ISSN 1725-2598

doi:10.3000/17252598.L_2009.227.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 227

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

52e jaargang
29 augustus 2009


Inhoud

 

I   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

 

Verordening (EG) nr. 788/2009 van de Commissie van 28 augustus 2009 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

1

 

*

Verordening (EG) nr. 789/2009 van de Commissie van 28 augustus 2009 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1266/2007 wat betreft de bescherming tegen vectoren en de minimumeisen voor bluetonguemonitoring- en surveillanceprogramma’s ( 1 )

3

 

 

II   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

 

 

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

 

 

Commissie

 

 

2009/624/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 28 augustus 2009 tot wijziging van Beschikking 2004/211/EG wat betreft de gegevens voor Brazilië en Mauritius in de lijst van derde landen en delen daarvan waaruit de invoer in de Gemeenschap van levende paardachtigen en sperma, eicellen en embryo's van paarden is toegestaan (Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 6385)  ( 1 )

7

 

 

AANBEVELINGEN

 

 

Commissie

 

 

2009/625/EG

 

*

Aanbeveling van de Commissie van 20 augustus 2009 betreffende mediageletterdheid in de digitale omgeving voor een meer concurrerende audiovisuele en inhoudindustrie en een inclusieve kennismaatschappij

9

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

VERORDENINGEN

29.8.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 227/1


VERORDENING (EG) Nr. 788/2009 VAN DE COMMISSIE

van 28 augustus 2009

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (2), en met name op artikel 138, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

Bij Verordening (EG) nr. 1580/2007 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XV, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 138 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 29 augustus 2009.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 augustus 2009.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 350 van 31.12.2007, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

MK

39,9

XS

37,6

ZZ

38,8

0707 00 05

MK

33,2

TR

102,1

ZZ

67,7

0709 90 70

TR

107,2

ZZ

107,2

0805 50 10

AR

107,8

BR

122,7

UY

124,1

ZA

68,4

ZZ

105,8

0806 10 10

EG

155,8

TR

105,3

ZZ

130,6

0808 10 80

AR

101,6

BR

78,0

CL

82,5

CN

67,1

NZ

81,6

US

95,4

UY

42,1

ZA

80,5

ZZ

78,6

0808 20 50

AR

145,7

TR

125,3

ZA

88,8

ZZ

119,9

0809 30

TR

124,6

ZZ

124,6

0809 40 05

IL

93,9

ZZ

93,9


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


29.8.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 227/3


VERORDENING (EG) Nr. 789/2009 VAN DE COMMISSIE

van 28 augustus 2009

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1266/2007 wat betreft de bescherming tegen vectoren en de minimumeisen voor bluetonguemonitoring- en surveillanceprogramma’s

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 2000/75/EG van de Raad van 20 november 2000 tot vaststelling van specifieke bepalingen inzake de bestrijding en uitroeiing van bluetongue (1), en met name op artikel 9, lid 1, onder c), de artikelen 11 en 12, en artikel 19, derde alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 1266/2007 van de Commissie van 26 oktober 2007 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Richtlijn 2000/75/EG van de Raad wat betreft bestrijding, monitoring, surveillance en beperkingen op de verplaatsingen van bepaalde dieren van vatbare soorten in verband met bluetongue (2) voorziet in bepalingen inzake verplaatsingen van die dieren, in verband met bluetongue, binnen en uit de beperkingsgebieden. De verordening stelt ook de voorwaarden vast voor vrijstellingen van het verbod op verplaatsingen van dergelijke dieren, hun sperma, eicellen en embryo’s overeenkomstig Richtlijn 2000/75/EG. Die voorwaarden omvatten onder meer de bescherming van dergelijke dieren tegen vectoren.

(2)

Om de monitoring- en surveillanceprogramma’s voor bluetongue die in de lidstaten van kracht zijn flexibeler te kunnen opzetten, in het bijzonder met betrekking tot de afbakening van „laagrisicogebieden”, kunnen er andere strategieën dan surveillance met verklikkerdieren worden opgezet, wanneer deze dezelfde garanties bieden dat er geen bluetonguevirus circuleert. In het kader van de serologische/virologische onderzoeken kunnen ook voor andere doeleinden verzamelde monsters worden getest, zoals monsters uit slachthuizen of tankmelkmonsters.

(3)

De ervaring heeft aangetoond dat de toepassing van de voorschriften van Verordening (EG) nr. 1266/2007 ter voorkoming van de blootstelling van dieren aan vectoren moeilijk kan zijn. Onder bepaalde omstandigheden kan in inrichtingen zoals centra voor kunstmatige inseminatie of quarantainestations de blootstelling van dieren aan vectoren voorkomen worden. De bescherming tegen vectoren moet niet alleen berusten op het gebruik van insecticiden en/of insectwerende middelen, maar moet ook inhouden dat de dieren in een vectorbestendige inrichting worden gehouden, waar aanvullende maatregelen worden genomen, met name een combinatie van adequate fysieke barrières en chemische behandelingen (met insecticiden en/of insectwerende middelen), om contact tussen de dieren en de vectoren te voorkomen. Door middel van vectorenvallen kan in dergelijke inrichtingen worden vastgesteld of er vectoren aanwezig zijn.

(4)

Volgens het wetenschappelijk advies van het Wetenschappelijk Panel voor diergezondheid en dierenwelzijn van de EFSA over het risico van de overdracht van bluetongue tijdens de doorvoer van dieren („Risk of Bluetongue Transmission in Animal Transit”), dat op 11 september 2008 (3) is goedgekeurd, zijn de aan de verplaatsing van dieren verbonden risico’s tijdens een seizoen met een gering risico van overdracht ook zonder aanvullende tests aanzienlijk minder dan tijdens andere seizoenen, ook als er serologische en PCR-tests worden uitgevoerd. Wanneer voorts de termijn van doorvoer waarin de dieren aan vectoren worden blootgesteld niet meer dan één dag bedraagt, wordt de doeltreffendheid van insecticiden en/of insectwerende middelen als risicobeperkende maatregelen voldoende geacht voor de bescherming van de dieren tegen dergelijke vectoren.

(5)

Doorvoer door „laagrisicogebieden”, waar gevaccineerd is en waar geen specifiek(e) bluetongueserotype(n) van het virus circuleert (circuleren), levert geen risico van besmetting van dieren op.

(6)

Daarom moeten er bepaalde afwijkingen worden vastgesteld van het algemene voorschrift van Verordening (EG) nr. 1266/2007, namelijk dat dieren en voertuigen bij alle doorvoer met insecticiden of insectwerende middelen moeten worden behandeld.

(7)

Verordening (EG) nr. 1266/2007 dient daarom dienovereenkomstig te worden gewijzigd.

(8)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 1266/2007 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 7, lid 2 bis, komt de inleidende zin als volgt te luiden:

„2 bis.   De lidstaten kunnen op grond van het resultaat van een risicobeoordeling waarbij rekening is gehouden met voldoende epidemiologische gegevens verkregen aan de hand van de monitoring overeenkomstig punt 1.1.2.1 of punt 1.1.2.2 van bijlage I, onder de volgende voorwaarden een gedeelte van een beschermingsgebied afbakenen als een „beperkingsgebied waar gevaccineerd is en geen specifiek(e) bluetonguevirusserotype(n) circuleert (circuleren)” (laagrisicogebied).”.

2)

In artikel 9 worden lid 1, onder c), en de leden 2 en 3 als volgt vervangen:

„c)

de dieren in een vectorbestendige inrichting tegen vectoren worden beschermd, wanneer tijdens de verplaatsing door een beperkingsgebied een meerdaagse rustperiode in een controlepost is gepland.

2.   Lid 1 van dit artikel is niet van toepassing wanneer de doorvoer plaatsvindt:

a)

uitsluitend uit of door epidemiologisch relevante geografische gebieden van het beperkingsgebied tijdens de seizoensgebonden vectorvrije periode, als vastgesteld overeenkomstig bijlage V, of

b)

uit of door delen van het beperkingsgebied dat is afgebakend als laagrisicogebied’ overeenkomstig artikel 7, lid 2 bis.

3.   Wanneer de dieren voldoen aan ten minste een van de voorwaarden van de punten 5, 6 en 7 van deel A van bijlage III, zijn de behandeling van de dieren overeenkomstig lid 1, onder a) en b), en de bescherming van de dieren overeenkomstig lid 1, onder c), niet van toepassing.

4.   Voor de in lid 1 van dit artikel bedoelde dieren wordt de volgende zin toegevoegd aan de overeenkomstige gezondheidscertificaten, vastgesteld in de Richtlijnen 64/432/EEG, 91/68/EEG en 92/65/EEG of bedoeld in Beschikking 93/444/EEG:

„Behandeling met insecticide/insectwerend middel … (naam van het product invullen) op … (datum invullen) om … (tijdstip invullen) overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1266/2007 (4)”.

3)

Aan artikel 9 bis wordt het volgende lid 4 toegevoegd:

„4.   Voor de in lid 1 van dit artikel bedoelde dieren wordt de volgende zin toegevoegd aan de overeenkomstige gezondheidscertificaten, vastgesteld in de Richtlijnen 64/432/EEG, 91/68/EEG en 92/65/EEG of bedoeld in Beschikking 93/444/EEG:

„Dieren in overeenstemming met artikel 9 bis, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1266/2007”.”

4)

De bijlagen I en III worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 augustus 2009.

Voor de Commissie

Androulla VASSILIOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 327 van 22.12.2000, blz. 74.

(2)  PB L 283 van 27.10.2007, blz. 37.

(3)  The EFSA Journal (2008) 795, 1-56.

(4)  PB L 283 van 27.10.2007, blz. 37.”.


BIJLAGE

De bijlagen I en III worden als volgt gewijzigd:

1)

Bijlage I wordt als volgt gewijzigd:

a)

punt 1.1.2.2 komt als volgt te luiden:

„1.1.2.2.

Serologische/virologische onderzoeken:

bestaan uit ten minste een actief jaarlijks programma voor de uitvoering van serologische/virologische tests op populaties van vatbare soorten, gericht op de opsporing van bewijzen voor de overdracht van het bluetonguevirus door steekproefsgewijze serologische en/of virologische tests die worden uitgevoerd in alle epidemiologisch relevante geografische gebieden in de periode van het jaar waarin besmetting of seroconversie met grotere waarschijnlijkheid kan worden opgespoord;

moeten zodanig zijn opgezet dat de monsters representatief zijn voor en zijn afgestemd op de structuur van de te bemonsteren populatie van de vatbare soorten in het epidemiologisch relevante geografische gebied en dat de steekproefgrootte is berekend voor de opsporing van een prevalentie van 20 % met een betrouwbaarheid van 95 % in de populatie van de vatbare soorten van dat epidemiologisch relevante geografische gebied. Voor de afbakening van een deel van een beschermingsgebied als „laagrisicogebied” overeenkomstig artikel 7, lid 2 bis, moet het onderzoek een steekproefgrootte hebben die is berekend voor de opsporing van een maandelijkse prevalentie van 2 % met een betrouwbaarheid van 95 % in de populatie van de vatbare soorten van dat epidemiologisch relevante geografische gebied;

moeten ervoor zorgen dat seropositieve dieren van gevaccineerde of geïmmuniseerde populaties niet interfereren met de serologische onderzoeken;

moeten ervoor zorgen dat de laboratoriumtests zodanig zijn opgezet dat positieve screeningtests gevolgd worden door de specifieke serologische/virologische tests voor het bluetongueserotype dat of de bluetongueserotypen die naar verwachting aanwezig is/zijn in het epidemiologisch relevante geografische gebied, zodat de aanwezigheid van dat/die specifieke circulerende serotype(n) kan worden bevestigd;

kunnen tevens worden opgezet om de vaccinatiedekking en de verspreiding van de verschillende in het beperkingsgebied aanwezige bluetongueserotypen te monitoren;

kunnen het testen van monsters omvatten die voor andere doeleinden zijn verzameld, zoals monsters uit slachthuizen of tankmelkmonsters.”;

b)

punt 2.2.2 komt als volgt te luiden:

„2.2.2.

Serologische/virologische onderzoeken:

bestaan uit ten minste een actief jaarlijks programma voor de uitvoering van serologische/virologische tests op populaties van vatbare soorten, gericht op de opsporing van bewijzen voor de overdracht van het bluetonguevirus door steekproefsgewijze serologische en/of virologische tests die worden uitgevoerd in alle epidemiologisch relevante geografische gebieden in de periode van het jaar waarin besmetting of seroconversie met grotere waarschijnlijkheid kan worden opgespoord;

moeten zodanig zijn opgezet dat de monsters representatief zijn voor en zijn afgestemd op de structuur van de te bemonsteren populatie van de vatbare soorten in het epidemiologisch relevante geografische gebied en dat de steekproefgrootte is berekend voor de opsporing van een prevalentie van 20 % met een betrouwbaarheid van 95 % in de populatie van de vatbare soorten van dat epidemiologisch relevante geografische gebied;

moeten ervoor zorgen dat seropositieve dieren van gevaccineerde of geïmmuniseerde populaties niet interfereren met de serologische onderzoeken;

kunnen het testen van monsters omvatten die voor andere doeleinden zijn verzameld, zoals monsters uit slachthuizen of tankmelkmonsters.”.

2)

Bijlage III wordt als volgt gewijzigd:

a)

deel A wordt als volgt gewijzigd:

i)

in punt 2 komt de tweede alinea als volgt te luiden:

„De dieren zijn tot de verzending gedurende een periode van ten minste 60 dagen vóór de datum van verzending in een vectorbestendige inrichting tegen vectoren beschermd.”;

ii)

in punt 3 komt de eerste alinea als volgt te luiden:

„De dieren zijn tot de verzending tijdens de seizoensgebonden vectorvrije periode, als vastgesteld overeenkomstig bijlage V, in een seizoensgebonden bluetonguevrij gebied gehouden of zijn gedurende een periode van ten minste 28 dagen in een vectorbestendige inrichting tegen vectoren beschermd en zijn tijdens die periode, met negatieve resultaten, onderworpen aan een serologische test overeenkomstig het OIE Terrestrial Manual voor de opsporing van antilichamen tegen de bluetonguevirusgroep, uitgevoerd op monsters van die dieren die ten minste 28 dagen na de datum van het begin van de periode van bescherming tegen vectoren of de seizoensgebonden vectorvrije periode zijn genomen.”;

iii)

in punt 4 komt de tweede alinea als volgt te luiden:

„De dieren zijn tot de verzending tijdens de seizoensgebonden vectorvrije periode, als vastgesteld overeenkomstig bijlage V, in een seizoensgebonden bluetonguevrij gebied gehouden of zijn gedurende een periode van ten minste 14 dagen in een vectorbestendige inrichting tegen vectoren beschermd en zijn tijdens die periode, met negatieve resultaten, onderworpen aan een test voor de opsporing van ziekteverwekkers overeenkomstig het OIE Terrestrial Manual, uitgevoerd op monsters van die dieren die ten minste 14 dagen na de datum van het begin van de periode van bescherming tegen vectoren of de seizoensgebonden vectorvrije periode zijn genomen.”;

b)

deel B, punt b), komt als volgt te luiden:

„b)

zij zijn in een vectorbestendige inrichting tegen vectoren beschermd gedurende een periode van ten minste 60 dagen vóór het begin van en tijdens de winning van het sperma;”;

c)

deel C, punt 2, onder b), komt als volgt te luiden:

„b)

zij zijn in een vectorbestendige inrichting beschermd tegen vectoren gedurende een periode van ten minste 60 dagen vóór het begin van en tijdens de winning van de embryo’s/eicellen;”.


II Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

Commissie

29.8.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 227/7


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 28 augustus 2009

tot wijziging van Beschikking 2004/211/EG wat betreft de gegevens voor Brazilië en Mauritius in de lijst van derde landen en delen daarvan waaruit de invoer in de Gemeenschap van levende paardachtigen en sperma, eicellen en embryo's van paarden is toegestaan

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 6385)

(Voor de EER relevante tekst)

(2009/624/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 90/426/EEG van de Raad van 26 juni 1990 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het verkeer van paardachtigen en de invoer van paardachtigen uit derde landen (1), en met name op artikel 12, leden 1 en 4, en artikel 19, inleidende zin en punten i) en ii),

Gelet op Richtlijn 92/65/EEG van de Raad van 13 juli 1992 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften voor het handelsverkeer en de invoer in de Gemeenschap van dieren, sperma, eicellen en embryo's waarvoor ten aanzien van de veterinairrechtelijke voorschriften geen specifieke communautaire regelgeving geldt als bedoeld in bijlage A, onder I, van Richtlijn 90/425/EEG (2), en met name op artikel 17, lid 3, onder a),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Beschikking 2004/211/EG van de Commissie van 6 januari 2004 tot vaststelling van de lijst van derde landen en delen van hun grondgebied waaruit de lidstaten de invoer toestaan van levende paardachtigen en sperma, eicellen en embryo's van paarden (3) stelt een lijst van derde landen of delen daarvan vast waaruit de lidstaten de tijdelijke toelating van geregistreerde paarden, het opnieuw binnenbrengen, na tijdelijke uitvoer, van geregistreerde paarden, de invoer van voor de slacht bestemde paardachtigen, geregistreerde paardachtigen en als fok- en gebruiksdier gehouden paardachtigen en de invoer van sperma, eicellen en embryo's van paarden toestaan.

(2)

Overeenkomstig artikel 13, lid 1, onder c), van Richtlijn 90/426/EEG en punt 2 van deel A van hoofdstuk II van bijlage D bij Richtlijn 92/65/EEG moeten paardachtigen en sperma, eicellen en embryo's van paarden afkomstig zijn uit derde landen of delen van het grondgebied daarvan die ten minste zes maanden vrij van kwade droes zijn.

(3)

Op 5 september 2008 heeft Brazilië de Werelddiergezondheidsorganisatie (OIE) in kennis gesteld van een bevestigd geval van kwade droes bij een paard in een voorstad van São Paulo in de staat São Paulo. Om paardachtigen en sperma, eicellen en embryo's daarvan te kunnen blijven invoeren uit de ziektevrije delen van het grondgebied van Brazilië heeft de Commissie Beschikking 2008/804/EG (4) vastgesteld waarbij een deel van de staat São Paulo wordt uitgesloten van de lijst van de grondgebieden van Brazilië, als vastgesteld in bijlage I bij Beschikking 2004/211/EG.

(4)

In het licht van de door Brazilië verstrekte informatie en garanties en rekening houdend met het feit dat minstens zes maanden zijn verstreken sinds het geval van kwade droes werd geconstateerd en de besmette dieren zijn vernietigd, moet de staat São Paulo opnieuw worden opgenomen in de lijst van grondgebieden van Brazilië in bijlage I bij Beschikking 2004/211/EG zodat de invoer van paardachtigen en de invoer van sperma, eicellen en embryo's van paarden uit dit deel van het grondgebied van Brazilië kan worden hervat. De gegevens voor Brazilië in bijlage I bij Beschikking 2004/211/EG moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(5)

Tijdens een veterinaire inspectie in Mauritius zijn tekortkomingen geconstateerd op grond waarvan het binnenbrengen in de Gemeenschap van paardachtigen uit dat land moet worden beperkt tot geregistreerde paarden die voldoen aan de veterinairrechtelijke voorschriften van bijlage II, punt E, bij Beschikking 93/197/EEG van de Commissie van 5 februari 1993 inzake veterinairrechtelijke voorschriften en veterinaire certificering voor de invoer van geregistreerde paardachtigen en van als fok- en gebruiksdier gehouden paardachtigen (5). Die voorschriften vereisen onder meer een volledige verblijfsperiode van drie maanden en een isolatie vóór de uitvoer in een erkend isolatiecentrum, dat is beschermd tegen vectorinsecten, om de insleep van de ziekte in de Gemeenschap te vermijden. De gegevens voor Mauritius in bijlage I bij Beschikking 2004/211/EG moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(6)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Bijlage I bij Beschikking 2004/211/EG wordt als volgt gewijzigd:

1)

De gegevens voor Brazilië worden vervangen door:

„B

Brazilië

BR-0

Het hele land

 

 

BR-1

De staten

Rio Grande do Sul, Santa Catarina, Paraná, São Paulo, Mato Grosso do Sul, Goiás, Minas Gerais, Rio de Janeiro, Espírito Santo, Rondônia, Mato Grosso

D

X

X

X

X

X

X

X

X

X”

 

2)

De gegevens voor Mauritius worden vervangen door:

„MU

Mauritius

MU-0

Het hele land

E

X

—”

 

Artikel 2

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 28 augustus 2009.

Voor de Commissie

Androulla VASSILIOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 224 van 18.8.1990, blz. 42.

(2)  PB L 268 van 14.9.1992, blz. 54.

(3)  PB L 73 van 11.3.2004, blz. 1.

(4)  PB L 277 van 18.10.2008, blz. 36.

(5)  PB L 86 van 6.4.1993, blz. 16.


AANBEVELINGEN

Commissie

29.8.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 227/9


AANBEVELING VAN DE COMMISSIE

van 20 augustus 2009

betreffende mediageletterdheid in de digitale omgeving voor een meer concurrerende audiovisuele en inhoudindustrie en een inclusieve kennismaatschappij

(2009/625/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 211 (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 20 december 2007 heeft de Commissie een mededeling aangenomen met de titel „Een Europese aanpak van mediageletterdheid in de digitale omgeving” (2), die vooral ging over mediageletterdheid voor commerciële communicatie en over onderwerpen in verband met reclame en mediageletterdheid voor audiovisuele werken, onder meer om de Europese film te promoten en de creatieve vaardigheden en de mediageletterdheid voor onlinediensten te verbeteren, zodat burgers bijvoorbeeld beter inzicht krijgen in de werking van zoekmachines op internet.

(2)

In zijn rapport betreffende mediageletterdheid in een digitale wereld (3) verzocht het Europees Parlement de Commissie met klem om haar beleid ter bevordering van mediageletterdheid in samenwerking met alle Europese instellingen en met lokale en regionale instanties uit te bouwen.

(3)

De conclusies van de Raad inzake mediageletterdheid (4) die door de Raad Onderwijs, Jeugdzaken en Cultuur van 21 en 22 mei 2008 zijn aangenomen, onderschrijven de door de Europese Commissie voorgestelde strategische visie op mediageletterdheid als een belangrijke factor voor actief burgerschap in de huidige informatiemaatschappij.

(4)

In oktober 2008 heeft het Comité van de Regio’s een algemeen advies over mediageletterdheid en creatieve online-inhoud aangenomen (5).

(5)

De Europese Raad van Lissabon (6) heeft het volgende geconcludeerd: „De inhoudsindustrie schept een meerwaarde door de Europese culturele diversiteit te exploiteren en via netwerken te verspreiden”. De in 2007 gestarte Europese agenda voor cultuur voert een strategisch beleidskader in voor de aanpak van de voornaamste uitdagingen op het gebied van cultuur, terwijl in de conclusies van de Raad van mei 2009 betreffende cultuur als katalysator voor creativiteit en innovatie de nadruk wordt gelegd op de specifieke bijdrage die cultuur kan leveren aan creativiteit en innovatie, en een breed concept van innovatie in het kader van de strategie van Lissabon na 2010 wordt aanbevolen. Dit is ook van bijzonder belang in het kader van het initiatief i2010 van de Europese Commissie om het concurrentievermogen in de ICT-sector te versterken en een Gemeenschappelijke Europese Informatieruimte op te zetten.

(6)

Een hogere mate van mediageletterdheid zou heel wat bijdragen tot het halen van de doelstellingen voor de Europese Unie die op de Europese Raad van Lissabon en in het bijzonder in het kader van het initiatief i2010 zijn bepaald met betrekking tot een meer concurrerende kenniseconomie en een meer inclusieve informatiemaatschappij.

(7)

Uit de eind 2006 gehouden openbare raadpleging is gebleken dat er in heel Europa verschillende praktijken en niveaus van mediageletterdheid bestaan. Tegelijk wordt erkend dat er geen overeengekomen criteria of standaarden zijn voor het beoordelen van mediageletterdheid en is er dringend behoefte aan onderzoek op grotere schaal en op langere termijn om dergelijke criteria op te stellen.

(8)

Zoals wordt erkend in de studie „Huidige trends en benaderingen van mediageletterdheid in Europa”, die in de tweede helft van 2007 voor de Commissie is uitgevoerd, bestaan er op Europees niveau belemmeringen voor de ontwikkeling van mediageletterdheid. Zo is er een bijzonder gebrek aan gemeenschappelijke visie, aan Europese zichtbaarheid van nationale, regionale en lokale initiatieven, aan Europese netwerken en aan coördinatie tussen belanghebbenden.

(9)

Het zou dan ook van grote waarde zijn de goede praktijken ter zake over de hele Europese Unie te kunnen onderzoeken, in de verf zetten en verspreiden en Europese netwerken tussen belanghebbenden tot stand te brengen en te bevorderen.

(10)

Europese burgers die als mediaconsumenten geïnformeerde en gediversifieerde keuzen kunnen maken, zouden bijdragen aan het concurrentievermogen van de Europese audiovisuele en inhoudindustrie.

(11)

Mediageletterdheid gaat om het vermogen toegang te hebben tot de media, de verschillende aspecten van media en media-inhoud met een kritisch oog te kunnen evalueren en in uiteenlopende contexten communicatie tot stand te kunnen brengen.

(12)

De verspreiding van digitale creatieve inhoud en het toenemende aantal online- en mobiele distributieplatforms brengen op het gebied van mediageletterdheid nieuwe uitdagingen met zich mee. In de wereld van vandaag moeten burgers hun analytische vaardigheden ontwikkelen om de digitale media op intellectueel en emotioneel niveau beter te kunnen begrijpen.

(13)

Mediageletterdheid bestrijkt alle media. Doel van mediageletterdheid is mensen bewuster te maken van de vele soorten mediaboodschappen waarmee ze dagelijks te maken hebben. Mediaboodschappen zijn de programma’s, films, beelden, tekst, geluid en websites die via verschillende communicatiemiddelen worden overgedragen.

(14)

Mediageletterdheid speelt een belangrijke rol in het verbeteren van de bekendheid met het audiovisuele erfgoed en de culturele identiteit van Europa en het aanscherpen van de kennis van en de belangstelling voor het audiovisuele erfgoed en recente Europese cultuurwerken.

(15)

Mediageletterdheid gaat om inclusie en burgerschap in de huidige informatiemaatschappij. Niet alleen voor de jonge generaties maar ook voor volwassenen en bejaarden, ouders, leerkrachten en mensen die werkzaam zijn in de media is dit een essentiële vaardigheid. Dankzij internet en digitale technologie kunnen steeds meer Europeanen beelden, informatie en inhoud creëren en verspreiden. Mediageletterdheid wordt vandaag de dag beschouwd als een van de voornaamste voorwaarden voor een actief en volwaardig burgerschap, waarmee de risico’s op uitsluiting van het gemeenschapsleven kunnen worden voorkomen en verminderd.

(16)

Een mediageletterde samenleving zou tegelijk een stimulans en een essentiële voorwaarde zijn voor pluralisme en onafhankelijkheid in de media. De uiting van diverse meningen en ideeën in verschillende talen, namens verschillende groepen, binnen en tussen samenlevingen, heeft een positief effect op de waarden diversiteit, tolerantie, transparantie, gelijkheid en dialoog. Daarom moet de ontwikkeling van mediageletterdheid in alle lagen van de samenleving worden bevorderd en moet de vooruitgang ter zake op de voet worden gevolgd.

(17)

De democratie is afhankelijk van de actieve participatie van burgers aan het leven van hun gemeenschap. Mediageletterdheid zou hun de vaardigheden bijbrengen die zij nodig hebben om hun weg te vinden in de dagelijkse informatiestroom die via de nieuwe communicatietechnologieën wordt verspreid.

(18)

Mediageletterdheid moet op verschillende niveaus op verschillende manieren worden aangepakt. De concrete manier waarop mediageletterdheid in het leerplan wordt opgenomen, behoort in de eerste plaats tot de verantwoordelijkheid van de lidstaten. Ook voor de lagere overheden is een zeer belangrijke rol weggelegd omdat zij dicht bij de burger staan en initiatieven in de informele onderwijssector ondersteunen. Van onder uit moet ook het maatschappelijk middenveld een actieve bijdrage leveren aan de bevordering van mediageletterdheid.

(19)

Initiatieven van de Commissie zoals MEDIA 2007 (Besluit 1718/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 november 2006 betreffende de uitvoering van een programma ter ondersteuning van de Europese audiovisuele sector (MEDIA 2007) (7)) en de Richtlijn audiovisuele mediadiensten (Richtlijn 2007/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2007 tot wijziging van Richtlijn 89/552/EEG van de Raad betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake de uitoefening van televisieomroepactiviteiten (8)), die gericht zijn op het versterken van het concurrentievermogen van de Europese audiovisuele en inhoudindustrie, zouden tot mediageletterdheid bijdragen.

(20)

Zoals bepaald in overweging 37 van de Richtlijn audiovisuele mediadiensten, is de Commissie voornemens de inspanningen te volgen die worden geleverd op het gebied van audiovisuele mediageletterdheid en mediageletterdheid voor commerciële communicatie, met name in het kader van het Contactcomité audiovisuele mediadiensten en van de in artikel 26 van de richtlijn vastgestelde rapportageplicht.

(21)

De Commissie zal in het kader van bestaande programma’s onderzoeksprojecten betreffende mediageletterdheid stimuleren. Zij is in het bijzonder voornemens een onderzoek te starten naar de bekendheid met de risico’s die verbonden zijn aan de verspreiding van persoonsgegevens in een onlineomgeving, alsook een onderzoek naar een beter gebruik van zoekmachines.

(22)

Initiatieven betreffende mediageletterdheid moeten ook aandacht besteden aan de rol van auteursrechten.

(23)

Initiatieven in verband met mediageletterdheid moeten ook wijzen op de verwerking van persoonsgegevens in informatie- en communicatienetwerken, met name voor op de persoon toegesneden aanbiedingen aan consumenten, en de daarmee gepaard gaande problemen betreffende de bescherming van persoonsgegevens en het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. Informatie- en communicatienetwerken bieden immers nieuwe mogelijkheden voor gebruikers; zij kunnen echter ook nieuwe risico’s voor individuen inhouden, zoals identiteitsdiefstal, discriminerende profilering of voortdurende controle. De Commissie heeft deze kwesties aan de orde gesteld in haar mededeling inzake de verbetering van de gegevensbescherming door technologieën ter bevordering van de persoonlijke levenssfeer (9).

(24)

Bij initiatieven betreffende digitale mediageletterdheid moeten traditionele uitgevers nauw worden betrokken, omdat de uitgeverssector zeer waardevolle ervaring heeft met mediageletterdheid in de offlinewereld en steeds meer overschakelt op digitale productie en distributie van inhoud.

(25)

De Commissie is voornemens verder aan een consensus te bouwen over de essentiële aspecten van mediageletterdheid (definities, doelstellingen) en ondersteuning te bieden voor de analyse en uitwisseling van goede praktijken op het gebied van mediageletterdheid in de digitale omgeving, met inbegrip van de economie van de mediasector in Europa, met name door bijeenkomsten van het Contactcomité audiovisuele mediadiensten (10) te organiseren, evenementen in het kader van MEDIA 2007 (11) te bevorderen en te ondersteunen, samen te werken met de andere Europese instellingen en internationale organisaties zoals de Raad van Europa, UNESCO en de Alliantie van Beschavingen van de Verenigde Naties, alsook een publiek-privaat partnerschap op het gebied van mediageletterdheid te bevorderen.

BEVEELT AAN:

I.

dat de lidstaten, in samenwerking met de instanties die bevoegd zijn voor de regulering van audiovisuele en elektronische communicatie en, in voorkomend geval, met de toezichthouders voor gegevensbescherming:

1.

met betrekking tot de hieronder in deel II voor de media-industrie genoemde onderwerpen, initiatieven op het gebied van coregulering ontwikkelen en ten uitvoer leggen die leiden tot het aannemen van gedragscodes door de voornaamste belanghebbenden en initiatieven en richtsnoeren op het gebied van zelfregulering stimuleren;

2.

aansluitend op de lopende studie van de Commissie betreffende beoordelingscriteria voor mediageletterdheid in Europa, systematisch onderzoek bevorderen via studies en projecten betreffende de verschillende aspecten en dimensies van mediageletterdheid in de digitale omgeving en de vooruitgang van mediageletterdheid volgen en meten;

3.

op conferenties en andere openbare evenementen een discussie op gang brengen over het opnemen van mediageletterdheid in het verplichte leerplan en in het kader van het ontwikkelen van sleutelcompetenties voor een leven lang leren, zoals beschreven in de aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake sleutelcompetenties voor een leven lang leren;

4.

via nationale, op burgers gerichte bewustmakingscampagnes hun inspanningen opvoeren om de bekendheid met het nationale en Europese audiovisuele erfgoed te verbeteren;

5.

de kennis vergroten via opleidingen, informatiedagen en verspreiding van informatiepakketten over de risico’s die verbonden zijn aan de verwerking van persoonsgegevens via informatie- en communicatienetwerken en op dit gebied voorlichting verstrekken aan gebruikers, vooral jongeren, ouders en leerkrachten;

II.

dat de media-industrie haar engagement verhoogt om burgers ter verbetering van hun mediageletterdheid van de nodige hulpmiddelen te voorzien door:

1.

systematisch via informatiecampagnes kennis te verspreiden over de manier waarop informatie en creatieve inhoud in de digitale wereld wordt geproduceerd, bewerkt en gedistribueerd, inclusief de manier waarop zoekmachines werken en hoe ze beter kunnen worden gebruikt;

2.

burgers door de organisatie van bewustmakingscampagnes te voorzien van duidelijke, gebruiksvriendelijke informatie over technieken voor commerciële communicatie, met name over productplaatsing, onlinereclame en van hulpmiddelen om een beter onderscheid te kunnen maken tussen marketing en inhoud;

3.

burgers van informatie te voorzien, informatiepakketten samen te stellen die specifiek op jongeren zijn gericht over de manier waarop hun persoonsgegevens in het kader van op de persoon toegesneden aanbiedingen worden verwerkt, met name bij interactieve reclame, met inachtneming van de bestaande wettelijke bepalingen;

4.

burgers actief te informeren door informatiedagen te organiseren over de werking van de creatieve economie, inclusief de rol van auteursrechten in dit verband.

III.

Deze aanbeveling is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 20 augustus 2009.

Voor de Commissie

Viviane REDING

Lid van de Commissie


(1)  PB C 325 van 24.12.2002, blz. 1.

(2)  COM(2007) 833 definitief.

(3)  2008/2129(INI) van 24 november 2008.

(4)  2008/C 140/08.

(5)  CdR 94/2008.

(6)  http://www.europarl.europa.eu/sides/getDoc.do?type=REPORT&reference=A6-2005-0278&language=NL

(7)  PB L 327 van 24.11.2006, blz. 12.

(8)  PB L 332 van 18.12.2007, blz. 27.

(9)  COM(2007) 228 definitief van 2 mei 2007.

(10)  AVMS, zie Richtlijn 2007/65/EG.

(11)  Besluit nr. 1718/2006/EG.