ISSN 1725-2598

doi:10.3000/17252598.L_2010.087.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 87

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

53e jaargang
7 april 2010


Inhoud

 

I   Wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit nr. 283/2010/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 maart 2010 tot instelling van een Europese Progress-microfinancieringsfaciliteit voor werkgelegenheid en sociale insluiting

1

 

*

Besluit nr. 284/2010/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 maart 2010 tot wijziging van Besluit nr. 1672/2006/EG tot vaststelling van een communautair programma voor werkgelegenheid en maatschappelijke solidariteit — Progress

6

 

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

 

 

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

 

 

2010/195/EU

 

*

Besluit van de Raad van 25 januari 2010 inzake de ondertekening en de voorlopige toepassing van een overeenkomst tussen de Europese Unie en de Zwitserse Bondsstaat tot vaststelling van de voorwaarden voor de deelname van de Zwitserse Bondsstaat aan het programma Jeugd in actie en het actieprogramma op het gebied van Een leven lang leren (2007-2013)

7

Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Zwitserse Bondsstaat tot vaststelling van de voorwaarden voor de deelname van de Zwitserse Bondsstaat aan het programma Jeugd in actie en het actieprogramma op het gebied van een leven lang leren (2007-2013)

9

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EU) nr. 285/2010 van de Commissie van 6 april 2010 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 785/2004 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de verzekeringseisen voor luchtvervoerders en exploitanten van luchtvaartuigen

19

 

*

Verordening (EU) nr. 286/2010 van de Commissie van 6 april 2010 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 88/2007 wat betreft de mededeling van de statistische gegevens betreffende de hoeveelheden deegwaren

21

 

 

Verordening (EU) nr. 287/2010 van de Commissie van 6 april 2010 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

22

 

 

Verordening (EU) nr. 288/2010 van de Commissie van 6 april 2010 tot wijziging van de bij Verordening (EG) nr. 877/2009 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor bepaalde producten uit de sector suiker voor het verkoopseizoen 2009/10

24

 

 

Verordening (EU) nr. 289/2010 van de Commissie van 6 april 2010 houdende wijziging van Verordening (EU) nr. 281/2010 tot vaststelling van de invoerrechten in de sector granen van toepassing vanaf 1 april 2010

26

 

*

Verordening (EU) nr. 290/2010 van de Commissie van 6 april 2010 tot 123e wijziging van Verordening (EG) nr. 881/2002 tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen sommige personen en entiteiten die banden hebben met Usama bin Laden, het Al-Qa‘ida-netwerk en de Taliban

29

 

 

BESLUITEN

 

 

2010/196/EU, Euratom

 

*

Besluit van de Raad van 16 maart 2010 betreffende de toerekening van indirect gemeten diensten van financiële intermediairs (IGDFI) voor de vaststelling van het bruto nationaal inkomen (BNI) ten behoeve van de begroting en het stelsel van eigen middelen van de Unie

31

 

*

Besluit 2010/197/GBVB van de Raad van 31 maart 2010 betreffende de aanvang van een militaire missie van de Europese Unie om de Somalische veiligheidstroepen te helpen opleiden (EUTM Somalia)

33

 

 

2010/198/EU

 

*

Besluit van de Commissie van 6 april 2010 tot vrijstelling van Letland van bepaalde verplichtingen om de Richtlijnen 66/402/EEG en 2002/57/EG van de Raad toe te passen ten aanzien van Avena strigosa Schreb., Brassica nigra (L.) Koch en Helianthus annuus L. (Kennisgeving geschied onder nummer C(2010) 2042)  ( 1 )

34

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Wetgevingshandelingen

BESLUITEN

7.4.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 87/1


BESLUIT Nr. 283/2010/EU VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 25 maart 2010

tot instelling van een Europese Progress-microfinancieringsfaciliteit voor werkgelegenheid en sociale insluiting

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name op artikel 175, derde alinea,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Gezien het advies van het Comité van de Regio’s (2),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Commissie heeft op 7 april 2000 een mededeling vastgesteld getiteld „Lokale werkgelegenheidsinitiatieven — Een lokale dimensie voor de Europese werkgelegenheidsstrategie”.

(2)

In de mededeling van de Commissie van 13 november 2007 getiteld „Een Europees initiatief voor de ontwikkeling van microkrediet ter ondersteuning van groei en werkgelegenheid” stelde de Commissie vier prioritaire actiegebieden vast: een beter juridisch en institutioneel kader in de lidstaten, een beter ondernemingsklimaat, een betere verspreiding van beste praktijken en extra financieel kapitaal voor microkredietinstellingen. Bij wijze van eerste stap in de uitvoering van deze agenda hebben de Commissie en de Europese Investeringsbank (EIB) in 2008 Joint Action to Support Micro-finance Institutions in Europe (Jasmine) geïntroduceerd, dat niet-bancaire microkredietinstellingen bijstand verleent en een financieringskader biedt voor een totaalbedrag van 20 miljoen EUR, ter beschikking gesteld door de EIB.

(3)

In de mededeling van de Commissie van 24 mei 2006 getiteld „Bevordering van waardig werk voor iedereen — De EU-bijdrage aan de uitvoering van de agenda voor waardig werk in de wereld” werd de betekenis van waardig werk voor iedereen duidelijk uiteengezet, en dit werd nog eens bevestigd in de resolutie van het Europees Parlement van 23 mei 2007 over bevordering van waardig werk voor iedereen (4).

(4)

In de slotverklaring van de staatshoofden en regeringsleiders op de G20-Topconferentie in Pittsburgh op 24 en 25 september 2009, werd verbetering toegezegd van de toegang tot financiële dienstverlening aan de armen, bijvoorbeeld door middel van microfinanciering. Ook hebben de regeringsleiders toegezegd een internationale groep van deskundigen voor financiële insluiting te zullen samenstellen die onderzoek gaat verrichten naar ervaringen die zijn opgedaan bij innovatieve aanpak van financiële dienstverlening aan armen, efficiënte regelgeving en doeltreffend beleid zal bevorderen en normen zal uitwerken voor toegang tot financiering, voor financiële vaardigheden en voor consumentenbescherming.

(5)

In zijn resolutie van 24 maart 2009, die aanbevelingen aan de Commissie bevatte over een Europees initiatief voor de ontwikkeling van microkrediet ter ondersteuning van groei en werkgelegenheid heeft het Europees Parlement de Commissie verzocht haar inspanningen voor de ontwikkeling van microkredieten ter ondersteuning van groei en werkgelegenheid te intensiveren. Voorts keurde het Europees Parlement 4 miljoen EUR extra steun goed voor een in het kader van Jasmine uit te voeren proefproject. Het Europees Parlement deed ook een beroep op de Commissie om met name projecten voor microkredieten te cofinancieren ten behoeve van kansarme doelgroepen.

(6)

De lopende inspanningen van de Unie en van de lidstaten moeten worden opgevoerd om de toegang tot en beschikbaarheid van microfinanciering binnen een redelijke termijn voldoende te doen stijgen teneinde te voldoen aan de grote vraag van degenen die dat in deze crisisperiode het meeste nodig hebben, namelijk degenen die hun baan verloren hebben, hun baan dreigen te verliezen of bij hun komst of terugkeer op de arbeidsmarkt problemen ondervinden, alsmede degenen voor wie sociale uitsluiting dreigt, of kwetsbare personen die qua toegang tot de traditionele kredietmarkt in een nadelige positie verkeren en die hun eigen micro-onderneming willen beginnen of verder uitbreiden, of zich als zelfstandige wensen te vestigen, waarbij de gelijke kansen voor vrouwen en mannen actief moeten worden gestimuleerd.

(7)

In de mededeling van de Commissie van 3 juni 2009 getiteld „Een gezamenlijk engagement voor de werkgelegenheid” werd de noodzaak onderstreept werklozen nieuwe kansen te bieden en de weg naar het ondernemerschap te effenen voor Europa's meest kansarme groepen die moeilijk toegang kunnen krijgen tot de traditionele kredietmarkt. Naast bestaande instrumenten zijn specifieke maatregelen nodig die de activiteiten van de EIB en het Europees Investeringsfonds (EIF) en andere internationale financiële instellingen kunnen versterken zonder afbreuk te doen aan de activiteiten van de lidstaten. Daarom heeft de Commissie een voorstel voor een nieuwe, de gehele EU bestrijkende microfinancieringsfaciliteit („de faciliteit”) aangekondigd teneinde het microkredietaanbod voor bijzondere risicogroepen te verruimen en de ontwikkeling van ondernemerschap, de sociale economie en micro-ondernemingen verder te steunen. Om te zorgen dat de faciliteit effectief is, duurzaam effect heeft, de potentiële begunstigden kan bereiken en kan dienen als proactief element in het economische en plaatselijke ontwikkelingsbeleid, kunnen de lidstaten een nationaal contactpunt instellen voor de bevordering, de coördinatie en de evaluatie van en het toezicht op alle acties die uit hoofde van de faciliteit in hun respectieve gebieden worden uitgevoerd.

(8)

Steeds meer microfinanciering aan kwetsbare personen die qua toegang tot de traditionele kredietmarkt in de Europese Unie in een nadelige positie verkeren, wordt verleend door niet-commerciële microfinancieringsinstellingen, kredietcoöperaties en banken die hun sociale ondernemingsverantwoordelijkheid in praktijk brengen. De faciliteit kan deze aanbieders, die een aanvullende rol spelen ten opzichte van de commerciële banken, door het verruimen van de beschikbaarheid van microfinanciering helpen aan de huidige vraag te voldoen.

(9)

In veel gevallen zijn de verstrekkers van microfinanciering in de Europese Unie commerciële banken, en deze zouden dan ook belangrijke partners in de faciliteit moeten worden, met het oog op het herstel van het vertrouwen op de kredietmarkt, speciaal ten behoeve van klanten die geen kredietwaardigheid hebben.

(10)

Overheids- en particuliere instanties die uit hoofde van dit besluit microfinanciering verstrekken, moeten solide kredietvoorwaarden hanteren om aldus met name te voorkomen dat particulieren en ondernemingen een te zware schuldenlast op zich nemen.

(11)

Naast de problematische toegang tot financiering behoren sociale uitsluiting en onzekerheid bij de overgang van een werkloosheids- of bijstandsuitkering naar zelfstandig ondernemerschap tot de voornaamste obstakels voor het opzetten en ontwikkelen van een micro-onderneming. Europese instrumenten voor microfinanciering kunnen de structuren van de sociale economie helpen onderbouwen welke mensen die zijn uitgesloten ondersteunen bij hun sociale reïntegratie en welke kan helpen om de minimale vaardigheden te ontwikkelen die nodig zijn om een duurzaam ondernemingsproject aan te vangen.

(12)

De aanwending van middelen van de Unie is zinvol en in overeenstemming met de bovengenoemde resolutie van het Europees Parlement van 24 maart 2009. Voorts zal één enkele faciliteit voor de gehele Europese Unie de hefboomwerking van internationale financiële instellingen versterken en een versnipperde aanpak voorkomen en aldus het microkredietaanbod in alle lidstaten vergroten. Om te profiteren van de ervaring van internationale financiële instellingen en met name de EIB en het EIF zal de faciliteit worden ingesteld op basis van gemeenschappelijk beheer.

(13)

De uit de faciliteit gefinancierde acties moeten coherent en verenigbaar zijn met de andere beleidsonderdelen van de Unie en in overeenstemming zijn met het Verdrag en met alle krachtens het Verdrag vastgestelde besluiten. De activiteiten van de faciliteit moeten een aanvulling vormen op andere door de Unie gefinancierde acties, met name de financiële instrumenten van het Kaderprogramma voor Concurrentievermogen en Innovatie (KCI), Jasmine, het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO), het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO), Gezamenlijke Europese middelen voor kleine en middelgrote ondernemingen (Jeremie) en het Europees Sociaal Fonds (ESF).

(14)

Voor de toepassing van dit besluit omvat „microfinanciering” garanties, microkrediet, aandelenkapitaal en hybride kapitaalinstrumenten die worden verstrekt aan personen en micro-ondernemingen die onder dit besluit vallen, waarbij onder microkrediet leningen onder 25 000 EUR worden verstaan. Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (5) definieert een „micro-onderneming” als een onderneming waar minder dan 10 personen werkzaam zijn, inclusief een zelfstandige, en waarvan de jaaromzet of het jaarlijkse balanstotaal 2 miljoen EUR niet overschrijdt, wat een bruikbare definitie is voor de toepassingen van dit besluit.

(15)

Voor de toepassingen van dit besluit en overeenkomstig de nationale bepalingen wordt onder „microonderneming in de sociale economie” een microonderneming verstaan die goederen en diensten produceert met een duidelijke sociale missie of die diensten verleent aan leden van de samenleving met een ander doel dan winst.

(16)

De faciliteit moet worden uitgevoerd via een adequate reeks van acties, waaronder risicodeling, garanties, aandelen en schuldinstrumenten die door internationale financiële instellingen aan verstrekkers van microfinanciering worden aangeboden. Om de doeltreffendheid van deze faciliteit te vergroten, moet zij worden gecoördineerd en uitgevoerd in samenhang met Europese en nationale financiële instrumenten en nationale financiële instellingen,

HEBBEN HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Instelling van de faciliteit

Er wordt een Europese microfinancieringsfaciliteit voor werkgelegenheid en sociale insluiting, de Europese Progressmicrofinancieringsfaciliteit genaamd („de faciliteit”), ingesteld.

Artikel 2

Doel

1.   De faciliteit verschaft middelen van de Unie om de toegang tot en de beschikbaarheid van microfinanciering te verbeteren voor:

a)

personen die hun baan verloren hebben of dreigen te verliezen of die moeilijk toegang krijgen tot of kunnen terugkeren op de arbeidsmarkt, alsook personen die met sociale uitsluiting worden bedreigd of kwetsbare personen die qua toegang tot de traditionele kredietmarkt in een nadelige positie verkeren en die hun eigen micro-onderneming wensen op te richten of uit te breiden of zich als zelfstandige wensen te vestigen;

b)

micro-ondernemingen, met name in de sociale economie, alsmede micro-ondernemingen die personen als bedoeld onder a) in dienst hebben.

2.   De faciliteit verstrekt middelen van de Unie voor de toegang tot microfinanciering, en bevordert de gelijke kansen voor vrouwen en mannen actief.

Artikel 3

Begroting

1.   De financiële bijdrage uit de begroting van de Unie voor de faciliteit voor de periode van 1 januari 2010 tot en met 31 december 2013 bedraagt 100 miljoen EUR.

2.   De jaarlijkse kredieten worden vastgesteld in het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure, indien nodig door toepassing van punt 37 van het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer (6), of met behulp van andere middelen die in dat Akkoord voorzien zijn.

3.   De totale begroting voor in artikel 4, lid 1, onder d), bedoelde steunmaatregelen bedraagt maximaal 1 % van de begroting van de faciliteit zoals vastgesteld in lid 1 van dit artikel.

4.   De financiële bijdrage dekt de volledige kosten van de faciliteit, met inbegrip van de beheersprovisies voor de in artikel 5, lid 2, bedoelde internationale financiële instellingen die de bijdrage van de Unie beheren, alsmede alle andere subsidiabele kosten.

Artikel 4

In aanmerking komende acties en begunstigden

1.   De faciliteit wordt, naargelang van de behoeften, aangewend voor de volgende soorten acties:

a)

garanties en instrumenten voor risicodeling;

b)

eigenvermogensinstrumenten;

c)

schuldinstrumenten;

d)

steunmaatregelen, zoals communicatieactiviteiten, toezicht, controle, audit en evaluatie die rechtstreeks noodzakelijk zijn voor de daadwerkelijke en doeltreffende tenuitvoerlegging van dit besluit en voor de verwezenlijking van de doelstellingen ervan.

2.   De faciliteit staat open voor in de lidstaten gevestigde openbare en particuliere instanties op nationaal, regionaal of plaatselijk niveau die microfinanciering verstrekken aan personen en micro-ondernemingen in de lidstaten.

3.   Om te zorgen dat de uiteindelijke begunstigden worden bereikt en dat er competitieve en levensvatbare microondernemingen worden opgezet, werken de in lid 2 bedoelde openbare en particuliere lichamen nauw samen met organisaties die de belangen behartigen van de uiteindelijke begunstigden van het microkrediet en met organisaties, met name die welke door het ESF worden ondersteund, die begeleidings- en trainingsprogramma's verzorgen voor deze uiteindelijke begunstigden.

Artikel 5

Beheer

1.   De Commissie beheert de faciliteit in overeenstemming met Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (7).

2.   Voor de tenuitvoerlegging van de in artikel 4, lid 1, bedoelde acties, met uitzondering van de in artikel 4, lid 1, onder d), bedoelde steunmaatregelen, sluit de Commissie overeenkomsten met internationale financiële instellingen, met name met de EIB en het EIF, overeenkomstig artikel 53 quinquies van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 en artikel 43 van Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 van de Commissie van 23 december 2002 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad (8). Deze overeenkomsten bevatten gedetailleerde bepalingen voor de uitvoering van de aan die financiële instellingen toevertrouwde taken, met inbegrip van bepalingen die de noodzaak specificeren om te zorgen voor additionaliteit en coördinatie met bestaande Europese en nationale financiële instrumenten en een volledige en evenwichtige spreiding over de lidstaten te bevorderen.

3.   Om de doelstelling van artikel 2 te kunnen verwezenlijken en de acties van artikel 4 ten uitvoer te kunnen leggen, worden de internationale financiële instellingen er bij de in lid 2 van dit artikel genoemde overeenkomsten ook toe verplicht om gedurende een periode van zes jaar na de begindatum van de faciliteit hun middelen en ontvangen opbrengsten, met inbegrip van dividenden en vergoedingen, te herinvesteren, in acties zoals bedoeld in artikel 4, lid 1, onder a), b) of c).

4.   Bij afsluiting van de faciliteit wordt het aan de Europese Unie verschuldigde saldo teruggestort in de algemene begroting van de Europese Unie.

5.   De in lid 2 van dit artikel bedoelde internationale financiële instellingen sluiten schriftelijke overeenkomsten met de in artikel 4, lid 2, bedoelde openbare en particuliere verstrekkers van microfinanciering, waarin deze laatste verplicht worden de uit de faciliteit beschikbaar gestelde middelen aan te wenden overeenkomstig de doelstellingen van artikel 2 en informatie te verstrekken ten behoeve van de opstelling van de in artikel 8, lid 1, bedoelde jaarverslagen.

6.   De begroting voor de in artikel 4, lid 1, onder d), bedoelde steunmaatregelen wordt beheerd door de Commissie.

Artikel 6

Naleving

De uit de faciliteit gefinancierde acties zijn in overeenstemming met het Verdrag en met alle krachtens het Verdrag vastgestelde besluiten.

Artikel 7

Bescherming van de financiële belangen van de Unie

1.   De Commissie draagt er bij de uitvoering van uit hoofde van dit besluit gefinancierde activiteiten zorg voor dat de financiële belangen van de Unie beschermd worden door de toepassing van preventieve maatregelen tegen fraude, corruptie en andere illegale activiteiten, door daadwerkelijke controles en door de terugvordering van ten onrechte betaalde bedragen, en, indien er onregelmatigheden aan het licht komen, door doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties overeenkomstig Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (9), Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (10) en Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) (11).

2.   Voor de krachtens dit besluit gefinancierde acties van de Unie is OLAF bevoegd onderzoeken uit te voeren op grond van Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 en Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96, die van toepassing zijn op elke inbreuk op het Gemeenschapsrecht of elke schending van een op grond van de faciliteit overeengekomen contractuele verplichting door een handeling of nalatigheid van een marktdeelnemer, die als gevolg van een ongerechtvaardigde uitgave een nadelig effect heeft of zou kunnen hebben op de algemene begroting van de Europese Unie of op de door de Europese Gemeenschappen beheerde budgetten.

3.   Alle uitvoeringsmaatregelen uit hoofde van dit besluit verwijzen naar de leden 1 en 2 van dit artikel en voorzien met name in toezicht en financiële controle door de Commissie of een door haar gemachtigde vertegenwoordiger, en in audits van de Europese Rekenkamer waaronder, indien nodig, audits ter plaatse.

Artikel 8

Jaarverslag

1.   De in artikel 5, lid 2, bedoelde internationale financiële instellingen bezorgen de Commissie jaarlijkse uitvoeringsverslagen met een beschrijving van de ondersteunde activiteiten uit het oogpunt van financiële uitvoering, verdeling van de middelen over en toegankelijkheid ervan voor sectoren en begunstigden, goedgekeurde of afgewezen aanvragen, gesloten overeenkomsten, gefinancierde maatregelen en resultaten.

2.   Uiterlijk op 8 april 2011 en elk daarop volgende jaar dient de Commissie een kwantitatief en kwalitatief jaarverslag in bij het Europees Parlement en de Raad over de activiteiten die het voorgaande jaar op grond van dit besluit zijn ondernomen. Het jaarverslag is gebaseerd op de in lid 1 bedoelde uitvoeringsverslagen. Het bevat met name informatie over de goedgekeurde of afgewezen aanvragen, de gesloten overeenkomsten en de gefinancierde acties, het totale aantal en soort begunstigden en de geografische en sectorale spreiding van de bedragen.

Voorts bevat het jaarverslag informatie over de impact en de duurzaamheid van de faciliteit, uitgedrukt in het aantal personen en micro-ondernemingen dat aan het einde van de periode waarin zij steun ontvingen uit hoofde van de faciliteit nog in dienst of actief is. Tenslotte bevat het jaarverslag informatie over de complementariteit met andere acties die door de Unie, met name het ESF, worden gefinancierd.

3.   Nadat de Commissie haar derde jaarverslag op basis van een voorstel van de Commissie heeft gepresenteerd, kunnen het Europees Parlement en de Raad dit besluit herzien.

4.   Het in lid 2 bedoelde jaarverslag wordt ter informatie aan het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s toegezonden.

5.   Aan de hand van het in lid 2 van dit artikel bedoelde jaarverslag treft de Commissie de nodige voorzieningen om ervoor te zorgen dat de faciliteit aan de in artikel 2 omschreven doelstelling voldoet en in de gehele Europese Unie toegankelijk is voor degenen die bedreigd worden door sociale uitsluiting of moeilijkheden ondervinden bij toegang hebben tot de traditionele kredietmarkt.

Artikel 9

Evaluatie

1.   De Commissie voert op eigen initiatief en in nauwe samenwerking met de in artikel 5, lid 2, bedoelde internationale financiële instellingen een tussentijdse en een eindevaluatie uit. De tussentijdse evaluatie wordt voltooid vier jaar na het begin van de faciliteit en de eindevaluatie uiterlijk één jaar na afloop van het aan de in artikel 5, lid 2, bedoelde internationale financiële instellingen verleende mandaat. Bij de eindevaluatie wordt met name onderzocht in welke mate de faciliteit als geheel haar doelstellingen heeft bereikt.

2.   De resultaten van de evaluaties worden ter informatie toegezonden aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s.

Artikel 10

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de dag na de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 25 maart 2010.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

J. BUZEK

Voor de Raad

De voorzitter

D. LÓPEZ GARRIDO


(1)  PB C 318 van 23.12.2009, blz. 80.

(2)  Advies uitgebracht op 7 oktober 2009 (nog niet gepubliceerd in het Publicatieblad).

(3)  Standpunt van het Europees P arlement van 15 december 2009 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 8 maart 2010.

(4)  PB C 102 E van 24.4.2008, blz. 321.

(5)  PB L 124 van 20.5.2003, blz. 36.

(6)  PB C 139 van 14.6.2006, blz. 1.

(7)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(8)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 1.

(9)  PB L 312 van 23.12.1995, blz. 1.

(10)  PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2.

(11)  PB L 136 van 31.5.1999, blz. 1.


7.4.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 87/6


BESLUIT Nr. 284/2010/EU VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 25 maart 2010

tot wijziging van Besluit nr. 1672/2006/EG tot vaststelling van een communautair programma voor werkgelegenheid en maatschappelijke solidariteit — Progress

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 19, lid 2, artikel 149 en artikel 153, lid 2, onder a),

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Gezien het advies van het Comité van de Regio’s (2),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 3 juni 2009 heeft de Commissie een mededeling goedgekeurd met de titel „Een gezamenlijk engagement voor de werkgelegenheid”, waarvan het doel is de samenwerking tussen de Europese Unie en de lidstaten, en ook tussen de sociale partners in de Europese Unie, te intensiveren met betrekking tot drie centrale prioriteiten: werkgelegenheid behouden, banen scheppen en de mobiliteit bevorderen; vaardigheden verbeteren en vraag en aanbod op de arbeidsmarkt op elkaar afstemmen; en de arbeidsmarkt toegankelijker maken.

(2)

Teneinde werklozen een kans op een nieuwe start te bieden en de weg naar het ondernemerschap te effenen voor Europa’s meest kansarme groepen, waaronder vrouwen en jongeren, heeft de Commissie een voorstel gedaan voor een nieuwe EU-microfinancieringsfaciliteit ten behoeve van werkgelegenheid en sociale integratie, in het kader van een gezamenlijk initiatief met internationale financiële instellingen, met name de groep van de Europese Investeringsbank, ter ontwikkeling van micro-ondernemingen en de sociale economie.

(3)

Overeenkomstig het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer (4) dienen middelen van het bij Besluit nr. 1672/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad (5) ingestelde communautaire programma voor werkgelegenheid en maatschappelijke solidariteit — Progress opnieuw te worden toegewezen voor het financieren van de nieuwe Europese Progress-microfinancieringsfaciliteit voor werkgelegenheid en sociale integratie, ingesteld bij Besluit nr. 283/2010/EU van het Europees Parlement en de Raad (6).

(4)

Nadat alle opties onderzocht zijn, is geconcludeerd dat een bedrag van 60 miljoen EUR uit het budget voor het Progress-programma toegewezen dient te worden aan de nieuwe Europese Progress-microfinancieringsfaciliteit.

(5)

Besluit nr. 1672/2006/EG dient dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

HEBBEN HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 17, lid 1, van Besluit nr. 1672/2006/EG wordt vervangen door:

„1.   De financiële middelen voor de uitvoering van de in dit besluit bedoelde activiteiten van de Unie voor de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2013 bedragen 683 250 000 EUR.”.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag na zijn bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 25 maart 2010.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

J. BUZEK

Voor de Raad

De voorzitter

D. LÓPEZ GARRIDO


(1)  PB C 318 van 23.12.2009, blz. 84.

(2)  Advies van 7 oktober 2009 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(3)  Standpunt van het Europees Parlement van 11 februari 2010 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 8 maart 2010.

(4)  PB C 139 van 14.6.2006, blz. 1.

(5)  PB L 315 van 15.11.2006, blz. 1.

(6)  Zie bladzijde 1 van dit Publicatieblad.


II Niet-wetgevingshandelingen

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

7.4.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 87/7


BESLUIT VAN DE RAAD

van 25 januari 2010

inzake de ondertekening en de voorlopige toepassing van een overeenkomst tussen de Europese Unie en de Zwitserse Bondsstaat tot vaststelling van de voorwaarden voor de deelname van de Zwitserse Bondsstaat aan het programma Jeugd in actie en het actieprogramma op het gebied van Een leven lang leren (2007-2013)

(2010/195/EU)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name op artikel 165, lid 4, en artikel 166, lid 4, in samenhang met artikel 218, lid 5,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Besluit nr. 1719/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 november 2006 tot vaststelling van het programma Jeugd in actie voor de periode 2007-2013 (1), en met name artikel 5, bepaalt dat de Zwitserse Bondsstaat aan dit programma kan deelnemen, mits met dit land een bilaterale overeenkomst wordt gesloten.

(2)

Besluit nr. 1720/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 november 2006 tot vaststelling van een actieprogramma op het gebied van een leven lang leren (2) voor de periode 2007-2013, en met name artikel 7, bepaalt dat de Zwitserse Bondsstaat aan dit programma kan deelnemen, mits met dit land een bilaterale overeenkomst wordt gesloten.

(3)

De Raad heeft de Commissie gemachtigd om namens de Europese Unie te onderhandelen over een overeenkomst om de Zwitserse Bondsstaat toe te staan aan deze programma’s deel te nemen.

(4)

De onderhandelingen zijn op 6 augustus 2009 afgerond met de parafering van een ontwerp-overeenkomst.

(5)

In artikel 5 van de overeenkomst wordt bepaald dat deze in afwachting van de ratificatie of sluiting voorlopig van toepassing zal zijn.

(6)

De overeenkomst moet worden ondertekend,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De voorzitter van de Raad is gemachtigd om de persoon (personen) aan te wijzen die bevoegd is (zijn) om de overeenkomst tussen de Europese Unie en de Zwitserse Bondsstaat tot vaststelling van de voorwaarden voor de deelname van de Zwitserse Bondsstaat aan het programma Jeugd in actie en het actieprogramma op het gebied van een leven lang leren (2007-2013) (hierna „de overeenkomst” genoemd te noemen), onder voorbehoud van sluiting op een latere datum, te ondertekenen.

De tekst van de overeenkomst is aan dit besluit gehecht.

Artikel 2

De overeenkomst wordt voorlopig toegepast voor de activiteiten die worden gefinancierd uit de algemene begroting van de Europese Unie van het jaar volgend op dat van de ondertekening, en niet eerder dan de begroting van het jaar 2011.

Artikel 3

In geval van beëindiging van de voorlopige toepassing van deze overeenkomst, is de Commissie gemachtigd een regeling met Zwitserland te treffen over de gevolgen van deze beëindiging overeenkomstig artikel 5 van de overeenkomst.

Artikel 4

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 25 januari 2010.

Voor de Raad

De voorzitter

M. Á. MORATINOS


(1)  PB L 327 van 24.11.2006, blz. 30.

(2)  PB L 327 van 24.11.2006, blz. 45.


OVEREENKOMST

tussen de Europese Unie en de Zwitserse Bondsstaat tot vaststelling van de voorwaarden voor de deelname van de Zwitserse Bondsstaat aan het programma Jeugd in actie en het actieprogramma op het gebied van een leven lang leren (2007-2013)

DE EUROPESE UNIE, hierna „de Unie” genoemd,

enerzijds, en

DE ZWITSERSE BONDSSTAAT, hierna „Zwitserland” genoemd,

anderzijds,

beide hierna „de partijen” genoemd,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In de gezamenlijke verklaring bij de zeven overeenkomsten tussen de Europese Gemeenschap en Zwitserland van 21 juni 1999 is bepaald dat in de toekomst kan worden onderhandeld over een overeenkomst inzake de deelname van Zwitserland aan de programma’s voor onderwijs en de jeugd.

(2)

Het programma Jeugd in actie voor de periode 2007-2013 en het actieprogramma op het gebied van een leven lang leren zijn respectievelijk vastgesteld bij de Besluiten nr. 1719/2006/EG (1) en nr. 1720/2006/EG (2) van het Europees Parlement en de Raad van 15 november 2006.

(3)

Artikel 5 van Besluit nr. 1719/2006/EG en artikel 7 van Besluit nr. 1720/2006/EG voorzien in de deelname van Zwitserland, mits met dat land een bilaterale overeenkomst wordt gesloten,

ZIJN HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN:

Artikel 1

Zwitserland neemt deel aan het programma Jeugd in actie en aan het actieprogramma op het gebied van een leven lang leren (hierna „de programma’s” genoemd), volgens de bepalingen en voorwaarden van deze overeenkomst en de bijlagen I, II en III, die een integrerend deel ervan uitmaken.

Artikel 2

Deze overeenkomst is van toepassing op de gebieden waarop de Verdragen waarop de Unie berust van toepassing zijn, onder de in die Verdragen vastgestelde voorwaarden, en op het grondgebied van Zwitserland.

Artikel 3

Deze overeenkomst wordt gesloten voor de duur van de lopende programma’s. Niettemin kan deze overeenkomst, onverminderd de tweede alinea van dit artikel, eveneens automatisch worden verlengd indien de Unie besluit de programma’s ongewijzigd te verlengen, tenzij een van de partijen de andere binnen 30 dagen na het besluit om de programma’s te verlengen, meedeelt dat zij van verlenging van de samenwerking afziet. Gedurende de verlenging moet Zwitserland een jaarlijkse financiële bijdrage voldoen die gelijk is aan de financiële bijdrage voor het jaar 2013.

Deze overeenkomst wordt niet verlengd indien de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten enerzijds en de Zwitserse Bondsstaat anderzijds over het vrije verkeer van personen van 21 juni 1999 vervalt of wordt opgezegd.

Zowel de Unie als Zwitserland kan deze overeenkomst door middel van een kennisgeving aan de andere partij opzeggen. De overeenkomst loopt af met ingang van het begrotingsjaar volgend op dat van de kennisgeving, indien deze vóór 1 oktober plaatsvindt. In de overige gevallen loopt de overeenkomst af met ingang van het tweede begrotingsjaar volgend op dat van de kennisgeving.

De projecten en activiteiten die worden gefinancierd uit de begrotingsjaren voorafgaand aan het jaar waarin de overeenkomst afloopt, lopen door tot zij worden afgerond volgens de in deze overeenkomst en de bijlagen bepaalde voorwaarden en de contractuele bepalingen die op deze projecten en activiteiten van toepassing zijn. De partijen regelen in onderlinge overeenstemming de eventuele andere gevolgen van de beëindiging.

Artikel 4

De vertegenwoordigers van de Commissie en de vertegenwoordigers van de nationale autoriteit die tot waarnemer van de programmacomités zijn benoemd, overleggen zo nodig op verzoek van een van hen over de activiteiten die onder deze overeenkomst vallen. Na dit overleg kan het gemengd comité dat is ingesteld bij de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten enerzijds en de Zwitserse Bondsstaat anderzijds over het vrije verkeer van personen van 21 juni 1999, de bijlagen bij deze overeenkomst, in principe schriftelijk, wijzigen als dit nodig blijkt om rekening te houden met de regelgeving die van toepassing is op de programma’s of de ontwikkeling van het absorptievermogen van Zwitserland. De wijzigingen in de bijlagen treden in werking op de dag nadat het gemengd comité hierover een besluit heeft goedgekeurd. Indien de partijen daarentegen overeenstemming bereiken over een wijziging van de bepalingen van deze overeenkomst, treden deze in werking nadat hun eigen interne procedures hiervoor zijn afgerond.

Artikel 5

Deze overeenkomst wordt door de partijen volgens hun eigen interne procedures bekrachtigd of gesloten. Hij treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand volgend op de datum van de laatste kennisgeving van de partijen van de afronding van de vereiste procedures.

In afwachting van de afronding van de in de eerste alinea genoemde procedures passen de partijen deze overeenkomst voorlopig toe voor activiteiten die uit het begrotingsjaar volgend op dat van de ondertekening worden gefinancierd en niet eerder dan de algemene begroting van de Europese Unie van het jaar 2011, mits aan de voorwaarden van punt 2 van bijlage I wordt voldaan.

In geval een van de partijen de andere meedeelt dat zij de ondertekende overeenkomst niet zal ratificeren of sluiten, eindigt de voorlopige toepassing met ingang van het begrotingsjaar volgend op dat van de kennisgeving. De kennisgeving waarmee de voorlopige toepassing eindigt, laat de verplichtingen van de partijen met betrekking tot projecten en activiteiten die uit de algemene begroting van de Europese Unie van het jaar van de kennisgeving worden gefinancierd, onverlet, evenals de betaling door Zwitserland van de bijdrage voor het jaar van de kennisgeving.

Artikel 6

Deze overeenkomst is opgesteld in twee exemplaren in de Bulgaarse, de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Italiaanse, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Slowaakse, de Sloveense, de Spaanse, de Tsjechische en de Zweedse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek.

Съставено в Брюксел на петнайсети февруари две хиляди и десета година.

Hecho en Bruselas, el quince de febrero de dos mil diez.

V Bruselu dne patnáctého února dva tisíce deset.

Udfærdiget i Bruxelles den femtende februar to tusind og ti.

Geschehen zu Brüssel am fünfzehnten Februar zweitausendzehn.

Kahe tuhande kümnenda aasta veebruarikuu viieteistkümnendal päeval Brüsselis.

Έγινε στις Βρυξέλλες, στις δέκα πέντε Φεβρουαρίου δύο χιλιάδες δέκα.

Done at Brussels on the fifteenth day of February in the year two thousand and ten.

Fait à Bruxelles, le quinze février deux mille dix.

Fatto a Bruxelles, addì quindici febbraio duemiladieci.

Briselē, divi tūkstoši desmitā gada piecpadsmitajā februārī.

Priimta du tūkstančiai dešimtų metų vasario penkioliktą dieną Briuselyje.

Kelt Brüsszelben, a kétezer-tizedik év február havának tizenötödik napján.

Magħmul fi Brussell, fil-ħmistax-il jum ta’ Frar tas-sena elfejn u għaxra.

Gedaan te Brussel, de vijftiende februari tweeduizend tien.

Sporządzono w Brukseli dnia piętnastego lutego roku dwa tysiące dziesiątego.

Feito em Bruxelas, em quinze de Fevereiro de dois mil e dez.

Întocmit la Bruxelles, la cincisprezece februarie două mii zece.

V Bruseli dňa pätnásteho februára dvetisícdesať.

V Bruslju, dne petnajstega februarja leta dva tisoč deset.

Tehty Brysselissä viidentenätoista päivänä helmikuuta vuonna kaksituhattakymmenen.

Som skedde i Bryssel den femtonde februari tjugohundratio.

За Европейския съюз

Por la Unión Europea

Za Evropskou unii

For Den Europæiske Union

Für die Europäische Union

Euroopa Liidu nimel

Για την Ευρωπαϊκή Ένωση

For the European Union

Pour l'Union européenne

Per l'Unione europea

Eiropas Savienības vārdā

Europos Sajungos vardu

Az Európai Unió részéről

Għall-Unjoni Ewropea

Voor de Europese Unie

W imieniu Unii Europejskiej

Pela União Europeia

Pentru Uniunea Europeană

Za Európsku úniu

Za Evropsko unijo

Euroopan unionin puolesta

För Europeiska unionen

Image

За Конфедерация Швейцария

Por la Confederación Suiza

Za Švýcarskou konfederaci

For Det Schweiziske Forbund

Für die Schweizerische Eidgenossenschaft

Šveitsi Konföderatsiooni nimel

Για την Ελβετική Συνομοσπονδία

For the Swiss Confederation

Pour la Confédération suisse

Per la Confederazione svizzera

Šveices Konfederācijas vārdā

Šveicarijos Konfederacijos vardu

A Svájci Államszövetség részéről

Għall-Konfederazzjoni Żvizzera

Voor de Zwitserse Bondsstaat

W imieniu Konfederacji Szwajcarskiej

Pela Confederação Suíça

Pentru Confederația Elvețiană

Za Švajčiarskou konfederáciu

Za Švicarsko konfederacijo

Sveitsin valaliiton puolesta

För Schweiziska edsförbundet

Image


(1)  PB L 327 van 24.11.2006, blz. 30.

(2)  PB L 327 van 24.11.2006, blz. 45.

BIJLAGE I

Bepalingen en voorwaarden voor de deelname van Zwitserland aan het programma Jeugd in actie en het actieprogramma op het gebied van Een leven lang leren

1.

Zwitserland neemt deel aan het programma Jeugd in actie en aan het actieprogramma op het gebied van een leven lang leren (hierna „de programma’s” genoemd). Tenzij in deze overeenkomst anders is bepaald, worden daarbij de doelstellingen, criteria, procedures en termijnen in acht genomen die zijn vastgesteld bij de Besluiten nr. 1719/2006/EG en nr. 1720/2006/EG.

2.

Overeenkomstig de bepalingen in artikel 8 van Besluit nr. 1719/2006/EG en artikel 6 van Besluit nr. 1720/2006/EG en overeenkomstig de besluiten van de Commissie over de verantwoordelijkheden van de lidstaten, de Commissie en de nationale agentschappen in de uitvoering van de programma’s

zorgt Zwitserland ervoor dat een geschikt orgaan (Zwitsers nationaal agentschap) wordt opgericht of aangewezen en dat hierop toezicht wordt gehouden, om een gecoördineerd beheer van de uitvoering op nationaal niveau van de onder de programma’s vallende acties te garanderen,

is het verantwoordelijk voor een goed beheer door het Zwitsers nationaal agentschap van de bedragen die dit in het kader van projectondersteuning ontvangt,

en treft het de nodige maatregelen met het oog op toereikende financiering, audits en financieel toezicht van het Zwitsers nationaal agentschap, dat van de Commissie een tegemoetkoming in de beheers- en uitvoeringskosten ontvangt.

Zwitserland dient alle andere maatregelen te nemen die voor een efficiënt verloop van de programma’s op nationaal niveau vereist zijn.

3.

Met het oog op deelname aan de programma’s zal Zwitserland jaarlijks een bijdrage betalen aan de algemene begroting van de Europese Unie, overeenkomstig de in bijlage II opgenomen voorwaarden.

4.

Voor instellingen, organisaties en personen uit Zwitserland gelden met betrekking tot de indiening, evaluatie en selectie van aanvragen dezelfde voorwaarden als voor de instellingen, organisaties en personen uit de Unie.

5.

Teneinde de Unie-dimensie van de programma’s te waarborgen, komen de projecten en activiteiten alleen voor financiële steun van de Unie in aanmerking als er ten minste één partner uit een lidstaat van de Unie bij betrokken is.

6.

Het percentage van de in punt 3 hierboven genoemde bijdrage van Zwitserland dat zal worden toegekend aan acties die het Zwitsers nationaal agentschap volgens de regels van de programma’s moet beheren, weerspiegelt het deel van de acties in de begroting van het programma op niveau van de Unie. De tegemoetkoming in de kosten van het Zwitsers nationaal agentschap voor het beheer en de uitvoering van de programma’s wordt berekend aan de hand van de criteria die gelden voor de lidstaten van de Unie.

7.

In het kader van de bestaande bepalingen stellen de lidstaten van de Unie en Zwitserland alles in het werk om het verkeer en verblijf te vergemakkelijken van studenten, leerkrachten, stagiairs, opleiders, administratief personeel van universiteiten, jongeren en andere deelnemers die tussen Zwitserland en de lidstaten van de Unie reizen in verband met hun deelname aan de activiteiten die onder deze overeenkomst vallen.

8.

Onverminderd de verantwoordelijkheden van de Commissie en de Rekenkamer van de Europese Unie met betrekking tot het toezicht op en de evaluatie van de programma’s, houden de Commissie en Zwitserland gezamenlijk voortdurend toezicht op de deelname van Zwitserland aan de programma’s. Zwitserland dient de nodige verslagen in bij de Commissie en neemt deel aan andere door de Unie in dit verband ondernomen specifieke activiteiten.

De besluiten van de Commissie over de verantwoordelijkheden van de lidstaten, de Commissie en de nationale agentschappen in de uitvoering van de programma’s, alsmede de gemeenschappelijke normen die zijn opgenomen in de leidraad voor nationale agentschappen, die bij de overeenkomsten tussen de Commissie en het Zwitserse nationale agentschap zal worden gevoegd, zijn van toepassing op de betrekkingen tussen Zwitserland, de Commissie en het Zwitserse nationale agentschap.

De overeenkomsten tussen de Commissie en het Zwitserse nationale agentschap of de Zwitserse begunstigden alsmede tussen het Zwitserse nationale agentschap en de Zwitserse begunstigden zijn gebaseerd op de relevante bepalingen van het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Unie en op de uitvoeringsbepalingen daarvoor, met name met betrekking tot de toekenning en sluiting van overeenkomsten. Die bepalingen zijn op dezelfde wijze van toepassing op Zwitserse deelnemers als voor de andere deelnemers aan de programma’s.

Aanvullende regels voor de financiële controle, terugvordering en andere fraudebestrijdingsmaatregelen zijn uiteengezet in bijlage III.

In geval van onregelmatigheden, nalatigheid of fraude bij het Zwitserse nationale agentschap zullen de Zwitserse autoriteiten aansprakelijk zijn voor de niet-gerecupereerde middelen als dit leidt tot vorderingen van de zijde van de Commissie aan het Zwitsers nationaal agentschap waaraan niet volledig wordt voldaan.

9.

In alle contacten met de Commissie, bij het indienen van aanvragen, het opstellen van overeenkomsten en verslagen en andere administratieve aangelegenheden in verband met de programma’s, dient een van de officiële talen van de instellingen van de Unie te worden gebruikt.

BIJLAGE II

Financiële bijdrage van Zwitserland aan het programma Jeugd in actie en het actieprogramma op het gebied van een leven lang leren

1.

Jeugd in actie

De financiële bijdrage van Zwitserland aan de algemene begroting van de Europese Unie voor deelname aan het programma Jeugd in actie is als volgt (in miljoenen euro):

Jaar 2011

Jaar 2012

Jaar 2013

1,7

1,8

1,9

2.

Actieprogramma op het gebied van een leven lang leren

De financiële bijdrage van Zwitserland aan de algemene begroting van de Europese Unie voor deelname aan het actieprogramma op het gebied van een leven lang leren is als volgt (in miljoenen euro):

Jaar 2011

Jaar 2012

Jaar 2013

14,2

14,9

15,6

3.

De reis- en verblijfkosten van de vertegenwoordigers en deskundigen van Zwitserland in het kader van hun deelname als waarnemer aan de werkzaamheden van de comités die worden genoemd in artikel 9 van Besluit nr. 1719/2006/EG en artikel 10 van Besluit nr. 1720/2006/EG, of aan andere vergaderingen in verband met de uitvoering van de programma’s worden door de Commissie op dezelfde basis en volgens dezelfde procedures vergoed als voor de vertegenwoordigers en deskundigen van de lidstaten van de Unie.

4.

Na de inwerkingtreding of de voorlopige inwerkingtreding van deze overeenkomst en aan het begin van elk daaropvolgend jaar richt de Commissie aan Zwitserland een verzoek tot storting dat overeenkomt met de bijdrage van Zwitserland aan elk van de in deze overeenkomst bedoelde programma’s.

De bijdrage van Zwitserland wordt uitgedrukt en betaald in euro.

Zwitserland betaalt zijn bijdrage vóór 1 maart als het vóór 1 februari het verzoek tot storting van de Commissie ontvangt, of uiterlijk 30 dagen na het verzoek tot storting als het dit na 1 februari ontvangt.

Elk uitstel van betaling geeft vanaf de vervaldatum aanleiding tot betaling door Zwitserland van interesten op het uitstaande bedrag. Deze rente wordt berekend op basis van de door de Europese Centrale Bank op haar belangrijkste herfinancieringsoperaties toegepaste en in het Publicatieblad van de Europese Unie, C-serie, bekendgemaakte rentevoet die gold op de eerste kalenderdag van de maand waarin de vervaldatum valt, vermeerderd met 3,5 procentpunt.

BIJLAGE III

FINANCIËLE CONTROLE, TERUGVORDERING EN ANDERE FRAUDEBESTRIJDINGSMAATREGELEN

I.   Audits en fraudebestrijdingsmaatregelen van de Unie

1.

De Commissie neemt rechtstreeks contact op met de in Zwitserland gevestigde deelnemers aan de programma’s en met hun subcontractanten. Deze kunnen alle informatie en documentatie die zij op grond van de in deze overeenkomst genoemde instrumenten en de ter uitvoering daarvan gesloten overeenkomsten moeten verstrekken, rechtstreeks aan de Commissie toezenden.

2.

Overeenkomstig Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG, Euratom) nr. 1995/2006 van 13 december 2006 (2), en Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 van de Commissie van 23 december 2002 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (3), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG, Euratom) nr. 478/2007 van 23 april 2007 (4), alsmede de andere in deze overeenkomst vermelde wettelijke bepalingen is in subsidieovereenkomsten waarbij in Zwitserland gevestigde begunstigden van het programma betrokken zijn, bepaald dat functionarissen van de Commissie of andere door de Commissie gemachtigde personen bij de begunstigden en hun subcontractanten te allen tijde financiële of andere audits mogen uitvoeren.

De rekeningen en transacties van het Zwitserse nationale agentschap kunnen worden gecontroleerd door functionarissen van de Commissie of andere door de Commissie gemachtigde personen. Deze controles kunnen ook betrekking hebben op de capaciteit van het kader dat Zwitserland heeft ingesteld om de regels van de programma’s waarnaar in deze overeenkomst wordt verwezen, toe te passen en om te voldoen aan de vereisten van een goed financieel beheer volgens de criteria van de desbetreffende artikelen van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002, laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG, Euratom) nr. 1995/2006 van 13 december 2006, en van Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002, laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG, Euratom) nr. 478/2007 van 23 april 2007.

3.

Aan de functionarissen van de Commissie en andere door haar gemachtigde personen wordt passende toegang geboden tot plaatsen, werken en documenten en tot alle nodige informatie, inclusief informatie in elektronische vorm, om deze audits uit te voeren. Dit toegangsrecht wordt uitdrukkelijk vermeld in de overeenkomsten die worden gesloten ingevolge de in deze overeenkomst vermelde instrumenten. De Rekenkamer van de Europese Gemeenschappen heeft dezelfde rechten als de Commissie.

De audits kunnen ook worden uitgevoerd na afloop van de programma’s of van deze overeenkomst volgens de in de desbetreffende overeenkomsten vastgestelde voorwaarden.

4.

In het kader van deze overeenkomst is de Commissie (Europees Bureau voor Fraudebestrijding (OLAF)) gemachtigd om overeenkomstig de regels en voorwaarden van Verordening (EG, Euratom) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (5) op het Zwitserse grondgebied controles en verificaties ter plaatse uit te voeren.

De controles en verificaties ter plaatse worden door de Commissie voorbereid en uitgevoerd in nauwe samenwerking met de door Zwitserland aangewezen bevoegde Zwitserse instanties, die tijdig in kennis worden gesteld van het voorwerp, het doel en de juridische grondslag van de controles en verificaties, zodat zij alle nodige hulp kunnen bieden.

Wanneer de betrokken Zwitserse instanties dat verlangen, kunnen de verificaties ter plaatse en de inspecties gezamenlijk door de Commissie en henzelf worden uitgevoerd.

Wanneer de deelnemers aan het programma zich verzetten tegen een controle of verificatie ter plaatse, verlenen de Zwitserse instanties aan de controleurs van de Commissie/OLAF, in overeenstemming met de nationale voorschriften, de nodige bijstand om hun taken wat de controles en verificaties ter plaatse betreft uit te voeren.

De Commissie/OLAF brengt de Zwitserse instanties onverwijld op de hoogte van iedere onregelmatigheid en van ieder vermoeden betreffende een onregelmatigheid waarvan zij in het kader van de controle of verificatie ter plaatse kennis heeft gekregen. De Commissie/OLAF is hoe dan ook ertoe gehouden bovenbedoelde instanties in kennis te stellen van het resultaat van die controles en verificaties.

II.   Audits en fraudebestrijdingsmaatregelen van Zwitserland

1.

De nationale bevoegde autoriteit voor financiële controle van Zwitserland verricht een passende financiële controle van de uitvoering van de programma’s overeenkomstig artikel 8 van de besluiten van de Commissie over de verantwoordelijkheden van de lidstaten, de Commissie en de nationale agentschappen in de uitvoering van het programma Jeugd in actie en het actieprogramma op het gebied van een leven lang leren (2007-2013) en overeenkomstig de gemeenschappelijke normen van de leidraad voor nationale agentschappen die bij de overeenkomsten tussen de Commissie en het Zwitserse nationale agentschap is gevoegd. Alle vermoede en bewezen gevallen van fraude en onregelmatigheden en alle maatregelen die naar aanleiding daarvan worden genomen door het Zwitsers nationaal agentschap en de nationale autoriteiten worden onverwijld aan de diensten van de Commissie meegedeeld. Zwitserland zorgt ervoor dat de vermoede en bewezen gevallen van fraude en onregelmatigheden die bij nationale controles of controles van de Unie aan het licht komen, worden onderzocht en naar behoren worden afgehandeld.

Onder „onregelmatigheid” wordt elke inbreuk op een relevante bepaling van het recht van de Unie verstaan die volgens deze overeenkomst van toepassing is of op de daaruit voortvloeiende contractuele verplichtingen die voortvloeien uit een handeling of een nalaten van een marktdeelnemer waardoor de algemene begroting van de Unie of de door de Unie beheerde begrotingen worden of zouden kunnen worden benadeeld.

Onder fraude wordt elke opzettelijke handeling of elk opzettelijk nalaten verstaan waarbij:

valse, onjuiste of onvolledige verklaringen of documenten worden gebruikt of overgelegd, met als gevolg dat middelen afkomstig van de algemene begroting van de Europese Unie of van de door of voor de Europese Unie beheerde begrotingen, wederrechtelijk worden ontvangen of achtergehouden;

met hetzelfde gevolg, in strijd met een specifieke verplichting informatie wordt achtergehouden;

deze middelen worden misbruikt door ze voor andere doelen aan te wenden dan die waarvoor zij oorspronkelijk zijn toegekend.

2.

De Zwitserse autoriteiten nemen passende maatregelen om actieve of passieve corruptiepraktijken in elk stadium van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten en het toekennen van subsidies of tijdens de uitvoering van de desbetreffende overeenkomsten, te voorkomen en tegen te gaan.

Onder actieve corruptie wordt het feit verstaan dat iemand opzettelijk een ambtenaar onmiddellijk of middellijk een voordeel, ongeacht de aard daarvan, voor hemzelf of voor een ander belooft of verstrekt, om in strijd met zijn ambtsplicht een ambtshandeling of een handeling in de uitoefening van zijn ambt te verrichten of na te laten, waardoor de financiële belangen van de Europese Unie worden of kunnen worden geschaad.

Onder passieve corruptie wordt het feit verstaan dat iemand opzettelijk een ambtenaar onmiddellijk of middellijk een voordeel, ongeacht de aard daarvan, voor hemzelf of voor een ander belooft of verstrekt, om in strijd met zijn ambtsplicht een ambtshandeling of een handeling in de uitoefening van zijn ambt te verrichten of na te laten, waardoor de financiële belangen van de Europese Unie worden of kunnen worden geschaad.

3.

De Zwitserse autoriteiten en het personeel dat verantwoordelijk is voor de uitvoering van de programma’s, nemen alle nodige voorzorgsmaatregelen om elk risico van belangenconflict te vermijden en stellen de Commissie onverwijld op de hoogte als zich een dergelijk belangenconflict of een situatie die aanleiding kan geven tot een dergelijk conflict voordoet.

III.   Vertrouwelijkheid

Ingevolge deze bijlage meegedeelde of verkregen informatie, in ongeacht welke vorm, valt onder het beroepsgeheim en wordt beschermd op dezelfde wijze als soortgelijke informatie wordt beschermd krachtens het Zwitserse recht en de overeenkomstige bepalingen die gelden voor de instellingen van de Unie. Deze informatie mag niet worden meegedeeld aan andere personen dan die welke binnen de instellingen van de Unie of in de lidstaten of Zwitserland op grond van hun functie op de hoogte moeten zijn van deze informatie, en mag niet worden gebruikt voor andere doeleinden dan het waarborgen van een doeltreffende bescherming van de financiële belangen van de partijen.

IV.   Administratieve maatregelen en sancties

Onverminderd de toepassing van het Zwitserse strafrecht kan de Commissie administratieve maatregelen en sancties opleggen in overeenstemming met Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002, laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG, Euratom) nr. 1995/2006 van 13 december 2006, Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002, laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG, Euratom) nr. 478/2007 van 23 april 2007, en Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (6) betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen.

V.   Terugvordering

Voor de acties waarvoor een indirect gecentraliseerd beheer geldt, is het Zwitserse nationale agentschap in overleg met de Commissie verantwoordelijk voor de afgifte van de invorderingsverzoeken en voor gerechtelijke stappen tegen de begunstigden. In geval van onregelmatigheden, nalatigheid of fraude bij het Zwitserse nationale agentschap, zijn de Zwitserse autoriteiten verantwoordelijk voor de niet-ingevorderde bedragen.

Voor de acties waarvoor een direct gecentraliseerd beheer geldt, vormen de besluiten die de Commissie in het kader van deze overeenkomst neemt en die voor natuurlijke of rechtspersonen, met uitzondering van staten, een geldelijke verplichting inhouden, in Zwitserland een executoriale titel. De tenuitvoerlegging vindt plaats volgens de regels van burgerlijke rechtsvordering die in Zwitserland van kracht zijn. Het bevel tot tenuitvoerlegging wordt, zonder andere controle dan de verificatie van de authenticiteit van het besluit, uitgebracht door de autoriteit die daartoe door de Zwitserse regering is aangewezen. Deze autoriteit geeft daarvan onverwijld kennis aan de Commissie. Nadat deze formaliteiten op verzoek van de Commissie zijn vervuld, kan deze tot tenuitvoerlegging overgaan in overeenstemming met de nationale wetgeving door zich rechtstreeks tot de bevoegde instantie te wenden. De rechtsgeldigheid van het besluit van de Commissie wordt ter controle voorgelegd aan het Hof van Justitie van de Europese Unie.

Arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie die worden gewezen ingevolge een arbitrageclausule in een contract onder deze overeenkomst, vormen onder dezelfde voorwaarden executoriale titel.


(1)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(2)  PB L 390 van 30.12.2006, blz. 1.

(3)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 1.

(4)  PB L 111 van 28.4.2007, blz. 13.

(5)  PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2.

(6)  PB L 312 van 23.12.1995, blz. 1.

VERKLARING VAN DE RAAD OVER DE DEELNAME VAN ZWITSERLAND AAN DE COMITÉS

De Raad stemt ermee in dat vertegenwoordigers van Zwitserland als waarnemer voor de punten die hen betreffen, deelnemen aan de vergaderingen van de comités van het programma Jeugd in actie en het actieprogramma op het gebied van een leven lang leren (2007-2013). De stemming in deze commissies en comités wordt door de vertegenwoordigers van Zwitserland niet bijgewoond.


VERORDENINGEN

7.4.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 87/19


VERORDENING (EU) Nr. 285/2010 VAN DE COMMISSIE

van 6 april 2010

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 785/2004 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de verzekeringseisen voor luchtvervoerders en exploitanten van luchtvaartuigen

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Verordening (EG) nr. 785/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende de verzekeringseisen voor luchtvervoerders en exploitanten van luchtvaartuigen (1), en met name op artikel 6, lid 5,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Besluit 2001/539/EG van de Raad (2) heeft de Gemeenschap het Verdrag tot het brengen van eenheid in enige bepalingen inzake het internationale luchtvervoer gesloten; in dit verdrag, waarover op 28 mei 1999 overeenstemming is bereikt in Montreal (het „Verdrag van Montreal”), zijn aansprakelijkheidsregels vastgesteld voor internationaal vervoer van personen, bagage en vracht door de lucht.

(2)

Bij Verordening (EG) nr. 785/2004 zijn minimumverzekeringseisen vastgesteld met betrekking tot de aansprakelijkheid voor passagiers, bagage en vracht, op een niveau dat garandeert dat luchtvervoerders adequaat verzekerd zijn tegen hun aansprakelijkheid uit hoofde van het Verdrag van Montreal.

(3)

De Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (de ICAO) heeft de grenzen van de aansprakelijkheid van luchtvaartmaatschappijen uit hoofde van het Verdrag van Montreal recentelijk herzien; zij heeft daarbij verwezen naar een inflatiefactor die overeenstemt met de geaccumuleerde inflatie sinds de datum van inwerkingtreding van het Verdrag van Montreal.

(4)

De ICAO heeft vastgesteld dat de inflatiefactor sinds 4 november 2003, de datum waarop het Verdrag van Montreal in werking is getreden, meer dan 10 procent, de drempel voor een aanpassing van de aansprakelijkheidsgrenzen, bedraagt. De aansprakelijkheidsgrenzen zijn dan ook dienovereenkomstig aangepast.

(5)

De minimumverzekeringseisen met betrekking tot aansprakelijkheid voor passagiers, bagage en vracht, zoals vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 785/2004, moeten tijdig worden aangepast aan de herziene aansprakelijkheidsgrenzen in het Verdrag van Montreal, die op 30 december 2009 van kracht zijn geworden.

(6)

Wat aansprakelijkheid voor passagiers betreft, is de minimumverzekeringseis van Verordening (EG) nr. 785/2004 vastgesteld op een niveau dat aanzienlijk hoger is dan de herziene aansprakelijkheidsgrenzen in het Verdrag van Montreal.

(7)

Wat aansprakelijkheid voor bagage en vracht betreft, moeten de minimumverzekeringseisen van Verordening (EG) nr. 785/2004 worden verhoogd tot het niveau van de herziene aansprakelijkheidsgrenzen in het Verdrag van Montreal.

(8)

Verordening (EG) nr. 785/2004 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(9)

De maatregelen van deze verordening zijn in overeenstemming met het advies van het Comité dat is opgericht bij artikel 25 van Verordening (EG) nr. 1008/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 24 september 2008 inzake gemeenschappelijke regels voor de exploitatie van luchtdiensten in de Gemeenschap (3),

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In artikel 6 van Verordening (EG) nr. 785/2004, worden leden 2 en 3 vervangen door:

„2.   De minimumverzekeringsdekking voor aansprakelijkheid ten aanzien van bagage bedraagt 1 131 BTR per passagier bij commerciële diensten.

3.   De minimumverzekeringsdekking voor aansprakelijkheid voor vracht bedraagt 19 BTR per kilogram bij commerciële diensten.”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 6 april 2010.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 138 van 30.4.2004, blz. 1.

(2)  PB L 194 van 18.7.2001, blz. 38.

(3)  PB L 293 van 31.10.2008, blz. 3.


7.4.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 87/21


VERORDENING (EU) Nr. 286/2010 VAN DE COMMISSIE

van 6 april 2010

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 88/2007 wat betreft de mededeling van de statistische gegevens betreffende de hoeveelheden deegwaren

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1216/2009 van de Raad van 30 november 2009 tot vaststelling van de handelsregeling voor bepaalde, door verwerking van landbouwproducten verkregen goederen (1), en met name op artikel 8, lid 3, en artikel 19,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 88/2007 van de Commissie van 12 december 2006 houdende bijzondere uitvoeringsbepalingen voor het stelsel van restituties bij uitvoer voor granen die in de vorm van deegwaren van de GN-codes 1902 11 00 en 1902 19 worden uitgevoerd (2) bepaalt dat de deegwaren van bovengenoemde codes die naar de Verenigde Staten van Amerika worden uitgevoerd, vergezeld gaan van een certificaat (certificate P2) dat aangeeft dat zij in aanmerking komen voor een restitutievoet die bij uitvoer naar de Verenigde Staten van Amerika van toepassing is op de basisproducten van de sector granen die tot hun vervaardiging hebben gediend. Deze verordening bepaalt ook dat de bevoegde autoriteiten van de lidstaten aan de Commissie de vereiste statistische gegevens meedelen.

(2)

Om de administratieve lasten te beperken, moet worden voorzien in de mogelijkheid dat de bevoegde autoriteiten van de lidstaten de statistische gegevens niet meedelen wanneer de restitutie voor de basislandbouwproducten van de sector granen, gebruikt voor de vervaardiging van deegwaren van voornoemde GN-codes, wordt opgeschort of gelijk is aan nul.

(3)

Verordening (EG) nr. 88/2007 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor horizontale vraagstukken inzake het handelsverkeer in verwerkte landbouwproducten die niet onder bijlage I bij het Verdrag vallen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 6 van Verordening (EG) nr. 88/2007 wordt vervangen door:

„Artikel 6

1.   De bevoegde autoriteiten van de lidstaten delen de Commissie, uiterlijk aan het einde van elke maand de statistische gegevens, uitgesplitst naar GN-code, mee betreffende de hoeveelheden deegwaren, onderverdeeld in de met respectievelijk zonder uitvoerrestitutie uit te voeren hoeveelheden, waarvoor in de loop van de voorafgaande maand certificaten zijn afgegeven. Deze gegevens dienen te worden geadresseerd aan:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Ondernemingen en industrie

Handelsregeling „Niet onder bijlage I vallende goederen”

1049 Brussel

BELGIË

2.   Wanneer de restitutie voor de basislandbouwproducten van de sector granen, gebruikt voor de vervaardiging van deegwaren van de GN-codes 1902 11 00 en 1902 19, wordt opgeschort of gelijk is aan nul, hebben de bevoegde autoriteiten van de lidstaten de mogelijkheid om de in lid 1 bedoelde statistische gegevens niet mee te delen.”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 6 april 2010.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 328 van 15.12.2009, blz. 10.

(2)  PB L 21 van 30.1.2007, blz. 16.


7.4.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 87/22


VERORDENING (EU) Nr. 287/2010 VAN DE COMMISSIE

van 6 april 2010

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (2), en met name op artikel 138, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

Bij Verordening (EG) nr. 1580/2007 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XV, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 138 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 7 april 2010.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 6 april 2010.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 350 van 31.12.2007, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

IL

160,8

JO

96,4

MA

126,5

TN

138,4

TR

106,2

ZZ

125,7

0707 00 05

JO

92,1

MA

106,5

MK

87,5

TR

127,4

ZZ

103,4

0709 90 70

MA

98,1

TR

105,7

ZZ

101,9

0805 10 20

EG

51,1

IL

63,4

MA

51,3

TN

48,0

TR

67,5

ZZ

56,3

0805 50 10

TR

64,3

ZA

71,7

ZZ

68,0

0808 10 80

AR

101,4

BR

88,1

CL

85,5

CN

73,4

MK

22,4

US

140,5

UY

74,3

ZA

85,5

ZZ

83,9

0808 20 50

AR

97,2

CL

102,5

CN

92,0

UY

106,8

ZA

100,4

ZZ

99,8


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


7.4.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 87/24


VERORDENING (EU) Nr. 288/2010 VAN DE COMMISSIE

van 6 april 2010

tot wijziging van de bij Verordening (EG) nr. 877/2009 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor bepaalde producten uit de sector suiker voor het verkoopseizoen 2009/10

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 951/2006 van de Commissie van 30 juni 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad wat betreft de handel met derde landen in de sector suiker (2), en met name op artikel 36, lid 2, tweede alinea, tweede zin,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en bepaalde stropen voor het verkoopseizoen 2009/10 zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 877/2009 van de Commissie (3). Deze prijzen en rechten zijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 282/2010 van de Commissie (4).

(2)

Naar aanleiding van de gegevens waarover de Commissie momenteel beschikt, dienen deze bedragen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 951/2006 te worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bij Verordening (EG) nr. 951/2006 voor het verkoopseizoen 2009/10 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor de in artikel 36 van Verordening (EG) nr. 877/2009 bedoelde producten worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 7 april 2010.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 6 april 2010.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 178 van 1.7.2006, blz. 24.

(3)  PB L 253 van 25.9.2009, blz. 3.

(4)  PB L 86 van 1.4.2010, blz. 27.


BIJLAGE

Gewijzigde bedragen van de representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en producten van GN-code 1702 90 95 die gelden met ingang van 7 april 2010

(EUR)

GN-code

Representatieve prijs per 100 kg netto van het betrokken product

Aanvullend recht per 100 kg netto van het betrokken product

1701 11 10 (1)

35,27

0,70

1701 11 90 (1)

35,27

4,32

1701 12 10 (1)

35,27

0,57

1701 12 90 (1)

35,27

4,03

1701 91 00 (2)

35,76

7,35

1701 99 10 (2)

35,76

3,61

1701 99 90 (2)

35,76

3,61

1702 90 95 (3)

0,36

0,31


(1)  Vaststelling voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage IV, punt III, van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(2)  Vaststelling voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage IV, punt II, van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(3)  Vaststelling per procent sacharose.


7.4.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 87/26


VERORDENING (EU) Nr. 289/2010 VAN DE COMMISSIE

van 6 april 2010

houdende wijziging van Verordening (EU) nr. 281/2010 tot vaststelling van de invoerrechten in de sector granen van toepassing vanaf 1 april 2010

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (integrale-GMO-verordening) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1249/96 van de Commissie van 28 juni 1996 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad ten aanzien van de invoerrechten in de sector granen (2), en met name op artikel 2, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De invoerrechten in de sector granen die van toepassing zijn vanaf 1 april 2010, zijn vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 281/2010 van de Commissie (3).

(2)

Aangezien het berekende gemiddelde van de invoerrechten 5 EUR/t verschilt van het vastgestelde recht, moet een overeenkomstige aanpassing van de bij Verordening (EU) nr. 281/2010 vastgestelde invoerrechten plaatsvinden.

(3)

Verordening (EU) nr. 281/2010 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlagen I en II bij Verordening (EU) nr. 281/2010 worden vervangen door de tekst in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 7 april 2010.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 6 april 2010.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 161 van 29.6.1996, blz. 125.

(3)  PB L 86 van 1.4.2010, blz. 24.


BIJLAGE I

Vanaf 7 april 2010 geldende invoerrechten voor de in artikel 136, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde producten

GN-code

Omschrijving

Invoerrecht (1)

(EUR/t)

1001 10 00

HARDE TARWE van hoge kwaliteit

0,00

van gemiddelde kwaliteit

0,00

van lage kwaliteit

0,00

1001 90 91

ZACHTE TARWE, zaaigoed

0,00

ex 1001 90 99

ZACHTE TARWE van hoge kwaliteit, andere dan zaaigoed

0,00

1002 00 00

ROGGE

28,77

1005 10 90

MAÏS, zaaigoed, ander dan hybriden

22,20

1005 90 00

MAÏS, andere dan zaaigoed (2)

22,20

1007 00 90

GRAANSORGHO, andere dan hybriden bestemd voor zaaidoeleinden

28,77


(1)  Voor producten die via de Atlantische Oceaan of het Suezkanaal in de Gemeenschap worden aangevoerd, komt de importeur op grond van artikel 2, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1249/96 in aanmerking voor een verlaging van het invoerrecht met:

3 EUR/t als de loshaven aan de Middellandse Zee of de Zwarte Zee ligt,

2 EUR/t als de loshaven in Denemarken, Estland, Ierland, Letland, Litouwen, Polen, Finland, Zweden, het Verenigd Koninkrijk of aan de Atlantische kust van het Iberisch Schiereiland ligt.

(2)  De importeur komt in aanmerking voor een forfaitaire verlaging van het invoerrecht met 24 EUR/t als aan de in artikel 2, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1249/96 vastgestelde voorwaarden is voldaan.


BIJLAGE II

Elementen voor de berekening van de in bijlage I vastgestelde rechten

5.4.2010

1.

Gemiddelden over de in artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1249/96 bedoelde referentieperiode:

(EUR/t)

 

Zachte tarwe (1)

Maïs

Harde tarwe van hoge kwaliteit

Harde tarwe van gemiddelde kwaliteit (2)

Harde tarwe van lage kwaliteit (3)

Gerst

Beurs

Minnéapolis

Chicago

Notering

151,61

101,07

Fob-prijs VSA

169,70

159,70

139,70

76,11

Golfpremie

49,68

12,42

Grote-Merenpremie

2.

Gemiddelden over de in artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1249/96 bedoelde referentieperiode:

Vrachtkosten: Golf van Mexico–Rotterdam:

25,62 EUR/t

Vrachtkosten: Grote Meren–Rotterdam:

56,43 EUR/t


(1)  Premie van 14 EUR/t inbegrepen (artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1249/96).

(2)  Korting van 10 EUR/t (artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1249/96).

(3)  Korting van 30 EUR/t (artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1249/96).


7.4.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 87/29


VERORDENING (EU) Nr. 290/2010 VAN DE COMMISSIE

van 6 april 2010

tot 123e wijziging van Verordening (EG) nr. 881/2002 tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen sommige personen en entiteiten die banden hebben met Usama bin Laden, het Al-Qa‘ida-netwerk en de Taliban

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Verordening (EG) nr. 881/2002 van de Raad van 27 mei 2002 tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen sommige personen en entiteiten die banden hebben met Usama bin Laden, het Al-Qa‘ida-netwerk en de Taliban, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 467/2001 van de Raad tot instelling van een verbod op de uitvoer van bepaalde goederen en diensten naar Afghanistan, tot versterking van het verbod op vluchten en verlenging van de bevriezing van tegoeden en andere financiële middelen ten aanzien van de Taliban van Afghanistan (1), en met name op artikel 7, lid 1, onder a), en artikel 7 bis, lid 1 (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In bijlage I bij Verordening (EG) nr. 881/2002 worden de personen, groepen en entiteiten opgesomd waarvan de tegoeden en economische middelen krachtens die verordening worden bevroren.

(2)

Het Sanctiecomité van de VN-Veiligheidsraad heeft op 25 maart 2010 besloten één natuurlijke persoon toe te voegen aan de lijst van personen, groepen en entiteiten waarvan de tegoeden en economische middelen moeten worden bevroren, en één vermelding op de lijst aan te passen.

(3)

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 881/2002 dient derhalve dienovereenkomstig te worden bijgewerkt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 881/2002 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 6 april 2010.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

João VALE DE ALMEIDA

Directeur-generaal Buitenlandse betrekkingen


(1)  PB L 139 van 29.5.2002, blz. 9.

(2)  Artikel 7 bis is ingevoegd bij Verordening (EU) nr. 1286/2009 (PB L 346 van 23.12.2009, blz. 42).


BIJLAGE

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 881/2002 wordt als volgt gewijzigd:

(1)

De volgende vermelding wordt toegevoegd aan de lijst „Natuurlijke personen”:

Muthanna Harith Al-Dari (ook bekend als a) Dr. Muthanna Al Dari, b) Muthana Harith Al Dari, c) Muthanna Harith Sulayman Al-Dari, d) Muthanna Harith Sulayman Al-Dhari, e) Muthanna Hareth Al-Dhari, f) Muthana Haris Al-Dhari, g) Doctor Muthanna Harith Sulayman Al Dari Al-Zawba’, h) Muthanna Harith Sulayman Al-Dari Al-Zobai, i) Muthanna Harith Sulayman Al-Dari al-Zawba’i, j) Muthanna Hareth al-Dari, k) Muthana Haris al-Dari, l) Doctor Muthanna al-Dari, m) Dr. Muthanna Harith al-Dari al-Zowbai). Titel: Doctor. Adres: a) Amman, Jordanië, b) Khan Dari, Irak (vroeger adres), c) Asas Village, Abu Ghurayb, Irak (vroeger adres), d) Egypte (vroeger adres). Geboortedatum: 16.6.1969. Geboorteplaats: Irak. Nationaliteit: Irakees. Datum van aanwijzing bedoeld in artikel 2 bis, lid 4, onder b): 25.3.2010.

(2)

De vermelding „Global Relief Foundation (GRF) (ook bekend als a) Fondation Secours Mondial (FSM), b) Secours mondial de France (SEMONDE), c) Fondation Secours Mondial — Belgique a.s.b.l., d) Fondation Secours Mondial v.z.w, e) FSM, f) Stichting Wereldhulp — België, v.z.w., g) Fondation Secours Mondial — Kosova, h) Fondation Secours Mondial „World Relief”. Adres: a) 9935 South 76th Avenue, Unit 1, Bridgeview, Illinois 60455, U.S.A.; b) PO Box 1406, Bridgeview, Illinois 60455, U.S.A.; c) 49 rue du Lazaret, 67100 Strasbourg, Frankrijk; d) Vaatjesstraat 29, 2580 Putte, België; e) Batavierenstraat 69, 1040 Etterbeek (Brussel), België; f) PO Box 6, 1040 Etterbeek 2 (Brussel), België; g) Mula Mustafe Baseskije Street 72, Sarajevo, Bosnië en Herzegovina; h) Put Mladih Muslimana Street 30/A, Sarajevo, Bosnië en Herzegovina; i) 64 Potur Mahala Street, Travnik, Bosnië en Herzegovina; j) Rr. Skenderbeu 76, Lagjja Sefa, Gjakova, Kosovo; k) Ylli Morina Road, Djakovica, Kosovo; l) Rruga e Kavajes, Building No. 3, Apartment No 61, PO Box 2892, Tirana, Albanië; m) House 267 Street No 54, Sector F — 11/4, Islamabad, Pakistan. Overige informatie: a) overige locaties in het buitenland: Afghanistan, Azerbeidzjan, Bangladesh, China, Eritrea, Ethiopië, Georgië, India, Irak, Jordanië, Libanon, Sierra Leone, Somalië, Syrië en de Westelijke Jordaanoever en Gaza; b) U.S. Federal Employer Identification: 36-3804626; c) btw-nummer: BE 454419759; d) de adressen in België zijn sinds 1998 die van Fondation Secours Mondial — Belgique asbl, Fondation Secours Mondial vzw en Stichting Wereldhulp — België vzw. Datum van aanwijzing bedoeld in artikel 2 bis, lid 4, onder b): 22.10.2002” op de lijst „Rechtspersonen, groepen en entiteiten” wordt vervangen door:

Global Relief Foundation (GRF) (ook bekend als a) Fondation Secours Mondial (FSM), b) Secours mondial de France (SEMONDE), c) Fondation Secours Mondial — Belgique a.s.b.l., d) Fondation Secours Mondial v.z.w, e) FSM, f) Stichting Wereldhulp — België, v.z.w., g) Fondation Secours Mondial — Kosova, h) Fondation Secours Mondial „World Relief”). Adres: a) 9935 South 76th Avenue, Unit 1, Bridgeview, Illinois 60455, U.S.A.; b) PO Box 1406, Bridgeview, Illinois 60455, U.S.A.; c) 49 rue du Lazaret, 67100 Strasbourg, Frankrijk; d) Vaatjesstraat 29, 2580 Putte, België; e) Batavierenstraat 69, 1040 Etterbeek (Brussel), België; f) PO Box 6, 1040 Etterbeek 2 (Brussel), België; g) Rr. Skenderbeu 76, Lagjja Sefa, Gjakova, Kosovo; h) Ylli Morina Road, Djakovica, Kosovo; i) Rruga e Kavajes, Building No. 3, Apartment No 61, PO Box 2892, Tirana, Albanië; j) House 267 Street No 54, Sector F — 11/4, Islamabad, Pakistan. Overige informatie: a) overige locaties in het buitenland: Afghanistan, Azerbeidzjan, Bangladesh, China, Eritrea, Ethiopië, Georgië, India, Irak, Jordanië, Libanon, Sierra Leone, Somalië, Syrië en de Westelijke Jordaanoever en Gaza; b) U.S. Federal Employer Identification: 36-3804626; c) btw-nummer: BE 454419759; d) de adressen in België zijn sinds 1998 die van Fondation Secours Mondial — Belgique asbl, Fondation Secours Mondial vzw en Stichting Wereldhulp — België vzw. Datum van aanwijzing bedoeld in artikel 2 bis, lid 4, onder b): 22.10.2002.


BESLUITEN

7.4.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 87/31


BESLUIT VAN DE RAAD

van 16 maart 2010

betreffende de toerekening van indirect gemeten diensten van financiële intermediairs (IGDFI) voor de vaststelling van het bruto nationaal inkomen (BNI) ten behoeve van de begroting en het stelsel van eigen middelen van de Unie

(2010/196/EU, Euratom)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op Besluit 2007/436/EG, Euratom van de Raad van 7 juni 2007 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Gemeenschappen (1), en met name op artikel 2, lid 7, tweede alinea,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens artikel 8, lid 1, van Verordening (EG) nr. 448/98 van de Raad van 16 februari 1998 tot aanvulling en wijziging van Verordening (EG) nr. 2223/96 wat betreft de toerekening van de indirect gemeten diensten van financiële intermediairs (IGDFI) in het kader van het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen (ESR) (2) wordt het besluit om de IGDFI toe te rekenen voor de vaststelling van het bnp dat wordt gebruikt voor de begroting en het stelsel van eigen middelen van de Gemeenschap door de Raad, op voorstel van de Commissie, met eenparigheid van stemmen vastgesteld. Vanaf 1 januari 2002 werd het concept „bruto nationaal product” vervangen door het concept „bruto nationaal inkomen (BNI)” krachtens artikel 2, lid 7, eerste alinea, van Besluit 2000/597/EG, Euratom van de Raad van 29 september 2000 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Gemeenschappen (3).

(2)

Krachtens artikel 2, lid 7, tweede alinea, van Besluit 2007/436/EG, Euratom moet de Raad, indien wijzigingen van het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen (ESR 95) resulteren in significante veranderingen in het BNI, zoals bepaald door de Commissie, op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement, met eenparigheid van stemmen besluiten of deze wijzigingen gelden voor de toepassing van dat besluit.

(3)

Het is dienstig dat ten behoeve van de begroting en het stelsel van eigen middelen van de Unie gebruik wordt gemaakt van de meest recente concepten inzake statistiek, in het bijzonder wat betreft de vaststelling van het BNI, zoals bepaald door de Commissie krachtens het ESR 95. De IGDFI moeten derhalve worden toegerekend voor de vaststelling van het BNI ten behoeve van de begroting en het stelsel van eigen middelen van de Unie.

(4)

Uiterlijk in oktober 2008 hadden de 27 lidstaten hun gegevens toegestuurd inclusief met betrekking tot de volgens de nieuwe methode toegerekende IGDFI. Bij de beoordeling van die gegevens bleek dat de toerekening van de IGDFI resulteert in een significante verandering in de zin van artikel 2, lid 7, tweede alinea, van Besluit 2007/436/EG, Euratom van de Raad, want zij verhoogt het BNI gemiddeld met meer dan 1 % en impliceert bij toepassing van de in artikel 3 van dat besluit omschreven werkwijze een verandering van de in artikel 3 bepaalde maxima.

(5)

De toerekening van IGDFI moet derhalve gelden voor de toepassing van Besluit 2007/436/EG, Euratom.

(6)

Het wordt passend geacht dat de daaruit voortvloeiende wijzigingen van toepassing worden met ingang van het begrotingsjaar 2010,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De indirect gemeten diensten van financiële intermediairs (IGDFI) worden toegerekend voor de vaststelling van het bruto nationaal inkomen ten behoeve van de begroting en het stelsel van eigen middelen van de Unie.

Artikel 2

De toerekening van IGDFI zoals bedoeld in artikel 1, geldt voor de toepassing van Besluit 2007/436/EG, Euratom vanaf 1 januari 2010.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de dag van zijn bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Het is van toepassing met ingang van 1 januari 2010.

Artikel 4

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 16 maart 2010.

Voor de Raad

De voorzitster

E. SALGADO


(1)  PB L 163 van 23.6.2007, blz. 17.

(2)  PB L 58 van 27.2.1998, blz. 1.

(3)  PB L 253 van 7.10.2000, blz. 42.


7.4.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 87/33


BESLUIT 2010/197/GBVB VAN DE RAAD

van 31 maart 2010

betreffende de aanvang van een militaire missie van de Europese Unie om de Somalische veiligheidstroepen te helpen opleiden (EUTM Somalia)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name de artikelen 28 en 43, lid 2,

Gezien Besluit 2010/96/GBVB van de Raad van 15 februari 2010 betreffende een militaire missie van de Europese Unie om de Somalische veiligheidstroepen te helpen opleiden (1), en met name artikel 4,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In zijn op 26 mei 2009 aangenomen Resolutie 1872 (2009) over de situatie in Somalië wees de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (VNVR) op het belang van de heroprichting, opleiding, uitrusting en instandhouding van Somalische veiligheidstroepen, en drong hij er bij de lidstaten en de regionale en internationale organisaties op aan, technische bijstand te bieden voor de opleiding en uitrusting van de Somalische veiligheidstroepen. In zijn op 30 november 2009 aangenomen Resolutie 1897 (2009) herinnerde de VNVR aan zijn eerdere resoluties en herhaalde hij dat hij de soevereiniteit, de territoriale integriteit, de politieke onafhankelijkheid en de eenheid van Somalië respecteert.

(2)

Bij een brief van 5 januari 2010 heeft de minister van Defensie van Uganda de voorgenomen missie van de Unie ter ondersteuning van de Somalische veiligheidssector verwelkomd en de Unie verzocht deel te nemen aan de opleiding van de Somalische veiligheidstroepen in Uganda voor een periode van ten minste een jaar.

(3)

Overeenkomstig artikel 5 van het Protocol betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en aan het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, neemt Denemarken niet deel aan de uitwerking en uitvoering van besluiten en acties van de Unie die gevolgen hebben op defensiegebied. Denemarken neemt bijgevolg niet deel aan de financiering van de missie,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het missieplan voor de militaire missie van de EU om de Somalische veiligheidstroepen te helpen opleiden, hierna „EUTM Somalia” genoemd, wordt goedgekeurd.

Artikel 2

EUTM Somalia gaat van start op 7 april 2010.

Artikel 3

De commandant van de EU-missie EUTM Somalia wordt met onmiddellijke ingang gemachtigd het activeringsbevel (ACTORD) te geven voor het inzetten van de strijdkrachten en een aanvang te maken met de uitvoering van de missie.

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel 31 maart 2010.

Voor de Raad

De voorzitter

M. Á. MORATINOS


(1)  PB L 44 van 19.2.2010, blz. 16.


7.4.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 87/34


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 6 april 2010

tot vrijstelling van Letland van bepaalde verplichtingen om de Richtlijnen 66/402/EEG en 2002/57/EG van de Raad toe te passen ten aanzien van Avena strigosa Schreb., Brassica nigra (L.) Koch en Helianthus annuus L.

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2010) 2042)

(Slechts de tekst in de Letse taal is authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

(2010/198/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Richtlijn 66/402/EEG van de Raad van 14 juni 1966 betreffende het in de handel brengen van zaaigranen (1), en met name op artikel 23 bis,

Gelet op Richtlijn 2002/57/EG van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen (2), en met name op artikel 28,

Gezien de door Letland ingediende aanvraag,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In de Richtlijnen 66/402/EEG en 2002/57/EG worden bepalingen voor het in de handel brengen van zaaigranen en zaaizaden van oliehoudende planten en vezelgewassen vastgesteld. In die richtlijnen is ook bepaald dat lidstaten onder bepaalde voorwaarden geheel of gedeeltelijk van de toepassing van die richtlijnen ten aanzien van bepaalde soorten kunnen worden vrijgesteld.

(2)

Letland heeft gevraagd om vrijstelling van zijn verplichtingen ten aanzien van Avena strigosa Schreb. en Brassica nigra (L.) Koch, en gedeeltelijke vrijstelling ervan ten aanzien van Helianthus annuus L.

(3)

Het zaad van Avena strigosa Schreb, Brassica nigra (L.) Koch en Helianthus annuus L. wordt normaliter niet in Letland vermeerderd en verhandeld. Bovendien is het in voornoemd land van gering economisch belang. In Letland vindt vanwege klimatologische omstandigheden geen productie van zaad van Helianthus annuus L. plaats; zaaizaad wordt uit andere landen ingevoerd en de opbrengst wordt alleen voor diervoeding gebruikt.

(4)

Zolang deze voorwaarden gelden, moet de betrokken lidstaat worden vrijgesteld van de verplichting de Richtlijnen 66/402/EEG en 2002/57/EG ten aanzien van de betreffende soorten toe te passen.

(5)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor teeltmateriaal voor land-, tuin- en bosbouw,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Letland wordt vrijgesteld van de verplichting om Richtlijn 66/402/EEG, met uitzondering van artikel 14, lid 1, toe te passen ten aanzien van de soort Avena strigosa Schreb.

Artikel 2

1.   Letland wordt vrijgesteld van de verplichting om Richtlijn 2002/57/EG, met uitzondering van artikel 17, toe te passen ten aanzien van de soort Brassica nigra (L.) Koch.

2.   Letland wordt vrijgesteld van de verplichting om Richtlijn 2002/57/EG, met uitzondering van artikel 17 en artikel 22, lid 1, toe te passen ten aanzien van de soort Helianthus annuus L.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot de Republiek Letland.

Gedaan te Brussel, 6 april 2010.

Voor de Commissie

John DALLI

Lid van de Commissie


(1)  PB 125 van 11.7.1966, blz. 2309/66.

(2)  PB L 193 van 20.7.2002, blz. 74.