ISSN 1725-2598 doi:10.3000/17252598.L_2010.154.nld |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 154 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
53e jaargang |
Inhoud |
|
II Niet-wetgevingshandelingen |
Bladzijde |
|
|
VERORDENINGEN |
|
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
||
|
|
||
|
|
||
|
|
||
|
|
||
|
|
||
|
|
||
|
|
RICHTLIJNEN |
|
|
* |
Richtlijn 2010/38/EU van de Commissie van 18 juni 2010 tot wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad teneinde sulfurylfluoride op te nemen als werkzame stof ( 1 ) |
|
|
|
BESLUITEN |
|
|
|
2010/337/EU |
|
|
* |
||
|
|
2010/338/EU |
|
|
* |
||
|
|
2010/339/EU |
|
|
* |
||
|
|
2010/340/EU |
|
|
* |
||
|
|
2010/341/GBVB |
|
|
* |
||
|
|
2010/342/EU |
|
|
* |
Besluit van de Commissie van 18 juni 2010 tot vrijstelling van de Banque de France van de toepassing van Verordening (EG) nr. 1060/2009 van het Europees Parlement en de Raad inzake ratingbureaus (Kennisgeving geschied onder nummer C(2010) 3853) ( 1 ) |
|
|
Rectificaties |
|
|
* |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
II Niet-wetgevingshandelingen
VERORDENINGEN
19.6.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 154/1 |
VERORDENING (EU) Nr. 530/2010 VAN DE COMMISSIE
van 18 juni 2010
houdende inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Gyulai kolbász/Gyulai pároskolbász (BGA))
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gelet op Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name op artikel 7, lid 4, eerste alinea,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig artikel 6, lid 2, eerste alinea, en artikel 17, lid 2, van Verordening (EG) nr. 510/2006 is de door Hongarije ingediende aanvraag tot registratie van de benaming „Gyulai kolbász” of „Gyulai pároskolbász” bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie (2). |
(2) |
Aangezien bij de Commissie geen bezwaren zijn ingediend overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 510/2006, moet deze benaming worden ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in de bijlage vermelde benaming wordt ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 18 juni 2010.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12.
(2) PB C 248 van 16.10.2009, blz. 26.
BIJLAGE
In bijlage I bij het Verdrag genoemde landbouwproducten voor menselijke consumptie:
Categorie 1.2. Vleesproducten (verhit, gepekeld, gerookt, enz.)
HONGARIJE
Gyulai kolbász/Gyulai pároskolbász (BGA)
19.6.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 154/3 |
VERORDENING (EU) Nr. 531/2010 VAN DE COMMISSIE
van 18 juni 2010
houdende inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Csabai kolbász/Csabai vastagkolbász (BGA))
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gelet op Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name op artikel 7, lid 4, eerste alinea,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig artikel 6, lid 2, eerste alinea, en artikel 17, lid 2, van Verordening (EG) nr. 510/2006 is de door Hongarije ingediende aanvraag tot registratie van de benaming „Csabai kolbász” of „Csabai vastagkolbász” bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie (2). |
(2) |
Aangezien bij de Commissie geen bezwaren zijn ingediend overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 510/2006, moet deze benaming worden ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in de bijlage vermelde benaming wordt ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 18 juni 2010.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12.
(2) PB C 248 van 16.10.2009, blz. 22.
BIJLAGE
In bijlage I bij het Verdrag genoemde landbouwproducten voor menselijke consumptie:
Categorie 1.2. Vleesproducten (verhit, gepekeld, gerookt enz.)
HONGARIJE
Csabai kolbász/Csabai vastagkolbász (BGA)
19.6.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 154/5 |
VERORDENING (EU) Nr. 532/2010 VAN DE COMMISSIE
van 18 juni 2010
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 423/2007 van de Raad betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gelet op Verordening (EG) nr. 423/2007 van de Raad (1), en met name op artikel 15, lid 1, onder c),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 423/2007 worden personen, entiteiten en lichamen opgesomd die door de VN-Veiligheidsraad of het Sanctiecomité van de VN-Veiligheidsraad zijn aangewezen en wier tegoeden en economische middelen daarom krachtens die verordening worden bevroren. |
(2) |
De VN-Veiligheidsraad heeft op 9 juni 2010 besloten tot wijziging van de lijst van personen, entiteiten en lichamen wier tegoeden en economische middelen moeten worden bevroren. Bijlage IV moet dus dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(3) |
Artikel 8, onder a), artikel 9 en artikel 11, lid 2, onder b), van Verordening (EG) nr. 423/2007 verwijzen naar de datum waarop de betrokken personen, entiteiten of lichamen door het Sanctiecomité, de VN-Veiligheidsraad of de Raad zijn aangewezen. Het is passend elke vermelding te voorzien van de relevante datum. |
(4) |
Om de effectiviteit van de maatregelen waarin deze verordening voorziet te waarborgen, moet deze verordening onmiddellijk in werking treden, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 423/2007 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 18 juni 2010.
Voor de Commissie, namens de voorzitter,
João VALE DE ALMEIDA
Directeur-generaal Buitenlandse betrekkingen
(1) PB L 103 van 20.4.2007, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 116/2008 (PB L 35 van 9.2.2008, blz. 1).
BIJLAGE
„BIJLAGE IV
Bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 423/2007 wordt als volgt gewijzigd:
(1) |
De volgende vermeldingen worden toegevoegd aan de lijst „Natuurlijke personen, entiteiten en lichamen”:
|
(2) |
De volgende vermelding wordt toegevoegd aan de lijst „B Natuurlijke personen”: „Javad Rahiqi. Datum van aanwijzing door de EU: 24.4.2007 (VN: 9.6.2010). Geboortedatum: 24.4.1954. Geboorteplaats: Marshad. Functie: Hoofd van het Esfahan centrum voor nucleaire technologie van de Iraanse organisatie voor atoomenergie (AEOI).” ” |
19.6.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 154/9 |
VERORDENING (EU) Nr. 533/2010 VAN DE COMMISSIE
van 18 juni 2010
tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),
Gelet op Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (2), en met name op artikel 138, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
Bij Verordening (EG) nr. 1580/2007 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XV, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 138 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 19 juni 2010.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 18 juni 2010.
Voor de Commissie, namens de voorzitter,
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
(2) PB L 350 van 31.12.2007, blz. 1.
BIJLAGE
Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
(EUR/100 kg) |
||
GN-code |
Code derde landen (1) |
Forfaitaire invoerwaarde |
0702 00 00 |
IL |
132,1 |
MA |
44,4 |
|
MK |
45,6 |
|
TR |
59,0 |
|
ZZ |
70,3 |
|
0707 00 05 |
MA |
37,3 |
MK |
33,9 |
|
TR |
106,5 |
|
ZZ |
59,2 |
|
0709 90 70 |
TR |
101,8 |
ZZ |
101,8 |
|
0805 50 10 |
AR |
80,5 |
BR |
112,1 |
|
TR |
97,3 |
|
US |
83,2 |
|
ZA |
98,9 |
|
ZZ |
94,4 |
|
0808 10 80 |
AR |
111,4 |
BR |
78,7 |
|
CA |
118,8 |
|
CL |
90,4 |
|
CN |
53,1 |
|
NZ |
122,3 |
|
US |
160,7 |
|
ZA |
97,2 |
|
ZZ |
104,1 |
|
0809 10 00 |
TR |
238,5 |
US |
396,9 |
|
ZZ |
317,7 |
|
0809 20 95 |
SY |
218,5 |
TR |
325,3 |
|
US |
481,5 |
|
ZZ |
341,8 |
|
0809 30 |
TR |
149,8 |
ZZ |
149,8 |
|
0809 40 05 |
AU |
185,7 |
EG |
219,5 |
|
IL |
236,6 |
|
US |
375,4 |
|
ZZ |
254,3 |
(1) Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.
19.6.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 154/11 |
VERORDENING (EU) Nr. 534/2010 VAN DE COMMISSIE
van 18 juni 2010
houdende schorsing van de indiening van invoercertificaataanvragen voor suikerproducten in het kader van bepaalde tariefcontingenten
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),
Gelet op Verordening (EG) nr. 891/2009 van de Commissie van 25 september 2009 houdende opening en vaststelling van de wijze van beheer van bepaalde communautaire tariefcontingenten in de sector suiker (2), en met name op artikel 5, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De hoeveelheden waarop de overeenkomstig Verordening (EG) nr. 891/2009 in de periode van 1 tot en met 7 juni 2010 bij de bevoegde autoriteiten ingediende invoercertificaataanvragen betrekking hebben, zijn gelijk aan de onder het volgnummer 09.4319 beschikbare hoeveelheden. |
(2) |
Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 891/2009 dient de indiening van nieuwe aanvragen van certificaten voor het volgnummer 09.4319 te worden geschorst tot het einde van het verkoopseizoen, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De indiening van nieuwe certificaataaanvragen voor de in de bijlage vermelde volgnummers wordt geschorst tot het einde van het verkoopseizoen 2009/2010.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 18 juni 2010.
Voor de Commissie, namens de voorzitter,
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
(2) PB L 254 van 26.9.2009, blz. 82.
BIJLAGE
„SUIKER CXL-concessies”
Verkoopseizoen 2009/2010
In de periode van 1.6.2010 tot en met 7.6.2010 ingediende aanvragen
Volgnummer |
Land |
Toewijzingscoëfficiënt (%) |
Nieuwe aanvragen |
|||
09.4317 |
Australië |
— |
|
|||
09.4318 |
Brazilië |
— |
|
|||
09.4319 |
Cuba |
Geschorst |
||||
09.4320 |
Andere derde landen |
— |
Geschorst |
|||
09.4321 |
India |
— |
Geschorst |
|||
|
„Balkansuiker”
Verkoopseizoen 2009/2010
In de periode van 1.6.2010 tot en met 7.6.2010 ingediende aanvragen
Volgnummer |
Land |
Toewijzingscoëfficiënt (%) |
Nieuwe aanvragen |
|||
09.4324 |
Albanië |
— |
|
|||
09.4325 |
Bosnië en Herzegovina |
— |
|
|||
09.4326 |
Servië, Montenegro en Kosovo (2) |
|
||||
09.4327 |
voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië |
— |
|
|||
09.4328 |
Kroatië |
|
||||
|
Suiker voor uitzonderlijke en suiker voor industriële invoer
Verkoopseizoen 2009/2010
In de periode van 1.6.2010 tot en met 7.6.2010 ingediende aanvragen
Volgnummer |
Type invoer |
Toewijzingscoëfficiënt (%) |
Nieuwe aanvragen |
|||
09.4380 |
Uitzonderlijke invoer |
— |
|
|||
09.4390 |
Industriële invoer |
— |
|
|||
|
(1) Niet van toepassing: de aangevraagde hoeveelheden zijn niet groter dan de beschikbare hoeveelheden en worden derhalve volledig toegewezen.
(2) Niet van toepassing: de aangevraagde hoeveelheden zijn niet groter dan de beschikbare hoeveelheden en worden derhalve volledig toegewezen.
(3) Kosovo als omschreven in Resolutie 1244/1999 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties.
19.6.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 154/13 |
VERORDENING (EU) Nr. 535/2010 VAN DE COMMISSIE
van 18 juni 2010
inzake de afgifte van invoercertificaten voor de aanvragen die tijdens de eerste zeven dagen van juni 2010 in het kader van de bij Verordening (EG) nr. 533/2007 geopende tariefcontingenten zijn ingediend voor vlees van pluimvee
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (Integrale-GMO-verordening) (1),
Gelet op Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten (2), en met name op artikel 7, lid 2,
Gelet op Verordening (EG) nr. 533/2007 van de Commissie van 14 mei 2007 houdende opening en vaststelling van de wijze van beheer van tariefcontingenten voor vlees van pluimvee (3), en met name op artikel 5, lid 6,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 533/2007 zijn tariefcontingenten geopend voor de invoer van producten van de sector vlees van pluimvee. |
(2) |
De in de eerste zeven dagen van juni 2010 voor de deelperiode van 1 juli tot en met 30 september 2010 ingediende invoercertificaataanvragen hebben, voor bepaalde contingenten, betrekking op een hoeveelheid die groter is dan de beschikbare hoeveelheid. Bijgevolg dient door vaststelling van de op de aangevraagde hoeveelheden toe te passen toewijzingscoëfficiënt te worden bepaald in hoeverre de invoercertificaten kunnen worden afgegeven, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Op de invoercertificaataanvragen die op grond van Verordening (EG) nr. 533/2007 zijn ingediend voor de deelperiode van 1 juli tot en met 30 september 2010, worden de in de bijlage bij de onderhavige verordening vastgestelde toewijzingscoëfficiënten toegepast.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 19 juni 2010.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 18 juni 2010.
Voor de Commissie, namens de voorzitter,
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
(2) PB L 238 van 1.9.2006, blz. 13.
(3) PB L 125 van 15.5.2007, blz. 9.
BIJLAGE
Nummer van de groep |
Volgnummer |
Toewijzingscoëfficiënt voor de invoercertificaataanvragen die zijn ingediend voor de deelperiode van 1.7.2010-30.9.2010 (%) |
P1 |
09.4067 |
1,849093 |
P3 |
09.4069 |
0,706723 |
19.6.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 154/15 |
VERORDENING (EU) Nr. 536/2010 VAN DE COMMISSIE
van 18 juni 2010
inzake de afgifte van invoercertificaten voor de aanvragen die tijdens de eerste zeven dagen van juni 2010 in het kader van de bij Verordening (EG) nr. 539/2007 geopende tariefcontingenten zijn ingediend voor bepaalde producten in de sector eieren en ovoalbumine
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (integrale-GMO-verordening) (1),
Gelet op Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten (2), en met name op artikel 7, lid 2,
Gelet op Verordening (EG) nr. 539/2007 van de Commissie van 15 mei 2007 houdende opening en vaststelling van de wijze van beheer van tariefcontingenten voor eieren en ovoalbumine (3), en met name op artikel 5, lid 6,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 539/2007 zijn tariefcontingenten geopend voor de invoer van producten van de sector eieren en ovoalbumine. |
(2) |
De in de eerste zeven dagen van juni 2010 voor de deelperiode van 1 juli tot en met 30 september 2010 ingediende invoercertificaataanvragen hebben, voor bepaalde contingenten, betrekking op een hoeveelheid die groter is dan de beschikbare hoeveelheid. Bijgevolg dient door vaststelling van de op de aangevraagde hoeveelheden toe te passen toewijzingscoëfficiënt te worden bepaald in hoeverre de invoercertificaten kunnen worden afgegeven, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Op de invoercertificaataanvragen die op grond van Verordening (EG) nr. 539/2007 zijn ingediend voor de deelperiode van 1 juli tot en met 30 september 2010, worden de in de bijlage bij de onderhavige verordening vastgestelde toewijzingscoëfficiënten toegepast.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 19 juni 2010.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 18 juni 2010.
Voor de Commissie, namens de voorzitter,
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
(2) PB L 238 van 1.9.2006, blz. 13.
(3) PB L 128 van 16.5.2007, blz. 19.
BIJLAGE
Nummer van de groep |
Volgnummer |
Toewijzingscoëfficiënt voor de invoercertificaataanvragen die zijn ingediend voor de deelperiode van 1.7.2010-30.9.2010 (%) |
E2 |
09.4401 |
23,64245 |
19.6.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 154/17 |
VERORDENING (EU) Nr. 537/2010 VAN DE COMMISSIE
van 18 juni 2010
inzake de afgifte van invoercertificaten voor de aanvragen die tijdens de eerste zeven dagen van juni 2010 in het kader van het bij Verordening (EG) nr. 1385/2007 geopende tariefcontingent zijn ingediend voor vlees van pluimvee
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),
Gelet op Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten (2), en met name op artikel 7, lid 2,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1385/2007 van de Commissie van 26 november 2007 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 774/94 van de Raad, wat betreft de opening en vaststelling van de wijze van beheer van communautaire tariefcontingenten voor vlees van pluimvee (3), en met name op artikel 5, lid 6,
Overwegende hetgeen volgt:
De in de eerste zeven dagen van juni 2010 voor de deelperiode van 1 juli tot en met 30 september 2010 ingediende invoercertificaataanvragen hebben, voor bepaalde contingenten, betrekking op een hoeveelheid die groter is dan de beschikbare hoeveelheid. Bijgevolg dient door vaststelling van de op de aangevraagde hoeveelheden toe te passen toewijzingscoëfficiënt te worden bepaald in hoeverre de invoercertificaten kunnen worden afgegeven,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Op de invoercertificaataanvragen die op grond van Verordening (EG) nr. 1385/2007 zijn ingediend voor de deelperiode van 1 juli tot en met 30 september 2010, worden de in de bijlage bij de onderhavige verordening vastgestelde toewijzingscoëfficiënten toegepast.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 19 juni 2010.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 18 juni 2010.
Voor de Commissie, namens de voorzitter,
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
(2) PB L 238 van 1.9.2006, blz. 13.
(3) PB L 309 van 27.11.2007, blz. 47.
BIJLAGE
Nummer van de groep |
Volgnummer |
Toewijzingscoëfficiënt voor de invoercertificaataanvragen die zijn ingediend voor de deelperiode van 1.7.2010-30.9.2010 (%) |
1 |
09.4410 |
0,417015 |
3 |
09.4412 |
0,451267 |
4 |
09.4420 |
0,71429 |
6 |
09.4422 |
0,96713 |
19.6.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 154/19 |
VERORDENING (EU) Nr. 538/2010 VAN DE COMMISSIE
van 18 juni 2010
inzake de afgifte van invoercertificaten voor de aanvragen die tijdens de eerste zeven dagen van juni 2010 in het kader van het bij Verordening (EG) nr. 1384/2007 geopende tariefcontingent zijn ingediend voor vlees van pluimvee van oorsprong uit Israël
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),
Gelet op Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten (2), en met name op artikel 7, lid 2,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1384/2007 van de Commissie van 26 november 2007 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 2398/96 van de Raad, wat betreft de opening en vaststelling van de wijze van beheer van communautaire tariefcontingenten voor de invoer in de Gemeenschap van producten van de sector vlees van pluimvee van oorsprong uit Israël (3), en met name op artikel 5, lid 5,
Overwegende hetgeen volgt:
De in de eerste zeven dagen van juni 2010 voor de deelperiode van 1 juli tot en met 30 september 2010 ingediende invoercertificaataanvragen hebben, voor het contingent met volgnummer 09.4092, betrekking op een hoeveelheid die groter is dan de beschikbare hoeveelheid. Bijgevolg dient door vaststelling van de op de aangevraagde hoeveelheden toe te passen toewijzingscoëfficiënt te worden bepaald in hoeverre de invoercertificaten kunnen worden afgegeven,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Op de invoercertificaataanvragen die op grond van Verordening (EG) nr. 1384/2007 zijn ingediend voor de deelperiode van 1 juli tot en met 30 september 2010 worden de in de bijlage bij de onderhavige verordening vastgestelde toewijzingscoëfficiënten toegepast.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 19 juni 2010.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 18 juni 2010.
Voor de Commissie, namens de voorzitter,
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
(2) PB L 238 van 1.9.2006, blz. 13.
(3) PB L 309 van 27.11.2007, blz. 40.
BIJLAGE
Nummer van de groep |
Volgnummer |
Toewijzingscoëfficiënt voor de invoercertificaataanvragen die zijn ingediend voor de deelperiode van 1.7.2010-30.9.2010 (in %) |
IL1 |
09.4092 |
94,895882 |
RICHTLIJNEN
19.6.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 154/21 |
RICHTLIJN 2010/38/EU VAN DE COMMISSIE
van 18 juni 2010
tot wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad teneinde sulfurylfluoride op te nemen als werkzame stof
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gelet op Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (1), en met name op artikel 6, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Het Verenigd Koninkrijk heeft overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG op 29 juli 2002 van Dow AgroScience een aanvraag ontvangen om opneming van de werkzame stof sulfurylfluoride in bijlage I bij die richtlijn. Bij Beschikking 2004/131/EG van de Commissie (2) is bevestigd dat het dossier „volledig” is, dat wil zeggen dat het in beginsel voldoet aan de voorschriften inzake gegevens en informatie van de bijlagen II en III bij Richtlijn 91/414/EEG. |
(2) |
Voor die werkzame stof zijn de uitwerking op de menselijke gezondheid en het milieueffect overeenkomstig het bepaalde in artikel 6, leden 2 en 4, van Richtlijn 91/414/EEG beoordeeld voor de door de aanvrager voorgestelde toepassingen. De als rapporteur aangewezen lidstaat heeft op 29 oktober 2004 een ontwerpevaluatieverslag ingediend. |
(3) |
Het evaluatieverslag is door de lidstaten en de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) intercollegiaal getoetst en op 17 december 2009 aan de Commissie voorgelegd (3). Het ontwerpevaluatieverslag is door de lidstaten en de Commissie in het kader van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid onderzocht en op 12 maart 2010 afgerond in de vorm van het evaluatieverslag van de Commissie voor sulfurylfluoride. |
(4) |
Uit de verschillende analysen is gebleken dat mag worden verwacht dat gewasbeschermingsmiddelen die sulfurylfluoride bevatten, in het algemeen zullen voldoen aan de in artikel 5, lid 1, onder a) en b), en artikel 5, lid 3, van Richtlijn 91/414/EEG gestelde eisen, met name voor de toepassingen waarvoor zij zijn onderzocht en die zijn opgenomen in het evaluatieverslag van de Commissie. Sulfurylfluoride moet derhalve in bijlage I bij die richtlijn worden opgenomen om ervoor te zorgen dat gewasbeschermingsmiddelen die deze werkzame stof bevatten, in alle lidstaten kunnen worden toegelaten overeenkomstig het bepaalde in die richtlijn. |
(5) |
Onverminderd die conclusie moet nadere informatie over bepaalde specifieke punten worden ingewonnen. Artikel 6, lid 1, van Richtlijn 91/414/EEG bepaalt dat aan de opneming van een werkzame stof in bijlage I voorwaarden kunnen worden verbonden. Wat sulfurylfluoride betreft, moet worden voorgeschreven dat de kennisgever nadere informatie verstrekt over de verwerkingsomstandigheden in de maalderij die nodig zijn om ervoor te zorgen dat de residuen van fluoride-ion de natuurlijke achtergrondgehalten niet overschrijden, over de troposferische concentraties van sulfurylfluoride en over de schattingen van de atmosferische levensduur van sulfurylfluoride. |
(6) |
Onverminderd de verplichtingen zoals vastgelegd in Richtlijn 91/414/EEG ten gevolge van de opneming van een werkzame stof in bijlage I, moeten de lidstaten na de opneming zes maanden de tijd krijgen om de bestaande voorlopige toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die sulfurylfluoride bevatten, opnieuw te onderzoeken en om ervoor te zorgen dat aan de voorwaarden van Richtlijn 91/414/EEG, met name in artikel 13 en bijlage I, is voldaan. De lidstaten moeten de bestaande voorlopige toelatingen in volwaardige toelatingen omzetten of de voorlopige toelatingen wijzigen of intrekken overeenkomstig de bepalingen van Richtlijn 91/414/EEG. In afwijking van bovenstaande termijn moet een langere termijn worden vastgesteld voor de indiening en beoordeling van het volledige dossier conform bijlage III bij Richtlijn 91/414/EEG voor elk gewasbeschermingsmiddel en elk beoogd gebruik overeenkomstig de in die richtlijn vastgestelde uniforme beginselen. |
(7) |
Richtlijn 91/414/EEG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(8) |
De in deze richtlijn vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, |
HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Artikel 1
Bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze richtlijn.
Artikel 2
De lidstaten dienen uiterlijk op 28 februari 2011 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede, alsmede een tabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn.
Zij passen die bepalingen toe vanaf 1 maart 2011.
Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.
Artikel 3
1. De lidstaten moeten, overeenkomstig Richtlijn 91/414/EEG, zo nodig bestaande toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die sulfurylfluoride als werkzame stof bevatten, uiterlijk op 28 februari 2011 wijzigen of intrekken. Uiterlijk op die datum verifiëren zij met name of aan de voorwaarden van bijlage I bij die richtlijn met betrekking tot sulfurylfluoride is voldaan, met uitzondering van de voorwaarden in deel B van de tekst betreffende die werkzame stof, en dat de houder van de toelating in het bezit is van of toegang heeft tot een dossier dat overeenkomstig de voorwaarden van artikel 13, lid 2, van die richtlijn aan de eisen van bijlage II bij die richtlijn voldoet.
2. In afwijking van lid 1 voeren de lidstaten op basis van een dossier conform bijlage III bij Richtlijn 91/414/EEG en rekening houdend met deel B van de tekst betreffende sulfurylfluoride in bijlage I bij die richtlijn, overeenkomstig de uniforme beginselen in bijlage VI bij die richtlijn een nieuwe evaluatie uit voor elk toegelaten gewasbeschermingsmiddel dat sulfurylfluoride bevat als enige werkzame stof of als een van een aantal werkzame stoffen die alle uiterlijk op 31 augustus 2010 in bijlage I bij die richtlijn zijn opgenomen. Aan de hand van die evaluatie bepalen zij of het gewasbeschermingsmiddel voldoet aan de voorwaarden van artikel 4, lid 1, onder b), c), d) en e), van Richtlijn 91/414/EEG.
Daarna zorgen de lidstaten ervoor dat:
a) |
wanneer het een product betreft dat sulfurylfluoride als enige werkzame stof bevat, indien nodig en uiterlijk op 29 februari 2012 de toelating wordt gewijzigd of ingetrokken; of |
b) |
als het gewasbeschermingsmiddel naast sulfurylfluoride nog één of meer andere werkzame stoffen bevat, de toelating indien nodig uiterlijk op 29 februari 2012 of, als dat later is, op de datum die voor een dergelijke wijziging of intrekking is vastgesteld in de richtlijnen waarbij die stoffen aan bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG zijn toegevoegd, wordt gewijzigd of ingetrokken. |
Artikel 4
Deze richtlijn treedt in werking op 1 september 2010.
Artikel 5
Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 18 juni 2010.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 230 van 19.8.1991, blz. 1.
(2) PB L 37 van 10.2.2004, blz. 34.
(3) The EFSA Journal 2010; 8(1):1441. [66 blz.], Conclusion on the peer review of the pesticide risk assessment of the active substance sulfuryl fluoride (afgerond: 17 december 2009).
BIJLAGE
In bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG wordt aan het einde van de tabel de volgende vermelding toegevoegd:
Nr. |
Benaming, identificatienummers |
IUPAC-naam |
Zuiverheid (1) |
Inwerkingtreding |
Geldigheidsduur |
Bijzondere bepalingen |
||||||||||||||||
„311 |
Sulfurylfluoride CAS-nr. 002699-79-8 CIPAC-nr. 757 |
Sulfurylfluoride |
> 994 g/kg |
1 november 2010 |
31 oktober 2020 |
DEEL A De stof mag alleen worden toegelaten voor gebruik als insecticide/nematicide (fumigatiemiddel), toegepast door professionele gebruikers in hermetisch afsluitbare structuren
DEEL B Voor de toepassing van de uniforme beginselen in bijlage VI moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over sulfurylfluoride (en met name met de aanhangsels I en II), dat op 11 mei 2010 door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd. Bij deze algemene evaluatie moeten de lidstaten bijzondere aandacht schenken aan:
De toelatingsvoorwaarden moeten, indien nodig, risicobeperkende maatregelen omvatten. De betrokken lidstaten moeten ervoor zorgen dat de kennisgever bij de Commissie nadere informatie indient en met name gegevens ter bevestiging van:
Zij moeten ervoor zorgen dat de kennisgever deze informatie uiterlijk op 31 augustus 2012 aan de Commissie verstrekt.” |
(1) Het evaluatieverslag bevat nadere gegevens over de identiteit en de specificatie van de werkzame stoffen.
BESLUITEN
19.6.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 154/24 |
BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 16 juni 2010
betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering, overeenkomstig punt 28 van het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer
(2010/337/EU)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gelet op het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer (1), en met name op punt 28,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1927/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot oprichting van een Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (2), en met name artikel 12, lid 3, hiervan,
Gelet op het voorstel van de Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) is opgericht om extra steun te verlenen aan werknemers die worden ontslagen als gevolg van door de globalisering veroorzaakte grote structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen en om hen te helpen bij hun terugkeer op de arbeidsmarkt. |
(2) |
Het EFG staat sinds 1 mei 2009 ook open voor aanvragen om steun voor werknemers die zijn ontslagen als gevolg van de wereldwijde financiële en economische crisis. |
(3) |
Krachtens het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 mag uit het EFG een jaarlijks maximumbedrag van 500 miljoen EUR beschikbaar worden gesteld. |
(4) |
Spanje heeft op 2 september 2009 een aanvraag ingediend om de beschikbaarstelling van middelen uit het EFG in verband met gedwongen ontslagen in 181 bedrijven die actief zijn in NACE Revisie 2 afdeling 23 („Vervaardiging van overige niet-metaalhoudende minerale producten”) in de NUTS II-regio Comunidad Valenciana (ES52), en heeft tot en met 22 februari 2010 aanvullende informatie toegevoegd. Deze aanvraag voldoet aan de voorwaarden voor een financiële bijdrage overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EG) nr. 1927/2006. Bijgevolg stelt de Commissie voor om een bedrag van 6 598 735 EUR beschikbaar te stellen. |
(5) |
Er moeten dan ook middelen uit het EFG beschikbaar worden gesteld om een financiële bijdrage te leveren voor de door Spanje ingediende aanvraag, |
HEBBEN HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Voor de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2010 wordt uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) 6 598 735 EUR aan vastleggings- en betalingskredieten beschikbaar gesteld.
Artikel 2
Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Straatsburg, 16 juni 2010.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
J. BUZEK
Voor de Raad
De voorzitter
D. LÓPEZ GARRIDO
(1) PB C 139 van 14.6.2006, blz. 1.
(2) PB L 406 van 30.12.2006, blz. 1.
19.6.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 154/25 |
BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 16 juni 2010
betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering, overeenkomstig punt 28 van het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer
(2010/338/EU)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gelet op het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer (1), en met name op punt 28,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1927/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot oprichting van een Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (2), met name op artikel 12, lid 3,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) is opgericht om extra steun te verlenen aan werknemers die worden ontslagen als gevolg van door de globalisering veroorzaakte grote structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen en om hen te helpen bij hun terugkeer op de arbeidsmarkt. |
(2) |
Het EFG staat sinds 1 mei 2009 ook open voor aanvragen om steun voor werknemers die zijn ontslagen als gevolg van de wereldwijde financiële en economische crisis. |
(3) |
Krachtens het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 mag uit het EFG een jaarlijks maximumbedrag van 500 miljoen EUR beschikbaar worden gesteld. |
(4) |
Spanje heeft op 9 oktober 2009 een aanvraag ingediend om de beschikbaarstelling van middelen uit het EFG in verband met gedwongen ontslagen in 36 bedrijven die actief zijn in NACE Revisie 2 afdeling 16 („Houtindustrie en vervaardiging van artikelen van hout en van kurk, exclusief meubelen; vervaardiging van artikelen van riet en van vlechtwerk”) in de NUTS II-regio Castilla-La Mancha (ES42), en heeft tot en met 22 februari 2010 aanvullende informatie toegevoegd. Deze aanvraag voldoet aan de voorwaarden voor een financiële bijdrage overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EG) nr. 1927/2006. Bijgevolg stelt de Commissie voor om een bedrag van 1 950 000 EUR beschikbaar te stellen. |
(5) |
Er moeten dan ook middelen uit het EFG beschikbaar worden gesteld om een financiële bijdrage te leveren voor de door Spanje ingediende aanvraag, |
HEBBEN HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Voor de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2010 wordt uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering 1 950 000 EUR aan vastleggings- en betalingskredieten beschikbaar gesteld.
Artikel 2
Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Straatsburg, 16 juni 2010.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
J. BUZEK
Voor de Raad
De voorzitter
D. LÓPEZ GARRIDO
(1) PB C 139 van 14.6.2006, blz. 1.
(2) PB L 406 van 30.12.2006, blz. 1.
19.6.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 154/26 |
BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 16 juni 2010
betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering, overeenkomstig punt 28 van het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer
(2010/339/EU)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gelet op het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer (1), en met name op punt 28,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1927/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot oprichting van een Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (2), met name op artikel 12, lid 3,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) is opgericht om extra steun te verlenen aan werknemers die worden ontslagen als gevolg van door de globalisering veroorzaakte grote structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen en om hen te helpen bij hun terugkeer op de arbeidsmarkt. |
(2) |
Het EFG staat sinds 1 mei 2009 ook open voor aanvragen om steun voor werknemers die zijn ontslagen als gevolg van de wereldwijde financiële en economische crisis. |
(3) |
Krachtens het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 mag uit het EFG een jaarlijks maximumbedrag van 500 miljoen EUR beschikbaar worden gesteld. |
(4) |
Ierland heeft op 7 augustus 2009 een aanvraag ingediend om de beschikbaarstelling van middelen uit het EFG in verband met gedwongen ontslagen in het bedrijf Waterford Crystal en voor drie leveranciers of downstream producenten van eerdergenoemd bedrijf, en heeft tot en met 3 november 2009 aanvullende informatie toegevoegd. Deze aanvraag voldoet aan de voorwaarden voor een financiële bijdrage overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EG) nr. 1927/2006. Bijgevolg stelt de Commissie voor om een bedrag van 2 570 853 EUR beschikbaar te stellen. |
(5) |
Er moeten dan ook middelen uit het EFG beschikbaar worden gesteld om een financiële bijdrage te leveren voor de door Ierland ingediende aanvraag, |
HEBBEN HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Voor de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2010 wordt uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) 2 570 853 EUR aan vastleggings- en betalingskredieten beschikbaar gesteld.
Artikel 2
Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Straatsburg, 16 juni 2010.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
J. BUZEK
Voor de Raad
De voorzitter
D. LÓPEZ GARRIDO
(1) PB C 139 van 14.6.2006, blz. 1.
(2) PB L 406 van 30.12.2006, blz. 1.
19.6.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 154/27 |
BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 16 juni 2010
betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering, overeenkomstig punt 28 van het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer
(2010/340/EU)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gelet op het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer (1), en met name op punt 28,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1927/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot oprichting van een Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (2), en met name op artikel 8, lid 2,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (hierna „EFG” genoemd) is opgericht om extra steun te geven aan ontslagen werknemers die de gevolgen van grote structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen ondervinden, teneinde hen te helpen bij hun terugkeer op de arbeidsmarkt. |
(2) |
Het EFG staat sinds 1 mei 2009 ook open voor aanvragen om steun voor werknemers die zijn ontslagen als gevolg van de wereldwijde financiële en economische crisis. |
(3) |
Krachtens het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 mag uit het EFG een jaarlijks maximumbedrag van 500 miljoen EUR beschikbaar worden gesteld. |
(4) |
In Verordening (EG) nr. 1927/2006 wordt bepaald dat op initiatief van de Commissie jaarlijks maximaal 0,35 % van het EFG gebruikt kan worden voor technische steun. Bijgevolg stelt de Commissie voor om een bedrag van 1 110 000 EUR beschikbaar te stellen. |
(5) |
Dit bedrag moet derhalve uit het EFG beschikbaar worden gesteld voor technische steun op initiatief van de Commissie, |
HEBBEN HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Voor de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2010 wordt uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering 1 110 000 EUR aan vastleggings- en betalingskredieten beschikbaar gesteld.
Artikel 2
Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Straatsburg, 16 juni 2010.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
J. BUZEK
Voor de Raad
De voorzitter
D. LÓPEZ GARRIDO
(1) PB C 139 van 14.6.2006, blz. 1.
(2) PB L 406 van 30.12.2006, blz. 1.
19.6.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 154/28 |
BESLUIT EUPOL AFGHANISTAN/2/2010 VAN HET POLITIEK EN VEILIGHEIDSCOMITÉ
van 11 juni 2010
betreffende de benoeming van het hoofd van de missie EUPOL Afghanistan
(2010/341/GBVB)
HET POLITIEK EN VEILIGHEIDSCOMITÉ,
Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 38, derde alinea,
Gezien Besluit 2010/279/GBVB van de Raad van 18 mei 2010 inzake de politiemissie van de Europese Unie in Afghanistan (EUPOL Afghanistan) (1), en met name artikel 10, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
1. |
Op grond van artikel 10, lid 1, van Besluit 2010/279/GBVB heeft de Raad het Politiek en Veiligheidscomité gemachtigd, overeenkomstig artikel 38 van het Verdrag, de nodige besluiten te nemen met het oog op het politieke toezicht op en de strategische aansturing van de missie EUPOL Afghanistan, en met name een hoofd van de missie te benoemen. |
2. |
De hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid heeft voorgesteld Brigadegeneraal Jukka Petri SAVOLAINEN vanaf 15 juli 2010 tot hoofd van de missie te benoemen, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Brigadegeneraal Jukka Petri SAVOLAINEN wordt benoemd tot hoofd van de politiemissie van de Europese Unie in Afghanistan vanaf 15 juli 2010.
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt aangenomen.
Gedaan te Brussel, 11 juni 2010.
Voor het Politiek en Veiligheidscomité
De voorzitter
C. FERNÁNDEZ-ARIAS
(1) PB L 123 van 19.5.2010, blz. 4.
19.6.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 154/29 |
BESLUIT VAN DE COMMISSIE
van 18 juni 2010
tot vrijstelling van de Banque de France van de toepassing van Verordening (EG) nr. 1060/2009 van het Europees Parlement en de Raad inzake ratingbureaus
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2010) 3853)
(Voor de EER relevante tekst)
(2010/342/EU)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1060/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 inzake ratingbureaus (1), en met name op artikel 2, lid 4,
Gezien het door Frankrijk ingediende verzoek,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 27 november 2009 heeft Frankrijk overeenkomstig artikel 2, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1060/2009 bij de Commissie een verzoek ingediend betreffende de vrijstelling van de door de Banque de France afgegeven ratings van de toepassing van Verordening (EG) nr. 1060/2009. |
(2) |
De Banque de France wordt in Frankrijk gereglementeerd door de „Code monétaire et financier”, zoals gewijzigd bij Wet nr. 2008-776 van 4 augustus 2008 (2). Op grond van artikel L.141-6 van de „Code monétaire et financier” mag de Banque de France alle informatie van marktdeelnemers ontvangen die zij nodig heeft om haar essentiële taken te vervullen. Het „Contrat de service public entre l’État et la Banque de France” (3) (hierna „het contract” genoemd), dat om de drie jaar wordt verlengd, vermeldt uitdrukkelijk de afgifte van ratings door de Banque de France als één van de werkzaamheden die de Banque de France dient uit te voeren. |
(3) |
De Banque de France heeft haar eigen gedragscode (4) opgesteld (hierna „de code” genoemd), die voornamelijk op de door de International Organisation of Securities Commissions (IOSCO) uitgebrachte gedragscode, de Code of Conduct Fundamentals for credit rating agencies, is gebaseerd. |
(4) |
Overeenkomstig artikel 2, lid 2, onder d), van Verordening (EG) nr. 1060/2009 dienen vier elementen te worden beoordeeld om de door de Banque de France opgestelde ratings van de toepassing van genoemde verordening vrij te stellen: |
(5) |
Ten eerste mogen de ratings niet door de beoordeelde entiteit worden betaald. In punt 1.3 van de code is bepaald dat de Banque de France geen beloning van de beoordeelde entiteiten ontvangt voor de rating die op hen betrekking heeft en waarvan zij in kennis worden gesteld. In punt 2.2 van de code is gespecificeerd dat de gebruikers van de ratings (kredietinstellingen die cliënten zijn van de FIBEN — „Fichier bancaire des entreprises”) degenen zijn die een gepubliceerd tarief voor de dienst betalen. |
(6) |
Ten tweede mogen de ratings niet openbaar worden gemaakt. In punt 1.5 van de code is bepaald dat de ratings niet openbaar mogen worden gemaakt. De toegang is wettelijk beperkt tot bepaalde, in de code omschreven categorieën van actoren die door de Banque de France dienen te worden geïdentificeerd vooraleer zij toegang krijgen tot de rating. |
(7) |
Ten derde dienen de ratings te worden afgegeven overeenkomstig de beginselen, normen en procedures die zorgen voor voldoende integriteit en onafhankelijkheid van ratingactiviteiten overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1060/2009. Analisten en personeelsleden die in de Banque de France werkzaam zijn, zijn op grond van de bepalingen van de „Code monétaire et financier”, en met name de artikelen L.142-9 en L.164-2, gebonden door het principe van het beroepsgeheim en door de belangenconflictenregels die zijn vervat in de beroepsethiekregels en in de door de „ministre de l’économie, des finances et de l’industrie” goedgekeurde financiële ethische code van de Banque de France. Daarenboven bevat het personeelsstatuut van de Banque de France bepalingen die uitdrukkelijk ten doel hebben te voorkomen dat personeelsleden zich in een belangenconflictsituatie (blijven) bevinden. De Banque de France is onderworpen aan interne controleprocedures, die worden uitgevoerd door een onafhankelijke ethische medewerker en zijn personeel dat met het controleren van de toepassing van de ethische code is belast, dan wel via de collegiale structuur die volledig in de organisatie van het management van de Banque de France is opgenomen, en die een effectief middel zijn om de naleving van deze integriteits- en onafhankelijkheidsregels te verzekeren. Aangezien deze vereisten in wetgeving zijn verankerd, kunnen in geval van niet-naleving ervan sancties worden opgelegd. Bovendien legt de code de nodige procedureregels en passende normen vast om te zorgen voor: i) de integriteit en kwaliteit van het ratingproces (inclusief de formalisering van het besluitvormingscircuit, de traceerbaarheid van de besluiten en het kwaliteitscontroleproces), ii) de toepasselijke transparantie- en communicatieprocedures (inclusief regels inzake toegang tot ratings, publicatie van de methoden en evolutie van de ratingactiviteiten), en iii) de maatregelen ter voorkoming van belangenconflicten (inclusief de nodige zorgvuldigheid die door de analisten in acht dient te worden genomen en de werking van nationale en regionale ratingcomités). |
(8) |
Ten vierde mogen de ratings geen betrekking hebben op door de respectieve centrale banken van de lidstaten uitgegeven financiële instrumenten. In punt 1.1 van de code is bepaald dat de door de Banque de France opgestelde ratings betrekking hebben op niet-financiële ondernemingen. De ratings hebben betrekking op ondernemingen die zijn gevestigd op het Franse grondgebied en in de Franse „départements d’Outre-Mer” die onder het „Institut d’émission des départements d’outre-mer” (IEDOM) vallen. In het contract is bepaald dat de door de Banque de France opgestelde ratings betrekking hebben op ondernemingen. De Banque de France geeft derhalve geen ratings af die betrekking hebben op de openbare aanbieding van door de Franse staat of door een andere lidstaat uitgegeven financiële instrumenten. |
(9) |
Gelet op de in de overwegingen 2 tot en met 8 onderzochte factoren mag ervan uit worden gegaan dat de Banque de France aan de in artikel 2, lid 2, onder d), van Verordening (EG) nr. 1060/2009 gestelde voorwaarden betreffende de afgifte van ratings voldoet. |
(10) |
Verordening (EG) nr. 1060/2009 mag dan ook niet van toepassing zijn op de door de Banque de France afgegeven ratings. |
(11) |
De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Europees Comité voor het effectenbedrijf, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
De Banque de France valt onder het toepassingsgebied van artikel 2, lid 2, onder d), van Verordening (EG) nr. 1060/2009.
Verordening (EG) nr. 1060/2009 is niet van toepassing op de door de Banque de France afgegeven ratings.
Artikel 2
Dit besluit is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 18 juni 2010.
Voor de Commissie
Michel BARNIER
Lid van de Commissie
(1) PB L 302 van 17.11.2009, blz. 1.
(2) Gepubliceerd in het Journal officiel de la République française van 5 augustus 2008.
(3) http://www.banque-de-france.net/fr/instit/telechar/histoire/contrat_sp.pdf
(4) Code de conduite de l’activité de cotation des entreprises à la Banque de France: http://www.banque-france.fr/fr/instit/telechar/services/code_conduite_cotation_bdf.pdf
Rectificaties
19.6.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 154/31 |
Rectificatie van Richtlijn 2009/74/EG van de Commissie van 26 juni 2009 tot wijziging van de Richtlijnen 66/401/EEG, 66/402/EEG, 2002/55/EG en 2002/57/EG wat betreft de botanische namen van planten, de wetenschappelijke namen van andere organismen en bepaalde bijlagen bij de Richtlijnen 66/401/EEG, 66/402/EEG en 2002/57/EG in het licht van de ontwikkeling van de wetenschappelijke en technische kennis
( Publicatieblad van de Europese Unie L 166 van 27 juni 2009 )
Bladzijde 62, in de tabel, onder „Gewas”; eerste vermelding:
in plaats van:
„Andere Brassica spp. dan Brassica napus, andere Cannabis sativa dan eenhuizige Cannabis sativa, Carthamus tinctorius, Carum carvi, andere Gossypium spp. dan hybriden van Gossypium hirsutum en/of Gossypium barbadense, Sinapis alba:”
te lezen:
„Andere Brassica spp. dan Brassica napus, andere Cannabis sativa dan eenhuizige Cannabis sativa, Carthamus tinctorius, Carum carvi, Sinapis alba:”.
Bladzijde 62, in de tabel betreffende de vermelding met de hoofding „Gossypium hirsutum en/of Gossypium barbadense”:
in plaats van:
„— |
voor de productie van basiszaad van ouderlijnen van Gossypium hirsutum |
— |
voor de productie van basiszaad van ouderlijnen van Gossypium barbadense” |
te lezen:
„— |
voor de productie van basiszaad van Gossypium hirsutum |
— |
voor de productie van basiszaad van Gossypium barbadense”. |