ISSN 1725-2598

doi:10.3000/17252598.L_2009.253.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 253

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

52e jaargang
25 september 2009


Inhoud

 

I   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

 

Verordening (EG) nr. 876/2009 van de Commissie van 24 september 2009 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

1

 

 

Verordening (EG) nr. 877/2009 van de Commissie van 24 september 2009 tot vaststelling van de representatieve prijzen en de aanvullende invoerrechten voor bepaalde producten van de sector suiker voor het verkoopseizoen 2009/2010

3

 

 

Verordening (EG) nr. 878/2009 van de Commissie van 24 september 2009 tot vaststelling, voor de sector suiker, van de vanaf 1 oktober 2009 geldende representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor melasse

5

 

 

Verordening (EG) nr. 879/2009 van de Commissie van 24 september 2009 houdende vaststelling van de maximumkorting op het recht bij invoer van maïs in het kader van de in Verordening (EG) nr. 676/2009 bedoelde openbare inschrijving

7

 

 

DOOR HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD GEZAMENLIJK AANGENOMEN BESLUITEN

 

*

Besluit nr. 716/2009/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 tot vaststelling van een Gemeenschapsprogramma ter ondersteuning van specifieke activiteiten op het gebied van financiële diensten, financiële verslaggeving en controle van jaarrekeningen

8

 

 

III   Besluiten op grond van het EU-Verdrag

 

 

BESLUITEN OP GROND VAN TITEL V VAN HET EU-VERDRAG

 

*

Gemeenschappelijk Standpunt 2009/717/GBVB van de Raad van 24 september 2009 tot verlenging van Gemeenschappelijk Standpunt 2004/694/GBVB betreffende aanvullende maatregelen ter ondersteuning van de daadwerkelijke uitvoering van het mandaat van het Internationaal Straftribunaal voor het voormalige Joegoslavië (ICTY)

17

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Gemeenschappelijk Optreden 2008/851/GBVB van de Raad van 10 november 2008 inzake de militaire operatie van de Europese Unie teneinde bij te dragen tot het ontmoedigen, het voorkomen en bestrijden van piraterij en gewapende overvallen voor de Somalische kust (PB L 301 van 12.11.2008)

18

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

VERORDENINGEN

25.9.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 253/1


VERORDENING (EG) Nr. 876/2009 VAN DE COMMISSIE

van 24 september 2009

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (2), en met name op artikel 138, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

Bij Verordening (EG) nr. 1580/2007 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XV, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 138 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 25 september 2009.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 24 september 2009.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 350 van 31.12.2007, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

MK

31,8

ZZ

31,8

0707 00 05

MK

33,2

TR

125,5

ZZ

79,4

0709 90 70

TR

113,3

ZZ

113,3

0805 50 10

AR

96,7

CL

106,0

TR

84,3

UY

117,8

ZA

83,1

ZZ

97,6

0806 10 10

EG

104,8

IL

111,8

TR

95,7

ZZ

104,1

0808 10 80

AR

62,2

BR

83,8

CL

99,4

NZ

80,2

US

79,8

ZA

76,8

ZZ

80,4

0808 20 50

AR

81,8

CN

48,1

TR

108,5

US

161,5

ZA

70,1

ZZ

94,0

0809 30

TR

127,1

ZZ

127,1

0809 40 05

TR

90,9

ZZ

90,9


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


25.9.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 253/3


VERORDENING (EG) Nr. 877/2009 VAN DE COMMISSIE

van 24 september 2009

tot vaststelling van de representatieve prijzen en de aanvullende invoerrechten voor bepaalde producten van de sector suiker voor het verkoopseizoen 2009/2010

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (Integrale-GMO-verordening) (1), en met name op artikel 143 juncto artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 951/2006 van de Commissie van 30 juni 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 318/2006, wat betreft de handel met derde landen in de sector suiker (2) is bepaald dat de cif-prijzen bij invoer van witte suiker en ruwe suiker als „representatieve prijzen” worden beschouwd. Deze prijzen gelden voor de standaardkwaliteit zoals gedefinieerd in bijlage IV, respectievelijk punt II en punt III, van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(2)

Bij de vaststelling van deze representatieve prijzen moet rekening worden gehouden met alle in artikel 23 van Verordening (EG) nr. 951/2006 genoemde gegevens, behalve in de in artikel 24 van die verordening genoemde gevallen.

(3)

Voor de aanpassing van prijzen die geen betrekking hebben op de standaardkwaliteit, dienen voor witte suiker de overeenkomstig artikel 26, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 951/2006 vastgestelde toeslagen of kortingen op de in aanmerking genomen aanbiedingen te worden toegepast. Voor ruwe suiker moeten de aanpassingscoëfficiënten worden toegepast zoals omschreven onder b) van dat lid.

(4)

Indien er een verschil is tussen de reactieprijs voor het betrokken product en de representatieve prijs, moeten aanvullende invoerrechten worden vastgesteld overeenkomstig artikel 39 van Verordening (EG) nr. 951/2006.

(5)

De representatieve prijzen en de aanvullende invoerrechten voor de betrokken producten moeten worden vastgesteld overeenkomstig artikel 36 van Verordening (EG) nr. 951/2006.

(6)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De representatieve prijzen en de aanvullende invoerrechten voor de in artikel 36 van Verordening (EG) nr. 951/2006 bedoelde producten worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 1 oktober 2009.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 24 september 2009.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 178 van 1.7.2006, blz. 24.


BIJLAGE

Representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en producten van GN-code 1702 90 99 die gelden met ingang van 1 oktober 2009

(EUR)

GN-code

Representatieve prijs per 100 kg netto van het betrokken product

Aanvullend recht per 100 kg netto van het betrokken product

1701 11 10 (1)

35,59

0,61

1701 11 90 (1)

35,59

4,23

1701 12 10 (1)

35,59

0,47

1701 12 90 (1)

35,59

3,93

1701 91 00 (2)

39,49

5,62

1701 99 10 (2)

39,49

2,49

1701 99 90 (2)

39,49

2,49

1702 90 95 (3)

0,39

0,29


(1)  Vaststelling voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage IV, punt III, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1).

(2)  Vaststelling voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage IV, punt II, van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(3)  Vaststelling per procent sacharose.


25.9.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 253/5


VERORDENING (EG) Nr. 878/2009 VAN DE COMMISSIE

van 24 september 2009

tot vaststelling, voor de sector suiker, van de vanaf 1 oktober 2009 geldende representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor melasse

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (Integrale-GMO-verordening) (1), en met name op artikel 143 juncto artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 951/2006 van de Commissie van 30 juni 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 318/2006, wat betreft de handel met derde landen in de sector suiker (2) is bepaald dat de cif-prijs bij invoer van melasse als „representatieve prijs” wordt beschouwd. Deze prijs geldt voor de standaardkwaliteit als omschreven in artikel 27 van Verordening (EG) nr. 951/2006.

(2)

Bij de vaststelling van de representatieve prijzen moet rekening worden gehouden met alle in artikel 29 van Verordening (EG) nr. 951/2006 genoemde gegevens, behalve in de in artikel 30 van die verordening genoemde gevallen, en deze prijzen mogen, in voorkomend geval, worden vastgesteld overeenkomstig artikel 33 van Verordening (EG) nr. 951/2006.

(3)

Voor de aanpassing van prijzen die geen betrekking hebben op de standaardkwaliteit, dienen de prijzen naargelang de kwaliteit van de aangeboden melasse te worden verhoogd of verlaagd overeenkomstig artikel 32 van Verordening (EG) nr. 951/2006.

(4)

Indien er een verschil is tussen de reactieprijs voor het betrokken product en de representatieve prijs, moeten aanvullende invoerrechten worden vastgesteld overeenkomstig artikel 39 van Verordening (EG) nr. 951/2006. Bij schorsing van de invoerrechten op grond van artikel 40 van Verordening (EG) nr. 951/2006 moeten specifieke bedragen voor deze rechten worden vastgesteld.

(5)

De representatieve prijzen en de aanvullende invoerrechten voor de betrokken producten moeten worden vastgesteld overeenkomstig artikel 34 van Verordening (EG) nr. 951/2006.

(6)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De representatieve prijzen en de aanvullende invoerrechten voor de in artikel 34 van Verordening (EG) nr. 951/2006 bedoelde producten worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 1 oktober 2009.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 24 september 2009.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 178 van 1.7.2006, blz. 24.


BIJLAGE

De voor de sector suiker vanaf 1 oktober 2009 geldende representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor melasse

(EUR)

GN-code

Representatieve prijs per 100 kg netto van het betrokken product

Aanvullend recht per 100 kg netto van het betrokken product

Naar aanleiding van de in artikel 40 van Verordening (EG) nr. 951/2006 bedoelde schorsing toe te passen recht per 100 kg netto van het betrokken product (1)

1703 10 00 (2)

12,98

0

1703 90 00 (2)

8,37

0


(1)  Dit bedrag komt overeenkomstig artikel 40 van Verordening (EG) nr. 951/2006 in de plaats van het voor die producten vastgestelde bedrag van het gemeenschappelijke douanetarief.

(2)  Vaststelling voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in artikel 27 van Verordening (EG) nr. 951/2006.


25.9.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 253/7


VERORDENING (EG) Nr. 879/2009 VAN DE COMMISSIE

van 24 september 2009

houdende vaststelling van de maximumkorting op het recht bij invoer van maïs in het kader van de in Verordening (EG) nr. 676/2009 bedoelde openbare inschrijving

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1), en met name op artikel 144, lid 1, juncto artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 676/2009 van de Commissie (2) is een inschrijving geopend voor de vaststelling van de maximumkorting op het recht bij invoer van maïs in Spanje, van oorsprong uit derde landen.

(2)

Overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EG) nr. 1296/2008 van de Commissie van 18 december 2008 houdende uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de tariefcontingenten voor de invoer van maïs en sorgho in Spanje enerzijds en maïs in Portugal anderzijds (3), kan de Commissie, volgens de in artikel 195, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde procedure, besluiten een maximumkorting op het invoerrecht vast te stellen. Voor de vaststelling van die korting moet met name rekening worden gehouden met de in de artikelen 7 en 8 van Verordening (EG) nr. 1296/2008 vastgestelde criteria.

(3)

Toegewezen wordt aan inschrijvers wier offerte gelijk is aan of lager is dan de maximumkorting op het invoerrecht.

(4)

Het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten heeft geen advies uitgebracht binnen de door zijn voorzitter vastgestelde termijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de van 11 tot en met 24 september 2009 meegedeelde offertes in het kader van de in Verordening (EG) nr. 676/2009 bedoelde inschrijving wordt de maximumkorting op het recht bij invoer van maïs vastgesteld op 30,25 EUR/t voor een totale hoeveelheid van maximaal 25 000 t.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 25 september 2009.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 24 september 2009.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 196 van 28.7.2009, blz. 6.

(3)  PB L 340 van 19.12.2008, blz. 57.


DOOR HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD GEZAMENLIJK AANGENOMEN BESLUITEN

25.9.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 253/8


BESLUIT Nr. 716/2009/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 16 september 2009

tot vaststelling van een Gemeenschapsprogramma ter ondersteuning van specifieke activiteiten op het gebied van financiële diensten, financiële verslaggeving en controle van jaarrekeningen

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 95,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De financiële dienstensector is een fundamenteel onderdeel van de interne markt, dat van essentieel belang is voor de goede werking van de Europese economie en voor de concurrentiekracht op wereldniveau. Om gezond en dynamisch te zijn, heeft de financiële sector een stevig kader nodig voor regulering en toezicht, dat in staat is te voldoen aan de eisen die gesteld worden aan de steeds meer geïntegreerde financiële markten in de Gemeenschap.

(2)

Als gevolg van de crisis die de financiële markten sinds 2007 treft, staan het toezicht op financiële instellingen en de financiële verslaggeving en controle van jaarrekeningen, bovenaan op de politieke agenda van de Gemeenschap, en moet op deze terreinen worden gezorgd voor een goed werkend gemeenschappelijk kader voor de interne markt.

(3)

In een mondiale economie is ook convergentie nodig tussen de standaarden van verschillende rechtsgebieden en moeten internationale standaarden worden ontwikkeld in het kader van een transparant proces met democratische verantwoording. Daarom is het van belang dat de Gemeenschap een rol speelt in het vaststellen van internationale standaarden voor financiële markten. Om ervoor te zorgen dat de belangen van de Gemeenschap worden gediend en dat de mondiale standaarden hoogwaardig en verenigbaar zijn met het Gemeenschapsrecht, is het absoluut noodzakelijk dat de belangen van de Gemeenschap naar behoren behartigd worden bij het vaststellen van internationale standaarden.

(4)

Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 19 juli 2002 betreffende de toepassing van internationale standaarden voor jaarrekeningen (3) (de IAS-verordening), moeten internationale standaarden voor financiële verslaggeving (IFRS) in het Gemeenschapsrecht worden opgenomen om te worden toegepast door ondernemingen met effecten die op een gereglementeerde markt in de Gemeenschap genoteerd zijn, mits die IFRS voldoen aan de criteria van die verordening. IFRS zijn dus van groot belang voor de werking van de interne markt en de Gemeenschap heeft er derhalve rechtstreeks belang bij ervoor te zorgen dat het proces dat tot de opstelling en goedkeuring van IFRS leidt, standaarden oplevert die consistent zijn met de vereisten van het rechtskader van de interne markt.

(5)

IFRS worden vastgesteld door de International Accounting Standards Board (IASB) en daarmee verband houdende interpretaties door het International Financial Reporting Interpretations Committee (IFRIC), twee organen binnen de International Accounting Standards Committee Foundation (IASCF). Daarom is het belangrijk passende financieringsregelingen vast te stellen voor de IASCF.

(6)

De European Financial Reporting Advisory Group (EFRAG) is opgericht in 2001 door Europese organisaties die emittenten, investeerders en boekhoudkundige beroepen die een rol spelen in het proces van de financiële verslaggeving, vertegenwoordigen. Overeenkomstig de IAS-verordening adviseert EFRAG de Commissie of een te bekrachtigen door de IASB vastgestelde standaard voor jaarrekeningen of door IFRIC vastgestelde interpretatie in overeenstemming is met het Gemeenschapsrecht. Ook wordt EFRAG steeds meer gebruikt als een platform voor het vooraf verstrekken van technisch advies over ontwerpstandaarden voor jaarrekeningen.

(7)

Gelet op de belangrijke rol die EFRAG vervult ter ondersteuning van de wetgeving en het beleid met betrekking tot de interne markt en bij de behartiging van de Europese belangen bij het vaststellen van standaarden op internationaal niveau, is het noodzakelijk dat de Gemeenschap bijdraagt aan de financiering van EFRAG.

(8)

Op het gebied van de wettelijke controle is de Public Interest Oversight Board (PIOB), opgericht op 28 februari 2005 door de Monitoring Group, een internationale organisatie die verantwoordelijk is voor het toezicht op de bestuurshervorming van de International Federation of Accountants (IFAC). De PIOB houdt toezicht op het proces dat leidt tot het vaststellen van internationale standaarden voor accountantscontrole (ISA’s) en op andere activiteiten van openbaar belang van de IFAC. ISA’s kunnen worden goedgekeurd voor toepassing in de Gemeenschap, mits aan een aantal voorwaarden is voldaan en met name de voorwaarde dat zij zijn ontwikkeld volgens geijkte procedures, onder publiek toezicht en op transparante wijze, zoals voorgeschreven in artikel 26 van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen (4).

(9)

Door de opname van de ISA’s in het Gemeenschapsrecht en omwille van de belangrijke rol die de PIOB speelt bij het waarborgen dat zij aan de voorschriften van Richtlijn 2006/43/EG voldoen, heeft de Gemeenschap er rechtstreeks belang bij ervoor te zorgen dat het proces dat tot de opstelling en goedkeuring van die standaarden leidt, standaarden oplevert die consistent zijn met het rechtskader van de interne markt. Daarom is het belangrijk passende financieringsregelingen te verzekeren voor de PIOB.

(10)

Het is derhalve passend een Gemeenschapsprogramma (het programma) in te stellen dat medefinanciering mogelijk maakt van de activiteiten van EFRAG, IASCF en PIOB, die overeenkomstig artikel 162 van Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 van 23 december 2002 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad (5), doelstellingen van algemeen Europees belang nastreven door standaarden te ontwikkelen, te bekrachtigen of toezicht uit te oefenen op het vaststellen van standaarden op het gebied van financiële verslaggeving en controle van jaarrekeningen.

(11)

Het is ook passend subsidies toe te kennen aan de drie wettelijke ondersteunende structuren, die uitsluitend tot doel hebben administratieve ondersteuning te bieden aan het Comité van Europese effectenregelgevers, dat is opgericht bij Besluit 2009/77/EG van de Commissie (6), het Comité van Europese bankentoezichthouders, dat is opgericht bij Besluit 2009/78/EG van de Commissie (7) en het Comité van Europese toezichthouders op verzekeringen en bedrijfspensioenen, dat is opgericht bij Besluit 2009/79/EG van de Commissie (8) (samen de „Comités van toezichthouders”) voor het uitvoeren van hun taken en projecten op het gebied van convergentie van toezicht, met name de opleiding van personeel van nationale toezichthoudende autoriteiten en het beheer van informatietechnologieprojecten.

(12)

De financiële crisis heeft duidelijk gemaakt dat er met spoed vooruitgang moet worden geboekt op het gebied van convergentie van en samenwerking bij het toezicht. Daarom is het passend dat de Gemeenschap financieel bijdraagt aan specifieke acties van de Comités van toezichthouders die nodig zijn om die vooruitgang te bereiken.

(13)

Eenvormige uitvoering en toepassing van het Gemeenschapsrecht op het gebied van financiële diensten voor wat betreft het toezicht is van essentieel belang om de nog overgebleven hindernissen te slechten die een soepele werking van de interne markt belemmeren. Enkele van de meest effectieve en gepaste middelen om het slechten van deze hindernissen te verwezenlijken, bestaan er uit dat de Comités van toezichthouders zorgen voor een betere gemeenschappelijke opleiding van personeel van de nationale toezichthoudende autoriteiten en dat zij gemeenschappelijke informatietechnologie-instrumenten ontwikkelen.

(14)

Organen die werkzaam zijn op het gebied van toezicht, het opstellen van jaarrekeningen en de controle van jaarrekeningen, zijn sterk afhankelijk van financiering en ondanks de belangrijke rol die zij vervullen in de Gemeenschap krijgt geen van de voorgestelde begunstigden van het programma financiële steun uit de Gemeenschapsbegroting, wat nadelige gevolgen kan hebben voor hun vermogen om hun respectieve taken te vervullen die bepalend zijn voor de werking van de interne markt.

(15)

Medefinanciering door de Gemeenschap garandeert dat begunstigden een duidelijke, stabiele, gediversifieerde, degelijke en toereikende financiering krijgen en dat zij hun taken van openbaar belang op een onafhankelijke en efficiënte manier kunnen vervullen.

(16)

Er moeten voldoende middelen beschikbaar worden gesteld door middel van een bijdrage van de Gemeenschap aan de werking van de Comités van toezichthouders en aan de vaststelling van internationale standaarden voor financiële verslaggeving en controle van jaarrekeningen, in het bijzonder voor de IASCF, inclusief EFRAG en de PIOB.

(17)

De financiële bijdrage van de Gemeenschap moet, met name in het specifieke geval van de IASCF, afhankelijk worden gesteld van de daadwerkelijke uitvoering van de door de Gemeenschap gevraagde bestuurshervormingen.

(18)

In de ontwerpwerkprogramma’s die de Comités van toezichthouders jaarlijks aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie doen toekomen, zoals bepaald in de resolutie van het Europees Parlement van 9 oktober 2008 (9) en in de conclusies van de Raad van 14 mei 2008, moet een hoofdstuk worden opgenomen waarin de activiteiten die dat jaar uit hoofde van het programma zijn gefinancierd, gedetailleerd worden beschreven, met vermelding van in het bijzonder de ontvangen bedragen en de resultaten van de gefinancierde activiteiten, alsook een beschrijving van de activiteiten die de Comités van toezichthouders gedurende het volgende jaar aan de Commissie willen voorleggen voor financiering uit hoofde van het programma.

(19)

Naast de financieringswijze wordt momenteel ook het bestuur van IASCF en EFRAG hervormd, waarvan de noodzakelijkheid door de financiële crisis werd benadrukt, om ervoor te zorgen dat hun structuren en processen van dien aard zijn dat zij hun taken van openbaar belang op een onafhankelijke, efficiënte, transparante en democratisch verantwoorde wijze kunnen vervullen. Het belang van deze hervormingen werd benadrukt in het verslag van 25 februari 2009 van de door Jacques de Larosière voorgezeten groep op hoog niveau over financieel toezicht (de Larosière-groep), in de mededeling van de Commissie van 4 maart 2009 aan de Europese Voorjaarsraad „Op weg naar Europees herstel”, en door de Groep van twintig (G-20) die bijeenkwam op 2 april 2009. Deze hervormingen moeten zijn doorgevoerd voordat de medefinanciering van de Gemeenschap een aanvang neemt. Met betrekking tot de IASCF dienen de hervormingen onder meer in te houden dat wordt voldaan aan de verwachtingen als geformuleerd in de resolutie van het Europees Parlement van 24 april 2008 over internationale standaarden voor financiële verslaglegging (IFRS) en het bestuur van de International Accounting Standards Board (IASB), in de conclusies van de Raad van 8 juli 2008, met name wat betreft de instelling van een Toezichtsorgaan met relevante bevoegdheden en een passende samenstelling, meer transparantie en legitimiteit met betrekking tot de processen die de IASCF volgt voor het opstellen van haar standaarden en het vaststellen van haar agenda, een effectievere Standards Advisory Council en formalisering van de rol van effectbeoordelingen als onderdeel van de voorgeschreven gepaste procedures bij de IASB.

(20)

Begunstigden die activiteiten in derde landen verrichten, zoals de PIOB en de IASCF, mogen geen medefinanciering meer van de Gemeenschap ontvangen indien zij na de eerste twee jaar medefinanciering geen aanmerkelijke vorderingen hebben geboekt in het streven naar een situatie waarin neutrale financieringsregelingen het hoofdbestanddeel vormen van hun totale financiering, met inbegrip van financieringen van deelnemers in derde landen.

(21)

Richtlijn 2006/43/EG schrijft voor dat de lidstaten onafhankelijke toezichtorganen op het gebied van de controle van jaarrekeningen instellen. Recente gebeurtenissen op de markt hebben echter op vele punten tekortkomingen aan het licht gebracht, ook op dat van de controle van jaarrekeningen. Om de kwaliteit van de controle van jaarrekeningen in de Europese Unie verder te verbeteren, moet de Commissie daarom vóór 1 juli 2010 een verslag voorleggen over de intensivering van de Europese samenwerking inzake het toezicht op auditkantoren.

(22)

De financiële crisis zou tot gevolg kunnen hebben dat op Gemeenschaps- of internationaal niveau nieuwe organen worden opgericht met een mandaat dat Gemeenschapsdoelstellingen bestrijkt die vergelijkbaar zijn met die van de begunstigden van het programma.

(23)

Het moet mogelijk zijn om die organen als nieuwe begunstigden in het programma op te nemen, op voorwaarde dat zij aan de subsidiabiliteitscriteria van dit besluit voldoen.

(24)

De voor de uitvoering van dit besluit vereiste maatregelen moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (10).

(25)

In het bijzonder moet de Commissie de bevoegdheid worden gegeven nieuwe begunstigden van het programma te kiezen en de bijlage dienovereenkomstig te wijzigen. Daar het maatregelen van algemene strekking betreft tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van dit besluit door dit aan te vullen met nieuwe niet-essentiële onderdelen, moeten zij worden vastgesteld volgens de in artikel 5 bis van Besluit 1999/468/EG bepaalde regelgevingsprocedure met toetsing.

(26)

Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (11) (het Financieel Reglement) en Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002, die de financiële belangen van de Europese Gemeenschap beschermen, moeten worden toegepast met inachtneming van de beginselen van eenvoud en samenhang bij de keuze van de begrotingsinstrumenten, beperking van het aantal gevallen waarin de Commissie rechtstreeks verantwoordelijk is voor de uitvoering en het beheer, en evenredigheid tussen de omvang van de middelen en de administratieve lasten voor de besteding ervan.

(27)

De financiële crisis heeft duidelijk gemaakt dat de modellen voor regulering van en toezicht op de financiële sector in de Europese Unie aan herziening toe zijn. In haar mededeling, getiteld „Op weg naar Europees herstel” heeft de Commissie haar voornemen kenbaar gemaakt de noodzakelijke wetgevingsvoorstellen in te dienen en daarbij naar behoren rekening te houden met de conclusies van de Larosière-groep. Ook de Europese Raad van 19 en 20 maart 2009 achtte het noodzakelijk dat de regulering van en het toezicht op financiële instellingen in de Europese Unie worden verbeterd en dat het verslag van de Larosière-groep daarvoor als uitgangspunt wordt genomen. De Commissie moet zo spoedig mogelijk en in elk geval vóór 1 juli 2010 daartoe strekkende voorstellen voorleggen aan het Europees Parlement en de Raad.

(28)

Dit besluit dient te voorzien in de mogelijkheid om medefinanciering te verlenen voor activiteiten van bepaalde organen die doelstellingen van algemeen Gemeenschapsbelang nastreven in kwesties die de hele Gemeenschap betreffen op het gebied van financiële diensten, het ontwikkelen van standaarden, het bekrachtigen van of toezien op de processen in verband met het vaststellen van standaarden op het gebied van financiële verslaggeving en controle van jaarrekeningen.

(29)

Er wordt Gemeenschapsfinanciering voorgesteld voor een duidelijk gedefinieerd en beperkt aantal van de belangrijkste organen op het gebied van financiële diensten. Binnen het huidige institutionele kader zullen de nieuwe financieringsregelingen zorgen voor een stabiele, gediversifieerde, degelijke en toereikende financiering zodat deze organen hun taken die verband houden met de Gemeenschap of die het openbaar belang van de Gemeenschap dienen, op een onafhankelijke en efficiënte manier kunnen vervullen. De financiële steun wordt verleend overeenkomstig de voorwaarden als neergelegd in het Financieel Reglement en Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002.

(30)

Aangezien de doelstellingen van dit besluit niet voldoende kunnen worden verwezenlijkt door de lidstaten en derhalve wegens de omvang en de gevolgen ervan beter door de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap maatregelen vaststellen overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken,

BESLUITEN:

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

Voor de periode 1 januari 2010 tot en met 31 december 2013 wordt een Gemeenschapsprogramma (het Programma) vastgesteld waarmee steun wordt verleend aan de activiteiten van organen die bijdragen aan de verwezenlijking van de beleidsdoelstellingen van de Gemeenschap inzake convergentie van het toezicht en samenwerking op het gebied van financiële diensten en inzake financiële verslaggeving en controle van jaarrekeningen.

Artikel 2

Doelstellingen

1.   De algemene doelstelling van het programma is de verbetering van de voorwaarden voor de werking van de interne markt door middel van ondersteuning van de werking, activiteiten of acties van bepaalde organen op het gebied van financiële diensten, financiële verslaggeving en controle van jaarrekeningen.

2.   De volgende activiteiten vallen onder het programma:

a)

activiteiten ter ondersteuning van de uitvoering van het Gemeenschapsbeleid waarmee de convergentie van het toezicht wordt beoogd, en in het bijzonder de opleiding van personeel van nationale toezichthoudende autoriteiten en het beheer van informatietechnologieprojecten op het gebied van financiële diensten, en

b)

activiteiten waarbij standaarden worden opgesteld of een bijdrage wordt geleverd aan de opstelling ervan, standaarden worden toegepast, beoordeeld of gemonitord of wordt toegezien op processen in verband met de vaststelling van standaarden ter ondersteuning van de uitvoering van het Gemeenschapsbeleid inzake financiële verslaggeving en controle van jaarrekeningen.

3.   Aan de onafhankelijkheid van de Comités van toezichthouders zoals die in de Besluiten 2009/77/EG, 2009/78/EG en 2009/79/EG is voorzien, wordt door de uitvoering van het programma geen afbreuk gedaan.

Artikel 3

Toegang tot het programma

Om voor Gemeenschapsfinanciering in het kader van het programma in aanmerking te komen, moet een begunstigde aan de volgende voorwaarden voldoen:

a)

het moet een rechtspersoon zonder winstoogmerk zijn die zich richt op de bevordering van het openbaar belang en die doelstellingen van algemeen Europees belang nastreeft als bedoeld in artikel 162 van Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002, en

b)

het verkeert bij de toekenning van de subsidie niet in een van de in artikel 93, lid 1, artikel 94 of artikel 96, lid 2, onder a), van het Financieel Reglement genoemde situaties.

Artikel 4

Begunstigden van het programma

1.   Het programma is bedoeld voor de in de bijlage opgesomde begunstigden.

2.   Begunstigden die internationale activiteiten in derde landen verrichten, zoals IASCF en PIOB, ontvangen uit hoofde van het programma geen medefinanciering meer van de Gemeenschap indien zij na de eerste twee jaar medefinanciering geen aanmerkelijke vorderingen hebben geboekt in het streven naar een situatie waarin neutrale financieringsregelingen het hoofdbestanddeel vormen van hun totale financiering, met inbegrip van financieringen van deelnemers in derde landen.

Artikel 5

Toekenning van subsidies

1.   De Commissie verstrekt in het kader van het programma financiering in de vorm van subsidies, maar alleen na ontvangst van een passend werkprogramma en de totale geraamde begroting.

2.   De Gemeenschapsfinanciering wordt toegekend in de vorm van exploitatiesubsidies of actiesubsidies, op de volgende voorwaarden:

a)

de in afdeling A van de bijlage genoemde begunstigden ontvangen de Gemeenschapsfinanciering in de vorm van exploitatiesubsidies, en

b)

de in afdeling B van de bijlage genoemde begunstigden:

i)

kunnen kiezen tussen een actiesubsidie en een exploitatiesubsidie, en

ii)

dienen, wanneer zij overeenkomstig lid 1 hun werkprogramma en hun totale geraamde begroting aan de Commissie doen toekomen, daarbij schriftelijk te bevestigen dat hun financieringsaanvraag de onafhankelijkheid van het Comité van toezichthouders ten behoeve waarvan zij een administratieve ondersteuningstaak vervullen, niet ondermijnt.

3.   Exploitatiesubsidies zijn uitsluitend bestemd voor de financiering van de exploitatiekosten van de begunstigden en hun uitgaven in verband met onder meer de werking van hun secretariaat en de bezoldiging van hun werknemers.

In geval van verlenging is op exploitatiesubsidies het degressiviteitsbeginsel niet automatisch van toepassing.

4.   Actiesubsidies worden uitsluitend verleend voor de in artikel 6 genoemde activiteiten en zijn onderworpen aan de volgende voorwaarden:

a)

zij hebben uitsluitend tot doel de in afdeling B van de bijlage genoemde begunstigden in staat te stellen een administratieve ondersteuningstaak te vervullen ten behoeve van de Comités van toezichthouders bij het ontwikkelen en uitvoeren van de in besluiten tot het verlenen van de actiesubsidies vermelde projecten, en

b)

de administratieve ondersteuningstaak van de in afdeling B van de bijlage opgesomde begunstigden is duidelijk vastgelegd in de statuten van elk van hen.

De onder b) genoemde administratieve ondersteuningstaak is het enige doel van de in afdeling B van de bijlage genoemde begunstigden en omvat de in artikel 6 vermelde activiteiten voor zover deze ten behoeve van de Comités van toezichthouders worden verricht.

5.   De Commissie stelt de bedragen en het maximale financieringspercentage vast en maakt deze besluiten openbaar.

Artikel 6

Voor actiesubsidies in aanmerking komende activiteiten van begunstigden

Onverminderd artikel 2, lid 3, en de artikelen 3 en 5 worden de volgende activiteiten geacht voor actiesubsidies in aanmerking te komen als specifieke projecten met een communautaire dimensie:

a)

informatietechnologieprojecten;

b)

opleidingsprogramma’s en detacheringsregelingen voor het personeel van nationale toezichthouders;

c)

de organisatie van conferenties, seminaries, opleidingssessies en bijeenkomsten van deskundigen;

d)

de opstelling en uitgifte van publicaties en de voorbereiding en uitvoering van andere voorlichtingsactiviteiten;

e)

onderzoek en studies, en

f)

andere specifieke ondersteunende activiteiten die van belang zijn voor het Gemeenschapsrecht of -beleid inzake financiële verslaggeving en controle van jaarrekeningen of inzake convergentie of samenwerking op het gebied van toezicht.

Artikel 7

Selectie van nieuwe begunstigden

1.   De Commissie kan nieuwe begunstigden voor het programma selecteren en de bijlage dienovereenkomstig wijzigen. Die maatregelen, die beogen niet-essentiële onderdelen van dit besluit te wijzigen, worden vastgesteld volgens de in artikel 13, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

2.   Om als nieuwe begunstigde in aanmerking te komen, moet een orgaan voldoen aan de criteria van artikel 3 alsook aan ten minste een van de volgende criteria:

a)

het is een rechtstreekse opvolger van een van de in de bijlage opgesomde begunstigden;

b)

het verricht activiteiten ter ondersteuning van de uitvoering van Gemeenschapsbeleid waarmee de convergentie van het toezicht en samenwerking op het gebied van financiële diensten wordt beoogd, of

c)

het is rechtstreeks betrokken bij het proces waarbij internationale standaarden worden opgesteld of een bijdrage wordt geleverd aan de opstelling ervan, die standaarden worden toegepast, beoordeeld of gemonitord of wordt toegezien op processen in verband met de vaststelling van standaarden ter ondersteuning van de uitvoering van Gemeenschapsbeleid inzake financiële verslaggeving en controle van jaarrekeningen.

3.   Wanneer een door de Commissie als nieuwe begunstigde geselecteerd orgaan:

a)

aan het criterium van lid 2, onder a), van dit artikel voldoet, kan daaraan de subsidie van zijn in de bijlage genoemde voorganger worden toegekend, mits dat orgaan, indien het om een actiesubsidie gaat; ook aan de in artikel 6 genoemde criteria voor subsidiabele activiteiten voldoet, of

b)

aan de in artikel 6 genoemde criteria voor subsidiabele activiteiten en aan de criteria van lid 2, onder b) of c), van dit artikel voldoet, kan daaraan een actiesubsidie worden toegekend.

In gevallen als bedoeld onder b) van dit lid, is het maximale financieringsbedrag dat ingevolge de actiesubsidie beschikbaar is, op jaarbasis niet hoger dan de ongebruikte kredieten in het kader van de subsidies die ingevolge artikel 9 zijn toegekend voor specifieke acties of exploitatiesubsidies.

Artikel 8

Transparantie

Begunstigden van financiering die in het kader van het programma wordt toegekend, vermelden op een prominente plaats, bijvoorbeeld op een website, in publicaties of in een jaarverslag, dat zij uit de begroting van de Europese Unie financiële middelen hebben ontvangen.

Artikel 9

Financiële bepalingen

1.   De beschikbare financiële middelen voor de uitvoering van dit besluit bedragen 38 700 000 EUR voor de periode 2010-2013. Daarvan wordt ten minste 13 500 000 EUR gebruikt voor vastleggingskredieten ten behoeve van de in afdeling B van de bijlage opgesomde begunstigden, terwijl ten hoogste 12 750 000 EUR voor vastleggingkredieten voor IASCF en ten hoogste 11 240 000 EUR voor vastleggingskredieten voor EFRAG zal worden gebruikt.

2.   De overeenkomstig dit besluit jaarlijks toegewezen kredieten worden door de begrotingsautoriteit vastgesteld binnen de grenzen van het financiële kader.

3.   Wanneer de Commissie in het kader van het voorontwerp van begroting bij de begrotingsautoriteit haar eerste kredietaanvraag indient in verband met IASCF, doet zij één maand voor die aanvraag een verslag toekomen aan het Europees Parlement en de Raad over de bestuurshervormingen van de IASCF. Dit verslag wordt door het Europees Parlement en de Raad op passende wijze beoordeeld. Het verslag heeft in hoofdzaak betrekking op de beheerstructuur en -processen, met inbegrip van de samenstelling en bevoegdheden van het Toezichtsorgaan, en met name het vermogen van dat orgaan om zijn taken van openbaar belang op transparante en doeltreffende wijze te verrichten. Voorts vermeldt het verslag welke vorderingen zijn geboekt met betrekking tot de „routekaarten” voor derde landen voor de toepassing van IFRS op hun binnenlandse emittenten.

4.   Wanneer de Commissie in het kader van het voorontwerp van begroting bij de begrotingsautoriteit haar eerste kredietaanvraag indient voor het jaar volgend op de eerste twee jaar waarin de IASCF en de PIOB zijn gefinancierd, legt zij één maand voor de indiening van dat verzoek een verslag voor waarin zij beoordeelt of IASCF en PIOB aanmerkelijke vorderingen hebben geboekt in het streven naar een situatie waarin neutrale financieringsregelingen het hoofdbestanddeel vormen van hun totale financiering, met inbegrip van financieringen door deelnemers in derde landen. Dit verslag wordt door het Europees Parlement en de Raad op passende wijze beoordeeld met betrekking tot de vraag of er sprake is van aanmerkelijke vorderingen op het punt van neutrale financiering, met inbegrip van financieringen door deelnemers in derde landen.

Artikel 10

Uitvoering

De voor de uitvoering van dit besluit vereiste maatregelen worden door de Commissie vastgesteld volgens de procedures van het Financieel Reglement en van Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002.

Artikel 11

Monitoring

1.   De Commissie zorgt ervoor dat:

a)

de begunstigde jaarlijks voor alle acties gefinancierd met een actiesubsidie in het kader van het programma, een technisch en financieel voortgangsverslag indient en dat na beëindiging van de actie een eindverslag wordt ingediend, en

b)

de begunstigde jaarlijks voor alle werkprogramma’s gefinancierd met een exploitatiesubsidie in het kader van het programma, een activiteitenverslag en financieel verslag over de implementatie van het werkprogramma indient, alsook een eindverslag na beëindiging van de periode waarin de begunstigde in aanmerking kwam voor Gemeenschapsfinanciering.

De Commissie bepaalt de vorm en inhoud van de onder a) en b) bedoelde verslagen.

2.   Onverminderd de controles die overeenkomstig artikel 248 van het EG-Verdrag door de Rekenkamer worden uitgevoerd in samenwerking met de bevoegde nationale controle-instanties of controleafdeling, en onverminderd eventuele uit hoofde van artikel 279, lid 1, eerste alinea, onder b), van het EG-Verdrag en Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (12), uitgevoerde controles, mogen ambtenaren en andere personeelsleden van de Commissie met betrekking tot in het kader van het programma gefinancierde acties al dan niet steekproefsgewijs ter plaatse controles uitvoeren. Zo nodig verricht het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) onderzoeken op grond van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad (13).

3.   De Commissie zorgt ervoor dat de uit de uitvoering van het programma voortvloeiende contracten en overeenkomsten met name voorzien in toezicht en financiële controle door de Commissie (of een door haar gevolmachtigde vertegenwoordiger), waaronder OLAF, en in controles — zo nodig ter plaatse — door de Rekenkamer.

4.   Het personeel van de Commissie en het door de Commissie gemachtigd personeel van buiten de Commissie hebben op passende wijze toegang tot met name de kantoren van de begunstigde, evenals tot alle noodzakelijke gegevens, ook in elektronische vorm, om een dergelijke controle tot een goed einde te brengen.

5.   De Europese Rekenkamer en OLAF hebben dezelfde rechten als de Commissie, met name ten aanzien van toegang.

6.   De begunstigde van een exploitatie- of actiesubsidie houdt alle bewijsstukken met betrekking tot de in het subsidiejaar gedane uitgaven, met inbegrip van de gecontroleerde jaarrekening, gedurende een periode van vijf jaar na de laatste betaling ter beschikking van de Commissie. De begunstigde van een dergelijke subsidie zorgt er in voorkomend geval voor dat bewijsstukken die in het bezit van partners of leden zijn, ter beschikking worden gesteld van de Commissie.

7.   Op basis van de resultaten van de in de leden 1 en 2 bedoelde verslagen en steekproefsgewijze controles zorgt de Commissie indien nodig, ervoor dat de omvang van de oorspronkelijk goedgekeurde financiële steun en de daaraan verbonden voorwaarden, alsook het tijdschema van de betalingen worden aangepast.

8.   De Commissie zorgt ervoor dat al het nodige wordt gedaan om te verifiëren dat de gefinancierde acties correct en overeenkomstig dit besluit en het Financieel Reglement worden uitgevoerd.

Artikel 12

Bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap

1.   De Commissie zorgt ervoor dat bij de tenuitvoerlegging van de uit hoofde van het programma gefinancierde activiteiten, de financiële belangen van de Gemeenschap worden beschermd door de toepassing van maatregelen ter voorkoming van fraude, corruptie en andere illegale handelingen, zulks door de uitvoering van doeltreffende controles en de terugvordering van ten onrechte uitgekeerde bedragen en, indien onregelmatigheden worden vastgesteld, door doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties, overeenkomstig Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad (14), Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 en Verordening (EG) nr. 1073/1999.

2.   Voor de krachtens dit programma gefinancierde communautaire activiteiten wordt onder het begrip „onregelmatigheid” overeenkomstig artikel 1, lid 2, van Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 verstaan, elke inbreuk op het Gemeenschapsrecht als gevolg van een handeling of een nalaten van een marktdeelnemer waardoor de algemene begroting van de Europese Unie of de door de Gemeenschappen beheerde begrotingen worden of zouden kunnen worden benadeeld, hetzij door de vermindering of het achterwege blijven van ontvangsten uit de eigen middelen, die rechtstreeks voor rekening van de Gemeenschappen worden geïnd, hetzij door een onverschuldigde uitgave.

3.   De Commissie zorgt ervoor dat de voor een actie toegekende financiering wordt verminderd, geschorst of teruggevorderd indien zij onregelmatigheden vaststelt, met inbegrip van de niet-naleving van dit besluit, de individuele beschikking of het contract of de overeenkomst waarbij de betrokken financiële steun is toegekend, of indien aan het licht komt dat, zonder dat de Commissie daarvoor om toestemming is verzocht, de actie is gewijzigd op een manier die in strijd is met de aard of de uitvoeringsvoorwaarden van het project.

4.   Indien de termijnen niet in acht zijn genomen of indien slechts een deel van de toegekende financiële steun gerechtvaardigd blijkt in het licht van de voortgang die met de uitvoering van een actie wordt gemaakt, geeft de begunstigde de Commissie binnen een bepaalde termijn uitleg. Bij een onbevredigende uitleg kan de Commissie de rest van de financiële steun schrappen en de terugbetaling van de reeds uitgekeerde bedragen eisen.

5.   De Commissie zorgt ervoor dat alle ten onrechte uitgekeerde bedragen worden terugbetaald. Bedragen die niet tijdig worden terugbetaald, worden volgens de voorwaarden van het Financieel Reglement verhoogd met de moratoire rente.

Artikel 13

Comitéprocedure

1.   De Commissie wordt bijgestaan door een comité.

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn artikel 5 bis, leden 1 tot en met 4, en artikel 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

Artikel 14

Evaluatie

1.   De Commissie dient uiterlijk zes maanden vóór afloop van het programma bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de verwezenlijking van de programmadoelstellingen. Dat rapport gaat onder meer uit van de in artikel 11, lid 1, bedoelde jaarverslagen.

In dit verslag wordt ten minste de algehele relevantie en samenhang van het programma geëvalueerd, alsook de effectiviteit van de uitvoering ervan en de effectiviteit van de diverse acties gezamenlijk en elk afzonderlijk, in termen van de verwezenlijking van de in artikel 2 genoemde doelstellingen.

Het verslag wordt aan het Europees Economisch en Sociaal Comité toegezonden.

2.   Het Europees Parlement en de Raad nemen overeenkomstig het Verdrag een besluit over het al dan niet voortzetten van het programma na 31 december 2013.

3.   De Commissie legt zo spoedig mogelijk, doch in elk geval vóór 1 juli 2010, een verslag voor aan het Parlement en de Raad over de noodzaak van verdere hervorming van het systeem van financieel toezicht in de Europese Unie, met inachtneming van de in het Verdrag voorziene verantwoordelijkheden, en dient in voorkomend geval tevens de noodzakelijke wetgevingsvoorstellen in.

4.   De Commissie legt het Europees Parlement en de Raad tezamen met het voorontwerp van begroting voor 2011 een verslag voor over de mogelijke aanpassingen die moeten worden aangebracht in de totale beschikbare middelen voor vastleggingskredieten ten behoeve van de in afdeling B van de bijlage opgesomde begunstigden.

5.   Vóór 1 juli 2010 legt de Commissie een verslag voor over de intensivering van de Europese samenwerking inzake het toezicht op auditkantoren.

Artikel 15

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Straatsburg, 16 september 2009.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

J. BUZEK

Voor de Raad

De voorzitster

C. MALMSTRÖM


(1)  Advies van 25 maart 2009 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  Advies van het Europees Parlement van 6 mei 2009 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 27 juli 2009.

(3)  PB L 243 van 11.9.2002, blz. 1.

(4)  PB L 157 van 9.6.2006, blz. 87.

(5)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 1.

(6)  PB L 25 van 29.1.2009, blz. 18.

(7)  PB L 25 van 29.1.2009, blz. 23.

(8)  PB L 25 van 29.1.2009, blz. 28.

(9)  Resolutie van het Europees Parlement van 9 oktober 2008 met aanbevelingen aan de Commissie betreffende de Lamfalussy follow-up: de toekomstige toezichtstructuur (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(10)  PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

(11)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(12)  PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2.

(13)  PB L 136 van 31.5.1999, blz. 1.

(14)  PB L 312 van 23.12.1995, blz. 1.


BIJLAGE

De in het onderhavige besluit bedoelde begunstigden zijn:

Afdeling A

Begunstigden op het gebied van financiële verslaggeving:

de European Financial Reporting Advisory Group (EFRAG);

de International Accounting Standards Committee Foundation (IASCF).

Begunstigden op het gebied van de controle van jaarrekeningen:

de Public Interest Oversight Board (PIOB).

Afdeling B

Organen die tot doel hebben administratieve ondersteuning te verlenen aan het Comité van Europese effectenregelgevers, het Comité van Europese bankentoezichthouders en het Comité van Europese toezichthouders op verzekeringen en bedrijfspensioenen:

in het geval van het Comité van Europese bankentoezichthouders (CEBS) gaat het om CEBS Secretariat Limited, een Verenigd Koninkrijk-organisatie zonder winstoogmerk („company limited by guarantee and without share capital”), met statutaire zetel in Londen en ingeschreven bij het Companies House onder nummer 5161108;

in het geval van het Comité van Europese effectenregelgevers (CESR) gaat het om een Franse organisatie zonder winstoogmerk („Association Loi 1901”), met statutaire zetel in Parijs en ingeschreven bij de Préfecture de Police onder nummer 441545308;

in het geval van het Comité van Europese toezichthouders op verzekeringen en bedrijfspensioenen (CEIOPS) gaat het om een Duitse organisatie zonder winstoogmerk („eingetragener Verein (e.V.)”), met statutaire zetel in Frankfurt en ingeschreven bij het Amtsgericht Frankfurt am Main onder nummer VR 12777.


III Besluiten op grond van het EU-Verdrag

BESLUITEN OP GROND VAN TITEL V VAN HET EU-VERDRAG

25.9.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 253/17


GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT 2009/717/GBVB VAN DE RAAD

van 24 september 2009

tot verlenging van Gemeenschappelijk Standpunt 2004/694/GBVB betreffende aanvullende maatregelen ter ondersteuning van de daadwerkelijke uitvoering van het mandaat van het Internationaal Straftribunaal voor het voormalige Joegoslavië (ICTY)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 15,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 11 oktober 2004 Gemeenschappelijk Standpunt 2004/694/GBVB (1) vastgesteld teneinde alle geldmiddelen en tegoeden te bevriezen die toebehoren aan personen die door het ICTY in staat van beschuldiging zijn gesteld wegens oorlogsmisdaden, maar die niet bij het ICTY in hechtenis zitten.

(2)

Gemeenschappelijk Standpunt 2004/694/GBVB is van toepassing tot en met 10 oktober 2009.

(3)

Gemeenschappelijk Standpunt 2004/694/GBVB dient met een periode van 12 maanden te worden verlengd.

(4)

De communautaire uitvoeringsmaatregelen zijn vervat in Verordening (EG) nr. 1763/2004 van de Raad van 11 oktober 2004 tot vaststelling van bepaalde beperkende maatregelen ter ondersteuning van de daadwerkelijke uitvoering van het mandaat van het Internationaal Straftribunaal voor het voormalige Joegoslavië (ICTY) (2),

HEEFT HET VOLGENDE GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT VASTGESTELD:

Artikel 1

Gemeenschappelijk Standpunt 2004/694/GBVB wordt verlengd tot en met 10 oktober 2010.

Artikel 2

Dit gemeenschappelijk standpunt wordt van kracht op de datum van vaststelling.

Artikel 3

Dit gemeenschappelijk standpunt wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 24 september 2009.

Voor de Raad

De voorzitster

M. OLOFSSON


(1)  PB L 315 van 14.10.2004, blz. 52.

(2)  PB L 315 van 14.10.2004, blz. 14.


Rectificaties

25.9.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 253/18


Rectificatie van Gemeenschappelijk Optreden 2008/851/GBVB van de Raad van 10 november 2008 inzake de militaire operatie van de Europese Unie teneinde bij te dragen tot het ontmoedigen, het voorkomen en bestrijden van piraterij en gewapende overvallen voor de Somalische kust

( Publicatieblad van de Europese Unie L 301 van 12 november 2008 )

Bladzijde 35, artikel 2:

in plaats van:

„a)

biedt bescherming aan in het kader van het WVP gecharterde schepen, met name wanneer deze in de territoriale wateren van Somalië varen; dit houdt ook de aanwezigheid van gewapende componenten van Atalanta aan boord van de betrokken schepen in;

b)

voorziet per geval in de begeleiding van koopvaardijschepen die in de door hem bewaakte zones varen;

c)

bewaakt de zones voor de Somalische kust, met inbegrip van de Somalische territoriale wateren, die risico's voor maritieme activiteiten, inzonderheid het zeeverkeer, inhouden;

d)

neemt de nodige maatregelen, waaronder geweld, ter ontmoediging, voorkoming en beëindiging van daden van piraterij of gewapende overvallen die zijn begaan of vermoedelijk zijn begaan in de zones onder zijn bewaking;

e)

kan, met het oog op de eventuele uitoefening van hun rechtsmacht door de Staten die overeenkomstig artikel 13 bevoegd zijn, personen die schuldig zijn aan piraterij of gewapende roofovervallen of daarvan verdacht worden, in de zone waar zij aanwezig is, gevangen nemen en beslag leggen op de schepen van de piraten of gewapende roofovervallers, of op de schepen die zijn aangehouden na een daad van piraterij of gewapende roofoverval en die in handen van piraten zijn, alsmede op de goederen aan boord;”,

te lezen:

„a)

biedt bescherming aan in het kader van het WVP gecharterde schepen, inclusief door middel van de aanwezigheid van gewapende eenheden van Atalanta aan boord van deze schepen, in het bijzonder wanneer zij in de territoriale wateren van Somalië varen;

b)

voorziet, op basis van een evaluatie van de behoeften per geval, in de begeleiding van koopvaardijschepen die varen in de zones waarin zij ingezet is;

c)

houdt toezicht over de zones voor de Somalische kust, met inbegrip van de Somalische territoriale wateren, die risico's voor maritieme activiteiten, inzonderheid het zeeverkeer, inhouden;

d)

neemt de nodige maatregelen, waaronder het gebruik van geweld, ter ontmoediging, voorkoming en beëindiging van daden van piraterij of gewapende overvallen die kunnen worden begaan in de zones waarin zij aanwezig is;

e)

kan, met het oog op de eventuele vervolging door de bevoegde Staten overeenkomstig de voorwaarden in artikel 12, personen die schuldig zijn aan piraterij of gewapende roofovervallen of daarvan verdacht worden, in de zone waar zij aanwezig is, gevangen nemen, vasthouden en overdragen, en beslag leggen op de schepen van de piraten of gewapende roofovervallers, of op de schepen die zijn aangehouden na een daad van piraterij of gewapende roofoverval en die in handen van piraten zijn, alsmede op de goederen aan boord;”.

Bladzijde 36, artikel 12, lid 1, aanhef:

in plaats van:

„1.   Op basis van de acceptatie van Somalië ten aanzien van de uitoefening van hun rechtsmacht door de lidstaten of derde Staten, enerzijds, en artikel 105 van VN-Zeerechtverdrag, anderzijds, worden in de territoriale wateren van Somalië gevangengenomen personen die daden van piraterij of gewapende overvallen hebben begaan of hiervan verdacht worden, alsmede de goederen die tot uitvoering van deze daden gediend hebben,”,

te lezen:

„1.   Op basis van de acceptatie van Somalië ten aanzien van de uitoefening van hun rechtsmacht door de lidstaten of derde Staten, enerzijds, en artikel 105 van het VN-Zeerechtverdrag, anderzijds, worden gevangengenomen en vastgehouden personen die daden van piraterij of gewapende overvallen hebben begaan in de territoriale wateren van Somalië of op de hoge zee of hiervan verdacht worden, alsmede de goederen die tot uitvoering van deze daden gediend hebben,”.

Bladzijde 36, artikel 12, lid 2:

in plaats van:

„2.   Geen van de in lid 1 bedoelde personen kan aan een derde staat worden overgedragen, indien de voorwaarden voor deze overdracht niet zijn vastgesteld overeenkomstig het toepasselijk internationaal recht, daaronder begrepen het internationaal recht inzake de mensenrechten, om in het bijzonder te waarborgen dat niemand wordt onderworpen aan de doodstraf, aan marteling of andere wrede, onmenselijke of vernederende behandelingen.”,

te lezen:

„2.   Geen van de in lid 1 bedoelde personen kan aan een derde staat worden overgedragen indien de voorwaarden voor deze overdracht niet zijn overeengekomen met deze derde staat overeenkomstig het toepasselijke internationaal recht, daaronder begrepen het internationale recht inzake de mensenrechten, om in het bijzonder te waarborgen dat niemand wordt onderworpen aan de doodstraf, aan marteling of andere wrede, onmenselijke of vernederende behandelingen.”.