ISSN 1725-2598

doi:10.3000/17252598.L_2009.249.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 249

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

52e jaargang
23 september 2009


Inhoud

 

I   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

 

Verordening (EG) nr. 871/2009 van de Commissie van 22 september 2009 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

1

 

*

Verordening (EG) nr. 872/2009 van de Commissie van 18 september 2009 tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur

3

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

VERORDENINGEN

23.9.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 249/1


VERORDENING (EG) Nr. 871/2009 VAN DE COMMISSIE

van 22 september 2009

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (2), en met name op artikel 138, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

Bij Verordening (EG) nr. 1580/2007 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XV, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 138 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 23 september 2009.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 22 september 2009.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 350 van 31.12.2007, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

MK

36,7

ZZ

36,7

0707 00 05

MK

33,2

TR

125,1

ZZ

79,2

0709 90 70

TR

108,8

ZZ

108,8

0805 50 10

AR

102,0

CL

113,6

TR

91,7

UY

117,8

ZA

85,7

ZZ

102,2

0806 10 10

EG

104,8

IL

115,4

TR

85,8

ZZ

102,0

0808 10 80

AR

62,2

BR

113,8

CL

62,5

NZ

80,6

US

85,4

ZA

73,6

ZZ

79,7

0808 20 50

CN

45,1

TR

120,5

ZA

70,3

ZZ

78,6

0809 30

TR

118,9

US

243,3

ZZ

181,1

0809 40 05

IL

112,9

TR

90,9

ZZ

101,9


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


23.9.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 249/3


VERORDENING (EG) Nr. 872/2009 VAN DE COMMISSIE

van 18 september 2009

tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de statistiek- en tariefnomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (1), met name op artikel 9, lid 1, onder a),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Om de uniforme toepassing te waarborgen van de gecombineerde nomenclatuur die als bijlage bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 is gevoegd, moeten bepalingen worden vastgesteld voor de indeling van de in de bijlage bij onderhavige verordening vermelde goederen.

(2)

Bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 zijn de algemene regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur vastgesteld. Deze regels zijn ook van toepassing op iedere andere nomenclatuur die geheel of gedeeltelijk of met toevoeging van onderverdelingen op de gecombineerde nomenclatuur is gebaseerd en die bij specifieke Gemeenschapswetgeving is vastgesteld met het oog op de toepassing van tariefmaatregelen en andere maatregelen in het kader van het goederenverkeer.

(3)

Volgens deze algemene regels moeten de in kolom 1 van de tabel in de bijlage omschreven goederen worden ingedeeld onder de in kolom 2 vermelde GN-code om de in kolom 3 genoemde redenen.

(4)

Er moet worden bepaald dat de houder van een door de douane van een lidstaat afgegeven bindende tariefinlichting inzake de indeling van goederen in de gecombineerde nomenclatuur die in strijd is met deze verordening, deze inlichting nog drie maanden mag blijven gebruiken op grond van artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (2).

(5)

De bepalingen van deze verordening zijn in overeenstemming met het advies van het Comité douanewetboek,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De goederen die zijn omschreven in kolom 1 van de tabel in de bijlage worden onder de in kolom 2 van die tabel vermelde GN-code in de gecombineerde nomenclatuur ingedeeld.

Artikel 2

Op een door de douane van een lidstaat verstrekte bindende tariefinlichting die niet in overeenstemming is met de bepalingen van deze verordening, kan nog gedurende drie maanden een beroep worden gedaan overeenkomstig artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2913/92.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 september 2009.

Voor de Commissie

László KOVÁCS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1.

(2)  PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1.


BIJLAGE

Omschrijving

Indeling

(GN-code)

Motivering

(1)

(2)

(3)

Schoeisel met buitenzool van kunststof en een bovendeel van banden die op drie punten aan de zool zijn bevestigd.

Het bovendeel strekt zich uit van de linkerkant van de zool naar de rechterkant. De boog die door dit deel van het bovendeel wordt gevormd is ook aan de zool bevestigd door middel van een band die van het midden van de boog tussen de tenen tot in de zool loopt.

Het bovendeel van het desbetreffende schoeisel is vervaardigd van verscheidene lagen van verschillende materialen.

De twee banden die de boog vormen bestaan uit een laag textiel (textielbanden T1 en T2 op de foto’s) waarop een laag leer is genaaid (twee lederen banden C1 op de foto’s). Bovenop dit leer is nog een kleinere laag leer genaaid (twee lederen banden C2 op de foto’s) met een fel gekleurde textieldraad. Tussen de textiellaag (T1/T2) en de lederlaag (C1) zijn twee niet zichtbare banden (van kunststof) (band A op foto 646 D) ingezet, een aan elke kant van de boog.

In het midden van de boog zijn de twee textielbanden (T1 en T2) en de vier lederen banden (C1 en C2) samen met één enkele draad aaneengenaaid (zie foto 646 C).

In het midden van de boog loopt de textielband die tussen de tenen loopt in een lus om alle eerder genoemde materialen van de boog heen (textielband T3 op de foto’s). De textielband is gedeeltelijk zichtbaar.

Bovenop deze textiellus, in het midden van de boog, is een rechthoekig stuk leer op de textiellus en de eerder genoemde materialen van de boog genaaid (rechthoekig stuk leer C3 op de foto’s).

Op de linker en rechter zijde van de boog, op het punt waar deze aan de zool is bevestigd, zijn verscheidene van de banden die de boog vormen in de zool gewerkt en gezet. De lederen banden C1 zijn met nauwelijks 1 cm van hun lengte in de zool gewerkt en de lederen banden C2 slechts met ongeveer 5 mm van hun lengte. De textielbanden T1 en T2 met 5 cm van hun lengte in de zool gewerkt (zie foto 646 E).

(„teenslipper”)

(Zie foto’s nr. 646 A, 646 B, 646 C, 646 D en 646 E) (1)

6404 19 90

De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur, aantekening 4, onder a) en b), op hoofdstuk 64 van de gecombineerde nomenclatuur, aanvullende aantekening 1 op hoofdstuk 64 en de tekst van de GN-codes 6404, 6404 19 en 6404 19 90.

Het rechthoekige stuk leer C3 versterkt de centrale textielband T3 en versiert ook de schoen. Bij het vaststellen van het materiaal van het bovendeel dient geen rekening te worden gehouden met deze versterking/dit toebehoren in de zin van aantekening 4, onder a), op hoofdstuk 64.

De twee kleine lederen banden C2 die met een decoratieve, felgekleurde textieldraad aan de lederen banden C1 zijn vastgenaaid, dienen hoofdzakelijk voor decoratieve doeleinden en worden dus beschouwd als toebehoren in de zin van aantekening 4, onder a), op hoofdstuk 64.

In het midden van de boog zijn de twee textielbanden (T1 en T2) en de twee lederen banden (C1) samen met één draad aaneengenaaid op een manier waaruit blijkt dat het textiel en het leer van even groot belang zijn om het bovendeel te vormen. Uit het feit dat enkel de textielbanden (T1 en T2) behoorlijk in de zool zijn gewerkt — in tegenstelling tot de lederen banden C1 — blijkt dat enkel de textielbanden het bovendeel (de boog) aan de zool bevestigen. Bijgevolg kunnen de textielbanden T1 en T2 niet als voering worden beschouwd, maar vormen de stof waaruit het bovendeel is vervaardigd in de zin van aantekening 4, onder a), op hoofdstuk 64. De lederen banden C1 dienen enkel om de textielbanden T1 en T2 te versterken en mogen niet in beschouwing worden genomen bij het vaststellen van het materiaal van het bovendeel.

De twee niet zichtbare banden A zijn langs beide zijden van de boog volledig ingewerkt tussen de lederen banden C1 en de textielband T1/T2. Aangezien zij smaller zijn dan de lederen band (C1) en de textielbanden (T1/T2) die daar omheen lopen, doen zij geen afbreuk aan de versterkende functie van de lederen banden C1.

De middelste textielband T3 die tussen de tenen loopt, maakt deel uit van het samenstellende materiaal van het bovendeel omdat hij de specifieke vorm van deze „teenslipper” bepaalt en bovendien het enige materiaal is waaruit deze band is samengesteld.

Bovendien vertoont de textielstof (T1 en T2 en T3 samen) de kenmerken van een bovendeel in de zin van aanvullende aantekening 1 op hoofdstuk 64 omdat de textielstof van het bovendeel van de slipper, zonder de andere materialen, de functie van een bovendeel vervult, dat wil zeggen voldoende grip op de voet biedt om de gebruiker van deze slipper in staat te stellen ermee te lopen (zie arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen in de zaak C-165/07, Skatteministeriet v Ecco Sko A/S, punt 48).

De twee textielbanden T1 en T2 en de middelste textielband T3 zijn daarom de samenstellende materialen in de zin van aantekening 4, onder a), op hoofdstuk 64.

Het oppervlak van de samenstellende materialen van het bovendeel is minstens gedeeltelijk zichtbaar aan de buitenzijde van het schoeisel, omdat een deel van de textielstof (bestaande uit drie geassembleerde stukken identieke textielstof (T1, T2 en T3)) aan de buitenzijde van het schoeisel (een deel van textielband T3) zichtbaar is (zie de toelichtingen op de gecombineerde nomenclatuur, hoofdstuk 64, algemene opmerkingen, punt 1), onder a), tweede alinea, eerste zin.

Het deel van de zool dat in aanraking komt met de grond is van kunststof in de zin van aantekening 4, onder b), op hoofdstuk 64. Het schoeisel heeft een buitenzool van kunststof.

Verklaring van de in de foto’s gebruikte symbolen

C3 (rechthoekig stuk leer)

C1 (twee lederen banden, een aan elke kant langs de boog)

C2 (twee kleinere lederen banden bovenop elk van de banden C1)

T1 en T2 (twee textielbanden, T1 rechts en T2 links langs de boog)

T3 (middelste textielband die tussen de tenen loopt)

A (niet zichtbare kunststof band die volledig is ingewerkt tussen de lederen zijband C1 en de textielzijband T2; zie foto 646 D)

S (zool)

Image

Image

Image

Image

Image


(1)  De foto’s zijn louter ter informatie.