ISSN 1725-2598

doi:10.3000/17252598.L_2009.258.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 258

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

52e jaargang
1 oktober 2009


Inhoud

 

I   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EG) nr. 913/2009 van de Raad van 24 september 2009 tot beëindiging van het nieuwe onderzoek ten behoeve van een nieuwe exporteur betreffende Verordening (EG) nr. 1174/2005 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op de invoer van handpallettrucks en essentiële delen daarvan uit de Volksrepubliek China, tot herinstelling van het recht op de van één exporteur in dat land afkomstige invoer en tot beëindiging van de registratie van deze invoer

1

 

 

Verordening (EG) nr. 914/2009 van de Commissie van 30 september 2009 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

4

 

 

Verordening (EG) nr. 915/2009 van de Commissie van 30 september 2009 tot vaststelling van de invoerrechten in de sector granen van toepassing vanaf 1 oktober 2009

6

 

*

Verordening (EG) nr. 916/2009 van de Commissie van 29 september 2009 tot vaststelling van een verbod op de visserij op kabeljauw in gebied I en IIb door vaartuigen die de vlag van Duitsland voeren

9

 

 

RICHTLIJNEN

 

*

Richtlijn 2009/101/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 strekkende tot het coördineren van de waarborgen, welke in de lidstaten worden verlangd van de vennootschappen in de zin van de tweede alinea van artikel 48 van het Verdrag, om de belangen te beschermen zowel van de deelnemers in deze vennootschappen als van derden, zulks teneinde die waarborgen gelijkwaardig te maken ( 1 )

11

 

*

Richtlijn 2009/102/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 inzake het vennootschapsrecht betreffende eenpersoonsvennootschappen met beperkte aansprakelijkheid ( 1 )

20

 

 

II   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

 

 

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

 

 

Raad

 

 

2009/725/EG, Euratom

 

*

Besluit van de Raad van 30 september 2009 houdende benoeming van een nieuw lid van de Commissie van de Europese Gemeenschappen

26

 

 

Commissie

 

 

2009/726/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 24 september 2009 betreffende door Frankrijk genomen tijdelijke beschermende maatregelen met betrekking tot het binnenbrengen op zijn grondgebied van melk en melkproducten, afkomstig van een bedrijf waar een geval van klassieke scrapie is bevestigd (Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 3580)

27

 

 

2009/727/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 30 september 2009 betreffende noodmaatregelen van toepassing op uit India ingevoerde schaaldieren bestemd voor menselijke consumptie of voor diervoeding (Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 7388)  ( 1 )

31

 

 

2009/728/EG

 

*

Besluit van de Commissie van 30 september 2009 tot verlenging, zonder beperkingen, van de communautaire erkenning van het Polish Register of Shipping ( 1 )

34

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Verordening (EG) nr. 316/2009 van de Commissie van 17 april 2009 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1973/2004 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad met betrekking tot de bij de titels IV en IV bis van die verordening ingestelde steunregelingen en het gebruik van braakgelegde grond voor de productie van grondstoffen (PB L 100 van 18.4.2009)

36

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

VERORDENINGEN

1.10.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 258/1


VERORDENING (EG) Nr. 913/2009 VAN DE RAAD

van 24 september 2009

tot beëindiging van het nieuwe onderzoek ten behoeve van een nieuwe exporteur betreffende Verordening (EG) nr. 1174/2005 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op de invoer van handpallettrucks en essentiële delen daarvan uit de Volksrepubliek China, tot herinstelling van het recht op de van één exporteur in dat land afkomstige invoer en tot beëindiging van de registratie van deze invoer

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) („de basisverordening”), en met name op artikel 11, lid 4,

Gezien het voorstel dat de Commissie na overleg in het Raadgevend Comité heeft ingediend,

Overwegende hetgeen volgt:

1.   GELDENDE MAATREGELEN

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1174/2005 (2) is de Raad overgegaan tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op handpallettrucks en essentiële onderdelen daarvan van oorsprong uit de Volksrepubliek China. Voor de vier ondernemingen met een individueel recht variëren de geldende rechten van 7,6 % tot 39,9 %. Het voor alle overige ondernemingen geldende recht bedraagt 46,7 %. Bij Verordening (EG) nr. 684/2008 van de Raad (3) is het toepassingsgebied van de bij Verordening (EG) nr. 1174/2005 ingestelde antidumpingmaatregelen verduidelijkt.

2.   HUIDIG ONDERZOEK

2.1.   Verzoek om een nieuw onderzoek

(2)

De Commissie heeft, krachtens artikel 11, lid 4, van de basisverordening, een verzoek om een nieuw onderzoek ten behoeve van een nieuwe exporteur betreffende Verordening (EG) nr. 1174/2005 ontvangen van één producent-exporteur van handpallettrucks en essentiële onderdelen daarvan van oorsprong uit de Volksrepubliek China.

(3)

Het verzoek werd ingediend door Crown Equipment (Suzhou) Company Limited („Crown Suzhou” of „de indiener van het verzoek”).

(4)

De indiener van het verzoek beweerde dat hij op marktvoorwaarden opereerde, dat hij het betrokken product niet naar de Gemeenschap heeft uitgevoerd in het onderzoektijdvak waarop de antidumpingmaatregelen zijn gebaseerd, d.w.z. van 1 april 2003 tot en met 31 maart 2004 (het „tijdvak van het oorspronkelijke onderzoek”), en dat hij niet verbonden was met producenten-exporteurs van het betrokken product die aan de geldende antidumpingmaatregelen zijn onderworpen. Bovendien voerde hij aan dat hij pas na het verstrijken van het tijdvak van het oorspronkelijke onderzoek begonnen was met de uitvoer van handpallettrucks en essentiële onderdelen daarvan naar de Gemeenschap.

2.2.   Opening van een nieuw onderzoek ten behoeve van een nieuwe exporteur

(5)

Daar de Commissie na overleg in het Raadgevend Comité tot de conclusie was gekomen dat er voldoende bewijsmateriaal was om overeenkomstig artikel 11, lid 4, van de basisverordening een nieuw onderzoek ten behoeve van een nieuwe exporteur te openen en nadat de bedrijfstak van de Gemeenschap in de gelegenheid werd gesteld opmerkingen te maken, heeft de Commissie bij Verordening (EG) nr. 52/2009 (4) een nieuw onderzoek van Verordening (EG) nr. 1174/2005 ten aanzien van de indiener van het verzoek („het nieuwe onderzoek”) geopend.

(6)

Krachtens artikel 2 van Verordening (EG) nr. 52/2009 werd het bij Verordening (EG) nr. 1174/2005 ingestelde antidumpingrecht van 46,7 % op door de indiener van het verzoek vervaardigde handpallettrucks en essentiële onderdelen daarvan ingetrokken. Tegelijkertijd werd de douaneautoriteiten overeenkomstig artikel 14, lid 5, van de basisverordening opdracht gegeven passende maatregelen te nemen om deze invoer te registreren.

2.3.   Betrokken product

(7)

Het betrokken product is hetzelfde als dat in Verordening (EG) nr. 1174/2005, gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 684/2008, namelijk handpallettrucks en essentiële onderdelen daarvan, d.w.z. chassis en hydraulische onderdelen, van oorsprong uit de Volksrepubliek China, momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 8427 90 00 en ex 8431 20 00. Handpallettrucks worden omschreven als toestellen met een door wielen ondersteunde hefvork die gebruikt worden om pallets te verplaatsen en die door een persoon te voet met behulp van een beweegbare dissel manueel geduwd, getrokken en gestuurd worden op een glad, vlak en hard oppervlak. De handpallettrucks zijn uitsluitend bestemd om ladingen met behulp van de als pomp gebruikte dissel hoog genoeg op te heffen om ze te kunnen verplaatsen. Zij hebben geen andere extra functies of gebruiksdoeleinden, zoals bijvoorbeeld i) ladingen verplaatsen en heffen om ze hoger te plaatsen of te helpen opslaan (hoogheffende pallettrucks), ii) pallets boven elkaar stapelen (stapelaars), iii) ladingen tot een werkplatform heffen (schaarpallettrucks), of iv) ladingen heffen en wegen (weegpallettrucks).

2.4.   Betrokken partijen

(8)

De Commissie heeft de indiener van het verzoek, de vertegenwoordigers van de bedrijfstak van de Gemeenschap en de vertegenwoordigers van het land van uitvoer officieel in kennis gesteld van de opening van het nieuwe onderzoek. Belanghebbenden werd de gelegenheid geboden om binnen de bij Verordening (EG) nr. 52/2009 vastgestelde termijn hun standpunt schriftelijk bekend te maken en te verzoeken te worden gehoord.

(9)

De diensten van de Commissie hebben de indiener van het verzoek ook een BMO-aanvraagformulier (behandeling als marktgerichte onderneming) en een vragenlijst toegezonden, en hebben binnen de daarvoor gestelde termijnen antwoord ontvangen.

2.5.   Tijdvak van het nieuwe onderzoek

(10)

Het onderzoek naar de dumping had betrekking op de periode van 1 januari 2008 tot en met 31 december 2008.

3.   INTREKKING VAN HET VERZOEK OM EEN NIEUW ONDERZOEK TEN BEHOEVE VAN EEN NIEUWE EXPORTEUR

(11)

Per brief van 22 mei 2009 aan de Commissie heeft Crown Suzhou zijn verzoek om een nieuw onderzoek ten behoeve van een nieuwe exporteur op grond van artikel 11, lid 4, van de basisverordening formeel ingetrokken.

(12)

Er werd nagegaan of het gerechtvaardigd was het onderzoek ambtshalve voort te zetten. De Commissie nam in aanmerking dat de beëindiging van het onderzoek geen invloed zou hebben op de geldende antidumpingmaatregel, dat het voor alle overige ondernemingen geldende recht met terugwerkende kracht opnieuw zou worden ingesteld voor Crown Suzhou, en dat deze beëindiging niet strijdig zou zijn met het belang van de Gemeenschap. Op grond daarvan moet het onderzoek worden beëindigd.

(13)

De belanghebbenden werden in kennis gesteld van het voornemen om het onderzoek te beëindigen en opnieuw een definitief antidumpingrecht in te stellen op het betrokken product dat door Crown Suzhou wordt vervaardigd en verkocht voor uitvoer naar de Gemeenschap, en zij werden in de gelegenheid gesteld opmerkingen te maken. Er werden echter geen opmerkingen ontvangen die aanleiding gaven dit besluit te wijzigen.

(14)

Bijgevolg werd geconcludeerd dat de invoer in de Gemeenschap van handpallettrucks en essentiële onderdelen daarvan, d.w.z. chassis en hydraulische onderdelen, van oorsprong uit de Volksrepubliek China, momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 8427 90 00 en ex 8431 20 00, die door Crown Suzhou worden vervaardigd en verkocht voor uitvoer naar de Gemeenschap, moet worden onderworpen aan het bij Verordening (EG) nr. 1174/2005 van de Raad ingestelde, voor het gehele land geldende recht dat op alle overige ondernemingen van toepassing is (46,7 %), en dat dat recht daarom opnieuw moet worden ingesteld.

4.   HEFFING VAN HET ANTIDUMPINGRECHT MET TERUGWERKENDE KRACHT

(15)

Gezien bovenstaande bevindingen moet het op Crown Suzhou toepasselijke antidumpingrecht met terugwerkende kracht vanaf de datum van inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 52/2009 te worden geheven op het betrokken product, waarvan de invoer krachtens artikel 3 van die verordening wordt geregistreerd.

5.   DUUR VAN DE MAATREGELEN

(16)

Het nieuwe onderzoek is niet van invloed op de datum waarop de bij Verordening (EG) nr. 1174/2005 ingestelde maatregelen verstrijken overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Het bij Verordening (EG) nr. 52/2009 geopende nieuwe onderzoek ten behoeve van een nieuwe exporteur wordt beëindigd en het antidumpingrecht dat krachtens artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1174/2005 van toepassing is op „alle overige ondernemingen” (aanvullende Taric-code A999) in de Volksrepubliek China, wordt ingesteld op de invoer bedoeld in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 52/2009.

2.   Het antidumpingrecht dat overeenkomstig artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1174/2005 van toepassing is op alle overige ondernemingen in de Volksrepubliek China, wordt met ingang van 23 januari 2009 geheven op handpallettrucks en essentiële onderdelen daarvan, waarvan de invoer krachtens artikel 3 van Verordening (EG) nr. 52/2009 wordt geregistreerd.

3.   De douaneautoriteiten wordt opdracht gegeven de krachtens artikel 3 van Verordening (EG) nr. 52/2009 verrichte registratie van invoer te beëindigen.

4.   Tenzij anders vermeld, zijn de geldende bepalingen betreffende douanerechten van toepassing.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 24 september 2009.

Voor de Raad

De voorzitter

C. BILDT


(1)  PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1.

(2)  PB L 189 van 21.7.2005, blz. 1.

(3)  PB L 192 van 19.7.2008, blz. 1.

(4)  PB L 17 van 22.1.2009, blz. 19.


1.10.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 258/4


VERORDENING (EG) Nr. 914/2009 VAN DE COMMISSIE

van 30 september 2009

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (2), en met name op artikel 138, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

Bij Verordening (EG) nr. 1580/2007 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XV, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 138 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 1 oktober 2009.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 30 september 2009.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 350 van 31.12.2007, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

MK

27,4

ZZ

27,4

0707 00 05

TR

114,4

ZZ

114,4

0709 90 70

TR

110,1

ZZ

110,1

0805 50 10

AR

56,9

CL

103,4

TR

64,9

UY

88,0

ZA

75,8

ZZ

77,8

0806 10 10

EG

109,7

TR

98,0

US

190,3

ZZ

132,7

0808 10 80

BR

83,8

CL

85,7

NZ

75,7

US

83,8

ZA

73,5

ZZ

80,5

0808 20 50

AR

81,8

CN

48,7

TR

101,8

US

161,5

ZA

70,1

ZZ

92,8


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


1.10.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 258/6


VERORDENING (EG) Nr. 915/2009 VAN DE COMMISSIE

van 30 september 2009

tot vaststelling van de invoerrechten in de sector granen van toepassing vanaf 1 oktober 2009

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (Integrale-GMO-verordening) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1249/96 van de Commissie van 28 juni 1996 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad ten aanzien van de invoerrechten in de sector granen (2), en met name op artikel 2, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 136, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 is bepaald dat het invoerrecht voor de producten van de GN-codes 1001 10 00, 1001 90 91, ex 1001 90 99 (zachte tarwe van hoge kwaliteit), 1002, ex 1005 met uitzondering van hybriden voor zaaidoeleinden, en ex 1007 met uitzondering van hybriden voor zaaidoeleinden, gelijk is aan de interventieprijs voor deze producten bij de invoer, verhoogd met 55 % en verminderd met de cif-invoerprijs voor de betrokken zending. Dit invoerrecht mag echter niet hoger zijn dan het recht van het gemeenschappelijk douanetarief.

(2)

In artikel 136, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 is bepaald dat voor de berekening van het in lid 1 van dat artikel bedoelde invoerrecht regelmatig representatieve cif-invoerprijzen voor de betrokken producten worden vastgesteld.

(3)

Overeenkomstig artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1249/96 is de prijs die in aanmerking moet worden genomen voor de berekening van het invoerrecht voor de producten van de GN-codes 1001 10 00, 1001 90 91, ex 1001 90 99 (zachte tarwe van hoge kwaliteit), 1002 00, 1005 10 90, 1005 90 00 en 1007 00 90, de dagelijkse representatieve cif-invoerprijs die wordt bepaald volgens de methode van artikel 4 van die verordening.

(4)

Er dienen invoerrechten te worden vastgesteld voor de periode vanaf 1 oktober 2009, die van toepassing zullen zijn totdat een nieuwe vaststelling in werking treedt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde invoerrechten in de sector granen die van toepassing zijn vanaf 1 oktober 2009, worden in bijlage I bij de onderhavige verordening vastgesteld op basis van de in bijlage II vermelde elementen.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 1 oktober 2009.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 30 september 2009.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 161 van 29.6.1996, blz. 125.


BIJLAGE I

Vanaf 1 oktober 2009 geldende invoerrechten voor de in artikel 136, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde producten

GN-code

Omschrijving

Invoerrecht (1)

(EUR/t)

1001 10 00

HARDE TARWE van hoge kwaliteit

7,27

van gemiddelde kwaliteit

17,27

van lage kwaliteit

37,27

1001 90 91

ZACHTE TARWE, zaaigoed

0,00

ex 1001 90 99

ZACHTE TARWE van hoge kwaliteit, andere dan zaaigoed

0,00

1002 00 00

ROGGE

74,12

1005 10 90

MAÏS, zaaigoed, ander dan hybriden

32,00

1005 90 00

MAÏS, andere dan zaaigoed (2)

32,00

1007 00 90

GRAANSORGHO, andere dan hybriden bestemd voor zaaidoeleinden

74,12


(1)  Voor producten die via de Atlantische Oceaan of het Suezkanaal in de Gemeenschap worden aangevoerd, komt de importeur op grond van artikel 2, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1249/96 in aanmerking voor een verlaging van het invoerrecht met:

3 EUR/t als de loshaven aan de Middellandse Zee ligt,

2 EUR/t als de loshaven in Denemarken, Estland, Ierland, Letland, Litouwen, Polen, Finland, Zweden, het Verenigd Koninkrijk of aan de Atlantische kust van het Iberisch Schiereiland ligt.

(2)  De importeur komt in aanmerking voor een forfaitaire verlaging van het invoerrecht met 24 EUR/t als aan de in artikel 2, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1249/96 vastgestelde voorwaarden is voldaan.


BIJLAGE II

Elementen voor de berekening van de in bijlage I vastgestelde rechten

16.9.2009-29.9.2009

1.

Gemiddelden over de in artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1249/96 bedoelde referentieperiode:

(EUR/t)

 

Zachte tarwe (1)

Maïs

Harde tarwe van hoge kwaliteit

Harde tarwe van gemiddelde kwaliteit (2)

Harde tarwe van lage kwaliteit (3)

Gerst

Beurs

Minnéapolis

Chicago

Notering

137,25

88,56

Fob-prijs VSA

125,82

115,82

95,82

58,97

Golfpremie

18,38

Grote-Merenpremie

10,11

2.

Gemiddelden over de in artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1249/96 bedoelde referentieperiode:

Vrachtkosten: Golf van Mexico–Rotterdam:

18,08 EUR/t

Vrachtkosten: Grote Meren–Rotterdam:

23,94 EUR/t


(1)  Premie van 14 EUR/t inbegrepen (artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1249/96).

(2)  Korting van 10 EUR/t (artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1249/96).

(3)  Korting van 30 EUR/t (artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1249/96).


1.10.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 258/9


VERORDENING (EG) Nr. 916/2009 VAN DE COMMISSIE

van 29 september 2009

tot vaststelling van een verbod op de visserij op kabeljauw in gebied I en IIb door vaartuigen die de vlag van Duitsland voeren

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (1), met name op artikel 26, lid 4,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad van 12 oktober 1993 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid (2), en met name op artikel 21, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 43/2009 van de Raad van 16 januari 2009 tot vaststelling, voor 2009, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften (3) zijn quota voor 2009 vastgesteld.

(2)

Uit door de Commissie ontvangen informatie blijkt dat, gezien de vangsten van het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage vermelde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, de betrokken, voor 2009 toegewezen quota volledig zijn opgebruikt.

(3)

Derhalve moet het worden verboden op dit bestand te vissen en vis uit dit bestand aan boord te houden, over te laden en aan te voeren,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het opgebruiken van het quotum

Het quotum dat voor 2009 aan de in de bijlage bij deze verordening genoemde lidstaat is toegewezen voor de visserij op het in die bijlage vermelde bestand, wordt met ingang van de in die bijlage opgenomen datum als opgebruikt beschouwd.

Artikel 2

Verbod

De visserij op het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage genoemde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, is verboden met ingang van de in die bijlage opgenomen datum. Na die datum is het ook verboden om vis uit dit bestand die door deze vaartuigen is gevangen, aan boord te hebben, over te laden of aan te voeren.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 september 2009.

Voor de Commissie

Fokion FOTIADIS

Directeur-generaal Maritieme zaken en visserij


(1)  PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59.

(2)  PB L 261 van 20.10.1993, blz. 1.

(3)  PB L 22 van 26.1.2009, blz. 1.


BIJLAGE

Nr.

20/T&Q

Lidstaat

Duitsland

Bestand

COD/1/2B.

Soort

Kabeljauw (Gadus morhua)

Gebied

I en IIb

Datum

3.9.2009


RICHTLIJNEN

1.10.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 258/11


RICHTLIJN 2009/101/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 16 september 2009

strekkende tot het coördineren van de waarborgen, welke in de lidstaten worden verlangd van de vennootschappen in de zin van de tweede alinea van artikel 48 van het Verdrag, om de belangen te beschermen zowel van de deelnemers in deze vennootschappen als van derden, zulks teneinde die waarborgen gelijkwaardig te maken

(gecodificeerde versie)

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 44, lid 2, onder g),

Gelet op het Algemeen Programma voor de opheffing van de beperkingen van de vrijheid van vestiging (1), inzonderheid op titel VI,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De eerste Richtlijn 68/151/EEG van de Raad van 9 maart 1968 strekkende tot het coördineren van de waarborgen, welke in de lidstaten worden verlangd van de vennootschappen in de zin van de tweede alinea van artikel 58 van het Verdrag, om de belangen te beschermen zowel van de deelnemers in deze vennootschappen als van derden, zulks teneinde die waarborgen gelijkwaardig te maken (4), is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd (5). Ter wille van de duidelijkheid en een rationele ordening van de tekst dient tot codificatie van deze richtlijn te worden overgegaan.

(2)

De coördinatie van de nationale bepalingen betreffende de openbaarmaking, de rechtsgeldigheid van de verbintenissen en de nietigheid van de vennootschappen op aandelen en de vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid is van bijzonder belang, met name met het oog op de bescherming van de belangen van derden.

(3)

De openbaarmaking moet derden in de gelegenheid stellen kennis te nemen van de voornaamste akten van de vennootschap en van bepaalde gegevens die haar betreffen, met name de identiteit der personen die de bevoegdheid hebben haar te verbinden.

(4)

Onverminderd inhoudelijke vereisten en formaliteiten die zijn vastgelegd in het interne recht van de lidstaten, moeten ondernemingen kunnen kiezen of zij verplichte akten en gegevens schriftelijk of langs elektronische weg indienen.

(5)

Belanghebbenden dienen een afschrift van deze akten en gegevens zowel schriftelijk als langs elektronische weg van het register te kunnen verkrijgen.

(6)

De lidstaten moeten kunnen beslissen of zij het nationale publicatieblad dat zij hebben aangewezen met het oog op de bekendmaking van verplichte akten en gegevens, op papier of in elektronische vorm bewaren of dat zij deze akten en gegevens door middel van een ander, even doeltreffend instrument openbaar maken.

(7)

De grensoverschrijdende toegang tot bedrijfsinformatie moet worden vergemakkelijkt door, naast de verplichte openbaarmaking in een van de talen die in de lidstaat van de vennootschap zijn toegestaan, de vrijwillige indiening van akten en gegevens in andere talen toe te staan. Derden die te goeder trouw handelen, dienen zich op deze vertalingen te kunnen beroepen.

(8)

Verduidelijkt dient te worden dat de gegevens die overeenkomstig deze richtlijn moeten worden vermeld, op alle brieven en orders worden vermeld, hetzij op papier, hetzij op een andere drager. In het licht van de technologische ontwikkelingen dient eveneens te worden bepaald dat deze gegevens op iedere website van een onderneming worden vermeld.

(9)

De bescherming van derden moet worden verzekerd door middel van bepalingen die de gronden van ongeldigheid van de ten name van de vennootschap aangegane verbintenissen zoveel mogelijk beperken.

(10)

De beperking van de gevallen van nietigheid en van de terugwerkende kracht van de nietigverklaring, alsmede het vaststellen van een korte termijn voor het derdenverzet tegen deze nietigverklaring zijn noodzakelijk om de rechtszekerheid te waarborgen in de betrekkingen tussen de vennootschap en derden alsmede tussen de deelnemers in de vennootschap.

(11)

Deze richtlijn dient de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage I, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht van de aldaar genoemde richtlijnen onverlet te laten,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

HOOFDSTUK 1

TOEPASSINGSGEBIED

Artikel 1

De door deze richtlijn voorgeschreven coördinatiemaatregelen zijn van toepassing op de wettelijke en bestuursrechtelijke voorschriften van de lidstaten die betrekking hebben op vennootschappen van de volgende rechtsvorm:

ten aanzien van België:

naamloze vennootschap,

société anonyme,

commanditaire vennootschap op aandelen,

société en commandite par actions,

personenvennootschap met beperkte aansprakelijkheid;

société de personnes à responsabilité limitée;

ten aanzien van Bulgarije:

акционерно дружество, дружество с ограничена отговорност, командитно дружество с акции;

ten aanzien van Tsjechië:

společnost s ručením omezeným, akciová společnost;

ten aanzien van Denemarken:

aktieselskab, kommanditaktieselskab, anpartsselskab;

ten aanzien van Duitsland:

die Aktiengesellschaft, die Kommanditgesellschaft auf Aktien, die Gesellschaft mit beschränkter Haftung;

ten aanzien van Estland:

aktsiaselts, osaühing;

ten aanzien van Ierland:

companies incorporated with limited liability;

ten aanzien van Griekenland:

ανώνυμη εταιρία, εταιρία περιωρισμένης ευθύνης, ετερόρρυθμη κατά μετοχές εταιρία;

ten aanzien van Spanje:

la sociedad anónima, la sociedad comanditaria por acciones, la sociedad de responsabilidad limitada;

ten aanzien van Frankrijk:

société anonyme, société en commandite par actions, société à responsabilité limitée, société par actions simplifiée;

ten aanzien van Italië:

società per azioni, società in accomandita per azioni, società a responsabilità limitata;

ten aanzien van Cyprus:

δημόσιες εταιρείες περιορισμένης ευθύνης με μετοχές ή με εγγύηση, ιδιωτικές εταιρείες περιορισμένης ευθύνης με μετοχές ή με εγγύηση;

ten aanzien van Letland:

akciju sabiedrība, sabiedrība ar ierobežotu atbildību, komanditsabiedrība;

ten aanzien van Litouwen:

akcinė bendrovė, uždaroji akcinė bendrovė;

ten aanzien van Luxemburg:

société anonyme, société en commandite par actions, société à responsabilité limitée;

ten aanzien van Hongarije:

részvénytársaság, korlátolt felelősségű társaság;

ten aanzien van Malta:

kumpannija pubblika/public limited liability company, kumpannija privata/private limited liability company;

ten aanzien van Nederland:

naamloze vennootschap, besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid;

ten aanzien van Oostenrijk:

die Aktiengesellschaft, die Gesellschaft mit beschränkter Haftung;

ten aanzien van Polen:

spółka z ograniczoną odpowiedzialnością, spółka komandytowo-akcyjna, spółka akcyjna;

ten aanzien van Portugal:

a sociedade anónima de responsabilidade limitada, a sociedade em comandita por acçes, a sociedade por quotas de responsabilidade limitada;

ten aanzien van Roemenië:

societate pe acțiuni, societate cu răspundere limitată, societate în comandită pe acțiuni;

ten aanzien van Slovenië:

delniška družba, družba z omejeno odgovornostjo, komaditna delniška družba;

ten aanzien van Slowakije:

akciová spoločnosť, spoločnosť s ručením obmedzeným;

ten aanzien van Finland:

yksityinen osakeyhtiö/privat aktiebolag, julkinen osakeyhtiö/publikt aktiebolag;

ten aanzien van Zweden:

aktiebolag;

ten aanzien van het Verenigd Koninkrijk:

companies incorporated with limited liability.

HOOFDSTUK 2

OPENBAARMAKING

Artikel 2

De lidstaten nemen de nodige maatregelen opdat de verplichte openbaarmaking betreffende de in artikel 1 bedoelde vennootschappen ten minste plaatsvindt voor de volgende akten en gegevens:

a)

de oprichtingsakte alsmede de statuten indien deze in een afzonderlijke akte zijn opgenomen;

b)

de wijzigingen van de onder a) vermelde akten, waaronder begrepen de verlenging van de duur van de vennootschap;

c)

na elke wijziging in de oprichtingsakte of de statuten de volledige bijgewerkte tekst van de gewijzigde akte;

d)

de benoeming, het aftreden, alsmede de identiteit van de personen die, als orgaan waarin de wet voorziet of als leden van een dergelijk orgaan

i)

de bevoegdheid hebben de vennootschap ten opzichte van derden te verbinden en haar in rechte te vertegenwoordigen; uit de openbaarmaking moet blijken of de personen die de bevoegdheid hebben de vennootschap te verbinden, dit alleen of slechts gezamenlijk kunnen doen;

ii)

deelnemen aan het bestuur van, het toezicht of de controle op de vennootschap;

e)

ten minste eenmaal per jaar het bedrag van het geplaatste kapitaal, indien in de oprichtingsakte of de statuten een maatschappelijk kapitaal wordt genoemd, tenzij iedere vergroting van het geplaatste kapitaal een wijziging van de statuten met zich meebrengt;

f)

de boekhoudbescheiden voor elk boekjaar, die overeenkomstig de richtlijnen 78/660/EEG (6), 83/349/EEG (7), 86/635/EEG (8) en 91/674/EEG (9) van de Raad moeten worden bekendgemaakt;

g)

elke verplaatsing van de zetel van de vennootschap;

h)

de ontbinding van de vennootschap;

i)

de rechterlijke beslissingen waarbij de nietigheid van de vennootschap wordt uitgesproken;

j)

de benoeming en de identiteit van de vereffenaars alsmede hun respectieve bevoegdheden, tenzij deze bevoegdheden uitdrukkelijk en uitsluitend voortvloeien uit de wet of de statuten;

k)

de beëindiging van de liquidatie en de doorhaling in het register in die lidstaten waar zulks rechtsgevolgen heeft.

Artikel 3

1.   In iedere lidstaat wordt hetzij bij een centraal register hetzij bij een handelsregister of vennootschapsregister voor elk der aldaar ingeschreven vennootschappen een dossier aangelegd.

2.   Voor de toepassing van dit artikel wordt onder de term „langs elektronische weg” verstaan dat de gegevens worden verzonden en ontvangen via elektronische apparatuur voor de verwerking (met inbegrip van digitale compressie) en de opslag van gegevens en geheel via draden, radio, optische middelen of andere elektromagnetische middelen op de door de lidstaten bepaalde wijze worden verzonden, doorgeleid en ontvangen.

3.   Alle akten en alle gegevens die krachtens artikel 2 openbaar gemaakt dienen te worden, worden in het dossier opgenomen of ingeschreven in het register; de inhoud van het in het register ingeschrevene dient in elk geval uit het dossier te blijken.

De lidstaten dragen er zorg voor dat de vennootschappen en andere personen en instanties die gehouden zijn tot aanmelding of medewerking, alle akten en gegevens die overeenkomstig artikel 2 openbaar moeten worden gemaakt, in elektronische vorm kunnen indienen. Bovendien kunnen de lidstaten alle — of bepaalde categorieën — vennootschappen ertoe verplichten al deze — of bepaalde categorieën — akten en gegevens langs elektronische weg in te dienen.

Alle in artikel 2 bedoelde akten en gegevens die hetzij op papier, hetzij langs elektronische weg worden ingediend, moeten in elektronische vorm in het dossier worden opgenomen of in het register worden ingeschreven. Hiertoe dragen de lidstaten er zorg voor dat alle in schriftelijke vorm ingediende akten en gegevens door het register in elektronische vorm worden omgezet.

De in artikel 2 bedoelde akten en gegevens die tot uiterlijk 31 december 2006 in schriftelijke vorm zijn ingediend, behoeven niet automatisch door het register in elektronische vorm te worden omgezet. de lidstaten dragen er niettemin zorg voor dat zij na ontvangst van een aanvraag om openbaarmaking langs elektronische weg door het register in elektronische vorm worden omgezet, wanneer deze aanvraag overeenkomstig de maatregelen die ter uitvoering van lid 4 zijn vastgesteld, wordt ingediend.

4.   Een volledig of gedeeltelijk afschrift van de in artikel 2 bedoelde akten of gegevens moet op aanvraag verkrijgbaar zijn. Aanvragen kunnen zowel schriftelijk als langs elektronische weg, naar keuze van de aanvrager, bij het register worden ingediend.

De in de eerste alinea bedoelde afschriften moeten op papier of langs elektronische weg, naar keuze van de aanvrager, van het register kunnen worden verkregen. Dit geldt voor alle reeds ingediende akten en gegevens. De lidstaten kunnen echter besluiten dat alle — of bepaalde categorieën — akten en gegevens die tot uiterlijk 31 december 2006 schriftelijk zijn ingediend, niet langs elektronische weg van het register kunnen worden verkregen indien zij vóór een vastgestelde termijn voorafgaand aan de datum van de aanvraag bij het register zijn ingediend. Deze vastgestelde termijn mag niet korter zijn dan tien jaar.

De kosten voor de verkrijging van een volledig of gedeeltelijk afschrift van de in artikel 2 bedoelde akten of gegevens, hetzij op papier, hetzij langs elektronische weg, mogen de administratiekosten niet overschrijden.

De in schriftelijke vorm verstrekte afschriften worden voor eensluidend afschrift gewaarmerkt, tenzij de aanvrager te kennen geeft hierop geen prijs te stellen. Elektronische kopieën worden niet voor eensluidend afschrift gewaarmerkt, tenzij de aanvrager hier uitdrukkelijk om verzoekt.

De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat in geval van waarmerking van elektronische kopieën zowel de authenticiteit van de herkomst als de integriteit van de inhoud ervan worden gewaarborgd door middel van ten minste een geavanceerde elektronische handtekening in de zin van artikel 2, lid 2, van richtlijn 1999/93/EG (10).

5.   De in lid 3 bedoelde akten en gegevens worden, hetzij volledig, hetzij gedeeltelijk, of door middel van een verwijzing naar het document dat in het dossier is opgenomen of in het register is ingeschreven, in het door de lidstaat aangewezen nationale publicatieblad bekendgemaakt. Het daartoe aangewezen nationale publicatieblad kan in elektronische vorm worden bewaard.

De lidstaten kunnen besluiten de bekendmaking in het nationale publicatieblad te vervangen door een ander, even doeltreffend instrument, dat ten minste het gebruik van een systeem omvat dat in chronologische volgorde via een centraal elektronisch platform toegang tot de openbaar gemaakte informatie biedt.

6.   De akten en gegevens kunnen door de vennootschap niet dan na de in lid 5 bedoelde openbaarmaking aan derden worden tegengeworpen, tenzij de vennootschap aantoont dat deze derden er kennis van droegen.

Deze akten en gegevens kunnen evenwel, met betrekking tot handelingen die zijn verricht vóór de zestiende dag volgende op die van de openbaarmaking, niet worden tegengeworpen aan derden die aantonen dat zij er onmogelijk kennis van hebben kunnen dragen.

7.   De lidstaten nemen de nodige maatregelen om elke tegenstrijdigheid te vermijden tussen de inhoud van de overeenkomstig lid 5 openbaar gemaakte tekst en die van het register of van het dossier.

In geval van tegenstrijdigheid echter kan de overeenkomstig artikel 5 openbaar gemaakte tekst niet aan derden worden tegengeworpen; dezen kunnen er zich echter wel op beroepen, tenzij de vennootschap aantoont dat zij kennis droegen van de in het dossier opgenomen of in het register ingeschreven tekst.

Derden kunnen zich bovendien steeds beroepen op akten of gegevens ten aanzien waarvan de formaliteiten van openbaarmaking nog niet zijn vervuld, tenzij het nalaten van de openbaarmaking deze van rechtsgevolgen berooft.

Artikel 4

1.   De akten en gegevens die overeenkomstig artikel 2 openbaar moeten worden gemaakt, dienen te zijn gesteld en te worden ingediend in een van de talen die overeenkomstig de taalvoorschriften die van toepassing zijn in de lidstaat waar het in artikel 3, lid 1, bedoelde dossier is aangelegd, zijn toegestaan.

2.   Afgezien van de in artikel 3 bedoelde verplichte openbaarmaking staan de lidstaten toe dat de in artikel 2 bedoelde akten en gegevens overeenkomstig artikel 3 in een van de officiële talen van de gemeenschap openbaar worden gemaakt.

De lidstaten kunnen voorschrijven dat de vertaling van deze akten en gegevens wordt gewaarmerkt.

De lidstaten treffen de nodige maatregelen om de toegang van derden tot de vrijwillig openbaar gemaakte vertalingen te vergemakkelijken.

3.   Afgezien van de in artikel 3 bedoelde verplichte openbaarmaking en de toegestane openbaarmaking ingevolge lid 2 van dit artikel, kunnen de lidstaten toestaan dat de in artikel 2 bedoelde akten en gegevens overeenkomstig artikel 3 in (een) andere (taal) talen openbaar worden gemaakt.

De lidstaten kunnen voorschrijven dat de vertaling van deze akten en gegevens wordt gewaarmerkt.

4.   In geval van tegenstrijdigheid tussen de in de officiële talen van het register openbaar gemaakte akten en gegevens en de vrijwillig openbaargemaakte vertaling, kan laatstgenoemde niet aan derden worden tegengeworpen. Derden kunnen zich echter wel beroepen op de vrijwillig openbaar gemaakte vertalingen, tenzij de vennootschap aantoont dat de derden kennis droegen van de versie die voorwerp was van de verplichte openbaamaking.

Artikel 5

De lidstaten schrijven voor dat op brieven en orders, hetzij op papier hetzij op een andere drager, de volgende gegevens worden vermeld:

a)

de noodzakelijke informatie om vast te stellen in welk register het in Artikel 3 vermelde dossier wordt bewaard, alsmede het nummer waaronder de vennootschap in dit register is ingeschreven;

b)

de rechtsvorm van de vennootschap, de plaats van haar statutaire zetel en, in voorkomend geval, het feit dat de vennootschap zich in liquidatie bevindt.

Indien in deze stukken het kapitaal van de vennootschap wordt vermeld, moet dit gegeven betrekking hebben op het geplaatste en gestorte kapitaal.

De lidstaten schrijven voor dat de website van een vennootschap ten minste de in de eerste alinea genoemde gegevens bevat evenals, in voorkomend geval, de vermelding van het geplaatste en gestorte kapitaal.

Artikel 6

Elke lidstaat bepaalt wie gehouden zijn aan de formaliteiten van openbaarmaking te voldoen.

Artikel 7

De lidstaten stellen ten minste passende sancties vast ingeval:

a)

de in Artikel 2, onder f), voorgeschreven openbaarmaking van boekhoudbescheiden wordt nagelaten;

b)

de in Artikel 5 bedoelde verplichte gegevens op de zakelijke geschriften of op de website van de vennootschap ontbreken.

HOOFDSTUK 3

RECHTSGELDIGHEID VAN DE VERBINTENISSEN VAN DE VENNOOTSCHAP

Artikel 8

Indien rechtshandelingen worden verricht ten name van een vennootschap in oprichting, voordat deze rechtspersoonlijkheid heeft verkregen, en indien de vennootschap de uit deze handelingen voortvloeiende verbintenissen niet overneemt, zijn degenen die de handelingen hebben verricht, daarvoor hoofdelijk en onbeperkt aansprakelijk, tenzij anders werd overeengekomen.

Artikel 9

Door de vervulling van de formaliteiten inzake de openbaarmaking betreffende personen die als orgaan de bevoegdheid hebben de vennootschap te verbinden, kan een onregelmatigheid in hun benoeming niet meer aan derden worden tegengeworpen, tenzij de vennootschap aantoont dat deze derden daarvan kennis droegen.

Artikel 10

1.   De vennootschap wordt ten opzichte van derden gebonden door de rechtshandelingen welke door haar organen worden verricht, ook al vallen deze handelingen niet onder het vennootschapsdoel, tenzij door genoemde handelingen de bevoegdheden worden overschreden welke aan deze organen volgens de wet toekomen of kunnen worden toegekend.

De lidstaten kunnen evenwel bepalen dat de vennootschap niet wordt gebonden als deze handelingen de grenzen van het vennootschapsdoel overschrijden, indien zij bewijst dat de derde wist dat de handeling de grenzen van dit doel overschreed of hiervan, gezien de omstandigheden, niet onkundig kon zijn; bekendmaking van de statuten alleen is hiertoe echter geen voldoende bewijs.

2.   De grenzen welke door de statuten of door een beslissing van de bevoegde organen aan de bevoegdheden van de organen van de vennootschap worden gesteld, kunnen niet aan derden worden tegengeworpen, zelfs niet indien zij bekend zijn gemaakt.

3.   Indien de nationale wetgeving bepaalt dat de bevoegdheid om de vennootschap te vertegenwoordigen, in afwijking van de wettelijke regel op dit gebied, door de statuten aan een enkele persoon of aan meerdere, gezamenlijk handelende personen kan worden verleend, kan in deze wetgeving worden voorgeschreven dat deze bepaling van de statuten aan derden kan worden tegengeworpen, op voorwaarde dat zij betrekking heeft op de algemene vertegenwoordigingsbevoegdheid; de vraag of een dergelijke statutaire bepaling aan derden kan worden tegengeworpen, is onderworpen aan Artikel 3.

HOOFDSTUK 4

NIETIGHEID VAN DE VENNOOTSCHAP

Artikel 11

In alle lidstaten welker wetgeving niet voorziet in een voorafgaande, administratieve of rechterlijke controle bij de oprichting, moeten de oprichtingsakte en de statuten van de vennootschap alsmede de wijzigingen in deze akten bij authentieke akte worden verleden.

Artikel 12

In de wetgeving van de lidstaten kan de nietigheid van vennootschappen slechts met inachtneming van de volgende voorwaarden worden geregeld:

a)

de nietigheid moet door de rechter worden uitgesproken;

b)

alleen in de in de punten i) tot en met vi) genoemde gevallen kan de nietigheid worden uitgesproken:

i)

het ontbreken van de oprichtingsakte of het niet in acht nemen van de formaliteiten van voorafgaande controle of van de authentieke vorm;

ii)

wanneer het werkelijke doel van de vennootschap ongeoorloofd is of strijdig met de openbare orde;

iii)

het ontbreken in de oprichtingsakte of in de statuten van elk gegeven aangaande de naam van de vennootschap, de inbreng, het bedrag van het geplaatste kapitaal of het doel van de vennootschap;

iv)

het niet naleven van de bepalingen van de nationale wetgeving betreffende de minimumstorting in het kapitaal van de vennootschap;

v)

de handelingsonbekwaamheid van alle vennoten-oprichters;

vi)

wanneer, in strijd met de nationale wetgeving waardoor de vennootschap wordt beheerst, het aantal vennoten-oprichters minder dan twee bedraagt.

Buiten deze gevallen van nietigheid geldt er voor de vennootschappen geen enkele grond van onbestaanbaarheid, van absolute nietigheid, van relatieve nietigheid of van vernietigbaarheid.

Artikel 13

1.   De vraag of een beslissing waarbij de nietigheid door de rechter wordt uitgesproken, aan derden kan worden tegengeworpen, is onderworpen aan Artikel 3. Wanneer het nationale recht derdenverzet toestaat, is dit slechts ontvankelijk gedurende een termijn van zes maanden, te rekenen vanaf de bekendmaking van de rechterlijke uitspraak.

2.   De nietigheid brengt de liquidatie van de vennootschap mede, op dezelfde wijze als zulks bij de ontbinding kan plaatsvinden.

3.   De nietigheid doet op zichzelf geen afbreuk aan de rechtsgeldigheid van de verbintenissen van de vennootschap of van die welke jegens haar zijn aangegaan, onverminderd de gevolgen van het feit dat de vennootschap zich in liquidatie bevindt.

4.   De gevolgen van de nietigheid voor de vennoten onderling kunnen door de wetgeving van elke lidstaat worden geregeld.

5.   De houders van aandelen blijven tot storting van het geplaatste doch niet volgestorte kapitaal gehouden voor zover de jegens de crediteuren aangegane verbintenissen dit vereisen.

HOOFDSTUK 5

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 14

De lidstaten delen de Commissie de tekst mee van de belangrijke bepalingen van intern recht die zij op het door deze richtlijn bestreken gebied vaststellen.

Artikel 15

De Commissie legt uiterlijk op 1 januari 2012 aan het Europees Parlement en de Raad een verslag voor, alsmede eventueel een voorstel tot wijziging van de in Artikel 2, onder f), en in de artikelen 3, 4, 5 en 7 bedoelde bepalingen in het licht van de ervaring die bij de toepassing van de aangehaalde bepalingen is opgedaan, de doelstellingen ervan en de technologische ontwikkelingen waarvan op dat moment sprake is.

Artikel 16

Richtlijn 68/151/EEG, zoals gewijzigd bij de in bijlage I, deel A, genoemde besluiten, wordt ingetrokken, onverminderd de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage I, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht van de aldaar genoemde richtlijnen.

Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage II.

Artikel 17

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 18

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Straatsburg, 16 september 2009.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

J. BUZEK

Voor de Raad

De voorzitster

C. MALMSTRÖM


(1)  PB 2 van 15.1.1962, blz. 36/62.

(2)  PB C 204 van 9.8.2008, blz. 25.

(3)  Advies van het Europees Parlement van 17 juni 2008 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 13 juli 2009.

(4)  PB L 65 van 14.3.1968, blz. 8.

(5)  Zie bijlage I, deel A.

(6)  Vierde Richtlijn 78/660/EEG van de Raad van 25 juli 1978 op de grondslag van artikel 54, lid 3, onder g), van het Verdrag betreffende de jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen (PB L 222 van 14.8.1978, blz. 11).

(7)  Zevende Richtlijn 83/349/EEG van de Raad van 13 juni 1983 op de grondslag van artikel 54, lid 3, onder g) van het Verdrag betreffende de geconsolideerde jaarrekening (PB L 193 van 18.7.1983, blz. 1).

(8)  Richtlijn 86/635/EEG van de Raad van 8 december 1986 betreffende de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van banken en andere financiële instellingen (PB L 372 van 31.12.1986, blz. 1).

(9)  Richtlijn 91/674/EEG van de Raad van 19 december 1991 betreffende de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van verzekeringsondernemingen (PB L 374 van 31.12.1991, blz. 7).

(10)  Richtlijn 1999/93/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 1999 betreffende een gemeenschappelijk kader voor elektronische handtekeningen (PB L 13 van 19.1.2000, blz. 12).


BIJLAGE I

DEEL A

Ingetrokken richtlijn met overzicht van de achtereenvolgende wijzigingen ervan

(bedoeld in artikel 16)

Richtlijn 68/151/EEG van de Raad

(PB L 65 van 14.3.1968, blz. 8)

 

Punt III.H van bijlage I bij de Toetredingsakte 1972

(PB L 73 van 27.3.1972, blz. 89)

 

Punt III.C van bijlage I bij de Toetredingsakte van 1979

(PB L 291 van 19.11.1979, blz. 89)

 

Punt II.D van bijlage I bij de Toetredingsakte van 1985

(PB L 302 van 15.11.1985, blz. 157)

 

Punt XI.A van bijlage I bij de Toetredingsakte van 1994

(PB C 241 van 29.8.1994, blz. 194)

 

Richtlijn 2003/58/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 221 van 4.9.2003, blz. 13)

 

Punt 1.4.A van bijlage II bij de Toetredingsakte van 2003

(PB L 236 van 23.9.2003, blz. 338)

 

Richtlijn 2006/99/EG van de Raad

(PB L 363 van 20.12.2006, blz. 137)

uitsluitend punt A.1 van de bijlage

DEEL B

Termijnen voor omzetting in nationaal recht

(bedoeld in artikel 16)

Richtlijn

Omzettingstermijn

68/151/EEG

11 september 1969

2003/58/EG

30 december 2006

2006/99/EG

1 januari 2007


BIJLAGE II

CONCORDANTIETABEL

Richtlijn 68/151/EEG

De onderhavige richtlijn

Artikel 1

Artikel 1

Artikel 2

Artikel 2

Artikel 3, lid 1

Artikel 3, lid 1

Artikel 3, lid 2

Artikel 3, lid 3

Artikel 3, lid 3

Artikel 3, lid 4

Artikel 3, lid 4

Artikel 3, lid 5

Artikel 3, lid 5

Artikel 3, lid 6

Artikel 3, lid 6, eerste en tweede alinea

Artikel 3, lid 7, eerste en tweede alinea

Artikel 3, lid 7

Artikel 3, lid 7, derde alinea

Artikel 3, lid 8

Artikel 3, lid 2

Artikel 3 bis

Artikel 4

Artikel 4

Artikel 5

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 7

Artikel 8

Artikel 8

Artikel 9

Artikel 9

Artikel 10

Artikel 10

Artikel 11

Artikel 11, aanhef

Artikel 12, aanhef

Artikel 11, punt 1

Artikel 12, onder a)

Artikel 11, punt 2, aanhef

Artikel 12, onder b), aanhef

Artikel 11, punt 2, onder a) tot en met f)

Artikel 12, onder b), punten i) tot en met vi)

Artikel 12

Artikel 13

Artikel 13, eerste, tweede en derde alinea

Artikel 13, vierde alinea

Artikel 14

Artikel 14

Artikel 18

Artikel 15

Artikel 16

Artikel 17

Bijlage I

Bijlage II


1.10.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 258/20


RICHTLIJN 2009/102/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 16 september 2009

inzake het vennootschapsrecht betreffende eenpersoonsvennootschappen met beperkte aansprakelijkheid

(gecodificeerde versie)

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 44,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Twaalfde Richtlijn 89/667/EEG van de Raad van 21 december 1989 inzake het vennootschapsrecht betreffende eenpersoonsvennootschappen met beperkte aansprakelijkheid (3) is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd (4). Ter wille van de duidelijkheid en een rationele ordening van de tekst dient tot codificatie van deze richtlijn te worden overgegaan.

(2)

Met het oog op het gelijkwaardig maken in de gehele Gemeenschap van bepaalde waarborgen die in de lidstaten van vennootschappen in de zin van artikel 48, tweede alinea, van het Verdrag worden verlangd, is het nodig deze waarborgen ter bescherming van de belangen zowel van de deelnemers in deze vennootschappen als van derden te coördineren.

(3)

Op dit gebied zijn, enerzijds, de Eerste Richtlijn 68/151/EEG van de Raad van 9 maart 1968 strekkende tot het coördineren van de waarborgen, welke in de lidstaten worden verlangd van de vennootschappen in de zin van de tweede alinea van artikel 58 van het Verdrag, om de belangen te beschermen zowel van de deelnemers in deze vennootschappen als van derden, zulks teneinde die waarborgen gelijkwaardig te maken (5), de Vierde Richtlijn 78/660/EEG van de Raad van 25 juli 1978 op de grondslag van artikel 54, lid 3, onder g), van het Verdrag betreffende de jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen (6), en de Zevende Richtlijn 83/349/EEG van de Raad van 13 juni 1983 op de grondslag van artikel 54, lid 3, onder g) van het Verdrag betreffende de geconsolideerde jaarrekening (7), op het punt van de openbaarmaking, de rechtsgeldigheid van de verbintenissen en de nietigheid van de vennootschappen alsmede de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening op alle kapitaalvennootschappen van toepassing. Anderzijds zijn de Tweede Richtlijn 77/91/EEG van de Raad van 13 december 1976 strekkende tot het coördineren van de waarborgen welke in de lidstaten worden verlangd van de vennootschappen in de zin van artikel 58, tweede alinea, van het Verdrag, om de belangen te beschermen zowel van de deelnemers in deze vennootschappen als van derden met betrekking tot de oprichting van de naamloze vennootschap, alsook de instandhouding en wijziging van haar kapitaal, zulks teneinde die waarborgen gelijkwaardig te maken (8), de Derde Richtlijn 78/855/EEG van de Raad van 9 oktober 1978 op de grondslag van artikel 54, lid 3, onder g), van het Verdrag betreffende fusies van naamloze vennootschappen (9), en de Zesde Richtlijn 82/891/EEG van de Raad van 17 december 1982 op de grondslag van artikel 54, lid 3, onder g), van het Verdrag betreffende splitsingen van naamloze vennootschappen (10) op het punt van onderscheidenlijk de oprichting en het kapitaal alsmede fusies en splitsingen alleen op de naamloze vennootschappen van toepassing.

(4)

Er is een rechtsinstrument nodig waardoor in de gehele Gemeenschap de aansprakelijkheid van de individuele ondernemer kan worden beperkt, onverminderd de wetgevingen van de lidstaten die, in uitzonderlijke gevallen, deze ondernemer voor de verbintenissen van de onderneming aansprakelijk stellen.

(5)

Een vennootschap met beperkte aansprakelijkheid mag bij haar oprichting, alsmede wanneer alle aandelen in één hand worden verenigd, één enkele vennoot hebben. De lidstaten kunnen, tot een later tijdstip waarop een coördinatie heeft plaatsgevonden, een aantal bijzondere bepalingen of sancties vaststellen voor het geval dat een natuurlijke persoon de enige vennoot van verschillende vennootschappen is, dan wel een eenpersoonsvennootschap of enige andere rechtspersoon de enige vennoot van een vennootschap is. Deze bepaling heeft uitsluitend ten doel rekening te houden met bijzondere gevallen waarin sommige nationale wetgevingen voorzien. De lidstaten kunnen daartoe in specifieke gevallen beperkingen stellen aan de toegang tot de eenpersoonsvennootschap of een onbeperkte aansprakelijkheid van de enige vennoot voorschrijven. Het staat de lidstaten vrij voorschriften vast te stellen om de risico’s in te dekken die uit een eenpersoonsvennootschap kunnen voortvloeien vanwege het feit dat er slechts één vennoot is, met name om de storting van het geplaatste kapitaal te verzekeren.

(6)

Een vereniging van alle aandelen in één hand, alsmede de identiteit van de enige vennoot moeten openbaar worden gemaakt in een voor het publiek toegankelijk register.

(7)

Het is noodzakelijk de door de enige vennoot als algemene vergadering genomen besluiten schriftelijk vast te leggen.

(8)

Voor de tussen de enige vennoot en de vennootschap gesloten overeenkomst moet eveneens de schriftelijke vorm worden verlangd, voor zover deze overeenkomsten geen betrekking hebben op transacties onder normale omstandigheden.

(9)

Deze richtlijn dient de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage II, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht en toepassing van de aldaar genoemde richtlijnen onverlet te laten,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

De bij deze richtlijn voorgeschreven coördinatiemaatregelen zijn van toepassing op de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten die betrekking hebben op vennootschappen met de in bijlage I genoemde rechtsvormen.

Artikel 2

1.   De vennootschap mag één enkele vennoot hebben, bij de oprichting, alsmede wanneer alle aandelen in één hand worden verenigd (eenpersoonsvennootschap).

2.   Totdat op een later tijdstip een coördinatie op het gebied van het concernrecht heeft plaatsgevonden, kunnen de wetgevingen van de lidstaten voorzien in bijzondere bepalingen of sancties:

a)

wanneer een natuurlijke persoon de enige vennoot van verschillende vennootschappen is, of

b)

wanneer een eenpersoonsvennootschap of enige andere rechtspersoon de enige vennoot van een vennootschap is.

Artikel 3

Wanneer de vennootschap door de vereniging van al haar aandelen in één hand een eenpersoonsvennootschap wordt, moet dit feit, alsmede de identiteit van de enige vennoot, hetzij worden opgenomen in het dossier, onderscheidenlijk worden ingeschreven in het register, bedoeld in artikel 3, leden 1 en 2, van Richtlijn 68/151/EEG, hetzij worden ingeschreven in een voor het publiek toegankelijk register dat bij de vennootschap wordt bijgehouden.

Artikel 4

1.   De enige vennoot oefent de aan de algemene vergadering toegekende bevoegdheden uit.

2.   De door een enige vennoot op het in lid 1 bedoelde gebied genomen besluiten worden in een proces-verbaal opgenomen of schriftelijk vastgelegd.

Artikel 5

1.   De tussen de enige vennoot en de door hem vertegenwoordigde vennootschap gesloten overeenkomsten worden in een proces-verbaal opgenomen of schriftelijk aangegaan.

2.   De lidstaten hebben de mogelijkheid lid 1 niet toe te passen op courante transacties die onder normale omstandigheden plaatsvinden.

Artikel 6

Wanneer een lidstaat de eenpersoonsvennootschap in de zin van artikel 2, lid 1, eveneens voor de naamloze vennootschap toestaat, is deze richtlijn van toepassing.

Artikel 7

Een lidstaat is bevoegd de eenpersoonsvennootschap niet toe te laten wanneer zijn wetgeving ten behoeve van de individuele ondernemers voorziet in de mogelijkheid van de oprichting van een onderneming met beperkte aansprakelijkheid met een voor een bepaalde activiteit bestemd vermogen, mits met betrekking tot deze ondernemingen waarborgen zijn voorzien welke gelijkwaardig zijn aan die welke bij deze richtlijn en de overige communautaire bepalingen die op de in artikel 1 bedoelde vennootschappen van toepassing zijn, verplicht zijn gesteld.

Artikel 8

De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 9

Richtlijn 89/667/EEG, zoals gewijzigd bij de in bijlage II, deel A, genoemde besluiten, wordt ingetrokken, onverminderd de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage II, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht en toepassing van de aldaar genoemde richtlijnen.

Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage III.

Artikel 10

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 11

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Straatsburg, 16 september 2009.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

J. BUZEK

Voor de Raad

De voorzitster

C. MALMSTRÖM


(1)  PB C 77 van 31.3.2009, blz. 42.

(2)  Advies van het Europees Parlement van 18 november 2008 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 13 juli 2009.

(3)  PB L 395 van 30.12.1989, blz. 40.

(4)  Zie bijlage II, deel A.

(5)  PB L 65 van 14.3.1968, blz. 8.

(6)  PB L 222 van 14.8.1978, blz. 11.

(7)  PB L 193 van 18.7.1983, blz. 1.

(8)  PB L 26 van 31.1.1977, blz. 1.

(9)  PB L 295 van 20.10.1978, blz. 36.

(10)  PB L 378 van 31.12.1982, blz. 47.


BIJLAGE I

In artikel 1 bedoelde rechtsvormen van vennootschappen

België:

„besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid/société privée à responsabilité limitée”;

Bulgarije:

„дружество с ограничена отговорност, акционерно дружество”;

Tsjechië:

„společnost s ručením omezeným”;

Denemarken:

„anpartsselskaber”;

Duitsland:

„Gesellschaft mit beschränkter Haftung”;

Estland:

„aktsiaselts, osaühing”;

Ierland:

„private company limited by shares or by guarantee”;

Griekenland:

„εταιρεία περιορισμένης ευθύνης”;

Spanje:

„sociedad de responsabilidad limitada”;

Frankrijk:

„société à responsabilité limitée”;

Italië:

„società a responsabilità limitata”;

Cyprus:

„ιδιωτική εταιρεία περιορισμένης ευθύνης με μετοχές ή με εγγύηση”;

Letland:

„sabiedrība ar ierobežotu atbildību”;

Litouwen:

„uždaroji akcinė bendrovė”;

Luxemburg:

„société à responsabilité limitée”;

Hongarije:

„korlátolt felelősségű társaság, részvénytársaság”;

Malta:

„kumpannija private/private limited liability company”;

Nederland:

„besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid”;

Oostenrijk:

„Aktiengesellschaft, Gesellschaft mit beschränkter Haftung”;

Polen:

„spółka z ograniczoną odpowiedzialnością”;

Portugal:

„sociedade por quotas”;

Roemenië:

„societate cu răspundere limitată”;

Slovenië:

„družba z omejeno odgovornostjo”;

Slowakije:

„spoločnosť s ručením obmedzeným”;

Finland:

„osakeyhtiö/aktiebolag”;

Zweden:

„aktiebolag”;

Verenigd Koninkrijk:

„private company limited by shares or by guarantee”.


BIJLAGE II

DEEL A

Ingetrokken richtlijn met overzicht van de achtereenvolgende wijzigingen ervan

(bedoeld in artikel 9)

Richtlijn 89/667/EEG van de Raad

(PB L 395 van 30.12.1989, blz. 40)

 

Punt XI.A van bijlage I bij de Toetredingsakte van 1994

(PB C 241 van 29.8.1994, blz. 194)

 

Punt 4.A van bijlage II bij de Toetredingsakte van 2003

(PB L 236 van 23.9.2003, blz. 338)

 

Richtlijn 2006/99/EG van de Raad

(PB L 363 van 20.12.2006, blz. 137)

uitsluitend punt A.4 van de bijlage

DEEL B

Termijnen voor omzetting in nationaal recht en toepassing

(bedoeld in artikel 9)

Richtlijn

Omzettingstermijn

Toepassingsdatum

89/667/EEG

31 december 1991

1 januari 1993 ten aanzien van op 1 januari 1992 reeds bestaande vennootschappen

2006/99/EG

van 1 januari 2007

 


BIJLAGE III

CONCORDANTIETABEL

Richtlijn 89/667/EEG

De onderhavige richtlijn

Artikel 1, aanhef

Artikel 1

Artikel 1, eerste tot en met zevenentwintigste streepje

Bijlage I

Artikelen 2 tot en met 7

Artikelen 2 tot en met 7

Artikel 8, lid 1

Artikel 8, lid 2

Artikel 8, lid 3

Artikel 8

Artikel 9

Artikel 10

Artikel 9

Artikel 11

Bijlage I

Bijlage II

Bijlage III


II Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

Raad

1.10.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 258/26


BESLUIT VAN DE RAAD

van 30 september 2009

houdende benoeming van een nieuw lid van de Commissie van de Europese Gemeenschappen

(2009/725/EG, Euratom)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 215, tweede alinea,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name op artikel 128, tweede alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

Bij brief van 21 september 2009 heeft de heer Ján FIGEĽ ontslag genomen als lid van de Commissie, met ingang van 1 oktober 2009. Hij moet worden vervangen voor de resterende duur van zijn ambtstermijn,

BESLUIT:

Artikel 1

De heer Maroš ŠEFČOVIČ wordt benoemd tot lid van de Commissie voor de periode van 1 oktober 2009 tot en met 31 oktober 2009.

Artikel 2

Dit besluit wordt van kracht op 1 oktober 2009.

Artikel 3

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 30 september 2009.

Voor de Raad

De voorzitter

C. BILDT


Commissie

1.10.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 258/27


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 24 september 2009

betreffende door Frankrijk genomen tijdelijke beschermende maatregelen met betrekking tot het binnenbrengen op zijn grondgebied van melk en melkproducten, afkomstig van een bedrijf waar een geval van klassieke scrapie is bevestigd

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 3580)

(Slechts de tekst in de Franse taal is authentiek)

(2009/726/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (1), en met name op artikel 54, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (2) is van toepassing op de productie en het in de handel brengen van levende dieren en producten van dierlijke oorsprong.

(2)

In bijlage VII bij Verordening (EG) nr. 999/2001 worden maatregelen vastgesteld die moeten worden getroffen wanneer een overdraagbare spongiforme encefalopathie (TSE) bij schapen en geiten in de Gemeenschap vermoed wordt of bevestigd is. De voorschriften voor het in de handel brengen in de Gemeenschap en de invoer in de Gemeenschap van die dieren en van producten daarvan zijn opgenomen in de bijlagen VIII en IX bij die verordening.

(3)

Verordening (EG) nr. 178/2002 bevat de voorschriften voor levensmiddelen en diervoeders in het algemeen en voor de voedsel- en voederveiligheid in het bijzonder, op communautair en nationaal niveau. Artikel 53 van die verordening bepaalt dat, wanneer blijkt dat een levensmiddel of diervoeder, van oorsprong uit de Gemeenschap of ingevoerd uit een derde land, waarschijnlijk een ernstig risico voor de gezondheid van mens, dier of milieu inhoudt en dat het risico niet op afdoende wijze kan worden beheerst met de door de betrokken lidstaten getroffen maatregelen, de Commissie onverwijld bepaalde maatregelen treft, waaronder opschorting van het in de handel brengen of de invoer van het betrokken levensmiddel of diervoeder.

(4)

Bovendien bepaalt artikel 54 van Verordening (EG) nr. 178/2002 dat, wanneer een lidstaat de Commissie officieel in kennis stelt van de noodzaak om spoedmaatregelen te nemen en de Commissie niet heeft gehandeld conform artikel 53 van die verordening, de lidstaat tijdelijke beschermende maatregelen kan vaststellen, waarvan hij de overige lidstaten en de Commissie onverwijld in kennis moet stellen. In dat geval moet de Commissie de aangelegenheid binnen tien werkdagen aan het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid (PCVD) voorleggen met het oog op de verlenging, wijziging of intrekking van de nationale tijdelijke beschermende maatregelen. Zolang geen communautaire maatregelen zijn vastgesteld, mag de lidstaat zijn nationale tijdelijke beschermende maatregelen handhaven.

(5)

Op 8 maart 2007 heeft de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) een advies van het wetenschappelijk panel voor biologische gevaren goedgekeurd over bepaalde aspecten met betrekking tot het risico van TSE’s bij schapen en geiten (3). In dat advies concludeerde de EFSA dat er geen aanwijzingen zijn voor een epidemiologisch of moleculair verband tussen klassieke en/of atypische scrapie en TSE’s bij mensen, dat het BSE-agens het enige zoönotische TSE-agens is, maar dat het gezien de diversiteit van andere dierlijke TSE-agentia niet mogelijk is de overdraagbaarheid ervan op mensen uit te sluiten (4).

(6)

Naar aanleiding van dat advies is Verordening (EG) nr. 727/2007 van de Commissie van 26 juni 2007 tot wijziging van de bijlagen I, III, VII en X bij Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (5) vastgesteld. Bij Verordening (EG) nr. 727/2007 is de verplichting om het gehele koppel te ruimen opgeheven en wordt voorzien in bepaalde alternatieve maatregelen voor het ruimen bij bevestiging van een uitbraak van een TSE in een schapen- of geitenbedrijf indien de aanwezigheid van boviene spongiforme encefalopathie (BSE) is uitgesloten. Naar aanleiding van een door Frankrijk ingesteld beroep tot nietigverklaring van een aantal bepalingen van die verordening, met een verzoek om voorlopige maatregelen, heeft de kortgedingrechter van het Gerecht van eerste aanleg bij beschikking van 28 september 2007 (6) de toepassing van de betwiste bepalingen opgeschort totdat het arrest in de hoofdzaak is gewezen.

(7)

Op 24 januari 2008 heeft de EFSA op verzoek van de Commissie een wetenschappelijke en technische toelichting uitgebracht betreffende de interpretatie van enkele onderdelen van de conclusies van haar advies van 8 maart 2007 over bepaalde aspecten met betrekking tot het risico van TSE’s bij schapen en geiten (7), waarmee bij de opstelling van Verordening (EG) nr. 727/2007 rekening was gehouden.

(8)

Na grondige bestudering van die toelichting en van de opties die voor haar als risicomanager openstonden, heeft de Commissie Verordening (EG) nr. 746/2008 van 17 juni 2008 tot wijziging van bijlage VII bij Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (8) vastgesteld. In Verordening (EG) nr. 746/2008 zijn in wezen de bepalingen die al in Verordening (EG) nr. 727/2007 stonden gehandhaafd. Na een nieuw beroep van Frankrijk is bij beschikking van de president van het Gerecht van eerste aanleg van 30 oktober 2008 (9) de toepassing van de desbetreffende bepalingen opgeschort tot het Gerecht uitspraak heeft gedaan over de wettigheid van de door de Commissie bij Verordening (EG) nr. 746/2008 genomen risicomanagementmaatregelen.

(9)

Op 6 november 2008 heeft de EFSA naar aanleiding van een verzoek van de Commissie een advies van het wetenschappelijk panel voor biologische gevaren uitgebracht over het risico van blootstelling van mensen en dieren aan TSE’s door melk en melkproducten afkomstig van kleine herkauwers (10). In dat advies concludeert de EFSA dat klassieke scrapie via melk of colostrum van het moederdier op het lam kan worden overgedragen. Verder verklaarde de EFSA dat het gebruik van melk en melkproducten van een koppel met klassieke scrapie voor mensen en dieren een risico van blootstelling aan een TSE kan inhouden. Bovendien concludeerde de EFSA dat de blootstelling van mensen en dieren door zuivelproducten van kleine herkauwers naar verwachting zal dalen als gevolg van de fokprogramma’s voor scrapieresistentie. Wat atypische scrapie betreft stelt de EFSA dat de overdraagbaarheid van de ziekteverwekker via melk mogelijk beperkt wordt doordat die ziekteverwekker zich in het organisme van de getroffen dieren kennelijk in geringe mate verspreidt. Over BSE merkt de EFSA op dat er geen informatie beschikbaar is over de aanwezigheid van infectiviteit of PrPSc in het colostrum en de melk van kleine herkauwers die BSE hebben. Gezien de vroege, progressieve perifere verspreiding van het BSE-agens in experimenteel besmette vatbare schapen concludeerde de EFSA echter dat het waarschijnlijk is dat het colostrum en de melk van met BSE besmette vatbare kleine herkauwers besmettelijk is.

(10)

Op 6 november 2008 heeft het Franse agentschap voor voedselveiligheid AFSSA een advies uitgebracht over het risico van verspreiding van klassieke scrapie via de melk van kleine herkauwers (11), waarin het tot dezelfde conclusies kwam als de EFSA wat betreft de overdraagbaarheid van klassieke scrapie van het moederdier op het lam via melk of colostrum. Met betrekking tot de blootstelling van mensen aan TSE’s oordeelt het AFSSA dat de consumptie van melk of melkproducten van besmette of vermoedelijk besmette beslagen van kleine herkauwers tot een overmatige blootstelling van de consument zou kunnen leiden en deed het de aanbeveling om het in de handel brengen van de melk en melkproducten van zo’n beslag met het oog op menselijke consumptie te verbieden gezien de hoge potentiële incidentie van de zieke bij beslagen waarin klassieke scrapie heerst.

(11)

Op 7 november 2008 heeft Frankrijk op basis van de adviezen van de EFSA en het AFFSA maatregelen voor de nationale markt genomen om het gebruik van melk en melkproducten, afkomstig van met scrapie besmette koppels, voor menselijke of dierlijke consumptie in Frankrijk te verbieden (12).

(12)

Op 11 en 26 november 2008 heeft het PCVD zich gebogen over de consequenties van deze nieuwe wetenschappelijke informatie.

(13)

Op de vergadering van 11 november 2008 is in verband met de nieuwe wetenschappelijke gegevens, met name de bewezen overdraagbaarheid van klassieke scrapie via de melk van het moederdier op het lam, een ontwerpvoorstel aan het PCVD voorgelegd voor een verordening van de Commissie tot wijziging van de bijlagen VII en IX bij Verordening (EG) nr. 999/2001, om het gebruik van melk en melkproducten van met scrapie besmette koppels voor diervoeding te verbieden, de uitroeiing van klassieke scrapie in besmette melkkoppels te versnellen en het gebruik van melk en melkproducten voor menselijke consumptie tot de nationale markt te beperken. Aangezien er echter voor dat laatste punt onder de lidstaten geen meerderheid was, is niet over het voorstel gestemd.

(14)

Op 26 november 2008 is aan het PCVD een gewijzigd voorstel voor een verordening van de Commissie tot wijziging van de bijlagen VII en IX bij Verordening (EG) nr. 999/2001 voorgelegd om het gebruik van melk en melkproducten, afkomstig van bedrijven met een geval van klassieke scrapie, in diervoeder te verbieden; dit voorstel kreeg een gekwalificeerde meerderheid. De Franse delegatie sprak in een officiële verklaring haar vreugde over de goedkeuring van dit voorstel uit en verzocht de Commissie met nog een voorstel voor een verordening tot wijziging van Verordening (EG) nr. 999/2001 te komen, maar dan met soortgelijke maatregelen voor levensmiddelen. De Commissie zegde toe dat de besprekingen over levensmiddelen zouden worden voortgezet.

(15)

Daarop is Verordening (EG) nr. 103/2009 van de Commissie van 3 februari 2009 tot wijziging van de bijlagen VII en IX bij Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (13) vastgesteld. Verordening (EG) nr. 103/2009 brengt een aantal wijzigingen aan in bijlage VII bij Verordening (EG) nr. 999/2001, waaronder de bepaling dat als de bevestigde TSE klassieke scrapie is, de melk en melkproducten die afkomstig zijn van de te vernietigen dieren van het bedrijf niet voor vervoedering aan herkauwers mogen worden gebruikt, behalve op het bedrijf zelf. Verder mogen die producten voor vervoedering aan niet-herkauwers alleen in de handel worden gebracht op het grondgebied van de betrokken lidstaat. Ten slotte voorziet Verordening (EG) nr. 103/2009 in een snellere uitroeiing van klassieke scrapie in besmette melkkoppels om het risico van blootstelling van mensen aan TSE te beperken.

(16)

Op 18 december 2008 heeft Frankrijk de Commissie verzocht overeenkomstig artikel 53, lid 1, van Verordening (EG) nr. 178/2002 noodmaatregelen te nemen betreffende blootstelling van mensen aan de verwekkers van klassieke scrapie. Frankrijk heeft de delegaties van de overige lidstaten op de PCVD-vergadering van 14 januari 2009 van dat verzoek in kennis gesteld.

(17)

Op 20 januari 2009 heeft de Commissie, aansluitend op de discussie die in het PCVD is gevoerd nadat zij op 26 november 2008 haar voorstel tot wijziging van de bijlagen VII en IX bij Verordening (EG) nr. 999/2001 had voorgelegd, op werkgroepniveau verder gesproken over het gebruik voor menselijke consumptie van melk en melkproducten, afkomstig van bedrijven met een geval van klassieke scrapie. Daar kwam naar voren dat verreweg de meeste lidstaten het niet eens waren met het standpunt van Frankrijk dat aanvullende risicomanagementmaatregelen moesten worden genomen om het gebruik van dergelijke melk en melkproducten voor menselijke consumptie te beperken.

(18)

De Commissie heeft Frankrijk op 11 maart 2009 schriftelijk bevestigd dat zij niet van plan was noodmaatregelen te treffen ten aanzien van het gebruik van melk en melkproducten voor menselijke consumptie.

(19)

Op 25 februari 2009 heeft Frankrijk maatregelen vastgesteld betreffende het verbod op de invoer op Frans grondgebied van melk en melkproducten voor menselijke consumptie, afkomstig van schapen en geiten (14). Op 9 maart 2009 heeft Frankrijk die maatregelen overeenkomstig artikel 54, lid 1, van Verordening (EG) nr. 178/2002 als tijdelijke beschermende maatregelen aan de Commissie gemeld. Die maatregelen houden in dat melk en melkproducten uit een andere lidstaat uitsluitend op Frans grondgebied mogen worden ingevoerd als zij afkomstig zijn van een bedrijf waarvoor op het tijdstip van productie geen officiële verplaatsingsbeperking gold en zij niet afkomstig zijn van dieren die na bevestiging van een geval van klassieke scrapie moesten worden vernietigd of gedood.

(20)

De Commissie heeft deze kwestie op de vergadering van 23 maart 2009 aan het PCVD voorgelegd met het oog op verlenging, wijziging of intrekking van de nationale tijdelijke beschermende maatregelen overeenkomstig artikel 54, lid 2, van Verordening (EG) nr. 178/2002.

(21)

In overweging 12 van Verordening (EG) nr. 746/2008 is uiteengezet dat de EFSA erkent dat er geen wetenschappelijke bewijzen zijn voor een rechtstreeks verband tussen andere TSE’s bij schapen en geiten dan BSE en TSE’s bij mensen, ook al is de biodiversiteit van de ziekteverwekkers bij schapen en geiten een belangrijk element waardoor het niet mogelijk is de overdraagbaarheid op mensen uit te sluiten.

(22)

Het standpunt van de EFSA dat de overdraagbaarheid van TSE-agentia bij schapen en geiten op mensen niet is uit te sluiten, is gebaseerd op experimentele onderzoeken op modellen van de barrière naar de menselijke soort en diermodellen (primaten en muizen). Bij die modellen wordt echter geen rekening gehouden met de genetische kenmerken van mensen die van grote invloed zijn op de relatieve gevoeligheid voor prionziekten. Zij vertonen ook beperkingen ten aanzien van de extrapolatie van de resultaten naar de natuurlijke omstandigheden, met name wat betreft de vraag hoe goed zij de barrière naar de menselijke soort weergeven en de onzekerheid over de vraag hoe goed de gebruikte experimentele inoculatieroute de blootstelling in natuurlijke omstandigheden weergeeft. Op grond daarvan kan worden aangenomen dat, hoewel een risico van overdraagbaarheid van TSE-agentia bij schapen en geiten op mensen niet is uit te sluiten, dat risico uiterst laag zou zijn, mede gezien het feit dat het bewijs voor de overdraagbaarheid gebaseerd is op experimentele modellen die de natuurlijke omstandigheden betreffende de barrière naar de menselijke soort en de werkelijke besmettingsroutes niet weergeven.

(23)

Bij de uitvoering van het beleid van de Gemeenschap wordt een hoog niveau van bescherming van het leven en de gezondheid van de mens gewaarborgd. Maatregelen van de Gemeenschap inzake levensmiddelen en diervoeders moeten berusten op een deugdelijke beoordeling van de mogelijke risico’s voor de gezondheid van mens en dier en moeten, met inachtneming van de beschikbare wetenschappelijke gegevens, gericht zijn op handhaving of, indien vanuit wetenschappelijk oogpunt gerechtvaardigd, verhoging van het niveau van bescherming van de gezondheid van mens en dier. Het is echter onmogelijk de volledige uitschakeling van risico’s als realistisch doel in overweging te nemen bij risicomanagementbeslissingen op het gebied van voedselveiligheid, waarbij de kosten en de baten van risicobeperkende maatregelen zorgvuldig tegen elkaar moeten worden afgewogen om de evenredigheid van de maatregel te garanderen. Het behoort tot de taak en de verantwoordelijkheid van de risicomanager om te beslissen welk risiconiveau aanvaardbaar is, rekening houdend met alle aspecten van een wetenschappelijke risicobeoordeling.

(24)

De Commissie is, in de uitvoering van haar taak als risicomanager op EU-niveau, in nauwe samenwerking met de lidstaten, verantwoordelijk voor het vaststellen van het aanvaardbare risiconiveau en voor het vaststellen van de meest geschikte maatregelen om een hoog niveau van bescherming van de volksgezondheid in stand te houden. Zij heeft de recentste wetenschappelijke informatie over de overdraagbaarheid van TSE’s op mensen opnieuw bekeken en geëvalueerd. Naar haar oordeel zijn de bestaande risico’s momenteel zeer gering en aanvaardbaar. Naast de voorschriften voor diervoeders heeft de Commissie met Verordening (EG) nr. 103/2009 zonder onevenredige maatregelen te nemen de uitroeiing van met klassieke scrapie besmette koppels versneld, zodat het risico op dat mensen aan TSE’s worden blootgesteld nog verder zal dalen.

(25)

Op grond van de in de beschikbare wetenschappelijke adviezen besproken informatie en gezien de beraadslagingen met het PCVD is de Commissie, in afwachting van het arrest van het Gerecht van eerste aanleg over de wettigheid van de bestreden bepalingen van Verordening (EG) nr. 746/2008, dat ook relevant is voor de door Frankrijk aangemelde maatregelen, na overleg met het PCVD dan ook van mening dat de door Frankrijk genomen maatregelen verder gaan dan wat nodig is om een ernstig risico voor de menselijke gezondheid te vermijden, zelfs met inachtneming van het voorzorgsbeginsel.

(26)

De Commissie is derhalve van oordeel dat de maatregelen die Frankrijk op 25 februari 2009 heeft vastgesteld en waarvan zij de Commissie op 9 maart 2009 in kennis heeft gesteld, overeenkomstig artikel 54, lid 2, van Verordening (EG) nr. 178/2002 moeten worden opgeschort in afwachting van het arrest in zaak T-257/07, Frankrijk/Commissie.

(27)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Frankrijk laat de maatregelen houdende een verbod op het binnenbrengen op zijn grondgebied van voor menselijke consumptie bestemde melk en melkproducten, afkomstig van bedrijven waar een geval van klassieke scrapie is bevestigd, buiten toepassing totdat het Gerecht van eerste aanleg uitspraak heeft gedaan in zaak T-257/07, Frankrijk/Commissie.

Artikel 2

Frankrijk neemt de nodige maatregelen om uiterlijk op 16 oktober 2009 aan deze beschikking te voldoen.

Frankrijk stelt de Commissie van die maatregelen in kennis.

Artikel 3

Deze beschikking is gericht tot de Franse Republiek.

Gedaan te Brussel, 24 september 2009.

Voor de Commissie

Androulla VASSILIOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1.

(2)  PB L 147 van 31.5.2001, blz. 1.

(3)  The EFSA Journal (2007) 466, 1-10.

(4)  Zie punt 4 van het advies.

(5)  PB L 165 van 27.6.2007, blz. 8.

(6)  Zaak T-257/07 R, Frankrijk/Commissie, Jurispr. 2007, blz. II-4153.

(7)  Scientific Report of the Panel on Biological Hazards on a request from the European Commission on ‘Scientific and technical clarification in the interpretation and consideration of some facets of the conclusions of its Opinion of 8 March 2007 on certain aspects related to the risk of Transmissible Spongiform Encephalopathies (TSEs) in ovine and caprine animals’. The EFSA Journal (2008) 626, 1-11.

(8)  PB L 202 van 31.7.2008, blz. 11.

(9)  Zaak T-257/07 R II, Frankrijk/Commissie (PB C 327 van 20.12.2008, blz. 26).

(10)  The EFSA Journal (2008) 849, 1-37.

(11)  AFSSA opinion of 8 October 2008 on the possible animal and public health consequences of new available scientific findings on the intra-species transmission of the classical scrapie agent by milk, (http://www.afssa.fr/Documents/ESST2008sa0115EN.pdf).

(12)  Arrêté du 7 novembre 2008 modifiant l’arrêté du 27 janvier 2003 fixant les mesures de police sanitaire relatives à la tremblante caprine, JORF van 8 november 2008, blz. 17160.

(13)  PB L 34 van 4.2.2009, blz. 11.

(14)  Arrêté du 25 février 2009 relatif à l’interdiction d’importation de laits, de produits laitiers et de produits contenant du lait d’origine ovine et caprine à risques au regard des encéphalopathies spongiformes transmissibles destinés à l’alimentation humaine, JORF van 5 maart 2009, blz. 4094.


1.10.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 258/31


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 30 september 2009

betreffende noodmaatregelen van toepassing op uit India ingevoerde schaaldieren bestemd voor menselijke consumptie of voor diervoeding

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 7388)

(Voor de EER relevante tekst)

(2009/727/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (1), en met name op artikel 53, lid 1, onder b), ii),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 178/2002 zijn de algemene beginselen inzake levensmiddelen en diervoeders in het algemeen en de voedsel- en voederveiligheid in het bijzonder, op communautair en nationaal niveau vastgesteld. De verordening voorziet in noodmaatregelen die moeten worden genomen wanneer blijkt dat een uit een derde land ingevoerd levensmiddel of diervoeder waarschijnlijk een ernstig risico voor de gezondheid van mens, dier of milieu inhoudt en dat het risico niet op afdoende wijze kan worden beheerst met de door de betrokken lidstaat of lidstaten getroffen maatregelen.

(2)

Krachtens Richtlijn 96/23/EG van de Raad van 29 april 1996 inzake controlemaatregelen ten aanzien van bepaalde stoffen en residuen daarvan in levende dieren en in dierlijke producten (2) moet op het productieproces van dieren en primaire producten van dierlijke oorsprong toezicht worden gehouden met het oog op de opsporing van bepaalde residuen en stoffen bij levende dieren, in de excreta en biologische vloeistoffen daarvan, alsmede in weefsel, dierlijke producten, diervoeders en drinkwater. Artikel 29 van Richtlijn 96/23/EG bepaalt dat de door derde landen geboden garanties een uitwerking moeten hebben die ten minste gelijkwaardig is aan die welke aan de bij deze richtlijn vastgestelde garanties verbonden is.

(3)

De resultaten van het laatste communautaire inspectiebezoek aan India hebben tekortkomingen in het controlesysteem voor residuen in levende dieren en dierlijke producten aan het licht gebracht.

(4)

In weerwil van de door India geboden garanties ontvangt de Commissie van de lidstaten steeds meer meldingen van de aanwezigheid van nitrofuranen en metabolieten daarvan in uit India ingevoerde schaaldieren die bestemd zijn voor menselijke consumptie of voor diervoeding. Die stoffen vormen een ernstig risico voor de volksgezondheid en de aanwezigheid ervan in levensmiddelen is verboden bij Verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad (3).

(5)

Deze producten van dierlijke oorsprong worden ook gebruikt voor de vervaardiging van voeder voor aquacultuurdieren. Nitrofuranen of de metabolieten daarvan zijn krachtens Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad (4) niet toegelaten als toevoegingsmiddel voor diervoeding. Bovendien mogen dergelijke producten van dierlijke oorsprong die als antibacteriële stoffen gebruikte nitrofuranen bevatten, niet in veevoeder worden gebruikt, aangezien zij overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad (5) dierlijke bijproducten van categorie 2 zijn.

(6)

Daarom is het passend op communautair niveau bepaalde noodmaatregelen te nemen die van toepassing zijn op uit India ingevoerde schaaldieren afkomstig van aquacultuur, om de doeltreffende en uniforme bescherming van de volksgezondheid in alle lidstaten te garanderen.

(7)

Dienovereenkomstig mogen de lidstaten de invoer uit India van schaaldieren afkomstig van aquacultuur slechts toelaten indien kan worden aangetoond dat zij bij de oorsprong aan een analytische test zijn onderworpen om na te gaan of de concentratie nitrofuranen of metabolieten daarvan overeenkomstig Beschikking 2002/657/EG van de Commissie (6) niet hoger is dan de beslissingsgrens van de voor de analyse gebruikte bevestigingsmethode.

(8)

Het is echter passend de invoer van zendingen die niet vergezeld gaan van de resultaten van de analytische tests bij de oorsprong, toe te laten op voorwaarde dat de invoerende lidstaten garanderen dat die zendingen bij aankomst aan de grens van de Gemeenschap worden getest en onder officiële controle worden gehouden totdat de resultaten beschikbaar zijn.

(9)

Deze beschikking moet opnieuw worden bekeken in het licht van de door India geboden garanties en op basis van de resultaten van de door de lidstaten uitgevoerde analytische tests.

(10)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Deze beschikking is van toepassing op zendingen van uit India ingevoerde schaaldieren afkomstig van aquacultuur die bestemd zijn voor menselijke consumptie of voor diervoeding (hierna „zendingen schaaldieren” genoemd).

Artikel 2

1.   De lidstaten laten de invoer van zendingen schaaldieren in de Gemeenschap toe op voorwaarde dat zij vergezeld gaan van de resultaten van een bij de oorsprong uitgevoerde analytische test om te garanderen dat zij geen gevaar voor de volksgezondheid vormen.

2.   De analytische test moet met name met het oog op de opsporing van de aanwezigheid van nitrofuranen of metabolieten daarvan worden uitgevoerd overeenkomstig Beschikking 2002/657/EG.

Artikel 3

1.   In afwijking van artikel 2 laten de lidstaten de invoer van zendingen schaaldieren die niet vergezeld gaan van de resultaten van een analytische test, toe op voorwaarde dat de invoerende lidstaat garandeert dat elke zending bij aankomst aan de grens van de Gemeenschap alle nodige controles ondergaat om te garanderen dat zij geen gevaar voor de volksgezondheid vormt.

2.   De in lid 1 bedoelde zendingen worden aan de grens van de Gemeenschap vastgehouden totdat uit laboratoriumtests blijkt dat geen metabolieten van nitrofuranen aanwezig zijn in concentraties boven de communautaire minimaal vereiste prestatielimiet (MRPL) van 1 μg/kg zoals gedefinieerd in Beschikking 2002/657/EG.

Artikel 4

1.   Indien de in artikel 3, lid 2, bedoelde analytische test wijst op de aanwezigheid van metabolieten van nitrofuranen in concentraties boven de beslissingsgrens (CC-alfa) van de voor de analyse gebruikte bevestigingsmethode overeenkomstig artikel 6 van Beschikking 2002/657/EG, stellen de lidstaten de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

2.   Indien de analytische test wijst op de aanwezigheid van nitrofuranen of metabolieten daarvan in concentraties boven de communautaire MRPL, mogen de zendingen niet in de handel worden gebracht.

3.   De lidstaten maken voor de indiening van de in lid 2 bedoelde informatie gebruik van het bij Verordening (EG) nr. 178/2002 opgezette systeem voor snelle waarschuwingen voor levensmiddelen en diervoeders.

4.   De lidstaten brengen om de drie maanden bij de Commissie verslag uit over alle resultaten van de analytische tests. Er wordt gebruikgemaakt van het gemeenschappelijke rapportageformaat, als vastgesteld in de bijlage bij deze beschikking.

5.   De verslagen worden ingediend in de loop van de maand volgend op elk kwartaal (april, juli, oktober en januari).

Artikel 5

Alle uit de toepassing van deze beschikking voortvloeiende uitgaven zijn voor rekening van de verzender, de ontvanger of hun gemachtigde.

Artikel 6

De lidstaten stellen de Commissie onverwijld in kennis van de maatregelen die zij nemen om aan deze beschikking te voldoen.

Artikel 7

Deze beschikking wordt opnieuw bekeken op basis van de door India geboden garanties en de resultaten van de door de lidstaten uitgevoerde analytische tests.

Artikel 8

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 30 september 2009.

Voor de Commissie

Androulla VASSILIOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1.

(2)  PB L 125 van 23.5.1996, blz. 10.

(3)  PB L 224 van 18.8.1990, blz. 1.

(4)  PB L 268 van 18.10.2003, blz. 29.

(5)  PB L 273 van 10.10.2002, blz. 1.

(6)  PB L 221 van 17.8.2002, blz. 8.


BIJLAGE

GEMEENSCHAPPELIJK RAPPORTAGEFORMAAT ALS BEDOELD IN ARTIKEL 4, LID 4

Resultaten van controles op uit India ingevoerde zendingen schaaldieren wat betreft nitrofuranen en metabolieten daarvan

Soort schaaldieren

Monstercode

Datum analyse

(dd/mm/jjjj)

Resultaat

(μg/kg)

CCα van de bevestigingsmethode

> MRPL (1 μg/kg)

J/N

Besluit (afgewezen/herverzonden/vernietigd/in de handel gebracht)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


1.10.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 258/34


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 30 september 2009

tot verlenging, zonder beperkingen, van de communautaire erkenning van het „Polish Register of Shipping”

(Voor de EER relevante tekst)

(2009/728/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 391/2009 van het Europees Parlement en de Raad inzake gemeenschappelijke voorschriften en normen voor met de inspectie en controle van schepen belaste organisaties (1), en met name op artikel 15,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Beschikking 2006/660/EG (2) heeft de Commissie beperkte erkenning verleend aan het „Polish Register of Shipping” voor een periode van drie jaar. Beperkte erkenning wordt verleend aan organisaties die bekend staan als classificatiebureaus en die aan alle criteria van de bijlage bij Richtlijn 94/57/EG van de Raad van 22 november 1994 inzake gemeenschappelijke voorschriften en normen voor met de inspectie en controle van schepen belaste organisaties en voor de desbetreffende werkzaamheden van maritieme instanties (3) voldoen, behalve die van de punten 2 en 3 van deel „A. Algemene Criteria” van die bijlage. De gevolgen van die erkenning bleven beperkt tot Tsjechië, Cyprus, Litouwen, Malta, Polen en Slowakije.

(2)

De Commissie heeft het Polish Register of Shipping beoordeeld overeenkomstig artikel 11, lid 3, van Richtlijn 94/57/EG. De beoordeling is gebaseerd op de resultaten van vier verkennende onderzoeken door deskundigen van het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid in 2007 overeenkomstig artikel 2, onder b), iii), van Verordening (EG) nr. 1406/2002 van het Europees Parlement en de Raad (4). De Tsjechische, Cypriotische, Litouwse, Maltese, Poolse en Slowaakse overheidsinstanties zijn uitgenodigd aan de beoordeling deel te nemen. De Commissie heeft ook rekening gehouden met de bevindingen van twee andere inspecties die in april en mei 2009 door het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid zijn uitgevoerd om de activiteiten van het Polish Register of Shipping op het gebied van het toezicht op de bouw van nieuwe schepen te onderzoeken en om de door het Polish Register of Shipping naar aanleiding van de beoordeling door de Commissie uitgevoerde correctieve maatregelen te controleren.

(3)

Waar tekortkomingen waren vastgesteld, heeft het Polish Register of Shipping in de meeste gevallen onmiddellijk de juiste en afdoende correctieve maatregelen genomen. De resterende tekortkomingen betreffen hoofdzakelijk de uitvoering van de voorschriften en procedures van het Shipping Register, met name ten aanzien van de controle van de kwaliteit van scheepswerven en de controle van nieuwe constructies, de opleiding en kwalificaties van deskundigen en de overgang van klasse. Het Polish Register of Shipping is derhalve verzocht om ten aanzien van deze punten verdergaande correctieve maatregelen te nemen. Ondanks de ernst van deze tekortkomingen vormen zij momenteel geen rechtvaardiging om de algemene kwaliteit van de voornaamste systemen en controlemechanismen van de organisatie in twijfel te trekken.

(4)

Ondertussen is Verordening (EG) nr. 391/2009 in werking getreden. In die verordening is bepaald dat organisaties waaraan op de datum van inwerkingtreding ervan erkenning was verleend op grond van Richtlijn 94/57/EG, hun erkenning behouden. Die erkenningen moeten uiterlijk op 17 juni 2010 door de Commissie zijn onderzocht, om na te gaan of de beperkingen door andere moeten worden vervangen dan wel moeten worden geschrapt.

(5)

Uit de op de beoordeling en inspecties gebaseerde informatie waarover de Commissie beschikt, blijkt dat de Polish Register of Shipping over het algemeen aan de eisen en verplichtingen van Verordening (EG) nr. 391/2009 voor alle activiteiten en alle typen schepen voldoet.

(6)

Op grond van de onlangs gepubliceerde gegevens van het Memorandum van overeenstemming van Parijs inzake havenstaatcontrole betreffende de door de ondertekenende partijen in 2008 uitgevoerde inspecties, bedroeg het aantal in de periode 2006-2008 aangehouden schepen in verhouding tot de door het Polish Register of Shipping verleende certificaten 0,77 % van het totale aantal inspecties, terwijl dat voor erkende organisaties gemiddeld 0,34 % was.

(7)

Een uitbreiding van de communautaire erkenning van het Polish Register of Shipping moet op 29 september 2009 in werking treden om de continuïteit van de regeling te garanderen.

(8)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 12 van Verordening (EG) nr. 391/2009 opgerichte COSS-comité,

BESLUIT:

Artikel 1

De communautaire erkenning van het Polish Register of Shipping wordt hierbij verlengd, zonder beperkingen, met ingang van 29 september 2009.

Artikel 2

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 30 september 2009.

Voor de Commissie

Antonio TAJANI

Vicevoorzitter


(1)  PB L 131 van 28.5.2009, blz. 11.

(2)  PB L 272 van 3.10.2006, blz. 17.

(3)  PB L 319 van 12.12.1994, blz. 20.

(4)  PB L 208 van 5.8.2002, blz. 1.


Rectificaties

1.10.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 258/36


Rectificatie van Verordening (EG) nr. 316/2009 van de Commissie van 17 april 2009 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1973/2004 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad met betrekking tot de bij de titels IV en IV bis van die verordening ingestelde steunregelingen en het gebruik van braakgelegde grond voor de productie van grondstoffen

( Publicatieblad van de Europese Unie L 100 van 18 april 2009 )

Bladzijde 4, artikel 1, punt 6:

in plaats van:

„6.

In hoofdstuk 13 worden afdeling 2 „Seizoencorrectiepremie” (de artikelen 96, 97 en 98), artikel 117, onderafdeling 2 „Regeling inzake het extensiveringsbedrag” van afdeling 4 (de artikelen 118 en 119), afdeling 6 „Extra betalingen” (artikel 125) en artikel 133 geschrapt.”,

te lezen:

„6.

In hoofdstuk 13 worden afdeling 2 „Seizoencorrectiepremie” (de artikelen 96, 97 en 98), artikel 117, onderafdeling 2 „Regeling inzake het extensiveringsbedrag” van afdeling 4 (de artikelen 118 tot en met 119), afdeling 6 „Extra betalingen” (artikel 125) en artikel 133 geschrapt.”.