ISSN 1725-2598

doi:10.3000/17252598.L_2010.075.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 75

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

53e jaargang
23 maart 2010


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

 

*

Mededeling over de beëindiging van de overeenkomsten tussen de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal en de Zwitserse Bondsstaat

1

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EU) nr. 237/2010 van de Commissie van 22 maart 2010 houdende bepalingen voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1342/2008 van de Raad tot vaststelling van een langetermijnplan voor kabeljauwbestanden en de bevissing van deze bestanden

2

 

*

Verordening (EU) nr. 238/2010 van de Commissie van 22 maart 2010 tot wijziging van bijlage V bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot het etiketteringsvoorschrift voor dranken met een alcoholgehalte van meer dan 1,2 volumeprocent en die bepaalde voedingsmiddelenkleurstoffen bevatten ( 1 )

17

 

*

Verordening (EU) nr. 239/2010 van de Commissie van 22 maart 2010 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 318/2007 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften voor de invoer van bepaalde vogels in de Gemeenschap en de desbetreffende quarantainevoorschriften ( 1 )

18

 

 

Verordening (EU) nr. 240/2010 van de Commissie van 22 maart 2010 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

20

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit 2010/168/GBVB van de Raad van 22 maart 2010 houdende benoeming van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie in Afghanistan

22

 

 

2010/169/EU

 

*

Besluit van de Commissie van 19 maart 2010 betreffende de niet-opneming van 2,4,4’-trichloor-2’-hydroxydifenylether in de EU-lijst van additieven die kunnen worden gebruikt voor de vervaardiging van materialen en voorwerpen van kunststof, bestemd om met levensmiddelen in aanraking te komen, overeenkomstig Richtlijn 2002/72/EG (Kennisgeving geschied onder nummer C(2010) 1613)  ( 1 )

25

 

 

2010/170/EU

 

*

Besluit van de Commissie van 19 maart 2010 tot schrapping van de referentie van de norm EN 353-1:2002 Persoonlijke beschermingsmiddelen tegen vallen — Deel 1: Meelopende valbeveiliger met starre ankerlijn overeenkomstig Richtlijn 89/686/EEG van de Raad (Kennisgeving geschied onder nummer C(2010) 1619)  ( 1 )

27

 

 

2010/171/EU

 

*

Besluit van de Commissie van 22 maart 2010 tot wijziging van bijlage I bij Beschikking 2009/177/EG wat betreft bewakingsprogramma’s voor Ierland en Hongarije en de ziektevrije status van Ierland ten aanzien van bepaalde ziekten bij waterdieren (Kennisgeving geschied onder nummer C(2010) 1625)  ( 1 )

28

 

 

2010/172/EU

 

*

Besluit van de Commissie van 22 maart 2010 tot wijziging van Beschikking 2002/840/EG wat betreft de lijst van erkende installaties in derde landen voor de doorstraling van levensmiddelen (Kennisgeving geschied onder nummer C(2010) 1707)  ( 1 )

33

 

 

2010/173/EU

 

*

Besluit van de Commissie van 22 maart 2010 tot wijziging van Beschikking 2008/457/EG tot vaststelling van regels voor de uitvoering van Beschikking 2007/435/EG van de Raad tot oprichting van het Europees Fonds voor de integratie van onderdanen van derde landen voor de periode 2007-2013 als onderdeel van het algemeen programma Solidariteit en beheer van de migratiestromen wat betreft de beheers- en controlesystemen van de lidstaten, de regels voor administratief en financieel beheer en de subsidiabiliteit van de uitgaven voor door het Fonds medegefinancierde projecten (Kennisgeving geschied onder nummer C(2010) 1713)

35

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

23.3.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 75/1


Mededeling over de beëindiging van de overeenkomsten tussen de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal en de Zwitserse Bondsstaat

Op 9 oktober 2009 (1) heeft de Raad besloten de overeenkomsten tussen de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal en de Zwitserse Bondsstaat te beëindigen. Deze overeenkomsten zijn vervolgens met ingang van 22 december 2009 beëindigd middels een overeenkomst tussen de Europese Unie en de Zwitserse Bondsstaat, in de vorm van een uitwisseling van verbale nota's.


(1)  PB L 288 van 4.11.2009, blz. 18.


VERORDENINGEN

23.3.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 75/2


VERORDENING (EU) Nr. 237/2010 VAN DE COMMISSIE

van 22 maart 2010

houdende bepalingen voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1342/2008 van de Raad tot vaststelling van een langetermijnplan voor kabeljauwbestanden en de bevissing van deze bestanden

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1342/2008 van de Raad van 18 december 2008 tot vaststelling van een langetermijnplan voor kabeljauwbestanden en de bevissing van deze bestanden, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 423/2004 (1), en met name op artikel 32,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 32 van Verordening (EG) nr. 1342/2008 is gestipuleerd dat bepalingen ter uitvoering van artikel 11, lid 3, en de artikelen 14, 16 en 17 van die verordening kunnen worden vastgesteld.

(2)

Bepaalde groepen vaartuigen kunnen van toepassing van de in hoofdstuk III van Verordening (EG) nr. 1342/2008 vastgestelde visserijinspanningsregeling worden uitgesloten op basis van een in artikel 11, lid 2, van die verordening bedoeld advies van het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV). Er dient te worden vastgesteld volgens welke procedure en voorschriften de lidstaten de gegevens moeten indienen die het WTECV nodig heeft om te beoordelen of de voorwaarden voor uitsluiting vervuld zijn en blijven. Met name belangrijk is dat de door de lidstaten verstrekte informatie voldoende gedetailleerd is en vergezeld gaat van bewijsstukken.

(3)

De door de lidstaten versterkte gegevens inzake de naleving van de in artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1342/2008 vastgestelde voorwaarden, dient te verwijzen naar een groep van vaartuigen die duidelijk kan worden onderscheiden van de andere vaartuigen van de betrokken inspanningsgroep en naar de specifieke activiteiten en technische kenmerken van die groep van vaartuigen die ertoe leiden dat het percentage kabeljauwvangsten van die groep van vaartuigen niet meer bedraagt dan 1,5 % van de totale vangsten.

(4)

Krachtens artikel 14 van Verordening (EG) nr. 1342/2008 moeten de lidstaten erop toezien dat voor elk van de in bijlage I bij die verordening vermelde gebieden de totale capaciteit van de vaartuigen met speciale visdocumenten niet groter is dan de totale capaciteit in 2006 of 2007. Voor de berekening en aanpassing van de maximale capaciteitsniveaus zijn voorschriften nodig, met name inzake de behandeling van capaciteit die met overheidssteun is verwijderd of die tussen geografische gebieden is overgedragen overeenkomstig artikel 16 van die verordening.

(5)

Met het oog op de controleerbaarheid moeten voorschriften en modellen worden vastgesteld voor de speciale visdocumenten die moeten worden afgegeven voor vaartuigen die met gereglementeerd vistuig in de onder de visserijinspanningsregeling vallende geografische gebieden vissen, alsmede voor de lijsten van vaartuigen waarvoor speciale visdocumenten zijn afgegeven.

(6)

Er moeten voorschriften worden vastgesteld om de lidstaten in staat te stellen de maximaal toegestane visserijinspanning aan te passen krachtens artikel 16 van Verordening (EG) nr. 1342/2008, of inspanningen tussen inspanningsgroepen over te dragen krachtens artikel 17 van die verordening. In het kader van deze voorschriften moet worden gespecificeerd welke procedures en berekeningsmethoden de lidstaten in dit verband dienen toe te passen.

(7)

Het gebruik van elektronische gegevensuitwisselingsinstrumenten maakt de procedures eenvoudiger, efficiënter en transparanter en spaart tijd. Om optimaal gebruik van deze voordelen te kunnen maken en tegelijkertijd een beveiligde communicatie te waarborgen, dient, mede met het oog op het opzetten van een gemeenschappelijk computersysteem voor het beheer van gegevens over het gebruik van de visserijinspanning door vissersvaartuigen van de Gemeenschap, te worden vastgesteld welk formaat voor elk document moet worden gebruikt en welke gegevens deze documenten moeten bevatten.

(8)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de visserij en de aquacultuur,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ONDERWERP EN DEFINITIES

Artikel 1

Onderwerp

Bij deze verordening worden de bepalingen ter uitvoering van artikel 11, lid 3, en de artikelen 14, 16 en 17 van Verordening (EG) nr. 1342/2008 vastgesteld.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening gelden naast de in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 1342/2008 vastgestelde definities de volgende definities:

a)   „groep van vaartuigen”: één of meer tot een inspanningsgroep behorende vaartuigen die duidelijk en ondubbelzinnig van andere tot die inspanningsgroep behorende vaartuigen kunnen worden onderscheiden omdat zij activiteiten verrichten of technische kenmerken vertonen die verantwoordelijk zijn voor hun lage kabeljauwvangsten;

b)   „visseizoen”: de periode van 1 februari van een bepaald jaar tot en met 31 januari van het daaropvolgende jaar;

c)   „gereglementeerd vistuig”: vistuig dat behoort tot een in punt 1 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1342/2008 opgenomen vistuigcategorie.

HOOFDSTUK II

VAN TOEPASSING VAN DE VISSERIJINSPANNINGSREGELING UITGESLOTEN GROEPEN VAN VAARTUIGEN

Artikel 3

Verzoek tot uitsluiting

1.   Lidstaten die willen dat een groep van vaartuigen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1342/2008 wordt uitgesloten van toepassing van de visserijinspanningsregeling, zenden aan de Commissie een verzoek tot uitsluiting toe dat vergezeld gaat van informatie waaruit blijkt dat de betrokken groep van vaartuigen zullen voldoen aan de in artikel 11, lid 2, onder b), van Verordening (EG) nr. 1342/2008 vastgestelde voorwaarde en waaruit blijkt hoe is voldaan aan de in artikel 11, lid 2, onder c), van die verordening vastgestelde voorwaarde.

2.   Het verzoek wordt in elektronische vorm overeenkomstig de in bijlage I vastgestelde voorschriften verzonden. Volledige verzoeken die ten minste één maand vóór een voltallige WTECV-vergadering door het WTECV zijn ontvangen, worden tijdens die voltallige vergadering beoordeeld. Verzoeken die na die termijn aan het WTECV worden toegezonden, worden tijdens de volgende vergadering beoordeeld.

3.   Wanneer een groep van vaartuigen wordt uitgesloten van toepassing van de visserijinspanningsregeling krachtens artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1342/2008, wordt de visserijinspanning die kan worden geassocieerd met de activiteit of de technische kenmerken van deze groep en die heeft bijgedragen tot de vaststelling van de basisinspanning, niet meer in aanmerking genomen bij de berekening van de maximaal toegestane visserijinspanning.

4.   Wanneer een groep van vaartuigen op basis van artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1342/2008 opnieuw wordt opgenomen in de inspanningsregeling, wordt de aan de betrokken inspanningsgroep toegewezen visserijinspanning aangepast met inachtneming van de jaarlijkse aanpassingen van de inspanningsregeling die sinds de bepaling van de basisinspanning voor die inspanningsgroep zijn vastgesteld.

5.   Wanneer een vaartuig, met name op het gebied van activiteiten of technische kenmerken van de groep van vaartuigen, niet meer aan de vereisten in het uitsluitingsbesluit voldoet, brengt de betrokken lidstaat de inspanning die dat vaartuig gedurende het visseizoen heeft verricht, in mindering op de maximaal toegestane visserijinspanning.

Artikel 4

Jaarverslag

1.   Elke lidstaat zendt de Commissie jaarlijks uiterlijk op 31 maart een verslag toe over de activiteiten die gedurende het vorige visseizoen zijn verricht door de groep of groepen van onder zijn vlag varende vaartuigen die overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1342/2008 van de inspanningsregeling is/zijn uitgesloten. Uit het verslag moet blijken dat gedurende dat visseizoen is voldaan aan de voorwaarde die in artikel 11, lid 2, onder b), is vastgesteld en die is uiteengezet in het uitsluitingsbesluit.

2.   Uit dit verslag moet blijken hoe er aan de hand van controles van en toezicht op de activiteiten of technische kenmerken van de groepen van vaartuigen die op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1342/2008 van toepassing van de visserijinspanningsregeling zijn uitgesloten, op wordt toegezien dat alle vaartuigen van die groepen voldoen aan de uitsluitingsvoorwaarde die in artikel 11, lid 2, onder b), is vastgesteld en die is uiteengezet in het uitsluitingsbesluit.

3.   Het in lid 1 bedoelde verslag wordt toegezonden overeenkomstig de voorschriften in de tabellen 1 en 3 van bijlage I. In afwijking van de in die bijlage vastgestelde voorschriften zijn de gegevens in het jaarverslag beperkt tot het vorige visseizoen.

4.   In het jaarverslag wordt melding gedaan van de lijst van vaartuigen met het nummer van het communautair vlootregister dat gedurende het vorige visseizoen aan de uitgesloten groep van vaartuigen toebehoorde. Deze gegevens worden opgenomen in tabel 1.

HOOFDSTUK III

VISDOCUMENTEN

Artikel 5

Speciale visdocumenten

1.   In de in artikel 14, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1342/2008 bedoelde speciale visdocumenten worden de vistuigcategorieën en de geografische gebieden waarvoor de speciale visdocumenten worden afgegeven, vermeld.

2.   Met betrekking tot vaartuigen die in een geografisch gebied met gereglementeerd vistuig vissen en deel uitmaken van een groep van vaartuigen die op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1342/2008 van toepassing van de visserijinspanningsregeling is uitgesloten, worden in het speciale visdocument de activiteit of de technische kenmerken waarvoor de uitsluiting is verleend, en de voorwaarden voor deze uitsluiting vermeld.

3.   De in artikel 14, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1342/2008 bedoelde lijst van vaartuigen met een speciaal visdocument voldoet qua vorm en inhoud aan de in bijlage II vastgestelde voorwaarden. De lidstaten werken de lijst bij door wijzigingen van het aantal daarin opgenomen vaartuigen of van de afgegeven speciale visdocumenten uiterlijk 20 werkdagen na een dergelijke wijziging te registreren.

4.   De lidstaten stellen de link naar de pagina van hun officiële website waarop de lijst van vaartuigen met een speciaal visdocument wordt bekendgemaakt, ter beschikking van de Commissie en de overige lidstaten. De lidstaten stellen de Commissie en de overige lidstaten in kennis van eventuele wijzigingen aan die link uiterlijk 20 werkdagen na de betrokken wijziging.

5.   De lidstaten zien erop toe dat alle gegevens inzake de lijst van vaartuigen met speciale visdocumenten, alsmede wijzigingen van die lijst, naar behoren worden gearchiveerd. De gearchiveerde informatie wordt op verzoek aan de Commissie ter beschikking gesteld.

Artikel 6

Maximale visserijcapaciteit

1.   De in artikel 14, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1342/2008 bedoelde maximumcapaciteit wordt berekend in de vorm van de in kW uitgedrukte maximumcapaciteit van de vaartuigen die in 2006 of 2007 gemachtigd waren om met gereglementeerd vistuig in een in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1342/2008 opgenomen geografisch gebied te vissen en die van deze machtiging gebruik hebben gemaakt. Voor alle inspanningsgroepen en geografische gebieden wordt hetzelfde referentiejaar gebruikt.

2.   Binnen één maand na de inwerkingtreding van deze verordening zenden de lidstaten de Commissie in elektronische vorm overeenkomstig de in bijlage III vastgestelde voorschriften het volgende toe:

a)

voor elk geografisch gebied, de lijst van vaartuigen met voor elk vaartuig het in kW uitgedrukte overeenkomstige vermogen dat wordt gebruikt voor de vaststelling van de maximumcapaciteit overeenkomstig lid 1;

b)

het betrokken referentiejaar.

3.   De overeenkomstig lid 1 berekende maximumcapaciteit voor elk van de gebieden wordt aangepast:

a)

door aftrek van de capaciteit van vaartuigen waarvan de visserijactiviteiten met overheidssteun permanent zijn stopgezet na de datum van inwerkingtreding van de onderhavige verordening; en/of

b)

overeenkomstig capaciteitsoverdrachten krachtens artikel 16, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1342/2008.

4.   De lidstaten stellen de Commissie binnen 20 werkdagen in kennis van eventuele besluiten tot aanpassing van de maximumcapaciteit door overlegging van een bijgewerkte versie van de gegevens overeenkomstig tabel 2 van bijlage III.

HOOFDSTUK IV

AANPASSING VAN DE MAXIMAAL TOEGESTANE VISSERIJINSPANNING

Artikel 7

Aanpassing van de visserijinspanning in verband met het quotabeheer

1.   De lidstaten kunnen hun maximaal toegestane visserijinspanning voor een bepaalde inspanningsgroep aanpassen door overeenkomstig artikel 16, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 1342/2008 visserijinspanning die tot een overeenkomstige inspanningsgroep van een andere lidstaat behoort, over te dragen. De aanpassing geldt slechts voor één visseizoen.

2.   Lidstaten die de uitwisseling van quota overeenkomstig artikel 16, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1342/2008 staken, mogen hun maximaal toegestane visserijinspanning voor de inspanningsgroep(en) waaraan de teruggekregen quota zullen worden toegewezen, verhogen met het aantal kW-dagen dat met de teruggekregen quota overeenstemt. Het aantal kW-dagen mag niet groter zijn dan de hoeveelheid die wordt berekend op basis van de vangst per inspanningseenheid van de betrokken inspanningsgroep(en).

3.   De lidstaat die het in lid 2 bedoelde quotum teruggeeft, vermindert zijn maximaal toegestane visserijinspanning voor de groep(en) die voordien dat quotum beviste(n). De in mindering te brengen visserijinspanning stemt overeen met het aantal kW-dagen dat niet meer nodig is om het teruggegeven quotum te bevissen. Dat aantal kW-dagen wordt berekend op basis van de vangst per inspanningseenheid (cpue) van de betrokken inspanningsgroep(en).

4.   De visserijinspanning die overeenkomstig lid 2 of lid 3 aan de maximaal toegestane visserijinspanning wordt toegevoegd of daarop in mindering wordt gebracht, wordt in aanmerking genomen bij de vaststelling van de maximaal toegestane visserijinspanning overeenkomstig artikel 12 van Verordening (EG) nr. 1342/2008.

Artikel 8

Voorschriften voor het overdragen van visserijinspanning tussen inspanningsgroepen

1.   De in artikel 17 van Verordening (EG) nr. 1342/2008 bedoelde uitwisselingen van visserijinspanning vinden plaats overeenkomstig de leden 2 tot en met 6.

2.   Indien de Commissie de lidstaten voor een bepaalde vistuigcategorie overeenkomstig artikel 17, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1342/2008 vastgestelde standaardcorrectiefactoren ter beschikking heeft gesteld, gebruiken de lidstaten die standaardcorrectiefactoren voor de overdracht van inspanning tussen vistuigcategorieën.

3.   Voor inspanningsgroepen waarvoor nog geen standaardcorrectiefactor is vastgesteld, bepalen de lidstaten de over te dragen inspanning aan de hand van de volgende formule:

a)

in geval van toepassing van artikel 17, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1342/2008:

over te dragen inspanning = 1 × de inspanning van de donerende inspanningsgroep

b)

in geval van toepassing van artikel 17, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1342/2008:

over te dragen inspanning = correctiefactor × de inspanning van de donerende inspanningsgroep,

waarbij de correctiefactor als volgt wordt berekend:

correctiefactor = cpuedonerende/cpueontvangende

4.   In afwijking van lid 2 kan een lidstaat een andere correctiefactor gebruiken indien hij de Commissie daarvan elektronisch overeenkomstig de in bijlage IV vastgestelde voorschriften in kennis stelt en aantoont dat zijn vangst per inspanningseenheid van de betrokken inspanningsgroep ten minste 15 % afwijkt van de vangst per inspanningseenheid die is gebruikt voor de vaststelling van de standaardcorrectiefactor.

5.   Naar aanleiding van een inspanningsoverdracht aangepaste visserijinspanningen zijn slechts één visseizoen geldig.

6.   In afwijking van lid 5 kan de overdracht van visserijinspanning permanent zijn wanneer een vlootsegment zijn visserijactiviteiten blijvend en structureel heeft veranderd. Een dergelijke overdracht mag slechts plaatsvinden tussen de inspanningsgroepen die de gevolgen van de verandering ondervinden. Onverminderd lid 2 wordt de gebruikte correctiefactor gebaseerd op de cpue van de donerende en ontvangende vistuigcategorieën.

Artikel 9

Berekening van de vangst per inspanningseenheid

1.   Voor de toepassing van de artikelen 8 en 9 wordt de vangst per inspanningseenheid gebaseerd op de wetenschappelijk aangetoonde vangsten, inclusief teruggooi. De berekening vindt plaats aan de hand van de volgende formule, waarbij de vangsten en de inspanningen over de laatste drie jaar worden gemiddeld:

cpue = vangst inspanningsgroep[1]/visserijinspanning inspanningsgroep[1]

2.   In afwijking van lid 1 geldt voor het eerste jaar van toepassing van deze verordening dat wanneer slechts voor een bepaalde periode teruggooigegevens voor de twee met elkaar te vergelijken vistuigcategorieën voorhanden zijn, de vangst per inspanningseenheid op die periode wordt gebaseerd. Voor de rest van de periode worden de aanlandingsgegevens met elkaar vergeleken.

3.   In afwijking van lid 1 geldt dat wanneer een reductie in de vangsten van de ontvangende vistuigcategorie kan worden teruggevoerd op in artikel 13, lid 2, onder a), b) en c), van Verordening (EG) nr. 1342/2008 bedoelde kabeljauw mijdende maatregelen die gedurende de laatste drie jaar in die vistuigcategorie zijn ingevoerd, de vangst per inspanningseenheid slechts mag worden gebaseerd op een recenter deel van die driejaarperiode, op voorwaarde dat de vangstgegevens uit dat deel van de periode representatief zijn voor de hele vistuigcategorie.

Artikel 10

Verslagleggingsverplichtingen

1.   De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk binnen 20 werkdagen in elektronische vorm overeenkomstig de in bijlage V bij de onderhavige verordening in kennis van de in de artikelen 16 en 17 van Verordening (EG) nr. 1342/2008 bedoelde aanpassingen van de maximaal toegestane visserijinspanning.

2.   De Commissie kan de lidstaten verzoeken om overlegging van extra gegevens, zoals uitgesplitste gegevens over kabeljauwvangsten en totale vangsten, teruggooi van kabeljauw, visserijinspanning, vistuig en gebied voor de donerende en de ontvangende vistuigcategorie en de methode voor de berekening van de vangst per inspanningseenheid.

HOOFDSTUK V

SLOTBEPALINGEN

Artikel 11

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 22 maart 2010.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 348 van 24.12.2008, blz. 20.


BIJLAGE I

Inhoud en formaat van de verzoeken tot uitsluiting

1.

Verzoeken tot uitsluiting bevatten conform de tabellen 1, 3 en 5 een gedetailleerde beschrijving van de groep van vaartuigen en de activiteiten of technische kenmerken van deze vaartuigen die resulteren in een percentage kabeljauwvangsten dat minder bedraagt dan 1,5 % van de totale vangsten.

2.

Verzoeken die betrekking hebben op een groep van vaartuigen die voor de visserij uitsluitend gebruikmaakt van gereglementeerd vistuig met technische kenmerken die het percentage kabeljauwvangsten, inclusief bijvangst, beperken tot maximaal 1,5 % van de totale vangsten van die groep, gaan vergezeld van gedetailleerde gegevens over de technische kenmerken van het vistuig en het beschikbare wetenschappelijke bewijs dat de selectiviteit van het vistuig aantoont.

3.

Verzoeken die betrekking hebben op een groep van vaartuigen die in een bepaald deel van een geografisch gebied vist met gereglementeerd vistuig dat het percentage kabeljauwvangsten, inclusief bijvangst, beperkt tot maximaal 1,5 % van de totale vangsten van die groep vanwege het feit dat dit deel van het geografische gebied zich bevindt buiten het gebied waar kabeljauw voorkomt, bevatten het beschikbare bewijs waaruit blijkt dat de visserijactiviteiten van de betrokken vaartuigen beperkt zijn tot het geselecteerde gebied.

4.

Verzoeken tot uitsluiting gaan met het oog op de verzameling van de voor de jaarlijkse verslaglegging vereiste gegevens vergezeld van een beschrijving van de toezichtsprocedures die zullen worden toegepast op de van toepassing van de inspanningsregeling uit te sluiten vaartuigen. In de verzoeken wordt tevens gerefereerd aan het systeem voor controle van de groep van vaartuigen. Wanneer de lidstaat erop moet toezien dat de activiteit van de groep beperkt zal zijn tot delen van een geografisch gebied, is gedetailleerde informatie vereist.

5.

De lidstaat mag andere ter zake relevante gegevens indienen die het WTECV in staat kunnen stellen te beoordelen of de betrokken groep van vaartuigen voldoet aan de in artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1342/2008 vastgestelde voorwaarde.

6.

De verzoeken worden in Excel of een daaraan gelijkwaardig formaat aan de Commissie toegezonden.

Tabel 1

Activiteiten van de groep van vaartuigen

Land

(1)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Jaar

(2)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Inspanningsgroep

(3)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Nr. communautair vlootregister

kW

Maand

Gereglementeerd vistuig

Maaswijdte

Gebied

Deelgebied

Bevist dieptespectrum

Aangelande kabeljauw

Teruggegooide kabeljauw

Totale vangst

Inspanning

(4)

(5)

(6)

(7)

(8)

(9)

(10)

(11)

(12)

(13)

(14)

(15)

 

 

 

 

 

 

 

Totaal:

 

 

 

 


Tabel 2

Gegevensformaat voor tabel 1

Naam veld

Max. aantal letters/cijfers

Aanpassing

L(inks)/R(echts)

Definitie en opmerkingen

(1)

Land

3

R

Lidstaat die het verzoek of het verslag indient

(2)

Jaar

4

L

Het jaar waarvoor de gegevens worden ingediend (één van de laatste twee onmiddellijk vóór het jaar waarin de lidstaat om uitsluiting verzoekt)

(3)

Inspanningsgroep

8

R

Combinatie van in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1342/2008 opgenomen vistuigcategorieën en groepen geografische gebieden waartoe de groep van vaartuigen behoort

(4)

Nr. communautair vlootregister

12

R

Nummer in het communautair vlootregister

(5)

kW

4

R

De in kW uitgedrukte capaciteit overeenkomstig het nummer in het communautair vlootregister

(6)

Maand

2

L

Voor elke maand van het visseizoen waarop het verzoek betrekking heeft

(7)

Gereglementeerd vistuig

3

R

Een van de volgende vistuigtypes:

 

TR1

 

TR2

 

TR3

 

BT1

 

BT2

 

GN

 

GT

 

LL

(8)

Maaswijdte

3

L

De daadwerkelijk door de groep van vaartuigen gebruikte maaswijdte

(9)

Gebied

9

R

Een van de volgende geografische gebieden, conform bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1342/2008:

 

(a)

 

(b)(i)

 

(b)(ii)

 

(b)(iii)

 

(c)

 

(d)

(10)

Deelgebied

10

R

Specificeer in voorkomend geval het deelgebied waarin de visserijactiviteiten plaatsvinden

(11)

Bevist dieptespectrum

8

R

Alleen invullen als punt 3 van deze bijlage van toepassing is

(12)

Aangelande kabeljauw

7

L

Aangelande kabeljauw in verhouding tot de activiteit of de technische kenmerken van de groep van vaartuigen waarvoor om uitsluiting wordt verzocht

(13)

Teruggegooide kabeljauw

7

L

Hoeveelheid teruggegooide kabeljauw

(14)

Totale vangst

7

L

Totale in gewicht uitgedrukte vangst (aanlanding en teruggooi) van kabeljauw en andere vis, schaal-, schelp- en weekdieren van het vaartuig

(15)

Benutte inspanning

7

L

In kW-dagen uitgedrukte visserijinspanning die nodig was voor de totale vangst (13)

Tabel 3

Formaat voor het verzoek tot uitsluiting wanneer wordt gebruikgemaakt van regelingen met waarnemers aan boord of andere steekproefprogramma’s

1.

Indien geen teruggooigegevens per vaartuig beschikbaar zijn, gaat het verzoek vergezeld van gegevens die zijn verzameld in het kader van regelingen met waarnemers aan boord of andere steekproefprogramma’s. De ingediende gegevens dienen relevant te zijn voor de groep van vaartuigen. Met het oog op de beoordeling van het aandeel door de groep van vaartuigen bovengehaalde kabeljauw in de totale vangst, verstrekken de lidstaten de volgende gegevens.

Nr. visreis

Nr. communautair vlootregister

Capaciteit

Vistuig

Maaswijdte

Gebied

Diepte

Maand

Doelsoorten

Gevangen kabeljauw

Totale vangst

Benutte inspanning

Totale inspanning

Steekproefintensiteit

LOA

BT

kW

Aangeland

Teruggegooid

(1)

(2)

(3)

(4)

(5)

(6)

(7)

(8)

(9)

(10)

(11)

(12)

(13)

(14)

(15)

(16)

(17)

2.

De steekproefintensiteit dient in overeenstemming te zijn met de steekproefprogramma’s die op grond van het communautaire kader voor gegevensverzameling zijn vastgesteld indien de groep van vaartuigen binnen dat kader als metier wordt bemonsterd. Indien de groep van vaartuigen niet onder het communautaire kader voor gegevensverzameling valt, dient de steekproefstrategie in overeenstemming te zijn met de methode die als onderdeel van het binnen dat kader vastgestelde nationale programma is ontwikkeld.

Tabel 4

Gegevensformaat voor tabel 3

Naam veld

Max. aantal letters/cijfers

Aanpassing

L(inks)/R(echts)

Definitie en opmerkingen

(1)

Nummer visreis

3

L

Opeenvolgende nummers

(2)

Nr. communautair vlootregister

12

R

Nummer in het communautair vlootregister

(3)

Capaciteit

LOA

5

L

Capaciteit van het vaartuig dat wordt gebruikt voor regelingen met waarnemers aan boord of steekproefprogramma’s. Moet in overeenstemming zijn met de gegevens in het communautair vlootregister

(4)

BT

6

L

(5)

kW

6

L

(6)

Vistuig

3

R

Een van de volgende vistuigtypes:

 

TR1

 

TR2

 

TR3

 

BT1

 

BT2

 

GN

 

GT

 

LL

(7)

Maaswijdte

3

L

De daadwerkelijk door de groep van vaartuigen gebruikte maaswijdte

(8)

Gebied

8

R

Een van de volgende geografische gebieden:

 

(a)

 

(b)(i)

 

(b)(ii)

 

(b)(iii)

 

(c)

 

(d)

(9)

Diepte

5/5

L

Indien van toepassing: specificeer de diepte of het dieptespectrum waar de visserijactiviteiten plaatsvinden

(10)

Maand

2

L

De vangst- en inspanningsgegevens per vaartuig en per maand en voor de [drie] laatste kalenderjaren

(11)

Doelsoorten

7

R

De in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 43/2009 van de Raad (1) vastgestelde drielettercode van de soorten

(12)

Aangelande kabeljauw

5

L

Hoeveelheid aangelande kabeljauw

(13)

Teruggegooide kabeljauw

5

L

Hoeveelheid teruggegooide kabeljauw overeenkomstig een steekproefplan dat representatief is voor de activiteiten of de technische kenmerken van de groep van vaartuigen. De ingediende gegevens mogen betrekking hebben op delen van de groep van vaartuigen

(14)

Totale vangst

6

L

Totale in gewicht uitgedrukte vangst (aanlanding en teruggooi) van kabeljauw en andere vis, schaal-, schelp- en weekdieren

(15)

Benutte inspanning

7

L

In kW-dagen uitgedrukte visserijinspanning die nodig was voor de totale vangst (12)

(16)

Totale inspanning

7

L

Totale inspanning van de groep van vaartuigen gedurende het visseizoen

(17)

Steekproefintensiteit

3

L

Aandeel van de bemonsterde inspanning in de inspanning van de groep van vaartuigen gedurende het visseizoen


Tabel 5

Visserijinspanning in verband met de activiteit van de groep van vaartuigen gedurende de referentieperiode

Nr. communautair vlootregister

Geografisch gebied

Vistuig

Vistuig

(kabeljauwplan)

kW-dagen

2004

2005

2006

2007

(1)

(2)

(3)

(4)

(5)

(6)

(7)

(8)

 

 

 

Gemiddelde:

(9)

(10)


Tabel 6

Gegevensformaat voor tabel 5

Naam veld

Max. aantal letters/cijfers

Aanpassing

L(inks)/R(echts)

Definitie en opmerkingen

(1)

Nr. communautair vlootregister

12

R

Nummer in het communautair vlootregister

(2)

Geografisch gebied

8

R

Een van de volgende gebieden:

 

(a)

 

(b)(i)

 

(b)(ii)

 

(b)(iii)

 

(c)

 

(d)

(3)

Vistuig

5

R

Als omschreven in bijlage IIA bij de verordeningen inzake vangstmogelijkheden 2004-2007

(4)

Vistuig (kabeljauwplan)

3

R

Een van de volgende vistuigtypes:

 

TR1

 

TR2

 

TR3

 

BT1

 

BT2

 

GN

 

GT

 

LL

(5), (6), (7) en (8)

9

L

In kW-dagen uitgedrukte visserijinspanning in verband met de activiteit of de technische kenmerken van de groep van vaartuigen gedurende de referentieperiode. Slechts in te vullen voor de jaren 2004-2005 of 2006-2007

(9) of (10)

9

L

Gemiddelde, in kW-dagen uitgedrukte inspanning gedurende de jaren 2004-2006 of 2005-2007


(1)  PB L 22 van 26.1.2009, blz. 1.


BIJLAGE II

Lijst van vaartuigen met speciale visdocumenten

Naam vaartuig(en)

Nummer in het communautair vlootregister

Uitgesloten van de visserijinspanningsregeling (N/J)

kW

Vistuig

Geografisch(e) gebied(en)

Inspanningsgroep

 

 

 

 

 

 

 

De lijst moet worden verstrekt in Excel of een daaraan gelijkwaardig formaat of de betrokken website moet een download in dergelijke formaten mogelijk maken. De in de lijst opgenomen gegevens moeten overeenstemmen met die in het communautair visserijvlootregister. De omschrijving van het vistuig en het gebied moet overeenstemmen met de vistuigcategorie en de geografische gebieden als opgenomen in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1342/2008.


BIJLAGE III

Inhoud en formaat van de kennisgeving van de maximumcapaciteit

Tabel 1

Lijst van vaartuigen voor de vaststelling van de maximumcapaciteit

[Jaar]

kW

Geografisch gebied

Nr. communautair vlootregister

a

b

c

d

 

 

 

 

 

 


Tabel 2

In kW uitgedrukte maximumcapaciteit van de vaartuigen per gebied

[Datum]

Geografisch gebied

Capaciteit in kW

a

b

c

d

Oorspronkelijke

 

 

 

 

Aangepaste

 

 

 

 

1.

Voor de aanpassing van de maximumcapaciteit wordt de volgende formule gebruikt:

kWmc = kW2006 of 2007 – kW1 – kW2 + kW3

waarbij:

kWmc

:

de in kW uitgedrukte maximumcapaciteit van de vaartuigen met speciale visdocumenten voor het geografische gebied.

kW2006 of 2007

:

de totale in kW uitgedrukte capaciteit die voor 2006 of 2007 is vastgesteld overeenkomstig artikel 14, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1342/2008.

kW1

:

het totale vermogen van de vaartuigen die de vloot met overheidssteun hebben verlaten na de datum van inwerkingtreding van de onderhavige verordening.

kW2

:

het totale vermogen van de vaartuigen dat in 2009 uit het geografische gebied is overgedragen.

kW3

:

het totale vermogen van de vaartuigen dat in 2009 naar het geografische gebied is overgedragen.

2.

De lijst van vaartuigen en de maximumcapaciteit worden in Excel of een daaraan gelijkwaardig formaat aan de Commissie toegezonden.


BIJLAGE IV

Kennisgeving van een andere correctiefactor

Standaardcorrectiefactor

CPUE van de donerende inspanningsgroep

CPUE van de ontvangende inspanningsgroep

 

 

 

Het verzoek dient tevens de in de tabellen 4 en 5 van bijlage V bedoelde gegevens te bevatten.


BIJLAGE V

Formaat en inhoud van de kennisgevingen

1.

De tabellen 1, 3 en 4 worden de Commissie toegezonden als kennisgeving van de aanpassing van de visserijinspanning, overeenkomstig artikel 16, leden 1 en 2, van Verordening (EG) nr. 1342/2008.

2.

De tabellen 4 en 5 worden de Commissie toegezonden als kennisgeving van overdrachten van visserijinspanning, overeenkomstig artikel 17 van Verordening (EG) nr. 1342/2008.

3.

De kennisgevingen worden in Excel of een daaraan gelijkwaardig formaat aan de Commissie toegezonden.

Tabel 1

Kennisgeving van aanpassingen van de visserijinspanning

Land

Rechtsgrondslag

Inspanningsgroep(en)

Cpue

Hoeveelheid van de uit te wisselen quota

Hoeveelheid van de aan te passen inspanning

Oorspronkelijke maximaal toegestane visserijinspanning

Aangepaste maximaal toegestane visserijinspanning

(1)

(2)

(3)

(4)

(5)

(6)

(7)

(8)


Tabel 2

Gegevensformaat voor tabel 1

Naam veld

Max. aantal letters/cijfers

Aanpassing L(inks)/R(echts)

Definitie en opmerkingen

(1)

Land

3

R

Land dat de kennisgeving indient

(2)

Rechtsgrondslag

8

R

Artikel:

16, lid 1, onder a)

16, lid 1, onder b)

16, lid 2,

van Verordening (EG) nr. 1342/2008

(3)

Inspanningsgroep(en)

10

R

Combinatie van in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1342/2008 opgenomen vistuigcategorieën en groepen geografische gebieden waartoe de groep van vaartuigen behoort. Geografisch gebied/vistuig

(4)

Cpue

5

L

Vangst per inspanningseenheid van de betrokken inspanningsgroep

(5)

Hoeveelheid van de uit te wisselen quota

7

L

Hoeveelheid van de quota die worden uitgewisseld of waarvoor de uitwisseling wordt gestaakt

(6)

Hoeveelheid van de aan te passen inspanning

7

L

In kW uitgedrukte inspanning in overeenstemming met het teruggegeven quotum, berekend op basis van de cpue van de betrokken inspanningsgroep

(7)

Oorspronkelijke maximaal toegestane visserijinspanning

7

L

Maximaal toegestane visserijinspanning van de betrokken inspanningsgroep voor het jaar van kennisgeving overeenkomstig de jaarlijkse verordening van de Raad tot vaststelling van de maximaal toegestane visserijinspanning

(8)

Aangepaste maximaal toegestane visserijinspanning

7

L

De hoeveelheid van de maximaal toegestane visserijinspanning na aanpassing voor de betrokken inspanningsgroep


Tabel 3

Informatie over quota-uitwisselingen

Datum van overdracht

Land

Soort

Geografisch gebied

Hoeveelheid

van

aan

van

naar

 

 

 

 

 

 

 


Tabel 4

Kennisgeving van de cpue

[Inspanningsgroep]

[jaar 1]

[jaar 2]

[jaar 3]

Gemiddelde

Aangelande kabeljauw

 

 

 

 

Teruggegooide kabeljauw

 

 

 

 

Totaal kW-dagen

 

 

 

 

 

 

 

CPUE (1)

 


Tabel 5

Kennisgeving van overdrachten van visserijinspanning

[Land]

Donerende inspanningsgroep

Ontvangende inspanningsgroep

Inspanningsgroep

 

 

Oorspronkelijke inspanning in kW-dagen

 

 

CPUE

 

 

Standaardcorrectiefactor

 

Overgedragen inspanning in kW-dagen

+

Aangepaste maximaal toegestane visserijinspanning in kW-dagen

 

 


(1)  Berekend volgens de in artikel 9 vastgestelde methode.


23.3.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 75/17


VERORDENING (EU) Nr. 238/2010 VAN DE COMMISSIE

van 22 maart 2010

tot wijziging van bijlage V bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot het etiketteringsvoorschrift voor dranken met een alcoholgehalte van meer dan 1,2 volumeprocent en die bepaalde voedingsmiddelenkleurstoffen bevatten

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 inzake levensmiddelenadditieven (1), en met name op artikel 24, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bijlage V bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 bevat een lijst van voedingsmiddelenkleurstoffen waarvoor op de etikettering de aanvullende informatie moet worden verstrekt dat deze kleurstoffen de activiteit of oplettendheid van kinderen nadelig kunnen beïnvloeden.

(2)

In een uitzondering op die regel is reeds voorzien in bijlage V bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 voor voedingsmiddelen waarbij de kleurstof is gebruikt voor gezondheids- of andere markeringen op vleesproducten of voor het stempelen of versieren van eierschalen.

(3)

De in bijlage V bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 vermelde kleurstoffen kunnen worden gebruikt in bepaalde alcoholische dranken, zoals gearomatiseerde wijnen, gearomatiseerde dranken op basis van wijn en gearomatiseerde cocktails van wijnbouwproducten, vruchtenwijnen, cider, perenwijn en bepaalde gedistilleerde dranken. Aangezien producten met een alcoholgehalte van meer dan 1,2 volumeprocent niet bestemd zijn voor consumptie door kinderen, is de aanvullende etikettering, als bedoeld in bijlage V bij Verordening (EG) nr. 1333/2008, daarom voor die producten nodig noch passend.

(4)

Bijlage V bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, en het Europees Parlement noch de Raad hebben zich daartegen verzet,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage V bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 wordt als volgt gewijzigd:

De voetnoot „(*) met uitzondering van voedingsmiddelen waarbij de kleur(en) is/zijn gebruikt voor gezondheids- of andere markeringen op vleesproducten of voor het stempelen of versieren van eierschalen.” wordt vervangen door:

„(*)

met uitzondering van:

a)

voedingsmiddelen waarbij de kleurstof(fen) is/zijn gebruikt voor gezondheids- of andere markeringen op vleesproducten of voor het stempelen of versieren van eierschalen, en

b)

dranken met een alcoholgehalte van meer dan 1,2 volumeprocent.”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 20 juli 2010.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 22 maart 2010.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 354 van 31.12.2008, blz. 16.


23.3.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 75/18


VERORDENING (EU) Nr. 239/2010 VAN DE COMMISSIE

van 22 maart 2010

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 318/2007 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften voor de invoer van bepaalde vogels in de Gemeenschap en de desbetreffende quarantainevoorschriften

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Richtlijn 91/496/EEG van de Raad van 15 juli 1991 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor dieren uit derde landen die in de Gemeenschap worden binnengebracht en tot wijziging van de Richtlijnen 89/662/EEG, 90/425/EEG en 90/675/EEG (1), en met name op artikel 10, lid 3, tweede alinea, en lid 4, tweede alinea,

Gelet op Richtlijn 92/65/EEG van de Raad van 13 juli 1992 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften voor het handelsverkeer en de invoer in de Gemeenschap van dieren, sperma, eicellen en embryo’s waarvoor ten aanzien van de veterinairrechtelijke voorschriften geen specifieke communautaire regelgeving als bedoeld in bijlage A, onder I, van Richtlijn 90/425/EEG geldt (2), en met name op artikel 18, lid 1, vierde streepje,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 91/496/EEG stelt de quarantainevoorschriften betreffende uit derde landen ingevoerde levende dieren vast, inclusief de algemene voorwaarden waaraan quarantainestations in de Unie moeten voldoen. Bijlage B bij die richtlijn bevat een lijst van algemene voorwaarden voor de erkenning van dergelijke stations.

(2)

Artikel 10, lid 4, onder b), van Richtlijn 91/496/EEG, gewijzigd bij Richtlijn 2008/73/EG van de Raad van 15 juli 2008 tot vereenvoudiging van de procedures voor het opstellen en publiceren van lijsten met informatie op veterinair en zoötechnisch gebied (3), heeft een vereenvoudigde procedure ingevoerd voor het opstellen en publiceren van een lijst van erkende quarantainestations waar levende dieren in quarantaine of in isolatie moeten worden geplaatst, als de wetgeving van de Unie dit voorschrijft. Volgens die nieuwe procedure, die met ingang van 1 januari 2010 van toepassing is, ligt de bevoegdheid tot het opstellen van de lijst van erkende quarantainestations die voldoen aan de algemene voorwaarden van bijlage B bij die richtlijn niet langer bij de Commissie maar bij de lidstaten.

(3)

Verordening (EG) nr. 318/2007 van de Commissie (4) stelt de veterinairrechtelijke voorschriften voor de invoer van bepaalde vogels, met uitzondering van pluimvee, in de Unie vast. Artikel 6 van die verordening bepaalt dat de erkende quarantainevoorzieningen en -stations ook moeten voldoen aan de minimumvoorschriften van bijlage IV bij die verordening. Bijlage V bij die verordening bevat bovendien een lijst van de erkende quarantainevoorzieningen en -stations.

(4)

Voor de vereenvoudiging van de wetgeving van de Unie is het nodig dat artikel 6 van Verordening (EG) nr. 318/2007 wordt gewijzigd en bijlage V bij die verordening wordt geschrapt om rekening te houden met de nieuwe procedures voor de erkenning en de opstelling van de lijst van quarantainevoorzieningen en -stations, als bedoeld in Richtlijn 91/496/EEG, gewijzigd bij Richtlijn 2008/73/EG. Sommige lidstaten zijn reeds begonnen met de opstelling van lijsten van erkende quarantainestations om de bepalingen van artikel 10, lid 4, onder b), van Richtlijn 91/496/EEG om te zetten. Daarom is het voor de duidelijkheid van de wetgeving van de Unie dienstig dat de wijzigingen in Verordening (EG) nr. 318/2007 van toepassing zijn met ingang van dezelfde toepassingsdatum van Richtlijn 91/496/EEG.

(5)

Verordening (EG) nr. 318/2007 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(6)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 318/2007 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 6 wordt vervangen door:

„Artikel 6

Erkende quarantainevoorzieningen en -stations

Erkende quarantainevoorzieningen en -stations moeten voldoen aan de minimumvoorschriften van bijlage IV.

Elke lidstaat stelt een lijst van erkende quarantainevoorzieningen en -stations met hun erkenningsnummer op, houdt deze lijst bij en stelt haar ter beschikking van de Commissie, de andere lidstaten en het publiek.”.

2)

Bijlage V wordt geschrapt.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2010.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 22 maart 2010.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 268 van 24.9.1991, blz. 56.

(2)  PB L 268 van 14.9.1992, blz. 54.

(3)  PB L 219 van 14.8.2008, blz. 40.

(4)  PB L 84 van 24.3.2007, blz. 7.


23.3.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 75/20


VERORDENING (EU) Nr. 240/2010 VAN DE COMMISSIE

van 22 maart 2010

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (2), en met name op artikel 138, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

Bij Verordening (EG) nr. 1580/2007 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XV, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 138 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 23 maart 2010.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 22 maart 2010.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 350 van 31.12.2007, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

IL

103,1

JO

62,0

MA

73,6

TN

132,6

TR

116,9

ZZ

97,6

0707 00 05

JO

119,8

MK

124,9

TR

134,3

ZZ

126,3

0709 90 70

JO

97,9

MA

182,3

TR

140,7

ZZ

140,3

0805 10 20

EG

43,5

IL

58,2

MA

52,9

TN

48,2

TR

62,9

ZZ

53,1

0805 50 10

EG

76,3

IL

91,6

MA

53,9

TR

66,2

ZZ

72,0

0808 10 80

AR

83,4

BR

79,0

CA

99,1

CL

95,5

CN

69,4

MK

24,7

US

125,6

UY

68,2

ZZ

80,6

0808 20 50

AR

80,8

CL

90,8

CN

41,7

US

134,2

ZA

96,2

ZZ

88,7


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


BESLUITEN

23.3.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 75/22


BESLUIT 2010/168/GBVB VAN DE RAAD

van 22 maart 2010

houdende benoeming van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie in Afghanistan

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 28, artikel 31, lid 2, en artikel 33,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 24 juli 2008 Gemeenschappelijk Optreden 2008/612/GBVB (1) houdende benoeming van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie (SVEU) in Afghanistan vastgesteld.

(2)

De heer Vygaudas USACKAS moet worden benoemd als SVEU in Afghanistan voor de periode van 1 april tot en met 31 augustus 2010. Het mandaat van de SVEU kan evenwel eerder worden beëindigd, indien de Raad daartoe besluit ingevolge een aanbeveling van de hoge vertegenwoordiger voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (HV) naar aanleiding van de inwerkingtreding van het besluit betreffende de oprichting van de Europese dienst voor extern optreden.

(3)

De speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie in Afghanistan zal zijn mandaat uitvoeren in een mogelijk verslechterende situatie die de doelstellingen van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, uiteengezet in artikel 21 van het Verdrag, kan schaden,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Benoeming

De heer Vygaudas USACKAS wordt benoemd tot speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie (SVEU) in Afghanistan voor de periode van 1 april tot en met 31 augustus 2010. Het mandaat van de SVEU kan eerder worden beëindigd, indien de Raad daartoe besluit ingevolge een aanbeveling van de HV naar aanleiding van de inwerkingtreding van het besluit betreffende de oprichting van de Europese dienst voor extern optreden.

Artikel 2

Beleidsdoelstellingen

De SVEU vertegenwoordigt de Europese Unie (hierna „EU” of „de Unie” genoemd) en bevordert de beleidsdoelstellingen van de EU in Afghanistan, in nauwe coördinatie met de vertegenwoordigers van de EU-lidstaten in Afghanistan. De SVEU dient met name:

a)

bij te dragen tot de uitvoering van de Gezamenlijke Verklaring van de EU en Afghanistan en leiding te geven aan de uitvoering van het onderdeel „Afghanistan” van het EU-actieplan voor Afghanistan en Pakistan, in samenwerking met de vertegenwoordigers van de EU-lidstaten in Afghanistan;

b)

steun te verlenen aan de centrale rol die de VN spelen in Afghanistan, met bijzondere nadruk op het bijdragen tot een beter gecoördineerde internationale bijstand, waarbij de uitvoering van het conferentiecommuniqué van Londen, de „Afghanistan Compact” en de VN-resoluties bevorderd wordt.

Artikel 3

Mandaat

Ter uitvoering van het mandaat zal de SVEU, in nauwe samenwerking met de vertegenwoordigers van de EU-lidstaten in Afghanistan,

a)

de standpunten van de EU over het politiek proces en de ontwikkelingen in Afghanistan uitdragen;

b)

nauwe contacten onderhouden met en steun verlenen aan de ontwikkeling van de betrokken Afghaanse instellingen, met name de regering, het parlement en de lokale overheden. Er moeten ook contacten onderhouden worden met andere Afghaanse politieke groeperingen en actoren;

c)

nauwe contacten onderhouden met de internationale en regionale belanghebbenden in Afghanistan, met name de speciale vertegenwoordiger van de secretaris-generaal van de VN, de hoge civiele vertegenwoordiger van de NAVO en andere belangrijke partners en organisaties;

d)

advies geven in verband met de vorderingen in de verwezenlijking van de doelstellingen van de Gezamenlijke Verklaring van de EU en Afghanistan, het onderdeel „Afghanistan” van het EU-actieplan voor Afghanistan en Pakistan, de „Afghanistan Compact” en het conferentiecommuniqué van Londen, met name op de volgende gebieden:

opbouw van civiele vermogens, met name op subnationaal niveau,

goed bestuur en de oprichting van instellingen van de rechtsstaat, met name een onafhankelijke rechterlijke macht,

hervorming van het kiesstelsel,

hervorming van de veiligheidssector, waaronder de verbetering van het gerechtelijk apparaat, een nationaal leger en een nationale politie,

groeibevordering, met name door middel van landbouw en plattelandsontwikkeling,

naleving van Afghanistans internationale verplichtingen inzake mensenrechten, waaronder de eerbiediging van de rechten van personen die deel uitmaken van minderheden, alsmede rouwen en kinderen,

eerbiediging van de democratische beginselen en de rechtsstaat,

aanmoediging van de deelname van vrouwen aan het openbaar bestuur en de civiele samenleving,

eerbiediging van Afghanistans internationale verplichtingen, met inbegrip van samenwerking in de internationale inspanningen ter bestrijding van terrorisme, illegale drugshandel, mensenhandel en de verspreiding van massavernietigingswapens en daarvoor bestemde materialen,

bevordering van humanitaire hulp en de geregelde terugkeer van vluchtelingen en binnenlands ontheemden,

verbetering van de doeltreffendheid van de EU-aanwezigheid en -activiteiten in Afghanistan, en bijdragen tot de opstelling van de halfjaarlijkse verslagen over de uitvoering van het EU-actieplan waarom de Raad verzocht heeft.

e)

actief deelnemen aan de lokale coördinatieorganen zoals de Gemeenschappelijke coördinatie- en bewakingsraad en daarbij de niet-deelnemende lidstaten volledig op de hoogte houden van de besluiten die op deze niveaus genomen worden;

f)

adviseren over de deelname aan de internationale conferenties over Afghanistan en de standpunten die de EU daar moet innemen, en bijdragen tot de bevordering van regionale samenwerking.

Artikel 4

Uitvoering van het mandaat

1.   De SVEU is onder het gezag van de HV verantwoordelijk voor de uitvoering van het mandaat.

2.   Het Politiek en Veiligheidscomité (PVC) onderhoudt een bevoorrechte relatie met de SVEU en vormt het eerste contactpunt van de SVEU met de Raad. Onverminderd de bevoegdheden van de HV zorgt het PVC binnen het kader van het mandaat voor strategische aansturing en politieke leiding ten behoeve van de SVEU.

Artikel 5

Financiering

1.   Het financieel referentiebedrag ter dekking van de kosten in verband met het mandaat van de SVEU voor de periode vanaf de dag van de inwerkingtreding van dit besluit tot en met 31 augustus 2010 bedraagt 2 500 000 EUR.

2.   Uitgaven die uit het in lid 1 genoemde bedrag worden gefinancierd, komen voor financiering in aanmerking vanaf 1 april 2010. De uitgaven worden beheerd volgens de procedures en voorschriften die van toepassing zijn op de algemene begroting van de Unie.

3.   Voor het uitgavenbeheer wordt een overeenkomst gesloten tussen de SVEU en de Commissie. De SVEU legt voor alle uitgaven verantwoording af aan de Commissie.

Artikel 6

Vorming en samenstelling van het team

1.   Binnen de grenzen van zijn mandaat en de daartoe vrijgemaakte financiële middelen is de SVEU verantwoordelijk voor de vorming van zijn team. In het team dient de door het mandaat vereiste deskundigheid inzake specifieke beleidsvraagstukken aanwezig te zijn. De SVEU houdt de Raad en de Commissie voortdurend op de hoogte van de samenstelling van zijn team.

2.   De lidstaten en de instellingen van de Europese Unie kunnen voorstellen personeel te detacheren bij de SVEU. De bezoldiging van het personeel dat door een lidstaat of een instelling van de Unie bij de SVEU wordt gedetacheerd, komt ten laste van de betrokken lidstaat of instelling van de Unie. Door de lidstaten bij het secretariaat-generaal van de Raad gedetacheerde deskundigen kunnen ook ter beschikking van de SVEU worden gesteld. Internationaal aangeworven personeel moet de nationaliteit van een EU-lidstaat hebben.

3.   Al het gedetacheerde personeel blijft onder het administratieve gezag van de detacherende lidstaat of instelling van de Unie en voert zijn taken uit en handelt in het belang van de missie van de SVEU.

Artikel 7

Voorrechten en immuniteiten van de SVEU en zijn personeel

De voorrechten, immuniteiten en andere garanties die noodzakelijk zijn voor de uitvoering en het goede verloop van de missie van de SVEU en van zijn medewerkers, worden met de ontvangende partij(en) naargelang het geval overeengekomen. De lidstaten en de Commissie verlenen daartoe alle nodige steun.

Artikel 8

Beveiliging van gerubriceerde EU-gegevens

De SVEU en de leden van zijn team leven de beveiligingsbeginselen en -minimumnormen na die zijn vastgelegd in Besluit 2001/264/EG van de Raad van 19 maart 2001 tot vaststelling van beveiligingsvoorschriften van de Raad (2), met name wanneer zij gerubriceerde EU-gegevens behandelen.

Artikel 9

Toegang tot informatie en logistieke steun

1.   De lidstaten, de Commissie en het secretariaat-generaal van de Raad zorgen ervoor dat de SVEU toegang krijgt tot alle relevante informatie.

2.   De delegaties van de Unie en/of de lidstaten, naargelang van het geval, verlenen logistieke steun in de regio.

Artikel 10

Veiligheid

Overeenkomstig het beleid van de Unie inzake de veiligheid van personeel dat op grond van titel V van het Verdrag wordt ingezet in operaties buiten de Unie, neemt de SVEU alle redelijkerwijs haalbare maatregelen voor de beveiliging van het personeel dat rechtstreeks onder zijn gezag staat, in overeenstemming met zijn mandaat en de veiligheidssituatie in het gebied waarvoor hij verantwoordelijk is:

a)

hij stelt op basis van de richtsnoeren van het secretariaat-generaal van de Raad een missiespecifiek veiligheidsplan op, dat onder meer missiespecifieke fysieke, organisatorische en procedurele beveiligingsmaatregelen voor het beheer van personeelsbewegingen naar en binnen het missiegebied, het beheer van veiligheidsincidenten en een nood- en evacuatieplan van de missie behelst;

b)

hij zorgt ervoor dat alle buiten de Unie ingezette personeelsleden gedekt zijn door een op de omstandigheden in het missiegebied afgestemde verzekering tegen grote risico's;

c)

hij zorgt ervoor dat alle buiten de Unie ingezette leden van zijn team, ook het ter plaatse aangeworven personeel, voor of bij aankomst in het missiegebied een passende beveiligingsopleiding hebben genoten waarvan de inhoud is bepaald op basis van de risicoklasse waarin het secretariaat-generaal van de Raad het missiegebied heeft ingedeeld;

d)

hij zorgt ervoor dat alle naar aanleiding van geregelde beveiligingsbeoordelingen overeengekomen aanbevelingen worden opgevolgd, en hij brengt aan de HV, de Raad en de Commissie schriftelijk verslag uit over de uitvoering daarvan en over andere veiligheidskwesties in het kader van zijn tussentijds verslag en zijn verslag over de uitvoering van het mandaat.

Artikel 11

Rapportage

De SVEU brengt geregeld mondeling en schriftelijk verslag uit aan de HV en aan het PVC. De SVEU brengt zo nodig tevens verslag uit aan de groepen van de Raad. De geregelde schriftelijke verslagen worden verspreid via het COREU-netwerk. Op aanbeveling van de HV en het PVC kan de SVEU ook verslag uitbrengen aan de Raad Buitenlandse Zaken.

Artikel 12

Coördinatie

1.   De SVEU bevordert de algehele politieke coördinatie van de Unie. Hij helpt ervoor te zorgen dat alle instrumenten van de Unie ter plaatse op coherente wijze worden ingezet om de beleidsdoelstellingen van de Unie te verwezenlijken. Daartoe worden de activiteiten van de SVEU gecoördineerd met die van de Commissie, en met die van de SVEU voor Centraal-Azië en de vertegenwoordiging van de Unie in Pakistan. De SVEU brengt regelmatig verslag uit aan de missies van de lidstaten en de delegaties van de Unie.

2.   Er worden nauwe contacten onderhouden met de hoofden van de delegaties van de Unie en met de missiehoofden van de lidstaten op het terrein. Zij alles doen wat in hun vermogen ligt om de SVEU bij te staan in de uitvoering van zijn mandaat. De SVEU geeft het hoofd van de politiemissie van de Europese Unie in Afghanistan (EUPOL AFGHANISTAN) plaatselijke politieke sturing. De SVEU en de civiele operationele commandant plegen, indien nodig, overleg. De SVEU onderhoudt eveneens contacten met andere internationale en regionale actoren ter plaatse.

Artikel 13

Evaluatie

De toepassing van dit besluit en de samenhang ervan met andere bijdragen van de Unie in de regio worden op gezette tijden geëvalueerd. De SVEU legt de HV, de Raad en de Commissie aan het einde van zijn mandaat een uitvoerig verslag over de uitvoering van het mandaat voor.

Artikel 14

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt aangenomen.

Artikel 15

Bekendmaking

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Brussel, 22 maart 2010.

Voor de Raad

De voorzitster

C. ASHTON


(1)  PB L 197 van 25.7.2008, blz. 60.

(2)  PB L 101 van 11.4.2001, blz. 1.


23.3.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 75/25


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 19 maart 2010

betreffende de niet-opneming van 2,4,4’-trichloor-2’-hydroxydifenylether in de EU-lijst van additieven die kunnen worden gebruikt voor de vervaardiging van materialen en voorwerpen van kunststof, bestemd om met levensmiddelen in aanraking te komen, overeenkomstig Richtlijn 2002/72/EG

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2010) 1613)

(Voor de EER relevante tekst)

(2010/169/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1935/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 27 oktober 2004 inzake materialen en voorwerpen bestemd om met levensmiddelen in contact te komen en houdende intrekking van de Richtlijnen 80/590/EEG en 89/109/EEG (1), en met name op artikel 11, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bijlage III bij Richtlijn 2002/72/EG van de Commissie van 6 augustus 2002 inzake materialen en voorwerpen van kunststof, bestemd om met levensmiddelen in aanraking te komen (2) stelt een EU-lijst van additieven vast die mogen worden gebruikt voor de vervaardiging van materialen en voorwerpen van kunststof. Overeenkomstig artikel 4 bis, lid 1, van die richtlijn kan na indiening van een aanvraag en de wetenschappelijke beoordeling daarvan door de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid een nieuw additief aan die lijst worden toegevoegd.

(2)

Op 23 maart 1998 heeft RCC Registration Consulting namens Ciba Inc gegevens ingediend voor de beoordeling van de veiligheid van 2,4,4’-trichloor-2’-hydroxydifenylether voor gebruik als additief voor de vervaardiging van materialen en voorwerpen van kunststof, bestemd om met levensmiddelen in aanraking te komen.

(3)

Overeenkomstig artikel 4 bis, lid 5, van Richtlijn 2002/72/EG is 2,4,4’-trichloor-2’-hydroxydifenylether opgenomen in de voorlopige lijst van additieven, bedoeld in artikel 4 bis, lid 3.

(4)

In haar advies van 15 maart 2004 is de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid tot de conclusie gekomen dat het gebruik van 2,4,4’-trichloor-2’-hydroxydifenylether, als aangegeven in de aanvraag, kan worden aanvaard, mits de stof met niet meer dan 5 mg per kg levensmiddel in levensmiddelen migreert.

(5)

Op 21 april 2009 heeft Ciba Inc de Commissie in kennis gesteld van haar besluit inzake de intrekking van de aanvraag voor de verlening van een vergunning voor het gebruik van de stof als additief voor de vervaardiging van materialen en voorwerpen van kunststof, bestemd om met levensmiddelen in aanraking te komen. De onderneming beschouwt het gebruik van de stof in kunststof, bestemd om met levensmiddelen in aanraking te komen, niet meer als adequaat.

(6)

Aangezien er niet langer een geldige aanvraag bestaat voor het gebruik van 2,4,4’-trichloor-2’-hydroxydifenylether als additief in kunststof, bestemd om met levensmiddelen in aanraking te komen, mag de stof niet worden opgenomen in bijlage III bij Richtlijn 2002/72/EG.

(7)

Daarom moet de stof overeenkomstig artikel 4 bis, lid 6, onder b), van Richtlijn 2002/72/EG uit de voorlopige lijst van additieven worden verwijderd.

(8)

Aangezien 2,4,4’-trichloor-2’-hydroxydifenylether kan zijn gebruikt voor de vervaardiging van materialen en voorwerpen van kunststof, bestemd om met levensmiddelen in aanraking te komen, moet een overgangsperiode worden ingevoerd voor het in de handel brengen van materialen en voorwerpen van kunststof, welke die stof bevatten.

(9)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, en het Europees Parlement noch de Raad hebben zich daartegen verzet,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

2,4,4’-Trichloor-2’-hydroxydifenylether (CAS-nr. 0003380-34-5, ref.-nr. 93930) wordt niet opgenomen in bijlage III bij Richtlijn 2002/72/EG.

Artikel 2

Materialen en voorwerpen van kunststof, vervaardigd van 2,4,4’-trichloor-2’-hydroxydifenylether en in de handel gebracht vóór 1 november 2010, mogen verder in de handel worden gebracht tot en met 1 november 2011, met inachtneming van het nationale recht.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 19 maart 2010.

Voor de Commissie

John DALLI

Lid van de Commissie


(1)  PB L 338 van 13.11.2004, blz. 4.

(2)  PB L 220 van 15.8.2002, blz. 18.


23.3.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 75/27


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 19 maart 2010

tot schrapping van de referentie van de norm EN 353-1:2002 „Persoonlijke beschermingsmiddelen tegen vallen — Deel 1: Meelopende valbeveiliger met starre ankerlijn” overeenkomstig Richtlijn 89/686/EEG van de Raad

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2010) 1619)

(Voor de EER relevante tekst)

(2010/170/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Richtlijn 89/686/EEG van de Raad van 21 december 1989 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende persoonlijke beschermingsmiddelen (1), en met name op artikel 6, lid 1,

Gezien het advies van het permanent comité dat is opgericht bij artikel 5 van Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Europese norm EN 353-1:2002 „Persoonlijke beschermingsmiddelen tegen vallen — Deel 1: Meelopende valbeveiliger met starre ankerlijn” is op 12 maart 2002 door het Europees Comité voor Normalisatie (CEN) vastgesteld. De referentie van de norm is voor het eerst op 28 augustus 2003 in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt (3).

(2)

Het Verenigd Koninkrijk heeft een formeel bezwaar ingediend met betrekking tot de norm EN 353-1:2002.

(3)

Met betrekking tot punt 4.7 van EN 353-1:2002 is het Verenigd Koninkrijk van oordeel dat de specificaties betreffende de gebruiksaanwijzing niet voldoen aan de voorschriften van punt 1.4, onder a) en b), van bijlage II bij de richtlijn.

(4)

Met betrekking tot punt 5 van de norm EN 353-1:2002 is het Verenigd Koninkrijk van oordeel dat met de voorgeschreven testmethode niet wordt getest op redelijkerwijze te voorziene valomstandigheden zoals „achterovervallen” of „zijwaarts” vallen, wat een aanzienlijk risico met zich meebrengt dat het apparaat niet voldoet. Het Verenigd Koninkrijk is derhalve van oordeel dat de norm niet voldoet aan de voorschriften van de punten 1.1.1 en 3.1.2.2 van bijlage II bij de richtlijn.

(5)

Na onderzoek van de norm EN 353-1:2002 heeft de Commissie vastgesteld dat de norm niet volledig voldoet aan de fundamentele voorschriften betreffende de gezondheid en de veiligheid van de punten 1.1.1, 1.4 en 3.1.2.2 van bijlage II bij Richtlijn 89/686/EEG.

(6)

De referentie van de norm EN 353-1:2002 moet daarom uit de lijst van geharmoniseerde normen in het Publicatieblad van de Europese Unie worden geschrapt, zodat bij naleving van de relevante nationale normen tot omzetting van de geharmoniseerde norm EN 353-1:2002 niet langer kan worden uitgegaan van het vermoeden van overeenstemming met de fundamentele voorschriften van Richtlijn 89/686/EEG,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De referentie van de norm EN 353-1:2002 „Persoonlijke beschermingsmiddelen tegen vallen — Deel 1: Meelopende valbeveiliger met starre ankerlijn” wordt geschrapt uit de in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakte lijst van geharmoniseerde normen.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 19 maart 2010.

Voor de Commissie

Antonio TAJANI

Vicevoorzitter


(1)  PB L 399 van 30.12.1989, blz. 18.

(2)  PB L 204 van 21.7.1998, blz. 37.

(3)  PB C 203 van 28.8.2003, blz. 10.


23.3.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 75/28


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 22 maart 2010

tot wijziging van bijlage I bij Beschikking 2009/177/EG wat betreft bewakingsprogramma’s voor Ierland en Hongarije en de ziektevrije status van Ierland ten aanzien van bepaalde ziekten bij waterdieren

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2010) 1625)

(Voor de EER relevante tekst)

(2010/171/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Richtlijn 2006/88/EG van de Raad van 24 oktober 2006 betreffende veterinairrechtelijke voorschriften voor aquacultuurdieren en de producten daarvan en betreffende de preventie en bestrijding van bepaalde ziekten bij waterdieren (1), en met name op artikel 44, lid 1, eerste alinea, en artikel 49, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Beschikking 2009/177/EG van de Commissie van 31 oktober 2008 houdende uitvoeringsbepalingen van Richtlijn 2006/88/EG van de Raad wat betreft bewakings- en uitroeiingsprogramma’s en de ziektevrije status van lidstaten, gebieden en compartimenten (2) bevat een lijst van lidstaten, gebieden en compartimenten, waarvoor ten aanzien van een of meer van de in bijlage IV, deel II, bij Richtlijn 2006/88/EG vermelde niet-exotische ziekten („niet-exotische ziekten”) goedgekeurde bewakingsprogramma’s gelden. Beschikking 2009/177/EG bevat ook een lijst van lidstaten, gebieden en compartimenten die wat betreft een of meer van die ziekten ziektevrij zijn verklaard.

(2)

Bijlage I, deel A, bij Beschikking 2009/177/EG bevat de lijst van lidstaten, gebieden en compartimenten waarvoor goedgekeurde bewakingsprogramma’s gelden en deel C van die bijlage bevat de lijst van de lidstaten, gebieden en compartimenten die ten aanzien van een of meer niet-exotische ziekten ziektevrij zijn verklaard.

(3)

Ierland en Hongarije hebben bij de Commissie aanvragen tot goedkeuring van meerjarige bewakingsprogramma’s voor koiherpesvirus (KHV) ingediend. Deze programma’s voldoen aan de in Richtlijn 2006/88/EG en Beschikking 2009/177/EG vastgestelde voorschriften voor goedkeuring en moeten dienovereenkomstig worden goedgekeurd en opgenomen in de lijst in bijlage I, deel A, bij Beschikking 2009/177/EG.

(4)

Het gehele grondgebied van Ierland, met uitzondering van Cape Clear Island, is momenteel in bijlage I, deel C, bij Beschikking 2009/177/EG ziektevrij verklaard ten aanzien van virale hemorragische septikemie (VHS). Ierland heeft de Commissie een verklaring doen toekomen dat Cape Clear Island vrij van die ziekte is. Die verklaring werd op de agenda geplaatst van de vergadering van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid van 12 januari 2010. De verklaring voldoet aan de voorschriften voor een verklaring van ziektevrije status overeenkomstig Richtlijn 2006/88/EG en Beschikking 2009/177/EG. Dienovereenkomstig moet het gehele grondgebied van Ierland vrij van VHS verklaard worden. Bijlage I, deel C, bij Beschikking 2009/177/EEG moet bijgevolg worden gewijzigd.

(5)

Beschikking 2009/177/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(6)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Beschikking 2009/177/EG wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 22 maart 2010.

Voor de Commissie

John DALLI

Lid van de Commissie


(1)  PB L 328 van 24.11.2006, blz. 14.

(2)  PB L 63 van 7.3.2009, blz. 15.


BIJLAGE

Bijlage I wordt als volgt gewijzigd:

1)

Deel A wordt vervangen door:

„DEEL A

Lidstaten, gebieden en compartimenten waarvoor goedgekeurde bewakingsprogramma’s gelden

Ziekte

Lidstaat

ISO-code

Geografische begrenzing van het gebied waarvoor een bewakingsprogramma geldt

(lidstaat, gebieden of compartimenten)

Virale hemorragische septikemie (VHS)

 

 

 

Infectieuze hematopoëtische necrose (IHN)

 

 

 

Koiherpesvirus (KHV)

Ierland

IE

Het gehele grondgebied

Hongarije

HU

Het gehele grondgebied

Infectieuze zalmanemie (ISA)

 

 

 

Besmetting met Marteilia refringens

 

 

 

Besmetting met Bonamia ostreae

 

 

 

White spot disease”

 

 

 

2)

Deel C wordt vervangen door:

„DEEL C

Ziektevrij verklaarde lidstaten, gebieden en compartimenten

Ziekte

Lidstaat

ISO-code

Geografische begrenzing van het ziektevrije gebied

(lidstaat, gebieden of compartimenten)

Virale hemorragische septikemie (VHS)

Denemarken

DK

De stroomgebieden en de kustgebieden van:

Hansted Å

Hovmølle Å

Grenå

Treå

Alling Å

Kastbjerg

Villestrup Å

Korup Å

Sæby Å

Elling Å

Uggerby Å

Lindenborg Å

Øster Å

Hasseris Å

Binderup Å

Vidkær Å

Dybvad Å

Bjørnsholm Å

Trend Å

Lerkenfeld Å

Vester Å

Lønnerup med tilløb

Fiskbæk Å

Slette Å

Bredkær Bæk

Vandløb til Kilen

Resenkær Å

Klostermølle Å

Hvidbjerg Å

Knidals Å

Spang Å

Simested Å

Skals Å

Jordbro Å

Fåremølle Å

Flynder Å

Damhus Å

Karup Å

Gudenåen

Halkær Å

Storåen

Århus Å

Bygholm Å

Grejs Å

Ørum Å

Ierland

IE

Het gehele grondgebied

Cyprus

CY

Alle continentale gebieden op Cypriotisch grondgebied

Finland

FI

Alle continentale en kustgebieden op Fins grondgebied, met uitzondering van:

1.

de provincie Åland;

2.

de gemeenten Uusikaupunki, Pyhäranta en Rauma

Zweden

SE

Het gehele grondgebied

Verenigd Koninkrijk

UK

Alle continentale en kustgebieden in Groot-Brittannië, Noord-Ierland, Guernsey, het eiland Man en Jersey

Infectieuze hematopoëtische necrose (IHN)

Denemarken

DK

Het gehele grondgebied

Ierland

IE

Het gehele grondgebied

Cyprus

CY

Alle continentale gebieden op Cypriotisch grondgebied

Finland

FI

Het gehele grondgebied

Zweden

SE

Het gehele grondgebied

Verenigd Koninkrijk

UK

Alle continentale en kustgebieden in Groot-Brittannië, Noord-Ierland, Guernsey, het eiland Man en Jersey

Koiherpesvirus (KHV)

 

 

 

Infectieuze zalmanemie (ISA)

België

BE

Het gehele grondgebied

Bulgarije

BG

Het gehele grondgebied

Tsjechië

CZ

Het gehele grondgebied

Denemarken

DK

Het gehele grondgebied

Duitsland

DE

Het gehele grondgebied

Estland

EE

Het gehele grondgebied

Ierland

IE

Het gehele grondgebied

Griekenland

EL

Het gehele grondgebied

Spanje

ES

Het gehele grondgebied

Frankrijk

FR

Het gehele grondgebied

Italië

IT

Het gehele grondgebied

Cyprus

CY

Het gehele grondgebied

Letland

LV

Het gehele grondgebied

Litouwen

LT

Het gehele grondgebied

Luxemburg

LU

Het gehele grondgebied

Hongarije

HU

Het gehele grondgebied

Malta

MT

Het gehele grondgebied

Nederland

NL

Het gehele grondgebied

Oostenrijk

AT

Het gehele grondgebied

Polen

PL

Het gehele grondgebied

Portugal

PT

Het gehele grondgebied

Roemenië

RO

Het gehele grondgebied

Slovenië

SI

Het gehele grondgebied

Slowakije

SK

Het gehele grondgebied

Finland

FI

Het gehele grondgebied

Zweden

SE

Het gehele grondgebied

Verenigd Koninkrijk

UK

Alle continentale en kustgebieden in Groot-Brittannië, Noord-Ierland, Guernsey, het eiland Man en Jersey, met uitzondering van de zuidwestelijke Shetlandeilanden

Besmetting met Marteilia refringens

Ierland

IE

Het gehele grondgebied

Verenigd Koninkrijk

UK

De gehele kustlijn van Groot-Brittannië

De gehele kustlijn van Noord-Ierland

De gehele kustlijn van Guernsey en Herm

Het kustgebied van de Staten van Jersey: het gebied bestaat uit het gebied dat bij eb droogvalt en het kustgebied tussen de gemiddelde hoogwaterlijn op het eiland Jersey en een denkbeeldige lijn op drie zeemijl van de gemiddelde laagwaterlijn van het eiland Jersey. Het gebied ligt in de Normandisch-Bretonse golf, in het zuidelijke deel van het Kanaal.

De gehele kustlijn van het eiland Man

Besmetting met Bonamia ostreae

Ierland

IE

De gehele kustlijn van Ierland, met uitzondering van:

1.

Cork Harbour;

2.

Galway Bay;

3.

Ballinakill Harbour;

4.

Clew Bay;

5.

Achill Sound;

6.

Loughmore, Blacksod Bay;

7.

Lough Foyle;

8.

Lough Swilly

Verenigd Koninkrijk

UK

De gehele kustlijn van Groot-Brittannië, met uitzondering van:

1.

de zuidkust van Cornwall van de Lizard tot Start Point;

2.

de kust van Dorset, Hampshire en Sussex van Portland Bill tot Selsey Bill;

3.

het gebied langs de kust van North Kent en Essex van North Foreland tot Felixstowe;

4.

het gebied langs de kust in Zuidwest-Wales van Wooltack Point tot St Govan’s Head, met inbegrip van Milford Haven en de getijdenwateren van de East en West Cleddau;

5.

het gebied van de wateren van Loch Sunart ten oosten van een denkbeeldige lijn die in zuidzuidoostelijke richting loopt van de noordelijke punt van Maclean’s Nose tot Auliston Point;

6.

het gebied van West Loch Tarbert ten noordoosten van een denkbeeldige lijn die in oostzuidoostelijke richting loopt van Ardpatrick Point, NR 734 578, tot North Dunskeig Bay, NR 752 568

De gehele kustlijn van Noord-Ierland, met uitzondering van:

1.

Lough Foyle;

2.

Strangford Lough

De gehele kustlijn van Guernsey, Herm en het eiland Man

Het kustgebied van de Staten van Jersey: het gebied bestaat uit het gebied dat bij eb droogvalt en het kustgebied tussen de gemiddelde hoogwaterlijn op het eiland Jersey en een denkbeeldige lijn op drie zeemijl van de gemiddelde laagwaterlijn van het eiland Jersey. Het gebied ligt in de Normandisch-Bretonse golf, in het zuidelijke deel van het Kanaal.

White spot disease”

 

 

 


23.3.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 75/33


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 22 maart 2010

tot wijziging van Beschikking 2002/840/EG wat betreft de lijst van erkende installaties in derde landen voor de doorstraling van levensmiddelen

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2010) 1707)

(Voor de EER relevante tekst)

(2010/172/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Richtlijn 1999/2/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 februari 1999 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake de behandeling van voedsel en voedselingrediënten met ioniserende straling (1), en met name op artikel 9, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig Richtlijn 1999/2/EG mag met ioniserende straling behandeld voedsel niet uit een derde land worden ingevoerd, tenzij de behandeling heeft plaatsgevonden in een door de Gemeenschap erkende doorstralingsinstallatie.

(2)

Bij Beschikking 2002/840/EG van de Commissie (2) is een lijst van erkende installaties vastgesteld.

(3)

De Commissie heeft via de bevoegde autoriteiten een aanvraag tot erkenning van drie doorstralingsinstallaties in India ontvangen. Deskundigen van de Commissie hebben deze doorstralingsinstallaties bezocht om na te gaan of zij voldoen aan de voorschriften van Richtlijn 1999/2/EG en in het bijzonder of door officieel toezicht is gegarandeerd dat wordt voldaan aan de voorschriften van artikel 7 van die richtlijn.

(4)

De installaties in India voldeden aan de meeste voorschriften van Richtlijn 1999/2/EG. De door de Commissie geconstateerde tekortkomingen zijn door de Indiase bevoegde autoriteiten op passende wijze verholpen.

(5)

Beschikking 2002/840/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(6)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlage bij Beschikking 2002/840/EG wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 22 maart 2010.

Voor de Commissie

John DALLI

Lid van de Commissie


(1)  PB L 66 van 13.3.1999, blz. 16.

(2)  PB L 287 van 25.10.2002, blz. 40.


BIJLAGE

De volgende installaties worden toegevoegd aan de lijst in de bijlage bij Beschikking 2002/840/EG:

 

Referentienummer: EU-AIF 09-2010

Board of Radiation and Isotope Technology

Department of Atomic Energy

BRIT/BARC Vashi Complex

Sector 20, Vashi

Navi Mumbai — 400 705 (Maharashtra)

India

Tel. +91 2227840000/+91 2227887000

Fax +91 2227840005

E-mail: chief@britatom.gov.in; cebrit@vsnl.net

 

Referentienummer: EU-AIF 10-2010

Board of Radiation and Isotope Technology

ISOMED

Bhabha Atomic Research Centre

South Site Gate, Refinery Road

Next to TATA Power Station, Trombay

Mumbai — 400 085 (Maharashtra)

India

Tel. +91 2225595684/+91 2225594751

Fax +91 2225505338

E-mail: chief@britatom.gov.in; cebrit@vsnl.net

 

Referentienummer: EU-AIF 11-2010

Microtrol Sterilisation Services Pvt. Ltd

Plot No 14 Bommasandra- Jigani Link Road Industrial Area

KIADB, Off Hosur Road

Hennagarra Post

Bengalooru — 562 106 (Karnataka)

India

Tel. +91 8110653932/+91 8110414030

Fax +91 8110414031

E-mail: vikram@microtrol-india.com


23.3.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 75/35


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 22 maart 2010

tot wijziging van Beschikking 2008/457/EG tot vaststelling van regels voor de uitvoering van Beschikking 2007/435/EG van de Raad tot oprichting van het Europees Fonds voor de integratie van onderdanen van derde landen voor de periode 2007-2013 als onderdeel van het algemeen programma „Solidariteit en beheer van de migratiestromen” wat betreft de beheers- en controlesystemen van de lidstaten, de regels voor administratief en financieel beheer en de subsidiabiliteit van de uitgaven voor door het Fonds medegefinancierde projecten

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2010) 1713)

(Slechts de teksten in de Bulgaarse, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Italiaanse, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische en de Zweedse taal zijn authentiek)

(2010/173/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Beschikking 2007/435/EG van de Raad van 25 juni 2007 tot oprichting van het Europees Fonds voor de integratie van onderdanen van derde landen voor de periode 2007-2013 als onderdeel van het algemeen programma „Solidariteit en beheer van de migratiestromen” (1), en met name op artikel 21,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De regels voor de uitvoering van Beschikking 2007/435/EG zijn vastgesteld bij Beschikking 2008/457/EG van de Commissie (2).

(2)

Vanuit het oogpunt van gezond financieel beheer dient een maximum te worden vastgesteld voor het cumulatieve totaal van de voorfinancieringsbedragen die aan de lidstaten worden uitbetaald voor jaarprogramma’s.

(3)

Overeenkomstig artikel 3 van het Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is gehecht, is het basisbesluit en derhalve ook dit besluit bindend voor het Verenigd Koninkrijk.

(4)

Overeenkomstig artikel 3 van het Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is gehecht, is het basisbesluit en derhalve ook dit besluit bindend voor Ierland.

(5)

Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol betreffende de positie van Denemarken, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is gehecht, is dit besluit niet bindend voor, noch van toepassing in Denemarken.

(6)

Beschikking 2008/457/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Beschikking 2008/457/EG wordt als volgt gewijzigd:

1)

De titel van artikel 24 komt als volgt te luiden:

„Voortgangs- en eindverslagen over de uitvoering van jaarprogramma’s en betalingsverzoeken”.

2)

In artikel 24 wordt het volgende lid 4 toegevoegd:

„4.   Ten aanzien van artikel 37, leden 3 en 4, van het basisbesluit geldt dat het cumulatieve totaal van de voorfinancieringsbedragen die aan een lidstaat worden uitbetaald, maximaal 90 % bedraagt van het totaalbedrag dat aan die lidstaat is toegewezen in het financieringsbesluit waarbij het jaarprogramma wordt goedgekeurd.

Wanneer een lidstaat op nationaal niveau een kleiner bedrag uittrekt dan het totaalbedrag dat is vermeld in het financieringsbesluit waarbij het jaarprogramma wordt goedgekeurd, bedraagt het cumulatieve totaal van de voorfinancieringsbedragen maximaal 90 % van het op nationaal niveau uitgetrokken bedrag.”.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot het Koninkrijk België, de Republiek Bulgarije, de Tsjechische Republiek, de Bondsrepubliek Duitsland, de Republiek Estland, Ierland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, de Italiaanse Republiek, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, het Groothertogdom Luxemburg, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Polen, de Portugese Republiek, Roemenië, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek, de Republiek Finland, het Koninkrijk Zweden en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland.

Gedaan te Brussel, 22 maart 2010.

Voor de Commissie

Cecilia MALMSTRÖM

Lid van de Commissie


(1)  PB L 168 van 28.6.2007, blz. 18.

(2)  PB L 167 van 27.6.2008, blz. 69.