ISSN 1725-2598

doi:10.3000/17252598.L_2010.152.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 152

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

53e jaargang
18 juni 2010


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

 

Verordening (EU) nr. 522/2010 van de Commissie van 17 juni 2010 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

1

 

 

Verordening (EU) nr. 523/2010 van de Commissie van 17 juni 2010 houdende het besluit om geen uitvoerrestitutie toe te kennen voor boter in het kader van de in Verordening (EG) nr. 619/2008 bedoelde permanente inschrijving

3

 

 

Verordening (EU) nr. 524/2010 van de Commissie van 17 juni 2010 houdende het besluit om geen uitvoerrestitutie toe te kennen voor mageremelkpoeder in het kader van de in Verordening (EG) nr. 619/2008 bedoelde permanente inschrijving

4

 

 

Verordening (EU) nr. 525/2010 van de Commissie van 17 juni 2010 tot vaststelling van uitvoerrestituties in de sector vlees van pluimvee

5

 

 

Verordening (EU) nr. 526/2010 van de Commissie van 17 juni 2010 met betrekking tot invoercertificaten waarvoor de aanvragen in de eerste 7 dagen van juni 2010 zijn ingediend in het kader van het tariefcontingent voor de invoer van rundvlees van hoge kwaliteit, dat wordt beheerd bij Verordening (EG) nr. 620/2009

7

 

 

Verordening (EU) nr. 527/2010 van de Commissie van 17 juni 2010 tot vaststelling van de minimumverkoopprijs voor boter voor de tweede bijzondere inschrijving in het kader van de bij Verordening (EU) nr. 446/2010 geopende openbare inschrijving

8

 

 

Verordening (EU) nr. 528/2010 van de Commissie van 17 juni 2010 waarbij geen minimumverkoopprijs wordt vastgesteld voor mageremelkpoeder voor de tweede bijzondere inschrijving in het kader van de bij Verordening (EU) nr. 447/2010 geopende openbare inschrijving

9

 

 

Verordening (EU) nr. 529/2010 van de Commissie van 17 juni 2010 tot vaststelling van de representatieve prijzen in de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede van ovoalbumine, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1484/95

10

 

 

RICHTLIJNEN

 

*

Richtlijn 2010/37/EU van de Commissie van 17 juni 2010 tot wijziging van Richtlijn 2008/60/EG tot vaststelling van specifieke zuiverheidseisen voor zoetstoffen ( 1 )

12

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit 2010/336/GBVB van de Raad van 14 juni 2010 betreffende activiteiten van de Europese Unie ter ondersteuning van het Wapenhandelsverdrag in het kader van de Europese veiligheidsstrategie

14

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

18.6.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 152/1


VERORDENING (EU) Nr. 522/2010 VAN DE COMMISSIE

van 17 juni 2010

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (2), en met name op artikel 138, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

Bij Verordening (EG) nr. 1580/2007 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XV, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 138 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 18 juni 2010.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 17 juni 2010.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 350 van 31.12.2007, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

IL

132,1

MA

44,4

MK

50,2

TR

52,7

ZZ

69,9

0707 00 05

MA

37,3

MK

36,4

TR

119,0

ZZ

64,2

0709 90 70

TR

99,7

ZZ

99,7

0805 50 10

AR

77,3

BR

112,1

TR

97,3

US

83,2

ZA

94,5

ZZ

92,9

0808 10 80

AR

102,3

BR

79,1

CA

117,1

CL

92,9

CN

52,4

NZ

122,2

US

140,3

UY

123,8

ZA

92,9

ZZ

102,6

0809 10 00

TR

247,3

US

396,9

ZZ

322,1

0809 20 95

SY

216,0

TR

334,4

US

576,0

ZZ

375,5

0809 30

TR

158,2

ZZ

158,2

0809 40 05

AU

340,4

EG

219,2

IL

236,3

US

571,1

ZZ

341,8


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


18.6.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 152/3


VERORDENING (EU) Nr. 523/2010 VAN DE COMMISSIE

van 17 juni 2010

houdende het besluit om geen uitvoerrestitutie toe te kennen voor boter in het kader van de in Verordening (EG) nr. 619/2008 bedoelde permanente inschrijving

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (integrale-GMO-verordening) (1), en met name op artikel 164, lid 2, juncto artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 619/2008 van de Commissie van 27 juni 2008 tot opening van een permanente inschrijving voor de vaststelling van de uitvoerrestituties voor bepaalde zuivelproducten (2) voorziet in een permanente inschrijving.

(2)

Krachtens artikel 6 van Verordening (EG) nr. 1454/2007 van de Commissie van 10 december 2007 houdende gemeenschappelijke bepalingen betreffende inschrijvingen voor de vaststelling van uitvoerrestituties voor bepaalde landbouwproducten (3) en na bestudering van de offertes die in het kader van de inschrijving zijn ingediend, dient te worden besloten geen restitutie toe te kennen voor de inschrijvingsperiode die eindigt op 15 juni 2010.

(3)

Het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten heeft geen advies uitgebracht binnen de door zijn voorzitter vastgestelde termijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In het kader van de bij Verordening (EG) nr. 619/2008 geopende permanente inschrijving wordt voor de inschrijvingsperiode die eindigt op 15 juni 2010, geen restitutie toegekend voor de in artikel 1, onder a) en b), respectievelijk artikel 2 van die verordening bedoelde producten en bestemmingen.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 18 juni 2010.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 17 juni 2010.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 168 van 28.6.2008, blz. 20.

(3)  PB L 325 van 11.12.2007, blz. 69.


18.6.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 152/4


VERORDENING (EU) Nr. 524/2010 VAN DE COMMISSIE

van 17 juni 2010

houdende het besluit om geen uitvoerrestitutie toe te kennen voor mageremelkpoeder in het kader van de in Verordening (EG) nr. 619/2008 bedoelde permanente inschrijving

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (Integrale-GMO-verordening) (1), en met name op artikel 164, lid 2, juncto artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 619/2008 van de Commissie van 27 juni 2008 tot opening van een permanente inschrijving voor de vaststelling van de uitvoerrestituties voor bepaalde zuivelproducten (2) voorziet in een permanente inschrijving.

(2)

Krachtens artikel 6 van Verordening (EG) nr. 1454/2007 van de Commissie van 10 december 2007 houdende gemeenschappelijke bepalingen betreffende inschrijvingen voor de vaststelling van uitvoerrestituties voor bepaalde landbouwproducten (3) en na bestudering van de offertes die in het kader van de inschrijving zijn ingediend, dient te worden besloten geen restitutie toe te kennen voor de inschrijvingsperiode die eindigt op 15 juni 2010.

(3)

Het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten heeft geen advies uitgebracht binnen de door zijn voorzitter vastgestelde termijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In het kader van de bij Verordening (EG) nr. 619/2008 geopende permanente inschrijving wordt voor de inschrijvingsperiode die eindigt op 15 juni 2010, geen restitutie toegekend voor de in artikel 1, onder c), respectievelijk artikel 2 van die verordening bedoelde producten en bestemmingen.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 18 juni 2010.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 17 juni 2010.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 168 van 28.6.2008, blz. 20.

(3)  PB L 325 van 11.12.2007, blz. 69.


18.6.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 152/5


VERORDENING (EU) Nr. 525/2010 VAN DE COMMISSIE

van 17 juni 2010

tot vaststelling van uitvoerrestituties in de sector vlees van pluimvee

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (1), en met name op artikel 164, lid 2, laatste alinea, en artikel 170,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens artikel 162, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 kan het verschil tussen de prijzen van de in deel XX van bijlage I bij die verordening bedoelde producten op de wereldmarkt en die in de Unie worden overbrugd door een restitutie bij uitvoer.

(2)

Gezien de huidige situatie op de pluimveevleesmarkt, moeten uitvoerrestituties worden vastgesteld overeenkomstig de regels en bepaalde criteria van de artikelen 162, 163, 164, 167, 169 en 170 van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(3)

Krachtens artikel 164, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 kunnen de restituties naar gelang van de bestemming worden gedifferentieerd, met name indien dit noodzakelijk is wegens de situatie op de wereldmarkt, de specifieke vereisten van bepaalde markten of de verplichtingen die voortvloeien uit volgens artikel 300 van het Verdrag gesloten overeenkomsten.

(4)

De restituties moeten slechts worden toegekend voor producten die vrij in de Unie mogen worden verhandeld en die zijn voorzien van het identificatiemerk als bedoeld in artikel 5, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (2). Deze producten moeten tevens voldoen aan de vereisten van Verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake levensmiddelenhygiëne (3).

(5)

Het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten heeft geen advies uitgebracht binnen de door zijn voorzitter vastgestelde termijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   De voor de restituties als bedoeld in artikel 164 van Verordening (EG) nr. 1234/2007 in aanmerking komende producten, alsmede het bedrag van die restituties zijn opgenomen in de bijlage bij de onderhavige verordening, en gelden onder voorbehoud van de naleving van de in lid 2 van het onderhavige artikel vastgestelde voorwaarden.

2.   De op grond van lid 1 voor restituties in aanmerking komende producten moeten voldoen aan de vereisten van de Verordeningen (EG) nr. 852/2004 en (EG) nr. 853/2004, en moeten met name in een erkende inrichting zijn bereid en voldoen aan de voorwaarden inzake het identificatiemerk, die zijn vastgesteld in bijlage II, sectie I, van Verordening (EG) nr. 853/2004.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 18 juni 2010.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 17 juni 2010.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55.

(3)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 1.


BIJLAGE

Uitvoerrestituties in de sector slachtpluimvee voor de periode vanaf 18 juni 2010

Productcode

Bestemming

Meeteenheid

Restitutiebedrag

0105 11 11 9000

A02

EUR/100 pcs

0,24

0105 11 19 9000

A02

EUR/100 pcs

0,24

0105 11 91 9000

A02

EUR/100 pcs

0,24

0105 11 99 9000

A02

EUR/100 pcs

0,24

0105 12 00 9000

A02

EUR/100 pcs

0,47

0105 19 20 9000

A02

EUR/100 pcs

0,47

0207 12 10 9900

V03

EUR/100 kg

32,50

0207 12 90 9190

V03

EUR/100 kg

32,50

0207 12 90 9990

V03

EUR/100 kg

32,50

NB: De codes van de producten en de codes van de bestemmingen serie „A” zijn vastgesteld in Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie (PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1), zoals gewijzigd.

De andere bestemmingen worden als volgt vastgesteld:

V03:

A24, Angola, Saudi-Arabië, Koeweit, Bahrein, Qatar, Oman, Verenigde Arabische Emiraten, Jordanië, Jemen, Libanon, Irak en Iran.


18.6.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 152/7


VERORDENING (EU) Nr. 526/2010 VAN DE COMMISSIE

van 17 juni 2010

met betrekking tot invoercertificaten waarvoor de aanvragen in de eerste 7 dagen van juni 2010 zijn ingediend in het kader van het tariefcontingent voor de invoer van rundvlees van hoge kwaliteit, dat wordt beheerd bij Verordening (EG) nr. 620/2009

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten (2), en met name op artikel 7, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 620/2009 van de Commissie van 13 juli 2009 tot vaststelling van de wijze van beheer van een tariefcontingent voor de invoer van rundvlees van hoge kwaliteit (3) zijn voorschriften vastgesteld voor het indienen van invoercertificaataanvragen en het afgeven van invoercertificaten.

(2)

In artikel 7, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1301/2006 is bepaald dat, in het geval dat certificaataanvragen zijn ingediend voor een grotere hoeveelheid dan die welke beschikbaar is voor de invoertariefcontingentsperiode of de deelperiode daarvan, een toewijzingscoëfficiënt moet worden vastgesteld voor elk van de hoeveelheden waarvoor een certificaataanvraag is ingediend. De invoercertificaataanvragen die op grond van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 620/2009 zijn ingediend tussen 1 en 7 juni 2010 hebben betrekking op een grotere dan de beschikbare hoeveelheid. Derhalve moet worden bepaald in hoeverre de invoercertificaten kunnen worden afgegeven en moet de toewijzingscoëfficiënt worden vastgesteld,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Op de invoercertificaataanvragen voor het contingent met volgnummer 09.4449 die in de periode van 1 tot en met 7 juni 2010 zijn ingediend overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EG) nr. 620/2009, wordt een toewijzingscoëfficiënt toegepast van 0,433989 %.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 17 juni 2010.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 238 van 1.9.2006, blz. 13.

(3)  PB L 182 van 15.7.2009, blz. 25.


18.6.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 152/8


VERORDENING (EU) Nr. 527/2010 VAN DE COMMISSIE

van 17 juni 2010

tot vaststelling van de minimumverkoopprijs voor boter voor de tweede bijzondere inschrijving in het kader van de bij Verordening (EU) nr. 446/2010 geopende openbare inschrijving

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1), en met name op artikel 43, onder j), juncto artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) nr. 446/2010 van de Commissie (2) is overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2009 van de Commissie van 11 december 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad wat betreft de aankoop en de verkoop van landbouwproducten in het kader van de openbare interventie (3) een openbare inschrijving geopend voor de verkoop van boter.

(2)

Op grond van artikel 46, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1272/2009 moet de Commissie op basis van de voor elke bijzondere inschrijving ontvangen inschrijvingen een minimumverkoopprijs vaststellen of besluiten geen minimumverkoopprijs vast te stellen.

(3)

Op grond van de voor de tweede bijzondere inschrijving ontvangen inschrijvingen moet een minimumverkoopprijs worden vastgesteld.

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de tweede bijzondere inschrijving in het kader van de bij Verordening (EU) nr. 446/2010 geopende openbare inschrijving voor de verkoop van boter, waarvoor de termijn voor de indiening van inschrijvingen op 15 juni 2010 is verstreken, wordt de minimumverkoopprijs vastgesteld op 355,10 EUR per 100 kg.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 18 juni 2010.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 17 juni 2010.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 126 van 22.5.2010, blz. 17.

(3)  PB L 349 van 29.12.2009, blz. 1.


18.6.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 152/9


VERORDENING (EU) Nr. 528/2010 VAN DE COMMISSIE

van 17 juni 2010

waarbij geen minimumverkoopprijs wordt vastgesteld voor mageremelkpoeder voor de tweede bijzondere inschrijving in het kader van de bij Verordening (EU) nr. 447/2010 geopende openbare inschrijving

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1), en met name op artikel 43, onder j), juncto artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) nr. 447/2010 van de Commissie (2) is overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1272/2009 van de Commissie van 11 december 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad wat betreft de aankoop en de verkoop van landbouwproducten in het kader van de openbare interventie (3) een openbare inschrijving geopend voor de verkoop van mageremelkpoeder.

(2)

Op grond van artikel 46, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1272/2009 moet de Commissie op basis van de voor elke bijzondere inschrijving ontvangen inschrijvingen een minimumverkoopprijs vaststellen of besluiten geen minimumverkoopprijs vast te stellen.

(3)

Op grond van de voor de tweede bijzondere inschrijving ontvangen inschrijvingen hoeft geen minimumverkoopprijs te worden vastgesteld.

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de tweede bijzondere inschrijving in het kader van de bij Verordening (EU) nr. 447/2010 geopende openbare inschrijving voor de verkoop van mageremelkpoeder, waarvoor de termijn voor de indiening van inschrijvingen op 15 juni 2010 is verstreken, wordt geen minimumverkoopprijs vastgesteld.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 18 juni 2010.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 17 juni 2010.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 126 van 22.5.2010, blz. 19.

(3)  PB L 349 van 29.12.2009, blz. 1.


18.6.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 152/10


VERORDENING (EU) Nr. 529/2010 VAN DE COMMISSIE

van 17 juni 2010

tot vaststelling van de representatieve prijzen in de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede van ovoalbumine, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1484/95

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (Integrale-GMO-verordening) (1), en met name op artikel 143,

Gelet op Verordening (EG) nr. 614/2009 van de Raad van 7 juli 2009 betreffende een gemeenschappelijke regeling van het handelsverkeer voor ovoalbumine en lactoalbumine (2), en met name op artikel 3, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1484/95 van de Commissie (3) zijn bepalingen vastgesteld voor de toepassing van de regeling inzake aanvullende invoerrechten en zijn de representatieve prijzen in de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede van ovoalbumine, vastgesteld.

(2)

Uit de regelmatige controle van de gegevens die als basis worden gebruikt voor het bepalen van de representatieve prijzen in de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede van ovoalbumine, blijkt dat de representatieve prijzen voor de invoer van bepaalde producten moeten worden gewijzigd met inachtneming van de naar gelang van de oorsprong optredende prijsverschillen. De representatieve prijzen moeten derhalve worden bekendgemaakt.

(3)

Deze wijziging moet, gezien de marktsituatie, zo spoedig mogelijk worden toegepast.

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1484/95 wordt vervangen door de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 17 juni 2010.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 181 van 14.7.2009, blz. 8.

(3)  PB L 145 van 29.6.1995, blz. 47.


BIJLAGE

van de verordening van de Commissie van 17 juni 2010 tot vaststelling van de representatieve prijzen in de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede van ovoalbumine, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1484/95

„BIJLAGE I

GN-code

Omschrijving

Representatieve prijs

(EUR/100 kg)

In artikel 3, lid 3, bedoelde zekerheid

(EUR/100 kg)

Oorsprong (1)

0207 12 10

Geslachte kippen (zogenaamde kippen 70 %), bevroren

132,9

0

BR

131,7

0

AR

122,5

0

TH

0207 12 90

Geslachte kippen (zogenaamde kippen 65 %), bevroren

124,9

0

BR

117,3

0

AR

0207 14 10

Delen zonder been, van hanen of van kippen, bevroren

203,1

29

BR

224,3

23

AR

300,5

0

CL

0207 14 50

Borsten van kippen, bevroren

171,0

12

BR

0207 14 60

Dijen van kippen, bevroren

114,6

9

BR

0207 27 10

Delen zonder been, van kalkoenen, bevroren

257,0

12

BR

293,9

1

CL

0408 11 80

Eigeel

323,9

0

AR

0408 91 80

Eieren uit de schaal, gedroogd

373,5

0

AR

1602 32 11

Bereidingen van hanen of van kippen, niet gekookt en niet gebakken

287,5

0

BR

3502 11 90

Ovoalbumine, gedroogd

566,9

0

AR


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „andere oorsprong”.”


RICHTLIJNEN

18.6.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 152/12


RICHTLIJN 2010/37/EU VAN DE COMMISSIE

van 17 juni 2010

tot wijziging van Richtlijn 2008/60/EG tot vaststelling van specifieke zuiverheidseisen voor zoetstoffen

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 inzake levensmiddelenadditieven (1), en met name op artikel 30, lid 5,

Na raadpleging van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 2008/60/EG van de Commissie van 17 juni 2008 tot vaststelling van specifieke zuiverheidseisen voor zoetstoffen (2) stelt de zuiverheidseisen vast voor de in levensmiddelen gebruikte zoetstoffen die worden genoemd in Richtlijn 94/35/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 juni 1994 inzake zoetstoffen die in levensmiddelen mogen worden gebruikt (3).

(2)

De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) heeft de informatie over de veiligheid van neotaam als zoetstof en smaakversterker beoordeeld en hierover op 27 september 2007 advies uitgebracht (4). Gezien de voorgestelde toepassingen werd het passend geacht het gebruik van dit levensmiddelenadditief toe te staan. Er moeten daarom specificaties worden vastgesteld voor dit levensmiddelenadditief, waaraan het E-nummer E 961 is toegekend.

(3)

Er moet rekening worden gehouden met de specificaties en analysetechnieken voor additieven zoals die in het kader van de Codex Alimentarius door het Gezamenlijk Comité van deskundigen voor levensmiddelenadditieven (JECFA) zijn opgesteld. Met name moeten — waar nodig — in de specifieke zuiverheidseisen de grenswaarden voor de desbetreffende afzonderlijke zware metalen worden opgenomen.

(4)

Richtlijn 2008/60/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(5)

De in deze richtlijn vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Richtlijn 2008/60/EG wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze richtlijn.

Artikel 2

1.   De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk 31 maart 2011 aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mee.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 3

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 4

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 17 juni 2010.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 354 van 31.12.2008, blz. 16.

(2)  PB L 158 van 18.6.2008, blz. 17.

(3)  PB L 237 van 10.9.1994, blz. 3.

(4)  Scientific Opinion of the Panel on Food Additives, Flavourings, Processing Aids and Materials in Contact with Food on a request from European Commission on Neotame as a sweetener and flavour enhancer. The EFSA Journal (2007) 581, 1-43.


BIJLAGE

In bijlage I bij Richtlijn 2008/60/EG wordt na nummer E 959 de volgende tabel voor nummer E 961 ingevoegd:

E 961   NEOTAAM

Synoniemen

N-[N-(3,3-dimethylbutyl)-L-α-aspartyl]-L-fenylalanine-1-methylester,

N-(3,3-dimethylbutyl)-L-aspartyl-L-fenylalanine-methylester.

Definitie

Neotaam wordt vervaardigd door reactie onder waterstofdruk van aspartaam met 3,3,-dimethylbutyraldehyde in methanol met behulp van een palladium/koolstofkatalysator. Het wordt geïsoleerd en gezuiverd door filtratie, waarbij diatomeeënaarde kan worden gebruikt. Na de verwijdering van het oplosmiddel door destillatie wordt neotaam gewassen met water, geïsoleerd door centrifugatie en ten slotte vacuüm gedroogd.

CAS-nr.:

165450-17-9

Chemische naam

N-[N-(3,3-dimethylbutyl)-L-α-aspartyl]-L-fenylalanine-1-methylester

Molecuulformule

C20H30N2O5

Relatieve molecuulmassa

378,47

Beschrijving

wit tot gebroken wit poeder

Gehalte

Minimaal 97,0 % (gedroogd)

Eigenschappen

Oplosbaarheid

4,75 % (m/m) bij 60 °C in water, oplosbaar in ethanol en ethylacetaat

Zuiverheid

Watergehalte

Maximaal 5 % (Karl Fischermethode, monster van 25 ± 5 mg)

pH

5,0 — 7,0 (0,5 %-oplossing in water)

Smelttraject

81 °C tot 84 °C

N-[(3,3-dimethylbutyl)-L-α-aspartyl]-L-fenylalanine

Maximaal 1,5 %

Lood

Maximaal 1 mg/kg”


BESLUITEN

18.6.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 152/14


BESLUIT 2010/336/GBVB VAN DE RAAD

van 14 juni 2010

betreffende activiteiten van de Europese Unie ter ondersteuning van het Wapenhandelsverdrag in het kader van de Europese veiligheidsstrategie

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikelen 26, lid 2, en artikel 31, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 12 december 2003 heeft de Europese Raad een Europese veiligheidsstrategie vastgesteld waarin wordt opgeroepen tot een internationale orde gebaseerd op doeltreffend multilateralisme. In de Europese veiligheidsstrategie wordt het Handvest van de Verenigde Naties (VN) erkend als het basiskader voor de internationale betrekkingen. De Europese Unie heeft er een prioriteit van gemaakt om de VN te versterken en zodanig uit te rusten dat zij hun verantwoordelijkheden kunnen uitoefenen en effectief kunnen optreden.

(2)

De Algemene Vergadering van de VN heeft op 6 december 2006 Resolutie 61/89 „Op weg naar een Wapenhandelsverdrag: vaststelling van gemeenschappelijke internationale normen voor de invoer, uitvoer en overdracht van conventionele wapens” aangenomen.

(3)

De Raad heeft zich in zijn conclusies van 11 december 2006 verheugd getoond dat het proces met het oog op de uitwerking van een juridisch bindend internationaal Wapenhandelsverdrag (hierna te noemen „WHV”) formeel is ingeleid en heeft met waardering vastgesteld dat een duidelijke meerderheid van de lidstaten van de VN, waaronder alle lidstaten van de Unie, Resolutie 61/89 van de Algemene Vergadering van de VN hebben gesteund. De Raad heeft nogmaals bevestigd dat de Unie en haar lidstaten een actieve rol in dit proces zullen spelen, en heeft het belang van samenwerking met andere staten en regionale organisaties in het kader van dit proces benadrukt.

(4)

De secretaris-generaal van de VN heeft een groep van regeringsdeskundigen (Group of Government Experts, hierna te noemen „GGE”), bestaande uit 28 leden, ingesteld om de bespreking van een eventueel WHV voort te zetten. De GGE is in de loop van 2008 meermaals bijeengekomen en heeft vastgesteld dat verdere besprekingen nodig zijn en dat de inspanningen stap voor stap, op open en transparante wijze, in het kader van de VN moeten plaatsvinden. De GGE moedigde de staten die daartoe in staat zijn, aan op verzoek bijstand te verlenen aan staten die daaraan behoefte hebben.

(5)

In zijn conclusies van 10 december 2007 heeft de Raad de oprichting van de GGE toegejuicht en gesteld er vast van overtuigd te zijn dat een alomvattend, juridisch bindend instrument, dat spoort met de bestaande verantwoordelijkheden van de staten uit hoofde van het toepasselijke internationale recht, en waarin gemeenschappelijke internationale normen worden vastgesteld voor de invoer, uitvoer en overdracht van conventionele wapens, in belangrijke mate zal bijdragen aan de strijd tegen de ongewenste en onverantwoorde verspreiding van conventionele wapens.

(6)

Het VN-Instituut voor Ontwapeningsonderzoek (UNIDIR) heeft zijn steun aan dit proces verleend door een tweedelige studie uit te voeren bestaande uit twee grondige analysen van de standpunten van de lidstaten van de VN over de haalbaarheid, de werkingssfeer en de ontwerpparameters van een WHV. De in december 2007 en januari 2008 uitgevoerde analysen vormden een nuttige inbreng voor de GGE.

(7)

Op 24 december 2008 heeft de Algemene Vergadering van de VN Resolutie 63/240 (Op weg naar een Wapenhandelsverdrag: vaststelling van gemeenschappelijke internationale normen voor de invoer, uitvoer en overdracht van conventionele wapens) aangenomen, waarbij een open werkgroep is ingesteld die verder moet bekijken over welke elementen in het verslag van de GGE een consensus kan worden bereikt zodat die elementen kunnen worden opgenomen in een toekomstig juridisch bindend verdrag over de invoer, uitvoer en overdracht van conventionele wapens. De open werkgroep heeft in 2009 twee keer vergaderd en een verslag ingediend bij de Algemene Vergadering van de VN waarin staat dat het probleem van de ongeregelde handel in conventionele wapens en de afleiding van deze wapens naar de illegale markt middels een internationaal optreden moet worden aangepakt.

(8)

Op basis van bovenstaande conclusies van de Raad heeft de Unie besloten het proces dat moet leiden tot een WHV te steunen door het debat open te stellen voor landen die niet aan de GGE deelnemen, alsook voor andere actoren zoals de civiele samenleving en de industrie, om het inzicht in de problematiek te vergroten en bij te dragen aan het werk van de open werkgroep. Daartoe heeft de Raad op 19 januari 2009 Besluit 2009/42/GBVB (1) inzake steun aan EU-activiteiten ter bevordering onder derde landen van het proces dat moet leiden tot een Wapenhandelsverdrag, in het kader van de Europese veiligheidsstrategie vastgesteld.

(9)

Binnen het kader van de uitvoering van Besluit 2009/42/GBVB heeft UNIDIR, als instantie die het besluit uitvoert, tussen februari 2009 en februari 2010 zes regionale seminars georganiseerd, een nevenevenement en een openings- en een slotevenement. Tijdens deze evenementen konden de stakeholders, onder wie vertegenwoordigers van de civiele samenleving, de industrie en landen die niet in de GGE zitten, deelnemen aan open, informele debatten over een WHV. De uitvoering van Besluit 2009/42/GBVB bood tevens de gelegenheid om nationale en regionale benaderingen van het lopende internationale proces te integreren en bij te dragen aan het omschrijven van het toepassingsgebied en de implicaties van een verdrag inzake de handel in conventionele wapens.

(10)

Op 2 december 2009 heeft de Algemene Vergadering van de VN Resolutie 64/48 (betiteld „het Wapenhandelsverdrag”) aangenomen waarin is besloten in 2012 de Conferentie van de VN over het WHV bijeen te roepen om een juridisch bindend instrument op te stellen over zo streng mogelijke gemeenschappelijke internationale normen voor de overdracht van conventionele wapens. In de resolutie is ook besloten de nog te houden zittingen van de open werkgroep te beschouwen als bijeenkomsten van de voorbereidingscommissie voor de VN-conferentie.

(11)

Gelet op de activiteiten uit hoofde van Besluit 2009/42/GBVB, dat in mei 2010 vervalt, op het feit dat, wil de VN-conferentie over het WHV in 2012 slagen, daarvoor voorbereidingen moeten worden getroffen, en op de aanbeveling in Resolutie 64/48 om te zorgen voor een zo breed en doeltreffend mogelijke deelname aan de Conferentie, moet de Unie het proces ter voorbereiding van de VN-conferentie steunen opdat deze zo universeel mogelijk wordt en in staat zal zijn concrete aanbevelingen te doen over de elementen van een toekomstig WHV. De steun van de Unie voor het proces dat moet leiden tot een WHV, moet maatregelen inhouden ter ondersteuning van de nationale stelsels van derde landen voor controle op de in- en uitvoer die zouden moeten voldoen aan een toekomstig WHV,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Bij wijze van steun voor het Wapenhandelsverdrag (hierna te noemen het „WHV”), onderneemt de Unie activiteiten met de volgende doelstellingen:

steun verlenen aan het proces ter voorbereiding van de VN-conferentie over het WHV opdat deze zo universeel mogelijk wordt en in staat zal zijn concrete aanbevelingen te doen over de elementen van het toekomstig WHV;

steun verlenen aan de lidstaten van de VN voor de ontwikkeling en verbetering van nationale en regionale deskundigheid voor doeltreffende controle op de overdracht van wapens teneinde te bewerkstelligen dat het toekomstig WHV, wanneer het in werking treedt, zo doeltreffend mogelijk is.

2.   Ter verwezenlijking van de in lid 1 genoemde doelstellingen voert de Unie het volgende project uit:

er worden zeven regionale seminars georganiseerd, een openings- en een slotevenement, en ten hoogste drie nevenevenementen en de resultaten van deze bijeenkomsten worden verspreid.

In de bijlage staat een nadere omschrijving van dit project.

Artikel 2

1.   De hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (hierna te noemen „de HV”) is belast met de uitvoering van dit besluit.

2.   Het in artikel 1, lid 2, bedoelde project wordt uitgevoerd door het Instituut voor Ontwapeningsonderzoek van de VN (UNIDIR).

3.   UNIDIR voert zijn taak uit onder de verantwoordelijkheid van de HV. Daartoe treft de HV de nodige regelingen met UNIDIR.

Artikel 3

1.   Het financiële referentiebedrag voor de uitvoering van het in artikel 1, lid 2, bedoelde project bedraagt 1 520 000 EUR.

2.   Voor het beheer van de in lid 1 bedoelde uitgaven gelden de procedures en voorschriften die van toepassing zijn op de algemene begroting van de Unie.

3.   De Commissie houdt toezicht op het correcte beheer van de in lid 1 bedoelde uitgaven. Hiertoe sluit zij een financieringsovereenkomst met UNIDIR. Daarin wordt bepaald dat UNIDIR ervoor moet zorgen dat de bijdrage van de Unie zichtbaar is in een mate die overeenstemt met haar omvang.

4.   De Commissie stelt alles in het werk om de in lid 3 bedoelde financieringsovereenkomst zo spoedig mogelijk na de inwerkingtreding van dit besluit te sluiten. Zij stelt de Raad in kennis van eventuele moeilijkheden en van de datum van sluiting van de financieringsovereenkomst.

Artikel 4

De HV brengt aan de Raad verslag uit over de uitvoering van dit besluit aan de hand van geregelde verslagen na elk regionaal seminar, na het openings- en slotseminar en na de nevenevenementen. De verslagen worden opgesteld door UNIDIR en zullen dienen als uitgangspunt voor de evaluatie die de Raad zal maken. De Commissie geeft informatie over de financiële aspecten van de uitvoering van het in artikel 1, lid 2, bedoelde project.

Artikel 5

1.   Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

2.   Het vervalt 24 maanden na de sluiting van de in artikel 3, lid 3, bedoelde financieringsovereenkomst. Het vervalt echter zes maanden na de datum van inwerkingtreding indien de financieringsovereenkomst dan nog niet is gesloten.

Gedaan te Luxemburg, 14 juni 2010.

Voor de Raad

De voorzitster

C. ASHTON


(1)  PB L 17 van 22.1.2009, blz. 39.


BIJLAGE

1.   Doelstelling

De algemene doelstelling van dit besluit is het verlenen van steun aan het proces ter voorbereiding van de VN-conferentie over het WHV, opdat deze zo universeel mogelijk wordt en in staat zal zijn concrete aanbevelingen te doen over de elementen van het toekomstige WHV, alsmede het verlenen van steun aan de lidstaten van de VN voor de ontwikkeling en verbetering van nationale en regionale deskundigheid voor doeltreffende controle op de uitvoer en de overdracht van wapens.

2.   Beschrijving van het project

2.1.   Doel van het project

Het project streeft de verwezenlijking van de volgende specifieke doelstellingen na:

a)

steun aan het proces ter voorbereiding van de VN-conferentie over het WHV, onder meer door middel van:

i)

het vergroten, bij de lidstaten van de VN, de civiele samenleving en vertegenwoordigers van de bedrijfstak, van de aandacht voor, de kennis van en het inzicht in het proces voor een WHV;

ii)

het bevorderen van een universele, actieve en doeltreffende deelname van zoveel mogelijk lidstaten van de VN aan de voorbereidingscommissie in 2010-2011;

iii)

het opstellen en formuleren van concrete voorstellen over de inhoud van een WHV, zoals een zo breed mogelijke draagwijdte en zo breed mogelijke parameters en implicaties;

iv)

het uitdragen, in derde landen, van zo streng mogelijke normen voor het WHV, ook op basis van regionale ervaringen en instrumenten;

v)

het verlenen van steun bij de voorbereiding van de Conferentie van 2012 door de onderhandelingscapaciteiten van de deelnemers te verbeteren;

b)

hulp aan derde landen om systemen voor de controle op export respectievelijk overdracht in te stellen, te verbeteren en te implementeren, onder meer middels:

i)

hulp bij het opzetten en handhaven van vergunningenstelsels;

ii)

hulp bij het verbeteren van de naleving en de handhaving van de nationale controles ter uitvoering van een toekomstig WHV, inclusief grenscontrole en toezicht op uitvoer en overdracht van wapens;

iii)

hulp bij het opstellen van nationale en regionale verslagen over wapenin- en uitvoer, ter verhoging van transparantie en rekenschap in de wapenhandel;

iv)

steun voor meer transparantie en rekenschap in de wapenhandel door middel van deelname aan het VN-register voor conventionele wapens (UN ROCA);

v)

hulp bij nationale inspanningen voor het markeren en traceren van handvuurwapens en lichte wapens (SALW).

2.2.   Projectresultaten

De uitvoering van het project zal het volgende opleveren:

a)

meer aandacht voor, kennis van en inzicht in het proces voor het WHV bij de lidstaten van de VN;

b)

een bredere en meer substantiële deelname van lidstaten van de VN aan de bijeenkomsten van de voorbereidingscommissie in 2010-2011, onder meer in de vorm van concrete aanbevelingen over de inhoud van het WHV dat een zo ruim mogelijke draagwijdte dient te hebben en de strengst mogelijke normen dient te bevatten;

c)

meer aandacht van derde landen voor de structuur en de werking van stelsels voor uitvoercontrole op conventionele wapens, onder meer middels steun ter verbetering van de naleving en de handhaving van nationale controles ter uitvoering van een toekomstig WHV, inclusief grenscontrole en toezicht op uitvoer en overdracht van wapens;

d)

verbetering van registratie en administratie van wapens, onder meer middels markering en tracering en nationale aanmelding bij het UN ROCA en een verbetering van de capaciteiten van de deelnemende staten om de uitvoer te controleren.

2.3.   Beschrijving van de activiteiten

Het project houdt in dat er zeven regionale seminars, een openings- en een slotevenement en tot drie nevenevenementen worden georganiseerd en dat de resultaten ervan worden verspreid.

De regionale seminars vinden plaats gedurende drie dagen op een nog te bepalen locatie in de doelregio’s.

2.3.1.   Structuur van de regionale seminars

De seminars bestaan uit de volgende presentaties en besprekingen:

 

Eerste deel (DAG 1 en DAG 2 (eerste helft)):

a)

algemeen overzicht van het WHV, achtergrond, mogelijke draagwijdte en parameters enz.;

b)

nationale en regionale standpunten over het WHV en presentatie van het standpunt van de Unie over zo’n verdrag;

c)

overige aspecten van het WHV, zoals transparantie en bijstandsmaatregelen;

d)

opstellen van aanbevelingen voor het werk tijdens de zittingen van de voorbereidingscommissie.

 

Tweede deel (DAG 2 (tweede helft) en DAG 3):

a)

presentatie van nationale en regionale stelsels voor het controleren van de handel in conventionele wapens, met inbegrip van Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB van de Raad van 8 december 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor de controle op de uitvoer van militaire goederen en technologie (1);

b)

aspecten van het opzetten en handhaven van vergunningenstelsels, onder meer de juridische en administratieve aspecten;

c)

aspecten van de naleving en de handhaving van nationale controles ter uitvoering van een toekomstig WHV, inclusief grenscontrole en toezicht op uitvoer en overdracht van wapens;

d)

aspecten van de registratie en de administratie van wapens, zoals nationale en regionale verslagen over uitvoer en overdracht van wapens;

e)

de rol en de werking van het UN ROCA, inclusief de hulp bij de indiening van nationale verslagen bij het register;

f)

internationale en nationale instrumenten voor het markeren en traceren van handvuurwapens en lichte wapens (SALW) en hulp bij de implementatie ervan.

Tijdens de driedaagse seminars zullen er werkgroepen zijn over specifieke aspecten van het WHV.

2.3.2.   Deelnemers aan de seminars

Tot de deelnemers aan de regionale seminars behoren:

a)

diplomatiek en militair personeel/defensiepersoneel uit landen in de regio’s, in het bijzonder autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor nationaal beleid ten aanzien van het WHV, met inbegrip van nationale afgevaardigden die in de voorbereidingscommissie van het WHV zitten;

b)

technisch personeel en wetshandhavingspersoneel uit landen in de regio’s, in het bijzonder instanties voor exportcontrole, douane, en wetshandhavingsfunctionarissen (twee deelnemers per land);

c)

vertegenwoordigers van internationale en regionale organisaties, niet-gouvernementele organisaties (ngo’s) met een basis in de regio, denktanks en het lokale/regionale bedrijfsleven;

d)

vertegenwoordigers van UNIDIR en het United Nations Office for Disarmament Affairs (UNODA;de afdeling Conventionele Wapens en de Regionale afdeling, met inbegrip van regionale centra, waar passend);

e)

nationale en internationale technische deskundigen inzake aspecten van controle op de export van conventionele wapens, met inbegrip van deskundigen van de Unie en vertegenwoordigers van de industrie.

Afhankelijk van de omvang van de regio’s wordt verwacht dat aan elk seminar 45 tot 80 personen deelnemen. Per uitgenodigde staat neemt één diplomatieke of militaire functionaris deel aan het eerste deel van ieder seminar, terwijl het tweede deel wordt bijgewoond door een technicus en een wetshandhavingsfunctionaris per uitgenodigde staat. De HV doet de selectie van de landen die voor elk seminar zullen worden uitgenodigd en van de deelnemers, in overleg met de bevoegde Raadsinstanties, op basis van een voorstel van UNIDIR.

Er moet op adequaat niveau door deskundigen van de Unie aan het seminar worden deelgenomen, wat betreft zowel technische als politieke deskundigheid.

2.3.3.   Inbreng: Onderzoekscomponent

Voor een goed gefundeerde, inhoudelijke en tijdige inbreng in het VN-proces is er een krachtige onderzoekscomponent nodig. UNIDIR zal maximaal twaalf achtergrondonderzoeken laten uitvoeren door bekwame onderzoeksinstellingen of individuele deskundigen, waarbij de nadruk zal liggen op een aantal relevante aspecten die van belang zijn voor het project en voor de regionale seminars. UNIDIR zal de HV daartoe een lijst voorleggen van mogelijke onderzoeksinstellingen en individuele deskundigen met een gedegen achtergrondkennis van aangelegenheden die specifiek te maken hebben met een WHV. De HV zal daaruit aan de hand van de lijst en in overleg met de bevoegde Raadsinstanties de beste selecteren.

2.3.4.   Regionale verdeling van de seminars

De regionale seminars vinden volgens de onderstaande indeling plaats:

a)

een seminar voor Noord- en Zuid-Amerika en het Caribische gebied;

b)

een seminar voor het Midden-Oosten;

c)

een seminar voor Noord- en West-Afrika en Centraal-Afrika;

d)

een seminar voor oostelijk en zuidelijk Afrika;

e)

een seminar voor Oost-Azië en de Stille Oceaan;

f)

een seminar voor Zuid-Azië en Centraal-Azië;

g)

een seminar voor de regio Europa in de ruime zin van het woord.

Als locatie van de seminars zijn voorlopig voorgesteld:

a)

Buenos Aires of Rio de Janeiro voor Noord- en Zuid-Amerika en het Caribische gebied;

b)

Caïro of Beiroet voor het Midden-Oosten;

c)

Rabat of Accra voor Noord- en West-Afrika en Centraal-Afrika;

d)

Nairobi of Johannesburg voor oostelijk en zuidelijk Afrika;

e)

Jakarta of Peking voor Oost-Azië en de Stille Oceaan;

f)

New Delhi of Astana voor Zuid-Azië en Centraal-Azië;

g)

Moskou of Belgrado voor de regio Europa in brede zin.

Bij de keuze van de uiteindelijke locaties gaat het erom de middelen optimaal te benutten en de koolstofvoetafdruk zo klein mogelijk te houden, en of er ter plaatse assistentie beschikbaar is. UNIDIR zal met redenen omklede aanbevelingen doen voor locaties, die de HV in overleg met de bevoegde Raadsinstanties moet afwegen en bekrachtigen.

2.3.5.   Openings- en slotevenementen

Er zal een openingsevenement van één dag plaatsvinden om de doelstellingen van het project aan de internationale gemeenschap te presenteren en de civiele samenleving, onderzoekers en ngo’s om hun ideeën te vragen teneinde steun voor het project te verzekeren. Er zal een slotevenement worden gehouden waar de resultaten van het project zullen worden gepresenteerd. De uiteindelijke locaties worden bepaald volgens de procedure voor de selectie van locaties van de regionale seminars. Het openingsevenement kan plaatsvinden in de marge van de bijeenkomst van de voorbereidende commissie in juli 2010, afhankelijk van de datum waarop dit besluit wordt vastgesteld.

2.3.6.   Nevenevenementen

In de marge van de bijeenkomst van de Eerste Commissie (65e zitting van de Algemene Vergadering van de VN) in oktober 2010 zal een eerste nevenevenement plaatsvinden dat bedoeld is om bij de stakeholders die in New York bijeen zijn meer aandacht voor het project te wekken en besprekingen te voeren over een aantal concrete inhoudelijke elementen in het proces dat naar een WHV moet leiden.

Tijdens de vierde zitting van de bijeenkomst van de voorbereidingscommissie van het WHV in New York in 2011 zal een tweede nevenevenement worden gehouden om de stakeholders die in New York bijeen zijn de resultaten te presenteren die tot dan toe zullen zijn bereikt.

In de marge van de bijeenkomst van de Eerste Commissie (66e zitting van de Algemene Vergadering van de VN) in oktober 2011 wordt een derde nevenevenement om aan de in New York bijeengekomen stakeholders de resultaten te presenteren die tot dan toe zullen zijn bereikt.

2.4.   Resultaten — Verspreiding

VERSLAGEN — PUBLICATIE

Van elk seminar en evenement wordt er een kort samenvattend verslag opgesteld van de besprekingen en van de aanbevelingen en ideeën voor een WHV en van de technische aspecten die ter sprake zijn gekomen. De in het Engels gestelde seminarverslagen worden online en op elektronische opslagmedia ter beschikking gesteld voor verspreiding.

Tijdens het slotseminar wordt een ontwerp van het eindverslag, met een analyse van de samenvattende verslagen van de zeven regionale seminars en andere evenementen van het project, opgesteld en met het oog op opmerkingen gepresenteerd. Het eindverslag wordt online en op elektronische opslagmedia ter beschikking gesteld voor verspreiding. Online en op papier wordt een samenvatting van het eindverslag beschikbaar gesteld.

3.   Looptijd

De uitvoeringstermijn van het project is 24 maanden vanaf de sluiting van de in artikel 3, lid 3, bedoelde financieringsovereenkomst.

4.   Begunstigden

De begunstigden van dit project zijn de lidstaten van de VN, en zeer in het bijzonder autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het vaststellen van het nationale beleid ten aanzien van het WHV, instanties voor exportcontrole, douane, en wetshandhavingsfunctionarissen die hun deskundigheid dienen uit te breiden om in het kader van een toekomstig WHV een verantwoorde wapenhandel te kunnen waarborgen en een onverantwoorde verspreiding van conventionele wapens te kunnen voorkomen. De selectie van specifieke begunstigde staten gebeurt aan de hand van een door UNIDIR voorgestelde lijst begunstigden, die de HV in overleg met de bevoegde Raadsinstanties moet afwegen en bekrachtigen.

5.   Uitvoeringsorgaan

De technische uitvoering van dit besluit wordt toevertrouwd aan UNIDIR. UNIDIR voert zijn taak uit onder de verantwoordelijkheid van de HV. UNIDIR zal samenwerken met UN-ODA en met leden van het bureau van de voorbereidingscommissies voor de VN-conferentie over een WHV.

UNIDIR werkt in voorkomend geval samen met instellingen zoals regionale organisaties, denktanks, ngo’s en de industrie. UNIDIR zal ervoor zorgen dat de bijdrage van de Unie zichtbaar is in een mate die overeenstemt met haar omvang.


(1)  PB L 335 van 13.12.2008, blz. 99.