ISSN 1725-2598

doi:10.3000/17252598.L_2010.053.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 53

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

53e jaargang
4 maart 2010


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EU) nr. 182/2010 van de Commissie van 3 maart 2010 houdende inschrijving van een benaming in het register van gegarandeerde traditionele specialiteiten (Belokranjska pogača (GTS))

1

 

 

Verordening (EU) nr. 183/2010 van de Commissie van 3 maart 2010 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

3

 

 

Verordening (EU) nr. 184/2010 van de Commissie van 3 maart 2010 tot wijziging van de bij Verordening (EG) nr. 877/2009 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor bepaalde producten uit de sector suiker voor het verkoopseizoen 2009/10

5

 

 

RICHTLIJNEN

 

*

Richtlijn 2010/14/EU van de Commissie van 3 maart 2010 tot wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad teneinde heptamaloxyloglucan op te nemen als werkzame stof ( 1 )

7

 

 

BESLUITEN

 

 

2010/134/EU

 

*

Besluit van de Commissie van 1 maart 2010 tot wijziging van Beschikking 2006/473/EG wat betreft de erkenning van continentaal Australië als zijnde vrij van Xanthomonas campestris (alle voor Citrus pathogene stammen) (Kennisgeving geschied onder nummer C(2010) 1063)

10

 

 

2010/135/EU

 

*

Besluit van de Commissie van 2 maart 2010 betreffende het in de handel brengen, overeenkomstig Richtlijn 2001/18/EG van het Europees Parlement en de Raad, van een aardappelproduct (Solanum tuberosum L. lijn EH92-527-1), genetisch gemodificeerd met het oog op een groter gehalte aan amylopectine in het zetmeel (Kennisgeving geschied onder nummer C(2010) 1193)  ( 1 )

11

 

 

2010/136/EU

 

*

Besluit van de Commissie van 2 maart 2010 tot verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van diervoeders die zijn geproduceerd met de genetisch gemodificeerde aardappel EH92-527-1 (BPS-25271-9) en de onvoorziene of technisch niet te voorkomen aanwezigheid van die aardappel in levensmiddelen en andere diervoeders krachtens Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad (Kennisgeving geschied onder nummer C(2010) 1196)  ( 1 )

15

 

 

III   Andere handelingen

 

 

EUROPESE ECONOMISCHE RUIMTE

 

*

Besluit van het Permanent Comité van de EVA-staten nr. 1/2010/SC van 28 januari 2010 tot instelling van een Interimcomité voor het Financieel Mechanisme 2009-2014 van de EER

19

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

4.3.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 53/1


VERORDENING (EU) Nr. 182/2010 VAN DE COMMISSIE

van 3 maart 2010

houdende inschrijving van een benaming in het register van gegarandeerde traditionele specialiteiten (Belokranjska pogača (GTS))

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Verordening (EG) nr. 509/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake gegarandeerde traditionele specialiteiten voor landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name op artikel 9, lid 4, eerste alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 8, lid 2, eerste alinea, en artikel 19, lid 3, van Verordening (EG) nr. 509/2006 is de door Slovenië ingediende aanvraag tot registratie van de benaming „Belokranjska pogača” bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie  (2).

(2)

Aangezien bij de Commissie geen bezwaren zijn ingediend overeenkomstig artikel 9 van Verordening (EG) nr. 509/2006, moet deze benaming worden ingeschreven in het register van gegarandeerde traditionele specialiteiten.

(3)

In de aanvraag is ook verzocht om reservering als bedoeld in artikel 13, lid 2, van Verordening (EG) nr. 509/2006. Aangezien geen bezwaarschrift is ingediend en niet kon worden aangetoond dat de benaming op rechtmatige, erkende en economisch significatieve wijze wordt gebruikt voor soortgelijke landbouwproducten of levensmiddelen, dient deze reservering van de benaming „Belokranjska pogača” te worden toegestaan,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in de bijlage vermelde benaming wordt ingeschreven in het register van gegarandeerde traditionele specialiteiten.

De in artikel 13, lid 2, van Verordening (EG) nr. 509/2006 bedoelde reservering is van toepassing.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 3 maart 2010.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 93 van 31.3.2006, blz. 1.

(2)  PB C 137 van 17.6.2009, blz. 19.


BIJLAGE

In bijlage I bij Verordening (EG) nr. 509/2006 bedoelde levensmiddelen:

Categorie 2.3.   Suikerwerk, brood, gebak, biscuits en andere bakkerswaren

SLOVENIË

Belokranjska pogača (GTS)

Het gebruik van de benaming is gereserveerd.


4.3.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 53/3


VERORDENING (EU) Nr. 183/2010 VAN DE COMMISSIE

van 3 maart 2010

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (2), en met name op artikel 138, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

Bij Verordening (EG) nr. 1580/2007 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XV, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 138 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 4 maart 2010.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 3 maart 2010.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 350 van 31.12.2007, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

JO

67,6

MA

114,4

TN

135,3

TR

129,4

ZZ

111,7

0707 00 05

EG

211,5

JO

145,3

MK

147,9

TR

154,5

ZZ

164,8

0709 90 70

MA

135,4

TR

90,4

ZZ

112,9

0709 90 80

EG

40,8

ZZ

40,8

0805 10 20

CL

52,4

EG

44,1

IL

56,9

MA

47,1

TN

55,1

TR

46,3

ZZ

50,3

0805 50 10

EG

76,3

IL

76,3

MA

59,9

TR

74,0

ZZ

71,6

0808 10 80

CA

76,4

CN

69,3

MK

24,7

US

98,2

ZZ

67,2

0808 20 50

AR

82,2

CL

188,1

CN

54,8

US

95,6

ZA

90,3

ZZ

102,2


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


4.3.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 53/5


VERORDENING (EU) Nr. 184/2010 VAN DE COMMISSIE

van 3 maart 2010

tot wijziging van de bij Verordening (EG) nr. 877/2009 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor bepaalde producten uit de sector suiker voor het verkoopseizoen 2009/10

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 951/2006 van de Commissie van 30 juni 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad wat betreft de handel met derde landen in de sector suiker (2), en met name op artikel 36, lid 2, tweede alinea, tweede zin,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en bepaalde stropen voor het verkoopseizoen 2009/10 zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 877/2009 van de Commissie (3). Deze prijzen en rechten zijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 180/2010 van de Commissie (4).

(2)

Naar aanleiding van de gegevens waarover de Commissie momenteel beschikt, dienen deze bedragen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 951/2006 te worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bij Verordening (EG) nr. 951/2006 voor het verkoopseizoen 2009/10 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor de in artikel 36 van Verordening (EG) nr. 877/2009 bedoelde producten worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 4 maart 2010.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 3 maart 2010.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 178 van 1.7.2006, blz. 24.

(3)  PB L 253 van 25.9.2009, blz. 3.

(4)  PB L 52 van 3.3.2010, blz. 46.


BIJLAGE

Gewijzigde bedragen van de representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en producten van GN-code 1702 90 95 die gelden met ingang van 4 maart 2010

(EUR)

GN-code

Representatieve prijs per 100 kg netto van het betrokken product

Aanvullend recht per 100 kg netto van het betrokken product

1701 11 10 (1)

40,51

0,00

1701 11 90 (1)

40,51

2,75

1701 12 10 (1)

40,51

0,00

1701 12 90 (1)

40,51

2,45

1701 91 00 (2)

45,67

3,77

1701 99 10 (2)

45,67

0,64

1701 99 90 (2)

45,67

0,64

1702 90 95 (3)

0,46

0,24


(1)  Vaststelling voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage IV, punt III, van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(2)  Vaststelling voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage IV, punt II, van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(3)  Vaststelling per procent sacharose.


RICHTLIJNEN

4.3.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 53/7


RICHTLIJN 2010/14/EU VAN DE COMMISSIE

van 3 maart 2010

tot wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad teneinde heptamaloxyloglucan op te nemen als werkzame stof

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (1), en met name op artikel 6, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Frankrijk heeft op 9 mei 2006 overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG van Elicityl SA een aanvraag ontvangen om opneming van de werkzame stof heptamaloxyloglucan in bijlage I bij die richtlijn. Bij Beschikking 2007/560/EG van de Commissie (2) is bevestigd dat het dossier „volledig” is, dat wil zeggen dat het in beginsel voldoet aan de voorschriften inzake gegevens en informatie van de bijlagen II en III bij Richtlijn 91/414/EEG.

(2)

Voor die werkzame stof zijn de uitwerking op de menselijke gezondheid en het milieueffect overeenkomstig het bepaalde in artikel 6, leden 2 en 4, van Richtlijn 91/414/EEG beoordeeld voor de door de aanvrager voorgestelde toepassingen. De als rapporteur aangewezen lidstaat heeft op 26 juli 2007 een ontwerpevaluatieverslag ingediend.

(3)

Het evaluatieverslag is door de lidstaten en de EFSA intercollegiaal getoetst en op 17 juli 2009 bij de Commissie ingediend in de vorm van het wetenschappelijk verslag van de EFSA voor heptamaloxyloglucan (3). Dit verslag is door de lidstaten en de Commissie in het kader van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid onderzocht en op 27 november 2009 afgerond in de vorm van het evaluatieverslag van de Commissie voor heptamaloxyloglucan.

(4)

Uit de verschillende analyses is gebleken dat mag worden verwacht dat gewasbeschermingsmiddelen die heptamaloxyloglucan bevatten, in het algemeen zullen voldoen aan de in artikel 5, lid 1, onder a) en b), en lid 3, van Richtlijn 91/414/EEG gestelde eisen, met name voor de toepassingen waarvoor zij zijn onderzocht en die zijn opgenomen in het evaluatieverslag van de Commissie. Heptamaloxyloglucan moet derhalve in bijlage I bij die richtlijn worden opgenomen om ervoor te zorgen dat gewasbeschermingsmiddelen die deze werkzame stof bevatten, in alle lidstaten kunnen worden toegelaten overeenkomstig het bepaalde in die richtlijn.

(5)

Onverminderd de verplichtingen zoals vastgelegd in Richtlijn 91/414/EEG ten gevolge van de opneming van een werkzame stof in bijlage I, moeten de lidstaten na de opneming zes maanden de tijd krijgen om de bestaande voorlopige toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die heptamaloxyloglucan bevatten, opnieuw te onderzoeken en om ervoor te zorgen dat aan de voorwaarden van Richtlijn 91/414/EEG, met name in artikel 13 en bijlage I, is voldaan. De lidstaten moeten de bestaande voorlopige toelatingen in volwaardige toelatingen omzetten, wijzigen of intrekken overeenkomstig het bepaalde in die richtlijn. In afwijking van bovenstaande termijn moet een langere periode worden vastgesteld voor de indiening en beoordeling van het volledige dossier conform bijlage III bij Richtlijn 91/414/EEG voor elk gewasbeschermingsmiddel en elk beoogd gebruik overeenkomstig de in die richtlijn vastgestelde uniforme beginselen.

(6)

Richtlijn 91/414/EEG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(7)

De in deze richtlijn vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze richtlijn.

Artikel 2

De lidstaten dienen uiterlijk op 30 november 2010 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede, alsmede een tabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn.

Zij passen die bepalingen toe vanaf 1 december 2010.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

Artikel 3

1.   De lidstaten moeten, overeenkomstig Richtlijn 91/414/EEG, zo nodig bestaande toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die heptamaloxyloglucan als werkzame stof bevatten, uiterlijk op 30 november 2010 wijzigen of intrekken. Uiterlijk op die datum verifiëren zij met name of aan de voorwaarden van bijlage I bij die richtlijn met betrekking tot heptamaloxyloglucan is voldaan, met uitzondering van de voorwaarden in deel B van de tekst betreffende die werkzame stof, en dat de houder van de toelating in het bezit is van of toegang heeft tot een dossier dat overeenkomstig de voorwaarden van artikel 13, lid 2, van die richtlijn aan de eisen van bijlage II bij die richtlijn voldoet.

2.   In afwijking van lid 1 voeren de lidstaten op basis van een dossier conform bijlage III bij Richtlijn 91/414/EEG en rekening houdend met deel B van de tekst betreffende heptamaloxyloglucan in bijlage I bij die richtlijn, overeenkomstig de uniforme beginselen in bijlage VI bij die richtlijn een nieuwe evaluatie uit voor elk toegelaten gewasbeschermingsmiddel dat heptamaloxyloglucan bevat als enige werkzame stof of als een van een aantal werkzame stoffen die alle uiterlijk op 31 mei 2010 in bijlage I bij die richtlijn zijn opgenomen. Aan de hand van die evaluatie bepalen zij of het gewasbeschermingsmiddel voldoet aan de voorwaarden van artikel 4, lid 1, onder b), c), d) en e), van die richtlijn.

Daarna zien de lidstaten erop toe dat:

a)

als heptamaloxyloglucan de enige werkzame stof in het gewasbeschermingsmiddel is, de toelating indien nodig uiterlijk op 30 november 2011 wordt gewijzigd of ingetrokken, of

b)

als het gewasbeschermingsmiddel naast heptamaloxyloglucan nog een of meer andere werkzame stoffen bevat, de toelating indien nodig uiterlijk op 30 november 2011 of, als dat later is, op de datum die voor een dergelijke wijziging of intrekking is vastgesteld in de richtlijnen waarbij die stoffen aan bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG zijn toegevoegd, wordt gewijzigd of ingetrokken.

Artikel 4

Deze richtlijn treedt in werking op 1 juni 2010.

Artikel 5

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 3 maart 2010.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 230 van 19.8.1991, blz. 1.

(2)  PB L 213 van 15.8.2007, blz. 29.

(3)  EFSA Scientific Report (2009) 334, 1-52, Conclusion regarding the peer review of the pesticide risk assessment of the active substance heptamaloxyloglucan (afgerond: 17 juli 2009).


BIJLAGE

In bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG wordt aan het einde van de tabel de volgende vermelding toegevoegd:

Nr.

Benaming, identificatienummers

IUPAC-naam

Zuiverheid (2)

Inwerkingtreding

Geldigheidsduur

Bijzondere bepalingen

„304

Heptamaloxyloglucan

CAS-nr.

870721-81-6

CIPAC-nr.

Niet beschikbaar

Volledige IUPAC-naam in voetnoot (1)

 

Xyl p: xylopyranosyl

 

Glc p: glucopyranosyl

 

Fuc p: fucopyranosyl

 

Gal p: galactopyranosyl

 

Glc-ol: glucitol

≥ 780 g/kg

De onzuiverheid patuline mag niet meer bedragen dan 50 μg/kg in het technische materiaal.

1 juni 2010

31 mei 2020

DEEL A

Mag alleen worden toegelaten voor gebruik als groeiregulator voor planten.

DEEL B

Voor de toepassing van de uniforme beginselen in bijlage VI moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over heptamaloxyloglucan (en met name met de aanhangsels I en II), dat op 27 november 2009 door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd.


(1)  Formula

(2)  Het evaluatieverslag bevat nadere gegevens over de identiteit en de specificatie van de werkzame stoffen.


BESLUITEN

4.3.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 53/10


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 1 maart 2010

tot wijziging van Beschikking 2006/473/EG wat betreft de erkenning van continentaal Australië als zijnde vrij van Xanthomonas campestris (alle voor Citrus pathogene stammen)

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2010) 1063)

(2010/134/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Richtlijn 2000/29/EG van de Raad van 8 mei 2000 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en plantaardige producten schadelijke organismen (1), en met name op bijlage IV, deel A, rubriek I, punt 16.2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Beschikking 2006/473/EG van de Commissie van 5 juli 2006 waarbij sommige derde landen en sommige gebieden van derde landen worden erkend als zijnde vrij van Xanthomonas campestris (alle voor Citrus pathogene stammen), Cercospora angolensis Carv. et Mendes of Guignardia citricarpa Kiely (alle voor Citrus pathogene stammen) (2) zijn New South Wales, South Australia en Victoria in Australië erkend als zijnde vrij van Xanthomonas campestris (alle voor Citrus pathogene stammen).

(2)

Australië heeft gedetailleerde technische informatie, gebaseerd op de resultaten van de ziektebeheers- en uitroeiingsprogramma’s en meerjarige officiële onderzoeken, ingediend waaruit blijkt dat een uitbraak van Xanthomonas campestris in Queensland met succes was uitgeroeid en dat de Northern Territory en Western Australia vrij waren van Xanthomonas campestris. Alle gebieden van continentaal Australië waar citrusvruchten worden geproduceerd, moeten daarom worden erkend als zijnde vrij van dat schadelijke organisme.

(3)

Beschikking 2006/473/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(4)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Plantenziektekundig Comité,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

In artikel 1, lid 2, van Beschikking 2006/473/EG wordt punt a) vervangen door:

„a)

Australië: New South Wales, de Northern Territory, Queensland, South Australia, Victoria en Western Australia;”.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 1 maart 2010.

Voor de Commissie

John DALLI

Lid van de Commissie


(1)  PB L 169 van 10.7.2000, blz. 1.

(2)  PB L 187 van 8.7.2006, blz. 35.


4.3.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 53/11


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 2 maart 2010

betreffende het in de handel brengen, overeenkomstig Richtlijn 2001/18/EG van het Europees Parlement en de Raad, van een aardappelproduct (Solanum tuberosum L. lijn EH92-527-1), genetisch gemodificeerd met het oog op een groter gehalte aan amylopectine in het zetmeel

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2010) 1193)

(Slechts de tekst in de Zweedse taal is authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

(2010/135/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Richtlijn 2001/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 maart 2001 inzake de doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen in het milieu en tot intrekking van Richtlijn 90/220/EEG van de Raad (1), en met name op artikel 18, lid 1, eerste alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens Richtlijn 2001/18/EG mag een product dat geheel of gedeeltelijk uit een genetisch gemodificeerd organisme of een combinatie van genetisch gemodificeerde organismen bestaat, alleen in de handel worden gebracht als de bevoegde instantie van de lidstaat die overeenkomstig de in die richtlijn vastgestelde procedure de kennisgeving voor het in de handel brengen van dat product heeft ontvangen, schriftelijk toestemming heeft verleend.

(2)

BASF Plant Science (voorheen Amylogen HB) heeft bij de bevoegde instantie van Zweden een kennisgeving ingediend (referentie C/SE/96/3501) betreffende het in de handel brengen van een genetisch gemodificeerd aardappelproduct (Solanum tuberosum L. lijn EH92-527-1).

(3)

Oorspronkelijk betrof de kennisgeving het in de handel brengen van Solanum tuberosum L. lijn EH92-527-1 voor de teelt en voor verwerking tot industrieel zetmeel, alsook voor gebruik in diervoeder in de Gemeenschap.

(4)

Overeenkomstig de procedure van artikel 14 van Richtlijn 2001/18/EG heeft de bevoegde instantie van Zweden een beoordelingsrapport opgesteld, waarin wordt geconcludeerd dat er geen wetenschappelijk bewijs bestaat dat het in de handel brengen van Solanum tuberosum L. lijn EH92-527-1 voor de gevraagde toepassingen risico’s inhoudt voor de gezondheid van mens en dier of voor het milieu.

(5)

Het beoordelingsrapport is ingediend bij de Commissie en bij de bevoegde instanties van de andere lidstaten, die bezwaren hebben geformuleerd en gehandhaafd tegen het in de handel brengen van het product.

(6)

Op 9 december 2005 heeft BASF Plant Science de Zweedse bevoegde instantie in kennis gesteld van haar voornemen om toepassingen voor diervoeder uit te sluiten uit de kennisgeving op grond van Richtlijn 2001/18/EG, waardoor deze zou worden beperkt tot de teelt van Solanum tuberosum L. lijn EH92-527-1 en de productie van zetmeel voor industrieel gebruik.

(7)

Op grond van Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad (2) heeft BASF Plant Science op 25 april 2005 een aanvraag ingediend voor het in de handel brengen van levensmiddelen en diervoeders die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met Solanum tuberosum L. lijn EH92-527-1.

(8)

In de adviezen van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid betreffende het in de handel brengen van Solanum tuberosum L. lijn EH92-527-1 voor de teelt en voor de productie van industrieel zetmeel op grond van Richtlijn 2001/18/EG en voor levensmiddelen en diervoeders op grond van Verordening (EG) nr. 1829/2003, die op 24 februari 2006 zijn gepubliceerd, wordt geconcludeerd dat het onwaarschijnlijk is dat het product binnen de context van het voorgestelde gebruik daarvan een nadelig effect zal hebben op de gezondheid van mens of dier of op het milieu.

(9)

Uit een onderzoek van elk van de door de lidstaten gemaakte bezwaren in het licht van Richtlijn 2001/18/EG, van de in het kader van de kennisgeving ingediende informatie en van het advies van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid komen geen redenen naar voren om aan te nemen dat het in de handel brengen van Solanum tuberosum L. lijn EH92-527-1 nadelige effecten op de gezondheid van mens of dier of op het milieu zal hebben bij de voorgestelde toepassingen.

(10)

Op 26 februari 2007 heeft het Europees Geneesmiddelenbureau, in het licht van een rapport van de Wereldgezondheidsorganisatie waarin kanamycine en neomycine worden aangemerkt als „uiterst belangrijke antibacteriële agentia voor gebruik in de humane geneeskunde en in het kader van risicobeheerstrategieën in de niet-humane sector”, een verklaring vastgesteld over het therapeutische belang van beide antibiotica voor de humane en de veterinaire geneeskunde. Op 13 april 2007 heeft de EFSA met inachtneming van deze verklaring meegedeeld dat de aanwezigheid van het nptII-gen in genetisch gemodificeerde planten geen afbreuk zal doen aan de therapeutische werking van de antibiotica in kwestie. Dit is toe te schrijven aan het feit dat de waarschijnlijkheid van genoverdracht van planten naar bacteriën en de erop volgende expressie uiterst gering is en dat dit antibioticaresistentiegen in bacteriën reeds wijd verspreid is in het milieu. Daarmee bevestigde de EFSA haar eerdere beoordeling dat het gebruik van het markergen voor antibioticaresistentie ntpII in genetisch gemodificeerde organismen en de daarvan afgeleide producten voor toepassingen in levensmiddelen en diervoeders veilig is.

(11)

Op 14 mei 2008 heeft de Commissie een mandaat aan de EFSA verstrekt met het verzoek om: i) een geconsolideerd wetenschappelijk advies op te stellen, rekening houdend met het vorige advies en de verklaring over het gebruik van ARM-genen in genetisch gemodificeerde planten die bestemd zijn of waarvoor reeds een vergunning is verleend om in de handel te worden gebracht, en de mogelijke toepassingen daarvan voor invoer en verwerking en voor de teelt; ii) de mogelijke gevolgen van dit geconsolideerde advies aan te geven voor de vorige EFSA-evaluaties over afzonderlijke ggo’s die ARM-genen bevatten. In verband met het mandaat heeft de Commissie de aandacht van de EFSA gevestigd op onder meer brieven van Denemarken en Greenpeace.

(12)

Op 11 juni 2009 heeft de EFSA een verklaring over het gebruik van ARM-genen in genetisch gemodificeerde planten gepubliceerd waarin wordt geconcludeerd dat de vorige evaluatie van de EFSA over Solanum tuberosum L. lijn EH92-527-1 in lijn is met de in de verklaring beschreven risicobeoordelingsstrategie en dat geen nieuw bewijsmateriaal beschikbaar is dat de EFSA ertoe zou kunnen bewegen haar vorig advies te wijzigen.

(13)

Met het oog op Verordening (EG) nr. 1830/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende de traceerbaarheid en etikettering van genetisch gemodificeerde organismen en de traceerbaarheid van met genetisch gemodificeerde organismen geproduceerde levensmiddelen en diervoeders en tot wijziging van Richtlijn 2001/18/EG (3) en met het oog op Verordening (EG) nr. 65/2004 van de Commissie van 14 januari 2004 tot vaststelling van een systeem voor de ontwikkeling en toekenning van eenduidige identificatienummers voor genetisch gemodificeerde organismen (4) moet aan Solanum tuberosum L. lijn EH92-527-1 een eenduidig identificatienummer worden toegekend.

(14)

De voorgestelde etikettering, op een etiket of een begeleidend document, van producten die geheel of gedeeltelijk uit Solanum tuberosum L. lijn EH92-527-1 bestaan, dient een vermelding te bevatten om de marktdeelnemers en de eindgebruikers erop te wijzen dat dergelijk materiaal niet voor menselijke of dierlijke consumptie mag worden gebruikt.

(15)

Diervoeder geproduceerd met Solanum tuberosum L. lijn EH92-527-1 alsook de onvoorziene of technisch niet te voorkomen aanwezigheid van de aardappel in levensmiddelen of andere diervoeders zijn toegestaan uit hoofde van Besluit 2010/136/EU (5) krachtens Verordening (EG) nr. 1829/2003.

(16)

De lidstaten moeten de registers die overeenkomstig artikel 31, lid 3, onder b), van Richtlijn 2001/18/EG zijn aangelegd om de locatie van overeenkomstig deel C van de Richtlijn gecultiveerde ggo’s te registreren, onder meer te gebruiken om de monitoring en het algemene toezicht te vergemakkelijken en met het oog op inspectie en controle.

(17)

Met het oog op het advies van de EFSA dienen voor de voorgenomen toepassingen geen specifieke voorwaarden te worden vastgesteld betreffende de hantering of verpakking van het product en de bescherming van specifieke ecosystemen, milieus of geografische gebieden.

(18)

Ter aanvulling van bestaande veldstudies die in Noord-Europa zijn uitgevoerd en waaruit is gebleken dat het onwaarschijnlijk is dat de teelt van Solanum tuberosum L. lijn EH92-527-1 een nadelig effect zal hebben op het milieu, moeten in het kader van het monitoringprogramma extra maatregelen worden vastgesteld inzake de monitoring van organismen die zich met aardappelplanten voeden, op velden waar Solanum tuberosum L. lijn EH92-527-1 wordt geteeld voor commerciële doeleinden en in de omgeving van die velden.

(19)

Voordat Solanum tuberosum L. lijn EH92-527-1 in de handel wordt gebracht, moeten de nodige maatregelen van toepassing zijn om de etikettering en de traceerbaarheid daarvan in alle fasen van het in de handel brengen te waarborgen, met inbegrip van controle met behulp van een geschikte gevalideerde detectiemethode.

(20)

Een detectiemehode voor Solanum tuberosum L. lijn EH92-527-1 is gevalideerd door het communautaire referentielaboratorium als bedoeld in artikel 32 van Verordening (EG) nr. 1829/2003, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 641/2004 van de Commissie tot vaststelling van nadere bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 6 april 2004 wat betreft vergunningaanvragen voor nieuwe genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders, kennisgevingen van bestaande producten en de onvoorziene of technisch niet te voorkomen aanwezigheid van genetisch gemodificeerd materiaal waarvoor de risicobeoordeling tot een gunstig resultaat heeft geleid (6).

(21)

Het krachtens artikel 30, lid 1, van Richtlijn 2001/18/EG ingestelde comité heeft geen advies uitgebracht binnen de door zijn voorzitter vastgestelde termijn.

(22)

Tijdens zijn zitting van 16 juli 2007 heeft de Raad geen gekwalificeerde meerderheid kunnen bereiken voor of tegen het voorstel. Bijgevolg moet de Commissie de maatregelen vaststellen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Toestemming

Onverminderd andere communautaire wetgeving, met name Verordening (EG) nr. 1829/2003, verleent de bevoegde instantie van Zweden schriftelijke toestemming om het in artikel 2 omschreven product, waarvan kennisgeving is gedaan door BASF Plant Science (referentie C/SE/96/3501), overeenkomstig dit besluit in de handel te brengen.

Overeenkomstig artikel 19, lid 3, van Richtlijn 2001/18/EG worden in de toestemming expliciet de in de artikelen 3 en 4 uiteengezette voorwaarden vermeld die aan deze toestemming worden verbonden.

Artikel 2

Product

1.   Het genetisch gemodificeerde organisme dat als product of in een product in de handel wordt gebracht, hierna „het product” te noemen, is de aardappel (Solanum tuberosum L.) die, met het oog op een hoger gehalte aan amylopectine in het zetmeel, met Agrobacterium tumefaciens is gemodificeerd, met gebruikmaking van de vector pHoxwG, waaruit lijn EH92-527-1 is ontstaan. Het product bevat de volgende DNA-sequenties in twee cassettes:

a)

Cassette 1:

Een nptII-gen dat kanamycineresistent is, afkomstig van Tn5, gereguleerd door een nopalinesynthasepromoter ter expressie in plantenweefsel en eindigend op een polyadenyleringssequentie van het nopalinesynthasegen van Agrobacterium tumefaciens.

b)

Cassette 2:

Een segment van het gbss-aardappelgen dat codeert voor korrelgebonden zetmeelsynthase-eiwit, ingevoegd in omgekeerde richting, gereguleerd door de gbss-promotor geïsoleerd uit aardappelen, en eindigend op een polyadenyleringssequentie van het nopalinesynthasegen van Agrobacterium tumefaciens.

2.   De toestemming geldt voor genetisch gemodificeerde Solanum tuberosum L. lijn EH92-527-1, als product of in producten.

Artikel 3

Voorwaarden voor het op de markt brengen

Het product mag onder de volgende voorwaarden in de handel worden gebracht voor de teelt en voor industriële toepassingen:

a)

Overeenkomstig artikel 15, lid 4, van Richtlijn 2001/18/EG is de toestemming tien jaar geldig vanaf de datum waarop de toestemming voor Solanum tuberosum L. lijn EH92-527-1 is verleend.

b)

De eenduidige identificatiecode van de producten is BPS-25271-9.

c)

Onverminderd artikel 25 van Richtlijn 2001/18/EG stelt de houder van de toestemming op verzoek positieve en negatieve controlemonsters van het product, het genetische materiaal daarvan en referentiematerialen ter beschikking van de bevoegde instanties en de inspectiediensten van de lidstaten en van de communautaire controlelaboratoria.

d)

Een detectiemethode die specifiek is voor Solanum tuberosum L. lijn EH92-527-1 en die is gevalideerd door het in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1829/2003 bedoelde communautaire referentielaboratorium, is beschikbaar met het oog op inspectie en controle.

e)

Onverminderd de specifieke etiketteringsvoorschriften van Verordening (EG) nr. 1829/2003 worden op een etiket of in een bij het product gevoegd document de woorden „Dit product bevat genetisch gemodificeerde organismen” of „Dit product bevat genetisch gemodificeerde EH92-527-1-aardappelen” en de woorden „Niet voor menselijke consumptie” vermeld.

f)

Ook moet op het etiket, of in een bij het product gevoegd document, worden vermeld dat de zetmeelsamenstelling van het product is gewijzigd.

g)

Gedurende de gehele geldigheidsduur van de toestemming stelt de houder van de toestemming, bij het in de handel brengen in een lidstaat van Solanum tuberosum L. lijn EH92-527-1, de marktdeelnemers en gebruikers rechtstreeks in kennis van de veiligheid en de algemene kenmerken van het product, alsmede van de wettelijke voorschriften voor het in de handel brengen van materiaal dat is geoogst van gewassen die deze lijn bevatten.

h)

Aangezien dit besluit uitsluitend betrekking heeft op de teelt en het industrieel gebruik, waarborgt de houder van de toestemming dat aardappelknollen van Solanum tuberosum L. lijn EH92-527-1:

i)

tijdens het planten, de teelt, de oogst, het vervoer, de opslag en de hantering in het milieu, fysiek gescheiden worden gehouden van aardappelen die bestemd zijn voor menselijke of dierlijke consumptie;

ii)

uitsluitend worden geleverd aan daartoe aangewezen zetmeelverwerkende bedrijven die zijn meegedeeld aan de ter zake bevoegde nationale instantie, voor verwerking tot industrieel zetmeel in een gesloten systeem, met toepassing van een naar tijd of ruimte gescheiden productieproces, om zo vermenging te vermijden met materiaal van aardappelen die bestemd zijn voor menselijke of dierlijke consumptie.

Artikel 4

Monitoring

1.   Gedurende de gehele geldigheidsduur van de toestemming;

a)

ziet de houder van de toestemming erop toe dat het monitoringplan om na te gaan of de hantering of het gebruik van het product eventueel nadelige effecten heeft op de gezondheid van mens of dier of op het milieu, wordt ingevoerd en ten uitvoer wordt gelegd. Dit monitoringplan omvat specifieke monitoring, algemeen toezicht en een systeem voor identiteitsbehoud (IPS), zoals opgenomen in de kennisgeving, en kan later worden gewijzigd zoals bepaald in dit artikel;

b)

ziet de houder van de toestemming erop toe dat de monitoring informatie bevat met betrekking tot de oppervlakte van het perceel waar Solanum tuberosum L. lijn EH92-527-1 wordt geteeld en de hoeveelheid geoogst materiaal;

c)

moet de houder van de toestemming in staat zijn om aan de Commissie en de bevoegde instanties van de lidstaten gegevens te verstrekken waaruit blijkt dat:

i)

de bestaande monitoringnetwerken, zoals gespecificeerd in het in de kennisgeving opgenomen monitoringplan, de informatie verzamelen die relevant is voor de monitoring van de producten; en

ii)

deze monitoringnetwerken zijn overeengekomen deze informatie beschikbaar te stellen aan de houder van de toestemming vóór de datum van indiening van de monitoringverslagen bij de Commissie en de bevoegde instanties van de lidstaten overeenkomstig het bepaalde in lid 2;

d)

breidt de houder van de toestemming de bestaande monitoringnetwerken uit om alle telers van Solanum tuberosum L. lijn EH92-527-1 daarin op te nemen op grond van de vragenlijst en het rapportagesysteem zoals vermeld in de kennisgeving;

e)

voert de houder van de toestemming specifiek veldonderzoek uit met het oog op de monitoring van mogelijke nadelige effecten op organismen die zich met aardappelplanten voeden, op velden waar Solanum tuberosum L. lijn EH92-527-1 wordt geteeld en in de omgeving van die velden, overeenkomstig de voorschriften van bijlage I.

2.   De houder van de toestemming dient jaarlijks bij de Commissie en de bevoegde instanties van de lidstaten een verslag in over de resultaten van de monitoringactiviteiten, waarbij het eerste verslag wordt ingediend één jaar nadat de definitieve toestemming is verleend.

3.   Onverminderd artikel 20 van Richtlijn 2001/18/EG wordt het in de kennisgeving opgenomen monitoringplan, in voorkomend geval en behoudens instemming van de Commissie en de bevoegde instantie van de lidstaat die de oorspronkelijke kennisgeving heeft ontvangen, door de houder van de toestemming en/of, behoudens instemming van de Commissie, door de bevoegde instantie van de lidstaat die de oorspronkelijke kennisgeving heeft ontvangen, geëvalueerd in het licht van de resultaten van de monitoringactiviteiten. Voorstellen voor herziening van het monitoringplan worden ingediend bij de bevoegde instanties van de lidstaten.

Artikel 5

Adressaat

Deze beschikking is gericht tot het Koninkrijk Zweden.

Gedaan te Brussel, 2 maart 2010.

Voor de Commissie

John DALLI

Lid van de Commissie


(1)  PB L 106 van 17.4.2001, blz. 1.

(2)  PB L 268 van 18.10.2003, blz. 1.

(3)  PB L 268 van 18.10.2003, blz. 24.

(4)  PB L 10 van 16.1.2004, blz. 5.

(5)  Zie bladzijde 15 van dit Publicatieblad.

(6)  PB L 102 van 7.4.2004, blz. 14.


BIJLAGE

Monitoring van organismen die zich met aardappelplanten voeden, op velden waar Solanum tuberosum L. lijn EH92-527-1 wordt geteeld en in de omgeving van die velden.

1.

De houder van de toestemming voert veldonderzoek uit met het oog op de monitoring van mogelijke nadelige effecten op organismen die zich met aardappelplanten voeden, op velden waar Solanum tuberosum L. lijn EH92-527-1 wordt geteeld en in de omgeving van die velden.

2.

De monitoringstudie is vooral gericht op modelorganismen die zich met aardappelplanten voeden, op aardappelvelden en in de omgeving van die velden, en die representatief zijn voor ecologische sleutelfuncties in het agrarische milieu.

3.

In de monitoringstudie worden de recentste wetenschappelijke bevindingen in aanmerking genomen en wordt gebruikgemaakt van moderne protocollen die een statistische analyse van de gegevens bevatten, overeenkomstig de ter zake geldende standaardmethoden

4.

De resultaten van deze studies worden beoordeeld in het licht van de in de kennisgeving opgenomen risicoanalyse en worden meegedeeld overeenkomstig artikel 4, lid 2.

5.

In voorkomend geval worden de resultaten van deze studies gebruikt om het in de kennisgeving voorgestelde monitoringplan nader te bekijken en te wijzigen overeenkomstig artikel 4, lid 3.


4.3.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 53/15


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 2 maart 2010

tot verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van diervoeders die zijn geproduceerd met de genetisch gemodificeerde aardappel EH92-527-1 (BPS-25271-9) en de onvoorziene of technisch niet te voorkomen aanwezigheid van die aardappel in levensmiddelen en andere diervoeders krachtens Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2010) 1196)

(Slechts de tekst in de Duitse taal is authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

(2010/136/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 inzake genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders (1), en met name op artikel 7, lid 3, en artikel 19, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 28 februari 2005 heeft BASF Plant Science GmbH bij de bevoegde instanties van het Verenigd Koninkrijk overeenkomstig de artikelen 5 en 17 van Verordening (EG) nr. 1829/2003 een aanvraag ingediend voor het in de handel brengen van de genetisch gemodificeerde aardappel EH92-527-1 voor gebruik in levensmiddelen en diervoeders en voor levensmiddelen en diervoeders die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met de aardappel EH92-527-1, met uitzondering van de teelt.

(2)

Uit de aanvraag blijkt dat, zoals bij conventionele zetmeelaardappelen het geval is, met de genetisch gemodificeerde aardappel EH92-527-1 geproduceerd diervoeder een bijproduct van de verwerking tot zetmeel is en dat dit het enige beoogde gebruik in de voedsel- en voederketen is.

(3)

Op 10 november 2006 heeft de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) overeenkomstig de artikelen 6 en 18 van Verordening (EG) nr. 1829/2003 een gunstig advies uitgebracht en geconcludeerd dat het onwaarschijnlijk is dat het in de handel brengen van producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met de aardappel EH92-527-1 (2) zoals beschreven in de aanvraag („de producten”), schadelijke gevolgen voor de gezondheid van mens of dier of voor het milieu zal hebben. In haar advies heeft de EFSA aandacht besteed aan alle specifieke kwesties en problemen die door de lidstaten aan de orde waren gesteld in de context van de raadpleging van de nationale bevoegde autoriteiten, als bedoeld in artikel 6, lid 4, en artikel 18, lid 4, van die verordening.

(4)

Bijgevolg heeft de EFSA geadviseerd dat geen andere specifieke etiketteringsvoorschriften nodig zijn dan die van artikel 13, lid 1, en artikel 25, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1829/2003. De EFSA was ook van mening dat geen specifieke voorwaarden of beperkingen voor het in de handel brengen en/of specifieke voorwaarden of beperkingen voor het gebruik en de behandeling, met inbegrip van voorschriften voor monitoring na het in de handel brengen, en geen specifieke voorwaarden voor de bescherming van bijzondere ecosystemen/het milieu en/of geografische gebieden, als bedoeld in artikel 6, lid 5, onder e), en artikel 18, lid 5, onder e), van de verordening, moesten worden toegepast.

(5)

De EFSA heeft in haar advies geconcludeerd dat het door de aanvrager ingediende milieumonitoringplan in lijn is met de beoogde gebruiksdoeleinden van de producten. Deze milieumonitoring zal worden uitgevoerd krachtens Besluit 2010/135/EU van de Commissie van 2 maart 2010 betreffende het in de handel brengen, overeenkomstig Richtlijn 2001/18/EG van het Europees Parlement en de Raad, van een aardappelproduct (Solanum tuberosum L. lijn EH92-527-1), genetisch gemodificeerd met het oog op een groter gehalte aan amylopectine in het zetmeel (3).

(6)

Op 26 februari 2007 heeft het Europees Geneesmiddelenbureau in het licht van een rapport van de Wereldgezondheidsorganisatie waarin kanamycine en neomycine worden aangemerkt als „uiterst belangrijke antibacteriële stoffen voor gebruik in de humane geneeskunde en in het kader van risicobeheerstrategieën in de niet-humane sector” een verklaring afgegeven over het therapeutische belang van beide antibiotica voor de humane en de veterinaire geneeskunde. Op 13 april 2007 heeft de EFSA met inachtneming van deze verklaring meegedeeld dat de aanwezigheid van het nptII-gen in genetisch gemodificeerde planten geen afbreuk zal doen aan de therapeutische werking van de antibiotica in kwestie. Dit is toe te schrijven aan het feit dat de waarschijnlijkheid van genoverdracht van planten naar bacteriën en de erop volgende expressie uiterst gering is en dat dit antibioticaresistentiegen in bacteriën reeds wijd verspreid is in het milieu. Daarmee bevestigde de EFSA haar eerdere beoordeling dat het gebruik van het markergen voor antibioticaresistentie ntpII in genetisch gemodificeerde organismen en de daarvan afgeleide producten voor toepassingen in levensmiddelen en diervoeders veilig is.

(7)

Op 14 mei 2008 heeft de Commissie een mandaat aan de EFSA verstrekt met het verzoek om: i) een geconsolideerd wetenschappelijk advies op te stellen, rekening houdend met het vorige advies en de verklaring over het gebruik van ARM-genen in genetisch gemodificeerde planten die bestemd zijn of waarvoor reeds een vergunning is verleend om in de handel te worden gebracht, en de mogelijke toepassingen daarvan voor invoer en verwerking en voor de teelt; ii) de mogelijke gevolgen van dit geconsolideerde advies aan te geven voor de vorige EFSA-evaluaties over afzonderlijke ggo’s die ARM-genen bevatten. In verband met het mandaat heeft de Commissie de aandacht van de EFSA gevestigd op onder meer brieven van Denemarken en Greenpeace.

(8)

Op 11 juni 2009 heeft de EFSA een verklaring over het gebruik van ARM-genen in genetisch gemodificeerde planten gepubliceerd waarin wordt geconcludeerd dat de vorige evaluatie van de EFSA over de genetisch gemodificeerde aardappel EH92-527-1 in lijn is met de in de verklaring beschreven risicobeoordelingsstrategie en dat geen nieuw bewijsmateriaal beschikbaar is dat de EFSA ertoe zou kunnen bewegen haar vorig advies te wijzigen.

(9)

Gezien het bovenstaande moet een vergunning worden verleend.

(10)

De vergunning voor de teelt en het industriële gebruik van de aardappel EH92-527-1 is verleend bij Besluit 2010/135/EU dat voorwaarden voor gebruik en behandeling bevat om vermenging met materiaal van conventionele aardappelen voor levensmiddelen of diervoeders te vermijden.

(11)

Ondanks deze maatregelen kan niet worden uitgesloten dat de genetisch gemodificeerde aardappel en bepaalde producten van de verwerking daarvan tot zetmeel aanwezig zijn in levensmiddelen of diervoeders. Het gaat in dat geval om een onvoorziene of technisch niet te voorkomen aanwezigheid, die kan worden aanvaard als zij niet meer dan 0,9 % bedraagt.

(12)

Er moet aan ieder ggo een eenduidig identificatienummer worden toegekend overeenkomstig Verordening (EG) nr. 65/2004 van de Commissie van 14 januari 2004 tot vaststelling van een systeem voor de ontwikkeling en toekenning van eenduidige identificatienummers voor genetisch gemodificeerde organismen (4).

(13)

Alle informatie in de bijlage bij dit besluit inzake de verlening van een vergunning voor de producten moet worden opgenomen in het Communautair register van genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders als bedoeld in de verordening.

(14)

Overeenkomstig artikel 4, lid 2, en artikel 16, lid 2, van de verordening zijn de voorwaarden voor de verlening van een vergunning voor de producten bindend voor alle personen die hen in de handel brengen.

(15)

Krachtens artikel 9, lid 1, en artikel 15, lid 2, onder c), van Verordening (EG) nr. 1946/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2003 betreffende de grensoverschrijdende verplaatsing van genetisch gemodificeerde organismen (5) moeten de partijen bij het aan het Verdrag inzake biodiversiteit gehechte Protocol van Cartagena inzake bioveiligheid via het uitwisselingscentrum voor bioveiligheid van dit besluit in kennis worden gesteld.

(16)

Het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid heeft binnen de door zijn voorzitter vastgestelde termijn geen advies uitgebracht.

(17)

Tijdens zijn zitting van 18 februari 2008 heeft de Raad geen gekwalificeerde meerderheid kunnen bereiken voor of tegen het voorstel. Bijgevolg moet de Commissie de maatregelen vaststellen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Genetisch gemodificeerd organisme en eenduidig identificatienummer

Aan de genetisch gemodificeerde aardappel (Solanum tuberosum L.) EH92-527-1, als nader gespecificeerd in punt b) van de bijlage, wordt het eenduidige identificatienummer BPS-25271-9 toegekend, als bedoeld in Verordening (EG) nr. 65/2004.

Artikel 2

Vergunning

Voor de volgende producten wordt voor de doeleinden van artikel 4, lid 2, en artikel 16, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1829/2003 een vergunning verleend overeenkomstig de voorwaarden van dit besluit:

a)

diervoeders die met de aardappel BPS-25271-9 zijn geproduceerd;

b)

levensmiddelen die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met de aardappel BPS-25271-9 als gevolg van de onvoorziene of technisch niet te voorkomen aanwezigheid van dit ggo in een verhouding van niet meer dan 0,9 % van de afzonderlijk beschouwde voedselingrediënten of levensmiddelen die uit één ingrediënt bestaan;

c)

diervoeders die geheel of gedeeltelijk bestaan uit de aardappel BPS-25271-9 als gevolg van de onvoorziene of technisch niet te voorkomen aanwezigheid van dit ggo in een verhouding van niet meer dan 0,9 % van het diervoeder en van elk diervoeder waaruit het is samengesteld.

Artikel 3

Etikettering

Voor de toepassing van de specifieke etiketteringsvoorschriften van artikel 25, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1829/2003 luidt de naam van het organisme „amylopectinezetmeelaardappel”.

Artikel 4

Monitoring van de milieueffecten

1.   Het monitoringplan voor de milieueffecten, als bedoeld in artikel 4 van Besluit 2010/135/EU wordt geacht ook in het kader van dit besluit te gelden.

2.   De vergunninghouder dient bij de Commissie elk jaar een verslag in over de uitvoering en de resultaten van de monitoring.

In die verslagen wordt duidelijk vermeld welke gedeelten daarvan als vertrouwelijk worden beschouwd en worden verifieerbare redenen voor die vertrouwelijkheid aangegeven, overeenkomstig artikel 30 van Verordening (EG) nr. 1829/2003.

Vertrouwelijke delen van die verslagen worden als afzonderlijke documenten ingediend.

Artikel 5

Communautair register

De informatie in de bijlage bij dit besluit wordt opgenomen in het Communautair register van genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders als bedoeld in artikel 28 van Verordening (EG) nr. 1829/2003.

Artikel 6

Vergunninghouder

De vergunninghouder is BASF Plant Science GmbH, Duitsland.

Artikel 7

Geldigheid

Dit besluit is van toepassing gedurende een periode van tien jaar vanaf de datum van kennisgeving.

Artikel 8

Adressaat

Dit besluit is gericht tot BASF Plant Science GmbH, Carl-Bosch-Straße 38, 67056 Ludwigshafen, Duitsland.

Gedaan te Brussel, 2 maart 2010.

Voor de Commissie

John DALLI

Lid van de Commissie


(1)  PB L 268 van 18.10.2003, blz. 1.

(2)  http://registerofquestions.efsa.europa.eu/roqFrontend/questionLoader?question = EFSA-Q-2005-070

(3)  Zie bladzijde 11 van dit Publicatieblad.

(4)  PB L 10 van 16.1.2004, blz. 5.

(5)  PB L 287 van 5.11.2003, blz. 1.


BIJLAGE

a)   Aanvrager en vergunninghouder:

Naam

:

BASF Plant Science GmbH

Adres

:

Carl-Bosch-Straße 38, 67056 Ludwigshafen, Duitsland

b)   Benaming en specificatie van de producten:

1.

Diervoeders die met de aardappel BPS-25271-9 zijn geproduceerd;

2.

levensmiddelen die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met de aardappel BPS-25271-9 als gevolg van de onvoorziene of technisch niet te voorkomen aanwezigheid van dit ggo in een verhouding van niet meer dan 0,9 % van de afzonderlijk beschouwde voedselingrediënten of van levensmiddelen die uit één ingrediënt bestaan;

3.

diervoeders die geheel of gedeeltelijk bestaan uit de aardappel BPS-25271-9 als gevolg van de onvoorziene of technisch niet te voorkomen aanwezigheid van dit ggo in een verhouding van niet meer dan 0,9 % van het diervoeder en van elk diervoeder waaruit het is samengesteld.

De genetisch gemodificeerde aardappel BPS-25271-9, zoals beschreven in de aanvraag heeft een gewijzigde zetmeelsamenstelling (hogere verhouding amylopectine/amylose). De modificatie veroorzaakt remming van de expressie van het korrelgebonden zetmeelsynthase-eiwit (GBSS), dat de biosynthese van amylose verzorgt. Daardoor bevat het geproduceerde zetmeel nauwelijks of geen amylose en bestaat het uit amylopectine, waardoor de fysische eigenschappen van het zetmeel zijn gewijzigd. Als selecteerbare marker is bij de genetische modificatie een nptII-gen gebruikt, dat resistentie tegen kanamycine veroorzaakt.

c)   Etikettering:

Voor de toepassing van de specifieke etiketteringsvoorschriften van artikel 25, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1829/2003 luidt de naam van het organisme „amylopectinezetmeelaardappel”.

d)   Detectiemethode:

Eventspecifieke real-time kwantitatieve PCR-gebaseerde methode voor de genetisch gemodificeerde aardappel BPS-25271-9;

gevalideerd door het communautaire referentielaboratorium, opgericht bij Verordening (EG) nr. 1829/2003, gepubliceerd op http://gmo-crl.jrc.it/statusofdoss.htm

referentiemateriaal: ERM®-BF421 toegankelijk via het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek (GCO) van de Commissie, Instituut voor Referentiematerialen en Metingen (IRMM) op http://www.irmm.jrc.be/html/reference_materials_catalogue/index.htm

e)   Eenduidig identificatienummer:

BPS-25271-9.

f)   Informatie die vereist is krachtens bijlage II bij het Protocol van Cartagena inzake bioveiligheid dat aan het Verdrag inzake biodiversiteit gehecht is:

Uitwisselingscentrum voor bioveiligheid, Record ID: zie [wordt ingevuld bij de kennisgeving].

g)   Voorwaarden of beperkingen met betrekking tot het in de handel brengen, het gebruik en de behandeling van het product:

Niet van toepassing.

h)   Monitoringplan:

Monitoringplan voor de milieueffecten, als bedoeld in artikel 4 van Besluit 2010/135/EU.

i)   Voorschriften voor monitoring, na het in de handel brengen, van het gebruik van het levensmiddel voor menselijke consumptie:

Niet van toepassing.

Noot: Het kan gebeuren dat de links naar de documenten na verloop van tijd gewijzigd moeten worden. Dergelijke wijzigingen worden bekendgemaakt door het Communautair register van genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders bij te werken.


III Andere handelingen

EUROPESE ECONOMISCHE RUIMTE

4.3.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 53/19


BESLUIT VAN HET PERMANENT COMITÉ VAN DE EVA-STATEN

Nr. 1/2010/SC

van 28 januari 2010

tot instelling van een Interimcomité voor het Financieel Mechanisme 2009-2014 van de EER

HET PERMANENT COMITÉ VAN DE EVA-STATEN,

Gelet op de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, zoals aangepast bij het Protocol tot aanpassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, hierna „de EER-overeenkomst” genoemd,

Gelet op de te sluiten overeenkomst waarbij een nieuw Financieel Mechanisme van de EER voor de periode 2009-2014 wordt ingesteld,

Gezien de overeenkomst tussen het Koninkrijk Noorwegen en de Europese Gemeenschap om voor de periode 2009-2014 een Financieel Mechanisme van Noorwegen in te stellen,

BESLUIT:

Artikel 1

1.   Er wordt een Interimcomité voor het Financieel Mechanisme 2009-2014 van de EER ingesteld, hierna „het Interimcomité” genoemd, dat zo snel mogelijk operationeel moet zijn.

2.   Het Interimcomité zal de EVA-staten helpen de uitvoering van het Financieel Mechanisme van de EER voor 2009-2014 voor te bereiden.

3.   Het Interimcomité brengt verslag uit aan het Permanent Comité.

4.   Het Interimcomité kan worden bijgestaan door de missies van de EER/EVA-staten bij de EU.

5.   Het Interimcomité wordt op de dag van de inwerkingtreding of op de dag van de voorlopige toepassing van het besluit tot instelling van het Financieel Mechanisme 2009-2014 van de EER vervangen door een Comité voor het Financieel Mechanisme 2009-2014 van de EER.

6.   Het Interimcomité bespreekt en evalueert de mogelijke coördinatie tussen het Financieel Mechanisme van de EER en het Financieel Mechanisme van Noorwegen.

7.   Het Interimcomité wijst een voorzitter aan die wordt goedgekeurd door het Permanent Comité.

Artikel 2

Dit besluit treedt onmiddellijk in werking.

Artikel 3

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het EER-gedeelte van en in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 28 januari 2010.

Voor het Permanent Comité

De voorzitter

Z.D.H. Prins Nikolaus von LIECHTENSTEIN

De secretaris-generaal

Kåre BRYN