ISSN 1725-2598

doi:10.3000/17252598.L_2010.088.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 88

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

53e jaargang
8 april 2010


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

 

*

Besluit 2010/199/GBVB van de Raad van 22 maart 2010 betreffende de ondertekening en sluiting van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en Montenegro inzake de deelneming van Montenegro aan de militaire operatie van de Europese Unie teneinde bij te dragen tot het ontmoedigen, het voorkomen en bestrijden van piraterij en gewapende overvallen voor de Somalische kust (Operatie Atalanta)

1

Overeenkomst tussen de Europese Unie en Montenegro inzake de deelneming van Montenegro aan de militaire operatie van de Europese Unie teneinde bij te dragen tot het ontmoedigen, het voorkomen en bestrijden van piraterij en gewapende overvallen voor de Somalische kust (Operatie Atalanta)

3

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EU) nr. 291/2010 van de Commissie van 31 maart 2010 houdende rectificatie van de Verordeningen (EG) nr. 437/2009, (EG) nr. 438/2009 en (EG) nr. 1064/2009 wat betreft de regeling bijzondere bestemming voor de invoer van bepaalde landbouwproducten in het kader van tariefcontingenten

9

 

 

Verordening (EU) nr. 292/2010 van de Commissie van 7 april 2010 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

11

 

 

BESLUITEN

 

 

2010/200/EU

 

*

Besluit van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2010 betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering, overeenkomstig punt 28 van het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer

13

 

 

2010/201/EU

 

*

Besluit van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2010 betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering, overeenkomstig punt 28 van het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer

14

 

 

2010/202/EU

 

*

Besluit van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2010 betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering, overeenkomstig punt 28 van het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer

15

 

 

2010/203/EU

 

*

Besluit van het Europees Parlement en de Raad van 25 maart 2010 betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering, overeenkomstig punt 28 van het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer

16

 

 

2010/204/EU

 

*

Besluit van het Europees Parlement en de Raad van 25 maart 2010 betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering, overeenkomstig punt 28 van het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer

17

 

 

2010/205/EU

 

*

Besluit van de Commissie van 31 maart 2010 betreffende de vragenlijst voor de rapportage uit hoofde van Verordening (EG) nr. 166/2006 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de instelling van een Europees register inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen en tot wijziging van de Richtlijnen 91/689/EEG en 96/61/EG van de Raad (Kennisgeving geschied onder nummer C(2010) 1955)  ( 1 )

18

 

 

2010/206/EU

 

*

Besluit van de Commissie van 6 april 2010 waarbij aan de lidstaten toestemming wordt verleend om de geldigheidsduur van de voorlopige toelatingen voor de nieuwe werkzame stof FEN 560 te verlengen (Kennisgeving geschied onder nummer C(2010) 1974)  ( 1 )

21

 

 

IV   Handelingen die vóór 1 december 2009 zijn aangenomen krachtens het EG-Verdrag, het EU-Verdrag en het Euratom-Verdrag

 

 

2010/207/EG

 

*

Besluit van de Raad van 16 november 2009 betreffende het standpunt van de Gemeenschap over het lidmaatschap van het Raadgevend Comité Cariforum-EG, opgericht bij de Economische Partnerschapsovereenkomst tussen de Cariforum-staten, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, en over de selectie van de vertegenwoordigers van in de Europese Gemeenschap gevestigde organisaties

23

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

8.4.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 88/1


BESLUIT 2010/199/GBVB VAN DE RAAD

van 22 maart 2010

betreffende de ondertekening en sluiting van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en Montenegro inzake de deelneming van Montenegro aan de militaire operatie van de Europese Unie teneinde bij te dragen tot het ontmoedigen, het voorkomen en bestrijden van piraterij en gewapende overvallen voor de Somalische kust (Operatie Atalanta)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 37, alsook op het Verdrag betreffende werking van de Europese Unie, en met name op artikel 218, leden 5 en 6,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 10 november 2008 Gemeenschappelijk Optreden 2008/851/GBVB aangenomen inzake de militaire operatie van de Europese Unie teneinde bij te dragen tot het ontmoedigen, het voorkomen en bestrijden van piraterij en gewapende overvallen voor de Somalische kust (1) (Operatie „Atalanta”).

(2)

In artikel 10, lid 3, van bovengenoemd gemeenschappelijk optreden is bepaald dat de nadere regelingen wat betreft de deelname van derde staten worden vastgelegd in overeenkomsten die overeenkomstig artikel 37 van het Verdrag betreffende de Europese Unie moeten worden gesloten.

(3)

Ingevolge de besluiten van het Politiek en Veiligheidscomité van 21 april 2009 inzake de aanvaarding van bijdragen van derde staten aan Operatie Atalanta (ATALANTA/2/2009) (2), en tot instelling van het Comité van contribuanten (ATALANTA/3/2009) (3), is er na onderhandelingen een overeenkomst tussen de Europese Unie en Montenegro inzake de deelneming van Montenegro aan Operatie Atalanta („de overeenkomst”) tot stand gekomen.

(4)

De overeenkomst moet worden goedgekeurd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De Overeenkomst tussen de Europese Unie en Montenegro inzake de deelneming van Montenegro aan de militaire operatie van de Europese Unie teneinde bij te dragen tot het ontmoedigen, het voorkomen en bestrijden van piraterij en gewapende overvallen voor de Somalische kust (Operatie Atalanta) („de overeenkomst”) wordt hierbij namens de Europese Unie goedgekeurd.

De tekst van de overeenkomst is aan dit besluit gehecht.

Artikel 2

De voorzitter van de Raad is gemachtigd de persoon aan te wijzen die bevoegd is de overeenkomst te ondertekenen teneinde daardoor de Europese Unie te binden.

Artikel 3

De voorzitter van de Raad verricht namens de Unie de in artikel 10, lid 1, van de overeenkomst bedoelde kennisgeving (4).

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Artikel 5

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 22 maart 2010.

Voor de Raad

De voorzitter

M. Á. MORATINOS


(1)  PB L 301 van 12.11.2008, blz. 33.

(2)  PB L 109 van 30.4.2009, blz. 52.

(3)  PB L 112 van 6.5.2009, blz. 9 en addendum in PB L 119 van 14.5.2009, blz. 40.

(4)  De datum van inwerkingtreding van de overeenkomst wordt door het secretariaat-generaal van de Raad bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.


VERTALING

OVEREENKOMST

tussen de Europese Unie en Montenegro inzake de deelneming van Montenegro aan de militaire operatie van de Europese Unie teneinde bij te dragen tot het ontmoedigen, het voorkomen en bestrijden van piraterij en gewapende overvallen voor de Somalische kust (Operatie Atalanta)

DE EUROPESE UNIE (EU),

enerzijds, en

MONTENEGRO,

anderzijds,

hierna „de partijen” genoemd,

REKENING HOUDEND MET:

de aanneming door de Raad van de Europese Unie van Gemeenschappelijk Optreden 2008/851/GBVB inzake de militaire operatie van de Europese Unie teneinde bij te dragen tot het ontmoedigen, het voorkomen en bestrijden van piraterij en gewapende overvallen voor de Somalische kust (1) (Operatie „Atalanta”), gewijzigd bij Besluit 2009/907/GBVB (2);

de tot Montenegro gerichte uitnodiging van de Europese Unie om deel te nemen aan de door de Europese Unie geleide operatie;

de succesvolle voltooiing van de vorming van de troepenmacht en de aanbeveling door de operationeel commandant van de Europese Unie en het Militair Comité van de Europese Unie om in te stemmen met de deelname van strijdkrachten van Montenegro aan de door de Europese Unie geleide operatie;

Besluit ATALANTA/2/2009 van het Politiek en Veiligheidscomité van 21 april 2009 inzake de aanvaarding van bijdragen van derde staten aan de militaire operatie van de Europese Unie teneinde bij te dragen tot het ontmoedigen, het voorkomen en bestrijden van piraterij en gewapende overvallen voor de Somalische kust (Operatie „Atalanta”) (3) en Besluit ATALANTA/3/2009 van het Politiek en Veiligheidscomité van 21 april 2009 tot instelling van het Comité van contribuanten aan de militaire operatie van de Europese Unie teneinde bij te dragen tot het ontmoedigen, het voorkomen en bestrijden van piraterij en gewapende overvallen voor de Somalische kust („Atalanta”) (4), beide gewijzigd bij Besluit ATALANTA/7/2009 van het Politiek en Veiligheidscomité (5);

het besluit van Montenegro van 13 augustus 2009 om deel te nemen aan Operatie Atalanta,

ZIJN HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN:

Artikel 1

Deelname aan de operatie

1.   Montenegro sluit zich aan bij Gemeenschappelijk Optreden 2008/851/GBVB inzake de militaire operatie van de Europese Unie teneinde bij te dragen tot het ontmoedigen, het voorkomen en bestrijden van piraterij en gewapende overvallen voor de Somalische kust (Operatie Atalanta), gewijzigd bij Besluit 2009/907/GBVB, en bij elk ander gemeenschappelijk optreden of besluit waarbij de Raad van de Europese Unie besluit de operatie te verlengen overeenkomstig de bepalingen van deze overeenkomst en eventuele vereiste uitvoeringsregelingen.

2.   De bijdrage van Montenegro aan de door de Europese Unie geleide zeemacht (EUNAVFOR) laat de autonome besluitvorming van de Europese Unie onverlet.

3.   Montenegro draagt er zorg voor dat de strijdkrachten en het personeel die aan Operatie Atalanta deelnemen, hun taak uitoefenen overeenkomstig:

Gemeenschappelijk Optreden 2008/851/GBVB en de eventuele latere wijzigingen daarvan;

het operatieplan;

de uitvoeringsmaatregelen.

4.   De strijdkrachten en het personeel die door Montenegro voor de operatie gedetacheerd worden, laten zich bij de uitvoering van hun taken en in hun gedrag uitsluitend leiden door het belang van Operatie Atalanta.

5.   Montenegro informeert te gelegener tijd de operationeel commandant van de Europese Unie over elke wijziging in haar deelname aan de operatie.

Artikel 2

Status van de strijdkrachten

1.   De status van de strijdkrachten en het personeel die door Montenegro naar Operatie Atalanta worden uitgezonden, wordt geregeld in de overeenkomst over de status van de strijdkrachten tussen de Europese Unie en Somalië, Djibouti of een ander land in de regio waarmee een dergelijke overeenkomst gesloten wordt ten behoeve van de operatie, of in de unilaterale verklaring betreffende de status van de strijdkrachten die door Kenia, de Seychellen of een ander land in de regio ten behoeve van de operatie is uitgebracht.

2.   De status van de strijdkrachten en het personeel die worden uitgezonden naar het hoofdkwartier of de commando-onderdelen buiten het gebied van de gezamenlijke operatie wordt bepaald middels regelingen tussen de gaststaat van het betrokken hoofdkwartier en de betrokken commando-onderdelen en Montenegro.

3.   Onverminderd de in de leden 1 en 2 bedoelde regelingen en verklaringen inzake de status van de strijdkrachten oefent Montenegro bevoegdheid uit ten aanzien van haar strijdkrachten en personeel die aan Operatie Atalanta deelnemen.

4.   Montenegro is verantwoordelijk voor de afhandeling van schadevorderingen van of aangaande leden van haar strijdkrachten of personeel, met betrekking tot de deelname aan Operatie Atalanta. Montenegro stelt overeenkomstig haar wet- en regelgeving in voorkomend geval een, inzonderheid juridische of disciplinaire, vordering in tegen leden van haar strijdkrachten en personeel.

5.   Montenegro legt bij de ondertekening van deze overeenkomst een verklaring af inzake het afzien van schadevorderingen tegen elke staat die aan Operatie Atalanta deelneemt.

6.   De lidstaten van de Europese Unie leggen bij de ondertekening van deze overeenkomst een verklaring af inzake het afzien van schadevorderingen wat betreft de deelname van Montenegro aan Operatie Atalanta.

Artikel 3

Voorwaarden waaronder gevangengenomen personen met het oog op hun vervolging kunnen worden overgedragen

Wanneer Montenegro haar rechtsmacht uitoefent ten aanzien van personen die in de territoriale zee van een kuststaat binnen het operatiegebied daden van piraterij of gewapende overvallen hebben begaan of hiervan verdacht worden, wordt de overdracht aan Montenegro van door EUNAVFOR gevangengenomen personen met het oog op hun vervolging en van in beslag genomen goederen die in handen zijn van EUNAVFOR, verricht volgens de voorwaarden van bijlage II, die een volwaardig onderdeel van deze overeenkomst vormt.

Artikel 4

Gerubriceerde informatie

1.   Montenegro neemt de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat gerubriceerde EU-informatie wordt beschermd overeenkomstig de beveiligingsvoorschriften van de Raad van de Europese Unie, vervat in Besluit 2001/264/EG van de Raad van 19 maart 2001 tot vaststelling van beveiligingsvoorschriften van de Raad (6), en overeenkomstig verdere richtsnoeren van de bevoegde autoriteiten, waaronder de operationeel commandant van de EU.

2.   Indien de Europese Unie en Montenegro een overeenkomst zijn aangegaan over beveiligingsvoorschriften voor de uitwisseling van gerubriceerde informatie, gelden de bepalingen daarvan ook voor Operatie Atalanta.

Artikel 5

Commandostructuur

1.   Alle aan Operatie Atalanta deelnemende troepen en personeelsleden blijven volledig onder bevel van hun nationale autoriteiten.

2.   De nationale autoriteiten dragen het operationele en tactische bevel, dan wel het operationele en tactische toezicht over hun troepen en personeelsleden over aan de operationeel commandant van de Europese Unie. De operationeel commandant van de Europese Unie heeft het recht zijn gezag te delegeren.

3.   Montenegro heeft bij de dagelijkse aansturing van de operatie dezelfde rechten en verplichtingen als de deelnemende lidstaten van de Europese Unie.

4.   De operationeel commandant van de Europese Unie kan te allen tijde — na overleg met Montenegro — om de terugtrekking van de bijdrage van Montenegro verzoeken.

5.   Een hoge militaire vertegenwoordiger (HMV) wordt door Montenegro benoemd om haar nationale contingent in Operatie Atalanta te vertegenwoordigen. De HMV overlegt met de commandant van de EU-strijdkrachten over alle aangelegenheden die van invloed zijn op de operatie en is verantwoordelijk voor de dagelijkse discipline van het contingent.

Artikel 6

Financiële aspecten

1.   Montenegro draagt alle kosten in verband met haar deelname aan de operatie, tenzij de kosten vallen onder de gemeenschappelijke financiering als omschreven in de in artikel 1, lid 1, van de overeenkomst bedoelde rechtsinstrumenten en in Besluit 2008/975/GBVB van 18 december 2008 van de Raad tot instelling van een mechanisme voor de financiering van de gemeenschappelijke kosten van de operaties van de Europese Unie die gevolgen hebben op militair of defensiegebied (Athena) (7).

2.   Operatie Atalanta verleent logistieke steun aan het Montenegrijnse contingent op basis van kostenvergoeding, onder de voorwaarden neergelegd in de uitvoeringsregelingen bedoeld in artikel 7. Het administratieve beheer van de daarmee samenhangende uitgaven wordt toevertrouwd aan Athena.

3.   In geval van overlijden, lichamelijk letsel, verlies of schade geleden door natuurlijke personen of rechtspersonen van het land/de landen waar de operatie plaatsvindt, betaalt Montenegro, wanneer haar aansprakelijkheid is vastgesteld, schadevergoeding onder de voorwaarden, genoemd in de overeenkomst over de status van de strijdkrachten, indien beschikbaar, als bedoeld in artikel 2, lid 1, van de overeenkomst.

Artikel 7

Regelingen voor de uitvoering van de overeenkomst

De voor de uitvoering van deze overeenkomst noodzakelijke technische en administratieve regelingen worden getroffen door de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid of de operationeel commandant van de Europese Unie, en de bevoegde autoriteiten van Montenegro.

Artikel 8

Niet-naleving

Indien een van de partijen de in voorgaande artikelen neergelegde verplichtingen niet nakomt, heeft de andere partij het recht om deze overeenkomst te beëindigen met inachtneming van een opzeggingstermijn van één maand.

Artikel 9

Geschillenbeslechting

Geschillen met betrekking tot de uitlegging of de toepassing van deze overeenkomst worden langs diplomatieke weg opgelost tussen de partijen.

Artikel 10

Inwerkingtreding

1.   Deze overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de maand volgend op de wederzijdse kennisgeving van de partijen dat de voor dit doel noodzakelijke procedures zijn afgerond.

2.   Deze overeenkomst wordt voorlopig toegepast vanaf de datum van de ondertekening.

3.   Deze overeenkomst blijft van kracht zolang de deelname van Montenegro aan de operatie duurt.

4.   De eventuele opzegging van deze overeenkomst heeft geen gevolgen voor de rechten en plichten die uit deze overeenkomst zijn voortgevloeid voordat deze beëindigd was, zulks met inbegrip van de rechten die in Montenegro gevangen gehouden of vervolgde overgedragen personen eraan kunnen ontlenen.

Na de beëindiging van de operatie kunnen alle rechten die EUNAVFOR uit hoofde van de bijlage bij deze overeenkomst geniet, worden uitgeoefend door een persoon of entiteit die wordt aangewezen door de staat die het voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie bekleedt. De aangewezen persoon of entiteit kan onder andere een in Montenegro geaccrediteerde diplomatieke of consulaire functionaris van deze staat zijn. Na de beëindiging van de operatie worden alle kennisgevingen die uit hoofde van het onderhavige instrument aan EUNAVFOR worden gericht, gericht aan de staat die het voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie bekleedt.

Gedaan te Brussel, de vierentwintigste maart tweeduizend tien, in twee exemplaren in de Engelse taal.

Voor de Europese Unie

Voor Montenegro


(1)  PB L 301 van 12.11.2008, blz. 33, gerectificeerd in PB L 253 van 25.9.2009, blz. 18.

(2)  PB L 322 van 9.12.2009, blz. 27.

(3)  PB L 109 van 30.4.2009, blz. 52.

(4)  PB L 112 van 6.5.2009, blz. 9 en addendum in PB L 119 van 14.5.2009, blz. 40.

(5)  PB L 270 van 15.10.2009, blz. 19.

(6)  PB L 101 van 11.4.2001, blz. 1.

(7)  PB L 345 van 23.12.2008, blz. 96.

BIJLAGE

BEPALINGEN BETREFFENDE DE VOORWAARDEN EN WIJZE VAN UITVOERING VOOR DE OVERDRACHT VAN EUNAVFOR NAAR MONTENEGRO VAN PERSONEN DIE VERDACHT WORDEN VAN PIRATERIJ OF GEWAPENDE OVERVALLEN IN DE TERRITORIALE WATEREN VAN KUSTSTATEN BINNEN HET OPERATIEGEBIED, EN DIE WORDEN VASTGEHOUDEN DOOR DE DOOR DE EUROPESE UNIE GELEIDE ZEEMACHT (EUNAVFOR), ALSMEDE VAN IN BESLAG GENOMEN GOEDEREN DIE IN HANDEN ZIJN VAN EUNAVFOR, EN VOOR DE BEHANDELING VAN DEZE PERSONEN EN GOEDEREN NA DE OVERDRACHT

1.   Definities

Voor het doel van deze overeenkomst wordt verstaan onder:

a)

„piraterij”: piraterij als bedoeld in artikel 101 van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee;

b)

„gewapende overvallen”: handelingen als bedoeld onder a) indien deze worden gepleegd in de territoriale wateren van een kuststaat binnen het operatiegebied;

c)

„overgedragen persoon”: eenieder die ervan verdacht wordt eenmalig of herhaaldelijk piraterij of gewapende overvallen te plegen, te hebben gepleegd of te willen plegen en die krachtens de onderhavige overeenkomst door EUNAVFOR aan Montenegro is overgedragen.

2.   Algemene beginselen

a)

Op verzoek van EUNAVFOR aanvaardt Montenegro de overdracht van door EUNAVFOR in verband met piraterij of gewapende overvallen vastgehouden personen, en de bijbehorende door EUNAVFOR in beslag genomen goederen, en geeft het de betrokken personen en goederen met het oog op onderzoek en vervolging in handen van haar bevoegde instanties.

b)

EUNAVFOR zal personen in het kader van deze overeenkomst alleen aan de bevoegde rechtshandhavingsautoriteiten van Montenegro overdragen.

c)

Montenegro bevestigt dat zij personen die in het kader van deze bepalingen worden overgedragen zowel voor als na de overdracht humaan zal behandelen en zich daarbij zal houden aan de internationale mensenrechtenverplichtingen, zoals het verbod op foltering en op een wrede, onmenselijke en onterende behandeling of bestraffing, en het verbod op willekeurige hechtenis, en aan de verplichting te zorgen voor een eerlijk proces.

3.   Behandeling, vervolging en berechting van overgedragen personen

a)

Overgedragen personen moeten menselijk worden behandeld en mogen niet worden onderworpen aan foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing, moeten op passende wijze worden gehuisvest en gevoed, moeten toegang tot medische verzorging krijgen en moeten in staat worden gesteld hun godsdienstige plichten te vervullen.

b)

Overgedragen personen moeten meteen worden voorgeleid aan een rechter of een andere magistraat die door de wet bevoegd verklaard is rechterlijke macht uit te oefenen, en die zich onverwijld over het al dan niet gewettigd zijn van hun aanhouding uitspreekt, en hen in vrijheid doet stellen indien deze gevangenhouding niet conform de wet is.

c)

Overgedragen personen moeten het recht hebben binnen een redelijke termijn berecht te worden of in vrijheid te worden gesteld.

d)

Bij het bepalen van de gegrondheid van een tegen hem ingestelde vervolging heeft iedere overgedragen persoon recht op een eerlijke en openbare behandeling van zijn zaak door een competente, onafhankelijke en onpartijdige rechtbank die bij de wet is ingesteld.

e)

Overgedragen personen tegen wie een vervolging is ingesteld, moeten voor onschuldig worden gehouden totdat hun schuld in rechte is komen vast te staan.

f)

Bij de vaststelling van de aanklacht jegens hem heeft eenieder op gelijke voet met de aanklager recht op de volgende minimumwaarborgen:

1.

onverwijld en in detail op de hoogte te worden gesteld van de aard en de reden van het hem ten laste gelegde, in een taal die hij begrijpt;

2.

te beschikken over voldoende tijd en faciliteiten voor de voorbereiding van zijn verdediging en te communiceren met de raadsman van zijn keuze;

3.

terecht te staan zonder onnodige vertraging;

4.

aanwezig te zijn ter terechtzitting, verweer te voeren in persoon of door middel van door hemzelf gekozen rechtsbijstand; op de hoogte te worden gesteld van dit recht wanneer hij geen rechtsbijstand heeft; en rechtsbijstand toegewezen te krijgen in alle gevallen waarin het belang van de rechtspleging dit vereist, en kosteloos indien de beschuldigde niet over voldoende middelen beschikt;

5.

kennis te nemen van alle bewijsstukken tegen hem, met inbegrip van de beëdigde verklaringen van de getuigen op wier aanwijzingen hij is aangehouden, en de verschijning en ondervraging te verkrijgen van getuigen à decharge op dezelfde voorwaarden als gelden voor getuigen à charge;

6.

zich kosteloos te doen bijstaan door een tolk indien hij de taal die ter terechtzitting wordt gebezigd, niet verstaat of niet spreekt;

7.

niet gedwongen te worden tegen zichzelf te getuigen of schuld te bekennen.

g)

Overgedragen personen die voor een misdaad veroordeeld zijn, moeten het recht hebben overeenkomstig de wetgeving van Montenegro tegen hun veroordeling en hun vonnis bezwaar aan te tekenen of bij een hogere rechtbank in beroep te gaan.

h)

Montenegro zal overgedragen personen zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van EUNAVFOR niet aan andere staten overdragen met het oog op onderzoek of vervolging.

4.   Doodstraf

Aan overgedragen personen mag geen doodstraf worden opgelegd of voltrokken, en lastens deze personen mag de doodstraf niet worden gevorderd.

5.   Gegevens en kennisgevingen

a)

Met betrekking tot elke overdracht moet een passend document worden ondertekend door een vertegenwoordiger van EUNAVFOR en een vertegenwoordiger van de bevoegde wetshandhavingsautoriteiten van Montenegro.

b)

EUNAVFOR verstrekt Montenegro ten aanzien van iedere overgedragen persoon de gegevens betreffende zijn hechtenis. Deze omvatten, voor zover mogelijk, de fysieke toestand van de overgedragen persoon tijdens de hechtenis, het tijdstip van overdracht aan de autoriteiten van Montenegro, de reden voor zijn hechtenis, het tijdstip waarop en de plaats waar hij werd aangehouden, en eventuele beslissingen in verband met zijn hechtenis.

c)

Montenegro is verantwoordelijk voor het bijhouden van een nauwkeurige administratie van alle overgedragen personen, met ten minste gegevens betreffende eventuele in beslag genomen goederen, de fysieke toestand van de betrokkene, de plaats waar hij wordt vastgehouden, de eventuele tenlastelegging jegens hem en alle beslissingen van enig belang die in de loop van zijn vervolging en zijn proces zijn genomen.

d)

Deze gegevens zijn voor de vertegenwoordigers van de Europese Unie en EUNAVFOR beschikbaar indien zij het ministerie van Buitenlandse Zaken van Montenegro daarom verzoeken.

e)

Daarenboven moet Montenegro EUNAVFOR in kennis stellen van de plaats van detentie van iedere uit hoofde van deze overeenkomst overgedragen persoon, alsmede van iedere achteruitgang van zijn fysieke toestand en van alle meldingen waarin sprake is van slechte behandeling. Vertegenwoordigers van de Europese Unie en van EUNAVFOR moeten tijdens het voorarrest toegang hebben tot alle krachtens de onderhavige overeenkomst overgedragen personen en het recht hebben hen te ondervragen.

f)

Op hun verzoek moet het nationale en internationale humanitaire instellingen worden toegestaan personen die uit hoofde van de onderhavige overeenkomst zijn overgedragen, te bezoeken.

g)

Opdat EUNAVFOR in staat is Montenegro tijdig bij te staan om van EUNAVFOR afkomstige getuigen te doen verschijnen en te zorgen voor relevante bewijsstukken, stelt Montenegro, wanneer zij voornemens is jegens een overgedragen persoon tot een strafproces over te gaan, EUNAVFOR daarvan op de hoogte en deelt zij het tijdschema voor het indienen van de bewijsstukken en het verhoor mede.

6.   Bijstand door EUNAVFOR

a)

EUNAVFOR moet Montenegro met al zijn middelen en vermogens bij de instructie betreffende en de vervolging van de overgedragen personen helpen.

b)

EUNAVFOR moet met name:

1.

de detentiegegevens verstrekken overeenkomstig punt 5, onder b), van deze bepalingen;

2.

alle beschikbare bewijsmateriaal verwerken overeenkomstig de wensen van de bevoegde autoriteiten van Montenegro als overeengekomen in de uitvoeringsregelingen die in punt 8 hieronder omschreven worden;

3.

zorgen voor al dan niet beëdigde getuigenverklaringen door functionarissen van EUNAVFOR die betrokken zijn geweest bij incidenten in verband waarmee personen uit hoofde van de onderhavige bepalingen zijn overgedragen;

4.

alle ter zake doende in beslag genomen goederen die in het bezit van EUNAVFOR zijn, overdragen.

7.   Verband met de andere rechten van de overgedragen personen

Niets in deze bepalingen heeft ten doel of kan worden aangewend om afbreuk te doen aan de rechten waarover een overgedragen persoon krachtens de toepasselijke nationale of internationale wetgeving beschikt.

8.   Tenuitvoerlegging

a)

Met het oog op de toepassing van deze bepalingen kunnen voor operationele, administratieve en technische aangelegenheden uitvoeringsovereenkomsten worden goedgekeurd tussen de bevoegde autoriteiten van Montenegro enerzijds en de bevoegde autoriteiten van de Europese Unie en die van de staten welke een nationaal contingent voor EUNAVFOR leveren anderzijds.

b)

Uitvoeringsbepalingen kunnen onder andere betrekking hebben op:

1.

het aanwijzen van de bevoegde wetshandhavingsautoriteiten van Montenegro waaraan EUNAVFOR personen kan overdragen;

2.

de inrichtingen voor bewaring waar de overgedragen personen worden vastgehouden;

3.

de afhandeling van documenten, waaronder die betreffende bewijsverkrijging, die onmiddellijk na de overdracht van een persoon aan de bevoegde wetshandhavingsautoriteiten van Montenegro zullen worden overgemaakt;

4.

contactpunten voor kennisgevingen;

5.

bij de overdracht te gebruiken formulieren.


VERORDENINGEN

8.4.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 88/9


VERORDENING (EU) Nr. 291/2010 VAN DE COMMISSIE

van 31 maart 2010

houdende rectificatie van de Verordeningen (EG) nr. 437/2009, (EG) nr. 438/2009 en (EG) nr. 1064/2009 wat betreft de regeling bijzondere bestemming voor de invoer van bepaalde landbouwproducten in het kader van tariefcontingenten

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1), en met name op artikel 144, lid 1, en artikel 148, juncto artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Artikel 2, lid 1, van Verordening (EG) nr. 437/2009 van de Commissie van 26 mei 2009 betreffende de opening en de wijze van beheer van een communautair tariefcontingent voor de invoer van jonge mannelijke mestrunderen (2), artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 438/2009 van de Commissie van 26 mei 2009 betreffende de opening en de wijze van beheer van communautaire invoertariefcontingenten voor stieren, koeien en vaarzen, niet bestemd voor de slacht, van bepaalde bergrassen (3) en artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1064/2009 van de Commissie van 4 november 2009 betreffende de opening en de wijze van beheer van een communautair tariefcontingent voor de invoer van brouwgerst uit derde landen (4) voorzien in douanetoezicht in het kader van de regeling bijzondere bestemming als bedoeld in artikel 166 van Verordening (EG) nr. 450/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (gemoderniseerd douanewetboek) (5).

(2)

Zoals aangegeven in de concordantietabel in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 450/2008, dient voornoemd artikel 166 ter vervanging van artikel 82 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (6), dat eveneens in douanetoezicht in het kader van een specifieke bestemming van de ingevoerde goederen voorzag. In artikel 188, lid 2, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 450/2008 is echter bepaald dat, niettegenstaande de inwerkingtreding van de in de eerste alinea van dat lid bedoelde uitvoeringsbepalingen, artikel 166 van die verordening ten laatste met ingang van 24 juni 2013 van toepassing is. Artikel 82 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 blijft bijgevolg van toepassing totdat artikel 166 van Verordening (EG) nr. 450/2008 van toepassing wordt.

(3)

Daarom kan in de Verordeningen (EG) nr. 437/2009, (EG) nr. 438/2009 en (EG) nr. 1064/2009 beter worden verwezen naar artikel 82 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 dan naar artikel 166 van Verordening (EG) nr. 450/2008.

(4)

De Verordeningen (EG) nr. 437/2009, (EG) nr. 438/2009 en (EG) nr. 1064/2009 moeten derhalve dienovereenkomstig worden gecorrigeerd.

(5)

Om een effectief beheer van de desbetreffende tariefcontingenten te waarborgen en aangezien de inhoud van de betrokken bepalingen ongewijzigd blijft, moet deze rectificatie ingaan op de datum van toepassing van de desbetreffende verordeningen.

(6)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 2, lid 1, van Verordening (EG) nr. 437/2009 wordt vervangen door:

„1.   Op grond van artikel 82 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad (7) worden de ingevoerde dieren onder douanetoezicht geplaatst om te garanderen dat zij gedurende ten minste 120 dagen worden gemest in de productie-eenheden die door de importeur moeten worden aangewezen in de maand die volgt op die waarin de dieren in het vrije verkeer zijn gebracht.

Artikel 2

Artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 438/2009 wordt vervangen door:

„1.   Op grond van artikel 82 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad (8) worden de ingevoerde dieren onder douanetoezicht geplaatst om te garanderen dat zij niet worden geslacht binnen vier maanden na de datum waarop zij in het vrije verkeer zijn gebracht.

Artikel 3

In artikel 4, lid 1, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 1064/2009 wordt de inleidende zin vervangen door:

„Overeenkomstig artikel 82 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad (9) staat de in het kader van dit contingent ingevoerde gerst onder douanetoezicht teneinde te garanderen dat:

Artikel 4

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

De artikelen 1 en 2 zijn van toepassing met ingang van 1 juli 2009.

Artikel 3 is van toepassing met ingang van 1 januari 2010.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 31 maart 2010.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Dacian CIOLOŞ

Lid van de Commissie


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 128 van 27.5.2009, blz. 54.

(3)  PB L 128 van 27.5.2009, blz. 57.

(4)  PB L 291 van 7.11.2009, blz. 14.

(5)  PB L 145 van 4.6.2008, blz. 1.

(6)  PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1.

(7)  PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1.”.

(8)  PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1.”.

(9)  PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1.”.


8.4.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 88/11


VERORDENING (EU) Nr. 292/2010 VAN DE COMMISSIE

van 7 april 2010

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (2), en met name op artikel 138, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

Bij Verordening (EG) nr. 1580/2007 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XV, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 138 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 8 april 2010.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 7 april 2010.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 350 van 31.12.2007, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

IL

160,8

JO

96,4

MA

143,8

TN

131,6

TR

133,9

ZZ

133,3

0707 00 05

JO

92,1

MA

106,5

TR

134,8

ZZ

111,1

0709 90 70

MA

71,9

TR

102,7

ZZ

87,3

0805 10 20

EG

54,6

IL

55,9

MA

45,0

TN

47,0

TR

67,7

ZZ

54,0

0805 50 10

IL

66,0

TR

60,4

ZA

71,7

ZZ

66,0

0808 10 80

AR

94,0

BR

83,8

CA

101,3

CL

90,8

CN

83,9

MK

23,6

US

131,3

UY

74,3

ZA

79,7

ZZ

84,7

0808 20 50

AR

94,6

CL

111,5

CN

52,3

ZA

102,5

ZZ

90,2


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


BESLUITEN

8.4.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 88/13


BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 9 maart 2010

betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering, overeenkomstig punt 28 van het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer

(2010/200/EU)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer (1), en met name punt 28,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1927/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot oprichting van een Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering (2), en met name artikel 12, lid 3,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) is opgericht om extra steun te verlenen aan werknemers die de gevolgen van grote structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen ondervinden, met als doel hen te helpen bij hun terugkeer op de arbeidsmarkt.

(2)

Het EFG staat sinds 1 mei 2009 ook open voor aanvragen om bijstand voor werknemers die zijn ontslagen als gevolg van de wereldwijde financiële en economische crisis.

(3)

Het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 staat uitgaven uit het EFG toe binnen een jaarlijks maximum van 500 miljoen EUR.

(4)

Op 23 september 2009 heeft Litouwen een aanvraag ingediend voor de beschikbaarstelling van middelen uit het EFG in verband met gedwongen ontslagen in de bouwindustrie. Aangezien deze aanvraag in overeenstemming is met de voorschriften voor de bepaling van de financiële steun van artikel 10 van Verordening (EG) nr. 1927/2006, stelt de Commissie voor een bedrag van 1 118 893 EUR ter beschikking te stellen.

(5)

Er moeten bijgevolg middelen uit het EFG beschikbaar worden gesteld om te voorzien in een financiële bijdrage voor de door Litouwen ingediende aanvraag,

HEBBEN HET VOLGENDE BESLUIT AANGENOMEN:

Artikel 1

Voor de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2010 wordt uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering 1 118 893 EUR aan vastleggings- en betalingskredieten beschikbaar gesteld.

Artikel 2

Dit besluit wordt gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Straatsburg, 9 maart 2010.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

J. BUZEK

Voor de Raad

De voorzitter

M. Á. MORATINOS


(1)  PB C 139 van 14.6.2006, blz. 1.

(2)  PB L 406 van 30.12.2006, blz. 1.


8.4.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 88/14


BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 9 maart 2010

betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering, overeenkomstig punt 28 van het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer

(2010/201/EU)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer (1), en met name punt 28,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1927/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot oprichting van een Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering (2), en met name artikel 12, lid 3,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) is opgericht om extra steun te verlenen aan werknemers die de gevolgen van grote structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen ondervinden, met als doel hen te helpen bij hun terugkeer op de arbeidsmarkt.

(2)

Het EFG staat sinds 1 mei 2009 ook open voor aanvragen om bijstand voor werknemers die zijn ontslagen als rechtstreeks gevolg van de wereldwijde financiële en economische crisis.

(3)

Het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 staat uitgaven uit het EFG toe binnen een jaarlijks maximum van 500 miljoen EUR.

(4)

Op 13 augustus 2009 heeft Duitsland een aanvraag ingediend voor de beschikbaarstelling van middelen uit het EFG in verband met gedwongen ontslagen in de autoproductiesector. Tot 23 oktober 2009 heeft het aanvullende informatie met betrekking tot deze aanvraag kunnen indienen. Aangezien de aanvraag in overeenstemming is met de voorschriften voor de bepaling van de financiële steun van artikel 10 van Verordening (EG) nr. 1927/2006, stelt de Commissie voor een bedrag van 6 199 341 EUR ter beschikking te stellen.

(5)

Er moeten bijgevolg middelen uit het EGF beschikbaar worden gesteld om te voorzien in een financiële bijdrage voor de door Duitsland ingediende aanvraag,

HEBBEN HET VOLGENDE BESLUIT AANGENOMEN:

Artikel 1

Voor de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2010 wordt uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering 6 199 341 EUR aan vastleggings- en betalingskredieten beschikbaar gesteld.

Artikel 2

Dit besluit wordt gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Straatsburg, 9 maart 2010.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

J. BUZEK

Voor de Raad

De voorzitter

M. Á. MORATINOS


(1)  PB C 139 van 14.6.2006, blz. 1.

(2)  PB L 406 van 30.12.2006, blz. 1.


8.4.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 88/15


BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 9 maart 2010

betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering, overeenkomstig punt 28 van het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer

(2010/202/EU)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer (1), en met name punt 28,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1927/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot oprichting van een Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering (2), en met name artikel 12, lid 3,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) is opgericht om extra steun te verlenen aan werknemers die de gevolgen van grote structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen ondervinden, met als doel hen te helpen bij hun terugkeer op de arbeidsmarkt.

(2)

Het EFG staat sinds 1 mei 2009 ook open voor aanvragen om bijstand voor werknemers die zijn ontslagen als gevolg van de wereldwijde financiële en economische crisis.

(3)

Het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 staat uitgaven uit het EFG toe binnen een jaarlijks maximum van 500 miljoen EUR.

(4)

Litouwen heeft op 23 juli 2009 een aanvraag ingediend voor de beschikbaarstelling van middelen uit het EFG in verband met gedwongen ontslagen bij Snaigė plc en twee van diens leveranciers. Aangezien deze aanvraag in overeenstemming is met de voorschriften voor de bepaling van de financiële steun van artikel 10 van Verordening (EG) nr. 1927/2006, stelt de Commissie voor een bedrag van 258 163 EUR ter beschikking te stellen.

(5)

Er moeten bijgevolg middelen uit het EFG beschikbaar worden gesteld om te voorzien in een financiële bijdrage voor de door Litouwen ingediende aanvraag,

HEBBEN HET VOLGENDE BESLUIT AANGENOMEN:

Artikel 1

Voor de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2010 wordt uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering 258 163 EUR aan vastleggings- en betalingskredieten beschikbaar gesteld.

Artikel 2

Dit besluit wordt gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Straatsburg, 9 maart 2010.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

J. BUZEK

Voor de Raad

De voorzitter

M. Á. MORATINOS


(1)  PB C 139 van 14.6.2006, blz. 1.

(2)  PB L 406 van 30.12.2006, blz. 1.


8.4.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 88/16


BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 25 maart 2010

betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering, overeenkomstig punt 28 van het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer

(2010/203/EU)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer (1), en met name punt 28,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1927/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot oprichting van een Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (2), en met name artikel 12, lid 3,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) is opgericht om extra steun te verlenen aan werknemers die de gevolgen van grote structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen ondervinden, met als doel hen te helpen bij hun terugkeer op de arbeidsmarkt.

(2)

Het EFG staat sinds 1 mei 2009 ook open voor aanvragen om bijstand voor werknemers die zijn ontslagen als gevolg van de wereldwijde financiële en economische crisis.

(3)

Het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 staat uitgaven uit het EFG toe binnen een jaarlijks maximum van 500 miljoen EUR.

(4)

Op 23 september 2009 diende Litouwen een aanvraag in om middelen uit het EFG beschikbaar te stellen in verband met gedwongen ontslagen in de sector meubelfabricage. De aanvraag werd op 16 oktober 2009 met aanvullende informatie vervolledigd. Aangezien deze aanvraag in overeenstemming is met de voorschriften voor de bepaling van de financiële steun van artikel 10 van verordening (EG) nr. 1927/2006, stelt de Commissie voor een bedrag van 662 088 EUR ter beschikking te stellen.

(5)

Er moeten bijgevolg middelen uit het EFG beschikbaar worden gesteld om te voorzien in een financiële bijdrage voor de door Litouwen ingediende aanvraag,

HEBBEN HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2010 wordt uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering 662 088 EUR aan vastleggings- en betalingskredieten beschikbaar gesteld.

Artikel 2

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 25 maart 2010.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

J. BUZEK

Voor de Raad

De voorzitter

D. LÓPEZ GARRIDO


(1)  PB C 139 van 14.6.2006, blz. 1.

(2)  PB L 406 van 30.12.2006, blz. 1.


8.4.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 88/17


BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 25 maart 2010

betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering, overeenkomstig punt 28 van het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer

(2010/204/EU)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer (1), en met name punt 28,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1927/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot oprichting van een Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (2), en met name artikel 12, lid 3,

Gelet op het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) is opgericht om extra steun te geven aan ontslagen werknemers die de gevolgen van grote structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen ondervinden, teneinde hen te helpen bij hun terugkeer op de arbeidsmarkt.

(2)

Het EFG staat sinds 1 mei 2009 ook open voor aanvragen om bijstand voor werknemers die zijn ontslagen als gevolg van de wereldwijde financiële en economische crisis.

(3)

Het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 staat uitgaven uit het EFG toe binnen het jaarlijkse maximum van 500 miljoen EUR.

(4)

Op 23 september 2009 diende Litouwen een aanvraag in om beschikbaarstelling van middelen uit het EFG in verband met gedwongen ontslagen in de kledingsector. Deze aanvraag is in overeenstemming met de voorschriften voor de bepaling van de financiële steun in artikel 10 van Verordening (EG) nr. 1927/2006. De Commissie stelt derhalve voor een bedrag van 523 481 EUR ter beschikking te stellen.

(5)

Er moeten derhalve middelen uit het EFG beschikbaar worden gesteld om te voorzien in een financiële bijdrage voor de door Litouwen ingediende aanvraag,

HEBBEN HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2010 wordt uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering 523 481 EUR aan vastleggings- en betalingskredieten beschikbaar gesteld.

Artikel 2

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 25 maart 2010.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

J. BUZEK

Voor de Raad

De voorzitter

D. LÓPEZ GARRIDO


(1)  PB C 139 van 14.6.2006, blz. 1.

(2)  PB L 406 van 30.12.2006, blz. 1.


8.4.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 88/18


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 31 maart 2010

betreffende de vragenlijst voor de rapportage uit hoofde van Verordening (EG) nr. 166/2006 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de instelling van een Europees register inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen en tot wijziging van de Richtlijnen 91/689/EEG en 96/61/EG van de Raad

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2010) 1955)

(Voor de EER relevante tekst)

(2010/205/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Verordening (EG) nr. 166/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 januari 2006 betreffende de instelling van een Europees register inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen en tot wijziging van de Richtlijnen 91/689/EEG en 96/61/EG van de Raad (1), en met name op artikel 16,

Gelet op Richtlijn 91/692/EEG van de Raad van 23 december 1991 tot standaardisering en rationalisering van de verslagen over de toepassing van bepaalde richtlijnen op milieugebied (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Artikel 16, lid 1, van Verordening (EG) nr. 166/2006 vereist een rapport over de toepassing van de richtlijn, gebaseerd op de informatie van de jongste drie verslagjaren, dat overeenkomstig de in artikel 16, lid 2, van Verordening (EG) nr. 166/2006 bedoelde procedure wordt opgesteld.

(2)

Artikel 16, lid 2, van Verordening (EG) nr. 166/2006 bepaalt dat het verslag wordt opgesteld aan de hand van een vragenlijst, die door de Commissie wordt uitgewerkt met hulp van het bij artikel 19, lid 1, van de verordening ingestelde comité.

(3)

Het eerste rapport betreft de periode 2007 tot en met 2009.

(4)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 19 van de verordening ingestelde comité,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De lidstaten gebruiken de in de bijlage bij dit besluit vastgestelde vragenlijst voor de rapportage als basis voor het opstellen van het rapport dat op grond van artikel 16, lid 1, van Verordening (EG) nr. 166/2006 bij de Commissie wordt ingediend.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 31 maart 2010.

Voor de Commissie

Janez POTOČNIK

Lid van de Commissie


(1)  PB L 33 van 4.2.2006, blz. 1.

(2)  PB L 377 van 31.12.1991, blz. 48.


BIJLAGE

VRAGENLIJST VOOR DE RAPPORTAGE

Aanvullende informatie die door de lidstaten moet worden verstrekt op grond van artikel 16 van Verordening (EG) nr. 166/2006 betreffende de instelling van een Europees register inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen (E-PRTR-Verordening) en tot wijziging van de Richtlijnen 91/689/EEG en 96/61/EG van de Raad

Algemene opmerkingen:

Deze vragenlijst bevat vragen die de lidstaten moeten beantwoorden met betrekking tot de uitvoering van de E-PRTR-Verordening in de jongste drie verslagjaren.

De antwoorden op de vragenlijst moeten door de lidstaten in elektronische vorm verstrekt worden.

1.   ALGEMENE BESCHRIJVING

Gelieve in het kort uit te leggen hoe dit rapport is opgesteld, met inbegrip van informatie over het soort overheidsdiensten dat daaraan heeft bijgedragen.

2.   JURIDISCHE MAATREGELEN TOT VASTSTELLING VAN HET PRTR-SYSTEEM (ARTIKELEN 5 EN 20)

Gelieve een overzicht te geven van de juridische, regelgevende en andere maatregelen voor de instelling van het register inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen.

Beschrijf met name de door de lidstaten krachtens artikel 20 vastgestelde maatregelen om te garanderen dat de regels betreffende de sancties doeltreffend, evenredig en afschrikwekkend zijn en wat de ervaringen met de toepassing van die sancties zijn.

3.   RAPPORTAGEVOORSCHRIFTEN, IDENTIFICATIE VAN DE INRICHTINGEN, BEVOEGDE AUTORITEITEN EN TE VERSTREKKEN GEGEVENS (ARTIKEL 5)

Gelieve een overzicht te geven van de juridische, regelgevende en andere maatregelen voor de vaststelling van de rapportagevoorschriften voor PRTR.

Geef in het bijzonder aan welke bevoegde autoriteiten aangewezen zijn voor de identificatie van de E-PRTR-inrichtingen en voor het verzamelen van informatie over de uitstoot van verontreinigende stoffen van puntbronnen. Gelieve te beschrijven wat de rapportagevoorschriften zijn en wat de procedure voor PRTR-gegevensverzameling in uw land is. Noem de daarbij betrokken instellingen en vermeld met gebruikmaking van onderstaande tabel voor welk deel van het valideringsproces ze verantwoordelijk zijn.

 

Validering van het proces door de instelling

 

Inrichting: …

 

Plaatselijke autoriteiten: …

 

Regionale autoriteit: …

 

Nationale autoriteit: …

 

Ministerie van Milieu: …

4.   PRTR RAPPORTAGEPRAKTIJK (ARTIKEL 5)

Gelieve voor elke rapportagecyclus sedert de vorige vragenlijst informatie te verschaffen over:

a)

de termijnen voor de rapportage aan de bevoegde autoriteit;

b)

de problemen met de naleving van de rapportagetermijnen. Is in de praktijk voldaan aan de verschillende termijnen voor rapportage door de inrichtingen en voor het publiekelijk beschikbaar stellen van de informatie via het register? Wat waren de redenen voor een eventuele vertraging;

c)

de verhouding van de op elektronische wijze gerapporteerde gegevens ten opzichte van de schriftelijk gerapporteerde gegevens van de exploitanten en beschrijving van de rapportage en de instrumenten waarover de exploitanten en de bevoegde autoriteiten kunnen beschikken;

d)

de belangrijkste problemen voor de exploitanten en de bevoegde autoriteiten bij de rapportage van PRTR-gegevens (gelieve vanuit het oogpunt van de autoriteiten te antwoorden).

5.   KWALITEITSBORGING EN KWALITEITSBEOORDELING VAN DE GEGEVENS (ARTIKEL 9, LEDEN 1, 2 EN 3)

Gelieve een beschrijving te geven van de regels, procedures en maatregelen voor het garanderen van de kwaliteit van de gerapporteerde gegevens in het kader van E-PRTR en wat de invloed daarvan is geweest op de kwaliteit van de gerapporteerde gegevens.

Geef in het bijzonder informatie over:

a)

de beoordeling door de bevoegde autoriteiten van de volledigheid, consistentie en geloofwaardigheid van de door de exploitanten verstrekte gegevens;

b)

de door de bevoegde autoriteiten gevolgde methoden en procedures die in de verstrekking van gegevens van hogere kwaliteit hebben geresulteerd.

6.   TOEGANG VAN HET PUBLIEK TOT PRTR-GEGEVENS (ARTIKEL 10, LID 2)

Beschrijf op welke manier(en) de informatie in het register gemakkelijker toegankelijk wordt gemaakt voor het publiek.

Geef in het bijzonder informatie over:

gevallen waar de in het Europese PRTR opgenomen informatie nog niet gemakkelijk toegankelijk is voor het publiek via een directe elektronische weg, en welke maatregelen zijn genomen om de toegang tot het register op publiek toegankelijke plaatsen te vergemakkelijken.

7.   VERTROUWELIJKHEID (ARTIKEL 7, LID 2 EN ARTIKEL 11)

Gelieve, telkens wanneer informatie door een lidstaat als vertrouwelijk wordt behandeld, te vermelden om welk type informatie het gaat en wat de redenen en de frequentie van de vertrouwelijke behandeling zijn. Beschrijf met name kort:

a)

welk type informatie vertrouwelijk was;

b)

wat de belangrijkste opgegeven redenen waren van de verzoeken om vertrouwelijke behandeling;

c)

het aantal inrichtingen per in bijlage I vermelde activiteit met vertrouwelijke gegevens en het totale aantal gerapporteerde gevallen per in bijlage I vermelde activiteit.

Gelieve inlichtingen te verstrekken over de praktische ervaring en problemen in verband met de behandeling van verzoeken om vertrouwelijke behandeling op grond van artikel 4 van Richtlijn 2003/4/EG van het Europees Parlement en de Raad, in het bijzonder met betrekking tot informatie over lozingen en overbrenging zoals gedefinieerd in bijlage III.


8.4.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 88/21


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 6 april 2010

waarbij aan de lidstaten toestemming wordt verleend om de geldigheidsduur van de voorlopige toelatingen voor de nieuwe werkzame stof FEN 560 te verlengen

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2010) 1974)

(Voor de EER relevante tekst)

(2010/206/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (1), en met name op artikel 8, lid 1, vierde alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG heeft Frankrijk in juni 2003 van Société occitane de fabrications et de technologies een aanvraag ontvangen voor de opname van de werkzame stof FEN 560 in bijlage I bij die richtlijn. Bij Beschikking 2004/131/EG van de Commissie (2) is bevestigd dat het dossier volledig is en geacht wordt in beginsel te voldoen aan de voorschriften inzake gegevens en informatie van de bijlagen II en III bij die richtlijn.

(2)

De bevestiging van de volledigheid van het dossier was nodig om deze werkzame stof grondig te kunnen onderzoeken en de lidstaten de mogelijkheid te geven gewasbeschermingsmiddelen met deze werkzame stof voorlopig toe te laten voor een periode van hoogstens drie jaar, met inachtneming van de voorwaarden van artikel 8, lid 1, van Richtlijn 91/414/EEG en met name de voorwaarde dat de werkzame stof en het gewasbeschermingsmiddel grondig worden beoordeeld in het licht van de voorschriften van die richtlijn.

(3)

Voor die werkzame stof zijn de uitwerking op de menselijke gezondheid en het milieueffect overeenkomstig artikel 6, leden 2 en 4, van Richtlijn 91/414/EEG beoordeeld voor de door de aanvrager voorgestelde toepassingen. De rapporterende lidstaat heeft het ontwerp van het beoordelingsverslag op 18 februari 2005 bij de Commissie ingediend.

(4)

Nadat de rapporterende lidstaat het ontwerp van het beoordelingsverslag had ingediend, bleek het nodig de aanvrager om aanvullende informatie te vragen en moest de rapporterende lidstaat deze informatie bestuderen en beoordelen. Daardoor is het onderzoek van het dossier nog aan de gang en kan de beoordeling niet worden afgerond binnen de bij Richtlijn 91/414/EEG, te lezen in samenhang met Beschikking 2008/353/EG van de Commissie (3), vastgestelde termijn.

(5)

Aangezien de beoordeling tot nu toe geen aanleiding tot onmiddellijke bezorgdheid heeft gegeven, moet aan de lidstaten toestemming worden gegeven om de voorlopige toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen met de desbetreffende werkzame stof overeenkomstig artikel 8 van Richtlijn 91/414/EEG voor een periode van 24 maanden te verlengen, zodat het onderzoek van het dossier kan worden voortgezet. Verwacht wordt dat voor FEN 560 24 maanden zullen volstaan om de beoordeling en de besluitvorming met betrekking tot de eventuele opname in bijlage I bij die richtlijn af te ronden.

(6)

Tegelijkertijd moet Beschikking 2008/353/EG worden ingetrokken, aangezien deze beschikking achterhaald is.

(7)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De lidstaten mogen de geldigheidsduur van de voorlopige toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen met FEN 560 verlengen tot uiterlijk 6 april 2012.

Artikel 2

Beschikking 2008/353/EG wordt ingetrokken.

Artikel 3

Dit besluit vervalt op 6 april 2012.

Artikel 4

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 6 april 2010.

Voor de Commissie

John DALLI

Lid van de Commissie


(1)  PB L 230 van 19.8.1991, blz. 1.

(2)  PB L 37 van 10.2.2004, blz. 34.

(3)  PB L 117 van 1.5.2008, blz. 45.


IV Handelingen die vóór 1 december 2009 zijn aangenomen krachtens het EG-Verdrag, het EU-Verdrag en het Euratom-Verdrag

8.4.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 88/23


BESLUIT VAN DE RAAD

van 16 november 2009

betreffende het standpunt van de Gemeenschap over het lidmaatschap van het Raadgevend Comité Cariforum-EG, opgericht bij de Economische Partnerschapsovereenkomst tussen de Cariforum-staten, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, en over de selectie van de vertegenwoordigers van in de Europese Gemeenschap gevestigde organisaties

(2010/207/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 300, lid 2, tweede alinea,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Na raadpleging van het Europees Economisch en Sociaal Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De economische partnerschapsovereenkomst tussen de Cariforum-staten, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds (1) (hierna „de overeenkomst”), werd op 15 oktober 2008 ondertekend en wordt vanaf 29 december 2008 voorlopig toegepast.

(2)

In artikel 232, lid 2, van de overeenkomst wordt bepaald dat de Gezamenlijke Raad Cariforum-EG (hierna „de Gezamenlijke Raad”) beslist over het lidmaatschap van het Raadgevend Comité Cariforum-EG (hierna „het comité”), teneinde een zo breed mogelijke vertegenwoordiging van alle belanghebbenden te waarborgen.

(3)

Het is van cruciaal belang dat wordt gezorgd voor de snelle samenstelling van de in de overeenkomst bedoelde instellingen, met name het comité, in het licht van zijn rol bij de monitoring van de uitvoering van de overeenkomst.

(4)

Er moet een interne communautaire procedure worden vastgesteld voor de selectie van vertegenwoordigers van in de Europese Gemeenschap gevestigde organisaties.

(5)

Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft zich bereid verklaard om te helpen bij de identificatie en selectie van vertegenwoordigers van Europese maatschappelijke organisaties en om voorlopig het secretariaat van het Raadgevend Comité te verzorgen,

BESLUIT:

Artikel 1

Het standpunt van de Gemeenschap met betrekking tot de goedkeuring van een besluit van de Gezamenlijke Raad, dat moet leiden tot de selectie van de permanente leden van het comité, opgericht bij de overeenkomst, wordt gebaseerd op het ontwerp-besluit van de Gezamenlijke Raad in de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

1.   Vertegenwoordigers van de Europese organisaties bedoeld in artikel 1, lid 1, onder a), van de bijlage, worden door het Europees Economisch en Sociaal Comité in overleg en overeenstemming met de Commissie voorgesteld voor goedkeuring door het Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum-EG (hierna „het Handels- en ontwikkelingscomité”). Als vertegenwoordigers worden drie vertegenwoordigers van de werknemersorganisaties, drie vertegenwoordigers van de werkgeversorganisaties, drie vertegenwoordigers van organisaties die diverse sociale en economische belangen vertegenwoordigen, met inbegrip van boeren- en consumentenbonden voorgesteld, die aan de eisen van artikel 1, lid 1, van de bijlage moeten voldoen.

2.   Er zijn vier vertegenwoordigers van de Europese organisaties bedoeld in artikel 1, lid 1, onder c), van de bijlage, en twee vertegenwoordigers van de Europese organisaties bedoeld in artikel 1, lid 1, onder b), van de bijlage. Het Europees Economisch en Sociaal Comité wordt verzocht lijsten van de in artikel 1, lid 1, onder b) en c), van de bijlage bedoelde organisaties op te stellen. Daartoe wordt op ruime schaal een oproep tot het indienen van blijken van belangstelling voor opname in een dergelijke lijst gepubliceerd. In hun reactie op deze oproep moeten de belangstellende organisaties aangeven op welke wijze zij aan de in artikel 1 van de bijlage vastgestelde eisen voldoen. De lijsten blijven openstaan voor organisaties die voldoen aan de eisen van die bepaling. De Commissie gaat na of de organisaties die op de lijst opgenomen willen worden, voldoen aan de eisen van artikel 1, lid 1, van de bijlage. Indien de Commissie van oordeel is dat een organisatie die heeft verzocht om te worden opgenomen op de lijst, niet aan die eisen voldoet, stelt zij binnen twee maanden na de datum van de aanvraag de verzoekende organisatie daarvan in kennis.

3.   In de lijsten opgenomen organisaties zullen op de hoogte worden gehouden van, en op eigen kosten als waarnemers kunnen deelnemen aan, de werking van het comité.

4.   In de oproep tot het indienen van blijken van belangstelling wordt de organisaties ook verzocht aan te geven of zij er belangstelling voor hebben dat een van hun vertegenwoordigers als permanent lid van het comité fungeert. De in de lijsten opgenomen organisaties wordt daarna verzocht uit degenen die belangstelling daarvoor hebben betoond en aan de eisen van artikel 1 van de bijlage voldoen, de kandidatuur van maximaal twee permanente vertegenwoordigers voor het comité te steunen. De Europese Gemeenschap stelt het Handels- en ontwikkelingscomité als permanente leden voor de categorieën van artikel 1, lid 1, onder b) en c), van de bijlage de vertegenwoordigers voor die de meeste steun hebben gekregen, mits de eisen van punt 1 van de bijlage zijn nageleefd.

5.   Een oproep tot het indienen van blijken van belangstelling om te fungeren als permanente leden van het comité wordt vier maanden vóór het verstrijken van het mandaat van de leden van het comité gepubliceerd. De aanwijzing geschiedt volgens dezelfde procedures als vastgesteld in lid 4.

Gedaan te Brussel, 16 november 2009.

Voor de Raad

De voorzitster

C. MALMSTRÖM


(1)  PB L 289 van 30.10.2008, blz. 3.


BIJLAGE

BESLUIT Nr. …/20.. VAN DE GEZAMENLIJKE RAAD CARIFORUM-EG

ingesteld bij de Economische Partnerschapsovereenkomst tussen de Cariforum-staten, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, betreffende het lidmaatschap van het Raadgevend Comité Cariforum-EG

DE GEZAMENLIJKE RAAD CARIFORUM-EG,

Gelet op de economische partnerschapsovereenkomst tussen de Cariforum-staten, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds (hierna „de overeenkomst”), ondertekend te Bridgetown, Barbados, op 15 oktober 2008, en met name op artikel 232, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

In het licht van de in artikel 1 van de overeenkomst vastgestelde doelstellingen, en de in artikel 5 van de overeenkomst bedoelde verbintenis tot monitoring daarvan, is het dienstig dat het Raadgevend Comité Cariforum-EG (hierna „het comité”) zo snel mogelijk wordt opgericht,

BESLUIT:

Artikel 1

1.   Van het comité zijn lid: 40 permanente leden als vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties, van wie 25 in de Cariforum-staten gevestigde organisaties en 15 in de Europese Gemeenschap gevestigde organisaties vertegenwoordigen.

Tot elk van deze beide groepen behoren ten minste twee vertegenwoordigers van organisaties die respectievelijk vertegenwoordigen:

a)

de sociale en economische partners;

b)

de academische gemeenschap, waaronder onafhankelijke onderzoeksinstellingen, en

c)

andere niet-gouvernementele organisaties, waaronder ontwikkelings- en milieuorganisaties.

De permanente leden blijven twee jaar in functie en verlenging is mogelijk. Relevante expertise en een brede geografische en sectorale vertegenwoordiging worden gewaarborgd.

2.   Voor de toepassing van dit besluit wordt onder maatschappelijke organisaties verstaan: verenigingen, stichtingen en andere privé-instellingen die zonder winstoogmerk een doel van internationaal nut nastreven en die in staat zijn deskundige informatie of deskundig advies over onder de overeenkomst vallende aangelegenheden te verstrekken, of die belangrijke elementen van de publieke opinie over onder de overeenkomst vallende aangelegenheden vertegenwoordigen. Van deze eis inzake het ontbreken van een winstoogmerk kan worden afgeweken voor academische instellingen met een specifieke expertise op het gebied van onder de overeenkomst vallende aangelegenheden.

3.   Een organisatie wordt geacht te zijn gevestigd op het grondgebied van hetzij de Cariforum-staten, hetzij de Europese Gemeenschap, als de hoofdvestiging en de centrale bestuurs- en controlediensten van deze organisatie zich bevinden op het grondgebied van de Cariforum-staten of de Europese Gemeenschap, naargelang van het geval.

Artikel 2

De lijst van de door de Cariforum-staten respectievelijk de Europese Gemeenschap voorgestelde permanente leden, en de vernieuwing daarvan, wordt zo snel mogelijk door het Handels- en ontwikkelingscomité Cariforum-EG (hierna het Handels-en ontwikkelingscomité) besproken en goedgekeurd.

Artikel 3

Organisaties die voldoen aan de eisen van artikel 1, leden 2 en 3, mogen de vergaderingen van het comité als waarnemer bijwonen. De lijst van de door de Cariforum-staten respectievelijk de Europese Gemeenschap voorgestelde waarnemers wordt jaarlijks door het Handels- en ontwikkelingscomité goedgekeurd. Het comité kan deskundigen uitnodigen om bij te dragen aan zijn werkzaamheden. Het reglement van orde van het comité bevat de nadere regels voor de deelname van deskundigen en waarnemers.

Artikel 4

Het Europees Economisch en Sociaal Comité fungeert als secretariaat van het comité voor een beginperiode die eindigt op 31 december 2010. Deze periode wordt automatisch verlengd, tenzij de partijen of het Europees Economisch en Sociaal Comité vroeg genoeg laten weten dat zij het daarmee niet eens zijn.

Artikel 5

De financieringsregelingen worden vastgesteld door het Handels- en ontwikkelingscomité. Alleen permanente leden van het comité kunnen financiële bijstand voor de uitvoering van hun taken in het comité ontvangen.

Artikel 6

Dit besluit treedt in werking op …

Gedaan te …