ISSN 1725-2598 doi:10.3000/17252598.L_2010.151.nld |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 151 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
53e jaargang |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
II Niet-wetgevingshandelingen
VERORDENINGEN
17.6.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 151/1 |
VERORDENING (EU) Nr. 519/2010 VAN DE COMMISSIE
van 16 juni 2010
tot vaststelling van het programma van de statistische gegevens en metagegevens voor volks- en woningtellingen zoals bedoeld in Verordening (EG) nr. 763/2008 van het Europees Parlement en de Raad
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gelet op Verordening (EG) nr. 763/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 betreffende volks- en woningtellingen (1), en met name op artikel 5, lid 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op grond van artikel 5, lid 3, van Verordening (EG) nr. 763/2008 moet de Commissie een programma vaststellen van de statistische gegevens en metagegevens die aan de Commissie moeten worden toegezonden. |
(2) |
Om ervoor te zorgen dat de gegevens uit de in de lidstaat gehouden volks- en woningtellingen vergelijkbaar zijn en om de opstelling van betrouwbare overzichten op Unieniveau mogelijk te maken, moet dit programma in alle lidstaten hetzelfde zijn. |
(3) |
Met name is het noodzakelijk hyperkubussen te definiëren die in alle lidstaten gelijk zijn, de speciale veldwaarden en vlaggen die de lidstaten in deze hyperkubussen kunnen gebruiken, alsmede de metagegevens over de thema’s. |
(4) |
In Verordening (EG) nr. 1201/2009 van de Commissie van 30 november 2009 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 763/2008 van het Europees Parlement en de Raad betreffende volks- en woningtellingen, wat de technische specificaties voor de thema's en voor de uitsplitsingen daarvan betreft (2) worden de technische specificaties voor de thema's van de telling en voor de uitsplitsingen daarvan vastgesteld voor de gegevens die voor het referentiejaar 2011 aan de Commissie moeten worden toegezonden. |
(5) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor het Europees statistisch systeem, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Onderwerp
In deze verordening wordt het programma vastgesteld van de statistische gegevens en metagegevens voor volks- en woningtellingen die voor het referentiejaar 2011 aan de Commissie (Eurostat) moeten worden toegezonden.
Artikel 2
Definities
Voor de toepassing van deze verordening gelden de definities en specificaties in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1201/2009. De volgende definities zijn eveneens van toepassing:
1. „totale populatie” van een welomschreven geografisch gebied: alle personen van wie de gewone verblijfplaats, zoals gedefinieerd in artikel 2, onder d), van Verordening (EG) nr. 763/2008, zich in dat geografische gebied bevindt;
2. „hyperkubus”: een multidimensionale kruistabel van uitsplitsingen die een veldwaarde bevat voor de meting van elke categorie van elke uitsplitsing, gekruist met elke categorie van elke andere uitsplitsing in die hyperkubus;
3. „principale marginale verdeling”: een subset van een gegeven hyperkubus die resulteert uit de kruising van sommige, maar niet alle uitsplitsingen van de hyperkubus;
4. „primair veld”: elk veld dat deel uitmaakt van ten minste één marginale hoofdverdeling in een gegeven hyperkubus. In hyperkubussen waarvoor geen marginale hoofdverdeling is gedefinieerd, is elk veld een primair veld;
5. „secundair veld”: een veld van een hyperkubus dat geen primair veld in een gegeven hyperkubus is;
6. „veldwaarde”: de informatie die in een veld van een hyperkubus wordt verstrekt. Een veldwaarde is hetzij een „numerieke veldwaarde”, hetzij een „bijzondere veldwaarde”;
7. „numerieke veldwaarde”: een numerieke waarde die in een veld wordt verstrekt om de statistische informatie over de waarneming voor dat veld te verstrekken;
8. „vertrouwelijke veldwaarde”: een numerieke veldwaarde die niet mag worden openbaar gemaakt om de statistische vertrouwelijkheid te beschermen overeenkomstig de controle op de openbaarmaking van statistische gegevens in de lidstaten;
9. „niet-vertrouwelijke veldwaarde”: een numerieke veldwaarde die geen vertrouwelijke veldwaarde is;
10. „onbetrouwbare veldwaarde”: een numerieke veldwaarde die volgens de kwaliteitscontrole van de lidstaten onbetrouwbaar is;
11. „bijzondere veldwaarde”: een symbool dat in een veld van een hyperkubus is verstrekt in plaats van een numerieke veldwaarde;
12. „vlag”: een code die aan een bepaalde veldwaarde kan worden toegevoegd om een specifiek kenmerk van die veldwaarde te beschrijven.
Artikel 3
Programma van de statistische gegevens
1. Het programma van de statistische gegevens die aan de Commissie (Eurostat) moeten worden verstrekt voor het referentiejaar 2011 bestaat uit de in bijlage I opgenomen hyperkubussen.
2. De lidstaten verstrekken de bijzondere veldwaarde „niet van toepassing” alleen in de volgende gevallen:
a) |
wanneer een veld de categorie „niet van toepassing” van ten minste één uitsplitsing betreft, of |
b) |
wanneer een veld een waarneming beschrijft die in de lidstaat niet bestaat. |
3. De lidstaten vervangen elke vertrouwelijke veldwaarde door de bijzondere veldwaarde „niet beschikbaar”.
4. De lidstaten kunnen een niet-vertrouwelijke veldwaarde alleen door de bijzondere veldwaarde „niet beschikbaar” vervangen wanneer de veldwaarde zich in een secundair veld bevindt.
5. Op verzoek van een lidstaat maakt de Commissie (Eurostat) door die lidstaat verstrekte onbetrouwbare veldwaarden niet openbaar.
Artikel 4
Metagegevens over de veldwaarden
1. Voor zover van toepassing voegen de lidstaten de volgende vlaggen aan een veld van een hyperkubus toe:
a) |
„vertrouwelijk”; |
b) |
„onbetrouwbaar”; |
c) |
„herzien na eerste gegevensverstrekking”; |
d) |
„zie bijgevoegde informatie”. |
2. Elk veld waarvan de vertrouwelijke veldwaarde is vervangen door de bijzondere waarde „niet beschikbaar” wordt gemarkeerd met de vlag „vertrouwelijk”.
3. Elk veld waarvan de numerieke veldwaarde onbetrouwbaar is, wordt gemarkeerd met de vlag „onbetrouwbaar”, ongeacht of de numerieke veldwaarde of de bijzondere veldwaarde „niet beschikbaar” voor dat veld is verstrekt.
4. Bij elk veld met ten minste een van de vlaggen „onbetrouwbaar”, „herzien na eerste gegevensverstrekking” of „zie bijgevoegde informatie” moet een verklarende tekst worden gegeven.
Artikel 5
Metagegevens over de thema’s
De lidstaten verstrekken de Commissie (Eurostat) de metagegevens over de thema’s als omschreven in bijlage II.
Artikel 6
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 16 juni 2010.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 218 van 13.8.2008, blz. 14.
(2) PB L 329 van 15.12.2009, blz. 29.
BIJLAGE I
Programma van de statistische gegevens (hyperkubussen) voor het referentiejaar 2011, overeenkomstig artikel 5, lid 3, van Verordening (EG) nr. 763/2008
Nr. (1) |
Totaal (2) |
Uitsplitsingen (3) |
|||||||||
1. |
GEO.L. |
SEX. |
HST.H. |
LMS. |
CAS.L. |
POB.L. |
COC.L. |
AGE.M. |
|||
1.1. |
GEO.L. |
SEX. |
HST.H. |
LMS. |
|
|
|
AGE.M. |
|||
1.2. |
GEO.L. |
SEX. |
HST.H. |
LMS. |
CAS.L. |
POB.L. |
|
|
|||
1.3. |
GEO.L. |
SEX. |
HST.H. |
LMS. |
CAS.L. |
|
COC.L. |
|
|||
1.4. |
GEO.L. |
SEX. |
HST.H. |
|
CAS.L. |
|
|
AGE.M. |
|||
1.5. |
GEO.L. |
SEX. |
HST.H. |
|
|
POB.L. |
|
AGE.M. |
|||
1.6. |
GEO.L. |
SEX. |
HST.H. |
|
|
|
COC.L. |
AGE.M. |
|||
2. |
GEO.L. |
SEX. |
HST.H. |
EDU. |
CAS.L. |
POB.L. |
COC.L. |
AGE.M. |
|||
2.1. |
GEO.L. |
SEX. |
HST.H. |
EDU. |
|
|
|
AGE.M. |
|||
2.2. |
GEO.L. |
SEX. |
HST.H. |
EDU. |
CAS.L. |
POB.L. |
|
|
|||
2.3. |
GEO.L. |
SEX. |
HST.H. |
EDU. |
CAS.L. |
|
COC.L. |
|
|||
2.4. |
GEO.L. |
SEX. |
HST.H. |
|
CAS.L. |
|
|
AGE.M. |
|||
2.5. |
GEO.L. |
SEX. |
HST.H. |
|
|
POB.L. |
|
AGE.M. |
|||
2.6. |
GEO.L. |
SEX. |
HST.H. |
|
|
|
COC.L. |
AGE.M. |
|||
3. |
GEO.L. |
SEX. |
HST.H. |
SIE. |
CAS.L. |
POB.L. |
COC.L. |
AGE.M. |
|||
3.1. |
GEO.L. |
SEX. |
HST.H. |
SIE. |
|
|
|
AGE.M. |
|||
3.2. |
GEO.L. |
SEX. |
HST.H. |
SIE. |
CAS.L. |
POB.L. |
|
|
|||
3.3. |
GEO.L. |
SEX. |
HST.H. |
SIE. |
CAS.L. |
|
COC.L. |
|
|||
3.4. |
GEO.L. |
SEX. |
HST.H. |
|
CAS.L |
|
|
AGE.M. |
|||
3.5. |
GEO.L. |
SEX. |
HST.H. |
|
|
POB.L. |
|
AGE.M. |
|||
3.6. |
GEO.L. |
SEX. |
HST.H. |
|
|
|
COC.L. |
AGE.M. |
|||
4. |
GEO.L. |
SEX. |
HST.H. |
LOC. |
CAS.L. |
POB.L. |
COC.L. |
AGE.M. |
|||
4.1. |
GEO.L. |
SEX. |
HST.H. |
LOC. |
|
|
|
AGE.M. |
|||
4.2. |
GEO.L. |
SEX. |
HST.H. |
LOC. |
CAS.L. |
POB.L. |
|
|
|||
4.3. |
GEO.L. |
SEX. |
HST.H. |
LOC. |
CAS.L. |
|
COC.L. |
|
|||
4.4. |
GEO.L. |
SEX. |
HST.H. |
|
CAS.L. |
|
|
AGE.M. |
|||
4.5. |
GEO.L. |
SEX. |
HST.H. |
|
|
POB.L. |
|
AGE.M. |
|||
4.6. |
GEO.L. |
SEX. |
HST.H. |
|
|
|
COC.L. |
AGE.M. |
|||
5. |
Totaal aantal particuliere huishoudens (6) |
GEO.L. |
TPH.H. |
SPH.H. |
TSH. |
|
|
|
|
||
6. |
Totale bevolking (4) |
GEO.L. |
SEX. |
FST.H. |
LMS. |
CAS.L. |
POB.M. |
COC.M. |
AGE.M. |
||
6.1. |
GEO.L. |
SEX. |
FST.H. |
LMS. |
|
|
|
AGE.M. |
|||
6.2. |
GEO.L. |
SEX. |
FST.H. |
LMS. |
CAS.L. |
POB.M. |
|
|
|||
6.3. |
GEO.L. |
SEX. |
FST.H. |
LMS. |
CAS.L. |
|
COC.M. |
|
|||
6.4. |
GEO.L. |
SEX. |
FST.H. |
|
CAS.L. |
|
|
AGE.M. |
|||
6.5. |
GEO.L. |
SEX. |
FST.H. |
|
|
POB.L. |
|
AGE.M. |
|||
6.6. |
GEO.L. |
SEX. |
FST.H. |
|
|
|
COC.L. |
AGE.M. |
|||
7. |
Totale bevolking (4) |
GEO.L. |
SEX. |
FST.H. |
EDU. |
CAS.L. |
POB.L. |
COC.L. |
AGE.M. |
||
7.1. |
GEO.L. |
SEX. |
FST.H. |
EDU. |
|
|
|
AGE.M. |
|||
7.2. |
GEO.L. |
SEX. |
FST.H. |
EDU. |
CAS.L. |
POB.L. |
|
|
|||
7.3. |
GEO.L. |
SEX. |
FST.H. |
EDU. |
CAS.L. |
|
COC.L. |
|
|||
7.4. |
GEO.L. |
SEX. |
FST.H. |
|
CAS.L. |
|
|
AGE.M. |
|||
7.5. |
GEO.L. |
SEX. |
FST.H. |
|
|
POB.L. |
|
AGE.M. |
|||
7.6. |
GEO.L. |
SEX. |
FST.H. |
|
|
|
COC.L. |
AGE.M. |
|||
8. |
Totale bevolking (4) |
GEO.L. |
SEX. |
FST.H. |
SIE. |
CAS.L. |
POB.L. |
COC.L. |
AGE.M. |
||
8.1. |
GEO.L. |
SEX. |
FST.H. |
SIE. |
|
|
|
AGE.M. |
|||
8.2. |
GEO.L. |
SEX. |
FST.H. |
SIE. |
CAS.L. |
POB.L. |
|
|
|||
8.3. |
GEO.L. |
SEX. |
FST.H. |
SIE. |
CAS.L. |
|
COC.L. |
|
|||
8.4. |
GEO.L. |
SEX. |
FST.H. |
|
CAS.L. |
|
|
AGE.M. |
|||
8.5. |
GEO.L. |
SEX. |
FST.H. |
|
|
POB.L. |
|
AGE.M. |
|||
8.6. |
GEO.L. |
SEX. |
FST.H. |
|
|
|
COC.L. |
AGE.M. |
|||
9. |
Totale bevolking (4) |
GEO.L. |
SEX. |
FST.H. |
LOC. |
CAS.L. |
POB.L. |
COC.L. |
AGE.M. |
||
9.1. |
GEO.L. |
SEX. |
FST.H. |
LOC. |
|
|
|
AGE.M. |
|||
9.2. |
GEO.L. |
SEX. |
FST.H. |
LOC. |
CAS.L. |
POB.L. |
|
|
|||
9.3. |
GEO.L. |
SEX. |
FST.H. |
LOC. |
CAS.L. |
|
COC.L. |
|
|||
9.4. |
GEO.L. |
SEX. |
FST.H. |
|
CAS.L. |
|
|
AGE.M. |
|||
9.5. |
GEO.L. |
SEX. |
FST.H. |
|
|
POB.L. |
|
AGE.M. |
|||
9.6. |
GEO.L. |
SEX. |
FST.H. |
|
|
|
COC.L. |
AGE.M. |
|||
10. |
Totale bevolking (4) |
GEO.L. |
SEX. |
OCC. |
IND.H. |
CAS.H. |
EDU. |
AGE.M. |
|
||
10.1. |
GEO.L. |
SEX. |
OCC. |
|
CAS.H. |
|
AGE.M. |
|
|||
10.2. |
GEO.L. |
SEX. |
OCC. |
|
CAS.H. |
EDU. |
|
|
|||
10.3. |
GEO.L. |
SEX. |
|
IND.H. |
CAS.L. |
|
AGE.M. |
|
|||
10.4. |
GEO.L. |
SEX. |
|
IND.H. |
CAS.L. |
EDU. |
|
|
|||
10.5. |
GEO.L. |
SEX. |
OCC. |
IND.H. |
|
|
AGE.L. |
|
|||
10.6. |
GEO.L. |
SEX. |
OCC. |
IND.H. |
CAS.L. |
|
|
|
|||
10.7. |
GEO.L. |
SEX. |
OCC. |
IND.H. |
|
EDU. |
|
|
|||
11. |
Totale bevolking (4) |
GEO.L. |
SEX. |
SIE. |
OCC. |
IND.H. |
CAS.L. |
COC.L. |
AGE.M. |
||
11.1. |
GEO.L. |
SEX. |
SIE. |
OCC. |
|
|
|
AGE.M. |
|||
11.2. |
GEO.L. |
SEX. |
SIE. |
OCC. |
|
CAS.L. |
COC.L. |
|
|||
11.3. |
GEO.L. |
SEX. |
SIE. |
|
IND.H. |
|
|
AGE.M. |
|||
11.4. |
GEO.L. |
SEX. |
SIE. |
|
IND.H. |
CAS.L. |
COC.L. |
|
|||
12. |
Totale bevolking (4) |
GEO.L. |
SEX. |
LOC. |
SIE. |
ROY. |
CAS.L. |
COC.L. |
AGE.M. |
||
12.1. |
GEO.L. |
SEX. |
LOC. |
SIE. |
|
|
|
AGE.M. |
|||
12.2. |
GEO.L. |
SEX. |
LOC. |
SIE. |
|
CAS.L. |
COC.L. |
|
|||
12.3. |
GEO.L. |
SEX. |
LOC. |
SIE. |
ROY. |
CAS.L. |
|
|
|||
12.4. |
GEO.L. |
SEX. |
LOC. |
SIE. |
ROY. |
|
COC.L. |
|
|||
12.5. |
GEO.L. |
SEX. |
LOC. |
|
ROY. |
|
|
AGE.M. |
|||
12.6. |
GEO.L. |
SEX. |
LOC. |
|
ROY. |
CAS.L. |
COC.L. |
|
|||
13. |
Totale bevolking (4) |
GEO.L. |
SEX. |
EDU. |
CAS.L. |
OCC. |
COC.L. |
AGE.M. |
|
||
13.1. |
GEO.L. |
SEX. |
EDU. |
CAS.L. |
|
|
AGE.M. |
|
|||
13.2. |
GEO.L. |
SEX. |
EDU. |
CAS.L. |
OCC. |
COC.L. |
|
|
|||
14. |
Totale bevolking (4) |
GEO.L. |
SEX. |
EDU. |
CAS.L. |
IND.H. |
COC.L. |
AGE.M. |
|
||
14.1. |
GEO.L. |
SEX. |
EDU. |
CAS.L. |
|
|
AGE.M. |
|
|||
14.2. |
GEO.L. |
SEX. |
EDU. |
CAS.L. |
IND.H. |
|
|
|
|||
14.3. |
GEO.L. |
|
EDU. |
CAS.L. |
IND.H. |
COC.L. |
|
|
|||
15. |
Totale bevolking (4) |
GEO.L. |
SEX. |
CAS.L. |
POB.M. |
OCC. |
IND.H. |
AGE.M. |
|
||
15.1. |
GEO.L. |
SEX. |
CAS.L. |
POB.M. |
|
|
AGE.M. |
|
|||
15.2. |
GEO.L. |
SEX. |
CAS.L. |
POB.M. |
OCC. |
|
|
|
|||
15.3. |
GEO.L. |
SEX. |
CAS.L. |
POB.M. |
|
IND.H. |
|
|
|||
16. |
Totale bevolking (4) |
GEO.L. |
SEX. |
CAS.L. |
COC.M. |
OCC. |
IND.H. |
AGE.M. |
|
||
16.1. |
GEO.L. |
SEX. |
CAS.L. |
COC.M. |
|
|
AGE.M. |
|
|||
16.2. |
GEO.L. |
SEX. |
CAS.L. |
COC.M. |
OCC. |
|
|
|
|||
16.3. |
GEO.L. |
SEX. |
CAS.L. |
COC.M. |
|
IND.H. |
|
|
|||
17. |
Totale bevolking (4) |
GEO.L. |
SEX. |
CAS.L. |
ROY. |
OCC. |
IND.H. |
COC.L. |
AGE.M. |
||
17.1. |
GEO.L. |
SEX. |
CAS.L. |
ROY. |
|
|
|
AGE.M. |
|||
17.2. |
GEO.L. |
SEX. |
CAS.L. |
ROY. |
OCC. |
|
COC.L. |
|
|||
17.3. |
GEO.L. |
SEX. |
CAS.L. |
ROY. |
|
IND.H. |
|
|
|||
18. |
Totale bevolking (4) |
GEO.L. |
SEX. |
CAS.H. |
LMS. |
COC.L. |
AGE.M. |
|
|
||
18.1. |
GEO.L. |
SEX. |
CAS.H. |
LMS. |
|
AGE.M. |
|
|
|||
18.2. |
GEO.L. |
SEX. |
CAS.H. |
LMS. |
COC.L. |
|
|
|
|||
19. |
Totale bevolking (4) |
LPW.L. |
SEX. |
OCC. |
IND.H. |
EDU. |
COC.L. |
AGE.M. |
|
||
19.1. |
LPW.L. |
SEX. |
OCC. |
|
EDU. |
|
AGE.M. |
|
|||
19.2. |
LPW.L. |
SEX. |
OCC. |
|
EDU. |
COC.L. |
|
|
|||
19.3. |
LPW.L. |
SEX. |
|
IND.H. |
|
|
AGE.M. |
|
|||
19.4. |
LPW.L. |
SEX. |
|
IND.H. |
EDU. |
COC.L. |
|
|
|||
19.5. |
LPW.L. |
SEX. |
OCC. |
IND.H. |
|
|
AGE.L. |
|
|||
19.6. |
LPW.L. |
SEX. |
OCC. |
IND.H. |
EDU |
|
|
|
|||
19.7. |
LPW.L. |
SEX. |
|
|
EDU |
COC.L. |
AGE.M. |
|
|||
20. |
Totale bevolking (4) |
LPW.L. |
SEX. |
SIE. |
OCC. |
IND.H. |
EDU. |
COC.L. |
AGE.M. |
||
20.1. |
LPW.L. |
SEX. |
SIE. |
|
|
|
|
AGE.M. |
|||
20.2. |
LPW.L. |
SEX. |
SIE. |
OCC. |
|
|
COC.L. |
|
|||
20.3. |
LPW.L. |
SEX. |
SIE. |
|
IND.H. |
|
COC.L. |
|
|||
20.4. |
LPW.L. |
SEX. |
SIE. |
|
|
EDU. |
COC.L. |
|
|||
21. |
Totale bevolking (4) |
LPW.L. |
SEX. |
POB.M. |
OCC. |
IND.H. |
AGE.M. |
|
|
||
21.1. |
LPW.L. |
SEX. |
POB.M. |
|
|
AGE.M. |
|
|
|||
21.2. |
LPW.L. |
SEX. |
POB.M. |
OCC. |
|
|
|
|
|||
21.3. |
LPW.L. |
SEX. |
POB.M. |
|
IND.H. |
|
|
|
|||
22. |
Totale bevolking (4) |
LPW.L. |
SEX. |
COC.M. |
OCC. |
IND.H. |
AGE.M. |
|
|
||
22.1. |
LPW.L. |
SEX. |
COC.M. |
|
|
AGE.M. |
|
|
|||
22.2. |
LPW.L. |
SEX. |
COC.M. |
OCC. |
|
|
|
|
|||
22.3. |
LPW.L. |
SEX. |
COC.M. |
|
IND.H. |
|
|
|
|||
23. |
Totale bevolking (4) |
GEO.L. |
LPW.N. |
SEX. |
EDU. |
OCC. |
POB.M. |
COC.M. |
AGE.M. |
||
23.1. |
GEO.L. |
LPW.N. |
SEX. |
EDU. |
OCC. |
|
|
AGE.L. |
|||
23.2. |
GEO.L. |
LPW.N. |
SEX. |
EDU. |
|
POB.M. |
|
AGE.L. |
|||
23.3. |
GEO.L. |
LPW.N. |
SEX. |
EDU. |
|
|
COC.M. |
AGE.L. |
|||
24. |
Totale bevolking (4) |
GEO.L. |
LPW.N. |
SEX. |
EDU. |
IND.H. |
POB.M. |
COC.M. |
AGE.M. |
||
24.1. |
GEO.L. |
LPW.N. |
SEX. |
EDU. |
IND.H. |
|
|
AGE.L. |
|||
24.2. |
GEO.L. |
LPW.N. |
SEX. |
EDU. |
|
POB.M. |
|
AGE.L. |
|||
24.3. |
GEO.L. |
LPW.N. |
SEX. |
EDU. |
|
|
COC.M. |
AGE.L. |
|||
25. |
Totale bevolking (4) |
GEO.L. |
SEX. |
YAE.H. |
POB.M. |
COC.M. |
CAS.L. |
AGE.M. |
|
||
25.1. |
GEO.L. |
SEX. |
YAE.L. |
POB.M. |
|
|
AGE.M. |
|
|||
25.2. |
GEO.L. |
SEX. |
YAE.H. |
POB.M. |
|
CAS.L. |
|
|
|||
25.3. |
GEO.L. |
SEX. |
YAE.L. |
|
COC.M. |
|
AGE.M. |
|
|||
25.4. |
GEO.L. |
SEX. |
YAE.H. |
|
COC.M. |
CAS.L. |
|
|
|||
25.5. |
GEO.L. |
SEX. |
YAE.L. |
POB.L. |
COC.L. |
|
AGE.L. |
|
|||
25.6. |
GEO.L. |
SEX. |
YAE.L. |
POB.L. |
COC.L. |
CAS.L. |
|
|
|||
25.7. |
GEO.L. |
SEX. |
|
POB.M. |
COC.M. |
|
AGE.M. |
|
|||
25.8. |
GEO.L. |
SEX. |
|
POB.M. |
COC.M. |
CAS.L. |
|
|
|||
25.9. |
GEO.L. |
SEX. |
YAE.H. |
|
|
|
AGE.M. |
|
|||
26. |
Totale bevolking (4) |
GEO.N. |
SEX. |
POB.H. |
CAS.L. |
YAT. |
AGE.M. |
|
|
||
26.1. |
GEO.N. |
SEX. |
POB.H. |
|
|
AGE.M. |
|
|
|||
26.2. |
GEO.N. |
SEX. |
POB.H. |
CAS.L. |
YAT. |
|
|
|
|||
27. |
Totale bevolking (4) |
GEO.N. |
SEX. |
COC.H. |
CAS.L. |
YAT. |
AGE.M. |
|
|
||
27.1. |
GEO.N. |
SEX. |
COC.H. |
|
|
AGE.M. |
|
|
|||
27.2. |
GEO.N. |
SEX. |
COC.H. |
CAS.L. |
YAT. |
|
|
|
|||
28. |
Totale bevolking (4) |
GEO.N. |
SEX. |
POB.H. |
COC.L. |
CAS.L. |
AGE.M. |
|
|
||
28.1. |
GEO.N. |
SEX. |
POB.H. |
COC.L. |
|
AGE.M. |
|
|
|||
28.2. |
GEO.N. |
SEX. |
POB.H. |
COC.L. |
CAS.L. |
|
|
|
|||
29. |
Totale bevolking (4) |
GEO.L. |
SEX. |
YAE.L. |
OCC. |
CAS.L. |
POB.M. |
AGE.M. |
|
||
29.1. |
GEO.L. |
SEX. |
YAE.L. |
OCC. |
|
|
AGE.M. |
|
|||
29.2. |
GEO.L. |
SEX. |
YAE.L. |
OCC. |
CAS.L. |
POB.M. |
|
|
|||
29.3. |
GEO.L. |
SEX. |
YAE.L. |
|
CAS.L. |
|
AGE.M. |
|
|||
30. |
Totale bevolking (4) |
GEO.L. |
SEX. |
YAE.L. |
OCC. |
CAS.L. |
COC.M. |
AGE.M. |
|
||
30.1. |
GEO.L. |
SEX. |
YAE.L. |
OCC. |
|
|
AGE.M. |
|
|||
30.2. |
GEO.L. |
SEX. |
YAE.L. |
OCC. |
CAS.L. |
COC.M. |
|
|
|||
30.3. |
GEO.L. |
SEX. |
YAE.L. |
|
CAS.L. |
|
AGE.M. |
|
|||
31. |
Totale bevolking (4) |
GEO.L. |
SEX. |
YAE.L. |
IND.H. |
CAS.L. |
POB.M. |
AGE.M. |
|
||
31.1. |
GEO.L. |
|
YAE.L. |
IND.H. |
|
|
AGE.M. |
|
|||
31.2. |
GEO.L. |
SEX. |
YAE.L. |
IND.H. |
|
|
AGE.L. |
|
|||
31.3. |
GEO.L. |
|
YAE.L. |
IND.H. |
CAS.L. |
POB.M. |
|
|
|||
31.4. |
GEO.L. |
SEX. |
YAE.L. |
IND.H. |
|
POB.M. |
|
|
|||
32. |
Totale bevolking (4) |
GEO.L. |
SEX. |
YAE.L. |
IND.H. |
CAS.L. |
COC.M. |
AGE.M. |
|
||
32.1. |
GEO.L. |
|
YAE.L. |
IND.H. |
|
|
AGE.M. |
|
|||
32.2. |
GEO.L. |
SEX. |
YAE.L. |
IND.H. |
|
|
AGE.L. |
|
|||
32.3. |
GEO.L. |
|
YAE.L. |
IND.H. |
CAS.L. |
COC.M. |
|
|
|||
32.4. |
GEO.L. |
SEX. |
YAE.L. |
IND.H. |
|
COC.M. |
|
|
|||
33. |
Totale bevolking (4) |
GEO.L. |
SEX. |
YAE.L. |
SIE. |
CAS.L. |
POB.M. |
COC.M. |
AGE.M. |
||
33.1. |
GEO.L. |
SEX. |
YAE.L. |
SIE. |
|
|
|
AGE.M. |
|||
33.2. |
GEO.L. |
SEX. |
YAE.L. |
SIE. |
CAS.L. |
POB.M. |
|
|
|||
33.3. |
GEO.L. |
SEX. |
YAE.L. |
SIE. |
CAS.L. |
|
COC.M. |
|
|||
33.4. |
GEO.L. |
SEX. |
YAE.L. |
|
CAS.L. |
|
|
AGE.M. |
|||
34. |
Totale bevolking (4) |
GEO.L. |
SEX. |
YAE.L. |
EDU. |
CAS.L. |
POB.M. |
AGE.M. |
|
||
34.1. |
GEO.L. |
SEX. |
YAE.L. |
EDU. |
|
|
AGE.M. |
|
|||
34.2. |
GEO.L. |
SEX. |
YAE.L. |
EDU. |
CAS.L. |
POB.M. |
|
|
|||
34.3. |
GEO.L. |
SEX. |
YAE.L. |
|
CAS.L. |
|
AGE.M. |
|
|||
35. |
Totale bevolking (4) |
GEO.L. |
SEX. |
YAE.L. |
EDU. |
CAS.L. |
COC.M. |
AGE.M. |
|
||
35.1. |
GEO.L. |
SEX. |
YAE.L. |
EDU. |
|
|
AGE.M. |
|
|||
35.2. |
GEO.L. |
SEX. |
YAE.L. |
EDU. |
CAS.L. |
COC.M. |
|
|
|||
35.3. |
GEO.L. |
SEX. |
YAE.L. |
|
CAS.L. |
|
AGE.M. |
|
|||
36. |
Totale bevolking (4) |
GEO.N. |
SEX. |
YAT. |
OCC. |
EDU. |
CAS.L. |
POB.M. |
AGE.M. |
||
36.1. |
GEO.N. |
SEX. |
YAT. |
OCC. |
EDU. |
|
|
AGE.M. |
|||
36.2. |
GEO.N. |
SEX. |
YAT. |
OCC. |
EDU. |
CAS.L. |
POB.M. |
|
|||
37. |
Totale bevolking (4) |
GEO.N. |
SEX. |
YAT. |
OCC. |
EDU. |
CAS.L. |
COC.M. |
AGE.M. |
||
37.1. |
GEO.N. |
SEX. |
YAT. |
OCC. |
EDU. |
|
|
AGE.M. |
|||
37.2. |
GEO.N. |
SEX. |
YAT. |
OCC. |
EDU. |
CAS.L. |
COC.M. |
|
|||
38. |
Totale bevolking (4) |
GEO.L. |
SEX. |
HAR.L. |
CAS.L. |
POB.L. |
COC.L. |
ROY. |
AGE.M. |
||
38.1. |
GEO.L. |
SEX. |
HAR.L. |
CAS.L. |
POB.L. |
|
|
AGE.M. |
|||
38.2. |
GEO.L. |
SEX. |
HAR.L. |
CAS.L. |
|
COC.L. |
|
AGE.M. |
|||
38.3. |
GEO.L. |
SEX. |
HAR.L. |
CAS.L. |
POB.L. |
|
ROY. |
|
|||
38.4. |
GEO.L. |
SEX. |
HAR.L. |
CAS.L. |
|
COC.L. |
ROY. |
|
|||
39. |
Totale bevolking (4) |
GEO.L. |
SEX. |
HAR.L. |
LOC. |
ROY. |
POB.M. |
COC.M. |
AGE.M. |
||
39.1. |
GEO.L. |
SEX. |
HAR.L. |
LOC. |
|
|
|
AGE.M. |
|||
39.2. |
GEO.L. |
SEX. |
HAR.L. |
LOC. |
ROY. |
POB.M. |
|
|
|||
39.3. |
GEO.L. |
SEX. |
HAR.L. |
LOC. |
ROY. |
|
COC.M. |
|
|||
40. |
Totale bevolking (4) (facultatief) |
GEO.L. |
SEX. |
HAR.H. |
LOC. |
AGE.M. |
|
|
|
||
40.1. |
GEO.L. |
SEX. |
HAR.H. |
|
AGE.M. |
|
|
|
|||
40.2. |
GEO.L. |
SEX. |
HAR.H. |
LOC. |
|
|
|
|
|||
41. |
Totaal aantal bewoonde conventionele woningen (7) |
GEO.L. |
OWS. |
NOC.H. |
TOB. |
(UFS. of NOR.) |
(DFS. of DRM.) |
WSS. |
TOI. |
BAT. |
TOH. |
41.1. |
GEO.L. |
OWS. |
NOC.H. |
TOB. |
(UFS. of NOR.) |
|
|
|
|
|
|
41.2. |
GEO.L. |
OWS. |
NOC.H. |
TOB. |
|
(DFS. of DRM.) |
|
|
|
|
|
41.3. |
GEO.L. |
OWS. |
NOC.H. |
TOB. |
|
|
WSS. |
|
|
|
|
41.4. |
GEO.L. |
OWS. |
NOC.H. |
TOB. |
|
|
|
TOI. |
|
|
|
41.5. |
GEO.L. |
OWS. |
NOC.H. |
TOB. |
|
|
|
|
BAT. |
|
|
41.6. |
GEO.L. |
OWS. |
NOC.H. |
TOB. |
|
|
|
|
|
TOH. |
|
42. |
GEO.L. |
SEX. |
AGE.H. |
HST.M. |
FST.H. |
|
|
|
|||
42.1. |
GEO.L. |
SEX. |
AGE.H. |
HST.M. |
|
|
|
|
|||
42.2. |
GEO.L. |
SEX. |
AGE.H. |
|
FST.H. |
|
|
|
|||
43. |
Totale bevolking (4) |
GEO.L. |
SEX. |
AGE.H. |
CAS.H. |
OCC. |
IND.H. |
|
|
||
43.1. |
GEO.L. |
SEX. |
AGE.H. |
CAS.H. |
|
|
|
|
|||
43.2. |
GEO.L. |
SEX. |
AGE.H. |
|
OCC. |
|
|
|
|||
43.3. |
GEO.L. |
SEX. |
AGE.H. |
|
|
IND.H. |
|
|
|||
44. |
Totale bevolking (4) |
GEO.L. |
SEX. |
AGE.H. |
CAS.L. |
SIE. |
EDU. |
LOC. |
|
||
44.1. |
GEO.L. |
SEX. |
AGE.H. |
CAS.L. |
SIE. |
|
|
|
|||
44.2. |
GEO.L. |
SEX. |
AGE.H. |
CAS.L. |
|
EDU. |
|
|
|||
44.3. |
GEO.L. |
SEX. |
AGE.H. |
|
|
|
LOC. |
|
|||
45. |
Totale bevolking (4) |
GEO.L. |
SEX. |
AGE.H. |
POB.M. |
COC.M. |
|
|
|
||
45.1. |
GEO.L. |
SEX. |
AGE.H. |
POB.M. |
|
|
|
|
|||
45.2. |
GEO.L. |
SEX. |
AGE.H. |
|
COC.M. |
|
|
|
|||
46. |
Totale bevolking (4) |
GEO.M. |
SEX. |
LMS. |
ROY. |
POB.M. |
COC.M. |
AGE.M. |
|
||
46.1. |
GEO.M. |
SEX. |
|
|
POB.M. |
|
AGE.M. |
|
|||
46.2. |
GEO.M. |
SEX. |
|
|
|
COC.M. |
AGE.M. |
|
|||
46.3. |
GEO.M. |
SEX. |
LMS. |
|
|
|
AGE.M. |
|
|||
46.4. |
GEO.M. |
SEX. |
LMS. |
|
POB.L. |
|
|
|
|||
46.5. |
GEO.M. |
SEX. |
LMS. |
|
|
COC.L. |
|
|
|||
46.6. |
GEO.M. |
SEX. |
|
ROY. |
|
|
AGE.M. |
|
|||
46.7. |
GEO.M. |
SEX. |
|
ROY. |
POB.M. |
|
|
|
|||
46.8. |
GEO.M. |
SEX. |
|
ROY. |
|
COC.M. |
|
|
|||
46.9. |
GEO.M. |
SEX. |
LMS. |
ROY. |
|
|
|
|
|||
47. |
GEO.M. |
SEX. |
HST.M. |
LMS. |
POB.L. |
COC.L. |
AGE.M. |
|
|||
47.1. |
GEO.M. |
SEX. |
HST.M. |
|
|
|
AGE.M. |
|
|||
47.2. |
GEO.M. |
SEX. |
HST.M. |
LMS. |
|
|
|
|
|||
47.3. |
GEO.M. |
SEX. |
HST.M. |
|
POB.L. |
|
|
|
|||
47.4. |
GEO.M. |
SEX. |
HST.M. |
|
|
COC.L. |
|
|
|||
48. |
GEO.M. |
SEX. |
AGE.M. |
HST.H. |
|
|
|
|
|||
49. |
Totaal aantal particuliere huishoudens (6) |
GEO.M. |
TPH.H. |
SPH.H. |
|
|
|
|
|
||
50. |
Totale bevolking (4) |
GEO.M. |
SEX. |
FST.L. |
LMS. |
POB.L. |
COC.L. |
AGE.M. |
|
||
50.1. |
GEO.M. |
SEX. |
FST.L. |
|
|
|
AGE.M. |
|
|||
50.2. |
GEO.M. |
SEX. |
FST.L. |
LMS. |
|
|
|
|
|||
50.3. |
GEO.M. |
SEX. |
FST.L. |
|
POB.L. |
|
|
|
|||
50.4. |
GEO.M. |
SEX. |
FST.L. |
|
|
COC.L. |
|
|
|||
51. |
Totale bevolking (4) |
GEO.M. |
SEX. |
AGE.M. |
FST.H. |
|
|
|
|
||
52. |
Totaal aantal gezinnen (8) |
GEO.M. |
TFN.H. |
SFN.H. |
|
|
|
|
|
||
53. |
Totaal aantal conventionele woningen (9) |
GEO.M. |
TOB. |
OCS. |
POC. |
|
|
|
|
||
54. |
Totaal aantal bewoonde conventionele woningen (7) |
GEO.M. |
TOB. |
(DFS. of DRM.) |
(UFS. of NOR.) |
NOC.H. |
|
||||
54.1. |
GEO.M. |
TOB. |
(DFS. of DRM.) |
(UFS. of NOR.) |
|
|
|||||
54.2. |
GEO.M. |
TOB. |
(DFS. of DRM.) |
|
NOC.H. |
|
|||||
55. |
Totale bevolking (4) |
GEO.M. |
SEX. |
AGE.H. |
|
|
|
|
|
||
56. |
Totale bevolking (4) |
GEO.H. |
SEX. |
AGE.M. |
|
|
|
|
|
||
57. |
Totaal aantal particuliere huishoudens (6) |
GEO.H. |
TPH.L. |
SPH.L. |
|
|
|
|
|
||
58. |
Totaal aantal gezinnen (8) |
GEO.H. |
TFN.L. |
SFN.L. |
|
|
|
|
|
||
59. |
Totaal aantal woonverblijven (10) |
GEO.H. |
TLQ. |
|
|
|
|
|
|
||
60. |
Totaal aantal conventionele woningen (9) |
GEO.H. |
OCS. |
TOB. |
|
|
|
|
|
(1) In een vermelding in een tabel voor een specifieke hyperkubus geeft het cijfer in de eerste rij van boven (vetgedrukt) de hyperkubus aan overeenkomstig artikel 2, lid 2, van deze verordening. Elk tweecijferig getal eronder (niet vetgedrukt) geeft een „principale marginale verdeling” aan overeenkomstig artikel 2, lid 3, van deze verordening.
(2) Het totaal-generaal van elke hyperkubus betreft het hele rapporterende land.
(3) In een vermelding in een tabel voor een specifieke hyperkubus geeft de eerste rij van boven (vetgedrukt) alle in die hyperkubus gebruikte uitsplitsingen overeenkomstig artikel 2, lid 2, van deze verordening aan. Elk regel eronder (niet vetgedrukt) geeft een „principale marginale verdeling” aan overeenkomstig artikel 2, lid 3, van deze verordening. De code geeft de uitsplitsing aan zoals gespecificeerd onder deze code in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1201/2009.
(4) In beginsel omvat de totale populatie ook alle primaire thuislozen (personen die op straat leven en geen onderdak hebben) en secundaire thuislozen (personen die dikwijls van tijdelijk onderkomen wisselen). Het staat de lidstaten echter vrij om het aantal thuislozen niet in de gegevens over de totale populatie op te nemen, of om het aantal thuislozen op te nemen maar de gegevens over de thuislozen niet in te delen in uitsplitsingen of categorieën (getal alleen opgenomen in het totaal en/of ingedeeld onder „Niet aangegeven”). Lidstaten die het aantal thuislozen niet in hun gegevens over de totale populatie opnemen, verstrekken de Commissie de best mogelijke schatting van het totale aantal primaire en het totale aantal secundaire thuislozen in de hele lidstaat.
(5) Voor „Personen in een particulier huishouden zonder opgave van de categorie” (categorieën HST.M.1.3. of HST.H.1.3.), „Thuislozen (primair)” (HST.M.2.2. of HST.H.2.2.) en „Personen niet in een particulier huishouden zonder opgave van de categorie” (HST.M.2.3. of HST.H.2.3.) is geen principale marginale verdeling vereist (aanbevolen: GEO.L. × SEX. × AGE.L. × HST.M., respectievelijk GEO.L. × SEX. × AGE.L. × HST.H.).
(6) Zoals gespecificeerd onder het thema „positie in het huishouden” in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1201/2009.
(7) Zoals gespecificeerd onder de thema’s „bewoningssituatie van conventionele woningen” en „huisvestingsregeling” in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1201/2009.
(8) Gespecificeerd als „gezinskern” onder het thema „positie in het gezin” in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1201/2009.
(9) Zoals gespecificeerd onder het thema „huisvestingsregeling” in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1201/2009.
(10) Zoals gespecificeerd onder het thema „type woonverblijf” in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1201/2009.
BIJLAGE II
METAGEGEVENS OVER DE THEMA’S
De lidstaten dienen definities met betrekking tot de thema's van de tellingen in bij de Commissie (Eurostat).
Voor elk thema omvatten de metagegevens de volgende informatie:
— |
de gebruikte gegevensbronnen voor de statistische gegevens over het thema; |
— |
de gebruikte methodologie om gegevens over het thema te schatten; |
— |
de redenen voor de eventuele onbetrouwbaarheid van de gegevens over het thema. |
Bovendien verstrekken de lidstaten onderstaande metagegevens:
Gewone verblijfplaats
De metagegevens bevatten informatie over de wijze waarop de definitie van „gewone verblijfplaats” van artikel 2, onder d), van Verordening (EG) nr. 763/2008 is toegepast, met name in hoeverre in plaats van de gebruikelijke woonplaats volgens het criterium van twaalf maanden de wettelijke of geregistreerde woonplaats is vermeld, alsmede een duidelijke definitie van het concept dat voor de ingezeten populatie is aangenomen.
In de metagegevens wordt vermeld of van studenten in het tertiair onderwijs van wie het studieadres niet het adres van de gezinswoning is, de gezinswoning als hun gewone verblijfplaats werd beschouwd.
In de metagegevens wordt vermeld of de primaire thuislozen (personen die op straat leven en geen onderdak hebben) en/of de secundaire thuislozen (personen die dikwijls van tijdelijk onderkomen wisselen) wel of niet in de gegevens over de totale bevolking zijn inbegrepen.
De metagegevens bevatten informatie over elke andere voor het land specifieke toepassing van de voorschriften voor de „bijzondere gevallen” in de technische specificaties voor het thema „gewone verblijfplaats” in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1201/2009.
Burgerlijke staat/partnerschappen
De metagegevens bevatten informatie over het in de lidstaat geldende recht betreffende het huwelijk met een persoon van verschillend en met een persoon van hetzelfde geslacht, de minimumleeftijd voor een huwelijk, geregistreerd partnerschap met een persoon van verschillend en met een persoon van hetzelfde geslacht, en de mogelijkheid om te scheiden of om te scheiden van tafel en bed.
Economische thema’s
De metagegevens bevatten informatie over elke voor het land specifieke toepassing van de voorschriften in de technische specificaties voor het thema „huidige activiteit” in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1201/2009. De metagegevens vermelden of de huidige activiteit is vermeld op basis van registers en zo ja, de relevante definities die in die registers worden gebruikt.
De metagegevens bevatten informatie over de in het desbetreffende land geldende minimumleeftijd voor economische activiteit en de rechtsgrondslag hiervoor.
Wanneer bij de telling in de lidstaat personen met meer dan één werkkring worden geïdentificeerd, wordt in de metagegevens vermeld volgens welke methode hun voornaamste werkkring wordt vastgesteld (bijvoorbeeld op basis van de in de werkkring doorgebrachte tijd of het ontvangen inkomen).
De metagegevens bevatten informatie over elke voor het land specifieke toepassing van de voorschriften in de technische specificaties voor het thema „arbeidssituatie” in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1201/2009. Wanneer bij de telling in de lidstaat personen worden geïdentificeerd die zowel werkgever als werknemer zijn, wordt in de metagegevens vermeld volgens welke methode zij bij een van de twee categorieën worden ingedeeld.
Geboorteland en -plaats
Wanneer de telling geen of onvolledige informatie over het geboorteland volgens de ten tijde van de telling bestaande internationale grenzen biedt, moeten de metagegevens vermelden volgens welke methode de personen zijn uitgesplitst voor het thema „geboorteland en -plaats”.
De metagegevens vermelden of de gewone verblijfplaats van de moeder was vervangen door de plaats van de geboorte.
Land van staatsburgerschap
In landen waar een deel van de bevolking bestaat uit „erkende niet-staatsburgers” (dat zijn personen die noch staatsburger van een land noch staatloos zijn en die sommige maar niet alle burgerrechten en -plichten hebben) bevatten de metagegevens de relevante informatie.
Gewone verblijfplaats één jaar voor de telling
Wanneer bij de telling in de lidstaat informatie wordt verzameld over het thema „vorige gewone verblijfplaats en datum van aankomst in de huidige plaats” vermelden de metagegevens welke methoden werden gebruikt om informatie te verschaffen over de gewone verblijfplaats één jaar voor de telling.
De thema's rond huishouden en gezin
De metagegevens vermelden of bij de telling in de lidstaat het begrip „huishoudvoering” of het begrip „huishouden per wooneenheid” wordt gebruikt voor de identificatie van particuliere huishoudens. De metagegevens bevatten informatie over de gebruikte methode om huishoudens en gezinnen te genereren.
De metagegevens vermelden hoe de relatie tussen de leden van een huishouden werd vastgesteld (bijvoorbeeld relatiematrix; relatie met de referentiepersoon).
De metagegevens bevatten informatie over de methode die werd gebruikt om gegevens over primaire daklozen te verstrekken.
Bewoningssituatie van conventionele woningen
Wanneer bij de telling in de lidstaat informatie over „tweede woningen of vakantiewoningen” en „leegstaande woningen” wordt verzameld, vermelden de metagegevens de methode die werd gebruikt om gegevens over deze categorieën te verstrekken.
Type eigendom
De metagegevens bevatten informatie over de definitie van „woningbouwcoöperaties” die voor de telling in de lidstaat wordt gehanteerd, en over de rechtsgrondslag hiervoor.
De metagegevens bevatten informatie over alle typische gevallen die zijn ingedeeld onder „ander eigendomstype”.
Nuttige vloeroppervlakte en/of aantal kamers van wooneenheden, Bewoningsdichtheid
De metagegevens vermelden of is uitgegaan van de „nuttige vloeroppervlakte” of van het „aantal kamers” en welke definitie in verband daarmee voor de meting van de bewoningsdichtheid is gebruikt.
17.6.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 151/14 |
VERORDENING (EU) Nr. 520/2010 VAN DE COMMISSIE
van 16 juni 2010
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 831/2002 met betrekking tot de toegang tot vertrouwelijke gegevens voor wetenschappelijke doeleinden, wat de beschikbare onderzoeken en bronnen van statistische gegevens betreft
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gelet op Verordening (EG) nr. 223/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2009 betreffende de Europese statistiek (1), en met name op artikel 23,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Verordening (EG) nr. 831/2002 van de Commissie (2) bepaalt, met het oog op statistische conclusies voor wetenschappelijke doeleinden, onder welke voorwaarden toegang kan worden verleend tot aan de communautaire instantie toegezonden vertrouwelijke gegevens. Zij bevat een lijst van de verschillende onderzoeken en gegevensbronnen waarop zij van toepassing is. |
(2) |
Onderzoekers en de wetenschappelijke wereld in het algemeen hebben voor wetenschappelijke doeleinden steeds meer behoefte aan toegang tot vertrouwelijke gegevens uit het Europees gezondheidsonderzoek door middel van interviews (EHIS), de communautaire statistieken over de informatiemaatschappij, de budgetonderzoeken en de statistische registratie van het goederenvervoer over de weg. |
(3) |
Het EHIS heeft als doel op een geharmoniseerde basis de gezondheidsstatus, de levensstijl (gezondheidsdeterminanten) en het gebruik van de gezondheidszorg van de EU-burgers zodanig te meten dat een goede vergelijking tussen de EU-lidstaten kan worden gemaakt. De onderwerpen die in de vragenlijst aan bod komen, beantwoorden zowel aan beleidsbehoeften als aan wetenschappelijke doeleinden. Door middel van individuele gegevens kunnen de onderzoekers studies verrichten over specifieke bevolkingsgroepen (zoals ouderen), om beter te kunnen beoordelen wat hun gezondheidsstatus is en hoe de gezondheidszorgstelsels aan hun behoeften voldoen. De resultaten van dergelijke studies kunnen dienen om specifieke plannen voor verschillende bevolkingsgroepen op te stellen of om Europese en/of nationale preventieplannen te evalueren. |
(4) |
Verordening (EG) nr. 808/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende communautaire statistieken over de informatiemaatschappij (3) biedt een kader voor de verstrekking van geharmoniseerde statistische gegevens over het gebruik van informatie- en communicatietechnologieën (ICT) in huishoudens en door individuen. De toegang tot individuele gegevens zou de onderzoekswerkzaamheden over de gevolgen van het ICT-gebruik voor de Europese samenleving en voor de digitale integratie zeer ten goede komen. De resultaten kunnen worden gebruikt om het huidige beleid te evalueren en nieuw nationaal en Europees beleid op dit gebied te formuleren, zoals de i2010-strategie. |
(5) |
In de budgetonderzoeken worden de uitgaven ingedeeld aan de hand van de kenmerken van het huishouden en aan de hand van de referentiepersoon en het gezinsinkomen. Door de homogeniteit van deze bron kunnen microsimulatie-instrumenten worden geproduceerd om hypothesen voor de hele Europese Unie te testen en beleidsmakers te helpen geïnformeerde beslissingen te nemen. |
(6) |
Verordening (EG) nr. 1172/98 van de Raad van 25 mei 1998 betreffende de statistische registratie van het goederenvervoer over de weg (4) bepaalt dat de rapporterende landen Eurostat elk kwartaal microgegevens moeten verstrekken over de voertuigen die voor de steekproef zijn geselecteerd, de ritten met deze voertuigen en de goederen die tijdens de ritten tussen regio’s zijn vervoerd. Als de onderzoekers toegang krijgen tot deze gegevens, zou dit gunstig zijn voor de analyses van het vervoersbeleid en voor de vervoersmodellen, hetgeen onder andere van belang is voor het regionaal beleid van de Europese Unie, de afweging tussen verschillende vervoerswijzen en de ontwikkeling van trans-Europese vervoersnetwerken in de EU. |
(7) |
Het Europees gezondheidsonderzoek door middel van interviews (EHIS), de communautaire statistieken over de informatiemaatschappij (module 2 — Individuen, huishoudens en informatiemaatschappij), de budgetonderzoeken en de statistische registratie van het goederenvervoer over de weg moeten daarom worden toegevoegd aan de opsomming in Verordening (EG) nr. 831/2002. |
(8) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor het Europees statistisch systeem (ESS-comité), |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EG) nr. 831/2002 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Artikel 5, lid 1, komt als volgt te luiden: „1. De communautaire instantie mag in haar gebouwen toegang verlenen tot vertrouwelijke gegevens uit de volgende onderzoeken of bronnen van statistische gegevens:
Op verzoek van de nationale instantie die de gegevens heeft verschaft, zal echter geen toegang tot gegevens van die nationale instantie voor een specifiek onderzoeksproject worden verleend.”. |
2) |
Artikel 6, lid 1, komt als volgt te luiden: „1. De communautaire instantie mag anoniem gemaakte microgegevens vrijgeven uit de volgende onderzoeken of bronnen van statistische gegevens:
Op verzoek van de nationale instantie die de gegevens heeft verschaft, zal echter geen toegang tot gegevens van die nationale instantie voor een specifiek onderzoeksproject worden verleend.”. |
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 16 juni 2010.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 87 van 31.3.2009, blz. 164.
(2) PB L 133 van 18.5.2002, blz. 7.
(3) PB L 143 van 30.4.2004, blz. 49.
(4) PB L 163 van 6.6.1998, blz. 1.
17.6.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 151/16 |
VERORDENING (EU) Nr. 521/2010 VAN DE COMMISSIE
van 16 juni 2010
tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),
Gelet op Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (2), en met name op artikel 138, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
Bij Verordening (EG) nr. 1580/2007 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XV, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 138 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 17 juni 2010.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 16 juni 2010.
Voor de Commissie, namens de voorzitter,
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
(2) PB L 350 van 31.12.2007, blz. 1.
BIJLAGE
Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
(EUR/100 kg) |
||
GN-code |
Code derde landen (1) |
Forfaitaire invoerwaarde |
0702 00 00 |
IL |
132,1 |
MA |
44,4 |
|
MK |
45,6 |
|
TR |
50,2 |
|
ZZ |
68,1 |
|
0707 00 05 |
MA |
37,3 |
MK |
45,6 |
|
TR |
119,1 |
|
ZZ |
67,3 |
|
0709 90 70 |
TR |
101,8 |
ZZ |
101,8 |
|
0805 50 10 |
AR |
83,9 |
BR |
112,1 |
|
TR |
94,3 |
|
US |
83,2 |
|
ZA |
93,7 |
|
ZZ |
93,4 |
|
0808 10 80 |
AR |
106,2 |
BR |
77,3 |
|
CA |
127,1 |
|
CL |
97,4 |
|
CN |
53,8 |
|
NZ |
126,0 |
|
US |
123,5 |
|
UY |
123,8 |
|
ZA |
111,6 |
|
ZZ |
105,2 |
|
0809 10 00 |
TR |
228,7 |
ZZ |
228,7 |
|
0809 20 95 |
SY |
245,9 |
TR |
345,1 |
|
US |
576,0 |
|
ZZ |
389,0 |
|
0809 30 |
TR |
158,2 |
ZZ |
158,2 |
(1) Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.
BESLUITEN
17.6.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 151/18 |
BESLUIT EUROPESE UNIE SSR GUINEE-BISSAU/1/2010 VAN HET POLITIEK EN VEILIGHEIDSCOMITÉ
van 15 juni 2010
tot benoeming van het hoofd van de missie van de Europese Unie ter ondersteuning van de hervorming van de veiligheidssector in de Republiek Guinee-Bissau (EU SSR GUINEE-BISSAU)
(2010/334/GBVB)
HET POLITIEK EN VEILIGHEIDSCOMITÉ,
Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 38, derde alinea,
Gezien Gemeenschappelijk Optreden 2008/112/GBVB van de Raad van 12 februari 2008 betreffende de missie van de Europese Unie ter ondersteuning van de hervorming van de veiligheidssector in de Republiek Guinee-Bissau (EU SSR GUINEE-BISSAU) (1), en met name artikel 8, lid 1, tweede alinea,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op grond van artikel 8, lid 1, van Gemeenschappelijk Optreden 2008/112/GBVB heeft de Raad het Politiek en Veiligheidscomité (hierna „het PVC” genoemd) gemachtigd, overeenkomstig artikel 38 van het Verdrag, de nodige besluiten te nemen met het oog op de uitoefening van de politieke controle en de strategische leiding van de missie Europese Unie SSR GUINEE-BISSAU, en met name een hoofd van de missie te benoemen. |
(2) |
Op 5 maart 2008 heeft het PVC op voorstel van de secretaris-generaal van de Raad, hoge vertegenwoordiger voor het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid bij Besluit Europese Unie SSR GUINEE-BISSAU/1/2008 (2) de heer Juan Esteban VERASTEGUI benoemd tot hoofd van de missie van de Europese Unie Europese Unie SSR GUINEE-BISSAU. |
(3) |
De hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid heeft voorgesteld de heer Fernando AFONSO te benoemen tot hoofd van de missie van de Europese Unie Europese Unie SSR GUINEE-BISSAU ter vervanging van de heer Juan Esteban VERASTEGUI met ingang van 1 juli 2010, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
De heer Fernando AFONSO wordt benoemd tot hoofd van de missie van de Europese Unie ter ondersteuning van de hervorming van de veiligheidssector in de Republiek Guinee-Bissau (EU SSR GUINEE-BISSAU) voor de periode vanaf 1 juli 2010.
Artikel 2
Besluit Europese Unie SSR GUINEE-BISSAU/1/2008 van het Politiek en Veiligheidscomité van 5 maart 2008 wordt ingetrokken.
Artikel 3
Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.
Het is van toepassing totdat Gemeenschappelijk Optreden 2008/112/GBVB vervalt.
Gedaan te Brussel, 15 juni 2010.
Voor het Politiek en Veiligheidscomité
De voorzitter
C. FERNÁNDEZ-ARIAS
(1) PB L 40 van 14.2.2008, blz. 11.
(2) PB L 73 van 15.3.2008, blz. 34.
17.6.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 151/19 |
BESLUIT VAN DE COMMISSIE
van 10 juni 2010
betreffende richtsnoeren voor de berekening van de terrestrische koolstofvoorraden voor de doeleinden van bijlage V van Richtlijn 2009/28/EG
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2010) 3751)
(2010/335/EU)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gelet op Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van Richtlijn 2001/77/EG en Richtlijn 2003/30/EG (1), en met name op bijlage V, deel C, punt 10,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Richtlijn 2009/28/EG worden regels vastgesteld voor het berekenen van het effect van biobrandstoffen, vloeibare biomassa en hun fossiele alternatieven op de broeikasgasemissies, waarbij rekening wordt gehouden met de emissies ten gevolge van wijziging van de koolstofvoorraden door veranderingen in landgebruik. Richtlijn 98/70/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 1998 betreffende de kwaliteit van benzine en van dieselbrandstof en tot wijziging van Richtlijn 93/12/EEG van de Raad (2) bevat analoge regels met betrekking tot biobrandstoffen. |
(2) |
De Commissie dient haar richtsnoeren voor de berekening van de terrestrische koolstofvoorraden op te stellen overeenkomstig de richtsnoeren voor nationale broeikasgasinventarissen van het Intergouvernementele Werkgroep inzake klimaatverandering (IPCC) van 2006. Die richtsnoeren waren bedoeld voor het opmaken van nationale broeikasgasinventarissen en zijn niet geformuleerd in een vorm die gemakkelijk bruikbaar is voor de marktpartijen. Het is derhalve passend om, wanneer in de IPCC-richtsnoeren voor de nationale broeikasgasinventarissen de vereiste informatie inzake de productie van biobrandstoffen of vloeibare biomassa ontbreekt of wanneer dergelijke informatie niet toegankelijk is, gebruik te maken van andere wetenschappelijke gegevensbronnen. |
(3) |
Voor de berekening van de koolstofvoorraden in organisch materiaal in de bodem is het passend om rekening te houden met het klimaat, het bodemtype, de bodembedekking, het landbeheer en de inputs. Voor minerale bodems is de IPCC-methodologie van niveau 1 voor organische koolstof in de bodem geschikt voor dit doel, aangezien zij wereldwijd toepasselijk is. Voor organische bodems focust de IPCC-methodologie voornamelijk op het koolstofverlies ten gevolge van bodemdrainage, waarbij uitsluitend de jaarlijkse verliezen aan de orde zijn. Aangezien bodemdrainage normaliter resulteert in grote koolstofvoorraadverliezen die niet kunnen worden gecompenseerd door broeikasgasbesparingen dankzij biobrandstoffen of vloeibare biomassa en aangezien het droogleggen van veengebieden verboden is op grond van het duurzaamheidscriterium van Richtlijn 2009/28/EG, volstaat het algemene regels vast te stellen voor de bepaling van de hoeveelheid organische koolstof in de bodem of de koolstofverliezen in organische bodems. |
(4) |
Voor de berekening van de koolstofvoorraden in levende biomassa en dood organisch materiaal lijkt een simpele aanpak overeenkomstig de IPCC-methodologie van niveau 1 voor vegetatie geschikt. Overeenkomstig die methodologie is het redelijk aan te nemen dat alle koolstofvoorraden in levende biomassa en dood organisch materiaal verloren gaan wanneer het land een nieuwe bestemming krijgt. Dood organisch materiaal is doorgaans van weinig betekenis wanneer wordt overgeschakeld op de teelt van gewassen voor de productie van biobrandstoffen en vloeibare biomassa, maar ten minste in het geval van gesloten bossen moet het wel in rekening worden gebracht. |
(5) |
Bij de berekening van het effect van veranderingen in landgebruik op de broeikasgasemissies moeten de marktpartijen de werkelijke waarden voor de koolstofvoorraden kunnen gebruiken die eigen zijn aan het referentielandgebruik en het landgebruik na herbestemming. Zij moeten ook standaardwaarden kunnen gebruiken en het is passend om die in deze richtsnoeren te geven. Het is echter niet noodzakelijk om standaardwaarden te geven voor onwaarschijnlijke combinaties van klimaat- en bodemtype. |
(6) |
In bijlage V van Richtlijn 2009/28/EG wordt een methode gegeven voor de berekening van het effect op de broeikasgasemissies en worden regels gegeven voor de berekening op jaarbasis van de emissie van broeikasgassen door koolstofvoorraadveranderingen ten gevolge van veranderingen in landgebruik. De aan dit besluit gehechte richtsnoeren voor de berekening van de terrestrische koolstofvoorraden vullen de regels van bedoelde bijlage V aan, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
De richtsnoeren voor de berekening van de terrestrische koolstofvoorraden voor de doeleinden van bijlage V van Richtlijn 2009/28/EG zijn opgenomen in de bijlage bij dit besluit.
Artikel 2
Dit besluit is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 10 juni 2010.
Voor de Commissie
Günther OETTINGER
Lid van de Commissie
(1) PB L 140 van 5.6.2009, blz. 16.
(2) PB L 350 van 28.12.1998, blz. 58.
BIJLAGE
Richtsnoeren voor de berekening van de terrestrische koolstofvoorraden voor de doeleinden van bijlage V bij Richtlijn 2009/28/EG
INHOUD
1. |
Inleiding |
2. |
Consistente omschrijving van de terrestrische koolstofvoorraden |
3. |
Berekening van de koolstofvoorraden |
4. |
Voorraden organische koolstof in de bodem |
5. |
Koolstofvoorraden in boven- en ondergrondse vegetatie |
6. |
Standaardwaarden voor de koolstofvoorraad in minerale bodems |
7. |
Coëfficiënten die het verschil weerspiegelen tussen de werkelijke hoeveelheid en de standaardhoeveelheid organische koolstof in de bodem |
8. |
Waarden voor de koolstofvoorraden in boven- en ondergrondse vegetatie |
1. INLEIDING
Deze richtsnoeren bevatten de regels voor de berekening van de terrestrische koolstofvoorraden, zowel voor het referentielandgebruik (CSR , als gedefinieerd in punt 7 van bijlage V bij Richtlijn 2009/28/EG) als voor het werkelijke landgebruik (CSA , als gedefinieerd in punt 7 van bijlage V bij Richtlijn 2009/28/EG).
In punt 2 worden regels gegeven die ervoor moeten zorgen dat terrestrische koolstofvoorraden op consistente wijze worden bepaald. In punt 3 wordt de algemene regel gegeven voor de berekening van de koolstofvoorraden, die twee componenten omvatten: organische koolstof in de bodem en koolstofvoorraden in de boven- en ondergrondse vegetatie.
Punt 4 bevat gedetailleerde regels voor de bepaling van de voorraden organische koolstof in de bodem. Voor minerale bodems bestaat de optie een methode te gebruiken waarbij in de richtsnoeren gegeven waarden worden gehanteerd, maar er kunnen ook alternatieve methoden worden gebruikt. Voor organische bodems worden methoden beschreven, maar bevatten de richtsnoeren geen waarden voor de bepaling van de organischekoolstofvoorraden in dergelijke bodems.
Punt 5 bevat gedetailleerde richtsnoeren voor de koolstofvoorraden in de vegetatie, maar dit is alleen relevant ingeval ervoor wordt gekozen geen gebruik te maken van de waarden voor de koolstofvoorraden in boven- en ondergrondse vegetatie als gegeven in punt 8 van de richtsnoeren. (Het gebruik van de in punt 8 gegeven waarden is niet verplicht en in bepaalde gevallen kunnen passende waarden ontbreken.)
In punt 6 worden regels gegeven om de geschikte waarden te kiezen ingeval ervoor wordt gekozen de waarden van de richtsnoeren met betrekking tot koolstofvoorraden in minerale bodems te gebruiken (deze waarden worden gegeven in de punten 6 en 7). In deze regels wordt verwezen naar gegevenslagen (data layers) betreffende klimaatzones en bodemtypen die beschikbaar zijn via het bij Richtlijn 2009/28/EG ingestelde online transparantieplatform. Deze gedetailleerde gegevenslagen hebben als basis gediend voor de figuren 1 en 2.
Punt 8 bevat waarden voor de koolstofvoorraden in de boven- en ondergrondse vegetatie en de daarmee verband houdende parameters. De punten 7 en 8 bevatten waarden voor vier verschillende categorieën van landgebruik: akkerland, meerjarige gewassen, grasland en bossen.
Figuur 1
Klimaatzones
Figuur 2
Geografische verspreiding van bodemtypen
2. CONSISTENTE OMSCHRIJVING VAN TERRESTRISCHE KOOLSTOFVOORRADEN
Ter bepaling van de koolstofvoorraad per oppervlakte-eenheid voor CSR en CSA gelden de volgende regels:
(1) |
De terrestrische koolstofvoorraden worden berekend over gebieden die in hun geheel voldoende homogeen zijn wat betreft:
|
(2) |
Als koolstofvoorraad bij het werkelijke landgebruik, CSA , worden de volgende waarden gebruikt:
|
3. BEREKENING VAN DE KOOLSTOFVOORRADEN
Voor de berekening van CSR en CSA wordt de volgende regel toegepast:
CSi = (SOC + CVEG ) × A
waarin:
CSI= koolstofvoorraad per oppervlakte-eenheid bij landgebruik i (gemeten als massa koolstof per oppervlakte-eenheid, inclusief zowel bodem als vegetatie);
SOC= hoeveelheid organische koolstof in de bodem (gemeten als massa koolstof per hectare), berekend overeenkomstig punt 4;
CVEG= koolstofvoorraad in boven- en ondergrondse vegetatie (gemeten als massa koolstof per hectare), berekend overeenkomstig punt 5 of geselecteerd uit de passende waarden in punt 8;
A= schaalfactor voor omrekening naar de betrokken oppervlakte (gemeten als hectaren per oppervlakte-eenheid).
4. VOORRADEN ORGANISCHE KOOLSTOF IN DE BODEM
4.1. Minerale bodems
Voor de berekening van SOC kan de volgende regel worden gebruikt:
SOC = SOCST × FLU × FMG × FI
waarin:
SOC= hoeveelheid organische koolstof in de bodem (gemeten als massa koolstof per hectare);
SOCST= standaardhoeveelheid organische koolstof in de bovenste bodemlaag van 0-30 centimeter (gemeten als massa koolstof per hectare);
FLU= landgebruikscoëfficiënt die het verschil aangeeft tussen de hoeveelheid organische koolstof in de bodem die geassocieerd is met het betrokken type landgebruik, en de standaardhoeveelheid organische koolstof in de bodem;
FMG= beheerscoëfficiënt die het verschil aangeeft tussen de hoeveelheid organische koolstof in de bodem die geassocieerd is met de voornaamste beheerspraktijk, en de standaardhoeveelheid organische koolstof in de bodem;
FI= inputcoëfficiënt die het verschil aangeeft tussen de hoeveelheid organische koolstof in de bodem die geassocieerd is met het feitelijke niveau van koolstofinput in de bodem, en de standaardhoeveelheid organische koolstof in de bodem.
Voor SOCST gelden de passende waarden van punt 6.
Voor FLU , FMG en FI gelden de passende waarden van punt 7.
Als alternatief voor bovenstaande regel mogen andere geschikte methoden, inclusief metingen, worden gebruikt om SOC te bepalen. Wanneer dergelijke methoden niet op metingen zijn gebaseerd, wordt rekening gehouden met het klimaat, het bodemtype, de bodembedekking, het landbeheer en de inputs.
4.2. Organische bodems (histosols)
Om SOC te bepalen, worden passende methoden gebruikt. Bij gebruik van dergelijke methoden wordt rekening gehouden met de volledige diepte van de organische bodemlaag, alsmede met het klimaat, de bodembedekking, het landbeheer en de inputs. Dergelijke methoden kunnen metingen omvatten.
Wanneer het koolstofvoorraden betreft die de invloed ondergaan van bodemdrainage, wordt via passende methoden rekening gehouden met de koolstofverliezen ten gevolge van die drainage. Dergelijke methoden kunnen gebaseerd zijn op de jaarlijkse koolstofverliezen ten gevolge van drainage.
5. KOOLSTOFVOORRADEN IN BOVEN- EN ONDERGRONDSE VEGETATIE
Tenzij een van de in punt 8 vermelde waarden voor CVEG wordt gebruikt, geldt voor de berekening van CVEG de volgende regel:
CVEG = CBM + CDOM
waarin:
CVEG= koolstofvoorraad in boven- en ondergrondse vegetatie (gemeten als massa koolstof per hectare);
CBM= boven- en ondergrondse koolstofvoorraad in levende biomassa (gemeten als massa koolstof per hectare), berekend overeenkomstig punt 5.1;
CDOM= boven- en ondergrondse koolstofvoorraad in dood organisch materiaal (gemeten als massa koolstof per hectare), berekend overeenkomstig punt 5.2.
Voor CDOM mag de waarde 0 worden gebruikt, behalve in het geval van bossen - met uitzondering van aangeplante bossen - met een kroonbedekking van meer dan 30 %.
5.1. Levende biomassa
Voor de berekening van CBM geldt de volgende regel:
CBM = CAGB + CBGB
waarin:
CBM= koolstofvoorraad in boven- en ondergrondse levende biomassa (gemeten als massa koolstof per hectare);
CAGB= koolstofvoorraad in bovengrondse levende biomassa (gemeten als massa koolstof per hectare), berekend overeenkomstig punt 5.1.1;
CBGB= koolstofvoorraad in ondergrondse levende biomassa (gemeten als massa koolstof per hectare), berekend overeenkomstig punt 5.1.2.
5.1.1. Bovengrondse levende biomassa
Voor de berekening van CAGB geldt de volgende regel:
CAGB = BAGB × CFB
waarin:
CAGB= koolstofvoorraad in bovengrondse levende biomassa (gemeten als massa koolstof per hectare);
BAGB= gewicht van de bovengrondse levende biomassa (gemeten als massa droge stof per hectare);
CFB= koolstoffractie van de droge stof in levende biomassa (gemeten als massa koolstof per massa droge stof).
Voor akkerland, meerjarige gewassen en aangeplante bossen is de waarde voor BAGB het gemiddelde gewicht van de bovengrondse levende biomassa gedurende de productiecyclus.
Voor CFB mag de waarde 0,47 worden gebruikt.
5.1.2. Ondergrondse levende biomassa
Voor de berekening van CBGB wordt één van de volgende twee regels toegepast:
(1) |
CBGB = BBGB × CFB waarin: CBGB= koolstofvoorraad in ondergrondse levende biomassa (gemeten als massa koolstof per hectare); BBGB= gewicht van de ondergrondse levende biomassa (gemeten als massa droge stof per hectare); CFB= koolstoffractie van de droge stof in levende biomassa (gemeten als massa koolstof per massa droge stof). Voor akkerland, meerjarige gewassen en aangeplante bossen is de waarde voor BBGB het gemiddelde gewicht van de ondergrondse levende biomassa gedurende de productiecyclus. Voor CFB mag de waarde 0,47 worden gebruikt. |
(2) |
CBGB = CAGB × R waarin: CBGB= koolstofvoorraad in ondergrondse levende biomassa (gemeten als massa koolstof per hectare); CAGB= koolstofvoorraad in bovengrondse levende biomassa (gemeten als massa koolstof per hectare); R= verhouding van de koolstofvoorraad in ondergrondse levende biomassa tot de koolstofvoorraad in bovengrondse levende biomassa. Voor R mogen de in punt 8 gegeven toepasselijke waarden worden gebruikt. |
5.2. Dood organisch materiaal
Voor de berekening van CDOM geldt de volgende regel:
CDOM = CDW + CLI
waarin
CDOM= koolstofvoorraad in boven- en ondergronds dood organisch materiaal (gemeten als massa koolstof per hectare);
CDW= koolstofvoorraad in dood hout (gemeten als massa koolstof per hectare), berekend overeenkomstig punt 5.2.1;
CLI= koolstofvoorraad in strooisel (gemeten als massa koolstof per hectare), berekend overeenkomstig punt 5.2.2.
5.2.1. Koolstofvoorraad in dood hout
Voor de berekening van CDW geldt de volgende regel:
CDW = DOMDW × CFDW
waarin:
CDW= koolstofvoorraad in dood hout (gemeten als massa koolstof per hectare);
DOMDW= gewicht van het dode hout (gemeten als massa droge stof per hectare);
CFDW= koolstoffractie van de droge stof in dood hout (gemeten als massa koolstof per massa droge stof).
Voor CFDW mag de waarde 0,5 worden gebruikt.
5.2.2. Koolstofvoorraad in strooisel
Voor de berekening van CLI geldt de volgende regel:
CLI = DOMLI × ×CFLI
waarin:
CLI= koolstofvoorraad in strooisel (gemeten als massa koolstof per hectare);
DOMLI= gewicht van het strooisel (gemeten als massa droge stof per hectare);
CFLI= koolstoffractie van de droge stof in strooisel (gemeten als massa koolstof per massa droge stof).
Voor CFLI mag de waarde 0,4 worden gebruikt.
6. STANDAARDWAARDEN VOOR DE KOOLSTOFVOORRAAD IN MINERALE BODEMS
Uit tabel 1 wordt een waarde voor SOCST geselecteerd, naar gelang van de klimaatzone en het bodemtype van het betrokken gebied zoals uiteengezet in de punten 6.1 en 6.2.
Tabel 1
SOCST, standaardhoeveelheid organische koolstof in de bovenste bodemlaag van 0-30 centimeter
(ton koolstof per hectare) |
||||||
Klimaatzone |
Bodemtype |
|||||
|
Kleibodems, hoge activiteit |
Kleibodems, lage activiteit |
Zandige bodems |
Spodosols |
Vulkanische bodems |
Moerige bodems |
Boreaal |
68 |
— |
10 |
117 |
20 |
146 |
Koud gematigd, droog |
50 |
33 |
34 |
— |
20 |
87 |
Koud gematigd, vochtig |
95 |
85 |
71 |
115 |
130 |
87 |
Warm gematigd, droog |
38 |
24 |
19 |
— |
70 |
88 |
Warm gematigd, vochtig |
88 |
63 |
34 |
— |
80 |
88 |
Tropisch, droog |
38 |
35 |
31 |
— |
50 |
86 |
Tropisch, vochtig |
65 |
47 |
39 |
— |
70 |
86 |
Tropisch, nat |
44 |
60 |
66 |
— |
130 |
86 |
Tropisch, montaan |
88 |
63 |
34 |
— |
80 |
86 |
6.1. Klimaatzone
De passende klimaatzone voor de selectie van de geschikte waarde voor SOCST wordt bepaald op basis van de gegevenslagen voor klimaatzones die beschikbaar zijn via het bij artikel 24 van Richtlijn 2009/28/EG ingestelde transparantieplatform.
6.2. Bodemtype
Het passende bodemtype wordt bepaald overeenkomstig figuur 3. De gegevenslagen voor bodemtypen, die beschikbaar zijn via het bij artikel 24 van Richtlijn 2009/28/EG ingestelde transparantieplatform, kunnen worden gebruikt als leidraad om het passende bodemtype te bepalen.
Figuur 3
Indeling van bodemtypen
7. COËFFICIËNTEN DIE HET VERSCHIL WEERSPIEGELEN TUSSEN DE WERKELIJKE HOEVEELHEID EN DE STANDAARDHOEVEELHEID ORGANISCHE KOOLSTOF IN DE BODEM
Passende waarden voor F LU, FMG en FI worden geselecteerd uit de in dit punt opgenomen tabellen. Voor de berekening van CSR zijn de toepasselijke beheers- en inputcoëfficiënten die voor januari 2008. Voor de berekening van CSA zijn de toepasselijke beheers- en inputcoëfficiënten die welke corresponderen met het actuele beheer en de actuele inputs, die zullen resulteren in de evenwichtskoolstofvoorraad in kwestie.
7.1. Akkerland
Tabel 2
Coëfficiënten voor akkerland
Klimaatzone |
Landgebruik (FLU ) |
Beheer (FMG ) |
Input (FI ) |
FLU |
FMG |
FI |
Gematigd/Boreaal, droog |
Beteeld |
Volledige grondbewerking |
Laag |
0,8 |
1 |
0,95 |
Middelmatig |
0,8 |
1 |
1 |
|||
Hoog met bemesting |
0,8 |
1 |
1,37 |
|||
Hoog zonder bemesting |
0,8 |
1 |
1,04 |
|||
Beperkte grondbewerking |
Laag |
0,8 |
1,02 |
0,95 |
||
Middelmatig |
0,8 |
1,02 |
1 |
|||
Hoog met bemesting |
0,8 |
1,02 |
1,37 |
|||
Hoog zonder bemesting |
0,8 |
1,02 |
1,04 |
|||
Geen grondbewerking |
Laag |
0,8 |
1,1 |
0,95 |
||
Middelmatig |
0,8 |
1,1 |
1 |
|||
Hoog met bemesting |
0,8 |
1,1 |
1,37 |
|||
Hoog zonder bemesting |
0,8 |
1,1 |
1,04 |
|||
Gematigd/Boreaal, vochtig/nat |
Beteeld |
Volledige grondbewerking |
Laag |
0,69 |
1 |
0,92 |
Middelmatig |
0,69 |
1 |
1 |
|||
Hoog met bemesting |
0,69 |
1 |
1,44 |
|||
Hoog zonder bemesting |
0,69 |
1 |
1,11 |
|||
Beperkte grondbewerking |
Laag |
0,69 |
1,08 |
0,92 |
||
Middelmatig |
0,69 |
1,08 |
1 |
|||
Hoog met bemesting |
0,69 |
1,08 |
1,44 |
|||
Hoog zonder bemesting |
0,69 |
1,08 |
1,11 |
|||
Geen grondbewerking |
Laag |
0,69 |
1,15 |
0,92 |
||
Middelmatig |
0,69 |
1,15 |
1 |
|||
Hoog met bemesting |
0,69 |
1,15 |
1,44 |
|||
Hoog zonder bemesting |
0,69 |
1,15 |
1,11 |
|||
Tropisch, droog |
Beteeld |
Volledige grondbewerking |
Laag |
0,58 |
1 |
0,95 |
Middelmatig |
0,58 |
1 |
1 |
|||
Hoog met bemesting |
0,58 |
1 |
1,37 |
|||
Hoog zonder bemesting |
0,58 |
1 |
1,04 |
|||
Beperkte grondbewerking |
Laag |
0,58 |
1,09 |
0,95 |
||
Middelmatig |
0,58 |
1,09 |
1 |
|||
Hoog met bemesting |
0,58 |
1,09 |
1,37 |
|||
Hoog zonder bemesting |
0,58 |
1,09 |
1,04 |
|||
Geen grondbewerking |
Laag |
0,58 |
1,17 |
0,95 |
||
Middelmatig |
0,58 |
1,17 |
1 |
|||
Hoog met bemesting |
0,58 |
1,17 |
1,37 |
|||
Hoog zonder bemesting |
0,58 |
1,17 |
1,04 |
|||
Tropisch, vochtig/nat |
Beteeld |
Volledige grondbewerking |
Laag |
0,48 |
1 |
0,92 |
Middelmatig |
0,48 |
1 |
1 |
|||
Hoog met bemesting |
0,48 |
1 |
1,44 |
|||
Hoog zonder bemesting |
0,48 |
1 |
1,11 |
|||
Beperkte grondbewerking |
Laag |
0,48 |
1,15 |
0,92 |
||
Middelmatig |
0,48 |
1,15 |
1 |
|||
Hoog met bemesting |
0,48 |
1,15 |
1,44 |
|||
Hoog zonder bemesting |
0,48 |
1,15 |
1,11 |
|||
Geen grondbewerking |
Laag |
0,48 |
1,22 |
0,92 |
||
Middelmatig |
0,48 |
1,22 |
1 |
|||
Hoog met bemesting |
0,48 |
1,22 |
1,44 |
|||
Hoog zonder bemesting |
0,48 |
1,22 |
1,11 |
|||
Tropisch, montaan |
Beteeld |
Volledige grondbewerking |
Laag |
0,64 |
1 |
0,94 |
Middelmatig |
0,64 |
1 |
1 |
|||
Hoog met bemesting |
0,64 |
1 |
1,41 |
|||
Hoog zonder bemesting |
0,64 |
1 |
1,08 |
|||
Beperkte grondbewerking |
Laag |
0,64 |
1,09 |
0,94 |
||
Middelmatig |
0,64 |
1,09 |
1 |
|||
Hoog met bemesting |
0,64 |
1,09 |
1,41 |
|||
Hoog zonder bemesting |
0,64 |
1,09 |
1,08 |
|||
Geen grondbewerking |
Laag |
0,64 |
1,16 |
0,94 |
||
Middelmatig |
0,64 |
1,16 |
1 |
|||
Hoog met bemesting |
0,64 |
1,16 |
1,41 |
|||
Hoog zonder bemesting |
0,64 |
1,16 |
1,08 |
Tabel 3 bevat een toelichting voor de selectie van de passende waarden uit de tabellen 2 en 4.
Tabel 3
Toelichting inzake beheer en inputs voor akkerland en meerjarige gewassen
Beheer/Input |
Toelichting |
Volledige grondbewerking |
Aanzienlijke verstoring van de bodem, met volledige kering van de grond en/of frequente (binnen een jaar) grondbewerkingsoperaties. Op het tijdstip van beplanting is slechts een beperkt deel van de oppervlakte (bv. < 30 %) bedekt met resten. |
Beperkte grondbewerking |
Primaire en/of secundaire grondbewerking maar met slechts beperkte verstoring van de bodem (doorgaans ondiep en zonder volledige kering van de grond) en doorgaans een bedekking van > 30 % van de bodem met resten op het tijdstip van beplanting. |
Geen grondbewerking |
Directe inzaai zonder primaire grondbewerking, met slechts minimale verstoring van de bodem in de zaaizone. Meestal worden herbiciden gebruikt ter bestrijding van onkruid. |
Laag |
Er is een lage return van resten wanneer dergelijke resten worden verwijderd (door verzameling of verbranding), frequente kale braak wordt toegepast, gewassen met weinig resten (bv. groenten, tabak, katoen) worden geteeld, geen minerale meststoffen worden gebruikt en er geen teelt van stikstofvastleggende gewassen plaatsvindt. |
Middelmatig |
Representatief voor de jaarlijkse oogst van granen waarbij alle gewasresten terugkeren naar het veld. Wanneer de resten toch worden verwijderd, wordt extra organisch materiaal (bv. dierlijke mest) toegevoegd. Vereist tevens bemesting met mineralen of stikstofvastleggende gewassen in wisselbouw. |
Hoog met bemesting |
Stemt overeen met een aanzienlijk hogere koolstofinput dan bij teeltsystemen met middelmatige koolstofinput ten gevolge van de aanvullende praktijk om op gezette tijden dierlijke mest toe te voegen. |
Hoog zonder bemesting |
Stemt overeen met een aanzienlijk hogere input van gewasresten dan bij teeltsystemen met middelmatige koolstofinput ten gevolge van aanvullende praktijken, zoals de productie van gewassen met veel resten, gebruik van groenbemesting, gebruik van dekvruchten, verbeterde groene braak, irrigatie en frequent gebruik van meerjarige grassen bij jaarlijkse vruchtwisseling, maar zonder de toevoeging van mest (zie rij hierboven). |
7.2. Meerjarige gewassen
Tabel 4
Coëfficiënten voor meerjarige gewassen, dat wil zeggen gewassen waarbij de stam/stengel doorgaans niet jaarlijks wordt geoogst zoals hakhout met korte omlooptijd en oliepalmen
Klimaatzone |
Landgebruik (FLU ) |
Beheer (FMG ) |
Input (FI ) |
FLU |
FMG |
FI |
Gematigd/Boreaal, droog |
Meerjarig gewas |
Volledige grondbewerking |
Laag |
1 |
1 |
0,95 |
Middelmatig |
1 |
1 |
1 |
|||
Hoog met bemesting |
1 |
1 |
1,37 |
|||
Hoog zonder bemesting |
1 |
1 |
1,04 |
|||
Beperkte grondbewerking |
Laag |
1 |
1,02 |
0,95 |
||
Middelmatig |
1 |
1,02 |
1 |
|||
Hoog met bemesting |
1 |
1,02 |
1,37 |
|||
Hoog zonder bemesting |
1 |
1,02 |
1,04 |
|||
Geen grondbewerking |
Laag |
1 |
1,1 |
0,95 |
||
Middelmatig |
1 |
1,1 |
1 |
|||
Hoog met bemesting |
1 |
1,1 |
1,37 |
|||
Hoog zonder bemesting |
1 |
1,1 |
1,04 |
|||
Gematigd/Boreaal, vochtig/nat |
Meerjarig gewas |
Volledige grondbewerking |
Laag |
1 |
1 |
0,92 |
Middelmatig |
1 |
1 |
1 |
|||
Hoog met bemesting |
1 |
1 |
1,44 |
|||
Hoog zonder bemesting |
1 |
1 |
1,11 |
|||
Beperkte grondbewerking |
Laag |
1 |
1,08 |
0,92 |
||
Middelmatig |
1 |
1,08 |
1 |
|||
Hoog met bemesting |
1 |
1,08 |
1,44 |
|||
Hoog zonder bemesting |
1 |
1,08 |
1,11 |
|||
Geen grondbewerking |
Laag |
1 |
1,15 |
0,92 |
||
Middelmatig |
1 |
1,15 |
1 |
|||
Hoog met bemesting |
1 |
1,15 |
1,44 |
|||
Hoog zonder bemesting |
1 |
1,15 |
1,11 |
|||
Tropisch, droog |
Meerjarig gewas |
Volledige grondbewerking |
Laag |
1 |
1 |
0,95 |
Middelmatig |
1 |
1 |
1 |
|||
Hoog met bemesting |
1 |
1 |
1,37 |
|||
Hoog zonder bemesting |
1 |
1 |
1,04 |
|||
Beperkte grondbewerking |
Laag |
1 |
1,09 |
0,95 |
||
Middelmatig |
1 |
1,09 |
1 |
|||
Hoog met bemesting |
1 |
1,09 |
1,37 |
|||
Hoog zonder bemesting |
1 |
1,09 |
1,04 |
|||
Geen grondbewerking |
Laag |
1 |
1,17 |
0,95 |
||
Middelmatig |
1 |
1,17 |
1 |
|||
Hoog met bemesting |
1 |
1,17 |
1,37 |
|||
Hoog zonder bemesting |
1 |
1,17 |
1,04 |
|||
Tropisch, vochtig/nat |
Meerjarig gewas |
Volledige grondbewerking |
Laag |
1 |
1 |
0,92 |
Middelmatig |
1 |
1 |
1 |
|||
Hoog met bemesting |
1 |
1 |
1,44 |
|||
Hoog zonder bemesting |
1 |
1 |
1,11 |
|||
Beperkte grondbewerking |
Laag |
1 |
1,15 |
0,92 |
||
Middelmatig |
1 |
1,15 |
1 |
|||
Hoog met bemesting |
1 |
1,15 |
1,44 |
|||
Hoog zonder bemesting |
1 |
1,15 |
1,11 |
|||
Geen grondbewerking |
Laag |
1 |
1,22 |
0,92 |
||
Middelmatig |
1 |
1,22 |
1 |
|||
Hoog met bemesting |
1 |
1,22 |
1,44 |
|||
Hoog zonder bemesting |
1 |
1,22 |
1,11 |
|||
Tropisch, montaan |
Meerjarig gewas |
Volledige grondbewerking |
Laag |
1 |
1 |
0,94 |
Middelmatig |
1 |
1 |
1 |
|||
Hoog met bemesting |
1 |
1 |
1,41 |
|||
Hoog zonder bemesting |
1 |
1 |
1,08 |
|||
Beperkte grondbewerking |
Laag |
1 |
1,09 |
0,94 |
||
Middelmatig |
1 |
1,09 |
1 |
|||
Hoog met bemesting |
1 |
1,09 |
1,41 |
|||
Hoog zonder bemesting |
1 |
1,09 |
1,08 |
|||
Geen grondbewerking |
Laag |
1 |
1,16 |
0,94 |
||
Middelmatig |
1 |
1,16 |
1 |
|||
Hoog met bemesting |
1 |
1,16 |
1,41 |
|||
Hoog zonder bemesting |
1 |
1,16 |
1,08 |
Tabel 3 in punt 7.1 bevat een toelichting voor de selectie van de passende waarden uit tabel 4.
7.3. Grasland
Tabel 5
Coëfficiënten voor grasland, inclusief savannes
Klimaatzone |
Landgebruik (FLU ) |
Beheer (FMG ) |
Input (FI ) |
FLU |
FMG |
FI |
Gematigd/Boreaal, droog |
Grasland |
Verbeterd |
Middelmatig |
1 |
1,14 |
1 |
Hoog |
1 |
1,14 |
1,11 |
|||
Minimaal beheerd |
Middelmatig |
1 |
1 |
1 |
||
Matig aangetast |
Middelmatig |
1 |
0,95 |
1 |
||
Ernstig aangetast |
Middelmatig |
1 |
0,7 |
1 |
||
Gematigd/Boreaal, vochtig/nat |
Grasland |
Verbeterd |
Middelmatig |
1 |
1,14 |
1 |
Hoog |
1 |
1,14 |
1,11 |
|||
Minimaal beheerd |
Middelmatig |
1 |
1 |
1 |
||
Matig aangetast |
Middelmatig |
1 |
0,95 |
1 |
||
Ernstig aangetast |
Middelmatig |
1 |
0,7 |
1 |
||
Tropisch, droog |
Grasland |
Verbeterd |
Middelmatig |
1 |
1,17 |
1 |
Hoog |
1 |
1,17 |
1,11 |
|||
Minimaal beheerd |
Middelmatig |
1 |
1 |
1 |
||
Matig aangetast |
Middelmatig |
1 |
0,97 |
1 |
||
Ernstig aangetast |
Middelmatig |
1 |
0,7 |
1 |
||
Tropisch, vochtig/nat |
Savanne |
Verbeterd |
Middelmatig |
1 |
1,17 |
1 |
Hoog |
1 |
1,17 |
1,11 |
|||
Minimaal beheerd |
Middelmatig |
1 |
1 |
1 |
||
Matig aangetast |
Middelmatig |
1 |
0,97 |
1 |
||
Ernstig aangetast |
Middelmatig |
1 |
0,7 |
1 |
||
Tropisch montaan, droog |
Grasland |
Verbeterd |
Middelmatig |
1 |
1,16 |
1 |
Hoog |
1 |
1,16 |
1,11 |
|||
Minimaal beheerd |
Middelmatig |
1 |
1 |
1 |
||
Matig aangetast |
Middelmatig |
1 |
0,96 |
1 |
||
Ernstig aangetast |
Middelmatig |
1 |
0,7 |
1 |
Tabel 6 bevat een toelichting voor de selectie van de passende waarden uit tabel 5.
Tabel 6
Toelichting inzake beheer en inputs voor grasland
Beheer/Input |
Toelichting |
Verbeterd |
Grasland dat duurzaam wordt beheerd, met matige begrazingsdruk, en dat ten minste op één punt is verbeterd (bv. bemesting, gebruik van beter geschikte soorten, irrigatie). |
Minimaal beheerd |
Niet aangetast en duurzaam beheerd grasland, echter zonder noemenswaardige beheersmatige verbeteringen. |
Matig aangetast |
Overbeweid of matig aangetast grasland met enigszins verlaagde productiviteit (ten opzichte van grasland in natuurlijke staat of met minimaal beheer) en dat geen beheersmatige inputs krijgt. |
Ernstig aangetast |
Aanzienlijk en duurzaam productiviteitsverlies en aanzienlijke en duurzame aantasting van het plantendek ten gevolge van ernstige mechanische beschadiging van de vegetatie en/of ernstige bodemerosie. |
Middelmatig |
Er hebben geen extra beheersmatige inputs plaatsgevonden. |
Hoog |
Verbeterd grasland dat één of meer extra beheersmatige inputs/verbeteringen heeft ondergaan (meer dan vereist is om te worden ingedeeld als verbeterd grasland). |
7.4. Bossen
Tabel 7
Coëfficiënten voor bossen met een kroonbedekking van minimaal 10 %
Klimaatzone |
Landgebruik (FLU ) |
Beheer (FMG ) |
Input (FI ) |
FLU |
FMG |
FI |
Alle |
Natuurlijk bos (niet aangetast) |
n.v.t. (1) |
n.v.t. |
1 |
|
|
Alle |
Beheerd bos |
Alle |
Alle |
1 |
1 |
1 |
Tropisch, vochtig/droog |
Zwerflandbouw — gedeeltelijke regeneratie na braaklegging |
n.v.t. |
n.v.t. |
0,64 |
|
|
Zwerflandbouw — volledige regeneratie na braaklegging |
n.v.t. |
n.v.t. |
0,8 |
|
|
|
Gematigd/Boreaal, vochtig/droog |
Zwerflandbouw — gedeeltelijke regeneratie na braaklegging |
n.v.t. |
n.v.t. |
1 |
|
|
Zwerflandbouw — volledige regeneratie na braaklegging |
n.v.t. |
n.v.t. |
1 |
|
|
Tabel 8 bevat een toelichting voor de selectie van de passende waarde uit tabel 7.
Tabel 8
Toelichting inzake landgebruik voor bossen
Landgebruik |
Toelichting |
Natuurlijk bos (niet aangetast) |
Natuurlijk bos of permanent, niet aangetast en duurzaam beheerd bos. |
Zwerflandbouw |
Zich voortdurend verplaatsende teelt, waarbij tropisch bos of bosrijk gebied wordt gerooid voor beplanting met eenjarige gewassen en dit voor een korte periode (bv. 3-5 jaar) waarna het land opnieuw wordt verlaten en de vegetatie zich kan herstellen. |
Volledige regeneratie na braaklegging |
Situaties waarin de bosvegetatie zich geheel of bijna geheel heeft hersteld alvorens opnieuw te worden gerooid om plaats te maken voor gebruik als akkerland. |
Gedeeltelijke regeneratie na braaklegging |
Situaties waarin de bosvegetatie zich niet volledig heeft hersteld alvorens opnieuw te worden gerooid. |
8. WAARDEN VOOR DE KOOLSTOFVOORRADEN IN BOVEN- EN ONDERGRONDSE VEGETATIE
Voor CVEG of R kunnen de in dit punt opgenomen passende waarden worden gebruikt.
8.1. Akkerland
Tabel 9
Vegetatiewaarden voor akkerland (algemeen)
Klimaatzone |
CVEG (ton koolstof/hectare) |
Alle |
0 |
Tabel 10
Vegetatiewaarden voor suikerriet (specifiek)
Gebied |
Klimaatzone |
Ecologische zone |
Continent |
CVEG (ton koolstof per hectare) |
Tropisch |
Tropisch droog |
Tropisch droog bos |
Afrika |
4,2 |
Azië (continentaal, insulair) |
4 |
|||
Tropisch struikvegetatie |
Azië (continentaal, insulair) |
4 |
||
Tropisch vochtig |
Tropisch vochtig loofbos |
Afrika |
4,2 |
|
Midden- en Zuid-Amerika |
5 |
|||
Tropisch nat |
Tropisch regenwoud |
Azië (continentaal, insulair) |
4 |
|
Midden- en Zuid-Amerika |
5 |
|||
Subtropisch |
Warm gematigd droog |
Subtropische steppe |
Noord-Amerika |
4,8 |
Warm gematigd vochtig |
Subtropisch vochtig bos |
Midden- en Zuid-Amerika |
5 |
|
Noord-Amerika |
4,8 |
8.2. Meerjarige gewassen, dat wil zeggen gewassen waarbij de stam/stengel doorgaans niet jaarlijks wordt geoogst, zoals hakhout met korte omlooptijd en oliepalmen
Tabel 11
Vegetatiewaarden voor meerjarige gewassen (algemeen)
Klimaatzone |
CVEG (ton koolstof per hectare) |
Gematigd (alle vochtigheidsregimes) |
43,2 |
Tropisch, droog |
6,2 |
Tropisch, vochtig |
14,4 |
Tropisch, nat |
34,3 |
Tabel 12
Vegetatiewaarden voor specifieke meerjarige gewassen
Klimaatzone |
Type gewas |
CVEG (ton koolstof per hectare) |
Alle |
Kokosnoot |
75 |
Jatropha |
17,5 |
|
Jojoba |
2,4 |
|
Oliepalm |
60 |
8.3. Grasland
Tabel 13
Vegetatiewaarden voor grasland — exclusief struikvegetaties (algemeen)
Klimaatzone |
CVEG (ton koolstof per hectare) |
Boreaal — Droog en nat |
4,3 |
Koel gematigd — Droog |
3,3 |
Koel gematigd — Nat |
6,8 |
Warm gematigd — Droog |
3,1 |
Warm gematigd — Nat |
6,8 |
Tropisch — Droog |
4,4 |
Tropisch — Vochtig en nat |
8,1 |
Tabel 14
Vegetatiewaarden voor Miscanthus (specifiek)
Gebied |
Klimaatzone |
Ecologische zone |
Continent |
CVEG (ton koolstof per hectare) |
Subtropisch |
Warm gematigd droog |
Subtropisch droog bos |
Europa |
10 |
Noord-Amerika |
14,9 |
|||
Subtropische steppe |
Noord-Amerika |
14,9 |
Tabel 15
Vegetatiewaarden voor struikvegetaties, namelijk land met vegetaties die voornamelijk bestaan uit houtachtige planten lager dan 5 m die niet de duidelijke verschijningsvorm hebben van bomen.
Gebied |
Continent |
CVEG (ton koolstof per hectare) |
Tropisch |
Afrika |
46 |
Noord- en Zuid-Amerika |
53 |
|
Azië (continentaal) |
39 |
|
Azië (insulair) |
46 |
|
Australia |
46 |
|
Subtropisch |
Afrika |
43 |
Noord- en Zuid-Amerika |
50 |
|
Azië (continentaal) |
37 |
|
Europa |
37 |
|
Azië (insulair) |
43 |
|
Gematigd |
Hele wereld |
7,4 |
8.4. Bossen
Tabel 16
Vegetatiewaarden voor bossen — exclusief aangeplante bossen — met een kroonbedekking van 10 % tot 30 %
Gebied |
Ecologische zone |
Continent |
CVEG (ton koolstof per hectare) |
R |
Tropisch |
Tropisch regenwoud |
Afrika |
40 |
0,37 |
Noord- en Zuid-Amerika |
39 |
0,37 |
||
Azië (continentaal) |
36 |
0,37 |
||
Azië (insulair) |
45 |
0,37 |
||
Tropisch vochtig bos |
Afrika |
30 |
0,24 |
|
Noord- en Zuid-Amerika |
26 |
0,24 |
||
Azië (continentaal) |
21 |
0,24 |
||
Azië (insulair) |
34 |
0,24 |
||
Tropisch droog bos |
Afrika |
14 |
0,28 |
|
Noord- en Zuid-Amerika |
25 |
0,28 |
||
Azië (continentaal) |
16 |
0,28 |
||
Azië (insulair) |
19 |
0,28 |
||
Tropisch bergbos |
Afrika |
13 |
0,24 |
|
Noord- en Zuid-Amerika |
17 |
0,24 |
||
Azië (continentaal) |
16 |
0,24 |
||
Azië (insulair) |
26 |
0,28 |
||
Subtropisch |
Subtropisch vochtig bos |
Noord- en Zuid-Amerika |
26 |
0,28 |
Azië (continentaal) |
22 |
0,28 |
||
Azië (insulair) |
35 |
0,28 |
||
Subtropisch droog bos |
Afrika |
17 |
0,28 |
|
Noord- en Zuid-Amerika |
26 |
0,32 |
||
Azië (continentaal) |
16 |
0,32 |
||
Azië (insulair) |
20 |
0,32 |
||
Subtropische steppe |
Afrika |
9 |
0,32 |
|
Noord- en Zuid-Amerika |
10 |
0,32 |
||
Azië (continentaal) |
7 |
0,32 |
||
Azië (insulair) |
9 |
0,32 |
||
Gematigd |
Gematigd oceanisch bos |
Europa |
14 |
0,27 |
Noord-Amerika |
79 |
0,27 |
||
Nieuw-Zeeland |
43 |
0,27 |
||
Zuid-Amerika |
21 |
0,27 |
||
Gematigd continentaal bos |
Azië, Europa (≤ 20 j) |
2 |
0,27 |
|
Azië, Europa (> 20 j) |
14 |
0,27 |
||
Noord- en Zuid-Amerika (≤ 20 j) |
7 |
0,27 |
||
Noord- en Zuid-Amerika (> 20 j) |
16 |
0,27 |
||
Gematigd bergbos |
Azië, Europa (≤ 20 j) |
12 |
0,27 |
|
Azië, Europa (> 20 j) |
16 |
0,27 |
||
Noord- en Zuid-Amerika (≤ 20 j) |
6 |
0,27 |
||
Noord- en Zuid-Amerika (> 20 j) |
6 |
0,27 |
||
Boreaal |
Boreaal naaldbos |
Azië, Europa, Noord-Amerika |
12 |
0,24 |
Boreaal toendrabos |
Azië, Europa, Noord-Amerika (≤ 20 j) |
0 |
0,24 |
|
Azië, Europa, Noord-Amerika (> 20 j) |
2 |
0,24 |
||
Boreaal bergbos |
Azië, Europa, Noord-Amerika (≤ 20 j) |
2 |
0,24 |
|
Azië, Europa, Noord-Amerika (> 20 j) |
6 |
0,24 |
Tabel 17
Vegetatiewaarden voor bossen — exclusief aangeplante bossen — met een kroonbedekking van meer dan 30 %
Gebied |
Ecologische zone |
Continent |
CVEG (ton koolstof per hectare) |
Tropisch |
Tropisch regenwoud |
Afrika |
204 |
Noord- en Zuid-Amerika |
198 |
||
Azië (continentaal) |
185 |
||
Azië (insulair) |
230 |
||
Tropisch vochtig loofbos |
Afrika |
156 |
|
Noord- en Zuid-Amerika |
133 |
||
Azië (continentaal) |
110 |
||
Azië (insulair) |
174 |
||
Tropisch droog bos |
Afrika |
77 |
|
Noord- en Zuid-Amerika |
131 |
||
Azië (continentaal) |
83 |
||
Azië (insulair) |
101 |
||
Tropisch bergbos |
Afrika |
77 |
|
Noord- en Zuid-Amerika |
94 |
||
Azië (continentaal) |
88 |
||
Azië (insulair) |
130 |
||
Subtropisch |
Subtropisch vochtig bos |
Noord- en Zuid-Amerika |
132 |
Azië (continentaal) |
109 |
||
Azië (insulair) |
173 |
||
Subtropisch droog bos |
Afrika |
88 |
|
Noord- en Zuid-Amerika |
130 |
||
Azië (continentaal) |
82 |
||
Azië (insulair) |
100 |
||
Subtropische steppe |
Afrika |
46 |
|
Noord- en Zuid-Amerika |
53 |
||
Azië (continentaal) |
41 |
||
Azië (insulair) |
47 |
||
Gematigd |
Gematigd oceanisch bos |
Europa |
84 |
Noord-Amerika |
406 |
||
Nieuw-Zeeland |
227 |
||
Zuid-Amerika |
120 |
||
Gematigd continentaal bos |
Azië, Europa (≤ 20 j) |
27 |
|
Azië, Europa (> 20 j) |
87 |
||
Noord- en Zuid-Amerika (≤ 20 j) |
51 |
||
Noord- en Zuid-Amerika (> 20 j) |
93 |
||
Gematigd bergbos |
Azië, Europa (≤ 20 j) |
75 |
|
Azië, Europa (> 20 j) |
93 |
||
Noord- en Zuid-Amerika (≤ 20 j) |
45 |
||
Noord- en Zuid-Amerika (> 20 j) |
93 |
||
Boreaal |
Boreaal naaldbos |
Azië, Europa, Noord-Amerika |
53 |
Boreaal toendrabos |
Azië, Europa, Noord-Amerika (≤ 20 j) |
26 |
|
Azië, Europa, Noord-Amerika (> 20 j) |
35 |
||
Boreaal bergbos |
Azië, Europa, Noord-Amerika (≤ 20 j) |
32 |
|
Azië, Europa, Noord-Amerika (> 20 j) |
53 |
Tabel 18
Vegetatiewaarden voor aangeplante bossen
Gebied |
Ecologische zone |
Continent |
CVEG (ton koolstof per hectare) |
R |
Tropisch |
Tropisch regenwoud |
Afrika, loofbos > 20 j |
87 |
0,24 |
Afrika, loofbos ≤ 20 j |
29 |
0,24 |
||
Afrika, Pinus sp. > 20 j |
58 |
0,24 |
||
Afrika, Pinus sp. ≤ 20 j |
17 |
0,24 |
||
Amerika’s, Eucalyptus sp. |
58 |
0,24 |
||
Amerika’s, Pinus sp. |
87 |
0,24 |
||
Amerika’s, Tectona grandis |
70 |
0,24 |
||
Amerika’s, overige loofbossen |
44 |
0,24 |
||
Azië, loofbos |
64 |
0,24 |
||
Azië, overige |
38 |
0,24 |
||
Tropisch vochtig loofbos |
Afrika, loofbos > 20 j |
44 |
0,24 |
|
Afrika, loofbos ≤ 20 j |
23 |
0,24 |
||
Afrika, Pinus sp. > 20 j |
35 |
0,24 |
||
Afrika, Pinus sp. ≤ 20 j |
12 |
0,24 |
||
Amerika’s, Eucalyptus sp. |
26 |
0,24 |
||
Amerika’s, Pinus sp. |
79 |
0,24 |
||
Amerika’s, Tectona grandis |
35 |
0,24 |
||
Amerika’s, overige loofbossen |
29 |
0,24 |
||
Azië, loofbos |
52 |
0,24 |
||
Azië, overige |
29 |
0,24 |
||
Tropisch droog bos |
Afrika, loofbos > 20 j |
21 |
0,28 |
|
Afrika, loofbos ≤ 20 j |
9 |
0,28 |
||
Afrika, Pinus sp. > 20 j |
18 |
0,28 |
||
Afrika, Pinus sp. ≤ 20 j |
6 |
0,28 |
||
Amerika’s, Eucalyptus sp. |
27 |
0,28 |
||
Amerika’s, Pinus sp. |
33 |
0,28 |
||
Amerika’s, Tectona grandis |
27 |
0,28 |
||
Amerika’s, overige loofbossen |
18 |
0,28 |
||
Azië, loofbos |
27 |
0,28 |
||
Azië, overige |
18 |
0,28 |
||
Tropische struikvegetatie |
Afrika, loofbos |
6 |
0,27 |
|
Afrika, Pinus sp. > 20 j |
6 |
0,27 |
||
Afrika, Pinus sp. ≤ 20 j |
4 |
0,27 |
||
Amerika’s, Eucalyptus sp. |
18 |
0,27 |
||
Amerika’s, Pinus sp. |
18 |
0,27 |
||
Amerika’s, Tectona grandis |
15 |
0,27 |
||
Amerika’s, overige loofbossen |
9 |
0,27 |
||
Azië, loofbos |
12 |
0,27 |
||
Azië, overige |
9 |
0,27 |
||
Tropisch bergbos |
Afrika, loofbos > 20 j |
31 |
0,24 |
|
Afrika, loofbos ≤ 20 j |
20 |
0,24 |
||
Afrika, Pinus sp. > 20 j |
19 |
0,24 |
||
Afrika, Pinus sp. ≤ 20 j |
7 |
0,24 |
||
Amerika’s, Eucalyptus sp. |
22 |
0,24 |
||
Amerika’s, Pinus sp. |
29 |
0,24 |
||
Amerika’s, Tectona grandis |
23 |
0,24 |
||
Amerika’s, overige loofbossen |
16 |
0,24 |
||
Azië, loofbos |
28 |
0,24 |
||
Azië, overige |
15 |
0,24 |
||
Subtropisch |
Subtropisch vochtig bos |
Amerika’s, Eucalyptus sp. |
42 |
0,28 |
Amerika’s, Pinus sp. |
81 |
0,28 |
||
Amerika’s, Tectona grandis |
36 |
0,28 |
||
Amerika’s, overige loofbossen |
30 |
0,28 |
||
Azië, loofbos |
54 |
0,28 |
||
Azië, overige |
30 |
0,28 |
||
Subtropisch droog bos |
Afrika, loofbos > 20 j |
21 |
0,28 |
|
Afrika, loofbos ≤ 20 j |
9 |
0,32 |
||
Afrika, Pinus sp. > 20 j |
19 |
0,32 |
||
Afrika, Pinus sp. ≤ 20 j |
6 |
0,32 |
||
Amerika’s, Eucalyptus sp. |
34 |
0,32 |
||
Amerika’s, Pinus sp. |
34 |
0,32 |
||
Amerika’s, Tectona grandis |
28 |
0,32 |
||
Amerika’s, overige loofbossen |
19 |
0,32 |
||
Azië, loofbos |
28 |
0,32 |
||
Azië, overige |
19 |
0,32 |
||
Subtropische steppe |
Afrika, loofbos |
6 |
0,32 |
|
Afrika, Pinus sp. > 20 j |
6 |
0,32 |
||
Afrika, Pinus sp. ≤ 20 j |
5 |
0,32 |
||
Amerika’s, Eucalyptus sp. |
19 |
0,32 |
||
Amerika’s, Pinus sp. |
19 |
0,32 |
||
Amerika’s, Tectona grandis |
16 |
0,32 |
||
Amerika’s, overige loofbossen |
9 |
0,32 |
||
Azië, loofbos > 20 j |
25 |
0,32 |
||
Azië, loofbos ≤ 20 j |
3 |
0,32 |
||
Azië, naaldbos > 20 j |
6 |
0,32 |
||
Azië, naaldbos ≤ 20 j |
34 |
0,32 |
||
Subtropisch bergbos |
Afrika, loofbos > 20 j |
31 |
0,24 |
|
Afrika, loofbos ≤ 20 j |
20 |
0,24 |
||
Afrika, Pinus sp. > 20 j |
19 |
0,24 |
||
Afrika, Pinus sp. ≤ 20 j |
7 |
0,24 |
||
Amerika’s, Eucalyptus sp. |
22 |
0,24 |
||
Amerika’s, Pinus sp. |
34 |
0,24 |
||
Amerika’s, Tectona grandis |
23 |
0,24 |
||
Amerika’s, overige loofbossen |
16 |
0,24 |
||
Azië, loofbos |
28 |
0,24 |
||
Azië, overige |
15 |
0,24 |
||
Gematigd |
Gematigd oceanisch bos |
Azië, Europa, loofbos > 20 j |
60 |
0,27 |
Azië, Europa, loofbos ≤ 20 j |
9 |
0,27 |
||
Azië, Europa, naaldbos > 20 j |
60 |
0,27 |
||
Azië, Europa, naaldbos ≤ 20 j |
12 |
0,27 |
||
Noord-Amerika |
52 |
0,27 |
||
Nieuw-Zeeland |
75 |
0,27 |
||
Zuid-Amerika |
31 |
0,27 |
||
Gematigd continentaal bos en bergbos |
Azië, Europa, loofbos > 20 j |
60 |
0,27 |
|
Azië, Europa, loofbos ≤ 20 j |
4 |
0,27 |
||
Azië, Europa, naaldbos > 20 j |
52 |
0,27 |
||
Azië, Europa, naaldbos ≤ 20 j |
7 |
0,27 |
||
Noord-Amerika |
52 |
0,27 |
||
Zuid-Amerika |
31 |
0,27 |
||
Boreaal |
Boreaal naaldbos en bergbos |
Azië, Europa > 20 j |
12 |
0,24 |
Azië, Europa ≤ 20 j |
1 |
0,24 |
||
Noord-Amerika |
13 |
0,24 |
||
Boreaal toendrabos |
Azië, Europa > 20 j |
7 |
0,24 |
|
Azië, Europa ≤ 20 j |
1 |
0,24 |
||
Noord-Amerika |
7 |
0,24 |
(1) n.v.t. = niet van toepassing; in deze gevallen zijn FMG en FI niet van toepassing en mag voor de berekening van SOC de volgende regel worden gebruikt: SOC = SOCST × FLU .