ISSN 1725-2598

doi:10.3000/17252598.L_2010.008.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 8

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

53e jaargang
13 januari 2010


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EU) nr. 20/2010 van de Commissie van 12 januari 2010 houdende inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Arzùa-Ulloa (BOB))

1

 

*

Verordening (EU) nr. 21/2010 van de Commissie van 12 januari 2010 houdende inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Pistacchio Verde di Bronte (BOB))

3

 

 

Verordening (EU) nr. 22/2010 van de Commissie van 12 januari 2010 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

5

 

 

Verordening (EU) nr. 23/2010 van de Commissie van 12 januari 2010 tot wijziging van de bij Verordening (EG) nr. 877/2009 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor bepaalde producten uit de sector suiker voor het verkoopseizoen 2009/10

7

 

 

IV   Handelingen die vóór 1 december 2009 zijn aangenomen krachtens het EG-Verdrag, het EU-Verdrag en het Euratom-Verdrag

 

*

Besluit 2010/16/GBVB/JBZ van de Raad van 30 november 2009 houdende ondertekening, namens de Europese Unie, van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika inzake de verwerking en doorgifte van gegevens betreffende het betalingsberichtenverkeer van de Europese Unie naar de Verenigde Staten ten behoeve van het programma voor het traceren van terrorismefinanciering

9

Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika inzake de verwerking en doorgifte van gegevens betreffende het financiële berichtenverkeer van de Europese Unie naar de Verenigde Staten ten behoeve van het programma voor het traceren van terrorismefinanciering

11

 

 

2010/17/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 29 oktober 2009 tot vaststelling van de basisparameters voor registers van machinistenvergunningen en aanvullende bevoegdheidsbewijzen als bedoeld in Richtlijn 2007/59/EG van het Europees Parlement en de Raad (Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 8278)  ( 1 )

17

 

 

2010/18/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 26 november 2009 tot vaststelling van de milieucriteria voor de toekenning van de communautaire milieukeur voor houten vloerbekledingen (Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 9427)  ( 1 )

32

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

13.1.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 8/1


VERORDENING (EU) Nr. 20/2010 VAN DE COMMISSIE

van 12 januari 2010

houdende inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Arzùa-Ulloa (BOB))

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name op artikel 7, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 6, lid 2, eerste alinea, en artikel 17, lid 2, van Verordening (EG) nr. 510/2006 is de door Spanje ingediende aanvraag tot registratie van de benaming „Arzùa-Ulloa” bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie  (2).

(2)

Aangezien bij de Commissie geen bezwaren zijn ingediend overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 510/2006, moet deze benaming worden ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in de bijlage vermelde benaming wordt ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 12 januari 2010.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12.

(2)  PB C 131 van 10.6.2009, blz. 25.


BIJLAGE

In bijlage I bij het Verdrag genoemde landbouwproducten voor menselijke consumptie:

Categorie 1.3.   Kaas

SPANJE

Arzùa-Ulloa (BOB)


13.1.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 8/3


VERORDENING (EU) Nr. 21/2010 VAN DE COMMISSIE

van 12 januari 2010

houdende inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Pistacchio Verde di Bronte (BOB))

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name op artikel 7, lid 4, eerste alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 6, lid 2, eerste alinea, en artikel 17, lid 2, van Verordening (EG) nr. 510/2006 is de door Italië ingediende aanvraag tot registratie van de benaming „Pistacchio Verde di Bronte” bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie  (2).

(2)

Aangezien bij de Commissie geen bezwaren zijn ingediend overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 510/2006, moet deze benaming worden ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in de bijlage vermelde benaming wordt ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 12 januari 2010.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12.

(2)  PB C 130 van 9.6.2009, blz. 16.


BIJLAGE

In bijlage I bij het Verdrag genoemde landbouwproducten voor menselijke consumptie:

Categorie 1.6.   Groenten en fruit en granen, in ongewijzigde staat of verwerkt

ITALIË

Pistacchio Verde di Bronte (BOB)


13.1.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 8/5


VERORDENING (EU) Nr. 22/2010 VAN DE COMMISSIE

van 12 januari 2010

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (2), en met name op artikel 138, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

Bij Verordening (EG) nr. 1580/2007 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XV, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 138 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 13 januari 2010.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 12 januari 2010.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 350 van 31.12.2007, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

IL

122,3

MA

70,7

TN

112,5

TR

96,5

ZZ

100,5

0707 00 05

EG

174,9

JO

115,2

MA

76,9

TR

116,5

ZZ

120,9

0709 90 70

MA

120,9

TR

101,5

ZZ

111,2

0709 90 80

EG

225,1

ZZ

225,1

0805 10 20

EG

49,2

IL

56,2

MA

63,2

TR

53,6

ZZ

55,6

0805 20 10

MA

94,5

TR

64,0

ZZ

79,3

0805 20 30, 0805 20 50, 0805 20 70, 0805 20 90

CN

52,9

EG

67,7

HR

59,0

IL

68,5

JM

129,2

MA

83,8

TR

71,2

ZZ

76,0

0805 50 10

EG

64,3

MA

65,5

TR

73,7

US

87,7

ZZ

72,8

0808 10 80

CA

84,4

CN

91,1

MK

24,7

US

110,8

ZZ

77,8

0808 20 50

CN

55,0

US

114,0

ZZ

84,5


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


13.1.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 8/7


VERORDENING (EU) Nr. 23/2010 VAN DE COMMISSIE

van 12 januari 2010

tot wijziging van de bij Verordening (EG) nr. 877/2009 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor bepaalde producten uit de sector suiker voor het verkoopseizoen 2009/10

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 951/2006 van de Commissie van 30 juni 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad wat betreft de handel met derde landen in de sector suiker (2), en met name op artikel 36, lid 2, tweede alinea, tweede zin,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en bepaalde stropen voor het verkoopseizoen 2009/10 zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 877/2009 van de Commissie (3). Deze prijzen en rechten zijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 14/2010 van de Commissie (4).

(2)

Naar aanleiding van de gegevens waarover de Commissie momenteel beschikt, dienen deze bedragen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 951/2006 te worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bij Verordening (EG) nr. 951/2006 voor het verkoopseizoen 2009/10 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor de in artikel 36 van Verordening (EG) nr. 877/2009 bedoelde producten worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 13 januari 2010.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 12 januari 2010.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 178 van 1.7.2006, blz. 24.

(3)  PB L 253 van 25.9.2009, blz. 3.

(4)  PB L 4 van 8.1.2010, blz. 87.


BIJLAGE

Gewijzigde bedragen van de representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en producten van GN-code 1702 90 95 die gelden met ingang van 13 januari 2010

(EUR)

GN-code

Representatieve prijs per 100 kg netto van het betrokken product

Aanvullend recht per 100 kg netto van het betrokken product

1701 11 10 (1)

43,39

0,00

1701 11 90 (1)

43,39

1,89

1701 12 10 (1)

43,39

0,00

1701 12 90 (1)

43,39

1,59

1701 91 00 (2)

49,32

2,67

1701 99 10 (2)

49,32

0,00

1701 99 90 (2)

49,32

0,00

1702 90 95 (3)

0,49

0,22


(1)  Vaststelling voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage IV, punt III, van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(2)  Vaststelling voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage IV, punt II, van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(3)  Vaststelling per procent sacharose.


IV Handelingen die vóór 1 december 2009 zijn aangenomen krachtens het EG-Verdrag, het EU-Verdrag en het Euratom-Verdrag

13.1.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 8/9


BESLUIT 2010/16/GBVB/JBZ VAN DE RAAD

van 30 november 2009

houdende ondertekening, namens de Europese Unie, van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika inzake de verwerking en doorgifte van gegevens betreffende het betalingsberichtenverkeer van de Europese Unie naar de Verenigde Staten ten behoeve van het programma voor het traceren van terrorismefinanciering

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op de artikelen 24 en 38,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 27 juli 2009 besloten om het voorzitterschap, hierin bijgestaan door de Commissie, te machtigen onderhandelingen te openen betreffende een Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika inzake de verwerking en doorgifte van gegevens betreffende het betalingsberichtenverkeer van de Europese Unie naar de Verenigde Staten ten behoeve van het programma voor het traceren van terrorismefinanciering. Deze onderhandelingen zijn succesvol verlopen en hebben tot een ontwerp-overeenkomst geleid (hierna „de overeenkomst” genoemd).

(2)

Deze overeenkomst is belangrijk om ervoor te zorgen dat de aangewezen verstrekkers van diensten inzake internationaal betalingsberichtenverkeer de voor het voorkomen en bestrijden van terrorisme noodzakelijke gegevens betreffende het betalingsberichtenverkeer die op het grondgebied van de Europese Unie zijn opgeslagen, aan het Amerikaanse ministerie van Financiën ter beschikking stellen, onder voorbehoud van strikte naleving van de waarborgen inzake de persoonlijke levenssfeer en de bescherming van persoonsgegevens.

(3)

De overeenkomst dient te worden ondertekend onder voorbehoud van sluiting op een later tijdstip.

(4)

De overeenkomst bepaalt dat zij vanaf 1 februari 2010 voorlopig zal worden toegepast. De lidstaten zijn derhalve gehouden de bepalingen ervan vanaf die datum overeenkomstig bestaande nationale wetgeving uit te voeren,

BESLUIT:

Artikel 1

De ondertekening van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika inzake de verwerking en doorgifte van gegevens betreffende het betalingsberichtenverkeer van de Europese Unie naar de Verenigde Staten ten behoeve van het programma voor het traceren van terrorismefinanciering, wordt namens de Europese Unie goedgekeurd onder voorbehoud van de sluiting van die overeenkomst.

De tekst van de overeenkomst is aan dit besluit gehecht.

Artikel 2

De voorzitter van de Raad wordt gemachtigd de persoon (personen) aan te wijzen die bevoegd is (zijn) om namens de Europese Unie de overeenkomst, onder voorbehoud van sluiting van de overeenkomst, te ondertekenen.

Artikel 3

In afwachting van de inwerkingtreding wordt de overeenkomst overeenkomstig artikel 15 vanaf 1 februari 2010 voorlopig toegepast overeenkomstig de bestaande nationale wetgeving. De aangehechte verklaring betreffende de voorlopige toepassing wordt op het moment van ondertekening afgelegd.

Gedaan te Brussel, 30 november 2009.

Voor de Raad

De voorzitster

B. ASK


BIJLAGE

Namens de Europese Unie af te leggen verklaring bij de ondertekening van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika inzake de verwerking en doorgifte van gegevens betreffende het betalingsberichtenverkeer van de Europese Unie naar de Verenigde Staten ten behoeve van het programma voor het traceren van terrorismefinanciering

„In afwachting van de inwerkingtreding van deze overeenkomst, die geen afwijking of wijziging van de wetgeving van de Europese Unie of haar lidstaten inhoudt, zal deze door de lidstaten te goeder trouw voorlopig worden uitgevoerd, in het kader van hun bestaande nationale wetgeving.”


VERTALING

OVEREENKOMST

tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika inzake de verwerking en doorgifte van gegevens betreffende het financiële berichtenverkeer van de Europese Unie naar de Verenigde Staten ten behoeve van het programma voor het traceren van terrorismefinanciering

DE EUROPESE UNIE,

enerzijds, en

DE VERENIGDE STATEN VAN AMERIKA,

anderzijds,

hierna „de partijen” genoemd,

VERLANGENDE terrorisme en terrorismefinanciering te voorkomen en te bestrijden met het delen van informatie als middel tot bescherming van hun respectieve democratische samenlevingen en gemeenschappelijke waarden;

ERNAAR STREVEND de samenwerking tussen de partijen te intensiveren en aan te moedigen in de geest van trans-Atlantisch partnerschap;

HERINNEREND AAN de verdragen van de Verenigde Naties inzake de bestrijding van terrorisme en de financiering daarvan, alsook de toepasselijke resoluties van de VN-Veiligheidsraad op het gebied van terrorismebestrijding, met name Resolutie 1373 (2001) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties;

ERKENNEND DAT het programma voor het traceren van terrorismefinanciering van het ministerie van Financiën van de Verenigde Staten (Verenigde Staten Treasury Department Terrorist Finance Tracking Programme — hierna „TFTP” genoemd) tot opsporing en aanhouding van terroristen en hun geldschieters heeft bijgedragen, en veel aanwijzingen heeft opgeleverd die ten behoeve van de terreurbestrijding aan bevoegde autoriteiten in heel de wereld zijn bezorgd en in het bijzonder de lidstaten van de Europese Unie („de lidstaten”) daar hun voordeel mee hebben gedaan;

WIJZENDE OP het belang van het TFTP bij de preventie en de bestrijding van terrorisme en de financiering daarvan in de Europese Unie en elders, en de belangrijke rol die de Europese Unie te spelen heeft om ervoor te zorgen dat de aangewezen verstrekkers van diensten inzake internationaal betalingsberichtenverkeer de voor het voorkomen en bestrijden van terrorisme noodzakelijke gegevens betreffende het betalingsberichtenverkeer die op het grondgebied van de Europese Unie zijn opgeslagen, ter beschikking stellen, onder voorbehoud van strikte naleving van de waarborgen inzake de persoonlijke levenssfeer en de bescherming van persoonsgegevens;

INDACHTIG artikel 6, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie, dat betrekking heeft op de grondrechten, en op de beginselen van evenredigheid en noodzakelijkheid met betrekking tot het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en de bescherming van persoonsgegevens krachtens artikel 8, lid 2, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, Verdrag nr. 108 van de Raad van Europa tot bescherming van personen met betrekking tot de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens en de artikelen 7 en 8 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie;

MET NADRUK WIJZENDE OP de gemeenschappelijke waarden die in de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika („de Verenigde Staten”) borg staan voor de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en de bescherming van persoonsgegevens, daaronder begrepen het belang dat beide partijen hechten aan een eerlijke rechtsgang en het recht op daadwerkelijke voorziening in rechte tegen ondeugdelijk bestuur;

WIJZENDE OP de strikte controles en waarborgen waarmee het ministerie van Financiën van de Verenigde Staten het verwerken, gebruiken en verspreiden van gegevens betreffende het betalingsberichtenverkeer in het kader van het TFTP omringt, zoals deze blijken uit de opmerkingen („representations”) van het ministerie van Financiën van de Verenigde Staten, gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie van 20 juli 2007 en in het Federal Register van de Verenigde Staten van 23 oktober 2007, die een beeld geven van de lopende samenwerking tussen de Verenigde Staten en de Europese Unie bij het bestrijden van terrorisme in de wereld;

MEMOREREND DAT eenieder, ongeacht zijn nationaliteit, om zijn rechten effectief te kunnen uitoefenen, een klacht moet kunnen indienen bij een onafhankelijke gegevensbeschermingsautoriteit, een andere soortgelijke instantie, of een onafhankelijk en onpartijdig gerecht, met het oog op een daadwerkelijke voorziening in rechte;

INDACHTIG het feit dat op grond van het Amerikaanse recht een passend administratief of rechterlijk beroep kan worden ingesteld betreffende foutieve behandeling van persoonsgegevens, onder meer op grond van de wet administratieve rechtsvordering van 1946 (Administrative Procedure Act (titel 5, United States Codes, sectie 701 et seq.), de wet betreffende de inspecteur-generaal van 1978 (Inspector General Act (titel 5, United States Codes, App.), de aanbevelingen voor de toepassing van de wet commissie 11 september van 2007 (Implementing Recommendations of the 9/11 Commission Act, titel 42, United States Codes, sectie 2000ee et seq.), de wet computercriminaliteit en computermisbruik (Computer Fraud and Abuse Act, titel 18, United States Codes, sectie 1030) en de wet gegevensbeschermingsmaatregelen (Freedom of Information Act, titel 5, United States Codes, sectie 552), als gewijzigd;

HERINNEREND AAN de in de Europese Unie bestaande wettelijke verplichting volgens welke cliënten van financiële instellingen en van verstrekkers van diensten inzake betalingsberichtenverkeer ervan op de hoogte worden gebracht dat hun persoonsgegevens in bestanden betreffende financiële transacties voor rechtshandhavingsdoeleinden kunnen worden doorgegeven aan de publieke autoriteiten van de EU-lidstaten en/of van derde landen;

BEVESTIGEND DAT deze overeenkomst geen precedent schept voor eventuele toekomstige regelingen tussen de Verenigde Staten en de Europese Unie, of tussen een van beide partijen en een andere staat, betreffende de verwerking en doorgifte van gegevens betreffende het betalingsberichtenverkeer of enige andere vorm van gegevens, of betreffende gegevensbescherming;

ERKENNEND DAT deze overeenkomst geen afwijking inhoudt van de bestaande bevoegdheden van de gegevensbeschermingsautoriteiten van de lidstaten om eenieder bescherming te bieden ter zake van verwerking van zijn of haar persoonsgegevens; en

VOORTS BEVESTIGEND DAT eventuele andere regelingen of overeenkomsten inzake rechtshandhaving of uitwisseling van gegevens tussen de partijen of tussen de Verenigde Staten en de lidstaten door onderhavige overeenkomst onverlet worden gelaten,

HEBBEN OVEREENSTEMMING BEREIKT OMTRENT DE VOLGENDE BEPALINGEN:

Artikel 1

Doel van de overeenkomst

1.   Doel van deze overeenkomst is om, met volledige inachtneming van de persoonlijke levenssfeer, de bescherming van persoonsgegevens en overige in deze overeenkomst gestelde voorwaarden, te waarborgen dat:

a)

op het grondgebied van de Europese Unie opgeslagen gegevens betreffende het internationale betalingsberichtenverkeer en aanverwante gegevens in het bezit van de uit hoofde van deze overeenkomst gezamenlijk aangewezen verstrekkers van diensten inzake internationaal betalingsberichtenverkeer op verzoek ter beschikking van het ministerie van Financiën van de Verenigde Staten worden gesteld met het oog op het voorkomen, onderzoeken, opsporen of vervolgen van terrorisme en terrorismefinanciering; en

b)

via het TFTP verkregen relevante gegevens ter beschikking worden gesteld van de autoriteiten van de lidstaten die bevoegd zijn voor rechtshandhaving, openbare veiligheid of terrorismebestrijding of Europol of Eurojust, met het oog op het voorkomen, onderzoeken, opsporen of vervolgen van terrorisme en terrorismefinanciering.

2.   De Verenigde Staten, de Europese Unie en haar lidstaten nemen alle nodige en passende maatregelen binnen hun bevoegdheid om de bepalingen van deze overeenkomst uit te voeren en het doel ervan te bereiken.

Artikel 2

Toepassingsgebied

Gedrag in verband met terrorisme of terrorismefinanciering

Deze overeenkomst is van toepassing op het verkrijgen en gebruiken van berichten en aanverwante gegevens betreffende financiële betalingen met het oog op het voorkomen, onderzoeken, opsporen of vervolgen van:

a)

handelingen van een persoon of entiteit die geweld omvatten of anderszins gevaarlijk zijn voor het menselijk leven of een risico van schade aan eigendom of infrastructuur inhouden en redelijkerwijs worden geacht te worden begaan met het oogmerk om:

i)

de bevolking te intimideren of te dreigen;

ii)

een overheid of een internationale organisatie door intimidatie, dwang of dreiging tot handelen of niet-handelen te brengen;

iii)

de politieke, constitutionele, economische of sociale basisstructuren van een land of van een internationale organisatie ernstig te ontwrichten of te vernietigen;

b)

een persoon of entiteit die bijstand, steun of financiële, materiële of technologische ondersteuning verleent voor het verrichten van financiële of andere diensten met het oog op of ter ondersteuning van handelingen als omschreven onder a), of

c)

een persoon of entiteit die zich schuldig maakt aan medeplichtigheid aan, uitlokking van of een poging tot de onder a) of b) beschreven handelingen.

Artikel 3

Waarborgen van het verstrekken van gegevens door aangewezen verstrekkers

De Europese Unie waarborgt, conform deze overeenkomst, dat de entiteiten die door de partijen bij deze overeenkomst gezamenlijk zijn aangewezen als verstrekkers van diensten betreffende het betalingsberichtenverkeer (hierna te noemen „aangewezen verstrekkers”) de gegevens betreffende het internationaal betalingsberichtenverkeer en aanverwante gegevens die opgevraagd worden met het oog op het voorkomen, onderzoeken, opsporen of vervolgen van terrorisme en terrorismefinanciering (hierna te noemen „verstrekte gegevens”), ter beschikking stellen van het Amerikaanse ministerie van Financiën.

Artikel 4

Door de Verenigde Staten gedane verzoeken tot het verkrijgen van gegevens van aangewezen verstrekkers

1.   Overeenkomstig artikel 8 van de Overeenkomst betreffende wederzijdse rechtshulp tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika, ondertekend te Washington op 25 juni 2003, en aanverwante bilaterale instrumenten betreffende wederzijdse rechtshulp tussen de Verenigde Staten en de lidstaat waar de aangewezen verstrekker gevestigd is of waar hij de gevraagde gegevens opslaat, doet het Amerikaanse ministerie van Financiën een verzoek uitgaan op basis van een lopend onderzoek naar specifiek gedrag als bedoeld in artikel 2 waarbij daden zijn begaan of waarvan op basis van eerder verkregen gegevens of bewijsmateriaal kan worden aangenomen dat zij kunnen worden begaan. Het Amerikaans ministerie van Financiën zal in dit verband beschouwd worden als een administratieve autoriteit die bijstand kan verstrekken.

2.   Het verzoek geeft zo duidelijk mogelijk aan welke door een op het grondgebied van de Europese Unie gevestigde aangewezen verstrekker opgeslagen gegevens daarvoor noodzakelijk zijn. Tot de gevraagde gegevens kunnen identificatiegegevens behoren betreffende de opdrachtgever en/of de bestemmeling van de verrichting, waaronder de naam, het rekeningnummer, het adres, het nationaal identificatienummer en andere persoonsgegevens met betrekking tot financiële berichten.

Het verzoek maakt aannemelijk dat de gevraagde gegevens noodzakelijk zijn en wordt zorgvuldig op maat gesneden opdat zo weinig mogelijk gegevens worden gevraagd, waarbij ter dege rekening wordt gehouden met geografische analysen en analysen betreffende dreigingen en kwetsbaarheden.

3.   Het verzoek wordt doorgegeven door het Amerikaanse ministerie van Justitie aan de centrale autoriteit van de lidstaat waar de aangewezen verstrekker gevestigd is of waar hij de gevraagde gegevens opslaat.

4.   De Verenigde Staten zenden tegelijkertijd een kopie van het verzoek aan de centrale autoriteit van de andere lidstaat. Tevens zenden de Verenigde Staten tegelijkertijd een kopie van het verzoek aan de nationale leden van Eurojust van deze lidstaten.

5.   Na ontvangst van het overeenkomstig lid 3 met redenen omklede verzoek verifieert de centrale autoriteit van de aangezochte lidstaat of het verzoek conform deze overeenkomst en de toepasselijke bepalingen van de bilaterale overeenkomst betreffende wederzijdse rechtshulp is. Wanneer de centrale autoriteit dit heeft geverifieerd, wordt het verzoek doorgegeven aan de bevoegde autoriteit met het oog op tenuitvoerlegging uit hoofde van de wetgeving van de aangezochte lidstaat.

Indien het verzoek is doorgegeven aan de centrale autoriteit van de lidstaat waar de aangewezen verstrekker gevestigd is, verstrekt de lidstaat waar de gegevens zijn opgeslagen bijstand bij de tenuitvoerlegging van het verzoek.

De gevraagde maatregel wordt met spoed ten uitvoer gelegd.

6.   Indien de aangewezen verstrekker om technische redenen niet in staat is te bepalen welke specifieke gegevens aan het verzoek beantwoorden en deze niet kan leveren, worden alle mogelijke relevante gegevens, behoudens artikel 5, lid 2, in bulk aan de bevoegde autoriteit van de aangezochte lidstaat doorgegeven.

7.   De gegevens worden doorgezonden tussen de aangewezen autoriteiten van de aangezochte lidstaat en die van de Verenigde Staten.

8.   De Europese Unie waarborgt dat de aangewezen verstrekkers een gedetailleerd register bijhouden van alle gegevens die voor de toepassing van deze overeenkomst aan de bevoegde autoriteit van de aangezochte lidstaat worden doorgegeven.

9.   Gegevens die rechtmatig op basis van deze bepalingen zijn doorgegeven, kunnen bevraagd worden in het kader van andere onderzoeken naar de soorten handelingen als bedoeld in lid 2, met volledige inachtneming van artikel 5.

Artikel 5

Waarborgen met betrekking tot de verwerking van de verstrekte gegevens

1.   Het Amerikaanse ministerie van Financiën waarborgt dat verstrekte gegevens overeenkomstig de bepalingen van deze overeenkomst worden verwerkt.

2.   Het TFTP behelst noch zal behelzen datamining of enige andere vormen van algoritmisch of geautomatiseerd profileren of filteren. Het Amerikaanse ministerie van Financiën staat in het bijzonder in voor de bescherming van persoonsgegevens met de volgende waarborgen, die zonder onderscheid naar, in het bijzonder, nationaliteit of land van verblijf worden toegepast:

a)

de verstrekte gegevens worden uitsluitend met het oog op het voorkomen, onderzoeken, opsporen of vervolgen van terrorisme en terrorismefinanciering verwerkt;

b)

alle doorzoekingen van de verstrekte gegevens vinden plaats op grond van eerder verkregen gegevens of bewijsmateriaal waardoor met betrekking tot het voorwerp van de zoekopdracht aannemelijk wordt gemaakt dat er een verband is met terrorisme of terrorismefinanciering;

c)

voor iedere afzonderlijke TFTP-zoekopdracht naar te verstrekken gegevens die op maat gesneden dient te zijn, wordt met betrekking tot het voorwerp van de zoekopdracht aannemelijk gemaakt dat er een verband met terrorisme of terrorismefinanciering is en iedere zoekopdracht wordt in een register opgetekend, inclusief het verband met terrorisme of terrorismefinanciering dat vereist is om met de zoekopdracht van start te gaan;

d)

de verstrekte gegevens worden in een beveiligde fysieke omgeving bewaard, en gescheiden van andere gegevens opgeslagen; er zijn geavanceerde anti-inbraakcontroles en andere vormen van bescherming om ongeoorloofde toegang tot de gegevens te verhinderen;

e)

de verstrekte gegevens zijn uitsluitend toegankelijk voor de analisten die onderzoek doen naar terrorisme of terrorismefinanciering en de personen de betrokken zijn bij de technische ondersteuning, het beheer en het toezicht op het TFTP;

f)

van de verstrekte gegevens worden geen kopieën gemaakt, behalve een back-up voor rampen;

g)

de verstrekte gegevens ondergaan geen wijziging, manipulatie of toevoeging en worden niet doorgekoppeld naar andere gegevensbestanden;

h)

de uit hoofde van deze overeenkomst via het TFTP verkregen aanwijzingen van terroriseme worden uitsluitend gedeeld met de autoriteiten belast met rechtshandhaving, openbare veiligheid of terrorismebestrijding in de Verenigde Staten, de Europese Unie of derde landen met het oog op het onderzoeken, opsporen, voorkomen of vervolgen van terrorisme en terrorismefinanciering;

i)

gedurende de volledige looptijd van deze overeenkomst gaat het Amerikaanse ministerie van Financiën na of er niet-geëxtraheerde gegevens zijn die niet langer noodzakelijk zijn met het oog op de bestrijding van terrorisme en terrorismefinanciering. Ten aanzien van de als niet langer noodzakelijk aangemerkte gegevens wordt binnen twee (2) maanden na de datum waarop zij als zodanig zijn aangemerkt, een wisprocedure gestart, die daarna zo spoedig mogelijk en in ieder geval uiterlijk acht (8) maanden nadat de gegevens als zodanig te zijn aangemerkt, voltooid wordt, behoudens uitzonderlijke technologische omstandigheden;

j)

indien zou blijken dat gegevens betreffende het betalingsberichtenverkeer zijn doorgegeven waarop het verzoek geen betrekking had, wist het ministerie van Financiën van de Verenigde Staten deze gegevens onverwijld en definitief en brengt het de betrokken aangewezen verstrekker en de centrale autoriteit van de aangezochte lidstaat daar onmiddellijk van op de hoogte;

k)

onverminderd punt i) worden alle niet-geëxtraheerde gegevens die vóór 20 juli 2007 zijn ontvangen, uiterlijk vijf (5) jaar na die datum gewist;

l)

onverminderd punt i) worden alle niet-geëxtraheerde gegevens die op of na 20 juli 2007 zijn ontvangen, uiterlijk vijf (5) jaar na ontvangst gewist; en

m)

voor uit verstrekte gegevens geëxtraheerde informatie, inclusief uit hoofde van punt h) uitgewisselde informatie, geldt de bewaartermijn welke van toepassing is op de betrokken overheidsinstantie naar gelang van de specifieke regelgeving en regelingen voor het bewaren van bestanden die op haar van toepassing zijn.

Artikel 6

Passend beschermingsniveau

Onverminderd de doorlopende nakoming van de in deze overeenkomst opgenomen toezeggingen inzake de persoonlijke levenssfeer en de bescherming van persoonsgegevens wordt het Amerikaanse ministerie van Financiën geacht in te staan voor een passend beschermingsniveau bij de verwerking van gegevens betreffende het betalingsberichtenverkeer en aanverwante gegevens die voor de toepassing van deze overeenkomst van de Europese Unie naar de Verenigde Staten worden doorgegeven.

Artikel 7

Spontane informatieverstrekking

1.   Het Amerikaanse ministerie van Financiën waarborgt dat de via het TFTP verkregen gegevens die kunnen bijdragen tot het onderzoeken, voorkomen, opsporen of vervolgen van terrorisme of terrorismefinanciering in de Europese Unie, zo spoedig mogelijk ter beschikking worden gesteld van de voor rechtshandhaving, openbare veiligheid of terrorismebestrijding bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten, alsmede in voorkomend geval van Europol, binnen de grenzen van zijn mandaat. Eventuele follow-up van die informatie die kan bijdragen tot het onderzoeken, voorkomen, opsporen of vervolgen van terrorisme of terrorismefinanciering in de Verenigde Staten wordt op basis van wederkerigheid weer ter beschikking van de Verenigde Staten gesteld.

2.   Ten behoeve van een efficiënte informatie-uitwisseling kan Europol een verbindingsfunctionaris bij het ministerie van Financiën van de Verenigde Staten aanwijzen. Besluiten over de nadere invulling van de status en de taken van de verbindingsfunctionaris worden in overleg door de partijen genomen.

Artikel 8

Van de Europese Unie uitgaande verzoeken om zoekopdrachten in het TFTP

Wanneer een voor rechtshandhaving, openbare veiligheid of terrorismebestrijding bevoegde autoriteit van een lidstaat of Europol of Eurojust van oordeel zijn dat een verband tussen een persoon of entiteit en terrorisme in de zin van de artikelen 1 tot en met 4 van Kaderbesluit 2002/475/JBZ van de Raad inzake terrorismebestrijding, gewijzigd bij Kaderbesluit 2008/919/JBZ van de Raad aannemelijk is, kunnen deze autoriteiten een verzoek tot een zoekopdracht naar toepasselijke informatie via het TFTP indienen. Het Amerikaanse ministerie van Financiën verricht onverwijld een zoekopdracht overeenkomstig artikel 5 en verstrekt de toepasselijke informatie in antwoord op het desbetreffende verzoek.

Artikel 9

Samenwerking met het toekomstige vergelijkbare EU-systeem

Mocht er in de Europese Unie of in een of meer van haar lidstaten een met het TFTP van de Verenigde Staten te vergelijken systeem worden ingevoerd waardoor de noodzaak rijst om in de Verenigde Staten opgeslagen gegevens betreffende het betalingsberichtenverkeer ter beschikking van autoriteiten in de Europese Unie te stellen, dan zal het Amerikaanse ministerie van Financiën op basis van wederkerigheid en de passende waarborgen zich inzetten om de medewerking te verkrijgen van op het grondgebied van de Verenigde Staten gevestigde verstrekkers van diensten inzake internationaal betalingsberichtenverkeer.

Artikel 10

Gezamenlijke evaluatie

1.   Op verzoek van een van de partijen en in ieder geval na zes (6) maanden evalueren de partijen gezamenlijk de toepassing van deze overeenkomst, in het bijzonder wat de bepalingen betreffende de persoonlijke levenssfeer, de bescherming van persoonsgegevens en wederkerigheid betreft. De evaluatie omvat onder meer de toetsing van de verstrekte gegevens aan het evenredigheidsbeginsel, op basis van de vraag of de gegevens van waarde zijn geweest voor het onderzoeken, voorkomen, opsporen en/of vervolgen van terrorisme en terrorismefinanciering.

2.   Bij de evaluatie wordt de Europese Unie vertegenwoordigd door het voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie, de Commissie en twee vertegenwoordigers van gegevensbeschermingsautoriteiten van de lidstaten van de Europese Unie, waarvan er ten minste één onderdaan is van de lidstaat waar een aangewezen verstrekker gevestigd is. De Verenigde Staten worden vertegenwoordigd door het Amerikaanse ministerie van Financiën.

3.   Ten behoeve van de evaluatie waarborgt het Amerikaanse ministerie van Financiën de toegang tot de betrokken documenten, systemen en functionarissen en verstrekt het nauwkeurige gegevens omtrent het aantal betalingsberichten waartoe toegang is verkregen en het aantal keren dat er aanwijzingen zijn gedeeld. De partijen bepalen in onderling overleg hoe de evaluatie in de praktijk plaatsvindt.

Artikel 11

Beroep

1.   Eenieder is gerechtigd om, op grond van met redelijke tussenpozen ingediende verzoeken, zonder beperking en zonder bovenmatige vertraging of kosten, van zijn/haar gegevensbeschermingsautoriteit bevestiging te krijgen dat alle nodige verificaties binnen de Europese Unie zijn verricht om te waarborgen dat zijn/haar gegevensbeschermingsrechten geëerbiedigd zijn in het kader van deze overeenkomst, en met name te vernemen of zijn/haar persoonsgegevens een met deze overeenkomst strijdige verwerking hebben ondergaan. Dat recht kan onderworpen zijn aan noodzakelijke en evenredige maatregelen naar nationaal recht, mede ter bescherming van de openbare veiligheid of de nationale veiligheid of teneinde te voorkomen dat afbreuk wordt gedaan aan de preventie, de opsporing, het onderzoek naar of de vervolging van strafbare feiten, met inachtneming van de legitieme belangen van de betrokken persoon.

2.   De partijen nemen alle redelijke maatregelen om te waarborgen dat het Amerikaanse ministerie van Financiën en de betrokken lidstaten elkaar onverwijld verwittigen en met elkaar en indien nodig met de partijen overleg plegen, indien zij van oordeel zijn dat persoonsgegevens een met deze overeenkomst strijdige verwerking hebben ondergaan.

3.   Eenieder die van oordeel is dat zijn/haar persoonsgegevens een met deze overeenkomst strijdige verwerking hebben ondergaan, heeft het recht om bij een administratieve of rechterlijke instantie beroep in te stellen, respectievelijk overeenkomstig het recht van de Europese Unie, van haar lidstaten en van de Verenigde Staten.

Artikel 12

Overleg

1.   De partijen plegen voor zover nodig overleg opdat zo goed mogelijk gebruik kan worden gemaakt van deze overeenkomst, daaronder begrepen overleg om de oplossing van geschillen over de uitlegging of de toepassing van deze overeenkomst te bevorderen.

2.   De partijen nemen maatregelen om te voorkomen dat zij van de toepassing van deze overeenkomst buitengewone lasten ondervinden. Wanneer er niettemin buitengewone lasten worden ondervonden, plegen de overeenkomstsluitende partijen onverwijld overleg om de toepassing van deze overeenkomst te vergemakkelijken, onder andere door de nodige maatregelen te nemen om bestaande en toekomstige lasten te verminderen.

3.   De partijen treden onverwijld in overleg indien een derde partij, met inbegrip van een autoriteit van een ander land, een aspect van de strekking of de uitvoering van deze overeenkomst aanvecht dan wel een rechtsvordering daaromtrent indient.

Artikel 13

Niet-afwijking

Deze overeenkomst strekt niet tot afwijking van, noch tot wijziging van het recht van de Verenigde Staten, de Europese Unie of haar lidstaten. Deze overeenkomst schept of verleent geen rechten of voordelen voor enige andere particuliere of openbare persoon of entiteit.

Artikel 14

Beëindiging

1.   Elke partij kan deze overeenkomst te allen tijde opschorten of opzeggen door middel van een kennisgeving via diplomatieke weg. De opschorting wordt van kracht tien (10) dagen na ontvangst van een kennisgeving in die zin. De opzegging wordt van kracht dertig (30) dagen na ontvangst van deze kennisgeving in die zin.

2.   Niettegenstaande de opschorting of beëindiging van deze overeenkomst, worden alle gegevens die uit hoofde van deze overeenkomst in het bezit zijn van het ministerie van Financiën van de Verenigde Staten, conform deze overeenkomst verder verwerkt.

Artikel 15

Slotbepalingen

1.   Deze overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de maand volgende op die waarin de partijen de kennisgevingen hebben uitgewisseld waaruit blijkt dat zij hun interne procedures daartoe hebben voltooid.

2.   Deze overeenkomst wordt vanaf 1 februari 2010 voorlopig toegepast tot de inwerkingtreding ervan, met inachtneming van lid 3.

3.   Tenzij de overeenkomst reeds is beëindigd overeenkomstig artikel 14 of met instemming van beide partijen, verstrijkt deze overeenkomst uiterlijk op 31 oktober 2010.

4.   Zodra het Verdrag van Lissabon in werking treedt, streven de partijen naar het sluiten van een langetermijnovereenkomst die op deze overeenkomst volgt.

5.   Gedaan te Brussel, 30 november 2009, in twee exemplaren in de Engelse taal. De overeenkomst wordt tevens opgesteld in de Bulgaarse, de Deense, de Duitse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Italiaanse, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische en de Zweedse taal. Na goedkeuring door beide partijen worden de versies in deze talen als gelijkelijk authentiek beschouwd.


13.1.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 8/17


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 29 oktober 2009

tot vaststelling van de basisparameters voor registers van machinistenvergunningen en aanvullende bevoegdheidsbewijzen als bedoeld in Richtlijn 2007/59/EG van het Europees Parlement en de Raad

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 8278)

(Voor de EER relevante tekst)

(2010/17/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 2007/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2007 inzake de certificering van machinisten die locomotieven en treinen op het spoorwegsysteem van de Gemeenschap besturen (1), en met name op artikel 22,

Gelet op de aanbeveling van het Europees Spoorwegbureau inzake de basisparameters voor machinistenvergunningen en aanvullende bevoegdheidsbewijzen (ERA/REC/SAF/05-2008) van 19 december 2008,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 22, lid 1, van Richtlijn 2007/59/EG dienen de bevoegde autoriteiten een nationaal register bij te houden van alle machinistenvergunningen of ervoor te zorgen dat een dergelijk register wordt bijgehouden.

(2)

Overeenkomstig artikel 22, lid 2, van Richtlijn 2007/59/EG dient elke spoorwegonderneming en infrastructuurbeheerder een bedrijfsregister bij te houden van aanvullende bevoegdheidsbewijzen of ervoor te zorgen dat een dergelijk register wordt bijgehouden.

(3)

Overeenkomstig artikel 22, lid 4, van Richtlijn 2007/59/EG dient het Europees Spoorwegbureau de basisparameters op te stellen van de door de bevoegde autoriteiten aan te leggen registers van machinistenvergunningen en de door spoorwegondernemingen en infrastructuurbeheerders die machinisten in dienst hebben aan te leggen registers van aanvullende bevoegdheidsbewijzen. Alle in een lidstaat uitgereikte machinistenvergunningen moeten in het nationaal register van machinistenvergunningen van die lidstaat worden opgenomen.

Er dient een standaardformulier te worden gebruikt voor de aanvraag van een machinistenvergunning, voor de registratie daarvan alsmede voor de bijwerking, wijziging, vervanging, vernieuwing, schorsing of intrekking van een vergunning.

(4)

De registers van machinistenvergunningen en aanvullende bevoegdheidsbewijzen moeten kunnen worden geraadpleegd door gemachtigde vertegenwoordigers van de bevoegde autoriteiten en de belanghebbenden. De verschillende registers moeten inhoudelijk en wat de opmaak van de gegevens betreft op elkaar worden afgestemd. Derhalve moeten gemeenschappelijke functionele en technische specificaties worden opgesteld.

(5)

Alle in de machinistenvergunningen, geharmoniseerde aanvullende bevoegdheidsbewijzen en registers van machinistenvergunningen en geharmoniseerde aanvullende bevoegdheidsbewijzen opgenomen informatie moet door de veiligheidsinstanties worden benut om de beoordeling van de certificering van het personeel, als bedoeld in de artikelen 10 en 11 van Richtlijn 2004/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake de veiligheid op de communautaire spoorwegen en tot wijziging van Richtlijn 95/18/EG van de Raad betreffende de verlening van vergunningen aan spoorwegondernemingen, en van Richtlijn 2001/14/EG van de Raad inzake de toewijzing van spoorweginfrastructuurcapaciteit en de heffing van rechten voor het gebruik van spoorweginfrastructuur alsmede inzake veiligheidscertificering (de spoorwegveiligheidsrichtlijn) (2) te vergemakkelijken, en om de uitreiking van de in die artikelen bedoelde veiligheidscertificaten sneller te doen verlopen.

(6)

Overeenkomstig artikel 19, lid 1, onder f),van Richtlijn 2007/59/EG moet het register van machinistenvergunningen worden bijgehouden en bijgewerkt door de bevoegde autoriteit of een aangewezen instantie. De lidstaten delen de Commissie en de andere lidstaten mee welke instantie zij met deze opdracht hebben belast, onder meer om de uitwisseling van gegevens tussen deze instanties mogelijk te maken.

(7)

Elke lidstaat legt bij voorkeur een elektronisch register van machinistenvergunningen aan zodat de verschillende registers volledig interoperabel zijn en de bevoegde autoriteiten en andere personen met toegangsrechten informatie kunnen opvragen. Om economische en technische redenen kan de exacte interface niet worden vastgesteld zonder verder onderzoek. Eerst dient overeenstemming te worden bereikt over een methode om onder bepaalde voorwaarden toegang te verschaffen overeenkomstig Richtlijn 2007/59/EG. Ten tweede moet een overzicht van het aantal transacties worden opgesteld om een kosten-batenanalyse uit te voeren en een haalbare oplossing voor te stellen waarvan de administratiekosten niet buitensporig zijn in verhouding tot de reële behoeften. Derhalve heeft het Europees Spoorwegbureau een tussenoplossing voorgesteld met een vereenvoudigde uitwisseling van informatie en zal het in een later stadium een elektronische interface ontwikkelen.

(8)

Overeenkomstig artikel 36, lid 3, van Richtlijn 2007/59/EG is die richtlijn niet van toepassing op Cyprus en Malta. Derhalve dient deze beschikking niet van toepassing te zijn op Cyprus en Malta, zolang deze lidstaten niet over een spoorwegnet beschikken.

(9)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 21 van Richtlijn 96/48/EG ingestelde comité inzake spoorweginteroperabiliteit en -veiligheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De in bijlage I opgenomen basisparameters van het nationaal register van machinistenvergunningen (hierna „NLR”) worden vastgesteld.

Artikel 2

De in bijlage II opgenomen basisparameters van het nationaal register van aanvullende bevoegdheidsbewijzen (hierna „CCR”) worden vastgesteld.

Artikel 3

1.   Binnen 24 maanden na de inwerkingtreding van deze beschikking onderzoekt het Europees Spoorwegbureau (hierna het „Bureau”) de haalbaarheid van een elektronische toepassing die aan de basisparameters voor het NLR en het CCR voldoet en die de uitwisseling van informatie tussen de bevoegde autoriteiten, spoorwegondernemingen en infrastructuurbeheerders vergemakkelijkt.

In die haalbaarheidsstudie wordt bijzondere aandacht besteed aan de functionele en technische architectuur, de bedrijfsmodi en de voorschriften voor gegevensinvoer en overleg.

De haalbaarheidsstudie wordt besproken en goedgekeurd in overleg met de vertegenwoordigers van de bevoegde autoriteiten als bedoeld in artikel 35 van Richtlijn 2007/59/EG.

2.   Desgevallend kan het Bureau op basis van de in lid 1 bedoelde studie een proefproject opzetten met een netwerk van ten minste drie NLR’s en negen CCR’s.

Het Bureau verzekert gedurende minstens één jaar de follow-up van dat proefproject en dient bij de Commissie een verslag in met eventuele voorstellen tot wijziging van deze beschikking.

Artikel 4

Binnen een jaar na de inwerkingtreding van deze beschikking stellen de lidstaten de Commissie en de overige lidstaten in kennis van:

a)

de overeenkomstig artikel 19, lid 1, onder a), van Richtlijn 2007/59/EG aangewezen instantie voor de afgifte van machinistenvergunningen;

b)

de overeenkomstig artikel 19, lid 1, onder f), van Richtlijn 2007/59/EG aangewezen instantie voor het bijhouden en bijwerken van het NLR.

Artikel 5

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Zij is niet van toepassing op Cyprus en Malta zolang deze landen op hun grondgebied niet over een spoorwegsysteem beschikken.

Gedaan te Brussel, 29 oktober 2009.

Voor de Commissie

Antonio TAJANI

Vicevoorzitter


(1)  PB L 315 van 3.12.2007, blz. 51.

(2)  PB L 220 van 21.6.2004, blz. 16.


BIJLAGE I

BASISPARAMETERS VOOR DE NATIONALE REGISTERS VAN MACHINISTENVERGUNNINGEN (NLR's)

1.   Basisparameters

De overeenkomstig artikel 22, lid 4, van Richtlijn 2007/59/EG vast te stellen basisparameters voor nationale registers van machinistenvergunningen hebben betrekking op:

de te vergaren gegevens (hoofdstuk 2)

de opmaak van de gegevens (hoofdstuk 3)

de toegangsrechten (hoofdstuk 4)

de uitwisseling van gegevens (hoofdstuk 5)

de bewaartermijn van de gegevens (hoofdstuk 6)

2.   Te vergaren gegevens

Het NLR bestaat uit vier delen.

Deel 1 bevat informatie over de huidige status van de vergunning.

Deel 2 bevat informatie over de afgegeven vergunning overeenkomstig de in bijlage I, punt 2, van Richtlijn 2007/59/EG vastgestelde voorschriften.

Deel 3 bevat de historische informatie over de vergunning.

Deel 4 bevat informatie over de basiseisen en de keuringen die aan de toekenning van de vergunning voorafgaan en over de periodieke keuringen die na de afgifte van de vergunning plaatsvinden om te waarborgen dat de vergunning geldig blijft.

De te vergaren gegevens zijn opgesomd in hoofdstuk 3.

3.   Opmaak van de gegevens

De opmaak van de gegevens in het NLR dient aan de volgende specificaties te beantwoorden:

De lijst is als volgt opgebouwd:

Nr.

Weer te geven informatie

Inhoud

Opmaak

Status van de specificatie


Deel 1:   Huidige status van de vergunning

1

Nummer van de vergunning

1.1

Nummer van de vergunning

EIN (12 cijfers)

Verplicht

2

Actuele status van de vergunning

2.1

Weergave van de actuele status van de vergunning

geldig

geschorst (in afwachting van beslissing)

ingetrokken

Tekst

Verplicht

2.2

Reden voor de schorsing of intrekking

Tekst

Verplicht


Deel 2:   informatie over de overeenkomstig bijlage I, punt 2, van Richtlijn 2007/59/EG afgegeven vergunning

3

Naam/namen van de houder

3.1

De op het paspoort of de nationale identiteitskaart of een andere erkend identiteitsdocument vermelde naam/namen. Afhankelijk van de nationale gebruiken kunnen meer namen worden vermeld.

Tekst

Verplicht

4

Voornaam/-namen van de houder

4.1

De op het paspoort of de nationale identiteitskaart of een andere erkend identiteitsdocument vermelde voornaam/-namen. Afhankelijk van de nationale gebruiken kunnen meerdere voornamen worden vermeld.

Tekst

Verplicht

5

Geboortedatum van de houder

5.1

Geboortedatum van de houder

JJJJ-MM-DD

Verplicht

6

Geboorteplaats van de houder

6.1

Geboorteplaats van de houder

Tekst

Verplicht

6.2

Nationaliteit

Tekst

Facultatief

7

Datum van afgifte van de vergunning

7.1

Weergave van de huidige datum van afgifte van de vergunning

JJJJ-MM-DD

Verplicht

8

Datum waarop de geldigheid van de vergunning afloopt

8.1

Verwachte datum waarop de geldigheid van de vergunning formeel afloopt

JJJJ-MM-DD

Verplicht

9

Naam van de instantie die de vergunning afgeeft

9.1

Naam van de instantie die de vergunning afgeeft (bevoegde autoriteit, aangewezen instantie, spoorwegonderneming, infrastructuurbeheerder)

Tekst

Verplicht

10

Door de werkgever aan de werknemer toegekend personeelsnummer

10.1

Personeelsnummer van de machinist

Tekst

Facultatief

11

Foto van de houder

11.1

Foto

Originele of elektronisch gescande foto

Verplicht

12

Handtekening van de houder

12.1

Handtekening

Originele, gekopieerde of elektronisch gescande handtekening

Verplicht

13

Vaste woon- of verblijfplaats of postadres van de houder

13.1

Adres van de houder

Straat en nummer

Tekst

Facultatief

13.2

Gemeente

Tekst

Facultatief

13.3

Land

Tekst

Facultatief

13.4

Postcode

Alfanumerieke code

Facultatief

13.5

Telefoonnummer

Tekst

Facultatief

13.6

E-mailadres

Tekst

Facultatief

14

Aanvullende informatie

14.1

Door een bevoegde instantie overeenkomstig bijlage II bij Richtlijn 2007/59/EG opgelegde informatie

Gecodeerde informatie

Verplicht

Vak 9.a.1 —

Moedertaal van de machinist

Tekst

 

Vak 9.a.2 —

Ruimte voorbehouden voor gegevens van de lidstaat die de vergunning afgeeft, voor op grond van de nationale wetgeving verplichte informatie

Tekst

 

15

Medische beperkingen

15.1

Informatie die wordt opgelegd door een bevoegde instantie overeenkomstig bijlage II bij Richtlijn 2007/59/EG

Gecodeerde informatie

Verplicht

Verplichting lenzen of een bril te dragen

(code b.1)

 

Verplichting een hoorapparaat te dragen

(code b.2)

 


Deel 3:   Historische informatie over de status van de vergunning en de resultaten van periodieke keuringen

16

Datum van eerste afgifte

16.1

Datum van eerste afgifte

JJJJ-MM-DD

Verplicht

17

Datum waarop de geldigheid van de vergunning afloopt

17.1

Voorziene datum waarop de geldigheid van de vergunning afloopt (en van de verwachte formele hernieuwing)

JJJJ-MM-DD

Verplicht

18

Bijwerking(en) (er mogen meerdere bijwerkingen worden vermeld)

18.1

Datum van de bijwerking

JJJJ-MM-DD

Verplicht

18.2

Reden van de bijwerking

Tekst

Verplicht

19

Wijziging(en) (er mogen meerdere wijzigingen worden vermeld)

19.1

Datum van de wijziging

JJJJ-MM-DD

Verplicht

19.2

Reden van de wijziging

Tekst

Verplicht

20

Schorsing(en) (er mogen meerdere schorsingen worden vermeld)

20.1

Duur van de schorsing

Van (datum) tot (datum)

Verplicht

20.2

Reden van de schorsing

Tekst

Verplicht

21

Intrekking(en) (er mogen meerdere intrekkingen worden vermeld)

21.1

Datum van intrekking

JJJJ-MM-DD

Verplicht

21.2

Reden van de intrekking

Tekst

Verplicht

22

Verlies van de vergunning

22.1

Datum van de aangifte

JJJJ-MM-DD

Verplicht

22.2

Datum waarop een duplicaat is afgegeven

JJJJ-MM-DD

Verplicht

23

Diefstal van de vergunning

23.1

Datum van de aangifte

JJJJ-MM-DD

Verplicht

23.2

Datum waarop een duplicaat is afgegeven

JJJJ-MM-DD

Verplicht

24

Vernietiging van de vergunning

24.1

Datum van de aangifte

JJJJ-MM-DD

Verplicht

24.2

Datum waarop een duplicaat is afgegeven

JJJJ-MM-DD

Verplicht


Deel 4:   Informatie betreffende de basiseisen voor de afgifte van een vergunning en de resultaten van de periodieke keuringen

25

Opleiding

25.1

Basiseis

Hoogste certificeringsniveau

Tekst

Verplicht

26

Lichamelijke geschiktheid

26.1

Basiseis

Vermelding dat de machinist voldoet aan de criteria van Richtlijn 2007/59/EG, bijlage II (punten 1.1, 1.2, 1.3 en 2.1)

Tekst

Verplicht

26.2

Keuringsdatum

 

JJJJ-MM-DD

Verplicht

26.3

Volgende periodieke keuring(en)

Positief/negatief

Tekst

Verplicht

26.4

(er kunnen meerdere keuringen worden vermeld)

Datum laatste keuring

JJJJ-MM-DD

Verplicht

26.5

Volgende keuring

Voorziene datum van de volgende formele keuring

JJJJ-MM-DD

Verplicht

26.6

Opmerkingen

Te specificeren opmerkingen:

Normaal schema

Vervroegd schema (op doktersadvies)

Aanpassing van de informatie (code 9.a.2) indien nodig

Aanpassing van de beperkingscode

Overige + gebied specificeren

Tekst

Verplicht

27

Bedrijfspsychologische geschiktheid

27.1

Basiseis

Vermelding dat de machinist voldoet aan de criteria van bijlage II bij Richtlijn 2007/59/EG (punt 2.2)

Tekst

Verplicht

27.2

Keuringsdatum

 

JJJJ-MM-DD

Verplicht

27.3

Volgende keuring(en)

Slechts indien noodzakelijk (er kunnen meerdere keuringen worden vermeld)

Verklaring

Verplicht

27.4

 

Datum van een eventuele volgende keuring

JJJJ-MM-DD

Verplicht

28

Algemene vakbekwaamheid

28.1

Basiseis

Vermelding dat de machinist voldoet aan de criteria van bijlage IV bij Richtlijn 2007/59/EG

Tekst

Verplicht

28.2

Keuringsdatum

 

JJJJ-MM-DD

Verplicht

28.3

Volgende keuring

(slechts indien verplicht op grond van de nationale wetgeving)

JJJJ-MM-DD

Verplicht

4.   Toegangsrechten

De informatie in het NLR is voor de volgende doeleinden toegankelijk voor de hierna genoemde belanghebbende partijen:

de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten, op een met redenen omkleed verzoek, teneinde:

controles uit te voeren op de treinen die op hun grondgebied rijden;

de naleving te onderzoeken van de bepalingen van Richtlijn 2007/59/EG door alle betrokkenen op hun grondgebied;

het Bureau, op een met redenen omkleed verzoek, voor de evaluatie van de gang van zaken bij de certificering van machinisten overeenkomstig artikel 33 van Richtlijn 2007/59/EG, met name wat de onderlinge koppeling van de registers betreft;

elke werkgever van machinisten, om de status van de vergunning te controleren overeenkomstig artikel 22, lid 1, onder b), van Richtlijn 2007/59/EG;

spoorwegondernemingen en infrastructuurbeheerders die machinisten in dienst of onder contract hebben, om de status van de vergunning te controleren overeenkomstig artikel 22, lid 1, onder b), van Richtlijn 2007/59/EG;

voor machinisten, op verzoek, voor de raadpleging van de op hen betrekking hebbende gegevens;

krachtens artikel 21 van Richtlijn 2004/49/EG opgerichte onderzoeksorganen, voor het onderzoek van ongevallen, met name overeenkomstig artikel 20, lid 2, onder e) en g), van die Richtlijn.

5.   Uitwisseling van gegevens

De toegang tot relevante gegevens moet formeel worden aangevraagd. De bevoegde autoriteit deelt de gegevens onverwijld mee en waarborgt een veilige overdracht van de gegevens en de bescherming van de persoonsgegevens.

De bevoegde autoriteiten kunnen aan iedereen die over toegangsrechten beschikt de mogelijkheid bieden op hun website in te loggen mits zij waarborgen dat de redenen voor de raadpleging van het register worden gecontroleerd.

6.   Bewaartermijn van de gegevens

Alle gegevens in het NLR worden gedurende minstens tien jaar vanaf de datum waarop de geldigheid van de machinistenvergunning afloopt, bewaard. Indien gedurende die termijn van tien jaar een onderzoek wordt geopend waarbij een machinist is betrokken, moeten de gegevens over deze machinist indien nodig langer worden bewaard.

Elke wijziging in het NLR wordt geregistreerd.


BIJLAGE II

BASISPARAMETERS VOOR DE REGISTERS VAN DE AANVULLENDE BEVOEGDHEIDSBEWIJZEN VAN MACHINISTEN (CCR)

1.   Basisparameters

De overeenkomstig artikel 22, lid 4, van Richtlijn 2007/59/EG vast te stellen basisparameters voor de registers van aanvullende bevoegdheidsbewijzen (CCR) zijn:

de te vergaren gegevens (hoofdstuk 2)

de opmaak van de gegevens (hoofdstuk 3)

de toegangsrechten (hoofdstuk 4)

de uitwisseling van gegevens (hoofdstuk 5)

de bewaartermijn van de gegevens (hoofdstuk 6)

de procedures bij faillissement (hoofdstuk 7)

2.   Te vergaren gegevens

Het CCR bestaat uit vier delen.

Deel 1 bevat informatie over de huidige status van de machinistenvergunning.

Deel 2 bevat informatie over het overeenkomstig bijlage I, punt 3, van Richtlijn 2007/59/EG afgegeven aanvullend bevoegdheidsbewijs.

Deel 3 bevat de historische informatie over het aanvullend bevoegdheidsbewijs.

Deel 4 bevat informatie over de basiseisen en keuringen aan de toekenning van het aanvullend bevoegdheidsbewijs voorafgaan en over de keuringen die na de afgifte van het bewijs gebeuren om te waarborgen dat het bewijs geldig blijft.

De te vergaren gegevens zijn opgesomd in hoofdstuk 3.

Informatie betreffende de actuele kennis inzake rollend materieel, kennis van de infrastructuur en de overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van Richtlijn 2007/59/EG geteste taalkennis wordt vermeld in deel 2. In dit deel wordt ook de datum van de volgende geplande keuringen vermeld. Op de datum van de volgende keuring vangt de nieuwe „actuele status” aan en wordt de vorige informatie verplaatst naar deel 4, waarin de historische informatie over het bevoegdheidsbewijs is opgenomen.

3.   Opmaak van de gegevens

In onderstaande lijst is de opmaak van de gegevens in het CCR weergegeven.

De lijst is als volgt opgebouwd:

Nr.

Weer te geven informatie

Inhoud

Opmaak

Status van de specificatie


Deel 1:   Gegevens van de vergunning

1

Nummer van de vergunning

1.1

Het nummer van de vergunning, dat toegang geeft tot de gegevens in het nationaal register

EIN (12 cijfers)

Verplicht

2

Actuele status van de vergunning

2.1

Weergave van de actuele status van de vergunning

geldig

geschorst

ingetrokken

Tekst

Facultatief


Deel 2:   informatie over het overeenkomstig bijlage I, punt 3, van Richtlijn 2007/59/EG afgegeven aanvullend bevoegdheidsbewijs

3

Naam/namen van de houder (dezelfde als op de vergunning)

3.1

De op het paspoort, de nationale identiteitskaart of een andere erkend identiteitsdocument vermelde naam/namen. Afhankelijk van de nationale gebruiken kunnen meer namen worden vermeld.

Tekst

Verplicht

4

Voornaam/-namen van de houder (dezelfde als op de vergunning)

4.1

De op het paspoort, de nationale identiteitskaart of een andere erkend identiteitsdocument vermelde voornaam/-namen. Afhankelijk van de nationale gebruiken kunnen meerdere voornamen worden vermeld.

Tekst

Verplicht

5

Geboortedatum van de houder

5.1

Geboortedatum van de houder

JJJJ-MM-DD

Verplicht

6

Geboorteplaats van de houder

6.1

Geboorteplaats van de houder

Tekst

Verplicht

7

Datum van afgifte van het bevoegdheidsbewijs

7.1

De datum waarop het huidige bewijs is afgegeven

JJJJ-MM-DD

Verplicht

8

Datum waarop de geldigheid van het bevoegdheidsbewijs afloopt

8.1

Verwachte datum waarop de geldigheid van het bevoegdheidsbewijs formeel afloopt, door de onderneming te bepalen als onderdeel van de procedure van artikel 15 van Richtlijn 2007/59/EG

JJJJ-MM-DD

Verplicht

9

Naam van de instantie die het bevoegdheidsbewijs afgeeft

9.1

Naam van de instantie die het bevoegdheidsbewijs afgeeft (spoorwegonderneming, infrastructuurbeheerder, overige)

Tekst

Verplicht

10

Door de werkgever aan de werknemer toegekend personeelsnummer

10.1

Personeelsnummer van de machinist

Tekst

Facultatief

11

Foto van de houder

11.1

Foto

Originele of elektronisch gescande foto

Verplicht

12

Handtekening van de houder

12.1

Handtekening

Originele, gekopieerde of elektronisch gescande handtekening

Verplicht

13

Vaste woon- of verblijfplaats of postadres van de houder

13.1

Adres van de houder

Straat en nummer

Tekst

Facultatief

13.2

Gemeente

Tekst

Facultatief

13.3

Land

Tekst

Facultatief

13.4

Postcode

Alfanumerieke code

Facultatief

13.5

Telefoonnummer

 

 

13.6

E-mailadres

 

 

14

Adres van de spoorwegonderneming of infrastructuurbeheerder waarvoor de machinist de rijbevoegdheid bezit

14.1

Adres van de SO/IB

Straat en nummer

Tekst

Verplicht

14.2

Gemeente

Tekst

Verplicht

14.3

Land

Tekst

Verplicht

14.4

Postcode

Alfanumerieke

Verplicht

14.5

Contactpersoon

Tekst

Facultatief

14.6

Telefoonnummer

Tekst

Verplicht

14.7

Fax

Tekst

Verplicht

14.8

E-mailadres

Tekst

Verplicht

15

Categorie waarvoor de machinist de rijbevoegdheid bezit

15.1

Betreffende code(s)

Tekst

Verplicht

16

Type(s) rollend materieel waarvoor de machinist de rijbevoegdheid bezit

16.1

(lijst, voeg zo nodig regels toe)

Tekst

Verplicht

16.2

Vermeld voor elk item de datum van de volgende geplande keuring

JJJJ-MM-DD

Verplicht

17

Infrastructuur waarvoor de machinist de rijbevoegdheid bezit

17.1

(lijst, voeg zo nodig regels toe)

Tekst

Verplicht

17.2

Vermeld voor elk item de datum van de volgende geplande keuring

JJJJ-MM-DD

Verplicht

18

Taalkennis

18.1

(lijst, voeg zo nodig regels toe)

Tekst

Verplicht

18.2

Vermeld voor elke taal de datum van de volgende geplande test

JJJJ-MM-DD

Verplicht

19

Aanvullende informatie

19.1

(lijst, voeg zo nodig regels toe)

Tekst

Verplicht

20

Aanvullende beperkingen

20.1

(lijst, voeg zo nodig regels toe)

Tekst

Verplicht


Deel 3:   Historische informatie over het aanvullend bevoegdheidsbewijs

21

Data van eerste afgifte

21.1

Datum van eerste afgifte van het bevoegdheidsbewijs

JJJJ-MM-DD

Facultatief

22

Bijwerking(en) (er mogen meerdere bijwerkingen worden vermeld)

22.1

Datum van de bijwerking

JJJJ-MM-DD

Verplicht

22.2

Details van en redenen voor de bijwerking (correctie van één of meer gegevens die op het bevoegdheidsbewijs moeten worden vermeld, bijv. het privéadres van de machinist)

Tekst

Verplicht

23

Wijziging(en) (er mogen meerdere wijzigingen worden vermeld)

23.1

Datum van de wijziging

JJJJ-MM-DD

Verplicht

 

Redenen van de wijziging, verwijzend naar specifieke onderdelen van het bevoegdheidsbewijs:

aanpassing in veld 3 „bevoegdheidscategorie”

aanpassing in veld 4 „aanvullende informatie”

aanpassing in veld 5: nieuw verworven taalkennis of periodiek taalexamen

aanpassing in veld 6: „beperkingen”

aanpassing in kolom 7: nieuw verworven kennis over rollend materieel of periodieke test van deze kennis

aanpassing in kolom 8: nieuw verworven infrastructuurkennis of periodieke test van deze kennis

Tekst

Verplicht

24

Schorsing(en) (er mogen meerdere schorsingen worden vermeld)

24.1

Duur van de schorsing

Van (datum) tot (datum)

Verplicht

24.2

Reden van de schorsing

Tekst

Verplicht

25

Intrekking(en) (er mogen meerdere intrekkingen worden vermeld)

25.1

Datum van intrekking

JJJJ-MM-DD

Verplicht

25.2

Reden van de intrekking

Tekst

Verplicht

26

Verlies van het bevoegdheidsbewijs

26.1

Datum van de aangifte

JJJJ-MM-DD

Verplicht

26.2

Datum afgifte eventueel duplicaat

JJJJ-MM-DD

Verplicht

27

Diefstal van het bevoegdheidsbewijs

27.1

Datum van de aangifte

JJJJ-MM-DD

Verplicht

27.2

Datum waarop een duplicaat is afgegeven

JJJJ-MM-DD

Verplicht

28

Vernietiging van het bevoegdheidsbewijs

28.1

Datum van de aangifte

JJJJ-MM-DD

Verplicht

28.2

Datum waarop een duplicaat is afgegeven

JJJJ-MM-DD

Verplicht


Deel 4:   Historische informatie over de basiseisen voor de afgifte van een aanvullend bevoegdheidsbewijs en resultaten van de periodieke keuringen

29

Taalkennis

29.1

Basiseis

Werktaal/werktalen die is/zijn vermeld in de verklaring dat de houder aan de in bijlage VI, punt 8, van Richtlijn 2007/59/EG vastgestelde criteria voldoet

Tekst

Verplicht

29.2

Periodieke test

Certificeringsdatum (geslaagd voor een taalexamen) voor elke taal

Er mogen meerdere talen worden vermeld

JJJJ-MM-DD

Verplicht

30

Kennis inzake rollend materieel

30.1

Basiseis

Rollend materieel dat is vermeld in de verklaring dat de houder aan de in bijlage V van Richtlijn 2007/59/EG vastgestelde criteria voldoet

Tekst

Verplicht

30.2

Periodieke test

Datum van de periodieke keuring (gecertificeerde kennis)

Er mogen meerdere keuringen worden vermeld

JJJJ-MM-DD

Verplicht

31

Infrastructuurkennis

31.1

Basiseis

Infrastructuur die is vermeld in de verklaring dat de houder aan de in bijlage VI van Richtlijn 2007/59/EG vastgestelde criteria voldoet

Tekst

Verplicht

31.2

Periodieke test

Datum van de periodieke keuring (gecertificeerde kennis)

Er mogen meerdere keuringen worden vermeld

JJJJ-MM-DD

Verplicht

4.   Toegangsrechten

De informatie in het CCR is voor de volgende doeleinden toegankelijk voor de hierna genoemde belanghebbende partijen:

de bevoegde autoriteit van de lidstaat overeenkomstig artikel 22, lid 2, onder b), van Richtlijn 2007/59/EG;

de bevoegde autoriteiten van de lidstaten waar de spoorwegonderneming of infrastructuurbeheerder activiteiten verricht en waar zich minstens één spoorlijn bevindt waarvoor de machinist de rijbevoegdheid bezit:

voor de uitoefening van het toezicht op het certificeringsproces overeenkomstig artikel 19, lid 1, onder g), en artikel 26 van Richtlijn 2007/59/EG;

voor de uitvoering van inspecties op grond van de artikelen 19, lid 1, onder h), en lid 2, alsmede artikel 29, lid 1, van Richtlijn 2007/59/EG (deze taak kan aan een aangewezen instantie worden gedelegeerd);

machinisten, voor de raadpleging van de op hen betrekking hebbende gegevens, overeenkomstig artikel 22, lid 3, van Richtlijn 2007/59/EG;

krachtens artikel 21 van Richtlijn 2004/49/EG opgerichte onderzoeksorganen, voor het onderzoek van ongevallen, met name overeenkomstig artikel 20, lid 2, onder e) en g), van die Richtlijn.

Mits de bescherming van de persoonsgegevens wordt gewaarborgd, kunnen ondernemingen ook aan andere gebruikers toegang verlenen.

5.   Uitwisseling van gegevens

Overeenkomstig Richtlijn 2007/59/EG wordt toegang verschaft tot de benodigde gegevens aan:

a)

de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de spoorwegonderneming of infrastructuurbeheerder is gevestigd, overeenkomstig artikel 22, lid 2, onder b), van Richtlijn 2007/59/EG;

b)

de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten, op verzoek, overeenkomstig artikel 22, lid 2, onder c), van Richtlijn 2007/59/EG;

c)

machinisten, op verzoek, overeenstemming met artikel 22, lid 3, van Richtlijn 2007/59/EG.

De spoorwegonderneming, de infrastructuurbeheerder of aangewezen instantie deelt de gegevens onverwijld mee met inachtneming van de veiligheid van de gegevensoverdracht en de bescherming van de persoonsgegevens.

Spoorwegondernemingen en infrastructuurbeheerders kunnen aan iedereen die over toegangsrechten beschikt de mogelijkheid bieden op hun website in te loggen, mits zij waarborgen dat de redenen voor de raadpleging van het register worden gecontroleerd.

6.   Bewaartermijn van de gegevens

Alle in het CCR vermelde gegevens worden gedurende minstens tien jaar vanaf de in het bevoegdheidsbewijs vermelde datum waarop de geldigheid afloopt, bewaard.

Indien gedurende die termijn van tien jaar een onderzoek wordt geopend waarbij een machinist is betrokken, moeten de gegevens over deze machinist zo nodig langer worden bewaard.

Elke wijziging in het CCR wordt geregistreerd.

7.   Procedure bij faillissement

Wanneer een spoorwegonderneming of infrastructuurbeheerder failliet gaat, is de nieuwe onderneming die de exploitatie van de diensten overneemt, verantwoordelijk voor de gegevens in het register van aanvullende bevoegdheidsbewijzen.

Wanneer de activiteiten niet door een andere onderneming worden overgenomen, worden de gegevens in het register van aanvullende bevoegdheidsbewijzen bewaard door de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de spoorwegonderneming of infrastructuurbeheerder was gevestigd.


13.1.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 8/32


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 26 november 2009

tot vaststelling van de milieucriteria voor de toekenning van de communautaire milieukeur voor houten vloerbekledingen

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 9427)

(Voor de EER relevante tekst)

(2010/18/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1980/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juli 2000 inzake een herzien communautair systeem voor de toekenning van milieukeuren (1), en met name op artikel 6, lid 1, tweede alinea,

Na raadpleging van het Bureau voor de milieukeur van de Europese Unie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 1980/2000 wordt bepaald dat per productengroep specifieke criteria voor de milieukeur, opgesteld op grond van de door het Bureau voor de milieukeur van de Europese Unie vastgelegde criteria, worden vastgesteld.

(2)

De milieucriteria en de daarmee samenhangende eisen inzake beoordeling en controle moeten geldig zijn tot vier jaar na de datum van kennisgeving van deze beschikking.

(3)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 17 van Verordening (EG) nr. 1980/2000 ingestelde comité,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De productgroep „houten vloerbekledingen” omvat bekledingen op hout- en op plantbasis: met inbegrip van houten bekledingen, laminaatvloeren, bekledingen van kurk en bamboevloeren die voor meer dan 90 massaprocent (in het eindproduct) zijn gemaakt van hout, houtpoeder en/of materiaal op hout/plantbasis. Wandbekledingen, wanneer dit duidelijk is aangegeven, bekledingen voor gebruik buitenshuis of bekledingen met een structurele functie vallen buiten de productengroep.

Bekleding die tijdens enige fase van het productieproces is behandeld met biociden valt buiten de productengroep, behalve wanneer deze biociden zijn opgenomen in bijlage IA bij Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad (2), en wanneer het gebruik in kwestie van de werkzame stof is toegestaan volgens bijlage V bij Richtlijn 98/8/EG.

Artikel 2

Om de communautaire milieukeur krachtens Verordening (EG) nr. 1980/2000 te kunnen verkrijgen, moet een houten vloerbekleding vallen binnen de productengroep „houten vloerbekledingen”, zoals gedefinieerd in artikel 1, en voldoen aan de in de bijlage bij deze beschikking vermelde milieucriteria.

Artikel 3

De milieucriteria voor de productengroep „houten vloerbekledingen” en de eisen voor beoordeling en controle zijn vier jaar geldig vanaf de datum van de kennisgeving van deze beschikking.

Artikel 4

Voor administratieve doeleinden wordt aan de productengroep „houten vloerbekledingen” het codenummer „35” toegekend.

Artikel 5

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 26 november 2009.

Voor de Commissie

Stavros DIMAS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 237 van 21.9.2000, blz. 1.

(2)  PB L 123 van 24.4.1998, blz. 1.


BIJLAGE

KADER

Doelstellingen van de criteria

Deze criteria zijn met name gericht op de bevordering van:

vermindering van de effecten op habitats en hiermee samenhangende hulpbronnen,

vermindering van het energieverbruik,

vermindering van lozingen van toxische of anderszins verontreinigende stoffen in het milieu,

vermindering van het gebruik van gevaarlijke stoffen in de materialen en in de eindproducten,

veiligheid en afwezigheid van risico’s voor de gezondheid in de leefomgeving,

het geven van voorlichting aan de consument zodat deze het product op een efficiënte manier kan gebruiken, waarbij de milieueffecten tot een minimum worden beperkt.

De criteria worden op een zodanig niveau vastgesteld dat wordt gestimuleerd dat vloerbekledingen met weinig milieueffecten de milieukeur krijgen.

Eisen inzake beoordeling en controle

Bij elk criterium worden de specifieke eisen inzake beoordeling en controle vermeld.

Deze productgroep omvat „houten bekledingen”, „laminaatvloeren”, „bekledingen van kurk” en „bamboevloeren”.

Houten bekledingen zijn „houten vloeren of wandbekledingen uit één massief stuk hout met van messing en groef voorziene zijden of opgebouwd uit meerdere houtlagen die tot een plaat met verschillende lagen aan elkaar zijn gelijmd. Een houten bekleding kan niet-afgewerkt zijn, en na installatie worden geschuurd en vervolgens ter plekke worden afgewerkt, of van tevoren in de fabriek worden afgewerkt.”.

De criteria voor houten bekledingen kunnen op zowel wand- als vloerbekledingen worden toegepast, mits het productieproces hetzelfde blijft en dezelfde materialen en productiemethoden worden gebruikt. De criteria worden uitsluitend voor gebruik binnenshuis gesteld.

De industrie die houten vloerbekledingen produceert, bepaalt haar technische standpunt in CEN/TC 112 van het Europees Comité voor normalisatie.

Laminaatvloeren zijn „vaste vloerbekledingen waarvan de oppervlaktelaag bestaat uit een of meer dunne lagen van een vezelig materiaal (gewoonlijk papier), geïmpregneerd met thermohardende aminoharsen (gewoonlijk melamine), geperst of gehecht op een dragende laag, en normaliter afgewerkt met een onderlaag”.

De criteria voor laminaatbekledingen kunnen slechts worden toegepast op vloerbekledingen en voor gebruik binnenshuis.

De industrie die laminaatvloeren produceert, bepaalt haar technische standpunt in CEN/TC 134 van het Europees Comité voor normalisatie.

Bekledingen van kurk zijn vloer- of wandbekledingen waarvan de hoofdcomponent kurk is. De kurkkorrels worden gemengd met een bindmiddel en vervolgens gehard of meerdere lagen kurk (geagglomereerd/fineer) kunnen met lijm op elkaar worden geperst.

De bekledingen van kurk kunnen worden onderverdeeld in natuurkurktegels (waarvan de hoofdcomponent geagglomereerde met lijm geperste kurk is die bedoeld is om te gebruiken met een afwerking) en technische kurkplaten (bestaande uit verscheidene lagen met inbegrip van een vezelplaat waarvan de hoofdcomponent geagglomereerde kurk is of kurk als technische oplossing heeft, en die bedoeld zijn om te gebruiken met een slijtlaag als afwerking).

De criteria voor bekledingen van kurk kunnen op zowel wand- als vloerbekledingen worden toegepast, mits het productieproces hetzelfde blijft en dezelfde materialen en productiemethoden worden gebruikt. De criteria worden uitsluitend voor gebruik binnenshuis gesteld.

De Europese industrie die vloerbekledingen van kurk produceert, bepaalt haar technische standpunt in CEN/TC 134 van het Europees Comité voor normalisatie.

Bamboevloeren zijn gemaakt van massieve stukken bamboe of van bamboeagglomeraten als hoofdcomponent.

De criteria voor bamboevloeren kunnen slechts worden toegepast op vloerbekledingen en voor gebruik binnenshuis.

De functionele eenheid waartoe de diverse in- en outputs moeten worden herleid, is 1 m2 eindproduct.

In voorkomend geval mogen andere testmethoden worden gebruikt dan voor elk criterium worden vermeld, indien deze door de bevoegde instantie die de aanvraag beoordeelt als gelijkwaardig worden geaccepteerd.

Voor zover mogelijk worden tests verricht door erkende laboratoria of laboratoria die voldoen aan de algemene eisen geformuleerd in norm EN ISO 17025.

Indien nodig kunnen de bevoegde instanties aanvullende documentatie verlangen en onafhankelijke controles uitvoeren.

CRITERIA VOOR HOUTEN VLOERBEKLEDINGEN

1.   GRONDSTOFFEN

Alle kurk, bamboe en primair hout moet afkomstig zijn uit bossen die worden beheerd, zodat de beginselen en maatregelen met het oog op certificeren van duurzaam bosbeheer worden toegepast.

1.1.   Duurzaam bosbeheer

De producent moet een beleid van duurzame houtaanschaf voeren en daarnaast een systeem hanteren om de herkomst van hout te traceren en te controleren alsmede om het van het bos naar het eerste punt van ontvangst te volgen.

Van alle hout moet de oorsprong worden gedocumenteerd. De producent moet ervoor zorgen dat alle hout uit legale bronnen afkomstig is. Het hout mag niet voortkomen uit beschermde gebieden of gebieden waarvoor de officiële beschermingsprocedure loopt, noch uit oude bossen of hoogwaardige bossen zoals gedefinieerd in nationale processen van stakeholders, tenzij de aankopen duidelijk beantwoorden aan de nationale regels aangaande bosbehoud.

Tot 30 juni 2011 moet voor op de markt gebrachte houten producten die de milieukeur dragen, ten minste 50 % van het massieve hout en 20 % van het materiaal op houtbasis afkomstig zijn van hetzij duurzaam beheerde bossen die zijn gecertificeerd door onafhankelijke derde partijen die beantwoorden aan de criteria die zijn opgesomd in punt 15 van de Resolutie van de Raad van 15 december 1998 over een bosbouwstrategie voor de Europese Unie (1) en verdere ontwikkeling daarvan, hetzij van gerecycleerde materialen.

Van 1 juli 2011 tot 31 december 2012 moet voor op de markt gebrachte houten producten die de milieukeur dragen, ten minste 60 % van het massieve hout en 30 % van het materiaal op houtbasis afkomstig zijn van hetzij duurzaam beheerde bossen die zijn gecertificeerd door onafhankelijke derde partijen die beantwoorden aan de criteria die zijn opgesomd in punt 15 van de Resolutie van de Raad van 15 december 1998 over een bosbouwstrategie voor de Europese Unie en verdere ontwikkeling daarvan, hetzij van gerecycleerde materialen.

Vanaf 1 januari 2013 moet voor op de markt gebrachte houten producten die de milieukeur dragen, ten minste 70 % van het massieve hout en 40 % van het materiaal op houtbasis afkomstig zijn van hetzij duurzaam beheerde bossen die zijn gecertificeerd door onafhankelijke derde partijen die beantwoorden aan de criteria die zijn opgesomd in punt 15 van de Resolutie van de Raad van 15 december 1998 over een bosbouwstrategie voor de Europese Unie en verdere ontwikkeling daarvan, hetzij van gerecycleerde materialen.

Beoordeling en controle: om aan deze voorwaarden te voldoen, moet de aanvrager aantonen dat elk willekeurig van de milieukeur voorzien houten product dat voor het eerst op de markt wordt gebracht na de in het criterium genoemde data, het juiste gehalte gecertificeerd hout heeft. Als zulks niet kan worden aangetoond, verstrekt de bevoegde instantie de milieukeur slechts voor de periode waarvoor kan worden aangetoond dat aan de voorwaarden is voldaan. De aanvrager dient adequate documentatie voor te leggen van de houtleverancier met opgave van de soorten, hoeveelheden en precieze oorsprong van het hout dat bij de productie van vloerbekledingen is gebruikt. De aanvrager dient de nodige certificaten voor te leggen waaruit blijkt dat de certificering voldoet aan de eisen zoals vastgesteld in punt 15 van de Resolutie van de Raad van 15 december 1998 over een bosbouwstrategie voor de Europese Unie.

Definitie: materiaal op houtbasis: materiaal dat is vervaardigd door een of meer van de volgende materialen met kleefstoffen en/of lijm aan elkaar te binden: houtvezels en/of ontschorste of geschaafde houten platen en/of houtresten uit bossen, plantages, gezaagd hout, resten uit de pulp- en papierindustrie en/of gerecycleerd hout. Onder materiaal op houtbasis kunnen vallen: hardboard, vezelplaat, middelhardboard (MDF), spaanplaat, OSB (Oriented Strand Board), triplex/multiplex en massief houten platen. Onder de term „materiaal op houtbasis” vallen ook composietmaterialen die zijn gemaakt van platen op basis van hout die zijn gecoat met kunststof, kunststoflaminaat, metaal of andere coatingmaterialen, en afgewerkte/halfafgewerkte platen op basis van hout.

1.2.   Materialen uit gerecycleerd hout en planten (voor laminaatvloeren en meerlaagse houten bekledingen)

Gebruikt hout („postconsumptiehout”), spaanders of vezels die bij de productie van materialen op houtbasis worden gebruikt (grondstof), dienen ten minste te voldoen aan de bepalingen van de EPF-industrienorm, zoals vermeld in hoofdstuk 6 van het document „EPF Standard for delivery conditions of recycled wood” van 24 oktober 2002.

De totale hoeveelheid gerecycleerd materiaal moet voldoen aan de grenswaarden die worden opgegeven in onderstaande tabel:

Elementen en verbindingen

Grenswaarden

(mg/kg totale droge plaat)

Arseen

25

Cadmium

50

Chroom

25

Koper

40

Lood

90

Kwik

25

Fluor

100

Chloor

1 000

Pentachloorfenol (PCP)

5

Teerolie (benzo(a)pyreen)

0,5

Beoordeling en controle: er dient een verklaring te worden overlegd dat materialen van gerecycleerd hout of planten voldoen aan de grenswaarden die in de tekst zijn vastgesteld. Als kan worden bewezen dat de opgegeven stoffen niet in enige voorgaande behandeling zijn gebruikt, behoeft geen test te worden uitgevoerd om aan te tonen dat aan deze eis is voldaan.

1.3.   Impregneermiddelen en conserveermiddelen

Houten vloerbekleding mag niet worden geïmpregneerd.

Massief hout mag na het kappen niet worden behandeld met stoffen of preparaten die stoffen bevatten die in een van de volgende lijsten zijn opgenomen:

stoffen die volgens de door de WHO aanbevolen indeling van pesticiden zijn ingedeeld als categorie 1a (uiterst gevaarlijk);

stoffen die volgens de door de WHO aanbevolen indeling van pesticiden zijn ingedeeld als categorie 1b (zeer gevaarlijk).

Daarnaast moet hout worden behandeld overeenkomstig de bepalingen van Richtlijn 79/117/EEG van de Raad (2) en Richtlijn 76/769/EEG van de Raad (3).

Beoordeling en controle: de aanvrager dient een verklaring voor te leggen waaruit blijkt dat aan dit criterium is voldaan, met een lijst van gebruikte stoffen en voor elk van die stoffen een inlichtingenblad.

1.4.   Genetisch gemodificeerd hout

Het product mag geen genetisch gemodificeerd hout bevatten.

Beoordeling en controle: de aanvrager moet een verklaring indienen dat alleen GGO-vrij hout is gebruikt.

2.   GEBRUIK VAN GEVAARLIJKE STOFFEN

2.1.   Gevaarlijke stoffen voor behandelingen van ruw hout en onbewerkt plantmateriaal

a)

Er mogen geen stoffen of preparaten aan het houten product worden toegevoegd waarvoor ten tijde van de aanvraag een van de volgende risicozinnen geldt of kan gelden (of combinaties daarvan):

 

R23 (vergiftig bij inademing),

 

R24 (vergiftig bij aanraking met de huid),

 

R25 (vergiftig bij opname door de mond),

 

R26 (zeer vergiftig bij inademing),

 

R27 (zeer vergiftig bij aanraking met de huid),

 

R28 (zeer vergiftig bij opname door de mond),

 

R39 (gevaar voor ernstige onherstelbare effecten),

 

R40 (carcinogene effecten zijn niet uitgesloten),

 

R42 (kan overgevoeligheid veroorzaken bij inademing),

 

R43 (kan overgevoeligheid veroorzaken bij contact met de huid),

 

R45 (kan kanker veroorzaken),

 

R46 (kan erfelijke genetische schade veroorzaken),

 

R48 (gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid bij langdurige blootstelling),

 

R49 (kan kanker veroorzaken bij inademing),

 

R50 (zeer vergiftig voor in het water levende organismen),

 

R51 (vergiftig voor in het water levende organismen),

 

R52 (schadelijk voor in het water levende organismen),

 

R53 (kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken),

 

R60 (kan de vruchtbaarheid schaden),

 

R61 (kan het ongeboren kind schaden),

 

R62 (mogelijk gevaar voor verminderde vruchtbaarheid),

 

R63 (mogelijk gevaar voor beschadiging van het ongeboren kind),

 

R68 (onherstelbare effecten zijn niet uitgesloten),

als bepaald in Richtlijn 67/548/EEG van de Raad van 27 juni 1967 betreffende de aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke stoffen (richtlijn gevaarlijke stoffen) (4) en de daaropvolgende wijzigingen ervan, en met inachtneming van Richtlijn 1999/45/EG van het Europees Parlement en de Raad (5) (richtlijn gevaarlijke preparaten).

Als alternatief kan indeling overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels tot wijziging en intrekking van de Richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006 (6) in overweging worden genomen. In dat geval mogen er aan de grondstoffen geen stoffen of preparaten worden toegevoegd waarvoor op het ogenblik van de aanvraag een van de volgende gevarenaanduidingen (of combinaties daarvan) wordt of kan worden voorgeschreven: H300, H301, H310, H311, H317, H330, H331, H334, H351, H350, H340, H350i, H400, H410, H411, H412, H413, H360F, H360D, H361f, H361d, H360FD, H361fd, H360Fd, H360Df, H341, H370, H372.

b)

Het product mag geen gehalogeneerde organische bindmiddelen, aziridine en polyaziridines bevatten, alsmede pigmenten en additieven op basis van:

lood, cadmium, chroom(VI), kwik en hun verbindingen,

arseen, boor en koper,

organisch tin.

2.2.   Gevaarlijke stoffen in coatings en oppervlaktebehandelingen

Generieke vereisten

a)

De eisen van punt 2.1 inzake Gevaarlijke stoffen voor behandelingen van ruw hout en onbewerkt plantmateriaal zijn ook van toepassing op coatings en oppervlaktebehandelingen.

b)

Chemische stoffen die door de producent/leverancier van de chemische stoffen overeenkomstig het communautair indelingsysteem (28e wijziging van Richtlijn 67/548/EEG) als schadelijk voor het milieu zijn ingedeeld, voldoen aan de twee volgende beperkingen:

Aan stoffen en preparaten voor oppervlaktebehandeling mogen geen chemische stoffen worden toegevoegd die overeenkomstig Richtlijn 1999/45/EG als schadelijk voor het milieu zijn ingedeeld.

Desalniettemin mogen de producten tot 5 % vluchtige organische stoffen (VOS) bevatten zoals gedefinieerd in Richtlijn 1999/13/EG van de Raad (7) (VOS: een organische verbinding die bij 293,15 K een dampspanning van 0,01 kPa of meer of onder de specifieke gebruiksomstandigheden een vergelijkbare vluchtigheid heeft). Als het product moet worden verdund, mag het gehalte van het verdunde product niet hoger zijn dan voornoemde drempelwaarden.

De aangebrachte hoeveelheid (natte verf/vernis) van milieuschadelijke stoffen mag niet meer dan 14 g/m2 oppervlak bedragen en de aangebrachte hoeveelheid (natte verf/vernis) VOS mag niet meer dan 35 g/m2 bedragen.

Beoordeling en controle: de aanvrager dient een verklaring in te dienen dat aan dit criterium wordt voldaan, alsmede documenten ter ondersteuning van deze verklaring, met inbegrip van:

een volledig recept met vermelding van de hoeveelheden en de CAS-nummers van de bestanddelen,

de testmethode en testresultaten voor alle in het product aanwezige stoffen overeenkomstig Richtlijn 67/548/EEG,

een verklaring dat alle bestanddelen zijn vermeld,

het aantal lagen en de hoeveelheid die per laag per vierkante meter oppervlak is opgebracht.

Om het verbruik van product voor oppervlaktebehandeling en van de opgebrachte hoeveelheid te berekenen, wordt gebruikgemaakt van de volgende efficiëntiewaarden: spuitapparaat zonder recycling 50 %, spuitapparaat met recycling 70 %, elektrostatisch spuiten 65 %, bell/disk spuiten 80 %, opbrengen met roller 95 %, „blanket” opbrengen 95 %, vacuüm opbrengen 95 %, dompelen 95 %, spoelen 95 %.

c)

Het gehalte aan vrij formaldehyde van producten of preparaten die in de platen worden gebruikt, mag niet hoger zijn dan 0,3 % (g/g).

Het gehalte aan vrij formaldehyde van bindmiddelen, kleefstoffen en lijmen voor triplex/multiplex platen of gelamineerde houtplaten mag niet hoger zijn dan 0,5 % (g/g).

Beoordeling en controle: de aanvrager dient adequate verklaringen in te dienen om aan te tonen dat aan bovenstaande eisen wordt voldaan. Voor de chemische producten die bij de productie worden gebruikt, dient een veiligheidsinformatieblad of gelijkwaardige documentatie te worden ingediend met informatie over de indeling met het oog op de gevaren voor de gezondheid.

Kleefstoffen

a)

De eisen van punt 2.1 inzake Gevaarlijke stoffen voor behandelingen van ruw hout en onbewerkt plantmateriaal zijn ook van toepassing op kleefstoffen.

Beoordeling en controle: de aanvrager dient de nodige verklaringen in te dienen om aan te tonen dat aan bovenstaande eisen wordt voldaan. Voor elk chemisch product dat bij de assemblage van het product wordt gebruikt, dient een veiligheidsinformatieblad of gelijkwaardige documentatie te worden ingediend met informatie over de indeling met het oog op de gevaren voor de gezondheid. Voor het gehalte aan vrij formaldehyde dienen testverslagen of een verklaring van de leverancier te worden ingediend.

b)

Het VOS-gehalte van de bij de assemblage van het product gebruikte kleefstoffen mag ten hoogste 10 % (g/g) bedragen.

Beoordeling en controle: de aanvrager moet een verklaring indienen waarin alle bij de assemblage van het product gebruikte kleefstoffen worden vermeld en wordt verklaard dat aan bovenstaand criterium wordt voldaan.

Formaldehyde

De emissie van formaldehyde uit stoffen en preparaten voor oppervlaktebehandeling waaruit formaldehyde vrijkomt, dient lager dan 0,05 ppm te zijn.

Beoordeling en controle: de aanvrager en/of zijn leverancier moet het veiligheidsinformatieblad of een gelijkwaardige verklaring dat aan deze eis is voldaan, indienen, evenals informatie over de formulering van de oppervlaktebehandeling.

Weekmakers

De eisen van punt 2.1 inzake Gevaarlijke stoffen voor behandelingen van ruw hout en onbewerkt plantmateriaal zijn ook van toepassing op eventuele bij het productieproces gebruikte ftalaten.

DNOP (di-n-octylftalaat), DINP (diisononylftalaat) en DIDP (diisodecylftalaat) zijn evenmin in het product toegelaten.

Beoordeling en controle: de aanvrager dient een verklaring in te dienen waaruit blijkt dat aan dit criterium wordt voldaan.

Biociden

Uitsluitend biociden die in bijlage IA bij Richtlijn 98/8/EG opgenomen werkzame stoffen bevatten, en die zijn goedgekeurd voor gebruik in vloerbekledingen, zijn toegestaan.

Beoordeling en controle: de aanvrager moet een verklaring indienen dat aan de eisen van dit criterium is voldaan, alsmede een lijst met de gebruikte biociden.

3.   PRODUCTIEPROCES

3.1.   Energieverbruik

Het energieverbruik moet worden berekend als de energie die wordt gebruikt bij het productieproces van de bekledingen.

De voor het proces benodigde energie, die wordt berekend zoals aangegeven in het technisch aanhangsel, moet de volgende limieten overschrijden (P = score):

Productfamilie

Grenswaarde

(P)

Houten bekledingen en bamboevloeren

10,5

Laminaatvloeren

12,5

Bekledingen van kurk

9

Beoordeling en controle: de aanvrager dient het energieverbruik van het productieproces te berekenen overeenkomstig het technisch aanhangsel en de desbetreffende resultaten en ondersteunende documentatie te verstrekken.

3.2.   Afvalbeheer

De aanvrager moet adequate documentatie voorleggen over de procedures die worden gehanteerd voor de benutting van uit het proces afkomstige bijproducten. De aanvrager overlegt een rapport dat de volgende informatie bevat:

soort en hoeveelheid teruggewonnen afval,

soort afvalverwijdering,

informatie over het hergebruik (in of buiten het productieproces) van afval en secundaire grondstoffen tijdens de productie van nieuwe producten.

Beoordeling en controle: de aanvrager moet adequate documentatie overleggen die is gebaseerd op bijvoorbeeld massabalansberekeningen en/of milieurapportagesystemen, waaruit blijkt welke percentages terugwinning extern of intern worden gerealiseerd, bijvoorbeeld door middel van recycling, hergebruik of terugwinning/opwerking.

4.   GEBRUIKSFASE

4.1.   Vrijkomen van gevaarlijke stoffen

Het formaldehyde dat vrijkomt uit de platen kurk, bamboe of houtvezel die de bekleding vormen, mag niet meer dan 0,05 mg/m3 bedragen.

Beoordeling en controle: de aanvrager dient adequate documentatie voor te leggen van testen volgens de kamermethode overeenkomstig methode EN 717-1.

Vluchtige organische stoffen (VOS)

De eindproducten mogen de volgende emissiewaarden niet overschrijden:

Stof

Eis

(na 3 dagen)

Totaal aan organische verbindingen

C6 – C16 (TVOC)

0,25 mg/m3 lucht

Totaal aan organische verbindingen

> C16 – C22 (TSVOC)

0,03 mg/m3 lucht

Totaal aan VOS zonder LCI (8)

0,05 mg/m3 lucht

Beoordeling en controle: de aanvrager dient een testcertificaat overeenkomstig emissietests prEN 15052 of EN ISO 16000-9 voor te leggen.

5.   VERPAKKING

Verpakkingen moeten zijn gemaakt van een van de volgende materialen:

gemakkelijk recycleerbaar materiaal,

materialen uit hernieuwbare hulpbronnen,

materialen die zijn bedoeld om herbruikbaar te zijn.

Beoordeling en controle: bij de aanvraag dient een beschrijving van de verpakking van het product te worden ingediend, alsmede een bijbehorende verklaring dat aan dit criterium wordt voldaan.

6.   GESCHIKTHEID VOOR GEBRUIK

Het product moet geschikt voor gebruik zijn. Het bewijs mag bestaan uit gegevens van geschikte ISO- of CEN-testmethoden of gelijkwaardige testmethoden, zoals nationale testprocedures.

Beoordeling en controle: er dienen nadere bijzonderheden van de testprocedures en -resultaten te worden verstrekt, samen met een verklaring dat het product geschikt is voor gebruik op basis van alle andere informatie over de beste toepassing door de eindgebruiker. Overeenkomstig Richtlijn 89/106/EEG van de Raad (9) wordt een product geschikt voor gebruik geacht wanneer het voldoet aan een geharmoniseerde norm, een Europese technische goedkeuring of een op communautair niveau erkende niet-geharmoniseerde technische specificatie. Het EG-conformiteitsmerkteken „CE” voor bouwproducten geeft producenten een gemakkelijk herkenbaar bewijs van conformiteit en mag in dit verband als voldoende worden beschouwd.

7.   INFORMATIE VOOR DE CONSUMENT

Het product dient te worden verkocht met de relevante gebruikersinformatie, die advies geeft over het juiste en beste algemene en technische gebruik van het product, alsmede over het onderhoud van het product. De volgende informatie moet worden gegeven op de verpakking en/of in de documentatie die bij het product wordt geleverd:

a)

informatie dat aan het product de EU-milieukeur is toegekend samen met een korte maar specifieke uitleg over wat dit inhoudt, naast de algemene informatie die in kader 2 van het logo wordt verstrekt;

b)

aanbevelingen voor het gebruik en het onderhoud van het product. Deze informatie moet alle belangrijke aanwijzingen bevatten, met name voor het onderhoud en gebruik van producten. Zo nodig moet er worden verwezen naar de kenmerken van het gebruik van het product onder moeilijke omstandigheden, bijvoorbeeld waterabsorptie, vlekkenbestendigheid, bestendigheid tegen chemicaliën, noodzakelijke voorbereiding van de ondergrond, reinigingsvoorschriften en aanbevolen soorten reinigingsmiddelen en reinigingsintervallen. De informatie moet ook een mogelijke levensverwachting van het product in technische termen aangeven, hetzij als gemiddelde, hetzij als interval;

c)

een indicatie van de recycling- of verwijderingsroute (uitleg om de consument te informeren over de mogelijke performantie van een dergelijk product);

d)

informatie over de EU-milieukeur en de gerelateerde productengroepen, met inbegrip van de volgende (of vergelijkbare) tekst: „Meer informatie is te vinden op de website van de EU-milieukeur: http://ec.europa.eu/environment/ecolabel/.”.

Beoordeling en controle: de aanvrager dient een voorbeeld van de verpakking en/of de bijgeleverde teksten te verstrekken.

8.   INFORMATIE OP DE MILIEUKEUR

Kader 2 van de milieukeur dient de volgende tekst te bevatten:

duurzaam beheerde bossen en minder schadelijke gevolgen voor habitats,

beperking van gevaarlijke stoffen,

energiebesparing bij het productieproces,

lager gezondheidsrisico in het leefmilieu.


(1)  PB C 56 van 26.2.1999, blz. 1.

(2)  PB L 33 van 8.2.1979, blz. 36.

(3)  PB L 262 van 27.9.1976, blz. 201.

(4)  PB 196 van 16.8.1967, blz. 1.

(5)  PB L 200 van 30.7.1999, blz. 1.

(6)  PB L 353 van 31.12.2008, blz. 1.

(7)  PB L 85 van 29.3.1999, blz. 1.

(8)  LCI = Lowest Concentration of Interest (hoogste concentratie zonder nadelige gevolgen); zie „Health risk assessment process for emissions of volatile organic compounds (VOC) from building products” (Federaal Milieuagentschap).

(9)  PB L 40 van 11.2.1989, blz. 12.

Technisch aanhangsel voor bekledingen op hout- en plantbasis

BEREKENING VAN HET ENERGIEVERBRUIK

Het energieverbruik wordt berekend als de energie die tijdens het productieproces (exclusief verwarming van gebouwen) van grondstof tot eindproduct wordt verbruikt, en uitgedrukt als jaargemiddelde. Dat betekent bijvoorbeeld dat de berekening van de verbruikte energie voor producten op hout- en plantbasis wordt gemeten vanaf de aankomst van de grondstof in de fabriek tot de afwerking, verpakking inbegrepen.

De energie-inhoud van de grondstof (d.w.z. de feedstockenergie) wordt niet in de berekening opgenomen.

De energie die nodig is voor het fabriceren van kleefstoffen en vernis of coatings wordt niet in de berekeningen opgenomen.

De voor de berekeningen gekozen eenheid is de MJ/m2.

Elektriciteitsverbruik verwijst naar elektriciteit die bij een externe leverancier is aangekocht.

Indien de producent een energieoverschot heeft dat wordt verkocht als elektriciteit, stoom of warmte, kan de verkochte hoeveelheid van het brandstofverbruik worden afgetrokken. Uitsluitend de brandstof die echt voor de productie van vloerbekleding wordt gebruikt, wordt in de berekeningen meegenomen.

Massief houten vloeren en bamboevloeren

Milieuparameter

A

=

hout uit gecertificeerde, duurzame bossen (%)

B

=

aandeel van hernieuwbare brandstoffen (%)

C

=

elektriciteitsverbruik (MJ/m2)

D

=

brandstofverbruik (MJ/m2)

Formula

Laminaatvloeren

Milieuparameter

A

=

kurk, bamboe of hout uit gecertificeerde, duurzame bossen (%)

B

=

aandeel van grondstoffen uit gerecycleerd hout (%)

C

=

aandeel van hernieuwbare brandstoffen (%)

D

=

elektriciteitsverbruik (MJ/m2)

E

=

brandstofverbruik (MJ/m2)

Formula

Bekledingen van kurk

Milieuparameter

A

=

aandeel van gerecycleerde kurk (%)

B

=

aandeel van hernieuwbare brandstoffen (%)

C

=

elektriciteitsverbruik (MJ/m2)

D

=

brandstofverbruik (MJ/m2)

Formula

In de volgende tabel wordt de energie-inhoud van verschillende brandstoffen vermeld.

Tabel voor het berekenen van het brandstofverbruik

Productieperiode (één jaar)

Dagen

Van

Tot


Brandstof

Hoeveelheid

Eenheden

Omrekeningsfactor

Energie

(MJ)

Stro (15 % W)

 

kg

14,5

 

Pellets (7 % W)

 

kg

17,5

 

Afvalhout (20 % W)

 

kg

14,7

 

Houtspaanders (45 % W)

 

kg

9,4

 

Turf

 

kg

20

 

Aardgas

 

kg

54,1

 

Aardgas

 

Nm3

38,8

 

Butaan

 

kg

49,3

 

Kerosine

 

kg

46,5

 

Benzine

 

kg

52,7

 

Diesel

 

kg

44,6

 

Gasolie

 

kg

45,2

 

Zware stookolie

 

kg

42,7

 

Magerkool

 

kg

30,6

 

Antraciet

 

kg

29,7

 

Houtskool

 

kg

33,7

 

Industriële cokes

 

kg

27,9

 

Elektriciteit (van net)

 

kWh

3,6

 

Totaal energie (MJ)