ISSN 1725-2598

doi:10.3000/17252598.L_2009.299.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 299

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

52e jaargang
14 november 2009


Inhoud

 

I   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

 

Verordening (EG) nr. 1089/2009 van de Commissie van 13 november 2009 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

1

 

 

Verordening (EG) nr. 1090/2009 van de Commissie van 13 november 2009 tot vaststelling van de invoerrechten in de sector granen van toepassing vanaf 16 november 2009

3

 

*

Verordening (EG) nr. 1091/2009 van de Commissie van 13 november 2009 tot verlening van een vergunning voor een enzympreparaat van endo-1,4-bèta-xylanase, geproduceerd door Trichoderma reesei (MUCL 49755), en endo-1,3(4)-bèta-glucanase, geproduceerd door Trichoderma reesei (MUCL 49754), als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor mestkippen (vergunninghouder Aveve nv) ( 1 )

6

 

*

Verordening (EG) nr. 1092/2009 van de Commissie van 13 november 2009 tot vaststelling van een percentage voor aanvaarding van de door de lidstaten aan de Commissie gemelde bedragen waarop de aanvragen voor de rooipremie voor het wijnoogstjaar 2009/2010 betrekking hebben

8

 

*

Verordening (EG) nr. 1093/2009 van de Commissie van 13 november 2009 tot wijziging van bijlage V bij Verordening (EG) nr. 1342/2007 van de Raad wat betreft de kwantitatieve beperkingen voor bepaalde ijzer- en staalproducten uit de Russische Federatie

10

 

*

Verordening (EG) nr. 1094/2009 van de Commissie van 13 november 2009 tot vaststelling van een verbod op de visserij op zeeduivel in het gebied Noorse wateren van IV door vaartuigen die de vlag van Nederland voeren

13

 

 

II   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

 

 

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

 

 

Commissie

 

 

2009/835/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 12 november 2009 tot vaststelling van noodmaatregelen houdende bijzondere voorwaarden voor de officiële controles op de invoer van peren van oorsprong uit of verzonden uit Turkije in verband met hoge gehalten aan residuen van amitraz (Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 8977)  ( 1 )

15

 

 

III   Besluiten op grond van het EU-Verdrag

 

 

BESLUITEN OP GROND VAN TITEL V VAN HET EU-VERDRAG

 

 

2009/836/GBVB

 

*

Besluit BiH/15/2009 van het Politiek en Veiligheidscomité van 11 november 2009 tot benoeming van de commandant van de EU-strijdkrachten voor de militaire operatie van de Europese Unie in Bosnië en Herzegovina

17

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Beschikking 2009/767/EG van de Commissie van 16 oktober 2009 inzake maatregelen voor een gemakkelijker gebruik van elektronische procedures via het één-loket in het kader van Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende diensten op de interne markt (PB L 274 van 20.10.2009)

18

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

VERORDENINGEN

14.11.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 299/1


VERORDENING (EG) Nr. 1089/2009 VAN DE COMMISSIE

van 13 november 2009

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (2), en met name op artikel 138, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

Bij Verordening (EG) nr. 1580/2007 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XV, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 138 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 14 november 2009.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 november 2009.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 350 van 31.12.2007, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

MA

33,6

MK

24,5

TR

57,2

ZZ

38,4

0707 00 05

EG

171,8

JO

161,3

MA

55,7

TR

72,9

ZZ

115,4

0709 90 70

MA

69,3

TR

104,5

ZZ

86,9

0805 20 10

MA

77,2

ZA

117,3

ZZ

97,3

0805 20 30, 0805 20 50, 0805 20 70, 0805 20 90

CN

51,4

HR

42,1

MA

58,8

TR

80,1

ZZ

58,1

0805 50 10

AR

64,0

TR

69,5

ZA

57,0

ZZ

63,5

0806 10 10

AR

196,3

BR

241,8

LB

294,8

TR

124,9

US

259,3

ZZ

223,4

0808 10 80

CA

71,4

NZ

99,8

US

81,6

ZA

62,3

ZZ

78,8

0808 20 50

CN

38,4

TR

84,0

ZZ

61,2


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


14.11.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 299/3


VERORDENING (EG) Nr. 1090/2009 VAN DE COMMISSIE

van 13 november 2009

tot vaststelling van de invoerrechten in de sector granen van toepassing vanaf 16 november 2009

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (Integrale-GMO-verordening) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1249/96 van de Commissie van 28 juni 1996 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad ten aanzien van de invoerrechten in de sector granen (2), en met name op artikel 2, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 136, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 is bepaald dat het invoerrecht voor de producten van de GN-codes 1001 10 00, 1001 90 91, ex 1001 90 99 (zachte tarwe van hoge kwaliteit), 1002, ex 1005 met uitzondering van hybriden voor zaaidoeleinden, en ex 1007 met uitzondering van hybriden voor zaaidoeleinden, gelijk is aan de interventieprijs voor deze producten bij de invoer, verhoogd met 55 % en verminderd met de cif-invoerprijs voor de betrokken zending. Dit invoerrecht mag echter niet hoger zijn dan het recht van het gemeenschappelijk douanetarief.

(2)

In artikel 136, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 is bepaald dat voor de berekening van het in lid 1 van dat artikel bedoelde invoerrecht regelmatig representatieve cif-invoerprijzen voor de betrokken producten worden vastgesteld.

(3)

Overeenkomstig artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1249/96 is de prijs die in aanmerking moet worden genomen voor de berekening van het invoerrecht voor de producten van de GN-codes 1001 10 00, 1001 90 91, ex 1001 90 99 (zachte tarwe van hoge kwaliteit), 1002 00, 1005 10 90, 1005 90 00 en 1007 00 90, de dagelijkse representatieve cif-invoerprijs die wordt bepaald volgens de methode van artikel 4 van die verordening.

(4)

Er dienen invoerrechten te worden vastgesteld voor de periode vanaf 16 november 2009, die van toepassing zullen zijn totdat een nieuwe vaststelling in werking treedt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde invoerrechten in de sector granen die van toepassing zijn vanaf 16 november 2009, worden in bijlage I bij de onderhavige verordening vastgesteld op basis van de in bijlage II vermelde elementen.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 16 november 2009.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 november 2009.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 161 van 29.6.1996, blz. 125.


BIJLAGE I

Vanaf 16 november 2009 geldende invoerrechten voor de in artikel 136, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde producten

GN-code

Omschrijving

Invoerrecht (1)

(EUR/t)

1001 10 00

HARDE TARWE van hoge kwaliteit

0,00

van gemiddelde kwaliteit

0,28

van lage kwaliteit

20,28

1001 90 91

ZACHTE TARWE, zaaigoed

0,00

ex 1001 90 99

ZACHTE TARWE van hoge kwaliteit, andere dan zaaigoed

0,00

1002 00 00

ROGGE

44,40

1005 10 90

MAÏS, zaaigoed, ander dan hybriden

20,68

1005 90 00

MAÏS, andere dan zaaigoed (2)

20,68

1007 00 90

GRAANSORGHO, andere dan hybriden bestemd voor zaaidoeleinden

44,40


(1)  Voor producten die via de Atlantische Oceaan of het Suezkanaal in de Gemeenschap worden aangevoerd, komt de importeur op grond van artikel 2, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1249/96 in aanmerking voor een verlaging van het invoerrecht met:

3 EUR/t als de loshaven aan de Middellandse Zee ligt,

2 EUR/t als de loshaven in Denemarken, Estland, Ierland, Letland, Litouwen, Polen, Finland, Zweden, het Verenigd Koninkrijk of aan de Atlantische kust van het Iberisch Schiereiland ligt.

(2)  De importeur komt in aanmerking voor een forfaitaire verlaging van het invoerrecht met 24 EUR/t als aan de in artikel 2, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1249/96 vastgestelde voorwaarden is voldaan.


BIJLAGE II

Elementen voor de berekening van de in bijlage I vastgestelde rechten

2.11.2009-12.11.2009

1.

Gemiddelden over de in artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1249/96 bedoelde referentieperiode:

(EUR/t)

 

Zachte tarwe (1)

Maïs

Harde tarwe van hoge kwaliteit

Harde tarwe van gemiddelde kwaliteit (2)

Harde tarwe van lage kwaliteit (3)

Gerst

Beurs

Minnéapolis

Chicago

Notering

146,67

101,92

Fob-prijs VSA

124,51

114,51

94,51

71,10

Golfpremie

15,00

Grote-Merenpremie

12,65

2.

Gemiddelden over de in artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1249/96 bedoelde referentieperiode:

Vrachtkosten: Golf van Mexico–Rotterdam:

20,14 EUR/t

Vrachtkosten: Grote Meren–Rotterdam:

42,24 EUR/t


(1)  Premie van 14 EUR/t inbegrepen (artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1249/96).

(2)  Korting van 10 EUR/t (artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1249/96).

(3)  Korting van 30 EUR/t (artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1249/96).


14.11.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 299/6


VERORDENING (EG) Nr. 1091/2009 VAN DE COMMISSIE

van 13 november 2009

tot verlening van een vergunning voor een enzympreparaat van endo-1,4-bèta-xylanase, geproduceerd door Trichoderma reesei (MUCL 49755), en endo-1,3(4)-bèta-glucanase, geproduceerd door Trichoderma reesei (MUCL 49754), als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor mestkippen (vergunninghouder Aveve nv)

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding (1), en met name op artikel 9, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De verlening van vergunningen voor toevoegingsmiddelen voor diervoeding, met inbegrip van de verleningsgronden en -procedures, is geregeld bij Verordening (EG) nr. 1831/2003.

(2)

Overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 is een aanvraag voor een vergunning voor het in de bijlage bij deze verordening opgenomen preparaat ingediend. De krachtens artikel 7, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 vereiste gegevens en documenten zijn bij de aanvraag verstrekt.

(3)

De aanvraag betreft de verlening van een vergunning voor een enzympreparaat van endo-1,4-bèta-xylanase, geproduceerd door Trichoderma reesei (MUCL 49755), en endo-1,3(4)-bèta-glucanase, geproduceerd door Trichoderma reesei (MUCL 49754), als toevoegingsmiddel in de categorie „zoötechnische toevoegingsmiddelen” voor mestkippen.

(4)

De EFSA heeft in haar advies van 13 mei 2009 (2) geconcludeerd dat het enzympreparaat van endo-1,4-bèta-xylanase, geproduceerd door Trichoderma reesei (MUCL 49755), en endo-1,3(4)-bèta-glucanase, geproduceerd door Trichoderma reesei (MUCL 49754), geen nadelige gevolgen voor de diergezondheid, de menselijke gezondheid of het milieu heeft en dat het gebruik van dat preparaat de toename van het lichaamsgewicht aanzienlijk vergroot. Specifieke eisen voor monitoring na het in de handel brengen heeft de EFSA niet nodig geacht. Zij heeft ook het rapport over de analysemethode voor het toevoegingsmiddel voor diervoeding geverifieerd dat door het bij Verordening (EG) nr. 1831/2003 ingestelde communautaire referentielaboratorium was ingediend.

(5)

Uit de beoordeling van het preparaat blijkt dat aan de in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 vermelde voorwaarden voor de verlening van een vergunning is voldaan. Het gebruik van dat preparaat zoals omschreven in de bijlage bij deze verordening moet daarom worden toegestaan.

(6)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor het in de bijlage beschreven preparaat, dat behoort tot de categorie „zoötechnische toevoegingsmiddelen” en de functionele groep „verteringsbevorderaars”, wordt onder de in die bijlage vastgestelde voorwaarden een vergunning voor gebruik als toevoegingsmiddel voor diervoeding verleend.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 november 2009.

Voor de Commissie

Androulla VASSILIOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 268 van 18.10.2003, blz. 29.

(2)  The EFSA Journal (2009) 1097, blz. 1.


BIJLAGE

Identificatienummer van het toevoegingsmiddel

Naam van de vergunninghouder

Toevoegingsmiddel

Samenstelling, chemische formule, beschrijving, analysemethode

Diersoort of -categorie

Maximumleeftijd

Minimumgehalte

Maximumgehalte

Overige bepalingen

Einde van de vergunningsperiode

Activiteitseenheden/kg volledig diervoeder met een vochtgehalte van 12 %

Categorie zoötechnische toevoegingsmiddelen. Functionele groep: verteringsbevorderaars.

4a9

Aveve NV

Endo-1,4-bèta-xylanase

EC 3.2.1.8

Endo-1,3(4)-bèta-glucanase

EC 3.2.1.6

 

Samenstelling van het toevoegingsmiddel:

Bereiding van endo-1,4-bèta-xylanase, geproduceerd door Trichoderma reesei (MUCL 49755), en endo-1,3(4)-bèta-glucanase, geproduceerd door Trichoderma reesei (MUCL 49754),

met een minimale activiteit van: 40 000 XU (1)/g en 9 000 BGU (2)/g

 

Karakterisering van de werkzame stof:

endo-1,4-bèta-xylanase, geproduceerd door Trichoderma reesei (MUCL 49755), en endo-1,3(4)-bèta-glucanase, geproduceerd door Trichoderma reesei (MUCL 49754)

 

Analysemethode (3)

Karakterisering van de werkzame stof in het toevoegingsmiddel:

Colorimetrische methode, gebaseerd op de reactie van dinitrosalicylzuur op reducerende suikers, geproduceerd door de inwerking van endo-1,4-bèta-xylanase op een xylaan bevattend substraat;

Colorimetrische methode, gebaseerd op de reactie van dinitrosalicylzuur op reducerende suikers, geproduceerd door de inwerking van endo-1,3(4)-bèta-glucanase op een bèta-glucaan bevattend substraat.

 

Karakterisering van de werkzame stof in de diervoeders:

colorimetrische methode die de in water oplosbare kleurstof meet die door inwerking van endo-1,4-bèta-xylanase wordt vrijgemaakt uit met kleurstof vernet tarwearabinoxylaansubstraat;

colorimetrische methode die de in water oplosbare kleurstof meet die door inwerking van endo-1,3(4)-bèta-glucanase wordt vrijgemaakt uit met kleurstof vernet gerstbètaglucaansubstraat.

Mestkippen

4 000 XU

900 BGU

 

1.

In de gebruiksaanwijzing voor het toevoegingsmiddel en het voormengsel de opslagtemperatuur, de houdbaarheid en de stabiliteit bij verwerking tot pellets vermelden.

2.

Voor gebruik in voeders die rijk zijn aan niet-zetmeelpolysachariden (vooral bèta-glucanen en arabinoxylanen), bv. voeders die meer dan 30 % tarwe, gerst, rogge en/of triticale bevatten.

3.

Om veiligheidsredenen: gebruik van ademhalingsbescherming, bril en handschoenen tijdens hantering.

4 december 2019


(1)  1 XU is de hoeveelheid enzym die bij een pH van 5,0 en een temperatuur van 50 °C 1 μmol reducerende suikers (xylose-equivalent) per minuut vrijmaakt uit xylaan van haverkaf.

(2)  1 BGU is de hoeveelheid enzym die bij een pH van 4,8 en een temperatuur van 50 °C 1 μmol reducerende suikers (cellobiose-equivalent) per minuut vrijmaakt uit ß-glucaan van gerst.

(3)  Nadere bijzonderheden over de analysemethoden zijn te vinden op het volgende adres van het communautaire referentielaboratorium: www.irmm.jrc.be/crl-feed-additives


14.11.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 299/8


VERORDENING (EG) Nr. 1092/2009 VAN DE COMMISSIE

van 13 november 2009

tot vaststelling van een percentage voor aanvaarding van de door de lidstaten aan de Commissie gemelde bedragen waarop de aanvragen voor de rooipremie voor het wijnoogstjaar 2009/2010 betrekking hebben

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1), en met name op artikel 85 vicies, lid 4, juncto artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De bedragen waarop de in aanmerking komende aanvragen betrekking hebben en waarvan de lidstaten de Commissie overeenkomstig artikel 85 vicies, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 uiterlijk op 15 oktober 2009 in kennis hebben gesteld, overschrijden de in bijlage X quinquies bij die verordening op 334 miljoen EUR vastgestelde maximale jaarbegroting voor de rooiregeling voor het wijnoogstjaar 2009/2010. Daarom moet een percentage voor aanvaarding van de gemelde bedragen worden vastgesteld.

(2)

Bulgarije, Tsjechië en Luxemburg hebben overeenkomstig artikel 85 vicies, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 aanvragen meegedeeld voor een gebied dat kleiner is dan 50 ha; overeenkomstig artikel 71, lid 3, van Verordening (EG) nr. 555/2008 van 27 juni 2008 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 479/2008 van de Raad houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt, wat betreft de steunprogramma’s, de handel met derde landen, het productiepotentieel en de controles in de wijnsector (2) zijn deze lidstaten daarom vrijgesteld van de toepassing van het percentage voor aanvaarding.

(3)

Duidelijkheidshalve is het aangewezen om van de jaarbegroting voor de rooiregeling ook de uitsplitsing per betrokken lidstaat te geven.

(4)

Verordening (EG) nr. 1123/2008 van de Commissie van 12 november 2008 tot vaststelling van een percentage voor aanvaarding van de door de lidstaten aan de Commissie gemelde bedragen waarop de aanvragen voor de rooipremie betrekking hebben (3) raakte achterhaald aan het einde van het wijnoogstjaar 2008/2009. Derhalve moet zij worden ingetrokken.

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bedragen waarop de rooipremieaanvragen voor het wijnoogstjaar 2009/2010 betrekking hebben en waarvan de Commissie overeenkomstig artikel 85 vicies, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 in kennis is gesteld, worden aanvaard ten belope van 50,125 % van de betrokken bedragen.

De begrotingsmaxima voor de betrokken lidstaten worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Verordening (EG) nr. 1123/2008 wordt ingetrokken.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing voor het wijnoogstjaar 2009/2010.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 november 2009.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 170 van 30.6.2008, blz. 1.

(3)  PB L 303 van 14.11.2008, blz. 5.


BIJLAGE

Voor de lidstaten geldende begrotingsmaxima met betrekking tot de rooipremies in het wijnoogstjaar 2009/2010

Lidstaat

Begroting voor de rooiregeling (EUR)

Bulgarije

197 767

Tsjechië

33 666

Duitsland

492 541

Griekenland

4 469 560

Spanje

149 939 881

Frankrijk

48 343 219

Italië

101 615 367

Cyprus

3 403 165

Luxemburg

6 146

Hongarije

12 926 940

Malta

0

Oostenrijk

2 078 319

Portugal

7 953 097

Roemenië

1 208 903

Slovenië

362 533

Slowakije

968 896


14.11.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 299/10


VERORDENING (EG) Nr. 1093/2009 VAN DE COMMISSIE

van 13 november 2009

tot wijziging van bijlage V bij Verordening (EG) nr. 1342/2007 van de Raad wat betreft de kwantitatieve beperkingen voor bepaalde ijzer- en staalproducten uit de Russische Federatie

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1342/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 betreffende het beheer van bepaalde beperkingen op de invoer van bepaalde ijzer- en staalproducten uit de Russische Federatie (1), en met name op artikel 5,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 26 oktober 2007 hebben de Europese Gemeenschap en de Russische Federatie een overeenkomst betreffende de handel in bepaalde ijzer- en staalproducten (2) gesloten (hierna „de overeenkomst” genoemd).

(2)

Artikel 3, lid 3, van de overeenkomst bepaalt dat in een bepaald jaar niet-benutte hoeveelheden voor ten hoogste 7 % van de maximale hoeveelheid voor de desbetreffende productgroep als vastgesteld in bijlage II bij de overeenkomst naar het eerstvolgende jaar kunnen worden overgeboekt.

(3)

Rusland heeft, net als in 2008, de Gemeenschap binnen de in de overeenkomst gestelde termijnen kennis gegeven van zijn voornemen om van de bepalingen van artikel 3, lid 3, gebruik te maken. Ingevolge Ruslands verzoek moeten de nodige aanpassingen in de kwantitatieve beperkingen voor het jaar 2009 worden aangebracht.

(4)

In artikel 10 wordt bepaald dat bij iedere jaarlijkse verlenging de hoeveelheden voor iedere productgroep met 2,5 % worden verhoogd.

(5)

Verordening (EG) nr. 1342/2007 dient derhalve te worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in bijlage V bij Verordening (EG) nr. 1342/2007 vermelde kwantitatieve beperkingen voor het jaar 2009 worden vervangen door de in bijlage I bij deze verordening genoemde maxima.

Artikel 2

De kwantitatieve beperkingen voor het jaar 2010 die voortvloeien uit de toepassing van artikel 10, lid 1, van de in 2007 gesloten overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Russische Federatie betreffende de handel in bepaalde ijzer- en staalproducten zijn opgenomen in bijlage II bij deze verordening.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 november 2009.

Voor de Commissie

Catherine ASHTON

Lid van de Commissie


(1)  PB L 300 van 17.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 300 van 17.11.2007, blz. 52.


BIJLAGE I

KWANTITATIEVE BEPERKINGEN VOOR 2009

(ton)

Producten

2009

SA.   Platte producten

SA1.

Rollen

1 067 575

SA2.

Zware plaat

303 498

SA3.

Andere gewalste platte producten

651 248

SA4.

Gelegeerde producten

114 925

SA5.

Gelegeerde kwartoplaat

27 580

SA6.

Gelegeerde koudgewalste en beklede plaat

120 425

SB.   Lange producten

SB1.

Balken

60 480

SB2.

Walsdraad

355 131

SB3.

Andere lange producten

593 795

Opmerking

:

SA en SB zijn productcategorieën.

SA1 t/m SA6 en SB1 t/m SB3 zijn productgroepen.


BIJLAGE II

KWANTITATIEVE BEPERKINGEN VOOR 2010

(ton)

Producten

2010

SA.   Platte producten

SA1.

Rollen

1 087 397

SA2.

Zware plaat

288 922

SA3.

Andere gewalste platte producten

625 122

SA4.

Gelegeerde producten

110 316

SA5.

Gelegeerde kwartoplaat

26 266

SA6.

Gelegeerde koudgewalste en beklede plaat

115 569

SB.   Lange producten

SB1.

Balken

57 784

SB2.

Walsdraad

340 402

SB3.

Andere lange producten

532 667

Opmerking

:

SA en SB zijn productcategorieën.

SA1 t/m SA6 en SB1 t/m SB3 zijn productgroepen.


14.11.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 299/13


VERORDENING (EG) Nr. 1094/2009 VAN DE COMMISSIE

van 13 november 2009

tot vaststelling van een verbod op de visserij op zeeduivel in het gebied Noorse wateren van IV door vaartuigen die de vlag van Nederland voeren

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (1), met name op artikel 26, lid 4,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad van 12 oktober 1993 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid (2), en met name op artikel 21, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 43/2009 van de Raad van 16 januari 2009 tot vaststelling, voor 2009, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften (3) zijn quota voor 2009 vastgesteld.

(2)

Uit door de Commissie ontvangen informatie blijkt dat, gezien de vangsten van het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage vermelde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, de betrokken, voor 2009 toegewezen quota volledig zijn opgebruikt.

(3)

Derhalve moet het worden verboden op dit bestand te vissen en vis uit dit bestand aan boord te houden, over te laden en aan te voeren,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het opgebruiken van het quotum

Het quotum dat voor 2009 aan de in de bijlage bij deze verordening genoemde lidstaat is toegewezen voor de visserij op het in die bijlage vermelde bestand, wordt met ingang van de in die bijlage opgenomen datum als opgebruikt beschouwd.

Artikel 2

Verbod

De visserij op het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage genoemde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, is verboden met ingang van de in die bijlage opgenomen datum. Na die datum is het ook verboden om vis uit dit bestand die door deze vaartuigen is gevangen, aan boord te hebben, over te laden of aan te voeren.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 november 2009.

Voor de Commissie

Fokion FOTIADIS

Directeur-generaal Maritieme zaken en visserij


(1)  PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59.

(2)  PB L 261 van 20.10.1993, blz. 1.

(3)  PB L 22 van 26.1.2009, blz. 1.


BIJLAGE

Nr.

27/T&Q

Lidstaat

Nederland

Bestand

ANF/4AB-N.

Soort

Zeeduivel (Lophiidae)

Gebied

Noorse wateren van IV

Datum

5 oktober 2009


II Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

Commissie

14.11.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 299/15


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 12 november 2009

tot vaststelling van noodmaatregelen houdende bijzondere voorwaarden voor de officiële controles op de invoer van peren van oorsprong uit of verzonden uit Turkije in verband met hoge gehalten aan residuen van amitraz

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 8977)

(Voor de EER relevante tekst)

(2009/835/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (1), en met name op artikel 53, lid 1, onder b), ii),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 23 februari 2005 tot vaststelling van maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen in of op levensmiddelen en diervoeders van plantaardige en dierlijke oorsprong en houdende wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad (2) zijn onder meer maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen (MRL’s) vastgesteld voor amitraz en metabolieten daarvan.

(2)

Via het systeem voor snelle waarschuwingen over levensmiddelen en diervoeders (RASSF) is in 2007, 2008 en 2009 herhaaldelijk gemeld dat in peren van oorsprong uit Turkije amitrazgehalten hoger dan de acute referentiedosis (ARfD) voor dit bestrijdingsmiddel waren aangetroffen. Uit de meest recente informatie, die op 21 oktober 2009 van de Duitse autoriteiten is ontvangen, blijkt dat het amitrazgehalte in de laatste analyse ver boven de ARfD lag.

(3)

Gezien het grote risico waaraan de Europese consumenten kunnen worden blootgesteld, moeten de lidstaten ten minste 10 % van de zendingen peren van oorsprong uit Turkije bij invoer op amitraz controleren. Ook zendingen die al in de handel zijn, moeten officieel worden gecontroleerd.

(4)

De lidstaten moeten de Commissie van alle testuitslagen in kennis stellen. Positieve resultaten moeten via het RASFF worden gemeld.

(5)

Verordening (EG) nr. 669/2009 van de Commissie van 24 juli 2009 ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft meer uitgebreide officiële controles op de invoer van bepaalde diervoeders en levensmiddelen van niet-dierlijke oorsprong en tot wijziging van Beschikking 2006/504/EG (3) vereist dat de lidstaten meer uitgebreide controles uitvoeren bij de invoer van peren van oorsprong uit Turkije, waarbij op de aanwezigheid van amitraz in 10 % van alle zendingen van dat product moet worden gecontroleerd. Aangezien de desbetreffende controlemaatregel op 25 januari 2010 ingaat, moet de duur van de maatregelen van deze beschikking zodanig worden vastgesteld dat er geen overlap is met de controlemaatregelen van Verordening (EG) nr. 669/2009.

(6)

Artikel 53 van Verordening (EG) nr. 178/2002 voorziet in de mogelijkheid van het nemen van passende communautaire noodmaatregelen voor uit een derde land ingevoerde levensmiddelen en diervoeders om de gezondheid van mens en dier en het milieu te beschermen, wanneer het risico niet op afdoende wijze kan worden beheerst met de door de betrokken lidstaten getroffen maatregelen.

(7)

Gezien de urgentie moeten deze noodmaatregelen worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 53, lid 1, van Verordening (EG) nr. 178/2002.

(8)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

1.   De lidstaten voeren documenten-, overeenstemmings- en materiële controles, inclusief laboratoriumanalyses, uit op ten minste 10 % van de zendingen verse peren van GN-code 0808 20 10 en 0808 20 50, van oorsprong uit of verzonden uit Turkije. De zendingen worden vastgehouden totdat de resultaten van de laboratoriumanalyse beschikbaar zijn.

2.   De lidstaten nemen de noodzakelijke maatregelen om ervoor te zorgen dat de in lid 1 bedoelde producten die al in de handel zijn, ook onderworpen worden aan passende controles.

3.   De in de leden 1 en 2 bedoelde controles zijn met name bedoeld om na te gaan of het amitrazgehalte niet hoger is dan het communautaire maximumresidugehalte krachtens Verordening (EG) nr. 396/2005.

4.   De lidstaten melden eventuele positieve resultaten van de in de leden 1 en 2 bedoelde laboratoriumanalyse via het systeem voor snelle waarschuwingen over levensmiddelen en diervoeders.

5.   De lidstaten brengen om de twee weken aan de Commissie verslag uit over alle resultaten. Dit verslag heeft een door de Commissie voorgeschreven vorm en bevat de volgende informatie:

a)

gegevens over elke zending, met inbegrip van de omvang, uitgedrukt in nettogewicht;

b)

het aantal zendingen waarvan monsters zijn genomen voor analyse;

c)

de resultaten van de documenten-, overeenstemmings- en materiële controles, inclusief laboratoriumanalyses.

6.   Indien bij de in de leden 1 en 2 bedoelde controles gevallen van niet-naleving worden vastgesteld, worden maatregelen genomen overeenkomstig de artikelen 19, 20 en 21 van Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad (4).

7.   De lidstaten zorgen ervoor dat de kosten als gevolg van de uitvoering van lid 1 worden gedragen door de exploitanten die verantwoordelijk zijn voor de invoer.

Artikel 2

Deze beschikking kan in het licht van de in artikel 1, lid 5, bedoelde resultaten opnieuw worden bezien.

Artikel 3

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten en is van toepassing tot en met 24 januari 2010.

Gedaan te Brussel, 12 november 2009.

Voor de Commissie

Androulla VASSILIOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1.

(2)  PB L 70 van 16.3.2005, blz. 1.

(3)  PB L 194 van 25.7.2009, blz. 11.

(4)  PB L 165 van 30.4.2004, blz. 1.


III Besluiten op grond van het EU-Verdrag

BESLUITEN OP GROND VAN TITEL V VAN HET EU-VERDRAG

14.11.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 299/17


BESLUIT BiH/15/2009 VAN HET POLITIEK EN VEILIGHEIDSCOMITÉ

van 11 november 2009

tot benoeming van de commandant van de EU-strijdkrachten voor de militaire operatie van de Europese Unie in Bosnië en Herzegovina

(2009/836/GBVB)

HET POLITIEK EN VEILIGHEIDSCOMITÉ,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 25, derde alinea,

Gelet op Gemeenschappelijk Optreden 2004/570/GBVB van de Raad van 12 juli 2004 inzake de militaire operatie van de Europese Unie in Bosnië en Herzegovina (1), en met name op artikel 6,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op grond van artikel 6 van Gemeenschappelijk Optreden 2004/570/GBVB heeft de Raad het Politiek en Veiligheidscomité (PVC) gemachtigd verdere besluiten te nemen inzake de benoeming van de commandant van de EU-strijdkrachten.

(2)

Bij Besluit BiH/14/2008 van het PVC van 21 november 2008 (2) is generaal-majoor Stefano CASTAGNOTTO benoemd tot commandant van de EU-strijdkrachten voor de militaire operatie van de Europese Unie in Bosnië en Herzegovina.

(3)

De operationeel commandant van de Europese Unie heeft aanbevolen generaal-majoor Bernhard BAIR te benoemen tot de nieuwe commandant van de EU-strijdkrachten voor de militaire operatie van de Europese Unie in Bosnië en Herzegovina.

(4)

Het Militair Comité van de Europese Unie heeft zijn steun voor deze aanbeveling uitgesproken.

(5)

Overeenkomstig artikel 6 van het Protocol betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, neemt Denemarken niet deel aan de uitwerking en uitvoering van besluiten en acties van de Europese Unie die gevolgen hebben op defensiegebied.

(6)

De Europese Raad van Kopenhagen van 12 en 13 december 2002 heeft een verklaring aangenomen volgens welke de Berlijn-plusregeling en de uitvoering daarvan slechts van toepassing zijn op de lidstaten van de Europese Unie die ook ofwel NAVO-lid zijn ofwel partij bij het partnerschap voor de vrede, en die derhalve bilaterale veiligheidsovereenkomsten met de NAVO hebben gesloten,

BESLUIT:

Artikel 1

Generaal-majoor Bernhard BAIR wordt benoemd tot commandant van de EU-strijdkrachten voor de militaire operatie van de Europese Unie in Bosnië en Herzegovina.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op 4 december 2009.

Gedaan te Brussel, 11 november 2009.

Voor het Politiek en Veiligheidscomité

De voorzitter

O. SKOOG


(1)  PB L 252 van 28.7.2004, blz. 10.

(2)  PB L 319 van 29.11.2008, blz. 80.


Rectificaties

14.11.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 299/18


Rectificatie van Beschikking 2009/767/EG van de Commissie van 16 oktober 2009 inzake maatregelen voor een gemakkelijker gebruik van elektronische procedures via het één-loket in het kader van Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende diensten op de interne markt

( Publicatieblad van de Europese Unie L 274 van 20 oktober 2009 )

Beschikking 2009/767/EG wordt als volgt gelezen:

BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 16 oktober 2009

inzake maatregelen voor een gemakkelijker gebruik van elektronische procedures via het „één-loket” in het kader van Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende diensten op de interne markt

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 7806)

(Voor de EER relevante tekst)

(2009/767/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt (1), en met name op artikel 8, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De verplichtingen voor lidstaten inzake administratieve vereenvoudiging waarvan sprake is in hoofdstuk II van Richtlijn 2006/123/EG, en met name in de artikelen 5 en 8, bestaan onder andere uit het vereenvoudigen van de procedures en formaliteiten die van toepassing zijn voor de toegang tot en de uitoefening van dienstenactiviteiten en uit het verzekeren dat deze procedures en formaliteiten eenvoudig, op afstand en met elektronische middelen via de één-loketten door dienstverleners kunnen worden afgewikkeld.

(2)

De procedures en formaliteiten via de „één-loketten” moeten grensoverschrijdend tussen de lidstaten kunnen worden afgewikkeld overeenkomstig artikel 8 van Richtlijn 2006/123/EG.

(3)

Om te kunnen voldoen aan de verplichting om procedures en formaliteiten te vereenvoudigen en om het grensoverschrijdende gebruik van de „één-loketten” te vergemakkelijken, moeten elektronische procedures gebaseerd zijn op eenvoudige oplossingen, inclusief het gebruik van elektronische handtekeningen. Indien na een passende risicobeoordeling van concrete procedures en formaliteiten, een hoog veiligheidsniveau of een equivalent van een handgeschreven handtekening noodzakelijk wordt geacht, kan aan de dienstverleners worden gevraagd om voor bepaalde procedures en formaliteiten geavanceerde elektronische handtekeningen te gebruiken die op een gekwalificeerd certificaat zijn gebaseerd, al dan niet met een veilig middel voor het aanmaken van handtekeningen.

(4)

Het gemeenschappelijk kader voor elektronische handtekeningen werd vastgesteld bij Richtlijn 1999/93/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 1999 betreffende een gemeenschappelijk kader voor elektronische handtekeningen (2). Om een doeltreffend, grensoverschrijdend gebruik van geavanceerde elektronische handtekeningen die gebaseerd zijn op een gekwalificeerd certificaat te bevorderen, moet het vertrouwen in deze elektronische handtekeningen worden verhoogd, ongeacht de lidstaat waarin de ondertekenaar of de certificatiedienstverlener die het gekwalificeerde certificaat afgeeft, is gevestigd. Dit kan worden bereikt door de informatie die nodig is om de elektronische handtekeningen te valideren, en in het bijzonder de informatie over certificatiedienstverleners die onder toezicht staan of zijn geaccrediteerd in een lidstaat, en over de diensten die zij aanbieden, gemakkelijker en in een betrouwbare vorm beschikbaar te stellen.

(5)

Er moet voor worden gezorgd dat de lidstaten deze informatie publiek beschikbaar maken via een gemeenschappelijke template zodat er gemakkelijker gebruik van kan worden gemaakt en genoeg details kunnen worden opgenomen zodat de ontvangende partij de elektronische handtekening kan valideren,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Gebruik en aanvaarding van elektronische handtekeningen

1.   Indien het, na een passende beoordeling van de mogelijke risico’s gerechtvaardigd is en overeenkomstig artikel 5, leden 1 en 3, van Richtlijn 2006/123/EG, kunnen de lidstaten voor de afwikkeling van bepaalde procedures en formaliteiten via de één-loketten volgens artikel 8 van Richtlijn 2006/123/EG, de dienstverlener verplichten geavanceerde elektronische handtekeningen die gebaseerd zijn op een gekwalificeerd certificaat, al dan niet met een veilig middel voor het aanmaken van handtekeningen, gebruiken, zoals bepaald in en onderworpen aan Richtlijn 1999/93/EG.

2.   De lidstaten aanvaarden alle geavanceerde elektronische handtekeningen die gebaseerd zijn op een gekwalificeerd certificaat, al dan niet met een veilig middel voor het aanmaken van handtekeningen, voor het afwikkelen van de procedures en formaliteiten als bedoeld in lid 1. De lidstaten behouden echter wel de mogelijkheid om deze aanvaarding te beperken tot geavanceerde elektronische handtekeningen die gebaseerd zijn op een gekwalificeerd certificaat en die zijn aangemaakt met een veilig middel voor het aanmaken van handtekeningen, als dit na de risicobeoordeling als bedoeld in lid 1, nodig blijkt.

3.   De lidstaten stellen geen eisen voor de aanvaarding van geavanceerde elektronische handtekeningen die gebaseerd zijn op een gekwalificeerd certificaat, al dan niet met een veilig middel voor het aanmaken van handtekeningen, als die eisen dienstverleners hinderen in het gebruikmaken van elektronische procedures via de één-loketten.

4.   De lidstaten mogen, onverminderd lid 2, andere elektronische handtekeningen aanvaarden dan de geavanceerde elektronische handtekeningen die gebaseerd zijn op een gekwalificeerd certificaat, al dan niet met een met een veilig middel voor het aanmaken van handtekeningen.

Artikel 2

Opstellen, bijwerken en publiceren van vertrouwenslijsten

1.   Elke lidstaat stelt een „vertrouwenslijst” op, werkt deze regelmatig bij en publiceert deze overeenkomstig de technische specificaties in de bijlage. Deze lijst bevat een minimum aan informatie over de certificatiedienstverleners die gekwalificeerde certificaten afgeven aan het publiek en die onder toezicht staan bij of zijn geaccrediteerd in de lidstaat.

2.   De lidstaten stellen een vertrouwenslijst op en publiceren deze in minstens een menselijk leesbare versie overeenkomstig de specificaties in de bijlage.

3.   De lidstaten delen aan de Commissie mede welke instantie verantwoordelijk is voor het opstellen, bijwerken en publiceren van de vertrouwenslijst, de plaats waar de vertrouwenslijst wordt gepubliceerd en alle wijzigingen hieraan.

Artikel 3

Toepassing

Deze beschikking wordt van toepassing vanaf 28 december 2009.

Artikel 4

Adressaten

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 16 oktober 2009.

Voor de Commissie

Charlie McCREEVY

Lid van de Commissie

BIJLAGE

TECHNISCHE SPECIFICATIES VOOR EEN GEMEENSCHAPPELIJKE TEMPLATE VOOR DE „VERTROUWENSLIJST VAN ONDER TOEZICHT STAANDE OF GEACCREDITEERDE CERTIFICATIEDIENSTVERLENERS”

WOORD VOORAF

1.   Algemeen

Met de gemeenschappelijke template voor de vertrouwenslijst van onder toezicht staande of geaccrediteerde certificatiedienstverleners wil men een gemeenschappelijke manier aanreiken waarop elke lidstaat informatie kan verstrekken over de toezicht- of accreditatiestatus van de certificatiediensten van certificatiedienstverleners (3) (CDV’s) die onder toezicht staan bij of zijn geaccrediteerd in de lidstaat voor naleving van de bepalingen van Richtlijn 1999/93/EG. Dit omvat het verstrekken van een historische informatie over de toezicht- of accreditatiestatus van de onder toezicht staande of geaccrediteerde certificatiediensten.

De vertrouwenslijst (VL) moet onder andere minimuminformatie bevatten over onder toezicht staande of geaccrediteerde CDV’s die gekwalificeerde certificaten (KC’s) (4) afgeven overeenkomstig de bepalingen van Richtlijn 1999/93/EG (artikel 3, leden 2 en 3, en artikel 7, lid 1, onder a)), zoals informatie over KC’s die een elektronische handtekening ondersteunen en of de handtekening al dan niet werd aangemaakt door een veilig middel voor het aanmaken van handtekeningen (VMAH) (5).

Bijkomende informatie over andere onder toezicht staande of geaccrediteerde CDV’s die geen KC’s afgeven, maar diensten verlenen die betrekking hebben op elektronische handtekeningen (bv. tijdstempeldiensten en het afgeven van tijdstempeltokens, het afgeven van niet-gekwalificeerde certificaten, enz.), kunnen op vrijwillige basis in de nationale vertrouwenslijst worden opgenomen.

Deze informatie is in de eerste plaats bedoeld ter ondersteuning van de validering van gekwalificeerde elektronische handtekeningen (KEH’s) en geavanceerde elektronische handtekeningen (AEH’s) (6) die door een gekwalificeerd certificaat (7)  (8) worden ondersteund.

De voorgestelde gemeenschappelijke template is compatibel met een implementatie die gebaseerd is op de specificaties van ETSI TS 102 231 (Elektronische handtekeningen en infrastructuur) (9). Deze specificaties worden gebruikt voor de opstelling, publicatie, lokalisatie, toegang, authentificatie en het betrouwbaar maken van dergelijke lijsten.

2.   Richtsnoeren voor het opstellen van gegevens op de VL

2.1.   Een VL met voornamelijk onder toezicht staande of geaccrediteerde certificatiediensten

Relevante certificatiediensten en certificatiedienstverleners op één lijst

Een vertrouwenslijst van een lidstaat wordt gedefinieerd als de „Toezicht- of accreditatiestatuslijst met certificatiediensten van certificatiedienstverleners die bij de lidstaat in kwestie onder toezicht staan of in deze lidstaat zijn geaccrediteerd voor naleving van Richtlijn 1999/93/EG”.

Een vertrouwenslijst moet het volgende bevatten:

alle certificatiedienstverleners, zoals bepaald in artikel 2, lid 11, van Richtlijn 1999/93/EG, d.w.z. een dienst of een natuurlijke of rechtspersoon die certificaten afgeeft of andere diensten in verband met elektronische handtekeningen verleent;

die onder toezicht staan of zijn geaccrediteerd voor naleving van Richtlijn 1999/93/EG.

Op basis van de definities en bepalingen in Richtlijn 1999/93/EG, voornamelijk over de relevante CDV’s en hun toezicht-accreditatiesystemen of vrijwilligeaccreditatiesystemen, kunnen CDV’s worden onderverdeeld in twee categorieën. De eerste categorie betreft de CDV’s die KC’s aan het publiek afgeven (CDVKC) en de tweede categorie de CDV’s die geen KC’s aan het publiek afgeven, maar „andere (ondersteunende) diensten voor elektronische handtekeningen” verlenen:

CDV’s die KC’s afgeven:

Zij moeten onder toezicht staan bij de lidstaat waarin zij zijn gevestigd (indien zij in een lidstaat zijn gevestigd) en kunnen ook zijn geaccrediteerd voor naleving van Richtlijn 1999/93/EG, waarvan de eisen in bijlage I (eisen voor KC’s) en bijlage II (eisen ten aanzien van CDV’s die KC’s afgeven) deel uitmaken. CDV’s die KC’s afgeven en die in een lidstaat zijn geaccrediteerd, moeten nog steeds onder het passende toezichtsysteem van die lidstaat vallen, tenzij zij niet in die lidstaat zijn gevestigd.

Het toepasselijke „toezichtsysteem” (respectievelijk het „vrijwilligeaccreditatiesysteem”) is gedefinieerd en moet voldoen aan de relevante vereisten van Richtlijn 1999/93/EG, in het bijzonder aan de vereisten in artikel 3, lid 3, artikel 8, lid 1, artikel 11, overweging 13 (respectievelijk artikel 2, lid 13, artikel 3, lid 2, artikel 7, lid 1, onder a), artikel 8, lid 1, artikel 11, overwegingen 4 en 11-13).

CDV’s die geen KC’s afgeven:

Zij kunnen vallen onder een „vrijwillig-accreditatiesysteem” (zoals bepaald in en overeenkomstig Richtlijn 1999/93/EG) en/of onder een nationaal gedefinieerde „erkende goedkeuringsregeling” die op nationaal niveau werd ingevoerd voor het toezicht op de naleving van de richtlijn en eventueel van nationale bepalingen over het verlenen van certificatiediensten (in de betekenis van artikel 2, lid 11, van de richtlijn).

Sommige fysische of binaire (logische) objecten die werden verkregen of afgegeven bij een certificatiedienst kunnen, op basis van hun overeenkomst met de bepalingen en vereisten op nationaal niveau, een specifieke „kwalificatie” krijgen. De kans is echter groot dat de betekenis van dergelijke „kwalificatie” slechts op het nationale niveau geldt.

De vertrouwenslijst van een lidstaat moet minimuminformatie verschaffen over onder toezicht staande of geaccrediteerde CDV’s die gekwalificeerde certificaten aan het publiek afgeven overeenkomstig de bepalingen in Richtlijn 1999/93/EG (artikel 3, leden 2 en 3, en artikel 7, lid 1, onder a)), informatie over KC’s die de elektronische handtekening ondersteunen en of de handtekening al dan niet werd aangemaakt door een veilig middel voor het aanmaken van handtekeningen.

Bijkomende informatie over andere onder toezicht staande of geaccrediteerde diensten van CDV’s die geen KC’s aan het publiek afgeven (bv. CDV’s die tijdstempeldiensten verlenen en tijdstempeltokens afgeven, en CDV’s die niet-gekwalificeerde certificaten afgeven, enz.), kan op vrijwillige basis in de nationale vertrouwenslijst worden opgenomen.

De vertrouwenslijst heeft als doelstelling:

het opnemen op een lijst en verstrekken van betrouwbare informatie over de toezicht- of accreditatiestatus van certificatiediensten van certificatiedienstverleners die bij de lidstaat, die verantwoordelijk is voor het opstellen en het bijwerken van de lijst, onder toezicht staan of in deze lidstaat zijn geaccrediteerd voor naleving van Richtlijn 1999/93/EG;

de validering vergemakkelijken van elektronische handtekeningen die door de onder toezicht staande of geaccrediteerde certificatiediensten op de lijst van de CDV’s worden ondersteund.

Eén waardenreeks voor toezicht- en accreditatiestatus

Er mag slechts één VL per lidstaat worden opgesteld en bijgewerkt om de toezicht- en/of accreditatiestatus aan te geven van de certificatiediensten van de CDV’s die onder toezicht staan bij de lidstaat of in deze lidstaat zijn geaccrediteerd.

Het feit dat een dienst momenteel onder toezicht staat of is geaccrediteerd, vormt een onderdeel van zijn huidige status. Bijkomend kan een toezicht- of accreditatiestatus ook lopend, aflopend, stopgezet of zelfs ingetrokken zijn. Eenzelfde certificatiedienst kan tijdens zijn levensduur van een toezichtstatus naar een accreditatiestatus veranderen en omgekeerd (10).

De volgende afbeelding (afbeelding 1) beschrijft voor een enkele certificatiedienst de te verwachten wisselwerkingen tussen de mogelijke toezicht- en accreditatiestatussen.

Te verwachten wisselwerkingen tussen toezicht- en accreditatiestatus voor één CDV-dienst

Image

Een certificatiedienst die KC’s afgeeft, moet onder toezicht staan (indien de dienst in een lidstaat is gevestigd) en mag vrijwillig geaccrediteerd worden. De statuswaarde van deze dienst kan, indien de dienst is opgenomen in de vertrouwenslijst, een van de hierboven afgebeelde statuswaarden als huidige statuswaarde hebben. Er dient echter te worden opgemerkt dat accreditatie stopgezet en accreditatie ingetrokken enkel overgangstatussen zijn in het geval van diensten van een in een lidstaat gevestigde CDVKC , want dergelijke diensten moeten automatisch onder toezicht staan (zelfs indien de dienst niet of niet meer geaccrediteerd is).

Lidstaten die een nationaal gedefinieerde erkende goedkeuringsregeling opstellen of hebben opgesteld en op nationaal niveau hebben ingevoerd voor het toezicht op de naleving van Richtlijn 1999/93/EG en van de eventuele nationale bepalingen inzake de verlening van certificatiediensten (in de betekenis van artikel 2, lid 11, van de richtlijn) door de diensten van CDV’s die geen KC’s afgeven, moeten dergelijke goedkeuringsregeling(en) onder een van de twee volgende categorieën plaatsen:

„vrijwillige accreditatie” zoals bepaald en gereguleerd in Richtlijn 1999/93/EG (artikel 2, lid 13, artikel 3, lid 2, artikel 7, lid 1, onder a), artikel 8, lid 1, artikel 11, overwegingen 4 en 11-13);

„toezicht” zoals opgelegd in Richtlijn 1999/93/EG en ingevoerd door nationale bepalingen en vereisten overeenkomstig de nationale wetgeving.

Zo kan een certificatiedienst die geen KC’s afgeeft, onder toezicht worden geplaatst of vrijwillig zijn geaccrediteerd. De statuswaarde van deze dienst kan, indien de dienst is opgenomen in de vertrouwenslijst, een van de hierboven afgebeelde statuswaarden als huidige statuswaarde hebben (zie afbeelding 1).

De vertrouwenslijst moet informatie bevatten over de onderliggende toezicht- of accreditatieregeling(en), met name:

informatie over het toezichtsysteem dat van toepassing is op CDVKC’s;

informatie, indien van toepassing, over de nationale vrijwilligeaccreditatieregeling die van toepassing is op CDVKC’s;

informatie, indien van toepassing, over het toezichtsysteem dat van toepassing is op CDV’s die geen KC’s afgeven;

informatie, indien van toepassing, over de nationale vrijwilligeaccreditatieregeling die van toepassing is op CDV’s die geen KC’s afgeven.

De laatste twee soorten informatie zijn van doorslaggevend belang voor derden om de kwaliteit en het veiligheidsniveau te beoordelen van dergelijke toezicht- en accreditatiesystemen die op nationaal worden toegepast voor CDV’s die geen KC’s afgeven. Indien toezicht- of accreditatiestatusinformatie op de VL staat voor diensten van CDV’s die geen KC’s afgeven, wordt de hiervoor vermelde soorten informatie op de vertrouwenslijst opgenomen via „URI met informatie over de regeling” (clausule 5.3.7 — informatie die door lidstaten wordt verstrekt), „Type regeling/publiek/regelgeving” (clausule 5.3.9 — door het gebruik van een voor alle lidstaten gemeenschappelijke tekst, en eventuele bijkomende specifieke informatie van een lidstaat) en „SLV-beleidslijnen/juridische informatie” (clausule 5.3.11 — een voor alle lidstaten gemeenschappelijke tekst met verwijzing naar Richtlijn 1999/93/EG, met de mogelijkheid voor elke lidstaat om lidstaatspecifieke tekst/referenties toe te voegen). Aanvullende informatie over kwalificatie op het niveau van nationale toezicht- of accreditatiesystemen voor CDV’s die geen KC’s afgeven, kan op dienstenniveau worden verstrekt indien dit van toepassing is en wordt vereist (bv. om onderscheid te maken tussen verschillende kwaliteits-/veiligheidsniveaus) via de uitbreiding „bijkomendeDienstInformatie” (clausule 5.8.2) onder „Uitbreiding dienstinformatie” (clausule 5.5.9). De gedetailleerde specificaties in hoofdstuk I bevatten meer informatie over de bijbehorende technische specificaties.

Ondanks het feit dat verschillende instanties in een lidstaat verantwoordelijk kunnen zijn voor het toezicht op en de accreditatie van certificatiediensten in die lidstaat, krijgt elke certificatiedienst (die aan de hand van de „Digitale identiteit van de dienst” overeenkomstig ETSI TS 102 231 (11) wordt geïdentificeerd) naar verwachting slechts één artikel. Zijn toezicht- of accreditatiestatus zal dienovereenkomstig worden aangepast. In clausule 5.5.4 van de gedetailleerde technische specificaties in hoofdstuk I wordt uitgelegd wat de hierboven vermelde statussen betekenen.

2.2.   VL-gegevens om de validering van KEH’s en AEHKC's vlotter te doen verlopen

Bij het samenstellen van de VL is het verplichte onderdeel van de VL, namelijk de Dienstenlijst per CDV die KC’s afgeeft, van doorslaggevend belang. In dat onderdeel wordt immers correcte en exacte informatie gegeven over het afgeven van KC’s door een certificatiedienst en bevat elk artikel voldoende informatie om de validering te vergemakkelijken van KEH’s en AEHKC’s (in combinatie met de inhoud van het eindgebruikers-KC dat door een CDV onder de certificatiedienst die in dit artikel staat, wordt afgegeven).

In zoverre er geen echt koppelbaar en grensoverschrijdend profiel voor het KC bestaat, kan de vereiste informatie andere informatie bevatten dan de „Digitale dienstidentiteit” van een enkele (root-) CA (certificatieautoriteit), zoals informatie over de KC-status van het afgegeven certificaat en of de ondersteunde handtekeningen al dan niet door een VMAH zijn aangemaakt. De instantie in een lidstaat die is aangeduid voor het opstellen, aanpassen en bijwerken van de VL (de Uitvoerder van de regeling overeenkomstig ETSI TS 102 231) moet daarom rekening houden met het huidige profiel en de inhoud in elk afgegeven KC per CDVKC die op de VL staat.

Elk afgegeven KC zou idealiter de KcCompliantie (12) -vermelding van ETSI moeten bevatten indien opgegeven wordt dat het gaat om een KC, en de KcVMAH-vermelding van ETSI indien opgegeven wordt dat het ondersteund wordt door een VMAH voor het genereren van elektronische handtekeningen, en/of dat elk afgegeven KC een van de KCP/KCP+-Objectidentificators (OID’s) voor certificatiebeleid die worden omschreven in ETSI TS 101 456 omvat (13). Aangezien CDV’s die KC’s afgeven, verschillende standaarden gebruiken als referentie, deze standaarden op zeer verschillende manieren worden geïnterpreteerd en het niet algemeen bekend is dat er bepaalde normatieve technische specificaties of standaarden bestaan die voorrang hebben, kan de inhoud van de KC’s die momenteel worden afgegeven, verschillen (bv. al dan niet het gebruik van deze KC-vermeldingen van ETSI). Bijgevolg kunnen de ontvangende partijen niet gewoon vertrouwen op het certificaat van de ondertekenaar (en de bijbehorende keten/bijbehorend pad) om, minstens op een machinaal leesbare manier, te oordelen of het certificaat dat een elektronische handtekening ondersteunt, al dan niet een KC is en of de elektronische handtekening al dan niet werd aangemaakt met een VMAH.

Als de velden (14)„Identificator diensttype” (Idt), „Dienstnaam” (Dn), en „Digitale dienstidentiteit” (Ddi) worden aangevuld met informatie uit het veld „Uitbreiding dienstinformatie” (Udi), kan aan de hand van de voorgestelde gemeenschappelijke template van de VL een specifiek type worden vastgesteld van een gekwalificeerd certificaat dat wordt afgegeven door een certificatiedienst van een CDV op de lijst die KC’s afgeeft, en informatie worden verstrekt over het al dan niet ondersteund zijn door een VMAH (indien deze informatie niet wordt vermeld op het afgegeven KC). Specifieke informatie over de „Huidige dienststatus” (Hds) wordt uiteraard ook in dit artikel opgenomen. Dit wordt afgebeeld op afbeelding 2 hieronder.

Een dienst op de lijst opnemen door enkel de „Ddi” van een (root-) CA te vermelden impliceert dat (door de CDV die KC’s afgeeft, maar ook door de toezichthoudende of accrediterende instantie die instaat voor het toezicht op of de accreditatie van deze CDV) wordt verzekerd dat elk eindgebruikerscertificaat dat onder deze (root-) CA (-hiërarchie) wordt afgegeven, voldoende machinaal verwerkbare ETSI-informatie bevat om te oordelen of het al dan niet om een KC gaat en of het al dan niet is ondersteund door een VMAH. Indien bijvoorbeeld de laatste bewering niet correct is (er is bv. geen gestandaardiseerde, machinaal verwerkbare ETSI-indicatie op het KC over het al dan niet ondersteund zijn door een VMAH), dan wordt door enkel het Ddi-veld van die (root-) CA op de lijst te vermelden, slechts verondersteld dat KC’s die onder deze (root-) CA-hiërarchie worden afgegeven, niet door een VMAH worden ondersteund. Om er vanuit te kunnen gaan dat deze KC’s door een VMAH worden ondersteund, moet het Udi-veld worden gebruikt om deze ondersteuning aan te duiden (dit wijst er ook op dat de CDV, die KC’s afgeeft en onder toezicht staat bij of is geaccrediteerd door respectievelijk de toezichthoudende of accrediterende instantie, dit verzekert).

Algemene beginselen — Regels voor het opstellen van CDVKC-artikelen (diensten op de lijst)

Image

De technische specificaties van de gemeenschappelijke template van de huidige VL laten toe om in het dienstenartikel vijf belangrijke soorten informatie te combineren:

de Identificator diensttype (Idt), die bijvoorbeeld een CA die KC’s afgeeft (CA/KC), identificeert;

de Dienstnaam (Dn);

de Digitale dienstidentificator (Ddi) die een dienst op de lijst identificeert, bv. (minstens) het X.509v3-certificaat van een CA die KC’s afgeeft;

voor CA/KC-diensten, optionele informatie over Uitbreiding dienstinformatie (Udi) waardoor een reeks van een of meer tupels kan worden opgenomen. Een tupel kan de volgende informatie verschaffen:

criteria die kunnen worden gebruikt om onder de in het „Ddi”-veld geïdentificeerde certificatiedienst de exacte dienst (de reeks van gekwalificeerde certificaten) waarvoor bijkomende informatie nodig is of wordt verstrekt over de aanduiding van ondersteuning door een VMAH (en/of de afgifte aan een rechtspersoon), verder te identificeren (filteren); en

bijbehorende informatie („kwalificeerder”) over het al dan niet ondersteund zijn van deze verder geïdentificeerde dienstenreeks van gekwalificeerde certificaten door een VMAH, of over het feit dat deze bijbehorende informatie al dan niet een onderdeel vormt van het KC in een gestandaardiseerde, machinaal verwerkbare vorm, en/of informatie over het feit dat dergelijke KC’s aan rechtspersonen worden afgegeven (indien dit niet wordt vermeld, wordt verondersteld dat zij enkel aan natuurlijke personen worden afgegeven);

informatie over de huidige situatie voor dit dienstenartikel met informatie over:

het al dan niet onder toezicht staan of geaccrediteerd zijn van de dienst en

de toezicht- of accreditatiestatus zelf.

2.3.   Richtsnoeren over het opstellen en het gebruiken van artikelen over de diensten van CDVKC’s

De algemene richtsnoeren voor het opstellen zijn de volgende:

1.

Indien wordt verzekerd (door de CDV die gekwalificeerde certificaten afgeeft en onder toezicht staat bij of is geaccrediteerd door een toezichthoudende of accrediterende instantie) dat, voor een dienst op de lijst die door een Ddi wordt geïdentificeerd, alle KC’s die door een VMAH worden ondersteund, de KcCompliantie-vermelding van ETSI en de KcVMAH-vermelding en/of de KCP + Objectidentificator (OID) bevatten, dan volstaat het gebruik van een gepaste Ddi en kan het Udi-veld optioneel worden gebruikt, zonder informatie te hoeven bevatten over de VMAH-ondersteuning.

2.

Indien wordt verzekerd (door de CDV die gekwalificeerde certificaten afgeeft en onder toezicht staat bij of is geaccrediteerd door een TI (Toezichtinstantie) of AI (Authorisatie-instantie)) dat, voor een dienst op de lijst die door een Ddi wordt geïdentificeerd, alle KC’s die niet door een VMAH worden ondersteund, ofwel de KcCompliantie-vermelding en/of de KCP OID bevatten, en niet de KcVMAH-vermelding, noch KCP + OID, dan volstaat het gebruik van een gepaste Ddi en kan het Udi-veld optioneel worden gebruikt, zonder informatie te hoeven bevatten over de ondersteuning van een VMAH (d.w.z. dat het niet door een VMAH wordt ondersteund).

3.

Indien wordt verzekerd (door de CDV die gekwalificeerde certificaten afgeeft en onder toezicht staat bij of is geaccrediteerd door een TI of AI) dat, voor een dienst op de lijst die door een Ddi wordt geïdentificeerd, alle KC’s de KcCompliantie-vermelding bevatten, en sommige van deze KC’s worden ondersteund door VMAH’s andere niet (het onderscheid kan worden bepaald bv. door verschillende CDV-specifieke OID’s met beleidslijnen over het certificaat of door andere CDV-specifieke informatie op het KC, al dan niet rechtstreeks en machinaal verwerkbaar), maar GEEN KcVMAH-vermelding, NOCH KCP(+) OID van ETSI, dan volstaat mogelijk het gebruik van een passend „Ddi” niet EN moet het Udi-veld worden gebruikt om specifieke informatie te geven over de ondersteuning van een VMAH, samen met een eventuele informatie-uitbreiding om de certificatenreeks die hieronder valt, te identificeren. Hiervoor kunnen het best verschillende informatiewaarden voor VMAH-ondersteuning voor hetzelfde Ddi-veld worden gebruikt bij gebruik van het Udi-veld.

4.

Indien wordt verzekerd (door de CDV die gekwalificeerde certificaten afgeeft en onder toezicht staat bij of is geaccrediteerd door een TI of een AI) dat, voor een dienst op de lijst die door een Ddi wordt geïdentificeerd, geen enkele KC een KcCompliantie-vermelding, KCP OID, KcVMAH-vermelding of KCP + OID bevat, maar indien wordt verzekerd dat sommige van deze eindgebruikerscertificaten die onder deze Ddi worden afgegeven, KC’s zijn en/of worden ondersteund door VMAH’s en sommige niet (het onderscheid kan worden bepaald bv. door verschillende CDVKC-specifieke OID’s met beleidslijnen over het certificaat of door andere CDVKC-specifieke informatie op het KC, al dan niet rechtstreeks en machinaal verwerkbaar), dan volstaat het gebruik van een passend Ddi niet EN moet het Udi-veld worden gebruikt voor expliciete informatie over de ondersteuning van een VMAH. Hiervoor kunnen het best verschillende informatiewaarden voor VMAH-ondersteuning voor hetzelfde Ddi-veld worden gebruikt bij gebruik van het Udi-veld.

In het algemeen geldt dat voor een CDV die op de vertrouwenslijst staat, één dienstenartikel moet worden aangemaakt per X.509v3-certificaat voor een CA/KC-certificatiedienst (dit is een certificatieautoriteit die (rechtstreeks) KC’s afgeeft). In bepaalde weloverwogen omstandigheden en onder zorgvuldig beheerde voorwaarden, mag een toezichthoudende/accrediterende instantie van een lidstaat beslissen om het X.509v3-certificaat te gebruiken van een root- of hogergeplaatste CA (dit is een certificatieautoriteit die niet rechtstreeks gekwalificeerde eindgebruikerscertificaten afgeeft, maar een hiërarchie van CA’s certificeert tot CA’s die gekwalificeerde eindgebruikerscertificaten afgeven) als de Ddi van een enkel artikel van de dienstenlijst van een CDV die op de lijst staat. De gevolgen (voor- en nadelen) van het gebruik van zo’n X.509v3-root-CA of hogergeplaatste CA als Ddi-waarden van dienstenartikels op de vertrouwenslijst, moeten door lidstaten zorgvuldig worden overwogen en goedgekeurd. Bovendien moeten lidstaten die deze toegelaten uitzondering op het algemene beginsel gebruiken, de nodige documentatie verstrekken om de opbouw en de controle van de certificatie te vergemakkelijken.

Het volgende voorbeeld illustreert de algemene richtsnoeren voor het opstellen van artikelen: Indien een CDVKC een root-CA gebruikt, waaronder meerdere CA’s KC’s en niet-KC’s afgeven, maar waarvoor de KC’s enkel de KcCompliantie-vermelding bevatten en geen verwijzing naar een ondersteuning door een VMAH, impliceert het onder Ddi vermelden van de root-CA slechts dat, op basis van de hierboven vermelde regels, alle KC’s die onder deze root-CA-hiërarchie worden afgegeven, NIET door een VMAH worden ondersteund. Indien deze KC’s wel door een VMAH worden ondersteund, zou het sterk aanbevolen zijn om de KcVMAH-vermelding te gebruiken voor de KC’s die nog zullen worden afgegeven. Intussen (totdat het laatste KC die deze informatie niet bevat, is vervallen) moet de SLV (Statuslijst van vertrouwensdiensten) gebruikmaken van het Udi-veld en de bijbehorende kwalificaties-uitbreiding, bv. door het filteren van certificaten door middel van specifieke OID(’s) voor CDVKC die mogelijk door hen worden gebruikt om verschillende soorten KC’s te onderscheiden (degene die door een VMAH worden ondersteund en andere) en door het opnemen van expliciete „informatie over de VMAH-ondersteuning”voor deze gefilterde certificaten door het gebruik van kwalificeerders.

Dit zijn de algemene gebruiksaanwijzingen voor toepassingen, diensten of producten met elektronische handtekening op basis van een SLV-implementatie van een vertrouwenslijst overeenkomstig deze technische specificaties:

Een CA/KC-Idt-artikel (evenals een CA/KC-artikel dat verder wordt gekwalificeerd als een root-CA/KC via het gebruik van de Udi-uitbreiding bijkomendeDienstInformatie

toont aan dat van de Ddi-geïdentificeerde CA (evenals in de CA-hiërarchie vanaf de Ddi-geïdentificeerde root-CA) alle afgegeven eindgebruikerscertificaten KC’s zijn op voorwaarde dat dit in het certificaat wordt gesteld door het gebruik van de passende KcVermeldingen (dus KcC, KcVMAH) en/of KCP(+) OID’s van ETSI (en dit wordt verzekerd door een toezichthoudende/accrediterende instantie, zie hierboven algemene richtsnoeren voor het opstellen van gegevens).

Opmerking: Indien er geen „Kwalificatie”-informatie in Udi staat, of indien een eindgebruikerscertificaat waarvan wordt beweerd dat het een KC is, niet „verder wordt geïdentificeerd” via een bijbehorend Udi-artikel, dan staat de „machinaal verwerkbare” informatie in het KC onder toezicht of wordt deze informatie geaccrediteerd als zijnde correct. Dit impliceert dat het gebruik (of niet) van de passende KcVermeldingen (dus KcC, KcVMAH) en/of de in ETSI bepaalde KCP(+) OID’s zeker in overeenstemming is met wat door de CDVKC wordt beweerd;

en INDIEN Kwalificatie-informatie in Udi staat, dan moeten, naast de hierboven vermelde interpretatieregel voor standaardgebruik, de certificaten die geïdentificeerd worden via het gebruik van dit Kwalificatie-artikel in Udi, dat wordt opgebouwd door een opeenvolging van filters die een reeks certificaten verder identificeert en bijkomende informatie verstrekt over VMAH-ondersteuning en/of Rechtspersoon als onderwerp (d.w.z. de certificaten die een specifieke OID in de uitbreiding over het certificaatbeleid bevatten, en/of een specifiek patroon voor Sleutelgebruik hebben, en/of worden gefilterd door een specifieke waarde in een specifiek certificaatveld of -uitbreiding, enz.), in aanmerking worden genomen overeenkomstig de volgende kwalificeerders om het tekort aan informatie in de overeenkomstige KC te compenseren:

de kwalificeerders om de aard van de VMAH-ondersteuning aan te duiden:

de kwalificeerder KCmetVMAH betekent KC ondersteund door een VMAH, of

de kwalificeerder KCzonderVMAH betekent KC niet ondersteund door een VMAH, of

de kwalificeerder KCVMAHStatusZoalsInCert betekent dat de informatie over VMAH-ondersteuning zeker is opgenomen in het KC onder de Ddi- en Udi-informatie in dit CA/KC-artikel;

EN/OF

de kwalificeerders om de afgifte aan een rechtspersoon aan te duiden:

de kwalificeerder KCVoorRechtspersoon betekent Certificaat afgegeven aan een rechtspersoon.

2.4.   Diensten die CA/KC-diensten ondersteunen, maar niet vallen onder de Ddi van CA/KC

De gevallen waarin de LIC’s en OCPS-responses worden ondertekend door sleutels die niet van CA’s komen die KC’s afgeven (CA/KC), moeten ook worden besproken. Aangezien deze diensten beschouwd kunnen worden als een onderdeel van de onder toezicht staande of geaccrediteerde gekwalificeerde diensten die betrekking hebben op de verlening van KC-certificatiediensten, kunnen deze diensten worden opgenomen in de SLV-implementatie van de VL (met een „Identificator diensttype” die verder wordt gekwalificeerd door de uitbreiding „bijkomendeDienstInformatie” die een OCSP- of een LIC-dienst weergeeft als een onderdeel van de verstrekking van KC’s). Uiteraard moeten OCSP-responders of LIC-emittenten die certificaten afgeven die door CA’s worden ondertekend onder de hiërarchie van een CA/KC-dienst die op de lijst staat, als geldig worden beschouwd en de statuswaarde krijgen van de CA/KC-dienst die op de lijst staat.

Deze bepalingen kunnen ook van toepassing zijn op certificatiediensten die niet-gekwalificeerde certificaten afgeven (van een diensttype „CA/IOS” (Certificatieautoriteit/Infrastructuur Openbare Sleutel)) op basis van de OCSP- en LIC-standaarddiensttypes overeenkomstig ETSI TS 102 231.

Merk op dat de SLV-implementatie van de VL herroepingsdiensten MOET bevatten indien de betrokken informatie niet in het AIA-veld van eindcertificaten staat, of indien een CA die niet op de lijst staat, heeft ondertekend.

2.5.   Naar een koppelbaar KC-profiel

Als algemene regel geldt dat moet worden getracht het aantal dienstenartikels (verschillende Ddi’s) zo veel mogelijk te vereenvoudigen (verminderen). Anderzijds moeten de diensten die betrekking hebben op het afgeven van KC’s en het verstrekken van betrouwbare informatie over het al dan niet ondersteund zijn van deze KC’s door een VMAH, nog steeds correct worden geïdentificeerd indien deze informatie niet op het afgegeven KC vermeld staat.

Idealiter zou het gebruik van het Udi-veld en de Kwalificatie-uitbreiding (enkel) moeten worden voorbehouden voor de specifieke gevallen waarin het KC niet voldoende informatie bevat over de kwalificatiestatus en het al dan niet ondersteund worden door een VMAH.

Lidstaten zouden zo veel als mogelijk de aanneming en het gebruik van koppelbare KC-profielen moeten doordrukken.

3.   Structuur van de gemeenschappelijke template voor de vertrouwenslijst

De voorgestelde gemeenschappelijke template voor een vertrouwenslijst van een lidstaat zal bestaan uit de volgende informatiecategorieën:

1.

informatie over de vertrouwenslijst en de afgifteregeling;

2.

een reeks velden met ondubbelzinnige, identificerende informatie over alle onder toezicht staande of geaccrediteerde CDV’s onder de regeling (deze reeks is optioneel, maar wanneer deze niet wordt gebruikt, zal de lijst worden geacht leeg te zijn, wat impliceert dat in het kader van de vertrouwenslijst geen enkele CDV onder toezicht staat of werd geaccrediteerd in de lidstaat in kwestie);

3.

voor elke CDV op de lijst een reeks velden met ondubbelzinnige identificerende informatie over een onder toezicht staande of geaccrediteerde certificatiedienst van de CDV (deze reeks moet minstens één gegeven bevatten);

4.

voor elke onder toezicht staande of geaccrediteerde certificatiedienst op de lijst, identificatie van de huidige status van de dienst en de geschiedenis van deze status.

Voor een CDV die KC’s afgeeft, moet bij de ondubbelzinnige identificatie van een onder toezicht staande of geaccrediteerde certificatiedienst die op de lijst moet komen, rekening worden gehouden met die situaties waarin het KC niet genoeg informatie bevat over zijn kwalificatiestatus, over het al dan niet ondersteund zijn door een VMAH en vooral met het bijkomende probleem dat de meeste (commerciële) CDV’s één gekwalificeerde CA gebruiken om verschillende soorten eindgebruikerscertificaten, zowel gekwalificeerde als niet-gekwalificeerde, af te geven.

Het aantal artikelen op de lijst per erkende CDV kan worden verminderd indien een of meer hoger geplaatste CA-diensten bestaan, bv. in het kader van een commerciële CA-hiërarchie van een root-CA tot CA’s die certificaten afgeven. Zelfs in die gevallen moet echter het ondubbelzinnige verband tussen een certificatiedienst van een CDVKC en de reeks certificaten die als KC’s moeten worden geïdentificeerd, gehandhaafd en verzekerd worden.

1.   Informatie over de vertrouwenslijst en de afgifteregeling

Onder deze categorie valt de volgende informatie:

een tag van de vertrouwenslijst waardoor bij elektronische opzoekingen de vertrouwenslijst gemakkelijker kan worden geïdentificeerd en in de menselijk leesbare versie haar doelstellingen worden bevestigd;

een formaat van de vertrouwenslijst en de identificator van de formaatversie;

een opvolgingsnummer (of publicatienummer) van de vertrouwenslijst;

type-informatie over de vertrouwenslijst (bv. om aan te tonen dat deze vertrouwenslijst informatie verschaft over de toezicht- of accreditatiestatus van certificatiediensten van CDV’s die bij de lidstaat in kwestie onder toezicht staan of in deze lidstaat zijn geaccrediteerd voor naleving van Richtlijn 1999/93/EG);

informatie over de eigenaar van de vertrouwenslijst (bv. naam, adres, contactinformatie enz. van de instantie van de lidstaat die verantwoordelijk is voor het opstellen, veilig publiceren en bijwerken van de vertrouwenslijst);

informatie over de onderliggende toezicht- of accreditatieregeling(en) waarop de vertrouwenslijst is gebaseerd met inbegrip van maar niet beperkt tot informatie zoals:

het land waarin de lijst van toepassing is,

informatie over of verwijzing naar de plaats waar de informatie over de regeling(en) kan worden gevonden (regelingsmodel, regels, criteria, toepasselijk publiek, type, enz.),

periode van bijhouden van (historische) informatie.

beleid en/of juridische informatie, verplichtingen, verantwoordelijkheden in het kader van de vertrouwenslijst;

publicatiedatum en -uur en de volgende voorziene aanpassing van de vertrouwenslijst.

2.   Ondubbelzinnige identificerende informatie over alle CDV’s die door de regeling worden erkend

Deze informatie bevat minstens het volgende:

de organisatienaam van de CDV zoals die gebruikt wordt in formele wettelijke registraties (de gebruikersnaam van de organisatie van de CDV kan ook worden opgegeven als dit in de lidstaat gebruikelijk is);

het adres en de contactinformatie van de CDV;

aanvullende informatie over de CDV, ofwel rechtstreeks inbegrepen, ofwel via een verwijzing naar de plaats waarvan deze informatie kan worden gedownload.

3.   Voor elke CDV op de lijst een reeks velden met ondubbelzinnige identificerende informatie over een onder toezicht staande of geaccrediteerde certificatiedienst van de CDV in het kader van Richtlijn 1999/93/EG

Deze informatie bevat minstens de volgende informatiecategorieën voor elke certificatiedienst van een CDV op de lijst:

een identificator van het type certificatiedienst (bv. identificator die aangeeft dat de onder toezicht staande of geaccrediteerde certificatiedienst van de CDV een certificatieautoriteit is die KC’s afgeeft);

(handels-) naam van deze certificatiedienst;

een ondubbelzinnige, unieke identificator van de certificatiedienst;

bijkomende informatie over de certificatiedienst (ofwel rechtstreeks inbegrepen ofwel via een verwijzing naar de plaats waarvan deze informatie kan worden gedownload of waar informatie over de dienst kan worden verkregen);

voor CA/KC-diensten, een optionele reeks informatietupels met elk de volgende informatie:

i)

criteria die kunnen worden gebruikt om onder de in het „Ddi”-veld geïdentificeerde certificatiedienst de exacte dienst (d.w.z. de reeks van gekwalificeerde certificaten) waarvoor bijkomende informatie nodig is of wordt versterkt over de aanduiding van de ondersteuning door een VMAH (en/of de afgifte aan een rechtspersoon), verder te identificeren (filteren); en

ii)

de bijbehorende „kwalificeerders” met informatie over het al dan niet ondersteund zijn van de reeks gekwalificeerde certificaten van deze verder geïdentificeerde dienst door een VMAH, en/of informatie over het al dan niet afgeven van dergelijke KC’s aan rechtspersonen (indien dit niet wordt vermeld, wordt verondersteld dat zij aan natuurlijke personen worden afgegeven).

4.   Voor elke certificatiedienst op de lijst, de identificatie van de huidige status van de dienst en de historiek van deze status

Deze informatie bevat minstens het volgende:

een identificator van de huidige status,

de begindatum en het begintijdstip van de huidige status,

historische informatie over deze status.

4.   Definities en afkortingen

Voor dit document zijn de volgende definities en acroniemen van toepassing:

Term

Acroniem

Definitie

Certificatiedienstverlener

CDV

Zoals bepaald in artikel 2, lid 11, van Richtlijn 1999/93/EG

Certificatieautoriteit

CA

Een CA is een CDV die verschillende technische privéondertekensleutels van CA’s kan gebruiken, die elk een bijbehorend certificaat hebben, om eindgebruikerscertificaten af te geven. Een CA is een autoriteit die door een of meer gebruikers in vertrouwen wordt genomen om certificaten aan te maken en toe te wijzen. De certificatieautoriteit mag ook gebruikerssleutels aanmaken [ETSI TS 102 042]. De CA kan worden geïdentificeerd via de identificatie-informatie in het Emittent-veld op het CA-certificaat verbonden met (de certificering van) de openbare sleutel die gelinkt is aan de privéondertekensleutel van de CA en die effectief door de CA wordt gebruikt om gebruikerscertificaten af te geven. Een CA kan verscheidene ondertekensleutels bevatten. Elke CA-ondertekensleutel wordt op unieke wijze geïdentificeerd door een unieke identificator die in het veld Identificator autoriteitsleutel op het CA-certificaat staat.

Certificatieautoriteit die gekwalificeerde certificaten afgeeft

CA/KC

Een CA die voldoet aan de vereisten in bijlage II bij Richtlijn 1999/93/EG en gekwalificeerde certificaten afgeeft die voldoen aan de vereisten in bijlage I bij Richtlijn 1999/93/EG.

Certificaat

Certificaat

Zoals bepaald in artikel 2, lid 9, van Richtlijn 1999/93/EG.

Gekwalificeerd certificaat

KC

Zoals bepaald in artikel 2, lid 10, van Richtlijn 1999/93/EG.

Ondertekenaar

Ondertekenaar

Zoals bepaald in artikel 2, lid 3, van Richtlijn 1999/93/EG.

Toezicht

Toezicht

„Toezicht” wordt gebruikt in de betekenis van Richtlijn 1999/93/EG (artikel 3, lid 3). De richtlijn verplicht lidstaten een passend systeem op te richten om toezicht te kunnen houden op de op hun grondgebied gevestigde CDV’s die gekwalificeerde certificaten aan het publiek afgeven zodat ervoor wordt gezorgd dat deze richtlijn wordt nageleefd.

Vrijwillige accreditatie

Accreditatie

Zoals bepaald in artikel 2, lid 13, van Richtlijn 1999/93/EG.

Vertrouwenslijst

VL

Wijst op de lijst met de toezicht- of accreditatiestatus van certificatiediensten van certificatiedienstverleners die bij de lidstaat in kwestie onder toezicht staan of in deze lidstaat zijn geaccrediteerd voor naleving van Richtlijn 1999/93/EG.

Statuslijst van vertrouwensdiensten

SLV

Vorm van ondertekende lijst die wordt gebruikt als basis voor het verstrekken van statusinformatie over de vertrouwensdienst overeenkomstig de specificaties in ETSI TS 102 231.

Vertrouwensdienst

 

Dienst ter bevordering van het vertrouwen en geloof in elektronische transacties (meestal, maar niet noodzakelijk, met het gebruik van cryptografische technieken of met betrekking tot vertrouwelijke gegevens) (ETSI TS 102 231).

Verlener van vertrouwensdiensten

VVD

Instantie die een of meer (elektronische) vertrouwensdiensten uitvoert (deze term kent een ruimere toepassing dan CDV).

Token vertrouwensdiensten

TVD

Een fysisch of binair (logisch) object dat wordt verkregen of afgegeven als gevolg van het gebruik van een vertrouwensdienst. Voorbeelden van binaire TVD’s zijn certificaten, LIC’s, tijdstempeltokens en OCSP-responses.

Gekwalificeerde elektronische handtekening

KEH

Een AEH die door een gekwalificeerd certificaat wordt ondersteund en die door een VMAH wordt aangemaakt zoals bepaald in artikel 2 van Richtlijn 1999/93/EG.

Geavanceerde elektronische handtekening

AEH

Zoals bepaald in artikel 2, lid 2, van Richtlijn 1999/93/EG.

Geavanceerde elektronische handtekening die door een gekwalificeerd certificaat wordt ondersteund

AEHKC

Impliceert een elektronische handtekening die voldoet aan de vereisten van een AEH en die door een KC wordt ondersteund zoals bepaald in artikel 2 van Richtlijn 1999/93/EG.

Veilig middel voor het aanmaken van handtekeningen

VMAH

Zoals bepaald in artikel 2, lid 6, van Richtlijn 1999/93/EG.

HOOFDSTUK 1

GEDETAILLEERDE SPECIFICATIES VOOR DE GEMEENSCHAPPELIJKE TEMPLATE VOOR DE VERTROUWENSLIJST VAN ONDER TOEZICHT STAANDE OF GEACCREDITEERDE CERTIFICATIEDIENSTVERLENERS

In het volgende onderdeel van dit document hebben de sleutelwoorden „MOETEN” (MUST), „NIET HOEVEN” (MUST NOT), „VERPLICHT” (REQUIRED), „DIENEN TE” (SHALL), „DIENEN NIET TE” (SHALL NOT), „ZOUDEN” (SHOULD), „ZOUDEN NIET” (SHOULD NOT), „AANBEVOLEN” (RECOMMENDED), „KUNNEN” (MAY) en „OPTIONEEL” (OPTIONAL) de betekenis die omschreven is in RFC 2119 (15).

De onderhavige specificaties zijn gebaseerd op de specificaties en vereisten in ETSI TS 102 231 v3.1.1 (2009-06). Indien de onderhavige specificaties geen specifieke vereisten stellen, DIENEN de vereisten van ETSI TS 102 231 volledig van toepassing te zijn. Indien de onderhavige specificaties specifieke vereisten stellen, DIENEN deze vereisten de overhand te hebben op de overeenkomstige vereisten in ETSI TS 102 231 terwijl ze wel worden aangevuld door de formaatspecificaties in ETSI TS 102 231. In het geval van afwijkingen tussen de onderhavige specificaties en de specificaties in ETSI TS 102 231, DIENEN de onderhavige specificaties de norm te zijn.

Taalondersteuning DIENT minstens in het Engels (EN) en eventueel ook in een of meer nationale talen uitgevoerd en verstrekt te worden.

Datum- en tijdsaanduiding DIENT overeen te komen met clausule 5.1.4 van ETSI TS 102 231.

Het gebruik van URI’s (internet-protocolelement) DIENT overeen te komen met clausule 5.1.5 van ETSI TS 102 231.

Informatie over de afgifteregeling voor vertrouwenslijsten

Tag

SLV-tag (clausule 5.2.1)

Dit veld is VERPLICHT en DIENT te voldoen aan clausule 5.2.1 van ETSI TS 102 231.

Voor een XML-implementatie werd door ETSI een xsd-bestand ter beschikking gesteld. Zie bijlage 1 voor de huidige versie van dit bestand.

Informatie over de regeling

Identificator SLV-versie (clausule 5.3.1)

Dit veld is VERPLICHT en DIENT te worden ingesteld op „3” (geheel getal).

Volgnummer SLV (clausule 5.3.2)

Dit veld is VERPLICHT. Het DIENT het volgnummer van de SLV te bevatten. Bij de eerste uitgave van de SLV wordt „1” gebruikt. Deze eenheid DIENT met 1 te worden verhoogd bij elke volgende uitgave van de SLV. Het DIENT NIET terug op „1” te worden gezet wanneer de bovenvermelde „Identificator SLV-versie” wordt verhoogd.

SLV-type (clausule 5.3.3)

Dit veld is VERPLICHT en geeft het type SLV weer. Het dient te worden ingesteld op http://uri.etsi.org/TrstSvc/eSigDir-1999-93-EC-TrustedList/TSLtype/generic (Algemeen).

Opmerking: Om te kunnen voldoen aan clausule 5.3.3 van ETSI TS 102 231 en om het specifieke SLV-type aan te duiden met verwijzing naar onderhavige specificaties voor de SLV-implementatie van de vertrouwenslijst van de lidstaten (16), en met het gebruik van een parser om te bepalen in welke vorm de volgende velden (17) kunnen voorkomen, indien deze velden specifieke (of alternatieve) betekenissen hebben volgens het SLV-type (in het geval van een vertrouwenslijst van een lidstaat), DIENT de hierboven vermelde specifieke URI als volgt genoteerd en beschreven te worden:

URI: (Algemeen) http://uri.etsi.org/TrstSvc/eSigDir-1999-93-EC-TrustedList/TSLtype/generic

Beschrijving: Een SLV-implementatie van een toezicht- of accreditatiestatuslijst van certificatiediensten van certificatiedienstverleners die onder toezicht staan bij of zijn geaccrediteerd in de lidstaat in kwestie die de SLV-implementatie beheert voor naleving van Richtlijn 1999/93/EG via een procedure van direct toezicht (vrijwillig of wettelijk).

Naam uitvoerder van de regeling (clausule 5.3.4)

Dit veld is VERPLICHT. Het DIENT de naam van de instantie van de lidstaat die verantwoordelijk is voor het opstellen, publiceren en bijwerken van de nationale vertrouwenslijst te vermelden. Het DIENT de formele naam te vermelden waaronder de aan deze instantie verbonden rechtspersoon of afgevaardigde instantie (bv. voor administratieve overheidsagentschappen) werkzaam is. Het MOET de naam zijn die wordt gebruikt in de formele wettelijke registratie of autorisatie en waaraan alle formele correspondentie kan worden geadresseerd. Het DIENT een opeenvolging te zijn van meertalige tekenreeksen en DIENT in het Engels (EN) te worden uitgevoerd als verplichte taal en eventueel in een of meer nationale talen.

Opmerking: Een land KAN meerdere toezicht- en accreditatie-instanties hebben en zelfs bijkomende instanties voor alle mogelijke gerelateerde operationele activiteiten. Elke lidstaat moet zelf een uitvoerder voor de regeling aanduiden voor de SLV-implementatie van de VL van de lidstaat. De toezichthoudende instantie, de accrediterende instantie en de uitvoerder van de regeling (als het om verschillende instanties blijkt te gaan) zullen naar verwachting elk hun eigen verantwoordelijkheden en verplichtingen hebben.

Alle situaties waarin verschillende instanties verantwoordelijk zijn voor toezicht, accreditatie of operationele aspecten DIENEN op een consistente manier aldus vermeld en geïdentificeerd te worden in de informatie over de regeling in de VL, en meer bepaald in de regelingsspecifieke informatie aangeduid door de „URI met informatie over de regeling” (clausule 5.3.7).

Er wordt verwacht dat de genoemde uitvoerder van de regeling (clausule 5.3.4) de SLV zal ondertekenen.

Adres uitvoerder van de regeling (clausule 5.3.5)

Dit veld is VERPLICHT. Het DIENT het adres te vermelden van de rechtspersoon of afgevaardigde organisatie die in het veld „Naam uitvoerder van de regeling” werd vermeld (clausule 5.3.4) voor correspondentie via de post of via elektronische weg. Het DIENT zowel het „postadres” (straat, plaats, [staat of provincie], [postcode] en ISO 3166-1 alpha-2-landcode) overeenkomstig clausule 5.3.5.1, als het „elektronische adres” (e-mail en/of URI van de website) overeenkomstig clausule 5.3.5.2 te bevatten.

Naam van de regeling (clausule 5.3.6)

Dit veld is VERPLICHT en DIENT de naam waaronder de regeling loopt, weer te geven. Het DIENT een opeenvolging te zijn van meertalige tekenreeksen en wordt (in EN als verplichte taal en eventueel in een of meer nationale talen) op de volgende manier gedefinieerd:

de EN-versie ZAL een tekenreeks zijn met de volgende structuur:

CC:EN_naam_waarde

waarbij:

=

„CC”

=

de ISO 3166-1 alpha-2-landcode die in het veld „Gebied van de regeling” (clausule 5.3.10) wordt gebruikt;

=

„:”

=

„:” wordt gebruikt als scheidingsteken;

=

„EN_naam_waarde”

=

„Toezicht- of accreditatiestatuslijst van certificatiediensten van certificatiedienstverleners die onder toezicht staan bij of zijn geaccrediteerd in de lidstaat in kwestie die de regeling uitvoert voor naleving van Richtlijn 1999/93/EG”.

De versie in de nationale taal van de lidstaat DIENT een tekenreeks te zijn met de volgende structuur:

CC:naam_waarde

waarbij:

=

„CC”

=

de ISO 3166-1 alpha-2-landcode die in het veld „Gebied van de regeling” (clausule 5.3.10) wordt gebruikt;

=

„:”

=

„:” wordt gebruikt als scheidingsteken;

=

„naam_waarde”

=

vertaling van de bovenvermelde „EN_naam_waarde” in de officiële nationale taal.

De naam van de regeling is verplicht om op een unieke wijze de regeling waarnaar in URI met informatie over de regeling wordt verwezen, met de naam te kunnen identificeren, en om ervoor te zorgen dat, wanneer een uitvoerder van een regeling meer dan één regeling uitvoert, de regelingen elk een andere naam hebben.

De lidstaten en uitvoerders van een regeling DIENEN ervoor te zorgen dat, wanneer een lidstaat of een uitvoerder van een regeling meer dan één regeling uitvoert, de regelingen elk een verschillende naam hebben.

URI met informatie over de regeling (clausule 5.3.7)

Dit veld is VERPLICHT en DIENT de URI(’s) te vermelden waar gebruikers (derden) regelingsspecifieke informatie kunnen verkrijgen (in EN als verplichte taal en eventueel in een of meer nationale talen). Dit DIENT een opeenvolging te zijn van meertalige aanwijzingen (in EN als verplichte taal en eventueel in een of meer nationale talen). De URI(’s) in kwestie MOETEN leiden naar passende informatie over de regeling.

De passende informatie over de regeling DIENT minstens het volgende te bevatten:

Algemene inleidende informatie die voor alle lidstaten gemeenschappelijk is. Deze informatie betreft het toepassingsgebied en de context van de vertrouwenslijst en de onderliggende toezicht- of accreditatieregeling(en). De gemeenschappelijke tekst die moet worden gebruikt, is de volgende:

„De onderhavige lijst is de SLV-implementatie van de vertrouwenslijst van de onder toezicht staande of geaccrediteerde certificatiedienstverleners van [naam van de lidstaat in kwestie] die informatie bevat over de toezicht- of accreditatiestatus van certificatiediensten van certificatiedienstverleners (CDV’s) die onder toezicht staan bij of zijn geaccrediteerd in [naam van de lidstaat in kwestie] voor naleving van Richtlijn 1999/93/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 1999 betreffende een gemeenschappelijk kader voor elektronische handtekeningen.

De vertrouwenslijst heeft als doelstelling

het op een lijst plaatsen en geven van betrouwbare informatie over de toezicht- of accreditatiestatus van certificatiediensten van certificatiedienstverleners die onder toezicht staan bij of zijn geaccrediteerd in [naam van de lidstaat in kwestie] voor naleving van Richtlijn 1999/93 Europese Gemeenschap;

de validering vergemakkelijken van elektronische handtekeningen die door deze onder toezicht staande of geaccrediteerde certificatiediensten van certificatiedienstverleners, die beiden op de lijst staan, worden ondersteund.

De vertrouwenslijst van een lidstaat verschaft een minimum aan informatie over de onder toezicht staande of de geaccrediteerde CDV’s die gekwalificeerde certificaten afgeven overeenkomstig Richtlijn 1999/93/EG (artikel 3, leden 2 en 3, en artikel 7, lid 1, onder a)), zoals informatie over het KC dat de elektronische handtekening ondersteunt en of de handtekening al dan niet werd aangemaakt door een veilig middel voor het aanmaken van handtekeningen.

De CDV’s die gekwalificeerde certificaten (KC’s) afgeven en die op deze lijst genoteerd staan, staan onder toezicht bij [naam van de lidstaat in kwestie] en kunnen ook zijn geaccrediteerd voor naleving van Richtlijn 1999/93/EG en van de vereisten in bijlage I (vereisten voor KC’s) en bijlage II (vereisten voor CDV’s die KC’s afgeven). Het toepasselijke „toezichtsysteem” (respectievelijk het vrijwilligeaccreditatiesysteem) is gedefinieerd en moet voldoen aan de relevante vereisten van Richtlijn 1999/93/EG, in het bijzonder aan de vereisten in artikel 3, lid 3, artikel 8, lid 1, artikel 11 (respectievelijk artikel 2, lid 13, artikel 3, lid 2, artikel 7, lid 1, onder a), artikel 8, lid 1, artikel 11).

Bijkomende informatie over andere onder toezicht staande of geaccrediteerde CDV’s die geen KC’s afgeven, maar diensten verlenen die betrekking hebben op elektronische handtekeningen (bv. CDV’s die tijdstempeldiensten verschaffen en tijdstempeltokens afgeven, het afgeven van niet-gekwalificeerde certificaten door CDV’s, enz.), wordt op vrijwillige basis in de nationale vertrouwenslijst en in de onderhavige SLV-implementatie opgenomen.”

Specifieke informatie over de onderliggende toezicht- of accreditatieregeling(en), met name (18):

informatie over het toezichtsysteem dat van toepassing is op alle CDVKC’s;

informatie, indien van toepassing, over de nationale vrijwilligeaccreditatieregeling die van toepassing is op alle CDVKC’s;

informatie, indien van toepassing, over het toezichtsysteem dat van toepassing is op CDV’s die geen KC’s afgeven;

informatie, indien van toepassing, over de nationale vrijwilligeaccreditatieregeling die van toepassing is op alle CDV’s die geen KC’s afgeven.

Deze specifieke informatie DIENT minstens voor elke hierboven vermelde onderliggende regeling de volgende informatie te bevatten:

een algemene beschrijving;

informatie over de procedure die door de toezichthoudende of accrediterende instantie wordt gevolgd voor toezicht op of accreditatie van CDV’s en door de CDV’s om onder toezicht te staan of geaccrediteerd te zijn;

informatie over de criteria die worden gehanteerd voor het toezicht op of de accreditatie van CDV’s.

Sommige fysische of binaire (logische) objecten die worden verkregen of afgegeven als gevolg van een certificatiedienst, kunnen, indien van toepassing, op basis van hun overeenkomst met de bepalingen en vereisten op nationaal niveau, specifieke informatie krijgen over de specifieke kwalificaties en over de betekenis van dergelijke kwalificatie en de bijhorende nationale bepalingen en vereisten.

Bijkomende lidstaatspecifieke informatie over de regeling KAN bovendien op een vrijwillige basis worden gegeven. Dit DIENT te omvatten:

informatie over de criteria en regels om toezichthouders/auditoren te selecteren en over hoe zij op CDV’s toezicht houden (controleren) en hen accrediteren (auditeren);

andere contactgegevens of algemene informatie over de uitvoering van de regeling.

Bepaling van de status (clausule 5.3.8)

Dit veld is VERPLICHT en DIENT de identificator van de benadering voor de bepaling van de status te vermelden. De volgende specifieke URI DIENT worden gebruikt zoals die op de volgende manier wordt genoteerd en omschreven:

URI: http://uri.etsi.org/TrstSvc/eSigDir-1999-93-EC-TrustedList/StatusDetn/appropriate

Beschrijving: De status van diensten die op de lijst staan, wordt bepaald door of in naam van de uitvoerder van de regeling onder een passend systeem voor een lidstaat in kwestie dat „toezicht” toelaat (en, indien van toepassing, „vrijwillige accreditatie”) van certificatiedienstverleners die op het grondgebied van de lidstaat zijn gevestigd (of in een derde land zijn gevestigd in het geval van „vrijwillige accreditatie”) en die gekwalificeerde certificaten aan het publiek afgeven overeenkomstig artikel 3, lid 3 (respectievelijk artikel 3, lid 2, of artikel 7, lid 1, onder a)) van Richtlijn 1999/93/EG en, indien van toepassing, dat „toezicht”/„vrijwillige accreditatie” toelaat van certificatiedienstverleners die geen gekwalificeerde certificaten afgeven overeenkomstig een nationaal bepaald en opgesteld erkende goedkeuringsregeling die op nationaal niveau werd ingevoerd voor het toezicht op de naleving door diensten van CDV’s die geen KC’s afgeven van Richtlijn 1999/93/EG en mogelijk uitgebreid door nationale bepalingen over de verlening van dergelijke certificatiediensten.

Type regeling/publiek/regelgeving (clausule 5.3.9)

Dit veld is VERPLICHT en DIENT minstens de volgende geregistreerde URI’s te bevatten:

Een URI die voor alle vertrouwenslijsten van de lidstaten gemeenschappelijk is en die leidt naar een beschrijvende tekst die van toepassing ZAL zijn voor alle VL’s:

http://uri.etsi.org/TrstSvc/eSigDir-1999-93-EC-TrustedList/schemerules/common

waarbij de deelname wordt aangegeven van de regeling van de lidstaat (geïdentificeerd via de velden SLV-type (clausule 5.3.3) en „Naam van de regeling” (clausule 5.3.6)) aan een regeling van regelingen (d.w.z. een SLV met verwijzingen naar alle lidstaten die een VL in de vorm van een SLV publiceren en bijwerken);

waar gebruikers beleidslijnen/regels kunnen vinden die DIENEN te worden gebruikt voor de beoordeling van de diensten op de lijst en op basis waarvan het type SLV (zie clausule 5.3.3) kan worden bepaald;

waar gebruikers een beschrijving kunnen vinden over hoe de inhoud van de SLV-implementatie van de vertrouwenslijst kan worden gebruikt en geïnterpreteerd. Deze gebruiksregels DIENEN gemeenschappelijk te zijn voor alle vertrouwenslijsten van de lidstaten ongeacht het type van de dienst op de lijst en de toezicht- of accreditatiesystemen.

Beschrijvende tekst:

Deelname aan een regeling

Elke lidstaat moet een „vertrouwenslijst van onder toezicht staande of geaccrediteerde certificatiedienstverleners” opstellen die informatie bevat over de toezicht- of accreditatiestatus van certificatiediensten van certificatiedienstverleners (CDV’s) die onder toezicht staan bij of zijn geaccrediteerd in de lidstaat in kwestie voor naleving van Richtlijn 1999/93/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 1999 betreffende een gemeenschappelijk kader voor elektronische handtekeningen.

Naar deze SLV-implementatie van dergelijke vertrouwenslijsten moet in de lijst die de links (verwijzingen) bevat ook worden verwezen naar de SLV-implementatie van de vertrouwenslijsten van alle lidstaten, bijeengebracht door de Commissie.

Beleidslijnen/regels voor de beoordeling van de diensten die op de lijst staan

De vertrouwenslijst van een lidstaat moet een minimum aan informatie bevatten over de onder toezicht staande of de geaccrediteerde CDV’s die gekwalificeerde certificaten afgeven overeenkomstig Richtlijn 1999/93/EG (artikel 3, leden 2 en 3, en artikel 7, lid 1, onder a)), zoals informatie over het gekwalificeerd certificaat (KC) dat de elektronische handtekening ondersteunt en of de handtekening al dan niet werd aangemaakt door een veilig middel voor het aanmaken van handtekeningen.

De CDV’s die gekwalificeerde certificaten (KC’s) afgeven, moeten onder toezicht staan bij de lidstaat waarin zij zijn gevestigd (indien zij in een lidstaat zijn gevestigd) en kunnen ook geaccrediteerd zijn voor naleving van Richtlijn 1999/93/EG en van de vereisten in bijlage I (eisen voor KC’s) en bijlage II (eisen voor CDV’s die KC’s afgeven). CDV’s die KC’s afgeven die geaccrediteerd zijn in een lidstaat moeten nog steeds onder het aangewezen toezichtsysteem van die lidstaat vallen tenzij ze niet in die lidstaat gevestigd zijn. Het toepasselijke „toezichtsysteem” (respectievelijk het vrijwilligeaccreditatiesysteem) is gedefinieerd en moet voldoen aan de relevante vereisten van Richtlijn 1999/93/EG, in het bijzonder aan de vereisten in artikel 3, lid 3, artikel 8, lid 1, artikel 11 (respectievelijk artikel 2, lid 13, artikel 3, lid 2, artikel 7, lid 1, onder a), artikel 8, lid 1, artikel 11).

Bijkomende informatie over andere onder toezicht staande of geaccrediteerde CDV’s die geen KC’s afgeven, maar diensten verlenen die betrekking hebben op elektronische handtekeningen (bv. tijdstempeldiensten en het afgeven van tijdstempeltokens, het afgeven van niet-gekwalificeerde certificaten, enz.), kan op vrijwillige basis in de nationale vertrouwenslijst en in deze SLV-implementatie worden opgenomen.

CDV’s die geen KC’s afgeven, maar ondersteunende diensten verlenen, kunnen vallen onder een vrijwillig-accreditatiesysteem (zoals bepaald in en overeenkomstig Richtlijn 1999/93/EG) en/of onder een nationaal gedefinieerd erkende goedkeuringsregeling die op nationaal niveau werd ingevoerd voor het toezicht op de naleving van Richtlijn 1999/93/EG en eventueel van nationale bepalingen over het verlenen van certificatiediensten (in de betekenis van artikel 2, lid 11, van de richtlijn). Sommige fysische of binaire (logische) objecten die worden verkregen of afgegeven als gevolg van een certificatiedienst, kunnen, op basis van hun overeenkomst met de bepalingen en vereisten op nationaal niveau, een specifieke „kwalificatie” krijgen, maar de betekenis van dergelijke „kwalificatie” wordt waarschijnlijk tot het nationale niveau beperkt.

Interpretatie van de SLV-implementatie van de vertrouwenslijst

Dit zijn de algemene gebruiksaanwijzingen voor toepassingen, diensten of producten met elektronische handtekening op basis van een SLV-implementatie van een vertrouwenslijst overeenkomstig de bijlage bij Beschikking 2009/767/EG.

Een CA/KC „Identificator diensttype” („Idt”)-artikel (evenals een CA/KC-artikel dat verder wordt gekwalificeerd als een „root-CA/KC” via het gebruik van de uitbreiding bijkomendeDienstInformatie onder „Uitbreiding dienstinformatie” („Udi”))

toont aan dat van de „Digitale dienstidentificator” („Ddi”)-geïdentificeerde CA (evenals in de CA-hiërarchie vanaf de Did-geïdentificeerde root-CA) van de overeenkomstige CDV (zie bijhorende VVD-informatievelden) alle afgegeven eindgebruikerscertificaten gekwalificeerde certificaten zijn op voorwaarde dat dit in het certificaat wordt gesteld door het gebruik van de passende in ETSI TS 101862 bepaalde KcVermeldingen (dus KcC, KcVMAH) en/of de in ETSI TS 101456 bepaalde KCP(+) OID’s (en dit wordt verzekerd door de CDV die KC’s afgeeft en de toezichthoudende of accrediterende instantie van de lidstaat).

Opmerking: Indien er geen „Kwalificatie”-informatie in „Udi” staat, of indien een eindgebruikerscertificaat waarvan wordt beweerd dat het een KC is, niet „verder wordt geïdentificeerd” via een bijbehorend Udi-artikel, dan staat de „machinaal verwerkbare” informatie in het KC onder toezicht of wordt deze informatie geaccrediteerd als zijnde correct. Dit impliceert dat het gebruik (of niet) van de passende in ETSI bepaalde KcVermeldingen (dus KcC, KcVMAH) en/of de in ETSI bepaalde KCP(+) OID’s zeker in overeenstemming is met wat door de CDV die KC’s afgeeft, wordt beweerd;

en INDIEN„Kwalificatie”-informatie in „Udi” staat, dan moeten, naast de hierboven vermelde interpretatieregel voor standaardgebruik, de certificaten die geïdentificeerd worden in het „Kwalificatie”-artikel in „Udi”, dat wordt opgebouwd door een opeenvolging van „filters” die een reeks certificaten verder identificeert, in aanmerking worden genomen overeenkomstig de bijbehorende „kwalificeerders” die bijkomende informatie verstrekken over „VMAH-ondersteuning” en/of „Rechtspersoon als onderwerp” (d.w.z. de certificaten die een specifieke OID in de uitbreiding over het certificaatbeleid bevatten, en/of een specifiek patroon voor „Sleutelgebruik” hebben, en/of worden gefilterd door het gebruik van een specifieke waarde om in een specifiek certificaatveld of -uitbreiding te verschijnen, enz.). Deze kwalificeerders vormen een onderdeel van de volgende reeks van „kwalificeerders” die worden gebruikt om het tekort aan informatie in de overeenkomstige KC-inhoud te compenseren, en die respectievelijk worden gebruikt om:

de aard van de VMAH-ondersteuning aan te duiden:

de kwalificeerder „KCmetVMAH” betekent „KC ondersteund door een VMAH”, of

de kwalificeerder „KCzonderVMAH” betekent „KC niet ondersteund door een VMAH”, of

de kwalificeerder „KCVMAHStatusZoalsInCert” betekent dat de informatie over VMAH-ondersteuning zeker is opgenomen in het KC onder de Ddi- en Udi-informatie in dit CA/KC-artikel;

EN/OF

de kwalificeerders om de afgifte aan een rechtspersoon aan te duiden:

de kwalificeerder „KCVoorRechtspersoon” betekent „Certificaat afgegeven aan een rechtspersoon”.

De algemene interpretatieregel voor alle andere „Idt”-artikelen, is dat de dienst op de lijst die de naam heeft van de waarde in het „Dn”-veld en op unieke wijze wordt geïdentificeerd door de waarde in het „Ddi”-veld, een huidige toezicht- of accreditatiestatus heeft zoals vermeld in het „Hds”-veld vanaf de datum die in het veld „Begindatum en -uur van huidige status” staat. Specifieke interpretatieregels voor bijkomende informatie over een dienst die op de lijst staat (bv. het veld „Uitbreiding dienstinformatie”) kan, indien van toepassing, worden gevonden in de specifieke URI van de lidstaat in het veld „Type regeling/publiek/regelgeving”.

Raadpleeg de technische specificaties voor een gemeenschappelijke template voor de „vertrouwenslijst van onder toezicht staande of geaccrediteerde certificatiedienstverleners” in de bijlage bij Beschikking 2009/767/EG voor meer informatie over de velden, en een omschrijving en de betekenis van de SLV-implementatie van de vertrouwenslijsten van de lidstaten.”

Een specifieke URI voor alle vertrouwenslijsten van de lidstaten die leidt naar een beschrijvende tekst die van toepassing ZAL zijn op de VL van deze lidstaat:

http://uri.etsi.org/TrstSvc/eSigDir-1999-93-EC-TrustedList/schemerules/CC

waarbij CC = de ISO 3166-1 alpha-2-landcode die in het veld „Gebied van de regeling” (clausule 5.3.10) wordt gebruikt;

waar gebruikers de lidstaatspecifieke beleidslijnen/regels kunnen vinden die DIENEN te worden gebruikt voor de beoordeling van de diensten op de lijst overeenkomstig het passende toezichtsysteem en de vrijwilligeaccreditatieregelingen van de lidstaat;

waar gebruikers een lidstaatspecifieke beschrijving kunnen vinden over hoe de inhoud van de SLV-implementatie van de vertrouwenslijst over de certificatiediensten die geen verband houden met het afgeven van KC’s, kan worden gebruikt en geïnterpreteerd. Dit kan worden gebruikt om een mogelijke onderverdeling in de nationale toezicht- of accreditatiesystemen voor CDV’s die geen KC’s afgeven, aan te duiden en om uit te leggen hoe de velden „URI met definitie van de dienst onder de regeling” (clausule 5.5.6) en „Uitbreiding dienstinformatie” in dit kader worden gebruikt.

Lidstaten KUNNEN bijkomende URI’s definiëren, vertrekkende vanuit de bovenvermelde lidstaatspecifieke URI (d.w.z. URI’s die worden gedefinieerd vanuit deze hiërarchische, specifieke URI).

Gebied van de regeling (clausule 5.3.10)

In het kader van deze specificaties, is dit veld VERPLICHT en DIENT het land te vermelden waarin de regeling wordt ingevoerd (ISO 3166-1 alpha-2-landcode).

SLV-beleid/juridische informatie (clausule 5.3.11)

Voor onderhavige specificaties is dit veld VERPLICHT en DIENT het de beleidslijnen van de regeling vermelden, of informatie over de juridische status van de regeling, of de wettelijke vereisten waaraan de regeling voldoet voor het rechtsgebied waarin de regeling wordt ingevoerd, en/of de beperkingen en voorwaarden die gelden voor het bijwerken en publiceren van de VL.

Dit DIENT een meertalige tekenreeks te zijn (eenvoudige tekst) die uit twee delen bestaat:

een eerste, verplicht deel (in het EN als verplichte taal en eventueel in een of meer nationale talen) dat voor de VL’s van alle lidstaten gemeenschappelijk is en waarin staat dat het toepasselijke wettelijke kader Richtlijn 1999/93/EG is en dat het veld „Gebied van de regeling” de implementatie van dit wettelijk kader in de wetgeving van de lidstaten vermeldt.

Engelstalige versie van de gemeenschappelijke tekst:

„The applicable legal framework for the present TSL implementation of the Trusted List of supervised/accredited Certification Service Providers for [name of the relevant Member State] is the Directive 1999/93/EC of the European Parliament and of the Council of 13 december 1999 on a Community framework for electronic signatures and its implementation in [name of the relevant Member State] laws.”.

Tekst in de nationale taal/talen van de lidstaat: Het toepasselijke wettelijke kader voor deze SLV-implementatie van de vertrouwenslijst van onder toezicht staande of geaccrediteerde certificatiedienstverleners voor [naam van de relevante lidstaat] is Richtlijn 1999/93/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 1999 betreffende een gemeenschappelijk kader voor elektronische handtekeningen en de implementatie daarvan in de wetgeving van [naam van de relevante lidstaat];

een tweede, optioneel deel (in het EN als verplichte taal en eventueel in een of meer nationale talen), specifiek voor elke VL met verwijzingen naar specifieke toepasselijke nationale wettelijke kaders (bv. in het bijzonder over nationale toezicht- of accreditatieregelingen voor CDV’s die geen KC’s afgeven).

Periode van historische informatie (clausule 5.3.12)

Dit veld is VERPLICHT en DIENT de duur te vermelden (geheel getal) van de historische informatie die in de SLV wordt gegeven. De geheel getal moet worden uitgedrukt in aantal dagen. In het kader van de onderhavige specificaties DIENT dit geheel getal groter of gelijk aan 3 653 te zijn (d.w.z. dat de SLV-implementatie van de VL’s van de lidstaten historische informatie MOET bevatten van minimum tien jaar). Voor grotere waarden moet rekening worden gehouden met de wettelijke vereisten van de lidstaat inzake het bijhouden van gegevens die worden vermeld in het veld „Gebied van de regeling” (clausule 5.3.10).

Verwijzingen naar andere SLV’s (clausule 5.3.13)

In het kader van deze specificaties is dit veld VERPLICHT en DIENT het, indien beschikbaar, de verwijzing naar een op ETSI TS 102231 gebaseerde versie te vermelden van de verzamellijst van de EC met de links (verwijzingen) naar alle SLV-implementaties van vertrouwenslijsten van de lidstaten. Specificaties van clausule 5.3.13 van ETSI TS 102231 zijn van toepassing bij het gebruik van de optionele digitale identiteit die de emittent vertegenwoordigt van de SLV waarnaar wordt verwezen en die overeenkomstig clausule 5.5.3 wordt geformatteerd.

Opmerking: Dit veld DIENT NIET gebruikt te worden in afwachting van de op ETSI TS 102231 gebaseerde implementatie van de verzamellijst van de EC met links naar de SLV-implementatie van de VL’s van de lidstaten.

Publicatiedatum en -uur van de lijst (clausule 5.3.14)

Dit veld is VERPLICHT en DIENT de datum en het uur te vermelden (UTC, ook Zulu-tijd genoemd) waarop de SLV werd gepubliceerd, met de datum- en uurwaarde uit clausule 5.1.4 van ETSI TS 102231.

Volgende aanpassing (clausule 5.3.15)

Dit veld is VERPLICHT en DIENT de datum en het uur te vermelden (UTC, ook Zulu-tijd genoemd) waarop de volgende SLV ten laatste zal worden gepubliceerd of heeft als waarde nul om aan te duiden dat de SLV is afgesloten (met de datum- en uurwaarde uit clausule 5.1.4 van ETSI TS 102231).

Indien er geen tussentijdse statusveranderingen zijn aan VVD’s of diensten die onder de regeling vallen, MOET de SLV opnieuw worden gepubliceerd voor de vervaldatum van de laatst gepubliceerde SLV.

In het kader van deze specificaties DIENT het verschil tussen de datum en het uur van de „Volgende aanpassing” en de „Publicatiedatum en -uur van de lijst” NIET meer dan zes (6) maanden te bedragen.

Verdeelpunten (clausule 5.3.16)

Dit veld is OPTIONEEL. Indien dit veld wordt gebruikt, DIENT het de plaatsen te vermelden waar de huidige SLV-implementatie van de VL wordt gepubliceerd en waar aanpassingen aan de huidige SLV kunnen worden gevonden. Indien meerdere verdeelpunten worden vermeld, MOETEN zij allemaal identieke kopieën van de huidige SLV of zijn aangepaste versie verstrekken. Indien dit veld wordt gebruikt, wordt het geformatteerd als een niet-lege opeenvolging van reeksen, waarbij elke reeks overeenkomt met RFC 3986 (19).

Uitbreidingen van de regeling (clausule 5.3.17)

Dit veld is OPTIONEEL en wordt niet gebruikt in het kader van de onderhavige specificatie.

Lijst van verleners van vertrouwensdiensten

Dit veld is OPTIONEEL.

Dit veld DIENT afwezig te zijn als er in een lidstaat geen CDV’s in het kader van de regeling onder toezicht staan of stonden, of worden of werden geaccrediteerd. Er is echter een akkoord dat, zelfs wanneer een lidstaat geen CDV heeft die door de regeling onder toezicht staat of is geaccrediteerd, de lidstaten een SLV DIENEN te implementeren zonder dit veld. Indien er geen CDV op de lijst staat, DIENT dit te impliceren dat geen CDV’s onder toezicht staan of geaccrediteerd zijn in het land dat in het veld „Gebied van de regeling” staat.

Indien een of meer CDV-diensten onder toezicht staan of stonden, of worden of werden geaccrediteerd door de regeling, dan ZAL het veld een opeenvolging bevatten met alle CDV’s die een of meer onder toezicht staande of geaccrediteerde diensten verstrekken, met gedetailleerde informatie over de toezicht- of accreditatiestatus en de statusgeschiedenis van alle diensten van de CDV’s (VVD = CDV in de onderstaande afbeelding).

Image

De lijst met VVD’s wordt opgesteld zoals afgebeeld in de bovenstaande figuur. Voor elke VVD is er een veldenreeks met informatie over de VVD („VVD-informatie”), gevolgd door een lijst met de diensten. Voor elke dienst op de lijst is er een veldenreeks met informatie over de dienst („Dienstinformatie”) en een veldenreeks over de statusgeschiedenis van de goedkeuring van de dienst („Geschiedenis van de goedkeuring van de dienst”).

VVD-informatie

VVD(1)

VVD-naam (clausule 5.4.1)

Dit veld is VERPLICHT en DIENT de naam te vermelden van de rechtspersoon die verantwoordelijk is voor de diensten van de CDV’s die onder de regeling onder toezicht staan of stonden, of worden of werden geaccrediteerd. Dit is een opeenvolging van meertalige tekenreeksen (in EN als verplichte taal en eventueel in een of meer nationale talen). Het MOET de naam zijn die wordt gebruikt in formele, wettelijke noteringen en waaraan alle formele correspondentie kan worden geadresseerd.

VVD-handelsnaam (clausule 5.4.2)

Dit veld is OPTIONEEL en DIENT, indien het wordt gebruikt, een alternatieve naam te vermelden waaronder de CDV zichzelf identificeert voor het verlenen van zijn diensten die in deze SLV in het artikel „VVD-naam” (clausule 5.4.1) staan.

Opmerking: Indien één CDV-rechtspersoon diensten verleent onder verschillende handelsnamen of in verschillende specifieke contexten, zijn er evenveel CDV-gegevens als specifieke contexten (bv. Naam-/Handelsnaam-gegevens). Een andere mogelijkheid is het slechts eenmaal opnemen op de lijst van elke CDV (rechtspersoon) en het verstrekken van specifieke contextinformatie over de diensten. De uitvoerder van de regeling van de lidstaat moet de meest geschikte optie bespreken en overeenkomen met de CDV.

VVD-adres (clausule 5.4.3)

Dit veld is VERPLICHT en DIENT het adres te vermelden van de rechtspersoon of afgevaardigde organisatie die in het veld „VVD-naam” wordt vermeld (clausule 5.4.1) voor correspondentie via de post of elektronische weg. Het DIENT zowel het „postadres” (straat, plaats, [staat of provincie], [postcode] en ISO 3166-1 alpha-2-landcode) overeenkomstig clausule 5.3.5.1 te bevatten, als het „elektronische adres” (e-mail en/of URI van de website) overeenkomstig clausule 5.3.5.2.

URI van VVD-informatie (clausule 5.4.4)

Dit veld is VERPLICHT en DIENT de URI(’s) te vermelden waar gebruikers (derden) CDV-specifieke informatie kunnen verkrijgen. Dit DIENT een opeenvolging te zijn van meertalige aanwijzingen (in EN als verplichte taal en eventueel in een of meer nationale talen). De URI(’s) waarnaar wordt verwezen, MOETEN leiden naar informatie over de algemene voorwaarden van de CDV, zijn praktijken, wettelijke informatie, klantenservicebeleid en andere algemene informatie over alle diensten die in zijn CDV-artikel op de SLV staan.

Opmerking: Indien één CDV-rechtspersoon diensten verleent onder verschillende handelsnamen of in verschillende specifieke contexten, en dit werd weergegeven in evenveel VVD-gegevens als er specifieke contexten zijn, DIENT dit veld informatie te vermelden over de specifieke diensten die in een bepaald VVD-/HandelsNaam-gegevens zijn opgesomd.

VVD-informatieuitbreidingen (clausule 5.4.5)

Dit veld is OPTIONEEL en KAN, indien het wordt gebruikt, door de uitvoerder van de regeling worden gebruikt overeenkomstig de specificaties in ETSI TS 102231 (clausule 5.4.5), om specifieke informatie te verstrekken die op basis van de regels van de specifieke regeling moet worden geïnterpreteerd.

Dienstenlijst

Dit veld is VERPLICHT en DIENT een reeks te vermelden van alle erkende diensten van de CDV en de goedkeuringsstatus (en de geschiedenis van die status) van die diensten. Minstens een service moet worden vermeld (zelfs al is de informatie volledig historisch).

Aangezien het onder deze specificaties VERPLICHT is historische informatie over de diensten op de lijst bij te houden, MOET die historische informatie worden bijgehouden, ook al vereist de huidige status van de dienst dit normaal niet (bv. als de dienst is ingetrokken). Om de geschiedenis te bewaren, MOET dus een CDV worden opgenomen, ook al is zijn enige dienst op de lijst in een dergelijke status.

Dienstinformatie

VVD(1) Dienst(1)

Identificator diensttype (clausule 5.5.1)

Dit veld is VERPLICHT en DIENT de identificator te vermelden van het diensttype overeenkomstig het type van deze SLV-specificaties (d.w.z. „/eSigDir-1999-93-EC-TrustedList/TSLtype/generic”).

Indien de dienst die op de lijst staat, betrekking heeft op het afgeven van gekwalificeerde certificaten, is de URI http://uri.etsi.org/TrstSvc/Svctype/CA/QC (een certificatieautoriteit die gekwalificeerde certificaten afgeeft).

Indien de dienst die op de lijst staat betrekking heeft op het afgeven van tokens voor vertrouwensdiensten die geen KC’s zijn, noch de afgifte van KC’s ondersteunen, DIENT de URI een van de URI’s te zijn die in ETSI 102231 zijn omschreven en in clausule D.2, die betrekking heeft op dit veld, zijn opgesomd. Dit DIENT zelfs van toepassing te zijn op alle tokens voor vertrouwensdiensten die onder toezicht staan of geaccrediteerd zijn om te voldoen aan bepaalde specifieke kwalificaties die door de nationale wetgeving van lidstaten worden vereist (bv. zogenaamde gekwalificeerde tijdstempeltokens in DE of HU). De URI DIENT een van de URI’s te zijn die in ETSI 102231 zijn omschreven en in clausule D.2, die betrekking heeft op dit veld, zijn opgesomd (bv. TSA (Tijdstempelauthoriteit) voor nationaal gekwalificeerde tijdstempeltokens). Indien dit van toepassing is, MAG deze specifieke nationale kwalificatie van tokens voor vertrouwensdiensten in het dienstgegeven worden vermeld. De uitbreiding bijkomendeDienstInformatie (clausule 5.8.2) in clausule 5.5.9 („Uitbreiding dienstinformatie”) DIENT hiervoor te worden gebruikt.

In het algemeen geldt dat per X.509v3-certificaat één gegeven DIENT te worden aangemaakt (bv. voor een CA/KC-certificatiedienst) onder de certificatiediensten op de lijst van een CDV die op de vertrouwenslijst staat (bv. een certificatieautoriteit die (rechtstreeks) KC’s afgeeft). In bepaalde weloverwogen omstandigheden en onder zorgvuldig beheerde en goedgekeurde voorwaarden, MAG een toezichthoudende of accrediterende instelling van een lidstaat beslissen om het X.509v3-certificaat te gebruiken van een root- of hoger geplaatste CA (bv. een certificatieautoriteit die niet rechtstreeks eindgebruikers-KC’s afgeeft, maar een hiërarchie van CA’s certificeert tot CA’s die KC’s aan eindgebruikers afgeven) als de „Ddi” van één gegeven op de dienstenlijst van een CDV die op de lijst staat. De gevolgen (voor- en nadelen) van het gebruik van zo’n X.509v3-root-CA- of hoger geplaatst CA-certificaat als „Ddi”-waarde van dienstgegevens op de vertrouwenslijst, moeten door lidstaten zorgvuldig worden overwogen en goedgekeurd (20). Bovendien MOETEN lidstaten die deze toegelaten uitzondering op het algemene beginsel gebruiken, de nodige documentatie verstrekken om de opbouw en de controle van de certificatie te vergemakkelijken.

Opmerking: VVD’s zoals OCSP-responders en LIC-emittenten die deel uitmaken van de certificatiediensten van de CDVKC’s en waarvoor aparte sleutelparen worden gebruikt om respectievelijk OCSP-responses en LIC’s te ondertekenen, KUNNEN ook worden opgenomen in deze SLV-template door de volgende URI-combinatie te gebruiken:

„Identificator diensttype” (clausule 5.5.1):

http://uri.etsi.org/TrstSvc/Svctype/Certstatus/OCSP

in combinatie met de volgende uitbreiding „bijkomendeDienstInformatie” (clausule 5.8.2) in het veld „Uitbreiding dienstinformatie” (clausule 5.5.9):

http://uri.etsi.org/TrstSvc/eSigDir-1999-93-EC-TrustedList/SvcInfoExt/OCSP-QC

Omschrijving: een certificaatstatusverlener die een OCSP-server beheert als deel van een dienst van een CDV die gekwalificeerde certificaten afgeeft.

„Identificator diensttype” (clausule 5.5.1):

http://uri.etsi.org/TrstSvc/Svctype/Certstatus/CRL

in combinatie met de volgende uitbreiding „bijkomendeDienstInformatie” (clausule 5.8.2) in het veld „Uitbreiding dienstinformatie” (clausule 5.5.9):

http://uri.etsi.org/TrstSvc/eSigDir-1999-93-EC-TrustedList/SvcInfoExt/CRL-QC

Omschrijving: een certificaatstatusverlener die een LIC beheert als deel van een dienst van een CDV die gekwalificeerde certificaten afgeeft.

„Identificator diensttype” (clausule 5.5.1):

http://uri.etsi.org/TrstSvc/Svctype/CA/QC

in combinatie met de volgende uitbreiding „bijkomendeDienstInformatie” (clausule 5.8.2) in het veld „Uitbreiding dienstinformatie” (clausule 5.5.9):

http://uri.etsi.org/TrstSvc/eSigDir-1999-93-EC-TrustedList/SvcInfoExt/RootCA-QC

Omschrijving: een root-certificatieautoriteit van waaruit een certificatiepad kan worden opgesteld tot aan een certificatieautoriteit die gekwalificeerde certificaten afgeeft.

„Identificator diensttype” (clausule 5.5.1):

http://uri.etsi.org/TrstSvc/Svctype/TSA

in combinatie met de volgende uitbreiding „bijkomendeDienstInformatie” (clausule 5.8.2) in het veld „Uitbreiding dienstinformatie” (clausule 5.5.9):

http://uri.etsi.org/TrstSvc/eSigDir-1999-93-EC-TrustedList/SvcInfoExt/TSS-QC

Omschrijving: een tijdstempeldienst als onderdeel van een dienst van een certificatiedienstverlener die gekwalificeerde certificaten afgeeft en TST’s (Tijdstempeltoken) die kunnen worden gebruikt in de gekwalificeerde handtekeningcontroleprocedure om de geldigheid van de handtekening te verifiëren en uit te breiden indien het KC is vervallen of ingetrokken.

Dienstnaam (clausule 5.5.2)

Dit veld is VERPLICHT en DIENT de naam te vermelden waaronder de CDV die vermeld staat in „VVD-naam” (clausule 5.4.1) de dienst verleent die vermeld staat in „Identificator diensttype” (clausule 5.5.1). Dit DIENT een opeenvolging te zijn van meertalige tekenreeksen (in EN als verplichte taal en eventueel in een of meer nationale talen).

Digitale identiteit van de dienst (clausule 5.5.3)

Dit veld is VERPLICHT en DIENT minstens één voorstelling van een digitale identificator te vermelden die uniek is voor het diensttype dat vermeld staat in „Identificator diensttype” (clausule 5.5.1) en waardoor de dienst ondubbelzinnig kan worden geïdentificeerd.

In de onderhavige specificaties DIENT de digitale identificator die in dit veld wordt gebruikt, het relevante X.509v3-certificaat te zijn dat de voorstelling is van de openbare sleutel(s) die de CDV gebruikt voor het verlenen van het diensttype dat vermeld staat in „Identificator diensttype” (clausule 5.5.1) (d.w.z. de sleutel die wordt gebruikt door een root-CA/KC, de sleutel die wordt gebruikt voor het ondertekenen van certificaten (21), of ook voor het afgeven van tijdstempeltokens, het ondertekenen van LIC’s of OCSP-responses). Dit X.509v3-certificaat DIENT te worden gebruikt als de minimaal vereiste digitale identificator (die de voorstelling is van de openbare sleutel(s) die de CDV gebruikt om de dienst te verlenen die op de lijst staat). Bijkomende identificators KUNNEN als volgt worden gebruikt, maar MOETEN allemaal verwijzen naar dezelfde identiteit (d.w.z. het verwante X.509v3-certificaat):

a)

de kenmerkende naam (KN) van het certificaat die kan worden gebruikt om elektronische handtekeningen te controleren van de CDV-dienst die wordt gespecificeerd in „Identificator diensttype” (clausule 5.5.1);

b)

de verwante identificator van de openbare sleutel (d.w.z. X.509v3-SubjectSleutelIdentificator of SSI-waarde);

c)

de verwante openbare sleutel.

In het algemeen geldt dat de digitale identificator (d.w.z. het verwante X.509v3-certificaat) NIET meer dan eenmaal in de vertrouwenslijst DIENT voor te komen, dus dat per X.509v3-certificaat één gegeven DIENT te worden aangemaakt voor een certificatiedienst onder de certificatiediensten op de lijst van een CDV die op de vertrouwenslijst staat. Andersom DIENT één X.509v3-certificaat te worden gebruikt in één dienstgegeven als de Ddi-waarde.

Opmerking 1: Het enige geval waarin het bovenvermelde algemene beginsel niet van toepassing is, is de situatie waarin een enkel X.509v3-certificaat wordt gebruikt bij het afgeven van verschillende soorten tokens voor vertrouwensdiensten waarvoor verschillende toezicht- of accreditatieregelingen van toepassing zijn. Een voorbeeld hiervan is het gebruik door een CDV van een enkel X.509v3-certificaat om enerzijds KC’s af te geven onder een passend toezichtsysteem en anderzijds om niet-gekwalificeerde certificaten af te geven onder een andere toezicht- of accreditatiestatus. In dit geval en dit voorbeeld, zouden twee artikelen met verschillende „Idt”-waarden (respectievelijk CA/KC en CA/IOS) en met dezelfde „Ddi”-waarde (het verwante X.509v3-certificaat) kunnen worden gebruikt.

Implementaties zijn ASN.1- en XML-afhankelijk en DIENEN in overeenstemming te zijn met de specificaties van ETSI TS 102231 (zie bijlage A van ETSI TS 102231 voor ASN.1 en bijlage B van ETSI TS 102231 voor XML).

Opmerking 2: Indien aanvullende kwalificatie-informatie nodig is voor het gegeven over de geïdentificeerde dienst, DIENT de uitvoerder van de regeling eventueel de uitbreiding „bijkomendeDienstInformatie” (clausule 5.8.2) onder het veld „Uitbreiding dienstinformatie” (clausule 5.5.9) te gebruiken om dergelijke bijkomende kwalificatie-informatie te verstrekken. De uitvoerder van de regeling kan optioneel ook gebruikmaken van clausule 5.5.6 („URI met definitie van de dienst onder de regeling”).

Huidige status van de dienst (clausule 5.5.4)

Dit veld is VERPLICHT en DIENT de identificator van de status van de dienst te vermelden door het gebruik van een van de volgende URI’s:

onder toezicht (http://uri.etsi.org/TrstSvc/eSigDir-1999-93-EC-TrustedList/Svcstatus/undersupervision);

toezicht op een aflopende dienst (http://uri.etsi.org/TrstSvc/eSigDir-1999-93-EC-TrustedList/Svcstatus/supervisionincessation);

toezicht stopgezet (http://uri.etsi.org/TrstSvc/eSigDir-1999-93-EC-TrustedList/Svcstatus/supervisionceased);

toezicht ingetrokken (http://uri.etsi.org/TrstSvc/eSigDir-1999-93-EC-TrustedList/Svcstatus/supervisionrevoked);

geaccrediteerd (http://uri.etsi.org/TrstSvc/Svcstatus/eSigDir-1999-93-EC-TrustedList/Svcstatus/accredited);

accreditatie stopgezet (http://uri.etsi.org/TrstSvc/eSigDir-1999-93-EC-TrustedList/Svcstatus/accreditationceased);

accreditatie ingetrokken (http://uri.etsi.org/TrstSvc/eSigDir-1999-93-EC-TrustedList/Svcstatus/accreditationrevoked).

Bovenstaande statussen DIENEN op basis van onderhavige specificaties van de vertrouwenslijst als volgt te worden geïnterpreteerd:

—   onder toezicht: de dienst die in „Digitale dienstidentiteit” (clausule 5.5.3) wordt geïdentificeerd en door de certificatiedienstverlener (CDV) die wordt geïdentificeerd in „VVD-naam” (clausule 5.4.1), wordt verleend, staat momenteel onder toezicht voor naleving van Richtlijn 1999/93/EG bij de lidstaat die wordt geïdentificeerd in „Gebied van de regeling” (clausule 5.3.10) waarin de CDV is gevestigd;

—   toezicht op een aflopende dienst: de dienst die in „Digitale dienstidentiteit” (clausule 5.5.3) wordt geïdentificeerd en door de certificatiedienstverlener (CDV) die wordt geïdentificeerd in „VVD-naam” (clausule 5.4.1), wordt verleend, zit momenteel in een aflopende fase, maar staat nog steeds onder toezicht totdat het toezicht wordt stopgezet of ingetrokken. Indien een andere rechtspersoon dan de rechtspersoon die in „VVD-naam” wordt geïdentificeerd, de verantwoordelijkheid voor deze aflopende fase heeft overgenomen, wordt deze nieuwe of reserve-rechtspersoon (reserve-CDV) vermeld in clausule 5.5.6 van het dienstenartikel;

—   toezicht stopgezet: de geldigheid van de toezichtbeoordeling is verstreken zonder dat de dienst die in „Digitale dienstidentiteit” (clausule 5.5.3) wordt geïdentificeerd, opnieuw werd beoordeeld. De dienst staat momenteel niet meer onder toezicht vanaf de datum van de huidige status en er wordt verondersteld dat de dienst geen activiteiten meer uitvoert;

—   toezicht ingetrokken: de dienst van de CDV en eventueel ook de CDV zelf die voorheen onder toezicht stonden, voldoen niet meer aan Richtlijn 1999/93/EG, zoals vastgesteld door de lidstaat die wordt geïdentificeerd in „Gebied van de regeling” (clausule 5.3.10) waarin de CDV is gevestigd. De dienst mag daarom zijn activiteiten niet meer uitvoeren en moet worden beschouwd als stopgezet op basis van de bovenvermelde reden.

Opmerking 1: De status „Toezicht ingetrokken” kan een definitieve status zijn, ook als de CDV zijn activiteit dan volledig stopzet. In dit geval moet de status niet worden omgezet naar „Toezicht op een aflopende dienst” of „Toezicht stopgezet”. De enige manier om de status „Toezicht ingetrokken” te wijzigen, is door opnieuw te voldoen aan Richtlijn 1999/93/EG overeenkomstig het passende toezichtsysteem dat van kracht is in de lidstaat die de VL beheert, en op die manier de status „Onder toezicht” terug te winnen. De statussen „Toezicht op een aflopende dienst” of „Toezicht stopgezet” worden enkel gebruikt als een CDV zijn diensten onder toezicht onmiddellijk stopzet, en niet wanneer het toezicht werd ingetrokken;

—   geaccrediteerd: een accreditatiebeoordeling werd door de accreditatie-instelling uitgevoerd namens de lidstaat die wordt geïdentificeerd in „Gebied van de regeling” (clausule 5.3.10) en de dienst die wordt geïdentificeerd in „Digitale dienstidentiteit” (clausule 5.5.3) en wordt verleend door de CDV (22) die wordt geïdentificeerd in „VVD-naam” (clausule 5.4.1), is in overeenstemming met Richtlijn 1999/93/EG.

Opmerking 2: Indien dit wordt gebruikt voor een CDV die KC’s afgeeft en is gevestigd in het „Gebied van de regeling” (clausule 5.3.10), MOETEN de statussen „Accreditatie ingetrokken” en „Accreditatie stopgezet” worden beschouwd als „overgangstatussen” en MOGEN zij niet worden gebruikt als een waarde voor de „Huidige status van de dienst”. Indien deze statussen wel worden gebruikt, MOETEN zij onmiddellijk worden gevolgd in „Geschiedenis van de goedkeuring van de dienst” of in „Huidige status van de dienst” door een status „Onder toezicht”, eventueel gevolgd door een andere toezichtstatus die hierboven werd gedefinieerd en in Figuur 1 werd afgebeeld. Indien dit wordt gebruikt voor een CDV die geen KC’s afgeeft wanneer er slechts een „vrijwilligeaccreditatieregeling” is zonder toezichtregeling of voor een CDV die KC’s afgeeft, maar niet is gevestigd in het „Gebied van de regeling” (clausule 5.3.10) (bv. in een derde land), KUNNEN de statussen „Accreditatie ingetrokken” en „Accreditatie stopgezet” worden gebruikt als een waarde voor „Huidige status van de dienst”;

—   accreditatie stopgezet: de geldigheid van de accreditatiebeoordeling is verstreken zonder dat de dienst die in „Digitale dienstidentiteit” (clausule 5.5.3) wordt geïdentificeerd, opnieuw werd beoordeeld;

—   accreditatie ingetrokken: de dienst die in „Digitale dienstidentiteit” (clausule 5.5.3) wordt geïdentificeerd, door de certificatiedienstverlener (CDV) die wordt geïdentificeerd in „VVD-naam” (clausule 5.4.1) wordt verleend, en die voorheen in overeenstemming was met criteria van de regeling, en eventueel ook de CDV zelf, voldoen niet meer aan Richtlijn 1999/93/EG.

Opmerking 3: Exact dezelfde statussen moeten worden gebruikt voor CDV’s die KC’s afgeven en voor CDV’s die geen KC’s afgeven (bv. verleners van tijdstempeldiensten die tijdstempeltokens afgeven, CDV’s die niet-gekwalificeerde certificaten afgeven, enz.). De „Identificator diensttype” (clausule 5.5.1) wordt gebruikt om toepasselijke toezicht- en accreditatiesystemen te onderscheiden.

Opmerking 4: Bijkomende kwalificatie-informatie over statussen op het niveau van nationale toezicht- of accreditatiesystemen voor CDV’s die geen KC’s afgeven, KAN op dienstenniveau worden verstrekt indien dit van toepassing is en wordt vereist (bv. om onderscheid te maken tussen verschillende kwaliteits-/veiligheidsniveaus). Uitvoerders van de regeling DIENEN de uitbreiding „bijkomendeDienstInformatie” (clausule 5.8.2) onder het veld „Uitbreiding dienstinformatie” (clausule 5.5.9) te gebruiken om deze bijkomende kwalificatie-informatie te verstrekken. De uitvoerder van de regeling kan optioneel ook gebruikmaken van clausule 5.5.6 („URI met definitie van de dienst onder de regeling”).

Begindatum en -uur van de huidige status (clausule 5.5.5)

Dit veld is VERPLICHT en DIENT de datum en het uur te vermelden waarop de huidige goedkeuringsstatus van kracht werd (datum- en uurwaarde overeenkomstig clausule 5.1.4 van ETSI TS 102231).

URI met definitie van de dienst onder de regeling (clausule 5.5.6)

Dit veld is OPTIONEEL en DIENT, indien het wordt gebruikt, de URI(’s) te vermelden waar gebruikers (derden) dienstspecifieke informatie kunnen verkrijgen die door de uitvoerder van de regeling wordt verstrekt, als een opeenvolging van meertalige verwijzingen (in EN als verplichte taal en eventueel in een of meer nationale talen).

Indien dit veld wordt gebruikt, MOETEN de URI(’s) te leiden naar informatie over de door de regeling gespecificeerde dienst. Dit KAN, indien van toepassing, het volgende bevatten:

a)

URI met de identiteit van de reserve-CDV in het geval van toezicht van een aflopende dienst waarbij een reserve-CDV is betrokken (zie „Huidige status van de dienst” — clausule 5.5.4);

b)

URI die leidt naar documenten met bijkomende informatie over het gebruik van bepaalde nationaal bepaalde specifieke kwalificaties voor een onder toezicht staande of geaccrediteerde dienst die tokens voor vertrouwensdiensten afgeeft, overeenkomstig het gebruik van het veld „Uitbreiding dienstinformatie” (clausule 5.5.9) met een uitbreiding „bijkomendeDienstInformatie” zoals bepaald in clausule 5.8.2.

Leveringspunten van de dienst (clausule 5.5.7)

Dit veld is OPTIONEEL en DIENT, indien het wordt gebruikt, de URI(’s) te vermelden waar derden toegang tot de dienst kunnen krijgen via een opeenvolging van tekenreeksen waarvan de opbouw in overeenstemming MOET zijn met RFC 3986.

URI met definitie van VVD-dienst (clausule 5.5.8)

Dit veld is OPTIONEEL en DIENT, indien het wordt gebruikt, de URI(’s) te vermelden waar gebruikers (derden) dienstspecifieke informatie kunnen verkrijgen die door de VVD wordt verstrekt, als een opeenvolging van meertalige verwijzingen (in EN als verplichte taal en eventueel in een of meer nationale talen). De URI(’s) MOETEN leiden naar informatie over de door de VVD gespecificeerde dienst.

Uitbreidingen dienstinformatie (clausule 5.5.9)

In het kader van deze specificaties is dit veld OPTIONEEL, maar DIENT het wel gebruikt worden indien de informatie in de „Digitale dienstidentiteit” (clausule 5.5.3) niet voldoende is om op ondubbelzinnige wijze de door deze dienst afgegeven gekwalificeerde certificaten te identificeren, en/of indien op basis van de informatie die in deze gekwalificeerde certificaten staat, niet op machinaal verwerkbare wijze kan worden nagegaan of het KC al dan niet door een VMAH wordt ondersteund (23).

In het kader van de onderhavige specificaties, DIENT, indien VERPLICHT, bv. voor CA/KC-diensten, een optioneel informatieveld „Uitbreidingen dienstinformatie” („Udi”) te worden gebruikt en gestructureerd als een opeenvolging van een of meer tupels, overeenkomstig de uitbreiding „Kwalificaties” die omschreven wordt in bijlage L.3.1 van ETSI TS 102231, waarbij elke tupel de volgende informatie bevat:

(filters) informatie die kan worden gebruikt om de onder de in het Ddi-veld geïdentificeerde certificatiedienst de exacte dienst (de reeks van gekwalificeerde certificaten) waarvoor bijkomende informatie nodig is of wordt versterkt over de ondersteuning of niet door een VMAH (en/of de afgifte aan een rechtspersoon), verder te identificeren; en

aanvullende informatie („kwalificeerders”) over het al dan niet ondersteund zijn van deze verder geïdentificeerde dienstenreeks van gekwalificeerde certificaten door een VMAH (indien deze informatie „KCVMAHStatusZoalsInCert” is, impliceert dit dat deze informatie een onderdeel is van het KC in een door ETSI-gestandaardiseerde, machinaal verwerkbare versie (24), en/of informatie over het feit dat dergelijke KC’s aan rechtspersonen worden afgegeven (indien dit niet wordt vermeld, wordt verondersteld dat zij enkel aan natuurlijke personen worden afgegeven).

KCMetVMAH (http://uri.etsi.org/TrstSvc/eSigDir-1999-93-EC-TrustedList/SvcInfoExt/QCWithSSCD): impliceert dat het door de CDV is verzekerd en door de lidstaat (de toezichthoudende instantie of de accrediterende instantie van de lidstaat) is gecontroleerd of geauditeerd (respectievelijke het toezichtmodel of accreditatiemodel) dat alle KC’s onder de dienst die wordt geïdentificeerd in „Digitale dienstidentiteit” (clausule 5.5.3) en verder wordt geïdentificeerd door de bovenvermelde informatie (filters) die wordt gebruikt om de onder de in het „Ddi”-veld geïdentificeerde certificatiedienst de exacte reeks van gekwalificeerde certificaten waarvoor bijkomende informatie nodig is over de aanwezigheid of afwezigheid van VMAH-ondersteuning, verder te identificeren, WORDEN ondersteund door een VMAH (dus dat de privésleutel die gelinkt is aan de openbare sleutel in het certificaat is opgeslagen in een veilig middel voor het aanmaken van handtekeningen overeenkomstig bijlage III bij Richtlijn 1999/93/EG);

KCGeenVMAH (http://uri.etsi.org/TrstSvc/eSigDir-1999-93-EC-TrustedList/SvcInfoExt/QCNoSSCD): impliceert dat het door de CDV is verzekerd en door de lidstaat (de toezichthoudende instantie of de accrediterende instantie van de lidstaat) is gecontroleerd of geauditeerd (respectievelijke het toezichtmodel of accreditatiemodel) dat alle KC’s onder de dienst (root-CA/KC of CA/KC) die wordt geïdentificeerd in „Digitale dienstidentiteit” (clausule 5.5.3) en verder wordt geïdentificeerd door de bovenvermelde informatie (filters) die wordt gebruikt om de onder de in het „Ddi”-veld geïdentificeerde certificatiedienst de exacte reeks van gekwalificeerde certificaten waarvoor bijkomende informatie nodig is over de aanwezigheid of afwezigheid van VMAH-ondersteuning, verder te identificeren, NIET WORDEN ondersteund door een VMAH (dus dat de privésleutel die gelinkt is aan de openbare sleutel niet in het certificaat is opgeslagen in een veilig middel voor het aanmaken van handtekeningen overeenkomstig bijlage III bij Richtlijn 1999/93/EG);

KCVMAHStatusZoalsInCert (http://uri.etsi.org/TrstSvc/eSigDir-1999-93-EC-TrustedList/SvcInfoExt/QCSSCDStatusAsInCert): impliceert dat het door de CDV is verzekerd en door de lidstaat (de toezichthoudende instantie of de accrediterende instantie van de lidstaat) is gecontroleerd of geauditeerd (respectievelijk het toezichtmodel of accreditatiemodel) dat alle KC’s onder de dienst (CA/KC) die wordt geïdentificeerd in „Digitale dienstidentiteit” (clausule 5.5.3) en verder wordt geïdentificeerd door de bovenvermelde informatie (filters) die wordt gebruikt om de onder de in het „Ddi”-veld geïdentificeerde certificatiedienst de exacte reeks van gekwalificeerde certificaten waarvoor bijkomende informatie nodig is over de aanwezigheid of afwezigheid van VMAH-ondersteuning, verder te identificeren, de machinaal verwerkbare informatie DIENT te bevatten die aangeeft of het KC door een VMAH wordt ondersteund;

KCVoorRechtspersoon (http://uri.etsi.org/TrstSvc/eSigDir-1999-93-EC-TrustedList/SvcInfoExt/QCForLegalPerson): impliceert dat het door de CDV is verzekerd en door de lidstaat (de toezichthoudende instantie of de accrediterende instantie van de lidstaat) is gecontroleerd of geauditeerd (respectievelijke het toezichtmodel of accreditatiemodel) dat alle KC’s onder de dienst die wordt geïdentificeerd in „Digitale dienstidentiteit” (clausule 5.5.3) en verder wordt geïdentificeerd door de bovenvermelde informatie (filters) die wordt gebruikt om de onder de in het „Ddi”-veld geïdentificeerde certificatiedienst de exacte reeks van gekwalificeerde certificaten waarvoor bijkomende informatie nodig is over de afgifte aan rechtspersonen, verder te identificeren, WORDEN afgegeven aan rechtspersonen.

Deze kwalificeerders mogen slechts worden gebruikt als uitbreiding en als het diensttype http://uri.etsi.org/TrstSvc/Svctype/CA/QC is.

Dit veld is implementatiespecifiek (ASN.1 of XML) en MOET voldoen aan de specificaties in bijlage L.3.1 bij ETSI TS 102231.

Voor een XML-implementatie moet de specifieke inhoud van deze bijkomende informatie worden gecodeerd aan de hand van het xsd-bestand in hoofdstuk 3.

Geschiedenis van de goedkeuring van de dienst

Dit veld is OPTIONEEL, maar MOET worden gebruikt indien er informatie staat in „Periode van historische informatie” (clausule 5.3.12). In de context van deze specificaties MOET de regeling dus historische informatie bevatten. Indien historische informatie moet worden bijgehouden, maar de dienst geen geschiedenis heeft vóór de huidige status (dus bij een eerste status of indien de uitvoerder van de regeling geen historische informatie heeft bijgehouden), DIENT dit veld leeg te zijn. Anderzijds DIENT voor elke verandering van de huidige status van de VVD-dienst die binnen de historische informatieperiode gebeurde zoals omschreven in clausule 5.3.12 van ETSI TS 102231, informatie over de vorige goedkeuringsstatus te worden gegeven in een aflopende volgorde van datum en uur van de statusverandering (d.w.z. de datum en het uur waarop de volgende goedkeuringsstatus van kracht werd).

Dit DIENT een opeenvolging te zijn van historische informatie zoals hierna wordt bepaald.

VVD(1) Dienst(1) Geschiedenis(1)

Identificator diensttype (clausule 5.6.1)

Dit veld is VERPLICHT en DIENT de identificator van het diensttype te vermelden met het formaat en betekenis van „VVD-dienstinformatie — Identificator diensttype” (clausule 5.5.1).

Dienstnaam (clausule 5.6.2)

Dit veld is VERPLICHT en DIENT de naam te vermelden waaronder de CDV de dienst verleende die vermeld staat in „VVD-dienstinformatie — Identificator diensttype” (clausule 5.5.1), met het formaat en de betekenis van „VVD-dienstinformatie — Dienstnaam” (clausule 5.5.2). Deze clausule vereist niet dat de naam dezelfde is als de naam in clausule 5.5.2. Een naamsverandering KAN een van de redenen voor een nieuwe status zijn.

Digitale dienstidentiteit (clausule 5.6.3)

Dit veld is VERPLICHT en DIENT minstens één voorstelling van een digitale identificator te vermelden die uniek is voor de dienst die vermeld staat in „VVD-dienstinformatie — Digitale identiteit van de dienst” (clausule 5.5.3) met hetzelfde formaat en dezelfde betekenis.

Vorige status van de dienst (clausule 5.6.4)

Dit veld is VERPLICHT en DIENT de identificator van de vorige status van de dienst te vermelden met het formaat en de betekenis van „VVD-dienstinformatie — Huidige status van de dienst” (clausule 5.5.4).

Begindatum en -uur van de vorige status (clausule 5.6.5)

Dit veld is VERPLICHT en DIENT de datum en het uur te vermelden waarop de vorige status in kwestie van kracht werd, met het formaat en de betekenis van „VVD-dienstinformatie — Begindatum en -uur van de huidige status van de dienst” (clausule 5.5.5).

Uitbreidingen dienstinformatie (clausule 5.6.6)

Dit veld is OPTIONEEL en KAN door uitvoerders van regelingen worden gebruikt om specifieke informatie over diensten te geven met het formaat en de betekenis van „VVD-dienstinformatie — Uitbreidingen dienstinformatie” (clausule 5.5.9).

VVD(1) Dienst(1) Geschiedenis(2)

Idem voor VVD(1) Dienst(1) Geschiedenis(2) (vóór Geschiedenis 1)

VVD(1) Dienst(2)

Idem voor VVD(1) Dienst 2 (indien van toepassing)

VVD(1) Dienst(2) Geschiedenis(1)

VVD(2)-informatie

Idem voor VVD 2 (indien van toepassing)

Idem voor VVD 2 Dienst 1

Idem voor VVD 2 Dienst 1 Geschiedenis 1

Ondertekende SLV

De SLV, die onder deze specificaties wordt opgesteld, ZOU (25) door de „Naam uitvoerder van de regeling” (clausule 5.3.4) moeten worden ondertekend om de authenticiteit en de integriteit van de SLV te kunnen verzekeren.

Het aanbevolen formaat voor de handtekening DIENT CAdES BES/EPES voor ASN.1-implementaties en XAdES BES/EPES voor XML-implementaties te zijn zoals omschreven in de specificaties van ETSI TS 101903 (26). Dergelijke implementaties van elektronische handtekeningen DIENEN te voldoen aan de vereisten in respectievelijk bijlagen A en B bij ETSI TS 102231.

Aanvullende algemene vereisten voor handtekeningen worden in de volgende onderdelen besproken.

Identificatie van de regeling (clausule 5.7.2)

Dit veld is VERPLICHT en DIENT een door de uitvoerder van de regeling toegewezen referentie te vermelden die op een unieke wijze de regeling die beschreven staat in de onderhavige specificaties en SLV, identificeert. Deze referentie MOET worden opgenomen in de berekening van de handtekening, die wellicht zal bestaan uit een tekenreeks of een reeks van bits.

In het kader van de onderhavige specificaties DIENT de referentie de aaneenschakeling te zijn van het „SLV-type” (clausule 5.3.3), de „Naam van de regeling” (clausule 5.3.6) en de waarde van de uitbreiding SubjectSleutelIdentificator van het certificaat die door de uitvoerder van de regeling wordt gebruikt om de SLV elektronisch te ondertekenen.

Identificator van het algoritme van de handtekening (clausule 5.7.3)

Dit veld is VERPLICHT en DIENT het cryptografisch algoritme te vermelden dat werd gebruikt om de handtekening aan te maken. Afhankelijk van het gebruikte algoritme, KUNNEN voor dit veld bijkomende parameters nodig zijn. Dit veld MOET worden opgenomen in de berekening van de handtekening.

Waarde van de handtekening (clausule 5.7.4)

Dit veld is VERPLICHT en DIENT de huidige waarde van de digitale handtekening te bevatten. Alle SLV-velden (behalve de waarde van handtekening zelf) MOETEN in de berekening van de handtekening worden opgenomen.

SLV-uitbreidingen (clausule 5.8)

Uitbreiding VervallenCertenHerroepingInfo (clausule 5.8.1)

Deze uitbreiding is OPTIONEEL. Bij gebruik ervan MOET worden voldaan aan clausule 5.8.1 van ETSI TS 102231.

Uitbreiding bijkomendeDienstInformatie (clausule 5.8.2)

Indien deze OPTIONELE uitbreiding wordt gebruikt, MAG het enkel op dienstniveau worden gebruikt en enkel in het veld in clausule 5.5.9 („Uitbreiding dienstinformatie”). Deze uitbreiding wordt gebruikt om bijkomende informatie over een dienst te geven en DIENT een opeenvolging te zijn van meerdere tupels, waarbij elke tupel de volgende informatie bevat:

a)

een URI met aanvullende informatie, zoals:

een URI met bepaalde nationale specifieke kwalificaties voor een onder toezicht staande of geaccrediteerde vertrouwensdienst die tokens afgeeft, bv.

een specifiek niveau van onderverdeling op het gebied van veiligheid/kwaliteit van nationale toezicht- of accreditatieregelingen voor CDV’s die geen KC’s afgeven (bv. RGS */**/*** in FR, specifieke „toezichtstatus” die door de nationale wetgeving is bepaald voor specifieke CDV’s die KC’s afgeven in DE), zie opmerking 4 van „Huidige status van de dienst” — clausule 5.5.4;

of een specifieke juridische status voor een onder toezicht staande of geaccrediteerde vertrouwensdienst die tokens afgeeft (bv. een nationale „gekwalificeerde TST’s” zoals in DE of HU);

een specifieke beleidsidentificator in het „Ddi”-veld van een X.509v3-certificaat;

of een geregistreerde URI zoals bepaald in „Identificator diensttype”, clausule 5.5.1, om de deelname verder te specificeren van de in het Idt-veld geïdentificeerde dienst als een van de diensten van een certificatiedienstverlener die KC’s afgeeft (bc. OCSP-KC, LIC-KC en root-CA-KC);

b)

een optionele reeks met de waarde dienstInformatie zoals bepaald in de regeling (bv. *, ** of ***);

c)

optionele, bijkomende informatie in een specifiek formaat voor de regeling.

Het volgen van de URI ZOU moeten leiden tot menselijk leesbare documenten met alle details om de uitbreiding te begrijpen, en in het bijzonder om de betekenis van alle URI’s te verduidelijken en de mogelijke waarden voor dienstInformatie en de betekenis van elke waarde te specificeren.

Kwalificatiesuitbreiding (clausule L.3.1)

Omschrijving

:

Dit veld is OPTIONEEL, maar DIENT te worden gebruikt indien dit VERPLICHT is, bv. voor root-CA/KC- of CA/KC-diensten en indien:

de informatie in „Digitale dienstidentiteit” niet toereikend is om de gekwalificeerde certificaten die door deze dienst worden afgegeven, ondubbelzinnig te identificeren;

op basis van de informatie die in deze gekwalificeerde certificaten staat, niet op een machinaal verwerkbare manier kan worden nagegaan of het KC al dan niet door een VMAH wordt ondersteund.

Indien deze uitbreiding op dienstniveau wordt gebruikt, MAG het slechts worden gebruikt in het veld onder „Uitbreiding dienstinformatie” (clausule 5.5.9).

Formaat

:

Een niet-lege opeenvolging van een of meer kwalificatie-elementen (clausule L.3.1.2) zoals omschreven in bijlage L.3 bij ETSI TS 102231.

HOOFDSTUK II

XSD-BESTAND VAN ETSI VOOR ETSI TS 102231 VERSIE 3

Deze informatie is de huidige versie. In het geval van problemen bij het gebruik van dit xds-bestand, moet ETSI op de hoogte worden gebracht zodat zij een oplossing kan zoeken.

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

HOOFDSTUK III

XSD-BESTAND VOOR HET CODEREN VAN HET „UDI”-VELD

Deze informatie is de huidige versie.

Image

Image

HOOFDSTUK IV

SPECIFICATIES VOOR DE MENSELIJK LEESBARE VERSIE VAN DE SLV-IMPLEMENTATIE VAN DE VERTROUWENSLIJST

Een menselijk leesbare versie van de SLV-implementatie van de vertrouwenslijst MOET op elektronische wijze voor het publiek beschikbaar en toegankelijk zijn. Het ZOU moeten worden verstrekt als een Portable Document Format (PDF)-document overeenkomstig ISO 32000 en MOET worden geformatteerd volgens het PDF/A-profiel (ISO 19005).

De inhoud van de menselijk leesbare versie van de SLV-implementatie van de vertrouwenslijst in PDF/A, ZOU moeten voldoen aan de volgende vereisten.

De structuur van de menselijke leesbare versie ZOU het logische model uit onderdeel 5.1.2 van ETSI TS 102231 moeten weergeven.

Elk veld ZOU de volgende informatie moeten weergeven:

de titel van het veld (bv. „Identificator diensttype”);

de waarde van het veld (bv. „CA/KC”)

de betekenis (omschrijving) van de waarde van het veld, indien van toepassing en met name zoals bepaald in bijlage D bij ETSI TS 102231 of in deze specificaties voor geregistreerde URI’s (bv. „Een certificatieautoriteit die certificaten met openbare sleutel afgeeft”);

indien van toepassing, meerdere versies in natuurlijke talen zoals bepaald in de SLV-implementatie van de vertrouwenslijst.

De volgende velden en overeenkomstige waarden van de digitale certificaten in het veld „Digitale dienstidentiteit” ZOUDEN minstens in de menselijk leesbare versie moeten worden vermeld:

Versie

Volgnummer

Algoritme van de handtekening

Emittent

Geldig vanaf

Geldig tot

Onderwerp

Openbare sleutel

Certificaatbeleid

OnderwerpSleutelIdentificator

LIC-verdeelpunten

Identificator autoriteitsleutel

Gebruik sleutel

Basisbeperkingen

Algoritme duimafdruk

Duimafdruk.

De menselijk leesbare versie ZOU gemakkelijk moeten kunnen worden afgedrukt.

De menselijk leesbare versie KAN elektronisch worden ondertekend. Indien deze wordt ondertekend, MOET de uitvoerder van de regeling dit doen volgens dezelfde handtekeningspecificaties als voor de SLV-implementatie van de vertrouwenslijst.


(1)  PB L 376 van 27.12.2006, blz. 36.

(2)  PB L 13 van 19.1.2000, blz. 12.

(3)  Zoals bepaald in artikel 2, lid 11, van Richtlijn 1999/93/EG.

(4)  Zoals bepaald in artikel 2, lid 10, van Richtlijn 1999/93/EG.

(5)  Zoals bepaald in artikel 2, lid 6, van Richtlijn 1999/93/EG.

(6)  Zoals bepaald in artikel 2, lid 2, van Richtlijn 1999/93/EG.

(7)  Voor een AEH die door een KC wordt ondersteund, wordt in dit document het acroniem AEHKC gebruikt.

(8)  Merk op dat het grensoverschrijdende gebruik van een aantal elektronische diensten die gebaseerd zijn op een gewone AEH, ook kan worden bevorderd indien de ondersteunende certificatiediensten (bv. het afgeven van niet-gekwalificeerde certificaten) deel uitmaken van de onder toezicht staande of geaccrediteerde diensten die als vrijwillige informatie op de vertrouwenslijst van een lidstaat worden opgenomen.

(9)  ETSI TS 102 231 — Electronic Signatures and Infrastructures (ESI): Provision of harmonized Trust-service status information (verschaffing van geharmoniseerde statusinformatie van vertrouwensdiensten).

(10)  Bijvoorbeeld een certificatiedienstverlener die in een lidstaat is gevestigd en die een certificatiedienst verleent die eerst onder toezicht staat bij de lidstaat (toezichthoudende instantie), kan na verloop van tijd beslissen om over te stappen op een vrijwillige accreditatie voor de huidige onder toezicht staande certificatiedienst. Andersom kan een certificatiedienstverlener in een andere lidstaat beslissen om een geaccrediteerde certificatiedienst niet stop te zetten maar om te zetten van een accreditatiestatus naar een toezichtstatus, bv. om bedrijfs- of economische redenen.

(11)  ETSI TS 102 231 — Electronic Signatures and Infrastructures (ESI): Provision of harmonized Trust-service status information (verschaffing van geharmoniseerde statusinformatie van vertrouwensdiensten).

(12)  Zie ETSI TS 101 862 — Electronic Signatures and Infrastructures (ESI): Qualified Certificate Profile (gekwalificeerd profiel van het certificaat).

(13)  ETSI TS 101 456 — Electronic Signature and Infrastructures (ESI); Policy requirements for certification authorities issuing qualified certificates (beleidseisen voor certificeringsautoriteit die gekwalificeerde certificaten afgeeft).

(14)  Met minstens een X.509 v3-certificaat van de autoriteit die een gekwalificeerd certificaat afgeeft of een hoger geplaatste CA in het certificatiepad.

(15)  IETF RFC 2119: Key words for use in RFCs to indicate Requirements Levels (sleutelwoorden voor het gebruik in RFC’s om niveauvereisten aan te duiden).

(16)  De Toezicht- en accreditatiestatuslijst van certificatiediensten van certificatiedienstverleners die onder toezicht staan bij of worden geaccrediteerd door de lidstaat in kwestie voor naleving van Richtlijn 1999/93/EG (kortom, de vertrouwenlijst).

(17)  Hiermee worden de velden bedoeld die worden gespecificeerd in ETSI TS 102 231 — Electronic Signatures and Infrastructures (ESI): Provision of harmonized Trust-service status information en een specifieke inhoud krijgen op basis van deze specificaties om de opstelling van de vertrouwenslijst van de lidstaten te omschrijven.

(18)  De laatste twee soorten informatie zijn heel belangrijk voor derden om de kwaliteit en het veiligheidsniveau te beoordelen van dergelijke toezicht- of accreditatiesystemen. Deze soorten informatie zullen worden opgenomen op de VL via „Informatie over de regeling — URI” (clausule 5.3.7 — informatie die door lidstaten wordt verstrekt), „Type regeling/publiek/regelgeving” (clausule 5.3.9 — door het gebruik van een voor alle lidstaten gemeenschappelijke tekst) en „Beleids/juridische informatie SLV” (clausule 5.3.11 — een voor alle lidstaten gemeenschappelijke tekst met verwijzing naar Richtlijn 1999/93/EG, met de mogelijkheid voor elke lidstaat om lidstaatspecifieke tekst/referenties toe te voegen). Bijkomende informatie over nationale toezicht- of accreditatiesystemen voor CDV’s die geen KC’s afgeven, kan op dienstenniveau worden verstrekt indien dit van toepassing is en wordt vereist (bv. om onderscheid te maken tussen verschillende kwaliteits-/veiligheidsniveaus) via „URI met definitie van de dienst onder de regeling” (clausule 5.5.6).

(19)  IETF RFC 3986: „Uniform Resource Identifiers (URI): Generic syntax”.

(20)  Door een X.509v3-certificaat van een root-CA als „Ddi”-waarde voor een dienst op de lijst te gebruiken, moet de uitvoerder van de regeling de hele reeks certificatiediensten onder een dergelijke root-CA als een geheel beschouwen voor wat de „toezicht- of accreditatiestatus betreft”. Een statusverandering op vraag van één CA onder de root-hiërarchie op de lijst, zal er dus bijvoorbeeld voor zorgen dat die statusverandering in de hele hiërarchie van toepassing wordt.

(21)  Dit kan het certificaat zijn van een CA die eindgebruikerscertificaten afgeeft (bv. CA/IOS, CA/KC) of het certificaat van een betrouwbare root-CA waarvan een pad kan worden gevormd tot gekwalificeerde eindgebruikerscertificaten. Deze informatie („Digitale dienstidentiteit”) moet worden aangevuld met informatie in „Uitbreidingen dienstinformatie” (zie clausule 5.5.9) indien deze informatie en de informatie in elk eindgebruikerscertificaat dat onder deze betrouwbare root wordt afgegeven, niet kan worden gebruikt om op een ondubbelzinnige wijze de passende eigenschappen van gekwalificeerde certificaten te bepalen.

(22)  Merk op dat deze geaccrediteerde CDV in een andere lidstaat kan gevestigd zijn dan in de lidstaat in „Gebied van de regeling” van de SLV-implementatie van de VL of in een derde land (zie artikel 7, lid 1, onder a) van Richtlijn 1999/93/EG).

(23)  Zie punt 2.2 van dit document.

(24)  Dit verwijst naar een passende combinatie van de door ETSI bepaalde vermeldingen KcCompliantie, KcVMAH [ETSI TS 101 862] of een KCP/KCP + OID van ETSI [ETSI TS 101 456].

(25)  Hoewel voor alle lidstaten de implementatie van hun VL in volledige overeenstemming met ETSI TS 102231, en dus elektronisch ondertekend, de ideale doelstelling zou zijn om te zorgen voor een echt koppelbaar, online- en machinaal verwerkbaar kader voor een gemakkelijkere validatie en een beter grensoverschrijdend gebruik van KEH’s en AEHKC’s, kunnen de lidstaten, uit praktische overwegingen, tussenversies van hun VL implementeren overeenkomstig deze technische specificaties, als zij maar zorgen voor een veilige verspreiding van deze tussenversies.

(26)  De uitvoerder van de regeling die met de handtekening certificaten ondertekent, moet worden beschermd overeenkomstig respectievelijk ETSI TS 101733 of ETSI TS 101903.