ISSN 1725-2598

doi:10.3000/17252598.L_2009.310.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 310

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

52e jaargang
25 november 2009


Inhoud

 

I   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EG) nr. 1128/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot intrekking van een aantal achterhaalde wetsbesluiten van de Raad op het gebied van het gemeenschappelijk landbouwbeleid

1

 

 

Verordening (EG) nr. 1129/2009 van de Commissie van 24 november 2009 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

3

 

*

Verordening (EG) nr. 1130/2009 van de Commissie van 24 november 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen inzake de controle op het gebruik en/of de bestemming van producten uit interventie

5

 

*

Verordening (EG) nr. 1131/2009 van de Commissie van 24 november 2009 houdende inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Moutarde de Bourgogne (BGA))

22

 

*

Verordening (EG) nr. 1132/2009 van de Commissie van 24 november 2009 houdende inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Marroni del Monfenera (BGA))

24

 

 

Verordening (EG) nr. 1133/2009 van de Commissie van 24 november 2009 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1090/2009 tot vaststelling van de invoerrechten in de sector granen van toepassing vanaf 16 november 2009

26

 

 

RICHTLIJNEN

 

*

Richtlijn 2009/127/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot wijziging van Richtlijn 2006/42/EG met betrekking tot machines voor de toepassing van pesticiden ( 1 )

29

 

*

Richtlijn 2009/133/EG van de Raad van 19 oktober 2009 betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling voor fusies, splitsingen, gedeeltelijke splitsingen, inbreng van activa en aandelenruil met betrekking tot vennootschappen uit verschillende lidstaten en voor de verplaatsing van de statutaire zetel van een SE of een SCE van een lidstaat naar een andere lidstaat

34

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

VERORDENINGEN

25.11.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 310/1


VERORDENING (EG) Nr. 1128/2009 VAN DE RAAD

van 20 november 2009

tot intrekking van een aantal achterhaalde wetsbesluiten van de Raad op het gebied van het gemeenschappelijk landbouwbeleid

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op de artikelen 36 en 37,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het transparanter maken van de communautaire wetgeving is een essentieel onderdeel van de strategie voor beter wetgeven die de communautaire instellingen ten uitvoer leggen. In deze context is het dienstig besluiten die geen reëel effect meer hebben, uit de geldende regelgeving te verwijderen.

(2)

Verordening (EEG) nr. 2602/69 van de Raad van 18 december 1969 betreffende de handhaving van de procedure der Comités van beheer (2) heeft niet langer effect aangezien de inhoud ervan is opgenomen in latere wetsbesluiten.

(3)

Beschikking 85/360/EEG van de Raad van 16 juli 1985 inzake de herstructurering van het stelsel van landbouwenquêtes in Griekenland (3) betrof de periode tussen 1986 en 1996 en heeft derhalve niet langer effect.

(4)

Verordening (EEG) nr. 3570/90 van de Raad van 4 december 1990 inzake afwijkingen bij statistische enquêtes op landbouwgebied in Duitsland, in verband met de Duitse eenwording (4), was bedoeld om te worden toegepast in de overgangsperiode na de Duitse eenmaking en heeft derhalve niet langer effect.

(5)

Verordening (EG) nr. 2611/95 van de Raad van 25 oktober 1995 inzake de mogelijkheid tot toekenning van nationale compenserende steun voor inkomensverliezen in de landbouw als gevolg van monetaire schommelingen in andere lidstaten (5) had betrekking op de mogelijkheid om gedurende drie jaar steun te verlenen die vóór 30 juni 1996 moest worden aangemeld en heeft derhalve niet langer effect.

(6)

Verordening (EG) nr. 1107/2007 van de Raad van 26 september 2007 houdende afwijking van Verordening (EG) nr. 1782/2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers, wat betreft de braaklegging voor 2008 (6), had alleen betrekking op het jaar 2008 en heeft derhalve niet langer effect.

(7)

Omwille van de rechtszekerheid en de duidelijkheid moeten deze achterhaalde verordeningen en deze achterhaalde beschikking worden ingetrokken,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   De Verordeningen (EEG) nr. 2602/69, (EEG) nr. 3570/90, (EG) nr. 2611/95 en (EG) nr. 1107/2007, alsmede Beschikking 85/360/EEG worden ingetrokken.

2.   Met de intrekking van de in lid 1 genoemde verordeningen en beschikking wordt geen afbreuk gedaan aan de geldigheid van de wetsbesluiten van de Gemeenschap die op basis van die verordeningen en die beschikking zijn aangenomen.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 20 november 2009.

Voor de Raad

De voorzitter

E. ERLANDSSON


(1)  Advies nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad.

(2)  PB L 324 van 27.12.1969, blz. 23.

(3)  PB L 191 van 23.7.1985, blz. 53.

(4)  PB L 353 van 17.12.1990, blz. 8.

(5)  PB L 268 van 10.11.1995, blz. 3.

(6)  PB L 253 van 28.9.2007, blz. 1.


25.11.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 310/3


VERORDENING (EG) Nr. 1129/2009 VAN DE COMMISSIE

van 24 november 2009

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (2), en met name op artikel 138, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

Bij Verordening (EG) nr. 1580/2007 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XV, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 138 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 25 november 2009.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 24 november 2009.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 350 van 31.12.2007, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

MA

33,8

MK

37,7

TR

65,8

ZZ

45,8

0707 00 05

MA

52,9

TR

76,2

ZZ

64,6

0709 90 70

MA

44,3

TR

121,7

ZZ

83,0

0805 20 10

MA

71,5

ZZ

71,5

0805 20 30, 0805 20 50, 0805 20 70, 0805 20 90

CN

50,4

HR

59,5

MA

68,9

TR

75,3

ZZ

63,5

0805 50 10

AR

64,7

TR

71,3

ZA

61,6

ZZ

65,9

0808 10 80

AU

177,7

CN

90,4

MK

20,3

US

104,0

XS

24,5

ZA

95,8

ZZ

85,5

0808 20 50

CN

47,9

TR

85,0

US

131,0

ZZ

88,0


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


25.11.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 310/5


VERORDENING (EG) Nr. 1130/2009 VAN DE COMMISSIE

van 24 november 2009

tot vaststelling van gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen inzake de controle op het gebruik en/of de bestemming van producten uit interventie

(gecodificeerde versie)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1), en met name op artikel 43, onder f), in combinatie met artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EEG) nr. 3002/92 van de Commissie van 16 oktober 1992 tot vaststelling van gemeenschappelijke bepalingen inzake de controle op het gebruik en/of de bestemming van producten uit interventie (2) is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd (3). Ter wille van de duidelijkheid en een rationele ordening van de tekst dient tot codificatie van deze verordening te worden overgegaan.

(2)

In Verordening (EG) nr. 1234/2007 is bepaald dat een interventieregeling wordt toegepast.

(3)

Voor bepaalde, uit interventievoorraden uitgeslagen producten kan een bijzonder gebruik en/of bijzondere bestemming worden voorgeschreven. Er dient een controlestelsel te worden ingevoerd om te garanderen dat deze producten voor het voorgeschreven doel worden gebruikt en/of de voorgeschreven bestemming krijgen.

(4)

Indien twee of meer lidstaten bij de controle betrokken zijn, dient Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (4), te worden toegepast.

(5)

Naast de douanediensten dienen ook andere instanties te worden aangewezen voor de afgifte van het controle-exemplaar T 5 en voor de controle op het gebruik en/of de bestemming van interventiegoederen.

(6)

Om ervoor te zorgen dat verkopen uit interventievoorraden tegen verlaagde prijs en vergelijkbare regelingen waarbij steun, en met name een uitvoersubsidie, wordt verleend, gelijk worden behandeld, en gelijke behandeling van alle handelaren in de lidstaten te waarborgen, en om de terugvordering in verband met onterecht toegekende economische voordelen te vergemakkelijken, dient te worden geëist dat een bedrag wordt betaald dat gelijk is aan het bedrag van de ten onrechte vrijgegeven zekerheid.

(7)

Eenvoudig- en doelmatigheidshalve dient te worden bepaald dat het controle-exemplaar T 5, nadat de nodige controles zijn uitgevoerd, rechtstreeks dient te worden toegezonden aan het interventiebureau waarbij de zekerheid is gesteld en dat, wanneer daarbij twee of meer lidstaten betrokken zijn, elke van deze lidstaten het controle-exemplaar T 5 rechtstreeks aan het interventiebureau waarbij de zekerheid is gesteld, dient toe te zenden.

(8)

Het is wenselijk met het oog op administratieve vereenvoudiging een soepeler procedure voor te schrijven dan de regeling inzake het controle-exemplaar wanneer het gaat om uitvoertransacties overeenkomstig de regeling als bedoeld in de artikelen 412 tot en met 442 bis, van Verordening (EEG) nr. 2454/93, waarin is bepaald dat, wanneer een vervoer binnen de Gemeenschap begint en buiten de Gemeenschap zal eindigen, bij het douanekantoor van het grensstation geen enkele formaliteit behoeft te worden vervuld.

(9)

In bepaalde gevallen worden de interventieproducten verkocht tegen een prijs waarvan bij de berekening rekening is gehouden met de restitutie die geldt voor derde landen of voor een bepaald derde land. In die gevallen is het bedrag van de uitvoerrestitutie dus in mindering gebracht op de verkoopprijs.

(10)

Om te garanderen dat de transactie tot een goed einde wordt gebracht, moet een zekerheid worden gesteld. Bij het berekenen van het bedrag van deze zekerheid wordt rekening gehouden met diverse aspecten van de betrokken transactie en met name met het risico voor verlegging van het handelsverkeer en de effectieve uitvoering van de door de koper aangegane verbintenissen.

(11)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

1.   Onverminderd de specifieke uitzonderingen waarin bij de communautaire voorschriften voor bepaalde landbouwproducten is voorzien, behelst deze verordening gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen inzake de controle op het gebruik en/of de bestemming van producten die uit interventievoorraden worden uitgeslagen overeenkomstig artikel 25 van Verordening (EG) nr. 1234/2007, wanneer voor deze producten een specifiek gebruik en/of specifieke bestemming is voorgeschreven.

2.   Voor de toepassing van deze verordening wordt onder „verzending” verstaan, het verzenden van goederen van een lidstaat naar een andere lidstaat, en onder „uitvoer”, het verzenden van goederen van een lidstaat naar een bestemming buiten het douanegebied van de Gemeenschap.

3.   Voor de toepassing van deze verordening wordt de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie (BLEU) als één lidstaat beschouwd.

Artikel 2

1.   De in artikel 1 bedoelde producten worden vanaf het tijdstip, waarop zij uit de interventievoorraden worden uitgeslagen tot op het moment waarop het aangegeven gebruik en/of de bestemming van die producten is nagegaan, door de aangewezen controle-instanties, hierna „bevoegde controleautoriteit” genoemd, onderworpen aan controle die fysieke controle, verificatie van documenten en boekhoudkundige controle omvat.

Teneinde elke vorm van discriminatie op grond van de oorsprong van producten te voorkomen, wijst elke lidstaat voor elke specifieke maatregel of voor elk onderdeel ervan, één enkele controle-instantie aan ter verificatie of de producten, ongeacht de oorsprong ervan (Gemeenschap of nationaal) voor het voorgeschreven doel zijn gebruikt en/of de voorgeschreven bestemming hebben gekregen.

2.   De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de in lid 1 bedoelde controle wordt verricht en dat de interventieproducten niet door andere producten worden vervangen.

Bij die maatregelen wordt met name voorgeschreven dat:

a)

ondernemingen die in interventieproducten of verwerkte interventieproducten handelen, in die zin dat zij dergelijke producten bijvoorbeeld aankopen, verkopen, opslaan, vervoeren, overslaan, opnieuw verpakken, be- of verwerken, zich aan alle noodzakelijk geachte inspectie- en toezichtsmaatregelen dienen te onderwerpen, en een boekhouding dienen te voeren die het de autoriteiten mogelijk maakt de door hen noodzakelijk geachte controles te verrichten;

b)

de onder a) bedoelde producten op zodanige wijze gescheiden van andere producten dienen te worden opgeslagen en vervoerd, dat zij identificeerbaar zijn.

De lidstaten stellen de Commissie van de op grond van dit lid genomen maatregelen in kennis.

3.   De in artikel 912 bis, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2454/93 bedoelde regeling betreffende het controle-exemplaar T 5 is van toepassing wanneer de in lid 1 van dit artikel bedoelde controle geheel of gedeeltelijk dient te worden uitgevoerd:

a)

in een andere lidstaat dan in die waar de producten uit de interventievoorraden worden uitgeslagen,

of

b)

in een andere lidstaat dan in die waar de zekerheid is gesteld.

Tenzij in de onderhavige verordening anders is bepaald, wordt het controle-exemplaar T 5 afgegeven en gebruikt overeenkomstig het bepaalde in Verordening (EEG) nr. 2454/93.

4.   Wanneer het interventiebureau dat de producten verkoopt, geen controle-exemplaar T 5 afgeeft overeenkomstig artikel 3, lid 1, dient het een uitslagbewijs te verstrekken. De lidstaten mogen toestaan dat van die bewijzen uittreksels worden afgegeven.

Voor de toepassing van deze verordening wordt onder „interventiebureau” betaalorgaan of interventiebureau verstaan.

Het uitslagbewijs of het uittreksel ervan dient door de belanghebbende aan de bevoegde controleautoriteit te worden overgelegd.

Artikel 3

1.   Het in artikel 2, lid 3, bedoelde controle-exemplaar T 5 wordt afgegeven door:

a)

het interventiebureau dat de producten verkoopt, wanneer de interventieproducten naar een andere lidstaat worden verzonden in de staat waarin zij zich bij de uitslag bevonden, hierna „in ongewijzigde staat” genoemd,

of

b)

de bevoegde controleautoriteit, wanneer de interventieproducten na verwerking naar een andere lidstaat worden verzonden,

of

c)

het douanekantoor van vertrek:

i)

tegen overlegging van een door het interventiebureau afgegeven uitslagbewijs, wanneer de interventieproducten in ongewijzigde staat worden uitgevoerd en over het grondgebied van een of meer andere lidstaten dienen te worden vervoerd,

ii)

tegen overlegging van een door de bevoegde controleautoriteit afgegeven controledocument waarin is aangegeven dat de verwerking onder controle is geschied, wanneer de interventieproducten na verwerking worden uitgevoerd en over het grondgebied van een of meer andere lidstaten dienen te worden vervoerd.

Wanneer de producten overeenkomstig artikel 39 van Verordening (EG) nr. 1234/2007 in een andere lidstaat worden opgeslagen dan in die waar het interventiebureau dat de producten verkoopt, is gevestigd, wordt het controle-exemplaar T 5 rechtstreeks afgegeven door het interventiebureau dat de producten verkoopt of wordt dat controle-exemplaar afgegeven onder verantwoordelijkheid van dat interventiebureau.

De lidstaten mogen:

a)

toestaan dat het controle-exemplaar T 5 door een voor dat doel aangewezen autoriteit wordt afgegeven in plaats van door het interventiebureau dat de producten verkoopt;

b)

besluiten dat onder verantwoordelijkheid van het interventiebureau erkende opslaghouders van interventieproducten het controle-exemplaar T 5 mogen afgeven. Deze machtiging wordt aan de opslaghouder verleend met overeenkomstige toepassing van de voorwaarden van de artikel 912 octies van Verordening (EEG) nr. 2454/93.

In beide gevallen geschiedt de afgifte van het controle-exemplaar T 5 tegen overlegging van een uitslagbewijs.

2.   Het uitslagbewijs en het controledocument bedoeld in lid 1 worden voorzien van een reeksnummer en bevatten de volgende informatie:

a)

een omschrijving van de producten volgens de instructies voor het invullen van vak 31 van het in artikel 2, lid 3, bedoelde controle-exemplaar T 5 en, in voorkomend geval, alle andere voor controledoeleinden benodigde gegevens;

b)

aantal, soort, merktekens en nummers van de colli;

c)

bruto- en nettomassa van de producten;

d)

de referentie van de van toepassing zijnde verordening;

e)

de gegevens die in de vakken 104 en 106 van controle-exemplaar T 5 dienen te worden vermeld, waaronder het nummer van het met het interventiebureau gesloten koopcontract.

Het controledocument wordt voorzien van het nummer van het vorige controle-exemplaar T 5 of van het vorige uitslagbewijs.

Uitslagbewijs en controledocument worden door het kantoor van vertrek bewaard.

3.   De belanghebbende maakt een controle-exemplaar T 5 in een origineel en twee kopieën. De autoriteit die het controle-exemplaar T 5 afgeeft, doet een kopie daarvan voor informatie toekomen aan het interventiebureau waarbij de zekerheid is gesteld overeenkomstig het bepaalde in artikel 5, en bewaart een kopie.

4.   Het origineel van het controle-exemplaar T 5 wordt geretourneerd aan de belanghebbende of diens vertegenwoordiger, die het aan de bevoegde controleautoriteit van de lidstaat van gebruik en/of bestemming overlegt.

5.   Het origineel van het controle-exemplaar T 5 wordt, na door de bevoegde controleautoriteit in de lidstaat van gebruik en/of bestemming van de nodige aantekeningen te zijn voorzien, rechtstreeks teruggezonden naar het interventiebureau waarbij de zekerheid als bedoeld in artikel 5 is gesteld.

De belanghebbende vult in vak B van het controle-exemplaar T 5 de volledige naam en het volledig adres in van het interventiebureau waarbij de zekerheid is gesteld.

6.   Wanneer de voorgeschreven bepalingen slechts voor een deel van de in het controle-exemplaar T 5 vermelde producten in acht zijn genomen, geeft de bevoegde autoriteit in de rubriek „Controle van het gebruik en/of de bestemming” van het controle-exemplaar T 5 de hoeveelheid producten aan waarvoor de bepalingen in acht zijn genomen en de datum of de data waarop de verrichting werd uitgevoerd.

Artikel 4

Het bewijs dat aan de in artikel 2, lid 1, opgenomen eisen inzake controle is voldaan, wordt geleverd:

a)

voor producten ten aanzien waarvan de controles betreffende de uitslag uit de interventievoorraden en het gebruik en/of de bestemming door de autoriteit van één enkele lidstaat zijn uitgevoerd, door overlegging van de door deze lidstaat voorgeschreven documenten;

b)

voor producten ten aanzien waarvan de controle betreffende het gebruik en/of de bestemming door de autoriteit van een of meer andere lidstaten dan die waar de producten uit de interventievoorraden zijn uitgeslagen, is uitgevoerd, door overlegging van alle met het oog op de controle betreffende het gebruik en/of de bestemming door de bevoegde controleautoriteiten afgegeven, naar behoren geviseerde en van aantekeningen voorziene controle-exemplaren T 5;

c)

voor producten ten aanzien waarvan de controle betreffende het gebruik en/of de bestemming door de autoriteit van zowel de lidstaat waar de producten uit de interventievoorraden zijn uitgeslagen als van een of meer andere lidstaten is uitgevoerd, door overlegging van de documenten bedoeld onder a) met die bedoeld onder b);

d)

voor producten ten aanzien waarvan de uitvoerformaliteiten zijn vervuld in de lidstaat waar de laatste verwerking is geschied en de zekerheid is gesteld, en die het douanegebied van de Gemeenschap via die lidstaat hebben verlaten, door overlegging van het (de) door die lidstaat voorgeschreven document (-en), in zoverre het om een bewijs van de uitvoer gaat, en van de onder a) en/of b) bedoelde documenten, in zoverre deze betrekking hebben op de verwerking.

Artikel 5

1.   Wanneer een zekerheid wordt geëist om te waarborgen dat de in artikel 1 bedoelde producten voor het voorgeschreven doel worden gebruikt en/of de voorgeschreven bestemming krijgen, wordt deze zekerheid gesteld voordat de producten worden overgenomen en wel,

a)

wanneer het producten betreft die zijn bestemd om te worden verwerkt of om te worden verwerkt en uitgevoerd, bij het interventiebureau van de lidstaat waar de verwerking zal geschieden of, in voorkomend geval, zal beginnen;

b)

in alle overige gevallen, bij het interventiebureau dat de producten verkoopt.

2.   Wanneer een zekerheid wordt gesteld bij het interventiebureau van een andere lidstaat dan die waar het interventiebureau dat de producten verkoopt, is gevestigd, doet het interventiebureau waarbij de zekerheid is gesteld, aan het interventiebureau dat de producten verkoopt, onverwijld een schriftelijke mededeling toekomen waarin worden aangegeven:

a)

het nummer van de desbetreffende verordening;

b)

de datum en/of het nummer van de inschrijving/verkoop;

c)

het contractnummer;

d)

de naam van de koper;

e)

het bedrag van de zekerheid in euro;

f)

het product;

g)

de hoeveelheid product;

h)

de datum waarop de zekerheid is gesteld;

i)

het gebruik en/of de bestemming (in voorkomend geval).

Het interventiebureau dat de producten verkoopt, verifieert de gegevens betreffende de zekerheid.

Artikel 6

1.   Wanneer, na volledige of gedeeltelijke vrijgave van de in artikel 5 bedoelde zekerheid, wordt vastgesteld dat de producten geheel of gedeeltelijk niet voor het voorgeschreven gebruik zijn aangewend en/of niet de voorgeschreven bestemming hebben gekregen, eist de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de zekerheid is vrijgegeven, overeenkomstig artikel 9, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad (5), van de betrokken handelaar een bedrag dat gelijk is aan de zekerheid die verbeurd zou zijn indien met de tekortkoming rekening was gehouden vóór de vrijgave van de zekerheid. Dit bedrag wordt verhoogd met rente, berekend vanaf de datum van vrijgave tot de dag vóór de datum van betaling.

Ontvangst van het in de eerste alinea bedoelde bedrag door de bevoegde autoriteit staat gelijk met teruggave van de onterecht toegekende economische voordelen.

2.   De betaling dient te worden verricht binnen 30 dagen na de dag van ontvangst van het betalingsverzoek.

Indien de betalingstermijn niet in acht wordt genomen, kunnen de lidstaten besluiten om het betrokken bedrag, in plaats van het in te vorderen, in te houden op latere betalingen aan de betrokken handelaar.

3.   De rente wordt berekend overeenkomstig de nationale voorschriften maar mag niet minder bedragen dan die welke geldt voor de terugvordering van nationale bedragen.

Indien de vrijgave van de zekerheid te wijten is aan een vergissing van de bevoegde autoriteit, wordt geen rente geheven of hoogstens een door de lidstaat vast te stellen bedrag dat overeenkomt met het onterechte voordeel.

4.   De lidstaten kunnen afzien van vordering van het in lid 1 bedoelde bedrag wanneer het niet meer dan 60 EUR bedraagt en op voorwaarde dat voor dergelijke gevallen volgens nationaal recht soortgelijke voorschriften gelden.

5.   Het bedrag dat op grond van lid 1 wordt teruggevorderd, moet worden overgemaakt aan het betaalorgaan en door dat orgaan worden geboekt als bestemmingsontvangsten van het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) voor de maand waarin het bedrag daadwerkelijk is geïnd.

Artikel 7

1.   Wanneer de bepalingen inzake het gebruik en/of de bestemming van de producten als gevolg van overmacht niet in acht kunnen worden genomen, besluit de autoriteit van de lidstaat waar de zekerheid is gesteld of, indien geen zekerheid is gesteld, die van de lidstaat waar de producten uit de interventievoorraden zijn uitgeslagen, op verzoek van de belanghebbende,

a)

dat de voor de transactie voorgeschreven termijn met de op grond van de aangevoerde omstandigheden nodig geachte aanvullende periode wordt verlengd,

of

b)

dat de controle wordt geacht te zijn verricht, indien de producten onherroepelijk verloren zijn gegaan.

Evenwel doet de bevoegde autoriteit in die gevallen van overmacht waarin de onder a) en b) bedoelde maatregelen niet geëigend zijn, daarvan mededeling aan de Commissie, die volgens de in artikel 195 van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde procedure de nodige maatregelen kan vaststellen.

2.   Het in lid 1 bedoelde verzoek wordt ingediend uiterlijk dertig dagen na de dag waarop de belanghebbende kennis heeft gekregen van zich voorgedaan hebbende omstandigheden die mogelijk op overmacht duiden, doch in elk geval binnen de in de specifieke verordening aangegeven termijn voor overlegging van de met het oog op het vrijgeven van de zekerheid vereiste bewijsstukken.

3.   De belanghebbende levert het bewijs van de omstandigheden die als overmacht worden aangevoerd.

HOOFDSTUK II

PRODUCTEN WAARVOOR EEN BEPAALD GEBRUIK OF EEN SPECIFIEKE BESTEMMING BINNEN DE GEMEENSCHAP IS VOORGESCHREVEN

Artikel 8

1.   Producten worden geacht voor het voorgeschreven doel te zijn gebruikt en/of de voorgeschreven bestemming te hebben gekregen, wanneer wordt vastgesteld:

a)

ten aanzien van producten die zijn bestemd om te worden verwerkt en/of waarin andere producten dienen te worden bijgemengd, hetgeen in beide gevallen hierna „verwerking” wordt genoemd, dat zij inderdaad zijn verwerkt;

b)

ten aanzien van producten die zijn bestemd om voor rechtstreekse consumptie als concentraat te worden verkocht, dat zij zijn geconcentreerd, voor de kleinhandel zijn verpakt en door de kleinhandel zijn overgenomen;

c)

ten aanzien van producten die zijn bestemd om door bepaalde instellingen of organisaties of door de strijdkrachten en daarmee gelijkgestelde eenheden te worden verbruikt, dat zij werkelijk zijn geleverd en door de belanghebbenden zijn overgenomen;

en, in voorkomend geval, dat de verrichtingen, vermeld onder a), b) en c), binnen de voorgeschreven termijn zijn gebeurd.

2.   De in lid 1, onder a), b) en c), bedoelde voorwaarden zijn primaire eisen in de zin van artikel 20 van Verordening (EEG) nr. 2220/85 van de Commissie (6).

Artikel 9

1.   Wanneer het controle-exemplaar T 5 wordt gebruikt, worden de vakken 103, 104, 106 en 107 van de rubriek „Bijzondere vermeldingen” ingevuld.

In de vakken 104 en 106 worden de in de desbetreffende verordening voorgeschreven vermeldingen aangebracht.

In vak 106 worden ook vermeld het nummer van het met het interventiebureau gesloten verkoopcontract en, in voorkomend geval, het nummer van het uitslagbewijs.

In vak 107 wordt het nummer van de desbetreffende verordening ingevuld.

2.   Wanneer de producten naar een derde lidstaat worden verzonden, is artikel 22 van overeenkomstige toepassing.

3.   Wanneer twee of meer opeenvolgende verrichtingen in dezelfde lidstaat geschieden, is artikel 23 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 10

Vrijgave van de zekerheid geschiedt tegen overlegging van het in artikel 4 bedoelde bewijs.

Artikel 11

Wanneer een controle-exemplaar T 5 door omstandigheden buiten de wil van de belanghebbende niet binnen drie maanden

a)

na het verstrijken van de voor de uitvoering van de betrokken transactie vastgestelde termijn,

of

b)

na de afgifte, indien voor de uitvoering van de transactie geen termijn is vastgesteld,

door het in artikel 3, lid 5, bedoelde interventiebureau is ontvangen, kan de belanghebbende bij de bevoegde autoriteiten een met redenen omkleed en met bewijsstukken gestaafd verzoek indienen om andere documenten als gelijkwaardig te erkennen. Deze bewijsstukken dienen een verwijzing naar het controle-exemplaar T 5 te bevatten en zijn onder meer een verklaring van de bevoegde controleautoriteit die de controle betreffende het gebruik van de producten heeft uitgevoerd of heeft doen uitvoeren, waarin wordt bevestigd dat de producten voor het voorgeschreven doel zijn gebruikt en de datum wordt aangegeven waarop de producten voor het voorgeschreven doel zijn gebruikt en/of de voorgeschreven bestemming hebben gekregen.

HOOFDSTUK III

IN ONGEWIJZIGDE STAAT UIT DE GEMEENSCHAP UITGEVOERDE PRODUCTEN

Artikel 12

1.   Geacht wordt dat de producten de voorgeschreven bestemming hebben gekregen, wanneer wordt vastgesteld:

a)

dat zij het douanegebied van de Gemeenschap in ongewijzigde staat hebben verlaten; voor de toepassing van deze verordening wordt geacht, dat producten die uitsluitend zijn bestemd om te worden verbruikt op boor- of productieplatforms of op de daarbij behorende installaties voor dienstverlening, die zich binnen het gebied van het Europees continentaal plat of van het continentaal plat van het niet-Europese deel van de Gemeenschap bevinden, doch buiten een zone van drie mijl vanaf de basislijn waarvan voor de afbakening van de territoriale wateren van een lidstaat wordt uitgegaan, het douanegebied van de Gemeenschap hebben verlaten,

of

b)

dat zij, in het in artikel 33, lid 1, van Verordening (EG) nr. 612/2009 van de Commissie (7) bedoelde geval, hun bestemming hebben bereikt,

of

c)

dat zij in een overeenkomstig artikel 37 van Verordening (EG) nr. 612/2009 erkend bevoorradingsdepot zijn opgeslagen,

dan wel

d)

dat de douaneformaliteiten voor invoer tot verbruik in een bepaald derde land zijn vervuld wanneer het producten betreft, die voor invoer in dat land zijn bestemd,

en, in voorkomend geval, dat de verrichtingen, vermeld onder a) tot en met d), binnen de voorgeschreven termijn zijn gebeurd.

2.   De in lid 1, onder a) tot en met d), bedoelde voorwaarden zijn primaire eisen in de zin van artikel 20 van Verordening (EEG) nr. 2220/85, onverminderd het bepaalde in artikel 16, lid 2, van de onderhavige verordening.

3.   Wanneer producten in een bevoorradingsdepot zijn opgeslagen als bedoeld in lid 1, onder c), zijn de artikelen 37 tot en met 40 van Verordening (EG) nr. 612/2009 van toepassing, met uitzondering van artikel 39, lid 3, ook al is geen restitutie van toepassing.

4.   Artikel 7, lid 3, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 612/2009 is van toepassing.

Artikel 13

1.   Wanneer interventieproducten zijn bestemd om in ongewijzigde staat te worden uitgevoerd, dient de uitvoeraangifte te worden aanvaard door de douaneautoriteiten van de lidstaat waar de producten zijn uitgeslagen.

2.   Op de uitvoeraangifte en op elk, op grond van de Gemeenschapsvoorschriften vereist begeleidend document, wordt, naar gelang van het geval, de volgende vermelding opgenomen:

a)

„Interventieproducten met restitutie — Verordening (EG) nr. 1130/2009”

of

b)

„Interventieproducten zonder restitutie — Verordening (EG) nr. 1130/2009”.

3.   Zelfs wanneer op de voor uitvoer bestemde producten geen restitutie van toepassing is, wordt geacht, dat zij, na de aanvaarding van de desbetreffende uitvoeraangifte, niet meer onder artikel 23, lid 2, van het Verdrag vallen en geldt voor het verkeer van deze producten het bepaalde in artikel 340 quater, lid 3, onder b), van Verordening (EEG) nr. 2454/93.

4.   De voorwaarden betreffende de termijn die in acht moet worden genomen voor de toekenning van restitutie en de voorwaarden inzake het bewijs dat daartoe moet worden overgelegd, zijn van toepassing voor wat de vrijgave van de zekerheid betreft.

Artikel 14

1.   Wanneer het controle-exemplaar T 5 wordt gebruikt, worden de vakken 103, 104, 106 en 107 en, in voorkomend geval, vak 105 van de rubriek „Bijzondere vermeldingen” ingevuld.

In de vakken 104 en 106 worden de in de desbetreffende verordening voorgeschreven vermeldingen aangebracht.

In vak 106 worden eveneens vermeld:

a)

het nummer van het met het interventiebureau gesloten koopcontract,

en

b)

het nummer van het uitslagbewijs.

In vak 107 wordt het nummer van de desbetreffende verordening ingevuld.

2.   Wanneer het controle-exemplaar T 5 ten bewijze dat de goederen zijn uitgevoerd, met het oog op de vrijgave van de in artikel 5 bedoelde zekerheid en de betaling van de restitutie, dient te worden overgelegd, doet de bevoegde autoriteit waarbij de zekerheid is gesteld, onverwijld een voor eensluidend gewaarmerkte kopie van het controle-exemplaar T 5 rechtstreeks aan de voor de betaling van de restitutie bevoegde autoriteit toekomen.

In dat geval brengt de belanghebbende in vak 106 van het controle-exemplaar T 5 de volgende vermelding aan:

„Restitutie te betalen door … (volgt de volledige naam en het volledig adres van de voor de betaling van de restitutie bevoegde autoriteit)”.

3.   Wanneer de in artikel 46, lid 2, van Verordening (EG) nr. 612/2009 vastgestelde termijn van twaalf maanden voor de overlegging van het bewijs van uitvoer met het oog op de betaling van de restitutie niet in acht kan worden genomen omdat bij de toezending van het controle-exemplaar T 5 door het interventiebureau waarbij de zekerheid is gesteld, aan de met de betaling van de restitutie belaste instantie administratieve vertraging is ontstaan, wordt de datum van ontvangst van het controle-exemplaar bij dit interventiebureau als de ontvangstdatum van het document bij de restitutie-instantie aangemerkt.

Artikel 15

1.   Wanneer producten onmiddellijk nadat de uitvoeraangifte door de douaneautoriteiten is aanvaard, onder één van de in de artikelen 412 tot en met 442 bis van Verordening (EEG) nr. 2454/93 vastgestelde regelingen worden geplaatst om naar een station van bestemming buiten het douanegebied van de Gemeenschap te worden vervoerd of aan een geadresseerde buiten dat douanegebied te worden geleverd, wordt geacht dat zij zijn uitgevoerd zodra zij onder de betrokken regeling worden geplaatst.

2.   Wanneer het bepaalde in lid 1 van toepassing is, ziet het douanekantoor van vertrek dat de uitvoeraangifte aanvaardt, erop toe, dat op het document dat als bewijs van uitvoer wordt afgegeven, één van de vermeldingen van, al naar gelang van het geval, artikel 11, lid 4, of artikel 11, lid 5, van Verordening (EG) nr. 612/2009 wordt aangebracht.

3.   Het douanekantoor van vertrek mag slechts toestaan dat de vervoerovereenkomst zo wordt gewijzigd dat het vervoer binnen de Gemeenschap wordt beëindigd, wanneer vaststaat:

a)

dat, indien bij een interventiebureau een zekerheid is gesteld als garantie dat uitvoer daadwerkelijk geschiedt, deze zekerheid niet is vrijgegeven, of

b)

dat een nieuwe zekerheid is gesteld.

Indien echter de zekerheid is vrijgegeven ter uitvoering van lid 1 maar het product het douanegebied van de Gemeenschap niet binnen de voorgeschreven termijn daadwerkelijk heeft verlaten, stelt het douanekantoor van vertrek het interventiebureau dat voor de vrijgave van de zekerheid verantwoordelijk is, daarvan in kennis, waarbij zo spoedig mogelijk ook alle nodige gegevens worden verstrekt. In dergelijke gevallen wordt de zekerheid geacht ten onrechte te zijn vrijgegeven en dient een bedrag te worden teruggevorderd dat gelijk is aan de zekerheid.

Artikel 16

1.   Vrijgave van de zekerheid geschiedt tegen overlegging van de in artikel 4 bedoelde bewijsstukken.

Vrijgave van de zekerheid geschiedt daarnaast tegen overlegging van het in de artikelen 16 en 17 van Verordening (EG) nr. 612/2009 bedoelde bewijs:

a)

wanneer de producten zijn bestemd om in een specifiek derde land te worden ingevoerd,

of

b)

wanneer de producten zijn bestemd om uit de Gemeenschap te worden uitgevoerd en er ernstige twijfel bestaat omtrent de werkelijke bestemming ervan.

De bevoegde autoriteiten van de lidstaten kunnen bijkomende bewijsstukken verlangen om genoegzaam aan te tonen dat de producten in het derde land van invoer daadwerkelijk op de markt zijn gebracht.

Wanneer ernstige twijfel bestaat omtrent de werkelijke bestemming van de producten, kan de Commissie de lidstaten verzoeken de bepalingen van dit lid toe te passen.

2.   Wanneer het product bestemd is om in een bepaald derde land te worden ingevoerd, het bedrag van de restitutie in mindering is gebracht op de verkoopprijs en de in lid 1 bedoelde bewijzen dienaangaande niet worden geleverd:

a)

wordt een deel van de zekerheid vrijgegeven na overlegging van het bewijs dat het product het douanegebied van de Gemeenschap heeft verlaten; dit deel komt overeen met de laagste restitutievoet, in de zin van artikel 25, lid 2, van Verordening (EG) nr. 612/2009, die van toepassing was op de dag waarop de aangifte ten uitvoer is aanvaard;

b)

wordt, naast het onder a) bedoelde deel, het deel van de zekerheid dat overeenkomt met het verschil tussen de laagste restitutievoet, bedoeld onder a), en de restitutievoet die op de dag waarop de aangifte ten uitvoer is aanvaard, van toepassing was voor het derde land waarin de producten daadwerkelijk zijn ingevoerd voor zover dit bedrag niet hoger is dan de restitutievoet die geldt voor de verplichte bestemming, vrijgegeven wanneer

i)

de uitvoer naar het oorspronkelijke land van bestemming wegens overmacht niet heeft kunnen plaatsvinden en

ii)

de bewijzen betreffende de invoer in het andere land van bestemming worden geleverd overeenkomstig het bepaalde in lid 1.

Artikel 17

1.   Wanneer de artikelen 186 en 187 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad (8) van toepassing zijn,

a)

wordt de in artikel 5, lid 1, van de onderhavige verordening bedoelde zekerheid verbeurd indien zij nog niet is vrijgegeven;

b)

wordt, indien de zekerheid reeds is vrijgegeven, een bedrag teruggevorderd, dat gelijk is aan de zekerheid.

2.   Indien bij uitvoer, uit het douanegebied van de Gemeenschap, van producten waarvoor een zekerheid als bedoeld in artikel 5, lid 1, is gesteld, de formaliteiten met het oog op de toekenning van een restitutie niet zijn vervuld, wordt geacht dat voor de toepassing van de artikelen 185, 186 en 187 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 deze formaliteiten zijn vervuld, en is lid 1 van toepassing.

3.   Het bedrag van de in de leden 1 en 2 bedoelde zekerheid wordt beschouwd als verbeurd, in de zin van artikel 2 van Verordening (EEG) nr. 352/78 van de Raad (9).

4.   De belanghebbende legt aan de bevoegde autoriteit een door het betrokken interventiebureau afgegeven verklaring over ten bewijze dat lid 1 in acht is genomen of dat geen zekerheid is gesteld.

Artikel 18

Wanneer een controle-exemplaar T 5 dat als bewijs moet dienen dat de producten de voorgeschreven bestemming als bedoeld in artikel 12, lid 1, hebben gekregen, door omstandigheden buiten de wil van de belanghebbende niet binnen drie maanden na de afgifte door het in artikel 3, lid 5, bedoelde interventiebureau is ontvangen, kan de belanghebbende overeenkomstig artikel 46, lid 3, van Verordening (EG) nr. 612/2009 bij de bevoegde autoriteit een met redenen omkleed en met bewijsstukken gestaafd verzoek indienen om andere documenten als gelijkwaardig te erkennen.

HOOFDSTUK IV

NA VERWERKING UIT DE GEMEENSCHAP UITGEVOERDE PRODUCTEN

Artikel 19

Geacht wordt dat producten voor het voorgeschreven doel zijn gebruikt en de voorgeschreven bestemming hebben gekregen, wanneer wordt vastgesteld dat aan de in de artikelen 8 en 12 vervatte eisen is voldaan.

Artikel 20

Wanneer de producten zijn bestemd om na verwerking te worden uitgevoerd, wordt de uitvoeraangifte aanvaard door de douaneautoriteiten van de lidstaat waar de laatste verwerking is gebeurd.

Artikel 21

1.   Wanneer de producten zijn bestemd om in ongewijzigde staat te worden verzonden voor verwerking, gevolgd door uitvoer, wordt het controle-exemplaar T 5 afgegeven door het interventiebureau dat de producten verkoopt, en worden de vakken 103, 104, 106 en 107 van de rubriek „Bijzondere vermeldingen” ingevuld.

In de vakken 104 en 106 worden de in de desbetreffende verordening aangegeven vermeldingen aangebracht.

In vak 106 worden eveneens aangebracht:

a)

het nummer van het met het interventiebureau gesloten koopcontract;

b)

in voorkomend geval, het nummer van het uitslagbewijs;

c)

en de vermelding: „Bij uitvoer onder de regeling extern communautair douanevervoer te plaatsen interventieproducten”.

In vak 107 wordt het nummer van de desbetreffende verordening ingevuld.

2.   Wanneer de producten, na te zijn verwerkt in de lidstaat waar zij uit de interventievoorraden zijn uitgeslagen, zijn bestemd om te worden verzonden voor verdere verwerking, gevolgd door uitvoer, wordt het controle-exemplaar T 5 afgegeven door de autoriteit die de controle betreffende de verwerking heeft uitgevoerd.

De vakken 103, 104, 106 en 107 van de rubriek „Bijzondere vermeldingen” van het controle-exemplaar T 5 worden ingevuld.

In de vakken 104 en 106 worden de in de desbetreffende verordening aangegeven vermeldingen aangebracht.

In vak 106 worden eveneens aangebracht:

a)

het nummer van het met het interventiebureau gesloten koopcontract en

b)

de vermelding: „Bij uitvoer onder de regeling extern communautair douanevervoer te plaatsen interventieproducten”.

In vak 107 wordt het nummer van de desbetreffende verordening ingevuld.

3.   Wanneer de producten zijn bestemd om te worden uitgevoerd na te zijn verwerkt en over het grondgebied van een of meer andere lidstaten moeten worden vervoerd, wordt het controle-exemplaar T 5 door het douanekantoor van vertrek afgegeven tegen overlegging van een document dat door de autoriteit die de controle betreffende de verwerking heeft uitgevoerd, wordt opgesteld. Dit document wordt door het douanekantoor van vertrek bewaard.

Dit document behoeft evenwel niet te worden overgelegd wanneer het douanekantoor van vertrek de controle betreffende de verwerking heeft uitgevoerd.

De vakken 103, 104, 106 en 107 en, in voorkomend geval, vak 105 van de rubriek „Bijzondere vermeldingen” van het controle-exemplaar T 5 worden ingevuld.

In de vakken 104 en 106 worden de in de desbetreffende verordening aangegeven vermeldingen aangebracht.

In vak 106 worden eveneens vermeld:

a)

het nummer van het met het interventiebureau gesloten verkoopcontract,

b)

en, in voorkomend geval, het nummer van het in de eerste alinea bedoelde document.

In vak 107 wordt het nummer van de desbetreffende verordening ingevuld.

4.   Wanneer het controle-exemplaar T 5 ten bewijze dat de goederen zijn uitgevoerd, met het oog op de vrijgave van de in artikel 5 bedoelde zekerheid en de betaling van de restitutie dient te worden overgelegd, doet de bevoegde autoriteit waarbij de zekerheid is gesteld, onverwijld een voor eensluidend gewaarmerkte kopie van het controle-exemplaar T 5 rechtstreeks aan de voor de betaling van de restitutie bevoegde autoriteit toekomen.

In dat geval brengt de belanghebbende in vak 106 van het controle-exemplaar T 5 de volgende vermelding aan:

„Restitutie te betalen door … (volgt de opgave van de lidstaat en de volledige naam en het volledig adres van de voor de betaling van de restitutie bevoegde autoriteit)”.

Artikel 22

1.   Wanneer de producten met het oog op verwerking naar een andere lidstaat zijn verzonden en de verwerkte producten

a)

zijn bestemd om voor verdere verwerking naar een derde lidstaat of naar nog een andere lidstaat te worden verzonden,

of

b)

zijn bestemd om over het grondgebied van een derde lidstaat of van nog een andere lidstaat te worden uitgevoerd,

worden door de in artikel 21, lid 2 of lid 3, bedoelde bevoegde autoriteit een of meer controle-exemplaren T 5 afgegeven.

De controle-exemplaren T 5 worden ingevuld:

a)

in het in de eerste alinea, onder a), bedoelde geval, overeenkomstig artikel 21, lid 2, onder b);

b)

in het in de eerste alinea, onder b), bedoelde geval, overeenkomstig artikel 21, lid 3, onder b);

met inachtneming van de in het oorspronkelijke controle-exemplaar T 5 vermelde gegevens. Bovendien worden in vak 106 van het, respectievelijk de controle-exempla(a)r(en) T 5 het registratienummer en de datum van afgifte van het vorige document alsmede de naam van de autoriteit van afgifte vermeld.

2.   In het in lid 1 bedoelde geval zendt de bevoegde autoriteit die de controle betreffende de verrichting heeft uitgevoerd, het oorspronkelijke controle-exemplaar T 5, na het van de nodige vermeldingen te hebben voorzien, onverwijld en rechtstreeks aan het in artikel 3, lid 5, bedoelde interventiebureau terug en vermeldt zij in de rubriek „Controle voor het gebruik en/of de bestemming” van het oorspronkelijke controle-exemplaar T 5 dat het product met het oog op verdere verwerking, verpakking, overname of uitvoer, naar een andere lidstaat is verzonden. Op het oorspronkelijke controle-exemplaar T 5 worden de registratienummers van de in dat verband afgegeven controle-exemplaren T 5 of een verwijzing naar die controle-exemplaren vermeld.

3.   In het in artikel 4, onder a), bedoelde document worden dezelfde vermeldingen aangebracht als bedoeld in lid 2.

Artikel 23

1.   Wanneer twee of meer opeenvolgende verrichtingen (zoals verwerking, verpakking, overname), behalve uitvoer, in dezelfde lidstaat gebeuren, kan die lidstaat besluiten dat deze verrichtingen als één enkele verrichting worden beschouwd. In dit geval wordt geen volgend controle-exemplaar T 5 afgegeven alvorens alle betrokken verrichtingen zijn geschied.

Het oorspronkelijk controle-exemplaar T 5 wordt naar het in artikel 3, lid 5, bedoelde interventiebureau teruggezonden nadat de controles betreffende alle betrokken verrichtingen zijn uitgevoerd. De lidstaten nemen de geëigende maatregelen om te waarborgen dat deze regeling behoorlijk functioneert.

2.   Wanneer de lidstaten besluiten de in lid 1 bedoelde werkwijze niet te volgen, geeft de bevoegde autoriteit na iedere verrichting een controle-exemplaar T 5 af. De bevoegde autoriteit die de controle betreffende de verrichting heeft uitgevoerd, geeft in de rubriek „Controle van het gebruik en/of de bestemming” aan dat het product voor verdere verwerking, verpakking, overname of uitvoer, binnen de lidstaat is verzonden. Op het oorspronkelijk controle-exemplaar T 5 worden de registratienummers van de voor dat doel afgegeven controle-exemplaren T 5 of een verwijzing naar die controle-exemplaren vermeld.

3.   In het in artikel 4, onder a), bedoelde document worden dezelfde vermeldingen aangebracht als bedoeld in lid 2.

Artikel 24

Artikel 11, artikel 13, leden 2, 3 en 4, artikel 14, lid 3, en de artikelen 15 tot en met 18 zijn op dit hoofdstuk van toepassing.

HOOFDSTUK V

SLOTBEPALINGEN

Artikel 25

1.   Elke lidstaat doet mededeling aan de Commissie van de volledige naam en het volledig adres van de in artikel 2, lid 1, bedoelde bevoegde controleautoriteit. De Commissie deelt deze gegevens aan de andere lidstaten mede.

2.   De lidstaten stellen de Commissie elk kwartaal in kennis van de gevallen waarin zij artikel 7, lid 1, hebben toegepast waarbij over de aangevoerde omstandigheden, de betrokken hoeveelheden en de getroffen maatregelen nader bijzonderheden worden vermeld.

3.   De lidstaten doen de Commissie jaarlijks op 1 maart en op 1 september opgave van de aantallen aanvragen in het kader van artikel 11 of artikel 18, van de redenen, voor zover bekend, waarom het controle-exemplaar T 5 niet is teruggezonden, van de betrokken hoeveelheden en van de aard van de als gelijkwaardig aanvaarde documenten.

Artikel 26

Verordening (EEG) nr. 3002/92 wordt ingetrokken.

Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage II.

Artikel 27

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 24 november 2009.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 301 van 17.10.1992, blz. 17.

(3)  Zie bijlage I.

(4)  PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1.

(5)  PB L 209 van 11.8.2005, blz. 1.

(6)  PB L 205 van 3.8.1985, blz. 5.

(7)  PB L 186 van 17.7.2009, blz. 1.

(8)  PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1.

(9)  PB L 50 van 22.2.1978, blz. 1.


BIJLAGE I

Ingetrokken verordening met overzicht van de achtereenvolgende wijzigingen ervan

Verordening (EEG) nr. 3002/92 van de Commissie

(PB L 301 van 17.10.1992, blz. 17)

Verordening (EEG) nr. 75/93 van de Commissie

(PB L 11 van 19.1.1993, blz. 5)

Verordening (EEG) nr. 1938/93 van de Commissie

(PB L 176 van 20.7.1993, blz. 12)

Verordening (EG) nr. 770/96 van de Commissie

(PB L 104 van 27.4.1996, blz. 13)


BIJLAGE II

Concordantietabel

Verordening (EEG) nr. 3002/92

De onderhavige verordening

Artikel 1, leden 1 en 2

Artikel 1, leden 1 en 2

Artikel 1, lid 3

Artikel 1, lid 4

Artikel 1, lid 3

Artikel 2, lid 1, eerste en tweede alinea

Artikel 2, lid 1, eerste en tweede alinea

Artikel 2, lid 1, derde alinea

Artikel 2, lid 2, eerste alinea, aanhef en eerste en tweede streepje

Artikel 2, lid 2, eerste alinea

Artikel 2, lid 2, tweede alinea, aanhef

Artikel 2, lid 2, tweede alinea, aanhef

Artikel 2, lid 2, tweede alinea, eerste streepje

Artikel 2, lid 2, tweede alinea, onder a)

Artikel 2, lid 2, tweede alinea, tweede streepje

Artikel 2, lid 2, tweede alinea, onder b)

Artikel 2, lid 2, derde alinea

Artikel 2, lid 2, derde alinea

Artikel 2, lid 3, eerste alinea, aanhef

Artikel 2, lid 3, eerste alinea, aanhef

Artikel 2, lid 3, eerste alinea, eerste streepje

Artikel 2, lid 3, eerste alinea, onder a)

Artikel 2, lid 3, eerste alinea, tweede streepje

Artikel 2, lid 3, eerste alinea, onder b)

Artikel 2, lid 3, tweede alinea

Artikel 2, lid 3, tweede alinea

Artikel 2, lid 4, eerste alinea

Artikel 2, lid 4, eerste alinea

Artikel 2, lid 4, tweede alinea

Artikel 2, lid 4, tweede alinea

Artikel 2, lid 4, derde alinea

Artikel 3, lid 1, onder a), eerste alinea, aanhef

Artikel 3, lid 1, eerste alinea, aanhef

Artikel 3, lid 1, onder a), eerste alinea, eerste streepje

Artikel 3, lid 1, eerste alinea, onder a)

Artikel 3, lid 1, onder a), eerste alinea, tweede streepje

Artikel 3, lid 1, eerste alinea, onder b)

Artikel 3, lid 1, onder a), eerste alinea, derde streepje, aanhef

Artikel 3, lid 1, eerste alinea, onder c), aanhef

Artikel 3, lid 1, onder a), eerste alinea, derde streepje, eerste inspringende streepje

Artikel 3, lid 1, eerste alinea, onder c), i)

Artikel 3, lid 1, onder a), eerste alinea, derde streepje, tweede inspringende streepje

Artikel 3, lid 1, eerste alinea, onder c), ii)

Artikel 3, lid 1, onder a), tweede alinea

Artikel 3, lid 1, tweede alinea

Artikel 3, lid 1, onder a), derde alinea, aanhef

Artikel 3, lid 1, derde alinea, aanhef

Artikel 3, lid 1, onder a), derde alinea, eerste streepje

Artikel 3, lid 1, derde alinea, onder a)

Artikel 3, lid 1, onder a), derde alinea, tweede streepje

Artikel 3, lid 1, derde alinea, onder b)

Artikel 3, lid 1, onder a), vierde alinea

Artikel 3, lid 1, vierde alinea

Artikel 3, lid 1, onder b), eerste alinea, aanhef

Artikel 3, lid 2, eerste alinea, aanhef

Artikel 3, lid 1, onder b), eerste alinea, eerste streepje

Artikel 3, lid 2, eerste alinea, onder a)

Artikel 3, lid 1, onder b), eerste alinea, tweede streepje

Artikel 3, lid 2, eerste alinea, onder b)

Artikel 3, lid 1, onder b), eerste alinea, derde streepje

Artikel 3, lid 2, eerste alinea, onder c)

Artikel 3, lid 1, onder b), eerste alinea, vierde streepje

Artikel 3, lid 2, eerste alinea, onder d)

Artikel 3, lid 1, onder b), eerste alinea, vijfde streepje

Artikel 3, lid 2, eerste alinea, onder e)

Artikel 3, lid 1, onder b), tweede alinea

Artikel 3, lid 2, tweede alinea

Artikel 3, lid 1, onder b), derde alinea

Artikel 3, lid 2, derde alinea

Artikel 3, lid 1, onder c)

Artikel 3, lid 3

Artikel 3, lid 1, onder d)

Artikel 3, lid 4

Artikel 3, lid 2

Artikel 3, lid 5

Artikel 3, lid 3

Artikel 3, lid 6

Artikel 4

Artikel 4

Artikel 5, lid 1, aanhef

Artikel 5, lid 1, aanhef

Artikel 5, lid 1, eerste streepje

Artikel 5, lid 1, onder a)

Artikel 5, lid 1, tweede streepje

Artikel 5, lid 1, onder b)

Artikel 5, lid 2, eerste alinea, aanhef

Artikel 5, lid 2, eerste alinea, aanhef

Artikel 5, lid 2, eerste alinea, eerste streepje

Artikel 5, lid 2, eerste alinea, onder a)

Artikel 5, lid 2, eerste alinea, tweede streepje

Artikel 5, lid 2, eerste alinea, onder b)

Artikel 5, lid 2, eerste alinea, derde streepje

Artikel 5, lid 2, eerste alinea, onder c)

Artikel 5, lid 2, eerste alinea, vierde streepje

Artikel 5, lid 2, eerste alinea, onder d)

Artikel 5, lid 2, eerste alinea, vijfde streepje

Artikel 5, lid 2, eerste alinea, onder e)

Artikel 5, lid 2, eerste alinea, zesde streepje

Artikel 5, lid 2, eerste alinea, onder f)

Artikel 5, lid 2, eerste alinea, zevende streepje

Artikel 5, lid 2, eerste alinea, onder g)

Artikel 5, lid 2, eerste alinea, achtste streepje

Artikel 5, lid 2, eerste alinea, onder h)

Artikel 5, lid 2, eerste alinea, negende streepje

Artikel 5, lid 2, eerste alinea, onder i)

Artikel 5, lid 2, tweede alinea

Artikel 5, lid 2, tweede alinea

Artikel 5 bis

Artikel 6

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 7

Artikel 8

Artikel 8, lid 1, eerste alinea

Artikel 9, lid 1, eerste alinea

Artikel 8, lid 1, tweede alinea

Artikel 9, lid 1, tweede alinea

Artikel 8, lid 1, derde alinea, aanhef en eerste en tweede streepje

Artikel 9, lid 1, derde alinea

Artikel 8, lid 1, vierde alinea

Artikel 9, lid 1, vierde alinea

Artikel 8, leden 2 en 3

Artikel 9, leden 2 en 3

Artikel 9

Artikel 10

Artikel 10, aanhef

Artikel 11, aanhef

Artikel 10, eerste streepje

Artikel 11, onder a)

Artikel 10, tweede streepje

Artikel 11, onder b)

Artikel 10, slot

Artikel 11, slot

Artikel 11

Artikel 12

Artikel 12, lid 1

Artikel 13, lid 1

Artikel 12, lid 2, aanhef

Artikel 13, lid 2, aanhef

Artikel 12, lid 2, eerste streepje

Artikel 13, lid 2, onder a)

Artikel 12, lid 2, tweede streepje

Artikel 13, lid 2, onder b)

Artikel 12, lid 3

Artikel 13, lid 3

Artikel 12, lid 4

Artikel 13, lid 4

Artikel 13, lid 1, eerste alinea

Artikel 14, lid 1, eerste alinea

Artikel 13, lid 1, tweede alinea

Artikel 14, lid 1, tweede alinea

Artikel 13, lid 1, derde alinea, aanhef

Artikel 14, lid 1, derde alinea, aanhef

Artikel 13, lid 1, derde alinea, eerste streepje

Artikel 14, lid 1, derde alinea, onder a)

Artikel 13, lid 1, derde alinea, tweede streepje

Artikel 14, lid 1, derde alinea, onder b)

Artikel 13, lid 1, vierde alinea

Artikel 14, lid 1, vierde alinea

Artikel 13, lid 2

Artikel 14, lid 2

Artikel 13, lid 3

Artikel 14, lid 3

Artikel 14, leden 1 en 2

Artikel 15, leden 1 en 2

Artikel 14, lid 3, eerste alinea, aanhef

Artikel 15, lid 3, eerste alinea, aanhef

Artikel 14, lid 3, eerste alinea, eerste streepje

Artikel 15, lid 3, eerste alinea, onder a)

Artikel 14, lid 3, eerste alinea, tweede streepje

Artikel 15, lid 3, eerste alinea, onder b)

Artikel 14, lid 3, tweede alinea

Artikel 15, lid 3, tweede alinea

Artikel 15, lid 1, eerste alinea, aanhef

Artikel 16, lid 1, eerste alinea

Artikel 15, lid 1, eerste alinea, slot

Artikel 16, lid 1, tweede alinea, aanhef

Artikel 15, lid 1, eerste alinea, eerste en tweede streepje

Artikel 16, lid 1, tweede alinea, onder a) en b)

Artikel 15, lid 1, tweede alinea

Artikel 16, lid 1, derde alinea

Artikel 15, lid 1, derde alinea

Artikel 16, lid 1, vierde alinea

Artikel 15, lid 2, aanhef

Artikel 16, lid 2, aanhef

Artikel 15, lid 2, onder a)

Artikel 16, lid 2, onder a)

Artikel 15, lid 2, onder b), aanhef

Artikel 16, lid 2, onder b), aanhef

Artikel 15, lid 2, onder b), eerste streepje

Artikel 16, lid 2, onder b), i)

Artikel 15, lid 2, onder b), tweede streepje

Artikel 16, lid 2, onder b), ii)

Artikel 16, lid 1, aanhef

Artikel 17, lid 1, aanhef

Artikel 16, lid 1, eerste streepje

Artikel 17, lid 1, onder a)

Artikel 16, lid 1, tweede streepje

Artikel 17, lid 1, onder b)

Artikel 16, lid 2

Artikel 17, lid 2

Artikel 16, lid 3

Artikel 17, lid 3

Artikel 16, lid 4

Artikel 17, lid 4

Artikel 17

Artikel 18

Artikel 18

Artikel 19

Artikel 19

Artikel 20

Artikel 20, lid 1, eerste alinea

Artikel 21, lid 1, eerste alinea

Artikel 20, lid 1, tweede alinea

Artikel 21, lid 1, tweede alinea

Artikel 20, lid 1, derde alinea, aanhef

Artikel 21, lid 1, derde alinea, aanhef

Artikel 20, lid 1, derde alinea, eerste streepje

Artikel 21, lid 1, derde alinea, onder a)

Artikel 20, lid 1, derde alinea, tweede streepje

Artikel 21, lid 1, derde alinea, onder b)

Artikel 20, lid 1, derde alinea, derde streepje

Artikel 21, lid 1, derde alinea, onder c)

Artikel 20, lid 1, vierde alinea

Artikel 21, lid 1, vierde alinea

Artikel 20, lid 2, onder a)

Artikel 21, lid 2, eerste alinea

Artikel 20, lid 2, onder b), eerste alinea

Artikel 21, lid 2, tweede alinea

Artikel 20, lid 2, onder b), tweede alinea

Artikel 21, lid 2, derde alinea

Artikel 20, lid 2, onder b), derde alinea, aanhef

Artikel 21, lid 2, vierde alinea, aanhef

Artikel 20, lid 2, onder b), derde alinea, eerste streepje

Artikel 21, lid 2, vierde alinea, onder a)

Artikel 20, lid 2, onder b), derde alinea, tweede streepje

Artikel 21, lid 2, vierde alinea, onder b)

Artikel 20, lid 2, onder b), vierde alinea

Artikel 21, lid 2, vijfde alinea

Artikel 20, lid 3, onder a)

Artikel 21, lid 3, eerste en tweede alinea

Artikel 20, lid 3, onder b), eerste alinea

Artikel 21, lid 3, derde alinea

Artikel 20, lid 3, onder b), tweede alinea

Artikel 21, lid 3, vierde alinea

Artikel 20, lid 3, onder b), derde alinea, aanhef

Artikel 21, lid 3, vijfde alinea, aanhef

Artikel 20, lid 3, onder b), derde alinea, eerste streepje

Artikel 21, lid 3, vijfde alinea, onder a)

Artikel 20, lid 3, onder b), derde alinea, tweede streepje

Artikel 21, lid 3, vijfde alinea, onder b)

Artikel 20, lid 3, onder b), vierde alinea

Artikel 21, lid 3, zesde alinea

Artikel 20, lid 4

Artikel 21, lid 4

Artikel 21, lid 1, eerste alinea, aanhef

Artikel 22, lid 1, eerste alinea, aanhef

Artikel 21, lid 1, eerste alinea, eerste streepje

Artikel 22, lid 1, eerste alinea, onder a)

Artikel 21, lid 1, eerste alinea, tweede streepje

Artikel 22, lid 1, eerste alinea, onder b)

Artikel 21, lid 1, eerste alinea, slot

Artikel 22, lid 1, eerste alinea, slot

Artikel 21, lid 1, tweede alinea, aanhef

Artikel 22, lid 1, tweede alinea, aanhef

Artikel 21, lid 1, tweede alinea, eerste streepje

Artikel 22, lid 1, tweede alinea, onder a)

Artikel 21, lid 1, tweede alinea, tweede streepje

Artikel 22, lid 1, tweede alinea, onder b)

Artikel 21, lid 1, tweede alinea, slot

Artikel 22, lid 1, tweede alinea, slot

Artikel 21, lid 2

Artikel 22, lid 2

Artikel 21, lid 3

Artikel 22, lid 3

Artikel 22

Artikel 23

Artikel 23

Artikel 24

Artikel 24

Artikel 25

Artikel 25

Artikel 26

Artikel 26

Artikel 27

Bijlage I

Bijlage II


25.11.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 310/22


VERORDENING (EG) Nr. 1131/2009 VAN DE COMMISSIE

van 24 november 2009

houdende inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Moutarde de Bourgogne (BGA))

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name op artikel 7, lid 4, eerste alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 6, lid 2, eerste alinea, en artikel 17, lid 2, van Verordening (EG) nr. 510/2006 is de door Frankrijk ingediende aanvraag tot registratie van de benaming „Moutarde de Bourgogne” bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie  (2).

(2)

Aangezien bij de Commissie geen bezwaren zijn ingediend overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 510/2006, moet deze benaming worden ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in de bijlage vermelde benaming wordt ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 24 november 2009.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12.

(2)  PB C 72 van 26.3.2009, blz. 62.


BIJLAGE

In bijlage I bij het Verdrag genoemde landbouwproducten voor menselijke consumptie:

Categorie 2.6.   Mosterdpasta

FRANKRIJK

Moutarde de Bourgogne (BGA)


25.11.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 310/24


VERORDENING (EG) Nr. 1132/2009 VAN DE COMMISSIE

van 24 november 2009

houdende inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Marroni del Monfenera (BGA))

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name op artikel 7, lid 4, eerste alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 6, lid 2, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 510/2006 is de door Italië ingediende aanvraag tot registratie van de naam „Marroni del Monfenera” bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie  (2).

(2)

Aangezien bij de Commissie geen bezwaren zijn ingediend overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 510/2006, moet deze benaming worden ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in de bijlage vermelde benaming wordt ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 24 november 2009.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12.

(2)  PB C 89 van 18.4.2009, blz. 9.


BIJLAGE

In bijlage I bij het Verdrag genoemde landbouwproducten voor menselijke consumptie:

Categorie 1.6.   Groenten, fruit en granen, in ongewijzigde staat of verwerkt

ITALIË

Marroni del Monfenera (BGA)


25.11.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 310/26


VERORDENING (EG) Nr. 1133/2009 VAN DE COMMISSIE

van 24 november 2009

houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1090/2009 tot vaststelling van de invoerrechten in de sector granen van toepassing vanaf 16 november 2009

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (Integrale-GMO-verordening) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1249/96 van de Commissie van 28 juni 1996 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad ten aanzien van de invoerrechten in de sector granen (2), en met name op artikel 2, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De invoerrechten in de sector granen die van toepassing zijn vanaf 16 november 2009, zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1090/2009 van de Commissie (3).

(2)

Aangezien het berekende gemiddelde van de invoerrechten 5 EUR per ton verschilt van het vastgestelde recht, moet een overeenkomstige aanpassing van de bij Verordening (EG) nr. 1090/2009 vastgestelde invoerrechten plaatsvinden.

(3)

Verordening (EG) nr. 1090/2009 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlagen I en II bij Verordening (EG) nr. 1090/2009 worden vervangen door de tekst in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 25 november 2009.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 24 november 2009.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 161 van 29.6.1996, blz. 125.

(3)  PB L 299 van 14.11.2009, blz. 3.


BIJLAGE I

Vanaf 25 november 2009 geldende invoerrechten voor de in artikel 136, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde producten

GN-code

Omschrijving

Invoerrecht (1)

(EUR/t)

1001 10 00

HARDE TARWE van hoge kwaliteit

0,00

van gemiddelde kwaliteit

0,00

van lage kwaliteit

15,26

1001 90 91

ZACHTE TARWE, zaaigoed

0,00

ex 1001 90 99

ZACHTE TARWE van hoge kwaliteit, andere dan zaaigoed

0,00

1002 00 00

ROGGE

38,58

1005 10 90

MAÏS, zaaigoed, ander dan hybriden

15,68

1005 90 00

MAÏS, andere dan zaaigoed (2)

15,68

1007 00 90

GRAANSORGHO, andere dan hybriden bestemd voor zaaidoeleinden

38,58


(1)  Voor producten die via de Atlantische Oceaan of het Suezkanaal in de Gemeenschap worden aangevoerd, komt de importeur op grond van artikel 2, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1249/96 in aanmerking voor een verlaging van het invoerrecht met:

3 EUR/t als de loshaven aan de Middellandse Zee ligt,

2 EUR/t als de loshaven in Denemarken, Estland, Ierland, Letland, Litouwen, Polen, Finland, Zweden, het Verenigd Koninkrijk of aan de Atlantische kust van het Iberisch Schiereiland ligt.

(2)  De importeur komt in aanmerking voor een forfaitaire verlaging van het invoerrecht met 24 EUR/t als aan de in artikel 2, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1249/96 vastgestelde voorwaarden is voldaan.


BIJLAGE II

Elementen voor de berekening van de in bijlage I vastgestelde rechten

13.11.2009-23.11.2009

1.

Gemiddelden over de in artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1249/96 bedoelde referentieperiode:

(EUR/t)

 

Zachte tarwe (1)

Maïs

Harde tarwe van hoge kwaliteit

Harde tarwe van gemiddelde kwaliteit (2)

Harde tarwe van lage kwaliteit (3)

Gerst

Beurs

Minnéapolis

Chicago

Notering

146,67

105,00

Fob-prijs VSA

127,27

117,27

97,27

74,77

Golfpremie

14,72

Grote-Merenpremie

12,65

2.

Gemiddelden over de in artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1249/96 bedoelde referentieperiode:

Vrachtkosten: Golf van Mexico–Rotterdam:

22,58 EUR/t

Vrachtkosten: Grote Meren–Rotterdam:

44,51 EUR/t


(1)  Premie van 14 EUR/t inbegrepen (artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1249/96).

(2)  Korting van 10 EUR/t (artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1249/96).

(3)  Korting van 30 EUR/t (artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1249/96).


RICHTLIJNEN

25.11.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 310/29


RICHTLIJN 2009/127/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 21 oktober 2009

tot wijziging van Richtlijn 2006/42/EG met betrekking tot machines voor de toepassing van pesticiden

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 95,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het is een algemeen erkend feit dat het gebruik van pesticiden gevaren inhoudt voor zowel de menselijke gezondheid als het milieu. In haar mededeling van 12 juli 2006 getiteld „Thematische strategie voor een duurzaam gebruik van pesticiden” heeft de Commissie een strategie goedgekeurd die beoogt de risico’s van het gebruik van pesticiden voor de menselijke gezondheid en het milieu te verminderen. Voorts hebben het Europees Parlement en de Raad Richtlijn 2009/128/EG van 21 oktober 2009 tot vaststelling van een kader voor communautaire actie ter verwezenlijking van een duurzaam gebruik van pesticiden (3) („de kaderrichtlijn”) aangenomen.

(2)

Het ontwerp, de bouw en het onderhoud van machines voor de toepassing van pesticiden zijn van groot belang voor de vermindering van de negatieve effecten van pesticiden op de menselijke gezondheid en het milieu. Voor professionele apparatuur voor de toepassing van pesticiden die reeds in gebruik is, voert de kaderrichtlijn eisen in met betrekking tot de controle en het onderhoud van de apparatuur.

(3)

De kaderrichtlijn is van toepassing op pesticiden die gewasbeschermingsmiddelen zijn. Het is daarom wenselijk de werkingssfeer van deze richtlijn te beperken tot machines voor de toepassing van pesticiden die gewasbeschermingsmiddelen zijn. Maar aangezien het toepassingsgebied van de kaderrichtlijn naar verwachting zal worden uitgebreid tot biociden, moet de uitbreiding van de werkingssfeer van de milieubeschermingseisen tot machines voor de toepassing van biociden vóór 31 december 2012 worden onderzocht door de Commissie.

(4)

De eisen inzake de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van personen en, in voorkomend geval, huisdieren of goederen, zijn reeds opgenomen in Richtlijn 2006/42/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende machines (4). Daarom moeten essentiële milieubeschermingseisen voor het ontwerp en de bouw van nieuwe machines voor de toepassing van pesticiden worden opgenomen in Richtlijn 2006/42/EG, waarbij ervoor moet worden gezorgd dat deze eisen in overeenstemming zijn met de eisen van de kaderrichtlijn voor wat betreft onderhoud en inspectie.

(5)

Daarom moet ook een verwijzing naar de bescherming van het milieu worden opgenomen in Richtlijn 2006/42/EG en moet deze doelstelling worden beperkt tot de categorie machines en de risico’s waarvoor specifieke milieubeschermingseisen gelden.

(6)

Machines voor de toepassing van pesticiden omvatten machines met eigen aandrijving, machines die moeten worden voortgetrokken, machines die geheel of gedeeltelijk op een voertuig worden geplaatst, machines voor de toepassing van pesticiden vanuit de lucht en stationaire machines die bestemd zijn voor de toepassing van pesticiden, zowel voor professioneel als voor niet-professioneel gebruik. Inbegrepen zijn ook met een motor aangedreven of manueel bediende draagbare en in de hand gehouden machines met een drukkamer.

(7)

Deze richtlijn blijft beperkt tot de essentiële eisen waaraan machines voor de toepassing van pesticiden moeten voldoen alvorens in de handel te worden gebracht en/of in bedrijf te worden gesteld, terwijl de Europese normalisatieorganisaties verantwoordelijk zijn voor de vaststelling van technische normen met gedetailleerde specificaties voor de diverse categorieën van dergelijke machines om de fabrikanten in staat te stellen aan die eisen te voldoen.

(8)

Het is van essentieel belang dat alle belanghebbende partijen, onder wie de industrie, landbouwers en milieuorganisaties, in gelijke mate bij de vaststelling van dergelijke geharmoniseerde normen worden betrokken, om zo ervoor te zorgen dat deze worden goedgekeurd op basis van een duidelijke consensus onder alle belanghebbenden.

(9)

Richtlijn 2006/42/EG dient bijgevolg dienovereenkomstig te worden gewijzigd.

(10)

Overeenkomstig punt 34 van het interinstitutioneel akkoord „Beter wetgeven” (5) worden de lidstaten ertoe aangespoord om voor zichzelf en in het belang van de Gemeenschap hun eigen tabellen op te stellen, die voor zover mogelijk het verband weergeven tussen deze richtlijn en de omzettingsmaatregelen, en deze openbaar te maken.

(11)

Indien het beschikbare wetenschappelijke bewijs onvoldoende is om een nauwkeurige risicobeoordeling mogelijk te maken, moeten de lidstaten bij het nemen van maatregelen uit hoofde van deze richtlijn het voorzorgsbeginsel toepassen, dat een beginsel van Gemeenschapsrecht is en onder andere wordt omschreven in de mededeling van de Commissie van 2 februari 2000, daarbij terdege rekening houdend met de overige bepalingen en beginselen van Richtlijn 2006/42/EG, zoals het vrije verkeer van goederen en het vermoeden van overeenstemming,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijziging van Richtlijn 2006/42/EG

Richtlijn 2006/42/EG wordt als volgt gewijzigd:

1)

Aan artikel 2, tweede alinea, wordt het volgende punt toegevoegd:

„m)

„essentiële gezondheids- en veiligheidseisen”: bindende bepalingen betreffende het ontwerp en de bouw van de producten die onder deze richtlijn vallen, om te zorgen voor een hoog beschermingsniveau van de gezondheid en de veiligheid van personen en, in voorkomend geval, huisdieren en goederen en, indien van toepassing, van het milieu.

De essentiële gezondheids- en veiligheidseisen worden vermeld in bijlage I. Essentiële gezondheids- en veiligheidseisen voor de bescherming van het milieu zijn enkel van toepassing op de machines als bedoeld in afdeling 2.4 van die bijlage.”.

2)

Artikel 4, lid 1, wordt vervangen door:

„1.   De lidstaten treffen alle dienstige maatregelen om te waarborgen dat machines uitsluitend in de handel gebracht en/of in bedrijf gesteld kunnen worden indien zij voldoen aan de erop van toepassing zijnde bepalingen van de richtlijn en geen gevaar opleveren voor de veiligheid en de gezondheid van personen en, in voorkomend geval, huisdieren en goederen en, indien van toepassing, het milieu, wanneer zij op passende wijze worden geïnstalleerd en onderhouden en overeenkomstig hun bestemming of in redelijkerwijze voorzienbare omstandigheden worden gebruikt.”.

3)

In artikel 9, lid 3, wordt de eerste alinea vervangen door:

„In de in lid 1 bedoelde gevallen raadpleegt de Commissie de lidstaten en de andere betrokken partijen en deelt mee welke maatregelen zij wenst te treffen om op communautair vlak een hoog niveau van bescherming van de gezondheid en veiligheid van personen en, in voorkomend geval, huisdieren en goederen en, indien van toepassing, het milieu, te verzekeren.”.

4)

Artikel 11, lid 1, wordt vervangen door:

„1.   Wanneer een lidstaat vaststelt dat een onder deze richtlijn vallende machine die de CE-markering draagt, vergezeld gaat van de EG-verklaring van overeenstemming en overeenkomstig het gebruiksdoel of in redelijkerwijze voorzienbare omstandigheden wordt gebruikt, de gezondheid of veiligheid van personen of, in voorkomend geval, huisdieren of goederen of, indien van toepassing, het milieu, in gevaar dreigt te brengen, neemt hij alle noodzakelijke maatregelen om deze machine uit de handel te nemen, te verbieden dat zij in de handel wordt gebracht en/of in bedrijf wordt gesteld, dan wel het vrije verkeer van deze machine te beperken.”.

5)

Bijlage I wordt als volgt gewijzigd:

a)

punt 4 van de algemene beginselen wordt vervangen door:

„4.

Deze bijlage bestaat uit verschillende delen. Het eerste deel heeft een algemene werkingssfeer en is van toepassing op alle soorten machines. In de andere delen wordt verwezen naar bepaalde soorten meer specifieke gevaren. De gehele bijlage moet evenwel worden bekeken om zeker te zijn dat aan alle toepasselijke essentiële eisen is voldaan. Bij het ontwerpen van machines worden de eisen van het algemene deel en de eisen van een of meer andere delen in aanmerking genomen, naargelang van de resultaten van de risicobeoordeling, uitgevoerd overeenkomstig punt 1 van deze algemene beginselen. Essentiële gezondheids- en veiligheidseisen voor de bescherming van het milieu zijn enkel van toepassing op de machines als bedoeld in afdeling 2.4.”;

b)

hoofdstuk 2 wordt als volgt gewijzigd:

i)

de eerste alinea wordt vervangen door:

„Machines voor voedingsnijverheid, machines bestemd voor cosmetische of farmaceutische industrie, met de hand vastgehouden en/of handgeleide machines, draagbare bevestigingswerktuigen en andere slagwerktuigen, alsook machines voor de bewerking van hout en materiaal met vergelijkbare fysische kenmerken en machines voor de toepassing van pesticiden moeten aan alle in dit hoofdstuk opgenomen essentiële veiligheids- en gezondheidseisen voldoen (zie algemene beginselen, punt 4).”;

ii)

het volgende punt wordt toegevoegd:

„2.4.   MACHINES VOOR DE TOEPASSING VAN PESTICIDEN

2.4.1.    Definitie

„Machines voor de toepassing van pesticiden”: machines die specifiek bedoeld zijn voor de toepassing van gewasbeschermingsmiddelen in de zin van artikel 2, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (6).

2.4.2.    Algemeen

De fabrikant van machines voor de toepassing van pesticiden of diens gemachtigde garandeert dat er een beoordeling wordt uitgevoerd van de risico’s van onopzettelijke blootstelling van het milieu aan pesticiden, in overeenstemming met de risicobeoordelings- en risicobeperkingsprocedure waarnaar wordt verwezen in punt 1 van de algemene beginselen.

Bij het ontwerp en de bouw van machines voor de toepassing van pesticiden moet rekening worden gehouden met de resultaten van de in de eerste alinea bedoelde risicobeoordeling, zodat de machines kunnen worden bediend, afgesteld en onderhouden zonder dat het milieu onopzettelijk wordt blootgesteld aan pesticiden.

Lekken moeten te allen tijde worden voorkomen.

2.4.3.    Controles en monitoring

Het moet mogelijk zijn de toepassing van pesticiden vanaf de bedieningsplaats op een gemakkelijke en nauwkeurige manier te controleren, te monitoren en onmiddellijk stop te zetten.

2.4.4.    Vullen en leegmaken

De machines moeten zodanig ontworpen en gebouwd zijn dat het nauwkeurig vullen met de noodzakelijke hoeveelheid pesticiden wordt vergemakkelijkt en gemakkelijk en volledig leegmaken is gewaarborgd, terwijl morsen van pesticide en verontreiniging van de waterbron tijdens deze handelingen worden voorkomen.

2.4.5.    Toepassing van pesticiden

2.4.5.1.   Dosering

De machines moeten uitgerust zijn met een voorziening waarmee de dosering gemakkelijk, precies en betrouwbaar kan worden ingesteld.

2.4.5.2.   Verspreiding, afzetting en drift van pesticiden

De machines moeten zodanig ontworpen en gebouwd zijn dat de pesticiden worden verspreid over de doelgebieden, zodat verliezen op andere gebieden tot een minimum worden beperkt en drift van pesticiden in het milieu voorkomen wordt. In voorkomend geval moet worden gezorgd voor een gelijkmatige verspreiding en homogene afzetting.

2.4.5.3.   Tests

Om na te gaan of de relevante onderdelen van de machines beantwoorden aan de in de punten 2.4.5.1 en 2.4.5.2 vermelde vereisten, moet de fabrikant of diens gemachtigde voor elk betrokken type machine passende tests uitvoeren of laten uitvoeren.

2.4.5.4.   Verliezen tijdens stilstand

De machines moeten zodanig zijn ontworpen en gebouwd dat verlies van pesticide bij uitgeschakelde spuitfunctie wordt voorkomen.

2.4.6.    Onderhoud

2.4.6.1.   Schoonmaken

De machines moeten zodanig zijn ontworpen en gebouwd dat zij eenvoudig en grondig kunnen worden schoongemaakt zonder het milieu te verontreinigen.

2.4.6.2.   Onderhoudsbeurten

De machines moeten zodanig zijn ontworpen en gebouwd dat de vervanging van versleten onderdelen wordt vergemakkelijkt, zonder het milieu te verontreinigen.

2.4.7.    Controles

De nodige meetinstrumenten moeten op eenvoudige wijze op de machines kunnen worden bevestigd om de goede werking van de machine te kunnen controleren.

2.4.8.    Markering van spuitdoppen, zeven en filters

Spuitdoppen, zeven en filters moeten gemarkeerd worden zodat het type en de maat ervan duidelijk kunnen worden vastgesteld.

2.4.9.    Aanduiding van gebruikt pesticide

In voorkomend geval moeten de machines uitgerust zijn met een specifieke plaats waar de bediener de naam van het pesticide dat op dat moment in de machine zit, kan bevestigen.

2.4.10.    Gebruiksaanwijzing

De gebruiksaanwijzing moet de volgende informatie verschaffen:

a)

voorzorgsmaatregelen die bij het mengen, laden, toedienen, leegmaken, schoonmaken en bij onderhouds- en transportwerkzaamheden moeten worden genomen om verontreiniging van het milieu te voorkomen;

b)

gedetailleerde gebruiksomstandigheden voor de verschillende beoogde gebruiksomgevingen, met inbegrip van de daarmee gepaard gaande voorbereiding en vereiste instelling om ervoor te zorgen dat het pesticide wordt afgezet op doelgebieden, verliezen op andere gebieden tot een minimum worden beperkt en drift van pesticiden in het milieu voorkomen wordt, en, in voorkomend geval, om een gelijkmatige verspreiding, en homogene afzetting van het pesticide te verzekeren;

c)

de verschillende typen en maten van spuitdoppen, zeven en filters die met de machines kunnen worden gebruikt;

d)

de frequentie van de controles en de criteria en methode voor de vervanging van onderdelen die aan slijtage onderhevig zijn waardoor de correcte werking van de machine wordt beïnvloed, zoals spuitdoppen, zeven en filters;

e)

specificatie van de kalibratie, het dagelijks onderhoud, de winterse voorbereidingswerkzaamheden en andere controles die nodig zijn om de correcte werking van de machine te garanderen;

f)

typen pesticiden die aanleiding kunnen geven tot een verkeerde werking van de machine;

g)

een vermelding dat de bediener op de in punt 2.4.9 vermelde specifieke plaats de naam van het pesticide dat op dat moment in de machine zit, moet aanbrengen;

h)

de aansluiting en het gebruik van speciale apparatuur of toebehoren en de noodzakelijke voorzorgsmaatregelen die moeten worden getroffen;

i)

een vermelding dat de machine onderworpen kan zijn aan nationale eisen betreffende regelmatige controle door daarmee belaste instanties, zoals vastgelegd in Richtlijn 2009/128/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van een kader voor communautaire actie ter verwezenlijking van een duurzaam gebruik van pesticiden (7);

j)

de delen van de machine die moeten worden gecontroleerd om de correcte werking ervan te waarborgen;

k)

instructies voor de aansluiting van de nodige meetinstrumenten.

Artikel 2

Omzetting

1.   De lidstaten dienen uiterlijk op 15 juni 2011 de nodige bepalingen vast te stellen en bekend te maken om aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Zij passen die bepalingen toe met ingang van 15 december 2011.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 4

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Straatsburg, 21 oktober 2009.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

J. BUZEK

Voor de Raad

De voorzitster

C. MALMSTRÖM


(1)  PB C 182 van 4.8.2009, blz. 44.

(2)  Advies van het Europees Parlement van 22 april 2009 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 24 september 2009.

(3)  PB L 309 van 24.11.2009, blz. 71.

(4)  PB L 157 van 9.6.2006, blz. 24.

(5)  PB C 321 van 31.12.2003, blz. 1.

(6)  PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1.

(7)  PB L 309 van 24.11.2009, blz. 71.”.


25.11.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 310/34


RICHTLIJN 2009/133/EG VAN DE RAAD

van 19 oktober 2009

betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling voor fusies, splitsingen, gedeeltelijke splitsingen, inbreng van activa en aandelenruil met betrekking tot vennootschappen uit verschillende lidstaten en voor de verplaatsing van de statutaire zetel van een SE of een SCE van een lidstaat naar een andere lidstaat

(gecodificeerde versie)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 94,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 90/434/EEG van de Raad van 23 juli 1990 betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling voor fusies, splitsingen, gedeeltelijke splitsingen, inbreng van activa en aandelenruil met betrekking tot vennootschappen uit verschillende lidstaten en voor de verplaatsing van de statutaire zetel van een SE of een SCE van een lidstaat naar een andere lidstaat (3) is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd (4). Ter wille van de duidelijkheid en een rationele ordening van de tekst dient tot codificatie van deze richtlijn te worden overgegaan.

(2)

Fusies, splitsingen, gedeeltelijke splitsingen, inbreng van activa en aandelenruil, betrekking hebbende op vennootschappen uit verschillende lidstaten kunnen noodzakelijk zijn teneinde in de Gemeenschap soortgelijke voorwaarden te scheppen als op een binnenlandse markt en daardoor de goede werking van de interne markt te verzekeren. Deze transacties moeten niet worden belemmerd door uit de fiscale voorschriften der lidstaten voortvloeiende bijzondere beperkingen, nadelen of distorsies. Er moet bijgevolg voor deze transacties worden voorzien in concurrentieneutrale belastingvoorschriften om de ondernemingen in staat te stellen zich aan te passen aan de eisen van de gemeenschappelijke markt, hun productiviteit te vergroten en hun concurrentiepositie op de internationale markt te versterken.

(3)

Bepalingen van fiscale aard benadelen deze transacties thans ten opzichte van transacties met betrekking tot vennootschappen van een zelfde lidstaat. Deze benadeling moet worden opgeheven.

(4)

Dit doel kan niet worden bereikt door de in de lidstaten geldende nationale regelingen uit te breiden tot de gehele Gemeenschap, omdat de verschillen tussen deze regelingen distorsies kunnen veroorzaken. Daarom kan uitsluitend een gemeenschappelijke fiscale regeling een bevredigende oplossing bieden.

(5)

De gemeenschappelijke fiscale regeling moet voorkomen dat wegens fusies, splitsingen, gedeeltelijke splitsingen, inbreng van activa of aandelenruil belasting wordt geheven, met dien verstande dat de financiële belangen van de lidstaat van de inbrengende of verworven vennootschap moeten worden veiliggesteld.

(6)

Wat fusies, splitsingen en inbreng van activa betreft, hebben deze transacties normaliter tot resultaat dat de inbrengende vennootschap wordt omgezet in een vaste inrichting van de ontvangende vennootschap of dat de activa gaan behoren tot een vaste inrichting van laatstgenoemde vennootschap.

(7)

Toepassing van het systeem van uitstel van belastingheffing over de meerwaarde der ingebrachte goederen welke tot die vaste inrichting blijven behoren tot het tijdstip dat deze metterdaad wordt gerealiseerd, biedt de mogelijkheid belastingheffing ter zake van de betreffende boekwinsten te voorkomen, terwijl de latere heffing door de lidstaat van de inbrengende vennootschap op het moment van realisatie van deze winsten gewaarborgd blijft.

(8)

Hoewel de in bijlage I, deel A, genoemde vennootschappen belastingplichtige vennootschappen in hun woonstaat zijn, kunnen sommige ervan door andere lidstaten als fiscaal transparant worden aangemerkt. Om de doeltreffendheid van deze richtlijn te behouden, moeten de lidstaten die niet-ingezeten belastingplichtige vennootschappen als fiscaal transparant aanmerken, ook aan deze vennootschappen de voordelen van deze richtlijn toekennen. Evenwel moet de lidstaten de keuze worden gelaten de desbetreffende bepalingen van deze richtlijn niet toe te passen wanneer zij belasting heffen op directe of indirecte deelgerechtigden van die belastingplichtige vennootschappen.

(9)

Er moet tevens een regeling worden getroffen voor de fiscale behandeling van bepaalde reserves of verliezen van de inbrengende vennootschap en er moet een oplossing worden gevonden voor de fiscale problemen die aan de orde komen wanneer een van de vennootschappen een deelneming bezit in het kapitaal van de andere.

(10)

Toekenning van aandelen van de ontvangende of verwervende vennootschap aan de deelgerechtigden van de inbrengende vennootschap mag op zichzelf niet leiden tot enigerlei belastingheffing bij die deelgerechtigden.

(11)

Het besluit van een SE of een SCE om het bedrijf te reorganiseren door de statutaire zetel te verplaatsen, mag niet worden belemmerd door discriminerende belastingregels of beperkingen, nadelen of verstoringen als gevolg van nationale belastingwetgeving die in strijd is met het Gemeenschapsrecht. Het verplaatsen of een gebeurtenis die met die verplaatsing verband houdt, kan in de lidstaat van waaruit de statutaire zetel verplaatst wordt, aanleiding geven tot een belastingheffing. Wanneer de activa van de SE of de SCE daadwerkelijk verbonden blijven met een tot de SE of de SCE behorende vaste inrichting die gelegen is in de lidstaat van waaruit de statutaire zetel wordt verplaatst, moet die vaste inrichting soortgelijke voordelen genieten als die waarin de artikelen 4, 5 en 6 voorzien. Bovendien moet belastingheffing van de deelgerechtigden bij de verplaatsing van de statutaire zetel worden uitgesloten.

(12)

In deze richtlijn zijn geen bepalingen opgenomen betreffende de verliezen van een vaste inrichting in een andere lidstaat die in de woonstaat van een SE of SCE in de balans zijn opgenomen. Met name wanneer de statutaire zetel van een SE of SCE naar een andere lidstaat wordt verplaatst, doet dit geenszins afbreuk aan het recht van de vroegere lidstaat van vestiging om te gelegener tijd de verliezen bij de belastbare winsten op te tellen.

(13)

De lidstaten moeten het voordeel dat voortvloeit uit de toepassing van de bepalingen van de richtlijn kunnen weigeren indien de fusie, splitsing, gedeeltelijke splitsing, inbreng van activa, aandelenruil of de verplaatsing van de statutaire zetel van een SE of een SCE, belastingfraude of -ontwijking tot doel heeft of tot gevolg heeft dat een al dan niet aan de transactie deelnemende vennootschap niet meer voldoet aan de voorwaarden die vereist zijn voor de werknemersvertegenwoordiging in de vennootschapsorganen.

(14)

Een van de doelstellingen van deze richtlijn is obstakels weg te nemen die de werking van de interne markt kunnen belemmeren, zoals dubbele belastingheffing. Voor zover dit met deze richtlijn niet ten volle is gerealiseerd, moeten de lidstaten de nodige maatregelen nemen om dit doel alsnog te bereiken.

(15)

Deze richtlijn dient de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage II, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht en toepassing van de aldaar genoemde richtlijnen onverlet te laten,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Elke lidstaat past de in deze richtlijn opgenomen bepalingen toe op:

a)

fusies, splitsingen, gedeeltelijke splitsingen, inbreng van activa en aandelenruil waarbij vennootschappen van twee of meer lidstaten betrokken zijn;

b)

verplaatsingen van een lidstaat naar een andere lidstaat van de statutaire zetel van een Europese vennootschap (Societas Europaea of SE), opgericht volgens Verordening (EG) nr. 2157/2001 van de Raad van 8 oktober 2001 betreffende het statuut van de Europese vennootschap (SE) (5), en van een Europese coöperatieve vennootschap (SCE), opgericht volgens Verordening (EG) nr. 1435/2003 van de Raad van 22 juli 2003 betreffende het statuut voor een Europese coöperatieve vennootschap (SCE) (6).

Artikel 2

Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

a)   „fusie”: de rechtshandeling waarbij:

b)   „splitsing”: de rechtshandeling waarbij de activa en passiva van het vermogen van een vennootschap als gevolg en op het tijdstip van haar ontbinding zonder liquidatie in hun geheel op twee of meer reeds bestaande of nieuwe vennootschappen overgaan tegen uitgifte, volgens een pro-rataregeling, van bewijzen van deelgerechtigdheid in het maatschappelijk kapitaal van de ontvangende vennootschappen aan haar deelgerechtigden, eventueel met een bijbetaling in geld welke niet meer mag bedragen dan 10 % van de nominale waarde of, bij gebreke van een nominale waarde, van de fractiewaarde van deze bewijzen;

c)   „gedeeltelijke splitsing”: de rechtshandeling waarbij één of meer takken van bedrijvigheid van een vennootschap, zonder dat deze wordt ontbonden, op één of meer reeds bestaande of nieuwe vennootschappen overgaan en ten minste één tak van bedrijvigheid in de inbrengende vennootschap overblijft tegen uitgifte, volgens een pro-rataregeling, van bewijzen van deelgerechtigdheid in het maatschappelijk kapitaal van de ontvangende vennootschappen aan haar deelgerechtigden, eventueel met een bijbetaling in geld welke niet meer mag bedragen dan 10 % van de nominale waarde of, bij gebreke van een nominale waarde, van de fractiewaarde van deze bewijzen;

d)   „inbreng van activa”: de rechtshandeling waarbij een vennootschap, zonder ontbonden te worden, haar gehele dan wel één of meer takken van haar bedrijvigheid inbrengt in een andere vennootschap, tegen verkrijging van bewijzen van deelgerechtigdheid in het maatschappelijk kapitaal van de vennootschap welke de inbreng ontvangt;

e)   „aandelenruil”: de rechtshandeling waarbij een vennootschap in het maatschappelijk kapitaal van een andere vennootschap een deelneming verkrijgt waardoor zij een meerderheid van stemmen in die vennootschap krijgt, of waardoor zij, indien zij reeds over een meerderheid beschikt, haar deelneming vergroot, tegen uitgifte aan de deelgerechtigden van laatstgenoemde vennootschap, in ruil voor hun bewijzen van deelgerechtigdheid, van bewijzen van deelgerechtigdheid in het maatschappelijk kapitaal van eerstgenoemde vennootschap, eventueel met een bijbetaling in geld welke niet meer mag bedragen dan 10 % van de nominale waarde, of bij gebreke van een nominale waarde, van de fractiewaarde van de in het kader van deze ruil uitgegeven bewijzen;

f)   „inbrengende vennootschap”: de vennootschap die de activa en passiva van haar vermogen overdraagt of haar gehele dan wel één of meer takken van haar bedrijvigheid inbrengt;

g)   „ontvangende vennootschap”: de vennootschap die de activa en passiva van het vermogen dan wel alle of één of meer takken van bedrijvigheid van de inbrengende vennootschap ontvangt;

h)   „verworven vennootschap”: de vennootschap waarin een andere vennootschap een deelneming verwerft door middel van een effectenruil;

i)   „verwervende vennootschap”: de vennootschap die een deelneming verwerft door middel van een effectenruil;

j)   „tak van bedrijvigheid”: het totaal van de activa en passiva van een afdeling van een vennootschap die uit organisatorisch oogpunt een onafhankelijke exploitatie vormen, dat wil zeggen een geheel dat op eigen kracht kan functioneren;

k)   „verplaatsing van de statutaire zetel”: de rechtshandeling waarbij een SE of een SCE, zonder haar onderneming te staken of een nieuwe rechtspersoon op te richten, haar statutaire zetel van een lidstaat naar een andere lidstaat verplaatst.

Artikel 3

Voor de toepassing van deze richtlijn wordt onder „vennootschap van een lidstaat” verstaan iedere vennootschap:

a)

die een van de in bijlage I, deel A, genoemde rechtsvormen heeft;

b)

die volgens de fiscale wetgeving van een lidstaat wordt geacht fiscaal in die lidstaat te zijn gevestigd en die volgens een met een derde land gesloten verdrag inzake dubbele belastingheffing niet wordt geacht fiscaal buiten de Gemeenschap te zijn gevestigd, en

c)

die, zonder mogelijkheid van keuze en zonder ervan te zijn vrijgesteld, is onderworpen aan een van de in bijlage I, deel B, genoemde belastingen of aan enige andere belasting die in de plaats zou komen van een van die belastingen.

HOOFDSTUK II

REGELS VOOR FUSIES, SPLITSINGEN, GEDEELTELIJKE SPLITSINGEN, INBRENG VAN ACTIVA EN AANDELENRUIL

Artikel 4

1.   Fusies, splitsingen en gedeeltelijke splitsingen leiden niet tot enigerlei belastingheffing over de vermogenswinst die bepaald wordt door het verschil tussen de werkelijke waarde van de ingebrachte activa en passiva en hun fiscale waarde.

2.   Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:

a)   „fiscale waarde”: de waarde welke voor de toepassing van de belastingen over het inkomen, de winst of de vermogenswinst de basis zou hebben gevormd voor de berekening van een winst of een verlies bij de inbrengende vennootschap, indien deze activa en passiva zouden zijn verkocht ten tijde van, maar onafhankelijk van, de fusie, splitsing of gedeeltelijke splitsing;

b)   „ingebrachte activa en passiva”: de activa en passiva van de inbrengende vennootschap welke als gevolg van de fusie, splitsing of gedeeltelijke splitsing metterdaad gaan behoren tot een vaste inrichting van de ontvangende vennootschap in de lidstaat van de inbrengende vennootschap en bijdragen tot de totstandkoming van de resultaten die in aanmerking worden genomen voor de belastinggrondslag.

3.   Wanneer lid 1 van toepassing is en een lidstaat een elders gevestigde inbrengende vennootschap als fiscaal transparant aanmerkt op grond van een beoordeling, door de lidstaat, van de juridische eigenschappen waarover de vennootschap beschikt ingevolge het recht waarnaar zij is opgericht, en de lidstaat daarom de deelgerechtigden over hun aandeel in de winst van de inbrengende vennootschap belast, indien en voor zover er winst is, heft de lidstaat generlei belasting over het inkomen, de winst of de vermogenswinst die bepaald wordt door het verschil tussen de werkelijke waarde van de ingebrachte activa en passiva en hun fiscale waarde.

4.   De leden 1 en 3 zijn slechts van toepassing indien de ontvangende vennootschap verdere afschrijvingen, alsook meerwaarden en waardeverminderingen betreffende deze ingebrachte activa en passiva, berekent met toepassing van dezelfde regels als de inbrengende vennootschap had kunnen toepassen indien de fusie, splitsing of gedeeltelijke splitsing niet zou hebben plaatsgevonden.

5.   Indien de wetgeving van de lidstaat van de inbrengende vennootschap de ontvangende vennootschap toestaat verdere afschrijvingen, alsook meerwaarden en waardeverminderingen betreffende de ingebrachte activa en passiva, te berekenen onder voorwaarden welke afwijken van die van lid 4, is lid 1 niet van toepassing op die activa en passiva waarvoor de ontvangende vennootschap van deze mogelijkheid gebruik heeft gemaakt.

Artikel 5

De lidstaten treffen de nodige maatregelen opdat de reserves die door de inbrengende vennootschap in overeenstemming met de voorschriften met gehele of gedeeltelijke vrijstelling van belasting zijn gevormd, behoudens de reserves uit vaste inrichtingen in het buitenland, onder dezelfde voorwaarden worden overgenomen door de vaste inrichtingen van de ontvangende vennootschap welke zijn gelegen in de lidstaat van de inbrengende vennootschap, waarbij de ontvangende vennootschap de rechten en verplichtingen van de inbrengende vennootschap overneemt.

Artikel 6

Voor zover de lidstaat van de inbrengende vennootschap, indien de in artikel 1, onder a), bedoelde rechtshandelingen verricht werden tussen op zijn grondgebied gevestigde vennootschappen, bepalingen zou toepassen die de ontvangende vennootschap in staat stellen de fiscaal nog niet verrekende verliezen van de inbrengende vennootschap over te nemen, breidt die lidstaat deze bepalingen uit tot de overname van zulke verliezen door de vaste inrichtingen van de ontvangende vennootschap, die zich op zijn grondgebied bevinden.

Artikel 7

1.   Indien de ontvangende vennootschap een deelneming bezit in het kapitaal van de inbrengende vennootschap, leiden de bij de ontvangende vennootschap bij beëindiging van haar deelneming in het kapitaal van de inbrengende vennootschap te voorschijn komende meerwaarden tot geen enkele vorm van belastingheffing.

2.   De lidstaten mogen van lid 1 afwijken wanneer de deelneming van de ontvangende vennootschap in het kapitaal van de inbrengende vennootschap minder dan 15 % bedraagt.

Vanaf 1 januari 2009 bedraagt de minimumdeelneming 10 %.

Artikel 8

1.   Indien bij een fusie, een splitsing of een aandelenruil bewijzen van deelgerechtigdheid in het maatschappelijk kapitaal van de ontvangende of de verwervende vennootschap worden toegekend aan een deelgerechtigde van de inbrengende of verworven vennootschap, in ruil voor bewijzen van deelgerechtigdheid in het maatschappelijk kapitaal van deze laatste vennootschap, mag dit op zich niet leiden tot enigerlei belastingheffing over het inkomen, de winst of de vermogenswinst van deze deelgerechtigde.

2.   Toekenning, bij een gedeeltelijke splitsing, van bewijzen van deelgerechtigdheid in het maatschappelijk kapitaal van de ontvangende vennootschap aan een deelgerechtigde van de inbrengende vennootschap, mag op zich niet leiden tot enigerlei belastingheffing over het inkomen, de winst of de vermogenswinst van deze deelgerechtigde.

3.   Wanneer een lidstaat een deelgerechtigde als fiscaal transparant aanmerkt op grond van een beoordeling, door de lidstaat, van de juridische eigenschappen waarover de deelgerechtigde beschikt ingevolge het recht waarnaar hij is opgericht, en de lidstaat daarom personen met een belang in de deelgerechtigde over hun aandeel in de winst van de deelgerechtigde belast, indien en voor zover er winst is, onderwerpt de lidstaat die personen niet aan belasting over het inkomen, de winst of de vermogenswinst die voortvloeit uit de toekenning van de bewijzen van deelgerechtigheid in het maatschappelijk kapitaal van de ontvangende of verwervende vennootschap aan de deelgerechtigde.

4.   De leden 1 en 3 zijn slechts van toepassing indien de deelgerechtigde aan de in ruil ontvangen bewijzen geen hogere fiscale waarde toerekent dan de waarde die de geruilde bewijzen onmiddellijk vóór de fusie, de splitsing of de aandelenruil hadden.

5.   De leden 2 en 3 zijn slechts van toepassing indien de deelgerechtigde aan de som van de in ruil ontvangen bewijzen en de door hem in de inbrengende vennootschap gehouden bewijzen geen hogere fiscale waarde toerekent dan de waarde die de door hem in de inbrengende vennootschap gehouden bewijzen onmiddellijk vóór de gedeeltelijke splitsing hadden.

6.   De toepassing van de leden 1, 2 en 3 belet de lidstaten niet de winst die uit de latere vervreemding van de ontvangen bewijzen voortvloeit, op dezelfde wijze te belasten als de winst uit de vervreemding van de bewijzen die vóór de verwerving bestonden.

7.   Voor de toepassing van dit artikel wordt onder „fiscale waarde” verstaan: de waarde die als grondslag zou dienen voor de eventuele berekening van een meerwaarde of waardevermindering die onder de toepassing valt van een belasting over het inkomen, de winst of de vermogenswinst van de deelgerechtigde van de vennootschap.

8.   Indien een deelgerechtigde overeenkomstig de wetgeving van de lidstaat waar hij zijn fiscale woonplaats heeft, een andere fiscale behandeling mag kiezen dan die welke in de leden 4 en 5 is omschreven, gelden de leden 1, 2 en 3 niet voor de bewijzen van deelgerechtigdheid waarvoor deze deelgerechtigde dit keuzerecht heeft uitgeoefend.

9.   De leden 1, 2 en 3 vormen geen beletsel voor het in aanmerking nemen, ter fine van het belasten van de deelgerechtigde, van een bijbetaling in geld die hem eventueel zou worden toegekend bij de fusie, de splitsing, de gedeeltelijke splitsing of de aandelenruil.

Artikel 9

De artikelen 4, 5 en 6 zijn van toepassing op de inbreng van activa.

HOOFDSTUK III

BIJZONDER GEVAL VAN DE INBRENG VAN EEN VASTE INRICHTING

Artikel 10

1.   Indien tot de bij een fusie, een splitsing, een gedeeltelijke splitsing of een inbreng van activa ingebrachte goederen een vaste inrichting van de inbrengende vennootschap behoort welke is gelegen in een andere lidstaat dan die waaronder de inbrengende vennootschap ressorteert, ziet de lidstaat van de inbrengende vennootschap af van ieder recht tot belastingheffing ten aanzien van die vaste inrichting.

De lidstaat waaronder de inbrengende vennootschap ressorteert, mag bij het vaststellen van de belastbare winsten van deze vennootschap de vroegere verliezen van de vaste inrichting welke eventueel van de belastbare winst van die vennootschap in die lidstaat zijn afgetrokken en welke niet zijn gecompenseerd, bij de belastbare winsten optellen.

De lidstaat waar de vaste inrichting is gelegen en de lidstaat van de ontvangende vennootschap passen op die inbreng de bepalingen van deze richtlijn toe alsof de lidstaat waar de vaste inrichting is gelegen, de lidstaat van de inbrengende vennootschap was.

Dit lid is ook van toepassing indien de vaste inrichting is gelegen in dezelfde lidstaat als die waarin de ontvangende vennootschap haar fiscale woonplaats heeft.

2.   In afwijking van lid 1 heeft de lidstaat van de inbrengende vennootschap die fiscaal een stelsel van wereldwinst toepast, het recht de winst of de vermogenswinst van de vaste inrichting die het resultaat is van de fusie, splitsing, gedeeltelijke splitsing of inbreng van activa, te belasten, op voorwaarde dat hij de aftrek toestaat van de belasting die zonder de bepalingen van deze richtlijn op die winst of die vermogenswinst zou zijn geheven in de lidstaat waar die vaste inrichting is gelegen, op dezelfde manier en voor hetzelfde bedrag als hij zou hebben gedaan indien die belasting werkelijk was geheven en betaald.

HOOFDSTUK IV

BIJZONDER GEVAL VAN TRANSPARANTE ENTITEITEN

Artikel 11

1.   Wanneer een lidstaat een niet-ingezeten inbrengende of verworven vennootschap als fiscaal transparant beschouwt op grond van een beoordeling, door de lidstaat, van de juridische eigenschappen waarover de vennootschap beschikt ingevolge het recht waarnaar zij is opgericht, dan heeft die lidstaat het recht bij het heffen van een belasting op het inkomen, de winst of de vermogenswinst van die vennootschap ten aanzien van directe of indirecte deelgerechtigden van die vennootschap de bepalingen van deze richtlijn niet toe te passen.

2.   Een lidstaat die het in lid 1 bedoelde recht uitoefent, staat aftrek toe van de belasting die zonder de bepalingen van deze richtlijn zou zijn geheven op het inkomen, de winst of de vermogenswinst van de fiscaal transparante onderneming, zulks op dezelfde manier en voor hetzelfde bedrag als die lidstaat zou hebben gedaan indien die belasting werkelijk was geheven en betaald.

3.   Wanneer een lidstaat een niet-ingezeten ontvangende of verwervende vennootschap als fiscaal transparant beschouwt op grond van een beoordeling, door die lidstaat, van de juridische eigenschappen waarover de vennootschap beschikt ingevolge het recht waarnaar zij is opgericht, dan heeft die lidstaat het recht artikel 8, leden 1, 2 en 3, niet toe te passen.

4.   Wanneer een lidstaat een niet-ingezeten ontvangende vennootschap als fiscaal transparant beschouwt op grond van een beoordeling, door de lidstaat, van de juridische eigenschappen waarover de vennootschap beschikt ingevolge het recht waarnaar zij is opgericht, kan die lidstaat op elk van de directe of indirecte deelgerechtigden, dezelfde behandeling voor fiscale doeleinden toepassen als hij zou toepassen indien de ontvangende vennootschap haar fiscale woonplaats had in die lidstaat.

HOOFDSTUK V

REGELS VOOR DE VERPLAATSING VAN DE STATUTAIRE ZETEL VAN EEN SE OF EEN SCE

Artikel 12

1.   Wanneer:

a)

een SE of een SCE haar statutaire zetel van een lidstaat naar een andere lidstaat verplaatst, of

b)

ingevolge de verplaatsing van haar statutaire zetel van een lidstaat naar een andere lidstaat, een SE of een SCE die haar fiscale woonplaats in de eerste lidstaat heeft, niet langer haar fiscale woonplaats heeft in die lidstaat, en een nieuwe fiscale woonplaats in een andere lidstaat verkrijgt,

leidt deze verplaatsing van de statutaire zetel of de opheffing van de fiscale woonplaats niet tot enigerlei belastingheffing over de vermogenswinst in de lidstaat van waar de statutaire zetel is verplaatst, welke wordt berekend overeenkomstig artikel 4, lid 1, en voortvloeit uit de activa en passiva van de SE of de SCE die bijgevolg feitelijk verbonden blijven met een vaste inrichting van de SE of de SCE in de lidstaat van waar de statutaire zetel is verplaatst, en die bijdragen tot de totstandkoming van de resultaten welke in aanmerking worden genomen voor de belastinggrondslag.

2.   Lid 1 is slechts van toepassing indien de SE of de SCE verdere afschrijvingen, alsook meerwaarden en waardeverminderingen betreffende de activa en passiva die feitelijk verbonden blijven met die vaste inrichting, berekent alsof de statutaire zetel niet was verplaatst, dan wel de SE of de SCE haar fiscale woonplaats nog steeds in die lidstaat heeft.

3.   Indien de wetgeving van de lidstaat van waar de statutaire zetel is verplaatst de SE of de SCE toestaat verdere afschrijvingen, alsook meerwaarden en waardeverminderingen betreffende de activa en passiva die in die lidstaat achterblijven, te berekenen onder voorwaarden welke afwijken van die van lid 2, is lid 1 niet van toepassing op de activa en passiva waarvoor van deze mogelijkheid gebruik wordt gemaakt.

Artikel 13

1.   Wanneer:

a)

een SE of een SCE haar statutaire zetel van een lidstaat naar een andere lidstaat verplaatst, of

b)

ingevolge de verplaatsing van haar statutaire zetel van een lidstaat naar een andere lidstaat, een SE of een SCE die haar fiscale woonplaats in de eerste lidstaat heeft, niet langer haar fiscale woonplaats heeft in die lidstaat, en een nieuwe fiscale woonplaats in een andere lidstaat verkrijgt,

nemen de lidstaten de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat voorzieningen of reserves die de SE of de SCE volgens de voorschriften heeft aangelegd vóór de verplaatsing van de statutaire zetel, en die geheel of gedeeltelijk belastingvrij zijn en niet uit vaste inrichtingen in het buitenland voortkomen, met dezelfde belastingvrijstelling kunnen worden overgenomen door een SE of de SCE die is gevestigd op het grondgebied van de lidstaat van waar de statutaire zetel werd verplaatst.

2.   Voor zover een vennootschap die haar zetel binnen het grondgebied van een lidstaat verplaatst, de fiscaal niet verrekende verliezen op vorige of volgende jaren mag afboeken, staat die lidstaat de op zijn grondgebied gelegen vaste inrichting van de SE of de SCE die haar zetel verplaatst, toe die fiscaal nog niet verrekende verliezen van de SE of de SCE over te nemen, op voorwaarde dat het afboeken van verliezen op vorige of volgende jaren in vergelijkbare omstandigheden mogelijk zou zijn geweest voor een vennootschap die in die lidstaat haar zetel of fiscale woonplaats behoudt.

Artikel 14

1.   De verplaatsing van de statutaire zetel van een SE of een SCE leidt op zich niet tot enigerlei belastingheffing over het inkomen, de winst of de vermogenwinst van de deelgerechtigden.

2.   De toepassing van lid 1 belet de lidstaten niet belasting te heffen over de winst die voortvloeit uit de latere vervreemding van de bewijzen van deelgerechtigdheid in het kapitaal van de SE of de SCE die haar statutaire zetel verplaatst.

HOOFDSTUK VI

SLOTBEPALINGEN

Artikel 15

1.   De lidstaten kunnen weigeren de bepalingen van de artikelen 4 tot en met 14 geheel of gedeeltelijk toe te passen of het voordeel ervan geheel of gedeeltelijk teniet te doen, indien blijkt dat een van de in artikel 1 bedoelde rechtshandelingen:

a)

als hoofddoel of een der hoofddoelen belastingfraude of belastingontwijking heeft; wanneer de rechtshandeling niet plaatsvindt op grond van zakelijke overwegingen, zoals herstructurering of rationalisering van de activiteiten van de bij de rechtshandeling betrokken vennootschappen, geldt het vermoeden dat die rechtshandeling als hoofddoel of een van de hoofddoelen belastingfraude of belastingontwijking heeft;

b)

tot gevolg heeft dat een al dan niet aan de rechtshandeling deelnemende vennootschap niet meer voldoet aan de voorwaarden die vereist zijn voor de werknemersvertegenwoordiging in de vennootschapsorganen volgens de regeling die vóór de betrokken rechtshandeling van toepassing was.

2.   Lid 1, onder b), blijft van toepassing zolang en voor zover geen communautaire regelgeving die gelijkwaardige bepalingen bevat inzake werknemersvertegenwoordiging in de vennootschapsorganen, van toepassing wordt op de vennootschappen die onder de onderhavige richtlijn vallen.

Artikel 16

De lidstaten delen de Commissie de tekst mee van de belangrijkste bepalingen van intern recht die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 17

Richtlijn 90/434/EEG, zoals gewijzigd bij de in bijlage II, deel A, genoemde besluiten, wordt ingetrokken, onverminderd de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage II, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht en toepassing van de aldaar genoemde richtlijnen.

Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage III.

Artikel 18

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 19

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Luxemburg, 19 oktober 2009.

Voor de Raad

De voorzitter

E. ERLANDSSON


(1)  Advies van 13 januari 2009 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  PB C 100 van 30.4.2009, blz. 153.

(3)  PB L 225 van 20.8.1990, blz. 1.

(4)  Zie bijlage II, deel A.

(5)  PB L 294 van 10.11.2001, blz. 1.

(6)  PB L 207 van 18.8.2003, blz. 1.


BIJLAGE I

DEEL A

LIJST VAN DE IN ARTIKEL 3, ONDER a), BEDOELDE VENNOOTSCHAPPEN

a)

De vennootschappen (SE) opgericht overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2157/2001 en Richtlijn 2001/86/EG van de Raad van 8 oktober 2001 tot aanvulling van het statuut van de Europese vennootschap met betrekking tot de rol van de werknemers (1), alsmede de coöperatieve vennootschappen (SCE) opgericht overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1435/2003 en Richtlijn 2003/72/EG van de Raad van 22 juli 2003 tot aanvulling van het statuut van een Europese coöperatieve vennootschap met betrekking tot de rol van de werknemers (2).

b)

De vennootschappen naar Belgisch recht, geheten: „société anonyme”/„naamloze vennootschap”, „société en commandite par actions”/„commanditaire vennootschap op aandelen”, „société privée à responsabilité limitée”/„besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid”, „société coopérative à responsabilité limitée”/„coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid”, „société coopérative à responsabilité illimitée”/„coöperatieve vennootschap met onbeperkte aansprakelijkheid”, „société en nom collectif”/„vennootschap onder firma”, „société en commandite simple”/„gewone commanditaire vennootschap”, de overheidsbedrijven die een van vorengenoemde rechtsvormen hebben aangenomen, alsmede andere vennootschappen die zijn opgericht naar Belgisch recht en die onder de Belgische vennootschapsbelasting vallen.

c)

De vennootschappen naar Bulgaars recht, geheten: „събирателното дружество”, „командитното дружество”, „дружеството с ограничена отговорност”, „акционерното дружество”, „командитното дружество с акции”, „кооперации”, „кооперативни съюзи” en „държавни предприятия”, die zijn opgericht naar Bulgaars recht en commerciële activiteiten uitoefenen.

d)

De vennootschappen naar Tsjechisch recht, geheten: „akciová společnost” en „společnost s ručením omezeným”.

e)

De vennootschappen naar Deens recht, geheten: „aktieselskab” en „anpartsselskab”, alsmede de overige overeenkomstig de wet op de vennootschapsbelasting belastingplichtige ondernemingen, voor zover hun belastbare inkomsten worden berekend en belast volgens de algemene fiscaalrechtelijke regels van toepassing op „aktieselskaber”.

f)

De vennootschappen naar Duits recht geheten: „Aktiengesellschaft”, „Kommanditgesellschaft auf Aktien”, „Gesellschaft mit beschränkter Haftung”, „Versicherungsverein auf Gegenseitigkeit”, „Erwerbs- und Wirtschaftsgenossenschaft”, „Betriebe gewerblicher Art von juristischen Personen des öffentlichen Rechts”, alsmede andere vennootschappen die zijn opgericht naar Duits recht en die onder de Duitse vennootschapsbelasting vallen.

g)

De vennootschappen naar Estlands recht, geheten: „täisühing”, „usaldusühing”, „osaühing”, „aktsiaselts” en „tulundusühistu”.

h)

De vennootschappen die zijn opgericht naar of handelen onder Iers recht, de lichamen die zijn geregistreerd krachtens de Industrial and Provident Societies Act, de „building societies” die zijn opgericht onder de „Building Societies Acts”, en de „trustee savings banks” in de zin van de „Trustee Savings Banks Act” van 1989.

i)

De vennootschappen naar Grieks recht, geheten: „ανώνυμη εταιρεία” en „εταιρεία περιορισμένης ευθύνης (Ε.Π.Ε.)”.

j)

De vennootschappen naar Spaans recht, geheten: „sociedad anónima”, „sociedad comanditaria por acciones”, „sociedad de responsabilidad limitada”, alsmede de publiekrechtelijke lichamen die privaatrechtelijk werkzaam zijn.

k)

De vennootschappen naar Frans recht, geheten: „société anonyme”, „société en commandite par actions”, „société à responsabilité limitée”, „sociétés par actions simplifiées”, „sociétés d’assurances mutuelles”, „caisses d’épargne et de prévoyance”, „sociétés civiles” die automatisch aan de vennootschapsbelasting onderworpen zijn, „coopératives”, „unions de coopératives”, de overheidsinstellingen en -bedrijven met een industrieel of commercieel karakter, alsmede andere vennootschappen die zijn opgericht naar Frans recht en die onder de Franse vennootschapsbelasting vallen.

l)

De vennootschappen naar Italiaans recht, geheten: „società per azioni”, „società in accomandita per azioni”, „società a responsabilità limitata”, „società cooperative”, „società di mutua assicurazione”, alsook de particuliere en publieke lichamen met uitsluitend of hoofdzakelijk commerciële werkzaamheden.

m)

De vennootschappen („εταιρείες”) naar Cypriotisch recht, zoals gedefinieerd in de wetten op de inkomstenbelasting.

n)

De vennootschappen naar Lets recht, geheten: „akciju sabiedrība” en „sabiedrība ar ierobežotu atbildību”.

o)

De vennootschappen naar Litouws recht.

p)

De vennootschappen naar Luxemburgs recht, geheten: „société anonyme”, „société en commandite par actions”, „société à responsabilité limitée”, „société coopérative”, „société coopérative organisée comme une société anonyme”, „association d’assurances mutuelles”, „association d’épargne-pension”, „entreprise de nature commerciale, industrielle ou minière de l’État, des communes, des syndicats de communes, des établissements publics et des autres personnes morales de droit public”, alsmede andere vennootschappen die zijn opgericht naar Luxemburgs recht en die onder de Luxemburgse vennootschapsbelasting vallen.

q)

De vennootschappen naar Hongaars recht, geheten: „közkereseti társaság”, „betéti társaság”, „közös vállalat”, „korlátolt felelősségű társaság”, „részvénytársaság”, „egyesülés”, „közhasznú társaság” en „szövetkezet”.

r)

De vennootschappen naar Maltees recht, geheten: „Kumpaniji ta’ Responsabilita Limitata” en „Soċjetajiet en commandite li l-kapital tagħhom maqsum f’azzjonijiet”.

s)

De vennootschappen naar Nederlands recht, geheten: „naamloze vennootschap”, „besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid”, „open commanditaire vennootschap”, „coöperatie”, „onderlinge waarborgmaatschappij”, „fonds voor gemene rekening”, „vereniging op coöperatieve grondslag” en „vereniging welke op onderlinge grondslag als verzekeraar of kredietinstelling optreedt”, alsmede andere vennootschappen die zijn opgericht naar Nederlands recht en die onder de Nederlandse vennootschapsbelasting vallen.

t)

De vennootschappen naar Oostenrijks recht, geheten: „Aktiengesellschaft”, „Gesellschaft mit beschränkter Haftung” en „Erwerbs- und Wirtschaftsgenossenschaften”.

u)

De vennootschappen naar Pools recht, geheten: „spółka akcyjna” en „spółka z ograniczoną odpowiedzialnością”.

v)

Handelsvennootschappen of vennootschappen met handelsvorm, alsmede andere naar Portugees recht opgerichte rechtspersonen die commerciële of industriële activiteiten uitoefenen.

w)

De vennootschappen naar Roemeens recht, geheten: „societăți pe acțiuni”, „societăți în comandită pe acțiuni” en „societăți cu răspundere limitată”.

x)

De vennootschappen naar Sloveens recht, geheten: „delniška družba”, „komanditna družba” en „družba z omejeno odgovornostjo”.

y)

De vennootschappen naar Slowaaks recht, geheten: „akciová spoločnosť”, „spoločnosť s ručením obmedzeným” en „komanditná spoločnosť”.

z)

De vennootschappen naar Fins recht, geheten: „osakeyhtiö”/„aktiebolag”, „osuuskunta”/„andelslag”, „säästöpankki”/„sparbank” en „vakuutusyhtiö”/„försäkringsbolag”.

aa)

De vennootschappen naar Zweeds recht, geheten: „aktiebolag”, „bankaktiebolag”, „försäkringsaktiebolag”, „ekonomiska föreningar”, „sparbanker” en „ömsesidiga försäkringsbolag”.

ab)

De vennootschappen naar het recht van het Verenigd Koninkrijk.

DEEL B

LIJST VAN DE IN ARTIKEL 3, ONDER c), BEDOELDE BELASTINGEN

vennootschapsbelasting/impôt des sociétés in België;

корпоративен данък in Bulgarije;

daň z příjmů právnických osob in Tsjechië;

selskabsskat in Denemarken;

Körperschaftssteuer in Duitsland;

tulumaks in Estland;

corporation tax in Ierland;

φόρος εισοδήματος νομικών προσώπων κερδοσκοπικού χαρακτήρα in Griekenland;

impuesto sobre sociedades in Spanje;

impôt sur les sociétés in Frankrijk;

imposta sul reddito delle società in Italië;

φόρος εισοδήματος in Cyprus;

uzņēmumu ienākuma nodoklis in Letland;

pelno mokestis in Litouwen;

impôt sur le revenu des collectivités in Luxemburg;

társasági adó in Hongarije;

taxxa fuq l-income in Malta;

vennootschapsbelasting in Nederland;

Körperschaftssteuer in Oostenrijk;

podatek dochodowy od osób prawnych in Polen;

imposto sobre o rendimento das pessoas colectivas in Portugal;

impozit pe profit in Roemenië;

davek od dobička pravnih oseb in Slovenië;

daň z príjmov právnických osôb in Slowakije;

yhteisöjen tulovero/inkomstskatten för samfund in Finland;

statlig inkomstskatt in Zweden;

corporation tax in het Verenigd Koninkrijk.


(1)  PB L 294 van 10.11.2001, blz. 22.

(2)  PB L 207 van 18.8.2003, blz. 25.


BIJLAGE II

DEEL A

Ingetrokken richtlijn met overzicht van de achtereenvolgende wijzigingen ervan

(bedoeld in artikel 17)

Richtlijn 90/434/EEG van de Raad

(PB L 225 van 20.8.1990, blz. 1)

 

Punt XI.B.I.2 van bijlage I bij de Toetredingsakte van 1994

(PB C 241 van 29.8.1994, blz. 196)

 

Punt 9.7 van bijlage II bij de Toetredingsakte van 2003

(PB L 236 van 23.9.2003, blz. 559)

 

Richtlijn 2005/19/EG van de Raad

(PB L 58 van 4.3.2005, blz. 19)

 

Richtlijn 2006/98/EG van de Raad

(PB L 363 van 20.12.2006, blz. 129)

Uitsluitend punt 6 van de bijlage

DEEL B

Termijnen voor omzetting in nationaal recht

(bedoeld in artikel 17)

Richtlijn

Omzettingstermijn

Toepassingsdatum

90/434/EEG

1 januari 1992

1 januari 1993 (1)

2005/19/EG

1 januari 2006 (2)

1 januari 2007 (3)

2006/98/EG

1 januari 2007


(1)  Uitsluitend wat de Portugese Republiek betreft.

(2)  Wat de in artikel 2, lid 1, van de richtlijn bedoelde bepalingen betreft.

(3)  Wat de in artikel 2, lid 2, van de richtlijn bedoelde bepalingen betreft.


BIJLAGE III

Concordantietabel

Richtlijn 90/434/EEG

De onderhavige richtlijn

Artikel 1

Artikel 1

Artikel 2, onder a) eerste streepje

Artikel 2, onder a), i)

Artikel 2, onder a) tweede streepje

Artikel 2, onder a), ii)

Artikel 2, onder a) derde streepje

Artikel 2, onder a), iii)

Artikel 2, onder b)

Artikel 2, onder b)

Artikel 2, onder b bis)

Artikel 2, onder c)

Artikel 2, onder c)

Artikel 2, onder d)

Artikel 2, onder d)

Artikel 2, onder e)

Artikel 2, onder e)

Artikel 2, onder f)

Artikel 2, onder f)

Artikel 2, onder g)

Artikel 2, onder g)

Artikel 2, onder h)

Artikel 2, onder h)

Artikel 2, onder i)

Artikel 2, onder i)

Artikel 2, onder j)

Artikel 2, onder j)

Artikel 2, onder k)

Artikel 3, onder a)

Artikel 3, onder a)

Artikel 3, onder b)

Artikel 3, onder b)

Artikel 3, onder c), eerste alinea, aanhef, en tweede alinea

Artikel 3, onder c)

Artikel 3, onder c), eerste alinea, eerste tot en met zevenentwintigste streepje

Bijlage I, deel B

Artikel 4, lid 1, eerste alinea

Artikel 4, lid 1

Artikel 4, lid 1, tweede alinea

Artikel 4, lid 2

Artikel 4, lid 2

Artikel 4, lid 3

Artikel 4, lid 3

Artikel 4, lid 4

Artikel 4, lid 4

Artikel 4, lid 5

Artikelen 5 en 6

Artikelen 5 en 6

Artikel 7, lid 1

Artikel 7, lid 1

Artikel 7, lid 2, eerste alinea

Artikel 7, lid 2, eerste alinea

Artikel 7, lid 2, tweede alinea, eerste zin

Artikel 7, lid 2, tweede alinea, tweede zin

Artikel 7, lid 2, tweede alinea

Artikelen 8, 9 en 10

Artikelen 8, 9 en 10

Artikel 10 bis

Artikel 11

Artikel 10 ter

Artikel 12

Artikel 10 quater

Artikel 13

Artikel 10 quinquies

Artikel 14

Artikel 11

Artikel 15

Artikel 12, lid 1

Artikel 12, lid 2

Artikel 12, lid 3

Artikel 16

Artikel 17

Artikel 18

Artikel 13

Artikel 19

Bijlage

Bijlage I, deel A

Bijlage II

Bijlage III