ISSN 1725-2598

doi:10.3000/17252598.L_2009.301.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 301

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

52e jaargang
17 november 2009


Inhoud

 

I   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

 

Verordening (EG) nr. 1095/2009 van de Commissie van 16 november 2009 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

1

 

*

Verordening (EG) nr. 1096/2009 van de Commissie van 16 november 2009 tot verlening van een vergunning voor een enzympreparaat van endo-1,4-bèta-xylanase, geproduceerd door Aspergillus niger (CBS 109.713), als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor mestkippen en tot verlening van een vergunning voor een nieuwe toepassing van dit preparaat voor eenden (vergunninghouder BASF SE), alsook tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1458/2005 ( 1 )

3

 

*

Verordening (EG) nr. 1097/2009 van de Commissie van 16 november 2009 tot wijziging van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft maximumresidugehalten aan dimethoaat, ethefon, fenamifos, fenarimol, methamidofos, methomyl, omethoaat, oxydemeton-methyl, procymidon, thiodicarb en vinclozolin in en op bepaalde producten ( 1 )

6

 

*

Verordening (EG) nr. 1098/2009 van de Commissie van 16 november 2009 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2535/2001 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad voor de invoerregeling voor melk en zuivelproducten en houdende opening van tariefcontingenten

23

 

 

II   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

 

 

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

 

 

Commissie

 

 

2009/837/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 10 december 2008 betreffende steunmaatregel C 11/08 (ex N 908/06) die Polen voornemens is ten behoeve van BVG Medien Beteiligungs GmbH uit te voeren (Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 7813)  ( 1 )

26

 

 

2009/838/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 17 juni 2009 betreffende steunmaatregel C 33/08 (ex N 732/07) die Zweden voornemens is ten uitvoer te leggen ten gunste van Volvo Aero Corporation ten behoeve van O&O (Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 4542)  ( 1 )

41

 

 

2009/839/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 13 november 2009 tot wijziging van Beschikking 2004/4/EG houdende machtiging van de lidstaten om ten aanzien van Egypte tijdelijk aanvullende maatregelen te nemen tegen de verspreiding van Pseudomonas solanacearum (Smith) Smith (Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 8702)

52

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

VERORDENINGEN

17.11.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 301/1


VERORDENING (EG) Nr. 1095/2009 VAN DE COMMISSIE

van 16 november 2009

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (2), en met name op artikel 138, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

Bij Verordening (EG) nr. 1580/2007 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XV, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 138 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 17 november 2009.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 november 2009.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 350 van 31.12.2007, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

MA

32,0

MK

38,6

TR

58,8

ZZ

43,1

0707 00 05

EG

171,8

JO

161,3

MA

69,5

TR

96,9

ZZ

124,9

0709 90 70

MA

67,9

TR

113,4

ZZ

90,7

0805 20 10

MA

79,8

ZA

117,3

ZZ

98,6

0805 20 30, 0805 20 50, 0805 20 70, 0805 20 90

CN

52,3

HR

64,7

MA

58,8

TR

73,1

ZZ

62,2

0805 50 10

AR

55,7

TR

73,1

ZA

72,0

ZZ

66,9

0806 10 10

AR

196,3

BR

249,9

LB

279,3

TR

125,5

US

288,8

ZZ

228,0

0808 10 80

AU

171,8

CA

69,4

NZ

100,7

US

91,0

ZA

89,8

ZZ

104,5

0808 20 50

CN

62,9

TR

84,0

US

72,0

ZZ

73,0


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


17.11.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 301/3


VERORDENING (EG) Nr. 1096/2009 VAN DE COMMISSIE

van 16 november 2009

tot verlening van een vergunning voor een enzympreparaat van endo-1,4-bèta-xylanase, geproduceerd door Aspergillus niger (CBS 109.713), als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor mestkippen en tot verlening van een vergunning voor een nieuwe toepassing van dit preparaat voor eenden (vergunninghouder BASF SE), alsook tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1458/2005

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding (1), en met name op artikel 9, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De verlening van vergunningen voor toevoegingsmiddelen voor diervoeding, met inbegrip van de verleningsgronden en -procedures, is geregeld bij Verordening (EG) nr. 1831/2003. Artikel 10 van die verordening voorziet in de herbeoordeling van toevoegingsmiddelen waarvoor een vergunning is verleend overeenkomstig Richtlijn 70/524/EEG van de Raad (2).

(2)

Voor een enzympreparaat van endo-1,4-bèta-xylanase, geproduceerd door Aspergillus niger (CBS 109.713), is overeenkomstig Richtlijn 70/524/EEC bij Verordening (EG) nr. 1458/2005 van de Commissie (3) een voorlopige vergunning verleend als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor mestkippen. Vervolgens is dat toevoegingsmiddel overeenkomstig artikel 10, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 als bestaand product opgenomen in het Communautair repertorium van toevoegingsmiddelen voor diervoeding.

(3)

Overeenkomstig artikel 10, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 in samenhang met artikel 7 van die verordening is een aanvraag ingediend voor de herbeoordeling van dat toevoegingsmiddel en overeenkomstig artikel 7 van die verordening voor een nieuwe toepassing daarvan voor eenden, waarbij is verzocht om indeling van dat toevoegingsmiddel in de categorie „zoötechnische toevoegingsmiddelen”. De krachtens artikel 7, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 vereiste gegevens en documenten zijn bij de aanvraag verstrekt.

(4)

Bij Verordening (EG) nr. 1380/2007 van de Commissie (4) is voor het gebruik van dat preparaat voor mestkalkoenen een vergunning voor tien jaar verleend.

(5)

Uit het advies van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) van 17 juni 2009 (5) blijkt dat het enzympreparaat van endo-1,4-bèta-xylanase, geproduceerd door Aspergillus niger (CBS 109.713), geen ongunstige gevolgen heeft voor de diergezondheid, de menselijke gezondheid of het milieu. De EFSA heeft geconcludeerd dat het gebruik van dat preparaat veilig is voor mestkippen en eenden en hun gewichtstoename en/of voederconversie aanzienlijk kan verbeteren. Specifieke eisen voor monitoring na het in de handel brengen acht de EFSA niet nodig. Zij heeft ook het rapport over de analysemethode voor het toevoegingsmiddel geverifieerd dat door het bij Verordening (EG) nr. 1831/2003 ingestelde communautaire referentielaboratorium was ingediend.

(6)

Uit de beoordeling van het preparaat blijkt dat aan de in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 vermelde voorwaarden voor de verlening van een vergunning is voldaan. Het gebruik van dat preparaat zoals omschreven in de bijlage bij deze verordening moet daarom worden toegestaan.

(7)

Als gevolg van de verlening van een nieuwe vergunning krachtens Verordening (EG) nr. 1831/2003 moeten de bepalingen over dat preparaat in Verordening (EG) nr. 1458/2005 worden geschrapt.

(8)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor het in de bijlage beschreven preparaat, dat behoort tot de categorie „zoötechnische toevoegingsmiddelen” en de functionele groep „verteringsbevorderaars”, wordt onder de in die bijlage vastgestelde voorwaarden een vergunning voor gebruik als toevoegingsmiddel voor diervoeding verleend.

Artikel 2

In bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1458/2005 wordt de rij betreffende enzym nr. 62, endo-1,4-bèta-xylanase EC 3.2.1.8, geschrapt.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 november 2009.

Voor de Commissie

Androulla VASSILIOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 268 van 18.10.2003, blz. 29.

(2)  PB L 270 van 14.12.1970, blz. 1.

(3)  PB L 233 van 9.9.2005, blz. 3.

(4)  PB L 309 van 27.11.2007, blz. 21.

(5)  The EFSA Journal (2009) 1155, blz. 1.


BIJLAGE

Identificatienummer van het toevoegingsmiddel

Naam van de vergunninghouder

Toevoegingsmiddel

Samenstelling, chemische formule, beschrijving, analysemethode

Diersoort of -categorie

Maximumleeftijd

Minimumgehalte

Maximumgehalte

Overige bepalingen

Einde van de vergunningsperiode

Activiteitseenheden/kg volledig diervoeder met een vochtgehalte van 12 %

Categorie zoötechnische toevoegingsmiddelen. Functionele groep: Verteringsbevorderaars.

4a62

BASF SE

Endo-1,4-bèta-xylanase

EC 3.2.1.8

 

Samenstelling van het toevoegingsmiddel:

Bereiding van endo-1,4-bèta-xylanase, geproduceerd door Aspergillus niger (CBS 109.713), met een minimale activiteit van:

 

vast: 5 600 TXU (1)/g

 

vloeibaar: 5 600 TXU/ml

 

Karakterisering van de werkzame stof:

Endo-1,4-bèta-xylanase, geproduceerd door Aspergillus niger (CBS 109.713)

 

Analysemethode (2):

Viscosimetrische methode gebaseerd op de afname van de viscositeit die wordt veroorzaakt door de inwerking van endo-1,4-bèta-xylanase op het xylaan bevattende substraat (tarwearabinoxylaan) bij een pH van 3,5 en een temperatuur van 55 °C

Mestkippen

560 TXU

 

1.

In de gebruiksaanwijzing voor het toevoegingsmiddel en het voormengsel de opslagtemperatuur, de houdbaarheid en de stabiliteit bij verwerking tot pellets vermelden.

2.

Aanbevolen dosis per kg volledig diervoeder:

mestkippen: 560-800 TXU

eenden: 560-800 TXU

3.

Voor gebruik in mengvoeders die rijk zijn aan niet-zetmeelpolysachariden (vooral bèta-glucanen en arabinoxylanen), bijv. voeders die meer dan 40 % tarwe bevatten.

7.12.2019

Eenden

560 TXU


(1)  1 TXU is de hoeveelheid enzym die bij een pH van 3,5 en een temperatuur van 55 °C 5 micromol reducerende suikers (xylose-equivalent) per minuut vrijmaakt uit tarwearabinoxylaan.

(2)  Nadere bijzonderheden over de analysemethoden zijn te vinden op het volgende adres van het communautaire referentielaboratorium: www.irmm.jrc.be/crl-feed-additives


17.11.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 301/6


VERORDENING (EG) Nr. 1097/2009 VAN DE COMMISSIE

van 16 november 2009

tot wijziging van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft maximumresidugehalten aan dimethoaat, ethefon, fenamifos, fenarimol, methamidofos, methomyl, omethoaat, oxydemeton-methyl, procymidon, thiodicarb en vinclozolin in en op bepaalde producten

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 23 februari 2005 tot vaststelling van maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen in of op levensmiddelen en diervoeders van plantaardige en dierlijke oorsprong en houdende wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad (1), en met name op artikel 14, lid 1, onder a), juncto artikel 15, lid 1, onder a), en artikel 49, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Voor dimethoaat, ethefon, fenamifos, fenarimol, methamidofos, methomyl, omethoaat, oxydemeton-methyl, procymidon, thiodicarb en vinclozolin zijn in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 396/2005 maximumresidugehalten („MRL’s”) vastgesteld.

(2)

Er is nieuwe informatie beschikbaar gekomen over de toxicologie, de blootstelling van de consument en de verwachte residuen van bestrijdingsmiddelen waaruit blijkt dat de MRL’s aanleiding kunnen geven tot bedenkingen ten aanzien van de bescherming van de consument.

(3)

In haar advies van 20 oktober 2008 (2) betreffende dimethoaat en omethoaat kwam de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid („de Autoriteit”) met name tot de slotsom dat er bij de huidige MRL’s voor sluitkool, sla, bloemkool, kersen, tarwe, erwten met peul en spruitjes het gevaar bestaat dat de aanvaardbare dagelijkse inname en de acute referentiedosis („ARfD”) voor een of meer groepen consumenten overschreden zullen worden. Daarom dienen de huidige MRL’s voor deze gewassen te worden verlaagd.

(4)

In haar advies van 15 september 2008 (3) betreffende ethefon kwam de Autoriteit tot de conclusie dat er bij de huidige MRL’s voor ananassen, aalbessen, druiven en pepers (paprika’s) het gevaar bestaat dat de acute referentiedosis (ARfD) voor een of meer groepen consumenten overschreden zal worden. Daarom dienen de huidige MRL’s voor deze gewassen te worden verlaagd.

(5)

In haar advies van 15 september 2008 (4) betreffende fenamifos kwam de Autoriteit tot de conclusie dat er bij de huidige MRL’s voor bananen, wortelen, pepers (paprika’s), komkommers, meloenen, sluitkool en suikerbieten het gevaar bestaat dat de aanvaardbare dagelijkse inname en de acute referentiedosis (ARfD) voor een of meer groepen consumenten overschreden zullen worden. Daarom dienen de huidige MRL’s voor deze gewassen te worden verlaagd.

(6)

In haar advies van 15 september 2008 (5) betreffende fenarimol concludeerde de Autoriteit dat er bij de huidige MRL’s voor bananen, tomaten en pepers (paprika’s) het gevaar bestaat dat de acute referentiedosis (ARfD) voor een of meer groepen consumenten overschreden zal worden. Daarom dienen de huidige MRL’s voor deze gewassen te worden verlaagd.

(7)

In haar advies van 15 september 2008 (6) betreffende methamidofos kwam de Autoriteit tot de conclusie dat er bij de huidige MRL’s voor abrikozen, bonen (met peul) en suikerbieten het gevaar bestaat dat de acute referentiedosis (ARfD) voor een of meer groepen consumenten overschreden zullen worden. Daarom dienen de huidige MRL’s voor deze gewassen te worden verlaagd.

(8)

In haar advies van 26 september 2008 (7) betreffende methomyl en thiodicarb kwam de Autoriteit tot de slotsom dat er bij de huidige MRL’s voor druiven, sluitkool, sla, bloemkool, aardappelen, tomaten, aubergines, komkommers, grapefruits, sinaasappelen, citroenen, lemmetjes, mandarijnen, perziken, pruimen, pepers (paprika’s), appelen, peren, kweeperen, bananen, mango’s, ananassen, wortelen, knolselderij, radijs, koolrapen, (water)meloenen, pompoenen, suikermais, broccoli, boerenkool, koolrabi, andijvie, prei en suikerbieten het gevaar bestaat dat de aanvaardbare dagelijkse inname en de acute referentiedosis (ARfD) voor een of meer groepen consumenten overschreden zullen worden. Daarom dienen de huidige MRL’s voor deze gewassen te worden verlaagd.

(9)

In haar advies van 16 september 2008 (8) betreffende oxydemeton-methyl kwam de Autoriteit tot de conclusie dat er bij de huidige MRL’s voor spruitjes, sluitkool, koolrabi, slasoorten met inbegrip van koolsoorten, gerst, haver en suikerbieten het gevaar bestaat dat de aanvaardbare dagelijkse inname en de acute referentiedosis (ARfD) voor een of meer groepen consumenten overschreden zullen worden. De Autoriteit concludeerde tevens dat de ondergrens van de analytische bepaling („LOD”) technisch kon worden verlaagd en dat daardoor de controle zou worden verbeterd. Daarom moeten de huidige MRL’s voor spruitjes, sluitkool, koolrabi, slasoorten met inbegrip van koolsoorten, gerst, haver, suikerbieten en de LOD’s voor alle andere gewassen worden verlaagd.

(10)

In haar advies van 21 januari 2009 (9) betreffende procymidon luidde de conclusie van de Autoriteit dat er bij de huidige MRL’s voor abrikozen, druiven, aardbeien, frambozen, kiwi’s, (veld)sla, tomaten, pepers (paprika’s), aubergines, komkommers, augurken, courgettes, perziken, pruimen, peren, (water)meloenen, pompoenen, andijvie, rucola, witlof, bonen (met peul), zonnebloempitten, koolzaad, sojabonen en producten van dierlijke oorsprong het gevaar bestaat dat de aanvaardbare dagelijkse inname en de acute referentiedosis (ARfD) voor een meer groepen consumenten overschreden zullen worden. Daarom dienen de huidige MRL’s voor deze gewassen te worden verlaagd.

(11)

In haar advies van 16 september 2008 (10) betreffende vinclozolin concludeerde de Autoriteit dat er bij de huidige MRL’s voor appelen, peren, tafeldruiven, andijvie, aubergines, Chinese kool, pruimen, abrikozen, sla, aalbessen, witlof, aardbeien, bonen, hop, koolzaad, wortelen, sjalotten, bosuien, pompoenen, okra’s, tuinkers, raketsla en andere slasoorten en (water)meloenen het gevaar bestaat dat de aanvaardbare dagelijkse inname en de acute referentiedosis (ARfD) voor een of meer groepen consumenten overschreden zullen worden. Daarom dienen de huidige MRL’s voor deze gewassen te worden verlaagd.

(12)

Er dienen nieuwe MRL’s te worden vastgesteld, waarbij rekening wordt gehouden met de adviezen van de Autoriteit. Deze nieuwe, door de Autoriteit aanbevolen MRL’s berusten op bestaande toegelaten agrarische toepassingen die tot lagere gehalten aan residuen leiden, dan wel bij het ontbreken hiervan op de LOD. Voor ethefon op ananas is in deze verordening een MRL vastgesteld die niet door de Autoriteit werd aanbevolen, maar die in het met redenen omkleed advies van de Autoriteit als veilig werd verklaard.

(13)

De handelspartners van de Gemeenschap zijn via de Wereldhandelsorganisatie over de nieuwe MRL’s geraadpleegd en met hun opmerkingen over deze gehalten is rekening gehouden.

(14)

Er moet worden voorzien in een redelijke termijn voordat de gewijzigde MRL’s van toepassing worden, zodat de lidstaten en de belanghebbende partijen zich kunnen voorbereiden op de nieuwe eisen die uit de wijziging van de MRL’s voortvloeien.

(15)

Bijlage II bij Verordening (EG) nr. 396/2005 moet bijgevolg dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(16)

Om de producten op een normale wijze in de handel te brengen, te verwerken en te consumeren, voorziet de verordening in een overgangsregeling voor producten die rechtmatig zijn vervaardigd vóór de wijziging van de MRL’s en waarvoor zoals blijkt uit de adviezen van de EFSA een hoog niveau van consumentenbescherming wordt gehandhaafd.

(17)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid en het Europees Parlement noch de Raad hebben zich daartegen verzet,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage II bij Verordening (EG) nr. 396/2005 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Wat betreft de in de hiernavolgende lijst vermelde werkzame stoffen en producten, blijft Verordening (EG) nr. 396/2005, in de versie die gold vóór de wijziging door deze verordening, van toepassing op producten die werden vervaardigd voor 7 juni 2010:

a)

dimethoaat: kersensap, tarwe na opslag, bevroren erwten met peul;

b)

ethefon: verduurzaamde ananassen, ananassap, verduurzaamde pepers (paprika’s);

c)

fenarimol: tomatensap, verduurzaamde tomaten, verduurzaamde pepers (paprika’s);

d)

methamidofos: abrikozensap, verduurzaamde abrikozen en bevroren bonen (met peul);

e)

methomyl/thiodicarb: rozijnen en verduurzaamde perziken;

f)

oxydemeton-methyl: oliehoudende zaden, granen, melkpoeder, thee, wijn, sappen, verduurzaamde, bevroren en gedroogde vruchten en groenten alsook noten;

g)

procymidon: oliehoudende zaden, verduurzaamde perziken, tomaten, sinaasappelsap en rozijnen;

h)

vinclozolin: frambozensap, appelsap, kweeperengelei, perensap, verduurzaamde abrikozen, abrikozensap.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing vanaf 7 juni 2010.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 november 2009.

Voor de Commissie

Androulla VASSILIOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 70 van 16.3.2005, blz. 1.

(2)  EFSA scientific report (2008) 172.

(3)  EFSA scientific report (2008) 159.

(4)  EFSA scientific report (2008) 160.

(5)  EFSA scientific report (2008) 161.

(6)  EFSA scientific report (2008) 162.

(7)  EFSA scientific report (2008) 173.

(8)  EFSA scientific report (2008) 227.

(9)  EFSA scientific report (2008) 163.

(10)  EFSA scientific report (2008) 166.


BIJLAGE

Bijlage II bij Verordening (EG) nr. 396/2005 wordt als volgt gewijzigd:

De regels voor diomethaat, etefon, fenamifos, fenamirol, methamidofos, methomyl, omethoaat, oxydemeton-methyl, procymidone, thiodicarb en vonchlozolin worden vervangen door:

Bestrijdingsmiddelenresiduen en maximumresidugehalten (mg/kg)

Codenummer

Groepen en voorbeelden van afzonderlijke producten waarvoor de MRL's gelden (1)

Dimethoaat (som van dimethoaat en omethoaat, uitgedrukt als dimethoaat)

Ethefon

Fenamifos (som van fenamifos en het sulfoxide en het sulfon daarvan, uitgedrukt als fenamifos)

Fenarimol

Methamidofos

Methomyl en thiodicarb (som van methomyl en thiodicarb, uitgedrukt als methomyl)

Oxydemeton-methyl (som van oxydemeton-methyl en demeton-S-methylsulfon, uitgedrukt als oxydemeton-methyl)

Procymidon (4)

Vinclozolin (som van vinclozolin en alle metabolieten die het 3,5-dichlooranilinegedeelte bevatten, uitgedrukt als vinclozolin) (4)

(1)

(2)

(3)

(4)

(5)

(6)

(7)

(8)

(9)

(10)

(11)

0100000

1.

FRUIT, VERS OF BEVROREN; NOTEN

 

 

 

 

 

 

0,01  (2)

0,02  (2)

 

0110000

i)

Citrus-vruchten

0,02 (2)

0,05 (2)

0,02 (2)

0,02 (2)

0,01 (2)

0,02  (2)

 

 

0,05 (2)

0110010

Grapefruits (Shaddock, pomelo, sweetie, tangelo, ugli en andere kruisingen)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

0110020

Sinaasappelen (Bergamot, bittere sinaasappel, chinotto en andere kruisingen)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

0110030

Citroenen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

0110040

Lemmetjes

 

 

 

 

 

 

 

 

 

0110050

Mandarijnen (Clementine, tangerine en andere kruisingen)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

0110990

Overige

 

 

 

 

 

 

 

 

 

0120000

ii)

Noten (al dan niet in de dop, schil of schaal)

0,05 (2)

0,1

0,02 (2)

0,02 (2)

0,01 (2)

0,02  (2)

 

 

0,05 (2)

0120010

Amandelen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

0120020

Paranoten

 

 

 

 

 

 

 

 

 

0120030

Cashew-noten

 

 

 

 

 

 

 

 

 

0120040

Kastanjes

 

 

 

 

 

 

 

 

 

0120050

Kokosnoten

 

 

 

 

 

 

 

 

 

0120060

Hazelnoten (Lamberts-noot)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

0120070

Macadamia

 

 

 

 

 

 

 

 

 

0120080

Pecannoten

 

 

 

 

 

 

 

 

 

0120090

Pijnboompitten

 

 

 

 

 

 

 

 

 

0120100

Pistaches

 

 

 

 

 

 

 

 

 

0120110

Walnoten

 

 

 

 

 

 

 

 

 

0120990

Overige

 

 

 

 

 

 

 

 

 

0130000

iii)

Pitvruchten

0,02 (2)

 

0,02 (2)

0,3

0,01 (2)

 

 

 

 

0130010

Appelen (Wilde appel)

 

0,5

 

 

 

0,02  (2)

 

 

0,05  (2)

0130020

Peren (Japanse peer (nashi))

 

0,05 (2)

 

 

 

0,02  (2)

 

 

0,05  (2)

0130030

Kweeperen

 

0,05 (2)

 

 

 

0,02  (2)

 

 

1

0130040

Mispels

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

0130050

Loquats (Japanse mispels)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

0130990

Overige

 

0,05 (2)

 

 

 

0,2

 

 

0,05  (2)

0140000

iv)

Steenvruchten

 

 

0,02 (2)

 

 

 

 

 

 

0140010

Abrikozen

0,02 (2)

0,05 (2)

 

0,5

0,01  (2)

0,02  (2)

 

 

0,05  (2)

0140020

Kersen (Zoete kers, zure kers)

0,2 (+)

3

 

1

0,01 (2)

0,1

 

 

0,5

0140030

Perziken (Nectarines en soortgelijke kruisingen)

0,02 (2)

0,05 (2)

 

0,5

0,05

0,02  (2)

 

 

0,05 (2)

0140040

Pruimen (Kwets, reine-claude, mirabel)

0,02 (2)

0,05 (2)

 

0,02 (2)

0,01 (2)

0,02  (2)

 

 

0,05  (2)

0140990

Overige

0,02 (2)

0,05 (2)

 

0,02 (2)

0,01 (2)

0,02  (2)

 

 

0,05 (2)

0150000

v)

Besvruchten en kleinfruit

0,02 (2)

 

0,02 (2)

 

0,01 (2)

 

 

 

 

0151000

a)

Tafel- en wijndruiven

 

 

 

0,3

 

 

 

 

 

0151010

Tafeldruiven

 

0,05  (2)

 

0,3

 

0,02  (2)

 

 

0,05  (2)

0151020

Wijndruiven

 

(+)

 

0,3

 

0,5

 

 

5

0152000

b)

Aardbeien

 

0,05 (2)

 

0,3

 

0,02  (2)

 

 

0,05  (2)

0153000

c)

Rubussoorten

 

0,05 (2)

 

 

 

0,02  (2)

 

 

 

0153010

Bramen

 

 

 

0,02 (2)

 

 

 

 

5

0153020

Dauwbramen (Loganbes, boysenbes, kruipbraam)

 

 

 

0,02 (2)

 

 

 

 

5

0153030

Frambozen (Wijnbes)

 

 

 

0,1

 

 

 

 

5

0153990

Overige

 

 

 

0,02 (2)

 

 

 

 

0,05  (2)

0154000

d)

Ander kleinfruit en besvruchten

 

0,05 (2)

 

 

 

0,02  (2)

 

 

0,05  (2)

0154010

Blauwe bessen (Blauwe bosbes, vossebes)

 

0,05 (2)

 

0,02 (2)

 

 

 

 

 

0154020

Veenbessen

 

0,05 (2)

 

0,02 (2)

 

 

 

 

 

0154030

Aalbessen (rood, zwart en wit)

 

0,05  (2)

 

1

 

 

 

 

 

0154040

Kruisbessen (Kruisingen met andere ribessoorten)

 

0,05 (2)

 

1

 

 

 

 

 

0154050

Rozenbottels

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 

 (3)

 (3)

 (3)

0154060

Moerbeien (Aardbeiboomvrucht)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

0154070

Azaroles (Middellandse-zeemispels)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

0154080

Vlierbessen (Zwarte appelbes, lijsterbes, duindoorn, meidoorn, peerlijsterbes en andere bessen van bomen)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

0154990

Overige

 

0,05 (2)

 

0,02 (2)

 

 

 

 

 

0160000

vi)

Diverse vruchten

 

 

 

 

0,01 (2)

0,02  (2)

 

 

 

0161000

a)

Met eetbare schil

 

0,05 (2)

0,02 (2)

0,02 (2)

 

 

 

 

0,05 (2)

0161010

Dadels

0,02 (2)

 

 

 

 

 

 

 

 

0161020

Vijgen

0,02 (2)

 

 

 

 

 

 

 

 

0161030

Tafelolijven

2

 

 

 

 

 

 

 

 

0161040

Kumquats (Marumi-kumquats, Nagami-kumquats)

0,02 (2)

 

 

 

 

 

 

 

 

0161050

Carambola's, stervrucht (Bilimbi (blimbing))

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

0161060

Kaki's

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

0161070

Jambolans (djam-blangs) (Djamboe ajer, pommerak, rozenappel, Surinaamse kers)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

0161990

Overige

0,02 (2)

 

 

 

 

 

 

 

 

0162000

b)

Met niet-eetbare schil, klein

0,02 (2)

0,05 (2)

0,02 (2)

0,02 (2)

 

 

 

 

 

0162010

Kiwi's

 

 

 

 

 

 

 

 

10

0162020

Lychees (Kapulasan, ramboetan)

 

 

 

 

 

 

 

 

0,05 (2)

0162030

Passievruchten

 

 

 

 

 

 

 

 

0,05 (2)

0162040

Woestijnvijgen (cactusvruchten)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

0162050

Sterappelen

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

0162060

Noord-Amerikaanse persimoenen (Zwarte zapote, witte zapote, groene zapote, canistel, mamey zapote)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

0162990

Overige

 

 

 

 

 

 

 

 

0,05 (2)

0163000

c)

Met niet-eetbare schil, groot

0,02 (2)

 

 

 

 

 

 

 

0,05 (2)

0163010

Avocado's

 

0,05 (2)

0,02 (2)

0,02 (2)

 

 

 

 

 

0163020

Bananen (Dwergbanaan, bakbanaan, appelbanaan)

 

0,05 (2)

0,05

0,2

 

 

 

 

 

0163030

Mango's

 

0,05 (2)

0,02 (2)

0,02 (2)

 

 

 

 

 

0163040

Papaja's

 

0,05 (2)

0,02 (2)

0,02 (2)

 

 

 

 

 

0163050

Granaatappels

 

0,05 (2)

0,02 (2)

0,02 (2)

 

 

 

 

 

0163060

Cherimoya's (Custardappel, suikerappel (zoetzak), ilama en andere middelgrote Annonaceae)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

0163070

Guaves

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

0163080

Ananassen

 

0,5 (+)

0,02 (2)

0,02 (2)

 

 

 

 

 

0163090

Broodvruchten (Nangka (jackfruit))

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

0163100

Doerians

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

0163110

Zuurzakken (doerian blanda)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

0163990

Overige

 

0,05 (2)

0,02 (2)

0,02 (2)

 

 

 

 

 

0200000

2.

GROENTEN, VERS OF BEVROREN

 

 

 

 

 

 

0,01  (2)

 

 

0210000

i)

Wortel- en knolgewassen

 

0,05 (2)

0,02  (2)

0,02 (2)

0,01 (2)

0,02  (2)

 

0,02  (2)

0,05  (2)

0211000

a)

Aardappelen

0,02 (2)

 

 

 

 

 

 

 

 

0212000

b)

Tropische wortel- en knolgewassen

0,02 (2)

 

 

 

 

 

 

 

 

0212010

Cassave (Taro, eddo, (eddoe), yautia)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

0212020

Bataten (zoete aardappelen)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

0212030

Yams (Yamboon (jicama))

 

 

 

 

 

 

 

 

 

0212040

Pijlwortel

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 

 (3)

 (3)

0212990

Overige

 

 

 

 

 

 

 

 

 

0213000

c)

Andere wortel- en knolgewassen, behalve suikerbiet

 

 

 

 

 

 

 

 

 

0213010

Rode bieten

0,02 (2)

 

 

 

 

 

 

 

 

0213020

Wortelen

0,02 (2)

 

 

 

 

 

 

 

 

0213030

Knolselderij

0,1

 

 

 

 

 

 

 

 

0213040

Mierikswortel

0,02 (2)

 

 

 

 

 

 

 

 

0213050

Aardperen (topinamboers)

0,02 (2)

 

 

 

 

 

 

 

 

0213060

Pastinaken

0,02 (2)

 

 

 

 

 

 

 

 

0213070

Wortelpeterselie

0,02 (2)

 

 

 

 

 

 

 

 

0213080

Radijzen (Rammenas, daikon, kleine radijs en dergelijke)

0,02 (2)

 

 

 

 

 

 

 

 

0213090

Schorseneren (Zwarte schorseneer, Spaanse schorseneer (oesterplant))

0,02 (2)

 

 

 

 

 

 

 

 

0213100

Koolrapen

0,02 (2)

 

 

 

 

 

 

 

 

0213110

Rapen

0,02 (2)

 

 

 

 

 

 

 

 

0213990

Overige

0,02 (2)

 

 

 

 

 

 

 

 

0220000

ii)

Bolgewassen

 

0,05 (2)

0,02 (2)

0,02 (2)

0,01 (2)

0,02  (2)

 

 

 

0220010

Knoflook

0,02 (2)

 

 

 

 

 

 

0,2

1

0220020

Uien (Zilveruitjes)

0,02 (2)

 

 

 

 

 

 

0,2

1

0220030

Sjalotten

0,02 (2)

 

 

 

 

 

 

0,2

0,05  (2)

0220040

Bosuien (Stengelui en dergelijke)

2

 

 

 

 

 

 

0,02  (2)

0,05  (2)

0220990

Overige

0,02 (2)

 

 

 

 

 

 

0,02 (2)

0,05 (2)

0230000

iii)

Vruchtgroenten

0,02 (2)

 

 

 

0,01 (2)

0,02  (2)

 

 

 

0231000

a)

Solanaceae

 

 

 

0,02  (2)

 

 

 

 

0,05  (2)

0231010

Tomaten (Kerstomaat)

 

1

0,05

 

 

 

 

0,02  (2)

 

0231020

Pepers (paprika's) (Chilipeper)

 

0,05 (2)

0,05

 

 

 

 

0,02  (2)

 

0231030

Aubergines (Pepino)

 

0,05 (2)

0,05

 

 

 

 

0,02  (2)

 

0231040

Okra's, okers

 

0,05 (2)

0,02 (2)

 

 

 

 

2

 

0231990

Overige

 

0,05 (2)

0,02 (2)

 

 

 

 

0,02  (2)

 

0232000

b)

Cucurbitaceae met eetbare schil

 

0,05 (2)

 

0,2

 

 

 

0,02  (2)

1

0232010

Komkommers

 

 

0,02  (2)

 

 

 

 

 

 

0232020

Augurken

 

 

0,02 (2)

 

 

 

 

 

 

0232030

Courgettes (Zomerpompoen, patisson)

 

 

0,05

 

 

 

 

 

 

0232990

Overige

 

 

0,02 (2)

 

 

 

 

 

 

0233000

c)

Cucurbitaceae met niet-eetbare schil

 

0,05 (2)

 

0,05

 

 

 

0,02  (2)

0,05 (2)

0233010

Meloenen (Kiwano)

 

 

0,02 (+)

 

 

 

 

 

 

0233020

Pompoenen (Winterpompoen)

 

 

0,02 (2)

 

 

 

 

 

 

0233030

Watermeloenen

 

 

0,05

 

 

 

 

 

 

0233990

Overige

 

 

0,02 (2)

 

 

 

 

 

 

0234000

d)

Suikermaïs

 

0,05 (2)

0,02 (2)

0,02 (2)

 

 

 

0,02  (2)

0,05 (2)

0239000

e)

Andere vruchtgroenten

 

0,05 (2)

0,02 (2)

0,02 (2)

 

 

 

0,02  (2)

0,05 (2)

0240000

iv)

Koolsoorten

0,02 (2)

0,05 (2)

 

0,02 (2)

 

 

 

0,02  (2)

0,05  (2)

0241000

a)

Bloemkoolachtigen

 

 

0,02 (2)

 

0,02

0,02  (2)

 

 

 

0241010

Broccoli (Chinese broccoli, choisum)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

0241020

Bloemkool

 

 

 

 

 

 

 

 

 

0241990

Overige

 

 

 

 

 

 

 

 

 

0242000

b)

Sluitkoolachtigen

 

 

 

 

0,01 (2)

 

 

 

 

0242010

Spruitjes

 

 

0,05

 

 

0,05

 

 

 

0242020

Sluitkool (Spitskool, rode kool, savooienkool, witte kool)

 

 

0,02  (2)

 

 

0,02  (2)

 

 

 

0242990

Overige

 

 

0,02 (2)

 

 

0,02  (2)

 

 

 

0243000

c)

Bladkoolachtigen

 

 

0,02 (2)

 

0,01 (2)

0,02  (2)

 

 

 

0243010

Chinese kool (Mosterd-kool, paksoi, tatsoi, petsai, bladkool)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

0243020

Boerenkool (Krulkool)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

0243990

Overige

 

 

 

 

 

 

 

 

 

0244000

d)

Koolrabi

 

 

0,02 (2)

 

0,01 (2)

0,02  (2)

 

 

 

0250000

v)

Bladgroenten en verse kruiden

0,02 (2)

0,05 (2)

0,02 (2)

0,02 (2)

0,01 (2)

 

 

 

 

0251000

a)

Slasoorten, met inbegrip van Brassicaceae

0,02 (2)

 

 

 

 

 

 

 

0,05 (2)

0251010

Veldsla (Italiaanse veldsla)

0,02 (2)

 

 

 

 

0,02  (2)

 

0,02  (2)

 

0251020

Sla (Kropsla, lollo rosso, ijsbergsla, Romaanse sla (bindsla))

0,02 (2)

 

 

 

 

0,05

 

0,02  (2)

 

0251030

Andijvie (Wilde cichorei, rode sla (radicchio), krulandijvie, groenlof)

0,02 (2)

 

 

 

 

0,02  (2)

 

0,02  (2)

 

0251040

Tuinkers

0,02 (2)

 

 

 

 

0,02  (2)

 

0,02  (2)

 

0251050

Winterkers

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

0251060

Raketsla, rucola (Grote zandkool)

0,02 (2)

 

 

 

 

0,02  (2)

 

0,02  (2)

 

0251070

Rode amsoi

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

0251080

Bladeren en spruiten van Brassica spp. (Mizuna)

0,02 (2)

 

 

 

 

0,02  (2)

 

5

 

0251990

Overige

0,02 (2)

 

 

 

 

0,02  (2)

 

0,02  (2)

 

0252000

b)

Spinazie en dergelijke (bladgroente)

0,02 (2)

 

 

 

 

 

 

0,02  (2)

0,05 (2)

0252010

Spinazie (Nieuw-Zeelandse spinazie, raapstelen)

0,02 (2)

 

 

 

 

0,05

 

 

 

0252020

Postelein (Winterpostelein, zomerpostelein, zuring, zeekraal)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

0252030

Snijbiet (Bladeren van de biet)

0,02 (2)

 

 

 

 

0,02  (2)

 

 

 

0252990

Overige

0,02 (2)

 

 

 

 

0,02  (2)

 

 

 

0253000

c)

Wijnstokbladeren (druivenbladeren)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

0254000

d)

Waterkers

0,02 (2)

 

 

 

 

0,02  (2)

 

0,02  (2)

0,05 (2)

0255000

e)

Witlof

0,02 (2)

 

 

 

 

0,02  (2)

 

0,02  (2)

0,05  (2)

0256000

f)

Kruiden

0,02 (2)

 

 

 

 

 

 

0,02  (2)

0,05 (2)

0256010

Kervel

0,02 (2)

 

 

 

 

0,3

 

 

 

0256020

Bieslook

0,02 (2)

 

 

 

 

0,3

 

 

 

0256030

Bladselderij (Venkelblad, korianderblad, dilleblad, karwijblad, lavas, engelwortel, roomse kervel en andere Apiaceae)

0,02 (2)

 

 

 

 

0,3

 

 

 

0256040

Peterselie

0,02 (2)

 

 

 

 

0,3

 

 

 

0256050

Salie (Winter-bonenkruid, bonenkruid)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

0256060

Rozemarijn

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

0256070

Tijm (Marjolein, oregano)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

0256080

Basilicum (Citroenmelisse, munt, pepermunt)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

0256090

Laurierblad

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

0256100

Dragon (Hysop)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

0256990

Overige

0,02 (2)

 

 

 

 

0,3

 

 

 

0260000

vi)

Peulgroenten (vers)

0,02  (2)

0,05 (2)

0,02 (2)

0,02 (2)

 

0,02  (2)

 

 

 

0260010

Bonen (met peul) (Sperzieboon (prinsessenboon, slaboon), pronkboon, snijboon, kousenband)

 

 

 

 

0,01  (2)

 

 

1

0,05  (2)

0260020

Bonen (zonder peul) (Tuinboon, flageolet, zwaardboon, limaboon, zwartogenboon)

 

 

 

 

0,01 (2)

 

 

0,02  (2)

0,5

0260030

Erwten (met peul) (Peultjes (suikererwt))

 

 

 

 

0,5

 

 

1

0,05  (2)

0260040

Erwten (zonder peul) (Doperwt, groene erwt, keker)

 

 

 

 

0,01 (2)

 

 

0,3

0,05  (2)

0260050

Linzen

 

 

 

 

0,01 (2)

 

 

0,02  (2)

0,05 (2)

0260990

Overige

 

 

 

 

0,01 (2)

 

 

0,02  (2)

0,05 (2)

0270000

vii)

Stengelgroenten (vers)

0,02 (2)

0,05 (2)

0,02 (2)

0,02 (2)

 

0,02  (2)

 

0,02  (2)

0,05 (2)

0270010

Asperges

 

 

 

 

0,01 (2)

 

 

 

 

0270020

Kardoen

 

 

 

 

0,01 (2)

 

 

 

 

0270030

Bleekselderij

 

 

 

 

0,01 (2)

 

 

 

 

0270040

Knolvenkel

 

 

 

 

0,01 (2)

 

 

 

 

0270050

Artisjokken

 

 

 

 

0,1

 

 

 

 

0270060

Prei

 

 

 

 

0,01 (2)

 

 

 

 

0270070

Rabarber

 

 

 

 

0,01 (2)

 

 

 

 

0270080

Bamboescheuten

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

0270090

Palmharten

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

0270990

Overige

 

 

 

 

0,01 (2)

 

 

 

 

0280000

viii)

Fungi

0,02 (2)

0,05 (2)

0,02 (2)

0,02 (2)

0,01 (2)

0,02  (2)

 

0,02  (2)

0,05 (2)

0280010

Gekweekt (Champignon, oesterzwam, shiitake)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

0280020

Wild (Cantharel, truffel, morielje, eekhoorntjesbrood)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

0280990

Overige

 

 

 

 

 

 

 

 

 

0290000

ix)

Zeewier

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

0300000

3.

PEULVRUCHTEN, GEDROOGD

0,02 (2)

0,05 (2)

0,02 (2)

0,02 (2)

0,01 (2)

0,02  (2)

0,01  (2)

 

 

0300010

Bonen (Tuinboon, witte boon, flageolet, zwaardboon, limaboon, veldboon, zwartogenboon)

 

 

 

 

 

 

 

0,02  (2)

0,5

0300020

Linzen

 

 

 

 

 

 

 

0,02  (2)

0,05 (2)

0300030

Erwten (Kekererwt, landbouwerwt, lathyrus)

 

 

 

 

 

 

 

0,2  (2)

0,05  (2)

0300040

Lupines

 

 

 

 

 

 

 

0,02  (2)

0,05 (2)

0300990

Overige

 

 

 

 

 

 

 

0,02  (2)

0,05 (2)

0400000

4.

OLIEHOUDENDE ZADEN EN VRUCHTEN

 

 

0,05 (2)

0,02 (2)

 

 

0,01  (2)

 

0,05  (2)

0401000

i)

Oliehoudende zaden

0,05 (2)

 

 

 

 

 

 

 

 

0401010

Lijnzaad

 

0,1 (2)

 

 

0,01 (2)

0,05 (2)

 

0,02  (2)

 

0401020

Pinda's

 

0,1 (2)

 

 

0,01 (2)

0,1

 

0,02  (2)

 

0401030

Papaverzaad

 

0,1 (2)

 

 

0,01 (2)

0,05 (2)

 

0,02  (2)

 

0401040

Sesamzaad

 

0,1 (2)

 

 

0,01 (2)

0,05 (2)

 

0,02  (2)

 

0401050

Zonnebloempitten

 

0,1 (2)

 

 

0,01 (2)

0,05 (2)

 

0,2

 

0401060

Koolzaad (Voeder-koolzaad, raapzaad)

 

0,1 (2)

 

 

0,01 (2)

0,05 (2)

 

0,05

 

0401070

Sojabonen

 

0,1 (2)

 

 

0,2

0,1

 

0,05

 

0401080

Mosterdzaad

 

0,1 (2)

 

 

0,01 (2)

0,05 (2)

 

0,02  (2)

 

0401090

Katoenzaad

 

2

 

 

0,2

0,1

 

0,02  (2)

 

0401100

Pompoenzaad

 

0,1 (2)

 

 

0,01 (2)

0,05 (2)

 

0,02  (2)

 

0401110

Saffloer

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

0401120

Komkommerkruid

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

0401130

Huttentut

 

 

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

0401140

Hennepzaad

 

 

 

 

0,01 (2)

0,05 (2)

 

0,02  (2)

 

0401150

Wonderboom

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

0401990

Overige

 

0,1 (2)

 

 

0,01 (2)

0,05 (2)

 

0,02  (2)

 

0402000

ii)

Oliehoudende vruchten

 

0,05 (2)

 

 

0,01 (2)

0,05 (2)

 

0,02  (2)

 

0402010

Olijven voor oliewinning

2

 

 

 

 

 

 

 

 

0402020

Palmnoten (palmpitten)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

0402030

Palmvruchten

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

0402040

Kapok

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

0402990

Overige

0,05 (2)

 

 

 

 

 

 

 

 

0500000

5.

GRANEN

 

 

0,02 (2)

0,02 (2)

0,01 (2)

0,02  (2)

0,02  (2)

0,02  (2)

0,05 (2)

0500010

Gerst

0,02 (2)

0,5

 

 

 

 

 

 

 

0500020

Boekweit

0,02 (2)

0,05 (2)

 

 

 

 

 

 

 

0500030

Maïs

0,02 (2)

0,05 (2)

 

 

 

 

 

 

 

0500040

Gierst (Trosgierst, teff)

0,02 (2)

0,05 (2)

 

 

 

 

 

 

 

0500050

Haver

0,02 (2)

0,05 (2)

 

 

 

 

 

 

 

0500060

Rijst

0,02 (2)

0,05 (2)

 

 

 

 

 

 

 

0500070

Rogge

0,05

0,5

 

 

 

 

 

 

 

0500080

Sorghum

0,02 (2)

0,05 (2)

 

 

 

 

 

 

 

0500090

Tarwe (Spelt, triticale)

0,05

0,2

 

 

 

 

 

 

 

0500990

Overige

0,02 (2)

0,05 (2)

 

 

 

 

 

 

 

0600000

6.

THEE, KOFFIE, KRUIDENTHEE EN CACAO

 

0,1 (2)

0,05 (2)

0,05 (2)

 

0,1 (2)

0,02  (2)

0,1  (2)

0,1 (2)

0610000

i)

Thee (gedroogde bladeren en stengels, al dan niet gefermenteerd, van Camellia sinensis)

0,05 (2)

 

 

 

0,02 (2)

 

 

 

 

0620000

ii)

Koffiebonen

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

0630000

iii)

Kruidenthee (gedroogd)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

0631000

a)

Bloemen

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

0631010

Kamille (bloem)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

0631020

Hibiscus (bloem)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

0631030

Rozenblaadjes

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

0631040

Jasmijn (bloem)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

0631050

Lindebloesem

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

0631990

Overige

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

0632000

b)

Bladeren

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

0632010

Aardbei (blad)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

0632020

Rooibos (blad)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

0632030

Maté

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

0632990

Overige

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

0633000

c)

Wortels

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

0633010

Valeriaanwortel

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

0633020

Ginsengwortel

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

0633990

Overige

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

0639000

d)

Andere kruidenthee

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

0640000

iv)

Cacaobonen (gefermenteerd)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

0650000

v)

Carob (johannesbrood)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

0700000

7.

HOP (gedroogd), inclusief hoppellets en niet-geconcentreerd poeder

0,05 (2)

0,1 (2)

0,05 (2)

5

0,02 (2)

10

0,02  (2)

0,1 (2)

0,05  (2)

0800000

8.

SPECERIJEN

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

0810000

i)

Zaden

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

0810010

Anijs

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

0810020

Zwarte komijn

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

0810030

Selderijzaad (Lavaszaad)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

0810040

Korianderzaad

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

0810040

Komijnzaad

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

0810060

Dillezaad

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

0810070

Venkelzaad

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

0810080

Fenegriek

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

0810090

Nootmuskaat

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

0810990

Overige

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

0820000

ii)

Vruchten en bessen

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

0820010

Piment

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

0820020

Anijspeper (Japanse peper)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

0820030

Karwij

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

0820040

Kardemom

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

0820050

Jeneverbessen

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

0820060

Peper, zwart en wit (Lange peper, roze peper)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

0820070

Vanillestokjes

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

0820080

Tamarinde

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

0820990

Overige

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

0830000

iii)

Bast

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

0830010

Kaneel (Cassia)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

0830990

Overige

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

0840000

iv)

Wortels en wortelstokken

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

0840010

Zoethout

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

0840020

Gember

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

0840030

Geelwortel

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

0840040

Mierikswortel

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

0840990

Overige

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

0850000

v)

Knoppen

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

0850010

Kruidnagels

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

0850020

Kappertjes

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

0850990

Overige

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

0860000

vi)

Stempels

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

0860010

Saffraan

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

0860990

Overige

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

0870000

vii)

Zaadrokken

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

0870010

Foelie

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

0870990

Overige

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

0900000

9.

SUIKERGEWASSEN

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

0900010

Suikerbiet

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

0900020

Suikerriet

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

0900030

Wortelcichorei

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

0900990

Overige

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

1000000

10.

PRODUCTEN VAN DIERLIJKE OORSPRONG — LANDDIEREN

 

 

 

 

 

 

0,01  (2)

0,02

 

1010000

i)

Vlees, vleesbereidingen, slachtafvallen, bloed, dierlijke vetten, vers, gekoeld of bevroren, gezouten, gepekeld, gedroogd of gerookt of verwerkt tot meel of poeder, andere verwerkte producten zoals worst, bereidingen van deze producten voor menselijke consumptie

 

0,05 (2)

0,02  (2)

0,02 (2)

0,01 (2)

0,02 (2)

 

 

0,05 (2)

1011000

a)

Varkens

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1011010

Vlees

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1011020

Spek (ander dan doorregen spek) en vet

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1011030

Lever

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1011040

Nier

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1011050

Eetbare slachtafvallen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1011990

Overige

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1012000

b)

Runderen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1012010

Vlees

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1012020

Vet

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1012030

Lever

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1012040

Nier

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1012050

Eetbare slachtafvallen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1012990

Overige

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1013000

c)

Schapen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1013010

Vlees

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1013020

Vet

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1013030

Lever

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1013040

Nier

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1013050

Eetbare slachtafvallen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1013990

Overige

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1014000

d)

Geiten

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1014010

Vlees

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1014020

Vet

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1014030

Lever

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1014040

Nier

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1014050

Eetbare slachtafvallen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1014990

Overige

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1015000

e)

Paarden, ezels, muildieren en muilezels

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

1015010

Vlees

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

1015020

Vet

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

1015030

Lever

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

1015040

Nier

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

1015050

Eetbare slachtafvallen

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

1015990

Overige

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

1016000

f)

Pluimvee — kippen, ganzen, eenden, kalkoenen, parelhoenders, struisvogels, duiven

 

 

0,02  (2)

 

 

 

 

 

 

1016010

Vlees

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1016020

Vet

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1016030

Lever

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1016040

Nier

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1016050

Eetbare slachtafvallen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1016990

Overige

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1017000

g)

Andere landbouwhuisdieren (Konijn, kangoeroe)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

1017010

Vlees

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

1017020

Vet

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

1017030

Lever

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

1017040

Nier

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

1017050

Eetbare slachtafvallen

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

1017990

Overige

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

1020000

ii)

Melk en room, niet ingedikt, zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, boter en andere van melk afkomstige vetstoffen, kaas en wrongel

 

0,05 (2)

0,005 (2)

0,02 (2)

0,01 (2)

0,02 (2)

 

 

0,05 (2)

1020010

Runderen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1020020

Schapen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1020030

Geiten

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1020040

Paarden

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1020990

Overige

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1030000

iii)

Vogeleieren, vers, verduurzaamd of gekookt eieren uit de schaal en eigeel, vers, gedroogd, gestoomd of in water gekookt, in een bepaalde vorm gebracht, bevroren of op andere wijze verduurzaamd, ook indien met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen

 

0,05 (2)

0,02  (2)

0,02 (2)

0,01 (2)

0,02 (2)

 

 

0,05 (2)

1030010

Kippen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1030020

Eenden

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

1030030

Ganzen

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

1030040

Kwartels

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

1030990

Overige

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

1040000

iv)

Honing (Koninginnengelei, pollen)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 

 (3)

1050000

v)

Amfibieën en reptielen (Kikkerbilletjes, krokodillen)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 

 (3)

1060000

vi)

Slakken

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 

 (3)

1070000

vii)

Andere producten van landdieren

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 (3)

 

 (3)


(1)  Voor de volledige lijst van producten van plantaardige en dierlijke oorsprong waarvoor de MRL's gelden, zie bijlage I.

(2)  Combinatie van bestrijdingsmiddel en code waarvoor de MRL in bijlage III, deel B, geldt.

(3)  Bepaalbaarheidsgrens

(4)  = Voor de volgende combinaties van bestrijdingsmiddel en codenummer geldt een andere residudefinitie:

Vinclozolin - code 1000000: som van vinclozolin, iprodion, procymidon en alle metabolieten die het 3,5-dichlooranilinegedeelte bevatten, uitgedrukt als 3,5-dichlooraniline

Procymidon - code 1000000: som van vinclozolin, iprodion, procymidon en alle metabolieten die het 3,5-dichlooranilinegedeelte bevatten, uitgedrukt als 3,5-dichlooraniline

(+): Ethefon - code 0151020: Het maximumresidugehalte is tijdelijk vastgesteld in afwachting van de beoordeling door de EFSA.

(+): Ethefon - code 0163080: Het maximumresidugehalte is tijdelijk vastgesteld in afwachting van de beoordeling door de EFSA.

(+): Fenamifos - code 0233010: Het maximumresidugehalte is tijdelijk vastgesteld in afwachting van de beoordeling overeenkomstig artikel 12, lid 2.

(+): Dimethoaat - code 0140020: Het maximumresidugehate is tijdelijk vastgesteld in afwachting van de beoordeling overeenkomstig artikel 12, lid 2.”


17.11.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 301/23


VERORDENING (EG) Nr. 1098/2009 VAN DE COMMISSIE

van 16 november 2009

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2535/2001 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad voor de invoerregeling voor melk en zuivelproducten en houdende opening van tariefcontingenten

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1), en met name op artikel 144, lid 1, en artikel 148, juncto artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In het kader van de concessies in de vorm van tariefcontingenten die zijn opgenomen in Besluit nr. 1/98 van de Associatieraad EG-Turkije van 25 februari 1998 betreffende de handelsregeling voor landbouwproducten (2), heeft de Gemeenschap er zich toe verbonden een jaarlijks tariefcontingent met nulrecht te openen voor 2 300 ton kaas uit Turkije, van de GN-codes 0406 90 29, 0406 90 50, ex 0406 90 86, ex 0406 90 87 en ex 0406 90 88.

(2)

De uitvoeringsbepalingen voor het beheer van dit invoertariefcontingent, hierna „het contingent” genoemd, zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 2535/2001 van de Commissie (3).

(3)

Het beheer van tariefcontingenten volgens de in artikel 144, lid 2, onder a), van Verordening (EG) nr. 1234/2007 genoemde methode op basis van de chronologische volgorde waarin de aanvragen zijn ingediend, heeft gunstige resultaten opgeleverd in andere landbouwsectoren. Met het oog op administratieve vereenvoudiging moet deze methode worden toegepast voor het het in de onderhavige verordening bedoelde contingent. Dit dient te gebeuren overeenkomstig artikel 308 bis, artikel 308 ter en artikel 308 quater, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (4).

(4)

Gelet op de bijzondere kenmerken van de overgang van het ene naar het andere beheerssysteem moet worden bepaald dat artikel 308 quater, leden 2 en 3, van Verordening (EEG) nr. 2454/93 niet van toepassing is voor de contingentperiode van 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010.

(5)

Verordening (EG) nr. 2535/2001 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(6)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 2535/2001 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 5 wordt punt d) geschrapt.

2)

In artikel 19 wordt punt c) geschrapt.

3)

Artikel 19 bis wordt vervangen door:

„Artikel 19 bis

1.   Artikel 308 bis, artikel 308 ter en artikel 308 quater, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2454/93 zijn van toepassing op de in bijlage VII bis opgenomen contingenten als bedoeld in:

a)

Verordening (EG) nr. 312/2003 van de Raad (5);

b)

Verordening (EG) nr. 747/2001 van de Raad (6);

c)

bijlage IV, lijst 4, bij de overeenkomst inzake handel, ontwikkeling en samenwerking met Zuid-Afrika (7);

d)

bijlage I bij protocol nr. 1 bij Besluit nr. 1/98 van de Associatieraad EG-Turkije (8).

2.   Voor de invoer in het kader van de in lid 1 bedoelde contingenten hoeft geen invoercertificaat te worden overgelegd.

2 bis   Voor het in lid 1, onder d), bedoelde contingent is artikel 308 quater, leden 2 en 3, van Verordening (EEG) nr. 2454/93 niet van toepassing voor de contingentperiode die loopt van 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010.

4.   Het verlaagde recht wordt pas toegepast na overlegging van het bewijs van oorsprong dat is afgegeven overeenkomstig:

a)

bijlage III bij de overeenkomst met de Republiek Chili;

b)

protocol nr. 4 bij de overeenkomst met Israël;

c)

protocol nr. 1 bij de overeenkomst met Zuid-Afrika (9);

d)

protocol nr. 3 bij Besluit nr. 1/98 van de Associatieraad EG-Turkije;

4.

Bijlage I. D wordt geschrapt.

5.

Aan bijlage VII bis wordt de in de bijlage bij deze verordening opgenomen tekst toegevoegd als punt 4.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing op de invoercontingentperioden die op 1 januari 2010 van start gaan.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 november 2009.

Voor de Commissie

Janez POTOČNIK

Lid van de Commissie


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 86 van 20.3.1998, blz. 1.

(3)  PB L 341 van 22.12.2001, blz. 29.

(4)  PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1.

(5)  PB L 46 van 20.2.2003, blz. 1.

(6)  PB L 109 van 19.4.2001, blz. 2.

(7)  PB L 311 van 4.12.1999, blz. 1.

(8)  PB L 86 van 20.3.1998, blz. 1.

(9)  PB L 311 van 4.12.1999, blz. 298.”.


BIJLAGE

„4.   Tariefcontingent in het kader van bijlage 1 bij protocol nr. 1 bij Besluit nr. 1/98 van de Associatieraad EG-Turkije

Contingentnummer

GN-code

Omschrijving van de goederen (1)

Land van oorsprong

Contingent per jaar van 1 januari tot en met 31 december

Toepasselijk recht

(EUR/100 kg nettogewicht)

09.0243

0406 90 29

Kashkaval-kaas

Turkije

2 300

0

0406 90 50

Schapenkaas en kaas bereid uit buffelmelk, in recipiënten die pekel bevatten of in zakken van schapen- of geitenvellen

ex 0406 90 86

ex 0406 90 87

ex 0406 90 88

Tulum Peyniri bereid uit schapen- of buffelmelk, in afzonderlijke plastic of andere verpakkingen met een inhoud van minder dan 10 kg


(1)  Onverminderd de bepalingen voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur, wordt de omschrijving van de goederen slechts als indicatief beschouwd, aangezien in het kader van deze bijlage de GN-codes het preferentiestelsel bepalen. Wanneer ex GN-codes zijn vermeld, is de GN-code samen met de daarbij behorende omschrijving bepalend voor de toepassing van de preferentiële regeling.”


II Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

Commissie

17.11.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 301/26


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 10 december 2008

betreffende steunmaatregel C 11/08 (ex N 908/06) die Polen voornemens is ten behoeve van BVG Medien Beteiligungs GmbH uit te voeren

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 7813)

(Slechts de tekst in de Poolse taal is authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

(2009/837/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 88, lid 2, eerste alinea,

Gelet op de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, en met name op artikel 62, lid 1, onder a),

Na de belanghebbenden overeenkomstig voornoemde artikelen in de gelegenheid te hebben gesteld hun opmerkingen kenbaar te maken (1),

Overwegende hetgeen volgt:

1.   PROCEDURE

(1)

Bij elektronische aanmelding van 27 december 2006, door de Commissie op dezelfde dag geregistreerd (2), hebben de Poolse autoriteiten overeenkomstig artikel 88, lid 3, van het EG-Verdrag en op grond van de multisectorale kaderregeling betreffende regionale steun voor grote investeringsprojecten (3) (hierna: de „multisectorale kaderregeling”) de Commissie in kennis gesteld van hun voornemen om regionale steun voor een groot investeringsproject te verlenen aan BVG Medien Beteiligungs GmbH.

(2)

De Commissie verzocht om aanvullende gegevens bij brieven van 2 maart 2007 (D/50921), 15 juni 2007 (D/52553) en 21 december 2007 (D/55146). De Poolse autoriteiten antwoordden bij brieven van 13 april 2007 (A/33156), 23 oktober 2007 (A/38722) en 23 januari 2008 (A/1392).

(3)

Bij brief van 11 maart 2008 deelde de Commissie Polen mede dat zij had besloten de procedure van artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag in te leiden ten aanzien van de steun.

(4)

Het besluit van de Commissie om de procedure in te leiden („het besluit tot inleiding van de procedure”) is in het Publicatieblad van de Europese Unie  (4) bekendgemaakt. De Commissie heeft de belanghebbenden verzocht hun opmerkingen kenbaar te maken.

(5)

De Commissie heeft geen opmerkingen ontvangen van belanghebbenden. De Poolse autoriteiten antwoordden bij brieven van 9 mei 2008 (A/8753) en 13 mei 2008 (A/8829), die beide op 13 mei 2008 bij de Commissie werden geregistreerd.

2.   GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE STEUN

2.1.   Doelstelling

(6)

De steun wordt verleend voor het opzetten van een nieuwe diepdrukinstallatie, waardoor de regionale ontwikkeling en de werkgelegenheid worden bevorderd in de provincie Neder-Silezië, in het zuidwesten van Polen, een steungebied ex artikel 87, lid 3, onder a), van het EG-Verdrag met een regionaal steunplafond van 50 % nettosubsidie-equivalent (NSE) in overeenstemming met de regionalesteunkaart van Polen die geldig is van 1 mei 2004 tot 31 december 2006 (5).

2.2.   De begunstigde onderneming

(7)

De Poolse autoriteiten verklaarden dat de voorgenomen investering zou worden uitgevoerd en beheerd door BDN Sp. z. o.o. Sp. k., een commanditaire vennootschap („de vennootschap”).

(8)

De vennootschap bestaat uit: de algemene partner, BDN Sp. z o.o. (hierna: „BDN”), een in Polen gevestigde naamloze vennootschap, en de commanditaire partner, BVG Medien Beteiligungs GmbH (hierna: „BVG”), een in Duitsland gevestigde naamloze vennootschap.

(9)

De Poolse autoriteiten hebben er tevens op gewezen dat, overeenkomstig het Wetboek van Koophandel, een commanditaire vennootschap geen rechtspersoonlijkheid heeft. Daarom wordt de vennootschapsbelasting over de economische activiteit van de vennootschap door haar partners betaald. Aangezien de steun is verleend in de vorm van vrijstelling van vennootschapsbelasting, zijn de partners, dat wil zeggen BDN en BVG, de feitelijke begunstigden.

(10)

Volgens de Poolse autoriteiten delen de partners iedere winst die wordt gemaakt (en derhalve iedere verlaging van de belastingen die over die winst wordt geheven) naar verhouding tot hun bijdrage aan de vennootschap, dat wil zeggen meer dan 99 % voor BVG en minder dan 1 % voor BDN.

(11)

Daarnaast is de Commissie het, aangezien BDN zelf een 100 % dochteronderneming van BVG is, met de Poolse autoriteiten eens dat de begunstigde van de steun BVG is. Het totale steunbedrag in aanmerking nemend (dat wil zeggen zowel het aan BVG toekomende deel als het aan BDN toekomende deel) beschouwt de Commissie de BVG-groep als de uiteindelijke begunstigde van de steun.

(12)

Voor de berekening van het marktaandeel van de begunstigde (6) hield de Commissie ook rekening met het feit dat BVG een grote onderneming is die 100 % in handen is van BVG Medien KG, een commanditaire vennootschap in handen van particuliere investeerders. Preciezer gezegd is […] (7) % van de aandelen in handen van Heinz H. Bauer en zijn familie. Heinz Bauer heeft tevens 96 % van het aandelenkapitaal in handen van de andere kapitaalgroep, Heinrich Bauer Verlag, een uitgeverij met wereldwijd talrijke dochterondernemingen.

2.3.   Investeringsproject

2.3.1.   Producten en technologie

(13)

De vennootschap is bezig met het opzetten van een nieuwe diepdrukinstallatie in Nowogrodziec, in de speciale economische zone van Kamienna Góra.

(14)

Met de diepdruktechniek wordt de drukinkt overgebracht op een oppervlak (bv. papier) door een stalen drukcilinder die elektromechanisch of met laser wordt gegraveerd.

(15)

De nieuwe drukkerij zal […] diepdruklijnen hebben die de drie belangrijkste productiefasen uitvoeren. De productie begint met het prepareren van drukvormen (cilinders) op basis van digitale gegevens die door de klant worden verstrekt. De volgende bewerking is het diepdrukken: het papier wordt in vier basiskleuren gedrukt, opengesneden, gevouwen en gestikt om het eindproduct te verkrijgen. Als laatste fase wordt het eindproduct verpakt en naar zijn bestemming verzonden.

(16)

De nieuwe pers zal hoofdzakelijk worden gebruikt voor het drukken van tijdschriften, commerciële catalogi en bijvoegsels (reclamemateriaal dat in tijdschriften en dagbladen wordt ingevoegd).

2.3.2.   Uitvoering van het project

(17)

Met het investeringsproject werd in 2004 een begin gemaakt; het bestaat uit het opzetten van […] productielijnen. […] diepdruklijnen tezamen met hulpfaciliteiten zijn al tot stand gebracht. Er is ook een order ontvangen voor een […] lijn; deze zal naar verwachting in het […] kwartaal van 2008 worden geleverd. Verwacht wordt dat hierna een […] lijn wordt geïnstalleerd. Volgens de ramingen van de Poolse autoriteiten zal het gehele project in 2009 worden voltooid.

(18)

De drukkerij startte de productie in juli 2006. Verwacht wordt dat in 2010 de volle capaciteit van alle […] lijnen wordt bereikt, die 152 000 t per jaar bedraagt.

2.4.   Subsidiabele kosten

(19)

De subsidiabele investeringskosten worden berekend op basis van de initiële investeringskosten. De subsidiabele kosten bedragen 857 998 miljoen PLN (circa 184,6 miljoen EUR (8).) in nominale waarde, dit is 734,031 miljoen PLN (circa 157,95 miljoen EUR) (contante waarde). In tabel 1 worden de met het investeringsproject samenhangende subsidiabele kosten (in nominale waarde uitgedrukt) uitgesplitst.

Tabel 1

Uitsplitsing van de kosten van het project met betrekking tot de initiële investering

(miljoen PLN, nominale waarde)

Grond

[…]

Gebouwen, lokalen, weg- en waterbouw

[…]

Machines, installaties en uitrusting

[…]

Totale subsidiabele kosten

858,000

2.5.   Financiering van het project

(20)

De Poolse autoriteiten bevestigden dat de eigen bijdrage van de begunstigde meer bedroeg dan 25 % van de subsidiabele kosten en vrij is van iedere overheidssteun.

2.6.   Rechtsgrondslag

(21)

De volgende rechtsgrondslag is opgegeven:

Wet betreffende speciale economische zones van 20 oktober 1994;

Kabinetsbesluit van 14 september 2004 betreffende de speciale economische zone van Kamienna Góra.

2.7.   De steunmaatregel

2.7.1.   Vorm en bedrag van de steun

(22)

De steun werd verleend in het kader van de goedgekeurde maatregel PL 39/2004 (9). De steun bestaat uit de volledige vrijstelling van vennootschapsbelasting (in Polen thans 19 %) tot het einde van de periode waarvoor de speciale economische zones zijn ingesteld (tot 1 december 2017) of totdat het geldende regionalesteunplafond is bereikt.

(23)

Hoewel het feitelijke bedrag van de belastingvrijstelling afhankelijk is van het inkomen vóór aftrek van belastingen van de begunstigde en minder kan bedragen dan het toegestane maximum, moet bij de berekening van de steunintensiteit het maximum waarvoor de begunstigde in aanmerking komt in aanmerking worden genomen.

(24)

Dit maximum komt overeen met het bedrag dat uit de het verlaagde regionalesteunplafond resulteert en beloopt 220,057 miljoen PLN (47,35 miljoen EUR) in contante waarde. De Poolse autoriteiten hebben bevestigd dat, indien de subsidiabele kosten lager zijn dan geraamd, het maximum verhoudingsgewijs wordt verlaagd.

(25)

Om van de belastingvrijstelling te profiteren, moest de begunstigde een vergunning aanvragen om zijn activiteiten in de speciale economische zone uit te oefenen. De vrijstelling werd verleend op 21 juni 2004, welke datum, volgens de Poolse autoriteiten, kan worden aangemerkt als de datum waarop de steun is verleend.

(26)

De steun werd pas aangemeld in 2006, toen, na de verschillende fasen van de investering en de daarop volgende verhoging van de subsidiabele kosten, de Poolse autoriteiten gingen inzien dat de steunmaatregel moest worden aangemeld overeenkomstig punt 24 van de multisectorale kaderregeling.

(27)

De Poolse autoriteiten hebben verklaard dat de steunmaatregel in kwestie (PL 39/2004) slechts een minimumbedrag aan investeringsuitgaven vereist en dat door deze maatregel het recht wordt verleend op vrijstelling van vennootschapsbelasting tot het toegestane regionalesteunplafond. Toen de vergunning, en derhalve de steun, werd toegekend, waren het precieze bedrag van de subsidiabele kosten noch het steunbedrag bij de autoriteiten bekend.

(28)

Gelet op het voorgaande, en om aan de standstillclausule te voldoen, verbonden de Poolse autoriteiten zich ertoe het steunbedrag waarover de begunstigde op dit ogenblik beschikt te beperken tot het maximum waarvoor geen afzonderlijke aanmelding is vereist overeenkomstig punt 24 van de multisectorale kaderregeling (dat wil zeggen 37,5 miljoen EUR in contante waarde). Steun die dit bedrag overschrijdt mag niet worden uitgevoerd voordat de Commissie haar goedkeuring eraan heeft verleend.

(29)

De verantwoordelijke steunverlenende autoriteit is het ministerie van Economische Zaken.

2.7.2.   Cumulering

(30)

De belastingvrijstelling die in het kader van maatregel PL 39/2004 wordt verleend, kan worden gecumuleerd met steun die uit andere bronnen wordt ontvangen om dezelfde subsidiabele kosten te dekken. Niettemin hebben de Poolse autoriteiten bevestigd dat in dit geval het totaalbedrag van de regionale steun niet meer zal bedragen dan het verlaagde regionalesteunplafond.

2.8.   Instandhouding van de activiteit ten aanzien waarvan steun wordt verleend

(31)

De Poolse autoriteiten hebben bevestigd dat het investeringsproject vanaf de datum waarop dit is voltooid gedurende een periode van vijf jaar moet blijven bestaan.

2.9.   Stimulerend effect

(32)

Wat het stimulerende effect van de steun betreft, is bevestigd dat de begunstigde de vergunning had aangevraagd die haar recht geeft op de steun en dat de vergunning was verleend voordat het project startte. Zoals reeds is gezegd had de begunstigde dankzij de vergunning recht op steun in de vorm van belastingvrijstelling tot het geldende regionalesteunplafond, berekend op basis van de totale subsidiabele kosten van het project.

2.10.   Bijdrage aan de regionale ontwikkeling

(33)

Neder-Silezië is een regio met ernstige sociaaleconomische problemen, waar het bbp per hoofd van de bevolking in 2004 slechts 51,7 % bedroeg van het gemiddelde van de EU-27 (10) en het werkloosheidspercentage 24,9 % beliep, gelijk aan 268 % van het gemiddelde van de EU-27 en 131 % van het gemiddelde in Polen.

(34)

De investering in de […] productielijnen zal naar wordt verwacht circa 500 rechtstreekse banen scheppen en extra banen voor leveranciers van drukinkt en andere leveranciers van ondersteunende diensten. Daarnaast zal het project, door het gebruik van hoogwaardige technologie (lasergraveren van drukvormen en computerondersteunde productie), vraag scheppen naar hoger opgeleid personeel en de overdracht van knowhow waarborgen.

2.11.   Algemene verplichtingen

(35)

De Poolse autoriteiten hebben toegezegd om:

jaarlijks over een periode van vijf jaar, te rekenen vanaf de datum waarop de Commissie de steun goedkeurt: een tussentijds verslag aan de Commissie te doen toekomen (met gegevens over de uitbetaalde steunbedragen, over de tenuitvoerlegging van de steunovereenkomst en over andere investeringsprojecten die in dezelfde vestiging/fabriek worden opgestart);

binnen zes maanden na uitkering van de laatste termijn van de steun, volgens het aangemelde betalingsschema: een gedetailleerd eindverslag aan de Commissie te doen toekomen.

3.   REDENEN VOOR INLEIDING VAN DE FORMELE ONDERZOEKSPROCEDURE

3.1.   Twijfels betreffende de afbakening van de relevante geografische markt

(36)

Met het oog op de marktanalyse die overeenkomstig punt 24 van de multisectorale kaderregeling moet worden uitgevoerd, is Polen van oordeel dat de geografische markt de gehele EER bestrijkt gelet op het feit dat de drukkerij te Nowogrodziec en andere drukkerijen in Polen al leveren op verre markten zoals die in het Verenigd Koninkrijk (in de gesteunde drukkerij wordt al het Britse tijdschrift „Take a Break” gedrukt) (11). Hiermee wordt aangetoond dat de kosten voor vervoer en logistiek binnen de EER voor diepdruk niet werkelijk een belemmering vormen.

(37)

De Poolse autoriteiten hebben voorts aangegeven dat slechts [0-10 %] van de verkopen van de gesteunde drukkerij voor de Poolse markt zijn bestemd, terwijl de resterende [90-100 %] naar andere EER-landen gaat. In 2007 was de uitsplitsing in waarde uitgedrukt van buitenlandse drukopdrachten die door de begunstigde zijn uitgevoerd als volgt: Duitsland — [75-85] %; Verenigd Koninkrijk — [10-15] %; Oostenrijk — minder dan [0-3] %. Daarnaast waren er onderhandelingen gaande met ondernemingen in Frankrijk, Denemarken en Zweden.

(38)

De Poolse autoriteiten wezen daarnaast meer algemeen op de trend van snelle globalisering van de drukkerijmarkt door de snelle uitbreiding van de drukkerijactiviteiten naar derde landen en het feit dat uitgevers op verafgelegen locaties orders voor drukkerijdiensten plaatsen.

(39)

In deze fase van de beoordeling betwijfelt de Commissie of de kosten van transport en logistiek werkelijk kunnen worden verdisconteerd als een reële belemmering voor de levering van diensten op het gebied van diepdruk naar nog verder afgelegen markten in de EER. Uit opzoekingen op internet blijkt dat „Take a Break” in feite wordt gepubliceerd door H. Bauer Publishing Ltd, een Britse dochteronderneming van de Bauer Verlag groep. Het publiceren en drukken van tijdschriften binnen eenzelfde groep kan voordelen bieden wat betreft de integratie, het vaststellen van prioriteiten en de flexibiliteit van het gehele proces, die de moeilijkheden op het gebied van transport en logistiek compenseren.

(40)

Bovendien bestaat de indruk dat het aantal buitenlandse markten waar de gesteunde drukkerij op dit ogenblik levert, beperkt is en dat Duitsland daarbij verreweg de belangrijkste bestemming is.

(41)

Daarom heeft de Commissie, toen zij het marktaandeel en de capaciteitsuitbreiding in de EER onderzocht zoals de Poolse autoriteiten hadden voorgesteld, ook belanghebbenden gevraagd hun opmerkingen te maken over de vraag of de relevante markt daadwerkelijk de gehele EER omvat.

3.2.   Twijfels over de capaciteit die door het project wordt gegenereerd

(42)

De Poolse autoriteiten hebben verklaard dat het moeilijk is een definitieve uitsplitsing te geven van de door het project gegenereerde capaciteit tussen het drukken van tijdschriften en het drukken van catalogi/bijvoegsels, omdat tijdschriften en catalogi/bijvoegsels op dezelfde productielijnen worden gedrukt. De productiecapaciteit van de begunstigde op het gebied van bijvoegsels en catalogi zal in sterke mate afhankelijk zijn van de hoeveelheid werk van de drukkerij wat tijdschriften betreft (niet-periodieke artikelen worden gedrukt naarmate de machines vrijkomen). Niettemin bestaat, zoals door de Poolse autoriteiten is aangegeven, één mogelijke oplossing erin de uitsplitsing van de capaciteit op basis van het verwachte aandeel van de tijdschriften en catalogi/bijvoegsels in de verkopen van de gesteunde installatie te berekenen.

(43)

De geplande uitsplitsing die door de Poolse autoriteiten is opgegeven beliep circa [90-100 %] voor tijdschriften en [0-10 %] voor andere producten. De Poolse autoriteiten hebben toegelicht dat deze situatie aangeeft dat de drukkerij wat tijdschriften betreft al een stabiele orderportefeuille had, in hoofdzaak afkomstig van uitgevers die tot dezelfde groep behoren als de begunstigde. Er wordt echter verwacht dat de verhoging van het aandeel van de catalogusmarkt geleidelijk zal verlopen.

(44)

Uit bovenstaande uitsplitsing kan worden afgeleid dat de capaciteitsverhoging ten opzichte van de omvang van de EER-markt voor de diepdruk van tijdschriften [5-10] % beliep en dus de in punt 24, onder b), van de multisectorale kaderregeling vastgelegde drempel van 5 % overschreed.

4.   OPMERKINGEN VAN POLEN

(45)

De Commissie heeft geen opmerkingen ontvangen van belanghebbenden. De opmerkingen van Polen kunnen als volgt worden samengevat.

4.1.   Diepdruktechnologie en offsettechnologie behoren tot dezelfde relevante markt

(46)

De Poolse autoriteiten betogen dat, als gevolg van de meest recente technologische ontwikkelingen in offsetdruk, beide systemen onderling verwisselbaar kunnen worden gebruikt zonder enig merkbaar verschil voor de klant en tegen vergelijkbare kosten, ook indien grotere hoeveelheden tijdschriften en catalogi moeten worden gedrukt.

(47)

De Poolse autoriteiten wezen onder meer op de volgende innovaties in offsetdruk:

de invoering van machines met een bredere drukcilinder, die het mogelijk maken delen te drukken met soortgelijke afmetingen als bij diepdruk (72, 80, en zelfs 96 bladzijden); hierdoor is offsetdruk een levensvatbaar alternatief geworden voor uitgaven van tot 96 bladzijden, die het grootste deel van de potentiële markt van BVG vormen;

een verhoging van de productiviteit (snelheid) van het drukken die vergelijkbaar is met de druksnelheden bij diepdruk (snelheid van de papiertoevoer van 15 m/s);

een verhoging van de productiviteit, berekend per uur, vermindering van de verliezen en van de tijd die nodig is om de vormen te veranderen;

de toepassing van diepdrukapparatuur (grotere mate van flexibiliteit bij het verdelen van de delen);

de voorbereiding van vormen vanaf digitale data („computer-to-plate”, dat wil zeggen: van de computer naar de plaat of CTP); dankzij CTP kunnen vormen, in vergelijking met de vorige technologie, veel sneller en goedkoper worden vervaardigd;

het gebruik van een papiertoevoersysteem dat is uitgerust met automatische register- en controlesystemen die de relevante kleurlaag veel sneller aanpassen en veel minder afvalpapier genereren.

(48)

Als bewijs voor het feit dat de klanten geen verschil meer maken tussen de producten op basis van de toegepaste druktechniek, noemen de Poolse autoriteiten voorbeelden van klanten die orders plaatsen voor het drukken van catalogi die van offset- naar diepdruk zijn overgestapt.

(49)

De Poolse autoriteiten zijn van oordeel dat de convergentie van de grafische kunsten dan ook tot een eenvormige drukmarkt heeft geleid waarin de voorheen door de Commissie genoteerde verschillen een onbeduidende rol of geen enkele rol vervullen. Volgens de Poolse autoriteiten is dit door een recente concentratiebeschikking bevestigd (12).

(50)

Polen verstrekte gegevens voor de gecombineerde offset- en diepdrukmarkt om aan te tonen dat het „compound annual growth rate” (gecumuleerde jaarlijkse groeipercentage — CAGR) van het land in volume uitgedrukt in de referentieperiode 2001-2006 2,54 % bedroeg, meer dan de CAGR voor het bbp binnen de EER (2 %) (13). De gegevens die door de Poolse autoriteiten zijn verstrekt, zijn afkomstig van CEPIPRINT A.S.B.L., een onafhankelijke branchevereniging van papierproducenten, die verwijst naar het kennelijke verbruik in (West- en Oost-) Europa van twee algemene soorten papier die worden gebruikt voor het drukken van tijdschriften en catalogi, los van de technologie die door drukkerijen wordt gebruikt. Het is niet mogelijk aan de hand van deze gegevens een verschil te maken tussen de markt voor het drukken van tijdschriften en de markt voor het drukken van catalogi.

(51)

De Poolse autoriteiten verstrekten voorts gegevens over de door het project ontstane capaciteit met betrekking tot de omvang van de gecombineerde diepdruk- en offsetmarkt (wederom zonder te differentiëren tussen de markt voor het drukken van tijdschriften en de markt voor het drukken van catalogi) die qua volume [0-5] % beloopt. Het marktaandeel van de begunstigde in deze gecombineerde markt blijft eveneens ruim onder de drempel van 25 % (14).

4.2.   De markt voor diepdruk is geen achterblijvende markt

(52)

De Poolse autoriteiten merkten ook op dat, zelfs indien de relevante markt tot alleen diepdruk beperkt zou zijn, het CAGR voor de periode 2001-2006 in de EER hoger zou liggen dan het CAGR voor het bbp.

(53)

In dat verband verstrekte Polen nieuwe gegevens die door de European Rotogravure Association zijn gepresenteerd op de „Premedia Conference” die op 14-16 januari 2008 in Napels is gehouden. De gegevens bestrijken de periode 2002-2006 en hebben betrekking op het verbruik van papier dat voor diepdruk wordt gebruikt. De gegevens voor 2001 waren niet beschikbaar bij die bron en werden door Polen geraamd op basis van de bovengenoemde gegevens van CEPIPRINT.

(54)

De gegevens van CEPIPRINT hebben betrekking op het verbruik van papier dat wordt gebruikt zowel voor offset- als voor diepdruk van tijdschriften en catalogi. Deze gegevens laten een groei zien van 1 % in 2002 ten opzichte van 2001, en Polen ging uit van dezelfde groei van 1 % voor diepdruk om de ontbrekende gegevens voor 2001 aan het gegevensbestand voor 2002-2006 toe te voegen.

(55)

Op basis deze aannamen ligt het CAGR voor de diepdruk van tijdschriften van 2001 tot 2006 op 2,03 %, dat wil zeggen iets boven het CAGR voor het bbp binnen de EER (15) in dezelfde periode (2 %).

4.3.   De capaciteitsverhoging bedraagt in geen van de aannemelijke relevante markten meer dan 5 %

(56)

Polen heeft tevens herziene gegevens verstrekt waaruit blijkt dat de door het project ontstane capaciteit niet meer bedroeg dan 5 % van de omvang van de diepdrukmarkten die in het besluit tot inleiding van de procedure als relevant waren aangemerkt.

(57)

Zoals reeds is gezegd, is het moeilijk een definitieve uitsplitsing te geven van de door het project gecreëerde capaciteit tussen het drukken van tijdschriften en het drukken van catalogi/bijvoegsels, omdat tijdschriften en catalogi/bijvoegsels op dezelfde productielijnen worden gedrukt. Het besluit tot inleiding van de procedure is daarom gebaseerd op uitsplitsing van de capaciteit tussen de verwachte aandelen in de totale productie van de nieuwe drukkerij wat het drukken van tijdschriften betreft ([90-100] %) respectievelijk het drukken van catalogi/bijvoegsels ([0-10] %). Op die basis bedroeg de capaciteitsverhoging iets meer dan de drempel van 5 % voor het drukken van tijdschriften.

(58)

De Poolse autoriteiten verwezen in hun opmerkingen andermaal naar deze onderverdeling, en verstrekten daarbij de meest recente gegevens over de huidige en de verwachte verkopen van de drukkerij.

(59)

De Poolse autoriteiten deelden mee dat de verdeling [90-100] % — [0-10] % louter was bedoeld als prognose op de korte termijn op basis van initiële ramingen ten tijde van de indiening van het project. Op dat ogenblik werd nog onderhandeld over de orders voor het drukken van catalogi. De Poolse autoriteiten verwezen voorts naar gegevens die tijdens de fase van het eerste onderzoek zijn overgelegd en waaruit bleek dat het verwerven van een aanteel in de catalogusmarkt een geleidelijk proces is, terwijl de begunstigde al een goede, stabiele orderportefeuille voor tijdschriften had. Aangezien BVG een nieuwe drukkerij is, kan worden aangenomen dat de bestellingen voor catalogi langzaam maar constant zullen toenemen.

(60)

De Poolse autoriteiten merkten op dat er in de EER geen drukkerijen zijn die uitsluitend gespecialiseerd zijn in het drukken van tijdschriften of in het drukken van catalogi. Drukkerijen kunnen zich niet uitslichtend richten op het drukken van tijdschriften omdat het dan niet mogelijk zou zijn al hun beschikbare productiecapaciteit efficiënt te gebruiken. Om te voorkomen dat de productiviteit daalt als gevolg van onderbrekingen/storingstijd tussen het drukken van verschillende tijdschriften, zijn bestellingen voor catalogi eveneens nodig.

(61)

Om deze bewering te staven, verwezen de Poolse autoriteiten naar een concentratiebeschikking van eerdere datum (16) waarin wordt aangegeven dat, om de geïnstalleerde capaciteit optimaal te benutten, drukkers normaal gesproken zullen trachten een combinatie van verschillende gedrukte producten te bereiken, aangezien deze verschillende kenmerken hebben (periodiciteit, tijd voor het afdrukken en volume). Gelet op de noodzaak enige flexibiliteit te bewaren, werd aangegeven dat er met de drie diepdrukmachines die in de concentratiebeschikking werden genoemd naar zou worden gestreefd dat het drukken van tijdschriften niet meer dan 70-85 % van hun productenassortiment zou uitmaken.

(62)

Polen bevestigde dat BVG er voorts naar streefde om mettertijd tot een evenwichtiger productassortiment te komen. Dit zal geleidelijk worden bereikt naarmate nieuwe productielijnen worden gelanceerd, de productiecapaciteit wordt verhoogd en het vertrouwen van de klanten toeneemt.

(63)

Meer recente gegevens die door Polen zijn verstrekt geven aan dat het aandeel van de drukkerij BVG in de markt voor het drukken van catalogi geleidelijk toeneemt. In het drukjaar juli 2007-juni 2008 (17) (gegevens gebaseerd op historische waarden tot maart 2008 en bevestigde orders van klanten tussen april-juni 2008), beliep het drukken van tijdschriften [90-95] % en het drukken van catalogi/bijvoegsels [5-10] %.

(64)

Een voorzichtige raming voor 2008-2009, waarin alleen rekening wordt gehouden met orders die al door de klant zijn bevestigd en de onderhandelingen over twee orders (18) die al ver gevorderd zijn, levert een aandeel op van [85-90] % voor tijdschriften en [10-15] % voor catalogi/bijvoegsels. Een tweede variant voor 2008/2009 was gebaseerd op de aanname dat de orders voor de tweede helft van deze periode hetzelfde niveau zouden bereiken als voor de eerste helft (gerichte benadering). In dit scenario daalt het aandeel van het drukken van tijdschriften tot [80-85] % in deze periode, tegenover [15-20] % voor catalogi/bijvoegsels.

(65)

Tabel 2 laat zien hoe de verschillende hypothesen over de verdeling tussen het drukken van tijdschriften enerzijds en het drukken van catalogi/bijvoegsels anderzijds de capaciteitstoename op de relevante markten beïnvloeden (19).

Tabel 2

Capaciteitstoename ten opzichte van de omvang van de markt voor diepdruk

 

Gecreëerde capaciteit (in t)

Omvang van de markt in 2003 (in t)

Capaciteitsuitbreiding (in %)

Diepdruk van publicaties (tijdschriften, catalogi en bijvoegsels)

152 000

4 600 000

3,3

Drukken van tijdschriften in 2007/2008 (feitelijke gegevens)

[136 800-152 000] ([90-100] %)

2 760 000

[5-10]

Drukken van catalogi/bijvoegsels in 2007/2008 (feitelijke gegevens)

[0-15 200] ([0-10] %)

1 840 000

[0-5]

Drukken van tijdschriften — raming voor 2008/2009 (voorzichtige benadering)

[121 600-136 800] ([80-90] %)

2 760 000

[0-5]

Drukken van catalogi en bijvoegsels — raming voor 2008/2009 (voorzichtige benadering)

[15 200-30 400] ([10-20] %)

1 840 000

[0-5]

Drukken van tijdschriften — raming voor 2008/2009 (gerichte benadering)

[121 600-136 800] ([80-90] %)

2 760 000

[0-5]

Drukken van catalogi en bijvoegsels — raming voor 2008/2009 (gerichte benadering)

[15 200-30 400] ([10-20] %)

1 840 000

[0-5]

(66)

Naar de mening van de Poolse autoriteiten zou, aangezien zelfs de prognoses voor het seizoen 2008-2009 een zo aanzienlijk aandeel van het drukken van catalogi aangeven dat de verwachte productiecapaciteit voor het drukken van tijdschriften onder de drempel van 5 % zou dalen, aan punt 24, onder b), van de multisectorale kaderregeling zijn voldaan, zelfs indien de relevante markt tot alleen diepdruk beperkt was.

4.4.   Geografische markt voor diepdruk omvat gehele EER

(67)

Ten eerste merkten de Poolse autoriteiten op dat de vervoerskosten geen omvangrijk gedeelte uitmaakten van de totale kosten aangezien zij, volgens de berekeningen van de begunstigde zelf, slechts [4 tot 15] % van de totale kosten van diensten beliepen. De kosten van vervoer naar de verschillende landen zijn:

BVG (drukkerij van de begunstigde) naar Frankrijk (externe klant): [4-10] %

BVG naar Oostenrijk (externe klant): [4-10] %

BVG naar Zwitserland (externe klant): [4-10] %

BVG naar het Verenigd Koninkrijk (verbonden klant): [10-15] %

BDC (Bauer Verlag Publishing in Ciechanów) naar het Verenigd Koninkrijk (verbonden klant): [10-15] %

BDC naar Rusland (verbonden klant): [10-15] %.

(68)

Volgens de Poolse autoriteiten betekent het feit dat deze bestellingen kunnen worden uitgevoerd dat de vervoerskosten geen belemmering van enige betekenis vormen. Zij rechtvaardigen daarom niet dat een restrictievere definitie van de geografische markt dan de EER zou worden aanvaard.

(69)

De Poolse autoriteiten hebben er tevens op gewezen dat de meeste drukkerijen waar tijdschriften en catalogi worden gedrukt overal in Europa klanten hebben (zowel binnen als buiten de EU). Deze drukkerijen (20) hebben verkoopkantoren die gespecialiseerd zijn in het verlenen van diensten aan klanten in het buitenland en die voor specifieke overeenkomsten en bestellingen de meest actuele advies en ondersteuning bieden.

(70)

Een van de grootste drukkerijen in Polen, Winkowski (een onafhankelijke drukkerij met drie productie-eenheden in Radzymin, Piła en Wyszków), gebruikt een centraal kantoor voor bestellingen uit het buitenland, waar 15 personen werken die tot taak hebben orders uit het buitenland binnen te halen en klantenservice te verlenen aan de verschillende buitenlandse markten. Andere werknemers verlenen diensten aan de binnenlandse markt. De drukkerij heeft ook verkoopkantoren in Duitsland, Zweden, Oostenrijk en het Verenigd Koninkrijk. Zij heeft ook haar eigen internationale transportafdeling. Winkowski bevoorraadt geheel Europa. De belangrijkste markten van deze drukkerij zijn: Frankrijk, de Scandinavische landen, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk. Het bedrijf levert zijn producten ook in Oekraïne, Rusland, Slovenië, Roemenië en andere landen.

(71)

Een soortgelijke strategie en verkoopmethode wordt gebruikt door RR Donnelley, een andere grote drukkerij, die vier filialen heeft in Polen (twee in Krakau, één in Starachowice en één in Kielce). Het bedrijf bevoorraadt de belangrijkste markten in Europa vanaf zijn vestiging in Polen. RR Donnelley heeft voorts verkoopkantoren in de Benelux-landen, Duitsland, Zwitserland, het Verenigd Koninkrijk, Hongarije, Scandinavië en Rusland. In zijn drukkerijen in Polen worden tijdschriften en catalogi geproduceerd voor de export naar al deze landen. RR Donnelley heeft daarnaast een gespecialiseerde eenheid voor internationaal transport en logistiek.

(72)

Het Duitse bedrijf Prinovis is een voorbeeld van een West-Europese drukkerij dat aantoont dat vervoer over grote afstanden niet noodzakelijkerwijs een belemmering is voor de handel in de markt voor drukkerijproducten, indien adequate distributiesystemen aanwezig zijn. Volgens informatie die vrij verkrijgbaar is (21), wordt een aantal Franse tijdschriften gedrukt voor Prisma Presse in Duitsland en naar Parijs verzonden voor verdere afwerking of distributie. Het betreft:

het damestijdschrift „Femme Actuelle” in Dresden (de Poolse autoriteiten hebben erop gewezen dat de afstand tussen Dresden en Parijs circa 1 035 km bedraagt. De afstand vanaf BDN zou nog eens 120 km zijn);

het damesweekblad „Prima” in twee formaten (tijdschrift en pocket) in Itzehoe (de afstand tussen Itzehoe en Parijs bedraagt 942 km);

de gespecialiseerde–maandbladen „Ça m’intéresse”, „Guide Cuisine” en „Cuisine Actuelle” in Itzehoe;

een speciale uitgave voor „Cuisine Actuelle” in Dresden;

de pocketuitgave van het damesmaandblad „Bien dans ma vie” in Itzehoe;

daarnaast heeft Prisma Presse onlangs een overeenkomst met Prinovis ondertekend voor het drukken van een Frans tijdschrift dat is verbonden aan het televisieprogramma „Télé Loisirs”, dat eenmaal per week wordt gepubliceerd met een oplage van 1,6 miljoen exemplaren; ieder exemplaar telt circa 140 bladzijden.

(73)

Volgens de Poolse autoriteiten blijkt hieruit dat een adequaat distributienetwerk de tijdige levering waarborgt van de tijdschriften waarvoor zulks bijzonder belangrijk is, ook al is de Franse klant van Prinovis geen externe entiteit. Het welslagen van deze operatie is met name afhankelijk van het opzetten van adequate netwerken voor de distributie over grote afstanden en systemen voor de monitoring van de levering. Deze worden op dit ogenblik ingevoerd door alle uitgevers en drukkerijen die op grote afstanden samenwerken.

(74)

In het licht van deze voorbeelden van entiteiten die klanten in verscheidene landen in de gehele EER en in Oost-Europa bedienen zijn de Poolse autoriteiten van mening dat tijd, kosten en kwesties in verband met de distributie geen belemmering van enige betekenis vormen voor samenwerking met uitgevers op grote afstanden. De gebruikelijke praktijk dat tijdschriften en catalogi voor de Russische markt in de EER worden gedrukt zou een nog ruimere afbakening van de markt rechtvaardigen, zodat deze de EER en Rusland omvat.

(75)

De Poolse autoriteiten onderstreepten tevens dat uitgevers die hun hoofdkantoor hebben buiten de landen waar het grootste deel van de drukcapaciteit zich bevindt en waar het aanbod op de markt beter is dan in andere delen van Europa, doorgaans uit een groot aantal verschillende ondernemingen een drukkerij kiezen en dat het feit dat zij tot dezelfde groep kunnen behoren geen doorslaggevende factor is. Aangezien de geografische vestigingsplaats geen bepalende factor is, kiezen uitgevers de drukkerij doorgaans op basis van concurrerende offertes en de voordelen van permanente samenwerking. Gelet op de technologische ontwikkelingen in offsetdrukpersen en de mogelijkheid om onderling uitwisselbare druktechnieken te gebruiken, ongeacht de omvang van de bestelling, is het aantal potentiële concurrenten dat zich voor dezelfde aanbesteding kan inschrijven aanzienlijk gestegen.

5.   BEOORDELING VAN DE STEUN

5.1.   Aanwezigheid van staatssteun in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag

(76)

De steun wordt verleend in de vorm van vrijstelling van vennootschapsbelasting, wat voor de Poolse autoriteiten inkomstenderving betekent. Het zijn overheidsmiddelen in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag. Aangezien de steun aan één enkele onderneming wordt verleend, is de maatregel selectief. De steun ontheft de begunstigde van kosten die hij onder normale marktvoorwaarden zou moeten dragen en derhalve geniet de onderneming een economisch voordeel op haar concurrenten dat de mededinging dreigt te vervalsen. In zoverre de producten waarop het project betrekking heeft worden verhandeld, bestaat het risico dat de steun de handel tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt.

(77)

De Commissie is daarom van oordeel dat het herstructureringsplan steun is in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag.

5.2.   Aanmeldingsvereiste, wettigheid van de steun en geldende wetgeving

(78)

Door de steunmaatregel aan te melden voldeden de Poolse autoriteiten aan het aanmeldingsvereiste dat in punt 24 van de multisectorale kaderregeling is vastgelegd. Alle steun waarvan het bedrag de drempel voor individuele aanmelding overschrijdt wordt niet uitgevoerd voordat de Commissie haar goedkeuring eraan heeft gehecht.

(79)

Overeenkomstig punt 63 en voetnoot 58 van de richtsnoeren inzake regionalesteunmaatregelen 2007-2013 (22) heeft de Commissie de steunmaatregel aan de richtsnoeren van 1998 inzake regionalesteunmaatregelen (23) getoetst.

5.3.   Verenigbaarheid van de steun met de richtsnoeren inzake regionalesteunmaatregelen

(80)

Zoals werd aangegeven in het besluit tot inleiding van de formele onderzoeksprocedure, is de steun verleend uit hoofde van de goedgekeurde regeling PL 39/2004 en in die zin is voldaan aan de in de richtsnoeren inzake regionalesteunmaatregelen vastgelegde verenigbaarheidscriteria (bv. initiële investering in gebieden die voor regionale steun in aanmerking komen, subsidiabele kosten, eigen bijdrage, stimulerend effect, behoud van de investering, cumulering).

5.4.   Verenigbaarheid met de multisectorale kaderregeling

5.4.1.   Steunintensiteit

(81)

Aangezien de in aanmerking komende uitgaven 734,031 miljoen PLN (circa 157,95 miljoen EUR) bedragen in contante waarde en het toepasselijke standaard-regionalesteunplafond 50 % nettosubsidie-equivalent (NSE) is, bedraagt de aangepaste maximale steunintensiteit die overeenkomstig punt 21 van de multisectorale kaderregeling is toegestaan 29,98 % NSE.

(82)

Het beoogde steunbedrag van 220,057 miljoen PLN (47,35 miljoen EUR) in contante waarde, wat een steunintensiteit van 29,98 % NSE vertegenwoordigt (24), voldoet aan dit plafond. Derhalve is de voorgestelde steunintensiteit in overeenstemming met het in punt 21 van de multisectorale kaderregeling bepaalde mechanisme voor de verlaging van het steunniveau.

5.4.2.   Verenigbaarheid met de regels in punt 24, onder a) en b), van de multisectorale kaderregeling

(83)

Aangezien het voorgestelde steunbedrag van circa 47,35 miljoen EUR de drempel voor aanmelding van 37,5 miljoen EUR overschrijdt, moet worden beoordeeld of de voorgenomen steun voldoet aan de bepalingen van punt 24, onder a) en b), van de multisectorale kaderregeling.

(84)

De beslissing van de Commissie om regionale steun toe te staan voor grote investeringsprojecten die vallen onder punt 24 van de MSK 2002 hangt af van het marktaandeel van de begunstigde vóór en na de investering en van de door de investering ontstane capaciteit. Om de betrokken metingen van punt 24, onder a) en b), van de MSK 2002 uit te voeren, moet de Commissie eerst de producten identificeren die betrokken zijn bij de investering en het betrokken product en de geografische markten bepalen.

(85)

Volgens punt 52 van de MSK 2002 betekent „betrokken product” het product waarop het investeringsproject betrekking heeft, alsmede, in voorkomend geval, een product dat als vervanging daarvoor wordt beschouwd, hetzij door de consument (wegens de kenmerken van de producten, hun prijs en het gebruik waarvoor zij zijn bestemd), hetzij door de producent (ten gevolge van flexibiliteit van de productie-installaties). Wanneer een project betrekking heeft op een tussenproduct waarvoor geen markt bestaat, worden ook van dit product afgeleide producten als betrokken product aangemerkt.

(86)

Het investeringsproject in kwestie heeft betrekking op het drukken van tijdschriften, commerciële catalogi en bijvoegsels door middel van de diepdruktechniek. De begunstigde is, door middel van de eigendomsstructuur, verbonden aan Heinrich Bauer Verlag, een belangrijke uitgeverij. De Heinrich Bauer Verlag groep zal de grootste klant van de nieuwe drukkerij zijn, aangezien deze uitgeverij goed is voor circa […] % van de verkopen van de nieuwe drukkerij. Daarom moet eerst worden vastgesteld of de verkoop van de betrokken drukkerijproducten aan Heinrich Bauer Verlag onder marktvoorwaarden plaatsvindt.

(87)

De Poolse autoriteiten hebben bevestigd dat de transacties tussen de vennootschap die de nieuwe drukkerij exploiteert en Heinrich Bauer Verlag zullen plaatsvinden op basis van het „arm’s length”-beginsel (Bauer Verlag vraagt minstens 3 offertes aan bij vooraanstaande Europese diepdrukkerijen en de prijs die door de vennootschap wordt gehanteerd wordt als het gemiddelde hiervan vastgesteld). De belastingautoriteiten zijn bevoegd om deze berekening te verifiëren en aanvullende ondersteunende documentatie te eisen.

(88)

Daarnaast zal het aandeel in de verkopen aan de Heinrich Bauer Verlag groep naar wordt verwacht afnemen naarmate de productiecapaciteit stijgt. Dit vloeit voort uit het feit dat, met een groter aantal geïnstalleerde productielijnen, de gevolgen van storingen minder ernstig zijn en dat dit het op zijn beurt mogelijk maakt nieuwe externe klanten aan te trekken in een markt waar tijdige bezorging en betrouwbaarheid van fundamenteel belang zijn.

(89)

Gelet op het bovenstaande is de Commissie van oordeel dat de producten van BVG onder marktvoorwaarden zullen worden verkocht en dat de relevante productmarkt in dit geval derhalve als de markt voor drukkerijactiviteiten en niet als de stroomafwaartse productmarkt (uitgeverij) moet worden omschreven.

(90)

Het investeringsproject heeft betrekking op de diepdruktechniek waarbij een stalen drukcilinder die met laser is gegraveerd de drukinkt overbrengt op een oppervlak (bijvoorbeeld papier). In tegenstelling tot de diepdruktechniek is offsetdrukken een techniek waarbij zowel de drukkende delen als de niet-drukkende delen zich op hetzelfde vlak als de beelddrager bevinden. De niet-drukkende delen worden vrij van inkt gehouden doordat zij inktafstotend zijn terwijl, aan de andere kant, de drukkende delen inktaannemend zijn. Dit wordt bereikt doordat de offsetinkt op olie gebaseerd is en doordat de niet-drukkende delen worden schoongehouden met water of oplossingen op basis van water, aangezien water en olie elkaar afstoten.

(91)

Er zijn aanzienlijke verschillen tussen beide technieken. Ten eerste liggen de investeringskosten voor een diepdrukpers tweemaal zo hoog als voor vergelijkbare offsetpersen. Dit wordt gecompenseerd door het feit dat met diepdruk, zelfs bij grote oplagen, een eenvormige kwaliteit kan worden gewaarborgd, terwijl de kwaliteit van de offsettechniek tamelijk wisselend is doordat het moeilijk is tijdens het drukproces een evenwicht tussen water en inkt te behouden. Daarnaast zijn diepdrukpersen doeltreffender (een groot aantal exemplaren kan in minder tijd wordt afgewerkt dan op een offsetdrukmachine) en zij hebben een langere levensduur.

(92)

Dientengevolge zijn aan diepdruktechniek boven een bepaald volume drukwerk lagere productiekosten verbonden. Hoe groter het te drukken volume is, hoe lager de productiekosten in vergelijking met andere technieken zullen zijn. Niettemin wordt bij kleinere oplagen de efficiëntie van de diepdruktechniek geringer door de betrekkelijk hoge kosten die zijn verbonden aan het prepareren van de cilinders tegenover het prepareren van drukvormen bij offsetdrukken.

(93)

Daarom is diepdruk bijzonder geschikt voor grote hoeveelheden drukwerk (25)? terwijl de offsetmethode vooral op kleinere hoeveelheden is toegesneden. Wegens de hogere en stabielere kwaliteit van diepdruk is er ook een verschil wat de vraagzijde betreft.

(94)

Ten aanzien van de argumenten die door de Poolse autoriteiten zijn voorgelegd betreffende de convergentie van de diepdruktechniek en de offsettechniek, zij erop gewezen dat het marktonderzoek dat in een vorige concentratiezaak (26) is verricht bevestigde dat de capaciteit van offsetpersen voortdurend toeneemt. Op dit ogenblik vormen zij echter alleen een geloofwaardige plaatsvervanger voor de tijdschriften die nu met diepdruk worden gedrukt, met het geringste aantal exemplaren en bladzijden.

(95)

In de bovengenoemde concentratiebeschikking worden niet de precieze drempels aangegeven, wat volume of aantal bladzijden betreft, waarboven of waaronder het gebruik van offset of diepdruk de voorkeur heeft. De marktdefinitie bleef zodoende open en de markt werd op het smalst mogelijke niveau (dat wil zeggen beperkt tot diepdruk) geanalyseerd.

(96)

Ook in dit geval is een voorzichtige hypothese gerechtvaardigd. Voorts zij erop gewezen dat, volgens de informatie die op de website van de European Rotogravure Association (27)? is te vinden, deze techniek een betere kwaliteit biedt: „Omdat diepdruk, anders dan andere drukprocedés, bij grote oplagen een constante hoge kwaliteit garandeert en de meest gebruikte techniek blijft bij het drukken van tijdschriften, catalogi en merkartikelen in een steeds sterker geïnternationaliseerde markt.”.

(97)

Daarom is de Commissie, ondanks de schijnbare concurrentie in sommige segmenten van de markt voor het drukken van publicaties tussen de offset- en de diepdruktechniek, van mening dat in dit geval de marktanalyse tot diepdruk moet worden beperkt overeenkomstig een worstcasescenariohypothese.

(98)

Diepdruk wordt gebruikt voor het drukken van twee belangrijke grafische producten: publicaties en flexibele verpakkingen. Aangezien de voor het drukken van tijdschriften en catalogi bedoelde drukpersen niet kunnen worden gebruikt om verpakkingsmateriaal te bedrukken en de gesteunde drukkerij alleen betrokken zal zijn bij het drukken van publicaties, is de relevante markt in dit geval beperkt tot illustratiediepdruk.

(99)

Illustratiediepdruk bevoorraadt de markt voor tijdschriften en catalogi. In een concentratiebeschikking (28) werd geconcludeerd dat er een afzonderlijke productmarkt voor diepdruk van tijdschriften bestaat wegens de tijdsdruk waarmee het drukken van deze producten gepaard gaat en de bijzondere vereisten ten aanzien van afwerking en distributie. Ook wordt afzonderlijke behandeling van de markt voor het drukken van tijdschriften gewaarborgd, aangezien het grootste deel van de verkopen van de drukkerij te Nowogrodziec uit tijdschriften bestaat, wat betekent dat het project hoofdzakelijk op deze submarkt is gericht.

(100)

Gelet op deze overwegingen zal in dit geval marktonderzoek worden verricht op drie mogelijke relevante markten:

illustratiediepdruk (brede marktdefinitie);

diepdruk van tijdschriften;

diepdruk van catalogi en bijvoegsels.

(101)

Alhoewel het marktonderzoek in een vorige concentratiezaak (29) het niet mogelijk maakte een precieze drempel vast te stellen waaronder alle diepdrukpersen concurrerend zouden zijn, werd wel bevestigd dat de markt vanwege de grensoverschrijdende handelsstromen en de concurrentie groter is dan nationaal. Dit is des te duidelijker daar er in sommige landen geen diepdrukpersen zijn (bv. Zweden, waar verscheidene klanten hebben aangegeven dat Poolse drukkerijen ook concurrerend zouden kunnen zijn).

(102)

In de concentratiebeschikking werd dan ook geconcludeerd dat, wat België en Zweden betreft (dat wil zeggen de landen waarin de concentratie tot aanzienlijke overlappingen leidt), de afbakening van de geografische markt voor het diepdrukken van tijdschriften alle diepdrukfaciliteiten in de buurlanden moet omvatten (30). Geconcludeerd werd dat de dimensie van de markt voor het diepdrukken van catalogi nog groter zou kunnen zijn omdat de tijdsdruk niet bijzonder groot was en er geen specifieke distributieproblemen waren.

(103)

In dit geval hebben de Poolse autoriteiten voorbeelden verstrekt waaruit blijkt dat de levering van diensten op het gebied van het drukken van tijdschriften haalbaar is mits er adequate distributiesystemen aanwezig zijn. Dergelijke netwerken voor distributie over grote afstanden en systemen voor de monitoring van de levering lijken dienstiger te zijn voor het tijdig leveren van tijdschriften dan de voordelen die voortvloeien uit de geïntegreerde organisatiestructuur van de betrokken ondernemingen.

(104)

Daarnaast hebben de Poolse autoriteiten voorbeelden verschaft van de vervoerskosten die door de begunstigde worden gemaakt wanneer hij tijdschriften levert. Deze kosten kunnen als betrekkelijk laag worden beschouwd, zelfs wanneer grotere afstanden moeten worden afgelegd. De begunstigde heeft op dit ogenblik ook buiten de buurlanden klanten (in Oostenrijk, Zwitserland, het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk). Dit wijst er tevens op dat de begunstigde in staat is om in een aanzienlijk deel van de EER te concurreren.

(105)

Enkele voorbeelden van Poolse drukpersen (andere dan die van de begunstigde) die diensten verlenen aan veraf gelegen klanten tonen ook aan dat het mogelijk is diensten op het gebied van het drukken van tijdschriften op verafgelegen markten aan te bieden zonder dat de distributiekosten te hoog worden. Poolse drukkerijen kunnen ook op markten buiten de EER concurreren, zoals Oekraïne of Rusland.

(106)

Voorts blijkt uit gegevens die door MillwardBrown SMG/KRC (31) zijn verzameld en door de Poolse autoriteiten zijn overgelegd dat er in slechts 14 EER-landen drukkerijen zijn die de diepdruktechniek gebruiken. Grafiek 1 laat de uitsplitsing van de productiecapaciteit per land zien.

Grafiek 1

Diepdrukcapaciteit in Europa, 1 000 t/jaar (ramingen voor 2006)

Image

(107)

Zoals in grafiek 1 valt te zien, heeft Duitsland 43 % van alle diepdrukcapaciteit in de EER, terwijl de bevolking (en derhalve het geraamde aandeel in het verbruik van tijdschriften/catalogi) slechts ongeveer 17 % van het totaal van de EER uitmaakt. De gezamenlijke productiecapaciteit van de vier grootste producenten (Duitsland, Italië, Frankrijk en Verenigd Koninkrijk) bedraagt 78 %, terwijl de bevolking van deze landen 53 % van het totaal uitmaakt. Dit wijst er ook op dat de productie geconcentreerd is en dat er in de EER een aanzienlijke grensoverschrijdende handel in diensten op het gebied van diepdruk bestaat.

(108)

De Commissie is dan ook, op basis van de gegevens waarover zij op dit ogenblik beschikt en bij gebrek aan een erkende andere geografische segmentatie en het feit dat er geen opmerkingen van belanghebbenden zijn ontvangen, van mening dat in dit geval de relevante geografische markt de EER is. Er zij op gewezen dat, overeenkomstig de multisectorale kaderregeling, voor de toepassing van punt 24, onder b), het kennelijke verbruik op het niveau van de EER wordt vastgesteld.

(109)

Om na te gaan of het project verenigbaar is met punt 24, onder a), van de multisectorale kaderregeling moet de Commissie het marktaandeel van de begunstigde op het niveau van de groep voor en na de investering analyseren. Aangezien de investering in 2004 begon en in 2009 moest zijn voltooid, zal de Commissie het marktaandeel van BVG in 2003 en 2010 analyseren.

(110)

Om het marktaandeel van BVG op het niveau van de groep vast te stellen, vergeleek de Commissie de verkopen in volume op het niveau van de EER met de totale hoeveelheid diepdrukpapier dat in de EER is verbruikt.

(111)

In waarde gemeten zijn er geen gegevens beschikbaar, maar Polen heeft bevestigd dat de door de begunstigde vastgestelde prijzen op het niveau of vlakbij het niveau van de gemiddelde marktprijzen liggen. Dit betekent dat de marktaandelen (en de toename van de productiecapaciteit) in waarde gemeten zeer dicht liggen bij de in volume gemeten marktaandelen en dat het daarom gerechtvaardigd is de analyse alleen op volumegegevens te baseren.

(112)

De cijfers voor het totale verbruik in de EER in volume (dat wil zeggen de hoeveelheid papier die is bedrukt met gebruikmaking van de diepdruktechniek) zijn gebaseerd op gegevens van de European Rotogravure Association (32) (ERA) die door de Poolse autoriteiten zijn verstrekt. De ERA heeft tevens de capaciteit bevestigd van de […] door de begunstigde te installeren productielijnen. De uitsplitsing van de totale verbruik/verkoop in de subsegmenten tijdschriften en catalogi/bijvoegsels is verstrekt door MillwardBrown SMG/KRC. Deze percentage-uitsplitsing (60,2 % voor tijdschriften en 39,8 % voor andere publicaties) had betrekking op 2006 en zou naar verwachting stabiel blijven.

(113)

De Poolse autoriteiten verstrekten gegevens van de ERA voor de periode 2002-2006. Alhoewel gedetailleerde globale prognoses voor 2010 niet beschikbaar zijn, verwacht de ERA dat de bescheiden groei van circa 1 % in de komende jaren doorzet. In de slechtst denkbare hypothese wordt ervan uitgegaan dat de markt stagneert en daarom zijn de gegevens van 2006 gebruikt om het totale verbruik in 2010 te berekenen.

(114)

Het marktaandeel van BVG is berekend op het niveau van de EER op basis van de drie in overweging 100 gedefinieerde mogelijke relevante productmarkten. In tabel 3 staan de marktaandelen op groepsniveau (dat wil zeggen de drukkerijen van Heinrich Bauer Verlag daarbij inbegrepen) in het jaar voor en het jaar na de investering.

Tabel 3

Marktaandelen in volume uitgedrukt in de EER

(in %)

 

2003

2010

Marktaandeel in illustratiediepdruk (brede marktdefinitie)

[0-5]

[5-10]

Marktaandeel in rotatiedrukken van tijdschriften

[5-10]

[10-15]

Marktaandeel in diepdruk van catalogi en bijvoegsels

[0-5]

[0-5]

(115)

Uit de gegevens die door MillwardBrown SMG/KRC zijn verzameld over de diepdrukcapaciteit blijkt ook dat de Bauer-groep een bescheiden aandeel in de EER-markt heeft en met felle concurrentie te maken heeft.

Grafiek 2

Drukcapaciteit van bedrijven in Europa die de diepdruktechniek toepassen — % van de totale diepdrukcapaciteit (ramingen voor 2006)

Image

(116)

Zoals uit tabel 3 blijkt, blijft het marktaandeel van BVG voor alle marktdefinities aanzienlijk onder de in punt 24, onder a), van de multisectorale kaderregeling vastgelegde drempel van 25 %. De Commissie is daarom van mening dat, zelfs wanneer men rekening houdt met de inherente foutenmarge in bovenstaande ramingen, de steunmaatregel verenigbaar is met punt 24, onder a), van de multisectorale kaderregeling.

(117)

Overeenkomstig punt 24, onder b), van de multisectorale kaderregeling komt een project niet in aanmerking voor investeringssteun wanneer de gecreëerde capaciteit meer bedraagt dan 5 % van de omvang van een achterblijvende markt (met andere woorden: waar de groei van de sector minder bedraagt dan de groei van de EER). De volledige productiecapaciteit die door het project wordt gecreëerd zal in 2010 worden bereikt.

(118)

Aangezien het CAGR van de markt in 2001-2006 (2,03 %), berekend op basis van de cijfers die de Poolse autoriteiten hebben verstrekt, hoger ligt dan het CAGR voor het bbp van de EER (2,00 %), behoeft niet te worden onderzocht of de gecreëerde capaciteit meer bedraagt dan 5 % van de markt.

(119)

Hoewel de gegevens voor 2001, het belangrijkste jaar voor de berekening van het CAGR in de periode 2001-2006, niet rechtstreeks beschikbaar waren, maakten de Poolse autoriteiten een raming op basis van de door de gehele tijdschriftenmarkt geregistreerde groei in 2001-2002. Mogelijkerwijs zijn deze gegevens niet representatief voor de groei in het drukken van tijdschriften met de diepdruktechniek, en derhalve moet enige voorzichtigheid worden betracht. Daarom is de Commissie ook nagegaan of de capaciteit die door het project wordt gecreëerd meer dan 5 % van de markt uitmaakt.

(120)

De totale capaciteit die door het project wordt gecreëerd (alle […] nieuwe productielijnen daaronder begrepen) beloopt 152 000 ton per jaar, uitgaande van de veronderstelling dat één productielijn […] duizend ton per jaar produceert.

(121)

Deze raming heeft betrekking op feitelijke capaciteit, rekening houdend met factoren zoals voor reparatie en onderhoud benodigde tijd (de maximumtijd gedurende welke de productiemachines daadwerkelijk in gebruik zijn wordt geraamd op 61 % van de totale theoretische tijd) en andere specifieke factoren van de diepdruktechniek.

(122)

Met name hebben drukmachines die deze techniek gebruiken een specifieke maximale cilinderlengte, met andere woorden: de breedte van het papierlint dat wordt gebruikt, die met een bepaald aantal standaard gedrukte bladzijden overeenkomt (in het geval van de door de begunstigde gebruikte machines kunnen met de breedste cilinder die kan worden gebruikt maximaal […] standaardbladzijden worden gedrukt). Een cilinder van een bepaalde lengte maakt het mogelijk een paar welomschreven volumes tijdschriften/catalogi te drukken (dat wil zeggen, voor de cilinder met een omtrek van […] die in de gesteunde faciliteit wordt gebruikt, zijn dit […] bladzijden).

(123)

In theorie is de productiecapaciteit gebaseerd op de maximumcapaciteit die van de cilinder met de grootste doorsnee kan worden verkregen; in het geval van de begunstigde zou dit overeenkomen met een drukcapaciteit voor tijdschriften van slechts […] bladzijden. In werkelijkheid worden tijdschriften van diverse omvang gedrukt, en de capaciteit van de machines varieert dienovereenkomstig. In de raming werd daarom ook rekening gehouden met het feit dat er met verschillende breedten van drukpers en verschillende cilinderomtrekken, en dus niet altijd op maximumcapaciteit, wordt geproduceerd. De raming werd gemaakt op basis van de verwachte drukcapaciteit naargelang van de contractuele orders.

(124)

Volgens de Poolse autoriteiten is het, aangezien tijdschriften en catalogi/bijvoegsels op dezelfde productielijnen worden gedrukt, moeilijk een ondubbelzinnige uitsplitsing te geven van de door het project gegenereerde capaciteit tussen het drukken van tijdschriften en het drukken van catalogi/bijvoegsels. Niettemin bestaat, zoals door de Poolse autoriteiten is aangegeven, één mogelijke oplossing erin de uitsplitsing van de capaciteit op basis van het verwachte aandeel van de tijdschriften enerzijds en catalogi/bijvoegsels anderzijds in de verkopen van de gesteunde installatie te berekenen.

(125)

In dit verband hebben de Poolse autoriteiten de meest recente productiecijfers verstrekt waaruit inderdaad blijkt dat de begunstigde ernaar streeft om tot een evenwichtiger productassortiment te komen dan tijdens de fase van het eerste onderzoek is aangegeven. Het aanvankelijk aangegeven aandeel [90-100 %] van het drukken van tijdschriften in de nieuwe drukkerij was gebaseerd op de orders die destijds bestonden. Het aantal klanten is echter sindsdien toegenomen, waardoor het aandeel van het drukken van catalogi/bijvoegsels geleidelijk is gestegen.

(126)

Zoals uit tabel 2 blijkt, beloopt de stijging van de capaciteit, op basis van de verwachte uitsplitsing voor 2008/2009 tussen het drukken van tijdschriften en van catalogi/bijvoegsels, minder dan 5 % op alle mogelijke relevante markten. Bovendien was de analyse gebaseerd op het worstcasescenario dat de relevante markt alleen uit diepdrukken bestaat.

(127)

Aangezien aan de twee voorwaarden in punt 24, onder b) van de multisectorale kaderregeling (de markt is geen achterblijvende markt en de toename van de productiecapaciteit bedraagt minder dan 5 %) is voldaan, is de Commissie van oordeel dat de steunmaatregel verenigbaar is met punt 24, onder b), van de multisectorale kaderregeling.

6.   CONCLUSIE

(128)

Op basis van bovenstaande overwegingen is de Commissie van mening dat haar twijfels over de vraag of het project de in punt 24, onder a) en b), van de multisectorale kaderregeling vastgelegde drempels overschrijdt, zijn weggenomen en komt zij derhalve tot de slotsom dat de steun verenigbaar is met de gemeenschappelijke markt,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De staatssteun die Polen voornemens is ten uitvoer te leggen ten behoeve van BVG Medien Beteiligungs GmbH is verenigbaar met de gemeenschappelijke markt in de zin van artikel 87, lid 3, onder a), van het EG-Verdrag.

Het verlenen van steun ten belope van ten hoogste 220,057 miljoen PLN in contante waarde (wat een steunintensiteit vertegenwoordigt van 29,98 % NSE van de subsidiabele kosten die 734,031 miljoen PLN belopen in contante waarde) is bijgevolg geoorloofd. Ingeval de subsidiabele kosten lager zijn, mag de steunintensiteit niet meer bedragen dan 29,98 % NSE van deze kosten.

Artikel 2

De Poolse autoriteiten doen binnen zes maanden na uitkering van de laatste termijn van de steun, volgens het aangemelde betalingsschema, een gedetailleerd eindverslag aan de Commissie toekomen.

Artikel 3

Deze beschikking is gericht tot de Republiek Polen.

Gedaan te Brussel, 10 december 2008.

Voor de Commissie

Neelie KROES

Lid van de Commissie


(1)  PB C 159 van 24.6.2008, blz. 18.

(2)  De oorspronkelijke termijn van twee maanden binnen welke de beoordeling moet worden voltooid, begon op 3 januari 2007.

(3)  PB C 70 van 19.3.2002, blz. 8.

(4)  Zie voetnoot 1.

(5)  PL 1/2004 — Brief van de Commissie van 13 augustus 2004 (C(2004) 3230/5).

(6)  Zie punt 5.4.2.

(7)  Zakengeheim.

(8)  Op basis van de wisselkoers PLN/EUR op het tijdstip waarop de steun werd verleend, dat wil zeggen 4,6474.

(9)  Regionalesteunregeling voor ondernemingen met activiteiten in speciale economische zones. Brief van de Commissie van 9 maart 2005 (C(2005) 735).

(10)  Gemeten in koopkrachtstandaard (KKS).

(11)  „Take a Break” is uiterst succesvol damesweekblad in het Verenigd Koninkrijk, met een oplage van meer dan 1 miljoen exemplaren.

(12)  COMP/M.4893 — Quebecor World/RSDB.

(13)  Gegevens EU-27 data als maatstaf gebruikt.

(14)  De door Polen verstrekte gegevens laten marktaandelen zien van [0-5] % in 2003 en [0-5] % in 2010 op de gecombineerde markt. Bij deze cijfers is naar het schijnt geen rekening gehouden met de verkopen door de offsetdrukkerij van Bauer Verlag. Aangezien Polen tijdens de fase van het eerste onderzoek echter had aangegeven dat de Bauer Verlag groep slechts twee offsetdrukkerijen met een geringe productiecapaciteit heeft (totale capaciteit van circa 50 000 t per jaar), liggen de juiste marktaandelen op de gecombineerde offset- en diepdrukmarkt iets hoger dan door de Poolse autoriteiten was aangegeven.

(15)  Gegevens EU-27 data als maatstaf gebruikt, bbp in miljoen EUR in prijzen van 1995.

(16)  COMP/M.3178 — Bertelsmann Springer/JV.

(17)  Het seizoen voor de meeste bestellingen voor het drukken van catalogi loop van juli tot juni van het daaropvolgende jaar.

(18)  De eerste hiervan betreft WeltBild, en de prijsonderhandelingen zijn nog gaande. Het feit dat deze klant in het verleden al met BVG heeft samengewerkt maakt het echter zeer waarschijnlijk dat de order zal worden bevestigd. De tweede heeft betrekking op materiaal voor Carrefour waarvoor al een prijs is overeengekomen en een proefdruk is voorbereid, maar tot op heden is er geen formeel contract ondertekend. In beide gevallen zou in juli 2008 met het drukken worden begonnen.

(19)  De cijfers voor het totale verbruik in de EER in volume uitgedrukt zijn gebaseerd op gegevens van de European Rotogravure Association (ERA), die door de Poolse autoriteiten waren verstrekt. De uitsplitsing van totaal verbruik/verkoop in de subsegmenten voor tijdschriften en catalogi/bijvoegsels is door MillwardBrown SMG/KRC verstrekt.

(20)  De voorbeelden die worden gepresenteerd betreffende de distributie en het verlenen van diensten aan geografische markten omvatten ook offsetdrukinstallaties. De Poolse autoriteiten zijn echter van mening dat de productiemethode voor het afgewerkte product (tijdschriften) uit het oogpunt van het aanbod niet relevant is omdat de productietechniek geen invloed heeft op de distributiekanalen.

(21)  http://www.prinovis.de/en/unternehmen/aktuelle_nachrichten/2008/2003/neuer-frankreich-auftrag-fuer-prinovis.php

(22)  PB C 54 van 4.3.2006, blz. 13.

(23)  PB L 74 van 10.3.1998, blz. 9.

(24)  Aangezien de steun in de vorm van belastingvrijstelling wordt verleend, is het nettosubsidie-equivalent ervan gelijk aan het brutosubsidie-equivalent.

(25)  Behalve bij het drukken van kranten, waar de slechte kwaliteit van het drukwerk een negatief effect heeft op de technische conditie van de machines die zijn bedoeld om met materialen van hoge kwaliteit te worden gebruikt (bv. tijdschriften). Daarom worden kranten door middel van cold-set rotatie-offset of flexografie gedrukt.

(26)  Zie voetnoot 11.

(27)  http://www.era.eu.org/upload/File/press_releases/PressReleaseDrupa08_eng(2).doc

(28)  Beschikking van 3 mei 2005 in zaak COMP/M.3178 — Bertelsmann/Springer/JV.

(29)  Zie voetnoot 11.

(30)  In het geval van België werd deze omschreven als Nederland, Oost-Duitsland en Noord-Frankrijk en in het geval van Zweden minstens alle diepdrukfaciliteiten in Finland, Noord-Duitsland, Denemarken en Nederland.

(31)  Het Poolse kantoor van Millward Brown International, een van de grootste onafhankelijke marktonderzoekbedrijven.

(32)  De European Rotogravure Association (ERA) is de belangrijkste internationale organisatie van de diepdrukindustrie. Het is een vereniging zonder winstoogmerk die de gebruikers van de diepdruktechniek ondersteunt.


17.11.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 301/41


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 17 juni 2009

betreffende steunmaatregel C 33/08 (ex N 732/07) die Zweden voornemens is ten uitvoer te leggen ten gunste van Volvo Aero Corporation ten behoeve van O&O

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 4542)

(Slechts de tekst in de Zweedse taal is authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

(2009/838/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 88, lid 2, eerste alinea,

Gelet op de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, en met name op artikel 62, lid 1, onder a),

Na de belanghebbenden overeenkomstig voornoemde artikelen in de gelegenheid te hebben gesteld hun opmerkingen kenbaar te maken (1),

en gezien deze opmerkingen,

Overwegende hetgeen volgt:

1.   PROCEDURE

(1)

Bij brief van 10 december 2007 hebben de Zweedse autoriteiten bij de Commissie aanmelding gedaan van de steunmaatregel die zij voornemens waren aan Volvo Aero Corporation toe te kennen. De Commissie heeft bij brief van 28 januari 2008 om aanvullende informatie verzocht. In een brief van 18 maart 2008 hebben de Zweedse autoriteiten enige punten uit dit verzoek beantwoord.

(2)

Op 15 april 2008 heeft een bijeenkomst plaatsgevonden tussen de Zweedse autoriteiten en de diensten van de Commissie. Vervolgens heeft de Commissie op 21 april 2008 een nieuwe brief met een verzoek om verdere informatie gezonden. Bij brief van 2 juni 2008 hebben de Zweedse autoriteiten op deze brief geantwoord en hebben zij verdere opmerkingen gemaakt. In hun brief hadden de Zweedse autoriteiten het over aanvullende informatie, met name intern mailverkeer tussen managers van de begunstigde onderneming. Op 19 juni 2008 is deze informatie meegedeeld.

(3)

De Commissie heeft Zweden bij brief van 16 juli 2008 in kennis gesteld van haar besluit tot inleiding van de procedure van artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag ten aanzien van de bovengenoemde steunmaatregel. Het besluit van de Commissie tot inleiding van de procedure is in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt (2). De Commissie heeft de belanghebbenden uitgenodigd hun opmerkingen over de betrokken steunmaatregel te maken. Zweden heeft zijn opmerkingen op 17 oktober 2008 meegedeeld.

(4)

Bij faxbericht van 28 oktober 2008 heeft Fred Bodin, de voormalige voorzitter en CEO van Volvo Aero, opmerkingen ingediend. Bij brief van 31 oktober 2008 heeft GE Aviation opmerkingen gemaakt. Bij e-mail van 3 november 2008 heeft de vakbondsafdeling van IF Metall bij Volvo Aero opmerkingen gemaakt.

(5)

Bij brief van 3 november 2008 heeft de Commissie deze opmerkingen voor een reactie aan de Zweedse autoriteiten doorgezonden en zij heeft diens opmerkingen bij brief van 12 december 2008 ontvangen.

(6)

De Commissie heeft de Zweedse autoriteiten bij brief van 30 maart 2009 om verdere informatie verzocht, brief waarop Zweden op 3 april 2009 heeft geantwoord.

2.   DOELSTELLING VAN DE MAATREGEL

(7)

De Zweedse autoriteiten zijn voornemens steun te verlenen aan Volvo Aero (hierna ook „de onderneming” genoemd) ten behoeve van onderzoek en ontwikkeling (hierna „O&O” genoemd) in verband met onderdelen van de GEnx-motor, die General Electric (hierna „GE” genoemd) voor de vliegtuigtypes Boeing B787 en Boeing B747-8 heeft ontwikkeld. Op 15 december 2004 heeft Volvo Aero met GE een eerste overeenkomst voor een risicodelend partnerschap gesloten en heeft zij de werkzaamheden aan het O&O-project aangevat.

(8)

Volvo Aero ontwikkelt en produceert onderdelen voor motoren van commerciële en militaire vliegtuigen. In 2008 bedroegen haar bedrijfsinkomsten 359 miljoen SEK (ongeveer 39 miljoen EUR (3) en haar exploitatiemarge 4,8 %. Zij is een kleine speler op de zogeheten „second tier”-markt (4) en produceert onderdelen voor alle original equipment manufacturers (OEM’s): General Electric (GE) en Pratt & Whitney in Noord-Amerika en Rolls-Royce in Europa.

(9)

Volvo Aero maakt deel uit van de Volvo-groep (hierna „het concern” genoemd). Het concern is vooral actief op het gebied van vrachtwagens, bouwmaterieel en bussen. Het levert ook motoren voor plezier- en commerciële vaartuigen, en dieselgeneratoren, en is daarnaast ook actief in de luchtvaartsector (via zijn dochteronderneming Volvo Aero) (5). In 2008 bedroegen de bedrijfsinkomsten van het concern 15 851 miljard SEK (ongeveer 1 704 miljard EUR), met een exploitatiemarge van 5,2 %. Volvo Aero is goed voor 2 % van de netto-omzet en de bedrijfsinkomsten van het concern.

(10)

De GEnx-motor wordt ontwikkeld door GE en een aantal partners die risico’s en inkomsten delen (risk and revenue sharing partners — hierna „RRSP” genoemd). Daarbij gaat het, naast Volvo Aero, om onder meer de volgende ondernemingen: Avio (Italië) (12 %), belast met het ontwerp en de productie van de Accessory Gearbox (AGB); Techspace Aero (België) (5 %), verantwoordelijk voor de statoren van de lagedrukcompressor, en andere partners in Japan (IHI en MHI samen goed voor 15 %) en in de Verenigde Staten.

(11)

De GEnx voor de B787 werd in maart 2008 gecertificeerd en de certificatie van de GEnx-motor voor de B747-8 staat voor medio 2009 gepland. Er liggen al 1120 bestellingen voor GEnx voor de B747 en B747-8 vast. De lancering van de B787 is door Boeing met bijna twee jaar uitgesteld en er zijn tot dusver nog geen motoren daadwerkelijk verkocht.

(12)

Het aandeel van Volvo Aero in het GEnx-project bedraagt, volgens de RRSP-overeenkomst, 5,6 % van de totale projectkosten. Volvo Aero is verantwoordelijk voor de ontwikkeling van een reeks onderdelen van de GEnx-motor (fan hub frame (FHF), booster spool, turbine rear frame, after fan case en high pressure turbine root seal), samen goed voor in totaal 927 miljoen SEK (ongeveer 100 miljoen EUR) O&O-projectkosten.

(13)

Het voorgenomen O&O-project is qua schaal viermaal groter dan enig ander O&O-project waarmee de onderneming tot dusver te maken had en het is de eerste maal dat Volvo Aero dit soort verantwoordelijkheid op zich heeft genomen. Bovendien zijn de aan de GEnx verbonden technische en commerciële risico’s aanzienlijk. De GEnx bevat complexe lichtgewichtonderdelen die op een nieuwe wijze moeten worden gemonteerd. De ambitieuze technologische doelstellingen die GE voor de ontwikkeling van de GEnx-onderdelen heeft vastgesteld, zijn: lager brandstofverbruik, lawaaibeperking, lagere emissies en een lager gewicht.

(14)

De Zweedse autoriteiten zijn voornemens Volvo Aero een terugbetaalbaar voorschot (6) van 362 miljoen SEK (ongeveer 39 miljoen EUR tegen de wisselkoers zoals die gold op het tijdstip van steunverlening) te betalen, waarmee 39 % van de in aanmerking komende O&O-kosten zouden worden gedekt. De steun is nog niet uitgekeerd en dient door de Commissie te worden goedgekeurd. Volgens de Zweedse autoriteiten levert het terugbetalingsmechanisme een rendement van 7,32 % op de lening op, hetgeen meer is dan het huidige referentiepercentage voor Zweden (5,49 % in 2007).

(15)

De terugbetaling is afhankelijk van de inkomsten van Volvo Aero uit het project (in termen van betalingen van GE aan Volvo Aero). De prognose die door de Zweedse autoriteiten wordt gehanteerd (7), bedraagt 23 miljard SEK, gebaseerd op een prognose dat 4 937 motoren worden verkocht in de periode tot 2028. Totdat dit aantal is bereikt, dient Volvo Aero […] (8) % van de betalingen van GE aan de overheid te storten, daaronder begrepen betalingen voor andere, van de GEnx afgeleide motoren. Wanneer de omzet meer dan 23 miljard SEK bedraagt, blijft Volvo Aero een royalty betalen van […] % van de jaaromzet uit de GEnx (doch zonder toekomstige, afgeleide motoren), zonder enige beperking in de tijd.

(16)

Volvo Aero heeft een steunaanvraag ingediend in een brief aan de Zweedse regering van 7 december 2004, dat wil zeggen vóór de start van het project. De Zweedse autoriteiten hebben Volvo Aero in december 2004 de mondelinge toezegging gedaan dat zij steun zouden verlenen aan het O&O-project (zonder evenwel het precieze bedrag en de vorm van de steun te bevestigen). De regering heeft alleen informeel, in een telefoongesprek van het ministerie van Industrie aan Volvo Aero, aangegeven dat zij positief stond tegenover de steun.

(17)

Volvo Aero beweert dat zij op deze verzekering heeft vertrouwd om op 15 december 2004 de overeenkomst met GE te ondertekenen, ook al beschikte zij nog over geen enkele bevestiging van de regering ten aanzien van de steun. De Zweedse autoriteiten hebben de steun pas op 14 juni 2007 formeel goedgekeurd, toen zij de Generale Thesaurie (Riksgälden) opdracht hebben gegeven de lening te formaliseren, nadat, zo de Zweedse autoriteiten, de omvang van de rol van Volvo Aero in het project was opgehelderd. Tegen dat tijdstip was een groot deel van het O&O-project al afgerond.

3.   REDENEN VOOR DE INLEIDING VAN DE FORMELE ONDERZOEKPROCEDURE

(18)

De Commissie had besloten de formele onderzoekprocedure in te leiden omdat zij een aantal bezwaren had, die hier kort worden samengevat.

(19)

De Commissie had twijfel ten aanzien van het marktfalen dat Zweden als argument hanteerde: de informatieasymmetrie met betrekking tot de financiering die speelt bij dit soort project (9). Aangezien Volvo Aero financieel niet onafhankelijk is van het Volvo-concern en de projectkosten de facto worden gedekt door de operationele cashflow van Volvo Aero en de intragroep-cashpool, deed deze vaststelling de vraag rijzen of het Volvo Aero wel echt aan de middelen ontbreekt om aan het GEnx-project deel te nemen.

(20)

De Commissie had ook twijfel ten aanzien van het stimulerende effect van de steun, en de noodzaak daarvan, en had vragen bij de mate waarin de steun een bepalende factor is geweest bij het besluit van Volvo Aero om het project op te starten, aangezien dit project pas formeel is goedgekeurd toen het al bijna voor de helft was afgerond. De Commissie was van mening dat het mondelinge overleg dat tussen de regering en de onderneming heeft plaatsgevonden, niet in de plaats kan treden van de formele steunverleningsprocedure.

(21)

De Commissie had twijfel bij de evenredigheid van de steun wat betreft de voorwaarden om het terugbetaalbare voorschot terug te betalen. De Commissie had ook bezwaren omdat de valutarisico’s voor rekening van de overheid kwamen — en niet van Volvo Aero.

(22)

In haar besluit tot inleiding van de procedure was de Commissie van oordeel dat de impact van de steun op de mededinging beperkt bleef, gezien het zeer beperkte marktaandeel van de begunstigde onderneming (2 % marktaandeel voor motoren voor grote vliegtuigen in de burgerluchtvaart). Niettemin heeft de Commissie concurrenten of andere belanghebbenden opgeroepen hun opmerkingen te maken ten aanzien van de gevolgen voor de mededinging.

4.   OPMERKINGEN VAN ZWEDEN EN BELANGHEBBEDEN

(23)

Overeenkomstig artikel 20, lid 2, van Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad van 22 maart 1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag (10), en in reactie op de mededeling die in het Publicatieblad van de Europese Unie is bekendgemaakt (11), heeft de Commissie opmerkingen ontvangen van de Zweedse autoriteiten, van de voormalige voorzitter en CEO van Volvo Aero, van GE Aviation en van de vakbondsafdeling van IF Metall bij Volvo Aero.

4.1.   Opmerkingen van Zweden

4.1.1.   Marktfalen

(24)

De Zweedse autoriteiten hebben informatie verschaft die de twijfel van de Commissie ten aanzien van de kwestie van het marktfalen moet wegnemen en die moet verklaren waarom er in de hier te onderzoeken zaak van marktfalen sprake is. Daarbij lag de nadruk op de beschikbaarheid van geschikte interne en externe financiering en op het financiële beleid van het Volvo-concern ten aanzien van het gebruik van externe financieringsbronnen, daaronder begrepen overheidssteun.

(25)

Zweden heeft verdere informatie verschaft over het financiële beleid van het Volvo-concern, daaronder begrepen de voorwaarden voor de intragroepslening aan Volvo Aero. Uit de verstrekte informatie blijkt dat de intragroep-cashpool eerder een tijdelijke noodmaatregel was die Volvo Aero in staat moest stellen om haar contractuele verplichtingen ten aanzien van GE na te komen, in afwachting van de overeengekomen overheidssteun. Dergelijke lening laten doorlopen zou echter tot een onbalans kunnen leiden in de financiering van andere groepsoperaties en is dus geen houdbare optie.

(26)

Ten aanzien van de vraag naar de beschikbaarheid van externe financiering heeft Zweden verklaard waarom externe financiering voor het project niet beschikbaar was. Het Volvo-concern heeft van een commerciële bank of een financiële instelling nimmer een voorwaardelijke lening ontvangen die vergelijkbaar is met het terugbetaalbare voorschot. Het Volvo-concern krijgt in de regel geen commerciële lening wanneer de looptijd langer dan tien jaar is, terwijl het terugbetaalbare voorschot voor een termijn van 20 jaar wordt gevraagd. Nordea, de vaste bank van het Volvo-concern, was niet bereid het Volvo-concern voorwaardelijke leningen of leningen met een looptijd van 20 tot 30 jaar te verschaffen.

4.1.2.   Het stimulerende effect

(27)

De Zweedse autoriteiten hebben verklaard wat de onderliggende redenen zijn voor de tijd die is verlopen tussen de initiële toezeggingen van de overheid om de lening te verschaffen, de start van het O&O-project en de formele goedkeuring van de steun. Volgens Zweden heeft de regering in 2004 aan Volvo Aero bevestigd dat zij de steun zou verstrekken. Toch werd, om een aantal objectieve redenen, zoals de omvang van het project die pas in het najaar 2006 duidelijk werd en de verkiezingen van 2006, de goedkeuring van de steun pas in 2007 geformaliseerd.

(28)

Zweden heeft informatie verschaft waaruit blijkt dat de duidelijke en positieve toezeggingen die Volvo Aero in 2004 ten aanzien van de steun zijn gedaan, een stimulerend effect hebben gehad, aangezien de onderneming daardoor aan het GEnx-project kon deelnemen. Volgens de Zweedse autoriteiten was het de bedoeling van de regering dat Volvo Aero zich op die toezeggingen zou kunnen verlaten en dat die als basis konden dienen om met GE tot een akkoord te komen. De Commissie zijn interne documenten verschaft die aantonen dat dergelijke toezeggingen een nauwkeurige weergave zijn van het voornemen van de Zweedse autoriteiten op dat tijdstip.

(29)

Gezien de toezeggingen van de regering in 2004, die, volgens de Zweedse autoriteiten, de impuls waren voor een gedragswijziging van de onderneming, was een formele overeenkomst om de steun in 2007 te verschaffen, slechts de formalisering van het de-factoaanbod in 2004. De tijd die verlopen is tussen het doen van deze toezeggingen en de formalisering ervan, betekent volgens Zweden niet dat het onzeker was dat de steun daadwerkelijk zou worden uitgekeerd. Bovendien hebben de Zweedse autoriteiten beklemtoond dat het formele besluit om de steun te verlenen werd genomen toen een groot deel van de O&O-werkzaamheden nog gaande was.

(30)

De Zweedse autoriteiten herhaalden voorts dat, gezien het uitzonderlijke karakter van het GEnx-project (daaronder begrepen de omvang ervan en de eraan verbonden technologische en commerciële risico’s), de voorwaardelijke lening voor Volvo Aero van cruciaal belang was om zich vast te leggen op de overeenkomst met GE. Zij hebben nadere informatie verschaft over de aan het project verbonden commerciële en technologische risico’s — zowel bij de aanvang van het project als toen het terugbetaalbare voorschot medio 2007 werd geformaliseerd en in de periode nadien. Gezien de technische en financiële risico’s had GE aanvankelijk ernstig voorbehoud om Volvo Aero bij GEnx-project te betrekken, gelet op de beperkte ervaring van de onderneming bij de ontwikkeling van motorenonderdelen. Aanzienlijke technische en commerciële risico’s bleven medio 2007 en in de periode nadien bestaan, doordat de O&O-werkzaamheden bleven doorlopen en er minder vliegtuigen met een GEnx-motor werden verkocht dan aanvankelijk was verwacht.

(31)

Volgens de Zweedse autoriteiten betekent de de-factosituatie van Volvo Aero (waarbij het O&O-project werd uitgevoerd met interne en concernmiddelen) niet dat de financiering op lange termijn of de risicospreiding bij de financiering beschikbaar was voor werkmaatschappijen van het concern. Na de ondertekening van de overeenkomst met GE was Volvo Aero contractueel gebonden om met het project door te gaan. Deed zij dat niet, dan zou dat dramatische gevolgen hebben gehad, zoals de verbreking van het contract en vertraging bij de uitvoering van de werkzaamheden, reputatieschade en het risico om als een onbetrouwbare partner te worden gezien. Daarom was het tijdelijke beroep op de intragroep-cashpool van cruciaal belang, maar kon het financiering op lange termijn niet vervangen. De Zweedse autoriteiten beklemtoonden dat de onderneming, door de vertraging bij de verwachte staatssteun, te maken heeft met de meest dramatische cashflowpositie in haar bestaan.

4.1.3.   Evenredigheid van de steun

(32)

De Zweedse autoriteiten hebben argumenten aangevoerd waaruit blijkt waarom Volvo Aero — en niet de overheid — het valutarisico zou dragen. Ook voerden zij aan dat, aangezien de terugbetaling van het voorschot is gebaseerd op inkomsten uit de verkopen (ongeacht de valuta) en niet het verkochte aantal eenheden, het instrument evenrediger is, omdat zo rekening wordt gehouden met de verkoop van reserveonderdelen. Voorts zou de steun, nog steeds volgens de Zweedse autoriteiten, evenredig zijn vooral gelet op de voorwaarden voor de terugbetaling van het terugbetaalbare voorschot.

4.1.4.   Vervalsing van de mededinging

(33)

De Zweedse autoriteiten zijn het ermee eens dat de verstoring van de mededinging en het handelsverkeer beperkt bleef. Zij benadrukten dat het risico op crowding-out beperkt was omdat ieder „motor-project” aan diverse onderdelenproducenten nieuwe kansen biedt om nieuwe O&O uit te voeren. Volgens de Zweedse autoriteiten zou de steun het marktaandeel van de onderneming slechts marginaal doen toenemen, omdat het GEnx-project het vorige CF6-80 programma zal vervangen. Ten slotte zou de onderneming zich dankzij de steun ook kunnen gaan toeleggen op de ontwikkeling en productie van vliegtuigonderdelen voor de burgerluchtvaart.

4.2.   Opmerkingen van belanghebbenden

(34)

Fred Bodin, de voormalige voorzitter en CEO van Volvo Aero, verschafte nadere gegevens over de onderhandelingen met GE en de overheid. Gezien de gevolgen van het GEnx-project voor de cashflow van de onderneming, werd het besluit van de raad van bestuur om met GE een overeenkomst te sluiten, genomen in de aanname dat Volvo Aero steun zou ontvangen, zoals vastgelegd in de RRSP-overeenkomst van 15 december 2004 met GE. De heer Bodin beklemtoonde dat de overheid duidelijk had bevestigd dat zij de steun zou verlenen en dat hij de overeenkomst met GE zonder een duidelijke toezegging van de overheid niet had goedgekeurd.

(35)

De opmerkingen van GE Aviation bevatten informatie waarin het onderhandelingsproces met GE werd toegelicht; daaruit bleek dat GE zich afvroeg of Volvo Aero wel over de nodige — technische én financiële — middelen beschikte om te kunnen deelnemen aan het GEnx-project, het grootste O&O-project dat ooit door Volvo Aero was ondernomen. Volvo Aero maakte GE herhaaldelijk duidelijk dat steunverlening van de overheid aan het project een cruciale rol speelde bij hun besluit om een risicodelende partner in het GEnx-project te worden. Ook zou Volvo Aero de overeenkomst met GE hebben gesloten in de aanname dat zij op de lening aanspraak kon maken. GE wees er ook op dat er aan het GEnx-programma nog risico’s verbonden waren.

(36)

In hun opmerkingen hebben de bonden van de werknemers beklemtoond dat het GEnx-project nieuw en uniek is voor zowel Zweden als Volvo Aero. Voordien waren de werkzaamheden van Volvo Aero in de burgerluchtvaart gebaseerd op de productie van motoronderdelen, terwijl het bij een aanzienlijk deel van het nieuwe project om de ontwikkeling van nieuwe motoronderdelen zal gaan. Het GEnx-programma is veel groter dan eerdere samenwerkingsprojecten met Rolls-Royce.

(37)

De bonden beklemtoonden dat zij zich zorgen maakten over de moeilijkheden op de markt voor de vliegtuigbouw voor een kleine speler zoals Volvo Aero, waarvoor dit soort programma van essentieel belang is om op de wereldmarkt te kunnen blijven. Zij zijn zich bewust van de financiële implicaties en de beperkingen die het programma voor Volvo meebrengt, maar zien ook de mogelijkheden die de overheidslening biedt. Zonder staatssteun had Volvo Aero niet aan een dergelijk groot programma kunnen deelnemen.

(38)

Volgens de bonden zijn de ontwikkelingsactiviteiten nog niet afgerond en bestaan er nog aanzienlijke technische risico’s. Ook de zakelijke risico’s zijn nog aanzienlijk, omdat bestellingen niet altijd tot verkopen leiden, met name gezien de economische en financiële neergang. De bonden maken zich zorgen over de negatieve gevolgen die het uitblijven van staatssteun zou hebben op de cashflowpositie van Volvo Aero, die slechter is dan ooit tevoren.

4.3.   Opmerkingen van Zweden bij de van derden ontvangen opmerkingen

(39)

Bij schrijven van 12 december 2008 hebben de Zweedse autoriteiten opmerkingen ingediend bij de van derden ontvangen opmerkingen en hebben zij additionele informatie verschaft op basis van de verdere bijdragen van Volvo Aero, die moeten aantonen dat het terugbetaalbare voorschot voor Volvo Aero van cruciaal belang was om de overeenkomst met GE aan te gaan.

(40)

De Zweedse autoriteiten waren het eens met de opmerkingen van GE en van de bonden dat het GEnx-project een uitzonderlijke uitdaging voor Volvo Aero betekende en dat de O&O-werkzaamheden nog lopende waren, met de daaraan verbonden technische uitdagingen. Trouwens, deze opmerkingen stroken, zo nog steeds Zweden, volledig met de informatie die de heer Bodin, de voormalige voorzitter en CEO van de onderneming, heeft verschaft; ook die informatie geeft correct de band weer tussen de onderhandelingen met GE en de door de overheid gedane toezeggingen om steun te verlenen.

4.4.   Verdere door Zweden verschafte informatie

(41)

In antwoord op de brief van de Commissie van 30 maart 2009 heeft Zweden verdere informatie verschaft over de intragroepsfinanciering om te rechtvaardigen waarom AB Volvo niet heeft bijgedragen in de langetermijnfinanciering voor het GEnx-project. Omdat, gezien de late formalisering van de steun, bij het bestaan van marktfalen en het stimulerende effect vragen konden worden gesteld, hebben de Zweedse autoriteiten aangegeven dat zij bereid waren in te stemmen met een aanpassing van het oorspronkelijk aangemelde steunbedrag.

(42)

Op 14 juni 2007, het tijdstip waarop de overheid formeel ermee instemde steun te verlenen, had Volvo Aero de facto ongeveer 66,5 % van de subsidiabele kosten betaald. Dit is meer dan de oorspronkelijk geplande bijdrage van 60 % — en dus dient de steun te worden verminderd tot ongeveer 33,5 % van de subsidiabele kosten, hetgeen overeenkomt met ongeveer 304 miljoen SEK (ongeveer 33 miljoen EUR) — ten opzichte van de oorspronkelijk geplande 362 miljoen SEK (ongeveer 39 miljoen EUR).

5.   DE VRAAG OF ER SPRAKE IS VAN STAATSSTEUN

5.1.   De vraag of er sprake is van staatssteun

(43)

Zoals in het besluit tot inleiding van de procedure was aangegeven, valt de hier te beoordelen maatregel onder de toepassing van artikel 87, lid 1, van het Verdrag. Deze conclusie werd door geen van de partijen betwist.

(44)

De aangemelde maatregel betreft een lening van de Zweedse Generale Thesaurie aan Volvo Aero. De ingezette middelen zijn staatsmiddelen, aangezien zij door het Zweedse Parlement beschikbaar zijn gesteld en de instructies voor het gebruik ervan door de Zweedse regering zijn opgesteld. De maatregel is selectief aangezien deze slechts één onderneming, Volvo Aero, betreft; dit is een grote onderneming die handelsverkeer heeft met andere lidstaten. De maatregel levert Volvo Aero een voordeel op, aangezien de onderneming daardoor toegang krijgt tot middelen op voorwaarden die de markt niet kan bieden. Bijgevolg gaat het om staatssteun in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag.

5.2.   De rechtmatigheid van de maatregel

(45)

Door de maatregel aan te melden vóór de tenuitvoerlegging ervan zijn de Zweedse autoriteiten hun verplichtingen ingevolge artikel 88, lid 3, van het EG-Verdrag nagekomen. De aangemelde maatregel wordt, overeenkomstig artikel 88, lid 3, van het EG-Verdrag, pas ten uitvoer gelegd nadat de Commissie toestemming heeft gegeven

6.   VERENIGBAARHEID MET DE GEMEENSCHAPPELIJKE MARKT

(46)

De Commissie heeft de maatregel getoetst aan artikel 87, lid 3, onder c), van het Verdrag, met name op basis van de bepalingen inzake O&O-steun — sinds 1 januari 2007 de communautaire kaderregeling inzake staatssteun voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie (12) (hierna „het O&O&I-steunkader” genoemd).

6.1.   Marktfalen

(47)

Om steun voor een groot O&O-project correct te kunnen beoordelen, dienen de doelstellingen van de maatregel te worden beoordeeld, met name welk marktfalen de maatregel wil aanpakken. Alleen wanneer het met marktwerking niet mogelijk is een economisch doelmatige uitkomst te bereiken, wordt er geacht van marktfalen sprake te zijn. In hun aanmelding hebben de Zweedse autoriteiten uiteengezet dat er als gevolg van imperfecte en asymmetrische informatie een tekort is aan particuliere risicodelende financiering voor het GEnx-project, dat wordt gekenmerkt door grote technologische risico’s en rendementen op lange termijn.

(48)

De Commissie heeft in eerdere besluiten en beschikkingen erkend dat er voor grote programma’s in de luchtvaartsector sprake is van dergelijk marktfalen (13). Toch betekent dit niet dat alle projecten in deze sector met marktfalen te kampen hebben. Bij diverse gelegenheden blijken uiteenlopende ondernemingen in de sector erin geslaagd te zijn nieuwe projecten te financieren hetzij uit eigen middelen hetzij via de financiële markten. Daarom dient de Commissie na te gaan of en in hoeverre er in deze specifieke zaak sprake is van marktfalen.

(49)

In haar besluit tot inleiding van de procedure vroeg de Commissie zich af of er wel sprake was van marktfalen, aangezien het formele besluit van de overheid om de steun te verlenen er pas in een zeer late fase van het programma is gekomen — toen het project al door Volvo Aero uit haar operationele cashflow en via de intragroep-cashpool was gefinancierd. De Commissie vroeg zich dan ook of de intragroepsfinanciering de facto geen langetermijnfinanciering van het GEnx-project kon zijn.

(50)

De Commissie houdt rekening met de informatie die de Zweedse autoriteiten over het financiële beleid van het Volvo-concern hebben verstrekt, daaronder begrepen de voorwaarden voor de intragroepslening aan Volvo Aero, waaruit moet blijken dat de financiering via het systeem van intragroep-cashpool niet als langetermijnfinanciering voor het GEnx-project kon worden beschouwd. Dergelijke vorm van financiering was veeleer een tijdelijke noodmaatregel die Volvo Aero in staat moest stellen haar contractuele verplichtingen ten aanzien van GE te voldoen; toch dreigde de voortzetting ervan voor een onbalans te zorgen bij de overige operaties van het concern.

(51)

Zoals Zweden verklaarde, moeten volgens het financiële beleid van het concern de dochterondernemingen worden gefinancierd uit hun operationele cashflow of via de intragroep-cashpool die wordt gefinancierd door de concernondernemingen en uit externe middelen. Volvo Treasury is belast met het beheer van de cashpool van het concern en moet ervoor zorgen dat er voldoende reserves voorhanden zijn om de lopende financiering van de activiteiten van Volvo veilig te stellen. Zij moet de totale behoeften en mogelijkheden van alle bedrijfsonderdelen van het concern beoordelen en moet op kwartaalbasis de cashpool-limieten (ontlenen en uitlenen) van de ondernemingen van het Volvo-concern bepalen.

(52)

De intragroepsfinanciering dient, zoals de Zweedse autoriteiten verder hebben uitgelegd, niet om projectfinanciering te dekken. Het is aan de dochterondernemingen om zelf hun O&O-uitgaven te financieren. De cashpool-faciliteit van het concern kan trouwens alleen voor kortetermijnprojecten worden gebruikt, onder strikte terugbetalingsvoorwaarden en a rato van de bijdrage aan bedrijfsinkomsten van het concern, zodat de intragroepsfinanciering niet ten koste gaat van andere bedrijfsonderdelen van het concern. Volgens de Zweedse autoriteiten wordt de intragroepsfinanciering op marktvoorwaarden verschaft.

(53)

De Commissie tekent aan dat de situatie waarbij Volvo Aero gedurende bijna vier jaar op de intragroep-cashpool een beroep heeft gedaan, een uitzondering is op het financiële beleid van het concern. Volgens Zweden was Volvo Aero de enige werkmaatschappij die in de periode 2004-2008 steevast een aanzienlijke negatieve cashpool-limiet kreeg van tussen […] en […] miljoen SEK (ongeveer […] tot […] miljoen EUR). De cashpool-limieten worden trouwens niet langer op jaarbasis, maar op kwartaalbasis vastgesteld. Door haar beperkte bijdrage van 2 % in de bedrijfsinkomsten van het concern, stond een dergelijk beroep op intragroepsfinanciering niet in verhouding tot het relatieve belang van de onderneming binnen het concern (14).

(54)

De Commissie houdt voorts rekening met de verklaring van de Zweedse autoriteiten dat dit uitzonderlijke beroep op cashpool-financiering van het concern de samenhang van de concernoperaties in het gedrang dreigt te brengen. Het feit dat Volvo Aero op de cashpool een beroep heeft gedaan, ging ten koste van de financiering van andere bedrijfsonderdelen van het concern, en heeft aldus de continuïteit en evenwichtige groei van andere concernoperaties in gevaar gebracht (15), omdat door die situatie een onbalans wordt gecreëerd tussen de risico’s van de luchtvaartdivisie van het Volvo-concern en die van andere divisies. Dit zou een beperking zijn voor de mogelijkheden van het concern om andere concernprojecten te financieren die minder risicovol zijn en betere rendementen opleveren.

(55)

De Commissie is van oordeel dat een voortdurend beroep op de intragroep-cashpool op lange termijn niet houdbaar is, omdat het concern Volvo Aero, ondanks haar zware negatieve cashflowpositie, onder zware financiële druk zet om de lening terug te betalen. In 2008 had Volvo Aero een negatieve operationele cashflow (na belastingen) van […] miljoen SEK (ongeveer […] miljoen EUR). Daarom zag Volvo Aero zich genoodzaakt een aantal interne maatregelen te nemen om cash te genereren, zoals […] (16).

(56)

Op basis van deze argumenten kan de Commissie concluderen dat de intragroep-cashpool aan Volvo Aero de liquiditeitsdekking heeft verschaft waarmee de onderneming haar verplichtingen ten aanzien van GE kon voldoen. Toch was dit soort financiering niet houdbaar als langetermijnfinanciering van het project, want dat zou de coherentie van de intragroepsfinanciering aantasten en risico’s kunnen doen ontstaan voor het evenwicht tussen de bedrijfsonderdelen van het concern.

(57)

Niettemin dient het concern, daar het bedrijfsonderdeel luchtvaart een van de bedrijfsonderdelen van het concern is — zij het slechts goed voor 2 % van de bedrijfsinkomsten van het concern —, in bepaalde mate langetermijnfinanciering aan het project te leveren, zelfs indien, zo de Zweedse autoriteiten, het concern van Volvo Treasury geen meer structurele langetermijntoezegging ten aanzien van GEnx mag vragen. Daarom lijken, op basis van de verschafte informatie, de omvang en de aard van het marktfalen met betrekking tot het GEnx-project ietwat beperkt te zijn, hetgeen erop kan wijzen dat het voorgenomen steunbedrag misschien niet echt evenredig is.

(58)

Voorts had de Commissie, gelet op het feit dat Volvo Aero niet over de financiële autonomie beschikt om naar externe financiering op zoek te gaan voor de investeringen zoals die welke door de maatregel worden gesteund, in haar besluit tot inleiding van de procedure de vraag gesteld of het Volvo-concern wel aan de middelen ontbrak om externe financiering voor het GEnx-project aan te trekken.

(59)

In hun opmerkingen hebben de Zweedse autoriteiten in de eerste plaats bevestigd dat de ondernemingen van het Volvo-concern geen directe externe financiering bij banken en andere financiële instellingen mogen aantrekken. Vooraleer een aanvrage voor overheidssteun werd ingediend, heeft het concern andere mogelijke bronnen van extern risicokapitaal onderzocht, doch zonder succes. Ondanks het feit dat AB Volvo sterk staat waar het om de toegang tot externe financiering gaat, is voor dit soort langlopende O&O-projecten in de luchtvaartsector zeer beperkte externe financiering beschikbaar, ten dele wegens de gepercipieerde hoge projectrisico’s.

(60)

De Zweedse autoriteiten hebben ook argumenten aangedragen waarom lenen niet geschikt is als financieringsvorm van kapitaalintensieve O&O-projecten in de luchtvaartsector met hoge technologische en zakelijke risico’s en zeer lange terugverdientijden.

(61)

De Zweedse autoriteiten verklaarden dat het Volvo-concern op zoek was gegaan naar risicodelende financiering voor het GEnx-project, doch zonder succes. Het Volvo-concern had huisbankier Nordea Bank gepeild, maar de bank wilde geen risicodelende financiering verschaffen. Het concern had ook informele contacten met private-equitypartijen, doch zonder succes. Ten slotte is Volvo Aero er alleen in geslaagd om een kleine bijdrage van een onderaannemer (Carlton ForgeWorks) binnen te halen om de entry fee voor GE te dekken.

(62)

Daarom kan de Commissie concluderen dat er voor het GEnx-project geen externe financiering beschikbaar was.

(63)

In haar besluit tot inleiding van de procedure stelde de Commissie ook vast dat het financiële beleid van het Volvo-concern lijkt in te houden dat staatsfinanciering de noodzakelijke voorwaarde was om zijn dochterondernemingen te financieren. In hun opmerkingen hebben de Zweedse autoriteiten verklaard dat overheidsfinanciering voor het concern geen noodzakelijke voorwaarde was om zijn dochterondernemingen te financieren. Het financiële beleid van het concern legt de procedures vast om op zoek te gaan naar alternatieve financieringsbronnen, via leningen van buiten het Volvo-concern of commerciele kredieten en andere vormen van gestructureerde producten, daaronder begrepen overheidsfinanciering.

(64)

Op basis van de gemaakte opmerkingen komt de Commissie tot de bevinding dat het concern, ook al was Volvo Aero doordat er geen steun beschikbaar was sterk afhankelijk zijn van de intragroepsfinancering, niet in een positie verkeert om dergelijke financiering op lange termijn vol te houden zonder andere activiteiten van het concern in gevaar te brengen. In het licht van deze nieuwe elementen en van de vermindering van de steun door de Zweedse autoriteiten die rekening wil houden met de de facto eigen bijdrage van het concern aan het project op het tijdstip van de formele steunverlening, kan de Commissie concluderen dat de steun is bedoeld om marktfalen aan te pakken.

6.2.   Het stimulerende effect

(65)

In haar besluit tot inleiding van de procedure had de Commissie twijfel geformuleerd over het stimulerende effect van de steun, aangezien het formele akkoord van de Zweedse overheid om de steun te verlenen pas werd gegeven toen het project al grotendeels ten uitvoer was gelegd, ten minste wat de Boeing B787 betreft. Aangezien het besluit viel toen het project nagenoeg voltooid was, leek het risico’s te betreffen die geen verband hielden met de O&O-inhoud van het project.

(66)

Volgens punt 6 van het O&O&I-steunkader dient de Commissie eerst te bezien of de begunstigde het steunverzoek heeft ingediend vooraleer het O&O-project van start is gegaan. Zoals reeds in het besluit tot inleiding van de procedure werd aangegeven, heeft Volvo Aero om steun verzocht vóór de aanvang van het project — en aldus de bepaling van de tweede alinea van punt 6 van het O&O&I-steunkader in acht genomen.

(67)

De Commissie tekent aan dat zij normaal gesproken vragen heeft bij het stimulerende effect van een maatregel wanneer de staat een formeel besluit om steun te verlenen neemt op een tijdstip dat het project al goed is gevorderd en de facto door de begunstigde wordt gefinancierd. In het geval van O&O is het van essentieel belang dat de steun een impact heeft op de gedragingen van de onderneming, doordat deze ertoe wordt aangezet om meer of sneller in een project te investeren. Zonder een dergelijke impact, zou de steun geen stimulerend effect hebben — en dus niet noodzakelijk zijn.

(68)

Om van een dergelijke impact te kunnen spreken, dient de staat tot de steun te besluiten, hetzij formeel, doch onder de opschortende voorwaarde dat de steun op grond van artikel 88, lid 3, van het Verdrag verenigbaar moet worden verklaard, hetzij via een letter of intent die geen gewettigd vertrouwen mag wekken, maar die voldoende stevig moet zijn om aan te geven dat de staat bereid is een project te ondersteunen (17).

(69)

De Commissie tekent voorts aan dat een noodzakelijke voorwaarde om steun aan een O&O-project verenigbaar te kunnen verklaren, is dat de steun in een vroeg stadium overeenkomstig artikel 88, lid 3, van het Verdrag wordt aangemeld. Steun aanmelden voor een project dat dicht bij de voltooiing staat, zou betekenen dat de staat niet overtuigd is van de steun die hij voornemens is toe te kennen of niet de nodige verzekering kan geven ten aanzien van die steun. Wanneer de onderneming, in het licht van die onzekerheid, toch in staat is het project uit te voeren — en zelfs te voltooien — is het waarschijnlijk dat de steun grotendeels niet noodzakelijk is voor de onderneming zelf.

(70)

Volgens punt 6 van het O&O&I-steunkader dient de Commissie voor alle individuele maatregelen een aantal criteria te beoordelen waaruit het stimulerende effect van de steun blijkt; deze houden verband met de verruiming van de projectomvang, de uitbreiding van de reikwijdte ervan of de verhoging van de snelheid, of de toename van het totale door de begunstigde onderneming aan O&O bestede bedrag. Bij het uitvoeren van de nadere beoordeling van het stimulerende effect heeft de Commissie zich gebaseerd op punt 7.3.3 van het O&O&I-steunkader.

(71)

De Commissie had bij haar onderzoek van de vraag of de steun een stimulerend effect had doordat deze het gedrag van de onderneming veranderde, twijfel bij de waarde van de mondelinge toezeggingen die de overheid in december 2004 aan Volvo Aero had gedaan. De Zweedse autoriteiten en derden herhaalden in hun opmerkingen dat de toezeggingen van de overheid om de steun te verlenen, een beslissende factor waren bij het besluit van Volvo Aero om zich in het project te engageren. De contacten van Volvo Aero met het ministerie van Industrie in het najaar 2004 sterkten Volvo Aero verder in haar overtuiging dat de middelen die het Parlement had gereserveerd, zouden worden gebruikt om het GEnx-O&O-project te steunen (18).

(72)

De Zweedse autoriteiten verschaften ook interne documenten waaruit blijkt dat de onderneming rekende op de toezegging van de steun vooraleer zich in het project te engageren (19). Zoals de voormalige CEO van de onderneming heeft aangegeven, zou, indien Volvo Aero dergelijke toezeggingen niet van de overheid had gekregen, het akkoord met GE niet zijn gesloten, aangezien het project voor de onderneming en het concern een onaanvaardbaar hoog risiconiveau en investeringsvolume inhield.

(73)

Volgens Zweden kan het feit dat er geen counterfactual project is (een project dus dat de onderneming zou uitvoeren indien er geen steun kwam), ook aantonen dat Volvo Aero verwachtte steun te ontvangen, zoals bij het Trent 900-project (20). GE heeft in haar opmerkingen ook bevestigd dat het vooruitzicht steun te kunnen krijgen, een belangrijke rol speelde bij Volvo Aero’s besluit om een risicodelende partner te worden. Ook in de overeenkomst tussen GE en Volvo Aero van 15 december 2004 is er sprake van de steun van de Zweedse staat.

(74)

De Commissie hield rekening met de economische argumenten die de Zweedse autoriteiten hebben gegeven om te rechtvaardigen dat het GEnx-project zonder de overheidssteun niet had plaatsgevonden. Ten eerste zou de financiële positie van de onderneming door de hoge aanloopkosten onder onacceptabele druk komen te staan. Zoals blijkt uit de financiële documenten, was Volvo Aero in staat slechts tot 60 % van de projectkosten te financieren uit haar operationele cashflow, terwijl de resterende 40 % van de projectkosten tijdelijk werd gedekt door de intragroep-cashpool, in afwachting van de verwachte overheidsfinanciering.

(75)

De Commissie tekent aan dat de steun weliswaar een beperkt effect op de liquiditeit heeft gehad (het project werd uiteindelijk door Volvo Aero gefinancierd uit haar interne cashflow en via intragroepsfinanciering) en een beperkt effect op de winstgevendheid in termen van de impact op de internal rate of return (IRR) en de netto contante waarde (NPV), maar dat de steun toch het financiële risico voor Volvo Aero beperkte door de projectrisico’s bij technologische of zakelijke mislukking beperkt te houden.

(76)

De Commissie tekent aan dat het GEnx-project groter is dan Volvo Aero’s vorige O&O-project (Trent 900). Bovendien kon de onderneming daarmee ook O&O-verantwoordelijkheden op zich nemen. De O&O-werkzaamheden in verband met de GEnx hielden aanvullende risico’s in, die niet aanwezig waren in het CF6-80-programma, dat uit louter productie bestond, zonder enige O&O-component.

(77)

De Commissie had in het besluit tot inleiding van de procedure twijfel bij het stimulerende effect van de steun die er zou komen wanneer het project nagenoeg voltooid was en de aard van technische en commerciële risico’s veranderd was. In hun opmerkingen hebben de Zweedse autoriteiten naar behoren kunnen aantonen dat, ook al bevond het O&O-project zich in een vrij gevorderd stadium, de technische en zakelijke risico’s nog steeds zeer aanzienlijk waren door de nieuwheid van de technologie en Volvo Aero’s beperkte ervaring met dit soort project.

(78)

In het licht van het bovenstaande kan de Commissie concluderen dat uit de documenten over de interne besluitvorming binnen de onderneming en uit de opmerkingen van GE blijkt dat de steun voor Volvo Aero een cruciale rol speelde bij haar besluit om aan het project deel te nemen, omdat zo de risico’s werden beperkt tot een niveau dat voor de onderneming acceptabel was om het project op te zetten. Op grond van deze elementen kan de Commissie ermee instemmen dat de steun een stimulerend effect had, aangezien deze als noodzakelijk gold voor de deelname van Volvo Aero aan het GEnx-project.

6.3.   Evenredigheid

(79)

In haar besluit tot inleiding van de procedure verklaarde de Commissie dat zij niet volledig overtuigd was van de evenredigheid van de steun wat betreft de voorwaarden om het terugbetaalbare voorschot terug te betalen. Aangezien de terugbetaling van het voorschot is gestructureerd op basis van de omzetcijfers in SEK, terwijl de inkomsten uit de verkopen aan GE in USD luiden, vermoedde de Commissie dat de valutarisico’s misschien ten laste van de overheid zouden komen — en niet van de onderneming.

(80)

De Commissie neemt nota van de argumenten die de Zweedse autoriteiten hebben aangedragen als zou Volvo Aero — en niet de overheid — het valutarisico dragen, aangezien Volvo Aero door GE wordt betaald in USD, terwijl de steun in SEK dient te worden terugbetaald. Overigens is het zo dat het instrument, daar de terugbetaling van het voorschot is gebaseerd op inkomsten uit de verkopen (ongeacht de valuta) en niet het verkochte aantal eenheden, evenrediger is, aangezien daarmee ook rekening wordt gehouden met de verkoop van reserveonderdelen.

(81)

De voorwaarden voor de terugbetaling van het terugbetaalbare voorschot lijken de evenredigheid van de steun te bevestigen: het rendement is vastgesteld op 7,32 %, voor de terugbetaling van het restbedrag gelden geen beperkingen in de tijd en de terugbetaling van de steun vindt plaats op kwartaalbasis uit de van GE ontvangen inkomsten.

(82)

Hoewel de Commissie opmerkt dat het valutarisico door de onderneming dient te worden gedragen, weegt het feit dat de terugbetaling plaatsvindt voor alle inkomsten en niet uitsluitend voor de verkopen van motoren, op tegen het potentiële voordeel dat de onderneming met eventuele winsten uit valuta behaalt. Voorts is het terugbetaalbare voorschot in lijn met het O&O&I-steunkader en is het een minder verstorend steuninstrument. Gezien het betrekkelijk hoge door Zweden verlangde rendement, kan de steun worden aangemerkt als evenredig, wat betreft het valutarisico.

(83)

De Commissie wijst er voorts op dat een terugbetaalbaar voorschot een instrument voor risicodeling is dat, wanneer het project succesvol is, een meer dan evenredige terugbetaling van de begunstigde mogelijk maakt. Wanneer de verkoopprognoses worden behaald, wordt de steun volledig terugbetaald, vermeerderd met rente. Blijven de verkopen achter bij de prognoses, dan wordt de terugbetaling evenredig verminderd (21). Komen de verkopen boven de prognoses uit, dan loopt de terugbetaling hoger op dan het ontvangen voorschot.

(84)

Bij het beoordelen van de vragen of de steun evenredig is en wat de omvang van het marktfalen is, dient de Commissie erop toe te zien dat de steun tot het noodzakelijke minimum beperkt blijft. In haar brief van 12 november 2008 vroeg de Commissie zich dan ook af of het volledige steunbedrag wel noodzakelijk was, gelet op het feit dat de steun formeel werd overeengekomen toen het project al vrij goed gevorderd was en dat Volvo Aero in staat was gebleken de kosten te financieren via de reeds beschreven cashpool.

(85)

In antwoord op de bezwaren van de Commissie dat de steun misschien niet tot het minimum beperkt is gebleven, hebben de Zweedse autoriteiten erkend dat het steunverleningsproces en de financiële positie van het concern een aanwijzing waren dat het steunbedrag kon worden verminderd ten opzichte van hun oorspronkelijke voornemen. Zij stelden voor om het steunbedrag te verminderen op basis van de de-factosituatie van Volvo Aero op het tijdstip van de overeenkomst om de steun op 14 juni 2007 te verlenen. Op dat tijdstip dekte Volvo Aero ongeveer 66,5 % van de in aanmerking komende kosten, waarvan 60 % waren gedekt via de interne cashflow van Volvo Aero. De resterende 6,5 %, of zo’n 58 miljoen SEK (ongeveer 6 miljoen EUR), werd gefinancierd via de intragroep-cashpool. Kortom, Zweden stelt voor om het totale steunbedrag te verlagen van de oorspronkelijk gevraagde 362 miljoen SEK (ongeveer 39 miljoen EUR) tot ongeveer 304 miljoen SEK (ongeveer 33 miljoen EUR).

(86)

De Commissie is van oordeel dat door de steun tot de voorgestelde 304 miljoen SEK (ongeveer 33 miljoen EUR) te beperken — hetgeen overeenstemt met 33,5 % van de subsidiabele projectkosten, in plaats van de aanvankelijk voorgestelde 39 % van de subsidiabele kosten — de steun tot het noodzakelijke minimum beperkt kan blijven. Daarom beantwoordt het voorgestelde steunbedrag aan de reële financieringsbehoefte van Volvo Aero op het tijdstip dat de steun werd geformaliseerd, en geeft dit zo ook beter de omvang van het marktfalen weer. Bijgevolg kan de Commissie concluderen dat dankzij het verlaagde steunbedrag de steun evenredig is en tot het absolute minimum beperkt blijft.

(87)

Mitsdien kan de Commissie concluderen dat de voorwaarden voor de terugbetaling van de steun en de vermindering van het steunbedrag tot 33,5 % van de subsidiabele kosten evenredig zijn aan de omvang en de intensiteit van het marktfalen.

6.4.   Effecten op de concurrentie

(88)

In haar besluit tot inleiding van de procedure was de Commissie van oordeel dat de relevante markt die voor motoren voor grote vliegtuigen in de burgerluchtvaart was. De Commissie kwam tot de voorlopige conclusie dat de effecten van de steun op de mededinging beperkt waren, gezien het beperkte marktaandeel en de omvang van de investeringen. Niettemin werd concurrenten verzocht opmerkingen te maken en nader te onderbouwen waarom er eventueel sprake is van effecten op de mededinging.

(89)

De Zweedse autoriteiten hebben aangegeven dat Volvo Aero op de wereldwijde markt voor vliegtuigonderdelen een kleine speler is, in vergelijking met haar Europese concurrenten zoals Rolls-Royce, Snecma, Avio en MTU. Aangezien Volvo Aero een marktaandeel van slechts 2 % heeft op de markt voor motoren voor grote vliegtuigen in de burgerluchtvaart, zou de impact van de steun zeer beperkt zijn. De onderdelen die Volvo ontwikkelt en produceert, kunnen moeilijk worden beschouwd als een afzonderlijke submarkt, niet het minst omdat deze kunnen worden ontwikkeld hetzij door OEM-producenten hetzij door andere aanbieders.

(90)

De Commissie tekent aan dat concurrenten geen opmerkingen hebben gemaakt nadat de formele onderzoekprocedure was ingeleid. Gelet op de ruchtbaarheid die aan het besluit tot inleiding van de procedure is gegeven, op het zeer beperkte marktaandeel van Volvo Aero op de markt voor motoren voor grote vliegtuigen voor de burgerluchtvaart en het feit dat er waarschijnlijk geen Europese partners voor diezelfde onderdelen zijn, leidt de Commissie uit het uitblijven van opmerkingen af dat concurrenten zich geen zorgen maakten dat deze steun dynamische prikkels zou verstoren, marktmacht zou doen ontstaan of ondoelmatige marktstructuren in stand zou houden. Ook heeft de Commissie rekening gehouden met de positieve opmerkingen van GE Aviation, van de vroegere voorzitter en CEO van Volvo Aero en van de bonden bij Volvo Aero.

(91)

Naar het zich laat aanzien, lijkt de voorgenomen steun de dynamische prikkels voor concurrenten (producenten van motoronderdelen) om te investeren en te concurreren, niet te verstoren. De reden hiervoor is misschien vooral dat vele „second”- en „third tier”-leveranciers langlopende betrekkingen hebben met één OEM-producent als vaste partner. Volvo Aero werkt op projectbasis met diverse OEM-producenten, vooral Rolls-Royce en GE, en is onafhankelijk.

(92)

Wat betreft de concurrentie op de productmarkten, de steun ziet slechts op een beperkt aantal vliegtuigonderdelen, met name de fan hub frame, de booster spool en de turbine rear frame. Deze onderdelen zijn trouwens specifiek voor de GEnx-motor ontworpen, zodat er geen effecten zijn voor andere soorten motoren. Voorts is de betrokken investering beperkt in omvang, afgezet tegen de investeringen die nodig zijn om een nieuwe motor te ontwikkelen. Daarom heeft deze steun geen aanzienlijke gevolgen voor de marktmacht van de onderneming. Bijgevolg is het effect van de steun op de mededinging op de markt voor vliegtuigonderdelen beperkt.

(93)

Ten slotte zijn aan de steun geen voorwaarden gekoppeld met betrekking tot het gebruik van bepaalde input voor de betrokken producten of de vestiging van O&O-werkzaamheden op een bepaalde locatie.

(94)

Op basis van al deze overwegingen kan de Commissie dus concluderen dat, bij gebreke van enige reactie van concurrenten of andere derden, en gelet op het zeer beperkte marktaandeel van Volvo Aero, de effecten op de mededinging zeer beperkt zijn.

6.5.   Afwegingstoets

(95)

Aan de hand van de bovenstaande positieve en negatieve elementen maakt de Commissie, overeenkomstig punt 7.5 van O&O&I-steunkader, een afweging van de effecten van de maatregel en bepaalt zij of de daaruit voortvloeiende distorsies de voorwaarden waaronder het handelsverkeer plaatsvindt, zodanig veranderen dat het gemeenschappelijk belang wordt geschaad.

(96)

In deze zaak komt de Commissie tot de bevinding dat de steun een positief effect heeft omdat daarmee marktfalen wordt aangepakt, omdat de steun een stimulerend effect voor de begunstigde onderneming heeft en omdat de steun wordt verleend via een geschikt instrument dat ervoor zorgt dat de steun evenredig is en dat de effecten ervan op de mededinging beperkt zijn.

(97)

Voorts stelt de Commissie vast dat de negatieve effecten van de maatregel beperkt zijn, aangezien de door de steun veroorzaakte mededingingsdistorsie niet aanzienlijk is en daarmee geen investeringen door concurrenten worden verdrongen of een positie van marktmacht wordt gecreëerd.

(98)

Bij het afwegen van deze factoren stelt de Commissie verder vast dat de Zweedse autoriteiten het steunbedrag hebben verlaagd om ervoor te zorgen dat de steun tot het noodzakelijke minimum beperkt blijft.

(99)

De Zweedse autoriteiten zullen jaarlijks een verslag indienen over de tenuitvoerlegging van de steun, zodat de Commissie de maatregel kan monitoren.

(100)

Geconcludeerd dient te worden dat de Commissie bij machte is te verklaren dat de afwegingstoets voor de hier te beoordelen steun positief uitvalt.

7.   CONCLUSIES

(101)

Op basis van de bovenstaande elementen concludeert de Commissie dan ook dat een gunstige eindbeschikking dient te worden gegeven ten aanzien van de 304 miljoen SEK (ongeveer 33 miljoen EUR) steun die Zweden voornemens is te verlenen aan Volvo Aero ten behoeve van de ontwikkeling van onderdelen voor de GEnx-motor die GE voor de Boeing B787 en Boeing B747-8 ontwikkelt,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De steun die Zweden voornemens is ten uitvoer te leggen ten gunste van Volvo Aero ten bedrage van 304 miljoen SEK (ongeveer 33 miljoen EUR) is met de gemeenschappelijke markt verenigbaar.

De tenuitvoerlegging van deze steunmaatregel is bijgevolg geoorloofd.

Artikel 2

Deze beschikking is gericht tot het Koninkrijk Zweden.

Gedaan te Brussel, 17 juni 2009.

Voor de Commissie

Neelie KROES

Lid van de Commissie


(1)  PB C 253 van 4.10.2008, blz. 31.

(2)  Zie voetnoot 1.

(3)  Volgens de Europese Centrale Bank bedroeg de wisselkoers Zweedse kroon/euro 9,3 op het tijdstip van de aanmelding (10.12.2007).

(4)  De „second tier”-markt omvat leveranciers van vliegtuigonderdelen (aerostructures) zoals: Hamilton (Verenigde Staten), Honeywell (Verenigde Staten), IHI (Japan), MTU (Duitsland), Snecma (Frankrijk), Avio (Italië), en ITP (Spanje).

(5)  Het concern levert ook andere diensten, zoals financiering, leasing, verzekering, reparatie- en onderhoudsdiensten, garanties, verhuring, IT-oplossingen en logistieke activiteiten.

(6)  „Terugbetaalbaar voorschot”: een lening voor een project die in één of meer tranches wordt betaald en waarbij de voorwaarden voor terugbetaling afhangen van de uitkomst van het O&O&I-project.

(7)  Verwachte inkomsten van Volvo Aero uit de verkoop van motoren en reserveonderdelen.

(8)  Bedrijfgevoelige informatie.

(9)  De informatieasymmetrie is het gevolg van de omvang van de initiële investering, die zeer aanzienlijk is, terwijl het rendement pas op lange termijn komt. Het break-even-punt wordt normaal gesproken bereikt na 15 tot 20 jaar. Technische en commerciële risico*s hebben ook een grote invloed.

(10)  PB L 83 van 27.3.1999, blz. 1.

(11)  Zie voetnoot 1.

(12)  PB C 323 van 30.12.2006, blz. 1.

(13)  Zie bv. de besluiten van de Commissie betreffende steunmaatregel N 165/03 — Spanje — Steun aan ITP voor de Trent 900, steunmaatregel N 372/05 — Frankrijk — Steun aan Snecma voor de SaM 146-motor, steunmaatregel N 120/01 — Verenigd Koninkrijk — Steun aan Rolls-Royce voor de ontwikkeling van de Trent 600- en Trent 900-motoren, en meer recent de besluiten betreffende steunmaatregel N 195/07 — Duitsland — Steun aan Rolls-Royce Deutschland, en steunmaatregel N 447/07 — Frankrijk — Steun aan Turbomeca, en onlangs in de beschikking betreffende steunmaatregel C 9/2007 — Spanje — Steun aan ITP.

(14)  Volvo Construction Equipment heeft een hoge cashpool-limiet gekregen, doch slechts voor één jaar en de onderneming draagt 11 % bij aan de bedrijfsinkomsten van het concern.

(15)  Zoals aangegeven in de brief van 27.11.2008 van Volvo Group aan Volvo Aero.

(16)  In januari 2009 werd bekendgemaakt dat Volvo Aero met de bonden onderhandelingen zou beginnen om het aantal arbeiders met 250 en het aantal hoofdarbeiders met ongeveer 100 te verminderen. Dit is een duidelijke indicatie van de financiële problemen waarmee Volvo Aero momenteel te kampen heeft.

(17)  Zie bv. punt 38 van de richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen 2007-2013 (PB C 54 van 4.3.2006, blz. 13).

(18)  In 2002 had het Zweedse Parlement besloten om middelen te reserveren voor toekomstige O&O-activiteiten in de Zweedse luchtvaartsector.

(19)  Presentatie van de voormalige CEO aan de raad van bestuur van vóór eind 2004.

(20)  Steunmaatregel N 301/2003.

(21)  En is ook de mededingingsdistorsie beperkter, omdat het project niet succesvol is gebleken.


17.11.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 301/52


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 13 november 2009

tot wijziging van Beschikking 2004/4/EG houdende machtiging van de lidstaten om ten aanzien van Egypte tijdelijk aanvullende maatregelen te nemen tegen de verspreiding van Pseudomonas solanacearum (Smith) Smith

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 8702)

(2009/839/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 2000/29/EG van de Raad van 8 mei 2000 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen (1), en met name op artikel 16, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens Beschikking 2004/4/EG van de Commissie (2) mogen knollen van Solanum tuberosum L., van oorsprong uit Egypte, in principe niet in de Gemeenschap worden binnengebracht. In vorige jaren, met inbegrip van het invoerseizoen 2008/2009, mochten dergelijke knollen echter in de Gemeenschap worden binnengebracht indien zij uit „ziektevrije gebieden” kwamen en bepaalde voorwaarden in acht werden genomen.

(2)

In het invoerseizoen 2008/2009 is zes keer Pseudomonas solanacearum (Smith) Smith aangetroffen, hetgeen geleid heeft tot een verbod van alle uitvoer van Egyptische aardappelen naar de Gemeenschap per 26 augustus 2009.

(3)

Egypte heeft een verslag ingediend over de oorzaken daarvan. De voornaamste conclusie is dat dit in de meeste gevallen te wijten is aan de niet-naleving van de fytosanitaire instructies met betrekking tot de productie en de uitvoer van voor de Gemeenschap bestemde aardappelen Aardappelproductiegebieden waar de instructies niet worden nageleefd, komen niet langer in aanmerking voor uitvoer naar de Europese Unie. Egypte heeft straffen opgelegd voor de overtreding van zijn instructies en heeft de betrokken ondernemingen voor de volgende drie uitvoerseizoenen geschorst.

(4)

Zoals gevraagd door Egypte en in het licht van de door dit land verstrekte informatie heeft de Commissie vastgesteld dat het risico van de verspreiding van Pseudomonas solanacearum (Smith) Smith door het binnenbrengen in de Gemeenschap van knollen van Solanum tuberosum L. uit „ziektevrije gebieden” van Egypte voldoende is beperkt, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan.

(5)

Het binnenbrengen in de Gemeenschap van knollen van Solanum tuberosum L., van oorsprong uit „ziektevrije gebieden” van Egypte, moet daarom voor het invoerseizoen 2009/2010 worden toegestaan.

(6)

Beschikking 2004/4/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(7)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Plantenziektekundig Comité,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Beschikking 2004/4/EG wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 2, lid 1, wordt „2008/2009” vervangen door „2009/2010”.

2)

In artikel 4 wordt „31 augustus 2009” vervangen door „31 augustus 2010”.

3)

In artikel 7 wordt „30 september 2009” vervangen door „30 september 2010”.

4)

De bijlage wordt als volgt gewijzigd:

a)

in punt 1, onder b), iii), wordt „2008/2009” vervangen door „2009/2010”;

b)

in punt 1, onder b), iii), tweede streepje, wordt „1 januari 2009” vervangen door „1 januari 2010”;

c)

in punt 1, onder b), xii), wordt „1 januari 2009” vervangen door „1 januari 2010”.

Artikel 2

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 13 november 2009.

Voor de Commissie

Androulla VASSILIOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 169 van 10.7.2000, blz. 1.

(2)  PB L 2 van 6.1.2004, blz. 50.