ISSN 1725-2598

doi:10.3000/17252598.L_2009.294.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 294

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

52e jaargang
11 november 2009


Inhoud

 

I   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

 

Verordening (EG) nr. 1076/2009 van de Commissie van 10 november 2009 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

1

 

*

Verordening (EG) nr. 1077/2009 van de Commissie van 10 november 2009 houdende vaststelling van de einddatum van de periode voor het indienen van aanvragen van de in Verordening (EG) nr. 1329/2008 vastgestelde steun voor de particuliere opslag van varkensvlees

3

 

*

Verordening (EG) nr. 1078/2009 van de Commissie van 10 november 2009 houdende inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Riso del Delta del Po (BGA))

4

 

*

Verordening (EG) nr. 1079/2009 van de Commissie van 10 november 2009 houdende vaststelling van de einddatum van de periode voor het indienen van aanvragen van de in Verordening (EG) nr. 1278/2008 vastgestelde steun voor de particuliere opslag van varkensvlees

6

 

 

RICHTLIJNEN

 

*

Richtlijn 2009/137/EG van de Commissie van 10 november 2009 tot wijziging van Richtlijn 2004/22/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende meetinstrumenten met betrekking tot het misbruiken van maximaal toelaatbare fouten voor wat betreft de instrumentspecifieke bijlagen MI-001 tot en met MI-005 ( 1 )

7

 

 

II   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

 

 

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

 

 

Raad

 

 

2009/825/EG

 

*

Besluit van de Raad van 26 oktober 2009 betreffende de sluiting van het Protocol tot wijziging van de Overeenkomst inzake zeevervoer tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de regering van de Volksrepubliek China, anderzijds

10

 

 

Commissie

 

 

2009/826/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 13 oktober 2009 tot verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van een bladextract van luzerne (Medicago sativa) als nieuw voedingsmiddel of nieuw voedselingrediënt krachtens Verordening (EG) nr. 258/97 van het Europees Parlement en de Raad (Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 7641)

12

 

 

2009/827/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 13 oktober 2009 tot verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van chiazaad (Salvia hispanica) als nieuw voedselingrediënt krachtens Verordening (EG) nr. 258/97 van het Europees Parlement en de Raad (Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 7645)

14

 

 

2009/828/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 3 november 2009 betreffende het ontwerp voor een regionaal wetsbesluit waarbij de autonome regio Madeira wordt verklaard tot een gebied dat vrij is van genetisch gemodificeerde organismen, aangemeld door de Portugese Republiek overeenkomstig artikel 95, lid 5, van het EG-Verdrag (Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 8438)  ( 1 )

16

 

 

III   Besluiten op grond van het EU-Verdrag

 

 

BESLUITEN OP GROND VAN TITEL VI VAN HET EU-VERDRAG

 

*

Kaderbesluit 2009/829/JBZ van de Raad van 23 oktober 2009 inzake de toepassing, tussen de lidstaten van de Europese Unie, van het beginsel van wederzijdse erkenning op beslissingen inzake toezichtmaatregelen als alternatief voor voorlopige hechtenis

20

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

VERORDENINGEN

11.11.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 294/1


VERORDENING (EG) Nr. 1076/2009 VAN DE COMMISSIE

van 10 november 2009

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (2), en met name op artikel 138, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

Bij Verordening (EG) nr. 1580/2007 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XV, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 138 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 11 november 2009.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 10 november 2009.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 350 van 31.12.2007, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

MA

37,6

MK

23,1

TR

83,8

ZZ

48,2

0707 00 05

EG

171,8

JO

161,3

MA

69,5

TR

122,2

ZZ

131,2

0709 90 70

MA

65,5

TR

107,5

ZZ

86,5

0805 20 10

MA

79,3

ZZ

79,3

0805 20 30, 0805 20 50, 0805 20 70, 0805 20 90

AR

49,8

CN

52,2

HR

54,9

TR

81,2

UY

49,8

ZZ

57,6

0805 50 10

AR

61,9

TR

79,1

ZA

69,7

ZZ

70,2

0806 10 10

AR

205,2

BR

241,3

LB

223,8

TR

124,4

US

259,3

ZZ

210,8

0808 10 80

CA

71,4

MK

20,3

NZ

101,3

US

101,8

ZA

79,7

ZZ

74,9

0808 20 50

CN

60,2

ZZ

60,2


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


11.11.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 294/3


VERORDENING (EG) Nr. 1077/2009 VAN DE COMMISSIE

van 10 november 2009

houdende vaststelling van de einddatum van de periode voor het indienen van aanvragen van de in Verordening (EG) nr. 1329/2008 vastgestelde steun voor de particuliere opslag van varkensvlees

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1), en met name op artikel 43, onder a) en d), juncto artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Er wordt steun voor de particuliere opslag toegekend op grond van Verordening (EG) nr. 1329/2008 van de Commissie van 22 december 2008 tot vaststelling van noodmaatregelen ter ondersteuning van de varkensvleesmarkt in een deel van het Verenigd Koninkrijk in de vorm van steun voor de particuliere opslag (2). De steun wordt toegekend wegens de uitzonderlijke omstandigheden in de sector varkensvlees in Ierland en Noord-Ierland in december 2008, toen er hoge concentraties polychloorbifenylen (pcb’s) werden aangetroffen in varkensvlees uit Ierland. De situatie is sindsdien veranderd en dientengevolge zijn de maatregelen niet meer nodig.

(2)

Het verlenen van steun voor de particuliere opslag van varkensvlees moet derhalve worden stopgezet en er moet een einddatum worden vastgesteld voor het indienen van aanvragen.

(3)

Om speculatie te voorkomen moet de verordening in werking treden op de dag van haar bekendmaking en moet de einddatum de dag zijn volgende op die van de inwerkingtreding.

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De periode voor het indienen van aanvragen van de in Verordening (EG) nr. 1329/2008 vastgestelde steun voor de particuliere opslag van varkensvlees loopt af op 13 november 2009.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 10 november 2009.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 345 van 23.12.2008, blz. 56.


11.11.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 294/4


VERORDENING (EG) Nr. 1078/2009 VAN DE COMMISSIE

van 10 november 2009

houdende inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Riso del Delta del Po (BGA))

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name op artikel 7, lid 4, eerste alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 6, lid 2, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 510/2006 is de door Italië ingediende aanvraag tot registratie van de benaming „Riso del Delta del Po” bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie  (2).

(2)

Aangezien bij de Commissie geen bezwaren zijn ingediend overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 510/2006, moet deze benaming worden ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in de bijlage vermelde benaming wordt ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 10 november 2009.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12.

(2)  PB C 75 van 31.3.2009, blz. 37.


BIJLAGE

In bijlage I bij het Verdrag genoemde landbouwproducten voor menselijke consumptie:

Categorie 1.6.   Groenten, fruit en granen, in ongewijzigde staat of verwerkt

ITALIË

Riso del Delta del Po (BGA)


11.11.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 294/6


VERORDENING (EG) Nr. 1079/2009 VAN DE COMMISSIE

van 10 november 2009

houdende vaststelling van de einddatum van de periode voor het indienen van aanvragen van de in Verordening (EG) nr. 1278/2008 vastgestelde steun voor de particuliere opslag van varkensvlees

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1), en met name op artikel 43, onder a) en d), juncto artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Er wordt steun voor de particuliere opslag toegekend op grond van Verordening (EG) nr. 1278/2008 van de Commissie van 17 december 2008 tot vaststelling van noodmaatregelen ter ondersteuning van de varkensvleesmarkt in Ierland in de vorm van steun voor de particuliere opslag (2). De steun wordt toegekend wegens de uitzonderlijke omstandigheden in de sector varkensvlees in Ierland in december 2008, toen er hoge concentraties polychloorbifenylen (pcb's) werden aangetroffen in varkensvlees uit Ierland. De situatie is sindsdien veranderd en dientengevolge zijn de maatregelen niet meer nodig.

(2)

De toekenning van steun voor de particuliere opslag van varkensvlees moet derhalve worden stopgezet en er moet een einddatum worden vastgesteld voor het indienen van aanvragen.

(3)

Om speculatie te voorkomen moet de verordening in werking treden op de dag van haar bekendmaking en moet de einddatum de dag zijn volgende op die van de inwerkingtreding.

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De periode voor het indienen van aanvragen van de in Verordening (EG) nr. 1278/2008 vastgestelde steun voor de particuliere opslag van varkensvlees loopt af op 13 november 2009.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 10 november 2009.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 339 van 18.12.2008, blz. 78.


RICHTLIJNEN

11.11.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 294/7


RICHTLIJN 2009/137/EG VAN DE COMMISSIE

van 10 november 2009

tot wijziging van Richtlijn 2004/22/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende meetinstrumenten met betrekking tot het misbruiken van maximaal toelaatbare fouten voor wat betreft de instrumentspecifieke bijlagen MI-001 tot en met MI-005

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 2004/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende meetinstrumenten (1), en met name op artikel 16, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Richtlijn 2004/22/EG zijn in de instrumentspecifieke bijlagen MI-001 tot en met MI-010 de eisen voor het in de handel brengen en/of het in gebruik nemen van meetinstrumenten met een meetfunctie vastgelegd. Meetinstrumenten moeten aan de in bijlage I en in de desbetreffende instrumentspecifieke bijlage vermelde essentiële eisen voldoen.

(2)

De instrumentspecifieke bijlagen van Richtlijn 2004/22/EG bevatten eisen die op de verschillende typen meetinstrumenten zijn toegespitst. Deze eisen omvatten specifieke bepalingen over toelaatbare fouten om de nauwkeurigheid en de prestatie van het meetinstrument te waarborgen en te garanderen dat de meetfout onder nominale en storingsvrije bedrijfsomstandigheden de vastgelegde maximaal toelaatbare foutwaarde niet overschrijdt.

(3)

Aangezien er voor gasmeters en volumeherleidingsinstrumenten nieuwe specificaties zijn ontwikkeld, zou de zeer specifieke eis van punt 2.1 van bijlage MI-002 een belemmering van de technische vooruitgang en innovatie kunnen vormen en tot belemmeringen van het vrije verkeer van gasmeters kunnen leiden. Deze eis moet derhalve door een meer algemene prestatie-eis worden vervangen.

(4)

In punt 7.3 van bijlage I bij Richtlijn 2004/22/EG is voor meetinstrumenten voor nutsbedrijven een algemene bescherming tegen onnodig grote fouten buiten het meetbereik opgenomen. Uit de praktijk is echter gebleken dat om te voorkomen dat de maximaal toelaatbare fout van een meetinstrument wordt misbruikt en een van de partijen bij de transactie systematisch wordt bevoordeeld, eveneens een bescherming tegen onnodig grote fouten binnen het meetbereik van deze instrumenten moet worden geëist.

(5)

Overeenkomstig punt 34 van het Interinstitutioneel akkoord „Beter wetgeven” (2) worden de lidstaten ertoe aangespoord voor zichzelf en in het belang van de Gemeenschap hun eigen tabellen op te stellen, die voor zover mogelijk het verband weergeven tussen deze richtlijn en de omzettingsmaatregelen, en deze openbaar te maken.

(6)

Richtlijn 2004/22/EG moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(7)

De in deze richtlijn vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 15, lid 1, van Richtlijn 2004/22/EG opgerichte Comité meetinstrumenten,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

De instrumentspecifieke bijlagen MI-001 tot en met MI-005 bij Richtlijn 2004/22/EG worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze richtlijn.

Artikel 2

1.   De lidstaten moeten uiterlijk op 1 december 2010 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vaststellen en bekendmaken om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede.

Deze bepalingen worden toegepast vanaf 1 juni 2011.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 3

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 4

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 10 november 2009.

Voor de Commissie

Günter VERHEUGEN

Vicevoorzitter


(1)  PB L 135 van 30.4.2004, blz. 1.

(2)  PB C 321 van 31.12.2003, blz. 1.


BIJLAGE

Richtlijn 2004/22/EG wordt als volgt gewijzigd:

1)

In bijlage MI-001, onder „specifieke eisen”, onder „Maximaal toelaatbare fout”, wordt het volgende punt 6 bis toegevoegd:

„6 bis.

De meter mag de maximaal toelaatbare fout niet misbruiken, noch systematisch een partij bevoordelen.”.

2)

Bijlage MI-002 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in deel I, punt 2.1, wordt de alinea onder de tabel vervangen door:

„De gasmeter mag de maximaal toelaatbare fouten niet misbruiken, noch systematisch een partij bevoordelen.”;

b)

in deel II, punt 8, wordt na de noot de volgende alinea toegevoegd:

„Het volumeherleidingsinstrument mag de maximaal toelaatbare fouten niet misbruiken, noch systematisch een partij bevoordelen.”.

3)

In bijlage MI-003, onder „specifieke eisen”, punt 3, wordt de volgende alinea toegevoegd:

„De meter mag de maximaal toelaatbare fout niet misbruiken , noch systematisch een partij bevoordelen.”.

4)

In bijlage MI-004, onder „specifieke voorschriften”, punt 3, wordt de volgende alinea toegevoegd:

„De volledige warmtemeter mag de maximaal toelaatbare fouten niet misbruiken, noch systematisch een partij bevoordelen.”.

5)

In bijlage MI-005, onder „specifieke eisen”, punt 2, wordt het volgende punt 2.8 toegevoegd:

„2.8.

De meetinstallatie mag de maximaal toelaatbare fouten niet misbruiken, noch systematisch een partij bevoordelen.”.


II Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

Raad

11.11.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 294/10


BESLUIT VAN DE RAAD

van 26 oktober 2009

betreffende de sluiting van het Protocol tot wijziging van de Overeenkomst inzake zeevervoer tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de regering van de Volksrepubliek China, anderzijds

(2009/825/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 80, lid 2, in samenhang met artikel 300, lid 2, eerste alinea, eerste zin, en artikel 300, lid 3, eerste alinea,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Overeenkomst inzake zeevervoer tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de regering van de Volksrepubliek China, anderzijds (1) is op 6 december 2002 in Brussel ondertekend. De overeenkomst is vervolgens op 31 januari 2008 gesloten, overeenkomstig Besluit 2008/143/EG van de Raad (2) en op 1 maart 2008 in werking getreden.

(2)

Een Protocol tot wijziging van de overeenkomst inzake zeevervoer tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de regering van de Volksrepubliek China, teneinde rekening te houden met de toetreding van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek tot de Europese Unie, is op 5 september 2005 te Peking ondertekend en gesloten overeenkomstig Besluit 2008/144/EG van de Raad (3).

(3)

Op grond van artikel 6, lid 2, van de Toetredingsakte van 2005 (4), wordt de toetreding van de Republiek Bulgarije en Roemenië tot de overeenkomst geregeld door de sluiting van een protocol tussen de Raad en de Volksrepubliek China.

(4)

Het Protocol tot wijziging van de Overeenkomst inzake zeevervoer tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de regering van de Volksrepubliek China, anderzijds (5), teneinde rekening te houden met de toetreding van de Republiek Bulgarije en Roemenië tot de Europese Unie, is op 31 maart 2009 in Brussel ondertekend.

(5)

De voorgeschreven grondwettelijke en institutionele procedures zijn voltooid en het protocol moet derhalve worden goedgekeurd,

BESLUIT:

Artikel 1

Het Protocol tot wijziging van de Overeenkomst inzake zeevervoer tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de regering van de Volksrepubliek China, anderzijds, teneinde rekening te houden met de toetreding van de Republiek Bulgarije en Roemenië tot de Europese Unie, wordt hierbij namens de Gemeenschap goedgekeurd.

Artikel 2

De voorzitter van de Raad verricht namens de Europese Gemeenschap en haar lidstaten de in artikel 3 van het protocol bedoelde kennisgeving.

Gedaan te Luxemburg, 26 oktober 2009.

Voor de Raad

De voorzitster

C. MALMSTRÖM


(1)  PB L 46 van 21.2.2008, blz. 25.

(2)  PB L 46 van 21.2.2008, blz. 23.

(3)  PB L 46 van 21.2.2008, blz. 37.

(4)  PB L 157 van 21.6.2005, blz. 203.

(5)  PB L 144 van 9.6.2009, blz. 21.


Commissie

11.11.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 294/12


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 13 oktober 2009

tot verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van een bladextract van luzerne (Medicago sativa) als nieuw voedingsmiddel of nieuw voedselingrediënt krachtens Verordening (EG) nr. 258/97 van het Europees Parlement en de Raad

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 7641)

(Slechts de tekst in de Franse taal is authentiek)

(2009/826/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 258/97 van het Europees Parlement en de Raad van 27 januari 1997 betreffende nieuwe voedingsmiddelen en nieuwe voedselingrediënten (1), en met name op artikel 7,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 28 februari 2000 heeft de onderneming Viridis bij de bevoegde autoriteiten van Frankrijk een verzoek ingediend om twee bladextracten van luzerne (Medicago sativa) als nieuwe voedingsmiddelen en nieuwe voedselingrediënten in de handel te brengen; op 28 april 2003 heeft de bevoegde Franse instantie voor de beoordeling van voedingsmiddelen haar verslag van de eerste beoordeling uitgebracht. Daarin kwam zij tot de conclusie dat een aanvullende beoordeling vereist was.

(2)

De Commissie heeft het verslag van de eerste beoordeling op 27 februari 2004 aan alle lidstaten toegezonden. Een aantal lidstaten had aanvullende opmerkingen.

(3)

Op 12 oktober 2006 nam de onderneming L.-R.D. (Luzerne — Recherche et Développement) de verantwoordelijkheid voor de aanvraag over; zij beperkte de reikwijdte van de aanvraag tot een bladextract van luzerne en verstrekte antwoorden op het verslag van de eerste beoordeling en de aanvullende vragen van de lidstaten.

(4)

De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) werd op 11 februari 2008 geraadpleegd, en publiceerde op 13 maart 2009 het wetenschappelijke advies „Scientific Opinion of the Panel on Dietetic Products Nutrition and Allergies on a request from the European Commission on the safety of Alfalfa protein concentrate as food”.

(5)

In dit advies kwam de EFSA tot de conclusie dat luzerne-eiwitconcentraat (Medicago sativa) onder de vermelde gebruiksvoorwaarden veilig is voor consumptie door de mens.

(6)

Op basis van de wetenschappelijke beoordeling is vastgesteld dat luzerne-eiwitconcentraat (Medicago sativa) voldoet aan de in artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 258/97 vastgestelde criteria.

(7)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Luzerne-eiwitconcentraat (Medicago sativa), hierna „het product” genoemd, zoals gespecificeerd in de bijlage, mag in de Gemeenschap in de handel worden gebracht als nieuw voedselingrediënt voor gebruik in voedingssupplementen.

Artikel 2

De maximumhoeveelheid luzerne-eiwitextract (Medicago sativa) in een portie die door de fabrikant voor dagelijkse consumptie wordt aanbevolen, bedraagt 10 g.

Artikel 3

Het nieuwe voedselingrediënt waarvoor bij deze beschikking een vergunning wordt verleend, wordt op de etikettering van het levensmiddel dat het ingrediënt bevat, aangeduid met „eiwitten uit luzerne (Medicago sativa)” of „eiwitten uit alfalfa (Medicago sativa)”.

Artikel 4

Deze beschikking is gericht tot Luzerne — Recherche et Développement (L.-R.D.), Complexe agricole du Mont-Bernard, F-51000 Châlons-en-Champagne.

Gedaan te Brussel, 13 oktober 2009.

Voor de Commissie

Androulla VASSILIOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 43 van 14.2.1997, blz. 1.


BIJLAGE

SPECIFICATIES VAN LUZERNE-EIWITEXTRACT (MEDICAGO SATIVA)

Omschrijving

Luzerne wordt binnen twee uur na de oogst verwerkt. De luzerne wordt gehakt en vermalen en vervolgens met een oliepers tot een vezelresidu en perssap (10 % droge stof) geperst. De droge stof van dit sap bevat ongeveer 35 % ruw eiwit. Het geperste sap (pH 5,8-6,2) wordt geneutraliseerd. Door voorverhitting en dampinspuiting coaguleren de met carotenoïde- en chlorofylpigmenten geassocieerde eiwitten. De eiwitneerslag wordt door centrifugering afgescheiden en vervolgens gedroogd. Na toevoeging van ascorbinezuur wordt het luzerne-eiwitconcentraat tot korrels verwerkt en in inert gas of in koelruimten opgeslagen.

Samenstelling van het luzerne-eiwitextract (Medicago sativa)

Eiwitten

45-60 %

Vetten

9-11 %

Vrije koolhydraten (oplosbare vezels)

1-2 %

Polysachariden (niet-oplosbare vezels)

waarvan cellulose

11-15 %

2-3 %

Mineralen

8-13 %

Saponinen

Maximaal 1,4 %

Isoflavonen

Maximaal 350 mg/kg

Coumestrol

Maximaal 100 mg/kg

Fytaten

Maximaal 200 mg/kg

L-canavanine

Maximaal 4,5 mg/kg


11.11.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 294/14


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 13 oktober 2009

tot verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van chiazaad (Salvia hispanica) als nieuw voedselingrediënt krachtens Verordening (EG) nr. 258/97 van het Europees Parlement en de Raad

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 7645)

(Slechts de tekst in de Franse taal is authentiek)

(2009/827/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 258/97 van het Europees Parlement en de Raad van 27 januari 1997 betreffende nieuwe voedingsmiddelen en nieuwe voedselingrediënten (1), en met name op artikel 7,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 30 juni 2003 heeft de onderneming Robert Craig & Sons bij de bevoegde autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk een verzoek ingediend om chiazaad (Salvia hispanica) en gemalen chiazaad als nieuw voedselingrediënt in de handel te brengen; op 7 mei 2004 heeft de bevoegde Britse instantie voor de beoordeling van voedingsmiddelen haar verslag van de eerste beoordeling uitgebracht. In dat verslag kwam zij tot de conclusie dat chia (Salvia hispanica) veilig is voor het voorgestelde gebruik in levensmiddelen.

(2)

De Commissie heeft het verslag van de eerste beoordeling op 14 juni 2004 aan alle lidstaten toegezonden.

(3)

Binnen de in artikel 6, lid 4, van Verordening (EG) nr. 258/97 vastgestelde termijn van 60 dagen zijn overeenkomstig die bepaling met redenen omklede bezwaren tegen het in de handel brengen van dit product ingediend; de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) is daarom op 4 april 2005 geraadpleegd en heeft haar advies op 5 oktober 2005 uitgebracht. Aangezien de aanvrager niet voldoende gegevens kon verstrekken, kwam de EFSA in haar advies evenwel niet tot een conclusie over de veiligheid, maar was zij bereid de aanvraag opnieuw te onderzoeken indien de aanvrager aanvullende informatie zou verstrekken.

(4)

Op 30 september 2006 werd de verantwoordelijkheid voor de aanvraag overgenomen door de onderneming Columbus Paradigm Institute SA, die de aanvullende gegevens en informatie indiende waarom de EFSA had gevraagd. De EFSA werd dus op 21 januari 2008 verzocht de beoordeling van chiazaad (Salvia hispanica) en gemalen chiazaad te voltooien.

(5)

Op 13 maart 2009 maakte de EFSA haar tweede advies over de veiligheid van chiazaad (Salvia hispanica) en gemalen chiazaad als voedselingrediënt bekend.

(6)

In dat advies erkende de EFSA dat de verstrekte informatie voldoende bewijs leverde voor een positieve conclusie wat de veiligheid van chiazaad en integraal gemalen chiazaad betreft. De EFSA kwam met name tot de conclusie dat het onwaarschijnlijk is dat het gebruik van chiazaad (Salvia hispanica) en gemalen chiazaad in broodproducten onder de gespecificeerde voorwaarden nadelige gevolgen heeft voor de volksgezondheid.

(7)

Op basis van de wetenschappelijke beoordeling is vastgesteld dat chiazaad (Salvia hispanica) en gemalen chiazaad voldoen aan de in artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 258/97 vastgestelde criteria.

(8)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Chiazaad (Salvia hispanica) en gemalen chiazaad, zoals omschreven in de bijlage, mogen in de Gemeenschap in de handel worden gebracht als nieuw voedselingrediënt voor gebruik in broodproducten met een maximumgehalte van 5 % chiazaad (Salvia hispanica).

Artikel 2

Op de etikettering van het levensmiddel dat het bij deze beschikking toegelaten nieuwe voedselingrediënt bevat, wordt dit ingrediënt aangeduid als „chiazaad (Salvia hispanica)”.

Artikel 3

Deze beschikking is gericht tot Columbus Paradigm Institute SA, Chaussée de Tervuren 149, 1410 Waterloo, BELGIË.

Gedaan te Brussel, 13 oktober 2009.

Voor de Commissie

Androulla VASSILIOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 43 van 14.2.1997, blz. 1.


BIJLAGE

SPECIFICATIES VAN CHIAZAAD (SALVIA HISPANICA)

Omschrijving

Chia (Salvia hispanica) is een eenjarige kruidachtige zomerplant van de lipbloemenfamilie (Labiatae).

Na het oogsten worden de zaden mechanisch schoongemaakt. Bloemen, bladeren en andere delen van de plant worden verwijderd.

Integraal gemalen chiazaad wordt geproduceerd door de hele zaden met een hamermolen met variabele snelheid te malen.

Samenstelling van chiazaad

Droge stof

91-96 %

Eiwitten

20-22 %

Vetten

30-35 %

Koolhydraten

25-41 %

Ballaststoffen (1)

18-30 %

As

4-6 %


(1)  Ballaststoffen bestaan hoofdzakelijk uit onverteerbare celstof, pentosanen en lignine.


11.11.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 294/16


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 3 november 2009

betreffende het ontwerp voor een regionaal wetsbesluit waarbij de autonome regio Madeira wordt verklaard tot een gebied dat vrij is van genetisch gemodificeerde organismen, aangemeld door de Portugese Republiek overeenkomstig artikel 95, lid 5, van het EG-Verdrag

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 8438)

(Slechts de tekst in de Portugese taal is authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

(2009/828/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 95, lid 6,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij brief van 5 mei 2009 heeft de permanente vertegenwoordiging van Portugal bij de Europese Unie de Commissie overeenkomstig artikel 95, lid 5, van het EG-Verdrag in kennis gesteld van het ontwerp voor een regionaal wetsbesluit (hierna „het ontwerpbesluit” genoemd) waarbij de autonome regio Madeira wordt verklaard tot een gebied dat vrij is van genetisch gemodificeerde organismen (ggo’s). Het ontwerpbesluit ging vergezeld van een toelichting en een document waarin de ggo-vrijverklaring van de autonome regio Madeira wordt gemotiveerd en verantwoord.

(2)

Bij brief van 26 juni 2009 heeft de Commissie de Portugese autoriteiten laten weten dat zij de kennisgeving uit hoofde van artikel 95, lid 5, van het EG-Verdrag had ontvangen en dat de termijn van zes maanden waarin artikel 95, lid 6, voor het onderzoek daarvan voorziet, na deze kennisgeving was ingegaan. De Portugese kennisgeving bevatte geen wetenschappelijke literatuur, studies of enige andere wetenschappelijke informatie die de gegeven argumentatie onderbouwde. Daarom heeft de Commissie Portugal bij dat schrijven verzocht zijn kennisgeving aan te vullen met meer concrete informatie in de vorm van relevante wetenschappelijke literatuur die aangeeft dat het besluit is genomen met het oog op de bescherming van het milieu of het arbeidsmilieu wegens een specifiek probleem in de regio Madeira. Portugal heeft op 31 juli 2009 aanvullende informatie verstrekt.

(3)

Voorts heeft de Commissie een bericht betreffende dit verzoek gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie  (1) om de andere belanghebbende partijen te informeren over de nationale ontwerpmaatregel die Portugal voornemens is goed te keuren. Bulgarije, Tsjechië, Denemarken, Frankrijk, Letland, Malta, en Roemenië hebben opmerkingen gemaakt.

(4)

In artikel 95, leden 5 en 6, van het Verdrag is het volgende bepaald:

„5.   Wanneer een lidstaat het na het nemen van een harmonisatiemaatregel door de Raad of de Commissie noodzakelijk acht nationale bepalingen te treffen die gebaseerd zijn op nieuwe wetenschappelijke gegevens die verband houden met de bescherming van het milieu of het arbeidsmilieu vanwege een specifiek probleem dat zich in die lidstaat heeft aangediend nadat de harmonisatiemaatregel is genomen, stelt hij de Commissie voorts, […], in kennis van de voorgenomen bepalingen en de redenen voor het vaststellen ervan.

6.   Binnen zes maanden na de in de leden 4 en 5 bedoelde kennisgevingen keurt de Commissie de betrokken nationale bepalingen goed of wijst die af, nadat zij heeft nagegaan of zij al dan niet een middel tot willekeurige discriminatie, een verkapte beperking van de handel tussen de lidstaten, of een hinderpaal voor de werking van de interne markt vormen.

Indien de Commissie binnen deze termijn geen besluit neemt, worden de in de leden 4 en 5 bedoelde nationale bepalingen geacht te zijn goedgekeurd.

Indien het complexe karakter van de aangelegenheid zulks rechtvaardigt en er geen gevaar bestaat voor de gezondheid van de mens, kan de Commissie de betrokken lidstaat ervan in kennis stellen dat de in dit lid bedoelde termijn met ten hoogste zes maanden kan worden verlengd.”.

(5)

Overeenkomstig artikel 1 van het ontwerpbesluit wordt de autonome regio Madeira verklaard tot een gebied dat vrij is van rassen van genetisch gemodificeerde organismen (ggo’s). Artikel 2 verbiedt de introductie van ggo’s bevattend teeltmateriaal (pootgoed en zaden) op het grondgebied van de autonome regio Madeira en het gebruik daarvan in de landbouw. Bij artikel 3 wordt elke inbreuk op de bepalingen van het voorgaande artikel als een bestuursrechtelijk vergrijp aangemerkt en artikel 4 voorziet in aanvullende boetes. Artikel 5 bevat bepalingen met betrekking tot onderzoek, vervolging en besluitvorming voor bestuursrechtelijke vergrijpen en in artikel 6 wordt het gebruik van de boeteopbrengsten geregeld.

(6)

De reikwijdte van de ontwerpbepaling, in samenhang met de toelichting daarbij, betekent dat er vooral gevolgen zullen zijn voor:

de teelt van genetische gewijzigde zaadrassen die zijn toegelaten krachtens deel C (de artikelen 12 tot en met 24) van Richtlijn 2001/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 maart 2001 inzake de doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen in het milieu en tot intrekking van Richtlijn 90/220/EEG van de Raad (2) (hierna „Richtlijn 2001/18/EG” genoemd),

de teelt van genetisch gemodificeerde zaadrassen die reeds krachtens Richtlijn 90/220/EEG van de Raad van 23 april 1990 inzake de doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen in het milieu (3) zijn toegelaten en intussen zijn aangemeld als bestaande producten op grond van de artikelen 8 en 20 van Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 inzake genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders (4) (hierna „Verordening (EG) nr. 1829/2003” genoemd),

de teelt van genetisch gemodificeerde zaadrassen die zijn toegelaten krachtens Verordening (EG) nr. 1829/2003.

(7)

Richtlijn 2001/18/EG is gebaseerd op artikel 95 van het EG-Verdrag. Het doel van die richtlijn is de wetgeving en de procedures in de lidstaten voor de toelating van ggo’s die bestemd zijn om doelbewust in het milieu te worden geïntroduceerd, te harmoniseren. Overeenkomstig artikel 34 waren de lidstaten verplicht die richtlijn uiterlijk op 17 oktober 2002 in nationale wetgeving om te zetten.

(8)

Overeenkomstig haar artikel 1 heeft Verordening (EG) nr. 1829/2003 tot doel a) de basis te leggen voor het waarborgen van een hoog beschermingsniveau voor het leven en de gezondheid van de mens, de gezondheid en het welzijn van dieren, het milieu en de belangen van de consument met betrekking tot genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders, waarbij de goede werking van de interne markt gewaarborgd is; b) communautaire procedures vast te stellen voor de toelating van en het toezicht op genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders; c) bepalingen vast te stellen voor de etikettering van genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders.

(9)

Inlichtingen over het ontwerpbesluit, met onder meer een beoordeling van de effecten op en de verenigbaarheid met de communautaire regelgeving zijn verstrekt in:

het document dat samen met de kennisgeving van 5 mei 2009 is voorgelegd, met als titel: „Verklaring van de autonome regio Madeira (RAM) tot een „gebied dat vrij is van genetisch gemodificeerde organismen (ggo’s)” — Argumenten”,

de aanvullende informatie die op 31 juli 2009 is meegedeeld, met als titel „Verklaring van de autonome regio Madeira (RAM) tot een gebied dat vrij is van genetisch gemodificeerde organismen (ggo’s) — Aanvullende informatie”.

(10)

In zijn motivering haalt Portugal landbouw- en milieuredenen aan.

(11)

Wat de landbouw betreft, wordt erop gewezen dat in de autonome regio Madeira genetisch gemodificeerde gewassen onmogelijk kunnen samengaan met conventionele en/of biologische gewassen. In dit verband worden de volgende aspecten belicht: de afstand tussen de velden, bufferzones, de inzaai van rassen met verschillende groeicycli, rustgebieden, de installatie van stuifmeelvallen of -barrières om stuifmeelverspreiding te voorkomen, vruchtwisselingssystemen, de productiecycli van gewassen, de verkleining van de omvang van de zaadbank door een passende grondbewerking, het beheer van de populaties op de akkerranden, de keuze van optimale inzaaidata, een behandeling van het zaaigoed waarbij vermenging wordt vermeden of het voorkomen dat onderweg naar en van het veld en op de perceelsgrenzen zaden worden gemorst.

(12)

Wat het milieu betreft, wordt erop gewezen dat de effecten van de introductie van ggo’s in de natuur (in het geval van de autonome regio Madeira de natuurlijke bossen van Madeira) niet voldoende zijn bestudeerd, ondanks de publicatie van vele artikelen waarin bezorgdheid wordt geuit over de gevolgen van de doelbewuste introductie van ggo’s in de natuur en de daaruit voortvloeiende milieueffecten die daarvan kunnen worden verwacht. Er kunnen evenwel nog andere potentiële risico’s zijn die niet in deze wetenschappelijke studies ter sprake zijn gekomen.

(13)

Voorts slaan de milieuredenen op:

a)

voorafgaande proeven waarbij genetisch gemodificeerde rassen zijn gebruikt;

b)

een model waaruit blijkt hoe invasief genetisch gemodificeerde rassen kunnen zijn;

c)

interactie tussen het model en het gebruik van ggo’s bevattende planten;

d)

de mogelijkheid van kruisbestuiving bij transgene planten;

e)

parallelle effecten bij andere soorten;

f)

de productie van toxinen;

g)

zijdelingse interacties;

h)

effecten die verband houden met genetische wijzigingen;

i)

implicaties bij slechte landbouwpraktijken;

j)

genoverdracht;

k)

effecten op de levensmiddelenketen.

(14)

Portugal concludeert uit het voorgaande dat de introductie van genetisch gemodificeerd materiaal in de autonome regio Madeira uiterst gevaarlijk kan zijn voor het milieu op Madeira in het algemeen (een onderscheid maken tussen landbouw- en bosgebieden heeft geen zin). Hoewel er geen degelijk gefundeerde theorieën hierover bestaan, blijkt uit onderzoek en experimenten, en ook uit alle theoretische parallellen, dat de doelbewuste introductie van ggo’s voor de natuur zo riskant is en de gezondheid van het milieu op Madeira zo bedreigt dat het beter is niet het risico te lopen die ggo’s rechtstreeks in de landbouwsector te gebruiken, zelfs niet op experimentele basis.

(15)

Artikel 95, lid 5, van het EG-Verdrag is van toepassing op nieuwe nationale maatregelen die worden genomen om het milieu of het arbeidsmilieu te beschermen wanneer zich in de betrokken lidstaat een specifiek probleem heeft aangediend na de invoering van de communautaire harmonisatiemaatregel, en nieuwe wetenschappelijke gegevens die nationale maatregelen rechtvaardigen.

(16)

Krachtens artikel 95, lid 6, van het EG-Verdrag moet de Commissie de betrokken nationale ontwerpbepalingen goedkeuren of afwijzen nadat zij heeft nagegaan of deze al dan niet een middel tot willekeurige discriminatie, een verkapte beperking van de handel tussen de lidstaten of een hinderpaal voor de werking van de interne markt vormen.

(17)

Diezelfde bepaling biedt de Commissie evenwel ook de mogelijkheid om, indien het complexe karakter van de aangelegenheid zulks rechtvaardigt en er geen gevaar bestaat voor de gezondheid van de mens, de betrokken lidstaat ervan in kennis te stellen dat de in dat lid bedoelde termijn met ten hoogste zes maanden kan worden verlengd.

(18)

De op 5 mei 2009 door de Portugese instanties ingediende kennisgeving is bedoeld om goedkeuring te krijgen voor de invoering van het ontwerpbesluit.

(19)

Portugal heeft niet gespecificeerd van welk besluit van de Europese Gemeenschap het wetsbesluit afwijkt. De belangrijkste bepalingen betreffende de teelt van ggo’s zijn vastgesteld bij Richtlijn 2001/18/EG en Verordening (EG) nr. 1829/2003.

(20)

Als een lidstaat het nodig acht nationale bepalingen in te voeren die afwijken van een harmonisatiemaatregel, kunnen die bepalingen krachtens artikel 95, lid 5, van het Verdrag worden gemotiveerd onder de volgende cumulatieve voorwaarden (5):

nieuwe wetenschappelijke gegevens,

die verband houden met de bescherming van het milieu of het arbeidsmilieu,

in verband met een specifiek probleem in die lidstaat,

dat zich heeft aangediend nadat de harmonisatiemaatregel is genomen.

(21)

In zijn motivering verwijst Portugal uitgebreid naar de mogelijke gevolgen van de teelt van genetisch gemodificeerde rassen voor het milieu. De kennisgeving bevat een analyse van omvangrijke en complexe kwesties als voorafgaande proeven waarbij genetisch gemodificeerde rassen zijn gebruikt, een model waaruit blijkt hoe invasief genetisch gemodificeerde rassen kunnen zijn, interactie tussen het model en het gebruik van planten die ggo’s bevatten, de mogelijkheid van kruisbestuiving bij transgene planten, parallelle effecten bij andere soorten, de productie van toxinen, zijdelingse interacties, effecten die verband houden met genetische wijzigingen, implicaties bij slechte landbouwpraktijken, genoverdracht en effecten op de levensmiddelenketen.

(22)

Deze in de motivering aangehaalde aspecten geven aan dat er een grondige wetenschappelijke risicobeoordeling nodig is om te kunnen uitmaken of de voorgelegde wetenschappelijke gegevens betrekking hebben op de bescherming van het milieu of het arbeidsmilieu wegens een specifiek probleem voor de autonome regio Madeira dat zich heeft aangediend na de goedkeuring van Richtlijn 2001/18/EG en Verordening (EG) nr. 1829/2003 of andere toepasselijke EG-voorschriften. Deze beoordeling moet worden uitgevoerd door de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) die, overeenkomstig artikel 22, lid 2, van Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (6), bevoegd is om wetenschappelijk advies en wetenschappelijke en technische ondersteuning te verstrekken voor de wetgeving en het beleid van de Gemeenschap in alle aangelegenheden die direct of indirect op de voedsel- en voederveiligheid van invloed zijn, onafhankelijke informatie moet verstrekken over alle aangelegenheden op die gebieden en de communicatie inzake risico’s moet verzorgen. Voorts moet de EFSA overeenkomstig artikel 29 van die verordening, op verzoek van de Commissie, wetenschappelijk advies uitbrengen over alle aangelegenheden die tot haar opdracht behoren, en in alle gevallen waarin de communautaire wetgeving voorschrijft dat de Autoriteit moet worden geraadpleegd.

(23)

Daarom heeft de Commissie op 23 september 2009 de EFSA de opdracht gegeven om op basis van de nieuwe door Portugal verstrekte gegevens en in het licht van de vereisten van artikel 95, lid 5, van het EG-Verdrag, te beoordelen of deze gegevens betrekking hebben op de bescherming van het milieu wegens een probleem dat specifiek is voor het betrokken gebied, namelijk de autonome regio Madeira.

(24)

In deze omstandigheden moet de EFSA eerst advies uitbrengen voordat een besluit over de Portugese kennisgeving kan worden genomen. Gezien de omvang van de in de Portugese kennisgeving aangegeven mogelijke negatieve gevolgen voor het milieu en de complexiteit van de wetenschappelijke aspecten van de teelt van ggo’s in de autonome regio Madeira, moet de EFSA een redelijke termijn worden gelaten voor het opstellen van haar advies. Daarom heeft de Commissie de EFSA verzocht haar advies tegen 31 januari 2010 uit te brengen.

(25)

In zijn motivering verwijst Portugal niet specifiek naar gevaren voor de gezondheid van de mens die door de teelt van ggo’s in de autonome regio Madeira zouden worden veroorzaakt. Terwijl specifiek wordt verwezen naar de risico’s voor het milieu en de „ecologische gezondheid”, zijn geen gegevens verstrekt over geïdentificeerde of potentiële gevolgen voor de gezondheid van de mens. Alle wetenschappelijke argumenten hadden uitsluitend betrekking op de landbouwkundige aspecten en de bescherming van de biodiversiteit op Madeira.

(26)

Gezien het voorgaande zou een besluit dat binnen de in artikel 95, lid 6, eerste alinea, van het EG-Verdrag vastgestelde termijn van zes maanden, d.i. tegen 4 november 2009, zou worden vastgesteld, de in een dergelijke complexe materie vereiste wetenschappelijke onderbouwing missen. Daarom moet de Commissie, rekening houdend met de complexiteit van de materie en de afwezigheid van gevaar voor de gezondheid van de mens, overeenkomstig artikel 95, lid 6, derde alinea, van het EG-Verdrag de termijn om een besluit te nemen over de Portugese kennisgeving met zes maanden verlengen, d.i. tot en met 4 mei 2010,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De termijn voor de goedkeuring of de afwijzing van het ontwerp voor een regionaal wetsbesluit waarbij de autonome regio Madeira wordt verklaard tot een gebied dat vrij is van genetisch gemodificeerde organismen, aangemeld door de Portugese Republiek overeenkomstig artikel 95, lid 5, van het EG-Verdrag, wordt verlengd tot en met 4 mei 2010.

Artikel 2

Deze beschikking is gericht tot de Portugese Republiek.

Gedaan te Brussel, 3 november 2009.

Voor de Commissie

Stavros DIMAS

Lid van de Commissie


(1)  PB C 139 van 19.6.2009, blz. 2.

(2)  PB L 106 van 17.4.2001, blz. 1.

(3)  PB L 117 van 8.5.1990, blz. 15.

(4)  PB L 268 van 18.10.2003, blz. 1.

(5)  HvJEG, zaken C-439/05 P en C-454/05 P, rechtsoverwegingen 56-58.

(6)  PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1.


III Besluiten op grond van het EU-Verdrag

BESLUITEN OP GROND VAN TITEL VI VAN HET EU-VERDRAG

11.11.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 294/20


KADERBESLUIT 2009/829/JBZ VAN DE RAAD

van 23 oktober 2009

inzake de toepassing, tussen de lidstaten van de Europese Unie, van het beginsel van wederzijdse erkenning op beslissingen inzake toezichtmaatregelen als alternatief voor voorlopige hechtenis

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 31, lid 1, onder a) en c), en artikel 34, lid 2, onder b),

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Europese Unie heeft zich ten doel gesteld een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid te handhaven en te ontwikkelen.

(2)

Volgens de conclusies van de Europese Raad van Tampere van 15 en 16 oktober 1999, en met name punt 36, moet het beginsel van wederzijdse erkenning van toepassing zijn op gerechtelijke bevelen die in de fase voorafgaande aan het onderzoek ter terechtzitting worden uitgevaardigd. Maatregel 10 van het Programma van maatregelen om uitvoering te geven aan het beginsel van wederzijdse erkenning van strafrechtelijke beslissingen heeft betrekking op de wederzijdse erkenning van toezichtmaatregelen.

(3)

Met de maatregelen in dit kaderbesluit wordt een betere bescherming van het publiek beoogd, door te voorzien in de mogelijkheid dat een persoon die in een lidstaat verblijft maar in een andere lidstaat strafrechtelijk vervolgd wordt, in afwachting van zijn proces onder het toezicht wordt geplaatst van de autoriteiten van de lidstaat waar hij verblijft. Bijgevolg heeft dit kaderbesluit tot doel toezicht uit te oefenen op het doen en laten van een verdachte, in het licht van de voornaamste doelstelling, namelijk de bescherming van het publiek, alsmede in het licht van het gevaar dat voor het publiek gevormd wordt door de bestaande regeling, die slechts in twee mogelijkheden voorziet, namelijk voorlopige hechtenis en bewegingsvrijheid voor de betrokkene zonder enig toezicht. Deze maatregelen zullen derhalve verder een concrete invulling geven aan het recht van de wet respecterende burgers om in zekerheid en veiligheid te leven.

(4)

De in dit kaderbesluit vastgestelde maatregelen moeten ook ten doel hebben om in de Europese Unie het recht op vrijheid en het vermoeden van onschuld te versterken, en om te zorgen voor samenwerking tussen de lidstaten ten aanzien van de verdachte die, in afwachting van een rechterlijke beslissing, aan verplichtingen of aan toezicht is onderworpen. Derhalve wordt met dit kaderbesluit ernaar gestreefd om, als alternatief voor voorlopige hechtenis, in voorkomend geval de toepassing van niet-vrijheidsberovende maatregelen te bevorderen, ook in de gevallen waarin volgens het recht van de betrokken staat niet van meet af aan voorlopige hechtenis kan worden uitgesproken.

(5)

Met betrekking tot de hechtenis van personen tegen wie strafvervolging is ingesteld, bestaat het gevaar dat degene die ingezetene is van de staat waar de vervolging plaatsvindt, anders wordt behandeld dan de niet-ingezetene in die zin dat een niet-ingezetene het gevaar loopt in voorlopige hechtenis te worden genomen, terwijl een ingezetene in soortgelijke omstandigheden niet in detentie zou worden genomen. In een gemeenschappelijke Europese justitiële ruimte zonder binnengrenzen moeten maatregelen worden genomen die ervoor zorgen dat degene tegen wie strafvervolging is ingesteld en geen vaste en wettige verblijfplaats heeft in de staat waar de vervolging plaatsvindt, niet anders wordt behandeld dan degene tegen wie strafvervolging is ingesteld maar die wel in die staat vaste en wettige verblijfplaats heeft.

(6)

In het certificaat dat samen met de beslissing inzake toezichtmaatregelen aan de bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat wordt toegezonden, moet melding worden gemaakt van het adres waar de betrokkene in de tenuitvoerleggingsstaat zal verblijven, en van alle andere belangrijke informatie die het toezicht op de maatregelen in de tenuitvoerleggingsstaat kan vergemakkelijken.

(7)

De bevoegde autoriteit in de tenuitvoerleggingsstaat moet de bevoegde autoriteit in de beslissingsstaat in kennis stellen van de eventuele maximumduur van de periode gedurende welke kan worden toegezien op de naleving van de toezichtmaatregelen. In lidstaten waar de toezichtmaatregelen op gezette tijden moeten worden verlengd, moet onder deze maximumduur worden verstaan de totale termijn waarna het wettelijk niet meer mogelijk is de toezichtmaatregelen te verlengen.

(8)

Een verzoek door de bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat om bevestiging dat het toezicht op de naleving van de toezichtmaatregelen moet worden verlengd, mag geen afbreuk doen aan het recht van de beslissingsstaat dat van toepassing is op de beslissing inzake verlenging, herziening en intrekking van de beslissing inzake toezichtmaatregelen. Dit verzoek om bevestiging mag de bevoegde autoriteit in de beslissingsstaat er niet toe verplichten een nieuwe beslissing tot verlenging van het toezicht op de naleving van de toezichtmaatregelen te geven.

(9)

De bevoegde autoriteit van de beslissingsstaat moet bevoegd zijn om alle verdere beslissingen in verband met de beslissing inzake toezichtmaatregelen te nemen, het bevel tot voorlopige hechtenis daaronder begrepen. Voorlopige hechtenis kan in het bijzonder worden gelast indien de toezichtmaatregelen niet zijn nageleefd, of indien geen gevolg is gegeven aan een oproeping of dagvaarding in een strafprocedure.

(10)

Om onnodige kosten en moeilijkheden te vermijden in verband met de overbrenging van een persoon tegen wie strafvervolging is ingesteld en die in rechte moet verschijnen, moeten de lidstaten gebruik kunnen maken van telefoon- en videoconferenties.

(11)

In passende gevallen kan het toezicht op de naleving van de toezichtmaatregelen, overeenkomstig de nationale wetgeving en procedures, elektronisch worden verricht.

(12)

Dit kaderbesluit moet het mogelijk maken dat er toezicht wordt gehouden op de betrokkene in de tenuitvoerleggingsstaat, terwijl de normale rechtsgang wordt gegarandeerd en er met name voor wordt gezorgd dat de betrokkene beschikbaar is om voor de rechter te verschijnen. Indien de betrokkene niet vrijwillig naar de beslissingsstaat terugkeert, kan hij aan de beslissingsstaat worden overgeleverd overeenkomstig Kaderbesluit 2002/584/JBZ van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten (2) (hierna „kaderbesluit betreffende het Europees aanhoudingsbevel” te noemen).

(13)

Hoewel dit kaderbesluit betrekking heeft op alle strafbare feiten en niet beperkt is tot bepaalde soorten of niveaus van criminaliteit, dienen toezichtmaatregelen in het algemeen te worden toegepast in geval van minder ernstige strafbare feiten. Derhalve moeten alle bepalingen van het kaderbesluit betreffende het Europees aanhoudingsbevel, met uitzondering van artikel 2, lid 1, daarvan gelden in situaties waarin de bevoegde autoriteit in de tenuitvoerleggingsstaat een beslissing moet nemen over de overlevering van de betrokkene. Bijgevolg moet artikel 5, leden 2 en 3, van het kaderbesluit betreffende het Europees aanhoudingsbevel in die situatie ook van toepassing zijn.

(14)

Reiskosten die door de betrokkene worden gemaakt wanneer hij tussen de tenuitvoerleggingsstaat en de beslissingsstaat reist in het kader van het toezicht of om te worden gehoord, worden niet geregeld door dit kaderbesluit. De mogelijkheid, met name voor de beslissingsstaat, om deze kosten geheel of gedeeltelijk te dragen, wordt geregeld door het nationale recht.

(15)

Daar het doel van dit kaderbesluit, te weten de wederzijdse erkenning van beslissingen inzake toezichtmaatregelen in het kader van een strafprocedure niet voldoende door de lidstaten afzonderlijk kan worden verwezenlijkt en derhalve wegens de omvang en de gevolgen ervan beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie en artikel 5 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in het laatstgenoemde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat dit kaderbesluit niet verder dan wat nodig is om die doelstelling te verwezenlijken.

(16)

Dit kaderbesluit eerbiedigt de grondrechten en voldoet aan de beginselen die met name zijn erkend in artikel 6 van het Verdrag betreffende de Europese Unie en zijn weergegeven in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Niets in dit kaderbesluit staat eraan in de weg dat de erkenning van een beslissing inzake toezichtmaatregelen kan worden geweigerd, indien er objectieve redenen bestaan om aan te nemen dat zij is genomen om de betrokkene te bestraffen op grond van zijn geslacht, ras, godsdienst, etnische afstamming, nationaliteit, taal, politieke overtuiging of seksuele geaardheid, of dat zijn positie op een van deze gronden kan worden aangetast.

(17)

Dit kaderbesluit laat de toepassing door de lidstaten van hun grondwettelijke bepalingen betreffende een eerlijke rechtsgang, vrijheid van vereniging, vrijheid van drukpers, vrijheid van meningsuiting in andere media en vrijheid van godsdienst onverlet.

(18)

De bepalingen van dit kaderbesluit dienen te worden toegepast in overeenstemming met het recht van de burgers van de Unie om vrij op het grondgebied van de lidstaten te reizen en te verblijven, dat is neergelegd in artikel 18 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.

(19)

De ingevolge de toepassing van dit kaderbesluit verwerkte persoonsgegevens dienen te worden beschermd in overeenstemming met Kaderbesluit 2008/977/JBZ van de Raad van 27 november 2008 over de bescherming van persoonsgegevens die worden verwerkt in het kader van de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken (3) en in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Verdrag van de Raad van Europa van 28 januari 1981 tot bescherming van personen met betrekking tot de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens, dat door alle lidstaten is geratificeerd,

HEEFT HET VOLGENDE KADERBESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp

Dit kaderbesluit stelt regels vast volgens welke een lidstaat de in een andere lidstaat gegeven beslissing betreffende toezichtmaatregelen als alternatief voor voorlopige hechtenis erkent, toeziet op de naleving van de aan een natuurlijk persoon opgelegde toezichtmaatregelen en die persoon, als de maatregelen niet worden nageleefd, overlevert aan de beslissingsstaat.

Artikel 2

Doelstellingen

1.   De doelstellingen van dit kaderbesluit zijn:

a)

de normale rechtsgang te garanderen en, met name, ervoor te zorgen dat de betrokkene beschikbaar is om voor de rechter te verschijnen;

b)

in voorkomend geval te bevorderen dat tijdens de strafprocedure, jegens niet-ingezetenen van de lidstaat waar het proces plaatsvindt, niet tot vrijheidsbeneming strekkende maatregelen worden toegepast;

c)

de bescherming van slachtoffers en het publiek te verbeteren.

2.   Niemand kan op grond van dit kaderbesluit er aanspraak op maken dat tijdens de strafprocedure als alternatief voor voorlopige hechtenis een niet tot vrijheidsbeneming strekkende maatregel wordt toegepast. Ter zake zijn de wetgeving en procedures van de lidstaat waar de strafvervolging plaatsvindt, van toepassing.

Artikel 3

Bescherming van de openbare orde en handhaving van de binnenlandse veiligheid

Dit kaderbesluit laat de uitoefening van de verantwoordelijkheden van de lidstaten ten aanzien van de bescherming van slachtoffers, de gemeenschap in het algemeen en het vrijwaren van de binnenlandse veiligheid overeenkomstig artikel 33 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, onverlet.

Artikel 4

Definities

In dit kaderbesluit wordt verstaan onder:

a)   „beslissing inzake toezichtmaatregelen”: een uitvoerbare beslissing, door een bevoegde autoriteit van de beslissingsstaat genomen in het kader van een strafrechtelijke procedure overeenkomstig de wetgeving en procedures van die staat, waarbij aan een natuurlijke persoon, als alternatief voor voorlopige hechtenis, een of meer toezichtmaatregelen zijn opgelegd;

b)   „toezichtmaatregelen”: verplichtingen en instructies die volgens het nationale recht en de procedures van de beslissingsstaat aan een natuurlijke persoon worden opgelegd;

c)   „beslissingsstaat”: de lidstaat waar de beslissing inzake toezichtmaatregelen is gegeven;

d)   „tenuitvoerleggingsstaat”: de lidstaat waar op de naleving van de toezichtmaatregelen wordt toegezien.

Artikel 5

Grondrechten

Dit kaderbesluit kan niet tot gevolg hebben dat de verplichting tot eerbiediging van de grondrechten en de fundamentele rechtsbeginselen, zoals die is neergelegd in artikel 6 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, wordt aangetast.

Artikel 6

Aanwijzing van bevoegde autoriteiten

1.   Elke lidstaat deelt het secretariaat-generaal van de Raad mee welke rechterlijke autoriteiten krachtens het nationale recht bevoegd zijn om te handelen overeenkomstig dit kaderbesluit, in het geval dat die lidstaat de beslissingsstaat of de tenuitvoerleggingsstaat is.

2.   In afwijking van lid 1 en onverminderd lid 3, kunnen de lidstaten andere dan rechterlijke autoriteiten aanwijzen als bevoegd om beslissingen krachtens dit kaderbesluit te nemen, mits deze autoriteiten volgens het nationale recht en de nationale procedures bevoegd zijn om soortgelijke beslissingen te nemen.

3.   De in artikel 18, lid 1, onder c), bedoelde beslissingen worden door een bevoegde rechterlijke autoriteit gegeven.

4.   Het secretariaat-generaal van de Raad stelt de ontvangen informatie ter beschikking van alle andere lidstaten en van de Commissie.

Artikel 7

Centrale autoriteit

1.   Iedere lidstaat kan één of, indien zijn nationale recht daarin voorziet, meer centrale autoriteiten aanwijzen om de bevoegde rechterlijke autoriteiten bij te staan.

2.   Een lidstaat kan, indien zijn interne rechterlijke organisatie zulks vereist, zijn centrale autoriteit(en) belasten met het administratief toezenden en in ontvangst nemen van beslissingen inzake toezichtmaatregelen, tezamen met de in artikel 10 genoemde certificaten, alsmede met alle andere formele correspondentie dienaangaande. Derhalve kunnen alle mededelingen, raadplegingen, gegevensuitwisselingen, onderzoeken en kennisgevingen tussen bevoegde autoriteiten waar nodig met de hulp van de centrale autoriteit van de betrokken lidstaat plaatsvinden.

3.   De lidstaat die van deze mogelijkheid gebruik wil maken, stelt het secretariaat-generaal van de Raad in kennis van de gegevens met betrekking tot de centrale autoriteit(en). Die gegevens zijn bindend voor alle autoriteiten van de beslissingsstaat.

Artikel 8

Soorten toezichtmaatregelen

1.   Dit kaderbesluit is van toepassing op de volgende toezichtmaatregelen:

a)

de verplichting van de betrokkene om de bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat in kennis te stellen van elke wijziging van zijn verblijfplaats, met name met het oog op toezending van de oproeping om tijdens de strafprocedure in rechte te verschijnen;

b)

het verbod om bepaalde locaties, plaatsen of afgebakende gebieden in de beslissingsstaat of in de tenuitvoerleggingsstaat te betreden;

c)

de verplichting om, in voorkomend geval gedurende aangegeven perioden, op een aangegeven plaats te blijven;

d)

de verplichting houdende beperking van het recht om het grondgebied van de tenuitvoerleggingsstaat te verlaten;

e)

de verplichting zich op gezette tijden bij een bepaalde autoriteit te melden;

f)

de verplichting contact met bepaalde personen te vermijden in verband met de vermeende strafbare feiten.

2.   Elke lidstaat deelt het secretariaat-generaal van de Raad, bij de omzetting van dit kaderbesluit of op een later tijdstip, mee op de naleving van welke toezichtmaatregelen, naast de in lid 1 genoemde, hij bereid is toe te zien. Deze maatregelen kunnen met name het volgende omvatten:

a)

het verbod om bepaalde activiteiten die verband houden met de vermeende strafbare feiten te verrichten, waarbij het onder meer kan gaan om een bepaald beroep of werkterrein;

b)

een rijverbod;

c)

de verplichting om in een bepaald aantal termijnen of in één keer, een som geld te storten of een andere waarborg te verstrekken;

d)

de verplichting om een therapie of verslavingsbehandeling te ondergaan;

e)

de verplichting contact te vermijden met bepaalde voorwerpen in verband met de vermeende strafbare feiten.

3.   Het secretariaat-generaal van de Raad stelt de op grond van dit artikel ontvangen informatie ter beschikking van alle andere lidstaten en van de Commissie.

Artikel 9

Criteria betreffende de lidstaat waaraan de beslissing inzake toezichtmaatregelen kan worden toegezonden

1.   De beslissing inzake toezichtmaatregelen kan worden toegezonden aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de betrokkene zijn vaste en wettige verblijfplaats heeft, indien deze, na van de betreffende maatregelen op de hoogte te zijn gebracht, bereid is naar die staat terug te keren.

2.   De bevoegde autoriteit in de beslissingsstaat kan, op verzoek van de betrokkene, de beslissing inzake toezichtmaatregelen doen toekomen aan de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat dan de lidstaat waar de betrokkene zijn vaste en wettige verblijfplaats heeft, op voorwaarde dat laatstgenoemde autoriteit met de toezending instemt.

3.   Bij de uitvoering van dit kaderbesluit bepalen de lidstaten onder welke voorwaarden hun bevoegde autoriteiten in het in lid 2 bedoelde geval kunnen instemmen met toezending van de beslissing inzake toezichtmaatregelen.

4.   Elke lidstaat doet aan het secretariaat-generaal van de Raad mededeling van hetgeen hij ingevolge lid 3 heeft bepaald. De mededeling kan te allen tijde worden gewijzigd. Het secretariaat-generaal stelt de ontvangen informatie ter beschikking van alle andere lidstaten en de Commissie.

Artikel 10

Procedure voor de toezending van een beslissing inzake toezichtmaatregelen te zamen met het certificaat

1.   De bevoegde autoriteit van de beslissingsstaat zorgt ervoor dat de op grond van artikel 9, lid 1 of lid 2, aan een andere lidstaat toegezonden beslissing inzake toezichtmaatregelen vergezeld gaat van een certificaat volgens het modelformulier in bijlage I.

2.   De bevoegde autoriteit in de beslissingsstaat zendt de beslissing inzake toezichtmaatregelen of een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift daarvan, vergezeld van het certificaat, rechtstreeks toe aan de bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat, in enigerlei vorm die toelaat dat het schriftelijk wordt vastgelegd en die de tenuitvoerleggingsstaat in staat stelt de echtheid ervan vast te stellen. Het origineel van de beslissing inzake toezichtmaatregelen, of een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift, en het origineel van het certificaat worden aan de tenuitvoerleggingsstaat toegezonden, indien deze daarom verzoekt. Alle ambtelijke mededelingen worden eveneens rechtstreeks door deze bevoegde autoriteiten uitgewisseld.

3.   Het certificaat wordt ondertekend door de bevoegde autoriteit van de beslissingsstaat, die verklaart dat de inhoud correct is.

4.   Het in lid 1 van dit artikel bedoelde certificaat bestrijkt, naast de in artikel 8, lid 1, bedoelde maatregelen, alleen de maatregelen die de tenuitvoerleggingsstaat overeenkomstig artikel 8, lid 2, heeft aangemeld.

5.   De bevoegde autoriteit in de beslissingsstaat geeft het volgende aan:

a)

indien van toepassing, de duur van de periode gedurende welke de beslissing inzake toezichtmaatregelen van toepassing is, en of die beslissing kan worden verlengd;

en

b)

bij wijze van indicatie, hoe lang op de naleving van de toezichtmaatregelen naar verwachting moet worden toegezien, rekening houdend met alle omstandigheden die bekend zijn wanneer de beslissing inzake toezichtmaatregelen wordt toegezonden.

6.   De bevoegde autoriteit in de beslissingsstaat zendt de beslissing inzake toezichtmaatregelen, vergezeld van het certificaat, slechts aan één tenuitvoerleggingsstaat tegelijk toe.

7.   Indien de bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat niet bekend is bij de bevoegde autoriteit van de beslissingsstaat, wint laatstgenoemde, langs alle mogelijke kanalen, waaronder de contactpunten van het Europees justitieel netwerk dat is opgericht bij Gemeenschappelijk Optreden 98/428/JBZ van de Raad van 29 juni 1998 tot oprichting van een Europees justitieel netwerk (4), bij de tenuitvoerleggingsstaat de nodige inlichtingen in.

8.   Een autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat die een beslissing inzake toezichtmaatregelen vergezeld van een certificaat ontvangt, en niet bevoegd is om deze beslissing te erkennen, zendt de beslissing en het certificaat ambtshalve aan de bevoegde autoriteit toe.

Artikel 11

Bevoegdheid tot het toezien op de naleving van de toezichtmaatregelen

1.   Zolang de bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat de haar toegezonden beslissing inzake toezichtmaatregelen niet heeft erkend en de bevoegde autoriteit van de beslissingsstaat niet in kennis heeft gesteld van de erkenning, blijft de bevoegde autoriteit van de beslissingsstaat bevoegd tot het toezien op de naleving van de toezichtmaatregelen.

2.   Indien de bevoegdheid tot het toezien op de naleving van de toezichtmaatregelen aan de bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat is overgedragen, valt die terug aan de bevoegde autoriteit van de beslissingsstaat:

a)

indien de betrokkene zijn vaste en wettige verblijfplaats in een andere staat dan de tenuitvoerleggingsstaat heeft gevestigd;

b)

zodra de bevoegde autoriteit in de beslissingsstaat de bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat overeenkomstig artikel 13, lid 3, op de hoogte heeft gebracht van de intrekking van het in artikel 10, lid 1, bedoelde certificaat;

c)

wanneer de bevoegde autoriteit in de beslissingsstaat de toezichtmaatregelen heeft gewijzigd en de bevoegde autoriteit in de tenuitvoerleggingsstaat, ter toepassing van artikel 18, lid 4, onder b), geweigerd heeft toe te zien op de naleving van de gewijzigde toezichtmaatregelen, omdat deze niet behoren tot de in artikel 8, lid 1, bedoelde categorieën toezichtmaatregelen en/of de categorieën toezichtmaatregelen die overeenkomstig artikel 8, lid 2, door de betrokken tenuitvoerleggingsstaat zijn gemeld;

d)

indien de in artikel 20, lid 2, onder b), bedoelde termijn is verstreken;

e)

indien de bevoegde autoriteit in de tenuitvoerleggingsstaat overeenkomstig artikel 23 heeft beslist niet langer toe te zien op de naleving van de toezichtmaatregelen en de bevoegde autoriteit in de beslissingsstaat hiervan in kennis heeft gesteld.

3.   In de in lid 2 bedoelde gevallen plegen de bevoegde autoriteiten van de beslissingsstaat en van de tenuitvoerleggingsstaat overleg, om zoveel mogelijk te voorkomen dat het toezicht op de naleving van de toezichtmaatregelen wordt onderbroken.

Artikel 12

Besluit in de tenuitvoerleggingsstaat

1.   De bevoegde autoriteit in de tenuitvoerleggingsstaat erkent, zo spoedig mogelijk en in elk geval binnen twintig dagen na ontvangst van de beslissing inzake toezichtmaatregelen en het certificaat, de overeenkomstig artikel 9 toegezonden beslissing inzake toezichtmaatregelen, volgens de procedure van artikel 10, en neemt onverwijld alle nodige maatregelen voor het houden van toezicht, tenzij zij besluit zich te beroepen op een van de in artikel 15 vermelde gronden tot weigering van de erkenning.

2.   Indien tegen de in lid 1 bedoelde beslissing een rechtsmiddel is aangewend, wordt de termijn voor erkenning van de beslissing inzake toezichtmaatregelen met 20 werkdagen verlengd.

3.   Indien de bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat, in uitzonderlijke omstandigheden, de in de leden 1 en 2 genoemde termijn niet kan naleven, stelt zij de bevoegde autoriteit van de beslissingsstaat hiervan onverwijld en op ongeacht welke wijze in kennis, onder opgave van de redenen voor de vertraging en van de tijd die deze nog voor het nemen van een definitief besluit nodig zal hebben.

4.   Indien het in artikel 10 bedoelde certificaat onvolledig is ingevuld of kennelijk niet overeenstemt met de beslissing inzake toezichtmaatregelen, kan de bevoegde autoriteit het besluit over de erkenning van de beslissing inzake toezichtmaatregelen uitstellen totdat het certificaat binnen een redelijk geachte termijn is aangevuld of gecorrigeerd.

Artikel 13

Aanpassing van de toezichtmaatregelen

1.   Indien de aard van de toezichtmaatregel onverenigbaar is met het recht van de tenuitvoerleggingsstaat, kan de bevoegde autoriteit in deze lidstaat de maatregel aanpassen aan het soort van toezichtmaatregelen die volgens het recht van de tenuitvoerleggingsstaat voor vergelijkbare strafbare feiten geldt. De aangepaste toezichtmaatregel komt zoveel mogelijk overeen met de in de beslissingsstaat opgelegde toezichtmaatregel.

2.   De aangepaste toezichtmaatregel mag niet strenger zijn dan de oorspronkelijk opgelegde maatregel.

3.   Na de in artikel 20, lid 2, onder b) of f), bedoelde kennisgeving kan de bevoegde autoriteit in de beslissingsstaat besluiten het certificaat in te trekken totdat het toezicht in de tenuitvoerleggingsstaat een aanvang heeft genomen. Dit besluit wordt in ieder geval zo spoedig mogelijk en uiterlijk tien dagen na de ontvangst van de kennisgeving genomen en meegedeeld.

Artikel 14

Dubbele strafbaarheid

1.   Tot erkenning van de beslissing inzake toezichtmaatregelen leiden, onder de voorwaarden van dit kaderbesluit en zonder toetsing van de dubbele strafbaarheid van het feit, de navolgende strafbare feiten, indien daarop in de beslissingsstaat een vrijheidsstraf of een tot vrijheidsbeneming strekkende maatregel staat met een maximum van ten minste drie jaar, zoals omschreven in het recht van die staat:

deelneming aan een criminele organisatie,

terrorisme,

mensenhandel,

seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie,

illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen,

illegale handel in wapens, munitie en explosieven,

corruptie,

fraude, met inbegrip van fraude waardoor de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen worden geschaad in de zin van de Overeenkomst van 26 juli 1995 aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (5),

witwassen van opbrengsten van misdrijven,

valsemunterij, met inbegrip van namaak van de euro,

computercriminaliteit,

milieumisdrijven, met inbegrip van de illegale handel in bedreigde diersoorten en de illegale handel in bedreigde planten- en boomsoorten,

hulp bij illegale binnenkomst en illegaal verblijf,

moord en doodslag, zware mishandeling,

illegale handel in menselijke organen en weefsels,

ontvoering, wederrechtelijke vrijheidsberoving en gijzeling,

racisme en vreemdelingenhaat,

georganiseerde of gewapende diefstal,

illegale handel in cultuurgoederen, waaronder antiquiteiten en kunstvoorwerpen,

oplichting,

racketeering en afpersing,

namaak van producten en productpiraterij,

vervalsing van administratieve documenten en handel in valse documenten,

vervalsing van betaalmiddelen,

illegale handel in hormonale stoffen en andere groeibevorderaars,

illegale handel in nucleaire of radioactieve stoffen,

handel in gestolen voertuigen,

verkrachting,

opzettelijke brandstichting,

misdrijven die onder de rechtsmacht van het Internationaal Strafhof vallen,

kaping van vliegtuigen en schepen,

sabotage.

2.   De Raad kan te allen tijde, met eenparigheid van stemmen en na raadpleging van het Europees Parlement overeenkomstig artikel 39, lid 1, van het Verdrag betreffende de Europese Unie, besluiten andere categorieën van strafbare feiten aan de lijst van lid 1 toe te voegen. De Raad overweegt in het licht van het hem overeenkomstig artikel 27 van dit kaderbesluit voorgelegde verslag of de lijst moet worden uitgebreid of gewijzigd.

3.   Ten aanzien van andere dan de in lid 1 genoemde strafbare feiten kan de tenuitvoerleggingsstaat de erkenning van de beslissing inzake toezichtmaatregelen afhankelijk stellen van de voorwaarde dat de daaraan ten grondslag liggende feiten ook naar het recht van de tenuitvoerleggingsstaat een strafbaar feit vormen, ongeacht de bestanddelen of de kwalificatie ervan.

4.   Om grondwettelijke redenen kunnen de lidstaten bij de aanneming van dit kaderbesluit in een ter kennis van het secretariaat-generaal van de Raad te brengen verklaring meedelen dat zij lid 1 niet zullen toepassen op sommige of alle in dat lid vermelde strafbare feiten. Deze verklaring kan te allen tijde worden ingetrokken. De verklaring, evenals de intrekking ervan, worden in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt.

Artikel 15

Gronden tot weigering van de erkenning

1.   De bevoegde autoriteit in de tenuitvoerleggingsstaat kan weigeren de beslissing inzake toezichtmaatregelen te erkennen, indien:

a)

het in artikel 10 bedoelde certificaat onvolledig is of kennelijk niet overeenstemt met de beslissing inzake toezichtmaatregelen en niet binnen de door de bevoegde autoriteit in de tenuitvoerleggingsstaat gestelde redelijke termijn is aangevuld of gecorrigeerd;

b)

de in artikel 9, leden 1 en 2, of artikel 10, lid 4, vermelde criteria niet zijn vervuld;

c)

erkenning van de beslissing inzake toezichtmaatregelen onverenigbaar is met het ne bis in idem-beginsel;

d)

de beslissing inzake toezichtmaatregelen, in de gevallen bedoeld in artikel 14, lid 3, en, indien de tenuitvoerleggingsstaat een verklaring op grond van artikel 14, lid 4, heeft afgelegd, in de gevallen bedoeld in artikel 14, lid 1, betrekking heeft op een feit dat naar het recht van de tenuitvoerleggingsstaat niet strafbaar is; ter zake van belastingen, douanerechten en deviezen evenwel mag de tenuitvoerlegging van de beslissing niet worden geweigerd op grond van het feit dat de tenuitvoerleggingsstaat niet dezelfde soort belastingen heeft, of niet dezelfde soort regelgeving voor belastingen, douanerechten en deviezen, als de beslissingsstaat;

e)

de strafvervolging volgens het recht van de tenuitvoerleggingsstaat is verjaard en de feiten volgens het recht van die staat onder zijn rechtsmacht vallen;

f)

het recht van de tenuitvoerleggingsstaat voorziet in een immuniteit die het houden van toezicht op de toezichtmaatregelen onmogelijk maakt;

g)

de betrokkene volgens het recht van de tenuitvoerleggingsstaat vanwege zijn leeftijd niet strafrechtelijk aansprakelijk kan worden gesteld voor de feiten die ten grondslag liggen aan de beslissing inzake toezichtmaatregelen;

h)

zij in geval van inbreuk op de toezichtmaatregelen moet weigeren de betrokkene te overleveren op grond van Kaderbesluit 2002/584/JBZ van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten (6) (hierna het „kaderbesluit betreffende het Europees aanhoudingsbevel” genoemd).

2.   In de in lid 1, onder a), b) en c), bedoelde gevallen pleegt de bevoegde autoriteit in de tenuitvoerleggingsstaat, voordat zij besluit om de beslissing inzake toezichtmaatregelen niet te erkennen, langs passende weg overleg met de bevoegde autoriteit in de beslissingsstaat en verzoekt zij haar, in voorkomend geval, onverwijld de nodige aanvullende gegevens te verstrekken.

3.   Indien de bevoegde autoriteit in de tenuitvoerleggingsstaat van oordeel is dat de erkenning van een beslissing inzake toezichtmaatregelen op grond van lid 1, onder h), kan worden geweigerd, maar zij niettemin bereid is de beslissing inzake toezichtmaatregelen te erkennen en toe te zien op de naleving van de daarin vervatte maatregelen, stelt zij de bevoegde autoriteit in de beslissingsstaat daarvan in kennis, met opgave van de redenen voor de mogelijke weigering. In dat geval kan de bevoegde autoriteit in de beslissingsstaat besluiten het certificaat overeenkomstig artikel 13, lid 3, tweede zin, in te trekken. Indien de bevoegde autoriteit in de beslissingsstaat het certificaat niet intrekt, kan de bevoegde autoriteit in de tenuitvoerleggingsstaat de beslissing inzake toezichtmaatregelen erkennen en toe te zien op de naleving van de daarin vervatte maatregelen, met dien verstande dat de betrokkene mogelijk niet zal worden overgeleverd op grond van een Europees aanhoudingsbevel.

Artikel 16

Op het toezicht toepasselijke recht

Het toezicht op de naleving van toezichtmaatregelen wordt beheerst door het recht van de tenuitvoerleggingsstaat.

Artikel 17

Verlenging van het toezicht op de naleving van de toezichtmaatregelen

Indien bij het verstrijken van de in artikel 20, lid 2, onder b), bedoelde termijn de toezichtmaatregelen nodig blijven, kan de bevoegde autoriteit in de beslissingsstaat de bevoegde autoriteit in de tenuitvoerleggingsstaat verzoeken het toezicht op de naleving van de maatregelen te verlengen in het licht van de gegeven omstandigheden en de te voorziene gevolgen voor de betrokkene indien artikel 11, lid 2, onder d), van toepassing zou zijn. De bevoegde autoriteit in de beslissingsstaat vermeldt hoe lang de verlenging naar verwachting moet duren.

De bevoegde autoriteit in de tenuitvoerleggingsstaat neemt overeenkomstig het nationale recht een beslissing over dit verzoek en vermeldt in voorkomend geval de maximumtermijn van de verlenging. In die gevallen kan artikel 18, lid 3, worden toegepast.

Artikel 18

Bevoegdheid voor alle vervolgbeslissingen en toepasselijk recht

1.   Onverminderd artikel 3 is de bevoegde autoriteit in de beslissingsstaat bevoegd om alle vervolgbeslissingen in verband met een beslissing inzake toezichtmaatregelen te nemen. Deze vervolgbeslissingen omvatten met name:

a)

de verlenging, de toetsing en de intrekking van de beslissing inzake toezichtmaatregelen;

b)

de wijziging van de toezichtmaatregelen;

c)

de uitvaardiging van een aanhoudingsbevel of van een andere voor tenuitvoerlegging vatbare gelijkwaardige rechterlijke beslissing.

2.   Het recht van de beslissingsstaat is op beslissingen in de zin van lid 1 van toepassing.

3.   Een bevoegde autoriteit in de tenuitvoerleggingsstaat kan, wanneer zulks vereist wordt door het nationale recht van die staat, beslissen de erkenningsprocedure van dit kaderbesluit te gebruiken om in het nationale rechtsstelsel van die staat uitvoering te geven aan de in lid 1, onder a) en b), bedoelde beslissingen. Deze erkenning leidt niet tot enig nieuw onderzoek van de gronden tot weigering van de erkenning.

4.   Indien de bevoegde autoriteit in de beslissingsstaat de toezichtmaatregelen heeft gewijzigd, zoals bedoeld in lid 1, onder b), kan de bevoegde autoriteit in de tenuitvoerleggingsstaat:

a)

met toepassing van artikel 13 de gewijzigde maatregelen die niet met het recht van de tenuitvoerleggingsstaat te verenigen zijn, aanpassen;

of

b)

weigeren toe te zien op de naleving van de gewijzigde maatregelen, als zij niet behoren tot een van de soorten vermeld in artikel 8, lid 1, en/of zij niet overeenkomstig artikel 8, lid 2, door de tenuitvoerleggingsstaat zijn meegedeeld.

5.   De bevoegdheid van de bevoegde autoriteit in de beslissingsstaat uit hoofde van lid 1 laat onverlet dat in de tenuitvoerleggingsstaat tegen de betrokkene vervolging kan worden ingesteld wegens andere door hem gepleegde strafbare feiten dan die waarop de beslissing inzake de toezichtmaatregelen gebaseerd is.

Artikel 19

Verplichtingen van de betrokken autoriteiten

1.   Op elk moment tijdens het houden van toezicht op de naleving van de toezichtmaatregelen kan de bevoegde autoriteit in de tenuitvoerleggingsstaat de bevoegde autoriteit in de beslissingsstaat verzoeken informatie te verschaffen over de noodzaak van het voortduren van het toezicht in de gegeven omstandigheden. Dit verzoek wordt door de bevoegde autoriteit in de beslissingsstaat onverwijld beantwoord, in voorkomend geval door middel van een vervolgbeslissing in de zin van artikel 18, lid 1.

2.   Vóór het verstrijken van de in artikel 10, lid 5, bedoelde termijn bepaalt de bevoegde autoriteit in de beslissingsstaat, ambtshalve of op verzoek van de bevoegde autoriteit in de tenuitvoerleggingsstaat, in voorkomend geval de aanvullende termijn gedurende welke naar haar oordeel het toezicht voort moet duren.

3.   De bevoegde autoriteit in de tenuitvoerleggingsstaat stelt de bevoegde autoriteit in de beslissingsstaat onverwijld in kennis van elke inbreuk op een toezichtmaatregel, en van elke andere bevinding die kan leiden tot een vervolgbeslissing in de zin van artikel 18, lid 1. De kennisgeving geschiedt door middel van het modelformulier in bijlage II.

4.   De betrokkene kan worden gehoord door middel van overeenkomstige toepassing van de procedure en de voorwaarden die zijn vervat in de internationale regelgeving of de regelgeving van de Europese Unie welke voorziet in de mogelijkheid van verhoor per telefoon- en videoconferentie, in het bijzonder indien de wetgeving van de beslissingsstaat voorschrijft dat hij moet worden gehoord voordat een beslissing in de zin van artikel 18, lid 1, wordt genomen.

5.   De bevoegde autoriteit van de beslissingsstaat stelt de bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat onverwijld in kennis van elke beslissing in de zin van artikel 18, lid 1, alsmede van het feit dat een rechtsmiddel is ingesteld tegen een beslissing inzake toezichtmaatregelen.

6.   Indien het certificaat betreffende de beslissing inzake toezichtmaatregelen is ingetrokken, worden de maatregelen door de bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat opgeheven zodra de bevoegde autoriteit van de beslissingsstaat haar daarvan naar behoren in kennis heeft gesteld.

Artikel 20

Informatie van de tenuitvoerleggingsstaat

1.   De autoriteit in de tenuitvoerleggingsstaat die een beslissing ontvangt inzake toezichtmaatregelen, vergezeld van een certificaat, ten aanzien van de erkenning waarvan zij niet bevoegd is, deelt de bevoegde autoriteit in de beslissingsstaat mee aan welke autoriteit zij de beslissing en het certificaat overeenkomstig artikel 10, lid 8, heeft toegezonden.

2.   De bevoegde autoriteit in de tenuitvoerleggingsstaat stelt de bevoegde autoriteit in de beslissingsstaat onverwijld, op een zodanige wijze dat de kennisgeving schriftelijk kan worden vastgelegd, in kennis van:

a)

iedere wijziging van de verblijfplaats van de betrokkene;

b)

de maximumtermijn gedurende welke in de tenuitvoerleggingsstaat kan worden toegezien op de naleving van de toezichtmaatregelen, mits het recht van de tenuitvoerleggingsstaat in een dergelijke termijn voorziet;

c)

het feit dat het in de praktijk onmogelijk is op de naleving van de toezichtmaatregelen toe te zien, omdat, na de toezending aan de tenuitvoerleggingsstaat van de beslissing inzake toezichtmaatregelen en het certificaat, de betrokkene niet gevonden kan worden op het grondgebied van de tenuitvoerleggingsstaat, in welk geval de tenuitvoerleggingsstaat niet verplicht is toezicht te houden;

d)

het feit dat een rechtsmiddel is ingesteld tegen de erkenning van een beslissing inzake toezichtmaatregelen;

e)

het definitieve besluit betreffende erkenning van de beslissing inzake toezichtmaatregelen en betreffende alle nodige maatregelen voor het houden van toezicht;

f)

de beslissing betreffende aanpassing van de toezichtmaatregelen, overeenkomstig artikel 13;

g)

de met redenen omklede beslissing waarbij op grond van artikel 15 de beslissing inzake toezichtmaatregelen niet wordt erkend en de verantwoordelijkheid voor het toezicht wordt geweigerd.

Artikel 21

Overlevering van de betrokkene

1.   Indien de bevoegde autoriteit van de beslissingsstaat een aanhoudingsbevel of een andere voor tenuitvoerlegging vatbare gelijkwaardige rechterlijke beslissing heeft uitgevaardigd, wordt de betrokkene overgeleverd op grond van het kaderbesluit betreffende het Europees aanhoudingsbevel.

2.   In dat verband kan artikel 2, lid 1, van het kaderbesluit betreffende het Europees aanhoudingsbevel niet worden ingeroepen door de bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat om de overlevering van de betrokkene te weigeren.

3.   Elke lidstaat kan, bij de omzetting van dit kaderbesluit of op een later tijdstip, aan het secretariaat-generaal van de Raad meedelen dat hij, wanneer over de overlevering van de betrokkene aan de beslissingsstaat wordt beslist, artikel 2, lid 1, van het kaderbesluit betreffende het Europees aanhoudingsbevel zal toepassen.

4.   Het secretariaat-generaal van de Raad stelt de krachtens lid 3 ontvangen informatie ter beschikking van alle andere lidstaten en van de Commissie.

Artikel 22

Raadpleging

1.   Tenzij dit onmogelijk is, plegen de bevoegde autoriteiten van de beslissingsstaat en van de tenuitvoerleggingsstaat overleg:

a)

tijdens de opstelling van een beslissing inzake toezichtmaatregelen of ten minste voordat zo’n beslissing tezamen met het in artikel 10 bedoelde certificaat wordt toegezonden;

b)

ter bevordering van het vlotte en efficiënte verloop van het toezicht op de naleving van de toezichtmaatregelen;

c)

indien de betrokkene de opgelegde toezichtmaatregelen ernstig heeft geschonden.

2.   De bevoegde autoriteit in de beslissingsstaat houdt terdege rekening met alle door de bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat meegedeelde aanwijzingen over het gevaar dat de betrokkene kan opleveren voor slachtoffers en voor de gemeenschap in het algemeen.

3.   Ter toepassing van lid 1 wordt door de bevoegde autoriteiten van de beslissingsstaat en van de tenuitvoerleggingsstaat alle nuttige informatie uitgewisseld, met name:

a)

informatie aan de hand waarvan de identiteit en de woonplaats van de betrokkene kunnen worden nagegaan;

b)

belangrijke informatie uit het strafregister, overeenkomstig de toepasselijke wetgeving.

Artikel 23

Onbeantwoorde mededelingen

1.   Indien de bevoegde autoriteit in de tenuitvoerleggingsstaat ten aanzien van dezelfde persoon herhaalde mededelingen in de zin van artikel 19, lid 3, aan de bevoegde autoriteit in de beslissingsstaat heeft toegezonden, zonder dat deze een vervolgbeslissing in de zin van artikel 18, lid 1, heeft genomen, kan de bevoegde autoriteit in de tenuitvoerleggingsstaat de bevoegde autoriteit in de beslissingsstaat verzoeken om dit binnen een redelijke termijn alsnog te doen.

2.   Indien de bevoegde autoriteit in de beslissingsstaat niet handelt binnen de door de bevoegde autoriteit in de tenuitvoerleggingsstaat bepaalde termijn, kan deze laatste autoriteit beslissen het toezicht te beëindigen. Zij stelt de bevoegde autoriteit in de beslissingsstaat van haar beslissing in kennis; op grond van artikel 11, lid 2, valt de bevoegdheid tot het houden van toezicht terug aan de bevoegde autoriteit in de beslissingsstaat.

3.   Indien het recht van de tenuitvoerleggingsstaat een periodieke bevestiging van de noodzaak van het voortduren van het toezicht op de naleving van de toezichtmaatregelen vereist kan de bevoegde autoriteit in de tenuitvoerleggingsstaat de bevoegde autoriteit in de beslissingsstaat om een dergelijke bevestiging verzoeken, met opgave van een termijn die redelijkerwijs nodig is om op dit verzoek te antwoorden. Indien de bevoegde autoriteit in de beslissingsstaat niet binnen deze termijn antwoordt, kan de bevoegde autoriteit in de tenuitvoerleggingsstaat aan de bevoegde autoriteit in de beslissingsstaat een nieuw verzoek toezenden, met opgave van een termijn die redelijkerwijs nodig is om op dit verzoek te antwoorden en met de vermelding dat hij kan besluiten het toezicht te beëindigen, indien binnen deze termijn geen antwoord is ontvangen. Indien de bevoegde autoriteit in de tenuitvoerleggingsstaat binnen de gestelde termijn geen antwoord op dit nieuwe verzoek ontvangt, kan hij handelen overeenkomstig lid 2.

Artikel 24

Talen

De certificaten worden vertaald in de officiële taal of een der officiële talen van de tenuitvoerleggingsstaat. Elke lidstaat kan, bij de vaststelling van dit kaderbesluit of later, in een bij het secretariaat-generaal van de Raad neer te leggen verklaring, meedelen dat hij een vertaling in een of meer andere officiële talen van de instellingen van de Europese Unie aanvaardt.

Artikel 25

Kosten

De kosten die voortvloeien uit de toepassing van dit kaderbesluit worden door de tenuitvoerleggingsstaat gedragen, uitgezonderd de kosten die uitsluitend op het grondgebied van de beslissingsstaat zijn ontstaan.

Artikel 26

Verhouding tot andere overeenkomsten en regelingen

1.   Bilaterale of multilaterale overeenkomsten of regelingen kunnen, voor zover zij verder reiken dan de doelstellingen van dit kaderbesluit en bijdragen tot de verdere vereenvoudiging of vergemakkelijking van de wederzijdse erkenning van beslissingen inzake toezichtmaatregelen, door de lidstaten:

a)

verder worden toegepast, mits zij op het tijdstip waarop dit kaderbesluit van kracht wordt, van kracht zijn;

b)

ook na de inwerkingtreding van dit kaderbesluit worden gesloten.

2.   De in lid 1 bedoelde overeenkomsten en regelingen laten in ieder geval de betrekkingen met de lidstaten die daarbij geen partij zijn, onverlet.

3.   De lidstaten geven de Raad en de Commissie uiterlijk op 1 maart 2010 kennis van de in lid 1, onder a), bedoelde bestaande overeenkomsten en regelingen die zij willen blijven toepassen.

4.   De lidstaten geven de Raad en de Commissie tevens kennis van elke nieuwe overeenkomst of regeling in de zin van lid 1, onder b), binnen drie maanden na de ondertekening daarvan.

Artikel 27

Uitvoering

1.   De lidstaten nemen de maatregelen die noodzakelijk zijn om uiterlijk op 1 december 2012 aan de bepalingen van dit kaderbesluit te voldoen.

2.   Uiterlijk op dezelfde datum delen de lidstaten de Raad en de Commissie de tekst mee van de voorschriften waarmee zij hun verplichtingen uit hoofde van dit kaderbesluit in hun nationale recht omzetten.

Artikel 28

Verslag

1.   Uiterlijk op 1 december 2013 wordt door de Commissie, op grond van de informatie die zij overeenkomstig artikel 27, lid 2, van de lidstaten heeft ontvangen, een verslag opgesteld.

2.   Op basis van dit verslag beoordeelt de Raad:

a)

in hoeverre de lidstaten de nodige maatregelen hebben getroffen om aan dit kaderbesluit te voldoen; en

b)

de toepassing van dit kaderbesluit.

3.   Dit verslag gaat, indien nodig, vergezeld van wetgevingsvoorstellen.

Artikel 29

Inwerkingtreding

Dit kaderbesluit treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van zijn bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Luxemburg, 23 oktober 2009.

Voor de Raad

De voorzitter

T. BILLSTRÖM


(1)  Advies van … (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  PB L 190 van 18.7.2002, blz. 1.

(3)  PB L 350 van 30.12.2008, blz. 60.

(4)  PB L 191 van 7.7.1998, blz. 4.

(5)  PB C 316 van 27.11.1995, blz. 49.

(6)  PB L 190 van 18.7.2002, blz. 1.


BIJLAGE I

CERTIFICAAT

bedoeld in artikel 10 van Kaderbesluit 2009/829/JBZ van de Raad van 23 oktober 2009 inzake de toepassing, tussen de lidstaten van de Europese Unie, van het beginsel van wederzijdse erkenning op beslissingen inzake toezichtmaatregelen als alternatief voor voorlopige hechtenis (1)

a)   Beslissingsstaat:

Tenuitvoerleggingsstaat:

b)   Autoriteit die de beslissing inzake toezichtmaatregelen heeft gegeven

Officiële naam:

Gelieve te vermelden of aanvullende informatie over de beslissing inzake toezichtmaatregelen wordt verlangd van:

de bovenvermelde autoriteit;

de centrale autoriteit; vermeld in dat geval de naam van deze autoriteit:

een andere bevoegde autoriteit; vermeld in dat geval de naam van deze autoriteit:

Contactgegevens van de autoriteit die de beslissing heeft gegeven/centrale autoriteit/andere bevoegde autoriteit

Adres:

Tel. (landnummer) (netnummer)

Fax (landnummer) (netnummer)

Gegevens van de contactpersoon of -personen

Naam:

Voornaam of voornamen:

Functie (titel/rang):

Tel. (landnummer) (netnummer)

Fax (landnummer) (netnummer)

E-mailadres (indien beschikbaar):

Talen waarin kan worden gecommuniceerd:

c)   Gelieve te vermelden welke autoriteit benaderd moet worden voor aanvullende informatie ten behoeve van het toezicht op de naleving van de toezichtmaatregelen:

de autoriteit vermeld onder b):

een andere autoriteit; vermeld in dat geval de naam van deze autoriteit:

Contactgegevens van de autoriteit, indien niet onder b) opgegeven

Adres:

Tel. (landnummer) (netnummer)

Fax (landnummer) (netnummer)

Gegevens van de contactpersoon of -personen

Naam:

Voornaam of voornamen:

Functie (titel/rang):

Tel. (landnummer) (netnummer)

Fax (landnummer) (netnummer)

E-mailadres (indien beschikbaar):

Talen waarin kan worden gecommuniceerd:

d)   Informatie over de natuurlijke persoon ten aanzien van wie de beslissing inzake toezichtmaatregelen is gegeven

Naam:

Voornaam of voornamen:

Meisjesnaam, indien van toepassing:

Aliassen, indien van toepassing:

Geslacht:

Nationaliteit:

Persoonsnummer of socialeverzekeringsnummer (indien beschikbaar):

Geboortedatum:

Geboorteplaats:

Adressen/verblijfplaatsen

in de beslissingsstaat:

in de tenuitvoerleggingsstaat:

elders:

Taal of talen die de persoon verstaat (indien bekend):

Gelieve in voorkomend geval de volgende gegevens te vermelden:

aard en nummer van het identiteitsdocument of de identiteitsdocumenten van de persoon (identiteitskaart, paspoort):

aard en nummer van de verblijfstitel van de persoon in de tenuitvoerleggingsstaat:

e)   Informatie betreffende de lidstaat waaraan de beslissing inzake toezichtmaatregelen, tezamen met het certificaat, wordt toegezonden

De beslissing inzake toezichtmaatregelen wordt samen met het certificaat aan de onder a) genoemde tenuitvoerleggingsstaat toegezonden om de volgende reden:

de betrokkene heeft zijn/haar vaste en wettige verblijfplaats in de tenuitvoerleggingsstaat en stemt ermee in naar die staat terug te keren na van de betreffende toezichtmaatregelen op de hoogte te zijn gebracht;

de betrokkene heeft gevraagd de beslissing inzake toezichtmaatregelen te doen toekomen aan de andere lidstaat dan de lidstaat waar de betrokkene zijn vaste en wettige verblijfplaats heeft, om de volgende reden(en):

f)   Gegevens betreffende de beslissing inzake toezichtmaatregelen

De beslissing is gegeven op (datum: dd-mm-jjjj):

De beslissing is uitvoerbaar geworden op (datum: dd-mm-jjjj):

Gelieve dit vakje aan te kruisen indien op het tijdstip van toezending van dit certificaat een rechtsmiddel is ingesteld tegen de beslissing inzake toezichtmaatregelen … 

Dossiernummer van de beslissing (eventueel):

De betrokkene bevond zich gedurende de volgende periode in voorlopige hechtenis (indien van toepassing):

1.

De beslissing betreft in totaal: … vermeende strafbare feiten.

Beknopt overzicht van de feiten en beschrijving van de omstandigheden waarin de vermeende strafbare feiten zijn gepleegd, waaronder tijdstip en plaats, en de aard van betrokkenheid van de persoon:

Aard en wettelijke kwalificatie van de vermeende strafbare feiten en toepasselijke wettelijke bepalingen/toepasselijk wetboek op grond waarvan de beslissing is gegeven:

2.

Als de in punt 1 genoemde strafbare feiten een of meer van de volgende vermeende strafbare feiten — zoals omschreven in het recht van de beslissingsstaat — vormen die in de beslissingsstaat strafbaar zijn gesteld met een vrijheidsstraf of een tot vrijheidsbeneming strekkende maatregel met een maximum van ten minste drie jaar, gelieve dit dan te bevestigen door de overeenkomstige vakken aan te kruisen:

deelneming aan een criminele organisatie

terrorisme

mensenhandel

seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie

illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen

illegale handel in wapens, munitie en explosieven

omkoping

fraude, met inbegrip van fraude waardoor de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen worden geschaad in de zin van de Overeenkomst van 26 juli 1995 aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen

witwassen van opbrengsten van misdrijven

valsemunterij, met inbegrip van namaak van de euro

computercriminaliteit

milieumisdrijven, met inbegrip van de illegale handel in bedreigde diersoorten en de illegale handel in bedreigde planten- en boomsoorten

hulp bij illegale binnenkomst en illegaal verblijf

moord en doodslag, zware mishandeling

illegale handel in menselijke organen en weefsels

ontvoering, wederrechtelijke vrijheidsberoving en gijzeling

racisme en vreemdelingenhaat

georganiseerde of gewapende diefstal

illegale handel in cultuurgoederen, waaronder antiquiteiten en kunstvoorwerpen

oplichting

racketeering en afpersing

namaak van producten en productpiraterij

vervalsing van administratieve documenten en handel in valse documenten

vervalsing van betaalmiddelen

illegale handel in hormonale stoffen en andere groeibevorderaars

illegale handel in nucleaire of radioactieve stoffen

handel in gestolen voertuigen

verkrachting

opzettelijke brandstichting

misdrijven die onder de rechtsmacht van het Internationaal Strafhof vallen

kaping van vliegtuigen en schepen

sabotage.

3.

Voor zover de in punt 1 genoemde vermeende strafbare feiten niet onder punt 2 vallen, of de beslissing samen met het certificaat wordt toegezonden aan een lidstaat die heeft verklaard te zullen toetsen aan de dubbele strafbaarheid (artikel 14, lid 4, van het kaderbesluit), gelieve een volledige beschrijving van de vermeende strafbare feiten te geven:

g)   Gegevens betreffende de duur en de aard van de toezichtmaatregel(en)

1.

Het tijdvak gedurende welke de beslissing inzake toezichtmaatregelen van toepassing is, en of die beslissing kan worden verlengd (indien van toepassing):

2.

Het tijdvak gedurende welke de toezichtmaatregelen naar verwachting moeten worden bewaakt, rekening houdend met alle omstandigheden die bekend zijn wanneer de beslissing inzake toezichtmaatregelen wordt toegezonden (indicatieve informatie):

3.

Aard van de toezichtmaatregel(en) (eventueel meerdere vakjes aankruisen):

de verplichting van de betrokkene om de bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat in kennis te stellen van elke wijziging van zijn verblijfplaats, met name met het oog op toezending van de oproeping om tijdens de strafprocedure in rechte te verschijnen;

het verbod om bepaalde locaties, plaatsen of afgebakende gebieden in de beslissingsstaat of in de tenuitvoerleggingsstaat te betreden;

de verplichting om, in voorkomend geval gedurende aangegeven perioden, op een aangegeven plaats te blijven;

de beperking van het recht om het grondgebied van de tenuitvoerleggingsstaat te verlaten;

de verplichting zich op gezette tijden bij een bepaalde autoriteit te melden;

de verplichting contact met bepaalde personen te vermijden in verband met de vermeende strafbare feiten;

andere maatregelen waarop de tenuitvoerleggingsstaat overeenkomstig een mededeling krachtens artikel 8, lid 2, van het kaderbesluit bereid is toezicht te houden.

Indien u het vakje betreffende „andere maatregelen” hebt aangekruist, gelieve te specificeren om welke maatregel het gaat door het passende vakje (of vakjes) aan te kruisen:

het verbod om bepaalde activiteiten die verband houden met de vermeende strafbare feiten te verrichten, waarbij het onder meer kan gaan om een bepaald beroep of werkterrein;

een rijverbod;

de verplichting om in een bepaald aantal termijnen of in één keer, een som geld te storten of een andere waarborg te verstrekken;

de verplichting om een therapie of verslavingsbehandeling te ondergaan;

de verplichting contact te vermijden met bepaalde voorwerpen in verband met de vermeende strafbare feiten;

andere (gelieve nader te bepalen):

4.

Gelieve de in punt 3 vermelde toezichtmaatregel(en) nauwkeurig te beschrijven:

h)   Andere relevante omstandigheden, bijvoorbeeld bijzondere redenen waarom de toezichtmaatregelen zijn opgelegd (facultatieve informatie):

De tekst van de beslissing wordt bij het certificaat gevoegd.

Handtekening van de autoriteit die het certificaat afgeeft en/of haar vertegenwoordiger, waarmee de juistheid van de inhoud van het certificaat wordt bevestigd:

Naam:

Functie (titel/rang):

Datum:

Dossiernummer (eventueel):

Officieel stempel (indien van toepassing):


(1)  Dit certificaat moet gesteld of vertaald zijn in de officiële taal of een van de officiële talen van de tenuitvoerleggingsstaat, of in een andere door die staat aanvaarde officiële taal van de instellingen van de Europese Unie.


BIJLAGE II

FORMULIER

bedoeld in artikel 19 van Kaderbesluit 2009/829/JBZ van de Raad van 23 oktober 2009 inzake de toepassing, tussen de lidstaten van de Europese Unie, van het beginsel van wederzijdse erkenning op beslissingen inzake toezichtmaatregelen als alternatief voor voorlopige hechtenis

MELDING VAN EEN INBREUK OP EEN TOEZICHTMAATREGEL EN/OF ANDERE BEVINDINGEN DIE KUNNEN LEIDEN TOT EEN VERVOLGBESLISSING

a)   Gegevens betreffende de identiteit van de onder toezicht staande persoon

 

Naam:

 

Voornaam of voornamen:

 

Meisjesnaam, indien van toepassing:

 

Aliassen, indien van toepassing:

 

Geslacht:

 

Nationaliteit:

 

Persoonsnummer of socialeverzekeringsnummer (indien beschikbaar):

 

Geboortedatum:

 

Geboorteplaats:

 

Adres:

 

Taal of talen die de persoon verstaat (indien bekend):

b)   Gegevens over de beslissing inzake toezichtmaatregelen

 

Beslissing gegeven op:

 

Dossiernummer (eventueel):

 

Autoriteit die de beslissing heeft gegeven:

 

Officiële naam:

 

Adres:

 

Het certificaat is afgegeven op:

 

Autoriteit die het certificaat heeft afgegeven:

 

Dossiernummer (eventueel):

c)   Gegevens over de autoriteit die belast is met het bewaken van de toezichtmaatregel(en)

 

Officiële naam:

 

Naam van de contactpersoon:

 

Functie (titel/rang):

 

Adres:

 

Tel. (landnummer) (netnummer)

 

Fax (landnummer) (netnummer)

 

E-mailadres:

 

Talen waarin kan worden gecommuniceerd:

d)   Inbreuk op (een) toezichtmaatregel(en) en/of andere bevindingen die kunnen leiden tot een vervolgbeslissing

De onder a) genoemde persoon heeft de volgende toezichtmaatregel(en) niet nageleefd:

de verplichting van de betrokkene om de bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat in kennis te stellen van elke wijziging van zijn verblijfplaats, met name met het oog op toezending van de oproeping om tijdens de strafprocedure in rechte te verschijnen;

het verbod om bepaalde locaties, plaatsen of afgebakende gebieden in de beslissingsstaat of in de tenuitvoerleggingsstaat te betreden;

de verplichting om, in voorkomend geval gedurende aangegeven perioden, op een aangegeven plaats te blijven;

de beperking van het recht om het grondgebied van de tenuitvoerleggingsstaat te verlaten;

de verplichting zich op gezette tijden bij een bepaalde autoriteit te melden;

de verplichting contact met bepaalde personen te vermijden in verband met de vermeende strafbare feiten;

andere maatregelen (gelieve nader te bepalen):

Beschrijving van de inbreuk(en) (plaats, datum, nadere bijzonderheden):

Andere bevindingen die aanleiding kunnen geven tot een vervolgbeslissing

Beschrijving:

e)   Contactgegevens van de persoon die benaderd moet worden voor aanvullende informatie over de inbreuk

 

Naam:

 

Voornaam of voornamen:

 

Adres:

 

Tel. (landnummer) (netnummer)

 

Fax (landnummer) (netnummer

 

E-mailadres:

 

Talen waarin kan worden gecommuniceerd:

 

Handtekening van de autoriteit die het formulier afgeeft en/of haar vertegenwoordiger, waarmee de juistheid van de inhoud van het formulier wordt bevestigd:

 

Naam:

 

Functie (titel/rang):

 

Datum:

 

Officieel stempel (indien van toepassing):


VERKLARING VAN DUITSLAND

Overeenkomstig artikel 14, lid 4, van het Kaderbesluit van de Raad inzake de toepassing, tussen de lidstaten van de Europese Unie, van het beginsel van wederzijdse erkenning op beslissingen inzake toezichtmaatregelen als alternatief voor voorlopige hechtenis deelt de Bondsrepubliek Duitsland hierbij mee dat zij artikel 14, lid 1, van het kaderbesluit niet zal toepassen op alle in dat lid vermelde strafbare feiten.”

Deze verklaring wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.


VERKLARING VAN POLEN

Overeenkomstig artikel 14, lid 4, van het Kaderbesluit van de Raad inzake de toepassing, tussen de lidstaten van de Europese Unie, van het beginsel van wederzijdse erkenning op beslissingen inzake toezichtmaatregelen als alternatief voor voorlopige hechtenis deelt de Republiek Polen hierbij mee dat zij artikel 14, lid 1, van het kaderbesluit niet zal toepassen op alle in dat lid vermelde strafbare feiten.

Deze verklaring wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.


VERKLARING VAN HONGARIJE

Uit hoofde van artikel 14, lid 4, van het Kaderbesluit van de Raad inzake de toepassing, tussen de lidstaten van de Europese Unie, van het beginsel van wederzijdse erkenning op beslissingen inzake toezichtmaatregelen als alternatief voor voorlopige hechtenis, verklaart de Republiek Hongarije dat zij lid 1 van artikel 14 van bovengenoemd kaderbesluit niet zal toepassen op de in dat lid vermelde strafbare feiten.

Deze verklaring wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Met betrekking tot de in artikel 14, lid 4 bedoelde „grondwettelijke redenen” gaf Hongarije de volgende toelichting:

„Ingevolge de bekrachtiging van het Verdrag van Lissabon heeft Hongarije zijn grondwet aangepast teneinde te voldoen aan de daarin opgenomen verplichtingen, zoals het niet toepassen van de dubbele strafbaarheid in strafzaken. Deze grondwettelijke bepaling wordt van kracht zodra het Verdrag van Lissabon in werking treedt. Tot dan blijft de dubbele strafbaarheid echter een belangrijke grondwettelijke kwestie die, als een in artikel 57 van de Grondwet verankerd grondwettelijk beginsel, niet kan en zal worden genegeerd. Artikel 14, lid 1, van het kaderbesluit zal derhalve niet worden toegepast op een van de vermelde strafbare feiten (of, in de termen van het artikel: zal niet worden toegepast „op alle strafbare feiten”).”


VERKLARING VAN LITOUWEN

Overeenkomstig artikel 14, lid 4, van het Kaderbesluit van de Raad inzake de toepassing, tussen de lidstaten van de Europese Unie, van het beginsel van wederzijdse erkenning op beslissingen inzake toezichtmaatregelen als alternatief voor voorlopige hechtenis verklaart de Republiek Litouwen dat zij artikel 14, lid 1, van het kaderbesluit om grondwettelijke redenen niet zal toepassen op alle in dat lid vermelde strafbare feiten.

Deze verklaring wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.