ISSN 1725-2598

doi:10.3000/17252598.L_2009.255.dut

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 255

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

52e jaargang
26 september 2009


Inhoud

 

II   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

Bladzijde

 

 

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

 

 

Europees Parlement

 

 

2009/628/EG, Euratom

 

*

Besluit van het Europees Parlement van 23 april 2009 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2007, afdeling I — Europees Parlement

1

Resolutie van het Europees Parlement van 23 april 2009 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2007, afdeling I — Europees Parlement

3

 

 

2009/629/EG

 

*

Besluit van het Europees Parlement van 23 april 2009 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2007, afdeling II — Raad

18

Resolutie van het Europees Parlement van 23 april 2009 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2007, afdeling II — Raad

19

 

 

2009/630/EG, Euratom

 

*

Besluit van het Europees Parlement van 23 april 2009 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2007, afdeling III — Commissie

24

 

 

2009/631/EG, Euratom

 

*

Besluit van het Europees Parlement van 23 april 2009 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Uitvoerend Agentschap Onderwijs, audiovisuele media en cultuur voor het begrotingsjaar 2007

27

 

 

2009/632/EG, Euratom

 

*

Besluit van het Europees Parlement van 23 april 2009 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Uitvoerend Agentschap voor concurrentievermogen en innovatie voor het begrotingsjaar 2007

30

 

 

2009/633/EG, Euratom

 

*

Besluit van het Europees Parlement van 23 april 2009 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Uitvoerend Agentschap voor het volksgezondheidsprogramma voor het begrotingsjaar 2007

33

Resolutie van het Europees Parlement van 23 april 2009 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van de besluiten over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2007, afdeling III — Commissie en uitvoerende agentschappen

36

 

 

2009/634/EG, Euratom

 

*

Besluit van het Europees Parlement van 23 april 2009 over de afsluiting van de rekeningen betreffende de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2007, afdeling III — Commissie

71

 

 

2009/635/EG

 

*

Besluit van het Europees Parlement van 23 april 2009 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2007, afdeling IV — Hof van Justitie

74

Resolutie van het Europees Parlement van 23 april 2009 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2007, afdeling IV — Hof van Justitie

75

 

 

2009/636/EG

 

*

Besluit van het Europees Parlement van 23 april 2009 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2007, afdeling V – Europese Rekenkamer

78

Resolutie van het Europees Parlement van 23 april 2009 met de daarvan een integrerend deel uitmakende opmerkingen bij het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2007, afdeling V — Europese Rekenkamer

79

 

 

2009/637/EG

 

*

Besluit van het Europees Parlement van 23 april 2009 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2007, afdeling VI — Europees Economisch en Sociaal Comité

81

Resolutie van het Europees Parlement van 23 april 2009 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2007, afdeling VI — Europees Economisch en Sociaal Comité

82

 

 

2009/638/EG

 

*

Besluit van het Europees Parlement van 23 april 2009 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2007, afdeling VII — Comité van de Regio’s

85

Resolutie van het Europees Parlement van 23 april 2009 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2007, afdeling VII — Comité van de Regio’s

86

 

 

2009/639/EG

 

*

Besluit van het Europees Parlement van 23 april 2009 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2007, afdeling VIII — Europese Ombudsman

89

Resolutie van het Europees Parlement van 23 april 2009 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2007, afdeling VIII — Europese Ombudsman

90

 

 

2009/640/EG

 

*

Besluit van het Europees Parlement van 23 april 2009 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2007, afdeling IV — Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming

93

Resolutie van het Europees Parlement van 23 april 2009 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit inzake het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2007, afdeling IX — Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming

94

 

 

2009/641/EG

 

*

Besluit van het Europees Parlement van 23 april 2009 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting voor het zevende, achtste en negende Europees Ontwikkelingsfonds voor het begrotingsjaar 2007

96

Resolutie van het Europees Parlement van 23 april 2009 met opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het zevende, achtste en negende Europees Ontwikkelingsfonds voor het begrotingsjaar 2007

98

 

 

2009/642/EG

 

*

Besluit van het Europees Parlement van 23 april 2009 over de afsluiting van de rekeningen van het zevende, achtste en negende Europees Ontwikkelingsfonds voor het begrotingsjaar 2007

110

 

 

2009/643/EG

 

*

Besluit van het Europees Parlement van 23 april 2009 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van Eurojust voor het begrotingsjaar 2007

112

Resolutie van het Europees Parlement van 23 april 2009 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van Eurojust voor het begrotingsjaar 2007

113

 

 

2009/644/EG

 

*

Besluit van het Europees Parlement van 23 april 2009 over de afsluiting van de rekeningen van Eurojust voor het begrotingsjaar 2007

116

 

 

2009/645/EG

 

*

Besluit van het Europees Parlement van 23 april 2009 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Geneesmiddelenbureau voor het begrotingsjaar 2007

117

Resolutie van het Europees Parlement van 23 april 2009 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Geneesmiddelenbureau voor het begrotingsjaar 2007

118

 

 

2009/646/EG

 

*

Besluit van het Europees Parlement van 23 april 2009 over de afsluiting van de rekeningen van het Europees Geneesmiddelenbureau voor het begrotingsjaar 2007

121

 

 

2009/647/EG

 

*

Besluit van het Europees Parlement van 23 april 2009 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart voor het begrotingsjaar 2007

122

Resolutie van het Europees Parlement van 23 april 2009 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart voor het begrotingsjaar 2007

123

 

 

2009/648/EG

 

*

Besluit van het Europees Parlement van 23 april 2009 over de afsluiting van de rekeningen van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart voor het begrotingsjaar 2007

125

 

 

2009/649/EG

 

*

Besluit van het Europees Parlement van 23 april 2009 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen voor het begrotingsjaar 2007

126

Resolutie van het Europees Parlement van 23 april 2009 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen voor het begrotingsjaar 2007

128

 

 

2009/650/EG

 

*

Besluit van het Europees Parlement van 23 april 2009 over de afsluiting van de rekeningen van het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen voor het begrotingsjaar 2007

131

 

 

2009/651/EG

 

*

Besluit van het Europees Parlement van 23 april 2009 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding voor het begrotingsjaar 2007

133

Resolutie van het Europees Parlement van 23 april 2009 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Centrum voor ziektepreventie en bestrijding voor het begrotingsjaar 2007

134

 

 

2009/652/EG

 

*

Besluit van het Europees Parlement van 23 april 2009 over de afsluiting van de rekeningen van het Europees Centrum voor ziektepreventie en bestrijding voor het begrotingsjaar 2007

136

 

 

2009/653/EG

 

*

Besluit van het Europees Parlement van 23 april 2009 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving voor het begrotingsjaar 2007

137

Resolutie van het Europees Parlement van 23 april 2009 met de opmerkingen die integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving voor het begrotingsjaar 2007

138

 

 

2009/654/EG

 

*

Besluit van het Europees Parlement van 23 april 2009 over de afsluiting van de rekeningen van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving voor het begrotingsjaar 2007

140

 

 

2009/655/EG

 

*

Besluit van het Europees Parlement van 23 april 2009 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding voor het begrotingsjaar 2007

141

Resolutie van het Europees Parlement van 23 april 2009 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding voor het begrotingsjaar 2007

142

 

 

2009/656/EG

 

*

Besluit van het Europees Parlement van 23 april 2009 over de afsluiting van de rekeningen van het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding voor het begrotingsjaar 2007

144

 

 

2009/657/EG

 

*

Besluit van het Europees Parlement van 23 april 2009 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2007

145

Resolutie van het Europees Parlement van 23 april 2009 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2007

146

 

 

2009/658/EG

 

*

Besluit van het Europees Parlement van 23 april 2009 over de afsluiting van de rekeningen van het Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2007

148

 

 

2009/659/EG

 

*

Besluit van het Europees Parlement van 23 april 2009 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Europese Stichting voor opleiding voor het begrotingsjaar 2007

149

Resolutie van het Europees Parlement van 23 april 2009 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Europese Stichting voor opleiding voor het begrotingsjaar 2007

150

 

 

2009/660/EG

 

*

Besluit van het Europees Parlement van 23 april 2009 over de afsluiting van de rekeningen van de Europese Stichting voor opleiding voor het begrotingsjaar 2007

152

 

 

2009/661/EG

 

*

Besluit van het Europees Parlement van 23 april 2009 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging voor het begrotingsjaar 2007

153

Resolutie van het Europees Parlement van 23 april 2009 met de opmerkingen die integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging voor het begrotingsjaar 2007

154

 

 

2009/662/EG

 

*

Besluit van het Europees Parlement van 23 april 2009 over de afsluiting van de rekeningen van het Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging voor het begrotingsjaar 2007

156

 

 

2009/663/EG

 

*

Besluit van het Europees Parlement van 23 april 2009 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Europese Politieacademie voor het begrotingsjaar 2007

157

Resolutie van het Europees Parlement van 23 april 2009 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Europese Politieacademie voor het begrotingsjaar 2007

158

 

 

2009/664/EG

 

*

Besluit van het Europees Parlement van 23 april 2009 over de afsluiting van de rekeningen van de Europese Politieacademie voor het begrotingsjaar 2007

161

 

 

2009/665/EG

 

*

Besluit van het Europees Parlement van 23 april 2009 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Toezichtautoriteit voor het Europees GNSS voor het begrotingsjaar 2007

162

Resolutie van het Europees Parlement van 23 april 2009 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Toezichtautoriteit voor het Europees GNSS voor het begrotingsjaar 2007

163

 

 

2009/666/EG

 

*

Besluit van het Europees Parlement van 23 april 2009 over de afsluiting van de rekeningen van de Toezichtautoriteit voor het Europees GNSS voor het begrotingsjaar 2007

166

 

 

2009/667/EG

 

*

Besluit van het Europees Parlement van 23 april 2009 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Spoorwegbureau voor het begrotingsjaar 2007

167

Resolutie van het Europees Parlement van 23 april 2009 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Spoorwegbureau voor het begrotingsjaar 2007

168

 

 

2009/668/EG

 

*

Besluit van het Europees Parlement van 23 april 2009 over de afsluiting van de rekeningen van het Europees Spoorwegbureau voor het begrotingsjaar 2007

171

 

 

2009/669/EG

 

*

Besluit van het Europees Parlement van 23 april 2009 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid voor het begrotingsjaar 2007

172

Resolutie van het Europees Parlement van 23 april 2009 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid voor het begrotingsjaar 2007

173

 

 

2009/670/EG

 

*

Besluit van het Europees Parlement van 23 april 2009 over de afsluiting van de rekeningen van het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid voor het begrotingsjaar 2007

175

 

 

2009/671/EG

 

*

Besluit van het Europees Parlement van 23 april 2009 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Bureau voor wederopbouw voor het begrotingsjaar 2007

176

Resolutie van het Europees Parlement van 23 april 2009 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Bureau voor wederopbouw voor het begrotingsjaar 2007

177

 

 

2009/672/EG

 

*

Besluit van het Europees Parlement van 23 april 2009 over de afsluiting van de rekeningen van het Europees Bureau voor wederopbouw voor het begrotingsjaar 2007

179

 

 

2009/673/EG

 

*

Besluit van het Europees Parlement van 23 april 2009 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Milieuagentschap voor het begrotingsjaar 2007

180

Resolutie van het Europees Parlement van 23 april 2009 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Milieuagentschap voor het begrotingsjaar 2007

181

 

 

2009/674/EG

 

*

Besluit van het Europees Parlement van 23 april 2009 over de afsluiting van de rekeningen van het Europees Milieuagentschap voor het begrotingsjaar 2007

184

 

 

2009/675/EG

 

*

Besluit van het Europees Parlement van 23 april 2009 inzake het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid voor het begrotingsjaar 2007

185

Resolutie van het Europees Parlement van 23 april 2009 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid voor het begrotingsjaar 2007

186

 

 

2009/676/EG

 

*

Besluit van het Europees Parlement van 23 april 2009 over de afsluiting van de rekeningen van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid voor het begrotingsjaar 2007

189

 

 

2009/677/EG

 

*

Besluit van het Europees Parlement van 23 april 2009 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden voor het begrotingsjaar 2007

190

Resolutie van het Europees Parlement van 23 april 2009 met de opmerkingen die integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden voor het begrotingsjaar 2007

191

 

 

2009/678/EG

 

*

Besluit van het Europees Parlement van 23 april 2009 over de afsluiting van de rekeningen van de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden voor het begrotingsjaar 2007

194

 

 

2009/679/EG

 

*

Besluit van het Europees Parlement van 23 april 2009 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Agentschap voor veiligheid en gezondheid op het werk voor het begrotingsjaar 2007

195

Resolutie van het Europees Parlement van 23 april 2009 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Agentschap voor veiligheid en gezondheid op het werk voor het begrotingsjaar 2007

196

 

 

2009/680/EG

 

*

Besluit van het Europees Parlement van 23 april 2009 over de afsluiting van de rekeningen van het Europees Agentschap voor veiligheid en gezondheid op het werk voor het begrotingsjaar 2007

197

 

 

2009/681/EG

 

*

Besluit van het Europees Parlement van 23 april 2009 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten voor het begrotingsjaar 2007

198

Resolutie van het Europees Parlement van 23 april 2009 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten voor het begrotingsjaar 2007

199

 

 

2009/682/EG

 

*

Besluit van het Europees Parlement van 23 april 2009 over de afsluiting van de rekeningen van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten voor het begrotingsjaar 2007

201

 

 

2009/683/EG

 

*

Besluit van het Europees Parlement van 23 april 2009 inzake de verlening van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Communautair Bureau voor visserijcontrole voor het begrotingsjaar 2007

202

Resolutie van het Europees Parlement van 23 april 2009 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Communautair Bureau voor visserijcontrole voor het begrotingsjaar 2007

203

 

 

2009/684/EG

 

*

Besluit van het Europees Parlement van 23 april 2009 over de afsluiting van de rekeningen van het Communautair Bureau voor visserijcontrole voor het begrotingsjaar 2007

205

 

*

Resolutie van het Europees Parlement van 23 april 2009 over het financiële beheer en het toezicht op EU-agentschappen

206

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

Europees Parlement

26.9.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 255/1


BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 23 april 2009

over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2007, afdeling I — Europees Parlement

(2009/628/EG, Euratom)

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2007 (1),

gezien de definitieve jaarrekening van de Europese Gemeenschappen voor het begrotingsjaar 2007 — Deel I (SEC(2008) 2359 — C6-0416/2008) (2),

gezien het verslag over begrotings- en financieel beheer voor het begrotingsjaar 2007, afdeling I, Europees Parlement (3),

gezien het jaarverslag van de intern controleur voor 2007,

gezien het jaarverslag van de Rekenkamer over de uitvoering van de begroting over het begrotingsjaar 2007, vergezeld van de antwoorden van de instellingen (4),

gezien de verklaring van de Rekenkamer waarin de betrouwbaarheid van de rekeningen en de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen worden bevestigd, als bedoeld in artikel 248 van het EG-Verdrag (5),

gelet op artikel 272, lid 10, en artikel 275 van het EG-Verdrag en artikel 179 bis van het Euratom-Verdrag,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (6), en met name de artikelen 145, 146 en 147,

gelet op artikel 13 van de interne voorschriften voor de uitvoering van de begroting van het Europees Parlement (7),

gelet op artikel 147, lid 1, van het Financieel Reglement, volgens welk elke instelling alles in het werk moet stellen om gevolg te geven aan de opmerkingen waarvan het kwijtingsbesluit van het Europees Parlement vergezeld gaat,

onder verwijzing naar zijn resolutie van 15 maart 2006 over de richtsnoeren voor de begrotingsprocedure 2007 — Afdelingen II, IV, V, VI, VII, VIII(A) en VIII(B) en voor het voorontwerp van raming van het Europees Parlement (Afdeling I) voor de begrotingsprocedure 2007 (8),

gelet op artikel 71, artikel 74, lid 3, en bijlage V, van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A6-0184/2009),

A.

overwegende dat de Rekenkamer in zijn audit heeft geconstateerd dat, wat de administratieve uitgaven betreft, alle instellingen in 2007 bevredigende controle- en toezichtsystemen hebben gehanteerd, overeenkomstig het Financieel Reglement, en dat de gecontroleerde transacties geen materiële fouten bevatten (9),

B.

overwegende dat de secretaris-generaal op 3 juni 2008 heeft bevestigd dat er redelijke zekerheid bestaat dat de begroting van het Europees Parlement is uitgevoerd volgens de beginselen van goed financieel beheer, en dat het controle- en toezichtsysteem de nodige garanties biedt ten aanzien van de wettigheid en de regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen,

1.

verleent zijn voorzitter kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Parlement voor het begrotingsjaar 2007;

2.

formuleert zijn opmerkingen in onderstaande resolutie;

3.

verzoekt zijn voorzitter dit besluit en de resolutie, die daarvan een integrerend deel uitmaakt, te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, het Hof van Justitie, de Rekenkamer, de Europese Ombudsman en de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).

De voorzitter

Hans-Gert PÖTTERING

De secretaris-generaal

Klaus WELLE


(1)  PB L 77 van 16.3.2007.

(2)  PB C 287 van 10.11.2008, blz. 1.

(3)  PB C 148 van 13.6.2008, blz. 1.

(4)  PB C 286 van 10.11.2008, blz. 1.

(5)  PB C 287 van 10.11.2008, blz. 111.

(6)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(7)  PE 349.540/Bur/bijl./def.

(8)  PB C 291 E van 30.11.2006, blz. 311.

(9)  PB C 286 van 10.11.2008, punt 11.6.


RESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 23 april 2009

met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2007, afdeling I — Europees Parlement

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2007 (1),

gezien de definitieve jaarrekening van de Europese Gemeenschappen voor het begrotingsjaar 2007 — Deel I (SEC(2008) 2359 — C6-0416/2008) (2),

gezien het verslag over begrotings- en financieel beheer voor het begrotingsjaar 2007, afdeling I, Europees Parlement (3),

gezien het jaarverslag van de intern controleur voor 2007,

gezien het jaarverslag van de Rekenkamer over de uitvoering van de begroting over het begrotingsjaar 2007, vergezeld van de antwoorden van de instellingen (4),

gezien de verklaring van de Rekenkamer waarin de betrouwbaarheid van de rekeningen en de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen worden bevestigd, als bedoeld in artikel 248 van het EG-Verdrag (5),

gelet op artikel 272, lid 10, en artikel 275 van het EG-Verdrag en artikel 179 bis van het Euratom-Verdrag,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (6), en met name de artikelen 145, 146 en 147,

gelet op artikel 13 van de interne voorschriften voor de uitvoering van de begroting van het Europees Parlement (7),

gelet op artikel 147, lid 1, van het Financieel Reglement, volgens welk elke instelling alles in het werk moet stellen om gevolg te geven aan de opmerkingen waarvan het kwijtingsbesluit van het Europees Parlement vergezeld gaat,

onder verwijzing naar zijn resolutie van 15 maart 2006 over de richtsnoeren voor de begrotingsprocedure 2007 — Afdelingen II, IV, V, VI, VII, VIII(A) en VIII(B) en voor het voorontwerp van raming van het Europees Parlement (Afdeling I) voor de begrotingsprocedure 2007 (8),

gelet op artikel 71, artikel 74, lid 3, en bijlage V, van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A6-0184/2009),

A.

overwegende dat de Rekenkamer in zijn audit heeft geconstateerd dat, wat de administratieve uitgaven betreft, alle instellingen in 2007 bevredigende controle- en toezichtsystemen hebben gehanteerd, overeenkomstig het Financieel Reglement, en dat de gecontroleerde transacties geen materiële fouten bevatten (9),

B.

overwegende dat de secretaris-generaal op 3 juni 2008 heeft bevestigd dat er redelijke zekerheid bestaat dat de begroting van het Europees Parlement is uitgevoerd volgens de beginselen van goed financieel beheer, en dat het controle- en toezichtsysteem de nodige garanties biedt ten aanzien van de wettigheid en de regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen,

Belangrijkste wijzigingen in het beheer van de begroting van het Parlement in de zittingsperiode 2004-2009

1.

wijst erop dat deze kwijting de laatste is van de zittingsperiode 2004-2009, waarin het beheer van de begroting van de Europese Unie in het algemeen en van het Parlement in het bijzonder op een aantal punten is gewijzigd;

2.

wijst erop dat tijdens deze zittingsperiode het nieuwe Financieel Reglement volledig is geïmplementeerd en in 2008 opnieuw is herzien, hetgeen het financiële beheer flink heeft gewijzigd, met name door een aanscherping van de aanbestedingsregels en een verbetering van de structuur van de controleketen van de financiële procedures, een vergroting van de verantwoordelijkheid van de ordonnateurs en een decentralisering van de financiële controles; wijst erop dat deze wijzigingen extra gekwalificeerd personeel nodig hebben gemaakt en tot bijkomend administratief werk hebben geleid, en volgens de directoraten-generaal van het Parlement inderdaad tot een verbetering van het financiële beheer hebben geleid;

3.

wijst er echter op dat het Financieel Reglement mogelijkerwijs diepgaander moet worden herzien, aangezien van een aantal procedures is gebleken dat ze voor het Parlement onwerkbaar zijn; betreurt het feit dat dit tot méér uitzonderingen heeft geleid (zie de bijlagen bij de jaarlijkse activiteitenverslagen);

4.

herinnert eraan dat het nieuwe Financieel Reglement, dat veel méér gespecialiseerd personeel nodig maakte, in werking trad op hetzelfde moment als het herziene Statuut van de ambtenaren en de regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden (10), hetgeen de administratie van het Parlement onder aanzienlijke druk heeft geplaatst;

5.

herinnert eraan dat in 2004 tien nieuwe lidstaten en in 2007 Bulgarije en Roemenië tot de Europese Unie zijn toegetreden, hetgeen de voornaamste reden was voor de personeelstoename van 4 662 op 1 januari 2004 (alle categorieën) tot 6 101 op 31 december 2008; is derhalve verheugd over de inspanningen van de administratie van het Parlement om deze grote toename soepel te laten verlopen; wijst erop dat bijna alle bijkomende posten met de uitbreiding te maken hebben, en dat de nettotoename van niet aan de uitbreiding gerelateerd personeel slechts 1,2 % bedraagt;

6.

wijst erop dat in 2007 99,9 % van de betalingen betreffende de vergoeding voor parlementaire medewerkers gerechtvaardigd is gebleken, en dat de stijging van dit percentage toe te schrijven is aan de door het Bureau vastgestelde verbeterde procedures met betrekking tot de bewijsstukken, alsmede aan de aanzienlijke inspanningen van de administratie en het grotere bewustzijn onder de leden;

7.

wijst met nadruk op het feit dat de lidstaten voor het eerst sinds de oprichting van het Parlement tot een akkoord zijn gekomen over een statuut voor de leden; dit statuut zal leiden tot een voor alle leden gelijke vergoedings- en verzekeringssituatie, een eind maken aan de significante verschillen tussen hun nationale salarissen en een transparant systeem introduceren voor alle soorten vergoedingen en betalingen;

8.

herinnert eraan dat de goedkeuring van een statuut voor medewerkers één van de prioriteiten was in de resolutie inzake begrotingsrichtsnoeren voor 2007; is in dit verband verheugd over de goedkeuring door de Raad op 19 december 2008 van het voorstel van de Commissie (COM(2008) 786) als gewijzigd door het Parlement (11); de inwerkingtreding ervan in juli 2009 zal leiden tot veel meer transparantie betreffende het gebruik van deze middelen en ervoor zorgen dat de sociale en werknemersrechten van de medewerkers ten volle worden gerespecteerd;

Verslag over het begrotings- en financiële beheer (12)

9.

constateert dat de ontvangsten van het Parlement in 2007 een bedrag van 144 449 007 EUR beliepen (126 126 604 EUR in 2006);

Definitieve rekeningen 2007 (in EUR)

10.

neemt kennis van de onderstaande cijfers, op grond waarvan de rekeningen van het Parlement voor het financieel jaar 2007 werden gesloten:

a)   Beschikbare kredieten

kredieten voor 2007

1 397 460 174

niet-automatische overdrachten van het begrotingsjaar 2006

4 817 000

automatische overdrachten van het begrotingsjaar 2006

188 746 822,24

kredieten corresponderend met bestemmingsontvangsten voor 2007

42 522 400,66

overdrachten corresponderend met bestemmingsontvangsten van het begrotingsjaar 2006

34 640 774,58

Totaal

1 668 187 171,4848

b)   Besteding van de kredieten in het begrotingsjaar 2007

vastleggingen

1 594 372 252,26

verrichte betalingen

1 329 131 440,46

nog niet verrichte betalingen en nog niet vastgelegde kredieten afkomstig van bestemmingsontvangsten

263 564 514,64

overgedragen kredieten, waaronder die afkomstig van bestemmingsontvangsten

263 564 514,64

geannuleerde kredieten

31 691 180,38

c)   Begrotingsontvangsten

ontvangen in 2007

144 449 007,32

d)

Totale balans op 31 december 2007

1 788 830 683

11.

wijst erop dat de goedgekeurde kredieten op de oorspronkelijke begroting van het Parlement voor 2007 in totaal 1 397 460 174 EUR bedroegen, een stijging van 6 % ten opzichte van de begroting voor 2006 (1 321 600 000 EUR), en dat er geen gewijzigde begroting is ingediend in 2007;

12.

geeft aan dat, in plaats van niet-besteed geld terug te geven aan de lidstaten, het Parlement, net als in voorgaande jaren, heeft besloten een „ramassage” van de diverse begrotingslijnen te doen ten belope van in totaal 25 miljoen EUR (2006: 37 246 425 EUR), en dat geld te gebruiken voor de aankoop van een gebouw in Wenen voor de oprichting van het Huis van de Europese Unie (samen met de Commissie); wijst er evenwel op dat het Parlement, in zijn resolutie van 24 april 2007 over de kwijting voor het begrotingsjaar 2005 (13), erom had gevraagd dat, met het oog op begrotingstransparantie, uitgaven voor gebouwen op de begroting zouden worden opgenomen in plaats van via een „ramassage” zouden worden gefinancierd;

13.

is verheugd over het feit dat het verslag over het begrotings- en financiële beheer — zoals gevraagd in eerdere kwijtingsresoluties — een heldere en transparante richtsnoer is geworden voor het financiële beheer van het Parlement tijdens het begrotingsjaar waarop het betrekking heeft;

De rekeningen van het Parlement

14.

wijst erop dat de rekenplichtige van het Parlement in zijn certificering van de definitieve rekeningen verklaart redelijke zekerheid te hebben verkregen dat deze een getrouw en juist beeld geven van de financiële positie van het Parlement in alle materiële aspecten; wijst er daarnaast op dat hij aangeeft dat er geen zaken onder zijn aandacht zijn gebracht die het maken van een voorbehoud rechtvaardigen;

15.

herinnert aan het besluit van de voorzitter betreffende de goedkeuring van de rekeningen voor het begrotingsjaar 2007;

16.

neemt nota van het negatieve financiële resultaat van het begrotingsjaar 2007 (209 985 279 EUR), dat hoofdzakelijk is toe te schrijven aan een toename van de schulden van 256 095 000 EUR in verband met een voorziening voor primaire pensioenen voor bepaalde categorieën leden, die, overeenkomstig bijlage III bij de KVL, rechtstreeks door het Parlement worden gefinancierd;

17.

verzoekt de secretaris-generaal aan te geven hoe hoog de voorziening voor ledenpensioenen naar verwachting zal zijn wanneer het statuut van de leden in werking treedt, en hoe die voorziening boekhoudtechnisch op de balans van het Parlement zal worden opgenomen;

18.

wijst erop dat de bijlagen bij de balans de waarde van de gebouwen waarvan het Parlement eigenaar is schat op 1 015 159 978 EUR na afschrijvingen, tegen totale verwervingskosten van 1 650 945 693 EUR; verzoekt de secretaris-generaal een overzicht te presenteren van de huidige marktwaarde van elk gebouw waarvan het Parlement eigenaar is, en deze waarde te vergelijken met de aankoopprijs;

Verklaring van betrouwbaarheid van de secretaris-generaal

19.

is verheugd over de verklaring van de secretaris-generaal van 3 juni 2008 in zijn hoedanigheid als gedelegeerd hoofdordonnateur betreffende de activiteitenverslagen voor 2007 van de ordonnateurs, waarin hij verklaart redelijke zekerheid te hebben verkregen dat de begroting van het Parlement is uitgevoerd in overeenstemming met de beginselen van goed financieel beheer en dat de controleregelingen de noodzakelijke garanties bieden voor wat betreft de wettigheid en de regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen;

20.

wijst evenwel op zijn opmerking in de voornoemde verklaring dat het regelgevend kader voor de parlementaire vergoedingen, inclusief de uitgaven voor parlementaire medewerkers, zo ingewikkeld is geworden dat het in de praktijk moeilijk uitvoerbaar wordt, en dat hij om deze reden het initiatief heeft genomen een nieuw systeem te ontwikkelen, dat naar verwachting in juli 2009 in werking zal treden;

Activiteitenverslagen van de directeuren-generaal

21.

stelt met tevredenheid vast dat alle directeuren-generaal zonder voorbehouden verklaringen van betrouwbaarheid hebben afgegeven voor de uitvoering van de begroting door hun diensten in 2007;

22.

is zich ervan bewust dat de activiteitenverslagen een intern managementinstrument zijn, hoofdzakelijk bedoeld om de secretaris-generaal een helder overzicht te geven van het functioneren van de administratie en in het bijzonder van de problemen die zich daarbij voordoen;

23.

wijst erop dat het activiteitenverslag van elk DG een bijlage heeft met een lijst met uitzonderingen, d.w.z. afwijkingen van het Financieel Reglement en secundaire regels; maakt zich zorgen over het feit dat het totale aantal uitzonderingen veel hoger is dan het gemiddelde jaarlijkse aantal geweigerde „goedkeuringen” vóór 2003 op basis van het oude Financieel Reglement, toen alle verrichtingen door de financieel controleur moesten worden goedgekeurd;

Jaarverslag Rekenkamer 2007

24.

overwegende dat de Rekenkamer heeft geconstateerd dat, wat de administratieve uitgaven in 2007 betreft, alle instellingen bevredigende controle- en toezichtsystemen hebben gehanteerd, overeenkomstig het Financieel Reglement, en dat de gecontroleerde verrichtingen geen materiële fouten bevatten;

25.

neemt nota van de specifieke bevindingen in het jaarverslag van de Rekenkamer voor 2007 met betrekking tot het Parlement, alsook van de antwoorden van het Parlement, betreffende de vermenigvuldigingsfactor die wordt toegepast op het salaris van het personeel naar aanleiding van de vaststelling van het herziene personeelsstatuut op 1 mei 2004, en betreffende de betalingen in 2007 uit in 2006 overgedragen kredieten voor in 2008 in gebouw D5 te installeren „high-speed” camera’s;

26.

neemt daarnaast nota van de tekst in het jaarverslag over de follow-up van de opmerkingen in voorgaande jaarverslagen met betrekking tot de forfaitaire vergoeding van verblijfskosten van ambtenaren op dienstreis, bewijsstukken betreffende het gebruik van de vergoeding voor parlementaire medewerkers, en, m.b.t. de aanvullende vrijwillige pensioenregeling, de noodzaak van het vaststellen van duidelijke regels betreffende de aansprakelijkheden en verantwoordelijkheden van het Parlement en de aangeslotenen bij de pensioenregeling in het geval van een tekort;

27.

neemt kennis van de antwoorden van het Parlement in het kader van de procedure op tegenspraak met de Rekenkamer;

Follow-up door de secretaris-generaal van de laatste kwijtingsresolutie

28.

is verheugd over de besluiten van het Bureau van 10 maart 2008, 19 mei 2008 en 7 juli 2008 betreffende uitvoeringsmaatregelen voor het ledenstatuut en de vergoeding voor parlementaire medewerkers, die een rechtstreekse follow-up vormen van de aanbevelingen in het kader van de kwijting 2006; is daarnaast verheugd over de toezegging van de voorzitter om deze besluiten uit te voeren;

29.

herinnert eraan dat krachtens artikel 147, lid 1, van het Financieel Reglement, de Commissie en alle overige instellingen alles in het werk moeten stellen om gevolg te geven aan de opmerkingen waarvan het kwijtingsbesluit van het Parlement vergezeld gaat;

30.

feliciteert de secretaris-generaal derhalve met het feit dat hij de in de laatste kwijtingsresolutie van de administratie gevraagde verslagen tijdig vóór het begin van de kwijtingsprocedure voor het begrotingsjaar 2007 heeft voorgelegd;

31.

neemt kennis van de conclusie van de Juridische Dienst van 29 april 2008 (SJ 775/06) met betrekking tot de paragrafen van de resolutie van het Parlement van 22 april 2008 betreffende de kwijting voor het begrotingsjaar 2006 over het vrijwillige pensioenfonds, met name: „Het Bureau heeft zijn eigen bevoegdheden en verantwoordelijkheden, vastgelegd in het reglement van het Parlement. Het is derhalve aan het Bureau om te bepalen of het afstand neemt van de wil zoals tot uitdrukking gebracht door de voltallige vergadering in haar resolutie van 22 april 2008, of dat het deze respecteert”; is evenwel van mening dat deze conclusie, die stoelt op het Reglement van het Parlement, niet helemaal strookt met de ondubbelzinnige tekst van artikel 147, lid 1, van het Financieel Reglement, dat stoelt op artikel 276 van het EG-Verdrag;

Hoorzitting met de interne financieel controleur

32.

wijst erop dat tijdens de vergadering van de bevoegde commissie met de interne financieel controleur op 20 januari 2009, hetgeen een publieke vergadering was die via webstream werd uitgezonden, en tijdens dewelke de interne financieel controleur zijn jaarverslag heeft gepresenteerd, de interne financieel controleur heeft aangegeven dat hij in 2007 18 verslagen had goedgekeurd of in ontwerp-versie had voorgelegd over onder andere:

de uitgaven voor dienstreizen van het personeel

IT-beheer

voorschotten, inventaris en begrotingsbeheer in bepaalde voorlichtingsbureaus

politieke partijen op Europees niveau

individuele rechten van personeelsleden

follow-up van de herziening van het interne controlekader

vergoeding voor parlementaire medewerkers;

33.

wijst op de belangrijkste conclusies in het jaarverslag van de interne financieel controleur, te weten:

dat de structuur voor IT-beheer in het Parlement, zoals gecontroleerd, niet de garantie bood dat op de middellange termijn de juiste IT-keuzes worden gemaakt, of dat er sprake was van een adequaat strategisch IT-planningsproces;

dat de controleactiviteiten op het vlak van de individuele rechten van de personeelsleden aanzienlijk moeten worden geïntensiveerd, de kwaliteit van de gegevens in de relevante systemen voor IT-beheer moet worden verbeterd, en dat de procedures en de richtsnoeren voor ondersteuning van de beheer- en controleactiviteiten goed moeten worden gedocumenteerd;

dat de door de Europese politieke partijen gepresenteerde informatie en documentatie niet altijd volstond ter onderbouwing van hun aanvragen om financiële bijdragen of om de goedkeurende dienst in staat te stellen de subsidiabliteit van het betalingsverzoek te verifiëren;

34.

neemt nota van en steunt de opmerkingen van de interne financieel controleur ten aanzien van:

het belang om op centraal niveau een interinstitutionele gedragscode vast te stellen voor de betrekkingen met externe consultants (waarvoor de secretaris-generaal in juli 2008 richtsnoeren heeft vastgesteld);

het belang om te garanderen dat er op centraal niveau een effectief systeem voor risicobeheer bestaat, met overeengekomen procedures voor het in kaart brengen en beoordelen van risico’s, het formuleren van reacties op en het rapporteren over die risico’s, en het verzekeren van de toezichthoudende en de besluitvormende organen dat risicobeheer effectief is en dat op alle risico’s passend zal worden gereageerd (onder andere in de vorm van interne controles);

Contracten en aanbestedingen

35.

herinnert eraan dat het Parlement op zijn website via „quick links” (14) algemene informatie publiceert over gegunde contracten en dat het, in overeenstemming met het Financieel Reglement, i) specifieke informatie over contracten met een waarde van méér dan 60 000 EUR in het Publicatieblad publiceert, en ii) een lijst van contracten met een waarde van tussen de 25 000 EUR en 60 000 EUR op zijn website publiceert; is verheugd over de grote transparantie waartoe dit leidt, maar beveelt met het oog op grotere toegankelijkheid aan dat het Parlement op zijn website één volledige en alomvattende lijst van alle contracten publiceert;

36.

neemt nota van het feit dat het jaarverslag van de administratie aan de begrotingsautoriteit de volgende informatie over in 2007 gegunde contracten bevat:

 

Toegekende contracten

2007

2006

Contracten met een waarde gelijk aan of groter dan 25 000 EUR

331,5 m EUR

(249 contracten)

327,5 m EUR

(238 contracten)

Contracten met een waarde gelijk aan of groter dan 50 000 EUR

326,5 m EUR

(133 contracten)

322,3 m EUR

(112 contracten)

Contracten met een waarde van tussen de 25 000 EUR en 60 000 EUR

5,2 m EUR

(116 contracten)

5,2 m EUR

(126 contracten)

37.

verwelkomt het feit dat het percentage contracten dat via de open procedure is gesloten tussen 2006 en 2007 zowel in absolute bedragen als uitgedrukt in een percentage van het totale aantal contracten is gestegen, en wel als volgt:

Soort procedure

2007

2006

Waarde (EUR)

Percentage

Waarde (EUR)

Percentage

Open

162 124 519

49 %

123 936 713

38 %

Beperkt

59 593 905

18 %

12 438 031

4 %

Door onderhandelingen

109 763 269

33 %

191 162 868

58 %

Totaal

331 481 693

100 %

327 537 612

100 %

38.

wijst erop dat de administratie inmiddels de in artikel 95 van het Financieel Reglement bedoelde gegevensbank van uitsluitingen heeft opgericht en momenteel wacht op instructies van de Commissie over de coördinatie tussen deze gegevensbank en de regelingen die de Commissie hanteert op grond van de verordening (15) en het besluit die zij op 17 december 2008 heeft aangenomen;

39.

wijst erop dat, hoewel gewijzigd, de bepalingen van het Financieel Reglement inzake aanbestedingen voor kleinere instellingen nog altijd „zwaar” zijn, met name in het geval van aanbestedingen voor contracten ter hoogte van relatief kleine bedragen; verzoekt de Commissie om — bij de voorbereidingen voor toekomstige voorstellen voor aanpassingen van het Financieel Reglement — de secretarissen-generaal en de administraties van de overige instellingen uitvoerig te raadplegen om ervoor te zorgen dat in de definitieve ontwerptekst volledig met hun zorgen rekening wordt gehouden;

Management in de administratie van het Parlement

DG Presidium

40.

is verheugd over de steun van het DG Presidium voor verdere verbeteringen in het financiële beheer middels grondige bestudering van de diverse aspecten van de uitvoering van de begroting en daaraan gerelateerde procedures; wijst in het bijzonder op de geleverde inspanningen gericht op een groter bewustzijn van begrotingskwesties onder het personeel;

41.

herinnert aan zijn verzoek, voor het eerst geformuleerd in het kader van de kwijting voor het begrotingsjaar 2004, om benoeming van een risicomanager, iemand met een grote beroepservaring op dit vlak, die onafhankelijk en autonoom is op besluitvormingsgebied, een gedegen kennis van de opzet en het bestuur van de organisatie, alsmede autoriteit heeft, aangezien de standpunten van een dergelijke persoon politieke of administratieve besluiten zouden kunnen ontkrachten;

42.

acht het van essentieel belang deze risicomanager te positioneren binnen een administratieve structuur die waarborgt dat deze criteria volledig in acht worden genomen;

43.

onderstreept dat veiligheid binnen elk parlement een uiterst gevoelig thema is, maar zeker binnen een multinationaal parlement met een grote mate van zichtbaarheid, dat voortdurend door staatshoofden en regeringsleiders uit alle hoeken van de wereld wordt bezocht; verzoekt de secretaris-generaal de bevoegde commissie op de hoogte te stellen van de laatste ontwikkelingen op dit vlak; herinnert in dit verband aan het belang van heldere communicatieprocedures in het geval van grote veiligheidsproblemen in het Parlement;

44.

herinnert aan het besluit van het Bureau van 29 november 2006 houdende goedkeuring van de door de secretaris-generaal voorgestelde strategie inzake operationele continuïteit en crisisbeheer; onderstreept dat het absoluut noodzakelijk is nu eindelijk duidelijke regels te ontwikkelen voor de bevels- en crisisbeheerstructuur binnen de administratie van het Parlement, en verlangt dat het DG Presidium hier zijn uiterste best voor gaat doen;

45.

maakt zich zorgen over de toenemende „kleine criminaliteit” in de gebouwen van het Parlement, in de meeste gevallen diefstal van persoonlijke bezittingen zoals attachékoffers, draagbare computers en mobiele telefoons; steunt alle inspanningen van de administratie gericht op méér veiligheid in de gebouwen van het Parlement;

46.

wijst erop dat het Parlement in 2005 na een analyse van de veiligheidsrisico’s en op advies van een externe consultant zes bodyscanners heeft gekocht; wijst op het feit dat het Parlement, nadat het zelf dergelijke scanners had gekocht, het gebruik ervan op vliegvelden heeft weggestemd; verzoekt de secretaris-generaal in dit verband te bekijken of de scanners kunnen worden verkocht; roept zijn administratie op vóór vergelijkbare aankopen in de toekomst de leden daarvan in kennis te stellen en bij het besluitvormingsproces te betrekken;

DG intern beleid en DG extern beleid

47.

wijst op het feit dat de beleidsafdelingen van DG IPOL en DG EXPO in 2007 volledig operationeel waren, met een totaalbudget van 6 519 600 EUR; is verheugd over het feit dat zij hun voornaamste taak, te weten het geven van assistentie aan het werk van de parlementaire organen, naar steeds grotere tevredenheid verrichten; verwelkomt de insteek van de beleidsafdelingen dat kwaliteit voorop staat bij het waarborgen van externe kennis, en verzoekt hen serieus te bekijken welk contractmodel het kwalitatief meest hoogwaardige advies voor de desbetreffende commissie waarborgt;

DG Communicatie

48.

wijst erop dat DG Communicatie zowel op het vlak van audiovisuele projecten als ten aanzien van de implementatie van het bezoekerscentrum (dat het eindstadium nadert) steeds meer te doen krijgt; wijst in dit verband op de lange en logge procedures voor de voorbereidingen voor het nieuwe bezoekerscentrum, die hebben geresulteerd in 13 aanbestedingsprocedures en 20 afzonderlijke contracten;

49.

verzoekt de secretaris-generaal de voor 2009 geplande posten voor het project team van het bezoekerscentrum zo snel mogelijk op te vullen, teneinde te garanderen dat het bezoekerscentrum zijn deuren begin 2010 kan openen;

50.

is verheugd over het werk dat DG Communicatie heeft gedaan ter voorbereiding van de start van het WEB-TV-project, dat zich na een aantal problemen in de eerste aanbestedingsfase nu in het teststadium bevindt; neemt nota van het feit dat het teststadium plaatsvond van september 2008 tot maart 2009, en dat er in maart 2009 een voorlichtingscampagne is gestart om het publiek te informeren over en enthousiast te maken; voor WEB-TV; neemt nota van de moeilijkheden die om de hoek komen kijken bij de eerste mondiale WEB-TV die wordt uitgezonden in meer dan 20 talen;

51.

is verheugd over het feit dat WEB-TV het werk van het Parlement transparanter maakt, aangezien commissievergaderingen, hoorzittingen en andere activiteiten worden gewebstreamed en geïnteresseerde burgers belangrijke gebeurtenissen live kunnen volgen;

52.

neemt nota van het feit dat het Bureau op 22 oktober 2007 eenparig goedkeuring heeft gehecht aan de strategie en het actieplan voor de Europese verkiezingen 2009, en wijst erop dat deze in 2008 hun eerste fase zijn ingegaan en vlak vóór de Europese verkiezingen hun hoogtepunt zullen bereiken;

53.

is verheugd over het feit dat het Parlement in steeds grotere mate betrokken is bij het Europese sociale en culturele leven, zoals blijkt uit evenementen als de LUX prijs, de Prijs voor journalisme van het Europees Parlement, de prijs van de burger, de Europese Karel de Grote jeugdprijs, de Energy Globe Awards, AGORA en de Jeugdmediadagen (allen gestart in 2007), bovenop de traditionele gebeurtenissen;

54.

neemt nota van de tevredenheid van de gebruikers van de nieuwe audiovisuele infrastructuur in het JAN-gebouw in Brussel, die tussen 2006 en 2008 is geïnstalleerd teneinde moderne voorzieningen te bieden ten behoeve van de voor media- en in-house-diensten;

55.

verwelkomt de verbeteringen die zijn aangebracht in het management van de voorlichtingsbureaus, waarvan met name het financiële beheer op een hoger peil lijkt te zijn gebracht, zoals blijkt uit informatie van de interne financiële controleur tijdens de hoorzitting van de bevoegde commissie op 20 januari 2009; onderstreept het belang van de nieuwe taakomschrijving van de voorlichtingsbureaus van het Parlement, namelijk vergroting van hun zichtbaarheid en toegankelijkheid voor burgers;

56.

betreurt het feit dat beslissingen over sleutelposten binnen DG Communicatie heel erg lang op zich hebben laten wachten, waardoor managementsposten onbemand bleven, hetgeen heeft geresulteerd in extra werk voor de aanwezige managers;

DG Personeel

57.

verwelkomt de invoering door DG Personeel van „Streamline”, dat voor veel meer efficiëntie zorgt en door alle personeelsleden gemakkelijk kan worden gebruikt;

58.

is verheugd over de door DG Personeel uitgevoerde screening; verzoekt DG Personeel het werk aan de screening voort te zetten en te kiezen voor een benadering zoals de Commissie die hanteert, hetgeen tot belangrijke verbeteringen bij de toewijzing van personeel en meer efficiëntie zal leiden;

59.

wijst erop dat de overgangsbepalingen waarmee de vermeningvuldigingsfactor in het kader van de hervorming is geïntroduceerd (bijlage XIII bij het personeelsstatuut) zo ondoorzichtig en zelfs tegenstrijdig (16) zijn dat zij tot uiteenlopende interpretaties tussen de verschillende instellingen en een groot aantal zaken voor het Hof van Justitie leiden; onderstreept het belang van helderheid en eenvoud bij het opstellen van juridische teksten; dringt er met klem op aan de overgangsperiode tussen de oude (pre-2004) salarisschaal en de nieuwe salarisschaal van ná de hervorming zo kort mogelijk te houden (in het door de Commissie vóór de hervorming gepubliceerde toelichtende document is sprake van beëindiging van de overgangsperiode in 2006), en kijkt in dit verband vol belangstelling uit naar de analyse van de door de secretaris-generaal ingestelde werkgroep;

60.

herinnert eraan dat — precies op het moment dat het Parlement ten gevolge van de herziening van het Financieel Reglement behoefte had aan veel meer financiële en begrotingsdeskundigen — het vermogen van de instelling om gekwalificeerde financiële deskundigen aan te trekken afnam door de ingrijpende herziening van het personeelsstatuut in 2004, inclusief een flinke reductie van het niveau van de salarissen en andere vergoedingen van nieuwe ambtenaren op het moment van indiensttreding;

61.

neemt nota van het feit dat ten minste één directoraat-generaal in zijn activiteitenverslag aangeeft dat het met het oog op het aanbrengen van correcties in de toekomst nuttig is ex-postcontroles op fouten en/of zwakke plekken te verrichten; wijst op het feit dat op dit moment niet alle DG’s over een ex-post-controleur beschikken;

62.

dringt aan op een evaluatie door een onafhankelijk extern orgaan van de algehele impact van de hervorming van het personeelsstatuut van 2004, mét een kosten-batenanalyse en met name een overzicht van de eventuele ongewenste gevolgen die de werking van de instellingen negatief beïnvloeden; vraagt de secretaris-generaal tegelijkertijd een onderzoek te laten instellen naar de tevredenheid van het personeel;

63.

neemt nota van het door de secretaris-generaal gepresenteerde overzicht van het aantal kandidaten voor vacante posten boven het niveau van afdelingshoofd; maakt zich zorgen over het feit dat voor een groot aantal van deze posten het aantal kandidaten beperkt was (1 of 2); verlangt dat er adequate maatregelen worden genomen om tot een toename te komen van het aantal interne kandidaten voor dergelijke posten;

DG Infrastructuur en Logistiek

64.

betreurt het feit dat in de gebouwen SDM, WIC en IP3 in Straatsburg, na hun aankoop door het Parlement, veel grotere hoeveelheden asbest zijn aangetroffen dan aanvankelijk door de Franse expert was aangegeven; wijst erop dat besloten is het asbest te verwijderen met het oog op het langetermijnbelang van bescherming van diegenen die in de gebouwen werken en deze bezoeken;

65.

vraagt de voorzitter en de secretaris-generaal te waarborgen dat de werkzaamheden voor het verwijderen van het asbest in overeenstemming met het interventieprotocol worden uitgevoerd, dat de deskundigenverslagen als bijlage bij de antwoorden op de kwijtingsvragenlijst worden gevoegd en dat het hele proces permanent onder toezicht van experts zal staan, teneinde ervoor te zorgen dat alle personen die in de gebouwen aanwezig zijn of er werken tijdens de werkzaamheden optimaal worden beschermd;

66.

wijst op het feit dat de definitieve kostenramingen voor de uitbreiding van het sportcentrum in Brussel na de afronding van de lopende procedure van gunning via onderhandelingen zullen worden vastgesteld; verzoekt de secretaris-generaal de definitieve kostenramingen vóór het definitieve besluit over het starten van de werkzaamheden aan het Bureau en de Begrotingscommissie te doen toekomen; stelt vast dat de tot nu toe verrichte werk noch het belang van de leden hebben gediend, noch die van de Europese belastingbetaler;

DG Vertaling en DG Vertolking en Conferenties

67.

neemt met bezorgdheid kennis van de opmerking van DG Vertaling in zijn activiteitenverslag dat de gedragscode meertaligheid in slechts 60 % van de gevallen wordt gerespecteerd, en dat het scoringspercentage voor bepaalde commissies onaanvaardbaar laag is; is van mening dat elke aantasting van de meertaligheid grote schade zou berokkenen aan de democratie en de normale uitoefening van de taken van de leden, en verzoekt de secretaris-generaal erop toe te zien dat de gedragscode meertaligheid op passende wijze in acht wordt genomen;

68.

steunt het voorstel van de secretaris-generaal om op gebruikers van vertalings- en vertolkingsdiensten (waaronder commissies, delegaties en politieke fracties) gerichte bewustmakingsmaatregelen te treffen, en stelt voor in toekomstige voorstellen ook „virtuele facturering” van gebruikers op te nemen;

69.

neemt kennis van het feit dat het Bureau tijdens zijn vergadering van 17 november 2008 een grondig herziene gedragscode heeft aangenomen;

70.

feliciteert zowel DG Vertaling als DG Vertolking en Conferenties met hun inspanningen om snel en soepel over te gaan van 11 officiële talen in 2004 naar 23 officiële talen in 2009;

71.

stelt vast dat de arbeidsomstandigheden voor tolken tijdens deze zittingsperiode zijn verslechterd ten gevolge van de alsmaar toenemende werkdruk en de over-interpretatie van de dienstreisregels; vraagt DG Vertolking en Conferenties hier op zo kort mogelijke termijn naar te kijken, teneinde de motivatie van de tolken te vergroten; wijst op het feit dat deze problemen zich in de meeste gevallen bij de belangrijkste talencombinaties voordoen, waar de tijdsdruk ten gevolge van de enorme vraag nog groter is;

72.

verzoekt de secretaris-generaal om voor 2007 en, indien mogelijk, 2008 een overzicht te presenteren van de vergaderingen die zo laat werden geannuleerd dat tolken en ander ondersteunend personeel niet elders konden worden ingezet, inclusief de totale kosten daarvan en de vraag bij wie deze kosten in rekening werden gebracht;

DG Financiën

73.

neemt kennis van het werk van de werkgroep Vereenvoudiging; verzoekt de secretaris-generaal de bevoegde commissie een kort verslag te doen toekomen over de resultaten van de werkzaamheden van deze werkgroep; verwacht dat, vooraleer wijzigingen van de financiële regels wordt overwogen, die commissie om een formeel advies wordt gevraagd;

74.

dringt met klem aan op heldere en eenvoudig na te leven uitvoeringsregels voor het statuut van de leden;

75.

vraagt de secretaris-generaal de leden uiterlijk in juli 2009 een dienst ter beschikking te stellen die hen adviseert over de juiste toepassing van het nieuwe ledenstatuut, hun rechten en plichten in het kader van dat statuut, en de correcte manier van omgaan met contracten van medewerkers;

76.

is van mening dat de leden, om hun parlementaire taken te kunnen vervullen, recht zouden moeten hebben om de vervoerswijze te kiezen die het best op hun parlementaire agenda aansluit, het meest geschikt en het snelst is, en het goedkoopst voor het Parlement;

77.

verzoekt de secretaris-generaal de noodzakelijke financiële en menselijke middelen ter beschikking te stellen voor de snelle implementatie van het nieuwe medewerkersstatuut;

78.

dringt aan op een alomvattende analyse door een onafhankelijk orgaan van het financiële beheer, de effectiviteit en de efficiency van contracten met externe dienstverleners op terreinen zoals IT, veiligheid, bars, restaurants, kantines, het reisbureau, schoonmaak en onderhoud van gebouwen, met bijzondere aandacht voor:

de selectiemethode

het meest geëigende soort contract

mogelijke verlies aan controle van het management ten gevolg van buitensporige externalisering

transparantie van vergoedingen-/factureringsmechanismen

het verlenen van commissie als beloningsfactor

het probleem van monopolies bij de levering van diensten op bepaalde terreinen

onderbouwing van betalingen met middelen van de begroting van het Parlement;

79.

beveelt de interne financieel controleur van het Parlement aan bij de risico-analyse met het oog op zijn toekomstige werkprogramma’s rekening te houden met de hierboven vermelde terreinen en onderwerpen;

DG Innovatie en Technologische Ondersteuning

80.

herinnert eraan dat er, volgens de hoorzitting met de interne controleur in de bevoegde commissie op 20 januari 2009, in 2007 in het Parlement belangrijke problemen met het IT-beheer waren, die significante wijzigingen in de structuren, tradities en het management van het IT-beleid van de instelling nodig maken; acht het van het grootste belang dat wordt voldaan aan alle belangrijke eisen voor instrumenten voor moderne IT-beheer- en Planning die de IT-sector van het Parlement dichter in de buurt brengen van COBIT (Control Objectives for Information and related Technology);

81.

onderstreept dat hiervoor een diepgaande analyse nodig is van de behoeften en strategieën van het Parlement, teneinde de politieke vereisten en de IT-instrumenten op elkaar te doen aansluiten, met inachtneming van de steeds meer gedigitaliseerde omgeving, waarbij politieke prioriteiten de drijvende kracht moeten zijn en IT-instrumenten volledig in dienst moeten staan van deze prioriteiten; is van mening dat deze benadering alleen haalbaar is indien er een IT-beheerstructuur beschikbaar is; roept het Bureau derhalve op de noodzakelijke beslissingen te treffen;

Vergoeding voor parlementaire medewerkers

82.

is verheugd over het feit dat het de secretaris-generaal — in reactie op eerdere kwijtingresoluties, verslagen van de Rekenkamer en de interne controleur — is gelukt de noodzakelijke bewijsstukken te vergaren voor het regulariseren van praktisch alle claims (99,9 %) voor de periode 2004-2007; neemt nota van de op 13 december 2006 ingevoerde vereenvoudigde declaratieprocedure, volgens welke de leden de facturen en verklaringen betreffende honoraria van betalingsgemachtigden en dienstverleners niet langer hoeven in te dienen, maar slechts hoeven te bewaren; in plaats daarvan zijn parlementsleden nu verplicht afschriften in te dienen van de „uitgavenstaten” en „overzichten van gefactureerde bedragen”, die zijn verstrekt door betalingsgemachtigden en dienstverleners;

83.

herinnert aan de paragrafen 59 en 61 van zijn kwijtingsresolutie voor het begrotingsjaar 2006 (17); verzoekt de secretaris-generaal de leden die zich aan de regels betreffende het gebruik van de vergoeding voor parlementaire medewerkers hebben gehouden een brief van de administratie te doen toekomen waarin dat wordt bevestigd;

84.

is verheugd over de toezegging van de secretaris-generaal, gedaan tijdens de hoorzitting van de bevoegde commissie op 20 januari 2009, om de leden met ingang van juli 2009 ten minste één, door het Parlement aanstelde officiële betalingsgemachtigde per lidstaat ter beschikking te stellen voor het beheer van contracten en alle zaken die verband houden met de plaatselijke medewerkers van de leden, met inachtneming van de andere opties in de uitvoeringsbepalingen;

85.

vraagt het Bureau te waarborgen dat plaatselijke medewerkers gelijke toegang wordt verleend tot de gebouwen van het Parlement in de drie plaatsen van werkzaamheden;

Fracties (onderzoek van de rekeningen en procedures — begrotingspost 4-0-0-0)

86.

is verheugd over het feit dat de rekeningen van de fracties op de website van het Parlement (18) worden gepubliceerd, samen met hun interne financiële regels; wijst er overigens op dat de interne financiële regels van de verschillende fracties onderling sterk verschillen;

87.

merkt op dat de voor 2007 op begrotingspost 4-0-0-0 ingeschreven kredieten als volgt werden gebruikt:

(in EUR)

Totaal beschikbaar op de begroting 2007

75 211 947

Niet-ingeschrevenen

673 575

Bedragen beschikbaar voor de fracties

74 538 372

Fractie

Toegekende kredieten op de begroting van het Parlement

Eigen middelen en overgedragen kredieten van de fracties

Uitgaven 2007

Gebruikma-kingsper-centage van de beschikbare kredieten

Plafond van de over-drachten (19)

Overdrachten naar 2008

PPE

18 197 622

9 449 345

18 572 670

67,18 %

9 098 811

9 074 297

PSE

14 165 895

7 265 776

14 827 524

69,19 %

7 082 948

6 604 146

ALDE

6 703 291

3 560 145

7 461 720

72,70 %

3 351 646

2 801 716

Verts/ALE

2 690 396

1 434 335

3 167 057

76,78 %

1 345 198

957 674

GUE/NGL

2 740 154

994 094

2 835 166

75,92 %

1 370 077

899 083

UEN

2 797 063

541 496

2 436 330

72,98 %

1 398 532

902 230

IND/DEM

1 502 292

1 044 042

1 821 789

71,55 %

751 146

724 546

ITS

1 441 708

10 718

1 130 306

77,82 %

720 854

 (20)

NI

538 048

135 527

450 827

66,93 %

269 024

117 207

Totaal

50 776 469

24 435 478

52 703 387

70,07 %

25 388 234

22 508 559

88.

wijst op het feit dat in 2007 de externe controleurs van twee fracties opmerkingen bij de desbetreffende rekeningen hebben gemaakt;

89.

wijst op het feit dat tijdens zijn vergadering van 7 juli 2008 het Bureau, in het kader van de behandeling van de sluiting van het begrotingsjaar 2007 voor de fracties, zonder debat

kennis heeft genomen van en goedkeuring heeft gehecht aan de door de fracties ingediende documenten en de definitieve geconsolideerde rekeningen van de niet-ingeschrevenen;

de PPE-DE-fractie heeft toegestaan in zijn rekeningen voor 2007 bepaalde personeelskosten voor de jaren 2005-2007 op te nemen, die intern door het Parlement ná 31 januari 2008 waren gefactureerd;

zijn besluit over de definitieve rekeningen van de voormalige ITS-fractie heeft uitgesteld;

90.

wijst verder op het feit dat de op 4 november 2008 aan de voorzitter van de Begrotingscommissie voorgelegde rekeningen van de op 14 november 2007 ontbonden ITS-fractie vergezeld gingen van een certificaat van een controleur met daarin i) opmerkingen betreffende bewijs van tekortschietende interne controles, zoals de betaling van salaris aan een personeelslid zonder contract, en ii) een verwijzing naar disciplinaire maatregelen tegen een voormalig werknemer;

91.

wijst op het feit dat de ITS-fractie het niet-gebruikte deel van de ontvangen subsidie ten bedrage van 317 310,23 EUR in april 2008 aan het Parlement heeft terugbetaald;

Europese politieke partijen

92.

wijst op het feit dat tijdens zijn vergadering van 7 juli 2008 het Bureau, in het kader van de behandeling van de sluiting van het begrotingsjaar 2007 voor de politieke partijen, zonder debat goedkeuring heeft gehecht aan de definitieve verslagen over de implementatie van de respectieve activiteitenprogramma’s en financiële verklaringen van de politieke partijen die een subsidie met middelen van de begroting van het Parlement ontvangen;

93.

merkt op dat de voor 2007 op begrotingspost 4-0-2-0 ingeschreven kredieten als volgt werden gebruikt:

(EUR)

Uitvoering van de begroting 2007 in het kader van de Conventie

Partij

Eigen middelen

Subsidies van het EP, totaal

Totaal van de ontvangsten

Subsidies in percentage van de daarvoor in aanmerking komende uitgaven (max. 75 %)

PPE

1 150 174,16

3 156 413,79

4 306 587,95

75,00 %

PSE

1 033 792,85

2 992 217,56

4 026 010,41

75,00 %

ELDR

382 797,45

1 022 343,98

1 405 141,43

74,00 %

EFGP

243 733,02

631 750,00

875 483,02

74,05 %

GE

179 599,61

524 251,22

703 850,83

75,00 %

PDE

52 861,45

152 610,87

205 472,32

75,00 %

AEN

53 496,02

159 137,64

212 633,66

74,84 %

ADIE

82 775,00

239 410,00

322 185,00

74,46 %

EFA

81 354,87

215 197,63

296 552,50

75,00 %

EUD

73 951,00

226 279,50

300 230,50

75,00 %

Totaal

3 334 535,43

9 319 612,19

12 654 147,62

74,81 %

94.

wijst op het feit dat in alle verslagen de controleurs zonder enig voorbehoud verklaren dat de ingediende rekeningen voldoen aan de belangrijkste statutaire bepalingen van Verordening (EG) nr. 2004/2003 (21), en dat zij een getrouw beeld geven van de situatie van de politieke partijen aan het eind van begrotingsjaar 2007; neemt nota van het feit dat de interne controleur van het Parlement iets kritischer was in zijn beoordeling van de naleving van de relevante bepalingen;

95.

draagt de secretaris-generaal op de rekeningen en de verslagen van de controleurs over de gesubsidieerde politieke partijen op de website van het Parlement te publiceren;

96.

verlangt dat zijn bevoegde commissie wordt geïnformeerd over de follow-up van het in augustus 2007 gepubliceerde verslag van de interne controleur over de implementatie van de regels inzake bijdragen aan politieke partijen op Europees niveau (zie paragraaf 55 van de resolutie van het Parlement van 22 april 2008 betreffende de kwijting voor het begrotingsjaar 2006);

97.

neemt nota van het feit dat, net als in 2005 en 2006, de uitvoering van de begroting van twee partijen (AEN en PDE) flink afweek van de voorlopige begroting, en dat de ordonnateur is opgedragen voor 2007 de onderstaande bedragen terug te vorderen

81 294,07 EUR van AEN;

269 153,40 EUR van PDE, en

49 819 EUR van ADIE;

98.

herinnert eraan dat het Bureau in zijn vergadering van 8 oktober 2008 nota heeft genomen van het voorstel voor een gedragscode voor verkiezingscampagnes van politieke partijen in het kader van Europese verkiezingen;

99.

herinnert eraan dat, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1524/2007 (22), Europese politieke stichtingen in 2008 voor het eerst aanvragen konden indienen voor financiering met middelen van de begroting van het Parlement; draagt zijn bevoegde commissie op het gebruik van deze financiële middelen te bezien in het kader van zijn kwijting voor het begrotingsjaar 2008;

Vrijwillig pensioenfonds

100.

neemt nota van het feit dat in het voorjaar 2008 het fonds in totaal 1 113 leden had, waarvan 478 actieve leden van het Parlement (61 % van alle parlementsleden), 493 gepensioneerde leden (waarvan 56 personen ten laste van overleden leden) en 142 niet meer bijdragende aangeslotenen;

101.

wijst erop dat op 31 december 2007 de activa van het fonds 214 887 336 EUR bedroegen; neemt nota van het feit dat het rendement op investeringen in 2007 1,2 % bedroeg;

102.

neemt — wat de rekeningen betreft van de ASBL die het vrijwillig pensioenfonds van de leden beheert — kennis van de verklaring van de onafhankelijke controleur dat, zonder verdere opmerkingen, de activa van de ASBL op 31 december 2007 een actuarieel tekort vertoonden van 30 917 229 EUR (2006: 26 637 836 EUR);

103.

neemt verder nota van de verklaring van de externe controleur dat de eindverantwoordelijkheid voor de betaling van de winst bij het Parlement berust, zoals bepaald in artikel 27 van het door het Parlement goedgekeurde statuut van de leden van het Europees Parlement, waarin staat dat „verworven rechten volledig worden gehandhaafd”;

104.

is van mening dat deze interpretatie niet volledig strookt met het oorspronkelijke concept van het vrijwillig pensioenfonds als een zelfbesturende entiteit buiten de structuren van de instelling; vraagt zijn Juridische Dienst vóór de inwerkingtreding van het nieuwe statuut zijn standpunt kenbaar te maken over de vraag of de uiteindelijke financiële verantwoordelijkheid voor het vrijwillig pensioenfonds bij het fonds en zijn leden ligt, of bij het Parlement, met volledige inaanmerking van de belangen van de Europese belastingbetalers;

105.

neemt nota van de intentie om via onderhandelingen tot een akkoord tussen het Parlement en het fonds te komen; wijst erop dat het Parlement in de huidige economische omstandigheden onder geen enkele voorwaarde extra begrotingsgeld ter beschikking zal stellen ter dekking van de verliezen van het fonds, zoals in het verleden wel is gebeurd, en dat, als het pensioenrechten moet waarborgen, het Parlement de volledige controle over het fonds en diens beleggingsbeleid dient te hebben;

106.

herinnert aan de conclusies van een in opdracht van het Parlement verrichte onafhankelijke actuariële beoordeling (23) van het vrijwillig pensioenfonds dat i) de cash-instroom volstond om de pensioenbetalingen tot 2015 te financieren en dat het daarna nodig zou zijn activa te vergaren om de verschuldigde pensioenen te kunnen betalen; en ii) dat het fonds op de einddatum een overschot zal vertonen, op voorwaarde dat de door de actuaris van het fonds gehanteerde veronderstellingen kloppen; wijst op het feit dat de secretaris-generaal opdracht heeft gegeven tot het verrichten van een geactualiseerde actuariële studie naar de situatie als gevolg van de recente financiële/bankencrisis;

107.

verwelkomt het bericht dat de leden van het fonds, zoals in eerdere kwijtingsresoluties werd aanbevolen, hun eenderde bijdrage nu uit particuliere externe rekeningen betalen, in plaats van dat het door de administratie van het Parlement automatisch van de vergoeding voor algemene uitgaven wordt afgetrokken;

108.

wijst evenwel op het feit dat wat de primaire pensioenregeling betreft zoals bedoeld in bijlage III bij de KVL, de bijdragen van de desbetreffende leden nog altijd afkomstig zijn uit de vergoeding voor algemene uitgaven;

109.

wijst op het feit dat het Bureau tijdens zijn vergadering van 22 oktober 2007 besloten heeft niet in te gaan op een aanbeveling van de Europese Ombudsman (klacht 655/2006/(SAB)ID) dat het Parlement toegang moet verschaffen tot de lijst van leden van het vrijwillig pensioenfonds, niettegenstaande een positief advies van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming; verzoekt het Bureau zijn standpunt te heroverwegen en de lijst te publiceren, overeenkomstig het advies van de Juridische Dienst van het Parlement en in overeenstemming met het transparantiebeleid van de Unie om alle eindbegunstigden van Europese financiering bekend te maken;

Milieu

110.

herinnert eraan dat de voorzitter en de secretaris-generaal op 27 november 2007 een overeenkomst hebben getekend betreffende milieucertificering van de gebouwen van het Parlement, en dat de secretaris-generaal parallel daaraan de procedures in gang heeft gezet op grond waarvan het Parlement kan worden opgenomen op de lijst van organen die in België, Frankrijk en Luxemburg aan het EMAS (Eco-Management and Audit Scheme) deelnemen;

111.

wijst op het feit dat het Parlement nu EMAS-certificering heeft voor de drie plaatsen van werkzaamheden, en dat het de enige EU-instelling met een dergelijke gecertificeerde erkenning van zijn milieubeleid is;

112.

wijst op het feit dat het Bureau op 18 juni 2007 heeft ingestemd met een reductie van de CO2-emissies met 30 % in 2020 als de eerste en voornaamste doelstelling van het milieubeheersysteem, in overeenstemming met het besluit van het Parlement van 24 april 2007 over de kwijting voor het begrotingsjaar 2005;

113.

verzoekt zijn secretaris-generaal de bevoegde commissies van het Parlement tijdig vóór de kwijting van volgend jaar te informeren over de follow-up van de aanbevelingen in de resolutie van het Parlement van 24 april 2007 betreffende de kwijting voor het begrotingsjaar 2005 met betrekking tot milieumaatregelen, inclusief exacte cijfers betreffende de door die maatregelen gerealiseerde CO2-emissiereducties;

Kwestie betreffende de ledenkas

114.

wijst op het feit dat in 2007 een oplossing is gevonden voor de kwestie rond het verschil van 4 136 125 BEF tussen de cashrekeningen en de in 1982 opgerichte algemene rekeningen; neemt verder kennis van het feit dat de kwestie van de garantierekeningen ten behoeve van de voorschottenadministrateur en de toenmalige rekenplichtige inmiddels daarna eveneens is opgelost.


(1)  PB L 77 van 16.3.2007.

(2)  PB C 287 van 10.11.2008, blz. 1.

(3)  PB C 148 van 13.6.2008, blz. 1.

(4)  PB C 286 van 10.11.2008, blz. 1.

(5)  PB C 287 van 10.11.2008, blz. 111.

(6)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(7)  PE 349.540/Bur/bijl./def.

(8)  PB C 291 E van 30.11.2006, blz. 311.

(9)  PB C 286 van 10.11.2008, punt 11.6.

(10)  Verordening (EG, Euratom) nr. 723/2004 van de Raad van 22 maart 2004 tot wijziging van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en van de regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden van deze Gemeenschappen (PB L 124 van 27.4.2004, blz. 1).

(11)  PB L 55 van 27.2.2009, blz. 1.

(12)  Verslag over begrotings- en financieel beheer — Afdeling I van de begroting — Begrotingsjaar 2007 (PB C 148 van 13.6.2008, blz. 1).

(13)  PB L 187 van 15.7.2008, blz. 3.

(14)  http://www.europarl.europa.eu/parliament/expert/staticDisplay.do?id=62&language=EN

(15)  Verordening (EG/Euratom) nr. 1302/2008 van 17 december 2008 van de Commissie over de centrale gegevensbank van uitsluitingen (PB L 344 van 20.12.2008, blz. 12).

(16)  Antwoord van het Parlement op paragraaf 11.7 van het jaarverslag van de Rekenkamer.

(17)  Resolutie van het Europees Parlement van 22 april 2008 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2006, afdeling I - Parlement (PB L 88 van 31.3.2009, blz. 3).

(18)  http://www.europarl.europa.eu/groups/accounts_en.htm.

(19)  Overeenkomstig artikel 2.1.6 van de regels betreffende het gebruik van de kredieten van begrotingspost 4-0-0-0.

(20)  De fractie is op 14 november 2007 ontbonden en heeft daarna de ongebruikte kredieten aan het Parlement terugbetaald.

(21)  Verordening (EG) nr. 2004/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende het statuut en de financiering van politieke partijen op Europees niveau (PB L 297 van 15.11.2003, blz. 1).

(22)  Verordening (EG) nr. 1524/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2007 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2004/2003 betreffende het statuut en de financiering van politieke partijen op Europees niveau (PB L 343 van 27.12.2007, blz. 5).

(23)  Eindverslag: analyse van de passiva en activa, november 2007 — AON Consulting Belgium NV/SA.


26.9.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 255/18


BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 23 april 2009

over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2007, afdeling II — Raad

(2009/629/EG)

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2007 (1),

gezien de definitieve jaarrekening van de Europese Gemeenschappen voor het begrotingsjaar 2007 — Deel I (C6-0417/2008) (2),

gezien het jaarverslag van de Raad aan de kwijtingsautoriteit over de in 2007 uitgevoerde interne controles,

gezien het jaarverslag van de Rekenkamer over de uitvoering van de begroting over het begrotingsjaar 2007, vergezeld van de antwoorden van de instellingen (3),

gezien de verklaring van de Rekenkamer waarin de betrouwbaarheid van de rekeningen en de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen worden bevestigd, als bedoeld in artikel 248 van het EG-Verdrag (4),

gelet op de artikelen 272, lid 10, 274, 275 en 276 van het EG-Verdrag,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (5), met name de artikelen 50, 86, 145, 146 en 147 daarvan,

gelet op Besluit nr. 190/2003 van de secretaris-generaal van de Raad/hoge vertegenwoordiger voor het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid betreffende de vergoeding van de reiskosten van de afgevaardigden van de leden van de Raad (6),

gelet op het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer (7),

gelet op artikel 71 en bijlage V van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A6-0150/2009),

1.

stelt zijn besluit tot verlening van kwijting aan de secretaris-generaal van de Raad voor de uitvoering van de begroting van de Raad voor het begrotingsjaar 2007 uit;

2.

formuleert zijn opmerkingen in bijgaande resolutie;

3.

verzoekt zijn voorzitter dit besluit en de resolutie, die daarvan een integrerend deel uitmaakt, te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, het Hof van Justitie, de Rekenkamer, de Europese Ombudsman en de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).

De voorzitter

Hans-Gert PÖTTERING

De secretaris-generaal

Klaus WELLE


(1)  PB L 77 van 16.3.2007.

(2)  PB C 287 van 10.11.2008, blz. 1.

(3)  PB C 286 van 10.11.2008, blz. 1.

(4)  PB C 287 van 10.11.2008, blz. 111.

(5)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(6)  Besluit dat voortvloeit uit het reglement van orde van de Raad van 22 juli 2002 (PB L 230 van 28.8.2002, blz. 7).

(7)  PB C 139 van 14.6.2006, blz. 1.


RESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 23 april 2009

met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2007, afdeling II — Raad

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2007 (1),

gezien de definitieve jaarrekening van de Europese Gemeenschappen voor het begrotingsjaar 2007 — Deel I (C6-0417/2008) (2),

gezien het jaarverslag van de Raad aan de kwijtingsautoriteit over de in 2007 uitgevoerde interne controles,

gezien het jaarverslag van de Rekenkamer over de uitvoering van de begroting over het begrotingsjaar 2007, vergezeld van de antwoorden van de instellingen (3),

gezien de verklaring van de Rekenkamer waarin de betrouwbaarheid van de rekeningen en de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen worden bevestigd, als bedoeld in artikel 248 van het EG-Verdrag (4),

gelet op de artikelen 272, lid 10, 274, 275 en 276 van het EG-Verdrag,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (5), met name de artikelen 50, 86, 145, 146 en 147 daarvan,

gelet op Besluit nr. 190/2003 van de secretaris-generaal van de Raad/hoge vertegenwoordiger voor het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid betreffende de vergoeding van de reiskosten van de afgevaardigden van de leden van de Raad (6).

gelet op het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer (7) (IIA),

gelet op artikel 71 en bijlage V van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A6-0150/2009),

A.

overwegende dat de Raad weigert het volledige document betreffende de uitvoering van de begroting aan het Parlement voor te leggen, alsmede het volledige jaarlijkse activiteitenverslag en alleen het jaarlijkse activiteitenverslag van zijn intern financieel controleur heeft toegezonden,

B.

overwegende dat de Raad iedere officiële vergadering met het Parlement over zijn kwijting weigert,

C.

overwegende dat in de conclusies van de Europese Raad van Keulen van 3 en 4 juni 1999 wordt overwogen de Raad operationele capaciteiten te geven op het gebied van een versterkt gemeenschappelijk Europees veiligheids- en defensiebeleid (GEVDB),

D.

overwegende dat de Raad er in zijn Besluit nr. 190/2003 geen misverstand over laat bestaan dat de kredieten voor het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid worden uitgevoerd overeenkomstig de bepalingen van het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen en met name dat „De secretaris-generaal van de Raad/hoge vertegenwoordiger voor het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid […], bijgestaan door de plaatsvervangend secretaris-generaal, de volledige verantwoordelijkheid voor het beheer van de kredieten van afdeling II — Raad — van de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen [draagt] en alle noodzakelijke maatregelen [neemt] om het goede beheer ervan te verzekeren. Hij voert deze kredieten uit overeenkomstig de bepalingen van het Financieel Reglement dat van toepassing is op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen”,

E.

overwegende dat met Besluit 2004/197/GBVB van de Raad (8) van 23 februari 2004 een mechanisme is ingesteld voor het beheer van de financiering van de gemeenschappelijke kosten van de operaties van de Europese Unie die gevolgen hebben op militair of defensiegebied, genaamd ATHENA, en dat dit besluit, samen met Besluit 2004/582/EG van de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, van 28 april 2004 betreffende de voorrechten en immuniteiten die aan ATHENA worden verleend (9), een mechanisme instelt voor het beheer van de financiering van de gemeenschappelijke kosten van de operaties van de Europese Unie die gevolgen hebben op militair of defensiegebied en er voorrechten en immuniteiten aan verleent en operationele bevoegdheid aan de Raad geeft,

F.

overwegende dat in Besluit 2000/178/GBVB van de Raad van 28 februari 2000 tot vaststelling van de regeling die van toepassing is op nationale deskundigen op militair gebied die bij het secretariaat-generaal van de Raad worden gedetacheerd gedurende de interimperiode (10) en in Besluit 2001/80/GBVB van de Raad van 22 januari 2001 houdende instelling van de Militaire Staf van de Europese Unie (11) wordt bepaald dat de uitgaven in verband met de detachering van militaire deskundigen worden aangerekend op de begroting van de Raad,

G.

overwegende dat het jaarlijkse verslag van de Raad over de voornaamste aspecten en fundamentele keuzes van het GBVB dat uit hoofde van punt 43 van het IIA is voorgelegd aan het Europees Parlement, zich beperkt tot een beschrijving van de GBVB-activiteiten, zoals gemeenschappelijke standpunten, gemeenschappelijke optredens en uitvoeringsbesluiten,

1.

merkt op dat de Raad in 2007 beschikte over vastleggingskredieten met een totale waarde van 650 miljoen EUR (2006: 626 miljoen EUR), met een bestedingspercentage van 81,89 %, lager dan in 2006 (91,79 %) en onder het gemiddelde van de overige instellingen (93,82 %);

2.

herhaalt het in zijn resolutie van 25 april 2002 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting voor het begrotingsjaar 2000 ingenomen standpunt dat „[…] het Europees Parlement en de Raad in het verleden de uitvoering van elkaars afdelingen van de begroting niet hebben onderzocht; is van oordeel dat, gezien het feit dat uitgaven op het gebied van buitenlandse zaken, veiligheid en defensie en van justitie en binnenlandse zaken, die uit de huishoudelijke begroting van de Raad worden gefinancierd, steeds meer de vorm aannemen van beleidsuitgaven, duidelijkheid moet worden geschapen in deze regeling, teneinde te komen tot een helder onderscheid tussen de traditionele huishoudelijke uitgaven en acties met betrekking tot nieuwe beleidsterreinen” (12);

3.

verwerpt de suggestie van de Raad dat het feit dat het Europees Parlement en de Raad in het verleden de uitvoering van elkaars afdelingen van de begroting niet hebben onderzocht voortvloeide uit een „herenakkoord”; is van oordeel dat gezien het feit dat de uitgaven steeds meer de vorm aannemen van beleidsuitgaven, de uitgaven van de Raad op dezelfde wijze moeten worden onderzocht als de uitgaven van de overige instellingen als onderdeel van de in artikel 276 van het Verdrag bedoelde kwijtingprocedure;

4.

herhaalt zijn standpunt als uitgedrukt in paragraaf 3 van zijn resolutie van 22 april 2008 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting voor het begrotingsjaar 2006: „betreurt dat de Raad in tegenstelling tot andere instellingen geen jaarlijks activiteitenverslag voorlegt aan het Europees Parlement, daarbij verwijzend naar het herenakkoord van 1970 […] en het ontbreken van een overeenkomstige eis in het Financieel Reglement; verzoekt de Raad de beslissing om geen jaarlijks activiteitenverslag te publiceren en voor te leggen, te heroverwegen teneinde transparanter te zijn voor het grote publiek en de belastingbetalers” (13); herinnert eraan dat met deze verklaring ook ten volle tegemoet zou worden gekomen aan de paragrafen 44 en 45 van zijn resolutie van 19 februari 2008 over transparantie in financiële aangelegenheden (14); verzoekt de Raad om heroverweging van zijn besluit om zijn jaarlijkse activiteitenverslag niet op zijn website openbaar te maken;

5.

herhaalt zijn standpunt als uitgedrukt in paragraaf 12 van zijn resolutie van 24 april 2007 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting voor het begrotingsjaar 2005: „verlangt maximale transparantie op het gebied van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB); verzoekt de Raad te waarborgen dat de begroting van de Raad overeenkomstig punt 42 van het interinstitutionele akkoord […] geen operationele uitgaven op het gebied van het GBVB bevat; behoudt zich voor de nodige stappen te nemen in geval dit akkoord wordt geschonden” (15);

6.

verzoekt de Raad artikel per artikel, post per post de exacte aard van de uitgaven aan te geven binnen titel 3 („Uitgaven die voor de Raad voortvloeien uit de uitvoering van specifieke taken”), om het Parlement in staat te stellen na te gaan dat geen van de uitgaven van de uitvoering van de begroting van de Raad de vorm aanneemt van beleidsuitgaven, overeenkomstig het IIA;

7.

herhaalt zijn standpunt als uitgedrukt in paragraaf 58 van zijn resolutie van 23 mei 2007 over het jaarlijkse verslag van de Raad aan het Europees Parlement over de voornaamste aspecten en fundamentele keuzes van het GBVB, met inbegrip van de financiële gevolgen ervan voor de algemene begroting van de Europese Unie — 2005 (16): „is van opvatting dat een echte beoordeling van de financiële gevolgen voor de begroting van de Europese Unie tot dusver is gehinderd door het ontbreken van proactieve informatieverstrekking van de zijde van de Raad, […]; is van mening dat met de ondertekening van het nieuwe Interinstitutioneel Akkoord het ogenblik is gekomen om deze bepalingen, die nu duidelijk zijn geformaliseerd, naar letter en geest ten uitvoer te leggen”;

8.

is van mening dat de planning, voorbereiding en controle van een operatie door GBVB-personeel in het Secretariaat van de Raad basale en fundamentele onderdelen zijn van een operatie, en dat deze activiteiten veeleer worden uitgevoerd om beleid en operaties ten uitvoer te leggen dan als onderdeel van de normale werkzaamheden van het secretariaat van de Raad;

9.

merkt verbaasd op dat een substantieel deel (wel 66 %) van begrotingslijn 2 2 0 2 van vertolking is overgeboekt naar GBVB/EVDB-reizen; merkt op dat dit bedrag in 2006 12 672 984 EUR was en wil op de hoogte worden gehouden van het bedrag voor dezelfde begrotingslijn voor 2007; verzoekt, omwille van de transparantie, een passende begrotingslijn voor deze doeleinden te creëren;

10.

eist transparantie met betrekking tot de uitgaven voor en door de EU-coördinator voor terrorismebestrijding;

11.

verzoekt de Raad het Parlement ex-postevaluaties van de individuele EVDB-acties te doen toekomen;

12.

herhaalt zijn in paragraaf 47 van bovengenoemde resolutie van 23 mei 2007 ingenomen standpunt: „spreekt nogmaals zijn teleurstelling uit over het feit dat de Raad het Parlement slechts heeft geïnformeerd en dat het Parlement slechts een beschrijvende lijst van in het voorgaande jaar uitgevoerde GBVB-activiteiten krijgt voorgelegd, zoals de Raad overigens zelf opmerkt in zijn inleidende opmerkingen bij de jaarverslagen, in plaats van aan het begin van elk jaar, zoals voorzien in artikel 28 van het EU-Verdrag, daadwerkelijk te worden geraadpleegd over de voornaamste aspecten en fundamentele keuzes voor dat jaar, met inbegrip van de financiële gevolgen daarvan, gevolgd door verslaglegging ten aanzien van de vraag of en, zo ja, op welke wijze rekening is gehouden met de bijdrage van het Parlement; en benadrukt dat deze handelswijze de facto een schending is van het bepaalde in artikel 21;”;

13.

merkt op dat de Raad een besluit heeft genomen dat zal voorkomen dat bij pensionering compenserende verlofdagen kunnen worden uitbetaald en waarbij een verplichte regeling is ingevoerd in het kader waarvan alle resterende verlofdagen uiterlijk in 2009 volledig zullen zijn verdwenen; moedigt de Raad aan zich te houden aan deze termijn die hij zichzelf heeft opgelegd;

14.

is ingenomen met het feit dat een nieuw geïntegreerd systeem voor beheer en financiële controle (SAP), dat sinds 1 januari 2008 operationeel is, op interinstitutionele basis is opgezet door de Raad, de Rekenkamer en het Hof van Justitie, wat aanzienlijke begrotingsbesparingen en efficiëntieverbetering voor de drie betrokken instellingen oplevert;

15.

betreurt dat volgens het jaarlijkse activiteitenverslag van de interne financieel controleur van de Raad, de Raad niet in staat is geweest de vacante posten in zijn dienst interne financiële controle te bezetten;

16.

neemt er nota van dat volgens hetzelfde jaarlijks activiteitenverslag, de interne financieel controleur de volledige afschaffing van de „comptes hors budget” heeft aanbevolen; verzoekt de Raad dergelijke rekeningen onmiddellijk en volledig af te schaffen;

17.

verzoekt de Raad het probleem van de „vérification des factures”, op te lossen, zoals aanbevolen door de interne financieel controleur van de Raad;

18.

is van mening dat het herhaalde en tot dusver altijd geweigerde verzoek van het Parlement om meer transparantie over en nader parlementair toezicht op de uitgaven van de Raad op het gebied van het GBVB/EVDB gepaard zou moeten gaan met begrotingsamendementen die erop gericht zijn bepaalde relevante begrotingslijnen in de begroting van de Raad voor 2010 in de reserve te plaatsen;

19.

herhaalt dat het Parlement in zijn resolutie van 4 december 2008 over het Speciaal Verslag nr. 8/2007 van de Europese Rekenkamer over de administratieve samenwerking op het gebied van de btw (17), de Raad heeft verzocht zich formeel uit te spreken over de bevindingen van de Rekenkamer; betreurt dat de Raad nog geen gevolg heeft gegeven aan dit verzoek; verzoekt de Raad informatie te verschaffen aan de bevoegde commissie van het Parlement over de redenen waarom hij zich niet formeel heeft uitgesproken, en over het gevolg dat is gegeven aan het Speciaal Verslag;

20.

verzoekt de Rekenkamer in haar volgende jaarverslag speciale aandacht aan de uitvoering van de begroting door de Raad te besteden;

Redenen voor het uitstellen van het kwijtingsbesluit

21.

geeft de volgende redenen voor het uitstel:

a)

de Raad is op geen enkele uitnodiging ingegaan voor een officiële ontmoeting met de ter zake bevoegde commissie van het Parlement of haar rapporteur ter bespreking van zaken in verband met zijn uitvoering van de begroting voor 2007;

b)

noch zijn bevoegde commissie noch haar rapporteur ontvingen vóór de stemming in de commissie over het ontwerpverslag op 16 maart 2009 enige uitgebreide schriftelijke reactie waarin het Parlement de informatie en documenten werden verstrekt waarom de Raad werd verzocht in de bijlage bij een door de rapporteur en de coördinatoren van zijn bevoegde commissie ondertekende brief van 18 februari 2009;

c)

het Parlement heeft van de Raad geen fundamentele documenten ontvangen, zoals het jaarlijkse activiteitenverslag en de volledige lijst van begrotingsoverschrijvingen;

d)

dit ontbreken van transparantie en het feit dat de Raad niet openstaat voor een officiële dialoog maakt een zinvolle kwijting onmogelijk en belet het Parlement met name na te gaan dat geen van de uitgaven van de uitvoering van de begroting door de Raad de vorm aanneemt van beleidsuitgaven, overeenkomstig het IIA;

Noodzakelijke verdere actie en aan het Parlement voor te leggen documenten

22.

verzoekt de secretaris-generaal van de Raad/Hoge vertegenwoordiger van het GBVB de bevoegde commissie van het Parlement uiterlijk 15 mei 2009 uitvoerig schriftelijk antwoord op de volgende vragen te geven:

A.

over zijn „comptes hors budget” (zie aanbeveling R.2 van 2007 van de interne financieel controleur):

Hoeveel „hors budget”- rekeningen had de Raad in 2007?

Wanneer werden deze rekeningen ingesteld en met welk doel?

Op welke rechtsgrond berusten deze rekeningen? Welk bedrag wordt door iedere afzonderlijke rekening gedekt?

Kan de Raad de lijst van alle financiële verrichtingen voor elk van deze rekeningen voor het begrotingsjaar 2007 voorleggen en de lijst van gedelegeerd ordonnateurs per begrotingslijn?

B.

over de „vérification des factures” (zie aanbeveling R.1 van 2007 van de interne financieel controleur):

Om welke reden kwam de interne financieel controleur tot de conclusie dat de verificatie vooraf niet op een bevredigende manier functioneerde?

Vallen alle begrotingslijnen onder controle vooraf dan wel achteraf?

Hoeveel facturen werden er gecontroleerd, welk percentage facturen werd in de steekproef opgenomen en welk percentage daarvan bevatte fouten?

Bereidde de Raad een actieplan voor om dit probleem op te lossen en zo ja, wanneer wordt dit uitgevoerd?

C.

over begrotingslijn 2 2 0 2 (kosten van vertolking):

Wat zijn de redenen voor de verdubbeling (van 2006 naar 2007) van begrotingslijn 2 2 0 2 voor vertolking?

Waarom moet de Raad kredieten van deze begrotingslijn naar de reiskosten van delegatieleden overschrijven?

Waarom gebruikte de Raad een bedrag van 12 672 000 EUR van vertolkingskosten voor reiskosten van delegatieleden in 2006?

Waarom verhoogde hij de specifieke begrotingslijn niet voor hetzelfde bedrag in 2007?

Welk specifiek bedrag schreef de Raad betreffende het begrotingsjaar 2007 van deze begrotingslijn over naar begrotingslijn 2 2 0 0 of enige andere begrotingslijn?

D.

voor begrotingslijn 2 2 0 0 (reiskosten van de delegaties):

De rechtsgrond voor deze begrotingslijn is deels Besluit nr. 190/2003 van de secretaris-generaal van de Raad/Hoge vertegenwoordiger voor het GBVB, dat niet in het Publicatieblad is gepubliceerd.

Kan de Raad niet ter bevordering van de transparantie al zijn besluiten op zijn website en in zijn verwijzingsregister publiceren?

E.

voor begrotingslijn 3 0 0 2 (bijzondere adviseurs op het gebied van het EVDB/GBVB):

Welk bedrag schreef de Raad voor het begrotingsjaar 2007 naar deze begrotingslijn over en voor hoeveel adviseurs was dit bestemd?

23.

verzoekt de secretaris-generaal van de Raad/Hoge vertegenwoordiger van het GBVB de bevoegde commissie van het Parlement uiterlijk 15 mei 2009 de volgende documenten voor te leggen:

de volledige lijst van kredietoverschrijvingen in verband met de begroting voor 2007 van de Raad;

zijn jaarlijkse activiteitenverslag voor het jaar 2007;

de lijst van verenigingen die voor het begrotingsjaar 2007 geld ontvingen met een specificatie van de per vereniging ontvangen bedragen; (begrotingslijn 2 2 3 7 — overige huishoudelijke uitgaven).


(1)  PB L 77 van 16.3.2007.

(2)  PB C 287 van 10.11.2008, blz. 1.

(3)  PB C 286 van 10.11.2008, blz. 1.

(4)  PB C 287 van 10.11.2008, blz. 111.

(5)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(6)  Besluit dat voortvloeit uit het reglement van orde van de Raad van 22 juli 2002 (PB L 230 van 28.8.2002, blz. 7).

(7)  PB C 139 van 14.6.2006, blz. 1.

(8)  PB L 63 van 28.2.2004, blz. 68.

(9)  PB L 261 van 6.8.2004, blz. 125.

(10)  PB L 57 van 2.3.2000, blz. 1.

(11)  PB L 27 van 30.1.2001, blz. 7.

(12)  PB L 158 van 17.6.2002, blz. 66.

(13)  PB L 88 van 31.3.2009, blz. 20.

(14)  Aangenomen teksten, P6_TA(2008)0051.

(15)  PB L 187 van 15.7.2008, blz. 21.

(16)  PB C 102 E van 24.4.2008, blz. 309.

(17)  P6_TA(2008)0581, paragraaf 21.


26.9.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 255/24


BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 23 april 2009

over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2007, afdeling III — Commissie

(2009/630/EG, Euratom)

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2007 (1),

gezien de definitieve jaarrekening van de Europese Gemeenschappen voor het begrotingsjaar 2007 — Deel I (SEC(2008)2359 — C6-0415/2008) (2),

gezien de jaarverslagen van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad betreffende de follow-up van de kwijtingsbesluiten voor 2006 (COM(2008) 629, COM(2008) 628) evenals de bijbehorende werkdocumenten van de diensten van de Commissie (SEC(2008) 2579, SEC(2008) 2580),

gezien de mededeling van de Commissie getiteld „Synthese van de beheersresultaten van de Commissie in 2007” (COM(2008) 338),

gezien het jaarverslag van de Commissie aan de kwijtingsautoriteit over de in 2007 uitgevoerde interne controles (COM(2008) 499) evenals het bijbehorende werkdocument van de diensten van de Commissie (SEC(2008) 2361),

gezien het verslag van de Commissie „Antwoorden van de lidstaten op het jaarverslag van de Rekenkamer over 2006” (COM(2008) 112),

gezien het Groenboek over een Europees transparantie-initiatief, door de Commissie aangenomen op 3 mei 2006 (COM(2006) 194),

gezien advies nr. 2/2004 van de Rekenkamer over het model „single audit” (en een voorstel voor een communautair internecontrolekader) (3),

gezien de mededeling van de Commissie getiteld „Een stappenplan voor een geïntegreerd internecontrolekader” (COM(2005) 252),

gezien het actieplan van de Commissie voor een geïntegreerd internecontrolekader (COM(2006) 9), het voortgangsverslag van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement en de Europese Rekenkamer over het actieplan van de Commissie voor een geïntegreerd internecontrolekader (COM(2007) 86) evenals het bijbehorende werkdocument van de diensten van de Commissie (SEC(2007) 311),

gezien het eerste halfjaarlijkse verslag over het scorebord betreffende de uitvoering van het actieplan van de Commissie voor een geïntegreerd internecontrolekader, gepubliceerd op 19 juli 2006 (SEC(2006) 1009), in aansluiting op het verzoek van het Parlement in zijn resolutie bij het kwijtingsbesluit voor het begrotingsjaar 2004,

gezien advies nr. 6/2007 over de jaarlijkse overzichten van de lidstaten, de nationale verklaringen van de lidstaten en de door nationale controle-instanties verrichte controlewerkzaamheden met betrekking tot EU-middelen (4),

gezien het actieplan van de Commissie ter versterking van de toezichthoudende rol van de Commissie in het kader van het gedeelde beheer van structurele acties (COM(2008) 97),

gezien de mededeling van de commissarissen Hübner en Špidla aan de Commissie met een tussentijds verslag over de uitvoering van het actieplan van de Commissie ter versterking van de toezichthoudende rol van de Commissie in het kader van het gedeelde beheer van structurele acties (SEC(2008) 2756), evenals het bijbehorende werkdocument van de diensten van de Commissie (SEC(2008) 2755),

gezien het verslag van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad en de Europese Rekenkamer over het actieplan van de Commissie voor een geïntegreerd internecontrolekader (COM(2008) 110), evenals het bijbehorende werkdocument van de diensten van de Commissie (SEC(2008) 259),

gezien het jaarverslag van de Rekenkamer over de uitvoering van de begroting over het begrotingsjaar 2007, vergezeld van de antwoorden van de instellingen (5), en de speciale verslagen van de Rekenkamer,

gezien de verklaring van de Rekenkamer waarin de betrouwbaarheid van de rekeningen en de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen worden bevestigd, als bedoeld in artikel 248 van het EG-Verdrag (6),

gezien de mededeling van de Commissie van 16 december 2008 over een gemeenschappelijke visie op het begrip aanvaardbaar foutenrisico (COM(2008) 866), evenals het bijbehorende werkdocument van de diensten van de Commissie (SEC(2008) 3054),

gezien de aanbeveling van de Raad van 10 februari 2009 over de aan de Commissie te verlenen kwijting voor de uitvoering van de begroting voor het begrotingsjaar 2007 (5587/2009 — C6-0055/2009),

gelet op de artikelen 274, 275 en 276 van het EG-Verdrag en de artikelen 179 bis en 180 ter van het Euratom-Verdrag,

gelet op de artikelen 246 en volgende van het EG-Verdrag betreffende de Rekenkamer,

gezien de internationale audit- en boekhoudnormen, met name deze die van toepassing zijn op de openbare sector,

gezien de internationale peer review van de Rekenkamer,

gelet op Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 van 29 februari 1968 tot vaststelling van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van deze Gemeenschappen (7), in het bijzonder titel V, hoofdstuk 3 betreffende pensioenen en invaliditeitsuitkeringen, en bijlage XII betreffende uitvoeringsbepalingen van artikel 83 bis van het Statuut,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (8), met name de artikelen 145, 146 en 147,

gelet op artikel 70 en bijlage V van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en de adviezen van de overige betrokken commissies (A6-0168/2009),

A.

overwegende dat, overeenkomstig artikel 274 van het EG-Verdrag, de Commissie de begroting uitvoert onder eigen verantwoordelijkheid en overeenkomstig het beginsel van goed financieel beheer,

1.

verleent de Commissie kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2007;

2.

formuleert zijn opmerkingen in de resolutie die een integrerend deel uitmaakt van de besluiten tot het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2007, afdeling III — Commissie en uitvoerende agentschappen;

3.

verzoekt zijn voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integrerend deel uitmaakt, te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, het Hof van Justitie, de Rekenkamer, de Europese Investeringsbank, alsmede aan de nationale parlementen en de nationale en regionale controle-instanties van de lidstaten, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).

De voorzitter

Hans-Gert PÖTTERING

De secretaris-generaal

Klaus WELLE


(1)  PB L 77 van 16.3.2007.

(2)  PB C 287 van 10.11.2008, blz. 1.

(3)  PB C 107 van 30.4.2004, blz. 1.

(4)  PB C 216 van 14.9.2007, blz. 3.

(5)  PB C 286 van 10.11.2008, blz. 1.

(6)  PB C 287 van 10.11.2008, blz. 111.

(7)  PB L 56 van 4.3.1968, blz. 1.

(8)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.


26.9.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 255/27


BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 23 april 2009

over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Uitvoerend Agentschap Onderwijs, audiovisuele media en cultuur voor het begrotingsjaar 2007

(2009/631/EG, Euratom)

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2007 (1),

gezien de definitieve jaarrekening van de Europese Gemeenschappen voor het begrotingsjaar 2007 — Deel I (SEC(2008) 2359 — C6-0415/2008) (2),

gezien de definitieve jaarrekening van het Uitvoerend Agentschap Onderwijs, audiovisuele media en cultuur betreffende het begrotingsjaar 2007 (3),

gezien de jaarverslagen van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad betreffende de follow-up van de kwijtingsbesluiten voor 2006 (COM(2008) 629, COM(2008) 628) en de bijbehorende werkdocumenten van de diensten van de Commissie (SEC(2008) 2579, SEC(2008) 2580),

gezien de mededeling van de Commissie „Synthese van de beheersresultaten van de Commissie in 2007” (COM(2008) 338),

gezien het jaarverslag van de Commissie aan de kwijtingsautoriteit over de in 2007 uitgevoerde interne controles (COM(2008) 499) en het bijbehorende werkdocument van de diensten van de Commissie (SEC(2008) 2361),

gezien het verslag van de Commissie „Antwoorden van de lidstaten op het jaarverslag van de Rekenkamer over 2006” (COM(2008) 112),

gezien het Groenboek over een Europees transparantie-initiatief, door de Commissie aangenomen op 3 mei 2006 (COM(2006) 194),

gezien advies nr. 2/2004 van de Rekenkamer over het model „single audit” (en een voorstel voor een communautair internecontrolekader) (4),

gezien de mededeling van de Commissie over een stappenplan voor een geïntegreerd internecontrolekader (COM(2005) 252),

gezien het actieplan van de Commissie voor een geïntegreerd internecontrolekader (COM(2006) 9), het voortgangsverslag van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement en de Europese Rekenkamer over het actieplan van de Commissie voor een geïntegreerd internecontrolekader (COM(2007) 86) evenals het bijbehorende werkdocument van de diensten van de Commissie (SEC(2007) 311),

gezien het eerste halfjaarlijkse verslag over het scorebord betreffende de uitvoering van het actieplan van de Commissie voor een geïntegreerd internecontrolekader, gepubliceerd op 19 juli 2006 (SEC(2006) 1009), in aansluiting op het verzoek van het Parlement in zijn resolutie bij het kwijtingsbesluit voor het begrotingsjaar 2004,

gezien advies nr. 6/2007 over de jaarlijkse overzichten van de lidstaten, de nationale verklaringen van de lidstaten en de door nationale controle-instanties verrichte controlewerkzaamheden met betrekking tot EU-middelen (5),

gezien het actieplan van de Commissie ter versterking van de toezichthoudende rol van de Commissie in het kader van het gedeelde beheer van structurele acties (COM(2008) 97),

gezien de mededeling van de commissarissen Hübner en Špidla aan de Commissie met een tussentijds verslag over de uitvoering van het actieplan van de Commissie ter versterking van de toezichthoudende rol van de Commissie in het kader van het gedeelde beheer van structurele acties (SEC(2008) 2756), evenals het bijbehorende werkdocument van de diensten van de Commissie (SEC(2008) 2755),

gezien het verslag van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad en de Europese Rekenkamer over het actieplan van de Commissie voor een geïntegreerd internecontrolekader (COM(2008) 110), evenals het bijbehorende werkdocument van de diensten van de Commissie (SEC(2008) 259),

gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Uitvoerend Agentschap Onderwijs, audiovisuele media en cultuur voor het begrotingsjaar 2007, vergezeld van de antwoorden van het Agentschap (6),

gezien de verklaring van de Rekenkamer waarin de betrouwbaarheid van de rekeningen en de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen worden bevestigd, als bedoeld in artikel 248 van het EG-Verdrag (7),

gezien de mededeling van de Commissie van 16 december 2008 over een gemeenschappelijke visie op het begrip aanvaardbaar foutenrisico (COM(2008) 866), evenals het bijbehorende werkdocument van de diensten van de Commissie (SEC(2008) 3054),

gezien de aanbeveling van de Raad van 10 februari 2009 over de aan de uitvoerende agentschappen te verlenen kwijting voor de uitvoering van de begroting voor het begrotingsjaar 2007 (5589/2009 — C6-0056/2009),

gelet op de artikelen 274, 275 en 276 van het EG-Verdrag en de artikelen 179 bis en 180 ter van het Euratom-Verdrag,

gelet op de artikelen 246 en volgende van het EG-Verdrag betreffende de Rekenkamer,

gezien de internationale audit- en boekhoudnormen, met name deze die van toepassing zijn op de openbare sector,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (8), met name de artikelen 145, 146 en 147,

gelet op Verordening (EG) nr. 58/2003 van de Raad van 19 december 2002 tot vaststelling van het statuut van de uitvoerende agentschappen waaraan bepaalde taken voor het beheer van communautaire programma’s worden gedelegeerd (9), en met name artikel 14, lid 3,

gelet op Verordening (EG) nr. 1653/2004 van de Commissie van 21 september 2004 houdende een model voor het financieel reglement van de uitvoerende agentschappen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 58/2003 van de Raad tot vaststelling van het statuut van de uitvoerende agentschappen waaraan bepaalde taken voor het beheer van communautaire programma’s worden gedelegeerd (10), en met name artikel 66, eerste en tweede alinea,

gelet op Besluit 2005/56/EG van de Commissie van 14 januari 2005 tot oprichting van het Uitvoerend Agentschap Onderwijs, audiovisuele media en cultuur, voor het beheer van de communautaire maatregelen op het gebied van onderwijs, audiovisuele media en cultuur - overeenkomstig Verordening (EG) nr. 58/2003 van de Raad (11),

gelet op artikel 70 en bijlage V van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en de adviezen van de overige betrokken commissies (A6-0168/2009),

A.

overwegende dat, overeenkomstig artikel 274 van het EG-Verdrag, de Commissie de begroting uitvoert onder eigen verantwoordelijkheid en overeenkomstig het beginsel van goed financieel beheer,

1.

verleent de directeur van het Uitvoerend Agentschap Onderwijs, audiovisuele media en cultuur kwijting voor de uitvoering van de begroting van het uitvoerend agentschap voor het begrotingsjaar 2007;

2.

formuleert zijn opmerkingen in de resolutie die een integrerend deel uitmaakt van de besluiten tot het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2007, afdeling III — Commissie en uitvoerende agentschappen;

3.

verzoekt zijn voorzitter dit besluit, het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2007, afdeling III - Commissie en de resolutie die een integrerend deel uitmaakt van deze besluiten, te doen toekomen aan de directeur van het Uitvoerend Agentschap Onderwijs, audiovisuele media en cultuur, de Raad, de Commissie, het Hof van Justitie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).

De voorzitter

Hans-Gert PÖTTERING

De secretaris-generaal

Klaus WELLE


(1)  PB L 77 van 16.3.2007.

(2)  PB C 287 van 10.11.2008, blz. 1.

(3)  PB C 278 van 31.10.2008, blz. 32.

(4)  PB C 107 van 30.4.2004, blz. 1.

(5)  PB C 216 van 14.9.2007, blz. 3.

(6)  PB C 311 van 5.12.2008, blz. 71.

(7)  PB C 287 van 10.11.2008, blz. 111.

(8)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(9)  PB L 11 van 16.1.2003, blz. 1.

(10)  PB L 297 van 22.9.2004, blz. 6.

(11)  PB L 24 van 27.1.2005, blz. 35.


26.9.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 255/30


BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 23 april 2009

over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Uitvoerend Agentschap voor concurrentievermogen en innovatie voor het begrotingsjaar 2007

(2009/632/EG, Euratom)

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2007 (1),

gezien de definitieve jaarrekening van de Europese Gemeenschappen voor het begrotingsjaar 2007 — Deel I (SEC(2008) 2359 — C6-0415/2008) (2),

gezien de definitieve jaarrekening van het Uitvoerend Agentschap voor concurrentievermogen en innovatie betreffende het begrotingsjaar 2007 (3),

gezien de jaarverslagen van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad betreffende de follow-up van de kwijtingsbesluiten voor 2006 (COM(2008) 629, COM(2008) 628) en de bijbehorende werkdocumenten van de diensten van de Commissie (SEC(2008) 2579, SEC(2008) 2580),

gezien de mededeling van de Commissie „Synthese van de beheersresultaten van de Commissie in 2007” (COM(2008) 338),

gezien het jaarverslag van de Commissie aan de kwijtingsautoriteit over de in 2007 uitgevoerde interne controles (COM(2008) 499) en het bijbehorende werkdocument van de diensten van de Commissie (SEC(2008) 2361),

gezien het verslag van de Commissie „Antwoorden van de lidstaten op het jaarverslag van de Rekenkamer over 2006” (COM(2008) 112),

gezien het Groenboek over een Europees transparantie-initiatief, door de Commissie aangenomen op 3 mei 2006 (COM(2006) 194),

gezien advies nr. 2/2004 van de Rekenkamer over het model „single audit” (en een voorstel voor een communautair internecontrolekader) (4),

gezien de mededeling van de Commissie over een stappenplan voor een geïntegreerd internecontrolekader (COM(2005) 252),

gezien het actieplan van de Commissie voor een geïntegreerd internecontrolekader (COM(2006) 9), het voortgangsverslag van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement en de Europese Rekenkamer over het actieplan van de Commissie voor een geïntegreerd internecontrolekader (COM(2007) 86) evenals het bijbehorende werkdocument van de diensten van de Commissie (SEC(2007) 311),

gezien het eerste halfjaarlijkse verslag over het scorebord betreffende de uitvoering van het actieplan van de Commissie voor een geïntegreerd internecontrolekader, gepubliceerd op 19 juli 2006 (SEC(2006) 1009), in aansluiting op het verzoek van het Parlement in zijn resolutie bij het kwijtingsbesluit voor het begrotingsjaar 2004,

gezien advies nr. 6/2007 over de jaarlijkse overzichten van de lidstaten, de nationale verklaringen van de lidstaten en de door nationale controle-instanties verrichte controlewerkzaamheden met betrekking tot EU-middelen (5),

gezien het actieplan van de Commissie ter versterking van de toezichthoudende rol van de Commissie in het kader van het gedeelde beheer van structurele acties (COM(2008) 97),

gezien de mededeling van de commissarissen Hübner en Špidla aan de Commissie met een tussentijds verslag over de uitvoering van het actieplan van de Commissie ter versterking van de toezichthoudende rol van de Commissie in het kader van het gedeelde beheer van structurele acties (SEC(2008) 2756), evenals het bijbehorende werkdocument van de diensten van de Commissie (SEC(2008) 2755),

gezien het verslag van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad en de Europese Rekenkamer over het actieplan van de Commissie voor een geïntegreerd internecontrolekader (COM(2008) 110), evenals het bijbehorende werkdocument van de diensten van de Commissie (SEC(2008) 259),

gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Uitvoerend Agentschap voor concurrentievermogen en innovatie betreffende het begrotingsjaar 2007, vergezeld van de antwoorden van het Agentschap (6),

gezien de verklaring van de Rekenkamer waarin de betrouwbaarheid van de rekeningen en de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen worden bevestigd, als bedoeld in artikel 248 van het EG-Verdrag (7),

gezien de mededeling van de Commissie van 16 december 2008 over een gemeenschappelijke visie op het begrip aanvaardbaar foutenrisico (COM(2008) 866), evenals het bijbehorende werkdocument van de diensten van de Commissie (SEC(2008) 3054),

gezien de aanbeveling van de Raad van 10 februari 2009 over de aan de uitvoerende agentschappen te verlenen kwijting voor de uitvoering van de begroting voor het begrotingsjaar 2007 (5589/2009 — C6-0056/2009),

gelet op de artikelen 274, 275 en 276 van het EG-Verdrag en de artikelen 179 bis en 180 ter van het Euratom-Verdrag,

gelet op de artikelen 246 en volgende van het EG-Verdrag betreffende de Rekenkamer,

gezien de internationale audit- en boekhoudnormen, met name deze die van toepassing zijn op de openbare sector,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (8), en met name de artikelen 145, 146 en 147,

gelet op Verordening (EG) nr. 58/2003 van de Raad van 19 december 2002 tot vaststelling van het statuut van de uitvoerende agentschappen waaraan bepaalde taken voor het beheer van communautaire programma’s worden gedelegeerd (9), en met name artikel 14, lid 3,

gelet op Verordening (EG) nr. 1653/2004 van de Commissie van 21 september 2004 houdende een model voor het financieel reglement van de uitvoerende agentschappen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 58/2003 van de Raad tot vaststelling van het statuut van de uitvoerende agentschappen waaraan bepaalde taken voor het beheer van communautaire programma’s worden gedelegeerd (10), en met name artikel 66, eerste en tweede alinea,

gelet op Besluit 2004/20/EG van de Commissie van 23 december 2003 tot oprichting van een uitvoerend agentschap, genaamd het „Uitvoerend Agentschap voor intelligente energie”, voor het beheer van de communautaire maatregelen op het gebied van energie overeenkomstig Verordening (EG) nr. 58/2003 van de Raad (11),

gelet op Besluit 2007/372/EG van de Commissie van 31 mei 2007 tot wijziging van Besluit nr. 2004/20/EG waarbij het Uitvoerend Agentschap voor intelligente energie wordt omgevormd tot het Uitvoerend Agentschap voor concurrentievermogen en innovatie (12),

gelet op artikel 70 en bijlage V van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en de adviezen van de overige betrokken commissies (A6-0168/2009),

A.

overwegende dat, overeenkomstig artikel 274 van het EG-Verdrag, de Commissie de begroting uitvoert onder eigen verantwoordelijkheid en overeenkomstig het beginsel van goed financieel beheer,

1.

verleent de directeur van het Uitvoerend Agentschap voor concurrentievermogen en innovatie kwijting voor de uitvoering van de begroting van het uitvoerend agentschap voor het begrotingsjaar 2007;

2.

formuleert zijn opmerkingen in de resolutie die een integrerend deel uitmaakt van de besluiten tot het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2007, afdeling III — Commissie en uitvoerende agentschappen;

3.

verzoekt zijn voorzitter dit besluit, het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2007, afdeling III — Commissie, en de resolutie die een integrerend deel uitmaakt van deze besluiten, te doen toekomen aan de directeur van het Uitvoerend Agentschap voor concurrentievermogen en innovatie, de Raad, de Commissie, het Hof van Justitie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).

De voorzitter

Hans-Gert PÖTTERING

De secretaris-generaal

Klaus WELLE


(1)  PB L 77 van 16.3.2007.

(2)  PB C 287 van 10.11.2008, blz. 1.

(3)  PB C 278 van 31.10.2008, blz. 29.

(4)  PB C 107 van 30.4.2004, blz. 1.

(5)  PB C 216 van 14.9.2007, blz. 3.

(6)  PB C 311 van 5.12.2008, blz. 79.

(7)  PB C 287 van 10.11.2008, blz. 111.

(8)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(9)  PB L 11 van 16.1.2003, blz. 1.

(10)  PB L 297 van 22.9.2004, blz. 6.

(11)  PB L 5 van 9.1.2004, blz. 85.

(12)  PB L 140 van 1.6.2007, blz. 52.


26.9.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 255/33


BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 23 april 2009

over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Uitvoerend Agentschap voor het volksgezondheidsprogramma voor het begrotingsjaar 2007

(2009/633/EG, Euratom)

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2007 (1),

gezien de definitieve jaarrekening van de Europese Gemeenschappen voor het begrotingsjaar 2007 — Deel I (SEC(2008) 2359 — C6-0415/2008) (2),

gezien de definitieve jaarrekening van het Uitvoerend agentschap voor het volksgezondheidsprogramma betreffende het begrotingsjaar 2007 (3),

gezien de jaarverslagen van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad betreffende de follow-up van de kwijtingsbesluiten voor 2006 (COM(2008) 629, COM(2008) 628) en de bijbehorende werkdocumenten van de diensten van de Commissie (SEC(2008) 2579, SEC(2008) 2580),

gezien de mededeling van de Commissie „Synthese van de beheersresultaten van de Commissie in 2007” (COM(2008) 338),

gezien het jaarverslag van de Commissie aan de kwijtingsautoriteit over de in 2007 uitgevoerde interne controles (COM(2008) 499) evenals het bijbehorende werkdocument van de diensten van de Commissie (SEC(2008) 2361),

gezien het verslag van de Commissie „Antwoorden van de lidstaten op het jaarverslag van de Rekenkamer over 2006” (COM(2008) 112),

gezien het Groenboek over een Europees transparantie-initiatief, door de Commissie aangenomen op 3 mei 2006 (COM(2006) 194),

gezien advies nr. 2/2004 van de Rekenkamer over het model „single audit” (en een voorstel voor een communautair internecontrolekader) (4),

gezien de mededeling van de Commissie over een stappenplan voor een geïntegreerd internecontrolekader (COM(2005) 252),

gezien het actieplan van de Commissie voor een geïntegreerd internecontrolekader (COM(2006) 9), het voortgangsverslag van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement en de Europese Rekenkamer over het actieplan van de Commissie voor een geïntegreerd internecontrolekader (COM(2007) 86) evenals het bijbehorende werkdocument van de diensten van de Commissie (SEC(2007) 311),

gezien het eerste halfjaarlijkse verslag over het scorebord betreffende de uitvoering van het actieplan van de Commissie voor een geïntegreerd internecontrolekader, gepubliceerd op 19 juli 2006 (SEC(2006) 1009), in aansluiting op het verzoek van het Parlement in zijn resolutie bij het kwijtingsbesluit voor het begrotingsjaar 2004,

gezien advies nr. 6/2007 over de jaarlijkse overzichten van de lidstaten, de nationale verklaringen van de lidstaten en de door nationale controle-instanties verrichte controlewerkzaamheden met betrekking tot EU-middelen (5),

gezien het actieplan van de Commissie ter versterking van de toezichthoudende rol van de Commissie in het kader van het gedeelde beheer van structurele acties (COM(2008) 97),

gezien de mededeling van de commissarissen Hübner en Špidla aan de Commissie met een tussentijds verslag over de uitvoering van het actieplan van de Commissie ter versterking van de toezichthoudende rol van de Commissie in het kader van het gedeelde beheer van structurele acties (SEC(2008) 2756), evenals het bijbehorende werkdocument van de diensten van de Commissie (SEC(2008) 2755),

gezien het verslag van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad en de Europese Rekenkamer over het actieplan van de Commissie voor een geïntegreerd internecontrolekader (COM(2008) 110), evenals het bijbehorende werkdocument van de diensten van de Commissie (SEC(2008) 259),

gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Uitvoerend Agentschap voor het volksgezondheidsprogramma betreffende het begrotingsjaar 2007, vergezeld van het antwoord van het Agentschap (6),

gezien de verklaring van de Rekenkamer waarin de betrouwbaarheid van de rekeningen en de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen worden bevestigd, als bedoeld in artikel 248 van het EG-Verdrag (7),

gezien de mededeling van de Commissie van 16 december 2008 over een gemeenschappelijke visie op het begrip aanvaardbaar foutenrisico (COM(2008) 866), evenals het bijbehorende werkdocument van de diensten van de Commissie (SEC(2008) 3054),

gezien de aanbeveling van de Raad van 10 februari 2009 over de aan de uitvoerende agentschappen te verlenen kwijting voor de uitvoering van de begroting voor het begrotingsjaar 2007 (5589/2009 — C6-0056/2009),

gelet op de artikelen 274, 275 en 276 van het EG-Verdrag en de artikelen 179 bis en 180 ter van het Euratom-Verdrag,

gelet op de artikelen 246 en volgende van het EG-Verdrag betreffende de Rekenkamer,

gezien de internationale audit- en boekhoudnormen, met name deze die van toepassing zijn op de openbare sector,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (8), en met name de artikelen 145, 146 en 147 daarvan,

gelet op Verordening (EG) nr. 58/2003 van de Raad van 19 december 2002 tot vaststelling van het statuut van de uitvoerende agentschappen waaraan bepaalde taken voor het beheer van communautaire programma’s worden gedelegeerd (9), en met name artikel 14, lid 3,

gelet op Verordening (EG) nr. 1653/2004 van de Commissie van 21 september 2004 houdende een model voor het financieel reglement van de uitvoerende agentschappen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 58/2003 van de Raad tot vaststelling van het statuut van de uitvoerende agentschappen waaraan bepaalde taken voor het beheer van communautaire programma’s worden gedelegeerd (10), en met name artikel 66, eerste en tweede alinea,

gelet op Besluit 2004/858/EG van de Commissie van 15 december 2004 tot oprichting van een uitvoerend agentschap, genaamd het „Agentschap voor het volksgezondheidsprogramma”, voor het beheer van de communautaire maatregelen op het gebied van de volksgezondheid overeenkomstig Verordening (EG) nr. 58/2003 van de Raad (11),

gelet op artikel 70 en bijlage V van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en de adviezen van de overige betrokken commissies (A6-0168/2009),

A.

overwegende dat, overeenkomstig artikel 274 van het EG-Verdrag, de Commissie de begroting uitvoert onder eigen verantwoordelijkheid en overeenkomstig het beginsel van goed financieel beheer,

1.

verleent de directeur van het Uitvoerend Agentschap voor het volksgezondheidsprogramma kwijting voor de uitvoering van de begroting van het uitvoerend agentschap voor het begrotingsjaar 2007;

2.

formuleert zijn opmerkingen in de resolutie die een integrerend deel uitmaakt van de besluiten tot het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2007, afdeling III — Commissie en uitvoerende agentschappen;

3.

verzoekt zijn voorzitter dit besluit, het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2007, afdeling III — Commissie, en de resolutie die een integrerend deel uitmaakt van deze besluiten, te doen toekomen aan de directeur van het Uitvoerend Agentschap voor gezondheid en consumenten (voordien het Agentschap voor het volksgezondheidsprogramma), de Raad, de Commissie, het Hof van Justitie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).

De voorzitter

Hans-Gert PÖTTERING

De secretaris-generaal

Klaus WELLE


(1)  PB L 77 van 16.3.2007.

(2)  PB C 287 van 10.11.2008, blz. 1.

(3)  PB C 278 van 31.10.2008, blz. 81.

(4)  PB C 107 van 30.4.2004, blz. 1.

(5)  PB C 216 van 14.9.2007, blz. 3.

(6)  PB C 311 van 5.12.2008, blz. 86.

(7)  PB C 287 van 10.11.2008, blz. 111.

(8)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(9)  PB L 11 van 16.1.2003, blz. 1.

(10)  PB L 297 van 22.9.2004, blz. 6.

(11)  PB L 369 van 16.12.2004, blz. 73.


RESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 23 april 2009

met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van de besluiten over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2007, afdeling III — Commissie en uitvoerende agentschappen

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2007 (1),

gezien de definitieve jaarrekening van de Europese Gemeenschappen voor het begrotingsjaar 2007 — Deel I (SEC(2008)2359 — C6-0415/2008) (2),

gezien de jaarverslagen van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad betreffende de follow-up van de kwijtingsbesluiten voor 2006 (COM(2008) 629, COM(2008) 628) evenals de bijbehorende werkdocumenten van de diensten van de Commissie (SEC(2008) 2579, SEC(2008) 2580),

gezien de mededeling van de Commissie „Synthese van de beheersresultaten van de Commissie in 2007” (COM(2008) 338),

gezien het jaarverslag van de Commissie aan de kwijtingsautoriteit over de in 2007 uitgevoerde interne controles (COM(2008) 499) evenals het bijbehorende werkdocument van de diensten van de Commissie (SEC(2008) 2361),

gezien het verslag van de Commissie „Antwoorden van de lidstaten op het jaarverslag van de Rekenkamer over 2006” (COM(2008) 112),

gezien het Groenboek over een Europees transparantie-initiatief, door de Commissie aangenomen op 3 mei 2006 (COM(2006) 194),

gezien advies nr. 2/2004 van de Rekenkamer over het model „single audit” (en een voorstel voor een communautair internecontrolekader) (3),

gezien de mededeling van de Commissie over een stappenplan voor een geïntegreerd internecontrolekader (COM(2005) 252),

gezien het actieplan van de Commissie voor een geïntegreerd internecontrolekader (COM(2006) 9), het voortgangsverslag van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement en de Europese Rekenkamer over het actieplan van de Commissie voor een geïntegreerd internecontrolekader (COM(2007) 86) evenals het bijbehorende werkdocument van de diensten van de Commissie (SEC(2007) 311),

gezien het eerste halfjaarlijkse verslag over het scorebord betreffende de uitvoering van het actieplan van de Commissie voor een geïntegreerd internecontrolekader, gepubliceerd op 19 juli 2006 (SEC(2006) 1009), in aansluiting op het verzoek van het Parlement in zijn resolutie bij het kwijtingsbesluit voor het begrotingsjaar 2004,

gezien advies nr. 6/2007 over de jaarlijkse overzichten van de lidstaten, de nationale verklaringen van de lidstaten en de door nationale controle-instanties verrichte controlewerkzaamheden met betrekking tot EU-middelen (4),

gezien het actieplan van de Commissie ter versterking van de toezichthoudende rol van de Commissie in het kader van het gedeelde beheer van structurele acties (COM(2008) 97),

gezien de mededeling van de commissarissen Hübner en Špidla aan de Commissie met een tussentijds verslag over de uitvoering van het actieplan van de Commissie ter versterking van de toezichthoudende rol van de Commissie in het kader van het gedeelde beheer van structurele acties (SEC(2008) 2756), evenals het bijbehorende werkdocument van de diensten van de Commissie (SEC(2008) 2755),

gezien het verslag van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad en de Europese Rekenkamer over het actieplan van de Commissie voor een geïntegreerd internecontrolekader (COM(2008) 110), evenals het bijbehorende werkdocument van de diensten van de Commissie (SEC(2008) 259),

gezien het jaarverslag van de Rekenkamer over de uitvoering van de begroting over het begrotingsjaar 2007, vergezeld van de antwoorden van de instellingen (5), evenals de speciale verslagen van de Rekenkamer,

gezien de verklaring van de Rekenkamer waarin de betrouwbaarheid van de rekeningen en de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen worden bevestigd, als bedoeld in artikel 248 van het EG-Verdrag (6),

gezien de mededeling van de Commissie van 16 december 2008 over een gemeenschappelijke visie op het begrip aanvaardbaar foutenrisico (COM(2008) 866), evenals het bijbehorende werkdocument van de diensten van de Commissie (SEC(2008) 3054),

gezien de aanbeveling van de Raad van 10 februari 2009 over de aan de Commissie te verlenen kwijting voor de uitvoering van de begroting voor het begrotingsjaar 2007 (5587/2009 — C6-0055/2009),

gezien de aanbeveling van de Raad van 10 februari 2009 over de aan de uitvoerende agentschappen te verlenen kwijting voor de uitvoering van de begroting voor het begrotingsjaar 2007 (5589/2009 — C6-0056/2009),

gelet op de artikelen 274, 275 en 276 van het EG-Verdrag en de artikelen 179 bis en 180 ter van het Euratom-Verdrag,

gelet op de artikelen 246 en volgende van het EG-Verdrag betreffende de Rekenkamer,

gezien de internationale audit- en boekhoudnormen, met name deze die van toepassing zijn op de openbare sector,

gezien de internationale peer review van de Rekenkamer,

gelet op Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 van 29 februari 1968 tot vaststelling van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van deze Gemeenschappen (7), in het bijzonder titel V, hoofdstuk 3 betreffende pensioenen en invaliditeitsuitkeringen, en bijlage XII betreffende uitvoeringsbepalingen van artikel 83 bis van het Statuut,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (8), met name de artikelen 145, 146 en 147 daarvan,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 58/2003 van de Raad van 19 december 2002 tot vaststelling van het statuut van de uitvoerende agentschappen waaraan bepaalde taken voor het beheer van communautaire programma’s worden gedelegeerd (9), met name artikel 14, leden 2 en 3,

gelet op artikel 70 en bijlage V van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en de adviezen van de overige betrokken commissies (A6-0168/2009),

A.

overwegende dat, overeenkomstig artikel 274 van het EG-Verdrag, de Commissie de begroting uitvoert onder eigen verantwoordelijkheid en volgens het beginsel van goed financieel beheer, in samenwerking met de lidstaten,

B.

overwegende dat de Commissie alles in het werk moet stellen om haar volledige steun te verlenen aan initiatieven die tot doel hebben de kwaliteit van het financiële beheer te verbeteren, teneinde een gunstige betrouwbaarheidsverklaring van de Europese Rekenkamer te verkrijgen,

C.

overwegende dat artikel 184 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 voorziet in een herziening van het Financieel Reglement telkens wanneer zulks nodig is en ten minste elke drie jaar, en verder overwegende dat de huidige periode van drie jaar op 1 januari 2010 afloopt; overwegende dat hetzelfde artikel bepaalt dat het Parlement om toepassing van de overlegprocedure kan vragen,

D.

overwegende dat de politieke zeggenschap van de Europese Gemeenschappen over de niet-uitvoerende agentschappen, die een voorwaarde is voor de opname van de rekeningen van deze agentschappen in de consolidatie van de rekeningen van de Europese Gemeenschappen, van jaar tot jaar lijkt af te nemen, en dat hun plaats in het politieke organigram van de communautaire operationele structuren steeds onduidelijker wordt,

E.

overwegende dat een van de specifieke kenmerken van de tenuitvoerlegging van een deel van het beleid van de Unie bestaat in het zogenaamde „gedeelde beheer” van de gemeenschapsbegroting door de Commissie en de lidstaten, wat met zich brengt dat ongeveer 80 % van de communautaire uitgaven door de lidstaten wordt verricht,

F.

overwegende dat het in zijn resolutie van 24 april 2007 (10) over de kwijting voor het begrotingsjaar 2005 heeft geoordeeld dat elke lidstaat de verantwoordelijkheid voor het beheer van ontvangen EU-middelen op zich moet kunnen nemen, hetzij door één enkele nationale beheersverklaring of in de vorm van verschillende verklaringen binnen een nationaal kader,

G.

overwegende dat de Rekenkamer in haar jaarverslag betreffende het begrotingsjaar 2007 in het kader van de beoordeling van de vorderingen inzake de totstandbrenging van een geïntegreerd internecontrolekader heeft benadrukt dat de aard van de EU-uitgaven inhoudt dat het grootste foutenrisico zich voordoet op het niveau van de eindbegunstigde (paragraaf 1.47),

H.

overwegende dat de opstelling door de lidstaten van een jaarlijks overzicht van de beschikbare controles en verklaringen op het gebied van gedeeld beheer, overeenkomstig punt 44 van het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer (11) (IIA), een eerste stap zou moeten zijn op weg naar nationale beheersverklaringen en duidelijk zou moeten bijdragen aan een beter beheer van de communautaire begroting, met de fundamentele gemeenschappelijke bedoeling een positieve betrouwbaarheidsverklaring te verkrijgen voor alle uitgaven van de Unie,

I.

overwegende dat de Rekenkamer het begrip aanvaardbaar foutenrisico in de Unie heeft geïntroduceerd in haar advies nr. 2/2004 over het model „single audit” (12), en dat de Rekenkamer verklaard heeft dat „elk controlesysteem een compromis is tussen de prijs die moet worden betaald om verificaties de voorgeschreven intensiteit te kunnen geven, en het voordeel dat deze kunnen opleveren, en dat in communautair verband het voordeel onder meer is dat het risico van verspilling van middelen afneemt en het foutenrisico op een aanvaardbaar niveau wordt gehouden”,

J.

overwegende dat de Rekenkamer in haar jaarverslag 2007 van oordeel is dat „de kosten van controle belangrijk zijn, zowel voor de EU-begroting als voor de lidstaten of begunstigde staten” en dat „het evenwicht tussen kosten en restrisico op afzonderlijke uitgaventerreinen zo belangrijk is dat het zou moeten worden vastgesteld op politiek niveau (d.w.z. door de begrotings-/kwijtingverlenende autoriteiten) uit naam van de burgers van de Unie” (paragraaf 1.52 onder b) en c)), en dat de Rekenkamer in paragraaf 2.42 onder c) van haar jaarverslag 2007 aanbeveelt voort te maken met het nader uitwerken van het begrip „toelaatbaar risico”,

K.

overwegende dat de Ecofin-Raad van 8 november 2005 in zijn conclusies (paragraaf 5) van oordeel was dat eveneens moest worden gewezen op het fundamentele belang van de invoering van een geïntegreerde interne controle en van vereenvoudiging van de desbetreffende regelgeving, en dat de Commissie hierin werd verzocht een evaluatie van de kosten van deze controle per uitgavencategorie te verrichten,

L.

overwegende dat het Sloveense voorzitterschap van de Raad in juni 2008 van oordeel was dat „in lijn met de conclusies van de Raad van 2005, […] een akkoord moet worden gesloten tussen het Europees Parlement en de Raad over aanvaardbare restrisico’s in de onderliggende verrichtingen, waarbij rekening wordt gehouden met de kosten en baten van de controles in het kader van de verschillende beleidsvormen en van het overeenkomstige bedrag van de uitgaven” (13),

M.

overwegende dat, indien een dialoog tussen de externe controleur (Rekenkamer) en de gecontroleerde instelling (Commissie) noodzakelijk is, het overeenkomstig de internationale auditnormen die het algemeen kader voor de begrotingscontrole moeten blijven, buiten twijfel staat dat de externe controleur de risico’s beoordeelt waarop hij zijn oordeel over de keuze van de controleprocedures baseert,

N.

overwegende dat de kosten van een controle uiteraard niet alleen afhangen van het niveau van het aanvaardbaar foutenrisico, maar ook van de complexiteit van de organisatie van de gecontroleerde entiteit en van de kwaliteit van haar interne controle,

O.

overwegende dat de externe controleur overeenkomstig de internationale auditnormen de passende methodes kiest om de te controleren elementen te selecteren teneinde afdoende elementen te verzamelen waarmee de doelstellingen van zijn controletests kunnen worden verwezenlijkt; overwegende dat, indien de keuze van de methodes van de omstandigheden afhangt, zij vooral afhangt van het auditrisico en van doelstelling efficiënte controles te verrichten; overwegende dat de externe controleur zich ervan moet vergewissen dat de gebruikte methodes afdoende en passende elementen verschaffen om de doelstellingen van de controle te verwezenlijken,

P.

overwegende dat het directoraat-generaal Onderwijs en Cultuur (DG EAC) bij de nieuwe generatie programma’s de actieprogramma’s heeft geharmoniseerd, in het bijzonder door middel van het invoeren van de benadering van één enkele interne controle, overwegende dat in dit kader de ex-ante- en ex-post-verklaringen van de lidstaten nieuwe, bijkomende factoren zijn bij de interne controle van en het toezicht op de stelsels,

Q.

overwegende dat de jaarlijkse kwijtingsprocedure het Parlement in staat stelt rechtstreeks in contact te treden met de belangrijkste verantwoordelijken van dit beheer, en in het licht van de resultaten van de controles van de Rekenkamer de burger een beter beheer van de uitgaven van de Unie kan garanderen en zo de basis legt voor een steviger besluit,

R.

overwegende dat artikel 83 van Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 bepaalt dat de pensioenen aan de begroting worden toegerekend en dat de lidstaten gemeenschappelijk de betaling van dergelijke uitkeringen moeten waarborgen, overeenkomstig de voor de financiering daarvan vastgestelde verdelingssleutel, overwegende dat het personeel 10,25 % van zijn salaris terugstort naar de algemene begroting als bijdrage voor de financiering van de pensioenregeling;

S.

overwegende dat artikel 83 van Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 bepaalt dat de lidstaten gemeenschappelijk het pensioenfonds moeten garanderen, hetgeen betekent dat deze garantie kan worden ingeroepen wanneer één of meerdere lidstaten niet aan hun verplichtingen kunnen voldoen, maar niet impliceert dat de Gemeenschappen geen claim kunnen doen gelden tegen de lidstaten die die verplichting zijn aangegaan,

T.

gezien het feit dat in 2007 voor het eerst uitvoering werd gegeven aan het financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking,

U.

overwegende dat 2007 gold als Europees Jaar van gelijke kansen voor iedereen, waarin speciale aandacht werd besteed aan de diverse vormen van discriminatie waarmee vrouwen vaak te maken krijgen,

V.

overwegende dat door hardnekkige ongelijkheden tussen mannen en vrouwen de besteding van de begrotingsmiddelen op beide geslachten een verschillende uitwerking heeft,

W.

overwegende dat de Raad in het kader van de volgende begrotingsprocedure rekening moet houden met de resultaten en aanbevelingen van de kwijting 2007 en de hervormingsvoorstellen moet steunen die tot doel hebben de verantwoordelijkheid van de lidstaten te vergroten teneinde definitief komaf te maken met de problemen die de Rekenkamer reeds jaren identificeert,

X.

overwegende dat de Commissie, de Raad en het Parlement, in samenwerking met de Rekenkamer, de gezamenlijke doelstelling moeten nastreven een gunstige betrouwbaarheidsverklaring te verkrijgen,

BELANGRIJKSTE CONCLUSIES

1.

is tevreden met de vooruitgang die de Commissie en enkele lidstaten hebben geboekt op het gebied van efficiënter gebruik van Gemeenschapsmiddelen en de algemene controleomgeving, hetgeen in de verbeteringen in de betrouwbaarheidsverklaring van de Rekenkamer wordt weerspiegeld;

2.

is verheugd over de aanzienlijke vooruitgang wat de controles betreft die de onderzoekscluster van de Commissie heeft geboekt in het kader van het beheer van het zevende kaderprogramma in vergelijking tot eerdere kaderprogramma’s; benadrukt dat het beheer van de middelen voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) is verbeterd, in het bijzonder dankzij de werking van het geïntegreerd beheers- en controlesysteem (GBCS); betreurt ten zeerste dat in 2007 Griekenland nog steeds niet zijn verplichtingen tot invoering van het GBCS nakomt;

3.

merkt op dat 2007 het eerste jaar van afsluiting van de meerjarenprogramma’s 2000-2006 was en dat veel middelen zijn teruggevorderd;

4.

merkt op dat er aanzienlijke vooruitgang is geboekt bij het financiële beheer van onderzoek en technologische ontwikkeling (OTO) waarbij de foutenpercentages in een periode van 3 jaar met meer dan 50 % zijn teruggedrongen; moedigt de Commissie aan zich te blijven inspannen voor vereenvoudiging om het gebruik van de programma’s door de uiteindelijke begunstigde te verbeteren;

5.

neemt met genoegen nota van de inspanningen die de Commissie zich getroost op het gebied van de voor het cohesiebeleid beschikbaar gestelde middelen in het kader van de tenuitvoerlegging van het actieplan om de toezichthoudende rol van de Commissie bij het gedeelde beheer van structurele acties te versterken, dat in de context van de kwijtingsprocedure 2006 is aangenomen; hoopt dat de eerste resultaten van het bovengenoemde actieplan en van het streven naar vereenvoudiging zichtbaar worden in het jaarverslag 2008 van de Rekenkamer;

6.

blijft verontrust over het gebrek aan capaciteit van de Europese Unie op het gebied van crisisbeheer; is van mening dat de Unie inboet aan politiek leiderschap, zichtbaarheid en verantwoordelijkheid wanneer zij gebruik maakt van internationale trustfondsen die de Commissie had kunnen beheren als zij de kwijtingsverslagen 2005 en 2006 in acht had genomen en een eigen post-crisisinstrument had opgebouwd; is zeer bezorgd over het gebrek aan controle van EU-middelen die door bepaalde organen van de Verenigde Naties worden aangewend en over het gebrek aan bereidheid van VN-organen om maatregelen te nemen bij fraude met EU-middelen;

HORIZONTALE VRAAGSTUKKEN

Betrouwbaarheidsverklaring

7.

neemt kennis van de verbeteringen in de afzonderlijke delen van de betrouwbaarheidsverklaring, betreurt evenwel dat de betrouwbaarheidsverklaring die de Rekenkamer in haar jaarverslag 2007 geeft voor het veertiende opeenvolgende jaar een verklaring met beperking bevat over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekeningen; merkt op dat de Rekenkamer van mening is dat de betalingen op tal van uitgaventerreinen (landbouw en natuurlijke hulpbronnen, cohesie, onderzoek, energie en vervoer, externe steun, ontwikkeling, uitbreiding, onderwijs en burgerschap) nog steeds fouten van substantieel belang vertonen, zij het op verschillende niveaus;

8.

is verheugd over het feit dat volgens het verslag van de Rekenkamer de ontvangsten, de huishoudelijke uitgaven, de uitgaven voor economische en financiële zaken en de uitgaven voor het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) geen substantiële fouten vertonen;

9.

stelt vast dat met name op het gebied van de controlesystemen de situatie erop verbetert, maar dat dit onvoldoende en te traag gebeurt;

Betrouwbaarheid van de rekeningen

10.

is ingenomen met de verklaring van de Rekenkamer dat de jaarrekening van de Europese Gemeenschappen in alle materiële opzichten een getrouw beeld geeft van de financiële situatie van de Gemeenschappen per 31 december 2007, en van de resultaten van hun verrichtingen en kasstromen voor het op die dag afgesloten begrotingsjaar (hoofdstuk 1, betrouwbaarheidsverklaring, paragraaf VII); roept de Commissie desalniettemin op zich de opmerkingen van de Rekenkamer ter harte te nemen en de begrijpelijkheid en nauwkeurigheid van de boekhoudkundige basisgegevens te verbeteren;

11.

acht het abnormaal dat de jaarrekening wordt gepresenteerd met een negatief eigen kapitaal van –58 600 000 000 EUR en vraagt zich af of de bij de lidstaten op te vragen bedragen niet als activa moeten worden geboekt aangezien deze slaan op een zekere toezegging met betrekking tot pensioenen voor het personeel, die worden geraamd op 33 500 000 000 EUR; verzoekt om specificatie van de bijgevoegde nota’s over de andere bij de lidstaten op te vragen bedragen ten belope van 27 900 000 000 EUR; neemt nota van de verklaringen van de rekenplichtige van de Commissie volgens welke is gehandeld in overeenstemming met de internationale boekhoudkundige normen voor de publieke sector; stelt voor te onderzoeken of een communautair pensioenfonds kan worden ingesteld zodat deze financiële verplichtingen jegens het personeel kunnen worden uitbesteed;

12.

vindt geen uitleg waarom de van de Europese Gemeenschappen ontvangen activa die verband houden met het Galileo-programma, niet in de jaarrekening zijn opgenomen omdat, volgens het verslag van de Rekenkamer, eind 2007 de overeenkomsten ondertekend zijn tussen het Europees Ruimteagentschap, de gemeenschappelijke onderneming Galileo en de GNSS-toezichtautoriteit die in 2004 is opgericht en op 1 januari 2007 de activiteiten van de vroegere gemeenschappelijke onderneming Galileo moest overnemen; verzoekt de Commissie bijgevolg een voorstel in te dienen betreffende de belangrijkste Europese projecten (Galileo of de TEN’s) die financiering nodig hebben die buiten het toepassingsgebied en daarmee de controle van het meerjaarlijkse financiële kader valt;

13.

verzoekt de mogelijkheid te onderzoeken om in de jaarrekening een voorziening op te nemen voor groot onderhoud of grondige renovatie van het vastgoed van de Europese Gemeenschappen, omdat er geen afschrijving van de gebouwen is aan de hand van specifieke onderdelen die de belangrijkste elementen van de vaste activa weergeven die op regelmatige tijdstippen moeten worden vervangen; is van mening dat deze voorzieningen voor groot onderhoud of grondige renovatie moet aanleunen bij meerjarige onderhoudsprogramma’s die tot doel hebben de gebouwen in goede staat te houden zonder de levensduur ervan te verlengen;

14.

verzoekt goed na te gaan of, bij afwezigheid van een kapitaalsband, het niveau van de politieke macht van de Europese Gemeenschappen in de agentschappen die betrokken zijn bij de consolidatie van de rekeningen, wel degelijk in overeenstemming is met de eisen inzake internationale boekhoudnormen voor de openbare sector;

15.

uit zijn bezorgdheid en twijfel over de mogelijkheid om onder alle omstandigheden hoge ambtenaren die buiten de loopbaancategorieën vallen in de laatste salaristrap van de rang AD16 te benoemen, tenzij uitdrukkelijk vermeld in de personeelsformaties, en verzoekt de Commissie in het licht van deze specifieke begrotingssituatie de mogelijkheden op grond van het ambtenarenstatuut te verduidelijken;

Wettigheid van de onderliggende verrichtingen

16.

stelt met tevredenheid vast dat de gebieden waar de Commissie adequate toezicht- en controlesystemen ten uitvoer heeft gelegd (ontvangsten, vastleggingen en betalingen voor huishoudelijke en andere uitgaven alsook voor economische en financiële zaken) geen substantiële fouten vertonen wat de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen betreft (hoofdstuk 1, betrouwbaarheidsverklaring, paragraaf IX);

17.

betreurt evenwel het feit dat de Rekenkamer op zeer belangrijke gebieden van het beheer van de communautaire begroting (uitgaven voor landbouw, uitgezonderd EOGFL, cohesie, onderzoek, energie en vervoer, externe acties, onderwijs en cultuur) eens te meer vaststelt dat ingewikkelde of onduidelijke rechtsvoorschriften enerzijds leiden tot een aanzienlijk aantal fouten bij de eindbegunstigden en anderzijds gedeeltelijk de efficiëntie aantasten van de toezichts- en controlesystemen, en dat deze complexiteit ervoor zorgt dat het onmogelijk is een gunstige betrouwbaarheidsverklaring van de Rekenkamer te verkrijgen (hoofdstuk 1, betrouwbaarheidsverklaring, paragrafen X en XI); verzoekt de Commissie bijgevolg een analyse te maken om de omvang van de problemen vast te stellen en oplossingen voor te stellen om hieraan te verhelpen; benadrukt derhalve dat vereenvoudiging van de onderliggende voorschriften en regelgeving vereist is om een positieve betrouwbaarheidsverklaring te verkrijgen;

18.

verzoekt de Commissie dat zij nog meer toezicht houdt op de aan de lidstaten gedelegeerde controles en dat zij hen duidelijke richtsnoeren geeft over de manier waarop deze fouten kunnen worden voorkomen, geïdentificeerd en gecorrigeerd; beklemtoont dat, indien de controlesystemen van de lidstaten ontoereikend blijven, zij alles moet doen wat in haar macht ligt om ervoor te zorgen dat de lidstaten hun verplichtingen nakomen en de noodzakelijke verbeteringen doorvoeren, in het bijzonder door betalingen op te schorten en financiële correcties op te leggen;

Begrotingsbeheer — financiële correcties

19.

neemt kennis van het feit dat de Rekenkamer vaststelt dat, ten opzichte van het begin van de vorige programmeringsperiode, het gebruik van de vastleggingskredieten aanzienlijk is verbeterd in 2007, dat het eerste jaar van de nieuwe programmeringsperiode 2007-2013 is;

20.

is evenwel van mening dat de Commissie inzake gedeeld of gedecentraliseerd beheer Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 ten volle moet toepassen en de eindverantwoordelijkheid voor de uitvoering van de begroting op zich moet nemen; wijst erop dat tot financiële correcties moet worden overgegaan zodra door de lidstaten niet gecorrigeerde onregelmatigheden worden ontdekt, zonder te wachten op het eind van de meerjarige cyclus;

Terugvorderingen

21.

wijst met bezorgdheid op de problemen inzake terugvordering van ten onrechte betaalde communautaire middelen en op de slechte kwaliteit van de verstrekte gegevens over de op nationaal niveau toegepaste correctiemechanismen bij het cohesiebeleid, die vaak tegenstrijdig en onvolledig zijn; wijst tevens op het feit dat de Rekenkamer met betrekking tot de landbouw twijfels heeft over de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie (paragrafen 3.26 en 5.44 van het jaarverslag 2007);

22.

wijst tevens op het belang van besluiten en definitieve corrigerende maatregelen om uitgaven die niet volgens de communautaire regelgeving zijn verricht van communautaire financiering uit te sluiten, en herhaalt zijn verzoek om de exacte begrotingslijn en het begrotingsjaar te vermelden waarop individuele terugvorderingen betrekking hebben, zoals gebruikelijk in de sector landbouw en natuurlijke hulpbronnen;

23.

verzoekt de Commissie de doeltreffendheid en doelmatigheid van de meerjarige terugvorderingssystemen te verbeteren, ook op het niveau van de lidstaten, en de gegevens over terugvorderingen en financiële correcties te consolideren, in het bijzonder op gebieden die onder de structuurfondsen vallen, teneinde betrouwbare en vergelijkbare cijfers te verstrekken over de verschillende beleidsgebieden en beheerswijzen van de middelen; verzoekt de Commissie hierover aan het Parlement in de nota’s over de jaarrekening verslag uit te brengen teneinde een globaal beeld te krijgen;

24.

verzoekt, gezien de aanhoudende problemen in verband met terugvorderingen, om een evaluatie van het systeem;

Opschorting van betalingen

25.

ondersteunt de Commissie volledig bij de strikte toepassing van de wetgeving waar het de opschorting van de betalingen betreft en verheugt zich over reeds gestarte acties om de middelen niet over te schrijven als de Commissie niet over een absolute garantie beschikt over de betrouwbaarheid van de beheer- en controlesystemen van de lidstaat die de kredieten ontvangt;

Jaarlijkse overzichten van de controles, beschikbare verklaringen op het gebied van gedeeld beheer en nationale beheersverklaringen

26.

is verheugd over de terbeschikkingstelling van jaarlijkse overzichten van de controles door de lidstaten vanaf 2008, alsook over de beoordelingen en de verklaringen in de jaarlijkse activiteitenverslagen 2007 van de directoraten-generaal die bij de structuurfondsen betrokken zijn en roept de Commissie op ernaar te streven dat deze jaarlijkse overzichten samen met het antwoord van de Commissie openbaar gemaakt worden; is van mening dat de door de lidstaten opgestelde jaarlijkse overzichten openbare documenten zijn en daarom gedurende de kwijtingsprocedure ook moeten worden toegezonden aan de bevoegde commissie van het Parlement;

27.

stelt met bezorgdheid vast dat de Rekenkamer gezien de grote verschillen wat de presentatie ervan betreft en het ontbreken van meerwaarde, van oordeel is dat deze jaarlijkse overzichten nog geen betrouwbare beoordeling van de werking en de doeltreffendheid van de controlesystemen vormen; is in dit licht ingenomen met de oriëntatienota van de Commissie die tot doel heeft de kwaliteit van de jaarlijkse overzichten voor 2008 te verbeteren en roept de Commissie op de richtsnoeren die zij de lidstaten verstrekt voor het opstellen van de jaarlijkse overzichten verder te verbeteren; is van mening dat zinvolle jaarlijkse overzichten het aantal controles ter plaatse kunnen terugbrengen;

28.

roept de Commissie in dit verband op de overzichten die in 2009 zijn ontvangen te analyseren met het doel hun meerwaarde te optimaliseren op het gebied van de zekerheid die zij geven over de werking van de internecontrolesystemen die door de lidstaten worden gebruikt; roept de Commissie ook op in het jaarverslag een analyse op te nemen van de door de lidstaten ingediende jaarlijkse overzichten, op grond van artikel 86, lid 4, van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002, waarbij zij de bepalingen van het Interinstitutioneel Akkoord betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer (IIA) als referentiewaarden hanteert;

29.

betreurt dat de Commissie geen gevolg heeft gegeven aan het verzoek in zijn resolutie van 22 april 2008 over de kwijting voor het begrotingsjaar 2006 (14) om het Parlement en de Raad een specifiek document over te leggen dat op basis van de ontvangen jaarlijkse overzichten de sterke en zwakke punten analyseert van de nationale systemen van elke lidstaat op het gebied van administratie en controle van de communautaire middelen, alsook de resultaten van de verrichte controles; betreurt tevens dat het tot op heden van de Commissie nog geen gedetailleerde informatie heeft ontvangen over de beoordeling en de vergelijkende analyse van de eerste gepresenteerde jaarlijkse overzichten; acht het van kapitaal belang verslag uit te brengen over de kwaliteit van de jaarlijkse overzichten, om te stimuleren dat deze een meerwaarde toevoegen aan het proces, bijvoorbeeld door het vaststellen van gemeenschappelijke problemen, mogelijke oplossingen en beste praktijken;

30.

verzoekt de Commissie in de activiteitenverslagen regelmatig deze kwalitatieve en kwantitatieve beoordeling van de jaarlijkse overzichten over te leggen en deze informatie gedurende de kwijtingsprocedure beschikbaar te stellen aan alle betrokken partijen en het publiek; verwacht de eerste beoordeling uiterlijk in september 2009 te ontvangen en vraagt dat, naast een jaarlijkse formele presentatie aan het Parlement, deze analyse van de jaarlijkse overzichten ook wordt toegestuurd aan alle nationale parlementaire commissies die bevoegd zijn voor de begroting;

31.

verzoekt de Commissie na drie jaar een omvattende evaluatie uit te voeren, waarbij de meerwaarde van de jaarlijkse overzichten voor een goed beheer van de EU-middelen in de lidstaten wordt geanalyseerd, alsook de mate van onafhankelijkheid van de betrokken controleurs;

32.

is van oordeel dat de jaarlijkse overzichten die de lidstaten elk jaar moeten opstellen, inclusief een samenvatting van de gecontroleerde rekeningen en de beschikbare verklaringen, overeenkomstig punt 44 van het IIA, een eerste stap moeten vormen op weg naar de invoering van nationale beheersverklaringen in alle lidstaten; verzoekt de Commissie te verklaren wat zij in dit kader en met het oog op eerdere kwijtingsresoluties heeft gedaan en zo spoedig mogelijk alle noodzakelijke maatregelen te nemen om de jaarlijkse overzichten te verbeteren zodat deze hetzelfde politieke gewicht in de schaal leggen als de nationale beheersverklaringen; is van mening dat de Commissie haar wetgevingsinitiatief moet gebruiken om een voorstel te doen tot een besluit van de Raad waarmee nationale beheersverklaringen verplicht worden gesteld;

33.

is verheugd over het feit dat een aantal lidstaten (Denemarken, Nederland, Zweden, Verenigd Koninkrijk) het initiatief heeft genomen om in te stemmen met de goedkeuring van een nationale verklaring betreffende het beheer van de communautaire middelen, maar betreurt dat, ondanks deze initiatieven, het merendeel van de overige lidstaten zich tegen de invoering ervan verzet; betreurt tevens het feit dat België, Bulgarije, Tsjechië, Duitsland, Estland, Ierland, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Italië, Cyprus, Letland, Litouwen, Luxemburg, Hongarije, Malta, Oostenrijk, Polen, Portugal, Roemenië, Slovenië, Slowakije en Finland nog steeds geen stappen hebben ondernomen om een efficiënt systeem van nationale verklaringen te ontwikkelen;

34.

verzoekt dat overeenkomstig artikel 248, lid 3, van het EG-Verdrag met betrekking tot de controle van het gedeelde beheer de nadruk wordt gelegd op de samenwerking tussen de nationale controle-instanties en de Europese Rekenkamer; stelt voor te bestuderen dat de nationale controle-instanties in hun hoedanigheid van onafhankelijke externe controleurs en met inachtneming van de internationale auditnormen, nationale controleattesten betreffende het beheer van de communautaire middelen afleveren die vervolgens worden bezorgd aan de regeringen van de lidstaten teneinde deze over te leggen tijdens het kwijtingsproces overeenkomstig een interinstitutioneel geschikte procedure;

Controlesystemen

Actieplan voor een geïntegreerd internecontrolekader

35.

neemt met tevredenheid kennis van de algemene vooruitgang die op het gebied van de ontwikkeling van het internecontrolesysteem is geboekt, alsook van het feit dat de meeste acties zijn uitgevoerd en dat aan de meeste lacunes die in het actieplan zijn genoemd is verholpen;

36.

uit zijn bezorgdheid over de aanhoudende kritiek van de Rekenkamer over de ontoereikende kwaliteit van de controles in de lidstaten; wijst met bezorgdheid op de klachten van de begunstigden en de controle-instanties over het aantal controles en de kosten;

37.

uit tevens zijn bezorgdheid over de kritiek van de begunstigden betreffende het aantal handleidingen, begeleidende nota’s, werkdocumenten en participatieregels ten aanzien van de subsidies; vraagt dat deze documenten worden geconsolideerd en dat er overleg komt met het Parlement om de uitvoeringsbepalingen te vereenvoudigen;

38.

benadrukt dat controlesystemen de complexiteit van voorschriften en regelgeving op de verschillende, soms overlappende niveaus weerspiegelen; roept de Commissie derhalve op het vereenvoudigingsproces te versnellen en het Parlement hier volledig bij te betrekken; verzoekt de lidstaten en regio’s dezelfde inspanningen te leveren;

39.

verzoekt de Commissie de voorwaarden voor het gebruik van de forfaitaire methode te herzien teneinde voor de begunstigden tot meer betrouwbaarheid te komen; acht het onaanvaardbaar de keuze van de forfaits ex post in vraag te stellen;

40.

betreurt dat actie nr. 4 van het actieplan voor een geïntegreerd internecontrolekader betreffende een interinstitutioneel initiatief over de in acht te nemen basisbeginselen ten aanzien van de aanvaardbare risico’s in de onderliggende verrichtingen, met vertraging wordt uitgevoerd;

41.

herinnert in deze context tevens aan het belang van actie 10 van bovengenoemd actieplan, die tot doel heeft de kost van de controles te analyseren omdat er een passend evenwicht moet worden gevonden tussen de kosten en de baten van de controles;

42.

dringt erop aan dat de jaarlijkse activiteitenverslagen van de directoraten-generaal opnieuw informatie bevatten over de kwaliteit van de controles in de lidstaten en over de verbetering ervan, en verzoekt de Commissie een ranglijst op te stellen van alle betalingsagentschappen en certificatieorganisaties;

43.

verzoekt de Commissie regelmatig een beoordeling van het geïntegreerde internecontrolesysteem over te leggen, en vraagt dat de jaarlijkse activiteitenverslagen en het syntheseverslag nog beter ingaan op de systemen van de diensten van de Commissie en van de lidstaten op het gebied van gedeeld beheer, met name ten aanzien van de technische kwaliteit en de ethische overwegingen wat bijvoorbeeld het onafhankelijkheidsniveau van de nationale controleautoriteiten betreft;

44.

verzoekt de Commissie een meer volledige en alomvattende beoordeling te maken van de kosten van de middelen die worden ingezet voor de controlesystemen per uitgavendomein, en dit voor alle uitgavendomeinen van de Unie, zoals het Parlement de vorige jaren in zijn resoluties over de kwijting heeft gevraagd en met het oog op het begrip „resultaten bereiken”;

45.

verzoekt de Commissie tevens op basis van de ontvangen jaarlijkse overzichten de sterke en zwakke punten te analyseren van de nationale controlesystemen van elke lidstaat op het gebied van administratie en controle van de communautaire middelen, en daarbij een raming te voegen van de kosten van de nationale controlesystemen voor de communautaire middelen; herinnert de Commissie aan haar toezegging de kwaliteit van de jaarlijkse overzichten van de lidstaten te verbeteren om ze tot nuttige instrumenten te maken en zo het foutenrisico voor de komende jaren te verlagen; verzoekt de Commissie deze toezegging na te komen;

46.

is van oordeel dat deze vergelijkende analyse eind 2009, begin 2010 aan het Parlement, de Raad en de Rekenkamer moet worden overgelegd en als basis moet dienen voor een interinstitutionele dialoog over het aanvaardbaar foutenrisico;

47.

wijst erop dat, hoewel het „aanvaardbaar controlerisico” een fundamenteel begrip is in een geïntegreerd internecontrolekader waarmee de Rekenkamer rekening moet houden bij de aflevering van haar betrouwbaarheidsverklaring, volgens advies nr. 4/2006 van de Rekenkamer over het ontwerp voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (15) nog moeten worden gedefinieerd hoe dit aanvaardbaar controlerisico moet worden vastgesteld;

Aanvaardbaar foutenrisico

48.

is ingenomen met de mededeling van de Commissie van 16 december 2008 over een gemeenschappelijke visie op het begrip aanvaardbaar foutenrisico als stevige methodologische basis voor de economische analyse van het aanvaardbaar foutenrisico, en verwacht dat de Commissie dit werk afrondt bij de voorbereiding van haar voorstel voor het aanvaardbaar foutenrisico per begrotingsdomein; erkent in deze context het belang van deze mededeling als eerste reflectiebasis uit puur economisch oogpunt over het „aanvaardbaar foutenrisico” voor twee uitgavendomeinen van de Unie, met name de structuurfondsen en het ELFPO; vraagt evenwel dat deze dialoog tussen de externe controleur en de gecontroleerde instelling overeenkomstig de internationale auditnormen plaatsvindt, waarbij de externe controleur de risico’s beoordeelt waarop hij zijn oordeel over de keuze van de controleprocedures baseert;

49.

betreurt dat de Commissie in bovengenoemde mededeling de problemen aanklaagt die ze heeft ondervonden om van de lidstaten voldoende betrouwbare informatie te krijgen, en meent dat dit het imago van de Unie schaadt;

50.

heeft twijfels over de betrouwbaarheid van de door de lidstaten verstrekte gegevens en vraagt de Commissie bijgevolg nieuwe cijfers te verzamelen en hiervan met technische ondersteuning van de Rekenkamer een grondige analyse te maken zodra de regelgeving voor de periode 2007-2013 effect sorteert, en deze analyse vóór het eind van 2011 aan het Parlement en de Raad te doen toekomen;

51.

is van oordeel dat de vaststelling van een aanvaardbaar foutenrisico uiterst belangrijk, maar zeer complex is; meent dat het aanvaardbaar foutenrisico nauw verbonden moet zijn met een grondige studie over het evenwicht tussen de kosten en baten van de controlesystemen van de Commissie en de lidstaten voor alle communautaire uitgavendomeinen;

52.

verzoekt de Commissie, met het oog op de dringende noodzaak de kosten en baten van de controles te blijven analyseren, met technische ondersteuning van de Rekenkamer een diepgaande analyse te maken van de domeinen onderzoek, externe betrekkingen en administratieve uitgaven, en hierover vóór het eind van 2010 verslag te doen;

53.

is van oordeel dat de Europese middelen die als gevolg van fouten verloren zijn, eveneens in aanmerking moeten worden genomen bij de vaststelling van een aanvaardbaar foutenrisico;

54.

is van oordeel dat het tot concrete voorstellen ter verbetering van het beheer en de controle van de communautaire uitgaven moet komen, zelfs tot een zekere harmonisatie van bepaalde aspecten, en stelt voor dat het Parlement de Commissie bij de volgende begrotingsprocedure de nodige middelen verschaft om een studie te verwezenlijken;

55.

verzoekt de Commissie dringend haar voorstellen kenbaar te maken om een gunstige betrouwbaarheidsverklaring te verkrijgen;

Transparantie

56.

herinnert aan het besluit van de Commissie te beginnen met een vrijwillig register van lobbyisten en het systeem na een jaar te evalueren; is zich ervan bewust dat het Verdrag van Lissabon de wettelijke basis voor een verplicht register biedt; herinnert eraan dat het huidige register van het Parlement al verplicht is en dat een mogelijk gemeenschappelijk register de facto verplicht zou zijn, aangezien registratie in beide gevallen een voorwaarde is om toegang tot het Parlement te verkrijgen;

57.

betreurt het dat geen gevolg is gegeven aan zijn verzoek om een nieuwe gedragscode voor leden van de Commissie, met het oog op een verbetering en duidelijker omschrijving van hun individuele en collectieve politieke verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid voor hun besluiten en voor de uitvoering van hun beleid door hun diensten;

58.

herinnert nogmaals aan de verantwoordelijkheid van de Commissie om ervoor te zorgen dat de gegevens die over de begunstigden van EU-financiering worden verstrekt, volledig, doorzoekbaar en vergelijkbaar zijn, en betreurt het feit dat deze doelstelling nog steeds niet is bereikt;

59.

herinnert nogmaals aan het belang van volledige transparantie en openbaarheid met betrekking tot personeel in de kabinetten van de commissieleden dat niet volgens het Statuut is aangeworven;

60.

wijst erop dat de begunstigden van Europese middelen vanaf het begrotingsjaar 2007 verplicht moeten worden gepubliceerd; stelt helaas vast dat het Parlement geen globaal zicht heeft op deze publicatie en evenmin op de details van de begunstigden en hun projecten; verzoekt de Commissie het nut te beoordelen van de gegevens die de lidstaten in het kader van de genoemde beleidsdoelstellingen publiceren;

61.

is verbaasd over het feit dat de Commissie heeft aangeboden een bijdrage van 1 500 000 EUR afkomstig van de bankrekeningen buiten de begroting van het vroegere economaat van de Commissie te leveren aan het fitnesscentrum van het Parlement (COM(2008) 692) en keurt het af dat de Commissie op deze wijze het akkoord van het Parlement heeft willen bereiken over het gebruik van gelden; herinnert aan paragraaf 6 van zijn reeds aangehaalde resolutie van 24 april 2007 betreffende de verlening van kwijting voor het begrotingsjaar 2005 en de paragrafen 6 en 7 van zijn resolutie van 27 april 2006 betreffende de verlening van kwijting voor het begrotingsjaar 2004 (16); verzoekt de Commissie de middelen afkomstig van de bankrekeningen buiten de begroting van het vroegere economaat op te nemen in de reguliere begroting alvorens voorstellen te doen voor het gebruik daarvan;

62.

herinnert de Commissie aan het feit dat voor de komende Europese verkiezingen een omvattende, gemakkelijk toegankelijke databank voor publieke raadpleging beschikbaar moet zijn met informatie over alle begunstigden van Europese steun;

Financieel reglement

63.

stelt met tevredenheid vast dat de vereenvoudiging waarmee bij de laatste herziening van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 is begonnen, de gewenste vruchten heeft afgeworpen op het gebied van openbare aanbestedingen;

64.

merkt evenwel op dat de getroffen maatregelen op het gebied van subsidies slechts ten dele hun efficiëntie hebben bewezen; verzoekt de Commissie uiterlijk 1 januari 2010 voorstellen in te dienen om het Financieel Reglement te herzien en volledig te consolideren, met daarin een specifiek hoofdstuk betreffende afzonderlijke uitgavenprogramma’s die alle eisen waaraan een begunstigde van een programma moet voldoen, bundelen in één alomvattende bron en met verdere vereenvoudigingen inzake de toekenning van subsidies en het toezicht daarop; dringt er, overeenkomstig artikel 184 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002, op aan dat bij de volgende driejaarlijkse herziening van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 de overlegprocedure wordt toegepast;

65.

verzoekt de Commissie in een zeer vroeg stadium overleg te voeren met de andere onder Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 vallende instellingen;

Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF)

66.

is verontrust over de omstandigheden waarin OLAF moet werken; verzoekt de Commissie te waarborgen dat OLAF rechtstreeks toegang heeft tot haar databanken indien dit nodig is voor een onderzoek, teneinde zonder vertraging een onderzoek te kunnen openen en verrichten;

67.

verzoekt eveneens te waarborgen dat derde begunstigde landen OLAF alle assistentie verlenen die bij controles en verificaties ter plaatse noodzakelijk is, alsook alle informatie te verstrekken die pertinent is voor de follow-up van de verrichte onderzoeken; verzoekt de Commissie te waarborgen dat alle toekomstige contracten bepalen dat de autoriteiten van de betrokken landen volledig met OLAF samenwerken;

68.

maakt zich ernstige zorgen over het feit dat in slechts 6,7 % van de gevallen waarin OLAF een judiciële follow-up aanbeveelt, dat ook werkelijk is gebeurd; is zich ervan bewust dat 60 % van de in 2007 door OLAF uitgevoerde onderzoeken leidde tot de aanbeveling dat er een judiciële follow-up diende te komen; is van mening dat deze situatie, die de rechtstaat en het vertrouwen van burgers ondermijnt en potentiële fraudeurs in de kaart speelt, onacceptabel is; verzoekt de Commissie derhalve met klem alles te doen wat op grond van de verdragen in haar macht ligt om in de strijd tegen fraude in de Gemeenschappen een efficiënte samenwerking tussen de autoriteiten in de lidstaten te bereiken;

69.

stelt bezorgd vast dat tussen 2006 en 2008 slechts 37 van de 222 intern uitgevoerde onderzoeken aanleiding gaven tot disciplinaire maatregelen en dat van deze 37 onderzoeken slechts twee werkelijke gevolgen hadden, drie werden geseponeerd wegens gebrek aan bewijs en de resterende 32 — oftewel 87 % — nog niet tot enig resultaat hebben geleid; verzoekt de Commissie de interne onderzoeken even krachtig ter hand te nemen als de externe onderzoeken en ervoor te zorgen dat in die gevallen waarin de onderzoeken nog niet tot een disciplinaire follow-up hebben geleid, dat alsnog geschiedt;

70.

verzoekt de Commissie nogmaals een instrument in te voeren voor de uitwisseling van informatie tussen OLAF en de lidstaten over de follow-up van communautaire onderzoeken op het gebied van fraudebestrijding; verzoekt de Commissie met name te waarborgen dat de nationale juridische autoriteiten OLAF door middel van voortgangsverslagen op gezette tijden op de hoogte stellen van de resultaten van de juridische stappen die zij naar aanleiding van het doorzenden van dossiers door OLAF hebben genomen bij de bestrijding van fraude in de Gemeenschappen;

SECTORALE KWESTIES

Eigen middelen

71.

constateert dat, volgens informatie van de Commissie (zie het antwoord op schriftelijke vraag E-5221/08), in september-oktober 2008 voor het eerst alle 27 lidstaten de gegevens met betrekking tot de toerekening van de indirect gemeten diensten van financiële intermediairs (IGDFI) in hun nationale rekeningen hebben opgenomen; op basis van deze gegevens stijgt het bruto nationaal inkomen (bni) van de 27 lidstaten van de Unie (EU-27) in 2007 ten gevolge van de toerekening van de IGDFI met 149 200 000 000 EUR (d.w.z. 1,2 % van het bni van de EU-27); op grond van deze nieuwe statistische aanpak stijgt het BNI dus met een bedrag dat aanmerkelijk groter is dan de omvang van de totale begroting van de Europese Unie;

72.

vestigt de aandacht op punt 93 van zijn resolutie van 24 april 2007 over de aan de Commissie te verlenen kwijting over 2005, waarin het erop wijst dat IGDFI in verband met de eigen bni-middelen automatisch in het besluit betreffende de eigen middelen zullen worden opgenomen, aangezien de Commissie in haar voorstel voor een besluit van de Raad (COM(2006) 99) ter zake geen beperkend voorbehoud heeft gemaakt;

73.

stelt vast dat de Raad toen hij zijn goedkeuring hechtte aan Besluit 2007/436/EG, Euratom van 7 juni 2007 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Gemeenschappen (17) op basis van het voorstel van de Commissie (COM(2006) 99), met betrekking tot de IGDFI evenmin een beperkend voorbehoud heeft gemaakt; gaat er om deze reden van uit dat wanneer het nieuwe besluit betreffende eigen middelen met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2007 in werking treedt, bij de berekening van de eigen middelen van de Gemeenschappen rekening zal worden gehouden met de bni-gegevens inclusief de IGDFI-gegevens en dat op die grondslag door de lidstaten gedane en nog te verrichten betalingen opnieuw zullen worden berekend;

Landbouw en natuurlijke hulpbronnen

74.

stelt met ongerustheid vast dat de Rekenkamer concludeert dat de onderliggende verrichtingen bij de gedeclareerde uitgaven voor deze beleidsgroep over het geheel genomen een materieel foutenpercentage vertonen wat betreft de wettigheid en/of regelmatigheid (punten 5.12 en 5.13 van het jaarverslag 2007) en neemt ook kennis van de problemen die door de Rekenkamer worden vastgesteld met betrekking tot de eindbegunstigde en als gevolg van het feit dat ongeveer 20 % van de gecontroleerde betalingen op dit niveau nogmaals onjuist zijn gebleken; neemt echter nota van de afnemende foutenfrequentie en van de beperkte financiële gevolgen van deze fouten (0,83 % van de betrokken uitgaven);

75.

onderschrijft de conclusie van de Rekenkamer dat de uitgaven voor plattelandsontwikkeling en met name de uitgaven voor agromilieumaatregelen bijzonder vatbaar zijn voor een hogere foutenfrequentie en dat de controles wederom gebrekkig zijn bevonden vanwege de ingewikkelde regels en de onnauwkeurige definities in de nationale wetgeving van bepaalde subsidiabiliteitsvoorwaarden, waardoor de kwaliteit van de controles negatief wordt beïnvloed; dringt er bij de Commissie op aan de controlevoorschriften te vereenvoudigen, aan te scherpen en te versterken;

76.

stelt evenwel vast dat de Rekenkamer concludeert dat het geïntegreerd beheers- en controlesysteem nog steeds doeltreffend is om het risico van onregelmatige uitgaven te beperken, mits het correct wordt toegepast en er nauwkeurige en betrouwbare gegevens in worden ingevoerd, wat de betalingen in het kader van de bedrijfstoeslagregeling op basis van de toegewezen rechten betreft (punten 5.20 en 5.21 van het jaarverslag 2007);

77.

is niettemin bezorgd door de kritiek van de Rekenkamer met betrekking tot de fouten in de interpretatie van de verordeningsbepalingen en door de vaststelling dat, als de fouten niet worden gecorrigeerd, de gecumuleerde gevolgen ervan over meerdere jaren aanzienlijk zullen zijn, en vraagt de Commissie zo snel mogelijk de nodige maatregelen te nemen, door in ieder geval te zorgen voor een vereenvoudiging van het beleid, alsmede voor duidelijker en consistentere controlesystemen, opdat de genoemde fouten worden gecorrigeerd, en tevens het Parlement eind 2009 over de genomen maatregelen te informeren;

78.

acht het bestaan van problemen bij de toepassing van het geïntegreerde beheers- en controlesysteem in Griekenland, die eens te meer door de Rekenkamer worden vastgesteld, onaanvaardbaar en steunt de Commissie in haar voor de bevoegde commissie van het Europees Parlement bekendgemaakte intentie de bestaande wetgeving op het gebied van opschorting van betalingen strikt toe te passen, als de Griekse regering de bestaande problemen niet binnen de aangekondigde tijdslimiet corrigeert; vraagt dat de betalingen worden opgeschort, als de Griekse autoriteiten op 31 december 2009 niet kunnen bewijzen dat de problemen zijn opgelost;

79.

constateert bezorgd dat de Rekenkamer aanzienlijke tekortkomingen vaststelt in de controlesystemen van talrijke lidstaten met betrekking tot plattelandsontwikkeling, doordat sommige subsidiabiliteitsvoorwaarden in de nationale wetgeving onduidelijk zijn gedefinieerd en de regels vaak ingewikkeld zijn, met negatieve gevolgen voor de kwaliteit van de controles;

80.

betreurt ook, wat het beheer en de controle van de bedrijfstoeslagregeling betreft, dat de Rekenkamer het bestaan in diverse „oude” lidstaten aan de kaak stelt van tekortkomingen met betrekking tot de controlesystemen op dit gebied (in Nederland, Portugal, het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Spanje; punt 5.26 van het jaarverslag 2007), alsmede een aantal systeemmatige tekortkomingen wat de controles betreft van de subsidiabiliteitsvoorwaarden voor oppervlaktesteun in Griekenland, Italië, Spanje, het Verenigde Koninkrijk, Frankrijk en Nederland (zie bijlagen 5.1.1 en 5.1.2 van het jaarverslag 2007); neemt kennis van de antwoorden van de Commissie waarin de presentatie van de situatie door de Rekenkamer wordt weersproken;

81.

verzoekt de lidstaten met aandrang om hun controles in samenwerking met de Commissie te intensiveren, met name wat de voldoening van de subsidiabiliteitsvoorwaarden door de begunstigden betreft; verzoekt de Commissie deze voorwaarden zo veel mogelijk te verduidelijken en te vereenvoudigen;

82.

betreurt dat dezelfde beperkingen die ten dele inherent aan het goedkeuringssysteem zijn, in 2007 nogmaals door de Rekenkamer worden vastgesteld, zoals de terugwerkende kracht en de meerjarige aard van de conformiteitsgoedkeuring en het feit dat geen deugdelijk verband tussen de teruggevorderde bedragen en het werkelijke bedrag aan onregelmatige betalingen kan worden gelegd (punt 5.47 van het jaarverslag 2007);

83.

is van mening dat de Commissie na meerdere jaren met dezelfde ernstige kritiek van de Rekenkamer over hetzelfde probleem maatregelen moet voorstellen om het systeem zo te hervormen dat het mogelijk is duidelijke verbanden tussen de teruggevorderde bedragen en het bedrag aan onregelmatige betalingen te leggen, en er zoveel mogelijk voor moet zorgen dat de kosten van de financiële correctie worden gedragen door de eindbegunstigden en niet door de belastingbetalers en dat forfaitaire correcties worden toegepast bij de lidstaten die niet aan hun verplichtingen voldoen;

Visserijsubsidies

84.

is ingenomen met het feit dat sommige lidstaten de namen van begunstigden, de aanduidingen van de betreffende verrichtingen en de bedragen aan openbare (EU- en nationale) steun bekendmaken, en is tevens ingenomen met de website van de Commissie waarop links te vinden zijn naar informatiebronnen van de lidstaten;

85.

verzoekt evenwel de Commissie ervoor te zorgen dat alle lidstaten voldoen aan de vereisten van artikel 53, onder b), en artikel 53 ter, lid 2, onder d), van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 en de vereisten van artikel 31, alinea 2, onder d), van Verordening (EG) nr. 498/2007 (18);

86.

is ingenomen met het voorstel voor een verordening van de Raad tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (COM(2008) 721) om de wettelijke mogelijkheid te creëren tot opschorting of verlaging van financiële steun van het Europees Visserijfonds aan lidstaten die de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) niet correct naleven;

87.

verzoekt de Commissie evenwel ook voor te stellen lidstaten die de regels van het GVB niet correct naleven niet langer de mogelijkheid te bieden voordelen te ontlenen aan partnerschapsovereenkomsten inzake visserij;

88.

verzoekt de Commissie communautaire regelgeving te initiëren waarin alle reders die zijn veroordeeld op grond van een ernstige inbreuk overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1447/1999 (19) worden uitgesloten van communautaire steun uit het Europees Visserijfonds en/of geen voordelen meer kunnen ontlenen aan partnerschapsovereenkomsten inzake visserij;

89.

vraagt de Commissie te waarborgen dat communautaire steun niet gebruikt wordt voor het moderniseren van vlootsegmenten die gekenmerkt worden door overcapaciteit;

90.

herinnert de Commissie aan het feit dat zij zich in het kader van de EU- strategie voor duurzame ontwikkeling die in juni 2001 door de Europese Raad van Göteborg is goedgekeurd en in juni 2006 door de Europese Raad van Wenen is herzien, heeft verbonden aan de afschaffing van subsidies die schadelijk zijn voor het milieu en heeft toegezegd uiterlijk in 2008 met een routekaart te komen voor de sectorgewijze hervorming van deze subsidies, met als doel om ze af te schaffen;

Cohesie

91.

neemt met grote bezorgdheid nota van de raming van de Rekenkamer dat ten minste 11 % van het totale bedrag dat is uitgekeerd voor projecten in het kader van het structuurbeleid, niet uitgekeerd had mogen worden;

92.

merkt op dat de Commissie dit percentage van 11 % niet aanvecht;

93.

constateert dat het aantal controles dat de Rekenkamer uitvoert laag lijkt in vergelijking tot het aantal betalingen aan eindbegunstigden (op het gebied van het cohesiebeleid heeft de Rekenkamer bijvoorbeeld volgens punt 6.21 van het jaarverslag 2007 een controle uitgevoerd van 180 tussentijdse vergoedingen van in totaal enkele honderdduizenden betalingen aan eindbegunstigden), maar merkt op dat deze wijze van financiële controle aansluit bij de daarvoor geldende internationale normen, zoals blijkt uit de mening die naar voren komt in het verslag van de internationale „peer review” van de Europese Rekenkamer, die is uitgevoerd door een aantal financiële en prestatieauditors van de hoogste nationale controle-instellingen van Oostenrijk, Canada, Noorwegen en Portugal;

94.

waardeert de in de algemene evaluatie van de toezicht- en controlesystemen in het jaarverslag van de Rekenkamer geconstateerde verbeteringen, maar betreurt dat de beheers- en controlesystemen zowel op het niveau van de lidstaten als op het niveau van het toezicht door de Commissie ondanks de voortdurende inspanningen van de Commissie onvoldoende doeltreffend zijn om het risico van fouten te beperken, en verzoekt de Commissie begin 2010 aan het Parlement verslag uit te brengen over de in 2009 getroffen maatregelen en over de eerste gevolgen van de maatregelen in het kader van bovengenoemd actieplan;

95.

stelt met grote ongerustheid vast dat de absorptie van de regionale en cohesiefondsen een onaanvaardbaar laag niveau heeft bereikt, en verzoekt de Commissie de herzieningsprocedure voort te zetten en de bestaande regelgeving onverwijld te vereenvoudigen;

96.

herinnert de Commissie ook aan de aanbeveling van de Rekenkamer om zo mogelijk gebruik te maken van de vereenvoudigingen waarin de verordeningen over de uitgaven voorzien, zonder de doeltreffendheid van de uitgaven te ondermijnen, en vraagt haar een reflectie te starten over nieuwe vereenvoudigingsmaatregelen die kunnen worden genomen, met inbegrip van de informatisering van het systeem; is in verband hiermee ingenomen met de oprichting van de werkgroep Vereenvoudiging door de Commissie en verwacht dat de Commissie voor het tijdvak 2007-2013 concrete voorstellen zal doen voor vereenvoudigingen op basis van de resultaten van deze werkgroep;

97.

vraagt de Commissie ook een evaluatie te maken van de positieve gevolgen van het cohesiebeleid per lidstaat en bij het Parlement een rapport in te dienen over de toegevoegde waarde hiervan op het niveau van de Unie;

98.

merkt bezorgd op dat in het Europees Fonds voor plattelandsontwikkeling van de jaren 2000 tot 2006, 95,47 % van de financiële correcties betrekking hadden op Spanje (59,07 %), Italië (31,97 %) en het Verenigd Koninkrijk (4,43 %); merkt op dat 22 lidstaten goed zijn voor 4,53 % van de financiële correcties; vraagt de Commissie haar controle-eisen aan te passen aan de frequentie en de ernst van de fouten in de lidstaten waar deze het vaakst voorkomen; vraagt de Commissie ook om het Parlement te informeren over haar reactie op de hoge foutenpercentages in de drie genoemde lidstaten;

99.

merkt bezorgd op dat in het Cohesiefonds 2000 tot 2006, 95,92 % van de financiële correcties betrekking hadden op Griekenland (53,06 %) en Spanje (42,86 %); merkt op dat 23 lidstaten goed zijn voor 4,08 % van de financiële correcties; vraagt de Commissie haar controle-eisen aan te passen aan de frequentie en de ernst van de fouten in de lidstaten waar deze het vaakst vorkomen; vraagt de Commissie ook om het Parlement te informeren over haar reactie op de hoge foutenpercentages in de twee genoemde lidstaten;

100.

merkt bezorgd op dat in het Sociaal Fonds 2000 tot 2006, 84,28 % van de financiële correcties betrekking hadden op Spanje (46,42 %) en Italië (37,86 %); merkt op dat 23 lidstaten goed zijn voor 15,72 % van de financiële correcties; vraagt de Commissie haar controle-eisen aan te passen aan de frequentie en de ernst van de fouten in de lidstaten waar deze het vaakst voorkomen; vraagt de Commissie ook om het Parlement te informeren over haar reactie op de hoge foutenpercentages in de twee genoemde lidstaten;

101.

spreekt zijn waardering uit over de driemaandelijkse verslagen die de Commissie in 2008 heeft verstrekt over de financiële correcties naar aanleiding van haar eigen controlewerkzaamheden of die van de Rekenkamer; verzoekt de Commissie de toepassing van financiële correcties overeenkomstig de geldende regeling voort te zetten teneinde eerder op onregelmatige wijze gedeclareerde uitgaven te corrigeren en met betrekking tot de programma’s van het EFRO, het Cohesiefonds en het ESF voor het tijdvak 2000-2006 strikte sluitingsprocedures toe te passen, zodat dergelijke uitgavenposten op het moment van de sluiting van de rekeningen grotendeels uit deze programma’s zullen zijn verwijderd; verzoekt de Commissie tevens het Parlement te blijven voorzien van gedetailleerde informatie over de toegepaste financiële correcties en een schatting te geven van het resterende foutenpercentage in de afgesloten programma’s zodra met de sluitingsprocedure is begonnen;

102.

vraagt de Commissie voort te gaan met de identificatie in het JAV van de problemen met de controle in het kader van gedeeld beheer in de lidstaten, inclusief op het niveau van de betalingsautoriteiten, om de concrete zwakke punten per lidstaat en per programma aan te wijzen en een rechtstreeks verband tussen de reserves en de bedoelde problemen te leggen; vraagt dat zij jaarlijks voor elk Europees fonds een rangschikking van de lidstaten maakt en deze aan het Parlement toezendt met het vastgestelde foutenpercentage en vraagt de Rekenkamer dezelfde lijst op te stellen op grond van zijn controles;

103.

verzoekt de Commissie als eindverantwoordelijke voor het goede financiële beheer van de communautaire kredieten, wanneer een lidstaat niet de nodige garanties geeft, de communautaire regels inzake opschorting van betalingen strikt toe te passen;

104.

merkt op dat het verslag van de Rekenkamer over het jaar 2007 nog alleen projecten van 2000-2006 behandelt, omdat 2007 in wezen nog een voorbereidingsfase was voor de uitvoering van de programma’s van 2007-2013; benadrukt daarom dat het effect van de nieuwe regels die voor de programmeringsperiode 2007-2013 zijn uitgevaardigd en die eenvoudiger en strakker zijn dan de regels die tot 2006 golden, nu nog niet valt te beoordelen;

105.

benadrukt dat het cohesiebeleid tot het hoofdbeleid van de Unie blijft behoren; onderstreept de belangrijke rol van dit beleid bij het optreden van de Unie in antwoord op de financiële crisis en zijn sleutelfunctie in het Europese Economisch herstelplan; verwelkomt daarom de door de Commissie voorgestelde acties die de uitvoering van de cohesieprogramma’s moeten vergemakkelijken en bespoedigen;

106.

wijst erop dat deze vereenvoudigingsprocedures van cruciaal belang zijn om de administratieve lasten op nationaal, regionaal en plaatselijk niveau terug te brengen; benadrukt evenwel dat zulke vereenvoudigingsprocedures moeten bijdragen aan een verlaging van het foutenniveau in de toekomst;

107.

stemt in met het standpunt dat de Commissie over de financiële correcties, namelijk dat onregelmatigheden dankzij het meerjarige correctiesysteem wel zullen worden ontdekt en gecorrigeerd; neemt ter kennis dat de Commissie de door de lidstaten aangeleverde gegevens voortdurend op volledigheid en nauwkeurigheid verifieert en dat er vooruitgang is geboekt in het verschaffen van betrouwbare gegevens ten blijke van door de lidstaten uitgevoerde correcties;

108.

neemt kennis van de door de Europese Rekenkamer aangetroffen foutenmarge en wijst op de interpretatieverschillen tussen de Rekenkamer en de Commissie waar het gaat om het bedrag dat niet had mogen worden terugbetaald (met name de interpretatieverschillen met betrekking tot de regels omtrent de subsidieerbaarheid van uitgaven); wijst met nadruk op de behoefte aan nadere verduidelijking en verlangt dat de interpretatie van de regels voor toepassing van financiële correcties worden geharmoniseerd; vraagt ook de lidstaten die dit nog niet hebben gedaan, zo spoedig mogelijk over te gaan tot indiening van jaarlijkse nationale verklaringen over de uitgaven in gedeeld beheer;

109.

is enigermate tevreden met de kennelijke statistische verbetering in de controlesystemen van de lidstaten, maar betreurt dat veel controlesystemen in de lidstaten nog steeds vatbaar zijn voor onregelmatigheden bij de terugbetalingen; beschouwt verdere verbetering van de doelmatigheid van de eerstelijnscontrole op nationaal en regionaal niveau als noodzakelijk; wijst in dit verband met nadruk op de belangrijke toezichthoudende taak van de Commissie;

110.

beklemtoont dat het in het verslag van de Rekenkamer gesignaleerde foutenniveau niet noodzakelijk wijst op fraude en vraagt de Commissie en de Rekenkamer daarom in het vervolg op dit punt een duidelijk onderscheid te maken in hun documenten;

111.

betreurt de meest frequente fouten met betrekking tot het Europees Sociaal Fonds, namelijk in de eerste plaats het niet kunnen leveren van bewijs dat de algemene kosten of personeelskosten relevant zijn voor het project in kwestie, en ten tweede het te hoog inschatten van de algemene kosten of personeelskosten; steunt daarom ten zeerste de nieuwe regels krachtens het financiële kader voor de periode 2007-2013, waardoor de procedures worden vereenvoudigd en algemene kosten forfaitair kunnen worden aangegeven, als een percentage van de directe kosten; roept bovendien de lidstaten op de informatieverstrekking aan de begunstigden op te voeren en de dagelijkse beheerscontroles te verbeteren om fouten te voorkomen;

Intern beleid

112.

betreurt dat de Rekenkamer op het gebied van het directe beheer door de Commissie dezelfde problemen constateert als de vorige jaren (fouten bij de terugbetaalde uitgaven, complexiteit van de toe te passen regels en het ontbreken van een doeltreffend systeem van sancties), en verzoekt de Commissie haar inspanningen ter vereenvoudiging en verdere verduidelijking van de regels voor de programma’s voor gezamenlijke rekening voort te zetten;

Onderzoek

113.

is tevreden met de ontwikkeling op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling die leidt tot een daling van het jaarlijkse foutenpercentage van 8,03 % in 2006 tot 2,39 % in 2007; is van mening dat deze grote prestatie te danken is aan de implementatie van de aanbeveling van de kwijting 2005 door de voor onderzoek bevoegde DG’s van de Commissie, in nauwe samenwerking met de Commissie begrotingscontrole en de Rekenkamer;

114.

stelt vast dat het systeem van controlecertificaten er in 2007 voor heeft gezorgd dat het foutenpercentage bij projecten in het kader van het zesde kaderprogramma teruggebracht is tot 2,5 %, terwijl dat bij projecten in het kader van het vijfde kaderprogramma, waarop het systeem van controlecertificaten niet van toepassing is, 4,06 % bedraagt;

115.

is tevreden met werkdocument (SEC(2008) 3054) van de Commissiediensten, waarin een eerste analyse wordt gemaakt van de controlekosten, onder andere voor het Directoraat-generaal onderzoek en het directoraat-generaal Informatiemaatschappij en media, met als doel het interinstitutionele debat weer op te starten, met het oog op een gemeenschappelijk akkoord over het aanvaardbaar foutenrisico op het gebied van het Europees onderzoeksbeleid;

116.

verzoekt de Commissie gebruik te blijven maken van de mogelijkheden tot terugbetaling die in het kader van het zevende kaderprogramma worden geboden, met name verder onderzoek te doen naar de wenselijkheid van de bepalingen in het zevende kaderprogramma inzake de procedures van uitbetaling volgens een systeem van forfaitaire bedragen, en tevens zijn bevoegde commissie in het kader van de tussentijdse evaluatie in kennis te stellen van de door haar genomen stappen met het oog op de vereenvoudiging van de regels voor begunstigden en met het oog op de benodigde verbeteringen van het systeem;

117.

maakt zich zorgen over de regels van het zevende kaderprogramma, die afwijken van de gebruikelijke, nationaal en internationaal erkende en gecertificeerde boekhoud- en rekenmethodes, en die de resultaten van de nationale auditautoriteiten betreffende de nationaal gecertificeerde gemiddelde uurtarieven per kostencentrum niet aanvaarden; is van oordeel dat de regels van het zevende kaderprogramma, daar waar ze om de individuele kosten vragen van personen die actief betrokken zijn bij een specifiek onderzoekprogramma, haaks staan op de moderne boekhoud- en rekennormen van het Europese bedrijfsleven; verzoekt de Commissie een procedure te starten om de regels van het zevende kaderprogramma in overeenstemming te brengen met algemene bedrijfsvoeringspraktijken, d.w.z. het berekenen en in rekening brengen van gemiddelde uurtarieven per kostencentrum en niet van de individuele kosten van personen die actief betrokken zijn bij een specifiek onderzoekprogramma;

118.

maakt zich, wat de certificaten betreffende de methodiek (CoM en CoMAv) betreft, zorgen over vooralsnog niet goedgekeurde certificaten en verzoekt de Commissie de benodigde begrijpelijke criteria voor de goedkeuring van certificaten betreffende de methodiek bij zowel personele als indirecte kosten vast te stellen; is van mening dat de begunstigden uit moeten kunnen gaan van gemiddelde personele kosten en bij het berekenen van de indirecte kosten een vaste methodiek moeten kunnen hanteren; verzoekt tijdig met de goedkeuring (of verwerping) van de certificaten te beginnen om ervoor te zorgen dat de voor onderzoek uitgetrokken middelen kunnen worden gebruikt; vraagt de Commissie akkoord te gaan met dergelijke uurtarieven per kostencentrum zonder een certificering van de methodiek, in ieder geval wanneer deze door een nationale autoriteit zijn gecontroleerd en gecertificeerd;

119.

herhaalt met het oog op de vereenvoudiging van de administratieve procedures en het aanvragen van subsidies te hebben verzocht om voor begunstigden voor alle kwesties die betrekking hebben op het kaderprogramma voor onderzoek één enkel contactpunt te creëren dat op dit gebied beslissingsbevoegdheid heeft;

120.

verzoekt de Commissie ter wille van de rechtszekerheid de financiële memoranda bij projecten in het kader van het zesde kaderprogramma die reeds door de Commissie zijn goedgekeurd en vastgesteld, niet te herberekenen door een nieuwe uitleg te geven aan de criteria voor subsidiabiliteit van kosten zoals die in de algemene voorwaarden (bijlage II) van het modelcontract van het zesde kaderprogramma zijn vastgelegd;

121.

stelt vast dat de tweestappenprocedure voor het 7e kaderprogramma voor onderzoek en ontwikkeling op sommige gebieden wordt gevolgd; verzoekt de Commissie overleg te voeren met onderzoeksinstanties over de mogelijkheden deze aanpak uit te breiden naar andersoortige projecten waar dit kan leiden tot een aanzienlijke daling van de voorbereidingskosten in verband met het voor het eerst indienen van een projectaanvraag;

122.

merkt op dat de Commissie op het gebied van onderzoek een veelvoud van onderzoeksinstanties, samenwerkingsmodellen en beheersmechanismen heeft gecreëerd; herinnert aan het feit dat dit het gevolg is van de aanzienlijke stijging van middelen die in het financiële kader 2007-2013 voor onderzoek en innovatie zijn uitgetrokken; verzoekt de Rekenkamer onderzoek te doen naar mogelijke problemen in verband met de transparantie ten opzichte van de begrotingsautoriteit en over het verschil in de behandeling van de begunstigden volgens de modellen; vraagt dat de directeur-generaal in zijn jaarlijkse activiteitenverslag een hoofdstuk aan elk van deze instanties, modellen en mechanismen wijdt, om over het gebruik van de middelen en de gewenste resultaten met deze modellen van publiek-private samenwerking te informeren;

123.

gelet op het feit dat de controlestrategie van de Commissie betrekking heeft op de uitgaven van een kaderprogramma over een periode van vier jaar, terwijl de Rekenkamer jaarlijks een verslag moet opstellen, vraagt de Rekenkamer meerjarentabellen op te stellen, opdat de financiële impact van de via de controleactiviteit vastgestelde fouten wordt gepresenteerd op een manier die concordant met de controlemethodologie van de Commissie is;

Milieu, volksgezondheid en voedselveiligheid

124.

beoordeelt de uitvoering van de begrotingslijnen voor milieu, volksgezondheid en voedselveiligheid in het algemeen als bevredigend;

125.

wijst erop dat de begrotingskredieten voor milieu, volksgezondheid en voedselveiligheid voor 94,6 % werden benut, hetgeen een bevredigend resultaat is wanneer men bedenkt dat 2007 het eerste jaar van het nieuwe financiële kader 2007-2013 was, dat werd gekenmerkt door de goedkeuring en invoering van talrijke nieuwe programma’s op het gebied van milieubeleid;

126.

is verheugd over het uitvoeringspercentage van het Communautair Fonds voor tabak, dat 100 % bedraagt; is er derhalve van overtuigd dat dit instrument, dat financiële steun verstrekt aan bewustmakingsprojecten over de schadelijke gevolgen van tabaksgebruik, met name via voorlichting en vorming, doeltreffend ten uitvoer wordt gelegd;

127.

verzoekt de Commissie om verder steun te verlenen aan kandidaten die aan meerjarige programma’s willen deelnemen, met name door specifieke opleidingen en gebruikersvriendelijke richtsnoeren te verstrekken;

128.

verwelkomt de inspanningen om openbare aanbestedingen beter te richten en kandidaten betere steun te verlenen, met name wat programma’s op het gebied van openbare gezondheidszorg betreft, om te voorkomen dat projecten worden ingediend die duidelijk niet voor financiering in aanmerking komen of die van mindere kwaliteit zijn; constateert echter dat verdere stappen moeten worden ondernomen om tot een bevredigend resultaat te komen;

129.

wijst erop dat het gezondheidsactieprogramma deels ten uitvoer wordt gelegd door het Uitvoerend Agentschap voor gezondheid en consumenten; herinnert de Commissie er in dit verband aan dat zij de operationele middelen van het programma zeer doelmatig moet besteden, aangezien deze ook voor administratieve taken gebruikt worden;

130.

wijst erop dat de naleving van de administratieve en financiële voorschriften van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 niet mogen leiden tot onnodige vertragingen bij de toekenning van leningen of de selectie van te financieren projecten, en verzoekt de Commissie haar inspanningen voort te zetten om de administratieve procedures die gevolgen hebben voor de besteding van vastleggings- en betalingskredieten te verbeteren;

Gemeenschappelijke markt en consumentenbescherming

131.

is tevreden met de opmerkingen in het verslag van de Rekenkamer, waarin een eerlijke beoordeling staat van het beleid op het gebied van de gemeenschappelijke markt, douane en consumentenbescherming;

132.

verzoekt de lidstaten hun systemen voor interne controle voort te verbeteren om te voorkomen dat goederen zonder toestemming op de Europese markt worden gebracht; verzoekt de Commissie voorts te zorgen voor een follow-up van de tekortkomingen die in 2007 op het gebied van consumentenbescherming zijn vastgesteld;

133.

is tevreden met de opmerking van de Rekenkamer dat de controlesystemen op het gebied van douane en boeking goed functioneren; onderstreept dat, hoewel douanecontroles specifiek de verantwoordelijkheid zijn van de lidstaten, alleen betrouwbare economische spelers de douanesector mogen beheren, om het risico te voorkomen dat goederen zonder betaling van rechten of vaststelling van de douanewaarde op de gemeenschappelijke markt worden geïmporteerd;

134.

stelt de inspanningen op prijs die zijn geleverd om een uitvoeringsgraad van 86 % te halen voor begrotingslijn 12 02 01 (Tenuitvoerlegging en ontwikkeling van de interne markt); merkt op dat de reden voor de onbenutte betalingen volgens de Commissie is dat sommige onderzoeksovereenkomsten laat in het jaar zijn ondertekend en dat er geen betalingen zijn verricht in 2007, zoals gepland;

135.

wijst erop dat een uitvoeringsgraad van 55 % voor begrotingslijn 14 04 02 (Programma Douane 2007) niet voldoende is en dat hiervoor daarom betere begrotingsplanning nodig is; merkt op dat het grootste deel van deze begrotingslijn volgens de Commissie betrekking heeft op langetermijncontracten op het gebied van IT, met producten en diensten die worden geleverd op verzoek, hetgeen de raming en planning van de precieze financiële noden moeilijk maakt; erkent evenwel dat positieve resultaten zijn behaald met betrekking tot de begroting 2008, met een uitvoeringsgraad van meer dan 97 % wat betalingskredieten betreft;

136.

merkt op dat de uitvoeringsgraad van 77 % voor begrotingslijn 17 02 02 (Programma Consumentenbescherming) lager is dan de voorgaande jaren; merkt voorts op dat de reden hiervoor volgens de Commissie de overheveling is van ongesplitste kredieten van het Uitvoerend Agentschap voor Gezondheid en Consumenten naar het programma voor consumentenbescherming, alsmede een aantal laat in 2007 gedane vastleggingen, met als gevolg dat voor 2007 geplande betalingen niet zijn uitgevoerd; verzoekt de Commissie daarom de begrotingsplanning op dit gebied te verbeteren;

Vervoer en toerisme

137.

merkt op dat op de begroting zoals definitief vastgesteld en gewijzigd in de loop van het jaar een totaalbedrag van 1 322 667 000 EUR aan vastleggingskredieten was opgenomen voor het vervoersbeleid en dat er 743 111 000 EUR aan betalingskredieten beschikbaar was, en stelt ook vast dat van deze bedragen;

933 578 000 EUR aan vastleggingskredieten en 369 665 000 EUR aan betalingskredieten beschikbaar was voor TEN-T-projecten (trans-Europese vervoernetwerken),

15 348 000 EUR aan vastleggingskredieten en 14 500 000 EUR aan betalingskredieten beschikbaar was voor verkeersveiligheid;

56 890 000 EUR aan vastleggingskredieten en 10 425 000 EUR aan betalingskredieten beschikbaar was voor het Marco Polo-programma;

113 631 000EUR aan vastleggingskredieten en 114 716 000 EUR aan betalingskredieten beschikbaar was voor de vervoersagentschappen en de GNSS-toezichtautoriteit,

6 000 000 EUR aan vastleggingskredieten en 6 578 000 EUR aan betalingskredieten beschikbaar was voor beveiliging van het vervoer, met inbegrip van het proefproject voor beveiliging op het trans-Europese wegennet;

138.

is ingenomen met de nog steeds hoge bestedingspercentages voor de vastleggingskredieten en de betalingskredieten voor TEN-T-projecten, die beide bijna 100 % bedragen, en verzoekt de lidstaten ervoor te zorgen dat voldoende middelen beschikbaar worden gesteld uit de nationale begrotingen om gelijke tred te houden met deze inzet van de Gemeenschap;

139.

merkt bezorgd het lage bestedingspercentage op van de vastleggingskredieten voor beveiliging van het vervoer (55,95 %) en voor de GNSS-toezichtautoriteit (33,24 % in rubriek 3), waarvoor een groot deel van het bedrag dat in 2007 beschikbaar werd, vanwege het overschot in 2006, werd overgedragen naar 2008; merkt bezorgd het lage bestedingspercentage op van de betalingskredieten voor de interne markt en de optimalisering van vervoersystemen (47,48 %), voor passagiersrechten (58,96 %) vanwege de vertraging bij de ondertekening van de contracten en voor de GNSS-toezichtautoriteit (33,24 % onder titel 3);

140.

merkt met voldoening op dat als gevolg van reacties op het Speciaal verslag nr. 6/2005 van de Rekenkamer over het trans-Europese netwerk voor vervoer (20), het maximumpercentage van financiële steun voor grensoverschrijdende projecten is gestegen tot 30 % en de minimumfinancieringsdrempel tot 1 500 000 EUR; merkt voorts op dat de evaluatieprocedure voor de selectie van projecten is verbeterd en dat er meer toezicht wordt uitgeoefend, maar betreurt het dat de structuur voor de beschrijving van werkzaamheden niet geharmoniseerd is en dat het technische en financiële toezicht niet is gestandaardiseerd;

141.

merkt met voldoening op dat uit het onderzoek van de Rekenkamer naar de interne controlenormen, die direct verband houden met de wettigheid en betrouwbaarheid van de onderliggende verrichtingen, blijkt dat het Directoraat-generaal energie en vervoer voldoet aan de basisvereisten;

Cultuur en onderwijs

142.

constateert dat de Rekenkamer zich in zijn jaarverslag 2007 uitspreekt over het foutenpercentage op het beleidsterrein onderwijs en cultuur (punt 9.11 en bijlage 9.1, foutenpercentage tussen 2 % en 5 %), maar geen uitleg geeft over de werkwijze van de diverse nationale agentschappen, noch over die van de uitvoerende agentschappen en evenmin over de kwaliteit van hun werk, en ook niet over de redenen waarom met deze organisatie moet worden gerekend;

143.

vraagt de Rekenkamer in zijn volgend jaarverslag een grondigere analyse te willen maken van de kwestie van de efficiëntie en het behoud van de diverse agentschappen op het beleidsterrein onderwijs en cultuur;

144.

merkt op dat DG EAC bij de nieuwe generatie programma’s de actieprogramma’s heeft geharmoniseerd en een systeem van één enkele interne controle heeft ingevoerd; is in dit kader van mening dat de voorafgaande verklaringen en de verklaringen achteraf van de lidstaten nieuwe factoren zijn bij het toezicht op en de interne controle van de stelsels;

145.

betreurt evenwel de tekortkomingen die de Rekenkamer vaststelt in de procedure van de voorafgaande verklaring, alsmede de vaststelling dat deze procedure weinig zekerheid oplevert over de kwaliteit van het beheer van de betrokken uitgaven (punt 9.16 van het jaarverslag 2007); merkt evenwel op dat de voorafgaande verklaring slechts een van de bewijsstukken is die de Rekenkamer in het kader van zijn controle verkrijgt om een oordeel te vormen;

146.

neemt er nota van dat de Rekenkamer heeft vastgesteld dat de benaderingen van de nationale autoriteiten om een basis te verkrijgen voor de garantieverklaring vooraf uiteenlopen en dat er grote verschillen zijn in de mate van bekendmaking van de door deze autoriteiten gehanteerde procedures; vraagt de Commissie maatregelen te nemen om de bedoelde verklaringen te harmoniseren en het Parlement en de Rekenkamer hierover op de hoogte te houden;

147.

neemt ook kennis van het feit dat de jaarlijkse garantieverklaringen achteraf voor 2007 door de nationale autoriteiten van de lidstaten moesten worden verstrekt tegen 30 april 2008; wacht de evaluatie af die de Rekenkamer moet maken in het kader van de DAS-controle 2008;

148.

betreurt dat sommige autoriteiten en nationale agentschappen hun verplichtingen niet nakomen, hetgeen aanleiding heeft gegeven tot de verzending van de officiële aanmaningen door de Commissie en steunt de Commissie ten volle wat de opschorting van de betalingen en de subsidies betreft in de gevallen waar de eindverslagen ontbraken;

149.

dringt er bij de nationale agentschappen en de nationale autoriteiten op aan de uitvoeringsbepalingen te eerbiedigen met betrekking tot de door de Commissie vastgelegde respectieve verantwoordelijkheden; is verheugd over het feit dat DG EAC geen enkele reden zag om voorbehoud te blijven hebben met betrekking tot de controlemechanismen van de nationale agentschappen, en steunt de voortzetting van strenge audits;

150.

is verheugd over het feit dat het aantal late betalingen met betrekking tot onderwijs en cultuur afneemt, en verwacht dat de Commissie inspanningen blijft leveren om deze trend voort te zetten;

151.

hoopt dat het controlesysteem dat eind 2007 door DG Communicatie werd ingevoerd het in de toekomst onnodig zal maken voorbehoud te maken betreffende haar begrotingsbeheer, zoals dit voor 2007 het geval was;

152.

vraagt verdere informatie aan de Commissie over het opzetten van administratieve structuren in de lidstaten om te assisteren bij jumelages van steden, met name met betrekking tot de noodzaak van dergelijke structuren, de betrokken kosten en het doel ervan;

153.

verzoekt de Commissie nieuwe manieren te onderzoeken om met het programma „Jeugd” nieuwe groepen jongeren te bereiken, met name uit minder bevoorrechte milieus; stelt daarom voor dat jeugdorganisaties, met inbegrip van het Europees jeugdforum, meer inspanningen leveren om zich te richten op dergelijke groepen, om de verslagleggingsnormen en financieringscriteria te verbeteren, en om op grotere schaal onder jongeren informatie te verspreiden over het programma;

Burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken

154.

wijst op de lage bestedingsgraad van de betalingskredieten van de begroting voor de ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid in vergelijking met 2006 (60,41 % in 2007 en 86,26 % in 2006); is er zich van bewust dat dit eveneens te maken heeft met de goedkeuring van de fondsen opgenomen in het kaderprogramma „Solidariteit en beheer van de migratiestromen” en met de vertraging van de uitvoering van andere specifieke programma’s (zoals civiel recht, drugspreventie en -voorlichting); vestigt de aandacht op de relatieve verlaging van de bestedingsgraad van vastleggingskredieten in vergelijking met 2006 (90,29 % tegenover 94,47 % in 2006); roept het directoraat-generaal Justitie, vrijheid en veiligheid op de uitvoeringsgraad van vastleggings- en betalingskredieten te maximaliseren in 2008;

155.

neemt er kennis van dat de Rekenkamer de toezichtcontroles uitgevoerd door de Commissie voor het Europees Vluchtelingenfonds II slechts ten dele als doeltreffend heeft beoordeeld; houdt naar behoren rekening met de reacties van de Commissie hierop;

156.

betreurt het feit dat de beschrijvingen van de toezicht- en controlesystemen van de lidstaten voor het Buitengrenzenfonds pas in het laatste kwartaal van 2007 ter beschikking van de Commissie werden gesteld, aangezien de Commissie hierdoor de systemen van de lidstaten niet vóór eind 2007 kon beoordelen;

Rechten van de vrouw en gendergelijkheid

157.

herinnert de Commissie eraan dat ingevolge artikel 3, lid 2, van het EG-Verdrag bevordering van de gelijkheid van mannen en vrouwen één van de grondbeginselen van de Unie is en als doelstelling relevantie heeft voor het gehele scala van activiteiten en beleidsterreinen van de Gemeenschap;

158.

herhaalt zijn verzoek aan de Commissie om de gendergelijkheid naar behoren als blijvende prioritaire doelstelling in de begrotingsplanning op te nemen, in overeenstemming met het beginsel van genderbudgettering, zoals het in zijn resolutie van 3 juli 2003 over gender budgeting — het opstellen van overheidsbegrotingen vanuit een genderperspectief (21) heeft gevraagd, en betreurt het uitblijven van de haalbaarheidsstudie van de Commissie hiernaar;

159.

betreurt dat in het jaarverslag van de Rekenkamer over de uitvoering van de begroting 2007 niet wordt aangegeven of de begroting enige positieve bijdrage heeft geleverd aan de bevordering van de gelijkheid van mannen en vrouwen;

160.

stelt voor dat de Rekenkamer in haar jaarverslagen en speciale verslagen het aspect van de gendergelijkheid betrekt, met name relevante informatie over beleid inzake het verbod op discriminatie tussen mannen en vrouwen en over de beschikbaarheid van genderspecifieke gegevens;

Extern beleid

161.

merkt bezorgd op dat de Rekenkamer dezelfde kritiek uit als de voorgaande jaren, met name wat de betalingen op het niveau van de eindbegunstigde betreft;

162.

merkt op dat de laatste herziening van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 nauwelijks gevolgen voor de externe hulp heeft gehad en vraagt een herziening van titel IV „Externe maatregelen” van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002, om deze beter aan te passen aan de bijzondere omstandigheden van de markten en de subsidies op dit terrein;

163.

betreurt het ten zeerste dat de Commissie er niet in is geslaagd een werkelijk Europees instrument voor uitvoering van crisisbeheer tot stand te brengen, zoals de Commissie in de kwijtingen over 2005 en 2006 was verzocht; dringt erop aan dit alsnog op korte termijn te doen en verzoekt de Commissie nogmaals de mogelijkheid te creëren multidonorfondsen (multi donor trust funds) eventueel zelf te beheren, wanneer zij bij deze fondsen is betrokken;

164.

vraagt de Commissie te zorgen voor volledige financiële transparantie in de externe hulp, overeenkomstig de artikelen 53 tot 56 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002, en haar engagement bij het Parlement na te komen dat elke internationale organisatie die communautaire middelen ontvangt, verplicht zal worden de Rekenkamer en de interne controleur van de Commissie de resultaten toe te zenden van alle interne en externe controles die met betrekking tot het gebruik van de bedoelde communautaire middelen zijn uitgevoerd; vraagt ook de toegang van OLAF tot de gegevens in geval van een vermoeden van fraude te garanderen;

165.

neemt er nota van dat de totale kosten van de door DG ECHO uitgevoerde controles op basis van een aantal hypotheses („beste ramingen”) voor 2007 zijn geschat op 25 000 000 EUR; stelt vast dat dit overeenkomt met 3,2 % van de totale begroting van de humanitaire hulp voor het jaar; betreurt dat DG ECHO niet over een mechanisme voor risicobeheer beschikt en vraagt dat deze mechanismen systematisch in de controle worden geïntegreerd;

166.

constateert dat deze raming, volgens de informatie die is ontvangen van de Commissie, slechts betrekking heeft op een deel van alle kosten die verband houden met de humanitaire acties die door DG ECHO worden gefinancierd, omdat de kosten van de controles die worden uitgevoerd door de humanitaire organisaties die zijn opgenomen in de totale kosten van de subsidieakkoorden, ook door DG ECHO worden gefinancierd;

167.

constateert dat op basis van de hypothese dat de kosten van de controles bestaan uit drie grote categorieën — de kosten van de controleactiviteiten door de Commissiediensten in de zetel en in de delegaties, de kosten van de externe controles door de Commissie en de kosten van de controle van de uitgaven via controles die de begunstigden laten uitvoeren — de kosten van de controles, wat de door de dienst voor samenwerking EuropeAid in 2007 beheerde middelen betreft, door de Commissie worden geraamd op ongeveer 120 000 000 EUR;

168.

vraagt de Rekenkamer hier in zijn volgende jaarverslag rekening mee te houden bij zijn berekeningen en zich zowel uit te spreken over deze raming als over de kostenbatenratio van deze controlesystemen, rekening houdend met de speciale kenmerken en beperkingen van de externe acties van de Unie;

169.

betreurt dat de Commissie in Kenia begrotingshulp heeft betaald onmiddellijk na de verkiezingen van 27 december 2007, waardoor de indruk is ontstaan dat zij partij koos in het debat over de legitimiteit van de verkiezingsresultaten; herinnert aan zijn resolutie van 17 januari 2008 over Kenia (22) en verwacht van de Commissie dat zij hiermee rekening houdt;

170.

neemt kennis van het oordeel van de Rekenkamer dat de toezicht- en controlesystemen voor externe betrekkingen, uitbreiding en humanitaire hulp deels doeltreffend zijn; aanvaardt dat vele van de vastgestelde fouten betrekking hebben op vooruitbetalingen en vervolgens worden gecorrigeerd, wanneer de saldobetalingen worden verricht; verzoekt de Commissie niettemin de nodige verbeteringen aan te brengen in haar monitoring- en verificatieprocedures, met name op het niveau van de uitvoerende organisaties, zonder dat dit leidt tot onnodige administratieve lasten voor de eindbegunstigde; erkent tegelijk dat de Commissie en de Verenigde Naties al vorderingen hebben geboekt;

171.

betreurt het voortdurende gebrek aan transparantie met betrekking tot het gebruik van communautaire middelen die worden besteed via organisaties van de Verenigde Naties; steunt de inspanningen van de Commissie om een oplossing te vinden en ervoor te zorgen dat de Rekenkamer tijdig alle gevraagde informatie krijgt; is tevreden met het toenemende aantal controlebezoeken dat de Commissie in het kader van de financiële en administratieve kaderovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Verenigde Naties (FAFA) aflegt; verwacht dat deze bezoeken de zichtbaarheid van de communautaire bijdragen aan door de VN geleide activiteiten vergroot;

172.

verzoekt de Commissie om een verdere verbetering en een duidelijkere definiëring van de voorwaarden en de prestatie-indicatoren die worden gebruikt voor de betaling van begrotingssteun aan derde landen, met het oog op duidelijke, niet-ambigue en meetbare beoordelingscriteria met een specifiek tijdschema, indien van toepassing;

173.

neemt kennis van het oordeel van de Rekenkamer dat dringend stappen nodig zijn om de zwakheden in het beheer van Gemeenschapsmiddelen in Bulgarije te corrigeren en dat de nodige monitoringmechanismen moeten worden gehandhaafd in Turkije; verzoekt de nationale autoriteiten hun inspanningen op te voeren om te voldoen aan de geldende regelgeving;

174.

kijkt ernaar uit tastbare resultaten vast te stellen van de toepassing van een nieuw mandaat voor de controle van uitgaven via externe audits die de begunstigden of de Commissie laten uitvoeren;

175.

neemt kennis van speciaal verslag nr. 5/2007 van de Rekenkamer over het beheer van het programma CARDS door de Commissie (23); benadrukt dat intensievere strategische begeleiding door de Commissie belangrijk is om in nauwe samenwerking en dialoog met het Parlement te zorgen voor een adequate focus bij de selectie van de belangrijkste interventiegebieden in het kader van het instrument voor pretoetredingssteun; verzoekt de Commissie een algemene strategie te ontwerpen om de lokale inbreng en verantwoordelijkheid met betrekking tot het ontwerp en de uitvoering van de projecten te verbeteren;

176.

verwacht regelmatig te worden geïnformeerd over de stappen die de Commissie onderneemt met betrekking tot de nakoming van de aanzienlijke toezegging ter ondersteuning van het herstel van Georgië na het conflict en voor de toekomstige ontwikkeling van het land die zij heeft gedaan op de internationale donorconferentie van Brussel van 22 oktober 2008;

177.

herhaalt zijn verzoek dat de Commissie het Parlement regelmatig specifieke maatregelen voorstelt om de eigen inbreng en verantwoordelijkheid van de Unie met betrekking tot haar externe acties in hun geografische context nog te vergroten, overeenkomstig de principes van efficiëntie, verantwoordingsplicht en zichtbaarheid;

Niet-gouvernementele organisaties (ngo’s)

178.

neemt nota van het toenemende aantal ngo’s en de rol die deze bij het beheer van de communautaire middelen spelen; vraagt de Commissie de doeltreffendheid van de werkingssubsidies voor de Brusselse zetel van de ngo’s te beoordelen en strikt de hand te houden aan het in het Financieel Reglement vastgelegde beginsel van degressiviteit van werkingssubsidies;

179.

verzoekt de Commissie uiterlijk eind 2009 een lijst op te stellen van alle ngo’s die Gemeenschapsmiddelen hebben ontvangen;

Ontwikkeling

180.

neemt er nota van dat de Rekenkamer eens te meer heeft geconcludeerd dat DG ECHO zijn controlestrategie moet verbeteren door te zorgen voor een betere dekking van de activiteiten op het niveau van de uitvoerende organisaties en meer specifiek in het veld voor alle soorten partners (punt 8.33, onder f), van het jaarverslag 2007);

181.

moedigt de Commissie aan wat haar doelstelling sinds 2007 betreft dat elk project minimum één keer door een deskundige wordt bezocht, tenzij dit niet kan om veiligheidsredenen of door de moeilijke toegang, en er voor te blijven zorgen dat specialisten op het gebied van humanitaire hulp permanent op het terrein aanwezig zijn, om de impact van de humanitaire operaties die door de Commissie worden gefinancierd, in welk land of welke regio ook, te faciliteren en maximaliseren;

182.

is van mening dat de Commissie er in het kader van de uitvoering van de projecten zelf voor moeten zorgen dat de met de Verenigde Naties in april 2007 overeengekomen bepalingen inzake rapportage strikt worden toegepast en dat de financiële rapporten overeenkomstig deze bepalingen worden opgesteld;

183.

is zich bewust van het risico van onvoldoende controle ter plaatse op plekken waar de toegang moeilijk is of de neutraliteit van de humanitaire hulp niet wordt geëerbiedigd en is zich ervan bewust dat dit risico in zekere mate verband houdt met de doelstellingen van ondersteuning van de humanitaire behoeften en met de zogenoemde vergeten crisissen;

184.

neemt er ook nota van dat volgens het JAV van DG ECHO voor 2007 de humanitaire hulp van de Commissie in Irak uitsluitend via het Internationale Comité van het Rode Kruis is verstrekt in de sectoren bescherming, water en sanering voor een totaal bedrag van 7 800 000 EUR;

185.

is van mening dat een verduidelijking van de interventiestructuren op het gebied van ontwikkeling en externe acties (Europese Ontwikkelingsfondsen (EOF’s), Commissie, Europese Investeringsbank enz.) moet worden onderzocht om een betere zichtbaarheid van het communautaire optreden en een betere controle van de ingezette middelen mogelijk te maken; dringt aan op een studie naar de integratie van de EOF’s in de begroting van de Gemeenschap, met het oog op een politiek debat over dit onderwerp;

186.

wijst erop dat de Commissie de toezegging (24) heeft gedaan te waarborgen dat in het jaar 2009 een benchmark van 20 % van de toegewezen steun bestemd is voor basisonderwijs, middelbaar onderwijs en eerstelijnsgezondheidszorg; verzoekt de Commissie gedetailleerde informatie te verschaffen over de projecten, programma’s en budgettaire steun die ertoe zullen bijdragen dit streefcijfer te bereiken; dringt aan op een grotere samenhang tussen thematische, nationale en regionale strategiedocumenten op het gebied van gezondheidszorg en onderwijs, met name wanneer bijstand wordt verleend in de vorm van begrotingssteun;

187.

beklemtoont dat voorrang gegeven moet worden aan deelname van kinderen uit moeilijk te bereiken groepen in landen die volgens de millenniumdoelstellingsindicatoren een achterstand hebben, waaronder kinderen met een handicap;

188.

dringt er bij de Commissie op aan de partnerlanden te ondersteunen bij de ontwikkeling van hun parlementaire controle- en auditcapaciteit, met name wanneer bijstand wordt verleend in de vorm van begrotingssteun en verzoekt de Commissie periodiek verslag uit te brengen over de geboekte vooruitgang;

189.

wijst erop dat de maatregelen van de Commissie gericht moeten zijn op duurzaamheid en dat er in dit kader een duidelijke exitstrategie geformuleerd dient te worden waarmee echter geen afbreuk wordt gedaan aan de resultaten, en dat de nodige aandacht moet worden besteed aan controle op de tenuitvoerlegging van de maatregelen; is van mening dat een betere evaluatie van de resultaten in belangrijke mate kan bijdragen aan de democratische legitimiteit van de ontwikkelingssamenwerking van de Unie;

190.

is verheugd over het feit dat in 2007 de gedragscode van de Unie inzake complementariteit en taakverdeling binnen het ontwikkelingsbeleid is aangenomen die zich richt op een nauwere samenwerking en coördinatie tussen de Commissie en de lidstaten; verzoekt de Commissie haar inspanningen om de gedragscode werkelijk ten uitvoer te leggen te verdubbelen, onder meer door in het belang van de partnerlanden te zoeken naar oplossingen voor slepende problemen;

191.

stelt zich op het standpunt dat met het raadplegen van het maatschappelijk middenveld en de plaatselijke autoriteiten voorafgaand aan het opstellen van landenstrategiedocumenten in het kader van het DCI niet is voldaan aan de uit artikel 19, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1905/2006 (25) voortvloeiende verplichting dat „de strategiedocumenten […] in beginsel [worden] opgesteld op basis van een dialoog met de partnerlanden en -regio’s waarbij ook het maatschappelijke middenveld en de regionale en plaatselijke overheden van die landen en regio’s worden betrokken”; is in dit opzicht van mening dat voor een daadwerkelijke eigen verantwoordelijkheid voor het proces de inbreng van de nationale parlementen in de partnerlanden onmisbaar is; verzoekt de Commissie alles in het werk te stellen om de dialoog met deze organen in de verschillende stadia van het programmeringsproces te intensiveren;

Pretoetredingsstrategie

Mechanisme voor samenwerking en toetsing

192.

herinnert eraan dat de Commissie voor het eerst na de toetreding van nieuwe lidstaten een mechanisme voor samenwerking en toetsing heeft ingesteld voor Roemenië en Bulgarije om te helpen „tekortkomingen op het gebied van de justitiële hervorming en bestrijding van corruptie en de georganiseerde misdaad aan te pakken en om toezicht te houden op de voortgang op deze gebieden” (COM(2008) 63) en heeft vragen over de efficiëntie van dit mechanisme, de relevantie ervan en de betrouwbaarheid van de informatie die aan de kwijtingsautoriteit wordt verstrekt;

193.

merkt op dat diverse directoraten-generaal en diensten van de Commissie onder de autoriteit van de secretaris-generaal verantwoordelijk zijn voor het beheer van dit mechanisme; merkt op dat het gezamenlijke optreden van deze diensten tekortkomingen vertoont; verwacht een verbetering van de coördinatie en de systematische integratie van de deskundigheid van alle betrokken Commissiediensten in de voortgangsverslagen; vraagt zich af welke lessen de Commissie hieruit trekt voor de feitelijke en potentiële kandidaat-lidstaten;

Europese fondsen in Bulgarije en Roemenië

194.

constateert dat tussen 2004 en 2007 650 000 000 EUR ter beschikking zijn gesteld van Bulgarije in het kader van het Phare-fonds; 226 000 000 EUR in het kader van het Sapard-fonds, 440 500 000 EUR in het kader van het ISPA-fonds; dat tussen 2004 en 2007 zo’n 1 346 500 000 EUR ter beschikking zijn gesteld van Roemenië in het kader van het Phare-fonds; 526 300 000 EUR in het kader van het Sapard-fonds, 1 040 500 000 EUR in het kader van het ISPA-fonds;

195.

herinnert eraan dat de Rekenkamer al in zijn speciaal verslag nr. 4/2006 over Phare-investeringsprojecten in Bulgarije en Roemenië (26) talrijke problemen met het beheer van de Europese fondsen heeft vastgesteld, onder andere onregelmatigheden op het gebied van de offerteaanvragen en de subsidiabiliteit van de kosten, de ontvreemding van investeringsgoederen, een tekort aan administratieve capaciteit enz.;

196.

merkt ook bezorgd op dat de Commissie begrotingscontrole door het bevoegde lid van de Commissie onvoldoende binnen de tijdslimiet is geïnformeerd over de uitbreiding van de omvang van de tekortkomingen;

197.

merkt met grote bezorgdheid op dat de Commissie de betalingen heeft opgeschort ten bedrage van 200 000 000 EUR landbouwmiddelen voor Roemenië en dat 250 000 000 EUR voor Phare, 105 000 000 EUR voor Sapard en 115 000 000 EUR voor ISPA door de Commissie in Bulgarije zijn geblokkeerd; neemt nota van het feit dat het definitieve verlies voor Bulgarije onder Phare 220 000 000 EUR bedraagt;

198.

is zich ervan bewust dat het ontbreken van betrouwbare controlesystemen en de beheersproblemen die zijn ontstaan, risico’s inhouden voor het geld van de Europese belastingbetalers; erkent dat sindsdien inspanningen zijn geleverd om het hoofd aan de genoemde problemen te bieden; spoort de lidstaten aan alle nodige inspanningen te blijven leveren om aan de Europese verplichtingen te voldoen;

199.

acht het nodig dat de Commissie haar technische hulp aan de lidstaten om hun administratieve capaciteit te vergroten, opvoert; herinnert eraan dat correct beheer van de Europese fondsen een verplichting is voor elke lidstaat en ondersteunt de Commissie wat de tijdelijke opschorting van fondsen betreft, als de beheerssystemen van een lidstaat niet werken;

200.

constateert dat Bulgarije voor de periode 2007 tot 2013 6 853 000 EUR structuurfondsen moet ontvangen en Roemenië 19 200 000 EUR; vraagt, naast de informatie in het jaarlijkse activiteitenverslag en in de verslagen over de structuur- en cohesiefondsen, een verantwoordelijk en doeltreffend beheer van deze fondsen;

201.

is van mening dat de voorafgaande aanpassing van de opslorpingscapaciteit in Roemenië en Bulgarije voor middelen op de beleidsterreinen landbouw en cohesie door de Commissie niet met de nodige ernst is aangepakt en dat de verklaringen en acties van de Commissie op dit gebied misleidend waren, niet alleen voor het Parlement, maar ook voor de Bulgaarse en de Roemeense regering, en een van de redenen waren voor de teloorgang van middelen in deze lidstaten.

202.

vraagt de Commissie om op de hoogte te worden gehouden over de praktische gevolgen van de inspanningen op het gebied van de hervorming van het gerecht en de strijd tegen de corruptie en wenst dat in de voortgangsverslagen criteria worden opgenomen om de vooruitgang op deze gebieden te kwantificeren;

203.

is van mening dat de instellingen van de Unie, wat misbruik van Europese fondsen en fraude en corruptie betreft, het principe van nultolerantie moeten hanteren; vraagt de Commissie om de effectieve terugvordering van onterecht betaalde bedragen te garanderen;

204.

vraagt OLAF ook het Parlement het resultaat van zijn lopende onderzoeken in de lidstaten toe te zenden;

205.

is het met de Commissie eens dat alle acties en maatregelen die recent door Bulgarije zijn ondernomen, moeten worden gevolgd door geloofwaardige, structurele corrigerende acties en een fundamentele hervorming van alle structuren die bij het beheer van communautaire fondsen zijn betrokken, om de correcte en tijdige opslorping van de fondsen en een hoog transparantiepeil te garanderen; vraagt de Commissie in deze samenhang om de coördinatie en communicatie met de nationale autoriteiten te verbeteren en de uitvoering van de diverse actieplannen die haar door Bulgarije worden voorgelegd, van nabij te volgen en het Parlement hiervan op de hoogte te houden; vraagt de Commissie het Parlement een speciaal verslag te doen toekomen over de stand van zaken van het beheer van en het toezicht op alle EU-middelen in Bulgarije in de periode tot 15 juli 2009;

206.

vraagt de Commissie, in het licht van het laatste voortgangsverslag en de tegenslagen bij de aanpak van de corruptie, het Parlement een speciaal verslag te doen toekomen over de stand van zaken van het beheer van en het toezicht op alle communautaire middelen in Roemenië, en over de maatregelen genomen gericht op en de voortgang geboekt bij de aanpak van de corruptie in de periode tot 15 juli 2009;

Turkije, Kroatië, Servië, de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Kosovo en de andere landen van de westelijke Balkan

207.

herinnert aan de verantwoordelijkheid die de Commissiedelegaties in de feitelijke en potentiële kandidaat-lidstaten hebben om deze landen op een correct gebruik van de Europese fondsen voor te bereiden; vraag enerzijds fraudebestrijdingsstrategieën in het pretoetredingsproces op te nemen en anderzijds de bij de zaak betrokken administraties via een uitwisselingsprogramma tussen de Commissie en de administraties van de feitelijke en potentiële kandidaat-lidstaten op te leiden;

208.

verzoekt de Commissie om in het kader van de pretoetredingsfase een actievere rol te spelen wat de systemen voor de controle van de uitgaven die in Turkije, Kroatië, Servië, de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië en de andere landen van de westelijke Balkan bestaan, betreft en vraagt haar het Parlement in het kader van haar verslag over de vooruitgang in de genoemde landen gedetailleerdere informatie over deze kwestie te verstrekken, met name een gedetailleerde analyse van de redenen voor de mislukkingen; vraagt de Commissie in de voortgangsverslagen een systeem van verkeerslichten (groen, oranje en rood) op te nemen voor het aangeven van de vooruitgang die is geboekt bij het verwezenlijken van de doelstellingen;

209.

betreurt de gevallen van fraude en slecht beheer van de door de Verenigde Naties beheerde Europese fondsen die zijn vastgesteld met betrekking tot de fondsen die de Unie heeft besteed aan de wederopbouw in Kosovo en het gebrek aan follow-up van de Verenigde Naties van deze duidelijk geïdentificeerde gevallen; wil evenwel ook uitdrukking geven aan zijn dankbaarheid aan het Europees Agentschap voor wederopbouw en zijn „Europees” en plaatselijk personeel voor het werk dat onder soms moeilijke omstandigheden is verricht voor de bevolking;

210.

vraagt de Rekenkamer een speciaal verslag op te stellen over de efficiëntie van de controlesystemen die de Commissie heeft ingesteld voor de Europese fondsen die Kosovo ontvangt, alsmede over de prestaties ervan wat de voorkoming van fraude betreft, en na te gaan of deze financiering volledig was onderworpen aan de voorwaarden waarin de akkoorden betreffende de programma’s in kwestie voorzien, met inbegrip van de regels betreffende het instrument voor pretoetredingssteun (27) en Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002;

211.

stelt voor dat de Commissie de regering van Kosovo vraagt om een controlecertificaat van de Rekenkamer van het land wat de Europese fondsen betreft, met name degene die in de begroting zijn opgenomen;

212.

herinnert eraan dat de Investigation Task Force (ITF) die is opgericht om financiële onregelmatigheden en fraude met betrekking tot EU-fondsen in Kosovo te onderzoeken, haar werkzaamheden in augustus 2008 heeft afgerond, dat in het eindverslag is gewezen op strafbaar gedrag onder andere van VN-personeel en dat diverse internationale bevelschriften hierover zijn afgegeven, zonder dat de VN evenwel resultaat heeft bekomen; vraagt de Commissie op de uitvoering van deze bevelschriften aan te dringen; vraagt de Commissie voorts een verslag over de juridische follow-up van alle ontdekte gevallen in te dienen; vraagt de oprichting van een organisatie voor de follow-up van de strijd tegen fraude en onregelmatigheden, waarbij de Commissie en OLAF worden betrokken;

Administratieve uitgaven

213.

constateert met voldoening dat bij de controle van de Rekenkamer geen enkele significante fout werd aangetroffen die van invloed was op de wettigheid en regelmatigheid van de administratieve uitgaven;

Europese scholen

214.

verwacht dat de Commissie erop toeziet dat de regeringen van België en het Verenigd Koninkrijk zich houden aan hun verplichtingen uit hoofde van de bestaande intergouvernementele akkoorden — in het geval van België betreft het de zo spoedig mogelijke terbeschikkingstelling van een vierde of zelfs een vijfde Europese school, in het geval van het Verenigd Koninkrijk de detachering van voldoende leraren —, en dringt aan op een herziening van het huidige inschrijvingsbeleid van de scholen in Berkendael en Laken, teneinde onaanvaardbaar lange reistijden voor de kinderen te voorkomen;

De gevolgen van de decentralisatie voor het personeel

215.

stelt tevreden vast dat de Commissie op verzoek van het Parlement een onderzoek heeft uitgevoerd naar de human resources van haar personeel in 2007 (SEC(2007) 530) wat haar administratieve activiteiten betreft;

216.

is teleurgesteld door de inadequate informatie die de Commissie in de jaren 2005 en 2006 heeft gegeven over dit in dit begrotingsopzicht uiterst belangrijke terrein; erkent dat sindsdien inspanningen zijn geleverd met betrekking tot de transparantie op haar internetsite en het jaarverslag over de evaluatie van het personeel;

217.

spreekt zijn bezorgdheid uit over het feit dat bijna 32 % van het Commissiepersoneel werkt op het terrein van administratieve ondersteuning en coördinatie; herinnert eraan dat de 10 % van het personeel die werken op terrein van de begroting, nog niet in deze statistiek zijn opgenomen; vraagt de Commissie conclusies uit deze cijfers te trekken en een herstructurering van haar personeel uit te voeren, om het percentage van het personeel dat in de genoemde sectoren werkt, te beperken tot 20 %;

218.

merkt op dat personeelsmobiliteit oorspronkelijk een concept was dat betrekking had op de gevoelige posten; is verrast door de huidige praktijk van de Commissie waarbij al haar personeel na vijf, maximum zeven jaar aan de mobiliteit wordt onderworpen; vreest dat deze toepassing van de mobiliteit de efficiëntie van de Commissie beperkt en de opbouw van ervaring en bekwaamheid binnen de Commissie verhindert; vraagt de Commissie om het Parlement mee te delen hoe de mobiliteit tot de gevoelige posten kan worden beperkt;

Vraagstukken in verband met de gebouwen van de Gemeenschap

219.

betreurt het gebrek aan transparantie van de Commissie met betrekking tot het beheer van de 61 gebouwen waarover zij in Brussel beschikt en de evolutie van zijn gebouwenbestand;

220.

verzoekt de Commissie om het Parlement te informeren over elk nieuw project met betrekking tot haar gebouwenbestand en wel in de fase vóór de goedkeuring van deze projecten en om de Commissie begrotingscontrole van het Parlement regelmatig over alle initiatieven en nieuwe besluiten met betrekking tot vastgoedprojecten te informeren, met inbegrip van de voorbereidende werkzaamheden en de offerteaanvragen waarvoor de oprichting van een aanbestedingscommissie wordt voorgesteld, waarvan vertegenwoordigers van het Parlement deel uitmaken;

221.

vraagt OLAF het Parlement te informeren over de fraudegevallen die in het kader van het vastgoedbeleid zijn vastgesteld en mogelijke belangenconflicten te onderzoeken;

222.

vraagt de Commissie om een controle van het gebouwenbeheer, niet alleen voor de gebouwen van de Commissie, maar voor de gebouwen van alle instellingen van de Europese Gemeenschappen, waarbij de idee van een gemeenschappelijke structuur voor vastgoedbeheer moet worden onderzocht;

Follow-upmaatregelen in het verlengde van de kwijting

223.

betreurt het feit dat de Commissie, in de jaarrekeningen van de Europese Gemeenschappen voor het begrotingsjaar 2007 (28), verzuimt volledig de bepalingen van het EG-Verdrag betreffende follow-upmaatregelen in het kader van de kwijting te herhalen en zich ertoe beperkt aan te geven dat het Parlement, wanneer het kwijting verleent, opmerkingen mag maken die het van belang acht en aanbevelingen mag doen voor door de Commissie te ondernemen actie; wijst erop dat deze opmerking correct is, maar dat de Commissie verzuimt te vermelden dat artikel 276 van het EG-Verdrag verder verlangt dat de Commissie alle nodige maatregelen neemt in reactie op de opmerkingen van het Parlement in zijn verslag betreffende de kwijting voor uitvoering van de begroting; herinnert de Commissie er derhalve aan dat het bij de opmerkingen van het Parlement in zijn kwijtingsresolutie niet uitsluitend om niet-bindende aanbevelingen gaat, maar om instructies die de Commissie moet opvolgen bij de uitvoering van de begroting;

CONCLUSIES INZAKE DE SPECIALE VERSLAGEN VAN DE REKENKAMER

Deel I: Speciaal verslag nr. 6/2007 over de doeltreffendheid van de technische bijstand in het kader van de capaciteitsontwikkeling

224.

is van mening dat de technische bijstand en andere soorten van externe hulp, die nog steeds veeleer donorgestuurd, vaak inefficiënt en onduurzaam is, dringend moet worden hervormd, onder andere door de lokale inbreng te bevorderen, de middelen tussen de lidstaten op het niveau van de Unie en op internationaal niveau beter te coördineren en voor voldoende tijd te zorgen om de projecten uit te voeren;

225.

merkt in deze samenhang op dat de Commissiediensten in juli 2008 hun goedkeuring aan de ruggengraatstrategie en het actieplan voor het halen van de effectiviteitsdoelstellingen voor de technische samenwerking en de projectuitvoeringsunits hebben gehecht; verzoekt de Commissie daarom het Parlement een eerste keer over de uitvoering van deze strategie te informeren vóór eind maart 2009 en vervolgens om de zes maanden;

226.

merkt op dat de informatie over de aan technische bijstand bestede bedragen die de Commissie de Rekenkamer recent heeft verstrekt na de publicatie van het speciaal verslag van de Rekenkamer, laattijdig is toegezonden; is verbaasd dat deze informatie niet bekend is gemaakt tijdens de voorbereiding van het speciaal verslag; erkent dat de definitie van het comité ontwikkelingshulp van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling ruim is en in de praktijk leidt tot interpretatieverschillen; verwacht dat de door de Commissie gekozen strategie ook leidt tot een meer operationele van technische bijstand;

227.

betreurt dat het twinning-instrument in ACS-, Aziatische en Latijns-Amerikaanse landen niet kan worden gebruikt; vraagt daarom dat de Commissie vóór het einde van het mandaat van de zittende Commissie de nodige wijzigingen in de wetgeving voorstelt en dringt er bij de lidstaten op aan de nodige stappen te ondernemen om te zorgen voor een wijd verspreid gebruik van dit instrument, aangepast aan de specifieke behoeften, in de landen in kwestie en om de regelgeving inzake de uitvoering van het tiende Europees ontwikkelingsfonds dienovereenkomstig aan te passen;

228.

betreurt dat de opschortingsclausule, die een versnelde aanbestedingsprocedure mogelijk maakt, door de Commissie nauwelijks wordt gebruikt; verzoekt de Commissie deze faciliteit oordeelkundig te gebruiken om het tijdschema voor de uitvoering van de operaties in het kader van de technische bijstand te verbeteren;

229.

acht het onaanvaardbaar dat sommige bedrijven met opzet deskundigen met een goed CV voorstellen om een contract te krijgen, hoewel ze weten dat die niet beschikbaar zullen zijn om de taak op zich te nemen; is het met de Rekenkamer eens dat de selectiecriteria voor technische bijstand die de Commissie hanteert, inadequaat zijn;

230.

vraagt daarom dat de Commissie veel meer rekening houdt met andere criteria (zoals degene die de Rekenkamer voorstelt), in plaats van alleen te kijken naar het CV van de deskundige/teamleader; suggereert dat dit bijvoorbeeld mogelijk is door een aan de wettelijke eisen voldoende gegevensbank te creëren met de bedrijven wier voorgestelde deskundige niet beschikbaar is, hetgeen deze bedrijven op zijn beurt gedurende een bepaalde periode verhindert deel te nemen aan aanbestedingsprocedures; neemt er nota van dat de Commissie Verordening (EG, Euratom) nr. 1302/2008 van 17 december 2008 over de centrale gegevensbank van uitsluitingen (29) en Besluit 2008/969/EG, Euratom van 16 december 2008 betreffende het systeem voor vroegtijdige waarschuwing dat door de ordonnateurs van de Commissie en de uitvoerende agentschappen kan worden gebruikt (30), heeft goedgekeurd, maar dat deze nieuwe instrumenten het niet mogelijk maken bedrijven om deze reden uit te sluiten; neemt er voorts nota van dat deze aspecten deel uitmaken van het werkplan (as 3, acties 13-15) en verzoekt de Commissie de desbetreffende acties onmiddellijk uit te voeren;

231.

is het met de Rekenkamer eens dat er sprake is van incoherentie in de aanpak door de Commissie van het gebruik van de systemen van partnerlanden voor het beheer van de overheidsfinanciën en overheidsopdrachten, die soms rechtstreeks in tegenspraak is met de toezeggingen van de Europese Unie in het raam van de verklaring van Parijs over effectiviteit van de steun, die op 2 maart 2005 is goedgekeurd (31); dringt er daarom bij de Commissie op aan voor de spoedige nakoming van deze toezeggingen te zorgen op basis van de strategische dialoog waarin in het kader van de Accrawerkstroom en de post-Accrawerkstroom en de acties in het kader van het werkplan (as 1, met name actie 20) is voorzien;

232.

vraagt de Commissie zo veel mogelijk in de lijn van haar transparantie-initiatieven te blijven en rekening met de resolutie van het Parlement van 19 februari 2008 over transparantie in financiële aangelegenheden (32) te houden en beveelt aan dat een gegevensbank wordt gecreëerd met een overzicht van de missies en resultaten op het gebied van technische bijstand die kan worden gebruikt voor toekomstige opdrachten op het gebied van technische bijstand en om dubbel werk te voorkomen;

Deel II: Speciaal verslag nr. 1/2008 over het proces van onderzoek en evaluatie van grote investeringsprojecten in de programmeringsperioden 1994-1999 en 2000-2006

233.

verzoekt de Commissie de zware goedkeuringsprocedure voor grote projecten te herzien, maar vraagt haar ook de besluitvorming te rationaliseren door echte waarden vast te stellen, waardoor het zuiver administratieve karakter wordt verminderd en de duur van het besluitvormingsproces tot redelijke proporties wordt teruggebracht, onder andere door op zo kort mogelijke termijn binnen DG Regio een onafhankelijke eenheid voor grote projecten op te richten met horizontale bevoegdheden; wijst op het belang van financiering voor investeringen in software, aangezien dit het systeem transparanter en beter beheerbaar zal maken; is evenwel van mening dat de Commissie het aantal controles ter plaatse als gevolg van deze investering niet moet verlagen;

234.

verzoekt de Commissie verslag uit te brengen over de toepassing in de praktijk van de n + 2 en n + 3-regels voor grote projecten, aangezien een aantal lidstaten hebben geprobeerd de EFRO-regels te omzeilen (in het bijzonder de n + 2-regel) door een aantal projecten samen te voegen zodat het totaalcijfer net onder de drempel voor grote projecten bleef en vervolgens te wachten op opschorting door de Commissie van de n + 2-regel;

235.

wijst op en wenst verduidelijking van het feit dat een risicoschuwe cultuur is ontstaan (waarin kwalitatief hoogwaardige en innovatieve investeringen naar de achtergrond worden gedrongen), een praktijk die haaks staat op de doelstellingen van de Gemeenschap zoals vastgelegd in de Lissabonstrategie; is van oordeel dat het probleem niet ligt bij de financiering van infrastructuurinvesteringen, maar bij het gegeven dat de lidstaten innovatieve — „risicovolle” — investeringen kunnen mijden;

236.

betreurt het feit dat de Commissie (DG Regio) geen financiering toekent voor onderwijs en opleiding voor het eigen personeel maar voor een aparte groep (JASPERS), die onderdeel uitmaakt van de structuur van de Europese Investeringsbank en derhalve voor zijn werk geen verantwoording aan de Commissie verschuldigd is; wijst de lidstaten erop dat indien zij hun deskundigenpools geen onderwijs en opleiding ter beschikking stellen, zij afhankelijk zullen worden van externe deskundigen, hetgeen tot aanzienlijke indirecte uitgaven voor de betrokken landen zal leiden;

237.

steunt het initiatief waarbij de Unie grote projecten ex post evalueert en bepaalt welke informatie (uniforme en vergelijkbare gegevens) de lidstaten vóór de vastgestelde deadline moeten verzamelen en voorleggen; is van oordeel dat dit de beste vorm van monitoring is, aangezien er op dit moment geen tastbaar bewijs is dat door de Commissie gefinancierde grote projecten doeltreffend zijn en dat de lidstaten de ontvangen middelen op de meest effectieve en productieve wijze hebben gebruikt;

238.

wijst op het feit dat op dit moment informatie over grote projecten alleen in het jaarverslag van de Commissie over de structuurfondsen en het Cohesiefonds beschikbaar is nadat dit is goedgekeurd; verzoekt de Commissie derhalve ervoor te zorgen dat haar homepage de burgers in staat stelt de status van grote projecten te volgen;

Deel III: Speciaal verslag nr. 2/2008 over bindende tariefinlichtingen (BTI’s)

239.

dringt er bij de Commissie op aan zich voor een spoedige oplossing voor de onopgeloste problemen en tekortkomingen in te zetten, omdat deze tot een inkomstenverlies voor de Unie in de vorm van traditionele eigen inkomsten kunnen leiden;

240.

neemt nota van de antwoorden van de Commissie waarin deze stelt dat het in 2008 goedgekeurde gemoderniseerde Communautair douanewetboek (33) de bindende tariefinlichtingen verplicht zal maken voor de houder ervan, dat het werk betreffende de actualisering van de thesaurus zal worden voortgezet en dat de gebruikersinterface toegankelijk is in alle officiële talen van de Unie;

241.

dringt er bij de Commissie op aan ervoor te zorgen dat geschillen over tariefindeling binnen de in de communautaire wetgeving vastgestelde deadline en ten laatste binnen vijf maanden zijn opgelost en vraagt haar bovendien, gelet op de mogelijke verliezen van eigen middelen, de personeelsbezetting van BTI en classificatie op te voeren naar 4 personen en ervoor te zorgen dat deze ook meer risicoanalyses uitvoeren en de bijdragen van de lidstaten aan het systeem, de eventuele gevallen van misbruik van de overgangsperiode en de BTI-shopping strenger controleren;

242.

vraagt de Commissie om het Parlement vóór eind 2009 over alle stappen en maatregelen die op grond van de opmerkingen van de Rekenkamer zijn ondernomen en over de tenuitvoerlegging hiervan te informeren;

Deel IV: Speciaal verslag nr. 3/2008 over het Solidariteitsfonds van de Europese Unie: hoe snel, efficiënt en flexibel is het?

243.

is tevreden met de over het algemeen positieve beoordeling door de Rekenkamer van de resultaten die de Commissie heeft verkregen, wat het Solidariteitsfonds van de Europese Unie betreft;

244.

constateert dat de kritiek ten aanzien van de „snelheid” niet uitsluitend betrekking kan hebben op het beheer van het fonds door de Commissie, aangezien de problemen erg vaak verband houden met tekortkomingen bij het beheer door de lidstaten, zoals de kwaliteit van de informatie die wordt verstrekt door de aanvrager;

245.

constateert ook dat het Parlement op 18 mei 2006 (34) het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van het Solidariteitsfonds van de Europese Unie (COM(2005) 108), waarin is voorzien in eenvoudigere en duidelijkere criteria voor een snellere inzet, gunstig heeft onthaald en dat de Raad nog geen vooruitgang in dit dossier heeft geboekt;

Deel V: Speciaal verslag nr. 4/2008 betreffende de uitvoering van de melkquota in de op 1 mei 2004 tot de Europese Unie toegetreden lidstaten

246.

betreurt dat de nationale autoriteiten vele inspecties moeten uitvoeren, die het gevaar lopen oppervlakkig te zijn, zodat de redelijkheid van de opgegeven rechtstreekse verkopen niet kan worden gecontroleerd; is verheugd over Verordening (EG) nr. 228/2008 (35), die het inspectiepercentage voor producenten met een productie van minder dan 5 000 kg tot 1 % verlaagt;

247.

is van mening dat de Commissie in het kader van het gedeelde beheer alle initiatieven moet blijven nemen om voor een effectieve follow-up van de invoering en het goede beheer van de melkquotaregeling te zorgen;

248.

verzoekt de bevoegde nationale autoriteiten om op basis van een risicoanalyse een controleprogramma op te stellen voor elke periode van twaalf maanden en controles te verrichten tijdens en na het contingentjaar, maar uiterlijk achttien maanden na het einde van het jaar in kwestie;

249.

is van mening dat de Commissie ter wille van de vereenvoudiging de nieuwe lidstaten moet verzoeken het algemene principe te eerbiedigen dat alle op de markt gebrachte melk moet worden opgenomen in de boekhouding;

250.

verzoekt de Commissie de nieuwe lidstaten te vragen de bijwerking van hun gegevensbanken te verbeteren, zoals de Rekenkamer in zijn verslag vraagt, en onnodige controles te vermijden;

251.

vraagt de Commissie de ontwikkelingen in de melksector te blijven volgen, in het bijzonder die welke verband houden met de markt, met de situatie van de producenten en met de implicaties voor de regionale ontwikkeling, in het bijzonder in de beoordelingsverslagen die overeenkomstig het politieke akkoord van november 2008 betreffende de „gezondheidscontrole” van het gemeenschappelijk landbouwbeleid vóór 31 december 2010 en 31 december 2012 moeten worden voorgelegd;

252.

verzoekt de Commissie om in het kader van de gezondheidstest gevolg aan alle aanbevelingen van de Rekenkamer te geven en rekening te houden met de eventuele aanpassingen van de gemeenschappelijke marktordening voor melk en van de melkquotaregeling, die met name moeten worden gericht op:

a)

begeleidende en overgangsmaatregelen die moeten worden overwogen voor de regio’s waarin de kleine producenten de overgrote meerderheid vormen;

b)

de noodzaak de melkproducenten in de nieuwe lidstaten te verzekeren van een stabiele regelgeving en duidelijke perspectieven, waarbij zij worden gestimuleerd tot het doen van de noodzakelijke investeringen ter waarborging van de duurzaamheid van hun activiteit.

Deel VI: Speciaal verslag nr. 5/2008 „Agentschappen van de Europese Unie: resultaten bereiken”

253.

is tevreden met het speciaal verslag van de Rekenkamer en raadt de Commissie met nadruk aan om nota te nemen van de tekortkomingen waarop hierin wordt gewezen, alsmede maatregelen te nemen die bij de aanbevelingen van de Rekenkamer aansluiten;

254.

vraagt dat de Commissie een algemeen beheerssysteem voor de regelgevende agentschappen van de Unie creëert en invoert, op basis van expliciete criteria als transparantie, zuinigheid, goede werking, efficiëntie en uitwisseling van de vruchtbaarste praktijken; is van mening dat de Commissie een actieve communicatie met de agentschappen van de Unie moet onderhouden en de raden van bestuur van de agentschappen moet assisteren met betrekking tot de invoering van een budgettering en een beheer op basis van de activiteiten (ABB/ABM);

255.

verzoekt de Commissie een operationeel controlesysteem voor de agentschappen van de Unie in te voeren dat de interne transfer van de beste praktijken en methoden mogelijk maakt en een geheel van zowel algemene als specifieke indicatoren voor de evaluatie omvat;

256.

verzoekt de Commissie richtsnoeren te ontwikkelen om de planning, de controle, de uitvoering van de rapporten en de evaluatie van de activiteiten van de agentschappen te verbeteren en het concept van de verkrijging van resultaten waarin Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 en de financiële kaderregeling voor de agentschappen voorziet, ten volle in de praktijk te brengen (36);

Deel VII: Speciaal verslag nr. 6/2008 over de rehabilitatiehulp van de Commissie na de tsunami en orkaan Mitch

257.

verzoekt de Commissie alle nodige conclusies te trekken uit de gebeurtenissen die zijn gevolgd op de orkaan Mitch en de tsunami, om de prestaties in de toekomst te verbeteren; raadt de Commissie met aandrang aan een actieve rol te spelen op internationaal niveau om de systemische tekortkomingen van de internationale noodhulpcapaciteit te corrigeren;

258.

verzoekt de Commissie bij toekomstige rehabilitatieacties bijzondere aandacht te besteden aan de volgende kwesties: garanderen dat de financiering is gebaseerd op de behoeften, garanderen dat met de hulpmaatregelen wordt gefocust op de getroffen bevolkingsgroepen, inclusief armen, vrouwen en kinderen, garanderen dat gedetailleerde en juiste informatie over de resultaten van de bijstand beschikbaar is voor de belastingbetaler van de donorlanden en de getroffen landen;

259.

verzoekt de hoogste instanties die met de controle van de overheidsfinanciën zijn belast en de Rekenkamer om de samenwerking met betrekking tot het onderzoek, de controle en de evaluatie van het gebruik van de middelen voor hulp bij natuurrampen te intensiveren;

260.

verzoekt de Commissie om haar lijst van ngo’s te herzien, om er de organisaties van te schrappen waarmee gen vertrouwensband bestaat, en een aankoopbeleid te bepalen waarmee de verduistering van middelen door deze ngo’s kan worden voorkomen;

261.

verzoekt de Commissie bovendien om een voldoende zichtbaarheid van de door de Unie verstrekte hulp te garanderen, zonder evenwel de algemene efficiëntie en de billijkheidsdoelstellingen in gevaar te brengen;

262.

verzoekt de Verenigde Naties, het Rode Kruis, de Rode Halve Maan en alle andere donoren het eens te worden over een gedetailleerd controlekader, om:

a)

de algemene controle van de verzamelde middelen te intensiveren en te verbeteren,

b)

een einde aan het dubbel werk en de fragmentatie in het kader van de controleprocedures te maken en de kosten van deze procedures verminderen;

263.

verwacht van de Commissie dat zij niet alleen de aanbevelingen van de Rekenkamer aanvaardt, maar ook dat zij een datum in de nabije toekomst aangeeft voor de uitvoering ervan;

264.

is ook van mening dat het van essentieel belang is dat de Commissie er bij humanitaire hulp op toeziet dat aan de vereisten op het gebied van de efficiëntie van de hulp, overeenkomstig de verklaring van Parijs inzake de efficiëntie van de hulp, is voldaan;

265.

verzoekt de Commissie een realistische en concrete uiterste datum te bepalen voor de beschikbaarheid van de middelen, om de begunstigde landen ertoe aan te zetten de aanvaarde projecten stipt uit te voeren;

266.

is van mening dat de humanitaire hulp in geval van een natuurramp moet worden verleend zonder politieke voorwaarden; is niettemin van mening dat de Commissie de begunstigde landen moet vragen:

a)

dat de toegang tot de slachtoffers niet wordt beperkt,

b)

dat de hulp wordt vrijgesteld van belastingen, douanerechten en elke andere vorm van fiscale heffing,

c)

dat er geen vertraging of weigering komt wat de verlening van de visa van het internationaal personeel van de hulpagentschappen betreft,

d)

dat de begunstigden niet wordt gevraagd de geschonken goederen en diensten te betalen (of dat de zo verkregen inkomsten volledig terugvloeien naar de wederopbouw);

267.

verzoekt de Commissie te overwegen de hulpverlening stop te zetten, als een van de bovengenoemde principes wordt geschonden;

Deel VIII: Speciaal verslag nr. 7/2008 over het programma „Intelligente energie-Europa” 2003-2006

268.

is tevreden met het ernstige werk van de Rekenkamer en met de vaststellingen als gevolg hiervan, die een hoeveelheid lof, maar ook kritiek op het beheer door de Commissie en het Uitvoerend Agentschap voor Intelligente Energie van het programma „Intelligente energie-Europa” 2003-2006 omvatten; is tevreden met de nauwe samenwerking tussen het agentschap, de Rekenkamer en het Parlement die op de toekomst van het agentschap is gericht;

269.

concludeert op basis van de analyse van de Rekenkamer dat de door de begunstigden gedragen kosten (voor de voorbereiding van voorstellen en voor rapportage) behoorlijk hoog liggen en begrijpt dat deze kosten verschillen van louter administratieve kosten, maar is van mening dat zij ook moeten worden meegerekend en teruggedrongen overeenkomstig de principes van betere regelgeving;

270.

is van mening dat de vaststellingen van de Rekenkamer ook voor andere uitvoerende agentschappen nuttig kunnen zijn; kijkt ernaar uit het komende speciale verslag van de Rekenkamer over uitvoerende agentschappen te ontvangen;

271.

betreurt dat de nieuwe lidstaten in het geval van projecten of onderzoeken in verband met het programma, alsmede in het geval van lokale energieagentschappen nauwelijks bij de zaak waren betrokken; begrijpt evenwel dat deze situatie deels te verklaren is doordat het programma al liep vóór de toetreding van de EU-10; vraagt de Commissie actief haar beleid te blijven voeren waarbij zij prioriteit geeft aan de creatie van energieagentschappen in de lidstaten die achteroplopen, om tot een evenwichtige verdeling over de hele Unie te komen;

Deel IX: Speciaal verslag nr. 8/2008 — „Is „cross compliance” als beleid doeltreffend?”

272.

is van mening dat de doelstellingen van Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad (37) op „slimme” wijze („SMART”: Specific, Measurable, Achievable, Relevant and Timed; specifiek, meetbaar, haalbaar, relevant en getimed) moeten worden ontwikkeld en volgens een logische hiërarchie georganiseerd; is van mening dat de lidstaten op deze basis controleerbare eisen en normen op bedrijfsniveau moeten definiëren;

273.

is van mening dat het cross compliance-kader moet worden vereenvoudigd door het te beperken tot de belangrijkste elementen van de landbouwactiviteit waar naar verbeterring wordt gestreefd en door de verwachte resultaten, vereisten en normen te specificeren;

274.

verzoekt de Commissie een duidelijk onderscheid te maken tussen cross compliance en agri-milieu; is van mening dat elementen van het beleid inzake plattelandsontwikkeling, zoals de verplichting controleerbare normen vast te stellen, ook voor cross compliance moeten gelden;

275.

is van mening dat in de lidstaten een effectief controle- en sanctiesysteem moet worden ingevoerd om te garanderen dat de landbouwers aan de normen voldoen; is van mening dat minimum 1 % van de bedrijven die elke verplichting toepassen, moet worden gecontroleerd en dat het sanctiesysteem gebaseerd moet zijn op het principe dat verminderingen van de betalingen proportioneel zijn met of afhankelijk van de ernst van de overtreding;

276.

verzoekt de Commissie een degelijk monitoringsysteem in te voeren om de prestaties te meten, door relevante indicatoren en basisniveaus te bepalen; verzoekt de lidstaten volledige en betrouwbare gegevens in te dienen, die door de Commissie nauwkeuriger moeten worden gecontroleerd;

277.

verzoekt de Commissie uiterlijk in het kader van de begrotingscontrole en de volgende hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid voorstellen in te dienen;

278.

verzoekt de Rekenkamer om in zijn jaarverslag (betrouwbaarheidsverklaring) over de voldoening van de cross compliance-voorwaarden te rapporteren;

Deel X: Speciaal verslag nr. 9/2008 — De doeltreffendheid van Europese Unie steun op het gebied van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid voor Belarus, Moldavië en Oekraïne

279.

dringt er bij de Commissie op aan een volledige analyse van de redenen voor de tekortkomingen en het gebrek aan resultaten in sommige projecten in Belarus, Oekraïne en Moldavië en Belarus uit te voeren en de planning, het beheer en de controle van de middelen van de Unie in deze landen te verbeteren;

280.

dringt er bij de Commissie op aan om de middelen van de Unie voort voor de specifieke prioriteiten van Belarus, Moldavië en Oekraïne te blijven inzetten, rekening houdend met de vooruitgang die bij vorige projecten is gemaakt;

281.

verzoekt de Commissie de financieringsprocedures van de Europese Unie flexibeler te maken, opdat projectdossiers, benchmarks en doelstellingen aan veranderingen in de economische en politieke situatie in de landen kunnen worden aangepast;

282.

verzoekt de Commissie de duurzaamheid van de door de Unie gefinancierde projecten te garanderen door de beloften van de ontvangende regering aan het eind van het project duidelijk te definiëren;

283.

betreurt dat de effectiviteit van de EU-middelen ontoereikend was in gevallen waar, hoewel er tekortkomingen in het projectbeheer waren, subsidies voor nieuwe projecten zijn toegekend aan dezelfde contractanten; vraagt de Commissie daarom duidelijke criteria voor de selectie van contractanten te bepalen en herhaling van het onbevredigende beheer van de EU-middelen te voorkomen;

284.

beveelt aan dat de Commissie haar communicatie met de regeringen van Belarus, Moldavië en Oekraïne verbetert en de nodige stappen onderneemt om de ontvangende landen aan te moedigen en te ondersteunen met het oog op effectieve donorcoördinatie;

285.

moedig de Commissie aan meer te focussen op de kwestie van effectieve vervolging in de strijd tegen de georganiseerde misdaad en mogelijkheden te onderzoeken om een grotere betrokkenheid van de bevolking bij het corruptiebestrijdingsbeleid te bevorderen, door organisaties van de civiele maatschappij te ondersteunen met betrekking tot kwesties in verband met het gerecht en governance;

Deel XI: Speciaal verslag nr. 11/2008 over het beheer van de steun van de Europese Unie voor de openbare opslag van granen

286.

is het met de Rekenkamer eens dat de Commissie bij de vaststelling van de minimumverkoopprijs rekening met de geografische ligging van de opslagplaatsen en met name met de kwaliteit van de graanpartijen moet houden;

287.

vraagt de Commissie, om het begrotingsproces te verbeteren, om de kosten van de activiteiten die geen rechtstreeks verband met de interventieopslag houden, transparanter te maken; suggereert met het oog hierop dat het subsidie-element van de programma’s, zoals de steun voor de minst bedeelden of de bioethanolindustrie, rechtstreeks aan de activiteiten in kwestie wordt toegewezen;

288.

verzoekt de lidstaten en de Commissie om de kosten van de controles van operaties betreffende de openbare opslag van granen te evalueren; verzoekt de Commissie meer stimulansen voor de lidstaten te creëren om de opslag- en kapitaalkosten van hun interventies te reduceren en het verkoopmoment van hun voorraad te optimaliseren;

289.

is het eens met de Rekenkamer dat de Commissie haar controle van de door de betaalorganen opgegeven kosten moet intensiveren door een systematische follow-up van ongewone gegevens of trends; is van mening dat de inspecties ter plaatse ook controle van de gebruikte gegevens moeten inhouden; is van mening dat de Commissie haar standaardkosten voor transacties zonder verplaatsing opnieuw moet bezien om ervoor te zorgen dat deze niet hoger liggen dan de werkelijke kosten;

290.

is het met de Rekenkamer eens dat inspecties ter plaatse van de kosteninformatie die van de betaalorganen van de lidstaten is ontvangen, nuttig zouden zijn; benadrukt evenwel dat ervoor moet worden gezorgd dat de controleverplichtingen kostenefficiënt zijn;

291.

betreurt dat er geen strategische graanreserve is in geval van voedseltekort op Gemeenschapsniveau; merkt op dat de lidstaten strategische graanreserves mogen aanleggen en dat zij de Commissie over deze reserves moeten informeren; betreurt evenwel dat erg weinig lidstaten deze mogelijkheid benutten en is van mening dat de Commissie de idee moet onderzoeken en communautaire strategische reserve aan te leggen.


(1)  PB L 77 van 16.3.2007.

(2)  PB C 287 van 10.11.2008, blz. 1.

(3)  PB C 107 van 30.4.2004, blz. 1.

(4)  PB C 216 van 14.9.2007, blz. 3.

(5)  PB C 286 van 10.11.2008, blz. 1.

(6)  PB C 287 van 10.11.2008, blz. 111.

(7)  PB L 56 van 4.3.1968, blz. 1.

(8)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(9)  PB L 11 van 16.1.2003, blz. 1.

(10)  PB L 187 van 15.7.2008, blz. 25.

(11)  PB C 139 van 14.6.2006, blz. 1.

(12)  Advies nr. 2/2004 van de Rekenkamer van de Europese Gemeenschappen over het model „single audit” (en een voorstel voor een communautair internecontrolekader) (PB C 107 van 30.4.2004, blz. 1).

(13)  Raad van de Europese Unie, nota van het voorzitterschap aan de delegaties — „An improved sound financial management of Europese Unie funds 10284/08 FIN 217”, 3.6.2008 (enkel in het Engels beschikbaar).

(14)  PB L 88 van 31.3.2009, blz. 25.

(15)  PB C 273 van 9.11.2006, blz. 2.

(16)  PB L 340 van 6.12.2006, blz. 5.

(17)  PB L 163 van 23.6.2007, blz. 17.

(18)  Verordening (EG) nr. 498/2007 van de Commissie van 26 maart 2007 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1198/2006 van de Raad inzake het Europees Visserijfonds (PB L 120 van 10.5.2007, blz. 1).

(19)  Verordening (EG) nr. 1447/1999 van de Raad van 24 juni 1999 tot vaststelling van een lijst van gedragingen die een ernstige inbreuk vormen op de voorschriften van het gemeenschappelijk visserijbeleid (PB L 167 van 2.7.1999, blz. 5).

(20)  PB C 94 van 21.4.2006, blz. 1.

(21)  PB C 74 E van 24.3.2004, blz. 746.

(22)  PB C 41 E van 19.2.2009, blz. 70.

(23)  PB C 285 van 27.11.2007, blz. 1.

(24)  Verklaring van de Commissie betreffende artikel 5 DCI, bijlage bij de mededeling van de Commissie van 24 oktober 2006 (COM(2006) 628).

(25)  Verordening (EG) nr. 1905/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 tot invoering van een financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking (PB L 378 van 27.12.2006, blz. 41).

(26)  PB C 174 van 26.7.2006, blz. 1.

(27)  Verordening (EG) nr. 1085/2006 van de Raad van 17 juli 2006 tot invoering van een instrument voor pretoetredingssteun (IPA) (PB L 210 van 31.7.2006, blz. 82).

(28)  PB C 287 van 10.11.2008, blz. 9.

(29)  PB L 344 van 20.12.2008, blz. 12.

(30)  PB L 344 van 20.12.2008, blz. 125.

(31)  Overeengekomen en goedgekeurd op 2 maart 2005 op het Forum op hoog niveau in Parijs door ontwikkelingslanden en donorlanden, waaronder de Europese Unie, de Afrikaanse ontwikkelingsbank, de Aziatische ontwikkelingsbank en de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling, de Inter-Amerikaanse ontwikkelingsbank, het comité voor ontwikkelingshulp van de OESO, de Verenigde Naties en de Wereldbank.

(32)  Aangenomen teksten, P6_TA(2008)0051.

(33)  Verordening (EG) nr. 450/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (gemoderniseerd douanewetboek) (PB L 145 van 4.6.2008, blz. 1).

(34)  PB C 297 E van 7.12.2006, blz. 331.

(35)  Verordening (EG) nr. 228/2008 van de Commissie van 13 maart 2008 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 595/2004 met betrekking tot de intensiteit van de controles van leveringen en rechtstreekse verkopen van melk (PB L 70 van 14.3.2008, blz. 7).

(36)  Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 23 december 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72).

(37)  Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers (PB L 270 van 21.10.2003, blz. 1).


26.9.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 255/71


BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 23 april 2009

over de afsluiting van de rekeningen betreffende de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2007, afdeling III — Commissie

(2009/634/EG, Euratom)

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2007 (1),

gezien de definitieve jaarrekening van de Europese Gemeenschappen voor het begrotingsjaar 2007 — Deel I (SEC(2008) 2359 — C6-0415/2008) (2),

gezien de jaarverslagen van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad betreffende de follow-up van de kwijtingsbesluiten voor 2006 (COM(2008) 629, COM(2008) 628) evenals de bijbehorende werkdocumenten van de diensten van de Commissie (SEC(2008) 2579, SEC(2008) 2580),

gezien de mededeling van de Commissie „Synthese van de beheersresultaten van de Commissie in 2007” (COM(2008) 338),

gezien het jaarverslag van de Commissie aan de kwijtingsautoriteit over de in 2007 uitgevoerde interne controles (COM(2008) 499) evenals het bijbehorende werkdocument van de diensten van de Commissie (SEC(2008) 2361),

gezien het verslag van de Commissie „Antwoorden van de lidstaten op het jaarverslag van de Rekenkamer over 2006” (COM(2008) 112),

gezien het Groenboek over een Europees transparantie-initiatief, door de Commissie aangenomen op 3 mei 2006 (COM(2006) 194),

gezien advies nr. 2/2004 van de Rekenkamer over het model „single audit” (en een voorstel voor een communautair internecontrolekader) (3),

gezien de mededeling van de Commissie over een stappenplan voor een geïntegreerd internecontrolekader (COM(2005) 252),

gezien het actieplan van de Commissie voor een geïntegreerd internecontrolekader (COM(2006) 9), het voortgangsverslag van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement en de Europese Rekenkamer over het actieplan van de Commissie voor een geïntegreerd internecontrolekader (COM(2007) 86) evenals het bijbehorende werkdocument van de diensten van de Commissie (SEC(2007) 311),

gezien het eerste halfjaarlijkse verslag over het scorebord betreffende de uitvoering van het actieplan van de Commissie voor een geïntegreerd internecontrolekader, gepubliceerd op 19 juli 2006 (SEC(2006) 1009), in aansluiting op het verzoek van het Parlement in zijn resolutie bij het kwijtingsbesluit voor het begrotingsjaar 2004,

gezien advies nr. 6/2007 over de jaarlijkse overzichten van de lidstaten, de nationale verklaringen van de lidstaten en de door nationale controle-instanties verrichte controlewerkzaamheden met betrekking tot EU-middelen (4),

gezien het actieplan van de Commissie ter versterking van de toezichthoudende rol van de Commissie in het kader van het gedeelde beheer van structurele acties (COM(2008) 97),

gezien de mededeling van de commissarissen Hübner en Špidla aan de Commissie met een tussentijds verslag over de uitvoering van het actieplan van de Commissie ter versterking van de toezichthoudende rol van de Commissie in het kader van het gedeelde beheer van structurele acties (SEC(2008) 2756), evenals het bijbehorende werkdocument van de diensten van de Commissie (SEC(2008) 2755),

gezien het verslag van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad en de Europese Rekenkamer over het actieplan van de Commissie voor een geïntegreerd internecontrolekader (COM(2008) 110), evenals het bijbehorende werkdocument van de diensten van de Commissie (SEC(2008) 259),

gezien het jaarverslag van de Rekenkamer over de uitvoering van de begroting over het begrotingsjaar 2007, vergezeld van de antwoorden van de instellingen (5), evenals de speciale verslagen van de Rekenkamer,

gezien de verklaring van de Rekenkamer waarin de betrouwbaarheid van de rekeningen en de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen worden bevestigd, als bedoeld in artikel 248 van het EG-Verdrag (6),

gezien de mededeling van de Commissie van 16 december 2008 over een gemeenschappelijke visie op het begrip aanvaardbaar foutenrisico (COM(2008) 866), evenals het bijbehorende werkdocument van de diensten van de Commissie (SEC(2008) 3054),

gezien de aanbeveling van de Raad van 10 februari 2009 over de aan de Commissie te verlenen kwijting voor de uitvoering van de begroting voor het begrotingsjaar 2007 (5587/2009 — C6-0055/2009),

gelet op de artikelen 274, 275 en 276 van het EG-Verdrag en de artikelen 179 bis en 180 ter van het Euratom-Verdrag,

gelet op de artikelen 246 en volgende van het EG-Verdrag betreffende de Rekenkamer,

gezien de internationale audit- en boekhoudnormen, met name deze die van toepassing zijn op de openbare sector,

gezien de internationale peer review van de Rekenkamer,

gelet op Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 van 29 februari 1968 tot vaststelling van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van deze Gemeenschappen (7), in het bijzonder titel V, hoofdstuk 3 betreffende pensioenen en invaliditeitsuitkeringen, en bijlage XII betreffende uitvoeringsbepalingen van artikel 83 bis van het Statuut,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (8), met name de artikelen 145, 146 en 147 daarvan,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 58/2003 van de Raad van 19 december 2002 tot vaststelling van het statuut van de uitvoerende agentschappen waaraan bepaalde taken voor het beheer van communautaire programma’s worden gedelegeerd (9), met name artikel 14, leden 2 en 3,

gelet op artikel 70 en bijlage V van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en de adviezen van de overige betrokken commissies (A6-0168/2009),

A.

overwegende dat, overeenkomstig artikel 275 van het EG-Verdrag, de Commissie bevoegd is om de rekeningen voor te leggen,

1.

gaat akkoord met de afsluiting van de rekeningen betreffende de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2007;

2.

formuleert zijn opmerkingen in de resolutie die een integrerend deel uitmaakt van de besluiten tot het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2007, afdeling III — Commissie en uitvoerende agentschappen;

3.

verzoekt zijn voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, het Hof van Justitie, de Rekenkamer en de Europese Investeringsbank, alsmede aan de nationale parlementen en de nationale en regionale controle-instanties van de lidstaten, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).

De voorzitter

Hans-Gert PÖTTERING

De secretaris-generaal

Klaus WELLE


(1)  PB L 77 van 16.3.2007.

(2)  PB C 287 van 10.11.2008, blz. 1.

(3)  PB C 107 van 30.4.2004, blz. 1.

(4)  PB C 216 van 14.9.2007, blz. 3.

(5)  PB C 286 van 10.11.2008, blz. 1.

(6)  PB C 287 van 10.11.2008, blz. 111.

(7)  PB L 56 van 4.3.1968, blz. 1.

(8)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(9)  PB L 11 van 16.1.2003, blz. 1.


26.9.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 255/74


BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 23 april 2009

over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2007, afdeling IV — Hof van Justitie

(2009/635/EG)

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2007 (1),

gezien de definitieve jaarrekening van de Europese Gemeenschappen voor het begrotingsjaar 2007 — Deel I (C6-0418/2008) (2),

gezien het jaarverslag van het Hof van Justitie aan de kwijtingsautoriteit over de in 2007 uitgevoerde interne controles,

gezien het jaarverslag van de Rekenkamer over de uitvoering van de begroting over het begrotingsjaar 2007, vergezeld van de antwoorden van de instellingen (3),

gezien de verklaring van de Rekenkamer waarin de betrouwbaarheid van de rekeningen en de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen worden bevestigd, als bedoeld in artikel 248 van het EG-Verdrag (4),

gelet op de artikelen 272, lid 10, 274, 275 en 276 van het EG-Verdrag,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (5), met name de artikelen 50, 86, 145, 146 en 147 daarvan,

gelet op artikel 71 en bijlage V van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A6-0151/2009),

1.

verleent de griffier van het Hof van Justitie kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Hof van Justitie voor het begrotingsjaar 2007;

2.

formuleert zijn opmerkingen in bijgaande resolutie;

3.

verzoekt zijn voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integrerend deel uitmaakt, te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, het Hof van Justitie, de Rekenkamer, de Europese Ombudsman en de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).

De voorzitter

Hans-Gert PÖTTERING

De secretaris-generaal

Klaus WELLE


(1)  PB L 77 van 16.3.2007.

(2)  PB C 287 van 10.11.2008, blz. 1.

(3)  PB C 286 van 10.11.2008, blz. 1.

(4)  PB C 287 van 10.11.2008, blz. 111.

(5)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.


RESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 23 april 2009

met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2007, afdeling IV — Hof van Justitie

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2007 (1),

gezien de definitieve jaarrekening van de Europese Gemeenschappen voor het begrotingsjaar 2007 — Deel I (C6-0418/2008) (2),

gezien het jaarverslag van het Hof van Justitie aan de kwijtingsautoriteit over de in 2007 uitgevoerde interne controles,

gezien het jaarverslag van de Rekenkamer over de uitvoering van de begroting over het begrotingsjaar 2007, vergezeld van de antwoorden van de instellingen (3),

gezien de verklaring van de Rekenkamer waarin de betrouwbaarheid van de rekeningen en de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen worden bevestigd, als bedoeld in artikel 248 van het EG-Verdrag (4),

gelet op de artikelen 272, lid 10, 274, 275 en 276 van het EG-Verdrag,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (5), met name de artikelen 50, 86, 145, 146 en 147 daarvan,

gelet op artikel 71 en bijlage V van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A6-0151/2009),

1.

stelt vast dat het Hof van Justitie (HvJ) vastleggingskredieten ter beschikking had ten belope van 275 miljoen EUR (2006: 252 miljoen EUR (6)), en dat het bestedingspercentage 96,84 % bedroeg, wat hoger is dan dat van vorig jaar;

2.

merkt met tevredenheid op dat het HvJ in juli 2007 een gedragscode heeft vastgesteld die van toepassing is op de leden en voormalige leden van het Hof van Justitie, van het Gerecht van eerste aanleg en van het Gerecht voor ambtenarenzaken (7), met inbegrip van de verplichting om aan de president van het HvJ een verklaring betreffende hun financiële belangen over te leggen; dringt er echter nogmaals op aan, omwille van de transparantie, zelfs nu er nog geen wettelijke verplichting bestaat, concrete verklaringen bekend te maken, bijvoorbeeld op de website van het HvJ; stelt verder voor dat een onafhankelijke controleur wordt benoemd die tot taak heeft jaarlijks een rapport te publiceren over ontvangen verklaringen, ten einde een geloofwaardige controle te garanderen;

3.

wijst erop dat het aantal ambtenaren en andere personeelsleden (tijdelijk en contractpersoneel) in de loop van het jaar met 7,9 % is gestegen tot een totaal van 1 928, voornamelijk als gevolg van de toetreding van Bulgarije en Roemenië;

4.

is ingenomen met de verbeteringen op het punt van de aanwerving van gekwalificeerd, onder het ambtenarenstatuut vallend personeel, op basis van door Epso georganiseerde vergelijkende onderzoeken, alsook met het feit dat er beter is omgegaan met de moeilijkheden met betrekking tot bepaalde posten (voornamelijk tolken en IT-specialisten);

5.

wijst erop dat de Europese Rekenkamer in punt 11.19 van haar jaarverslag over 2007 de volgende opmerkingen heeft gemaakt: „Tijdens de controle werd geconstateerd dat het besluit van het administratief comité van het Hof van Justitie inzake de werving en aanstelling van arbeidscontractanten niet voorziet in enige selectieprocedure voor „arbeidscontractanten voor hulptaken” […]. Het Hof van Justitie heeft dan ook geen formele selectieprocedures vastgesteld voor de werving van personeel met kortlopende contracten ter vervanging van bepaalde personen die niet in staat zijn hun taken te vervullen.”;

6.

deelt de zienswijze van de Europese Rekenkamer dat, „bij gebreke van specifieke selectieprocedures voor „arbeidscontractanten voor hulptaken” (waaronder bijvoorbeeld gebruikmaking van selectiecomités) […] de bij het Hof van Justitie toegepaste bepalingen niet [waarborgen] dat in dergelijke gevallen de voorschriften in artikel 82, lid 1, van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Gemeenschappen volledig in acht worden genomen en dat elke mogelijke schijn van niet-objectieve selectie wordt vermeden”; verzoekt derhalve om ook voor deze categorie contractpersoneel selectieprocedures in te voeren;

7.

uit zijn tevredenheid over het feit dat er sinds 1 oktober 2007 twee afzonderlijke administratieve eenheden (een interne controle-eenheid en een verificatie-eenheid) zijn ingesteld met twee afzonderlijke hoofden, waardoor er een einde gemaakt is aan de situatie, die in eerdere jaren door zowel de Rekenkamer als het Parlement werd bekritiseerd, waarin het hoofd van de interne controledienst verantwoordelijk was voor de ex-anteverificatie van de verrichtingen van de ordonnateurs;

8.

neemt met voldoening kennis van het feit dat het administratief comité van het HvJ op 12 december 2007 de taakomschrijving van de interne controleur heeft gewijzigd en dat het jaarlijkse werkprogramma van de interne controle-eenheid voortaan wordt vastgesteld op basis van een beoordeling van de risico’s waaraan de organisatie werkelijk blootstaat;

9.

merkt op dat er een nieuwe vervreemdingsprocedure voor vaste activa is ingevoerd in het kader van het nieuwe, geïntegreerde stelsel voor beheer en financiële controle (SAP) dat in 2007 werd opgezet en met ingang van 1 januari 2008 in de plaats is gekomen van het Sucre-Abac systeem voor boekhouding en financieel beheer; is ingenomen met het feit dat het nieuwe SAP-systeem op interinstitutionele basis is opgezet door de Raad, de Rekenkamer en het HvJ, wat aanzienlijke begrotingsbesparingen en effiencyverbetering voor de drie betrokken instellingen oplevert;

10.

is ook ingenomen met de vruchtbare interinstitutionele samenwerking met de Rekenkamer op het gebied van beroepsopleiding;

11.

is verheugd over de vermindering van het aantal onderhandse aanbestedingen op het totaal aantal aanbestedingen van resp. 34 % in 2006 naar 32 % in 2007 (met een waarde van meer dan 60 000 EUR, naar aanleiding van de wijziging van het uitvoeringsvoorschriften (8) van het Financieel Reglement); spoort het HvJ aan te blijven streven naar verdere vermindering van dit percentage;

12.

merkt op dat 2006 het tweede jaar was van gerechtelijke activiteit, in strikte zin, van het nieuwe Gerecht voor ambtenarenzaken dat zijn werkzaamheden startte in december 2005, en dat het interne reglement van dat gerecht op 1 november 2007 in werking is getreden;

13.

is ingenomen met het feit dat de duur van procedures voor het HvJ voor het vierde achtereenvolgende jaar is verkort, en dat er ten opzichte van 2006 sprake is van een stijging met bijna 10 % van het aantal afgeronde zaken; constateert echter met bezorgdheid dat de achterstand op het gebied van nog hangende zaken voor de drie hoven tezamen, en met name voor het Gerecht van eerste aanleg, gestegen is (+12 %, van 1 029 zaken in 2006 naar 1 154 in 2007);

14.

beseft dat deze forse stijging van het aantal hangende zaken bij het Gerecht van eerste aanleg te maken heeft met het toegenomen aantal nieuwe zaken en de steeds grotere complexiteit en verscheidenheid van de bij het Gerecht ingeleide procedures; staat volledig achter de pogingen van het HvJ zijn interne organisatie en werkmethoden te herzien teneinde efficiënter te gaan werken en de achterstand te verkleinen;

15.

is ingenomen met de bekendmaking in het Publicatieblad van een verslag over het begrotings- en financiële beheer van het begrotingsjaar 2007 (9) van het HvJ, dat de rekeningen van het HvJ voor het jaar 2007 vergezelt en onder meer informatie bevat over de bestedingsgraad van de kredieten en beknopte informatie over de kredietoverschrijvingen tussen begrotingsonderdelen in de loop van het begrotingsjaar 2007;

16.

feliciteert het HvJ met de gevestigde praktijk om in zijn activiteitenverslag een hoofdstuk op te nemen waarin wordt aangegeven wat er in de loop van het jaar is gedaan met eerdere kwijtingsbesluiten van het Parlement en verslagen van de Rekenkamer;

17.

wijst erop dat de bepalingen van het Financieel Reglement betreffende aanbestedingen, ondanks de aangebrachte wijzigingen, voor kleinere instellingen zoals het HvJ nog altijd te omslachtig zijn, met name in het geval van aanbestedingen voor contracten voor relatief kleine bedragen; verzoekt de Commissie om — bij de voorbereidingen voor toekomstige voorstellen voor aanpassingen aan het Financieel Reglement — de griffier en de administratie van het HvJ uitvoerig te raadplegen opdat in de definitieve ontwerptekst volledig met hun zorgen rekening wordt gehouden;


(1)  PB L 77 van 16.3.2007.

(2)  PB C 287 van 10.11.2008, blz. 1.

(3)  PB C 286 van 10.11.2008, blz. 1.

(4)  PB C 287 van 10.11.2008, blz. 111.

(5)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(6)  2005: 232,6 miljoen EUR.

(7)  PB C 223 van 22.9.2007, blz. 1.

(8)  Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 van de Commissie van 23 december 2002 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (PB L 357 van 31.12.2002, blz. 1).

(9)  PB C 15 van 21.1.2009, blz. 1.


26.9.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 255/78


BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 23 april 2009

over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2007, afdeling V – Europese Rekenkamer

(2009/636/EG)

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2007 (1),

gezien de definitieve jaarrekening van de Europese Gemeenschappen voor het begrotingsjaar 2007 — Deel I (C6-0419/2008) (2),

gezien het jaarverslag van de Rekenkamer aan de kwijtingsautoriteit over de in 2007 uitgevoerde interne controles,

gezien het jaarverslag van de Rekenkamer over de uitvoering van de begroting over het begrotingsjaar 2007, tezamen met de antwoorden van de instellingen (3),

gezien het accountantsverslag over de rekeningen van de Rekenkamer voor het begrotingsjaar 2007 (4),

gezien de verklaring van de Rekenkamer waarin de betrouwbaarheid van de rekeningen en de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen worden bevestigd, als bedoeld in artikel 248 van het EG-Verdrag (5),

gelet op artikel 272, lid 10, en de artikelen 274, 275 en 276 van het EG-Verdrag,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (6), met name de artikelen 50, 86, 145, 146 en 147,

gelet op artikel 71 en bijlage V van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A6-0152/2009),

1.

verleent de secretaris-generaal van de Rekenkamer kwijting voor de uitvoering van de begroting voor het begrotingsjaar 2007;

2.

formuleert zijn opmerkingen in bijgaande resolutie;

3.

verzoekt zijn voorzitter dit besluit en de resolutie, die daarvan een integrerend deel uitmaakt, te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, het Hof van Justitie, de Rekenkamer, de Europese Ombudsman en de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).

De voorzitter

Hans-Gert PÖTTERING

De secretaris-generaal

Klaus WELLE


(1)  PB L 77 van 16.3.2007.

(2)  PB C 287 van 10.11.2008, blz. 1.

(3)  PB C 286 van 10.11.2008, blz. 1.

(4)  PB C 318 van 12.12.2008, blz. 1.

(5)  PB C 287 van 10.11.2008, blz. 111.

(6)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.


RESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 23 april 2009

met de daarvan een integrerend deel uitmakende opmerkingen bij het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2007, afdeling V — Europese Rekenkamer

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2007 (1),

gezien de definitieve jaarrekening van de Europese Gemeenschappen voor het begrotingsjaar 2007 — Deel I (C6-0419/2008) (2),

gezien het jaarverslag van de Rekenkamer aan de kwijtingsautoriteit over de in 2007 uitgevoerde interne controles,

gezien het jaarverslag van de Rekenkamer over de uitvoering van de begroting over het begrotingsjaar 2007, tezamen met de antwoorden van de instellingen (3),

gezien het accountantsverslag over de rekeningen van de Rekenkamer voor het begrotingsjaar 2007 (4),

gezien de verklaring van de Rekenkamer waarin de betrouwbaarheid van de rekeningen en de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen worden bevestigd, als bedoeld in artikel 248 van het EG-Verdrag (5),

gelet op artikel 272, lid 10, en de artikelen 274, 275 en 276 van het EG-Verdrag,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (6), met name de artikelen 50, 86, 145, 146 en 147,

gelet op artikel 71 en bijlage V van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A6-0152/2009),

1.

stelt vast dat de Rekenkamer in 2007 vastleggingskredieten ter beschikking had ten belope van 122 miljoen EUR (2006: 114 miljoen EUR (7)), en dat het bestedingspercentage 90,21 % bedroeg, wat onder het gemiddelde van de andere instellingen ligt (93,82 %);

2.

herinnert eraan dat de rekeningen van de Rekenkamer van het begrotingsjaar 2007 door een extern bedrijf, PricewaterhouseCoopers zijn gecontroleerd (de jaren voordien door KPMG), dat tot de volgende conclusies kwam:

a)

met betrekking tot de nauwkeurigheid van de rekeningen voor het begrotingsjaar 2007, dat „wij van oordeel zijn dat de jaarrekening een getrouw beeld geeft van de financiële situatie van de Europese Rekenkamer per 31 december 2007, en van haar financiële prestaties en kasstromen voor het per die datum afgesloten begrotingsjaar overeenkomstig Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen, Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 van de Commissie van 23 december 2002 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften van genoemde verordening van de Raad, en overeenkomstig de boekhoudkundige regels van de Rekenkamer”; en

b)

met betrekking tot het gebruik van de aan de Rekenkamer toegekende financiële middelen en de doelmatigheid van de gevolgde controleprocedures tijdens het begrotingsjaar 2007, dat „niets onder onze aandacht is gekomen wat ons doet aannemen dat in alle materiële opzichten en op basis van (vastgestelde) criteria a) de aan de Rekenkamer toegewezen middelen niet voor de gestelde doelen zijn gebruikt, en b) de bestaande controleprocedures niet de noodzakelijke waarborgen bieden dat de financiële verrichtingen in overeenstemming met de toepasselijke voorschriften en regelgeving zijn”;

3.

is ingenomen met het feit dat een nieuw geïntegreerd systeem voor beheer en financiële controle (SAP), dat sinds 1 januari 2008 operationeel is, op interinstitutionele basis is opgezet door de Raad, de Rekenkamer en het Hof van Justitie, wat aanzienlijke begrotingsbesparingen en efficiencyverbetering voor de drie betrokken instellingen oplevert;

4.

is tevens ingenomen met de vruchtbare interinstitutionele samenwerking met het Hof van Justitie op het gebied van beroepsopleiding;

5.

merkt op dat het verslag over 2007 van de interne controleur van de Rekenkamer over het algemeen positief was, waarbij werd vastgesteld dat het project voor het K2-gebouw efficiënt werd beheerd en dat het K2-gebouw meerdere maanden eerder dan gepland werd opgeleverd, met eerbiediging van de hiervoor vastgestelde kredieten; is in dit verband verheugd dat de meeste aanbevelingen van de intern controleur zijn goedgekeurd en in corrigerende actieplannen opgenomen;

6.

merkt op dat de Rekenkamer als gevolg van de toetreding van Bulgarije en Roemenië er in de loop van 2007 twee nieuwe leden heeft bijgekregen; merkt op dat het oorspronkelijke organisatieprincipe van de Europese auditfunctie — één onderdaan van elke lidstaat — nu als resultaat een organisatie heeft die wordt bestuurd door een college met 27 leden; is ervan overtuigd dat deze structuur haar grenzen heeft bereikt en dat een grondige hervorming en een versterking van de externeauditregeling van de Europese Unie nodig zijn; benadrukt het feit dat hoe sterker de Rekenkamer is, hoe sterker de kwijtingsautoriteit is en hoe beter de uitvoerende instanties worden gecontroleerd; verzoekt de lidstaten bijgevolg gesprekken over een hervorming van de Rekenkamer te starten en het Parlement hierbij te betrekken;

7.

merkt op dat een internationaal „peer review” team in december 2008 een „peer review” verslag heeft uitgebracht; betreurt het feit dat in dit verslag de fundamentele vraag niet is gesteld, namelijk of de huidige structuur van de externeauditfunctie van de Unie adequaat is;

8.

merkt met betrekking tot de verklaringen van financiële belangen op dat conform de gedragscode van de Rekenkamer de leden aan hun voorzitter een overzicht verschaffen van hun financiële belangen en andere bezittingen (waaronder aandelen, converteerbare obligaties en beleggingscertificaten, grond en onroerend goed, alsmede de beroepsactiviteiten van hun echtgenoten), en dat deze gegevens als vertrouwelijke informatie door de voorzitter worden bewaard en niet openbaar worden gemaakt;

9.

herhaalt zijn standpunt dat de leden van alle instellingen uit principe en in het belang van transparantie ertoe moeten worden verplicht een overzicht van hun financiële belangen in te dienen waarin via een openbaar register op internet inzage kan worden verkregen; is het er niet mee eens dat de Rekenkamer, zoals ze zelf suggereert, zou moeten wachten totdat hiervoor een gestandaardiseerd formaat beschikbaar is dat op alle EU-instellingen van toepassing is; stelt voor dat in elke instelling onafhankelijke controleurs worden benoemd die tot taak hebben jaarlijks en openbaar verslag uit te brengen over ontvangen verklaringen;

10.

verzoekt de Rekenkamer in deze context in haar volgende activiteitenverslag een hoofdstuk op te nemen met een gedetailleerde uiteenzetting van de follow-up die in dat jaar aan de eerdere kwijtingsbesluiten van het Parlement is gegeven, waarin ook wordt toegelicht waarom aanbevelingen eventueel niet zijn opgevolgd;

11.

wijst erop dat de bepalingen van het Financieel Reglement betreffende aanbestedingen, ondanks de aangebrachte wijzigingen, voor kleinere instellingen zoals de Rekenkamer nog altijd buitengewoon omslachtig zijn, met name in het geval van aanbestedingen voor contracten voor relatief kleine bedragen; verzoekt de Commissie om — bij de voorbereidingen voor toekomstige voorstellen voor aanpassingen van het Financieel Reglement — de secretaris-generaal en de administratie van de Rekenkamer uitvoerig te raadplegen opdat in de definitieve ontwerptekst volledig met hun zorgen rekening wordt gehouden.


(1)  PB L 77 van 16.3.2007.

(2)  PB C 287 van 10.11.2008, blz. 1.

(3)  PB C 286 van 10.11.2008, blz. 1.

(4)  PB C 318 van 12.12.2008, blz. 1.

(5)  PB C 287 van 10.11.2008, blz. 111.

(6)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(7)  2005: 107,5 miljoen EUR


26.9.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 255/81


BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 23 april 2009

over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2007, afdeling VI — Europees Economisch en Sociaal Comité

(2009/637/EG)

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2007 (1),

gezien de definitieve jaarrekening van de Europese Gemeenschappen voor het begrotingsjaar 2007 — Deel I (C6-0420/2008) (2),

gezien het jaarverslag van het Europees Economisch en Sociaal Comité aan de kwijtingsautoriteit over de in 2007 uitgevoerde interne controles,

gezien het jaarverslag van de Rekenkamer over de uitvoering van de begroting over het begrotingsjaar 2007, vergezeld van de antwoorden van de instellingen (3),

gezien de verklaring van de Rekenkamer waarin de betrouwbaarheid van de rekeningen en de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen worden bevestigd, als bedoeld in artikel 248 van het EG-Verdrag (4),

gelet op de artikelen 272, lid 10, 274, 275 en 276 van het EG-Verdrag,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (5), met name de artikelen 50, 86, 145, 146 en 147 daarvan,

gelet op artikel 71 en bijlage V van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A6-0155/2009),

1.

verleent de secretaris-generaal van het Europees Economisch en Sociaal Comité kwijting voor de uitvoering van de begroting voor het begrotingsjaar 2007;

2.

formuleert zijn opmerkingen in bijgaande resolutie;

3.

verzoekt zijn voorzitter dit besluit en de resolutie, die daarvan een integrerend deel uitmaakt, te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, het Hof van Justitie, de Rekenkamer, de Europese Ombudsman en de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).

De voorzitter

Hans-Gert PÖTTERING

De secretaris-generaal

Klaus WELLE


(1)  PB L 77 van 16.3.2007.

(2)  PB C 287 van 10.11.2008, blz. 1.

(3)  PB C 286 van 10.11.2008, blz. 1.

(4)  PB C 287 van 10.11.2008, blz. 111.

(5)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.


RESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 23 april 2009

met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2007, afdeling VI — Europees Economisch en Sociaal Comité

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2007 (1),

gezien de definitieve jaarrekening van de Europese Gemeenschappen voor het begrotingsjaar 2007 — Deel I (C6-0420/2008) (2),

gezien het jaarverslag van het Europees Economisch en Sociaal Comité aan de kwijtingsautoriteit over de in 2007 uitgevoerde interne controles,

gezien het jaarverslag van de Rekenkamer over de uitvoering van de begroting over het begrotingsjaar 2007, vergezeld van de antwoorden van de instellingen (3),

gezien de verklaring van de Rekenkamer waarin de betrouwbaarheid van de rekeningen en de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen worden bevestigd, als bedoeld in artikel 248 van het EG-Verdrag (4),

gelet op de artikelen 272, lid 10, 274, 275 en 276 van het EG-Verdrag,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (5), met name de artikelen 50, 86, 145, 146 en 147 daarvan,

gelet op artikel 71 en bijlage V van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A6-0155/2009),

1.

merkt op dat het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) in 2007 beschikte over vastleggingskredieten met een totale waarde van 116 miljoen EUR (2006: 112 miljoen EUR), waarvan 91,64 % is besteed, een percentage dat lager is dan het gemiddelde van de andere instellingen (93,82 %);

2.

is verheugd over de ondertekening in december 2007 van een nieuwe overeenkomst voor administratieve samenwerking tussen het EESC en het Comité van de Regio’s (CvdR) voor de periode van 2008 tot 2014; is ervan overtuigd dat samenwerking tussen de twee instellingen financieel gunstig zal zijn voor de Europese belastingbetaler; betreurt echter dat volgens het jaarlijkse activiteitenverslag van de EESC door de onderhandelingen over de nieuwe samenwerkingsovereenkomst sommige in het werkprogramma voor 2007 geplande initiatieven zijn stopgezet of vertraagd;

3.

is verheugd over de duidelijke inzet van de twee Comités voor een harmonisatie van hun interne controlenormen op basis van goede praktijkvoorbeelden, en van alle andere relevante financiële procedures in verband met de gemeenschappelijke diensten;

4.

constateert dat de belangrijkste activiteiten (infrastructuur, IT en telecommunicatie, alsmede vertaling, met inbegrip van de productie van documenten) krachtens de nieuwe overeenkomst binnen het pakket van de gemeenschappelijke diensten blijven, terwijl een beperkt aantal activiteiten zoals interne diensten, sociaal-medische dienst, bibliotheek en prepress worden ontkoppeld;

5.

dringt er echter op aan dat deze ontkoppeling budgettair neutraal moet zijn, en verzoekt beide Comités derhalve om in het kader van de tussentijdse herziening een gezamenlijke analyse te verrichten om na te gaan of deze verschuiving in de middelen voor beide partijen voordelig is; verzoekt beide Comités het Parlement begin 2009 in kennis te stellen van de evaluatie van de minisamenwerkingsovereenkomsten met betrekking tot ontkoppelde diensten;

6.

verwijst naar de opmerking van de Rekenkamer in paragraaf 11.10 van het bovengenoemde jaarverslag dat het EESC, door in de twee jaar na de bevordering een vermenigvuldigingsfactor groter dan 1 te blijven toepassen in plaats van het saldo boven de waarde 1 om te zetten in anciënniteit in de salaristrap, haar personeel een financieel voordeel toekent dat de andere instellingen niet verlenen;

7.

benadrukt dat de bepalingen van het Statuut inzake de vermenigvuldigingsfactor door alle instellingen op dezelfde wijze dienen te worden geïnterpreteerd en toegepast om gelijke behandeling van hun personeel te waarborgen; is in afwachting van de uitspraak van het Gerecht voor ambtenarenzaken over een beroep van een ambtenaar van de Commissie en verwacht van het EESC dat zij haar werkwijze (zo nodig met terugwerkende kracht) aan deze uitspraak zal aanpassen;

8.

stelt met voldoening vast dat twee nieuwe financiële systemen (ABAC WF en SAP) in 2007 operationeel zijn geworden en over het algemeen doeltreffend werken; is voorts verheugd over het feit dat het EESC is gestart met zijn EMAS-certificatie (milieubeheer en milieu-auditsysteem);

9.

is verheugd over het initiatief van het EESC inzake de ontwikkeling van een reeks kernactiviteit- en prestatie-indicatoren (KAPI’s) binnen zijn secretariaat die dienen als beheersinstrument voor de bevoegde diensten en ter verbetering van de transparantie; moedigt het EESC aan nieuwe indicatoren te ontwikkelen en bestaande te gebruiken om trends op middellange of lange termijn (vijf tot tien jaar) zichtbaar te maken;

10.

neemt met voldoening kennis van de aanzienlijke vermindering van de waarde van de onderhandse aanbestedingen in verhouding tot de totale waarde van de aanbestedingen van 7,5 % in 2006 tot 2,5 % in 2007, hoewel het aantal onderhandse aanbestedingen is verdubbeld; spoort het EESC aan te blijven streven naar verdere vermindering van dit percentage;

11.

verwelkomt in dit verband de oprichting binnen de gemeenschappelijke diensten van een Eenheid contracten die alle operationele afdelingen van de gemeenschappelijke diensten zal assisteren op het gebied van openbare aanbestedingen; merkt op dat de verificatiedienst van de gemeenschappelijke diensten krachtens de nieuwe overeenkomst is overgeheveld naar de eigen diensten van elk Comité;

12.

merkt op dat een bouwondernemer met wie het EESC en het CvdR een contractuele relatie hadden in maart 2007 is gearresteerd op verdenking van fraude; neemt met voldoening kennis van het feit dat alle contracten die de Comités sinds 2000 met deze ondernemer hebben gesloten uitvoerig zijn gecontroleerd en dat het daaropvolgende controleverslag aan OLAF is toegezonden;

13.

acht het van fundamenteel belang dat de controles die bijvoorbeeld door ordonnateurs, verificateurs en controleurs worden uitgevoerd, strikt genoeg zijn; onderstreept in deze context het belang van een toereikend aantal steekproefsgewijze controles in alle sectoren, in aanvulling op de controles in de weinige strategische sectoren die een hoger risico inhouden;

14.

is verheugd over de oprichting van een controlecommissie bestaande uit drie leden van het EESC, bijgestaan door een externe controleur, die onder meer tot taak heeft de onafhankelijkheid van de interne controledienst na te gaan en maatregelen die naar aanleiding van aanbevelingen in de interne controleverslagen zijn genomen, te evalueren;

15.

merkt op dat de Belgische rechtbank van eerste aanleg een voormalig lid van het EESC schuldig heeft bevonden aan frauduleuze declaraties van reiskosten (dubbele vergoeding); is in dit verband verheugd over het feit dat het EESC beroep heeft ingesteld tegen de beslissing het EESC niet als burgerlijke partij te erkennen;

16.

stelt vast dat op 25 september 2007 een algemene herziening van de voorschriften voor de vergoeding van reis- en vergaderkosten van EESC-leden is goedgekeurd, met het doel de desbetreffende procedures te verbeteren en te vereenvoudigen, en tegelijkertijd transparantie en gelijke behandeling van alle leden te verzekeren, en waarbij rekening is gehouden met recente technologische ontwikkelingen (zoals e-tickets, online-hotelreserveringen en videoconferentie); acht het noodzakelijk deze kwestie in de volgende kwijtingsprocedure (begrotingsjaar 2008) onder de loep te nemen;

17.

stelt verder met betrekking tot het nieuwe financiële statuut van de leden vast dat het Bureau van het EESC op zijn vergadering van 12 november 2008 heeft besloten een ad-hocgroep, bestaande uit o.a. de quaestoren, op te richten die verantwoordelijk is voor het uitwerken van voorstellen voor de herziening van het financiële statuut van de leden;

18.

merkt op dat de leden van het EESC geen verklaring van hun financiële belangen overleggen of relevante informatie openbaar maken over bijvoorbeeld aan te geven beroepsactiviteiten en bezoldigde banen of activiteiten; stelt voor dat het EESC deze verplichting invoert voor al haar leden; stelt verder voor dat een onafhankelijk controleur wordt benoemd die tot taak heeft jaarlijks een rapport te publiceren over ontvangen verklaringen, ten einde een geloofwaardige controle te garanderen;

19.

complimenteert het EESC met de kwaliteit van zijn jaarlijkse activiteitenverslag; verzoekt echter om in zijn volgende activiteitenverslag een hoofdstuk op te nemen met een gedetailleerde uiteenzetting van de follow-up die in dat jaar aan de eerdere kwijtingsbesluiten van het Parlement is gegeven, waarin ook wordt toegelicht waarom aanbevelingen eventueel niet zijn opgevolgd;

20.

wijst erop dat de bepalingen van het Financieel Reglement betreffende aanbestedingen, ondanks de aangebrachte wijzigingen, voor kleinere instellingen zoals het EESC nog altijd buitengewoon omslachtig zijn, met name in het geval van aanbestedingen voor contracten voor relatief kleine bedragen; verzoekt de Commissie om — bij de voorbereidingen voor toekomstige voorstellen tot wijziging van het Financieel Reglement — de secretaris-generaal en de administratie van het EESC uitvoerig te raadplegen opdat in de definitieve ontwerptekst volledig met hun zorgen rekening wordt gehouden.


(1)  PB L 77 van 16.3.2007.

(2)  PB C 287 van 10.11.2008, blz. 1.

(3)  PB C 286 van 10.11.2008, blz. 1.

(4)  PB C 287 van 10.11.2008, blz. 111.

(5)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.


26.9.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 255/85


BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 23 april 2009

over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2007, afdeling VII — Comité van de Regio’s

(2009/638/EG)

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2007 (1),

gezien de definitieve jaarrekening van de Europese Gemeenschappen voor het begrotingsjaar 2007 — Deel I (C6-0421/2008) (2),

gezien het jaarverslag van het Comité van de Regio’s aan de kwijtingsautoriteit over de in 2007 uitgevoerde interne controles,

gezien het jaarverslag van de Rekenkamer over de uitvoering van de begroting over het begrotingsjaar 2007, vergezeld van de antwoorden van de instellingen (3),

gezien de verklaring van de Rekenkamer waarin de betrouwbaarheid van de rekeningen en de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen worden bevestigd, als bedoeld in artikel 248 van het EG-Verdrag (4),

gelet op de artikelen 272, lid 10, 274, 275 en 276 van het EG-Verdrag,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (5), met name de artikelen 50, 86, 145, 146 en 147 daarvan,

gelet op artikel 71 en bijlage V van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A6-0153/2009),

1.

verleent de secretaris-generaal van het Comité van de Regio’s kwijting voor de uitvoering van de begroting voor het begrotingsjaar 2007;

2.

formuleert zijn opmerkingen in bijgaande resolutie;

3.

verzoekt zijn voorzitter dit besluit en de resolutie, die daarvan een integrerend deel uitmaakt, te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, het Hof van Justitie, de Rekenkamer, de Europese Ombudsman en de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).

De voorzitter

Hans-Gert PÖTTERING

De secretaris-generaal

Klaus WELLE


(1)  PB L 77 van 16.3.2007.

(2)  PB C 287 van 10.11.2008, blz. 1.

(3)  PB C 286 van 10.11.2008, blz. 1.

(4)  PB C 287 van 10.11.2008, blz. 111.

(5)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.


RESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 23 april 2009

met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2007, afdeling VII — Comité van de Regio’s

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2007 (1),

gezien de definitieve jaarrekening van de Europese Gemeenschappen voor het begrotingsjaar 2007 — Deel I (C6-0421/2008) (2),

gezien het jaarverslag van het Comité van de Regio’s aan de kwijtingsautoriteit over de in 2007 uitgevoerde interne controles,

gezien het jaarverslag van de Rekenkamer over de uitvoering van de begroting over het begrotingsjaar 2007, vergezeld van de antwoorden van de instellingen (3),

gezien de verklaring van de Rekenkamer waarin de betrouwbaarheid van de rekeningen en de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen worden bevestigd, als bedoeld in artikel 248 van het EG-Verdrag (4),

gelet op de artikelen 272, lid 10, 274, 275 en 276 van het EG-Verdrag,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (5), met name de artikelen 50, 86, 145, 146 en 147 daarvan,

gelet op artikel 71 en bijlage V van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A6-0153/2009),

1.

stelt vast dat het Comité van de Regio’s in 2007 beschikbare vastleggingskredieten had voor een totaalbedrag van 68,6 miljoen EUR (2006: 74,4 miljoen EUR), en dat het bestedingspercentage op 96,22 % lag;

2.

wijst erop dat de Rekenkamer in haar jaarverslag opmerkt dat de controle ten aanzien van het Comité van de Regio’s geen aanleiding geeft tot substantiële opmerkingen;

3.

is verheugd over de ondertekening in december 2007 van een nieuwe overeenkomst voor administratieve samenwerking tussen het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s voor de periode van 2008 tot 2014; is ervan overtuigd dat samenwerking tussen de twee instellingen financieel gunstig zal zijn voor de Europese belastingbetaler; is voorts verheugd over het feit dat het Comité van de Regio’s is gestart met zijn EMAS-certificatie (milieubeheer en milieu-auditsysteem);

4.

merkt met voldoening de duidelijke inzet op van de twee Comités voor een harmonisatie van hun interne controlesysteem en -normen op basis van goede praktijkvoorbeelden, en van alle andere relevante financiële procedures in verband met de gemeenschappelijke diensten;

5.

constateert dat de belangrijkste activiteiten (infrastructuur, IT en telecommunicatie, alsmede vertaling, met inbegrip van de productie van documenten) krachtens de nieuwe overeenkomst binnen het pakket van de gemeenschappelijke diensten blijven, terwijl een beperkt aantal activiteiten zoals interne diensten, sociaal-medische dienst, bibliotheek en prepress worden ontkoppeld;

6.

dringt er echter op aan dat deze ontkoppeling budgettair neutraal moet zijn, en verzoekt beide Comités derhalve om in het kader van de tussentijdse herziening een gezamenlijke analyse te verrichten om na te gaan of deze verschuiving in de middelen voor beide partijen voordelig is geweest; verzoekt beide Comités het Parlement begin 2009 in kennis te stellen van minisamenwerkingsovereenkomsten met betrekking tot ontkoppelde diensten;

7.

is ingenomen met de overeenkomst inzake het dienstverleningsniveau die is gesloten tussen het Comité van de Regio’s en DG Begroting van de Commissie met betrekking tot de tenuitvoerlegging van ABAC (nieuw financieel en boekhoudprogramma), dat geïntroduceerd is in januari 2007;

8.

verwelkomt in dit verband de oprichting binnen de gemeenschappelijke diensten van een Eenheid contracten die alle operationele afdelingen van de gemeenschappelijke diensten zal assisteren op het gebied van openbare aanbestedingen; merkt op dat de verificatiedienst van de gemeenschappelijke diensten krachtens de nieuwe overeenkomst is overgeheveld naar de eigen diensten van elk Comité;

9.

acht het van fundamenteel belang dat de controles die bijvoorbeeld door ordonnateurs, verificateurs en controleurs worden uitgevoerd, strikt genoeg zijn; onderstreept in deze context het belang van een toereikend aantal steekproefsgewijze controles in alle sectoren, in aanvulling op de controles in de weinige strategische sectoren die een hoger risico inhouden;

10.

merkt met voldoening op dat de begrotingsdienst van het Comité van de Regio’s een nieuw begrotingscontrole-instrument („BudgetWatch”) heeft ontwikkeld, dat omvattende informatie geeft over alle begrotingslijnen en sublijnen van het Comité, met inbegrip van de beschikbare kredieten, de maandelijkse ontwikkeling van de vastleggingen en de werkelijke betalingen die over het jaar verricht zijn;

11.

is ingenomen met de lijst van gevoelige posten die het Comité van de Regio’s heeft opgesteld, en met het plan van het Comité om in de eenheid personeel een mobiliteitscel te creëren die moet helpen met de ontwikkeling van een toekomstgerichte benadering van de personeelsplanning;

12.

merkt op dat de interne auditdienst in 2007 drie audits heeft uitgevoerd (over de uitgaven voor dienstreizen, over de uitvoering van externe studies en over de financiële circuits), alsmede twee follow-up audits (over salarisovermakingen met de correctiecoëfficiënt en over interne controlenormen);

13.

merkt op dat de interne audit over de salarisovermakingen, die in 2006 is afgerond en die een grondige evaluatie van alle bestaande overmakingen inhield, heeft onthuld dat er zwakke plekken waren met betrekking tot het principe van de scheiding van functies op dit gebied (initiërende functies en interne verificatie) en dat het controlesysteem een grotere prioriteit had moeten krijgen gezien de betrokken risico’s; merkt voorts op dat een evaluatie van de uitvoering van de aanbevelingen van de interne financieel controleur is uitgevoerd in februari 2007 en een tweede evaluatie in 2008, en dat deze hebben uitgewezen dat 16 van de 20 aanbevelingen volledig waren uitgevoerd; dringt er bij de administratie van het Comité op aan alle auditaanbevelingen onverkort uit te voeren;

14.

merkt op dat OLAF op grond van een onderzoek met betrekking tot acht overmakingen heeft vastgesteld dat deze niet voldoen aam statutaire voorwaarden en heeft aanbevolen de teveel uitbetaalde bedragen terug te vorderen van de betrokken ambtenaren; merkt met voldoening op dat alle terugvorderingen begin 2007 zijn afgehandeld; merkt voorts op dat OLAF voor zes personeelsleden heeft aanbevolen een tuchtprocedure te openen, en voor vijf personeelsleden tevens dossiers aan de Belgische autoriteiten heeft overhandigd;

15.

merkt op dat het tot aanstelling bevoegde gezag van het Comité na een verzoek van de Belgische autoriteiten op 6 juli 2007 de immuniteit van de betrokken ambtenaren heeft opgeheven, en dat deze ambtenaren vervolgens zijn ondervraagd door de autoriteiten; merkt voorts op dat op 17 november 2008 het tot aanstelling bevoegde gezag van het Comité ingevolge een verzoek van de openbare aanklager de immuniteit van een andere ambtenaar heeft opgeheven;

16.

merkt met voldoening op dat een administratief onderzoek is gestart door de secretaris-generaal van het Comité van de Regio’s en uitgevoerd door een voormalig adjunct directeur-generaal van de Commissie; wijst erop dat het tot aanstelling bevoegde gezag van het Comité in twee van de vijf gevallen waarin de dossiers zijn overgedragen aan de autoriteiten, op 17 januari 2008 heeft besloten een tuchtprocedure aan te spannen voor de tuchtraad; begrijpt dat overeenkomstig het Statuut in deze gevallen pas een definitief besluit kan worden genomen na een definitief arrest van het Belgische gerecht;

17.

merkt op dat het tot aanstelling bevoegde gezag in de drie andere gevallen zijn besluit over de opening van een tuchtprocedure zal nemen zodra het de noodzakelijk informatie heeft ontvangen over het gevolg dat de Belgische autoriteiten willen geven aan deze dossiers; merkt voorts op dat in een ander geval, waarin OLAF het dossier niet heeft overgedragen aan de Belgische autoriteiten, het tot aanstelling bevoegde gezag heeft besloten, overeenkomstig de aanbevelingen van het administratief onderzoek, de betreffende ambtenaar een waarschuwing te geven; dringt nogmaals aan op strikte vervolging in alle gevallen waarin een frauduleuze handelwijze kan worden bewezen;

18.

vraagt het Comité van de Regio’s redelijke tuchtmaatregelen te overwegen indien de uitkomst van de gevallen voor het bevoegde gerecht dit verlangt;

19.

merkt op dat leden van het Comité van de Regio’s of een gekozen mandaat van een regionale of lokale bestuurinstantie hebben of politieke verantwoording moeten afleggen aan een gekozen vergadering; merkt voorts op dat de leden, in die hoedanigheid, een verklaring van hun financiële belangen overleggen, en relevante informatie openbaar maken over bijvoorbeeld aan te geven beroepsactiviteiten en bezoldigde banen of activiteiten, in overeenstemming met de bepalingen die gelden in hun regionale of lokale organen; stelt voor dat het Comité deze verplichting invoert voor al zijn leden; stelt verder voor dat een onafhankelijk controleur wordt benoemd die tot taak heeft jaarlijks een rapport te publiceren over ontvangen verklaringen, ten einde een geloofwaardige controle te garanderen;

20.

verzoekt het Comité van de Regio’s in zijn volgende activiteitenverslag (begrotingsjaar 2008) een hoofdstuk op te nemen met een gedetailleerde uiteenzetting van de follow-up die in dat jaar aan de eerdere kwijtingsbesluiten van het Parlement is gegeven, waarin ook wordt toegelicht waarom aanbevelingen eventueel niet zijn opgevolgd en niet alleen maar verwezen wordt naar de kwijtingsbesluiten;

21.

wijst erop dat de bepalingen van het Financieel Reglement betreffende aanbestedingen, ondanks de aangebrachte wijzigingen, voor kleinere instellingen zoals het Comité van de Regio’s nog altijd buitengewoon omslachtig zijn, met name in het geval van aanbestedingen voor contracten voor relatief kleine bedragen; verzoekt de Commissie om — bij de voorbereidingen voor toekomstige voorstellen voor aanpassingen van het Financieel Reglement — de secretaris-generaal en de administratie van het Comité uitvoerig te raadplegen opdat in de definitieve ontwerptekst volledig met hun zorgen rekening wordt gehouden.


(1)  PB L 77 van 16.3.2007.

(2)  PB C 287 van 10.11.2008, blz. 1.

(3)  PB C 286 van 10.11.2008, blz. 1.

(4)  PB C 287 van 10.11.2008, blz. 111.

(5)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.


26.9.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 255/89


BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 23 april 2009

over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2007, afdeling VIII — Europese Ombudsman

(2009/639/EG)

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2007 (1),

gezien de definitieve jaarrekening van de Europese Gemeenschappen voor het begrotingsjaar 2007 — Deel I (C6-0423/2008) (2),

gezien het jaarverslag van de Europese Ombudsman aan de kwijtingsautoriteit over de in 2007 uitgevoerde interne controles,

gezien het jaarverslag van de Rekenkamer over de uitvoering van de begroting over het begrotingsjaar 2007, vergezeld van de antwoorden van de instellingen (3),

gezien de verklaring van de Rekenkamer waarin de betrouwbaarheid van de rekeningen en de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen worden bevestigd, als bedoeld in artikel 248 van het EG-Verdrag (4),

gelet op de artikelen 272, lid 10, 274, 275 en 276 van het EG-Verdrag,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (5), met name de artikelen 50, 86, 145, 146 en 147 daarvan,

gelet op artikel 71 en bijlage V van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A6-0156/2009),

1.

verleent de Europese Ombudsman kwijting voor de uitvoering van zijn begroting voor het begrotingsjaar 2007;

2.

formuleert zijn opmerkingen in bijgaande resolutie;

3.

verzoekt zijn voorzitter dit besluit en de resolutie, die daarvan een integrerend deel uitmaakt, te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, het Hof van Justitie, de Rekenkamer, de Europese Ombudsman en de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).

De voorzitter

Hans-Gert PÖTTERING

De secretaris-generaal

Klaus WELLE


(1)  PB L 77 van 16.3.2007.

(2)  PB C 287 van 10.11.2008, blz. 1.

(3)  PB C 286 van 10.11.2008, blz. 1.

(4)  PB C 287 van 10.11.2008, blz. 111.

(5)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.


RESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 23 april 2009

met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2007, afdeling VIII — Europese Ombudsman

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2007 (1),

gezien de definitieve jaarrekening van de Europese Gemeenschappen voor het begrotingsjaar 2007 — Deel I (C6-0423/2008) (2),

gezien het jaarverslag van de Europese Ombudsman aan de kwijtingsautoriteit over de in 2007 uitgevoerde interne controles,

gezien het jaarverslag van de Rekenkamer over de uitvoering van de begroting over het begrotingsjaar 2007, vergezeld van de antwoorden van de instellingen (3),

gezien de verklaring van de Rekenkamer waarin de betrouwbaarheid van de rekeningen en de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen worden bevestigd, als bedoeld in artikel 248 van het EG-Verdrag (4),

gelet op de artikelen 272, lid 10, 274, 275 en 276 van het EG-Verdrag,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (5), met name de artikelen 50, 86, 145, 146 en 147 daarvan,

gelet op artikel 71 en bijlage V van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A6-0156/2009),

1.

stelt vast dat de Europese Ombudsman (de Ombudsman) in 2007 kon beschikken over vastleggingskredieten ten bedrage van in totaal 8,2 miljoen EUR (2006: 7,7 miljoen EUR (6)), waarvan 90,48 % is besteed, een percentage dat lager is dan het gemiddelde van de andere instellingen (93,84 %);

2.

stelt vast dat in de periode 2003 tot 2007 de vastleggingskredieten geleidelijk zijn verhoogd van 4,4 miljoen EUR tot 8,2 miljoen EUR (bijna +86 %) en dat het aantal posten is gestegen van 31 tot 57 (+84 %), terwijl het aantal klachten is toegenomen van 2 436 tot 3 217 (+32 %) en het aantal nieuwe onderzoeken dat is geopend van 253 tot 308 (+22 %); merkt voorts op dat het aantal posten voor het tweede achtereenvolgende jaar niet is verhoogd;

3.

wijst erop dat de Rekenkamer in haar jaarverslag opmerkt dat de controle ten aanzien van de Ombudsman geen aanleiding gaf tot substantiële opmerkingen;

4.

merkt op dat volgens het verslag van de interne auditeur nr. 08/03, de werkzaamheden van de auditeur in 2007 hebben aangetoond dat afhankelijk van de volledige tenuitvoerlegging van de overeengekomen maatregelen […] het interne beheer en de controlesystemen van de instelling doeltreffend zijn en een redelijke waarborg bieden voor het consistent behalen van de controledoelstellingen;

5.

merkt in dit verband op dat volgens het verslag van de interne auditeur nr. 06/04 de controle die is verricht om de doelmatigheid te bepalen van de beheer- en controleprocedures voor het vaststellen van de individuele rechten van het personeel „geen enkel gebied met grote risico’s bij de beheer- en controleprocedures heeft vastgesteld, maar wel bevestigt dat de instelling een aantal specifieke kwesties moet aanpakken”; wijst er op dat tussen de interne auditeur en de instelling een actieplan werd overeengekomen, waarvoor 30 september 2007 als termijn voor de tenuitvoerlegging werd afgesproken; is ingenomen met de conclusies van de follow-up controle van december 2007, waarin melding wordt gemaakt van de volledige tenuitvoerlegging van alle punten die waren opgenomen in het actieplan inzake het beheer van individuele rechten;

6.

merkt op dat uit de follow-up controle van het actieplan over de naleving van de voorschriften voor openbare aanbestedingen blijkt dat weliswaar enige vooruitgang is geboekt, maar dat de Ombudsman de twee nog niet afgewikkelde acties uit het verslag van de interne auditeur nr. 06/03 nog niet volledig ten uitvoer heeft gelegd; spoort de Ombudsman aan de tenuitvoerlegging van deze acties met spoed te voltooien, zoals voorgesteld door de interne auditeur; is ingenomen met de opname in het werkprogramma voor 2008 van de interne auditeur van een verslag, dat gebaseerd is op zijn bevindingen over de procedure voor openbare aanbestedingen en is in afwachting van de uitkomst van deze follow-up controle;

7.

wijst op de informatie die de gedelegeerde hoofdordonnateur in zijn activiteitenoverzicht over 2007 heeft gegeven, waaruit blijkt dat de diensten van de Ombudsman begin 2008 opnieuw zelf hebben onderzocht hoe efficiënt hun interne controlekader is en dat het algemene beeld dat hieruit naar voren kwam een over de hele linie bevredigend uitvoeringsniveau van de interne controlenormen toont (88 % tegen 85 % in 2006 en 74 % in 2004);

8.

wijst er verder op dat op bepaalde gebieden de effectiviteit wel verbeterd moet worden (identificatie van gevoelige functies, verbetering van planning en programmering, prestatie-indicatoren); moedigt de Ombudsman aan alles in het werk te stellen om de efficiëntie van het interne controlekader van zijn instelling verder te verbeteren;

9.

stelt met voldoening vast dat de nieuwe kaderovereenkomst van onbeperkte duur inzake samenwerking tussen de Ombudsman en het Europees Parlement, die op 1 april 2006 in werking is getreden, in 2007 vruchten begon af te werpen; stelt voorts vast dat deze overeenkomst betrekking heeft op de verstrekking van bepaalde administratieve diensten, zoals voor de gebouwen, IT, communicatie, juridisch advies, medische diensten, opleiding, vertaling en vertolking;

10.

zwaait de Ombudsman lof toe voor zijn niet aflatende inspanningen bij de ontwikkeling van de interinstitutionele banden met andere organen (met name Opoce, EAS en Epso) en met het Vertaalbureau; wijst erop dat 70 % van de beleidsuitgaven vastgelegd en besteed werd op grond van de interinstitutionele samenwerking;

11.

stelt met voldoening vast dat de reorganisatie van de juridische dienst die sinds mei 2007 met succes ten uitvoer wordt gelegd, een garantie betekent voor de doeltreffende controle op en een blijvende impuls voor de behandeling van onderzoeken en de voorbereiding voor besluiten;

12.

merkt op dat uit het jaarverslag blijkt dat de Ombudsman met minder problemen wordt geconfronteerd dan in voorgaande jaren, voor wat betreft de aanwerving van gekwalificeerde juristen en het grote personeelsverloop;

13.

verwelkomt het besluit van de Ombudsman op 14 december 2007 over de jaarlijkse opgave van de financiële belangen van de Ombudsman; stelt met voldoening vast dat deze verklaring is gepubliceerd op de website van de Ombudsman;

14.

feliciteert de Ombudsman met zijn besluit van 2 juni 2008 om toe te treden tot het Interinstitutioneel akkoord van 25 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de interne onderzoeken verricht door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) (7), met het oog op de toepassing van Verordening (EG) nr. 1073/1999 (8); neemt met instemming kennis van het feit dat op dezelfde dag de Ombudsman een besluit heeft genomen over de voorwaarden van interne onderzoeken in verband met fraude- en corruptiebestrijding en om het even welke illegale activiteiten die de belangen van de Gemeenschappen kunnen schaden;

15.

verzoekt de Ombudsman in zijn volgende activiteitenverslag (begrotingsjaar 2008) een hoofdstuk op te nemen met een gedetailleerde uiteenzetting van de follow-up die in dat jaar aan de eerdere kwijtingsbesluiten van het Parlement is gegeven, waarin ook wordt toegelicht waarom aanbevelingen eventueel niet zijn opgevolgd;

16.

wijst erop dat de bepalingen van het Financieel Reglement betreffende aanbestedingen, ondanks de aangebrachte wijzigingen, voor kleinere instellingen zoals de Ombudsman nog altijd te omslachtig zijn, met name in het geval van aanbestedingen voor contracten voor relatief kleine bedragen; verzoekt de Commissie om — bij de voorbereidingen voor toekomstige voorstellen tot wijziging van het Financieel Reglement — de secretaris-generaal en het secretariaat van de Ombudsman uitvoerig te raadplegen opdat in de definitieve ontwerptekst volledig met hun zorgen rekening wordt gehouden.


(1)  PB L 77 van 16.3.2007.

(2)  PB C 287 van 10.11.2008, blz. 1.

(3)  PB C 286 van 10.11.2008, blz. 1.

(4)  PB C 287 van 10.11.2008, blz. 111.

(5)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(6)  2005: 7,2 miljoen EUR.

(7)  PB L 136 van 31.5.1999, blz. 15.

(8)  Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) (PB L 136 van 31.5.1999, blz. 1).


26.9.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 255/93


BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 23 april 2009

over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2007, afdeling IV — Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming

(2009/640/EG)

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2007 (1),

gezien de definitieve jaarrekening van de Europese Gemeenschappen voor het begrotingsjaar 2007 — Deel I (C6-0424/2008) (2),

gezien het jaarverslag van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming aan de kwijtingsautoriteit over de in 2007 uitgevoerde interne controles,

gezien het jaarverslag van de Rekenkamer over de uitvoering van de begroting over het begrotingsjaar 2007, vergezeld van de antwoorden van de instellingen (3),

gezien de verklaring van de Rekenkamer waarin de betrouwbaarheid van de rekeningen en de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen worden bevestigd, als bedoeld in artikel 248 van het EG-Verdrag (4),

gelet op artikel 272, lid 10 en de artikelen 274, 275 en 276 van het EG-Verdrag,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (5), met name de artikelen 50, 86, 145, 146 en 147 daarvan,

gelet op artikel 71 en bijlage V van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A6-0154/2009),

1.

verleent de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming kwijting voor de uitvoering van de begroting voor het begrotingsjaar 2007;

2.

formuleert zijn opmerkingen in bijgaande resolutie;

3.

verzoekt zijn voorzitter dit besluit en de resolutie, die daarvan een integrerend deel uitmaakt, te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, het Hof van Justitie, de Rekenkamer, de Europese Ombudsman en de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).

De voorzitter

Hans-Gert PÖTTERING

De secretaris-generaal

Klaus WELLE


(1)  PB L 77 van 16.3.2007.

(2)  PB C 287 van 10.11.2008, blz. 1.

(3)  PB C 286 van 10.11.2008, blz. 1.

(4)  PB C 287 van 10.11.2008, blz. 111.

(5)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.


RESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 23 april 2009

met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit inzake het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2007, afdeling IX — Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2007 (1),

gezien de definitieve jaarrekening van de Europese Gemeenschappen voor het begrotingsjaar 2007 — Deel I (C6-0424/2008) (2),

gezien het jaarverslag van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming aan de kwijtingsautoriteit over de in 2007 uitgevoerde interne controles,

gezien het jaarverslag van de Rekenkamer over de uitvoering van de begroting over het begrotingsjaar 2007, vergezeld van de antwoorden van de instellingen (3),

gezien de verklaring van de Rekenkamer waarin de betrouwbaarheid van de rekeningen en de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen worden bevestigd, als bedoeld in artikel 248 van het EG-Verdrag (4),

gelet op artikel 272, lid 10 en de artikelen 274, 275 en 276 van het EG-Verdrag,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (5), met name de artikelen 50, 86, 145, 146 en 147 daarvan,

gelet op artikel 71 en bijlage V van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A6-0154/2009),

1.

stelt vast dat de beschikbare vastleggingskredieten van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming (ETGB) in 2007 op een totaal van 5 miljoen EUR (2006: 4,1 miljoen EUR (6)) uitkwamen, hetgeen een verhoging betekende van bijna 20 % in vergelijking met 2006, en het bestedingspercentage van 86,14 % onder het gemiddelde van de overige instellingen lag (93,84 %);

2.

stelt vast dat het aantal vaste posten bij de ETGB van 24 in 2006 in 2007 naar 29 (+21 %) is gestegen; is in dit verband verheugd over het voornemen van de ETGB om uitbreiding van zowel taken als personeel te beperken en er aan de hand van beheerste groei voor te zorgen dat het onlangs aangeworven nieuwe personeel volledig geïntegreerd en naar behoren ingewerkt kan worden;

3.

stelt vast dat de Rekenkamer in haar jaarverslag concludeert dat voor wat betreft de ETGB de controle geen aanleiding heeft gegeven tot substantiële opmerkingen;

4.

herinnert eraan dat de overeenkomst voor administratieve samenwerking die de secretarissen-generaal van de Commissie, het Parlement en de Raad met de ETGB hadden ondertekend, op 7 december 2006 is verlengd voor een bijkomende periode van drie jaar, ingaande op 16 januari 2007;

5.

merkt op dat de administratieve afhandeling van alle dienstreizen van de ETGB op grond van bovengenoemde samenwerkingsovereenkomst wordt verricht door het uitbetalingsbureau van de Commissie en dat dezelfde interne voorschriften gelden voor de vergoeding van verblijfkosten tijdens dienstreizen van de twee categorieën bij de ETGB, namelijk de twee leden en het personeel;

6.

herinnert eraan dat de ETGB bij besluit van 7 november 2006 heeft besloten een interne controlestructuur op te zetten die past bij zijn activiteiten en behoeften; stelt vast dat een eerste evaluatie door de diensten van de ETGB de functionaliteit en doeltreffendheid van dit interne controlesysteem heeft aangetoond;

7.

stelt met tevredenheid vast dat het eerste controleverslag van de interne controledienst (IAS) in september 2007 is ontvangen en dat daarin verschillende punten worden genoemd die voor verbetering vatbaar zijn; is ingenomen met het feit dat tenuitvoerlegging van de aanbevelingen van de IAS, waarmee de ETGB heeft ingestemd, voor 2008 een prioriteit is en dat in verband daarmee begin 2008 een actieplan is opgesteld; spoort de ETGB ertoe aan dit actieplan volledig ten uitvoer te leggen;

8.

is verheugd over de jaarlijkse publicatie door de ETGB en de adjunct-toezichthouder van een verklaring met betrekking tot hun financiële belangen, in een vergelijkbare vorm als jaarlijks wordt gedaan door de leden van het Parlement, met relevante informatie over onder meer aan te geven professionele activiteiten en betaalde posten of activiteiten;

9.

feliciteert de ETGB met zijn besluit van 12 september 2007 om toe te treden tot het Interinstitutioneel Akkoord van 25 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de interne onderzoeken verricht door het Europees Bureau voor Fraudebestrijding (OLAF) (7), met het oog op de toepassing van Verordening (EG) nr. 1073/1999 (8);

10.

verzoekt de ETGB in zijn volgende activiteitenverslag (begrotingsjaar 2008) een hoofdstuk op te nemen met een gedetailleerde uiteenzetting van de follow-up die in dat jaar aan de eerdere kwijtingsbesluiten van het Parlement is gegeven, waarin ook wordt toegelicht waarom aanbevelingen eventueel niet zijn opgevolgd;

11.

wijst erop dat de bepalingen van het Financieel Reglement betreffende aanbestedingen, ondanks de aangebrachte wijzigingen, voor kleinere instellingen zoals de ETGB nog altijd te omslachtig zijn, met name in het geval van aanbestedingen voor contracten voor relatief kleine bedragen; verzoekt de Commissie om — bij de voorbereidingen voor toekomstige voorstellen voor aanpassingen aan het Financieel Reglement — de ETGB en zijn secretariaat uitvoerig te raadplegen opdat in de definitieve ontwerptekst volledig met hun zorgen rekening wordt gehouden.


(1)  PB L 77 van 16.3.2007.

(2)  PB C 287 van 10.11.2008, blz. 1.

(3)  PB C 286 van 10.11.2008, blz. 1.

(4)  PB C 287 van 10.11.2008, blz. 111.

(5)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(6)  2005: 2,8 miljoen EUR.

(7)  PB L 136 van 31.5.1999, blz. 15.

(8)  Verordening (EG) nr. 1073/1999 van 25 mei 1999 van het Europees Parlement en de Raad betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor Fraudebestrijding (OLAF) (PB L 136 van 31.5.1999, blz. 1).


26.9.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 255/96


BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 23 april 2009

over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting voor het zevende, achtste en negende Europees Ontwikkelingsfonds voor het begrotingsjaar 2007

(2009/641/EG)

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien het verslag van de Commissie over de follow-up van de kwijtingsbesluiten 2006 (COM(2008) 629 en de bijlage daarbij SEC(2008) 2579),

gezien de financiële staten en de jaarrekeningen van het zevende, achtste en negende Europees Ontwikkelingsfonds voor het begrotingsjaar 2007 (COM(2008) 490 — C6-0296/2008),

gezien het jaarverslag betreffende het financiële beheer van het zevende, achtste en negende Europees Ontwikkelingsfonds in 2007 (COM(2008) 224),

gezien het jaarverslag van de Rekenkamer over de activiteiten gefinancierd uit het zevende, achtste en negende Europees Ontwikkelingsfonds over het begrotingsjaar 2007, vergezeld van de antwoorden van de Commissie (1),

gezien de verklaring van de Rekenkamer waarin de betrouwbaarheid van de rekeningen en de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen worden bevestigd, als bedoeld in artikel 248 van het EG-Verdrag (2),

gezien de aanbevelingen van de Raad van 10 februari 2009 (5042/2009 — C6-0057/2009, 5044/2009 — C6-0058/2009, 5045/2009 — C6-0059/2009),

gezien de partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten anderzijds, ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000 (3) en herzien te Luxemburg op 25 juni 2005 (4),

gezien Besluit 2001/822/EG van de Raad van 27 november 2001 betreffende de associatie van de landen en gebieden overzee (LGO) met de Europese Gemeenschap („LGO-besluit”) (5), gewijzigd bij Besluit 2007/249/EG van de Raad van 19 maart 2007 (6),

gelet op artikel 33 van het Intern Akkoord van 20 december 1995 tussen de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, betreffende de financiering en het beheer van de steun van de Gemeenschap in het kader van het tweede financieel protocol van de vierde ACS-EG-overeenkomst (7),

gelet op artikel 32 van het Intern Akkoord van 18 september 2000 tussen de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, betreffende de financiering en het beheer van de steun van de Gemeenschap in het kader van het financieel protocol bij de partnerschapsovereenkomst tussen de Staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, op 23 juni 2000 te Cotonou (Benin) ondertekend, en de toewijzing van financiële bijstand ten behoeve van de landen en gebieden overzee waarop de bepalingen van het vierde deel van het EG-Verdrag van toepassing zijn (8),

gelet op artikel 276 van het EG-Verdrag,

gelet op artikel 74 van het Financieel Reglement van 16 juni 1998 van toepassing op de samenwerking inzake ontwikkelingsfinanciering in het kader van de vierde ACS-EG-overeenkomst (9),

gelet op artikel 119 van het Financieel Reglement van 27 maart 2003 van toepassing op het negende Europees Ontwikkelingsfonds (10),

gelet op artikel 70, artikel 71, derde streepje, en bijlage V van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie ontwikkelingssamenwerking (A6-0159/2009),

1.

verleent de Commissie kwijting voor de uitvoering van de begroting van het zevende, achtste en negende Europees Ontwikkelingsfonds voor het begrotingsjaar 2007;

2.

formuleert zijn opmerkingen in onderstaande resolutie;

3.

verzoekt zijn voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integrerend deel uitmaakt, te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, het Hof van Justitie, de Rekenkamer, de Europese Investeringsbank en de regeringen en parlementen van de lidstaten, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).

De voorzitter

Hans-Gert PÖTTERING

De secretaris-generaal

Klaus WELLE


(1)  PB C 286 van 10.11.2008, blz. 273.

(2)  PB C 277 van 31.10.2008, blz. 243.

(3)  PB L 317 van 15.12.2000, blz. 3.

(4)  PB L 287 van 28.10.2005, blz. 1.

(5)  PB L 314 van 30.11.2001, blz. 1 en PB L 324 van 7.12.2001, blz. 1.

(6)  PB L 109 van 26.4.2007, blz. 33.

(7)  PB L 156 van 29.5.1998, blz. 108.

(8)  PB L 317 van 15.12.2000, blz. 355.

(9)  PB L 191 van 7.7.1998, blz. 53.

(10)  PB L 83 van 1.4.2003, blz. 1.


RESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 23 april 2009

met opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het zevende, achtste en negende Europees Ontwikkelingsfonds voor het begrotingsjaar 2007

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien het verslag van de Commissie over de follow-up van de kwijtingsbesluiten 2006 (COM(2008) 629 en de bijlage daarbij SEC(2008) 2579),

gezien de financiële staten en de jaarrekeningen van het zevende, achtste en negende Europees Ontwikkelingsfonds voor het begrotingsjaar 2007 (COM(2008) 490 — C6-0296/2008),

gezien het jaarverslag betreffende het financiële beheer van het zevende, achtste en negende Europees Ontwikkelingsfonds in 2007 (COM(2008) 224),

gezien het jaarverslag van de Rekenkamer over de activiteiten gefinancierd uit het zevende, achtste en negende Europees Ontwikkelingsfonds over het begrotingsjaar 2007, vergezeld van de antwoorden van de Commissie (1),

gezien de verklaring van de Rekenkamer waarin de betrouwbaarheid van de rekeningen en de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen worden bevestigd, als bedoeld in artikel 248 van het EG-Verdrag (2),

gezien de aanbevelingen van de Raad van 10 februari 2009 (5042/2009 — C6-0057/2009, 5044/2009 — C6-0058/2009, 5045/2009 — C6-0059/2009),

gezien de partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten anderzijds, ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000 (3) en herzien te Luxemburg op 25 juni 2005 (4),

gezien Besluit 2001/822/EG van de Raad van 27 november 2001 betreffende de associatie van de landen en gebieden overzee (LGO) met de Europese Gemeenschap („LGO-besluit”) (5), gewijzigd bij Besluit 2007/249/EG van de Raad van 19 maart 2007 (6),

gelet op artikel 33 van het Intern Akkoord van 20 december 1995 tussen de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, betreffende de financiering en het beheer van de steun van de Gemeenschap in het kader van het tweede financieel protocol van de vierde ACS-EG-overeenkomst (7),

gelet op artikel 32 van het Intern Akkoord van 18 september 2000 tussen de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, betreffende de financiering en het beheer van de steun van de Gemeenschap in het kader van het financieel protocol bij de partnerschapsovereenkomst tussen de Staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, op 23 juni 2000 te Cotonou (Benin) ondertekend, en de toewijzing van financiële bijstand ten behoeve van de landen en gebieden overzee waarop de bepalingen van het vierde deel van het EG-Verdrag van toepassing zijn (8),

gelet op artikel 276 van het EG-Verdrag,

gelet op artikel 74 van het Financieel Reglement van 16 juni 1998 van toepassing op de samenwerking inzake ontwikkelingsfinanciering in het kader van de vierde ACS-EG-overeenkomst (9),

gelet op artikel 119 van het Financieel Reglement van 27 maart 2003 van toepassing op het negende Europees Ontwikkelingsfonds (10),

gelet op artikel 70, artikel 71, derde streepje, en bijlage V van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie ontwikkelingssamenwerking (A6-0159/2009),

A.

overwegende dat het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) het belangrijkste instrument is waarover de Europese Unie beschikt voor de ontwikkelingssamenwerking met landen in Afrika, het Caribische gebied en het gebied van de Stille Oceaan,

B.

overwegende dat het totaalbedrag van de steun via het EOF de komende jaren aanzienlijk zal stijgen, daar de hoeveelheid communautaire steun in het kader van het tiende EOF voor de periode van 2008 tot 2013 is vastgesteld op 21 966 000 000 EUR, wat een toename inhoudt van 62 % ten opzichte van de financiële toewijzingen van het negende EOF,

C.

overwegende dat begrotingssteun een instrument voor ontwikkelingshulp is dat vereist dat parlementaire controle op een volledig andere manier wordt opgevat, met een verschuiving van het controleren van resultaten en output naar het toezicht houden op de input,

D.

overwegende dat het Parlement vastberaden is om zijn toezichtcapaciteiten te blijven ontwikkelen om zijn taken als kwijtingsautoriteit zo efficiënt mogelijk te vervullen,

1.

stemt in met de Commissie over het feit dat het „zwakke bestuur” en de „grote bestuurlijke tekortkomingen” in veel begunstigde landen zorgen voor aanzienlijke risico’s voor het goede beheer van de EOF’s (antwoord van de Commissie op punten 1 tot en met 5 van het jaarverslag van de Rekenkamer over de activiteiten gefinancierd uit de EOF’s);

2.

verzoekt de Commissie, bij de „verfijning” van haar controlestrategie (punten 1 tot en met 5 van het jaarverslag over de EOF’s), de punten aan te merken waar een gebrek aan resultaten en de kosten van controle nopen tot een beleidswijziging;

3.

is van mening dat de strategie voor de uitvoering van het tiende EOF (21 966 000 000 EUR voor de periode 2008-2013) moet toegespitst zijn op de domeinen die van wezenlijk belang zijn voor duurzame ontwikkeling; moedigt de Commissie aan prioriteiten te stellen en versnippering te vermijden;

4.

is van mening dat de Commissie best kan uitkijken naar mogelijkheden om de steun aan landen met lage inkomens te verhogen, in een poging om prioriteiten te stellen en haar ontwikkelingsactiviteiten te concentreren;

5.

wijst erop dat de nodige aandacht moet worden besteed aan de duurzaamheid van de interventies van de Commissie, met inbegrip van de formulering van een duidelijke exitstrategie en controle op de uitvoering van de maatregelen; is van mening dat een betere evaluatie van de resultaten van essentieel belang is voor de waarborging van de democratische legitimiteit van de ontwikkelingssamenwerking van de Europese Unie;

Financiële uitvoering

6.

is verheugd over de prestaties van de Commissie in 2007, en merkt op dat de betalingen zijn toegenomen met 12 %, de verplichtingen stegen met 9 % en de stijging van de nog betaalbaar te stellen vastgelegde bedragen beperkt bleef tot 2,8 %; is van oordeel dat de uitvoeringsgraad van 3,7 jaar aanvaardbaar is, gelet op de verbetering van de efficiëntie;

7.

is ingenomen met de vastlegging van alle beschikbare begrotingsmiddelen voor het negende EOF in 2007; roept de Commissie op tot het formuleren van aanbevelingen voor de nog niet vastgelegde gedeeltes van het achtste EOF; benadrukt echter dat het spoedig vastleggen van begrotingsmiddelen niet ten koste moet gaan van de kwaliteit van de projecten;

8.

herinnert eraan dat de Commissie de toezegging (11) heeft gedaan te trachten te garanderen dat 20 % van de middels het Instrument voor ontwikkelingssamenwerking (DCI) toebedeelde steun ten goede komt aan basisonderwijs, middelbaar onderwijs en eerstelijnsgezondheidszorg; roept op tot het uitbrengen van verslagen over de EOF’s waarin wordt nagegaan of deze norm wordt gehaald;

9.

is bezorgd over de bevindingen die worden uiteengezet in Speciaal Verslag nr. 10/2008 van de Rekenkamer over ontwikkelingshulp van de Europese Gemeenschap aan de gezondheidsdiensten in Afrika bezuiden de Sahara, waaruit blijkt dat „de financiële middelen van de gezondheidszorg in Afrika bezuiden de Sahara in verhouding tot haar totale ontwikkelingshulp niet is gegroeid sinds 2000, ondanks de toezeggingen van de Commissie in het kader van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling en de gezondheidscrisis in Afrika bezuiden de Sahara”; moedigt de Commissie aan prioriteit te verlenen aan de ondersteuning van gezondheidsstelsels en om te bepalen wat de meest geschikte steuninstrumenten zijn voor dit gebied;

Het financiële beheer van de EOF’s door de Commissie

10.

merkt met voldoening op dat het voornoemde verslag van de Commissie betreffende het financiële beheer van het zevende, het achtste en het negende Europees Ontwikkelingsfonds in 2007, volgens de Rekenkamer „een nauwkeurige beschrijving geeft van de verwezenlijking van de doelstellingen in het begrotingsjaar, de financiële situatie en de gebeurtenissen die een aanzienlijke invloed hebben gehad op de in 2007 verrichte activiteiten” (punt 13 van het jaarverslag over de EOF’s);

11.

betreurt echter dat de follow-up van opmerkingen van de Rekenkamer door de Commissie in een aantal gevallen ontoereikend is; benadrukt dat de reactie van de Commissie op de aanbevelingen van de Rekenkamer een belangrijk onderdeel is van de verantwoordingsplicht van de kwijtingsautoriteit; verheugt zich over het feit dat de Commissie „in de toekomst meer gedetailleerde informatie zal verstrekken” (punt 13 van het jaarverslag over de EOF’s);

De betrouwbaarheidsverklaring van de Rekenkamer

Betrouwbaarheid van de rekeningen

12.

merkt op dat de betrouwbaarheidsverklaring, overeenkomstig artikel 1 en artikel 103, lid 3, van het Financieel Reglement van 27 maart 2003 van toepassing op het negende Europees Ontwikkelingsfonds, geen betrekking heeft op het deel van de middelen van het negende EOF (2 200 000 000 EUR) dat wordt beheerd door en onder de verantwoordelijkheid valt van de EIB (voetnoten 2 en 11 van het jaarverslag over de EOF’s);

13.

neemt ter kennis dat de Rekenkamer de mening is toegedaan dat de definitieve jaarrekeningen van het zevende, achtste en negende Europees Ontwikkelingsfonds een in elk materieel opzicht getrouw beeld geven van de financiële situatie van de EOF’s per 31 december 2007 (paragraaf VI van de betrouwbaarheidsverklaring);

14.

merkt op dat de Rekenkamer wijst op het feit dat de geldigheid van de veronderstellingen die zijn gehanteerd om de voorziening voor gemaakte kosten te ramen, niet door de Commissie is aangetoond en dat dit kan leiden tot een te lage weergave van de toegerekende uitgaven, alsmede tot een te hoge weergave van bedragen van de zekerheidsstellingen die worden vermeld in de toelichtingen bij de financiële staten (paragraaf VII van de betrouwbaarheidsverklaring);

Wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen

15.

merkt op dat:

de onderliggende verrichtingen van de ontvangsten en vastleggingen van het begrotingsjaar naar het oordeel van de Rekenkamer over het geheel genomen wettig en regelmatig zijn (paragraaf VIII van de betrouwbaarheidsverklaring), maar dat de Rekenkamer tegelijk de aandacht vestigt op „het hoge fiduciaire risico voor de begrotingssteun door de „dynamische interpretatie” die de Commissie geeft aan de subsidiabiliteitscriteria” (paragraaf X van de betrouwbaarheidsverklaring),

de controle van de Rekenkamer uitwees dat een „materieel foutenpercentage” van invloed was op de onderliggende verrichtingen bij de betalingen (paragraaf IX van de betrouwbaarheidsverklaring),

de Rekenkamer er nota van heeft genomen dat de Commissie verbeteringen heeft aangebracht aan de toezicht- en controlesystemen, maar eveneens heeft benadrukt dat er nog ruimte is voor vooruitgang;

Opmerkingen op de toelichting van de Rekenkamer bij de betrouwbaarheidsverklaring

Reikwijdte van de audit

16.

merkt op dat de opmerkingen van de Rekenkamer met betrekking tot de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen gebaseerd zijn op:

a)

een beoordeling van de beheers- en controlesystemen bij de centrale diensten van EuropeAid en bij vijf delegaties met verantwoordelijkheid voor zes landen;

b)

een controle van 90 betalingen en 15 individuele juridische verbintenissen;

c)

ten aanzien van begrotingssteun, een onderzoek van een statistische steekproef van 30 betalingen en 15 financiële vastleggingen;

d)

een onderzoek van een statistische steekproef van 30 betalingen waartoe de centrale diensten van EuropeAid opdracht hadden gegeven;

e)

een onderzoek van een statistische steekproef van 30 reeds achteraf door de centrale diensten van EuropeAid gecontroleerde verrichtingen;

f)

een onderzoek van een statistische steekproef van 30 financiële vastleggingen, en

g)

een onderzoek van het jaarlijkse activiteitenverslag en de verklaring van de directeur-generaal van EuropeAid (punt 15 van het jaarverslag over de EOF’s);

Betrouwbaarheid van de rekeningen

17.

betreurt dat de Commissie door technische problemen nog steeds niet in staat is volledige boekhoudinformatie te verstrekken; neemt kennis van het antwoord van de Commissie, waarin wordt gesteld dat „de invoering van het nieuwe boekhoudsysteem met ingang van 2009 de huidige beperkingen zal ondervangen” (punt 16 van het jaarverslag over de EOF’s); verwelkomt de invoering van het ABAC-EOF-systeem in februari 2009;

18.

neemt kennis van de herhaalde opmerking van de Rekenkamer over de validiteit van de statistische aanpak van de Commissie voor de schatting van de voorziening voor de in de verslagperiode gemaakte kosten waarvoor aan het eind van het begrotingsjaar nog geen facturen zijn ontvangen; neemt er eveneens kennis van dat deze voorziening 2 087 000 000 EUR bedraagt, of 83 % van de totale passiva (punt 17 van het jaarverslag over de EOF’s); verzoekt de Commissie haar aanpak te blijven verfijnen en verbeteren;

Wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen

19.

neemt kennis van het meningsverschil tussen de Commissie en de Rekenkamer met betrekking tot het tijdstip waarop financieringsovereenkomsten moeten worden „opgesteld” en „ondertekend” (punt 19 van het jaarverslag over de EOF's); betreurt de onduidelijke boodschap aan de kwijtingsautoriteit, en verzoekt de Commissie voor opheldering te zorgen, zodat alle partijen — de Commissie en de ACS-landen — hetzelfde verstaan onder „opgesteld”;

20.

merkt op dat de Rekenkamer er in het kader van de controle van de verrichtingen voor twee betalingen (op een selectie van elf) niet in slaagde de onderliggende documentatie van de betrokken VN-organisaties te krijgen; verzoekt de Commissie bijgevolg ervoor te zorgen dat de financiële en administratieve kaderovereenkomst volledig wordt nageleefd;

21.

merkt op dat de Rekenkamer op basis van haar controleresultaten (punten 32 tot en met 47 van het jaarverslag over de EOF's) concludeert dat de toezicht- en controlesystemen van EuropeAid slechts „ten dele effectief zijn” (punt 53 van het jaarverslag over de EOF’s);

22.

merkt voorts op dat slechts zes van de negen elementen van het interne controlesysteem op centraal niveau doeltreffend zijn, twee gedeeltelijk doeltreffend zijn en één (aantal controlebezoeken) helemaal niet doeltreffend is, en dat twee van de vijf elementen van het interne controlesysteem op delegatieniveau doeltreffend zijn en drie slechts gedeeltelijk doeltreffend (tabel 3 van het jaarverslag over de EOF’s);

23.

merkt op dat de Commissie van mening is dat „[g]elet op de financiële en menselijke hulpmiddelen waarover [ze] beschikt, […] dat zij controlesystemen heeft ingevoerd waarmee redelijke zekerheid kan worden verschaft” (punt 53 van het jaarverslag over de EOF’s);

24.

is van oordeel dat de antwoorden van de Commissie niet toereikend zijn, aangezien ze de ingevoerde regelingen niet lijkt te willen herzien, en verzoekt de Commissie meer gedetailleerde informatie te geven over het begrip „redelijke zekerheid” en in het bijzonder over de eigenlijke kosten-batenverhouding van de controles en het eigenlijke foutenpercentage, alsook een overzicht te geven van welke bijkomende menselijke en financiële hulpmiddelen er nodig zijn om het controlesysteem te verbeteren, zodat de Rekenkamer het de algemene beoordeling „doeltreffend” kan geven;

25.

merkt op dat de Rekenkamer de ontoereikendheid van de door de toezichthouders en controleurs uitgevoerde controles benadrukt, wat wijst op de zwakheden op het vlak van de toezicht- en controlesystemen; verzoekt de Commissie bijgevolg de controles te versterken en met name een regeling in te voeren voor de evaluatie van de externe auditverslagen, om de kwaliteit ervan te verzekeren;

Vastleggingen voor en betalingen van begrotingssteun

26.

merkt op dat de Rekenkamer bij vijf van de 15 onderzochte vastleggingen voor begrotingssteun het volgende heeft vastgesteld:

„ernstige tekortkomingen in het interne toezicht op de begroting, de boekhoudsystemen en de maatregelen voor openbare aanbestedingen of bestrijding van corruptie”,

het niet tijdig kunnen overleggen van gecontroleerde rekeningen en de ondoeltreffendheid van de externe controle zijn „belangrijke redenen voor bezorgdheid”,

het onder deze omstandigheden verlenen van begrotingssteun houdt een „erg groot fiduciair risico” in (punt 26 van het jaarverslag over de EOF’s);

27.

benadrukt dat de Rekenkamer van mening is dat in deze vijf gevallen niet wordt voldaan aan de voorwaarden van de Overeenkomst van Cotonou, namelijk dat het beheer van de overheidsuitgaven op voldoende transparante, verantwoordelijke en doeltreffende wijze dient te geschieden;

28.

herhaalt dat „fiduciair risico” betekent dat er een risico bestaat dat het geld van de Europese belastingbetalers niet wordt gebruikt voor de gestelde doelen, dat de beste prijs-kwaliteitverhouding niet is gewaarborgd of dat de uitgaven niet naar behoren zijn geboekt;

29.

merkt voorts op dat de Commissie „het niet eens is met het oordeel van de Rekenkamer”, de vastleggingen, volgens de Commissie, gebeurden nadat een beoordeling uitwees dat de „systemen voor overheidsfinanciën voldoende positieve voortgang vertoonden”, en dat de betrokken landen „hun overheidsfinanciën blijven verbeteren” en „nog steeds in aanmerking komen voor verdere begrotingssteun” (punt 26 van het jaarverslag over de EOF's);

30.

betreurt het antwoord van de Commissie, aangezien er geen rekening wordt gehouden met de ernst van de bevindingen van de Rekenkamer („belangrijke redenen voor bezorgdheid”, „erg groot fiduciair risico”); is van oordeel dat het gebruik van niet-vastomlijnde uitdrukkingen als „voldoende”, „vooruitgang” en „nog steeds in aanmerking komen”, die niet op resultaten gebaseerd zijn, in deze ernstige context ontoereikend zijn, of zelfs oppervlakkig;

31.

verzoekt de Commissie de bewijzen te leveren waarop ze haar conclusies heeft gebaseerd en deze zodanig te presenteren dat duidelijk wordt gemaakt hoeveel vooruitgang er geboekt is (van waar naar waar) en waarom deze mate van vooruitgang als „voldoende” wordt bestempeld;

32.

merkt op dat de Rekenkamer bij zeven van de 33 onderzochte financieringsovereenkomsten tot de conclusie kwam dat de bepalingen van de financieringsovereenkomsten voor begrotingssteun onvolledig of onduidelijk waren, aangezien de algemene voorwaarden voor begrotingssteun ontbraken, de methode voor de berekening van het bedrag van de betalingen er op vage wijze in werd vastgelegd, of er verwezen werd naar verbintenissen van de overheid zonder dat werd vermeld tegen welke datum deze moesten zijn nagekomen of wat de gevolgen waren als zij niet werden nagekomen (punt 27 van het jaarverslag over de EOF's); merkt voorts op dat de Commissie „zal […] proberen de kwaliteit van de financieringsovereenkomsten in het kader van het tiende EOF verder te verbeteren”;

33.

merkt met betrekking tot de begrotingssteunbetalingen op dat de onderliggende verrichtingen „een materieel foutenniveau” bevatten (punt 52, onder b) van het jaarverslag over de EOF’s), omdat:

de berekening van bedragen van betalingen gebeurde op basis van een positieve conclusie aangaande vooruitgang wat betreft het beheer van de overheidsfinanciën die niet strookte met de onderliggende beoordeling van de situatie,

een berekeningsmethode werd gebruikt die niet in de financieringsovereenkomst is opgenomen,

er betalingen werden verricht zonder dat er actuele verslagen over het beheer van de overheidsfinanciën beschikbaar waren (punt 28 van het jaarverslag over de EOF’s),

34.

wijst voorts op de volgende bevindingen van de Rekenkamer met betrekking tot zes van de 30 onderzochte betalingen:

de Commissie toonde niet op gestructureerde en geformaliseerde wijze aan of de betalingsvoorwaarden betreffende het beheer van de overheidsfinanciën werden nageleefd,

beoordelingen van de vooruitgang waren onredelijk optimistisch of berustten op verouderde of verkeerde informatie,

conclusies werden niet door de onderliggende informatie gestaafd,

er werd uitgegaan van toekomstige in plaats van plaatsgevonden gebeurtenissen,

indicatoren werden onjuist beoordeeld (punt 29 van het jaarverslag over de EOF’s);

35.

neemt kennis van het antwoord van de Commissie, waarin staat dat „de Commissie de bereikte voortgang, de politieke hervormingsgezindheid en de overige aandachtspunten weegt om tot een gegronde beslissing te komen” (antwoord van de Commissie op punt 29 van het jaarverslag over de EOF’s);

36.

is bezorgd over de bevindingen van de Rekenkamer, maar nog meer over de antwoorden van de Commissie, die aantonen dat ze zeer terughoudend is om de informatie te delen waarop haar beslissingen op het vlak van begrotingssteun zijn gebaseerd;

Effectieve parlementaire controle

37.

is van mening dat het besluit over het gebruik van begrotingssteun als een instrument voor ontwikkelingshulp volledig binnen de bevoegdheid van de uitvoerende macht valt en dat de begrotingssteunmaatregelen geen voorafgaande goedkeuring van het parlement vereisen;

38.

wijst erop dat bij de parlementaire beoordeling van begrotingssteun de aandacht niet enkel moet gevestigd zijn op de risico’s, maar eveneens op de voordelen, alsook op de risico’s en voordelen van alternatieve steunverlening; wijst er voorts op dat de traditionele projectbenaderingen die gedurende verschillende decennia werden gebruikt niet hebben geleid tot de verwachte resultaten;

39.

is van oordeel dat het uiteindelijke doel van parlementaire controle de effectiviteit van de steun is, wat neerkomt op het effectieve, economische, wettelijke en regelmatige gebruik van steun om te komen tot duurzame ontwikkeling, en is van mening dat de controle van begrotingssteun deel uitmaakt van zijn algemene inspanningen om toezicht te houden op de effectiviteit en de resultaten van alle uitgaven voor ontwikkeling;

40.

betreurt dat het niet kan beschikken over voldoende nuttige, omvattende en betrouwbare informatie om een effectieve controle van de resultaten van de begrotingssteun uit te voeren;

41.

roept op een einde te maken aan het vorige systeem van opeenvolgende EOF’s door middel van de volledige consolidering van de financiering van de Europese Unie/ACS-samenwerking in de begroting van de Europese Unie, om op die manier de parlementaire controle op de toewijzing van middelen in het kader van de EOF’s te verzekeren;

Jaarverslag over het gebruik van begrotingssteun

42.

verzoekt de Commissie een jaarverslag op te stellen over het gebruik van begrotingssteun — en verzoekt haar Commissie begrotingscontrole een initiatiefverslag op te stellen over dit jaarverslag — met inbegrip van nuttige, omvattende, betrouwbare, analytische en evaluatieve (en dus niet enkel descriptieve) informatie over:

geplande en uitgegeven begrotingssteun,

het al dan niet verwezenlijken van de verwachte resultaten als vastgelegd in de doelstellingen van de donor en de strategieën van de landen,

het voorhanden zijn en de kwaliteit van aanvullende voorwaarden,

de effectiviteit van de dialoog, de stand van zaken op het vlak van de harmonisatie van de donoren, de aanvullende capaciteitsopbouw die heeft plaatsgevonden en het effect van deze capaciteitsopbouw,

de totstandbrenging van verbeterde landensystemen,

instellingen voor het afleggen van verantwoording, instellingen voor het beheer van de overheidsfinanciën en instellingen voor toezicht en evaluatie,

het bedrag en het aandeel aan onregelmatige uitgaven,

een analyse van de typologie van de onregelmatigheden waarop de controles en audits hebben gewezen (systemisch en niet-systemisch),

getroffen corrigerende maatregelen;

43.

verzoekt de Commissie bovendien met de grootste zorgvuldigheid de landen of kwesties op het vlak van de implementering van de begrotingssteun te identificeren waar bijzondere aandacht van het Parlement nuttig zou kunnen blijken voor het verbeteren van de verantwoordingsplicht van de donoren;

44.

verzoekt de Commissie eveneens ervoor te zorgen dat dit risico jaarlijks wordt opgevolgd;

Beoordelen en beheren van risico’s

45.

merkt op dat wanneer financiering door middel van zwakke stelsels in ontwikkelingslanden wordt besteed, er een risico bestaat op inefficiëntie en verspilling, en dat een omvattende beoordeling van de fiduciaire risico’s bijgevolg absoluut noodzakelijk is vooraleer wordt gestart met programma’s voor begrotingssteun;

46.

herhaalt dat de Commissie geen systeem gebruikt waarbij de risicobeoordeling leidt tot duidelijke drempelwaarden voor de toekenning van steun, maar eerder een „dynamische aanpak” toepast waarbij de beoordelingsmarge veel groter is;

47.

is van oordeel dat de grotere beoordelingsmarge bij beslissingen in het kader van de „dynamische aanpak” op het vlak van begrotingssteun moet worden gecompenseerd door een even hoge mate van transparantie; verzoekt de Commissie bijgevolg de informatie waarop de beoordelingen zijn gebaseerd ter beschikking te stellen van de Commissie begrotingscontrole en de Commissie ontwikkelingssamenwerking;

48.

verwacht in het bijzonder expliciete informatie te ontvangen over de risicobeoordelingen van de Commissie en de analyses van overheidssystemen in ontwikkelingslanden, haar beoordeling van de significantie van tekortkomingen van de systemen op het vlak van mogelijke inefficiënties en verspilling van steun, en, voor zover mogelijk gekwantificeerde, schattingen van deze factoren, alsook informatie over de getroffen maatregelen, of over de maatregelen die in de toekomst moeten worden genomen, om de geïdentificeerde risico’s zoveel mogelijk te beperken;

Retoriek of realiteit

49.

merkt op dat het verantwoordelijke lid van de Commissie Louis Michel in een brochure met als titel „Begrotingssteun — een kwestie van wederzijds vertrouwen” (12) stelt dat „(een verhoging van) begrotingssteun het enige antwoord is. Daarom heb ik besloten het aandeel aan begrotingssteun te verhogen van 20 % tot 50 % van onze financiering”;

50.

verzoekt het lid van de Commissie deze intenties te herzien tot wanneer de realiteit de retoriek heeft vervangen en er afdoende bewijsmateriaal voorhanden is dat aantoont in welke mate begrotingssteun een betere prijs-kwaliteitverhouding heeft geboden dan andere instrumenten voor ontwikkelingshulp of een invloed heeft gehad op de inkomensarmoede;

51.

wijst op de brief en nota van 9 januari 2009 (DR/amw/S(08)0418) van lid van de Commissie Louis Michel aan de heer Jacek Uczkiewicz, lid van de Europese Rekenkamer, met de heer Herbert Bösch, voorzitter van de Commissie begrotingscontrole, in kopie, waarin het lid van de Commissie aangeeft dat:

„er ruimte is om de formulering en implementering van programma’s voor begrotingssteun door de Commissie te verbeteren, in overeenstemming met de opmerkingen van de Rekenkamer, door middel van een meer transparante, gestructureerde en geformaliseerde aanpak”; en tevens dat

„er ruimte is voor meer systematische aandacht voor risicobeheer en de overweging van geschikte vrijwaringsmaatregelen of -voorwaarden” (pagina 9 van de nota „Antwoord op het voorstel van de Europese Rekenkamer om basisvereisten voor openbaar financieel beheer toe te passen bij de bepaling van het in aanmerking komen voor begrotingssteun”, die in bijlage bij de brief is gevoegd);

52.

is verheugd over het feit dat de Commissie de opmerkingen van de Rekenkamer aanvaardt, alsook over de intenties van de Commissie, en spreekt de hoop uit om op de hoogte gebracht te worden van het gedetailleerde ontwerp en de toepassing van deze „verbeterde aanpak” (ibidem, blz. 1);

De Europese Rekenkamer

53.

verzoekt de Rekenkamer het Parlement op de hoogte te brengen van de kwaliteit van de beoordeling en het beheer van de risico’s door de Commissie, en hoopt op meer doelmatigheidscontroles met een beoordeling van de resultaten van uitgaven voor ontwikkeling in het algemeen en begrotingssteun in het bijzonder;

De parlementen in de ontvangende landen

54.

verzoekt zijn Commissie begrotingscontrole rechtstreeks contact op te nemen met overeenkomstige commissies in bepaalde parlementen van de ontvangende landen, om hun rol bij het zorgen voor effectiviteit van de steun door middel van parlementaire controleactiviteiten aan te moedigen en te steunen;

55.

moedigt de Commissie aan prioriteit te verlenen aan de ondersteuning van partnerlanden bij de ontwikkeling van hun parlementaire controle- en auditcapaciteit, met name wanneer bijstand wordt verleend in de vorm van begrotingssteun, en verzoekt de Commissie periodiek verslag uit te brengen over de geboekte vooruitgang;

56.

is van mening dat de deelname van nationale parlementen, het maatschappelijk middenveld en lokale autoriteiten in partnerlanden onmisbaar is voor een gevoel van zeggenschap en eigen verantwoordelijkheid in het proces; roept de Commissie op zich zo veel mogelijk in te zetten om de dialoog met deze instellingen te verbeteren tijdens alle verschillende stadia van het programmeringsproces;

Betrokkenheid van de ACS-landen

57.

is bezorgd over „het gebrek aan betrokkenheid van de ACS-staten” bij het zorgen voor doeltreffende controle op de EOF-uitgaven en is ontgoocheld over het feit dat „delegaties slechts in beperkte mate kunnen vertrouwen op de door de diensten van de NO’s (nationale ordonnateurs) verrichte controles” (punt 36 van het jaarverslag over de EOF’s);

58.

merkt op dat NO’s verplicht zijn in ACS-landen, maar niet bestaan in RELEX-ontwikkelingslanden; verzoekt de Commissie op de hoogte te worden gebracht van de voor- en nadelen van de EOF-aanpak en de beste praktijken in ACS-landen te beoordelen om de controle op EOF-uitgaven door NO’s te verbeteren;

59.

merkt voorts op dat „een gebrek aan vermogen en middelen van de diensten van de NO”„meermaals door de delegaties zijn gemeld” (punt 41 van het jaarverslag over de EOF’s) bij de centrale diensten van EuropeAid; verzoekt de Commissie het Parlement op de hoogte te brengen van feedback aan de delegaties over deze kwestie;

Personele middelen

60.

merkt op dat, volgens de Rekenkamer, het aantal personeelsleden van de Commissie in verhouding tot de vastgelegde middelen afneemt, en er niet in een aanzienlijke toename van het aantal personeelsleden is voorzien, ondanks de verwachte substantiële toename van de vastleggingen in het kader van het tiende EOF (punt 33 van het jaarverslag over de EOF’s);

61.

is het volledig eens met de Rekenkamer dat er een „risico bestaat dat een tekort aan of een gebrekkige verdeling van personeelsleden of het ontbreken van specifieke vaardigheden en kennis van invloed is op de kwaliteit van de controles, de verificaties en het toezicht” (punt 33 van het jaarverslag over de EOF’s);

62.

verzoekt de Commissie uit te leggen hoe ze van plan is om te gaan met de spanning (of contradictie) die bestaat tussen de nood aan bijkomende personele middelen in delegaties en haar toezegging „de personeelssterkte te stabiliseren eens alle met de uitbreiding verband houdende personeel is geïntegreerd, zonder verzoeken om bijkomende posten voor de periode 2009-2013” en „om enkel door middel van herindeling van het personeel in en tussen de diensten te voldoen aan nieuwe personeelsbehoeften op belangrijke beleidsterreinen” (13);

63.

is van mening dat bijkomende personele middelen kunnen worden bekomen door een einde te maken aan de gedeelde verantwoordelijkheid voor ontwikkelingssamenwerking tussen RELEX en DEV; verzoekt de huidige Commissie de nodige stappen te nemen om deze reorganisatie binnen de nieuwe Commissie te vergemakkelijken; is van oordeel dat de huidige taakverdeling op het vlak van ontwikkelingssamenwerking tussen DEV en RELEX de Commissie niet in staat stelt volledig bij te dragen aan de internationale inspanningen om de ontwikkelingssamenhang en de doeltreffendheid van de steun te bevorderen; verzoekt de Commissie voorts ervoor te zorgen dat ontwikkelingssamenwerking op een ondubbelzinnige manier verbonden blijft met de hoofddoelstelling ervan: het uitbannen van armoede;

64.

verzoekt de Commissie de nodige maatregelen te nemen om de hoeveelheid personeel die is toegewezen voor het beheer en de controle van het EOF aan te passen, rekening houdend met de te verwachten toename van de hoeveelheid vastleggingen in het kader van het tiende EOF;

Commentaar op de conclusies en de aanbevelingen van de Rekenkamer

65.

neemt met voldoening kennis van de erkenning door de Rekenkamer van de inspanningen van EuropeAid om een nieuwe controlestrategie te ontwikkelen; is van mening dat een doeltreffende controlestrategie tot doel heeft vooraf fouten te voorkomen, en niet in de eerste plaats gericht is op het achteraf terugvorderen van ten onrechte betaalde middelen; verzoekt de Commissie haar controlestrategie te blijven ontwikkelen in het licht van deze aanpak, wat een prioriteit is voor de kwijtingsautoriteit;

66.

stemt volledig in met de aanbevelingen van de Rekenkamer uit letters a) tot g) van punt 55 en letters a) tot f) van punt 56 van het jaarverslag over de EOF’s; vestigt in het bijzonder de aandacht van de Commissie op de aanbeveling uit punt 56, onder a), namelijk dat:

„naleving van de Overeenkomst van Cotonou dient te worden getoetst aan basisvereisten, zoals de beschikbaarheid van tijdig gepubliceerde en gecontroleerde rekeningen, waaraan moet worden voldaan voordat begrotingssteun wordt verleend”,

en uit punt 56, onder d), namelijk dat:

„EuropeAid zich voor de start van een begrotingssteunprogramma ervan dient te vergewissen dat er een duidelijke en volledige beoordeling van het beheer van de overheidsfinanciën is verricht en dat het ontvangende land een geloofwaardig en relevant hervormingsprogramma heeft om alle aanzienlijke tekortkomingen binnen een afzienbaar tijdschema aan te pakken”;

verzoekt dan ook de Commissie alleen dan begrotingssteun te geven indien het beheer van de overheidsuitgaven op voldoende transparante, verantwoordelijke en doeltreffende wijze geschiedt of tenminste zeer waarschijnlijk zo zal geschieden met de implementatie op korte termijn van een hervormingsprogramma; wijst er voorts op dat de keuze voor een financieringsregeling ten behoeve van een bepaalde sector rechtstreeks gekoppeld zou moeten zijn aan de doeltreffendheid van die regeling voor het bewuste interventiegebied;

67.

verzoekt de Commissie prioriteit te verlenen aan de snelle toepassing van deze aanbevelingen, waaraan de kwijtingsautoriteit bijzonder belang hecht, aangezien duidelijke en overeengekomen grenzen aan de beslissingsvrijheid van de uitvoerende macht absoluut noodzakelijk zijn voor betekenisvol parlementair toezicht;

Een nieuwe aanpak van een nieuwe situatie

68.

benadrukt dat het gebruik door de ontvangende landen van de middelen die als begrotingssteun worden geleverd buiten de rechtstreekse controle van de Commissie (en andere donoren) valt, aangezien het het soevereine recht van het betrokken ontvangende land is om zijn begroting te beheren in overeenstemming met zijn eigen specifieke regels en nationale begrotingsprocedures;

69.

herinnert eraan dat het financiële beheer in de openbare sector, de interne controles en de externe auditfuncties in bepaalde ontvangende landen vaak niet voldoende betrouwbaar zijn om ervoor te zorgen dat de middelen van de donoren op een adequate manier worden beheerd en worden gebruikt voor de gestelde doelen;

70.

is van mening dat de Commissie, in het licht van de toenemende aandacht voor verantwoordingskwesties en de groeiende interesse bij de belastingbetalers in de donorlanden om concrete resultaten te zien van de ontwikkelingshulp, er alle belang bij heeft de risico’s te kennen die worden gelopen wanneer begrotingssteun wordt geleverd en deze kennis te delen met de kwijtingsautoriteit, aan wie ze verantwoording is verschuldigd;

71.

is voorts van mening dat de Commissie de administraties van de ontvangende landen op de hoogte moet brengen van haar verantwoordingsverplichtingen en moet vereisen dat degenen die de middelen op een lager niveau beheren aan dezelfde verplichtingen zijn onderworpen;

Een openbaarmakingsverklaring per land

72.

is bijgevolg van mening dat ontwikkelingshulp in het algemeen en begrotingssteun in het bijzonder moet worden gekoppeld aan een voorafgaande openbaarmakingsverklaring, uitgegeven door de regering van het ontvangende land en getekend door de minister van financiën, waarin bepaalde kwesties die een invloed hebben op de governance- en verantwoordingsstelsels van een begunstigd land aan bod komen;

73.

is ervan overtuigd dat een eigen beoordeling en begrip van de controlegebreken door een ontvangend land een grotere motivatie zal blijken om verbeteringen aan te brengen dan audits en controles die zijn opgelegd door een externe autoriteit;

74.

is van mening dat een openbaarmakingsverklaring per land de transparantie en verantwoording zal verbeteren en internationale donoren waardevolle informatie zal verschaffen om een onderbouwd oordeel te vellen over de algemene transparantie en betrouwbaarheid van de governance- en verantwoordingsstelsels van het begunstigd land;

75.

verzoekt de Commissie het voortouw te nemen en dit voorstel in te dienen bij andere internationale donoren (in het bijzonder de Wereldbank), met als doel een dergelijk instrument in overleg met andere donoren te ontwikkelen en in te voeren; benadrukt dat de aard van de straffen voor een bewust misleidende openbaarmakingsverklaring bijzondere aandacht verdient;

76.

verzoekt de Commissie het Parlement te informeren over een mogelijk tijdsschema voor deze onderhandelingen;

Opneming van de EOF-begroting in de algemene begroting van de Europese Unie

77.

is verheugd over de toezegging van de Commissie om „opnieuw een voorstel in te dienen tijdens de gedachtewisselingen over het komende financiële kader om het EOF volledig op te nemen in de begroting” (14); verzoekt de Commissie zijn Commissie begrotingscontrole volledig op de hoogte te houden van de voorbereiding van dit initiatief;

78.

herhaalt zijn steun voor de opneming van het EOF in de algemene begroting van de Europese Unie, en is van oordeel dat deze opneming zou toelaten de samenhang, de transparantie, de doeltreffendheid en de controleregeling van het EOF te versterken;

Afstemmen van de parlementaire controle op het instrument

79.

is van mening dat de rol van het Parlement op het vlak van begrotingssteun bestaat uit het verantwoordelijk houden van de Commissie voor de resultaten van de uitgaven, en is van mening dat begrotingssteun een instrument voor ontwikkelingshulp is dat vereist dat controle op een volledig andere manier wordt opgevat, met verschuiving van de vergelijking van resultaten met indicatoren naar het toezicht houden op de input;

80.

is van oordeel dat zijn huidige manier van werken verder moet worden ontwikkeld om dit te bereiken; is van mening dat een subcommissie voor de controle op begrotingssteun die is ingesteld door zijn Commissie begrotingscontrole een doeltreffend middel zou zijn om ervoor te zorgen dat de uitgaven voor steunverlening ten goede komen van de bevolking in het ontvangende land en dat de bijdragen van de belastingbetalers aan ontwikkelingshulp niet verkeerd worden besteed;

De investeringsfaciliteit

81.

herhaalt dat het Parlement in paragrafen 20 tot en met 24 van zijn resolutie van 22 april 2008 over het verlenen van kwijting met betrekking tot de tenuitvoerlegging van de begroting voor het zesde, zevende, achtste en negende Europees Ontwikkelingsfonds voor het begrotingsjaar 2006 (15), zijn bezorgdheid heeft uitgesproken over het feit dat het beheer van de investeringsfaciliteit door de Europese Investeringsbank (EIB) niet is onderworpen aan kwijting; herhaalt bovendien dat de EOF-middelen openbare middelen zijn die door de Europese belastingsbetaler worden opgebracht en niet door de kapitaalmarkt;

82.

betreurt, net als de Rekenkamer in haar Advies nr. 9/2007 betreffende het voorstel voor een verordening van de Raad inzake het Financieel Reglement van toepassing op het 10e Europees Ontwikkelingsfonds (16), de totstandbrenging van twee afzonderlijke beheersdomeinen, aangezien dit de reikwijdte van de kwijting beperkt, zorgt voor een bijkomende nood aan coördinatie tussen de Commissie en de EIB, en het moeilijk maakt een volledig beeld te krijgen van de bereikte resultaten;

83.

merkt op dat het jaarverslag van de EIB over de investeringsfaciliteit vooral financiële informatie bevat en weinig tot geen informatie over de resultaten van de verschillende gefinancierde programma’s;

84.

verzoekt de EIB in haar verslagen de nadruk te leggen op resultaten en volledige, relevante en objectieve informatie te verstrekken met betrekking tot uitkomsten, gestelde en verwezenlijkte doelstellingen en redenen voor mogelijke afwijkingen, alsook informatie betreffende uitgevoerde beoordelingen en een samenvatting van de evaluatieresultaten;

85.

benadrukt dat de EIB in ACS-landen werkzaam is in het kader van de Overeenkomst van Cotonou, waarvan het hoofddoel het uitbannen van armoede is en de bevordering van duurzame ontwikkeling, en dat ze daarom deze doelstellingen moet eerbiedigen met betrekking tot haar beleid inzake kredietverstrekking aan deze landen;

86.

verzoekt de Commissie het Parlement op de hoogte te brengen van de specifieke procedures die ze met de EIB heeft ingevoerd om de inspanningen van de twee instellingen te coördineren om de ontwikkelingsdoelstellingen van de Europese Unie te bereiken, alsook van de doeltreffendheid van deze procedures;

87.

is bezorgd over het beeld van de EIB als minst transparante, minst verantwoordelijke en minst democratisch gecontroleerde instelling van alle organen die zijn belast met het implementeren van EU-beleid alsook van de openbare financiële instellingen;

88.

verzoekt de EIB, in het belang van de Europese Unie en haar waarden en met het oog op de verbetering van het beeld dat het publiek heeft van de EIB als instelling, bewijs voor te leggen dat aantoont:

hoe ze rekening houdt met de geest van Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (17), en het Verdrag van Aarhus van 25 juni 1998 betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden,

hoe ze handelt in overeenstemming met de algemene toezeggingen op ontwikkelingsgebied van de Europese Unie en met de normen die andere multilaterale ontwikkelingsbanken hebben vastgelegd,

hoe haar financiering van kapitaalintensieve projecten in de winningsindustrie bijdraagt aan de vermindering van de armoede,

welke richtsnoeren ze heeft ontwikkeld voor investeringen in de energie-, bosbouw-, vervoer-, waterbeheer- en afvalbeheersector en hoe haar besluiten over investeringen volledig in overeenstemming zijn met deze richtsnoeren,

dat het zeer beperkte aantal voltijdse milieudeskundigen in haar personeelsbestand dat verantwoordelijk is voor de herziening van haar volledige leningenportefeuille en moet zorgen voor de naleving van het relevante beleid, voldoende is,

dat haar klachtenbehandelingsmechanisme voor getroffen burgers, waartoe eveneens burgers van buiten de Europese Unie toegang moeten hebben, doeltreffend is,

dat de maatregelen die worden getroffen om corruptie en witwassen van geld te bestrijden, doeltreffend zijn,

welke criteria ze hanteert voor leningen aan de privésector, die verder gaan dan basisnormen op financieel gebied, en een volledige lijst die aangeeft wie de eindbegunstigden zijn van haar leningen aan de privésector;

89.

verzoekt de Commissie de implementering van de investeringsfaciliteit op de voet te volgen om te waarborgen dat ervoor wordt gezorgd dat ze haar doelstellingen als ontwikkelingsinstrument verwezenlijkt, en zijn Commissie begrotingscontrole regelmatig op de hoogte te houden van haar bevindingen;

90.

verzoekt zijn Commissie begrotingscontrole haar activiteiten te versterken op het vlak van het toezicht op de financiële activiteiten van de EIB, dat volledig onder de verantwoordelijkheid van deze commissie valt krachtens bijlage VI, hoofdstuk V, punt 3 van het Reglement.


(1)  PB C 286 van 10.11.2008, blz. 273.

(2)  PB C 277 van 31.10.2008, blz. 243.

(3)  PB L 317 van 15.12.2000, blz. 3.

(4)  PB L 287 van 28.10.2005, blz. 1.

(5)  PB L 314 van 30.11.2001, blz. 1 en PB L 324 van 7.12.2001, blz. 1.

(6)  PB L 109 van 26.4.2007, blz. 33.

(7)  PB L 156 van 29.5.1998, blz. 108.

(8)  PB L 317 van 15.12.2000, blz. 355.

(9)  PB L 191 van 7.7.1998, blz. 53.

(10)  PB L 83 van 1.4.2003, blz. 1.

(11)  Verklaring van de Commissie betreffende artikel 5 DCI, bijlage bij de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement van 24 oktober 2006 (COM(2006) 628).

(12)  ISBN 978-92-79-10115-1, te raadplegen op http://ec.europa.eu/commission_barroso/michel/Policy/key_documents/docs/NH8108406ENC_web.pdf.

(13)  Verslag van de Commissie. „Planning and optimising Commission human resources to serve Europese Unie priorities” (SEC(2007)0530), blz. 3, te raadplegen op: http://www.europarl.europa.eu/meetdocs/2004_2009/documents/dv/sec_2007_5/sec_2007_530.pdf.

(14)  (SEC(2008) 2579), werkdocument van de diensten van de Commissie. Bijlage bij het verslag van de Commissie aan het Europees Parlement betreffende de follow-up van de kwijtingbesluiten voor 2006, blz. 86.

(15)  PB L 88 van 31.3.2009, blz. 253.

(16)  PB C 23 van 28.1.2008, blz. 3.

(17)  PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43.


26.9.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 255/110


BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 23 april 2009

over de afsluiting van de rekeningen van het zevende, achtste en negende Europees Ontwikkelingsfonds voor het begrotingsjaar 2007

(2009/642/EG)

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien het verslag van de Commissie over de follow-up van de kwijtingsbesluiten 2006 (COM(2008) 629 en de bijlage daarbij SEC(2008) 2579),

gezien de financiële staten en de jaarrekeningen van het zevende, achtste en negende Europees Ontwikkelingsfonds voor het begrotingsjaar 2007 (COM(2008) 490 — C6-0296/2008),

gezien het jaarverslag betreffende het financiële beheer van het zevende, achtste en negende Europees Ontwikkelingsfonds in 2007 (COM(2008) 224),

gezien het jaarverslag van de Rekenkamer over de activiteiten gefinancierd uit het zevende, achtste en negende Europees Ontwikkelingsfonds over het begrotingsjaar 2007, vergezeld van de antwoorden van de Commissie (1),

gezien de verklaring van de Rekenkamer waarin de betrouwbaarheid van de rekeningen en de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen worden bevestigd, als bedoeld in artikel 248 van het EG-Verdrag (2),

gezien de aanbevelingen van de Raad van 10 februari 2009 (5042/2009 — C6-0057/2009, 5044/2009 — C6-0058/2009, 5045/2009 — C6-0059/2009),

gezien de partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten anderzijds, ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000 (3) en herzien te Luxemburg op 25 juni 2005 (4),

gezien Besluit 2001/822/EG van de Raad van 27 november 2001 betreffende de associatie van de landen en gebieden overzee (LGO) met de Europese Gemeenschap („LGO-besluit”) (5), gewijzigd bij Besluit 2007/249/EG van de Raad van 19 maart 2007 (6),

gelet op artikel 33 van het Intern Akkoord van 20 december 1995 tussen de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, betreffende de financiering en het beheer van de steun van de Gemeenschap in het kader van het tweede financieel protocol van de vierde ACS-EG-overeenkomst (7),

gelet op artikel 32 van het Intern Akkoord van 18 september 2000 tussen de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, betreffende de financiering en het beheer van de steun van de Gemeenschap in het kader van het financieel protocol bij de partnerschapsovereenkomst tussen de Staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, op 23 juni 2000 te Cotonou (Benin) ondertekend, en de toewijzing van financiële bijstand ten behoeve van de landen en gebieden overzee waarop de bepalingen van het vierde deel van het EG-Verdrag van toepassing zijn (8),

gelet op artikel 276 van het EG-Verdrag,

gelet op artikel 74 van het Financieel Reglement van 16 juni 1998 van toepassing op de samenwerking inzake ontwikkelingsfinanciering in het kader van de vierde ACS-EG-overeenkomst (9),

gelet op artikel 119 van het Financieel Reglement van 27 maart 2003 van toepassing op het negende Europees Ontwikkelingsfonds (10),

gelet op artikel 70, artikel 71, derde streepje, en bijlage V van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie ontwikkelingssamenwerking (A6-0159/2009),

1.

neemt ter kennis dat de definitieve jaarrekeningen van het zevende, achtste en negende Europees Ontwikkelingsfonds overeenkomen met Tabel 1 in het jaarlijks verslag van de Rekenkamer;

2.

hecht zijn goedkeuring aan de afsluiting van de rekeningen van het zevende, achtste en negende Europees Ontwikkelingsfonds voor het begrotingsjaar 2007;

3.

verzoekt zijn voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, het Hof van Justitie, de Rekenkamer, de Europese Investeringsbank en de regeringen en parlementen van de lidstaten, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).

De voorzitter

Hans-Gert PÖTTERING

De secretaris-generaal

Klaus WELLE


(1)  PB C 286 van 10.11.2008, blz. 273.

(2)  PB C 277 van 31.10.2008, blz. 243.

(3)  PB L 317 van 15.12.2000, blz. 3.

(4)  PB L 287 van 28.10.2005, blz. 1.

(5)  PB L 314 van 30.11.2001, blz. 1 en PB L 324 van 7.12.2001, blz. 1.

(6)  PB L 109 van 26.4.2007, blz. 33.

(7)  PB L 156 van 29.5.1998, blz. 108.

(8)  PB L 317 van 15.12.2000, blz. 355.

(9)  PB L 191 van 7.7.1998, blz. 53.

(10)  PB L 83 van 1.4.2003, blz. 1.


26.9.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 255/112


BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 23 april 2009

over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van Eurojust voor het begrotingsjaar 2007

(2009/643/EG)

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien de definitieve jaarrekening van Eurojust voor het begrotingsjaar 2007 (1),

gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van Eurojust voor het begrotingsjaar 2007, vergezeld van de antwoorden van Eurojust (2),

gezien de aanbeveling van de Raad van 10 februari 2009 (5588/2009 — C6-0060/2009),

gelet op het EG-verdrag, en met name artikel 276,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (3), en met name artikel 185,

gelet op Besluit 2002/187/JBZ van de Raad van 28 februari 2002 betreffende de oprichting van Eurojust teneinde de strijd tegen ernstige vormen van criminaliteit te versterken (4), en met name artikel 36,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (5), en met name artikel 94,

gelet op artikel 71 en bijlage V van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (A6-0161/2009),

1.

verleent de administratief directeur van Eurojust kwijting voor de uitvoering van de begroting van Eurojust voor het begrotingsjaar 2007;

2.

formuleert zijn opmerkingen in onderstaande resolutie;

3.

verzoekt zijn voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integrerend deel uitmaakt, te doen toekomen aan de administratief directeur van Eurojust, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).

De voorzitter

Hans-Gert PÖTTERING

De secretaris-generaal

Klaus WELLE


(1)  PB C 278 van 31.10.2008, blz. 57.

(2)  PB C 311 van 5.12.2008, blz. 142.

(3)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(4)  PB L 63 van 6.3.2002, blz. 1.

(5)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.


RESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 23 april 2009

met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van Eurojust voor het begrotingsjaar 2007

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien de definitieve jaarrekening van Eurojust voor het begrotingsjaar 2007 (1),

gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van Eurojust voor het begrotingsjaar 2007, vergezeld van de antwoorden van Eurojust (2),

gezien de aanbeveling van de Raad van 10 februari 2009 (5588/2009 — C6-0060/2009),

gelet op het EG-verdrag, en met name artikel 276,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (3), en met name artikel 185,

gelet op Besluit 2002/187/JBZ van de Raad van 28 februari 2002 betreffende de oprichting van Eurojust teneinde de strijd tegen ernstige vormen van criminaliteit te versterken (4), en met name artikel 36,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (5), en met name artikel 94,

gelet op artikel 71 en bijlage V van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (A6-0161/2009),

A.

overwegende dat de Rekenkamer verklaard heeft redelijke zekerheid te hebben verkregen dat de jaarrekening voor het begrotingsjaar 2007 betrouwbaar is en dat de onderliggende verrichtingen wettig en regelmatig zijn,

B.

overwegende dat het Parlement de administratief directeur van Eurojust op 22 april 2008 kwijting heeft verleend voor de uitvoering van de begroting van Eurojust voor het begrotingsjaar 2006 (6) en dat het in zijn resolutie behorende bij het kwijtingsbesluit onder andere de volgende opmerkingen heeft gemaakt:

merkt op dat de Rekenkamer in zijn verslag voor 2006 een overdrachtspercentage vaststelt van 33 % voor de administratieve uitgaven en 30 % voor de beleidsuitgaven, evenals een groot aantal overschrijvingen van het ene begrotingsonderdeel naar het andere met in veel gevallen onvoldoende gedetailleerde ondersteunende documenten hiervoor, waaruit blijkt dat het budgettaire beginsel van specificiteit niet strikt werd nageleefd;

merkt eveneens op dat de Rekenkamer constateert dat de regels voor aanbestedingen niet strikt werden nageleefd en dat voor het monitoren van de vaste activa van Eurojust geen register met alle activa en hun waarde werd gebruikt of opgesteld; verzoekt Eurojust de aanbestedingsvoorschriften strikt toe te passen, met name voor wat betreft kaderovereenkomsten;

is bezorgd over de opmerking in het jaarverslag van Eurojust dat er zich nog talrijke gelegenheden hebben voorgedaan om de betrekkingen van Eurojust en OLAF uit te breiden, onder andere aan de hand van een formele samenwerkingsovereenkomst,

1.

merkt op dat, hoewel de verklaring van de Rekenkamer over de betrouwbaarheid van de jaarrekening positief is, de opmerkingen uitwijzen dat er op het gebied van de uitvoering van de begroting, aanbestedingen en de planning van wervingsacties nog structurele problemen bestaan;

2.

is verheugd dat uit het jaarverslag van Eurojust over 2007 blijkt dat het agentschap sinds 1 oktober 2007 gebruikmaakt van het boekhoudkundige systeem ABAC (Accrual Based Accounting);

3.

constateert uit het jaarverslag van Eurojust over 2007 dat vanwege de snelle groei van het agentschap en de daaruit voortvloeiende behoefte aan een nieuw hoofdkantoor, Eurojust in samenwerking met het gastland werkt aan het vinden van extra tijdelijke kantoorruimte; constateert uit het jaarverslag van Eurojust over 2007 dat het gastland heeft toegezegd uiterlijk in 2012 voor passende andere huisvesting te zorgen;

4.

verzoekt Eurojust in zijn jaarverslag 2008 gegevens te verstrekken met betrekking tot de voortgang van de onderhandelingen over een nieuw hoofdkantoor, tijdelijke oplossingen alsmede de financiële gevolgen daarvan;

Hoog niveau van overgedragen kredieten

5.

neemt kennis van de conclusie van de Rekenkamer dat van de vastgelegde 18 000 000 EUR in 2007 er 5 200 000 EUR werd overgedragen;

6.

is verontrust over de conclusie van de Rekenkamer dat dit hoge niveau van overdrachten in strijd met het beginsel van jaarperiodiciteit is en op gebreken in de programmering en monitoring van de activiteiten van Eurojust wijst;

7.

neemt kennis van het antwoord van Eurojust dat het hoge niveau van overdrachten te wijten is aan het tekort aan medewerkers bij het beheer van de fondsen en aan problemen bij de uitvoering van het nieuwe stelsel voor aanbestedingen; stelt vast dat slechts 95 van de voor 2007 geldende 147 formatieplaatsen ingevuld waren;

8.

constateert dat Eurojust in 2008 een strategie heeft opgesteld om het aantal overdrachten te beperken;

Tekortkomingen in aanbestedingsprocedures

9.

erkent dat Eurojust, na opmerkingen van de Rekenkamer in voorgaande jaren, het beheer van zijn procedures voor het plaatsen van opdrachten heeft gecentraliseerd bij een gespecialiseerde eenheid;

10.

betreurt het dat de Rekenkamer net als in de twee voorgaande jaren bij aanbestedingsprocedures toch tekortkomingen heeft geconstateerd;

11.

is er verbaasd over dat Eurojust bestaande contracten heeft verlengd op een wijze die strijdig is met de regels, hoewel de einddatum van de contracten reeds lang bekend was, zoals blijkt uit de conclusie van de Rekenkamer;

12.

onderschrijft ten volle de aanbeveling van de Rekenkamer dat de ordonnateur voor het beheer van de aanbestedingsprocedures een doeltreffend systeem moet invoeren;

13.

constateert dat Eurojust voor 2008 een algemeen plan voor het plaatsen van openbare aanbestedingen heeft opgesteld en een besluit heeft goedgekeurd met betrekking tot de organisatie van aanbestedingen en bijbehorende taken en dat alle door de Rekenkamer genoemde contracten opnieuw zijn aanbesteed in overeenstemming met de voorschriften;

Tekortkomingen bij wervingsacties

14.

neemt kennis van de constatering van de Rekenkamer dat de personeelsformatie voor 2007 147 posten toestond, tegenover 112 voor 2006, en dat eind 2006 slechts 87 posten bezet waren;

15.

is er bezorgd over dat Eurojust er niet in geslaagd is de voor de formatie voor 2007 benodigde 60 personeelsleden aan te werven, maar dat eind 2007 slechts 95 posten bezet waren, zoals blijkt uit de conclusie van de Rekenkamer;

16.

is het met de Rekenkamer eens dat hieruit blijkt dat er bij het plannen van wervingsacties door Eurojust sprake is van tekortkomingen;

17.

betreurt het dat het aanzienlijke personeelstekort negatieve gevolgen heeft gehad voor de tenuitvoerlegging van de begroting door Eurojust, hetgeen door Eurojust ook wordt erkend;

18.

merkt op dat uit de antwoorden van Eurojust blijkt dat men ernaar streefde de formatieplaatsen in 2008 te bezetten;

19.

stelt vast dat eind 2008 130 van de 175 posten op het organigram van 2008 bezet waren; is ingenomen met het feit dat Eurojust het vacaturepercentage van 34 % van eind 2007 aan het eind van 2008 tot 25 % heeft teruggedrongen; dringt er bij Eurojust op aan ernaar te blijven streven de vacante posten zo spoedig mogelijk te bezetten;

20.

merkt uit het jaarverslag van Eurojust over 2007 op:

dat Eurojust een meerjarig personeelsbeleidsplan heeft opgesteld voor het tijdvak 2007-2010,

dat Eurojust een nieuw wervingsbeleid heeft vastgesteld waarin het wettelijke kader, de beginselen en de selectieprocedure worden beschreven, alsmede de functies en de betrokken partijen,

dat Eurojust voornemens is de overeenkomst voor een algemene banenmarkt voor de verschillende agentschappen te ondertekenen;

Follow-up van de kwijting voor 2006

21.

verzoekt Eurojust gevolg te geven aan de aanbevelingen van de Rekenkamer, met name op het gebied van de uitvoering van de begroting, aanbestedingen en werving en over de genomen maatregelen gedetailleerd verslag te doen in het jaarverslag over 2008;

22.

is verheugd over het feit dat op 24 september 2008 een praktische overeenkomst is gesloten inzake een regeling voor samenwerking tussen Eurojust en OLAF (7);

23.

verwijst voor andere horizontale opmerkingen over het kwijtingsbesluit naar zijn resolutie van 23 april 2009 over het financiële beheer van en het toezicht op EU-agentschappen (8).


(1)  PB C 278 van 31.10.2008, blz. 57.

(2)  PB C 311 van 5.12.2008, blz. 142.

(3)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(4)  PB L 63 van 6.3.2002, blz. 1.

(5)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.

(6)  PB L 88 van 31.3.2009, blz. 234.

(7)  PB C 314 van 9.12.2008, blz. 3.

(8)  Zie bladzijde 206 van dit Publicatieblad.


26.9.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 255/116


BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 23 april 2009

over de afsluiting van de rekeningen van Eurojust voor het begrotingsjaar 2007

(2009/644/EG)

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien de definitieve jaarrekening van Eurojust voor het begrotingsjaar 2007 (1),

gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van Eurojust voor het begrotingsjaar 2007, vergezeld van de antwoorden van Eurojust (2),

gezien de aanbeveling van de Raad van 10 februari 2009 (5588/2009 — C6-0060/2009),

gelet op het EG-verdrag, en met name artikel 276,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (3), en met name artikel 185,

gelet op Besluit 2002/187/JBZ van de Raad van 28 februari 2002 betreffende de oprichting van Eurojust teneinde de strijd tegen ernstige vormen van criminaliteit (4) te versterken, en met name artikel 36,

gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (5), en met name artikel 94,

gelet op artikel 71 en bijlage V van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (A6-0161/2009),

1.

neemt er kennis van dat de definitieve jaarrekening van Eurojust met de bijlage bij het verslag van de Rekenkamer overeenstemt;

2.

gaat akkoord met de afsluiting van de rekeningen van Eurojust voor het begrotingsjaar 2007;

3.

verzoekt zijn voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integrerend deel uitmaakt, te doen toekomen aan de administratief directeur van Eurojust, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).

De voorzitter

Hans-Gert PÖTTERING

De secretaris-generaal

Klaus WELLE


(1)  PB C 278 van 31.10.2008, blz. 57.

(2)  PB C 311 van 5.12.2008, blz. 142.

(3)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(4)  PB L 63 van 6.3.2002, blz. 1.

(5)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.


26.9.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 255/117


BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 23 april 2009

over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Geneesmiddelenbureau voor het begrotingsjaar 2007

(2009/645/EG)

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Geneesmiddelenbureau voor het begrotingsjaar 2007 (1),

gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees Geneesmiddelenbureau voor het begrotingsjaar 2007, vergezeld van de antwoorden van het Bureau (2),

gezien de aanbeveling van de Raad van 10 februari 2009 (5588/2009 — C6-0060/2009),

gelet op het EG-Verdrag, en met name artikel 276,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (3), en met name artikel 185,

gelet op Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 tot vaststelling van communautaire procedures voor het verlenen van vergunningen en het toezicht op geneesmiddelen voor menselijk en diergeneeskundig gebruik en tot oprichting van een Europees Geneesmiddelenbureau (4), en met name artikel 68,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, zoals bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (5), en met name artikel 94,

gelet op artikel 71 en bijlage V van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid (A6-0162/2009),

1.

verleent de uitvoerend directeur van het Europees Geneesmiddelenbureau kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Bureau voor het begrotingsjaar 2007;

2.

formuleert zijn opmerkingen in onderstaande resolutie;

3.

verzoekt zijn voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integrerend deel uitmaakt, te doen toekomen aan de uitvoerend directeur van het Europees Geneesmiddelenbureau, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).

De voorzitter

Hans-Gert PÖTTERING

De secretaris-generaal

Klaus WELLE


(1)  PB C 278 van 31.10.2008, blz. 10.

(2)  PB C 311 van 5.12.2008, blz. 27.

(3)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(4)  PB L 136 van 30.4.2004, blz. 1.

(5)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.


RESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 23 april 2009

met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Geneesmiddelenbureau voor het begrotingsjaar 2007

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Geneesmiddelenbureau voor het begrotingsjaar 2007 (1),

gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees Geneesmiddelenbureau voor het begrotingsjaar 2007, vergezeld van de antwoorden van het Bureau (2),

gezien de aanbeveling van de Raad van 10 februari 2009 (5588/2009 — C6-0060/2009),

gelet op het EG-Verdrag, en met name artikel 276,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (3), en met name artikel 185,

gelet op Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 tot vaststelling van communautaire procedures voor het verlenen van vergunningen en het toezicht op geneesmiddelen voor menselijk en diergeneeskundig gebruik en tot oprichting van een Europees Geneesmiddelenbureau (4), en met name artikel 68,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, zoals bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (5), en met name artikel 94,

gelet op artikel 71 en bijlage V van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid (A6-0162/2009),

A.

overwegende dat de Europese Rekenkamer verklaard heeft redelijke zekerheid te hebben verkregen dat de jaarrekening voor het begrotingsjaar 2007 betrouwbaar is en dat de onderliggende verrichtingen wettig en regelmatig zijn,

B.

overwegende dat het Parlement de uitvoerend directeur van het Europees Geneesmiddelenbureau op 22 april 2008 kwijting heeft verleend voor de uitvoering van de begroting van het Bureau voor het begrotingsjaar 2006 (6) en dat het in zijn resolutie behorende bij het kwijtingsbesluit onder andere:

kennis heeft genomen van het feit dat de Rekenkamer in zijn verslag voor 2006 opmerkt dat bij de administratieve uitgaven het bestedingspercentage voor vastleggingskredieten minder dan 60 % was;

heeft vastgesteld dat de begrote middelen voor 2006 in aanzienlijke omvang naar 2007 overgedragen zijn, gezien de aard van de projecten die het Bureau behandelt;

kennis heeft genomen van het feit dat de raad van beheer van het Bureau in december 2006 heeft besloten het vergoedingenstelsel in overleg met de bevoegde nationale instanties te herzien,

1.

wijst erop dat de begroting van het Bureau gefinancierd wordt uit de EU-begroting, en tevens — en hoofdzakelijk — via bijdragen die door de farmaceutische industrie worden betaald voor het verkrijgen of verlengen van een communautaire vergunning voor het in de handel brengen van geneesmiddelen; wijst er voorts op dat de algemene bijdrage van de Europese Unie tussen 2006 en 2007 met 24,48 % is gestegen en 24,13 % van de totale ontvangsten van het Bureau in 2007 vertegenwoordigt; is zich in deze context bewust van de nieuwe taken van het Bureau uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1901/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende geneesmiddelen voor pediatrisch gebruik (7), en de verhoging van de begrotingslijn voor weesgeneesmiddelen;

2.

verheugt zich over de inspanningen van het Bureau om meer wetenschappelijk advies te verstrekken in een vroeg stadium van de ontwikkeling van nieuwe medicijnen en over de invoering van maatregelen ter bespoediging van de beoordeling van medicijnen die van groot belang zijn voor de volksgezondheid en ter bespoediging van de ontwikkeling en uitvoering van telematicaprogramma’s;

3.

beschouwt het Bureau als een bron van belangrijk wetenschappelijk advies, wetenschappelijk onderbouwde aanbevelingen en beste praktijken voor de beoordeling van en het toezicht op geneesmiddelen in Europa; verwelkomt de bijdrage die het Bureau levert tot de harmonisatie van de internationale rechtsregels door de Commissie en de lidstaten;

4.

moedigt het Bureau aan zijn acties op het gebied van weesgeneesmiddelen voort te zetten; betreurt echter de verlaging van de ontvangsten voor weesgeneesmiddelen, die in hoofdzaak te wijten is aan een beleidswijziging met betrekking tot de verlaging van de bijdragen voor weesgeneesmiddelen als gevolg van de flexibiliteit die Verordening (EG) nr. 297/95 van de Raad van 10 februari 1995 inzake de vergoedingen die aan het Europees Geneesmiddelenbureau dienen te worden betaald (8) biedt, hetgeen in 2007 heeft geleid tot een daling met 26,25 % in vergelijking met 2006;

5.

onderstreept de belangrijke rol die het Bureau speelt bij het toezicht op de veiligheid van geneesmiddelen via het geneesmiddelenbewakingsnetwerk; pleit echter voor constante inspanningen om het niveau van het toezicht te verbeteren;

Tekortkomingen in het begrotingsbeheer van het telematicaprogramma

6.

neemt nota van de opmerking van de Rekenkamer dat het hoge bedrag aan overdrachten van administratieve uitgaven evenals in 2006 hoofdzakelijk toe te schrijven was aan het telematicaprogramma; neemt nota van de verklaring van de Rekenkamer dat deze situatie in strijd is met het beginsel van jaarperiodiciteit en dat het Bureau voor een betere planning van en beter toezicht op de uitvoering van het programma moet zorgen;

7.

neemt nota van de aanbeveling van de Rekenkamer dat het Bureau zou moeten overwegen om voor het telematicaprogramma te werken met het systeem van gesplitste kredieten, dat zich beter leent voor het begrotingsbeheer van dergelijke programma’s;

8.

verzoekt het Bureau onverwijld uitvoering te geven aan de aanbeveling van de Rekenkamer om voor het telematicaprogramma te werken met het systeem van gesplitste kredieten; verzoekt het Bureau in zijn jaarlijkse activiteitenverslag over 2008 verslag uit te brengen over de maatregelen die het heeft getroffen;

Tekortkomingen met betrekking tot aanbestedingsprocedures

9.

neemt kennis van de bevindingen van de Rekenkamer met betrekking tot aanbestedingsprocedures, namelijk dat:

de gekozen procedures in twee gevallen onvoldoende gemotiveerd waren;

de evaluatiemethoden voor de prijscriteria in drie gevallen ongeschikt waren;

de omvang van de aan te besteden diensten in één geval van een gezamenlijke aanbestedingsprocedure met vijf andere agentschappen niet naar behoren was vastgesteld;

10.

neemt kennis van de antwoorden van het Bureau, namelijk dat het:

een procedure voor objectieve evaluatie van de prijs als gunningscriterium heeft vastgesteld, die sinds 17 maart 2008 van kracht is;

de oorspronkelijke raming in het geval van de gezamenlijke aanbestedingsprocedure opnieuw moest worden geëvalueerd wegens de technologische vooruitgang in de periode tussen het moment dat de te verlenen diensten werden gedefinieerd en de start van de aanbestedingsprocedure;

11.

verzoekt het Bureau bovengenoemde tekortkomingen in de aanbestedingsprocedure te verhelpen en in zijn jaarlijkse activiteitenverslag over 2008 verslag uit te brengen over de maatregelen die het heeft getroffen;

Voortgang met de naleving van de verordening betreffende vergoedingen

12.

neemt er nota van dat de Rekenkamer in zijn jaarverslag over 2006 heeft vastgesteld dat de werkwijze van het Bureau om de volgende redenen in strijd was met de vergoedingenverordening: de cliënten van het Bureau werd een bedrag in rekening gebracht dat uit twee delen bestond, namelijk de kosten van het Bureau en een bedrag dat werd doorbetaald aan de rapporteurs van de lidstaten ter dekking van hun eigen kosten; die rapporteurs leverden echter nooit volledig bewijsmateriaal of documentatie over hun werkelijke kosten;

13.

neemt er kennis van dat de Rekenkamer in zijn jaarverslag over 2007 op deze bevindingen is teruggekomen en heeft vermeld dat de raad van beheer van het Bureau een groep kostprijsberekening heeft opgericht, die eind 2007 een voorstel heeft gedaan voor een alternatieve optie voor vergoeding van de rapporteurs;

14.

dringt er overeenkomstig de aanbeveling van de Rekenkamer op aan dat het Bureau verdere voortgang maakt om deze kwestie op te lossen en in zijn jaarlijkse activiteitenverslag over 2008 verslag uitbrengt over de follow-upmaatregelen die het heeft getroffen;

15.

verwijst voor andere horizontale opmerkingen over het kwijtingsbesluit naar zijn resolutie van 23 april 2009 over het financiële beheer van en het toezicht op EU-agentschappen (9).


(1)  PB C 278 van 31.10.2008, blz. 10.

(2)  PB C 311 van 5.12.2008, blz. 27.

(3)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(4)  PB L 136 van 30.4.2004, blz. 1.

(5)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.

(6)  PB L 88 van 31.3.2009, blz. 175.

(7)  PB L 378 van 27.12.2006, blz. 1.

(8)  PB L 35 van 15.2.1995, blz. 1.

(9)  Zie bladzijde 206 van dit Publicatieblad.


26.9.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 255/121


BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 23 april 2009

over de afsluiting van de rekeningen van het Europees Geneesmiddelenbureau voor het begrotingsjaar 2007

(2009/646/EG)

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Geneesmiddelenbureau voor het begrotingsjaar 2007 (1),

gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees Geneesmiddelenbureau voor het begrotingsjaar 2007, vergezeld van de antwoorden van het Bureau (2),

gezien de aanbeveling van de Raad van 10 februari 2009 (5588/2009 — C6-0060/2009),

gelet op het EG-Verdrag, en met name artikel 276,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (3), en met name artikel 185,

gelet op Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 tot vaststelling van communautaire procedures voor het verlenen van vergunningen en het toezicht op geneesmiddelen voor menselijk en diergeneeskundig gebruik en tot oprichting van een Europees Geneesmiddelenbureau (4), en met name artikel 68,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, zoals bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (5), en met name artikel 94,

gelet op artikel 71 en bijlage V van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid (A6-0162/2009),

1.

neemt er kennis van dat de definitieve jaarrekening van het Europees Geneesmiddelenbureau met de bijlage bij het verslag van de Rekenkamer overeenstemt;

2.

gaat akkoord met de afsluiting van de rekeningen van het Europees Geneesmiddelenbureau voor het begrotingsjaar 2007;

3.

verzoekt zijn voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de uitvoerend directeur van het Europees Geneesmiddelenbureau, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).

De voorzitter

Hans-Gert PÖTTERING

De secretaris-generaal

Klaus WELLE


(1)  PB C 278 van 31.10.2008, blz. 10.

(2)  PB C 311 van 5.12.2008, blz. 27.

(3)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(4)  PB L 136 van 30.4.2004, blz. 1.

(5)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.


26.9.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 255/122


BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 23 april 2009

over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart voor het begrotingsjaar 2007

(2009/647/EG)

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart voor het begrotingsjaar 2007 (1),

gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart voor het begrotingsjaar 2007, vergezeld van de antwoorden van het Agentschap (2),

gezien de aanbeveling van de Raad van 10 februari 2009 (5588/2009 — C6-0060/2009),

gelet op het EG-verdrag, en met name artikel 276,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (3), en met name artikel 185,

gelet op Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 20 februari 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (4), en met name artikel 60,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (5), en met name artikel 94,

gelet op artikel 71 en bijlage V van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie vervoer en toerisme (A6-0163/2009),

1.

verleent de uitvoerend directeur van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Agentschap voor het begrotingsjaar 2007;

2.

formuleert zijn opmerkingen in onderstaande resolutie;

3.

verzoekt zijn voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integrerend deel uitmaakt, te doen toekomen aan de uitvoerend directeur van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).

De voorzitter

Hans-Gert PÖTTERING

De secretaris-generaal

Klaus WELLE


(1)  PB C 278 van 31.10.2008, blz. 16.

(2)  PB C 311 van 5.12.2008, blz. 20.

(3)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(4)  PB L 79 van 19.3.2008, blz. 1.

(5)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.


RESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 23 april 2009

met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart voor het begrotingsjaar 2007

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart voor het begrotingsjaar 2007 (1),

gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart voor het begrotingsjaar 2007, vergezeld van de antwoorden van het Agentschap (2),

gezien de aanbeveling van de Raad van 10 februari 2009 (5588/2009 — C6-0060/2009),

gelet op het EG-verdrag, en met name artikel 276,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (3), en met name artikel 185,

gelet op Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 20 februari 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (4), en met name artikel 60,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (5), en met name artikel 94,

gelet op artikel 71 en bijlage V van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie vervoer en toerisme (A6-0163/2009),

A.

overwegende dat de Rekenkamer verklaard heeft redelijke zekerheid te hebben verkregen dat de jaarrekening voor het begrotingsjaar 2007 betrouwbaar is en dat de onderliggende verrichtingen wettig en regelmatig zijn,

B.

overwegende dat het Parlement de uitvoerend directeur van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart op 22 april 2008 kwijting heeft verleend voor de uitvoering van de begroting van het Agentschap voor het begrotingsjaar 2006 (6) en dat het in zijn resolutie behorende bij het kwijtingsbesluit onder andere:

nota neemt van het dringende verzoek van de Rekenkamer aan het Agentschap om, in samenwerking met de Commissie, de bestaande vergoedingsregeling te herzien om ervoor te zorgen dat de kosten van het Agentschap voor de certificeringsactiviteiten gerechtvaardigd zijn en gedekt worden door de vergoedingen,

het Agentschap en de Commissie verzoekt de vergoedingenstructuur van het Agentschap te herzien om de kosten en inkomsten voor certificeringsactiviteiten in evenwicht te brengen,

nota neemt van het antwoord van het Agentschap dat de nieuwe verordening betreffende de geheven vergoedingen en rechten (7) die op 1 juni 2007 in werking is getreden, voldoende inkomsten zou moeten genereren om de kosten van certificeringsactiviteiten te dekken,

er bij het Agentschap op aandringt om een doeltreffend vorderingenbeheerssysteem in te voeren dat eventueel ook in rente bij te late betaling voorziet,

1.

wijst erop dat het Agentschap kon beschikken over 72 045 000 EUR aan vastleggings- en betalingskredieten uit de begroting 2007;

2.

neemt kennis van de opmerking van de Rekenkamer dat de lijst van het aantal ambten in 2007 467 tijdelijke posten telde, maar dat de op de begroting opgenomen kredieten voor personeelsuitgaven de feitelijke personeelskosten voor deze posten niet dekten, en dat het Agentschap derhalve met de Commissie overeenkwam het aantal posten terug te brengen tot maximaal 342, waarvan er aan het eind van het jaar 333 waren vervuld;

3.

neemt kennis van het antwoord van het Agentschap dat de inkrimping van het personeelsbestand was toe te schrijven aan het feit dat de inkomsten gedurende de eerste twee jaar van de tenuitvoerlegging van de verordening betreffende vergoedingen en rechten onvoldoende waren om de geraamde kosten te dekken; merkt op dat het Agentschap verwijst naar een met de Commissie overeengekomen personeelsbeleidsplan 2008-2010 waarin de personeelsinkrimping zijn neerslag vindt;

4.

merkt op dat het gebrek aan evenwicht tussen de kosten en inkomsten zoals dit in de vorige kwijtingsresolutie naar voren kwam, ertoe leidde dat het geplande personeelsbestand met 25 %, van 467 tot maximaal 342, moest worden verminderd;

5.

verwacht dat het Agentschap in de jaarrekening voor het begrotingsjaar 2008 informatie zal opnemen over de vraag in hoeverre een evenwicht tussen de kosten en inkomsten in verband met certificeringsactiviteiten kan worden bereikt via de tenuitvoerlegging van de nieuwe verordening betreffende vergoedingen en rechten;

6.

neemt kennis van de kritiek van de Rekenkamer dat de veranderingen in het personeelsbestand van het Agentschap in 2007 niet tot uitdrukking kwamen in de lijst van het aantal ambten die niet dienovereenkomstig werd gewijzigd;

7.

onderschrijft ten volle de aanbeveling van de Rekenkamer dat het Agentschap zorgvuldig dient na te gaan of de uitgavenramingen consistent zijn, aangezien deze de basis vormen voor de besluiten van de begrotingsautoriteit, met name wat de personeelskosten betreft; verzoekt het Agentschap ervoor te zorgen dat de lijst van het aantal ambten overeenkomt met de feitelijke situatie;

8.

stelt vast dat de Rekenkamer en het Agentschap van mening verschillen over de berekening van een bedrag van 14 900 000 EUR aan bestemmingsontvangsten die het Agentschap in 2007 heeft ontvangen ter dekking van toekomstige certificeringskosten; neemt nota van het standpunt van de Rekenkamer dat het Agentschap in zijn berekening abusievelijk vergoedingen heeft opgenomen die werden geheven op grond van de eerdere verordening betreffende vergoedingen en rechten; neemt ter kennis dat het Agentschap een verklaring voor zijn berekening heeft gegeven ertoe strekkende dat het die vergoedingen op grond van de basisverordening in zijn berekening mocht opnemen;

9.

neemt kennis van de kritiek van de Rekenkamer op verschillende gecontroleerde aanbestedingsprocedures; stelt vast dat de Rekenkamer één procedure, waarin de inschrijvers onvolledige informatie over de gunningscriteria en de beoordeling ervan ontvingen, als ondoorzichtig beschouwde; neemt kennis van de opmerking van de Rekenkamer dat in drie gevallen de niet-openbare procedure werd toegepast, hoewel er een openbare aanbesteding had moeten plaatsvinden omdat de totale waarde van de diensten het drempelbedrag overschreed;

10.

verzoekt het Agentschap de in zijn antwoorden gedane belofte na te komen om zich strikt te houden aan de voorschriften voor aanbestedingen en speciaal aandacht te besteden aan het verstrekken van duidelijke informatie aan potentiële inschrijvers;

11.

dringt er bij de Commissie op aan ervoor te zorgen dat het Agentschap in de toekomst de financiële discipline strikt in acht neemt en zich altijd aan de overeengekomen begroting houdt;

12.

verwijst voor andere horizontale opmerkingen over het kwijtingsbesluit naar zijn resolutie van 23 april 2009 over het financiële beheer van en het toezicht op EU-agentschappen (8).


(1)  PB C 278 van 31.10.2008, blz. 16.

(2)  PB C 311 van 5.12.2008, blz. 20.

(3)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(4)  PB L 79 van 19.3.2008, blz. 1.

(5)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.

(6)  PB L 88 van 31.3.2009, blz. 201.

(7)  Verordening (EG) nr. 593/2007 van de Commissie (PB L 140 van 1.6.2007, blz. 3).

(8)  Zie bladzijde 206 van dit Publicatieblad.


26.9.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 255/125


BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 23 april 2009

over de afsluiting van de rekeningen van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart voor het begrotingsjaar 2007

(2009/648/EG)

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart voor het begrotingsjaar 2007 (1),

gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart voor het begrotingsjaar 2007, vergezeld van de antwoorden van het Agentschap (2),

gezien de aanbeveling van de Raad van 10 februari 2009 (5588/2009 — C6-0060/2009),

gelet op het EG-verdrag, en met name artikel 276,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (3), en met name artikel 185,

gelet op Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 20 februari 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (4), en met name artikel 60,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (5), en met name artikel 94,

gelet op artikel 71 en bijlage V van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie vervoer en toerisme (A6-0163/2009),

1.

neemt er kennis van dat de definitieve jaarrekening van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart, met de bijlage bij het verslag van de Rekenkamer overeenstemt;

2.

gaat akkoord met de afsluiting van de rekeningen van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart voor het begrotingsjaar 2007;

3.

verzoekt zijn voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de uitvoerend directeur van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).

De voorzitter

Hans-Gert PÖTTERING

De secretaris-generaal

Klaus WELLE


(1)  PB C 278 van 31.10.2008, blz. 16.

(2)  PB C 311 van 5.12.2008, blz. 20.

(3)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(4)  PB L 79 van 19.3.2008, blz. 1.

(5)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.


26.9.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 255/126


BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 23 april 2009

over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen voor het begrotingsjaar 2007

(2009/649/EG)

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen voor het begrotingsjaar 2007 (1),

gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen voor het begrotingsjaar 2007, vergezeld van de antwoorden van het agentschap (2),

gezien de aanbeveling van de Raad van 10 februari 2009 (5588/2009 — C6-0060/2009),

gelet op het EG-verdrag, en met name artikel 276,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (3), en met name artikel 185,

onder verwijzing naar zijn resolutie van 18 december 2008 over de evaluatie en de toekomstige ontwikkeling van het Frontex-agentschap en over het Europese grensbewakingssysteem EUROSUR (4),

gelet op Verordening (EG) nr. 2007/2004 van de Raad van 26 oktober 2004 houdende oprichting van een Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen (5), en met name artikel 30,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (6), en met name artikel 94,

gelet op artikel 71 en bijlage V van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (A6-0166/2009),

1.

verleent de uitvoerend directeur van het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen kwijting voor de uitvoering van de begroting van het agentschap voor het begrotingsjaar 2007;

2.

formuleert zijn opmerkingen in onderstaande resolutie;

3.

verzoekt zijn voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integrerend deel uitmaakt, te doen toekomen aan de uitvoerend directeur van het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).

De voorzitter

Hans-Gert PÖTTERING

De secretaris-generaal

Klaus WELLE


(1)  PB C 278 van 31.10.2008, blz. 7.

(2)  PB C 311 van 5.12.2008, blz. 34.

(3)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(4)  Aangenomen teksten, P6_TA(2008)0633.

(5)  PB L 349 van 25.11.2004, blz. 1.

(6)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.


RESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 23 april 2009

met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen voor het begrotingsjaar 2007

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen voor het begrotingsjaar 2007 (1),

gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen voor het begrotingsjaar 2007, vergezeld van de antwoorden van het agentschap (2),

gezien de aanbeveling van de Raad van 10 februari 2009 (5588/2009 — C6-0060/2009),

gelet op het EG-verdrag, en met name artikel 276,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (3), en met name artikel 185,

onder verwijzing naar zijn resolutie van 18 december 2008 over de evaluatie en de toekomstige ontwikkeling van het Frontex-agentschap en over het Europese grensbewakingssysteem EUROSUR (4),

gelet op Verordening (EG) nr. 2007/2004 van de Raad van 26 oktober 2004 houdende oprichting van een Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen (5), en met name artikel 30,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (6), en met name artikel 94,

gelet op artikel 71 en bijlage V van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (A6-0166/2009),

A.

overwegende dat de Rekenkamer verklaard heeft redelijke zekerheid te hebben verkregen dat de jaarrekening voor het begrotingsjaar 2007 betrouwbaar is en dat de onderliggende verrichtingen wettig en regelmatig zijn,

B.

overwegende dat het Parlement op 22 april 2008 kwijting heeft verleend aan de uitvoerend directeur van het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen voor de uitvoering van de begroting van het agentschap voor het begrotingsjaar 2006 (7) en, onder andere,

in kennis heeft genomen dat de Rekenkamer in zijn verslag voor 2006 opmerkt dat voor het financieel jaar 2006 het vastleggingspercentage 85 % bedroeg; dat het overdrachtpercentage ruim 70 % bedroeg en dat voor de operationele uitgaven bijna 85 %; dat voor dat jaar de overschrijvingen tussen de hoofdstukken en titels hoger waren dan het in het Financieel Reglement vastgestelde plafond van 10 %; het budgettaire beginsel van specificiteit werd bijgevolg niet strikt nageleefd;

het Agentschap heeft verzocht zijn financiële beleid te verbeteren, vooral met betrekking tot de verhoging van zijn budget voor de begrotingsjaren 2007 en 2008,

C.

overwegende dat 2007 het tweede volle werkjaar was voor het Agentschap,

1.

merkt op dat de begroting voor 2007 van het Agentschap (42 100 000 EUR) meer dan het dubbele van de begroting voor 2006 (19 200 000 EUR) beliep;

2.

wijst op de kritiek van de Rekenkamer dat er voor een bedrag van 18 400 000 EUR aan vastleggingen met betrekking tot subsidieovereenkomsten voor beleidsactiviteiten naar 2008 is overgedragen, en dat een aanzienlijk deel van die vastleggingen op overdreven kostenramingen berustte;

3.

erkent dat in het geval van het Agentschap de kostenramingen bijzonder ingewikkeld zijn, omdat, zoals in de antwoorden van het Agentschap op de kritiek van de Rekenkamer ook wordt aangevoerd, het Agentschap voor zijn operaties aangewezen is op door de lidstaten verstrekte uitrusting;

4.

merkt op dat het Agentschap een centraal register van technische uitrusting (CRATE) heeft aangelegd voor het materiaal van de lidstaten dat kan worden gebruikt bij operaties; merkt op dat CRATE is gekoppeld aan een gemeenschappelijke kostenberekeningsmethode, die moet leiden tot een meer efficiënte toewijzing van begrotingsmiddelen;

5.

is bezorgd over de bevinding van de Rekenkamer dat het hoge bedrag aan door het Agentschap aangehouden kasmiddelen ongebruikt op buitengewoon laag rentende bankrekeningen blijft staan, omdat er geen beleid inzake kasbeheer is vastgesteld; neemt er nota van dat het Agentschap volgens de rekeningen (balans) op 31 december 2007 kon beschikken over 32 600 000 EUR aan kasmiddelen en kasequivalenten;

6.

neemt kennis van het antwoord van het Agentschap dat het zal proberen met zijn bank te onderhandelen over de voorwaarden en bekijken of andere banken betere voorwaarden bieden;

7.

dringt er bij het Agentschap op aan een beleid inzake kasbeheer aan te nemen en in zijn algemeen verslag voor 2008 een overzicht te geven van de genomen maatregelen en de geboekte resultaten;

Follow-up van de kwijting voor 2006

8.

herinnert eraan dat het begrotingsjaar 2006 het eerste jaar was dat het Agentschap financieel zelfstandig was en aan de kwijtingsprocedure was onderworpen;

9.

betreurt dat de Rekenkamer in het jaarverslag 2007 gewezen heeft op verschillende tekortkomingen die reeds in het jaarverslag 2006 werden onderlijnd, met name:

een hoog niveau van overgedragen kredieten en annuleringen: bijna 70 % van de voor 2007 beschikbare kredieten werd niet besteed,

juridische verbintenissen aangegaan nog voordat de begrotingsvastleggingen waren gedaan,

aanwervingsprocedures die, volgens de Rekenkamer, in strijd waren met de regels, met name met het beginsel van gelijke behandeling, aangezien het minimumaantal jaren ervaring dat voor een bepaalde functie vereist was, verschilde van het aantal dat was overeengekomen tussen de agentschappen en de Commissie;

10.

wijst op het antwoord van het Agentschap met betrekking tot het hoge bedrag aan overdrachten, dat gedeeltelijk toe te schrijven was aan een bedrag van 7 000 000 EUR dat in juni 2007 door de Commissie beschikbaar werd gesteld voor maritieme operaties, waarvoor schepen en vliegtuigen van de lidstaten beschikbaar moeten zijn en die complex en tijdrovend zijn, zodat pas eind 2007 vastleggingen konden worden aangegaan;

11.

is echter bezorgd over het hoge niveau van overdrachten waar de Rekenkamer op heeft gewezen en verzoekt het Agentschap dit probleem, dat reeds in 2006 in het verslag van de Rekenkamer werd aangestipt, aan te pakken; wijst erop dat de reserve van 19 900 000 EUR in de begroting voor 2007 van het Agentschap pas in juni 2007 werd vrijgemaakt; neemt kennis van de reacties hierop van het Agentschap;

12.

roept Frontex op werk te maken van de door de Rekenkamer opgemerkte terugkerende problemen met het systeem voor vastleggingskredieten;

13.

is verheugd over het feit dat het Agentschap in 2008 een actieplan heeft aangenomen om de tekortkomingen van het vastleggingssysteem aan te pakken; merkt op dat dit actieplan onder meer het opleggen van deadlines aan de lidstaten inhoudt voor het bij het Agentschap indienen van een begrotingsraming over hun medefinanciering, zodat een definitief bedrag voor vergoedingen kan worden opgesteld en handtekeningen achteraf kunnen worden voorkomen;

14.

verzoekt het Agentschap in zijn algemeen verslag voor 2008 een overzicht te geven van de geboekte resultaten in het kader van het actieplan;

15.

is van oordeel dat er een verband bestaat tussen de specifieke vorm van de samenwerking tussen het Agentschap en de lidstaten, waarbij de lidstaten worden verondersteld uitrusting ter beschikking te stellen voor de operaties van het Agentschap, en de tekortkomingen waar de Rekenkamer op heeft gewezen op het vlak van begrotingsplanning, met name kostenramingen, en begrotingsuitvoering, met name overdrachten en het probleem van handtekeningen achteraf;

16.

herhaalt dat het Parlement, in zijn voornoemde resolutie van 18 december 2008:

a)

het Agentschap heeft opgeroepen een verslag in te dienen bij het Parlement en de Raad over het eigenlijke gebruik en de reële beschikbaarheid van materieel van de lidstaten, met nadruk op eventuele moeilijkheden,

b)

de lidstaten heeft opgeroepen om ingeval van een blijvend tekort aan middelen snel te zorgen voor een substantiële wijziging in de begroting van het Agentschap zodat het zijn missies kan blijven uitvoeren, en eventueel de juridische aspecten te bekijken rond toekomstige huur en/of aanschaf van de materialen die het daarvoor nodig heeft,

c)

erop heeft gewezen dat het Parlement, in zijn hoedanigheid van begrotingsautoriteit, de begroting van het Agentschap sinds de oprichting daarvan al eens heeft verhoogd, en erop zou toezien dat zijn begroting juist wordt uitgevoerd en zo nodig wordt aangepast naarmate het takenpakket evolueert;

17.

roept het Agentschap op zijn financiële beheer te verbeteren, in overeenstemming met de opmerkingen van de Rekenkamer; merkt op dat het Agentschap, in zijn antwoorden aan de Rekenkamer, de nadruk heeft gelegd op de specifieke vorm van samenwerking tussen het Agentschap en de lidstaten, waarbij de werking van het Agentschap afhankelijk is van uitrusting verstrekt door de lidstaten;

18.

is vastberaden in de toekomst de impact van de samenwerking van het Agentschap met de lidstaten op het vlak van het financiële beheer nauwlettend op te volgen;

19.

betreurt dat Frontex aanwervingsprocedures heeft moeten volgen die niet geheel overeenstemden met de algemene bepalingen voor de toepassing van het Statuut, om hoog gekwalificeerde specialisten aan te trekken;

20.

merkt op dat het Agentschap de kritiek van de Rekenkamer met betrekking tot aanwervingen, dat het het beginsel van gelijke behandeling niet heeft geëerbiedigd, omdat het vereiste minimumaantal jaren beroepservaring voor een bepaalde functie afweek van het aantal dat door de Commissie en de agentschappen was overeengekomen, niet aanvaardt; merkt op dat het Agentschap van mening is dat de aangewende procedure in overeenstemming is met de regels, aangezien zeer gespecialiseerd personeel moest worden aangeworven in moeilijke omstandigheden; stelt vast dat in het Statuut is vastgelegd dat de communautaire agentschappen hun algemene uitvoeringsbepalingen (GIP) moeten overeenkomen met de Commissie; stelt vast dat de Commissie modelbesluiten heeft opgesteld voor de algemene uitvoeringsbepalingen; merkt op dat de Commissie nog niet heeft ingestemd met het ontwerp van de algemene uitvoeringsbepalingen dat is ingediend door het Agentschap; roept het Agentschap op om, conform de aanbeveling van de Raad, de aanwervingscriteria van het Statuut strikt na te leven, om te zorgen voor een gelijke behandeling op het vlak van het aantal jaren ervaring dat voor een bepaalde functie vereist is;

21.

verzoekt Frontex zijn financiële beheer te verbeteren, vooral met betrekking tot de verhoging van zijn budget voor 2008 en 2009;

22.

verwijst voor andere horizontale opmerkingen over het kwijtingsbesluit naar zijn resolutie van 23 april 2009 over het financiële beheer van en het toezicht op EU-agentschappen (8).


(1)  PB C 278 van 31.10.2008, blz. 7.

(2)  PB C 311 van 5.12.2008, blz. 34.

(3)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(4)  Aangenomen teksten, P6_TA(2008)0633.

(5)  PB L 349 van 25.11.2004, blz. 1.

(6)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.

(7)  PB L 88 van 31.3.2009, blz. 226.

(8)  Zie bladzijde 206 van dit Publicatieblad.


26.9.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 255/131


BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 23 april 2009

over de afsluiting van de rekeningen van het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen voor het begrotingsjaar 2007

(2009/650/EG)

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen voor het begrotingsjaar 2007 (1),

gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen voor het begrotingsjaar 2007, vergezeld van de antwoorden van het agentschap (2),

gezien de aanbeveling van de Raad van 10 februari 2009 (5588/2009 — C6-0060/2009),

gelet op het EG-verdrag, en met name artikel 276,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (3), en met name artikel 185,

onder verwijzing naar zijn resolutie van 18 december 2008 over de evaluatie en de toekomstige ontwikkeling van het Frontex-agentschap en over het Europese grensbewakingssysteem EUROSUR (4),

gelet op Verordening (EG) nr. 2007/2004 van de Raad van 26 oktober 2004 houdende oprichting van een Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen (5), en met name artikel 30,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (6), en met name artikel 94,

gelet op artikel 71 en bijlage V van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (A6-0166/2009),

1.

neemt er kennis van dat de definitieve jaarrekening van het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen met de bijlage bij het verslag van de Rekenkamer overeenstemt;

2.

gaat akkoord met de afsluiting van de jaarrekening van het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen voor het begrotingsjaar 2007;

3.

verzoekt zijn voorzitter dit besluit, te doen toekomen aan de uitvoerend directeur van het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).

De voorzitter

Hans-Gert PÖTTERING

De secretaris-generaal

Klaus WELLE


(1)  PB C 278 van 31.10.2008, blz. 7.

(2)  PB C 311 van 5.12.2008, blz. 34.

(3)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(4)  Aangenomen teksten, P6_TA(2008)0633.

(5)  PB L 349 van 25.11.2004, blz. 1.

(6)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.


26.9.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 255/133


BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 23 april 2009

over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding voor het begrotingsjaar 2007

(2009/651/EG)

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Centrum voor ziektepreventie en bestrijding voor het begrotingsjaar 2007 (1),

gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees Centrum voor ziektepreventie en bestrijding voor het begrotingsjaar 2007, vergezeld van de antwoorden van het Centrum (2),

gezien de aanbeveling van de Raad van 10 februari 2009 (5588/2009 — C6-0060/2009),

gelet op het EG-verdrag, en met name artikel 276,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (3), en met name artikel 185,

gelet op Verordening (EG) nr. 851/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 tot oprichting van een Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding (4), en met name artikel 23,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (5), en met name artikel 94,

gelet op artikel 71 en bijlage V van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid (A6-0170/2009),

1.

verleent de directeur van het Europees Centrum voor ziektepreventie en bestrijding kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Centrum voor het begrotingsjaar 2007;

2.

formuleert zijn opmerkingen in onderstaande resolutie;

3.

verzoekt zijn voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integrerend deel uitmaakt, te doen toekomen aan de directeur van het Europees Centrum voor ziektepreventie en bestrijding, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).

De voorzitter

Hans-Gert PÖTTERING

De secretaris-generaal

Klaus WELLE


(1)  PB C 278 van 31.10.2008, blz. 48.

(2)  PB C 311 van 5.12.2008, blz. 122.

(3)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(4)  PB L 142 van 30.4.2004, blz. 1.

(5)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.


RESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 23 april 2009

met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Centrum voor ziektepreventie en bestrijding voor het begrotingsjaar 2007

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Centrum voor ziektepreventie en bestrijding voor het begrotingsjaar 2007 (1),

gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees Centrum voor ziektepreventie en bestrijding voor het begrotingsjaar 2007, vergezeld van de antwoorden van het Centrum (2),

gezien de aanbeveling van de Raad van 10 februari 2009 (5588/2009 — C6-0060/2009),

gelet op het EG-verdrag, en met name artikel 276,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (3), en met name artikel 185,

gelet op Verordening (EG) nr. 851/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 tot oprichting van een Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding (4), en met name artikel 23,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (5), en met name artikel 94,

gelet op artikel 71 en bijlage V van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid (A6-0170/2009),

A.

overwegende dat de Rekenkamer verklaard heeft redelijke zekerheid te hebben verkregen dat de jaarrekening voor het begrotingsjaar 2007 betrouwbaar is en dat de onderliggende verrichtingen wettig en regelmatig zijn,

B.

overwegende dat het Parlement de directeur van het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding op 22 april 2008 kwijting heeft verleend voor de uitvoering van de begroting voor het begrotingsjaar 2006 (6), en daarbij onder andere wees op de opmerking van de Rekenkamer in haar jaarverslag over 2006 dat nagenoeg 45 % van de in dat jaar aangegane betalingsverplichtingen zijn overgedragen, en dat gedurende de tweede helft van 2006 tal van overschrijvingen zijn verricht, hoofdzakelijk als gevolg van onnauwkeurige ramingen van de personeelsbehoeften, zonder dat de raad van bestuur van het Centrum daarvan tijdig in kennis was gesteld,

1.

merkt op dat de begroting van het Centrum van 17 100 000 EUR in 2006 is verhoogd tot 28 900 000 EUR in 2007;

2.

beschouwt het Centrum als een belangrijke instelling voor de verbetering en ontwikkeling van het Europees toezicht op ziekten, en voor de beoordeling en het signaleren van bestaande en opkomende bedreigingen voor de menselijke gezondheid door infectieziekten;

3.

stelt met voldoening vast dat het Centrum in 2007 een aanzienlijk aantal producten en diensten voor epidemiologie, toezicht en preventie en beheersing van overdraagbare aandoeningen heeft kunnen ontwikkelen en een ruime verscheidenheid aan wetenschappelijke rapporten heeft gepubliceerd;

4.

merkt op dat het percentage overdrachten in 2006 bijna 45 % bedroeg, en dat daarin geen belangrijke verbetering is opgetreden in 2007, toen het nagenoeg 43 % beliep, hetgeen aantoont dat het Centrum problemen ondervindt met de uitvoering van zijn begroting;

5.

wijst voorts op de opmerking van de Rekenkamer dat de omvang van de begrotingswijzigingen aantoont dat het toezicht op de uitvoering van de begroting op een aantal punten tekort schiet;

6.

neemt met bezorgdheid kennis van de bevinding van de Rekenkamer dat deze situatie in strijd is met het jaarperiodiciteits- en het specialiteitsbeginsel;

7.

neemt kennis van de opmerking van de Rekenkamer dat, hoewel het werkprogramma 2007 van het Centrum activiteitsgeoriënteerd was, de begrotingswijzigingen niet vergezeld gingen van een evaluatie van de gevolgen daarvan voor het werkprogramma en voor de verwezenlijking van de doelstellingen;

8.

neemt met voldoening kennis van het antwoord van het Centrum dat het met ingang van 2008 een begin heeft gemaakt met de actualisering van zijn werkprogramma op basis van eventuele begrotingswijzigingen;

9.

neemt kennis van de kritiek van de Rekenkamer met betrekking tot de beperkte betrouwbaarheid van de aan de hand van een spreadsheet bijgehouden inventaris;

10.

neemt met voldoening ter kennis dat het Centrum inmiddels een nieuw inventarisatiesysteem heeft ingevoerd, dat zal worden gebruikt voor de afsluiting van de rekeningen over 2008;

11.

is bezorgd over de opmerking van de Rekenkamer dat het Centrum voor 500 000 EUR heeft gespendeerd aan renovatiewerkzaamheden in de door het Centrum gehuurde kantoorgebouwen en dat, evenals in 2006, tot deze werkzaamheden is besloten via een rechtstreekse overeenkomst tussen het Centrum en de eigenaar, zonder nadere specificatie omtrent de aard van de werken, de termijnen of de betalingsvoorwaarden; stelt vast dat deze praktijk volgens de Rekenkamer in strijd is met het Financieel Reglement en indruist tegen het zuinigheidsbeginsel;

12.

dringt er bij het Centrum op aan zijn werkmethoden zo spoedig mogelijk in overeenstemming te brengen met het Financieel Reglement en het zuinigheidsbeginsel, en in zijn rapport over het in 2008 gevoerde begrotings- en financiële beheer verslag uit te brengen over het gevolg dat het aan de opmerkingen van de Rekenkamer heeft gegeven;

13.

neemt kennis van de vooruitgang bij de uitvoering van het rekruteringsplan van het Centrum, maar benadrukt dat er verdere inspanningen nodig zijn om zijn personeelsformatie voltallig te maken;

Maatregelen in vervolg op voorgaande kwijtingsprocedures

14.

merkt op dat de Rekenkamer, evenals in 2006, tekortkomingen bij de uitvoering van de begroting heeft geconstateerd, en met name een hoog bedrag aan overgedragen kredieten;

15.

verzoekt het Centrum effectief gevolg te geven aan de aanbevelingen van de Rekenkamer, met name wat betreft de uitvoering van de begroting, en in zijn volgende jaarverslag over 2008 te rapporteren over de genomen maatregelen en de bereikte resultaten;

16.

verwijst voor andere horizontale opmerkingen over het kwijtingbesluit naar zijn resolutie van 23 april 2009 over het financiële beheer van en het toezicht op EU-agentschappen (7).


(1)  PB C 278 van 31.10.2008, blz. 48.

(2)  PB C 311 van 5.12.2008, blz. 122.

(3)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(4)  PB L 142 van 30.4.2004, blz. 1.

(5)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.

(6)  PB L 88 van 31.3.2009, blz. 126.

(7)  Zie bladzijde 206 van dit Publicatieblad.


26.9.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 255/136


BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 23 april 2009

over de afsluiting van de rekeningen van het Europees Centrum voor ziektepreventie en bestrijding voor het begrotingsjaar 2007

(2009/652/EG)

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Centrum voor ziektepreventie en bestrijding voor het begrotingsjaar 2007 (1),

gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees Centrum voor ziektepreventie en bestrijding voor het begrotingsjaar 2007, vergezeld van de antwoorden van het Centrum (2),

gezien de aanbeveling van de Raad van 10 februari 2009 (5588/2009 — C6-0060/2009),

gelet op het EG-verdrag, en met name artikel 276,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (3), en met name artikel 185,

gelet op Verordening (EG) nr. 851/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 tot oprichting van een Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding (4), en met name artikel 23,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 23 december 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (5), en met name artikel 94,

gelet op artikel 71 en bijlage V van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid (A6-0170/2009),

1.

neemt er kennis van dat de definitieve jaarrekening van het Europees Centrum voor ziektepreventie en bestrijding, met de bijlage bij het verslag van de Rekenkamer overeenstemt:

2.

gaat akkoord met de afsluiting van de rekeningen van het Europees Centrum voor ziektepreventie en bestrijding voor het begrotingsjaar 2007;

3.

verzoekt zijn voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de directeur van het Europees Centrum voor ziektepreventie en bestrijding, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).

De voorzitter

Hans-Gert PÖTTERING

De secretaris-generaal

Klaus WELLE


(1)  PB C 278 van 31.10.2008, blz. 48.

(2)  PB C 311 van 5.12.2008, blz. 122.

(3)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(4)  PB L 142 van 30.4.2004, blz. 1.

(5)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.


26.9.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 255/137


BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 23 april 2009

over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving voor het begrotingsjaar 2007

(2009/653/EG)

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving voor het begrotingsjaar 2007 (1),

gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving voor het begrotingsjaar 2007, vergezeld van de antwoorden van het Waarnemingscentrum (2),

gezien de aanbeveling van de Raad van 10 februari 2009 (5588/2009 — C6-0060/2009),

gelet op het EG-Verdrag, en met name artikel 276,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (3), en met name artikel 185,

gelet op Verordening (EG) nr. 1920/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 over het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving (4), en met name artikel 15,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 23 december 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (5), en met name artikel 94,

gelet op artikel 71 en bijlage V van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (A6-0175/2009),

1.

verleent de directeur van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Waarnemingscentrum voor het begrotingsjaar 2007;

2.

formuleert zijn opmerkingen in onderstaande resolutie;

3.

verzoekt zijn voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integraal deel uitmaakt, te doen toekomen aan de directeur van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).

De voorzitter

Hans-Gert PÖTTERING

De secretaris-generaal

Klaus WELLE


(1)  PB C 278 van 31.10.2008, blz. 67.

(2)  PB C 311 van 5.12.2008, blz. 164.

(3)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(4)  PB L 376 van 27.12.2006, blz. 1.

(5)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.


RESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 23 april 2009

met de opmerkingen die integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving voor het begrotingsjaar 2007

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving voor het begrotingsjaar 2007 (1),

gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving voor het begrotingsjaar 2007, vergezeld van de antwoorden van het Waarnemingscentrum (2),

gezien de aanbeveling van de Raad van 10 februari 2009 (5588/2009 — C6-0060/2009),

gelet op het EG-Verdrag, en met name artikel 276,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (3), en met name artikel 185,

gelet op Verordening (EG) nr. 1920/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 over het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving (4), en met name artikel 15,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (5), en met name artikel 94,

gelet op artikel 71 en bijlage V van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (A6-0175/2009),

A.

overwegende dat de Rekenkamer verklaard heeft redelijke zekerheid te hebben verkregen dat de jaarrekening voor het begrotingsjaar 2007 betrouwbaar is en dat de onderliggende verrichtingen wettig en regelmatig zijn,

B.

overwegende dat het Parlement de directeur van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving op 22 april 2008 kwijting heeft verleend voor de uitvoering van de begroting voor het begrotingsjaar 2006 (6), en in zijn resolutie bij het kwijtingsbesluit onder meer heeft gewezen op de volgende strategische doelstellingen uit het werkprogramma van het Centrum voor 2007 en voor de periode 2007-2009:

ontwikkeling van controle achteraf van financiële transacties,

ontwikkeling van een interne capaciteit voor risicobeoordeling en interne controle,

ontwikkeling van instrumenten en procedures voor geïntegreerd middelenbeheer en bevordering van externe synergieën, met name met het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid (EMSA), ook gevestigd in Lissabon,

een gestructureerder en doeltreffender personeelsbeleid,

het succesvol afwikkelen van de verhuizing naar de nieuwe vestiging in Lissabon,

1.

neemt nota van de opmerking van de Rekenkamer dat de begrotingslijn voor IT-acties in de definitieve begroting, die is aangenomen in oktober 2007, met meer dan 80 % is toegenomen ten opzichte van de oorspronkelijke begroting voor het jaar 2007, die is aangenomen in december 2006;

2.

neemt kennis van de verklaring van het Centrum dat de extra behoefte aan IT-uitrusting pas aan het licht kwam in het derde kwartaal van 2007, toen het schema voor de verhuizing van het Centrum naar het nieuwe gebouw en de technische behoeften waren vastgesteld;

3.

wijst op de bevinding van de Rekenkamer dat het Centrum en Noorwegen een meningsverschil hebben over de financiële bijdrage van Noorwegen aan de werkzaamheden van het Centrum, hetgeen is terug te voeren op verschillende formules in de ondertekende originele overeenkomst, toegepast door het Centrum, en in de overeenkomst zoals bekendgemaakt in het Publicatieblad, toegepast door Noorwegen; neemt kennis van de opmerking van de Rekenkamer dat deze verschillende toepassing van formules ertoe heeft geleid dat de Noorse bijdrage in de berekening van het Centrum circa 80 000 EUR hoger uitvalt dan in de berekening van Noorwegen;

4.

is tevreden met de informatie die het Centrum aan de rapporteur heeft verstrekt, waaruit blijkt dat er een compromis is gesloten volgens hetwelk Noorwegen een eenmalige betaling heeft gedaan van 34 230 EUR en heeft ingestemd met kwijtschelding van het bedrag dat het land aan het Centrum moet betalen en dat overeenkomt met het resterende bedrag van voornoemd verschil uit 2007; wijst erop dat de berekeningsmethode van het Centrum zal worden toegepast over het jaar 2008 en de berekeningsmethode van Noorwegen vanaf 2009;

5.

wijst erop dat de directeur van het Centrum van 1 maart 2008 tot 28 februari 2009 de rol van coördinator van het netwerk van agentschappen op zich heeft genomen;

Maatregelen naar aanleiding van voorgaande kwijtingsprocedures

6.

maakt op uit het verslag van 2007 over de werkzaamheden van het Centrum dat er procedures en instrumenten zijn opgezet voor reguliere toezichtcontroles en controles achteraf, en dat het Centrum het personeelsmanagement verder heeft ontwikkeld, in het bijzonder door een personeelportaal op zijn intranet te plaatsen dat informatie bevat over toepasselijke regels en processen;

7.

is ermee ingenomen dat het Centrum nauw samenwerkt met EMSA, ook gevestigd te Lissabon, zodat gebouwen kunnen worden gedeeld en gezamenlijk gebruik kan worden gemaakt van infrastructuur en diensten; merkt op dat de verhuizing gepland is voor het eerste kwartaal van 2009;

8.

verwijst voor andere horizontale opmerkingen over het kwijtingsbesluit naar zijn resolutie van 23 april 2009 over het financiële beheer van en het toezicht op EU-agentschappen (7).


(1)  PB C 278 van 31.10.2008, blz. 67.

(2)  PB C 311 van 5.12.2008, blz. 164.

(3)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(4)  PB L 376 van 27.12.2006, blz. 1.

(5)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.

(6)  PB L 88 van 31.3.2009, blz. 134.

(7)  Zie bladzijde 206 van dit Publicatieblad.


26.9.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 255/140


BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 23 april 2009

over de afsluiting van de rekeningen van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving voor het begrotingsjaar 2007

(2009/654/EG)

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving voor het begrotingsjaar 2007 (1),

gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving voor het begrotingsjaar 2007, vergezeld van de antwoorden van het Waarnemingscentrum (2),

gezien de aanbeveling van de Raad van 10 februari 2009 (5588/2009 — C6-0060/2009),

gelet op het EG-Verdrag, en met name artikel 276,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (3), en met name artikel 185,

gelet op Verordening (EG) nr. 1920/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 over het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving (4), en met name artikel 15,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (5), en met name artikel 94,

gelet op artikel 71 en bijlage V van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (A6-0175/2009),

1.

neemt er kennis van dat de definitieve jaarrekening van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving met de bijlage bij het verslag van de Rekenkamer overeenstemt;

2.

gaat akkoord met de afsluiting van de rekeningen van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving voor het begrotingsjaar 2007;

3.

verzoekt zijn voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de directeur van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).

De voorzitter

Hans-Gert PÖTTERING

De secretaris-generaal

Klaus WELLE


(1)  PB C 278 van 31.10.2008, blz. 67.

(2)  PB C 311 van 5.12.2008, blz. 164.

(3)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(4)  PB L 376 van 27.12.2006, blz. 1.

(5)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.


26.9.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 255/141


BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 23 april 2009

over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding voor het begrotingsjaar 2007

(2009/655/EG)

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding voor het begrotingsjaar 2007 (1),

gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding voor het begrotingsjaar 2007, vergezeld van de antwoorden van het Centrum (2),

gezien de aanbeveling van de Raad van 10 februari 2009 (5588/2009 — C6-0060/2009),

gelet op het EG-verdrag, en met name artikel 276,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (3), en met name artikel 185,

gelet op Verordening (EEG) nr. 337/75 van de Raad van 10 februari 1975 houdende oprichting van een Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding (4), en met name artikel 12 bis,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (5), en met name artikel 94,

gelet op artikel 71 en bijlage V van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A6-0177/2009),

1.

verleent de directeur van het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Centrum voor het begrotingsjaar 2007;

2.

formuleert zijn opmerkingen in onderstaande resolutie;

3.

verzoekt zijn voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integrerend deel uitmaakt, te doen toekomen aan de directeur van het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).

De voorzitter

Hans-Gert PÖTTERING

De secretaris-generaal

Klaus WELLE


(1)  PB C 278 van 31.10.2008, blz. 45.

(2)  PB C 311 van 5.12.2008, blz. 130.

(3)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(4)  PB L 39 van 13.2.1975, blz. 1.

(5)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.


RESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 23 april 2009

met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding voor het begrotingsjaar 2007

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding voor het begrotingsjaar 2007 (1),

gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding voor het begrotingsjaar 2007, vergezeld van de antwoorden van het Centrum (2),

gezien de aanbeveling van de Raad van 10 februari 2009 (5588/2009 — C6-0060/2009),

gelet op het EG-verdrag, en met name artikel 276,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (3), en met name artikel 185,

gelet op Verordening (EEG) nr. 337/75 van de Raad van 10 februari 1975 houdende oprichting van een Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding (4), en met name artikel 12 bis,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (5), en met name artikel 94,

gelet op artikel 71 en bijlage V van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A6-0177/2009),

A.

overwegende dat de Rekenkamer verklaard heeft redelijke zekerheid te hebben verkregen dat de jaarrekening voor het begrotingsjaar 2007 betrouwbaar is en dat de onderliggende verrichtingen wettig en regelmatig zijn,

B.

overwegende dat het Parlement de directeur van het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding op 22 april 2008 kwijting heeft verleend voor de uitvoering van de begroting van het Centrum voor het begrotingsjaar 2006 (6) en dat het in zijn resolutie behorende bij het kwijtingsbesluit onder meer de aandacht vestigde op opmerkingen van de Rekenkamer betreffende een hoog percentage van overgedragen of geannuleerde kredieten, het ontbreken van een goede inventarisatieprocedure om activa te identificeren, registreren en kapitaliseren, een onvolledige documentatie van interne controleprocedures, en onregelmatigheden rond een aanbestedingsprocedure,

1.

gelukwenst het Centrum met het feit dat het anders dan in vorige jaren, van de Rekenkamer een positieve verklaring van betrouwbaarheid heeft gekregen voor het begrotingsjaar 2007, niet alleen ten aanzien van de rekeningen, maar ook ten aanzien van de onderliggende verrichtingen;

2.

neemt kennis van de opmerking van de Rekenkamer dat doelstellingen en prestatie-indicatoren vaak niet meetbaar waren, ofschoon het werkprogramma voor 2007 van het Centrum een opsomming bevatte van specifieke doelstellingen voor elke activiteit, met een gedetailleerde beschrijving van de te realiseren output; is het met de Rekenkamer eens dat dit beoordeling van de behaalde resultaten bemoeilijkt;

3.

constateert dat het Centrum aan een nauwkeurigere formulering van haar doelstellingen en prestatie-indicatoren werkt, en dat het voor begrotingsjaar 2008 een activiteitengeoriënteerde begroting heeft ingevoerd;

4.

onderschrijft de aanbeveling van de Rekenkamer aan het Centrum om precieze doelstellingen te formuleren en in zijn programmering een duidelijke koppeling aan te brengen tussen die doelstellingen en de voor realisering daarvan benodigde begrotingsmiddelen;

5.

verwacht dat het Centrum in zijn activiteitenverslag 2008 zal rapporteren met welke specifieke maatregelen aan de aanbevelingen van de Rekenkamer gevolg is gegeven;

6.

verwijst voor andere horizontale opmerkingen over het kwijtingsbesluit naar zijn resolutie van 23 april 2009 over het financiële beheer en het toezicht op EU-agentschappen (7).


(1)  PB C 278 van 31.10.2008, blz. 45.

(2)  PB C 311 van 5.12.2008, blz. 130.

(3)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(4)  PB L 39 van 13.2.1975, blz. 1.

(5)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.

(6)  PB L 88 van 31.3.2009, blz. 109.

(7)  Zie bladzijde 206 van dit Publicatieblad.


26.9.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 255/144


BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 23 april 2009

over de afsluiting van de rekeningen van het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding voor het begrotingsjaar 2007

(2009/656/EG)

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding voor het begrotingsjaar 2007 (1),

gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding voor het begrotingsjaar 2007, vergezeld van de antwoorden van het Centrum (2),

gezien de aanbeveling van de Raad van 10 februari 2009 (5588/2009 — C6-0060/2009),

gelet op het EG-verdrag, en met name artikel 276,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (3), en met name artikel 185,

gelet op Verordening (EEG) nr. 337/75 van de Raad van 10 februari 1975 houdende oprichting van een Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding (4), en met name artikel 12 bis,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (5), en met name artikel 94,

gelet op artikel 71 en bijlage V van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A6-0177/2009),

1.

neemt er kennis van dat de definitieve jaarrekening van het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding met de bijlage bij het verslag van de Rekenkamer overeenstemt;

2.

gaat akkoord met de afsluiting van de rekeningen van het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding voor het begrotingsjaar 2007;

3.

verzoekt zijn voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de directeur van het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).

De voorzitter

Hans-Gert PÖTTERING

De secretaris-generaal

Klaus WELLE


(1)  PB C 278 van 31.10.2008, blz. 45.

(2)  PB C 311 van 5.12.2008, blz. 130.

(3)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(4)  PB L 39 van 13.2.1975, blz. 1.

(5)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.


26.9.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 255/145


BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 23 april 2009

over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2007

(2009/657/EG)

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien de definitieve jaarrekening van het Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2007 (1),

gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2007, vergezeld van de antwoorden van het Bureau (2),

gezien de aanbeveling van de Raad van 10 februari 2009 (5588/2009 — C6-0060/2009),

gelet op het EG-verdrag, en met name artikel 276,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (3), en met name artikel 185,

gelet op Verordening (EG) nr. 2965/94 van 28 november 1994 van de Raad tot oprichting van een Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie (4), en met name artikel 14,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (5), en met name artikel 94,

gelet op artikel 71 en bijlage V van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A6-0178/2009),

1.

verleent de directeur van het Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Bureau voor het begrotingsjaar 2007;

2.

formuleert zijn opmerkingen in onderstaande resolutie;

3.

verzoekt zijn voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integrerend deel uitmaakt, te doen toekomen aan de directeur van het Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).

De voorzitter

Hans-Gert PÖTTERING

De secretaris-generaal

Klaus WELLE


(1)  PB C 278 van 31.10.2008, blz. 42.

(2)  PB C 311 van 5.12.2008, blz. 116.

(3)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(4)  PB L 314 van 7.12.1994, blz. 1.

(5)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.


RESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 23 april 2009

met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2007

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien de definitieve jaarrekening van het Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2007 (1),

gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2007, vergezeld van de antwoorden van het Bureau (2),

gezien de aanbeveling van de Raad van 10 februari 2009 (5588/2009 — C6-0060/2009),

gelet op het EG-verdrag, en met name artikel 276,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (3), en met name artikel 185,

gelet op Verordening (EG) nr. 2965/94 van 28 november 1994 van de Raad tot oprichting van een Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie (4), en met name artikel 14,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (5), en met name artikel 94,

gelet op artikel 71 en bijlage V van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A6-0178/2009),

A.

overwegende dat de Rekenkamer verklaard heeft redelijke zekerheid te hebben verkregen dat de jaarrekening voor het begrotingsjaar 2007 betrouwbaar is en dat de onderliggende verrichtingen wettig en regelmatig zijn,

B.

overwegende dat het de directeur van het Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie op 22 april 2008 kwijting voor de uitvoering van de begroting van het bureau voor het begrotingsjaar 2006 verleend heeft (6), en in zijn begeleidende resolutie bij het besluit o.a.

nota heeft genomen van de opmerking van de Rekenkamer in haar verslag over 2006, dat het gecumuleerde begrotingsoverschot voor 2006 16,9 miljoen EUR bedroeg en het Vertaalbureau zijn opdrachtgevers in 2007 een bedrag van 9,3 miljoen EUR zou terugbetalen; zich geschaard heeft achter het standpunt van de Rekenkamer dat een dergelijke cumulatie van overschotten bewijst dat de methode voor de prijsbepaling van de vertalingen niet accuraat genoeg is,

de hoop heeft uitgesproken dat er snel een oplossing gevonden zou worden voor de kwestie in verband met het werkgeversaandeel in de pensioenbijdragen,

1.

neemt nota van de opmerking van de Rekenkamer dat uit de controle van de aanbestedingsprocedures bleek dat de evaluatie van de gunningscriteria niet naar behoren was gedocumenteerd, daar een kosten-batenanalyse ontbrak van de diverse voorgestelde alternatieven ter motivering van de uiteindelijke keuze;

2.

merkt op dat de Rekenkamer van mening is dat in een van de zes gecontroleerde wervingsprocedures de transparantie niet verzekerd was, daar zij verscheidene anomalieën in de documenten van de betreffende procedure heeft gevonden;

3.

neemt kennis van de bereidheid van het Bureau om de door de Rekenkamer opgemerkte problemen met betrekking tot de aanbestedings- en wervingsprocedures te verhelpen en zijn procedures dienovereenkomstig aan te passen;

4.

verwacht van het Bureau dat het in zijn activiteitenverslag 2008 verslag uitbrengt over de genomen maatregelen en de bereikte resultaten;

Maatregelen in vervolg op voorgaande kwijtingsverslagen

5.

merkt op dat het Bureau in 2007 9 300 000 EUR aan zijn cliënten heeft terugbetaald uit de overgedragen resultaten van voorgaande begrotingsjaren;

6.

kan niet accepteren dat er nog steeds geen oplossing is gevonden in het conflict tussen het Vertaalbureau en de Commissie over het werkgeversaandeel in de pensioenbijdragen voor het personeel, hoewel er al vele jaren in kwijtingsresoluties op deze kwestie wordt gewezen;

7.

merkt op dat het Bureau een reserve heeft gecreëerd voor de eventuele betaling van deze bijdrage en dat voor 2007 deze reserve 2 228 928 EUR bedroeg;

8.

dringt erop aan dat de Commissie en het Bureau een snelle oplossing van hun geschil over de pensioenbijdragen voor het personeel proberen te bereiken; verzoekt het Bureau de kwijtingsautoriteit te informeren over de uitkomst van de onderhandelingen;

9.

verwijst voor andere horizontale opmerkingen over het kwijtingsbesluit naar zijn resolutie van 23 april 2009 over het financiële beheer van en het toezicht op EU-agentschappen (7).


(1)  PB C 278 van 31.10.2008, blz. 42.

(2)  PB C 311 van 5.12.2008, blz. 116.

(3)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(4)  PB L 314 van 7.12.1994, blz. 1.

(5)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.

(6)  PB L 88 van 31.3.2009, blz. 118.

(7)  Zie bladzijde 206 van dit Publicatieblad.


26.9.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 255/148


BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 23 april 2009

over de afsluiting van de rekeningen van het Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2007

(2009/658/EG)

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien de definitieve jaarrekening van het Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2007 (1),

gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2007, vergezeld van de antwoorden van het Bureau (2),

gezien de aanbeveling van de Raad van 10 februari 2009 (5588/2009 — C6-0060/2009),

gelet op het EG-verdrag, en met name artikel 276,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (3), en met name artikel 185,

gelet op Verordening (EG) nr. 2965/94 van 28 november 1994 van de Raad tot oprichting van een Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie (4), en met name artikel 14,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (5), en met name artikel 94,

gelet op artikel 71 en bijlage V van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A6-0178/2009),

1.

neemt er kennis van dat de definitieve jaarrekening van het Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie met de bijlage bij het verslag van de Rekenkamer overeenstemt;

2.

gaat akkoord met de afsluiting van de rekeningen van het Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2007;

3.

verzoekt zijn voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de directeur van het Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).

De voorzitter

Hans-Gert PÖTTERING

De secretaris-generaal

Klaus WELLE


(1)  PB C 278 van 31.10.2008, blz. 42.

(2)  PB C 311 van 5.12.2008, blz. 116.

(3)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(4)  PB L 314 van 7.12.1994, blz. 1.

(5)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.


26.9.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 255/149


BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 23 april 2009

over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Europese Stichting voor opleiding voor het begrotingsjaar 2007

(2009/659/EG)

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien de definitieve jaarrekening van de Europese Stichting voor Opleiding voor het begrotingsjaar 2007 (1),

gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van de Europese Stichting voor opleiding voor het begrotingsjaar 2007, vergezeld van de antwoorden van de Stichting (2),

gezien de aanbeveling van de Raad van 10 februari 2009 (5588/2009 — C6-0060/2009),

gelet op het EG-verdrag, en met name artikel 276,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (3), en met name artikel 185,

gelet op Verordening (EEG) nr. 1360/90 van de Raad van 7 mei 1990 tot oprichting van een Europese Stichting voor Opleiding (4), en met name artikel 11,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (5) van de Raad, en met name artikel 94,

gelet op artikel 71 van en bijlage V bij zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A6-0157/2009),

1.

verleent de directeur van de Europese Stichting voor opleiding kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Stichting voor het begrotingsjaar 2007;

2.

formuleert zijn opmerkingen in onderstaande resolutie;

3.

verzoekt zijn voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integrerend deel uitmaakt, te doen toekomen aan de directeur van de Europese Stichting voor opleiding, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).

De voorzitter

Hans-Gert PÖTTERING

De secretaris-generaal

Klaus WELLE


(1)  PB C 278 van 31.10.2008, blz. 63.

(2)  PB C 311 van 5.12.2008, blz. 149.

(3)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(4)  PB L 131 van 23.5.1990, blz. 1.

(5)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.


RESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 23 april 2009

met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Europese Stichting voor opleiding voor het begrotingsjaar 2007

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien de definitieve jaarrekening van de Europese Stichting voor Opleiding voor het begrotingsjaar 2007 (1),

gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van de Europese Stichting voor opleiding voor het begrotingsjaar 2007, vergezeld van de antwoorden van de Stichting (2),

gezien de aanbeveling van de Raad van 10 februari 2009 (5588/2009 — C6-0060/2009),

gelet op het EG-verdrag, en met name artikel 276,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (3), en met name artikel 185,

gelet op Verordening (EEG) nr. 1360/90 van de Raad van 7 mei 1990 tot oprichting van een Europese Stichting voor Opleiding (4), en met name artikel 11,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (5), en met name artikel 94,

gelet op artikel 71 van en bijlage V bij zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A6-0157/2009),

A.

overwegende dat de Rekenkamer verklaard heeft redelijke zekerheid te hebben verkregen dat de jaarrekening voor het begrotingsjaar 2007 betrouwbaar is en dat de onderliggende verrichtingen wettig en regelmatig zijn,

B.

overwegende dat het Parlement de directeur van de Europese Stichting voor opleiding op 22 april 2008 kwijting heeft verleend voor de uitvoering van de begroting van de Stichting voor het begrotingsjaar 2006 (6), en zich er in zijn resolutie ter begeleiding van het besluit tot kwijting onder andere over verbaast dat in het verslag van de Rekenkamer geen melding wordt gemaakt van het feit dat bij de betrouwbaarheidsverklaring van de directeur (die bij het jaarlijkse activiteitenverslag is gevoegd) kanttekeningen werden geplaatst betreffende de politieke onzekerheid in partnerlanden, het financiële beheer van de Tempus-overeenkomst en de mogelijke gevolgen van technische Tempus-assistentie in de Stichting op sociaal, wettelijk en financieel vlak evenals voor wat de reputatie van de Stichting betreft,

1.

neemt kennis van de vaststelling van de Rekenkamer dat het bedrag van de bestemmingsontvangsten in de gewijzigde begroting onjuist was; dit had 1 200 000 EUR moeten zijn in plaats van het vermelde bedrag van 3 400 000 EUR, waarin de uit het voorgaande jaar overgedragen bestemmingsontvangsten waren begrepen;

2.

neemt kennis van de belofte van de Stichting om haar methodes voor begrotingspresentatie beter af te stemmen op de wettelijke voorschriften;

3.

stelt vast dat de directeur in zijn betrouwbaarheidsverklaring (die bij het jaarlijkse activiteitenverslag is gevoegd) het voorbehoud handhaaft dat vorig jaar werd gemaakt betreffende de politieke onzekerheid in partnerlanden, het financiële beheer van de Tempus-overeenkomst en de mogelijke gevolgen van de repatriëring van technische Tempus-assistentie uit de Stichting op sociaal, wettelijk en financieel vlak evenals voor wat de reputatie van de Stichting betreft;

4.

verzoekt de Rekenkamer om in het komende controleverslag over de Stichting dieper in te gaan en commentaar te geven op het voorbehoud van de directeur;

5.

verwijst voor andere horizontale opmerkingen over het kwijtingsbesluit naar zijn resolutie van 23 april 2009 over het financieel beheer van en het toezicht op EU-agentschappen (7).


(1)  PB C 278 van 31.10.2008, blz. 63.

(2)  PB C 311 van 5.12.2008, blz. 149.

(3)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(4)  PB L 131 van 23.5.1990, blz. 1.

(5)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.

(6)  PB L 88 van 31.3.2009, blz. 101.

(7)  Zie bladzijde 206 van dit Publicatieblad.


26.9.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 255/152


BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 23 april 2009

over de afsluiting van de rekeningen van de Europese Stichting voor opleiding voor het begrotingsjaar 2007

(2009/660/EG)

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien de definitieve jaarrekening van de Europese Stichting voor Opleiding voor het begrotingsjaar 2007 (1),

gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van de Europese Stichting voor opleiding voor het begrotingsjaar 2007, vergezeld van de antwoorden van de Stichting (2),

gezien de aanbeveling van de Raad van 10 februari 2009(5588/2009 — C6-0060/2009),

gelet op het EG-verdrag, en met name artikel 276,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (3), en met name artikel 185,

gelet op Verordening (EEG) nr. 1360/90 van de Raad van 7 mei 1990 tot oprichting van een Europese Stichting voor Opleiding (4), en met name artikel 11,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (5), en met name artikel 94,

gelet op artikel 71 van en bijlage V bij zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A6-0157/2009),

1.

neemt er kennis van dat de definitieve jaarrekening van de Europese Stichting voor opleiding met de bijlage bij het verslag van de Rekenkamer overeenstemt;

2.

gaat akkoord met de afsluiting van de rekeningen van de Europese Stichting voor opleiding voor het begrotingsjaar 2007;

3.

verzoekt zijn voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de directeur van de Europese Stichting voor opleiding, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).

De voorzitter

Hans-Gert PÖTTERING

De secretaris-generaal

Klaus WELLE


(1)  PB C 278 van 31.10.2008, blz. 63.

(2)  PB C 311 van 5.12.2008, blz. 149.

(3)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(4)  PB L 131 van 23.5.1990, blz. 1.

(5)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.


26.9.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 255/153


BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 23 april 2009

over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging voor het begrotingsjaar 2007

(2009/661/EG)

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging voor het begrotingsjaar 2007 (1),

gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging voor het begrotingsjaar 2007, vergezeld van de antwoorden van het Agentschap (2),

gezien de aanbeveling van de Raad van 10 februari 2009 (5588/2009 — C6-0060/2009),

gelet op het EG-verdrag, en met name artikel 276,

let op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (3), en met name artikel 185,

let op Verordening (EG) nr. 460/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004 tot oprichting van het Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging (4), en met name artikel 17,

gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (5), en met name artikel 94,

gelet op artikel 71 en bijlage V van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A6-0158/2009),

1.

verleent de uitvoerend directeur van het Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Agentschap voor het begrotingsjaar 2007;

2.

formuleert zijn opmerkingen in onderstaande resolutie;

3.

verzoekt zijn voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integrerend deel uitmaakt, te doen toekomen aan de uitvoerend directeur van het Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).

De voorzitter

Hans-Gert PÖTTERING

De secretaris-generaal

Klaus WELLE


(1)  PB C 278 van 31.10.2008, blz. 23.

(2)  PB C 311 van 5.12.2008, blz. 13.

(3)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(4)  PB L 77 van 13.3.2004, blz. 1.

(5)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.


RESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 23 april 2009

met de opmerkingen die integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging voor het begrotingsjaar 2007

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging voor het begrotingsjaar 2007 (1),

gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging voor het begrotingsjaar 2007, vergezeld van de antwoorden van het Agentschap (2),

gezien de aanbeveling van de Raad van 10 februari 2009 (5588/2009 — C6-0060/2009),

gelet op het EG-verdrag, en met name artikel 276,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (3), en met name artikel 185,

gelet op Verordening (EG) nr. 460/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004 tot oprichting van het Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging (4), en met name artikel 17,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (5), en met name artikel 94,

gelet op artikel 71 en bijlage V van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A6-0158/2009),

A.

overwegende dat de Rekenkamer verklaard heeft redelijke zekerheid te hebben verkregen dat de jaarrekening voor het begrotingsjaar 2007 betrouwbaar is en dat de onderliggende verrichtingen wettig en regelmatig zijn,

B.

overwegende dat het Parlement op 22 april 2008 aan de uitvoerend directeur van het Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging kwijting heeft verleend voor de uitvoering van de begroting van het Agentschap voor het begrotingsjaar 2006 (6),

1.

wijst erop dat het oorspronkelijk mandaat van vijf jaar van het Agentschap, dat op 13 maart 2009 zou aflopen, middels Verordening (EG) nr. 1007/2008 (7) met drie jaar is verlengd tot 13 maart 2012;

2.

wijst erop dat de Rekenkamer kritiek heeft uitgeoefend op het feit dat de operationele activiteiten waren geconcentreerd in het laatste kwartaal van 2007, waarbij 40 % van de vastleggingen en meer dan 50 % van de betalingen aangaande operationele activiteiten in november en december 2007 werden verricht;

3.

wijst erop dat dit volgens de Rekenkamer de wijten was aan de trage vrijgave van middelen; wijst erop dat de Rekenkamer in het algemeen opmerkt dat voor kleine agentschappen met beperkte middelen het vrijmaken van middelen aan het eind van het jaar de uitvoering van beleidsactiviteiten in gevaar brengt.

4.

merkt op dat in vier gevallen, ter waarde van in totaal 121 500 EUR, overgedragen kredieten niet overeenkwamen met juridische vastleggingen;

5.

is niet tevreden over het antwoord van het Agentschap dat in sommige gevallen de overgedragen kredieten bij benadering werden berekend; dringt er bij het Agentschap op aan zich wat overdrachten betreft te houden aan het Financieel Reglement;

6.

wijst op de opmerkingen van de Rekenkamer dat de inventarisatie, met name van de vaste activa heeft plaatsgevonden met behulp van een spreadsheet, hetgeen niet de volledigheid van de gegevens garandeerde, ook werd er geen volledige fysieke inventarisatie verricht;

7.

wijst op de verklaring die door het Agentschap wordt aangevoerd dat als gevolg van het beperkte aantal zaken, de administratieve inventarisatie op spreadsheets plaatsvindt en de vaste activa worden beheerd in de boekhoudsoftware; wijst erop dat het Agentschap voornemens is in 2009 het Accrual Based Accounting (ABAC) Activa-systeem toe te passen;

8.

maakt zich zorgen over de geconstateerde zwakke punten in de aanbestedingsprocedures, zoals:

de voorselecties van de offertes waren niet met redenen omkleed,

evaluatiedocumenten waren niet ondertekend door het evaluatiecomité,

dossiers waren ongestructureerd en onvolledig;

9.

wijst erop dat het Agentschap deze tekortkomingen erkent en maatregelen heeft toegezegd om ze aan te pakken, met name het aantrekken van een ervaren medewerker op het gebied van het plaatsen van opdrachten;

10.

verzoekt het Agentschap om in het jaarlijks activiteitenverslag 2008 verslag uit te brengen over de maatregelen die genomen zijn om de tekortkomingen op te heffen;

11.

verneemt uit het jaarlijkse activiteitenverslag van het Agentschap en het verslag over het begrotings- en financiële beheer dat het één van de eerste agentschappen was dat om steun van de Commissie heeft verzocht voor de overgang van het financiële IT-systeem naar het ABAC-systeem; betreurt het dat de Commissie, als gevolg van de gecompliceerde procedure en de gelijktijdige verzoeken van vele andere agentschappen, nog geen gevolg heeft kunnen geven aan het verzoek van het Agentschap;

12.

is ingenomen met de start van de overgang naar ABAC en het voornemen van het Agentschap om voor de financiële staten voor 2009 gebruik te maken van het ABAC-systeem;

13.

verwijst voor andere horizontale opmerkingen over het kwijtingsbesluit naar zijn resolutie van 23 april 2009 over het financiële beheer van en het toezicht op EU-agentschappen (8).


(1)  PB C 278 van 31.10.2008, blz. 23.

(2)  PB C 311 van 5.12.2008, blz. 13.

(3)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(4)  PB L 77 van 13.3.2004, blz. 1.

(5)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.

(6)  PB L 88 van 31.3.2009, blz. 217.

(7)  PB L 293 van 31.10.2008, blz. 1.

(8)  Zie bladzijde 206 van dit Publicatieblad.


26.9.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 255/156


BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 23 april 2009

over de afsluiting van de rekeningen van het Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging voor het begrotingsjaar 2007

(2009/662/EG)

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging voor het begrotingsjaar 2007 (1),

gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging voor het begrotingsjaar 2007, vergezeld van de antwoorden van het Agentschap (2),

gezien de aanbeveling van de Raad van 10 februari 2009 (5588/2009 — C6-0060/2009),

gelet op het EG-verdrag, en met name artikel 276,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (3), en met name artikel 185,

gelet op Verordening (EG) nr. 460/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004 tot oprichting van het Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging (4), en met name artikel 17,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (5), en met name artikel 94,

gelet op artikel 71 en bijlage V van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A6-0158/2009),

1.

neemt er kennis van dat de definitieve jaarrekening van het Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging met de bijlage bij het verslag van de Rekenkamer overeenstemt;

2.

gaat akkoord met de afsluiting van de rekeningen van het Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging voor het begrotingsjaar 2007;

3.

verzoekt zijn voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de uitvoerend directeur van het Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).

De voorzitter

Hans-Gert PÖTTERING

De secretaris-generaal

Klaus WELLE


(1)  PB C 278 van 31.10.2008, blz. 23.

(2)  PB C 311 van 5.12.2008, blz. 13.

(3)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(4)  PB L 77 van 13.3.2004, blz. 1.

(5)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.


26.9.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 255/157


BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 23 april 2009

over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Europese Politieacademie voor het begrotingsjaar 2007

(2009/663/EG)

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien de definitieve jaarrekening van de Europese Politieacademie voor het begrotingsjaar 2007 (1),

gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van de Europese Politieacademie voor het begrotingsjaar 2007, vergezeld van de antwoorden van de Academie (2),

gezien de aanbeveling van de Raad van 10 februari 2009 (5588/2009 — C6-0060/2009),

gelet op het EG-Verdrag, en met name artikel 276,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (3), en met name artikel 185,

gelet op Besluit 2005/681/JBZ van de Raad van 20 september 2005 tot oprichting van de Europese Politieacademie (EPA) en tot intrekking van Besluit 2000/820/JBZ (4), en met name artikel 16,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (5) van de Raad, en met name artikel 94,

gelet op artikel 71 en bijlage V van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (A6-0160/2009),

1.

verleent de directeur van de Europese Politieacademie kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Academie voor het begrotingsjaar 2007;

2.

formuleert zijn opmerkingen in onderstaande resolutie;

3.

verzoekt zijn voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integrerend deel uitmaakt, te doen toekomen aan de directeur van de Europese Politieacademie, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).

De voorzitter

Hans-Gert PÖTTERING

De secretaris-generaal

Klaus WELLE


(1)  PB C 278 van 31.10.2008, blz. 51.

(2)  PB C 311 van 5.12.2008, blz. 136.

(3)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(4)  PB L 256 van 1.10.2005, blz. 63.

(5)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.


RESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 23 april 2009

met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Europese Politieacademie voor het begrotingsjaar 2007

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien de definitieve jaarrekening van de Europese Politieacademie voor het begrotingsjaar 2007 (1),

gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van de Europese Politieacademie voor het begrotingsjaar 2007, vergezeld van de antwoorden van de Academie (2),

gezien de aanbeveling van de Raad van 10 februari 2009 (5588/2009 — C6-0060/2009),

gelet op het EG-Verdrag, en met name artikel 276,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (3), en met name artikel 185,

gelet op Besluit 2005/681/JBZ van de Raad van 20 september 2005 tot oprichting van de Europese Politieacademie (EPA) en tot intrekking van Besluit 2000/820/JBZ (4), en met name artikel 16,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (5) van de Raad, en met name artikel 94,

gelet op artikel 71 en bijlage V van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (A6-0160/2009),

A.

overwegende dat de Academie in 2001 is opgericht en per 1 januari 2006 is omgevormd tot een communautair orgaan in de zin van artikel 185 van het algemeen Financieel Reglement, waarop de financiële kaderregeling van de organen van toepassing is,

B.

overwegende dat de Europese Rekenkamer in haar verslag over de jaarrekeningen van de Academie voor het begrotingsjaar 2006 opmerkingen heeft geplaatst bij de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen op grond van het feit dat het aanbestedingssysteem niet in overeenstemming was met de voorschriften van het Financieel Reglement,

C.

overwegende dat het Parlement de directeur van de Academie op 22 april 2008 kwijting heeft verleend voor de uitvoering van de begroting van de Academie voor het begrotingsjaar 2006 (6) en dat het in zijn resolutie behorende bij het kwijtingsbesluit onder andere:

de conclusie van de Rekenkamer betreurde dat de Academie in 2006 niet de noodzakelijke systemen en procedures had opgezet om een financieel verslag te kunnen opstellen dat beantwoordt aan de vereisten van de financiële kaderregeling die van toepassing is op de organen;

er bij de Academie op aandrong gedetailleerde uitvoeringsvoorschriften aan te nemen, waaronder voorschriften ter waarborging van de transparantie van haar aanbestedingsprocedures, in overeenstemming met het Financieel Reglement;

de Academie verzocht er onverwijld, en uiterlijk in juni 2008 voor te zorgen dat bij het financiële beheer de bepalingen van het Financieel Reglement volledig worden nageleefd;

de Commissie verzocht nauw toe te zien op de uitvoering van de begroting van de Academie,

D.

overwegende dat de Rekenkamer in haar verslag over de jaarrekeningen van de Academie voor het begrotingsjaar 2007 kanttekeningen heeft geplaatst bij haar betrouwbaarheidsverklaring met betrekking tot de betrouwbaarheid van de rekeningen alsmede de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen,

1.

stelt vast dat de betrouwbaarheidsverklaring van de Rekenkamer voor 2006 geen kanttekeningen bevatte met betrekking tot de rekeningen en wel ten aanzien van de onderliggende verrichtingen, maar dat de betrouwbaarheidsverklaring voor 2007 ten aanzien van zowel de rekeningen als de onderliggende verrichtingen van kanttekeningen is voorzien,

2.

benadrukt dat de Academie het Financieel Reglement en de EG-regelgeving inzake overheidsopdrachten strikt moet naleven en haar financiële beheer moet verbeteren, aangezien de Rekenkamer twee opeenvolgende jaren gelijkaardige/identieke opmerkingen heeft gemaakt;

3.

verzoekt de Commissie nauw toe te zien op de uitvoering van de begroting van de Academie;

4.

is uiterst verontrust over het feit dat de Rekenkamer gevallen heeft vastgesteld waarin middelen zijn gebruikt voor de financiering van particuliere uitgaven van het personeel van de Academie; neemt kennis van het oordeel van de Rekenkamer dat dit particuliere gebruik van openbare middelen substantieel van aard is;

5.

onderstreept de aanbeveling van de Rekenkamer dat er maatregelen genomen dienen te worden om voor volledige terugbetaling van deze middelen te zorgen;

6.

is verontrust over een toestand waarin aan zijn commissie ten principale onvolledige informatie is verstrekt over het door de Rekenkamer vastgestelde particuliere gebruik van openbare gelden, over het niet in acht nemen door de Academie van de in het kwijtingsbesluit van 2006 gestelde termijn van juni 2008 voor de aanpassing van het financieel beheer aan het Financieel Reglement, en over herhaalde inbreuken op fundamentele financiële voorschriften;

7.

wijst erop dat de Academie het beginsel van begrotingseenheid en -waarachtigheid heeft geschonden door het van de Commissie in 2007 ontvangen bedrag van 1 500 000 EUR voor een juiste uitvoering van Meda niet te boeken;

8.

is bezorgd over de zwakke punten in het beheer van de begroting waarop de Rekenkamer heeft gewezen; wijst erop dat slechts 5 600 000 EUR van de vastleggingskredieten besteed is en dat 1 700 000 EUR is overgedragen; wijst erop dat 20 % van de uit voorgaande jaren overgedragen kredieten is komen te vervallen;

9.

wijst erop dat de Academie tot november 2007 geen goed boekhoudsysteem voor de vastleggingen had, waardoor ernstige problemen met het begrotingsbeheer zijn ontstaan, bijvoorbeeld het uit het niets creëren van nieuwe begrotingslijnen;

10.

wijst erop dat op 1 januari 2008 een papieren systeem voor de vastleggingen in werking trad en dat in juni 2008 het ABAC-systeem (Accrual Based Accounting) operationeel is geworden;

11.

stelt vast dat de Rekenkamer geen gedetailleerde cijfers kon verstrekken over de bedragen en soorten uitgaven in verband met het particuliere gebruik van openbare middelen door het personeel van de Academie; neemt er kennis van dat de informatie die de Academie op verzoek van het Parlement heeft verstrekt, betrekking had op het gebruik van mobiele telefoons, het gebruik van dienstauto’s, de levering van meubilair voor woningen van het personeel en gratis pendeldiensten voor personeelsleden naar luchthavens en stations; stelt vast dat het volgens de Academie om de volgende bedragen gaat en dat de stand van zaken bij de terugvordering als volgt is:

gebruik van mobiele telefoons door personeel: 3 405 GBP voor de periode april - december 2007, alle bedragen geïnd,

gebruik van dienstauto’s door personeel: 1 157 GBP voor de periode juli - december 2007, alle bedragen geïnd; de auto’s zijn inmiddels verkocht,

meubilair: 6 625 GBP voor in 2007 aangeschaft meubilair; de meubelen zijn inmiddels verkocht,

gratis pendeldienst voor personeelsleden naar luchthavens en stations: 9 508 GBP aan kosten vastgesteld voor 2007; met de terugvordering is een begin gemaakt;

12.

is niet bereid te aanvaarden dat de Academie onvolledige informatie verstrekt, met name omdat deze niet eens betrekking heeft op het gehele jaar 2007 en de bedragen die met de verkoop van de dienstauto’s en het meubilair gemoeid waren, onvermeld blijven;

13.

onderstreept dat de Academie net als in 2006, ondanks de kritiek in het jaarverslag van de Rekenkamer en de kwijtingsresolutie 2006 over het gebrek aan financiële rapportage, opnieuw heeft nagelaten een verslag in te dienen over het budgettaire en financiële beheer in 2007, hetgeen in strijd is met haar eigen financieel reglement;

14.

vindt het zorgwekkend dat de Academie, hoewel hierop al in het jaarverslag van de Rekenkamer en de kwijtingsresolutie 2006 de aandacht is gevestigd:

pas in februari 2008 uitvoeringsvoorschriften voor het financieel reglement heeft goedgekeurd,

pas in september 2008 — volgens haar antwoord aan de Rekenkamer — interne aanbestedingsrichtsnoeren heeft goedgekeurd, en pas in oktober 2008 volgens haar antwoord aan de rapporteur,

d.w.z. meer dan twee jaar nadat de Academie een orgaan is geworden en het financieel reglement van kracht werd;

15.

heeft zijn bedenkingen bij de stap die de Academie in 2008 heeft gezet met de herziening van haar financieel reglement waarmee op bepaalde punten is afgeweken van de financiële kaderregeling, met name wat betreft de voorschriften inzake aanbestedingen, zonder voorafgaande instemming van de Commissie;

16.

stelt vast dat de Academie de kwijtingsautoriteit geen verslag over interne auditonderzoeken voor 2007 heeft toegezonden, hetgeen in strijd is met haar eigen financieel reglement;

Lopend OLAF-onderzoek

17.

neemt er kennis van dat OLAF een intern onderzoek naar de Academie heeft ingesteld;

18.

verzoekt de Academie, en met name de directeur, volledig met OLAF samen te werken en alle nodige medewerking te verlenen, zodat de OLAF-medewerkers hun taken kunnen uitvoeren;

19.

verzoekt de Academie, OLAF en de Commissie de kwijtingsautoriteit onverwijld op de hoogte te stellen van de uitkomsten van het OLAF-onderzoek, zodra deze beschikbaar zijn;

20.

verwijst voor andere horizontale opmerkingen over het kwijtingbesluit naar zijn resolutie van 23 april 2009 over het financiële beheer van en het toezicht op de EU-agentschappen (7).


(1)  PB C 278 van 31.10.2008, blz. 51.

(2)  PB C 311 van 5.12.2008, blz. 136.

(3)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(4)  PB L 256 van 1.10.2005, blz. 63.

(5)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.

(6)  PB L 88 van 31.3.2009, blz. 243.

(7)  Zie bladzijde 206 van dit Publicatieblad.


26.9.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 255/161


BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 23 april 2009

over de afsluiting van de rekeningen van de Europese Politieacademie voor het begrotingsjaar 2007

(2009/664/EG)

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien de definitieve jaarrekening van de Europese Politieacademie voor het begrotingsjaar 2007 (1),

gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van de Europese Politieacademie voor het begrotingsjaar 2007, vergezeld van de antwoorden van de Academie (2),

gezien de aanbeveling van de Raad van 10 februari 2009 (5588/2009 — C6-0060/2009),

gelet op het EG-Verdrag, en met name artikel 276,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (3), en met name artikel 185,

gelet op Besluit 2005/681/JBZ van de Raad van 20 september 2005 tot oprichting van de Europese Politieacademie (EPA) en tot intrekking van Besluit 2000/820/JBZ (4), en met name artikel 16,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (5) van de Raad, en met name artikel 94,

gelet op artikel 71 en bijlage V van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (A6-0160/2009),

1.

neemt er kennis van dat de definitieve jaarrekening van de Europese Politieacademie met de bijlage bij het verslag van de Rekenkamer overeenstemt;

2.

gaat akkoord met de afsluiting van de rekeningen van de Europese Politieacademie voor het begrotingsjaar 2007;

3.

verzoekt zijn voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de directeur van de Europese Politieacademie, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).

De voorzitter

Hans-Gert PÖTTERING

De secretaris-generaal

Klaus WELLE


(1)  PB C 278 van 31.10.2008, blz. 51.

(2)  PB C 311 van 5.12.2008, blz. 136.

(3)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(4)  PB L 256 van 1.10.2005, blz. 63.

(5)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.


26.9.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 255/162


BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 23 april 2009

over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Toezichtautoriteit voor het Europees GNSS voor het begrotingsjaar 2007

(2009/665/EG)

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien de definitieve jaarrekening van de Toezichtautoriteit voor het Europees GNSS (1) voor het begrotingsjaar 2007 (2),

gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van de Toezichtautoriteit voor het Europees GNSS betreffende het begrotingsjaar 2007, vergezeld van de antwoorden van de autoriteit (3),

gezien de aanbeveling van de Raad van 10 februari 2009 (5588/2009 — C6-0060/2009),

gelet op het EG-verdrag, en met name artikel 276,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (4), en met name artikel 185,

gelet op Verordening (EG) nr. 1321/2004 van de Raad van 12 juli 2004 inzake de beheersstructuren van de Europese programma’s voor radionavigatie per satelliet (5), en met name artikel 12,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (6), en met name artikel 94,

gelet op artikel 71 en bijlage V van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A6-0164/2009),

1.

verleent de directeur van de Toezichtautoriteit voor het Europees GNSS kwijting voor de uitvoering van de begroting van de autoriteit voor het begrotingsjaar 2007;

2.

formuleert zijn opmerkingen in onderstaande resolutie;

3.

verzoekt zijn voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integrerend deel uitmaakt, te doen toekomen aan de directeur van de Toezichtautoriteit voor het Europees GNSS, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).

De voorzitter

Hans-Gert PÖTTERING

De secretaris-generaal

Klaus WELLE


(1)  GNSS: Global Navigation Satellite Systems (wereldwijde satellietnavigatiesystemen).

(2)  PB C 278 van 31.10.2008, blz. 38.

(3)  PB C 311 van 5.12.2008, blz. 107.

(4)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(5)  PB L 246 van 20.7.2004, blz. 1.

(6)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.


RESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 23 april 2009

met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Toezichtautoriteit voor het Europees GNSS voor het begrotingsjaar 2007

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien de definitieve jaarrekening van de Toezichtautoriteit voor het Europees GNSS (1) voor het begrotingsjaar 2007 (2),

gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van de Toezichtautoriteit voor het Europees GNSS betreffende het begrotingsjaar 2007, vergezeld van de antwoorden van de autoriteit (3),

gezien de aanbeveling van de Raad van 10 februari 2009 (5588/2009 — C6-0060/2009),

gelet op het EG-verdrag, en in het bijzonder artikel 276,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (4), en met name artikel 185,

gelet op Verordening (EG) nr. 1321/2004 van de Raad van 12 juli 2004 inzake de beheersstructuren van de Europese programma’s voor radionavigatie per satelliet (5), en met name artikel 12,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (6), en met name artikel 94,

gelet op artikel 71 en bijlage V van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A6-0164/2009),

A.

overwegende dat de Rekenkamer verklaarde dat zij niet in staat was zich een mening te vormen over de rekeningen van de Toezichtautoriteit voor het Europees GNSS voor het begrotingsjaar 2007 en erop wees dat de gehele opbouw van het Galileo-project in 2007 werd herzien en dat de rekeningen van de toezichtautoriteit in een wankele juridische context werden voorbereid,

B.

overwegende dat de Rekenkamer tegelijkertijd verklaarde dat de onderliggende verrichtingen wettig en regelmatig zijn,

C.

overwegende dat de toezichtautoriteit in 2006 financieel zelfstandig werd,

D.

overwegende dat de Rekenkamer in haar verslag over de jaarrekeningen van de toezichtautoriteit voor het begrotingsjaar 2006 een positieve betrouwbaarheidsverklaring afgaf,

E.

overwegende dat het Parlement de directeur van de Toezichtautoriteit voor het Europees GNSS op 22 april 2008 kwijting heeft verleend voor de uitvoering van de begroting van de toezichtautoriteit voor het begrotingsjaar 2006 (7);

1.

merkt op dat uit het jaarverslag van de Rekenkamer blijkt dat voor 2007 de definitieve begroting van de toezichtautoriteit 436 500 000 EUR beliep, vergeleken met 7 000 000 EUR in 2006; merkt op dat de begroting voor 2007 hoofdzakelijk gefinancierd werd uit subsidies van de Commissie (een exploitatiesubsidie van 7 600 000 EUR en beleidskredieten ter hoogte van 194 500 000 EUR), overdrachten van de Gemeenschappelijke Onderneming Galileo en bijdragen van derde landen;

2.

wijst op de opmerking van de Rekenkamer dat de kredieten die de toezichtautoriteit werkelijk ter beschikking werden gesteld (210 000 000 EUR), aanmerkelijk lager waren vanwege de vertraging die was ontstaan met het Galileo-programma;

Onvolledige betrouwbaarheidsverklaring met betrekking tot de rekeningen

3.

betreurt dat de Rekenkamer niet in staat was zich een mening te vormen over de betrouwbaarheid van de jaarrekening voor 2007; neemt nota van de uitleg van de Rekenkamer dat de jaarrekening voor 2007 is opgesteld en dat de Rekenkamer zijn controle heeft uitgevoerd, terwijl het Galileo-project en de rol van de toezichtautoriteit werden herzien en het nieuwe wettelijke kader nog onvolledig was, met name ten aanzien van het beheer van de fondsen van het project en de eigendom van de activa;

4.

merkt op dat in de tussentijd Verordening (EG) nr. 683/2008 (8) in werking is getreden; merkt op dat krachtens die verordening de Commissie de beheerder is van het Galileo- en van het EGNOS (9) -programma en dat de Gemeenschap eigenaar is van alle materiële en immateriële activa die in het kader van de programma’s zijn gecreëerd of ontwikkeld;

5.

merkt op dat de toezichtautoriteit haar jaarrekening voor 2008 zal opstellen onder het nieuwe wettelijke kader;

6.

verzoekt de Rekenkamer in haar verslag over de jaarrekening van de toezichtautoriteit voor 2008 na te gaan in hoeverre de onduidelijkheden in de rekening zijn verholpen;

Begrotingsuitvoering

7.

is bezorgd over het feit dat de Rekenkamer de volgende zwakke punten aantrof met betrekking tot de uitvoering van de begroting: lage bestedingsgraad van vastleggings- en betalingskredieten voor beleidsactiviteiten (63 % voor vastleggings- en 51 % voor betalingskredieten); ontbreken van een duidelijke samenhang tussen het werkprogramma van de toezichtautoriteit en de begroting; overdrachten die niet behoorlijk gemotiveerd of gedocumenteerd waren; invorderingsopdrachten die herhaaldelijk te laat werden geboekt; en inconsistente presentatie van de begrotingsuitvoering;

8.

erkent dat de toezichtautoriteit een groot aantal overschrijvingen boekte wegens een uitzonderlijke begrotingssituatie, met een 50 % reserve op de operationele begroting;

9.

verzoekt de toezichtautoriteit verslag uit te brengen over de maatregelen die zijn genomen naar aanleiding van de opmerkingen van de Rekenkamer over de uitvoering van de begroting en in haar verslag over het begrotings- en financiële beheer in 2008 de bereikte resultaten te beschrijven;

Onduidelijkheden met betrekking tot de activa van Galileo en EGNOS

10.

neemt nota van de kritiek van de Rekenkamer, met betrekking tot de activa van het Galileo-project, dat de toezichtautoriteit niet in staat was voldoende informatie te verschaffen in haar rekeningen, aangezien er eind 2007 geen lijst was opgesteld van de activa die in handen waren van het Europees Ruimteagentschap (ESA);

11.

neemt nota van het antwoord van de toezichtautoriteit aan de Rekenkamer dat deze activa op 31 december 2007 werden gecontroleerd door de ESA en niet door de toezichtautoriteit;

12.

neemt nota van de kritiek van de Rekenkamer, met betrekking tot de activa van het EGNOS-project, dat er geen nauwkeurige inventaris van deze activa bestaat en dat de rekeningen van de toezichtautoriteit geen indicatie van de waarde ervan bevatten;

13.

neemt nota van het antwoord van de toezichtautoriteit aan de Rekenkamer dat de activa van het EGNOS-project op 31 december 2007 nog werden gecontroleerd door de ESA; neemt verder nota van de antwoorden van de directeur van de Toezichtautoriteit voor het Europees GNSS aan het Parlement dat er in 2008 substantiële vooruitgang is geboekt, aangezien de EGNOS-investeerders overeenstemming hebben bereikt over de voorwaarden voor de overdracht van de activa;

14.

merkt op dat krachtens Verordening (EG) nr. 683/2008, de Gemeenschap eigenaar is van alle activa van het Galileo-project en het EGNOS-project; merkt op dat het proces voor de overdracht van deze activa van de toezichtautoriteit aan de Commissie, die namens de Gemeenschap eigenaar is, in december 2008 is begonnen;

15.

verzoekt de toezichtautoriteit alles in het werk te stellen om de situatie met betrekking tot de activa van het Galileo-project en het EGNOS-project in haar jaarrekening van 2008 te verduidelijken;

16.

verzoekt de Commissie, waaraan de activa van het Galileo-project en het EGNOS-project momenteel worden overgedragen, rekening te houden met de opmerkingen van de Rekenkamer en ervoor te zorgen dat deze activa juist in de rekeningen worden opgenomen;

17.

neemt nota van de opmerking van de Rekenkamer dat de kosten van de IOV-fase (in-orbit validering) van het Galileo-project gelijkelijk verdeeld moeten worden tussen de ESA en de Europese Unie, maar dat de EU-bijdrage ongeveer 114 000 000 EUR hoger was dan die van de ESA; merkt op dat volgens de Rekenkamer, deze pre-financiering in de rekeningen van de toezichtautoriteit opgenomen had moeten worden;

18.

merkt op dat de toezichtautoriteit hierover van mening verschilt met de Rekenkamer en alleen voorfinancieringen van ten bedrage van 53 200 000 EUR erkent;

De rol van de toezichtautoriteit bij de ontbinding van de Gemeenschappelijke Onderneming Galileo (GOG)

19.

herinnert eraan dat de toezichtautoriteit alle activiteiten en activa van de Gemeenschappelijke Onderneming Galileo (GOG) heeft overgenomen met ingang van 1 januari 2007;

20.

is bezorgd over de kritische opmerkingen van de Rekenkamer over de manier waarop bepaalde activa zijn overgedragen van de GOG aan de toezichtautoriteit en zijn opgenomen in de rekeningen van de toezichtautoriteit;

21.

merkt op dat de toezichtautoriteit zeer gedetailleerde antwoorden heeft gegeven aan de Rekenkamer en zich in vele opmerkingen van de Rekenkamer niet kon vinden;

22.

is van mening dat de ontbinding van de GOG, inclusief de rol van de toezichtautoriteit, diepgaand moet worden bestudeerd door de kwijtingsautoriteit, op basis van de auditresultaten van de Rekenkamer;

23.

merkt op dat de Rekenkamer momenteel een controle uitvoert met betrekking tot het beheer van de Galileo-ontwikkelingsfase en de IOV-fase; verzoekt de Rekenkamer extra aandacht te besteden aan de overname van de GOG-activiteiten en -activa door de toezichtautoriteit, en is ingenomen met het voornemen van de Rekenkamer om haar auditresultaten voor het zomerreces van 2009 in een speciaal verslag te publiceren;

24.

verwijst voor andere horizontale opmerkingen over het kwijtingsbesluit naar zijn resolutie van 23 april 2009 over het financiële beheer van en het toezicht op de EU-agentschappen (10).


(1)  GNSS: Global Navigation Satellite Systems (wereldwijde satellietnavigatiesystemen).

(2)  PB C 278 van 31.10.2008, blz. 38.

(3)  PB C 311 van 5.12.2008, blz. 107.

(4)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(5)  PB L 246 van 20.7.2004, blz. 1.

(6)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.

(7)  PB L 88 van 31.3.2009, blz. 262.

(8)  Verordening (EG) nr. 683/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 betreffende de voortzetting van de uitvoering van de Europese programma’s voor navigatie per satelliet (Egnos en Galileo) (PB L 196 van 24.7.2008, blz. 1).

(9)  European Geostationary Navigation Overlay Service.

(10)  Zie bladzijde 206 van dit Publicatieblad.


26.9.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 255/166


BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 23 april 2009

over de afsluiting van de rekeningen van de Toezichtautoriteit voor het Europees GNSS voor het begrotingsjaar 2007

(2009/666/EG)

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien de definitieve jaarrekening van de Toezichtautoriteit voor het Europees GNSS (1) voor het begrotingsjaar 2007 (2),

gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van de Toezichtautoriteit voor het Europees GNSS betreffende het begrotingsjaar 2007, vergezeld van de antwoorden van de autoriteit (3),

gezien de aanbeveling van de Raad van 10 februari 2009 (5588/2009 — C6-0060/2009),

gelet op het EG-verdrag, en in het bijzonder artikel 276 daarvan,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (4), en met name artikel 185,

gelet op Verordening (EG) nr. 1321/2004 van de Raad van 12 juli 2004 inzake de beheersstructuren van de Europese programma’s voor radionavigatie per satelliet (5), en met name artikel 12,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (6), en met name artikel 94,

gelet op artikel 71 en bijlage V van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A6-0164/2009),

1.

neemt er kennis van dat de definitieve jaarrekening van de Toezichtautoriteit voor het Europees GNSS met de bijlage bij het verslag van de Rekenkamer overeenstemt;

2.

gaat akkoord met de afsluiting van de rekeningen van de Toezichtautoriteit voor het Europees GNSS voor het begrotingsjaar 2007;

3.

verzoekt zijn voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de directeur van de Toezichtautoriteit voor het Europees GNSS, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).

De voorzitter

Hans-Gert PÖTTERING

De secretaris-generaal

Klaus WELLE


(1)  GNSS: Global Navigation Satellite Systems (wereldwijde satellietnavigatiesystemen).

(2)  PB C 278 van 31.10.2008, blz. 38.

(3)  PB C 311 van 5.12.2008, blz. 107.

(4)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(5)  PB L 246 van 20.7.2004, blz. 1.

(6)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.


26.9.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 255/167


BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 23 april 2009

over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Spoorwegbureau voor het begrotingsjaar 2007

(2009/667/EG)

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Spoorwegbureau voor het begrotingsjaar 2007 (1),

gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees Spoorwegbureau voor het begrotingsjaar 2007, vergezeld van de antwoorden van het Agentschap (2),

gezien de aanbeveling van de Raad van 10 februari 2009 (5588/2009 — C6-0060/2009),

gelet op het EG-verdrag, en met name artikel 276,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (3), en met name artikel 185,

gelet op Verordening (EG) nr. 881/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 tot oprichting van een Europees Spoorwegbureau (4) en met name artikel 39,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (5), en met name artikel 94,

gelet op artikel 71 en bijlage V van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie vervoer en toerisme (A6-0165/2009),

1.

verleent de uitvoerend directeur van het Europees Spoorwegbureau kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Bureau voor het begrotingsjaar 2007;

2.

formuleert zijn opmerkingen in onderstaande resolutie;

3.

verzoekt zijn voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integrerend deel uitmaakt, te doen toekomen aan de uitvoerend directeur van het Europees Spoorwegbureau, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).

De voorzitter

Hans-Gert PÖTTERING

De secretaris-generaal

Klaus WELLE


(1)  PB C 278 van 31.10.2008, blz. 53.

(2)  PB C 311 van 5.12.2008, blz. 92.

(3)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(4)  PB L 164 van 30.4.2004, blz. 1.

(5)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.


RESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 23 april 2009

met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Spoorwegbureau voor het begrotingsjaar 2007

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Spoorwegbureau voor het begrotingsjaar 2007 (1),

gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees Spoorwegbureau voor het begrotingsjaar 2007, vergezeld van de antwoorden van het Agentschap (2),

gezien de aanbeveling van de Raad van 10 februari 2009 (5588/2009 — C6-0060/2009),

gelet op het EG-verdrag, en met name artikel 276,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (3), en met name artikel 185,

gelet op Verordening (EG) nr. 881/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 tot oprichting van een Europees Spoorwegbureau (4) en met name artikel 39,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (5) en met name artikel 94,

gelet op artikel 71 en bijlage V van zijn Reglement,

gelet op het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie vervoer en toerisme (A6-0165/2009),

A.

overwegende dat de Rekenkamer verklaard heeft redelijke zekerheid te hebben verkregen dat de jaarrekening voor het begrotingsjaar 2007 betrouwbaar is en dat de onderliggende verrichtingen wettig en regelmatig zijn,

B.

overwegende dat het Parlement de uitvoerend directeur van het Europees Spoorwegbureau op 22 april 2008 kwijting heeft verleend voor de uitvoering van de begroting van het Bureau voor het begrotingsjaar 2006 (6),

1.

is verheugd over het feit dat, terwijl de betrouwbaarheidsverklaring van de Rekenkamer voor 2006 ten aanzien van de onderliggende verrichtingen gedeeltelijk van kanttekeningen was voorzien, de betrouwbaarheidsverklaring van de Rekenkamer voor het begrotingsjaar 2007 positief is;

2.

wijst erop dat het bureau in 2007 kon beschikken over 16 645 000 EUR aan vastleggings- en betalingskredieten uit de begroting van de Europese Unie;

3.

merkt op dat het Bureau, in zijn antwoord op het jaarverslag over 2006 van de Rekenkamer, de bijkomende kosten als gevolg van de verplichte spreiding van de werkzaamheden over twee verschillende steden — de administratieve zetel bevindt zich in Valenciennes terwijl de vergaderingen in Lille worden gehouden — op 450 000 EUR heeft geschat, waarbij geen rekening is gehouden met indirecte kosten zoals verloren werkuren vanwege verplaatsingen of bijkomend administratief werk;

4.

betreurt dat het bestaan van twee vestigingen het werk van het Bureau belemmert en tot bijkomende kosten voor de Europese belastingbetaler leidt; merkt op dat in de ontwerpovereenkomst met het gastland is bepaald dat de bijkomende kosten door het gastland worden gedekt;

5.

is verheugd dat het Bureau gevolg heeft gegeven aan de aanmerking van de Rekenkamer over het ontbreken van een fysieke inventaris van de vaste activa en dat een fysieke inventarisatie in juni 2008 is verricht en alle vaste activa nu zijn geïdentificeerd en in de inventaris zullen worden opgenomen;

6.

neemt nota van de aanmerking van de Rekenkamer dat in enkele selectieprocedures tekortkomingen zijn vastgesteld en dat het Bureau zijn aanwervingprocedures nog niet heeft afgerond;

7.

verzoekt het Bureau om zijn in zijn antwoorden aan de Rekenkamer gedane belofte na te komen om de volledige beschrijving van de in het kader van aanwervingen te volgen procedures in het eerste kwartaal van 2009 te voltooien;

Begrotingsplanning en uitvoering

8.

merkt op dat de Rekenkamer geen kanttekeningen bij haar betrouwbaarheidsverklaring plaatst, maar bijzondere aandacht vestigt op haar opmerkingen inzake begrotingsplanning en uitvoering;

9.

merkt op dat uit het jaarverslag over 2006 van de Rekenkamer blijkt dat de definitieve begroting voor 2007 van het Bureau 16 600 000 EUR bedroeg, met inbegrip van een reserve van 1 900 000 EUR; merkt verder op dat eind 2007, 3 400 000 EUR moesten worden geannuleerd, met inbegrip van de reserve, en dat bovendien 2 700 000 EUR naar 2008 is overgedragen;

10.

is verontrust over de conclusie van de Rekenkamer dat meer dan 35 % van de definitieve kredieten niet zijn gebruikt, waaruit volgens de Rekenkamer blijkt dat de programmerings- en begrotingsprocedures van het Bureau ernstige tekortkomingen vertonen;

11.

merkt op dat het Bureau in zijn antwoorden aan de Rekenkamer eraan herinnert dat de begroting voor 2007 is opgesteld kort nadat het Bureau financieel zelfstandig was geworden en dat het zijn ramingen niet kon baseren op ervaringen uit het verleden en dat wegens onduidelijkheid over de vraag of en wanneer de reserve zou vrijkomen de werkzaamheden moesten worden gepland zonder de reserve daarin mee te nemen;

12.

is verontrust over de bevinding van de Rekenkamer dat, ondanks de lage uitvoeringsgraad van de begroting van het Bureau, het aan de Commissie verzochte en verkregen bedrag aan kasmiddelen de reële behoefte aan kasmiddelen ruim oversteeg;

13.

merkt op dat de begin 2007 voor het Bureau beschikbare kasmiddelen ongeveer 2 300 000 EUR bedroegen en dat het Bureau de Commissie bovendien om 17 000 000 EUR aan kasmiddelen heeft verzocht en dit bedrag heeft verkregen; merkt op dat de betalingen in 2007 ongeveer 12 500 000 EUR bedroegen; concludeert dat de verkregen kasmiddelen de reële behoefte aan kasmiddelen met ongeveer 6 800 000 EUR overstegen;

14.

onderschrijft de conclusie van de Rekenkamer dat de liquiditeitsramingen van het Bureau niet nauwkeurig zijn opgesteld, hetgeen in strijd is met het beginsel van goed financieel beheer;

15.

merkt op dat de uitvoerend directeur in zijn schriftelijke uitleg aan het Parlement heeft erkend dat het totale bedrag aan kasmiddelen waarom het Bureau had verzocht en dat het heeft verkregen de uiteindelijke behoeften oversteeg en heeft uitgelegd dat dit verband hield met de lage uitvoeringsgraad van de begroting en het gebrek aan ervaring in het opstellen van ramingen van benodigde kasmiddelen;

16.

is verheugd over de uitspraak van de uitvoerend directeur dat intussen de aanvraagprocedure voor subsidies is herzien en de methode voor het vaststellen van de behoefte aan kasmiddelen is verbeterd;

17.

verzoekt het Bureau om op grond van artikel 15, lid 5, van Verordening (EG) nr. 2343/2002, die in juli 2008 in werking is getreden en de agentschappen verplicht stelt hun kasmiddelen nauwkeurig te beheren teneinde te waarborgen dat hun kassaldi beperkt blijven tot gegronde kasbehoeften, bijzondere aandacht te besteden aan het verbeteren van het kasmiddelenbeheer;

Follow-up van de kwijting voor 2006

18.

herinnert eraan dat het begrotingsjaar 2006 het eerste jaar was dat het Bureau financieel zelfstandig was en aan de kwijtingsprocedure was onderworpen;

19.

herinnert eraan dat de betrouwbaarheidsverklaring van de Rekenkamer voor 2006 kanttekeningen bevatte vanwege tekortkomingen in aanbestedingsprocedures en betreurt dat de Rekenkamer in 2007 opnieuw tekortkomingen op het gebied van aanbestedingen ontdekte;

20.

merkt op dat het Bureau in zijn antwoorden aan de Rekenkamer erkent dat nog enkele verbeteringen nodig zijn en aangeeft dat een handleiding voor aanbestedingen wordt opgesteld om de procedures te standaardiseren;

21.

merkt op dat de Rekenkamer net als in 2006 tekortkomingen in de uitvoering van de begroting constateerde, met name vanwege het hoge bedrag aan overgedragen kredieten;

22.

verzoekt het Bureau om naar een hoger bestedingspercentage van de begroting te streven en in zijn verslag over het begrotings- en financiële beheer over 2008 de genomen maatregelen en bereikte resultaten te beschrijven;

23.

dringt er bij de Commissie op aan ervoor te zorgen dat het Bureau in de toekomst de financiële discipline strikt in acht neemt en zich altijd aan de overeengekomen begroting houdt;

24.

verwijst voor andere horizontale opmerkingen over het kwijtingsbesluit naar zijn resolutie van 23 april 2009 over het financieel beheer van en het toezicht op EU-agentschappen (7).


(1)  PB C 278 van 31.10.2008, blz. 53.

(2)  PB C 311 van 5.12.2008, blz. 92.

(3)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(4)  PB L 164 van 30.4.2004, blz. 1.

(5)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.

(6)  PB L 88 van 31.3.2009, blz. 209.

(7)  Zie bladzijde 206 van dit Publicatieblad.


26.9.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 255/171


BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 23 april 2009

over de afsluiting van de rekeningen van het Europees Spoorwegbureau voor het begrotingsjaar 2007

(2009/668/EG)

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Spoorwegbureau voor het begrotingsjaar 2007 (1),

gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees Spoorwegbureau voor het begrotingsjaar 2007, vergezeld van de antwoorden van het Agentschap (2),

gezien de aanbeveling van de Raad van 10 februari 2009 (5588/2009 — C6-0060/2009),

gelet op het EG-verdrag, en met name artikel 276,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (3), en met name artikel 185,

gelet op Verordening (EG) nr. 881/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 tot oprichting van een Europees Spoorwegbureau (4) en met name artikel 39,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (5), en met name artikel 94,

gelet op artikel 71 en bijlage V van zijn Reglement,

gelet op het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie vervoer en toerisme (A6-0165/2009),

1.

neemt er kennis van dat de definitieve jaarrekening van het Europees Spoorwegbureau met de bijlage bij het verslag van de Rekenkamer overeenstemt;

2.

gaat akkoord met de afsluiting van de rekeningen van het Europees Spoorwegbureau voor het begrotingsjaar 2007 goed;

3.

verzoekt zijn voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de uitvoerend directeur van het Europees Spoorwegbureau, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).

De voorzitter

Hans-Gert PÖTTERING

De secretaris-generaal

Klaus WELLE


(1)  PB C 278 van 31.10.2008, blz. 53.

(2)  PB C 311 van 5.12.2008, blz. 92.

(3)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(4)  PB L 164 van 30.4.2004, blz. 1.

(5)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.


26.9.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 255/172


BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 23 april 2009

over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid voor het begrotingsjaar 2007

(2009/669/EG)

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid betreffende het begrotingsjaar 2007 (1),

gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid voor het begrotingsjaar 2007, vergezeld van de antwoorden van het Agentschap (2),

gezien de aanbeveling van de Raad van 10 februari 2009 (5588/2009 — C6-0060/2009),

gelet op het EG-Verdrag, en met name artikel 276,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (3), en met name artikel 185,

gelet op Verordening (EG) nr. 1406/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 tot oprichting van een Europees Agentschap voor maritieme veiligheid (4), en met name artikel 19,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (5), en met name artikel 94,

gelet op artikel 71 en bijlage V van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie vervoer en toerisme (A6-0167/2009),

1.

verleent de uitvoerend directeur van het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Agentschap voor het begrotingsjaar 2007;

2.

formuleert zijn opmerkingen in onderstaande resolutie;

3.

verzoekt zijn voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integrerend deel uitmaakt, te doen toekomen aan de uitvoerend directeur van het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).

De voorzitter

Hans-Gert PÖTTERING

De secretaris-generaal

Klaus WELLE


(1)  PB C 278 van 31.10.2008, blz. 20.

(2)  PB C 311 van 5.12.2008, blz. 57.

(3)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(4)  PB L 208 van 5.8.2002, blz. 1.

(5)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.


RESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 23 april 2009

met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid voor het begrotingsjaar 2007

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid betreffende het begrotingsjaar 2007 (1),

gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid voor het begrotingsjaar 2007, vergezeld van de antwoorden van het Agentschap (2),

gezien de aanbeveling van de Raad van 10 februari 2009 (5588/2009 — C6-0060/2009),

gelet op het EG-verdrag, en met name artikel 276,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (3), en met name artikel 185,

gelet op Verordening (EG) nr. 1406/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 tot oprichting van een Europees Agentschap voor maritieme veiligheid (4), en met name artikel 19,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (5), en met name artikel 94,

gelet op artikel 71 en bijlage V van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie vervoer en toerisme (A6-0167/2009),

A.

overwegende dat de Rekenkamer verklaard heeft redelijke zekerheid te hebben verkregen dat de jaarrekening voor het begrotingsjaar 2007 betrouwbaar is en dat de onderliggende verrichtingen wettig en regelmatig zijn,

B.

overwegende dat het Parlement de uitvoerend directeur van het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid op 22 april 2008 kwijting heeft verleend voor de uitvoering van de begroting van het Bureau voor het begrotingsjaar 2006 (6) en dat het in zijn resolutie behorende bij het kwijtingsbesluit onder andere:

kennis nam van de constatering van de Rekenkamer dat de procedures voor het opstellen van de begroting en de personeelsformaties niet voldoende rigoureus waren en dat dit tot een groot aantal kredietoverschrijvingen, de inadequate planning van de personeelswerving en een onjuiste begrotingspresentatie leidde,

met bezorgdheid kennis nam van de opmerkingen van de Rekenkamer dat er een aantal juridische verbintenissen is aangegaan voordat de dienovereenkomstige begrotingsvastleggingen beschikbaar waren,

1.

wijst erop dat het Agentschap beschikte over 48 249 000 EUR aan vastleggings- en betalingskredieten uit de begroting van 2007;

2.

betreurt dat de Rekenkamer, evenals in 2006, constateerde dat de procedures van het Agentschap voor het opstellen van de begroting niet voldoende rigoureus waren;

3.

neemt er kennis van dat de Rekenkamer constateerde dat er in 2007 32 overschrijvingen zijn verricht; neemt kennis van de kritiek van de Rekenkamer betreffende het grote aantal overschrijvingen;

4.

neemt kennis van het antwoord van het Agentschap dat de overschrijvingen de drempel van 10 % van het Financieel Reglement niet hebben overschreden;

5.

neemt voorts nota van de kritiek van de Rekenkamer dat tussen medio juni en december 2007 25 000 000 EUR voor anti-vervuilingsmaatregelen, die door de begrotingsautoriteit als normale kredieten waren goedgekeurd, onterecht naar bestemmingsontvangsten zijn overgeheveld;

6.

neemt nota van het antwoord van het Agentschap dat het op 20 maart 2007 (op suggestie van de Commissie) heeft besloten anti-vervuilingskredieten als bestemmingsontvangsten aan te merken, en dat het op 21 november 2007 heeft besloten deze kredieten niet langer als zodanig te behandelen;

7.

is teleurgesteld dat de Rekenkamer, net als in 2006, constateerde dat er juridische verbintenissen zijn aangegaan voordat de dienovereenkomstige begrotingsvastleggingen waren gebeurd; verzoekt het Agentschap zijn opleidings- en communicatie-inspanningen te vergroten teneinde deze situatie in de toekomst te voorkomen; verzoekt dat de inspanningen die op dit vlak worden ondernomen in het jaarlijks activiteitenverslag 2008 van het Agentschap worden opgenomen;

8.

neemt er kennis van dat de Rekenkamer een aantal zwakke punten in de aanwervingsprocedures constateerde, in het bijzonder

dat selectiecriteria en drempelscores voor het doorgaan naar het volgende stadium van examens pas na het begin van het evaluatieproces worden vastgesteld,

dat het personeelscomité niet werd uitgenodigd om aan de aanwervingsprocedures deel te nemen;

9.

neemt kennis van het antwoord van het Agentschap dat er maatregelen zijn getroffen om ervoor te zorgen dat selectiecriteria en drempelscores in een eerder stadium worden vastgesteld;

10.

verzoekt het Agentschap erop toe te zien dat de aanwervingsprocedures doorzichtig en niet-discriminerend zijn, in het bijzonder door toe te zien op participatie van het personeelscomité;

11.

is ermee ingenomen dat het Agentschap nauw samenwerkt met het eveneens in Lissabon gevestigde Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving, zodat gebouwen worden gedeeld en er gezamenlijk gebruik wordt gemaakt van infrastructuur en diensten;

12.

dringt er bij de Commissie op aan ervoor te zorgen dat het Agentschap in de toekomst de financiële discipline strikt in acht neemt en zich altijd aan de overeengekomen begroting houdt;

13.

verwijst voor andere horizontale opmerkingen over het kwijtingsbesluit naar zijn resolutie van 23 april 2009 over het financiële beheer van en het toezicht op EU-agentschappen (7).


(1)  PB C 278 van 31.10.2008, blz. 20.

(2)  PB C 311 van 5.12.2008, blz. 57.

(3)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(4)  PB L 208 van 5.8.2002, blz. 1.

(5)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.

(6)  PB L 88 van 31.3.2009, blz. 192.

(7)  Zie bladzijde 206 van dit Publicatieblad.


26.9.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 255/175


BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 23 april 2009

over de afsluiting van de rekeningen van het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid voor het begrotingsjaar 2007

(2009/670/EG)

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid betreffende het begrotingsjaar 2007 (1),

gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid voor het begrotingsjaar 2007, vergezeld van de antwoorden van het Agentschap (2),

gezien de aanbeveling van de Raad van 10 februari 2009 (5588/2009 — C6-0060/2009),

gelet op het EG-Verdrag, en met name artikel 276,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (3), en met name artikel 185,

gelet op Verordening (EG) nr. 1406/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 tot oprichting van een Europees Agentschap voor maritieme veiligheid (4), en met name artikel 19,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (5), en met name artikel 94,

gelet op artikel 71 en bijlage V van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie vervoer en toerisme (A6-0167/2009),

1.

neemt er kennis van dat de definitieve jaarrekening van het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid met de bijlage bij het verslag van de Rekenkamer overeenstemt;

2.

gaat akkoord met de afsluiting van de rekeningen van het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid voor het begrotingsjaar 2007;

3.

verzoekt zijn voorzitter dit besluit, te doen toekomen aan de uitvoerend directeur van het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).

De voorzitter

Hans-Gert PÖTTERING

De secretaris-generaal

Klaus WELLE


(1)  PB C 278 van 31.10.2008, blz. 20.

(2)  PB C 311 van 5.12.2008, blz. 57.

(3)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(4)  PB L 208 van 5.8.2002, blz. 1.

(5)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.


26.9.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 255/176


BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 23 april 2009

over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Bureau voor wederopbouw voor het begrotingsjaar 2007

(2009/671/EG)

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Bureau voor wederopbouw voor het begrotingsjaar 2007 (1),

gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees Bureau voor wederopbouw voor het begrotingsjaar 2007, vergezeld van de antwoorden van het Bureau (2),

gezien de aanbeveling van de Raad van 10 februari 2009 (5588/2009 — C6-0060/2009),

gelet op het EG-verdrag, en met name artikel 276,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (3) en met name artikel 185,

gelet op Verordening (EG) nr. 2667/2000 van de Raad van 5 december 2000 over het Europees Bureau voor wederopbouw (4), en met name artikel 8,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (5), en met name artikel 94,

gelet op artikel 71 en bijlage V van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A6-0169/2009),

1.

verleent de directeur van het Europees Bureau voor wederopbouw kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Bureau voor het begrotingsjaar 2007;

2.

formuleert zijn opmerkingen in onderstaande resolutie;

3.

verzoekt zijn voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integrerend deel uitmaakt, te doen toekomen aan de directeur van het Europees Bureau voor wederopbouw, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).

De voorzitter

Hans-Gert PÖTTERING

De secretaris-generaal

Klaus WELLE


(1)  PB C 278 van 31.10.2008, blz. 13.

(2)  PB C 311 van 5.12.2008, blz. 42.

(3)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(4)  PB L 306 van 7.12.2000, blz. 7.

(5)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.


RESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 23 april 2009

met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Bureau voor wederopbouw voor het begrotingsjaar 2007

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Bureau voor wederopbouw voor het begrotingsjaar 2007 (1),

gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees Bureau voor wederopbouw voor het begrotingsjaar 2007, vergezeld van de antwoorden van het Bureau (2),

gezien de aanbeveling van de Raad van 10 februari 2009 (5588/2009 — C6-0060/2009),

gelet op het EG-Verdrag, en met name artikel 276,

let op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (3) en met name artikel 185,

gelet op Verordening (EG) nr. 2667/2000 van de Raad van 5 december 2000 over het Europees Bureau voor wederopbouw (4), en met name artikel 8,

let op Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (5), en met name artikel 94,

gelet op artikel 71 en bijlage V van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A6-0169/2009),

A.

overwegende dat de Rekenkamer verklaard heeft redelijke zekerheid te hebben verkregen dat de jaarrekening voor het begrotingsjaar 2007 betrouwbaar is en dat de onderliggende verrichtingen wettig en regelmatig zijn,

B.

overwegende dat het Parlement de directeur van het Europees Bureau voor wederopbouw op 22 april 2008 kwijting heeft verleend voor de uitvoering van de begroting van het Bureau voor het begrotingsjaar 2006 (6),

1.

stelt met voldoening vast dat de Rekenkamer van oordeel is dat de uitvoering van de begroting van het Bureau voor wederopbouw bevredigend is vergeleken met het begrotingsjaar 2006;

2.

herinnert eraan dat het mandaat van het Bureau voor wederopbouw op 31 december 2008 is verstreken;

3.

benadrukt dat het Bureau ruimschoots heeft bewezen niet alleen over de juiste systemen (onder meer op logistiek en IT-gebied) te beschikken om grote hoeveelheden steun snel door te voeren in postconflictsituaties, maar eveneens over de bewezen expertise en kennis voor het opzetten en leveren van steun van hoge kwaliteit die ook werkelijke invloed heeft gehad;

4.

betreurt het feit dat de Commissie geen gehoor heeft gegeven aan de verzoeken in de kwijtingsresoluties voor de begrotingsjaren 2005 en 2006 om de activiteiten van het agentschap, die zijn afgelopen in 2008, voort te zetten, en is bezorgd over het hieruit voortvloeiende risico dat de Europese Unie veel van de expertise die het Bureau de afgelopen acht jaar heeft opgedaan, zal verliezen;

Follow-up van de kwijting voor 2006

5.

herinnert eraan dat het Parlement in zijn resolutie over de kwijting van de Commissie voor 2006 de Commissie verzocht het Parlement regelmatig op de hoogte te houden omtrent de overdracht van activiteiten van het Bureau naar de vertegenwoordigingen;

6.

wijst erop dat de Commissie in de paragrafen 201 en 203 van haar follow-up van de kwijting voor 2006 beloofde het Parlement op de hoogte te zullen houden omtrent de overdracht van activiteiten van het Bureau naar de vertegenwoordigingen en de verschillende stadia van sluiting van het Bureau (7);

7.

wijst op de verklaring van de Commissie in haar follow-up van de kwijting van de Commissie voor 2006 dat het Bureau eind september 2008 alle operationele activiteiten zou beëindigen; dat het Bureau drie maanden de tijd zou hebben, van oktober tot december 2008, om de administratieve afsluiting te voltooien; en dat een sluitingsteam onder de hoede van de Commissie in 2009 de overblijvende administratieve activiteiten zou afsluiten in een tijdspanne van een paar maanden;

8.

stelt vast dat de Commissie een aantal nota’s met informatie over de samenwerking tussen de Commissie en het Bureau tijdens de overgangsperiode 2007-2008 heeft doen toekomen aan de voorzitter van de Commissie begrotingscontrole (8);

9.

leest in de vierde informatienota van 7 oktober 2008 dat de Commissie een eindverslag over de geleidelijke afbouw van het Bureau zal voorleggen, nadat de eindrekeningen van het Bureau zijn vastgesteld en het sluitingsteam zijn werkzaamheden heeft afgerond; hoopt dit verslag binnenkort te ontvangen;

Potentiële risico’s van de overdracht van activiteiten van het Bureau naar de vertegenwoordigingen

10.

wijst erop dat de Rekenkamer in zijn jaarverslag voor 2007 drie potentiële risico’s van de overdracht van activiteiten van het Bureau naar de vertegenwoordigingen noemt:

a)

gezien het meerjarige karakter van de activiteiten van het Bureau zijn er nog niet-bestede begrotingskredieten van 453 000 000 EUR die uitgevoerd moeten worden in de jaren na 2008, het laatste jaar waarin het Bureau bestaat;

b)

de nota met richtsnoeren die de Commissie op 11 juni 2008 heeft ingediend over de overdracht van dossiers, behandelt niet alle posten op de balans van het Bureau;

c)

het geaccumuleerde overschot van 180 000 000 EUR op de balans van het Bureau per 31 december 2007 zal aan het eind van het mandaat van het Bureau eveneens moeten worden overgenomen en beheerd door de Commissie;

11.

verzoekt de Commissie de verantwoordelijke commissie van het Parlement mede te delen:

a)

hoe de niet-bestede begrotingskredieten uitgevoerd zullen worden,

b)

of er tussen het Bureau en de Commissie een memorandum van overeenstemming is gesloten voor alle posten op de begroting van het Bureau dan wel hoe de Commissie op een andere wijze heeft gezorgd voor de volledige overdracht van alle dossiers en posten,

c)

hoe het geaccumuleerde overschot van 180 000 000 EUR op de balans van het Bureau per 31 december 2007 door de Commissie beheerd zal worden;

12.

verwijst voor andere horizontale opmerkingen in verband met het kwijtingsbesluit naar zijn resolutie van 23 april 2009 over het financieel beheer van en het toezicht op EU-agentschappen (9).


(1)  PB C 278 van 31.10.2008, blz. 13.

(2)  PB C 311 van 5.12.2008, blz. 42.

(3)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(4)  PB L 306 van 7.12.2000, blz. 7.

(5)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.

(6)  PB L 88 van 31.3.2009, blz. 150.

(7)  Werkdocument van de diensten van de Commissie, bijlage bij het verslag van de Commissie aan het Europees Parlement over de follow-up van de kwijtingsprocedure 2006 (SEC(2008) 2579).

(8)  De nota’s zijn beschikbaar op de website van de Commissie begrotingscontrole.

(9)  Zie bladzijde 206 van dit Publicatieblad.


26.9.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 255/179


BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 23 april 2009

over de afsluiting van de rekeningen van het Europees Bureau voor wederopbouw voor het begrotingsjaar 2007

(2009/672/EG)

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Bureau voor wederopbouw voor het begrotingsjaar 2007 (1),

gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees Bureau voor wederopbouw voor het begrotingsjaar 2007, vergezeld van de antwoorden van het Bureau (2),

gezien de aanbeveling van de Raad van 10 februari 2009 (5588/2009 — C6-0060/2009),

gelet op het EG-verdrag, en met name artikel 276,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (3) en met name artikel 185,

gelet op Verordening (EG) nr. 2667/2000 van de Raad van 5 december 2000 over het Europees Bureau voor wederopbouw (4), en met name artikel 8,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (5), en met name artikel 94,

gelet op artikel 71 en bijlage V van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A6-0169/2009),

1.

neemt er kennis van dat de definitieve jaarrekening van het Europees Bureau voor wederopbouw met de bijlage bij het verslag van de Rekenkamer overeenstemt;

2.

gaat akkoord met de afsluiting van de rekeningen van het Europees Bureau voor wederopbouw voor het begrotingsjaar 2007;

3.

verzoekt zijn voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de directeur van het Europees Bureau voor wederopbouw, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).

De voorzitter

Hans-Gert PÖTTERING

De secretaris-generaal

Klaus WELLE


(1)  PB C 278 van 31.10.2008, blz. 13.

(2)  PB C 311 van 5.12.2008, blz. 42.

(3)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(4)  PB L 306 van 7.12.2000, blz. 7.

(5)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.


26.9.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 255/180


BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 23 april 2009

over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Milieuagentschap voor het begrotingsjaar 2007

(2009/673/EG)

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Milieuagentschap voor het begrotingsjaar 2007 (1),

gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees Milieuagentschap voor het begrotingsjaar 2007, vergezeld van de antwoorden van het Agentschap (2),

gezien de aanbeveling van de Raad van 10 februari 2009 (5588/2009 — C6-0060/2009),

gelet op het EG-verdrag, en met name artikel 276,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (3), en met name artikel 185,

gelet op Verordening (EEG) nr. 1210/90 van de Raad van 7 mei 1990 inzake de oprichting van het Europees Milieuagentschap en het Europees milieuobservatie- en -informatienetwerk (4), en met name artikel 13,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (5), en met name artikel 94,

gelet op artikel 71 en bijlage V van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid (A6-0171/2009),

1.

verleent de uitvoerend directeur van het Europees Milieuagentschap kwijting voor de uitvoering van de begroting van het agentschap voor het begrotingsjaar 2007;

2.

formuleert zijn opmerkingen in onderstaande resolutie;

3.

verzoekt zijn voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integrerend deel uitmaakt, te doen toekomen aan de uitvoerend directeur van het Europees Milieuagentschap, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).

De voorzitter

Hans-Gert PÖTTERING

De secretaris-generaal

Klaus WELLE


(1)  PB C 278 van 31.10.2008, blz. 4.

(2)  PB C 311 van 5.12.2008, blz. 64.

(3)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(4)  PB L 120 van 11.5.1990, blz. 1.

(5)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.


RESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 23 april 2009

met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Milieuagentschap voor het begrotingsjaar 2007

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Milieuagentschap voor het begrotingsjaar 2007 (1),

gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees Milieuagentschap voor het begrotingsjaar 2007, vergezeld van de antwoorden van het Agentschap (2),

gezien de aanbeveling van de Raad van 10 februari 2009 (5588/2009 — C6-0060/2009),

gelet op het EG-verdrag, en met name artikel 276,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (3), en met name artikel 185,

gelet op Verordening (EEG) nr. 1210/90 van de Raad van 7 mei 1990 inzake de oprichting van het Europees Milieuagentschap en het Europees milieuobservatie- en -informatienetwerk (4), en met name artikel 13,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (5), en met name artikel 94,

gelet op artikel 71 en bijlage V van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid (A6-0171/2009),

A.

overwegende dat de Rekenkamer verklaard heeft redelijke zekerheid te hebben verkregen dat de jaarrekening voor het begrotingsjaar 2007 betrouwbaar is en dat de onderliggende verrichtingen wettig en regelmatig zijn,

B.

overwegende dat het Parlement de uitvoerend directeur van het Europees Milieuagentschap op 22 april 2008 kwijting heeft verleend voor de uitvoering van de begroting van het Bureau voor het begrotingsjaar 2006 (6), en dat het in zijn resolutie behorende bij het kwijtingsbesluit onder andere opmerkte dat volgens het jaarverslag van het Agentschap een derde van het personeel van dezelfde nationaliteit was, en wees op het doel van het Agentschap (geformuleerd in zijn jaarverslag) om het evenwicht en de verscheidenheid van het personeelsbestand te verbeteren,

1.

beschouwt het Europees Milieuagentschap (het agentschap) als een bron van belangrijke milieuwetgeving voor alle EU-instellingen en beleidsmakers; stelt met voldoening vast dat het agentschap in staat is gebleken het Europese milieuobservatie- en informatienetwerk te coördineren en de EU-instellingen en lidstaten te helpen de kennis van milieugegevens en -informatie te verbeteren;

2.

spoort het Agentschap aan om te blijven streven naar verdere uitbouw van zijn communicatiemethoden om grotere aandacht van de media voor zijn bevindingen te wekken en daarmee het openbaar debat over belangrijke milieukwesties te stimuleren, zoals klimaatverandering, biodiversiteit en beheer van natuurlijke rijkdommen;

3.

onderstreept dat de impact van milieuprogramma’s vaak wordt afgeremd door een gebrek aan beoordelingen van de milieu-impact van andere communautaire wetgeving en programma’s; is van mening dat het agentschap beleidsondersteuning zou kunnen bieden door zijn activiteiten op het gebied van milieueffectbeoordeling verder te ontwikkelen;

4.

benadrukt de rol van het agentschap bij de evaluatie van de tenuitvoerlegging van de EU-milieuwetgeving, zowel in de Europese Unie als in toekomstige lidstaten;

5.

verwelkomt het initiatief van het agentschap om de klimaatimpact van vluchten in het kader van dienstreizen van medewerkers van het agentschap en deelnemers aan zijn activiteiten te compenseren;

Aanwervingsprocedures

6.

wijst op de controleresultaten van de Rekenkamer, waaruit blijkt dat twee aanwervingsprocedures niet voldeden aan eisen van doorzichtigheid en niet-discriminatie, aangezien kandidaten die niet aan de selectiecriteria voldeden, toch in aanmerking werden genomen voor verdere evaluatie, en er geen criteria gedocumenteerd waren om de beste kandidaten uit te nodigen voor een gesprek;

7.

neemt nota van het antwoord van het Agentschap, inhoudende dat de kandidaten werden uitgekozen die de selectiecriteria het dichtst benaderden, teneinde meer kandidaten in het vergelijkend onderzoek te hebben; dringt er bij het Agentschap op aan zich te houden aan zijn belofte om een post opnieuw te publiceren wanneer zich in de toekomst een vergelijkbare situatie voordoet;

8.

neemt nota van de belofte van het agentschap om de selectie van de op de lijst opgenomen kandidaten beter te documenteren;

Procedures voor aanbestedingen

9.

wijst erop dat de Rekenkamer twee gevallen heeft gevonden, met een totale waarde van circa 26 000 EUR, van rechtstreekse gunning van diensten zonder dat het Financieel Reglement werd nageleefd;

10.

acht het antwoord van het Agentschap dat deze contracten waren gegund vanwege de aanzienlijke voordelen die dit het Agentschap zou opleveren onbevredigend, en is van mening dat de unieke aard van deze gevallen onvoldoende was gedocumenteerd;

11.

wijst er verder op dat de Rekenkamer een geval heeft gemeld met een waarde van circa 215 000 EUR, waarbij sprake was van een specifiek contract en waarbij de voorwaarden van het kadercontract niet zijn nagekomen, hetgeen de transparantie van de procedure niet ten goede is gekomen;

12.

neemt nota van het antwoord van het Agentschap dat dit geval betrekking had op IT-systemen en dat de oorspronkelijke order was verlengd toen de opslag- en servercapaciteit van het systeem verder moest worden vergroot; neemt nota van het antwoord dat in de toekomst omvangrijke IT-aankopen zullen worden aanbesteed;

13.

verzoekt het Agentschap te waarborgen dat de regels voor aanbestedingen volledig worden nageleefd;

Tekortkomingen op het gebied van het beheer van subsidie-overeekomsten met European Topic Centres

14.

neemt nota van de opmerking van de Rekenkamer dat het agentschap slechts een beperkte verificatie heeft doorgevoerd van de betalingen die op basis van subsidie-overeenkomsten zijn verricht aan de zogeheten European Topic Centres;

15.

is tevreden met het antwoord van het agentschap dat in overeenstemming met de opmerkingen van de Rekenkamer nieuwe controleprocedures zijn ingevoerd, met inbegrip van verificatiebezoeken en andere gedetailleerde controles, voorafgaand aan de definitieve betalingen; wijst erop dat het Agentschap vier verificatiebezoeken heeft afgelegd met betrekking tot de subsidies in 2007;

16.

neemt nota van de bevinding van de Rekenkamer dat de subsidie-overeenkomsten tussen het Agentschap en de European Topic Centres voorzien in een forfaitair percentage van 20 % aan directe uitgaven voor hun indirecte kosten (overheads), hoewel de uitvoeringsvoorschriften bij het Financieel Reglement dit percentage tot 7 % beperken; wijst erop dat volgens de regels dit maximum alleen kan worden overschreden na een met redenen omkleed besluit van het Agentschap; wijst erop dat het Agentschap een dergelijk besluit niet heeft genomen;

17.

wijst erop dat volgens de bevindingen van de Rekenkamer het in 2007 betaalde bedrag 300 000 EUR lager zou zijn geweest, indien het percentage van 7 % was toegepast;

18.

wijst erop dat het Agentschap erkent niet het vereiste met redenen omklede besluit te hebben genomen, maar dat er vóór goedkeuring uitvoerig aandacht werd besteed aan de overheadkosten en dat deze expliciet zijn bestudeerd bij de voorbereiding van de voorwaarden;

19.

neemt nota van de toezegging van het Agentschap te zullen waarborgen dat zijn Raad van bestuur een dergelijk met redenen omkleed besluit zal nemen voor toekomstige oproepen met betrekking tot European Topic Centres, die gepland zijn voor 2009/2010;

Maatregelen naar aanleiding van voorgaande kwijtingsprocedures

20.

herhaalt zijn verzoek aan het Agentschap, gedaan in de resolutie bij het kwijtingsbesluit over het begrotingsjaar 2005 (7), om vóór 1 januari 2010 en vervolgens om de vijf jaar opdracht te geven tot een onafhankelijke externe evaluatie van zijn resultaten op basis van de oprichtingsverordening en het door de Raad van bestuur vastgestelde werkprogramma;

21.

wijst erop dat, volgens de informatie in zijn jaarverslag, het Agentschap nog wacht op de resultaten van een onafhankelijke externe evaluatie van de effecten en de doeltreffendheid van zijn vijfjarenstrategie 2004-2008;

22.

verzoekt het Agentschap de kwijtingsautoriteit zodra ze beschikbaar zijn op de hoogte te brengen van de resultaten van de externe evaluatie;

23.

betreurt dat, overeenkomstig de gegevens in het jaarverslag van het Agentschap, de situatie met betrekking tot het evenwicht en de verscheidenheid van het personeel in 2007 niet wezenlijk is verbeterd, aangezien nog altijd een derde van het personeel dezelfde nationaliteit heeft;

24.

verzoekt het Agentschap zich intensiever in te zetten voor het verbeteren van het evenwicht en de verscheidenheid van het personeelsbestand;

25.

verwijst voor andere horizontale opmerkingen over het kwijtingbesluit naar zijn resolutie van 23 april 2009 over het financieel beheer van en het toezicht op EU-agentschappen (8).


(1)  PB C 278 van 31.10.2008, blz. 4.

(2)  PB C 311 van 5.12.2008, blz. 64.

(3)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(4)  PB L 120 van 11.5.1990, blz. 1.

(5)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.

(6)  PB L 88 van 31.3.2009, blz. 159.

(7)  PB L 187 van 15.7.2008, blz. 107.

(8)  Zie bladzijde 206 van dit Publicatieblad.


26.9.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 255/184


BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 23 april 2009

over de afsluiting van de rekeningen van het Europees Milieuagentschap voor het begrotingsjaar 2007

(2009/674/EG)

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Milieuagentschap voor het begrotingsjaar 2007 (1),

gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees Milieuagentschap voor het begrotingsjaar 2007, vergezeld van de antwoorden van het Agentschap (2),

gezien de aanbeveling van de Raad van 10 februari 2009 (5588/2009 — C6-0060/2009),

gelet op het EG-verdrag, en met name artikel 276,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (3), en met name artikel 185,

gelet op Verordening (EEG) nr. 1210/90 van de Raad van 7 mei 1990 inzake de oprichting van het Europees Milieuagentschap en het Europees milieuobservatie- en -informatienetwerk (4), en met name artikel 13,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (5), en met name artikel 94,

gelet op artikel 71 en bijlage V van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid (A6-0171/2009),

1.

neemt er kennis van dat de definitieve jaarrekening van het Europees Milieuagentschap met de bijlage bij het verslag van de Rekenkamer overeenstemt;

2.

gaat akkoord met de afsluiting van de rekeningen van het Europees Milieuagentschap voor het begrotingsjaar 2007;

3.

verzoekt zijn voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de uitvoerend directeur van het Europees Milieuagentschap, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).

De voorzitter

Hans-Gert PÖTTERING

De secretaris-generaal

Klaus WELLE


(1)  PB C 278 van 31.10.2008, blz. 4.

(2)  PB C 311 van 5.12.2008, blz. 64.

(3)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(4)  PB L 120 van 11.5.1990, blz. 1.

(5)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.


26.9.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 255/185


BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 23 april 2009

inzake het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid voor het begrotingsjaar 2007

(2009/675/EG)

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien de definitieve jaarrekening van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid voor het begrotingsjaar 2007 (1),

gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid betreffende het begrotingsjaar 2007, vergezeld van de antwoorden van de Autoriteit (2),

gezien de aanbeveling van de Raad van 10 februari 2009 (5588/2009 — C6-0060/2009),

gelet op het EG-verdrag, en met name artikel 276,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (3), en met name artikel 185,

gelet op Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (4), en met name artikel 44,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (5), en met name artikel 94,

gelet op artikel 71 en bijlage V van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid (A6-0172/2009),

1.

verleent de uitvoerend directeur van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Autoriteit voor het begrotingsjaar 2007;

2.

formuleert zijn opmerkingen in onderstaande resolutie;

3.

verzoekt zijn voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integrerend deel uitmaakt, te doen toekomen aan de uitvoerend directeur van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).

De voorzitter

Hans-Gert PÖTTERING

De secretaris-generaal

Klaus WELLE


(1)  PB C 278 van 31.10.2008, blz. 35.

(2)  PB C 311 van 5.12.2008, blz. 100.

(3)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(4)  PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1.

(5)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.


RESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 23 april 2009

met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid voor het begrotingsjaar 2007

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien de definitieve jaarrekening van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid voor het begrotingsjaar 2007 (1),

gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid betreffende het begrotingsjaar 2007, vergezeld van de antwoorden van de Autoriteit (2),

gezien de aanbeveling van de Raad van 10 februari 2009 (5588/2009 — C6-0060/2009),

gelet op het EG-verdrag, en met name artikel 276,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (3), en met name artikel 185,

gelet op Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (4), en met name artikel 44,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (5), en met name artikel 94,

gelet op artikel 71 en bijlage V van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid (A6-0172/2009),

A.

overwegende dat de Rekenkamer verklaard heeft redelijke zekerheid te hebben verkregen dat de jaarrekening voor het begrotingsjaar 2007 betrouwbaar is en dat de onderliggende verrichtingen wettig en regelmatig zijn,

B.

overwegende dat het Parlement de uitvoerend directeur van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid op 22 april 2008 kwijting heeft verleend voor de uitvoering van de begroting van de Autoriteit voor het begrotingsjaar 2006 (6) en dat het in zijn resolutie behorende bij het kwijtingsbesluit onder andere:

opmerkte dat de onderbesteding bij de betalingen in 2006 hoofdzakelijk te wijten is aan de problemen die de Autoriteit heeft om hoog opgeleid wetenschappelijk personeel aan te werven in Parma; erop wees dat slechts tweederde van de 250 posten op de personeelsformatie van de Autoriteit eind 2006 bezet was; onderstreepte dat personeelsgebrek leidt tot een lager bestedingsniveau van de huishoudelijke uitgaven;

constateerde dat in 2006 het bestedingspercentage 56 % was bij de kredieten voor huishoudelijke uitgaven en 50 % voor de beleidsuitgaven; dat 20 % van de uit 2005 overgedragen kredieten eind 2006 waren vervallen; en dat er veel overschrijvingen hadden plaatsgevonden, met een grote concentratie aan het eind van het jaar;

1.

neemt kennis van de conclusie van de Rekenkamer dat er voor een bedrag van 8 600 000 EUR aan kredieten naar 2008 is overgedragen en dat 4 800 000 EUR werd geannuleerd; stelt vast dat deze situatie gedeeltelijk te wijten was aan de vertraagde vaststelling en uitvoering van het jaarlijkse werkprogramma voor 2007 voor subsidies; constateert dat de van het vorige jaar overgedragen kredieten 7 900 000 EUR bedroegen, waarvan een bedrag van 4 500 000 EUR voor beleidsactiviteiten bestemd was; stelt vast dat meer dan 25 % van de voor beleidsactiviteiten overgedragen kredieten aan het einde van het jaar geannuleerd moest worden;

2.

is bezorgd over de conclusie van de Rekenkamer dat deze situatie niet te rijmen valt met het jaarperiodiciteitsbeginsel en op zwakke punten in de programmerings- en begrotingsprocedures van de Autoriteit wijst;

3.

heeft kennis genomen van het antwoord van de Autoriteit dat er in 2008 verscheidene maatregelen nodig waren ter verbetering van het begrotingsbeheer, zoals templates, een vademecum en aanvullende administratieve ondersteuning om de lancering van oproepen voor subsidies te bespoedigen;

4.

constateert dat de Autoriteit in haar reactie betreffende de overgedragen kredieten erop wijst dat het percentage overgedragen kredieten (17-18 %) in vergelijking met 2006 (22 %) is gedaald; stelt echter aan de hand van de definitieve rekeningen vast dat het werkelijk overgedragen bedrag toenam van 7 900 000 EUR in 2006 to 8 600 000 EUR in 2007;

5.

verzoekt de Autoriteit aan de opmerkingen van de Rekenkamer gevolg te geven en te blijven streven naar een verbetering en bespoediging van de uitvoering van de begroting; dringt erop aan dat de maatregelen om hieraan gevolg te geven worden vermeld in het jaarlijkse verslag over de werkzaamheden voor 2008;

6.

heeft er kennis van genomen dat de Autoriteit een van de Commissie ontvangen bijdrage ten behoeve van de voorbereiding van de toetreding van Kroatië en Turkije als een normale subsidie heeft behandeld, hoewel het hier om een bestemmingsontvangst ging;

7.

neemt nota van het antwoord van de Autoriteit dat vanaf 2008 alle specifieke bijdragen als bestemmingsontvangst zijn geregistreerd;

8.

heeft kennis genomen van de bevindingen van de Rekenkamer over zwakke punten in het beheer van dienstreizen en het grote aantal en de hoge waarde van de uitzonderingen;

9.

heeft in het antwoord van de Autoriteit gelezen dat deze situatie verband hield met een specifieke unit waar sindsdien organisatorische veranderingen hebben plaatsgevonden;

10.

constateert dat 2007 het vijfde jaar was waarin de Autoriteit haar werkzaamheden verrichtte;

11.

vestigt de nadruk op de rol van de Autoriteit bij het verstrekken van onafhankelijk wetenschappelijk advies over alle zaken die een rechtstreekse of onrechtstreeks impact hebben op de voedselveiligheid, met inbegrip van de gezondheid en het welzijn van dieren en gewasbescherming, een rol die steeds noodzakelijker wordt naarmate de consument zich meer zorgen maakt en er meer behoefte is aan adequate verspreiding van wetenschappelijk advies;

Maatregelen naar aanleiding van voorgaande kwijtingsprocedures

12.

wenst de Autoriteit geluk met het feit dat zij erin slaagde 273 van de 300 posten waarin haar personeelsformatie voorziet te bezetten na de problemen die zij jarenlang ondervond bij de werving van hoog opgeleid wetenschappelijk personeel in Parma;

13.

stelt vast dat de specifieke begrotingslijn voor personeel voor 95 % is uitgevoerd in plaats van de voorspelde 97 %; merkt evenwel op dat Autoriteit nog steeds moeite heeft om hooggekwalificeerd wetenschappelijk personeel voor Parma aan te werven;

14.

wijst wat het personeelsvraagstuk betreft op de eind 2007 uitgevoerde personeelsenquête; moedigt het management van de Autoriteit aan regelmatig dergelijke enquêtes uit te voeren en de resultaten hiervan in het personeelsbeheer en de dagelijkse werkzaamheden te laten meewegen;

15.

merkt op dat de gebreken van de wervingsprocedures herhaaldelijk in vorige kwijtingsprocedures en nu opnieuw in het huidige Rekenkamerverslag aan de orde zijn gesteld;

16.

dringt erop aan dat de Autoriteit haar aanwervingssprocedures thans met spoed aan de regels aanpast;

17.

merkt op dat de Autoriteit evenals bij vorige kwijtingsprocedures door de Rekenkamer bekritiseerd is omdat zij in diverse gevallen niet aan de openbare aanbestedingsvoorschriften zou hebben voldaan; verzoekt de Autoriteit speciale aandacht aan de eerbiediging van de aanbestedingsvoorschriften te besteden;

18.

wenst dat de Autoriteit in haar jaarlijkse verslag over de werkzaamheden voor 2008 nadere bijzonderheden geeft over de maatregelen die genomen zijn om de gebreken op de gebieden personeelswerving en aanbestedingen te verhelpen;

19.

constateert dat de uitvoerend directeur van de Autoriteit op 1 maart 2009 de rol van coördinator van het netwerk van agentschappen heeft overgenomen;

20.

verwijst voor andere horizontale opmerkingen over het kwijtingsbesluit naar zijn resolutie van 23 april 2009 over het financiële beheer van en het toezicht op EU-agentschappen (7).


(1)  PB C 278 van 31.10.2008, blz. 35.

(2)  PB C 311 van 5.12.2008, blz. 100.

(3)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(4)  PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1.

(5)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.

(6)  PB L 88 van 31.3.2009, blz. 184.

(7)  Zie bladzijde 206 van dit Publicatieblad.


26.9.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 255/189


BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 23 april 2009

over de afsluiting van de rekeningen van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid voor het begrotingsjaar 2007

(2009/676/EG)

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien de definitieve jaarrekening van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid voor het begrotingsjaar 2007 (1),

gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid betreffende het begrotingsjaar 2007, vergezeld van de antwoorden van de Autoriteit (2),

gezien de aanbeveling van de Raad van 10 februari 2009 (5588/2009 — C6-0060/2009),

gelet op het EG-verdrag, en met name artikel 276,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (3), en met name artikel 185,

gelet op Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (4), en met name artikel 44,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (5), en met name artikel 94,

gelet op artikel 71 en bijlage V van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid (A6-0172/2009),

1.

neemt er kennis van dat de definitieve jaarrekening van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid met de bijlage bij het verslag van de Rekenkamer overeenstemt;

2.

gaat akkoord met de afsluiting van de rekeningen van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid voor het begrotingsjaar 2007;

3.

verzoekt zijn voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de uitvoerend directeur van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).

De voorzitter

Hans-Gert PÖTTERING

De secretaris-generaal

Klaus WELLE


(1)  PB C 278 van 31.10.2008, blz. 35.

(2)  PB C 311 van 5.12.2008, blz. 100.

(3)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(4)  PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1.

(5)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.


26.9.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 255/190


BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 23 april 2009

over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden voor het begrotingsjaar 2007

(2009/677/EG)

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien de definitieve jaarrekening van de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden betreffende het begrotingsjaar 2007 (1),

gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden betreffende het begrotingsjaar 2007, vergezeld van de antwoorden van de Stichting (2),

gezien de aanbeveling van de Raad van 10 februari 2009 (5588/2009 — C6-0060/2009),

gelet op het EG-verdrag, en met name artikel 276,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (3), en met name artikel 185,

gelet op Verordening (EEG) nr. 1365/75 van de Raad van 26 mei 1975 betreffende de oprichting van een Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden (4), en met name artikel 16,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (5), en met name artikel 94,

gelet op artikel 71 en bijlage V van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A6-0173/2009),

1.

verleent de directeur van de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Stichting voor het begrotingsjaar 2007;

2.

formuleert zijn opmerkingen in onderstaande resolutie;

3.

verzoekt zijn voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integrerend deel uitmaakt, te doen toekomen aan de directeur van de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (series L).

De voorzitter

Hans-Gert PÖTTERING

De secretaris-generaal

Klaus WELLE


(1)  PB C 278 van 31.10.2008, blz. 60.

(2)  PB C 311 van 5.12.2008, blz. 156.

(3)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(4)  PB L 139 van 30.5.1975, blz. 1.

(5)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.


RESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 23 april 2009

met de opmerkingen die integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden voor het begrotingsjaar 2007

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien de definitieve jaarrekening van de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden betreffende het begrotingsjaar 2007 (1),

gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden betreffende het begrotingsjaar 2007, vergezeld van de antwoorden van de Stichting (2),

gezien de aanbeveling van de Raad van 10 februari 2009 (5588/2009 — C6-0060/2009),

gelet op het EG-verdrag, en met artikel 276,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (3), en met name artikel 185,

gelet op Verordening (EEG) nr. 1365/75 van de Raad van 26 mei 1975 betreffende de oprichting van een Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden (4), en met name artikel 16,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (5), en met name artikel 94,

gelet op artikel 71 en bijlage V van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A6-0173/2009),

A.

overwegende dat de Rekenkamer verklaard heeft redelijke zekerheid te hebben verkregen dat de jaarrekening voor het begrotingsjaar 2007 betrouwbaar is en dat de onderliggende verrichtingen wettig en regelmatig zijn,

B.

overwegende dat het Parlement op 22 april 2008 de directeur van de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden kwijting heeft verleend voor de uitvoering van de begroting van de Stichting voor het begrotingsjaar 2006 (6) en in zijn resolutie waarvan deze kwijting vergezeld ging onder andere:

opgemerkt heeft dat de Rekenkamer kritiek heeft geuit op het feit dat de selectiecriteria van de indienstnemingprocedures niet vooraf werden vastgesteld door selectiecomités, noch werden gedefinieerd conform de kennisgeving van vacature, en dat de Stichting heeft geantwoord dat alle kennisgevingen van vacatures thans duidelijk aangeven of het slagen bij tests een voorafgaande voorwaarde is voor het slagen bij het vergelijkende onderzoek,

verder geconstateerd heeft dat de Stichting in 2006 een ex-postbeoordeling verricht heeft van het werkprogramma 2001-2004, in samenhang met een tussentijdse beoordeling van geselecteerde aspecten van de lopende werkzaamheden van de Stichting, teneinde de impact, de toegevoegde waarde en de doeltreffendheid van de organisatie te kunnen bepalen;

gevraagd heeft op de hoogte te worden gebracht van de resultaten van deze beoordeling,

Tekortkomingen in de wervingsprocedures

1.

betreurt dat de Rekenkamer in 2007 zoals in 2006 tekortkomingen heeft geconstateerd in de wervingsprocedures; de Rekenkamer heeft met name opnieuw een geval geconstateerd waarin de selectiecriteria niet in overeenstemming waren met de kennisgeving van vacature;

2.

neemt kennis van de verdere opmerking van de Rekenkamer dat bij de aanvang van de wervingsprocedures noch de weging van de selectiecriteria, noch het minimaal te behalen aantal punten door het selectiecomité werd bepaald;

3.

neemt er kennis van dat volgens de Rekenkamer hierdoor geen transparante en niet-discriminerende wervingsprocedures werden gegarandeerd;

4.

neemt kennis van het antwoord van de Stichting dat de wervingsprocedures in 2008 zijn aangepast, teneinde de aanbevelingen van de Rekenkamer op te volgen;

5.

verzoekt de Stichting bijzondere aandacht te schenken aan de wettigheid van haar wervingsprocedures en in haar jaarlijks activiteitenverslag voor 2008 aan te geven welke maatregelen zij getroffen heeft om gevolg te geven aan de opmerkingen van de Rekenkamer;

Tekortkomingen in de aanbestedingsprocedures

6.

constateert met bezorgdheid dat de Rekenkamer in drie aanbestedingsprocedures anomalieën heeft geconstateerd, zoals:

financiële-evaluatieprocedure voor een contract niet duidelijk omschreven in de aanbestedingsdocumenten,

selectiecriteria die het niet mogelijk maken een echte evaluatie van de financiële capaciteit van de gegadigden te verrichten;

7.

constateert dat de Rekenkamer haar bezorgdheid uit over het feit dat deze gebreken afbreuk deden aan de kwaliteit van de procedure en de uiteindelijke selectie nadelig dreigden te beïnvloeden;

8.

neemt er kennis van dat de Stichting geantwoord heeft dat in de toekomst prijsevaluatiemethodes zullen worden vastgesteld die vanaf de aanvang elke schijn van willekeur moeten voorkomen, en criteria voor de toepassing van minimale capaciteitsvereisten;

9.

verzoekt de Stichting in haar jaarlijks activiteitenverslag voor 2008 aan te geven welke maatregelen zij getroffen heeft om gevolg te geven aan de opmerkingen van de Rekenkamer;

Invoering van Accrual Based Accounting (ABAC)

10.

constateert met voldoening dat de Stichting in 2008 ABAC heeft ingevoerd;

11.

neemt kennis van de opmerking van de Rekenkamer dat conform het Financieel Reglement de bijdragen die de Stichting ontvangen heeft van de Commissie voor de voorbereiding van het lidmaatschap van Kroatië en Turkije in de begroting als bestemmingsontvangsten hadden moeten worden opgevoerd;

12.

neemt kennis van het antwoord van de Stichting dat vanaf de begroting voor 2008 de begrotingslijnen voor bestemmingsontvangsten in ABAC zijn gesteld en dat de Stichting in overeenstemming met de aanbeveling van de Rekenkamer te werk zal gaan;

13.

neemt kennis van de bevinding van de Rekenkamer dat invorderbare btw over het begrotingsjaar 2007 ten bedrage van 376 611 EUR aan het eind van het jaar niet werd ingevorderd, wat in strijd was met het beginsel van goed financieel beheer;

14.

kan akkoord gaan met het antwoord van de Stichting dat door de invoering van ABAC de btw-invordering vertraging heeft opgelopen; neemt er nota van dat in april 2008 alle btw-aanspraken waren ingevorderd;

Maatregelen in vervolg op voorgaande kwijtingsverslagen

15.

herinnert eraan dat de Stichting in 2006 een ex-postbeoordeling verricht heeft van het werkprogramma 2001-2004, in samenhang met een tussentijdse beoordeling van geselecteerde aspecten van de lopende werkzaamheden van de Stichting, teneinde de impact, de toegevoegde waarde en de doeltreffendheid van de organisatie te kunnen bepalen;

16.

maakt uit het jaarlijks activiteitenverslag op dat in 2006 de strategie van de Stichting onder de loep is genomen en vijf strategische doelstellingen zijn geformuleerd;

17.

dringt erop aan op tijd voor de procedure voor het verlenen van kwijting voor 2008 te worden geïnformeerd over de resultaten van de evaluatie betreffende de impact, de toegevoegde waarde en de doeltreffendheid van de Stichting;

18.

verwijst voor andere horizontale opmerkingen over het kwijtingbesluit naar zijn resolutie van 23 april 2009 over het financieel beheer van en het toezicht op EU-agentschappen (7).


(1)  PB C 278 van 31.10.2008, blz. 60.

(2)  PB C 311 van 5.12.2008, blz. 156.

(3)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(4)  PB L 139 van 30.5.1975, blz. 1.

(5)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.

(6)  PB L 88 van 31.3.2009, blz. 93.

(7)  Zie bladzijde 206 van dit Publicatieblad.


26.9.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 255/194


BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 23 april 2009

over de afsluiting van de rekeningen van de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden voor het begrotingsjaar 2007

(2009/678/EG)

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien de definitieve jaarrekening van de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden betreffende het begrotingsjaar 2007 (1),

gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden betreffende het begrotingsjaar 2007, vergezeld van de antwoorden van de Stichting (2),

gezien de aanbeveling van de Raad van 10 februari 2009 (5588/2009 — C6-0060/2009),

gelet op het EG-verdrag, en met name artikel 276,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (3), en met name artikel 185,

gelet op Verordening (EEG) nr. 1365/75 van de Raad van 26 mei 1975 betreffende de oprichting van een Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden (4), en met name artikel 16,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (5), en met name artikel 94,

gelet op artikel 71 en bijlage V van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A6-0173/2009),

1.

neemt er kennis van dat de definitieve jaarrekening van de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden met de bijlage bij het verslag van de Rekenkamer overeenstemt;

2.

gaat akkoord met de afsluiting van de rekeningen van de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden voor het begrotingsjaar 2007;

3.

verzoekt zijn voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de directeur van de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (series L).

De voorzitter

Hans-Gert PÖTTERING

De secretaris-generaal

Klaus WELLE


(1)  PB C 278 van 31.10.2008, blz. 60.

(2)  PB C 311 van 5.12.2008, blz. 156.

(3)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(4)  PB L 139 van 30.5.1975, blz. 1.

(5)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.


26.9.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 255/195


BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 23 april 2009

over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Agentschap voor veiligheid en gezondheid op het werk voor het begrotingsjaar 2007

(2009/679/EG)

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Agentschap voor veiligheid en gezondheid op het werk voor het begrotingsjaar 2007 (1),

gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees Agentschap voor veiligheid en gezondheid op het werk voor het begrotingsjaar 2007, vergezeld van de antwoorden van het Agentschap (2),

gezien de aanbeveling van de Raad van 10 februari 2009 (5588/2009 — C6-0060/2009),

gelet op het EG-Verdrag, en met name artikel 276,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (3), en met name artikel 185,

gelet op Verordening (EG) nr. 2062/94 van de Raad van 18 juli 1994 tot oprichting van een Europees Agentschap voor veiligheid en gezondheid op het werk (4), en met name artikel 14,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (5), en met name artikel 94,

gelet op artikel 71 en bijlage V van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A6-0174/2009),

1.

verleent de directeur van het Europees Agentschap voor veiligheid en gezondheid op het werk kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Agentschap voor het begrotingsjaar 2007;

2.

formuleert zijn opmerkingen in onderstaande resolutie;

3.

verzoekt zijn voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integrerend deel uitmaakt, te doen toekomen aan de directeur van het Europees Agentschap voor veiligheid en gezondheid op het werk, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).

De voorzitter

Hans-Gert PÖTTERING

De secretaris-generaal

Klaus WELLE


(1)  PB C 278 van 31.10.2008, blz. 26.

(2)  PB C 311 van 5.12.2008, blz. 50.

(3)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(4)  PB L 216 van 20.8.1994, blz. 1.

(5)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.


RESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 23 april 2009

met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Agentschap voor veiligheid en gezondheid op het werk voor het begrotingsjaar 2007

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Agentschap voor veiligheid en gezondheid op het werk voor het begrotingsjaar 2007 (1),

gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees Agentschap voor veiligheid en gezondheid op het werk voor het begrotingsjaar 2007, vergezeld van de antwoorden van het Agentschap (2),

gezien de aanbeveling van de Raad van 10 februari 2009 (5588/2009 — C6-0060/2009),

gelet op het EG-Verdrag, en met name artikel 276,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (3), en met name artikel 185,

gelet op Verordening (EG) nr. 2062/94 van de Raad van 18 juli 1994 tot oprichting van een Europees Agentschap voor veiligheid en gezondheid op het werk (4), en met name artikel 14,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (5), en met name artikel 94,

gelet op artikel 71 en bijlage V van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A6-0174/2009),

A.

overwegende dat de Rekenkamer verklaart redelijke zekerheid te hebben verkregen dat de rekeningen betreffende het begrotingsjaar 2007 betrouwbaar zijn en de onderliggende verrichtingen wettig en regelmatig,

1.

stelt vast dat de Rekenkamer een volstrekt positieve verklaring van betrouwbaarheid heeft verstrekt en geen enkele opmerking heeft;

2.

feliciteert het Agentschap met de aanzienlijke verbetering van zijn financiële beheer in de twee afgelopen jaren; moedigt het Agentschap aan te blijven streven naar het allerhoogste niveau op het gebied van begrotingsplanning, -uitvoering en -beheer;

3.

verwijst voor andere horizontale opmerkingen over het kwijtingbesluit naar zijn resolutie van 23 april 2009 over het financieel beheer en van het toezicht op EU-agentschappen (6).


(1)  PB C 278 van 31.10.2008, blz. 26.

(2)  PB C 311 van 5.12.2008, blz. 50.

(3)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(4)  PB L 216 van 20.8.1994, blz. 1.

(5)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.

(6)  Zie bladzijde 206 van dit Publicatieblad.


26.9.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 255/197


BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 23 april 2009

over de afsluiting van de rekeningen van het Europees Agentschap voor veiligheid en gezondheid op het werk voor het begrotingsjaar 2007

(2009/680/EG)

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Agentschap voor veiligheid en gezondheid op het werk voor het begrotingsjaar 2007 (1),

gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees Agentschap voor veiligheid en gezondheid op het werk voor het begrotingsjaar 2007, vergezeld van de antwoorden van het Agentschap (2),

gezien de aanbeveling van de Raad van 10 februari 2009 (5588/2009 — C6-0060/2009),

gelet op het EG-Verdrag, en met name artikel 276,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (3), en met name artikel 185,

gelet op Verordening (EG) nr. 2062/94 van de Raad van 18 juli 1994 tot oprichting van een Europees Agentschap voor veiligheid en gezondheid op het werk (4), en met name artikel 14,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (5), en met name artikel 94,

gelet op artikel 71 en bijlage V van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A6-0174/2009),

1.

neemt er kennis van dat de definitieve jaarrekening van het Europees Agentschap voor veiligheid en gezondheid op het werk met de bijlage bij het verslag van de Rekenkamer overeenstemt;

2.

gaat akkoord met de afsluiting van de rekeningen van het Europees Agentschap voor veiligheid en gezondheid op het werk voor het begrotingsjaar 2007;

3.

verzoekt zijn voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de directeur van het Europees Agentschap voor veiligheid en gezondheid op het werk, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).

De voorzitter

Hans-Gert PÖTTERING

De secretaris-generaal

Klaus WELLE


(1)  PB C 278 van 31.10.2008, blz. 26.

(2)  PB C 311 van 5.12.2008, blz. 50.

(3)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(4)  PB L 216 van 20.8.1994, blz. 1.

(5)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.


26.9.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 255/198


BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 23 april 2009

over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten voor het begrotingsjaar 2007

(2009/681/EG)

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien de definitieve jaarrekening van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten voor het begrotingsjaar 2007 (1),

gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten voor het begrotingsjaar 2007, vergezeld van de antwoorden van het Agentschap (2),

gezien de aanbeveling van de Raad van 10 februari 2009 (5588/2009 — C6-0060/2009),

gelet op het EG-verdrag, en met name artikel 276,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (3), en met name artikel 185,

gelet op Verordening (EG) nr. 168/2007 van de Raad van 15 februari 2007 houdende oprichting van een Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten (4), en met name artikel 21,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (5), en met name artikel 94,

gelet op artikel 71 en bijlage V van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (A6-0176/2009),

1.

verleent de directeur van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Bureau voor het begrotingsjaar 2007;

2.

formuleert zijn opmerkingen in onderstaande resolutie;

3.

verzoekt zijn voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integrerend deel uitmaakt, te doen toekomen aan de directeur van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).

De voorzitter

Hans-Gert PÖTTERING

De secretaris-generaal

Klaus WELLE


(1)  PB C 278 van 31.10.2008, blz. 1.

(2)  PB C 311 van 5.12.2008, blz. 7.

(3)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(4)  PB L 53 van 22.2.2007, blz. 1.

(5)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.


RESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 23 april 2009

met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten voor het begrotingsjaar 2007

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien de definitieve jaarrekening van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten voor het begrotingsjaar 2007 (1),

gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten voor het begrotingsjaar 2007, vergezeld van de antwoorden van het Agentschap (2),

gezien de aanbeveling van de Raad van 10 februari 2009 (5588/2009 — C6-0060/2009),

gelet op het EG-verdrag, en met name artikel 276,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (3), en met name artikel 185,

gelet op Verordening (EG) nr. 168/2007 van de Raad van 15 februari 2007 houdende oprichting van een Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten (4), en met name artikel 21,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (5), en met name artikel 94,

gelet op artikel 71 en bijlage V van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (A6-0176/2009),

A.

overwegende dat de Rekenkamer verklaard heeft redelijke zekerheid te hebben verkregen dat de jaarrekening voor het begrotingsjaar 2007 betrouwbaar is en dat de onderliggende verrichtingen wettig en regelmatig zijn,

B.

overwegende dat het Parlement de directeur van het Europees Bureau voor de grondrechten op 22 april 2008 kwijting heeft verleend voor de uitvoering van de begroting van het Bureau voor het begrotingsjaar 2006 (6);

1.

merkt op dat bij Verordening (EG) nr. 168/2007 het Europees Bureau voor grondwetten werd opgericht als opvolger van het Europees Waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat (EUMC), waarbij het mandaat ervan met ingang van 1 maart 2007 werd uitgebreid;

2.

herinnert eraan dat het Bureau moet streven naar synergieën en overlappingen moet trachten te vermijden met andere instellingen die actief zijn op het gebied van de rechten van de mens, en met name de Raad van Europa, iets waarop het Europees Parlement heeft aangedrongen in zijn resolutie van 14 januari 2009 (7);

3.

betreurt het dat in artikel 21, lid 10, van Verordening (EG) nr. 168/2007 de uiterste termijn voor het kwijtingsbesluit was vastgesteld op 30 april van het jaar N + 2 en niet geharmoniseerd werd met de nieuwe termijn van 15 mei van het jaar N + 2, die is vastgesteld in de gewijzigde Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 (8);

4.

merkt op uit het verslag van het Bureau over zijn budgettaire en financiële beheer in 2007 dat het in augustus 2007 begonnen is gebruik te maken van ABAC (Accrual Based Accounting);

5.

verheugt zich over de opmerking van de Rekenkamer dat ondanks de overgang van het Europees Waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat (EUMC) naar het Bureau, die gepaard ging met een aanzienlijke verhoging van het budget (14 200 000 EUR vergeleken met 9 300 000 EUR voor het EUMC), voor bijna alle kredieten (13 900 000 EUR) in 2007 betalingsverplichtingen zijn aangegaan;

6.

neemt er kennis van dat OLAF een intern onderzoek naar het Bureau heeft ingesteld; doet een beroep op het Bureau en met name op zijn directeur om volledig met OLAF samen te werken; verzoekt OLAF, het Bureau en de Commissie om de kwijtingsautoriteit zo spoedig mogelijk te informeren over de resultaten van het onderzoek en de mogelijke follow-up maatregelen;

Tekortkomingen in de uitvoering van de begroting ten gevolge van de overgang van het EUMC naar het Bureau voor de grondrechten

7.

neemt evenwel kennis van de constatering van de Rekenkamer dat een bedrag van 7 500 000 EUR moest worden overgedragen in verband met de uitbreiding van het mandaat van het Bureau in 2007, hetgeen aanleiding heeft gegeven tot vertragingen bij de goedkeuring van het nieuwe werkprogramma, de benoeming van de nieuwe directeur en de uitvoering van zijn activiteiten;

8.

dringt er bij het Bureau op aan de vertragingen in te lopen en zoveel mogelijk te voorkomen dat overgedragen kredieten komen te vervallen, zoals het ook beloofd heeft in zijn antwoorden aan de Rekenkamer, en om in het verslag over zijn budgettaire en financiële beheer in 2008 verslag uit te brengen over de gerealiseerde vooruitgang;

9.

neemt kennis van de conclusie van de Rekenkamer dat het Bureau door wijzigingen van zijn begroting en diverse overschrijvingen zijn personeelsbudget met 798 000 EUR heeft verminderd, waardoor het heeft voorkomen dat kredieten voor personeelsuitgaven kwamen te vervallen;

10.

stemt in met het antwoord van het Bureau dat de wijzigingen van de begroting en de overschrijvingen nauw samenhingen met de overgang van het EUMC naar het Bureau, en dus van uitzonderlijke aard waren;

Tekortkomingen in aanbestedingsprocedures

11.

neemt kennis van de conclusie van de Rekenkamer met betrekking tot een aanbestedingsprocedure volgens welke de gepubliceerde methode voor evaluatie indirect geleid heeft tot een geringere nadruk op het prijscriterium, waardoor enkele potentiële aanbieders wellicht werden afgeschrikt en dat dit niet in overeenstemming is met het beginsel van goed financieel beheer;

12.

aanvaardt het antwoord van het Bureau dat de gebruikte methode weliswaar in overeenstemming was met het Financieel Reglement, maar dat het een nieuwe, door de Commissie voorgestelde evaluatiemethode zal invoeren, opdat het meer waar voor zijn geld zal krijgen;

Maatregelen naar aanleiding van voorgaande kwijtingsprocedures

13.

herinnert eraan dat de Rekenkamer voor het begrotingsjaar 2004 voor het EUMC een gekwalificeerde betrouwbaarheidsverklaring heeft gegeven in verband met tekortkomingen in de aanbestedingsprocedures en dat de Rekenkamer ook voor de jaren 2005 en 2006 kritische opmerkingen heeft geplaatst bij bepaalde aanbestedingsprocedures;

14.

dringt er daarom bij het Bureau op aan om bijzondere aandacht te schenken aan de juridische correctheid van zijn aanbestedingsprocedures;

15.

verwijst voor andere horizontale opmerkingen over het kwijtingsbesluit naar zijn resolutie van 23 april 2009 over het financiële beheer en het toezicht op EU-agentschappen (9).


(1)  PB C 278 van 31.10.2008, blz. 1.

(2)  PB C 311 van 5.12.2008, blz. 7.

(3)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(4)  PB L 53 van 22.2.2007, blz. 1.

(5)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.

(6)  PB L 88 van 31.3.2009, blz. 142.

(7)  P6_TA(2009)0019.

(8)  Verordening gewijzigd bij Verordening (EG, Euratom) nr. 652/2008 van de Commissie (PB L 181 van 10.7.2008, blz. 23).

(9)  Zie bladzijde 206 van dit Publicatieblad.


26.9.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 255/201


BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 23 april 2009

over de afsluiting van de rekeningen van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten voor het begrotingsjaar 2007

(2009/682/EG)

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien de definitieve jaarrekening van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten voor het begrotingsjaar 2007 (1),

gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten voor het begrotingsjaar 2007, vergezeld van de antwoorden van het Agentschap (2),

gezien de aanbeveling van de Raad van 10 februari 2009 (5588/2009 — C6-0060/2009),

gelet op het EG-verdrag, en met name artikel 276,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (3), en met name artikel 185,

gelet op Verordening (EG) nr. 168/2007 van de Raad van 15 februari 2007 houdende oprichting van een Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten (4), en met name artikel 21,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (5), en met name artikel 94,

gelet op artikel 71 en bijlage V van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (A6-0176/2009),

1.

neemt er kennis van dat de definitieve jaarrekening van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten met de bijlage bij het verslag van de Rekenkamer overeenstemt;

2.

gaat akkoord met de afsluiting van de rekeningen van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten voor het begrotingsjaar 2007;

3.

verzoekt zijn voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de directeur van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).

De voorzitter

Hans-Gert PÖTTERING

De secretaris-generaal

Klaus WELLE


(1)  PB C 278 van 31.10.2008, blz. 1.

(2)  PB C 311 van 5.12.2008, blz. 7.

(3)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(4)  PB L 53 van 22.2.2007, blz. 1.

(5)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.


26.9.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 255/202


BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 23 april 2009

inzake de verlening van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Communautair Bureau voor visserijcontrole voor het begrotingsjaar 2007

(2009/683/EG)

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien de definitieve jaarrekening van het Communautair Bureau voor visserijcontrole voor het begrotingsjaar 2007 (1),

gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Communautair Bureau voor visserijcontrole voor het begrotingsjaar 2007, vergezeld van de antwoorden van het Bureau (2),

gezien de aanbeveling van de Raad van 10 februari 2009 (5588/2009 — C6-0060/2009),

gelet op het EG-verdrag, en met name artikel 276,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (3), en met name artikel 185,

gelet op Verordening (EG) nr. 768/2005 van de Raad van 26 april 2005 tot oprichting van een Communautair Bureau voor visserijcontrole (4), en met name artikel 36,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (5), en met name artikel 94,

gelet op artikel 71 en bijlage V van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A6-0179/2009),

1.

verleent de directeur van het Communautair Bureau voor visserijcontrole kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Bureau voor het begrotingsjaar 2007;

2.

formuleert zijn opmerkingen in onderstaande resolutie;

3.

verzoekt zijn voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integrerend deel uitmaakt, te doen toekomen aan de directeur van het Communautair Bureau voor visserijcontrole, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).

De voorzitter

Hans-Gert PÖTTERING

De secretaris-generaal

Klaus WELLE


(1)  PB C 278 van 31.10.2008, blz. 78.

(2)  PB C 311 van 5.12.2008, blz. 1.

(3)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(4)  PB L 128 van 21.5.2005, blz. 1.

(5)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.


RESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 23 april 2009

met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Communautair Bureau voor visserijcontrole voor het begrotingsjaar 2007

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien de definitieve jaarrekening van het Communautair Bureau voor visserijcontrole voor het begrotingsjaar 2007 (1),

gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Communautair Bureau voor visserijcontrole voor het begrotingsjaar 2007, vergezeld van de antwoorden van het Bureau (2),

gezien de aanbeveling van de Raad van 10 februari 2009 (5588/2009 — C6-0060/2009),

gelet op het EG-verdrag, en met name artikel 276,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (3), en met name artikel 185,

gelet op Verordening (EG) nr. 768/2005 van de Raad van 26 april 2005 tot oprichting van een Communautair Bureau voor visserijcontrole (4), en met name artikel 36,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (5), en met name artikel 94,

gelet op artikel 71 en bijlage V van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A6-0179/2009),

A.

overwegende dat de Rekenkamer verklaard heeft redelijke zekerheid te hebben verkregen dat de jaarrekening voor het begrotingsjaar 2007 betrouwbaar is en dat de onderliggende verrichtingen wettig en regelmatig zijn,

1.

stelt vast dat het Agentschap in november 2007 financieel onafhankelijk is geworden, en dat de kwijting voor 2007 derhalve betrekking heeft op een buitengewoon korte periode;

2.

stelt vast dat de Rekenkamer het Bureau een volstrekt positieve verklaring van betrouwbaarheid heeft verstrekt; verzoekt het Bureau te blijven streven naar een kwalitatief hoogwaardig financieel beheer;

3.

stelt vast dat de begroting van het Bureau in 2007 5 000 000 EUR beliep en dat meer dan de helft van deze begroting door de Commissie werd beheerd omdat het Bureau pas vlak voor het einde van het jaar financieel onafhankelijk werd;

4.

neemt kennis van de opmerking van de Rekenkamer dat het Bureau niet de passende procedures heeft ingesteld voor de vaststelling van kredietoverdrachten, zodat voor een bedrag van 125 000 EUR aan kredieten zonder wettelijke vastleggingen werden overgedragen; stelt vast dat het Bureau heeft toegezegd zulks in 2008 te voorkomen;

5.

neemt kennis van het antwoord van het Bureau op de kritiek van de Rekenkamer op de ontbrekende goedkeuring van interne controlenormen, dat de raad van bestuur van het Bureau in maart 2008 interne controlenormen heeft vastgesteld;

6.

stelt vast dat het Bureau zijn interne controleprocedures volgens de Rekenkamer nog niet voldoende heeft gedocumenteerd; is ingenomen met het feit dat het Bureau een interne auditcapaciteit heeft ingesteld en personeel heeft aangeworven dat verantwoordelijk is voor de verdere ontwikkeling van interne controlesystemen in 2008;

7.

neemt kennis van de bevinding van de Rekenkamer dat de door de ordonnateur voorbereide beschrijving van de boekhouding nog niet door de rekenplichtige is goedgekeurd; verzoekt het Bureau in zijn verslag over het begrotings- en financiële beheer van 2008 te vermelden of de validering is afgesloten;

8.

verwijst voor andere horizontale opmerkingen over het kwijtingsbesluit naar zijn resolutie van 23 april 2009 over het financiële beheer van en het toezicht op EU-agentschappen (6).


(1)  PB C 278 van 31.10.2008, blz. 78.

(2)  PB C 311 van 5.12.2008, blz. 1.

(3)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(4)  PB L 128 van 21.5.2005, blz. 1.

(5)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.

(6)  Zie bladzijde 206 van dit Publicatieblad.


26.9.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 255/205


BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 23 april 2009

over de afsluiting van de rekeningen van het Communautair Bureau voor visserijcontrole voor het begrotingsjaar 2007

(2009/684/EG)

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien de definitieve jaarrekening van het Communautair Bureau voor visserijcontrole voor het begrotingsjaar 2007 (1),

gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Communautair Bureau voor visserijcontrole voor het begrotingsjaar 2007, vergezeld van de antwoorden van het Bureau (2),

gezien de aanbeveling van de Raad van 10 februari 2009 (5588/2009 — C6-0060/2009),

gelet op het EG-verdrag, en met name artikel 276,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (3), en met name artikel 185,

gelet op Verordening (EG) nr. 768/2005 van de Raad van 26 april 2005 tot oprichting van een Communautair Bureau voor visserijcontrole (4), en met name artikel 36,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (5), en met name artikel 94,

gelet op artikel 71 en bijlage V van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A6-0179/2009),

1.

neemt er kennis van dat de definitieve jaarrekening van het Communautair Bureau voor visserijcontrole met de bijlage bij het verslag van de Rekenkamer overeenstemt;

2.

gaat akkoord met de afsluiting van de rekeningen van het Communautair Bureau voor visserijcontrole voor het begrotingsjaar 2007;

3.

verzoekt zijn voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de directeur van het Communautair Bureau voor visserijcontrole, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).

De voorzitter

Hans-Gert PÖTTERING

De secretaris-generaal

Klaus WELLE


(1)  PB C 278 van 31.10.2008, blz. 78.

(2)  PB C 311 van 5.12.2008, blz. 1.

(3)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(4)  PB L 128 van 21.5.2005, blz. 1.

(5)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.


26.9.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 255/206


RESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 23 april 2009

over het financiële beheer en het toezicht op EU-agentschappen

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien het verslag van 15 oktober 2008 van de Commissie aan het Europees Parlement betreffende de follow-up van de kwijtingsbesluiten voor 2006 (COM(2008) 629) en het werkdocument van de Commissiediensten (SEC(2008) 2579),

gezien de mededeling van de Commissie van 11 maart 2008 getiteld „Europese agentschappen — Verdere ontwikkelingen” (COM(2008) 135),

onder verwijzing naar zijn resolutie van 21 oktober 2008 over een strategie voor de toekomstige regeling van institutionele aspecten voor regelgevende agentschappen (1),

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (2),

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van 19 november 2002 van de Commissie houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (3), en met name artikel 96,

gezien het speciaal verslag nr. 5/2008 van de Europese Rekenkamer getiteld „Agentschappen van de Europese Unie: resultaten bereiken”,

gelet op artikel 71 en bijlage V van zijn Reglement,

gelet op artikel 45 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Begrotingscommissie (A6-0148/2009),

A.

overwegende dat deze resolutie voor elk orgaan in de zin van artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 de horizontale op- en aanmerkingen bevat die zijn vervat in het kwijtingsbesluit volgens artikel 96 van Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 en artikel 3 van bijlage V bij zijn Reglement,

B.

overwegende dat Parlement, Raad en Commissie na de goedkeuring van de reeds aangehaalde mededeling van de Commissie het project tot vaststelling van een gemeenschappelijk kader voor de agentschappen opnieuw hebben gelanceerd en een interinstitutionele werkgroep hebben ingesteld,

Inleidende opmerkingen

1.

stelt vast dat de Europese Rekenkamer in 2007 audits heeft uitgevoerd bij 23 decentrale agentschappen, 3 uitvoerende agentschappen en het Euratom-Voorzieningsagentschap, een overeenkomstig het Euratom-Verdrag opgericht orgaan; merkt op dat de subsidies uit de Gemeenschapsbegroting voor de decentrale agentschappen in 2007 452 000 000 EUR bedroegen; beklemtoont dat meer dan 1 000 000 000 EUR via andere inkomsten zoals eigen ontvangsten uit vergoedingen, bijdragen van EVA-landen en speciale bijdragen van Gemeenschapsprogramma’s, aan de begroting van de agentschappen toegewezen is;

2.

merkt op dat het aantal agentschappen dat aan de kwijtingsprocedure wordt onderworpen aanzienlijk is gestegen in de afgelopen jaren, van 8 in 2000 tot 21 decentrale plus drie uitvoerende agentschappen in 2007, afgezien van drie agentschappen die aan een audit door de Europese Rekenkamer onderworpen worden, maar niet aan kwijting door het Parlement;

3.

wijst erop dat de begrotingsautoriteit in de personeelsformatie voor de decentrale agentschappen 3 487,5 posten heeft toegestaan; merkt op dat er volgens de door de Rekenkamer overgelegde documenten 2 823 posten ingevuld zijn, naast de 961,5 arbeidscontractanten en nationale deskundigen;

4.

verheugt zich over het reeds aangehaalde verslag van de Commissie over de follow-up van de kwijtingsbesluiten voor 2006;

5.

vestigt er nogmaals de aandacht op dat het Gemeenschapsrecht geen juridische definitie van een agentschap bevat en onderschrijft de definitie van agentschappen als „door de Gemeenschappen opgerichte organen met rechtspersoonlijkheid” (4); roept de drie categorieën agentschappen in herinnering die aan de definitie beantwoorden: decentrale agentschappen, uitvoerende agentschappen en andere organen;

6.

herhaalt daarbij de term „decentrale agentschappen” als algemene term voor de traditionele agentschappen; meent dat de term „regelgevend agentschap”, die steeds meer als generieke term in gebruik komt, misleidend is, omdat niet alle decentrale agentschappen regelgevende taken hebben;

7.

herinnert eraan dat decentrale agentschappen door de Europese wetgever om verschillende redenen zijn opgericht, o.a. om bepaalde diensten te verlenen, specialistische expertise in te zetten en regelgevende en toezichthoudende taken uit te voeren;

8.

beschouwt het vaststellen van de begroting van decentrale organen en de beoordeling van de tenuitvoerlegging van die begroting als kernverantwoordelijkheden van zijn Begrotingscommissie;

9.

dringt er, in het belang van de transparantie, bij de Rekenkamer op aan om in haar volgend jaarverslag rekening te houden met de drie categorieën agentschappen;

10.

merkt op dat de Rekenkamer wat financiële discipline betreft verbetering heeft vastgesteld in vergelijking met het begrotingsjaar 2006, maar dat in een aantal van de agentschappen aanwervingen en aanbestedingen nog steeds zwakke punten vertonen die de ordonnateurs moeten aanpakken;

11.

betreurt dat de Rekenkamer bij veel agentschappen opnieuw ernstige problemen heeft vastgesteld in de toepassing van de aanbestedingsregels en het personeelstatuut; is niet bereid te aanvaarden dat deze zwakke punten na al die jaren nog niet zijn weggewerkt; meent dat de herziening van Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 geen komaf zal maken met de problemen en dat het wettelijk kader grondig moet worden herzien;

12.

neemt nota van de verklaring van de Commissie dat de agentschappen die op ABAC (boekhouding op transactiebasis) zijn willen overstappen, alle noodzakelijke steun gekregen hebben; merkt op dat de agentschappen de steun in een aantal gevallen onvoldoende gevonden hebben;

Begrotingsplanning en -uitvoering

13.

merkt op dat overschatting van de benodigde kasmiddelen door agentschappen behandeld wordt in de gewijzigde Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002, die bepalingen ter versterking van de verplichting van de agentschappen bevat om in hun verzoeken om betaling nauwkeurige ramingen van hun daadwerkelijke behoefte aan kasmiddelen gedurende het hele jaar op te nemen om onnodige cashflows te voorkomen;

14.

dringt er bij de Commissie op aan om technische verlaging te overwegen om de overschotten te verminderen die ontstaan in geval van lage uitvoeringsgraad en aanhoudend hoge aantallen vacatures, wat tevens de bestemmingsontvangsten zou verminderen;

15.

neemt er daarbij nota van hoe moeilijk decentrale agentschappen het hebben om hoog gekwalificeerd personeel en deskundigen in dienst te nemen; vraagt de Commissie en het Europees Bureau voor personeelsselectie om hun steunverlening uit te breiden;

16.

dringt er bij de Commissie op aan om de begrotingsuitvoering van de agentschappen voor 2008 en 2009 nauwkeurig te blijven controleren en de nodige aanpassingen door te voeren in de begrotingsvoorstellen van de agentschappen;

17.

verwelkomt de pogingen van de Commissie om, sinds het voorontwerp van begroting voor 2009, systematisch rekening te houden met de laatste bekende overschotten (in het geval van het voorontwerp van begroting voor 2009 die van het jaar n-2) voor het berekenen van de bijdrage van de Gemeenschap; vraagt de Commissie om ter verbetering van transparantie en efficiëntie als algemene regel, gedetailleerde informatie te geven over de procedures voor het berekenen en verantwoorden van alle soorten bestemmingsontvangsten die de agentschappen ter beschikking staan, meer in het bijzonder degene die voortkomen uit overschotten van vroegere jaren;

18.

verheugt zich over het besluit van de Commissie om aan de wensen van de begrotingsautoriteit tegemoet te komen door bij de opstelling van het voorontwerp van begroting voor de decentrale agentschappen voor 2009 de bestemmingsontvangsten in aanmerking te nemen; meent dat dat ongetwijfeld een stap in de richting van een doorzichtigere begroting is;

19.

vestigt er de aandacht op dat de huidige instrumenten van bestemmingsontvangsten nog steeds risico’s voor begrotingstransparantie en goed financieel beheer van EU-middelen inhouden, omdat ramingen van bestemmingsontvangsten moeilijk blijven en omdat ze door de verschillende soorten, jaren van oorsprong en vrijgaveprocedures niet op een duidelijke manier in begrotingsplanning en -beheer kunnen worden opgenomen;

20.

merkt op dat er in 2007 voor ongeveer 550 000 000 EUR aan fondsen voor Gemeenschapsprogramma’s door drie uitvoerende agentschappen vastgelegd zijn; naast de beleidskredieten zijn er 47 000 000 EUR gebruikt voor administratieve doeleinden, d.w.z. het beheer van het bewuste uitvoerend agentschap; merkt op dat er in de agentschappen in kwestie 119 tijdelijke en 279 contractuele agenten werkzaam waren;

21.

stelt nogmaals dat de bedragen die uit de kredieten voor operationele programma’s zijn genomen, worden aangewend voor de financiering van zuiver administratieve werkzaamheden; vraagt zijn Begrotingscommissie om de toekomstige ontwikkelingen in het uitbesteden van administratieve taken van de Commissie nauwgezet te volgen;

22.

merkt op dat het Voorzieningsagentschap van Euratom als administratieve eenheid van de Commissie functioneert, hetgeen blijkt uit de opbouw van de begroting en het gegeven dat de directeur-generaal ervan een personeelslid van de Commissie is;

Naleving van financieel reglement en personeelstatuut

23.

beschouwt het als een ernstig probleem dat een aantal agentschappen herhaaldelijk worden bekritiseerd wegens niet-naleving van regels, waaronder Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002, met name de regels inzake overheidsopdrachten en het personeelstatuut; merkt op dat de belangrijkste oorzaak is dat de meeste regels ontworpen zijn voor grotere instellingen en dat de meeste kleine agentschappen niet voldoende capaciteit hebben om aan de eisen van de regelgeving te voldoen;

24.

betreurt dat de Commissie, ondanks het verzoek van het Parlement in zijn kwijtingsresoluties voor 2006 voor de agentschappen, geen snelle oplossing heeft gepresenteerd en verzoekt haar daarom opnieuw om een snelle oplossing ter verbetering van de efficiëntie te vinden door de administratieve taken van verschillende agentschappen samen te voegen;

25.

moedigt de Commissie aan om meer inspanningen te leveren om administratieve bijstand aan relatief kleine en vooral pas opgerichte agentschappen te verstrekken; roept, met de negatieve ervaringen uit het verleden in het achterhoofd, de Commissie op om de agentschappen zo snel mogelijk speciale richtsnoeren te verstrekken voor de toepassing van de financiële regels, aanwerving van personeel, openbare aanbestedingen, enz.;

26.

zal daarom het onderzoek naar mogelijkheid en haalbaarheid van gemeenschappelijke ondersteunende diensten voor Europese agentschappen („Opportunity and feasibility of establishing common support services for Europese Unie agencies”), dat de Begrotingscommissie en de Commissie begrotingscontrole laten uitvoeren, zeer grondig bestuderen;

Interne audit

27.

verheugt zich over het feit dat de dienst Interne audit van de Commissie in zijn activiteitenverslag 2007 afstand heeft genomen van zijn reserves van het jaar tevoren, toen hij verklaard heeft dat de dienst door gebrek aan middelen niet in staat was om ieder operationeel decentraal agentschap elk jaar aan een audit te onderwerpen;

28.

verheugt zich over de pragmatische samenwerking tussen de interne controleur van de Commissie en de interne controleurs en andere personen bij de agentschappen, die met interne audit belast zijn;

29.

herinnert eraan dat het de agentschappen in zijn kwijtingsresoluties voor 2006 voor de agentschappen gevraagd heeft of en op welke manier zij voldoen aan de verplichting van Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 om de kwijtingsautoriteit en de Commissie een jaarlijks verslag te sturen over interne audits; betreurt, hoewel er 21 agentschappen aan de kwijtingsprocedure voor 2007 onderworpen zijn, dat het Parlement dergelijke verslagen slechts van twee agentschappen heeft ontvangen (het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding (Cedefop) en het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (EASA));

Evaluatie van de prestaties van de agentschappen

30.

stelt vast dat de Commissie maatregelen heeft genomen naar aanleiding van de kwijtingsresoluties voor 2006 voor de agentschappen en in september 2008 de laatste hand gelegd heeft aan

a)

een samenvatting van de beoordeling van de decentrale agentschappen, met een lijst van al beoordeelde agentschappen en een samenvatting van de voornaamste bevindingen,

b)

een document over de stand van zaken en planning van de evaluatie van de decentrale agentschappen, en

c)

een meta-onderzoek naar de decentrale agentschappen — dwarsanalyse van bevindingen van beoordelingen („Meta-study on decentralised agencies: cross-cutting analysis of evaluation findings”), opgesteld door een externe contractant;

31.

is ervan overtuigd dat de beoordeling van decentrale agentschappen die door de Commissie aangevat is, waarop zij toezicht houdt en die eind 2009 afgerond moet zijn, zal helpen inschatten waar de agentschappen tekortschieten; verheugt er zich over dat de Commissie een referentiegroep in het leven heeft geroepen die een begin zal maken met het onderzoek;

32.

herinnert aan de horizontale evaluatie van decentrale agentschappen door de Commissie, zoals bedoeld in de reeds aangehaalde mededeling van de Commissie, waarvan de resultaten beschikbaar moeten zijn tegen 2009-2010; roept de Commissie op om ervoor te zorgen dat de evaluatie van de agentschappen transparanter wordt, in het belang van zowel de agentschappen zelf als de belanghebbende partijen;

Tuchtprocedures

33.

herinnert eraan dat het Parlement in zijn kwijtingsresoluties voor 2006 de agentschappen gevraagd heeft om een gemeenschappelijke tuchtraad te overwegen; merkt op dat er vooruitgang is maar nog steeds moeilijkheden zijn, vooral door problemen om personeelsleden met de goede carrièretrap te vinden om in de raad te zetelen; vraagt de agentschappen om de begrotingsautoriteit te laten weten of de gemeenschappelijke tuchtraad voor de verschillende agentschappen al dan niet een haalbare kaart is, en zo niet, een alternatieve oplossing voor te stellen;

Speciaal verslag nr. 5/2008 van de Europese Rekenkamer

34.

verheugt zich over de tijdige publicatie van het reeds aangehaalde speciale verslag door de Rekenkamer en dringt er bij de decentrale agentschappen op aan om de in het verslag geconstateerde tekortkomingen in acht te nemen en maatregelen in overeenstemming met de aanbevelingen van de Rekenkamer te nemen;

35.

wijst erop dat de oprichtingsbesluiten van de agentschappen van de Europese Unie een duidelijke definitie van hun taken en bevoegdheden moeten bevatten en de resultaatgerichte benadering van het werk van de agentschappen dienen te benadrukken;

36.

benadrukt dat de agentschappen meerjarige werkprogramma’s moeten opstellen in overeenstemming met de meerjarige strategie van de Gemeenschap in de sector; de jaarlijkse werkprogramma’s moeten duidelijke, specifieke en meetbare doelstellingen vastleggen, die vervolgens de basis moeten vormen van handelingen, middelen, benaderingen en tijdschema’s om ervoor te zorgen dat de verwachte resultaten worden behaald; benadrukt dat werkprogramma’s de limieten van de door de begrotingsautoriteit goedgekeurde begrotingen van de agentschappen moeten respecteren;

37.

eist dat de raad van bestuur van de EU-agentschappen de planning van de taken en de (financiële en personele) middelen in de grootst mogelijke onderlinge overeenstemming brengen door invoering van activiteitsgestuurde begroting en management (ABB/ABM), en onderstreept dat het beginsel van goed financieel beheer en begrotingsdiscipline op de agentschappen van toepassing is;

38.

merkt op dat er voor het werk van elk agentschap een risicobeoordeling zou moeten worden opgesteld voor optimaal beheer van de uitgaven en personele middelen;

39.

beveelt aan dat de Europese Rekenkamer doorgaat met de periodieke prestatieaudits van de agentschappen, maar dat ze zich tevens nog meer op de interne efficiëntie van de agentschappen richt en evalueert in hoeverre haar aanbevelingen zijn overgenomen;

Interinstitutionele dialoog over een gemeenschappelijk kader voor de agentschappen

40.

roept zijn suggestie in zijn genoemde resolutie in herinnering, dat de interinstitutionele werkgroep zich richt op, onder andere, de behoefte aan een standaardbenadering voor de presentatie van de activiteiten van de agentschappen gedurende het betreffende begrotingsjaar;

41.

verheugt zich over het besluit van 18 december 2008 van de Conferentie van voorzitters om 5 leden te benoemen in de delegatie van het Europees Parlement naar de interinstitutionele werkgroep die zich zal buigen over de rol van regelgevende agentschappen;

42.

beschouwt zijn reeds aangehaalde resolutie over een strategie voor de toekomstige regeling van de institutionele aspecten van de regelgevende agentschappen als een mandaat voor de parlementaire delegatie die werkzaam is in de interinstitutionele werkgroep;

43.

dringt aan op de noodzaak om minimale gemeenschappelijke normen voor de oprichting van decentrale agentschappen in de toekomst vast te stellen;

44.

verzoekt de Commissie en de agentschappen om in de tussentijd de door de agentschappen aangeleverde financiële documentatie in volledige, vergelijkbare en actuele vorm op de gemeenschappelijke website beschikbaar te stellen die door de Commissie en de decentrale agentschappen op het intranet van de Commissie opgezet is;

45.

vraagt de interinstitutionele werkgroep om in het licht van de kwijtingsprocedure 2007 de volgende punten te bespreken:

de redenen achter problemen bij de begrotingsuitvoering, vooral het ontbreken van een top-downbenadering van begrotingen en personeelsbeleid van de agentschappen,

hoe het komt dat naleving van de regels voor personeelsaanwerving en overheidsopdrachten bij veel agentschappen een terugkerend probleem is,

de lering die uit de specifieke ervaringen van het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) met betrekking tot agentschappen te halen is,

hoe de beleidsuitvoering door agentschappen kostenefficiënter kan worden gemaakt, bijvoorbeeld door de administratieve taken van verschillende agentschappen samen te voegen,

hoe de diverse ondersteunende functies en diensten van de Commissie beter en sneller op de behoeften van de agentschappen kunnen inspelen;

46.

verzoekt zijn voorzitter om deze resolutie te doen toekomen aan de agentschappen die aan deze kwijtingsprocedure onderworpen zijn, de Raad, de Commissie en de Europese Rekenkamer.


(1)  Aangenomen teksten, P6_TA(2008)0495.

(2)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(3)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.

(4)  Zie de argumenten die zijn ontwikkeld in de studie inzake de kwijting van agentschappen door de Eenheid begrotingsondersteuning van het Europees Parlement, december 2006.