bepalingen toe vanaf 1 mei 2011.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

Artikel 3

1.   De lidstaten moeten, overeenkomstig Richtlijn 91/414/EEG, zo nodig bestaande toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die FEN 560 (fenegriekzaadpoeder) als werkzame stof bevatten, uiterlijk op 30 april 2011 wijzigen of intrekken. Uiterlijk op die datum verifiëren zij met name of aan de voorwaarden van bijlage I bij die richtlijn met betrekking tot FEN 560 (fenegriekzaadpoeder) is voldaan, met uitzondering van de voorwaarden in deel B van de tekst betreffende die werkzame stof, en dat de houder van de toelating in het bezit is van of toegang heeft tot een dossier dat overeenkomstig de voorwaarden van artikel 13, lid 2, van die richtlijn aan de eisen van bijlage II bij die richtlijn voldoet.

2.   In afwijking van lid 1 voeren de lidstaten op basis van een dossier conform bijlage III bij Richtlijn 91/414/EEG en rekening houdend met deel B van de tekst betreffende FEN 560 (fenegriekzaadpoeder) in bijlage I bij die richtlijn, overeenkomstig de uniforme beginselen in bijlage VI bij die richtlijn een nieuwe evaluatie uit voor elk toegelaten gewasbeschermingsmiddel dat FEN 560 (fenegriekzaadpoeder) bevat als enige werkzame stof of als een van een aantal werkzame stoffen die alle uiterlijk op 31 oktober 2010 in bijlage I bij die richtlijn zijn opgenomen. Aan de hand van die evaluatie bepalen zij of het gewasbeschermingsmiddel voldoet aan de voorwaarden van artikel 4, lid 1, onder b), c), d) en e), van Richtlijn 91/414/EEG.

Daarna zorgen de lidstaten ervoor dat:

a)

als FEN 560 (fenegriekzaadpoeder) de enige werkzame stof in het gewasbeschermingsmiddel is, de toelating indien nodig uiterlijk op 30 april 2012 wordt gewijzigd of ingetrokken, of

b)

als het gewasbeschermingsmiddel naast FEN 560 (fenegriekzaadpoeder) nog één of meer andere werkzame stoffen bevat, de toelating indien nodig uiterlijk op 30 april 2012 of, als dat later is, op de datum die voor een dergelijke wijziging of intrekking is vastgesteld in de richtlijnen waarbij die stoffen aan bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG zijn toegevoegd, wordt gewijzigd of ingetrokken.

Artikel 4

Deze richtlijn treedt in werking op 1 november 2010.

Artikel 5

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 28 juni 2010.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 230 van 19.8.1991, blz. 1.

(2)  PB L 37 van 10.2.2004, blz. 34.

(3)  EFSA Journal (2010) 8(1):1448, Conclusion on the peer review of the pesticide risk assessment of the active substance fenugreek seed powder (FEN 560). doi:10.2903/j.efsa.2010.1448. Online beschikbaar op www.efsa.europa.eu


BIJLAGE

In bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG wordt aan het einde van de tabel de volgende vermelding toegevoegd:

Nr.

Benaming, identificatienummers

IUPAC-naam

Zuiverheid (1)

Inwerkingtreding

Geldigheidsduur

Bijzondere bepalingen

„313

FEN 560 (ook fenegriek of fenegriekzaadpoeder genoemd)

CAS-nr.

Geen

CIPAC-nr.

Geen

De werkzame stof wordt bereid uit het zaadpoeder van Trigonella foenum-graecum L. (fenegriek).

Niet van toepassing

100 % fenegriekzaadpoeder zonder toevoegingen en geen extractie; het zaad is van levensmiddelenkwaliteit

1 november 2010

31 oktober 2020

DEEL A

De stof mag alleen worden toegelaten als elicitor van het zelfverdedigingsmechanisme van het gewas.

DEEL B

Voor de toepassing van de uniforme beginselen in bijlage VI moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over FEN 560 (fenegriekzaadpoeder), en met name met de aanhangsels I en II, dat op 11 mei 2010 door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd.

Bij deze algemene beoordeling moeten de lidstaten bijzondere aandacht besteden aan de veiligheid van bedieners, werknemers en omstanders.

De toelatingsvoorwaarden moeten, indien nodig, risicobeperkende maatregelen omvatten.”.


(1)  Het evaluatieverslag bevat nadere gegevens over de identiteit en de specificatie van de werkzame stoffen.


BESLUITEN

29.6.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 161/9


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 28 juni 2010

betreffende de erkenning van Israël wat betreft de opleiding en diplomering van zeevarenden met het oog op de erkenning van bevoegdheidsbewijzen

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2010) 4227)

(2010/361/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Richtlijn 2008/106/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 inzake het minimumopleidingsniveau van zeevarenden (1), en met name op artikel 19, lid 3,

Gezien het schrijven van de Cypriotische autoriteiten van 13 mei 2005, waarin wordt verzocht om de erkenning van Israël met het oog op de erkenning van door dat land afgegeven bevoegdheidsbewijzen,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De lidstaten kunnen besluiten door derde landen afgegeven bevoegdheidsbewijzen van zeevarenden te erkennen, op voorwaarde dat het desbetreffende derde land door de Commissie erkend is en met name voldoet aan de vereisten van het Internationaal Verdrag betreffende de normen voor zeevarenden inzake opleiding, diplomering en wachtdienst (1978), als gewijzigd (STCW-verdrag) (2).

(2)

Ingevolge het verzoek van de Cypriotische autoriteiten heeft de Commissie de opleidings- en diplomeringssystemen voor zeevarenden in Israël onderzocht om na te gaan of dit land voldoet aan de vereisten van het STCW-verdrag en of gepaste maatregelen zijn getroffen om fraude met certificaten te voorkomen. Deze beoordeling is gebaseerd op de resultaten van een inspectie door deskundigen van het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid in maart 2007.

(3)

Waar tijdens de beoordeling van de naleving van het STCW-verdrag tekortkomingen zijn vastgesteld, hebben de Israëlische autoriteiten de Commissie de gevraagde relevante informatie en het bewijsmateriaal verstrekt betreffende de tenuitvoerlegging van gepaste en voldoende corrigerende maatregelen om het merendeel van deze kwesties aan te pakken.

(4)

De resterende tekortkomingen betreffende de opleidings- en diplomeringsprocedures voor zeevarenden hebben voornamelijk betrekking op het gebrek aan wetgevingsbepalingen betreffende een aantal minder belangrijke aspecten van de door de maritieme opleidingsinstellingen verstrekte opleiding, het opstellen van relevante doelstellingen voor de toepassing van het stelsel van kwaliteitsnormen en opleidingsvereisten betreffende technieken inzake persoonlijke overleving en het gebruik van reddingsboten. De Israëlische autoriteiten werden daarom verzocht hieromtrent verdere corrigerende maatregelen te nemen. Deze tekortkomingen rechtvaardigen echter niet dat het algemene niveau van naleving van het STCW-verdrag door de Israëlische systemen betreffende opleiding en diplomering van zeevarenden in vraag wordt gesteld.

(5)

Het resultaat van de beoordeling van de naleving en de evaluatie van de door de Israëlische autoriteiten verstrekte informatie tonen aan dat Israël de desbetreffende eisen van het STCW-verdrag naleeft en gepaste maatregelen heeft getroffen om fraude met certificaten te verhinderen en dat deze derhalve door de Unie moeten worden erkend.

(6)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité maritieme veiligheid en voorkoming van verontreiniging door schepen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Israël wordt erkend wat betreft de opleiding en diplomering van zeevarenden met het oog op de erkenning van door dit land afgegeven bevoegdheidsbewijzen.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de datum van de kennisgeving ervan aan de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 28 juni 2010.

Voor de Commissie

Siim KALLAS

Vicevoorzitter


(1)  PB L 323 van 3.12.2008, blz. 33.

(2)  Goedgekeurd door de Internationale Maritieme Organisatie.


Rectificaties

29.6.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 161/11


Rectificatie van Richtlijn 2009/128/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van een kader voor communautaire actie ter verwezenlijking van een duurzaam gebruik van pesticiden

( Publicatieblad van de Europese Unie L 309 van 24 november 2009 )

Bladzijde 75, artikel 4, lid 2, eerste alinea:

in plaats van:

„2.   Uiterlijk op 14 december 2012 delen de lidstaten …”

te lezen:

„2.   Uiterlijk op 26 november 2012 delen de lidstaten …”.

Bladzijde 75, artikel 4, lid 3, eerste alinea:

in plaats van:

„3.   Uiterlijk op 14 december 2014 legt de Commissie …”

te lezen:

„3.   Uiterlijk op 26 november 2014 legt de Commissie …”.

Bladzijde 75, artikel 4, lid 3, tweede alinea:

in plaats van:

„Uiterlijk op 14 december 2018 legt de Commissie …”

te lezen:

„Uiterlijk op 26 november 2018 legt de Commissie …”.

Bladzijde 75, artikel 5, lid 2:

in plaats van:

„2.   Uiterlijk op 14 december 2013 zetten de lidstaten …”

te lezen:

„2.   Uiterlijk op 26 november 2013 zetten de lidstaten …”.

Bladzijde 76, artikel 6, lid 4:

in plaats van:

„4.   De maatregelen waarin de leden 1 en 2 voorzien, worden uiterlijk op 14 december 2015 vastgesteld.”

te lezen:

„4.   De maatregelen waarin de leden 1 en 2 voorzien, worden uiterlijk op 26 november 2015 vastgesteld.”.

Bladzijde 76, artikel 7, lid 3:

in plaats van:

„… ontwikkelt de Commissie in samenwerking met de lidstaten uiterlijk op 14 december 2012 …”

te lezen:

„… ontwikkelt de Commissie in samenwerking met de lidstaten uiterlijk op 26 november 2012 …”.

Bladzijde 76, artikel 8, lid 2, eerste alinea:

in plaats van:

„2.   De lidstaten dragen er zorg voor dat uiterlijk op 14 december 2016 …”

te lezen:

„2.   De lidstaten dragen er zorg voor dat uiterlijk op 26 november 2016 …”.

Bladzijde 80, artikel 17, tweede alinea:

in plaats van:

„De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op 14 december 2012 in kennis …”

te lezen:

„De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op 26 november 2012 in kennis …”.

Bladzijde 81, artikel 23, lid 1, eerste alinea:

in plaats van:

„1.   De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 14 december 2011 aan deze richtlijn te voldoen.”

te lezen:

„1.   De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 26 november 2011 aan deze richtlijn te voldoen.”.


29.6.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 161/12


Rectificatie van Verordening (EG) nr. 273/2008 van de Commissie van 5 maart 2008 tot vaststelling van gedetailleerde voorschriften voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad ten aanzien van methoden voor de analyse en de kwaliteitsbeoordeling van melk en zuivelproducten

( Publicatieblad van de Europese Unie L 88 van 29 maart 2008 )

Bijlage I, voetnoot 1:

in plaats van:

„Unbeschadet der Anforderungen der jeweiligen Verordnung”,

te lezen:

„Onverminderd de voorschriften in de specifieke verordening”.

Bijlage IX, punt 4.7.3.:

in plaats van:

te lezen: