ISSN 1725-2598

doi:10.3000/17252598.L_2009.211.dut

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 211

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

52e jaargang
14 augustus 2009


Inhoud

 

I   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EG) nr. 713/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot oprichting van een Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators ( 1 )

1

 

*

Verordening (EG) nr. 714/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende de voorwaarden voor toegang tot het net voor grensoverschrijdende handel in elektriciteit en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1228/2003 ( 1 )

15

 

*

Verordening (EG) nr. 715/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende de voorwaarden voor de toegang tot aardgastransmissienetten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1775/2005 ( 1 )

36

 

 

RICHTLIJNEN

 

*

Richtlijn 2009/72/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en tot intrekking van Richtlijn 2003/54/EG ( 1 )

55

 

*

Richtlijn 2009/73/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas en tot intrekking van Richtlijn 2003/55/EG ( 1 )

94

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

VERORDENINGEN

14.8.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 211/1


VERORDENING (EG) nr. 713/2009 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 13 juli 2009

tot oprichting van een Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 95,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Gezien het advies van het Comité van de Regio’s (2),

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In de mededeling van de Commissie van 10 januari 2007 met als titel „Een energiebeleid voor Europa” is benadrukt hoe belangrijk het is de interne markten voor elektriciteit en aardgas te voltooien. Daarbij is een verbetering van het regelgevingskader op Gemeenschapsniveau als een van de belangrijkste voorwaarden aangemerkt.

(2)

Bij Besluit 2003/796/EG van de Commissie (4) is een onafhankelijke adviesgroep op het gebied van elektriciteit en gas, de „Europese Groep van regulerende instanties voor elektriciteit en gas” („ERGEG”) opgericht om de raadpleging, coördinatie en samenwerking tussen de regulerende organen in de lidstaten en tussen deze organen en de Commissie te vergemakkelijken, met het oog op consolidering van de interne markten voor elektriciteit en aardgas. Deze groep bestaat uit vertegenwoordigers van de nationale regulerende instanties die zijn ingesteld krachtens Richtlijn 2003/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2003 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit (5) en krachtens Richtlijn 2003/55/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2003 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas (6).

(3)

De werkzaamheden die de ERGEG sinds haar oprichting heeft verricht, hebben een positieve bijdrage geleverd tot de interne markten voor elektriciteit en aardgas. Binnen de sector wordt echter algemeen onderkend dat de vrijwillige samenwerking tussen de nationale regulerende instanties thans zou moeten plaatsvinden binnen een communautaire structuur met duidelijke bevoegdheden, waaronder de bevoegdheid om in een aantal specifieke gevallen zelf een individuele reguleringsbeslissing te nemen. Dit is ook voorgesteld door de ERGEG.

(4)

De Europese Raad van 8 en 9 maart 2007 heeft de Commissie verzocht een voorstel in te dienen voor maatregelen om een onafhankelijk samenwerkingsmechanisme voor de nationale regulerende instanties op te zetten.

(5)

De lidstaten moeten nauw samenwerken en de obstakels uit de weg ruimen voor grensoverschrijdende handel in elektriciteit en aardgas, ten einde de doelstellingen van het communautaire energiebeleid te bereiken. Uit de effectbeoordeling van de voor een centraal orgaan benodigde middelen is gebleken dat een onafhankelijk centraal orgaan op termijn een aantal voordelen biedt ten opzichte van andere opties. Een Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators („het agentschap”) moet worden opgericht om de regelgevingskloof op communautair niveau te dichten en bij te dragen tot een efficiënte werking van de interne markten voor elektriciteit en aardgas. Het agentschap moet tevens nationale regulerende instanties in staat stellen intensiever op communautair niveau samen te werken en op wederzijdse basis aan de uitvoering van communautaire taken deel te nemen.

(6)

Het agentschap moet ervoor zorgen dat de reguleringstaken die de nationale regulerende instanties overeenkomstig de Richtlijn 2009/72/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit (7) en Richtlijn 2009/73/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas (8) op nationaal niveau verrichten, op Gemeenschapsniveau naar behoren worden gecoördineerd en zo nodig aangevuld. Daartoe moet zijn de onafhankelijkheid van het Agentschap van elektriciteits- en gasproducenten, publieke of particuliere transmissie- en distributiesysteembeheerders en consumenten gewaarborgd worden, moet verzekerd worden dat zijn optreden met het Gemeenschapsrecht strookt en moeten zijn technische en regulerende capaciteiten, transparantie, ontvankelijkheid voor democratische controle en efficiëntie gewaarborgd zijn.

(7)

Het agentschap moet toezicht uitoefenen op de regionale samenwerking tussen transmissiesysteembeheerders in de elektriciteit- en de gassector en op de uitvoering van de taken van het Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders voor elektriciteit („ENTSB voor elektriciteit”) en het Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders voor gas („ENTSB voor gas”). De betrokkenheid van het agentschap is van essentieel belang om te zorgen voor een efficiënte en transparante samenwerking tussen transmissiesysteembeheerders in het belang van de interne markten voor elektriciteit en aardgas.

(8)

Het agentschap moet in samenwerking met de Commissie, de lidstaten en de betreffende nationale instanties toezien op de interne markten voor elektriciteit en aardgas, en het Europees Parlement, de Commissie en de nationale instanties zo nodig van zijn bevindingen op de hoogte stellen. Deze toezichtstaken van het agentschap moeten niet het toezicht door de Commissie of nationale instanties, in het bijzonder nationale mededingingsautoriteiten, Commissie overlappen of hinderen.

(9)

Het agentschap speelt een belangrijke rol bij de uitwerking van kaderrichtsnoeren („kaderrichtsnoeren”) die naar hun aard niet-bindend zijn, waarmee de netcodes moeten overeenstemmen. Het wordt tevens passend geacht dat het agentschap, in overeenstemming met het doel ervan, een rol speelt bij de beoordeling van de netcodes (zowel bij de opstelling als bij de wijziging ervan), teneinde te garanderen dat deze overeenstemmen met de kaderrichtsnoeren, voordat het de aanneming ervan aan de Commissie aanbeveelt.

(10)

Er moet een geïntegreerd kader worden geboden waarbinnen nationale regelgevende instanties kunnen deelnemen en samenwerken. Dit kader moet de uniforme toepassing van de wetgeving inzake de interne markten voor elektriciteit en gas in de gehele Gemeenschap bevorderen. In bepaalde zaken waarbij meer dan een lidstaat is betrokken, moet het agentschap de bevoegdheid krijgen zelf een individuele beslissing te nemen. Deze bevoegdheid moet onder bepaalde voorwaarden gelden voor technische kwesties, de regulering van de infrastructuur voor elektriciteit en aardgas die ten minste twee lidstaten verbindt of kan verbinden, en ten slotte voor vrijstellingen van de internemarktregelgeving voor nieuwe elektriciteitsinterconnectoren en voor nieuwe gasinfrastructuur die ligt in meer dan een lidstaat.

(11)

Aangezien het agentschap overzicht heeft over de nationale regulerende instanties, moet het de taak krijgen om de Commissie, andere Gemeenschapsinstellingen en nationale regulerende instanties advies uit te brengen over alle kwesties die in verband staan met het doel waarvoor het is opgericht. Ook moet het de Commissie informeren wanneer het van oordeel is dat de samenwerking tussen transmissiesysteembeheerders niet het gewenste resultaat oplevert of wanneer een nationale regulerende instantie een beslissing heeft genomen die niet in overeenstemming is met de richtsnoeren, en het advies, de aanbeveling of het besluit van het agentschap niet adequaat uitvoert.

(12)

Het agentschap moet ook aanbevelingen kunnen doen om de uitwisseling van deugdelijke werkmethoden tussen de regulerende autoriteiten en de marktpartijen te bevorderen.

(13)

Het agentschap moet zo nodig overleg plegen met belanghebbende partijen en hun in redelijke mate de mogelijkheid bieden commentaar te leveren op de voorgestelde maatregelen, zoals netcodes en voorschriften.

(14)

Het agentschap moet bijdragen aan de tenuitvoerlegging van de richtsnoeren inzake trans-Europese energienetwerken, zoals vermeld in Beschikking nr. 1364/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 september 2006 tot opstelling van richtsnoeren voor trans-Europese netwerken in de energiesector (9), met name wanneer het in overeenstemming met artikel 6, lid 3, van deze verordening advies uitbrengt over de niet-bindende tienjarige netontwikkelingsplannen die de gehele Gemeenschap dekken.

(15)

Het agentschap moet bijdragen aan de inspanningen om de zekerheid van de energievoorziening te vergroten.

(16)

De structuur van het agentschap moet zijn afgestemd op de specifieke vereisten van de regulering op energiegebied. Met name moet ten volle rekening worden gehouden met de specifieke rol van de nationale regelgevende instanties en moet hun onafhankelijkheid worden gegarandeerd.

(17)

De raad van bestuur moet de nodige bevoegdheden krijgen om de begroting vast te stellen, op de uitvoering daarvan toe te zien, een huishoudelijk reglement op te stellen, een financiële regeling vast te stellen en een directeur te benoemen. Er dient te worden voorzien in een regeling betreffende de rotatie van door de Raad benoemde leden van de raad van bestuur, om over langere tijd gezien een evenwichtige deelname door de lidstaten mogelijk te maken. De raad van bestuur moet onafhankelijk en op objectieve wijze optreden, in het algemeen belang, en mag geen politieke instructies verlangen of volgen.

(18)

Het agentschap moet de benodigde bevoegdheden krijgen om zijn regelgevingstaken efficiënt, transparant, onderbouwd en vooral onafhankelijk te vervullen. De onafhankelijkheid van het agentschap van energieproducenten en transmissie- en distributiesysteembeheerders niet alleen een basisbeginsel van goed bestuur, maar ook van essentieel belang voor het marktvertrouwen. Onverminderd het feit dat zijn leden namens hun respectieve nationale autoriteiten optreden, moet de raad van regulators daarom onafhankelijk van de belangen van de markt opereren, moet belangenverstrengeling vermijden en mag hij geen instructies verlangen of volgen noch aanbevelingen aanvaarden van een regering van een lidstaat, de Commissie of een andere publieke of particuliere entiteit. De beslissingen van de raad van regulators moeten tegelijkertijd in overeenstemming zijn met het Gemeenschapsrecht inzake energie, zoals de interne energiemarkt, het milieu en mededinging. De raad van regulators moet verslag uitbrengen aan de Gemeenschapsinstellingen over zijn adviezen, aanbevelingen en besluiten.

(19)

In gevallen waarin het agentschap beslissingsbevoegdheden heeft, moeten de betrokken partijen om redenen van proceseconomie het recht krijgen om in beroep te gaan bij een raad van beroep, die deel moet uitmaken van het agentschap, maar wel onafhankelijk moet zijn van zijn bestuurlijke en reguleringsstructuur. Met het oog op de continuïteit zou de raad van beroep bij de benoeming of verlenging van de ambtstermijn van zijn leden, gedeeltelijk moeten kunnen worden vervangen. Tegen de beslissingen van de raad van beroep moet bij het Gerecht van eerste aanleg of het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen beroep kunnen worden aangetekend.

(20)

Het agentschap moet voornamelijk worden gefinancierd uit de algemene begroting van de Europese Unie, uit vergoedingen en uit vrijwillige bijdragen. Met name moeten de middelen die de regulerende instanties momenteel beschikbaar stellen voor hun samenwerking op communautair niveau, beschikbaar blijven voor het agentschap. Voor subsidies ten laste van de algemene begroting van de Europese Unie moet de communautaire begrotingsprocedure blijven gelden. Bovendien moet de Rekenkamer de rekeningen controleren overeenkomstig artikel 91 van Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (10).

(21)

Na het opzetten van het agentschap dient de begroting ervan doorlopend geëvalueerd te worden door de begrotingsautoriteit op basis van de werklast en resultaten van het agentschap. De begrotingsautoriteit moet waarborgen dat wordt voldaan aan de beste normen op het gebied van doeltreffendheid.

(22)

Het agentschap moet over hooggekwalificeerd personeel beschikken. Met name moet het kunnen profiteren van de bekwaamheid en ervaring van het door de nationale regulerende instanties, de Commissie en de lidstaten gedetacheerde personeel. Het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen (het „statuut”) en de regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen (de „regeling”), neergelegd in Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 (11) en de regels die de instellingen van de Europese Gemeenschap gezamenlijk hebben vastgesteld met het oog op de toepassing van dit statuut en deze regeling, moeten van toepassing zijn op het personeel van het agentschap. De raad van bestuur moet in overleg met de Commissie de nodige uitvoeringsmaatregelen vaststellen.

(23)

Het agentschap moet de algemene voorschriften voor de toegang van het publiek tot documenten van communautaire organen toepassen. De raad van bestuur moet de praktische maatregelen tot bescherming van commercieel gevoelige en persoonsgegevens vaststellen.

(24)

Het agentschap moet indien nodig verantwoording afleggen aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie.

(25)

Overeenkomstig door de Gemeenschap te sluiten relevante overeenkomsten moet deelname van derde landen die geen lid zijn van de Gemeenschap aan de werkzaamheden van het agentschap mogelijk zijn.

(26)

De voor de uitvoering van deze verordening vereiste maatregelen moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (12).

(27)

In het bijzonder moet aan de Commissie de bevoegdheid worden gegeven om de richtsnoeren aan te nemen die nodig zijn in situaties waarin het agentschap bevoegd wordt om te beslissen over de voorwaarden voor toegang tot en de operationele veiligheid van grensoverschrijdende infrastructuur. Aangezien het maatregelen van algemene strekking betreft tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze verordening door haar aan te vullen met nieuwe niet-essentiële onderdelen, moeten zij worden vastgesteld volgens de in artikel 5 bis van Besluit 1999/468/EG bepaalde regelgevingsprocedure met toetsing.

(28)

De Commissie moet bij het Europees Parlement en de Raad uiterlijk drie jaar nadat de eerste directeur van het agentschap in functie is getreden, en daarna om de vier jaar, een verslag indienen over de specifieke taken en bereikte resultaten van het agentschap, vergezeld van passende voorstellen. In dat verslag moet de Commissie voorstellen doen over aanvullende taken voor het agentschap.

(29)

Aangezien de doelstellingen van deze verordening, namelijk de deelname van en samenwerking tussen de nationale regulerende instanties op Gemeenschapsniveau, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve beter door de Gemeenschap kan worden bereikt, kan de Gemeenschap overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel, dat ook in dat artikel is neergelegd, gaat deze verordening niet verder dan wat nodig is om die doelstellingen te verwezenlijken,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

OPRICHTING EN JURIDISCHE STATUS

Artikel 1

Oprichting

1.   Er wordt een Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators, hierna „het agentschap” te noemen, opgericht.

2.   Het doel van het agentschap is de in artikel 35 van Richtlijn 2009/72/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit (7) en artikel 39 van Richtlijn 2009/73/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas (8) bedoelde regulerende instanties bij te staan bij het op Gemeenschapsniveau uitoefenen van de in de lidstaten vervulde reguleringstaken, en coördineert zo nodig hun optreden.

3.   Totdat de huisvesting van het agentschap gereed is, biedt de Commissie het agentschap een onderkomen in haar gebouwen.

Artikel 2

Juridische status

1.   Het agentschap is een communautair orgaan met rechtspersoonlijkheid.

2.   In elke lidstaat heeft het de ruimste handelingsbevoegdheid welke door de nationale wetgeving aan rechtspersonen wordt toegekend. Het kan met name roerende en onroerende goederen verwerven en vervreemden, en in rechte optreden.

3.   Het wordt vertegenwoordigd door zijn directeur.

Artikel 3

Samenstelling

Het agentschap bestaat uit:

a)

een raad van bestuur, die de in artikel 13 vermelde taken vervult;

b)

een raad van regulators, die de in artikel 15 vermelde taken vervult;

c)

een directeur, die de in artikel 17 vermelde taken vervult; en

d)

een raad van beroep, die de in artikel 19 vermelde taken vervult.

Artikel 4

Handelingen van het agentschap

Het agentschap:

a)

brengt advies uit en doet aanbevelingen aan transmissiesysteembeheerders;

b)

brengt advies uit en doet aanbevelingen aan regulerende instanties;

c)

brengt advies uit en doet aanbevelingen aan het Europees Parlement, de Raad of de Commissie;

d)

neemt in de in de artikelen 7, 8 en 9 genoemde specifieke gevallen zelf een individuele beslissing;

e)

legt de Commissie niet-bindende kaderrichtsnoeren („kaderrichtsnoeren”) voor in overeenstemming met artikel 6 van Verordening (EG) nr 714/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende de voorwaarden voor toegang tot het net voor grensoverschrijdende handel in elektriciteit (13) en artikel 6 van Verordening (EG) nr. 715/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende de voorwaarden voor toegang tot aardgastransmissienetten (14).

HOOFDSTUK II

TAKEN

Artikel 5

Algemene taken

Het agentschap mag op verzoek van het Europees Parlement, de Raad of de Commissie of op eigen initiatief aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie advies uitbrengen of aanbevelingen doen over alle aangelegenheden die verband houden met de doelstellingen waarvoor het is opgericht.

Artikel 6

Taken in verband met de samenwerking van transmissiesysteembeheerders

1.   Het agentschap brengt de Commissie advies uit over de ontwerpstatuten, de ledenlijst en het ontwerpreglement van orde van het ENTSB voor elektriciteit, en van het ENTSB voor gas, overeenkomstig respectievelijk artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 715/2009 en artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 714/2009.

2.   Het agentschap oefent toezicht uit op de uitvoering van de taken van het ENTSB voor elektriciteit, en van het ENTSB voor gas, overeenkomstig artikel 9 van Verordening (EG) nr. 714/2009 en artikel 9 van Verordening (EG) nr. 715/2009.

3.   Het agentschap brengt advies uit aan:

a)

het ENTSB voor elektriciteit en aan het ENTSB voor gas overeenkomstig respectievelijk artikel 8, lid 2, van Verordening (EG) nr. 714/2009 en artikel 8, lid 2, van Verordening (EG) nr. 715/2009 over de netcodes; en

b)

het ENTSB voor elektriciteit en aan het ENTSB voor gas overeenkomstig respectievelijk artikel 9, lid 2, van Verordening (EG) nr. 714/2009 en artikel 9, lid 2, van Verordening (EG) nr. 715/2009 over de ontwerpversie van het jaarlijkse werkprogramma en van het ontwerp van tienjarige netontwikkelingsplan dat de gehele Gemeenschap dekt, en andere relevante documenten als genoemd in artikel 8, lid 3, van Verordening (EG) nr. 714/2009 en artikel 8, lid 3, van Verordening (EG) nr. 715/2009, daarbij rekening houdend met de doelstellingen van afwezigheid van discriminatie, de daadwerkelijke mededinging en de efficiënte en zekere werking van de interne markten voor elektriciteit en aardgas.

4.   Het agentschap brengt een naar behoren met redenen omkleed advies, op feitelijke gronden, alsmede aanbevelingen uit aan het ENTSB voor elektriciteit, het ENTSB voor gas, het Europees Parlement, de Raad en de Commissie als het van oordeel is dat de ontwerpversie van het jaarlijkse werkprogramma of van het ontwerp van het tienjarige netontwikkelingsplan dat de gehele Gemeenschap dekt, die overeenkomstig artikel 9, lid 2, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 714/2009, respectievelijk artikel 9, lid 2, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 715/2009 bij hem is ingediend, niet bijdraagt tot de afwezigheid van discriminatie, de daadwerkelijke mededinging en de efficiënte en zekere werking van de markt of een voldoende niveau van voor derde partijen toegankelijke grensoverschrijdende interconnectie, of niet voldoet aan de desbetreffende bepalingen van Richtlijn 2009/72/EG, Verordening (EG) nr. 714/2009 of Richtlijn 2009/73/EG en Verordening (EG) nr. 715/2009.

Het agentschap neemt deel aan de ontwikkeling van netcodes in overeenstemming met artikel 6 van Verordening (EG) nr. 714/2009 en artikel 6 van Verordening (EG) nr. 715/2009.

Het agentschap dient een niet-bindende kaderrichtsnoer bij de Commissie in wanneer het hierom wordt verzocht uit hoofde van artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 714/2009 of artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 715/2009. Het agentschap beziet het niet-bindende kaderrichtsnoer en dient het opnieuw bij de Commissie in wanneer het hierom wordt verzocht uit hoofde van artikel 6, lid 4, van Verordening (EG) nr. 714/2009 of artikel 6, lid 4, van Verordening (EG) nr. 715/2009.

Het agentschap dient een naar behoren met redenen omkleed advies over de netcode in bij het ENTSB voor elektriciteit of het ENTSB voor gas overeenkomstig artikel 6, lid 7, van Verordening (EG) nr. 714/2009 of artikel 6, lid 7, van Verordening (EG) nr. 715/2009.

Het agentschap dient de netcode bij de Commissie in en kan aanbevelen deze aan te nemen overeenkomstig artikel 6, lid 9, van Verordening (EG) nr. 714/2009 of artikel 6, lid 9, van Verordening (EG) nr. 715/2009. Het agentschap stelt een ontwerpnetcode op en dient deze bij de Commissie in wanneer het hiertoe wordt verzocht uit hoofde van artikel 6, lid 10, van Verordening (EG) nr. 714/2009 of artikel 6, lid 10, van Verordening (EG) nr. 715/2009.

5.   Het agentschap brengt overeenkomstig artikel 9, lid 1, van Verordening (EG) nr. 714/2009 of artikel 9, lid 1, van Verordening (EG) nr. 715/2009 een naar behoren met redenen omkleed advies uit aan de Commissie wanneer het ENTSB voor elektriciteit en het ENTSB voor gas geen uitvoering geeft aan een van de netcodes die zijn opgesteld uit hoofde van artikel 8, lid 2, van Verordening (EG) nr. 714/2009 of artikel 8, lid 2, van Verordening (EG) nr. 715/2009 of aan een netcode die is vastgesteld overeenkomstig artikel 6, leden 1 tot en met 10, van die verordeningen maar die door de Commissie niet is aangenomen uit hoofde van artikel 6, lid 11, van die verordeningen.

6.   Het agentschap oefent toezicht uit op en analyseert de implementatie van de netcodes en de door de Commissie overeenkomstig in artikel 6, lid 11, van Verordening (EG) nr. 714/2009 en artikel 6, lid 11, van Verordening (EG) nr. 715/2009 aangenomen richtsnoeren, alsmede de weerslag ervan op de harmonisatie van de toepasselijke voorschriften die gericht zijn op het vergemakkelijken van de marktintegratie, alsmede niet-discriminatie, daadwerkelijke mededinging en het efficiënt functioneren van de markt; het brengt verslag uit aan de Commissie.

7.   Het agentschap houdt toezicht op de vorderingen bij de uitvoering van projecten om nieuwe interconnectiecapaciteit te scheppen.

8.   Het agentschap houdt toezicht op de uitvoering van de netwerkontwikkelingsplannen die de gehele Gemeenschap dekken. Indien het constateert dat de uitvoering niet strookt met het plan, onderzoekt het de redenen van deze inconsistenties en doet aanbevelingen aan de betrokken transmissiesysteembeheerders, de nationale regulerende instanties of andere bevoegde organen met het oog op de uitvoering van de investeringen volgens de netontwikkelingsplannen die de gehele Gemeenschap dekken.

9.   Het agentschap oefent toezicht uit op de regionale samenwerking tussen transmissiesysteembeheerders, zulks overeenkomstig artikel 12 van Verordening (EG) nr. 714/2009 en artikel 12 van Verordening (EG) nr. 715/2009, en houdt, wanneer het adviezen, aanbevelingen en besluiten opstelt, terdege rekening met het resultaat van deze samenwerking.

Artikel 7

Taken in verband met de nationale regulerende instanties

1.   Het agentschap neemt de individuele beslissingen over technische aangelegenheden die vereist zijn krachtens Richtlijn 2009/72/EG, Richtlijn 2009/73/EG, Verordening (EG) nr. 714/2009 of Verordening (EG) nr. 715/2009.

2.   Het agentschap mag op basis van zijn werkprogramma of op verzoek van de Commissie aanbevelingen doen om de uitwisseling van deugdelijke werkmethoden onder regulerende instanties en marktpartijen te bevorderen.

3.   Het agentschap zorgt voor een kader waarbinnen nationale regulerende instanties kunnen samenwerken. Het bevordert de samenwerking tussen de nationale regulerende instanties en tussen de regulerende instanties op regionaal en communautair niveau en houdt, wanneer het adviezen, aanbevelingen en besluiten opstelt, terdege rekening met het resultaat van deze samenwerking. Wanneer het agentschap bindende voorschriften voor een dergelijke samenwerking nodig acht, richt het tot de Commissie aanbevelingen ter zake.

4.   Het agentschap brengt op verzoek van een regulerende instantie of de Commissie advies uit, op feitelijke gronden, over de vraag of een besluit van een regulerende instantie in overeenstemming is met de richtsnoeren als bedoeld in Richtlijn 2009/72/EG, Richtlijn 2009/73/EG, Verordening (EG) nr. 714/2009 of Verordening (EG) nr. 715/2009 of met andere relevante bepalingen van deze richtlijnen of verordeningen.

5.   Wanneer een nationale regulerende instantie niet binnen vier maanden na de ontvangst van het in lid 4 bedoelde advies van het agentschap hieraan voldoet, stelt het agentschap de Commissie en de betreffende lidstaat daarvan in kennis.

6.   Wanneer een nationale regulerende instantie in een concrete situatie niet goed weet hoe zij de richtsnoeren als bedoeld in Richtlijn 2009/72/EG, Richtlijn 2009/73/EG, Verordening (EG) nr. 714/2009 of Verordening (EG) nr. 715/2009 moet toepassen, kan zij het agentschap om advies vragen. Na advies van de Commissie brengt het agentschap binnen drie maanden na ontvangst van dergelijke vraag advies uit.

7.   Het agentschap neemt overeenkomstig artikel 8 een besluit inzake de voorwaarden voor toegang tot en de operationele veiligheid van infrastructuur voor elektriciteit en gas die ten minste twee lidstaten verbindt of kan verbinden („grensoverschrijdende infrastructuur”).

Artikel 8

Voorwaarden inzake de toegang tot en de operationele veiligheid van grensoverschrijdende infrastructuur

1.   Voor grensoverschrijdende infrastructuur neemt het agentschap uitsluitend besluiten over reguleringskwesties die vallen onder de bevoegdheid van de nationale regulerende instanties, waartoe de voorwaarden voor toegang en operationele veiligheid kunnen behoren:

a)

indien de bevoegde nationale regulerende instanties niet in staat zijn gebleken binnen een periode van zes maanden na de datum waarop het geval naar de laatste van deze regulerende instanties is verwezen, overeenstemming te bereiken; of

b)

in reactie op een gezamenlijk verzoek van de bevoegde nationale regulerende instanties.

De bevoegde nationale regulerende instanties kunnen gezamenlijk verzoeken dat de onder a) bedoelde periode met maximaal zes maanden wordt verlengd.

Bij de voorbereiding van zijn beslissing raadpleegt het agentschap de betrokken nationale regulerende instanties en transmissiesysteembeheerders en wordt het ingelicht over de voorstellen en opmerkingen van alle betrokken transmissiesysteembeheerders.

2.   De toegangsvoorwaarden voor de grensoverschrijdende infrastructuur omvatten:

a)

een procedure voor de toewijzing van capaciteit;

b)

een tijdschema’s voor de toewijzing;

c)

het delen van ontvangsten uit congestie; en

d)

het aanrekenen van tarieven bij de gebruikers van de infrastructuur, bedoeld in artikel 17, lid 1, onder d), van Verordening (EG) nr. 714/2009 of artikel 36, lid 1, onder d), van Richtlijn 2009/73/EG.

3.   Indien een geval krachtens lid 1 naar het agentschap is verwezen, neemt het agentschap:

a)

binnen zes maanden vanaf de datum van de verwijzing een besluit; en

b)

indien noodzakelijk een voorlopig besluit om de voorzieningszekerheid of de operationele veiligheid van de desbetreffende infrastructuurvoorziening te waarborgen.

4.   De Commissie kan richtsnoeren vaststellen ten aanzien van die situaties waarin het agentschap de bevoegdheid krijgt om te besluiten over de voorwaarden inzake toegang tot en operationele veiligheid van de grensoverschrijdende infrastructuur. Deze maatregelen, die niet-essentiële onderdelen van deze verordening beogen te wijzigen door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 32, lid 2, van deze verordening bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

5.   Indien de in lid 1 bedoelde reguleringskwesties tevens betrekking hebben op vrijstellingen in de zin van artikel 17 van Verordening (EG) nr. 714/2009 of ontheffingen in de zin van artikel 36 van Richtlijn 2009/73/EG, is geen cumulatie mogelijk van de termijn van de onderhavige verordening en de in die bepalingen voorziene termijnen.

Artikel 9

Overige taken

1.   Het agentschap mag de vrijstellingen verlenen als bedoeld in artikel 17, lid 5, van Verordening (EG) nr. 714/2009. Het mag ook ontheffingen verlenen als bedoeld in artikel 36, lid 4, van Richtlijn 2009/73/EG wanneer de infrastructuur in kwestie op het grondgebied van meer dan een lidstaat gelegen is.

2.   Het agentschap brengt, op verzoek van de Commissie overeenkomstig artikel 3, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 714/2009 of artikel 3, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 715/2009, advies uit over besluiten van de nationale regulerende instanties betreffende certificering.

Het agentschap kan onder duidelijk omschreven voorwaarden, die door de Commissie zijn vastgesteld in richtsnoeren aangenomen krachtens artikel 18 van Verordening (EG) nr. 714/2009 of artikel 23 van Verordening (EG) nr. 715/2009, over kwesties in verband met het doel waarvoor het is opgericht, belast worden met aanvullende taken die geen beslissingsbevoegdheden inhouden.

Artikel 10

Raadplegingen en transparantie

1.   Bij de uitvoering van zijn taken, in het bijzonder bij de opstelling van kaderrichtsnoeren overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EG) nr. 714/2009 en artikel 6 van Verordening (EG) nr. 715/2009, alsmede bij het voorstellen van wijzigingen van netcodes uit hoofde van artikel 7 van elk van deze verordeningen, raadpleegt het agentschap uitvoerig en in een vroeg stadium, marktspelers, transmissiesysteembeheerders, consumenten, eindgebruikers, en in voorkomend geval mededingingsautoriteiten ongeacht hun respectieve bevoegdheden, waarbij het, in het bijzonder bij de uitvoering van taken betreffende de transmissiesysteembeheerders, op een open en doorzichtige wijze opereert.

2.   Het agentschap zorgt ervoor dat het publiek en alle belanghebbenden zo nodig van objectieve, betrouwbare en gemakkelijk toegankelijke informatie worden voorzien, in het bijzonder met betrekking tot de resultaten van zijn werkzaamheden.

Alle documenten en notulen van raadplegingsvergaderingen die zijn gehoudens gedurende de uitwerking van kaderrichtsnoeren overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EG) nr. 714/2009 of artikel 6 van Verordening (EG) nr. 715/2009, alsmede gedurende de wijziging van netwerkcodes uit hoofde van artikel 7 van elk van deze verordeningen, worden openbaar gemaakt.

3.   Vóór de goedkeuring van kaderrichtsnoeren overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EG) nr. 714/2009 of artikel 6 van Verordening (EG) nr. 715/2009, alsmede vóór de indiening van voorstellen voor netcodes uit hoofde van artikel 7 van elk van deze verordeningen, geeft het agentschap aan hoe met de opmerkingen die het heeft ontvangen tijdens de raadpleging, rekening is gehouden. Waar geen rekening is gehouden met opmerkingen, wordt dit gemotiveerd.

4.   Het agentschap publiceert op zijn website ten minste de agenda, de achtergrondinformatie en, indien van toepassing, de notulen van alle vergaderingen van de raad van bestuur, de raad van regulators en de raad van beroep.

Artikel 11

Toezicht op en verslaglegging inzake de elektriciteits- en aardgassector

1.   Het agentschap ziet, in nauwe samenwerking met de Commissie, de lidstaten en relevante nationale instanties, met inbegrip van de nationale regulerende instanties, en onverminderd de bevoegdheden van de mededingingsautoriteiten, toe op de interne markten voor elektriciteit en aardgas, met name op de consumptieprijzen van aardgas en elektriciteit, de toegang tot het net, met inbegrip van de toegang van energie uit hernieuwbare bronnen, en de inachtneming van de rechten van de consument, zoals vastgelegd in Richtlijn 2009/72/EG en Richtlijn 2009/73/EG.

2.   Het agentschap publiceert een jaarlijks verslag over de resultaten van zijn toezichtsactiviteiten als bedoeld in lid 1. In dat verslag geeft het aan welke obstakels eventueel de voltooiing van de interne markten voor elektriciteit en aardgas in de weg staan.

3.   Bij het publiceren van zijn jaarverslag kan het agentschap aan het Europees Parlement en de Commissie een advies indienen over de maatregelen die genomen kunnen worden om eventuele obstakels als bedoeld in lid 2 weg te nemen.

HOOFDSTUK III

ORGANISATIE

Artikel 12

Raad van bestuur

1.   De raad van bestuur bestaat uit negen leden. Elk lid heeft een plaatsvervanger. Twee leden en hun plaatsvervangers worden benoemd door de Commissie, twee leden en hun plaatsvervangers worden benoemd door het Europees Parlement en vijf leden en hun plaatsvervangers worden benoemd door de Raad. Een lid van het Europees Parlement kan geen lid zijn van de raad van bestuur. De ambtstermijn van de leden van de raad van bestuur en van hun plaatsvervangers bedraagt vier jaar en kan eenmaal worden verlengd. De eerste ambtstermijn bedraagt voor de helft van de leden van de raad van bestuur en hun vervangers evenwel zes jaar.

2.   De raad van bestuur kiest uit zijn midden een voorzitter en een vicevoorzitter. De vicevoorzitter vervangt automatisch de voorzitter als deze zijn of haar taken niet kan uitoefenen. De ambtstermijn van de voorzitter en de vicevoorzitter bedraagt twee jaar en kan eenmaal worden verlengd. De ambtstermijn van de voorzitter en dat van de vicevoorzitter loopt af wanneer zij geen lid meer zijn van de raad van bestuur.

3.   De voorzitter roept de raad van bestuur in vergadering bijeen. Tenzij de raad van bestuur ten aanzien van de directeur anders beslist, nemen de voorzitter van de raad van regulators, of de door de raad van regulators uit zijn midden benoemde persoon, en de directeur zonder stemrecht deel aan de vergadering. De raad van bestuur komt ten minste tweemaal per jaar in gewone zitting bijeen. Hij komt ook bijeen op initiatief van zijn voorzitter, op verzoek van de Commissie of op verzoek van ten minste een derde van zijn leden. De raad van bestuur kan iedereen wiens advies van belang kan zijn uitnodigen om als waarnemer aan de vergaderingen deel te nemen. De leden van de raad van bestuur kunnen zich op de door het reglement van orde van de raad bepaalde wijze laten bijstaan door adviseurs of deskundigen. Het agentschap verzorgt het secretariaat van de raad van bestuur.

4.   De besluiten van de raad van bestuur worden met een meerderheid van twee derde van de aanwezige leden genomen, tenzij in deze verordening anders is bepaald. Elk lid van de raad van bestuur of zijn plaatsvervanger heeft één stem.

5.   In het reglement van orde worden nader bepaald:

a)

de regeling voor de stemming, met name de voorwaarden waaronder een lid namens een ander lid kan handelen, alsmede de eventuele voorschriften inzake quorum; en

b)

de regeling betreffende de rotatie die van toepassing is op de door de Raad benoemde leden van de raad van bestuur en die ten doel heeft over langere tijd gezien een evenwichtige deelname door de lidstaten mogelijk te maken.

6.   Een lid van de raad van bestuur is geen lid van de raad van regulators.

7.   De leden van de raad van bestuur verbinden zich ertoe in het openbaar belang onafhankelijk en op objectieve wijze op te treden, en verlangen of volgen daarbij geen politieke instructies. Daartoe legt ieder lid een schriftelijke verbintenisverklaring af alsmede een verklaring omtrent hun belangen, waarin zij hetzij verklaren dat zij geen belangen hebben die geacht zouden kunnen worden afbreuk te doen aan hun onafhankelijkheid, hetzij al hun directe en indirecte belangen vermelden die geacht zouden kunnen worden afbreuk te doen aan hun onafhankelijkheid. Deze verklaringen worden jaarlijks openbaar gemaakt.

Artikel 13

Taken van de raad van bestuur

1.   Na de raad van regulators te hebben geraadpleegd een gunstig advies te hebben verkregen overeenkomstig artikel 15, lid 2, benoemt de raad van bestuur de directeur overeenkomstig artikel 16, lid 2.

2.   De raad van bestuur benoemt formeel de leden van de raad van regulators overeenkomstig artikel 14, lid 1.

3.   De raad van bestuur benoemt formeel de leden van de raad van beroep overeenkomstig artikel 18, leden 1 en 2.

4.   De raad van bestuur ziet erop toe dat de Autoriteit haar opdracht vervult en de haar opgedragen werkzaamheden verricht overeenkomstig de in deze verordening vastgelegde voorwaarden.

5.   De raad van bestuur stelt vóór 30 september van elk jaar na raadpleging van de Commissie, en na goedkeuring overeenkomstig artikel 15, lid 3, van de raad van regulators, het werkprogramma van het agentschap voor het volgende jaar vast en zendt het toe aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie. Het werkprogramma wordt vastgesteld onverminderd de jaarlijkse begrotingsprocedure en wordt openbaar gemaakt.

6.   De raad van bestuur keurt een meerjarenprogramma goed en herziet dit indien nodig. Deze herziening geschiedt aan de hand van een evaluatieverslag dat op verzoek van de raad van bestuur door een onafhankelijke externe deskundige wordt opgesteld. Deze documenten worden openbaar gemaakt.

7.   De raad van bestuur oefent zijn begrotingsbevoegdheden uit volgens de artikelen 21 tot en met 24.

8.   De raad van bestuur beslist, na akkoord van de Commissie, over de aanvaarding van alle legaten, schenkingen en subsidies die afkomstig zijn uit andere bronnen van de Gemeenschap of een vrijwillige bijdrage van de lidstaten of de regulerende instanties. In het overeenkomstig artikel 24, lid 5, door de raad van bestuur uit te brengen advies wordt uitdrukkelijk ingegaan op de in de lijst in dit lid genoemde financieringsbronnen.

9.   De raad van bestuur oefent in overleg met de raad van regulators, tuchtrechtelijk gezag uit over de directeur.

10.   De raad van bestuur bepaalt waar nodig het personeelsbeleid van het agentschap overeenkomstig artikel 28, lid 2.

11.   De raad van bestuur stelt de praktische maatregelen vast inzake het recht van toegang tot de documenten van het agentschap, zulks overeenkomstig artikel 30.

12.   De raad van bestuur keurt het bedoelde jaarverslag over de activiteiten van het agentschap goed op basis van het in artikel 17, lid 8, genoemde ontwerpjaarverslag en maakt dit bekend, en doet dat verslag uiterlijk op 15 juni van elk jaar toekomen aan het Europees Parlement, de Raad, de Commissie, de Rekenkamer, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s. Het jaarverslag over de activiteiten van het agentschap bevat een door de raad van regulators goedgekeurd afzonderlijk hoofdstuk over de reguleringswerkzaamheden van het agentschap in het verslagjaar.

13.   De raad van bestuur stelt zijn reglement van orde vast en maakt dit bekend.

Artikel 14

Raad van regulators

1.   De raad van regulators bestaat uit:

a)

hooggeplaatste vertegenwoordigers van de regulerende instanties overeenkomstig artikel 35, lid 1, van Richtlijn 2009/72/EG en artikel 39, lid 1, van Richtlijn 2009/73/EG, alsmede per lidstaat een plaatsvervanger die thans een hoge functie bij deze instanties vervult; en

b)

een vertegenwoordiger, zonder stemrecht, van de Commissie.

Slechts één vertegenwoordiger per lidstaat van de nationale regulerende instantie mag worden toegelaten tot de raad van regulators.

Elke nationale regulerende instantie is verantwoordelijk voor de benoeming van de plaatsvervanger uit het huidige personeel van de nationale regulerende instantie.

2.   De raad van regulators kiest uit zijn midden een voorzitter en een vicevoorzitter. De vicevoorzitter vervangt de voorzitter als deze zijn of haar taken niet kan uitoefenen. De ambtstermijn van de voorzitter en de vicevoorzitter bedraagt tweeënhalf jaar en kan worden verlengd. De ambtstermijn van de voorzitter en dat van de vicevoorzitter loopt echter in ieder geval af wanneer zij geen lid meer zijn van de raad van regulators.

3.   De raad van regulators beslist met een meerderheid van twee derde van zijn aanwezige leden. Elk lid of diens plaatsvervanger heeft één stem.

4.   De raad van regulators stelt zijn reglement van orde vast en maakt dit bekend. Het reglement van orde bepaalt de nadere bijzonderheden van de stemming, met name de voorwaarden waaronder een lid namens een ander lid kan handelen, alsmede de eventuele quorumvoorschriften. Het reglement van orde kan specifieke werkmethoden omvatten voor de bespreking van punten die zich voordoen in het kader van regionale samenwerkingsinitiatieven.

5.   Bij de uitoefening van de taken die hem bij deze verordening worden toebedeeld en onverminderd het feit dat zijn leden namens hun respectieve regulerende instantie optreden, is de raad van regulators onafhankelijk en verlangt of volgt hij geen instructies van enige regering van een lidstaat, de Commissie of van andere publieke of particuliere entiteiten.

6.   Het agentschap verzorgt het secretariaat van de raad van regulators.

Artikel 15

Taken van de raad van regulators

1.   De raad van regulators brengt aan de directeur advies uit over de in de artikelen 5 tot en met 9 bedoelde adviezen, aanbevelingen en besluiten waarvan de aanneming wordt overwogen. Voorts geeft de raad van regulators de directeur bij de uitoefening van zijn taken richtsnoeren op de gebieden die binnen zijn bevoegdheid vallen.

2.   Overeenkomstig artikel 13, lid 1, en artikel 16, lid 2, brengt de raad van regulators advies uit bij de raad van bestuur over de kandidaat die voorgedragen wordt als directeur. Hij neemt dit besluit met een meerderheid van drie vierde van zijn leden.

3.   De raad van regulators keurt overeenkomstig artikel 13, lid 5, en artikel 17, lid 6, en in overeenstemming met de overeenkomstig artikel 23, lid 1, opgestelde voorlopige ontwerpbegroting het werkprogramma van het agentschap voor het volgende jaar goed en dient het vóór 1 september van elk jaar ter goedkeuring in bij de raad van bestuur.

4.   De raad van regulators keurt het afzonderlijke hoofdstuk over de reguleringswerkzaamheden in het jaarverslag overeenkomstig artikel 13, lid 12, en artikel 17, lid 8, goed.

5.   Het Europees Parlement kan, met volledige inachtneming van diens onafhankelijkheid, de voorzitter van de raad van regulators, of de vicevoorzitter, verzoeken om voor zijn bevoegde commissie een verklaring af te leggen en vragen van leden van die commissie te beantwoorden.

Artikel 16

De directeur

1.   Het agentschap wordt geleid door een directeur, die optreedt overeenkomstig de in artikel 15, lid 1, tweede zin, bedoelde richtsnoeren alsmede, waar in deze richtlijn vermeld, overeenkomstig het advies van de raad van regulators. Onverminderd de respectieve rollen van de raad van bestuur en de raad van regulators met betrekking tot de taken van de directeur, verlangt of volgt de directeur geen instructies van enige regering, noch van de Commissie of van enige andere publieke of private entiteit.

2.   De directeur wordt, na een openbare oproep tot het indienen van blijken van belangstelling, op grond van zijn verdiensten, bekwaamheden en ervaring die relevant zijn voor de energiesector, door de raad van bestuur benoemd uit ten minste drie door de Commissie voorgedragen kandidaten, na gunstig advies van de raad van regulators. Vóór de benoeming kan de door de raad van bestuur gekozen kandidaat worden verzocht een verklaring voor de bevoegde commissie van het Europees Parlement af te leggen en vragen van de commissieleden te beantwoorden.

3.   De ambtstermijn van de directeur bedraagt vijf jaar. In de loop van de negen maanden voordat deze periode afloopt, verricht de Commissie een beoordeling. Daarin kijkt de Commissie met name naar:

a)

de prestaties van de directeur;

b)

de taken en verplichtingen van het agentschap in de volgende jaren.

De onder b) bedoelde beoordeling wordt uitgevoerd met bijstand van een onafhankelijke, externe deskundige.

4.   De raad van bestuur kan op voorstel van de Commissie, na raadpleging van en met grondige aandacht voor het beoordelingsverslag en het advies van de raad van regulators over deze beoordeling de ambtstermijn van de directeur eenmaal met ten hoogste drie jaar verlengen, maar alleen indien zulks op grond van de taken en verplichtingen van het agentschap kan worden verantwoord.

5.   De raad van bestuur stelt het Europees Parlement in kennis van zijn voornemen om de ambtstermijn van de directeur te verlengen. In de maand die voorafgaat aan de verlenging van zijn of haar ambtstermijn kan de directeur worden gevraagd een verklaring voor de bevoegde commissie van het Europees Parlement af te leggen en vragen van de commissieleden te beantwoorden.

6.   Indien de ambtstermijn van de directeur niet wordt verlengd, blijft hij zijn ambt uitoefenen totdat zijn vervanger is aangewezen.

7.   De directeur kan alleen uit zijn ambt worden ontzet nadat de raad van bestuur na gunstig advies van de raad van regulators daartoe heeft besloten. De raad van bestuur neemt dit besluit met een meerderheid van drie vierde van zijn leden.

8.   Het Europees Parlement en de Raad kunnen de directeur verzoeken verslag uit te brengen over de uitvoering van zijn taken. Het Europees Parlement kan de directeur tevens verzoeken om voor zijn bevoegde commissie een verklaring af te leggen en vragen van leden van die commissie te beantwoorden.

Artikel 17

Taken van de directeur

1.   De directeur treedt op als vertegenwoordiger van het agentschap en is met de leiding ervan belast.

2.   De directeur bereidt de werkzaamheden van de raad van bestuur voor. Hij of zij neemt, zonder stemrecht, deel aan de werkzaamheden van de raad van bestuur.

3.   De directeur stelt de in de artikelen 5 tot en met 9 bedoelde adviezen, aanbevelingen en besluiten vast, die een gunstig advies van de raad van regulators hebben gekregen, en hij maakt deze bekend.

4.   De directeur zorgt voor de tenuitvoerlegging van het jaarlijkse werkprogramma van het agentschap, zulks volgens de aanwijzingen van de raad van regulators en onder het administratief toezicht van de raad van bestuur.

5.   De directeur neemt de nodige maatregelen, met name met betrekking tot de vaststelling van interne administratieve instructies en de publicatie van nota’s, om ervoor te zorgen dat het agentschap werkt overeenkomstig deze verordening.

6.   De directeur stelt jaarlijks een ontwerpwerkprogramma van het agentschap voor het volgende jaar op en dient het uiterlijk op 30 juni van dat jaar in bij de raad van regulators, het Europees Parlement en de Commissie.

7.   De directeur stelt een voorlopige ontwerpbegroting van het agentschap op ingevolge artikel 23, lid 1, en voert de begroting van het agentschap uit ingevolge artikel 24.

8.   De directeur stelt jaarlijks een ontwerpjaarverslag met een apart hoofdstuk over de reguleringswerkzaamheden van het agentschap en een hoofdstuk over financiële en administratieve aangelegenheden op.

9.   De directeur oefent jegens het personeel van het agentschap de bevoegdheden als bedoeld in artikel 28, lid 3, uit.

Artikel 18

Raad van beroep

1.   De raad van beroep bestaat uit zes leden en zes plaatsvervangers die gekozen worden uit het huidige of voormalige hogere personeel van de nationale regulerende instanties, mededingingsautoriteiten of andere nationale of communautaire instellingen met relevante ervaring in de energiesector. De raad van beroep wijst zelf zijn voorzitter aan. De besluiten van de raad van beroep worden genomen met een gekwalificeerde meerderheid van stemmen van ten minste vier van de zes leden ervan. De raad van beroep komt bijeen wanneer dit noodzakelijk is.

2.   Na een openbare oproep tot het indienen van blijken van belangstelling benoemt de raad van bestuur formeel de leden van de raad van beroep op voorstel van de Commissie en na raadpleging van de raad van regulators.

3.   De ambtstermijn van de leden van de raad van beroep bedraagt vijf jaar. Deze termijn kan worden verlengd. De leden van de raad van beroep zijn onafhankelijk bij het nemen van hun besluiten. Zij zijn niet gebonden aan enige instructie. Zij verrichten geen enkele andere taak in het agentschap zelf of in de raad van bestuur of de raad van regulators van het agentschap. Ook wordt een lid van de raad van beroep niet uit zijn ambt ontzet, tenzij het op ernstige wijze tekort is geschoten en de raad van bestuur na raadpleging van de raad van regulators daartoe besluit.

4.   De leden van de raad van beroep nemen niet deel aan de behandeling van een beroepsprocedure als zij daarbij een persoonlijk belang hebben, als zij eerder als vertegenwoordiger van een van de partijen bij de behandeling betrokken zijn geweest of als zij een rol hebben gespeeld bij het besluit waartegen het beroep is ingesteld.

5.   Indien een lid van de raad van beroep om een van de in lid 4 genoemde redenen of om enige andere reden meent dat een medelid niet aan een beroepsprocedure zou mogen deelnemen, stelt dat lid de raad van beroep daarvan in kennis. Een lid van de raad van beroep kan om een van de in lid 4 genoemde redenen of als aan zijn onpartijdigheid wordt getwijfeld, door een partij in de beroepsprocedure worden gewraakt. Zulke wraking is onontvankelijk indien gegrond op de nationaliteit van een lid of indien de wrakende partij in de beroepsprocedure, terwijl zij op de hoogte was van een reden tot het maken van de wraking, toch reeds een andere procedurehandeling in de beroepsprocedure heeft verricht dan het maken van bezwaar tegen de samenstelling van de raad van beroep.

6.   De raad van beroep beslist in de in de leden 4 en 5 bedoelde gevallen zonder deelname van het betrokken lid over de te nemen maatregelen. Voor het nemen van deze beslissing wordt het betrokken lid in de raad van beroep vervangen door zijn plaatsvervanger. Indien de plaatsvervanger in een met deze van het lid vergelijkbare situatie verkeert, wijst de voorzitter een van de andere beschikbare plaatsvervangers aan.

7.   De leden van de raad van beroep verbinden zich ertoe in het openbaar belang en onafhankelijk op te treden. Daartoe leggen zij een schriftelijke verbintenisverklaring af alsmede een schriftelijke verklaring omtrent hun belangen, waarin zij hetzij verklaren dat zij geen belangen hebben die geacht zouden kunnen worden afbreuk te doen aan hun onafhankelijkheid, hetzij al hun directe en indirecte belangen vermelden die geacht zouden kunnen worden afbreuk te doen aan hun onafhankelijkheid. Deze verklaringen worden jaarlijks openbaar gemaakt.

Artikel 19

Rechtsmiddelen

1.   Een natuurlijke of rechtspersoon, met inbegrip van de nationale regulerende instanties, kan beroep instellen tegen een tot hem gericht besluit als bedoeld in de artikelen 7, 8 of 9, of tegen een besluit dat, ofschoon in de vorm van een besluit gericht tot een andere persoon, hem rechtstreeks en individueel raakt.

2.   Het beroep wordt tezamen met de uiteenzetting van de gronden voor het beroep binnen twee maanden na de kennisgeving van het besluit aan de betrokken persoon, dan wel bij gebreke daarvan, binnen twee maanden na de dag van publicatie van het besluit door het agentschap, schriftelijk bij het agentschap ingediend. De raad van beroep neemt binnen twee maanden na instelling van het beroep een besluit ter zake.

3.   Een ingevolge lid 1 van dit artikel ingesteld beroep heeft geen schorsende werking. De raad van beroep kan echter, indien hij van oordeel is dat de omstandigheden dit vereisen, de toepassing van het bestreden besluit opschorten.

4.   Indien het beroep ontvankelijk is, onderzoekt de raad van beroep of het gegrond is. Hij nodigt de partijen in de beroepsprocedure zo vaak als noodzakelijk is uit om binnen een bepaalde termijn opmerkingen te maken naar aanleiding van de kennisgevingen van de raad zelf of de mededelingen van de andere partijen in de beroepsprocedure. Het is partijen in de beroepsprocedure toegestaan mondelinge uiteenzettingen te geven.

5.   De raad van beroep kan overeenkomstig dit artikel elke bevoegdheid uitoefenen die binnen de bevoegdheid van het agentschap valt, dan wel de zaak terugverwijzen naar het bevoegde orgaan van het agentschap. Dit orgaan is gebonden aan de beslissing van de kamer van beroep.

6.   De raad van beroep stelt zijn reglement van orde vast en maakt dit bekend.

7.   De door de raad van beroep genomen besluiten worden door het agentschap bekendgemaakt.

Artikel 20

Beroep bij het Gerecht van eerste aanleg en het Hof van Justitie

1.   Overeenkomstig artikel 230 van het Verdrag kan bij het Gerecht van eerste aanleg of bij het Hof van Justitie beroep worden ingesteld tegen besluiten van de raad van beroep of, bij ontbreken van recht op beroep bij de raad van beroep, tegen besluiten van het agentschap.

2.   Indien het agentschap nalaat een besluit te nemen, kan overeenkomstig artikel 232 van het Verdrag bij het Gerecht van eerste aanleg of bij het Hof van Justitie beroep wegens nalaten worden ingesteld.

3.   Het agentschap moet de noodzakelijke maatregelen treffen ter uitvoering van het arrest van het Gerecht van eerste aanleg of het Hof van Justitie.

HOOFDSTUK IV

FINANCIËLE BEPALINGEN

Artikel 21

Begroting van het agentschap

1.   De ontvangsten van het agentschap bestaan met name uit:

a)

een subsidie van de Gemeenschap, die in de algemene begroting van de Europese Unie (afdeling Commissie) wordt opgenomen;

b)

vergoedingen die overeenkomstig artikel 22 aan het agentschap betaald worden;

c)

vrijwillige bijdragen van de lidstaten of de regulerende instanties, uit hoofde van artikel 13, lid 8; en

d)

legaten, schenkingen of subsidies uit hoofde van artikel 13, lid 8.

2.   De uitgaven van het agentschap bestaan uit administratieve, infrastructurele, werkings- en personeelskosten.

3.   De ontvangsten en uitgaven van het agentschap moeten in evenwicht zijn.

4.   Van alle ontvangsten en uitgaven van het agentschap wordt een raming gemaakt voor elk boekjaar, dat samenvalt met een kalenderjaar. Deze ontvangsten en uitgaven worden in de begroting van het agentschap opgenomen.

Artikel 22

Vergoedingen

1.   Voor de behandeling van een aanvraag voor een vrijstellingsbesluit ingevolge artikel 9, lid 1, is een vergoeding verschuldigd aan het agentschap.

2.   De in lid 1 bedoelde vergoedingen worden vastgesteld door de Commissie.

Artikel 23

Opstelling van de begroting

1.   De directeur stelt jaarlijks uiterlijk op 15 februari een voorontwerp van begroting op voor de operationele uitgaven en het werkprogramma voor het volgende boekjaar en zendt dit voorontwerp aan de raad van bestuur, tezamen met een voorlopige personeelsformatie. De raad van bestuur maakt jaarlijks op basis van het ontwerp van de directeur een raming van de ontvangsten en uitgaven van het agentschap voor het volgende boekjaar. De raad van bestuur dient deze raming, die tevens een ontwerppersoneelsformatie bevat, uiterlijk op 31 maart bij de Commissie in. Vóór de definitieve vaststelling van de raming wordt het ontwerp van de directeur eerst ingediend bij de raad van regelgevers, die daarover een met redenen omkleed advies mag uitbrengen.

2.   De Commissie dient de in lid 1 vermelde raming tezamen met het voorontwerp van de algemene begroting van de Europese Unie in bij het Europees Parlement en de Raad („de begrotingsautoriteit”).

3.   Op basis van de ramingen voert de Commissie in het voorontwerp van de algemene begroting van de Europese Unie de vooruitzichten in die zij noodzakelijk acht met betrekking tot de personeelsformatie en het bedrag van de subsidie ten laste van de algemene begroting overeenkomstig artikel 272 van het Verdrag.

4.   De begrotingsautoriteit stelt de personeelsformatie voor het agentschap vast.

5.   De raad van bestuur stelt de begroting van het agentschap op. Deze wordt definitief na de definitieve vaststelling van de algemene begroting van de Europese Unie. Indien nodig wordt de begroting dienovereenkomstig aangepast.

6.   De raad van bestuur stelt de begrotingsautoriteit onverwijld in kennis van de projecten die hij voornemens is te realiseren en die aanzienlijke financiële gevolgen voor de financiering van de begroting van het agentschap kunnen hebben, met name vastgoedprojecten zoals de huur of aankoop van gebouwen. De raad van bestuur licht tevens de Commissie hierover in. Als een van de takken van de begrotingsautoriteit voornemens is advies uit te brengen, stelt deze het agentschap binnen twee weken na ontvangst van de informatie over het project in kennis van zijn voornemen om een dergelijk advies uit te brengen. Indien het agentschap geen antwoord ontvangt, kan het doorgaan met het geplande project.

Artikel 24

Uitvoering van en toezicht op de begroting

1.   De directeur treedt op als ordonnateur en voert de begroting van het agentschap uit.

2.   Uiterlijk op 1 maart na afloop van het boekjaar deelt de rekenplichtige van het agentschap de voorlopige rekeningen, vergezeld van het verslag over het financieel en begrotingsbeheer in het boekjaar, mede aan de rekenplichtige van de Commissie en aan de Rekenkamer. De rekenplichtige van het agentschap zendt het verslag over het financieel en begrotingsbeheer uiterlijk 31 maart van het volgende jaar ook toe aan het Europees Parlement en de Raad. De rekenplichtige van de Commissie consolideert dan de voorlopige rekeningen van de instellingen en gedecentraliseerde organen overeenkomstig artikel 128 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (15) (het „Financieel Reglement”).

3.   Uiterlijk op 31 maart na afloop van het boekjaar zendt de rekenplichtige van de Commissie de voorlopige rekeningen van het agentschap, vergezeld van het verslag over het financieel en begrotingsbeheer in het boekjaar, toe aan de Rekenkamer. Het verslag over het financieel en begrotingsbeheer tijdens het boekjaar wordt ook toegezonden aan het Europees Parlement en de Raad.

4.   Na ontvangst van de door de Rekenkamer geformuleerde opmerkingen over de voorlopige rekeningen van het agentschap overeenkomstig artikel 129 van het Financieel Reglement stelt de directeur op eigen verantwoordelijkheid de definitieve rekeningen van het agentschap op en zendt hij zij voor advies toe aan de raad van bestuur.

5.   De raad van bestuur brengt advies uit over de definitieve rekeningen van het agentschap.

6.   De directeur zendt deze definitieve rekeningen, vergezeld van het advies van de raad van bestuur, uiterlijk op 1 juli na afloop van het boekjaar toe aan het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer.

7.   De definitieve rekeningen worden gepubliceerd.

8.   De directeur zendt de Rekenkamer uiterlijk op 15 oktober een antwoord op haar opmerkingen. Hij of zij zendt dit antwoord ook toe aan de raad van bestuur en de Commissie.

9.   Overeenkomstig artikel 146, lid 3, van het Financieel Reglement verstrekt de directeur het Europees Parlement op verzoek alle inlichtingen die nodig zijn voor een goed verloop van de kwijtingsprocedure voor het betrokken boekjaar.

10.   Het Europees Parlement verleent op aanbeveling van de Raad, die bij gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluit, vóór 15 mei van het jaar N + 2, kwijting aan de directeur voor de uitvoering van de begroting van het boekjaar N.

Artikel 25

Financiële voorschriften

Na raadpleging van de Commissie stelt de raad van bestuur de financiële voorschriften op die van toepassing zijn op het agentschap. Deze voorschriften mogen afwijken van Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 indien de specifieke eisen van de werking van het agentschap dit noodzakelijk maken en de Commissie vooraf toestemming heeft verleend.

Artikel 26

Fraudebestrijdingsmaatregelen

1.   Met het oog op de bestrijding van fraude, corruptie en andere onwettige handelingen is Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) (16) zonder enige beperking van toepassing op het agentschap.

2.   Het agentschap treedt toe tot het Interinstitutioneel Akkoord van 25 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Commissie van de Europese Gemeenschappen betreffende de interne onderzoeken verricht door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) (17) en treft onverwijld passende voorzieningen die op alle werknemers van het agentschap van toepassing zijn.

3.   De financieringsbesluiten, akkoorden en toepassingsinstrumenten die daaruit voortvloeien, bepalen uitdrukkelijk dat de Rekenkamer en OLAF voor zover nodig een controle ter plekke kunnen uitvoeren bij de begunstigden van de kredieten van het agentschap en bij de personeelsleden die bevoegd zijn voor de toekenning van deze kredieten.

HOOFDSTUK V

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 27

Voorrechten en immuniteiten

Het Protocol inzake voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen is van toepassing op het agentschap.

Artikel 28

Personeel

1.   Het statuut, de regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden en de regels die de instellingen van de Europese Gemeenschap gezamenlijk hebben vastgesteld met het oog op de toepassing van dit statuut en deze regeling, zijn van toepassing op het personeel van het agentschap, met inbegrip van de directeur.

2.   De raad van bestuur stelt in overleg met de Commissie de nodige uitvoeringsmaatregelen vast volgens de regelingen van artikel 110 van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen.

3.   Het agentschap oefent ten aanzien van zijn personeel de bevoegdheden uit die krachtens het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen zijn verleend aan het tot aanstelling bevoegde gezag, alsook die welke krachtens de Regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen zijn verleend aan het tot het aangaan van overeenkomsten bevoegde gezag.

4.   De raad van bestuur kan bepalingen vaststellen waardoor uit de lidstaten gedetacheerde nationale deskundigen voor het agentschap kunnen werken.

Artikel 29

Aansprakelijkheid van het agentschap

1.   In geval van niet-contractuele aansprakelijkheid vergoedt het agentschap overeenkomstig de algemene beginselen die de wetgevingen van de lidstaten gemeen hebben, alle schade die het agentschap zelf of het personeel ervan bij de uitoefening van hun taken hebben veroorzaakt. Het Hof van Justitie heeft rechtsbevoegdheid in geschillen over de vergoeding van dergelijke schade.

2.   De persoonlijke geldelijke en tuchtrechtelijke aansprakelijkheid van de personeelsleden van het agentschap ten aanzien van het agentschap valt onder de desbetreffende voor het personeel van het agentschap geldende voorschriften.

Artikel 30

Toegang tot documenten

1.   Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie is van toepassing op de documenten (18) van het agentschap.

2.   De raad van bestuur stelt de praktische maatregelen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1049/2001 uiterlijk op 3 maart 2010 vast.

3.   Tegen de besluiten van het agentschap ingevolge artikel 8 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 kan een klacht worden ingediend bij de Ombudsman of beroep worden ingesteld bij het Hof van Justitie onder de voorwaarden als bedoeld in respectievelijk artikel 195 en artikel 230 van het Verdrag.

Artikel 31

Deelneming van derde landen

1.   Het agentschap staat open voor deelname van derde landen die met de Gemeenschap overeenkomsten hebben gesloten op grond waarvan zij Gemeenschapswetgeving op het gebied van energie en, voor zover van toepassing, milieu en mededinging, hebben aangenomen en toepassen.

2.   Op basis van de desbetreffende bepalingen van deze overeenkomsten worden afspraken gemaakt over met name de aard, omvang en procedurele aspecten van de betrokkenheid van deze landen bij de werkzaamheden van het agentschap, waaronder afspraken over de financiële en personele bijdrage.

Artikel 32

Comité

1.   De Commissie wordt bijgestaan door een comité.

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn artikel 5 bis, leden 1 tot en met 4, en artikel 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

Artikel 33

Talenregeling

1.   Verordening nr. 1 van 15 april 1958 tot regeling van het taalgebruik in de Europese Economische Gemeenschap (19) is op het agentschap van toepassing.

2.   De raad van bestuur beslist over de interne talenregeling van het agentschap.

3.   De voor het functioneren van het agentschap vereiste vertaaldiensten worden geleverd door het Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie.

HOOFDSTUK VI

SLOTBEPALINGEN

Artikel 34

Beoordeling

1.   De Commissie verricht, bijgestaan door een externe, onafhankelijke deskundige, een evaluatie uit van de activiteiten van het agentschap. Bij deze evaluatie worden de resultaten van het agentschap en zijn aanpak getoetst aan zijn doelstelling, mandaat en taken zoals vastgelegd in deze verordening en in zijn jaarlijkse werkprogramma’s. De evaluatie vindt plaats op basis van een uitvoerige raadpleging in overeenstemming met artikel 10.

2.   De Commissie dient de in lid 1 bedoelde evaluatie in bij de raad van regulators van het agentschap. De raad van regulators doet aanbevelingen betreffende wijzigingen van deze verordening, het agentschap en zijn werkmethoden aan de Commissie, die deze aanbevelingen, vergezeld van haar advies en passende voorstellen, aan het Europees Parlement en de Raad kan doorgeven.

3.   Binnen drie jaar nadat de eerste directeur in functie is getreden, dient de Commissie de eerste evaluatie in bij het Europees Parlement en de Raad. Daarna komt zij ten minste om de vier jaar met een nieuwe evaluatie.

Artikel 35

Inwerkingtreding en overgangsmaatregelen

1.   Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

2.   De artikelen 5 tot en met 11 zijn van toepassing met ingang van 3 maart 2011.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 juli 2009.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

H.-G. PÖTTERING

Voor de Raad

De voorzitter

E. ERLANDSSON


(1)  PB C 211 van 19.8.2008, blz. 23.

(2)  PB C 172 van 5.7.2008, blz. 55.

(3)  Advies van het Europees Parlement van 18 juni 2008 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 9 januari 2009 (PB C 75 E van 31.3.2009, blz. 1) en standpunt van het Europees Parlement van 22 april 2009 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad). Besluit van de Raad van 25 juni 2009.

(4)  PB L 296 van 14.11.2003, blz. 34.

(5)  PB L 176 van 15.7.2003, blz. 37.

(6)  PB L 176 van 15.7.2003, blz. 57.

(7)  Zie bladzijde 55 van dit Publicatieblad.

(8)  Zie bladzijde 94 van dit Publicatieblad.

(9)  PB L 262 van 22.9.2006, blz. 1.

(10)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.

(11)  PB L 56 van 4.3.1968, blz. 1.

(12)  PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

(13)  Zie bladzijde 15 van dit Publicatieblad.

(14)  Zie bladzijde 36 van dit Publicatieblad.

(15)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(16)  PB L 136 van 31.5.1999, blz. 1.

(17)  PB L 136 van 31.5.1999, blz. 15.

(18)  PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43.

(19)  PB 17 van 6.10.1958, blz. 385.


14.8.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 211/15


VERORDENING (EG) nr. 714/2009 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 13 juli 2009

betreffende de voorwaarden voor toegang tot het net voor grensoverschrijdende handel in elektriciteit en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1228/2003

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 95,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Gezien het advies van het Comité van de Regio’s (2),

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Met de interne markt voor elektriciteit, die sinds 1999 geleidelijk tot stand is gebracht, wordt beoogd alle consumenten in de Gemeenschap — zowel particulieren als bedrijven — echte keuzevrijheid te bieden, nieuwe kansen voor het bedrijfsleven te scheppen en grensoverschrijdende handel te bevorderen, teneinde efficiëntieverbeteringen, concurrerende prijzen en een betere dienstverlening te bewerkstelligen en de voorzieningszekerheid en duurzaamheid in de hand te werken.

(2)

Richtlijn 2003/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2003 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit (4) en Verordening (EG) nr. 1228/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2003 betreffende de voorwaarden voor toegang tot het net voor grensoverschrijdende handel in elektriciteit (5) hebben in belangrijke mate bijgedragen tot de totstandkoming van een dergelijke interne markt voor elektriciteit.

(3)

Momenteel zijn er echter nog obstakels om in de Gemeenschap op voet van gelijkheid, zonder discriminatie of benadeling, elektriciteit te verkopen. Er is met name nog steeds niet in elke lidstaat sprake van een niet-discriminerende netwerktoegang en van een gelijk niveau van toezicht door de regulerende instanties en er bestaan nog steeds geïsoleerde markten.

(4)

In de mededeling van de Commissie van 10 januari 2007„Een energiebeleid voor Europa” is benadrukt hoe belangrijk het is de interne markt voor elektriciteit te voltooien en een gelijk speelveld voor alle elektriciteitsbedrijven uit de Gemeenschap tot stand te brengen. De mededelingen van de Commissie van 10 januari 2007 getiteld „De vooruitzichten voor de interne gas- en elektriciteitsmarkt” en „Onderzoek op grond van artikel 17 van Verordening (EG) nr. 1/2003 naar de Europese gas- en elektriciteitssectoren (Eindverslag)” hebben aangetoond dat de huidige voorschriften en maatregelen niet het nodige kader verschaffen noch ervoor zorgen dat de interconnectiecapaciteit wordt gecreëerd om de doelstelling van een goed functionerende, efficiënte en open interne markt te realiseren.

(5)

Bovendien moet het bestaande reguleringskader op strikte wijze worden uitgevoerd, en anderzijds moet het reguleringskader voor de interne markt voor elektriciteit van Verordening (EG) nr. 1228/2003 in de zin van deze mededelingen worden aangepast.

(6)

Er is meer in het bijzonder een grotere samenwerking en coördinatie tussen transmissiesysteembeheerders vereist om netcodes in te voeren voor de verlening en het beheer van daadwerkelijke en transparante toegang tot de transmissienetwerken over de grenzen heen te verwezenlijken, om, met inachtneming van het milieu, een gecoördineerde en voldoende toekomstgerichte planning en een deugdelijke technische ontwikkeling van het transmissiesysteem, inclusief het creëren van interconnectiecapaciteit, in de Gemeenschap te waarborgen. Die netcodes moeten in overeenstemming zijn met de door het Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators, opgericht bij Verordening (EG) nr. 713/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot oprichting van het Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators (6) („het Agentschap”) geformuleerde kaderrichtsnoeren die niet-bindend van aard zijn („kaderrichtsnoeren”). Het Agentschap moet betrokken worden bij de beoordeling, op feitelijke basis, van ontwerpnetcodes, waaronder de vraag of zij aan de kaderrichtsnoeren voldoen, en het kan de Commissie aanbevelen die netcodes goed te keuren. Het Agentschap dient ook de voorgestelde wijzigingen op de netcodes te beoordelen, en het kan de Commissie aanbevelen die wijzigingen goed te keuren. Transmissiesysteembeheerders moeten hun netwerken volgens deze netcodes beheren.

(7)

Teneinde in de Gemeenschap een optimaal beheer van het elektriciteitstransmissienet te garanderen en grensoverschrijdende handel in elektriciteit en grensoverschrijdende levering van elektriciteit mogelijk te maken, moet een Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders voor elektriciteit („het ENTSB voor elektriciteit”) worden opgericht. De taken van het ENTSB voor elektriciteit moeten worden uitgeoefend met inachtneming van de communautaire mededingingsregels, die op de beslissingen van het ENTSB voor elektriciteit van toepassing blijven. De taken van het ENTSB voor elektriciteit moeten nauwkeurig worden omschreven en zijn werkmethode moet een efficiëntie, transparantie en de representatieve natuur van het ENTSB voor elektriciteit garanderen. De door het ENTSB voor elektriciteit opgestelde netcodes zijn niet bedoeld om de noodzakelijke nationale netcodes voor niet-grensoverschrijdende kwesties te vervangen. Aangezien met een benadering op regionaal niveau effectievere vooruitgang kan worden geboekt, moeten de transmissiesysteembeheerders binnen de overkoepelende samenwerkingsstructuur regionale structuren opzetten en er tegelijkertijd voor zorgen dat de resultaten op regionaal niveau stroken met de netcodes en niet-bindende tienjarige netontwikkelingsplannen op Gemeenschapsniveau. De lidstaten moeten de samenwerking bevorderen en toezien op de effectieve werking van het netwerk op regionaal niveau. De samenwerking op regionaal niveau moet verenigbaar zijn met de vooruitgang naar een concurrerende en efficiënte interne markt voor elektriciteit.

(8)

Alle marktspelers hebben belang bij de werkzaamheden die van het ENTSB voor elektriciteit worden verwacht. Daarom is een doeltreffende raadplegingsprocedure van essentieel belang en moeten de bestaande structuren, die zijn opgezet om de raadplegingsprocedure te vergemakkelijken en te stroomlijnen, zoals de Unie voor de coördinatie van de transmissie van elektriciteit, de nationale regulerende instanties of het Agentschap, een belangrijke rol spelen.

(9)

Om voor meer transparantie te zorgen met betrekking tot het volledige elektriciteitstransmissienetwerk in Europa, moet het ENTSB voor elektriciteit een niet-bindend tienjarig netwerkontwikkelingsplan dat de Gemeenschap dekt, opstellen, publiceren en regelmatig bijwerken. Rendabele elektriciteitstransmissienetwerken en de nodige regionale interconnecties, die relevant zijn vanuit commercieel oogpunt en vanuit het oogpunt van leveringszekerheid, moeten deel uitmaken van dat netwerkontwikkelingsplan.

(10)

In deze verordening moeten de grondbeginselen voor tarifering en capaciteitstoewijzing worden vastgelegd en tegelijkertijd richtsnoeren worden gegeven waarin de relevante beginselen en methoden nader worden omschreven, zodat een snelle aanpassing aan de gewijzigde omstandigheden mogelijk wordt.

(11)

Op een door concurrentie gekenmerkte open markt moeten de transmissiesysteembeheerders een vergoeding ontvangen voor de kosten in verband met het via hun systemen lopen van grensoverschrijdende elektriciteitsstromen en wel van de beheerders van die transmissiesystemen waarvan de grensoverschrijdende stromen afkomstig zijn en van de systemen waar die stromen eindigen.

(12)

Bij de vaststelling van nationale nettarieven moet rekening worden gehouden met betalingen en ontvangsten in verband met verrekeningen tussen transmissiesysteembeheerders.

(13)

Het voor grensoverschrijdende toegang tot het net verschuldigde bedrag kan aanzienlijk variëren, afhankelijk van de betrokken transmissiesysteembeheerders en de verschillen in structuur tussen de tariferingstelsels in de lidstaten. Derhalve is een zekere mate van harmonisatie noodzakelijk, teneinde verstoring van de handel te voorkomen.

(14)

Er is behoefte aan een goed systeem voor locatiespecifieke signalen voor de lange termijn met als uitgangspunt dat de hoogte van de tarieven voor nettoegang in beginsel het evenwicht tussen productie en verbruik in de betrokken regio moet weerspiegelen, dat wordt verkregen door een differentiatie van de tarieven voor nettoegang voor producenten en/of consumenten.

(15)

Het zou niet juist zijn afstandgerelateerde tarieven te hanteren of, indien passende locatiespecifieke signalen zijn ingebouwd, specifieke tarieven voor exporteurs of importeurs vast te stellen, bovenop een algemeen tarief voor toegang tot het nationale net.

(16)

Voorwaarde voor een goed functionerende concurrentie in de interne markt voor elektriciteit zijn niet-discriminerende en transparante tarieven voor het gebruik van het systeem waaronder de interconnectoren in het transmissiesysteem. De beschikbare capaciteit van deze leidingen moet gesteld worden op het maximum dat met de veiligheidsnormen voor een bedrijfszeker beheer van het net in overeenstemming is.

(17)

Het is belangrijk te voorkomen dat verschillende normen voor veiligheid, bedrijfsvoering en planning die door transmissiesysteembeheerders in de lidstaten worden gehanteerd, leiden tot verstoring van de mededinging. Marktspelers moeten bovendien een duidelijk beeld krijgen van de beschikbare transmissiecapaciteit en de normen inzake veiligheid, planning en bedrijfsvoering die van invloed zijn op de beschikbare overdrachtcapaciteit.

(18)

Uit de marktonderzoeken die de nationale regulerende instanties en de Commissie in de loop van de voorbije jaren hebben uitgevoerd, is gebleken dat de thans geldende transparantievereisten en voorschriften voor de toegang tot de infrastructuur ontoereikend zijn om een echte, goed werkende, open en doelmatige interne markt voor elektriciteit te waarborgen.

(19)

Gelijke toegang tot informatie over de fysieke toestand en de doelmatigheid van het systeem is noodzakelijk opdat alle marktdeelnemers zich een oordeel over de totale vraag-en-aanbodsituatie kunnen vormen en de redenen voor bewegingen van de groothandelsprijs kunnen onderkennen. Dit betekent onder meer dat nauwkeurigere informatie moet worden verschaft over elektriciteitsproductie, vraag en aanbod, inclusief prognoses, netwerk- en interconnectiecapaciteit, stromen en onderhoud, balancering en reservecapaciteit.

(20)

Om het vertrouwen in de markt te versterken, moeten marktspelers de zekerheid hebben dat op misbruik doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties worden gesteld. De bevoegde autoriteiten moeten de bevoegdheid krijgen vermoedens van marktmisbruik daadwerkelijk te onderzoeken. Daartoe is het nodig dat de bevoegde autoriteiten toegang hebben tot gegevens die informatie verschaffen over operationele beslissingen van leveranciers. Op de elektriciteitsmarkt worden tal van relevante beslissingen genomen door de producenten, die informatie daarover gedurende een bepaalde termijn ter beschikking van en gemakkelijk toegankelijk voor de bevoegde autoriteiten moeten houden. De bevoegde autoriteiten moeten er verder regelmatig op toezien dat de transmissiesysteembeheerders de regels naleven. Kleine producenten die de markt niet echt kunnen verstoren, moeten van deze verplichting worden vrijgesteld.

(21)

Er moeten regels gelden voor het gebruik van eventuele ontvangsten uit congestiebeheersprocedures, tenzij de specifieke aard van de interconnector een vrijstelling van deze regels rechtvaardigt.

(22)

Het beheer van congestieproblemen moet aan transmissiesysteembeheerders en marktspelers de juiste economische signalen geven en op marktmechanismen gebaseerd zijn.

(23)

Investeringen in belangrijke nieuwe infrastructuur moeten sterk worden aangemoedigd en tegelijkertijd moet de goede werking van de interne markt voor elektriciteit worden gewaarborgd. Teneinde het positieve effect van vrijgestelde gelijkstroominterconnectoren op de mededinging te versterken en de voorzieningszekerheid te verbeteren, moet tijdens de planningsfase van een project de marktbelangstelling worden gepeild en moeten voorschriften voor congestiebeheer worden vastgesteld. Ingeval gelijkstroominterconnectoren zich op het grondgebied van meer dan een lidstaat bevinden, moet het Agentschap als laatste instantie het verzoek om vrijstelling behandelen, zodat beter rekening wordt gehouden met de grensoverschrijdende gevolgen van het verzoek en de administratieve verwerking ervan vlotter verloopt. Gezien het uitzonderlijke risicoprofiel van de uitvoering van deze vrijgestelde belangrijke infrastructuurprojecten moet bedrijven met belangen op het gebied van levering en productie bovendien de mogelijkheid worden geboden van een tijdelijke ontheffing van de volledige ontvlechtingsvoorschriften te genieten voor de betrokken projecten. Ontheffingen die in het kader van Verordening (EG) nr. 1228/2003 zijn gemaakt, dienen van toepassing te blijven tot de geplande einddatum die in het ontheffingsbesluit is vastgesteld.

(24)

Om een vlotte werking van de interne markt voor elektriciteit te waarborgen, moeten er procedures komen waarmee de Commissie besluiten en richtsnoeren betreffende o.a. tarifering en capaciteitstoewijzing kan vaststellen, waarbij betrokkenheid van de regulerende instanties van de lidstaten verzekerd is, eventueel via hun Europese associatie. De regulerende instanties hebben samen met andere betrokken instanties in de lidstaten een belangrijke rol te spelen bij het goed functioneren van de interne markt voor elektriciteit.

(25)

De nationale regulerende instanties moeten ervoor zorgen dat de in deze verordening neergelegde voorschriften en de op basis van deze verordening vastgestelde richtsnoeren in acht worden genomen.

(26)

Van de lidstaten en de bevoegde nationale autoriteiten moet worden verlangd dat zij de Commissie relevante informatie verschaffen. Deze informatie moet door de Commissie vertrouwelijk worden behandeld. Waar nodig moet de Commissie de mogelijkheid hebben de relevante informatie rechtstreeks bij de betrokken bedrijven op te vragen, op voorwaarde dat de bevoegde nationale autoriteiten op de hoogte worden gebracht.

(27)

De lidstaten moeten regels vaststellen inzake sancties wegens inbreuken op de bepalingen van deze verordening en erop toezien dat deze worden uitgevoerd. Deze sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.

(28)

De voor de uitvoering van deze verordening vereiste maatregelen moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (7).

(29)

In het bijzonder moet aan de Commissie de bevoegdheid worden gegeven de richtsnoeren vast te stellen of aan te nemen die nodig zijn voor de minimale harmonisatie die vereist is om de doelstelling van deze verordening te bereiken. Aangezien het maatregelen van algemene strekking betreft tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze verordening door haar aan te vullen met nieuwe niet-essentiële onderdelen, moeten zij worden vastgesteld volgens de in artikel 5 bis van Besluit 1999/468/EG bepaalde regelgevingsprocedure met toetsing.

(30)

Aangezien de doelstelling van deze verordening, namelijk het verschaffen van een geharmoniseerd kader voor grensoverschrijdende handel in elektriciteit, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve beter door de Gemeenschap kan worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap maatregelen treffen, overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel neergelegd in artikel 5 van het Verdrag. Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel als neergelegd in genoemd artikel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstelling te bereiken.

(31)

Gezien de omvang van de hierin gedane wijzigingen van Verordening (EG) nr. 1228/2003 is het ter wille van de duidelijkheid en de logica wenselijk de betrokken bepalingen te herschikken door hen samen te brengen in één tekst in een nieuwe verordening,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp en werkingssfeer

Deze verordening beoogt:

a)

eerlijke regels te stellen voor de grensoverschrijdende handel in elektriciteit, om aldus de mededinging op de interne markt voor elektriciteit te bevorderen, rekening houdend met de specifieke kenmerken van de nationale en regionale markten; dit houdt onder meer in de totstandbrenging van een vergoedingsmechanisme voor grensoverschrijdende elektriciteitsstromen en de vaststelling van geharmoniseerde beginselen inzake tarieven voor grensoverschrijdende transmissie en de toewijzing van beschikbare interconnectiecapaciteit tussen nationale transmissiesystemen;

b)

het ontstaan te bevorderen van een goed functionerende en transparante groothandelsmarkt met een hoog niveau van zekerheid van de elektriciteitsvoorziening en te voorzien in mechanismen om deze regels voor de grensoverschrijdende handel in elektriciteit te harmoniseren.

Artikel 2

Definities

1.   Voor de toepassing van deze verordening zijn de definities in artikel 2 van Richtlijn 2009/72/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit (8) van toepassing, uitgezonderd de definitie van „interconnector”, die als volgt komt te luiden:

„interconnector”: transmissielijn die een grens tussen lidstaten overschrijdt of overspant, en de nationale transmissiesystemen van de lidstaten onderling koppelt.

2.   Tevens zijn de volgende definities van toepassing:

a)

„regulerende instanties”: de regulerende instanties bedoeld in artikel 35, lid 1, van Richtlijn 2009/72/EG;

b)

„grensoverschrijdende stroom”: een fysieke stroom van elektriciteit op een transmissienetwerk van een lidstaat die het gevolg is van de invloed van de activiteit van producenten en/of verbruikers buiten die lidstaat op zijn transmissienetwerk;

c)

„congestie”: een situatie waarin een interconnectie tussen nationale transmissienetwerken wegens onvoldoende capaciteit van de betrokken interconnectoren en/of nationale transmissiesystemen niet alle fysieke stromen die voortvloeien uit de internationale handel waar de marktpartijen om verzoeken, kan verwerken;

d)

„aangegeven export”: de verzending van elektriciteit vanuit een lidstaat, met de onderliggende contractuele verbintenis dat tegelijkertijd in een andere lidstaat of een derde land een corresponderende ontvangst („aangegeven import”) van elektriciteit plaatsvindt;

e)

„aangegeven doorvoer”: de situatie waarin sprake is van „aangegeven export” van elektriciteit en het genomineerde traject van de transactie door een land loopt waarin noch de verzending noch de gelijktijdige corresponderende ontvangst van de elektriciteit plaatsvindt;

f)

„aangegeven import”: de ontvangst van elektriciteit in een lidstaat of een derde land, die tegelijkertijd plaatsvindt met de verzending van elektriciteit („aangegeven export”) in een andere lidstaat;

g)

„nieuwe interconnector”: een interconnector die op 4 augustus 2003 niet voltooid is.

Alleen voor de toepassing van het in artikel 13 bedoelde vergoedingsmechanisme voor elektriciteitsstromen tussen transmissiesysteembeheerders, wordt het volledige regelblok aangemerkt als onderdeel van het transmissienetwerk van een van de betrokken lidstaten, zulks om te voorkomen dat stromen binnen regelblokken als grensoverschrijdende stroom in de zin van punt b) van de eerste alinea van dit lid worden beschouwd en aanleiding geven tot compensatiebetalingen uit hoofde van artikel 13. De regulerende instanties van de betrokken lidstaten kunnen besluiten van welke van de betrokken lidstaten het volledige regelblok wordt aangemerkt als onderdeel van het transmissienetwerk.

Artikel 3

Certificering van transmissiesysteembeheerders

1.   De Commissie onderzoekt kennisgevingen van besluiten betreffende de certificering van een transmissiesysteembeheerder als bepaald in artikel 10, lid 6, van Richtlijn 2009/72/EG onmiddellijk na ontvangst. Binnen twee maanden na ontvangst van een kennisgeving deelt de Commissie zijn advies aan de desbetreffende nationale regulerende instantie mee of zij het besluit verenigbaar acht met artikel 10, lid 2, of artikel 11, en artikel 9 van Richtlijn 2009/72/EG.

Bij de opstelling van het in de eerste alinea bedoelde advies kan de Commissie om het advies van het Agentschap over het besluit van de nationale regulerende instantie verzoeken. In dat geval wordt de in de eerste alinea genoemde termijn met twee verdere maanden verlengd.

Als de Commissie niet tijdens de in de eerste en tweede alinea bedoelde termijnen advies uitbrengt, wordt zij geacht geen bezwaar te hebben tegen het besluit van de regulerende instantie.

2.   Binnen twee maanden na ontvangst van het advies van de Commissie stelt de nationale regulerende instantie het definitieve besluit betreffende de certificering van de transmissiesysteembeheerder vast, waarbij zij zo veel mogelijk rekening houdt met het advies van de Commissie. Het besluit van de regulerende instantie en het advies van de Commissie worden samen bekendgemaakt.

3.   De regulerende instanties en/of de Commissie kunnen in de loop van de procedure te allen tijde bij een transmissiesysteembeheerder en/of een bedrijf dat één van de functies van productie of levering verricht, alle informatie opvragen die relevant is voor de uitvoering van hun taken overeenkomstig dit artikel.

4.   De regulerende instanties en de Commissie bewaren de vertrouwelijkheid van commercieel gevoelige gegevens.

5.   De Commissie kan richtsnoeren vaststellen waarin de voor de toepassing van de leden 1 en 2 van dit artikel te volgen procedure nader wordt omschreven. Deze maatregelen, die niet-essentiële onderdelen van deze verordening beogen te wijzigen door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 23, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

6.   Wanneer de Commissie een kennisgeving betreffende de certificering van een transmissiesysteembeheerder bedoeld in artikel 9, lid 10, van Richtlijn 2009/72/EG ontvangt, neemt zij een beslissing over de certificering. De regulerende instantie voert de beslissing van de Commissie uit.

Artikel 4

Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders voor elektriciteit

Alle transmissiesysteembeheerders werken samen op Gemeenschapsniveau middels het ENTSB voor elektriciteit met de bedoeling de voltooiing en het functioneren van de interne markt voor elektriciteit en de grensoverschrijdende handel te bevorderen en een optimaal beheer, gecoördineerde werking en deugdelijke technische ontwikkeling van het Europees elektriciteitstransmissienet te garanderen.

Artikel 5

Oprichting van het ENTSB voor elektriciteit

1.   Uiterlijk op 3 maart 2011 dienen de transmissiesysteembeheerders voor elektriciteit bij de Commissie en het Agentschap de ontwerpstatuten, een lijst van leden en het ontwerpreglement van orde, met onder meer de procedurevoorschriften voor de raadpleging van andere belanghebbenden, van het op te richten ENTSB voor elektriciteit in.

2.   Binnen twee maanden na de ontvangst brengt het Agentschap, na formele raadpleging van de organisaties die alle belanghebbenden vertegenwoordigen, en in het bijzonder de systeemgebruikers, inclusief afnemers, aan de Commissie advies uit over de ontwerpstatuten, de ledenlijst en het ontwerpreglement van orde.

3.   Rekening houdend met het in lid 2 bepaalde advies van het Agentschap en binnen drie maanden na de ontvangst van het advies van het Agentschap brengt de Commissie advies uit over de ontwerpstatuten, de ledenlijst en het ontwerpreglement van orde.

4.   Binnen drie maanden na ontvangst van het advies van de Commissie gaan de transmissiesysteembeheerders over tot de oprichting van het ENTSB voor elektriciteit en tot de aanneming en publicatie van zijn statuten en reglement van orde.

Artikel 6

Vaststelling van netcodes

1.   Na raadpleging van het Agentschap, het ENTSB voor elektriciteit en de andere betrokken belanghebbende partijen stelt de Commissie jaarlijks een prioriteitenlijst op met de in artikel 8, lid 6, vermelde terreinen waarmee bij de ontwikkeling van netcodes rekening moet worden gehouden.

2.   De Commissie verzoekt het Agentschap haar binnen een redelijke termijn van ten hoogste zes maanden een niet-bindend kaderrichtsnoer („kaderrichtsnoer”) voor te leggen waarin duidelijke en objectieve beginselen zijn vervat met inachtneming van artikel 8, lid 7, voor de ontwikkeling van specifieke netcodes met betrekking tot de terreinen die op de prioriteitenlijst zijn vermeld. Elk kaderrichtsnoer draagt bij tot non-discriminatie, daadwerkelijke mededinging en een efficiënte werking van de markt. Op een met redenen omkleed verzoek van het Agentschap kan de Commissie deze termijn verlengen.

3.   Gedurende een termijn van ten minste twee maanden raadpleegt het Agentschap het ENTSB voor elektriciteit en de andere betrokken belanghebbende partijen formeel op een open en transparante manier over het kaderrichtsnoer.

4.   Indien de Commissie van oordeel is dat het kaderrichtsnoer niet bijdraagt tot non-discriminatie, daadwerkelijke mededinging en een efficiënte werking van de markt, kan zij het Agentschap verzoeken het kaderrichtsnoer binnen een redelijke termijn te herzien en dit opnieuw aan de Commissie voor te leggen.

5.   Indien het Agentschap binnen de door de Commissie conform lid 2 of lid 4 gestelde termijn geen kaderrichtsnoer voorlegt dan wel opnieuw voorlegt, stelt de Commissie het bewuste kaderrichtsnoer op.

6.   De Commissie verzoekt het ENTSB voor elektriciteit om binnen een redelijke termijn die ten hoogste 12 maanden beloopt, een netcode aan het Agentschap voor te leggen die in overeenstemming is met het desbetreffende kaderrichtsnoer.

7.   Binnen drie maanden na de ontvangst van een netcode, gedurende welke periode het Agentschap de betrokken belanghebbende partijen formeel kan raadplegen, brengt het Agentschap een met redenen omkleed advies inzake de netcode uit aan het ENTSB voor elektriciteit.

8.   Het ENTSB voor elektriciteit kan in het licht van het advies van het Agentschap de netcode wijzigen en deze opnieuw aan het Agentschap voorleggen.

9.   Als het Agentschap vaststelt dat de netcode in overeenstemming is met het desbetreffende kaderrichtsnoer, legt het Agentschap de netcode voor aan de Commissie, eventueel vergezeld van de aanbeveling om de netcode binnen een redelijke termijn goed te keuren. Als de Commissie de code niet goedkeurt, geeft zij de redenen hiervoor aan.

10.   Als het ENTSB voor elektriciteit niet binnen de door de Commissie vastgestelde redelijke termijn van lid 6 een netcode heeft ontwikkeld, kan de Commissie het Agentschap verzoeken om op basis van het desbetreffende kaderrichtsnoer een ontwerpnetcode op te stellen. Het Agentschap kan tijdens het opstellen van een ontwerpnetcode overeenkomstig dit lid verder overleg voeren. Het Agentschap legt een overeenkomstig dit lid opgestelde ontwerpnetcode voor aan de Commissie, eventueel vergezeld van de aanbeveling om de netcode goed te keuren.

11.   De Commissie kan, op eigen initiatief indien het ENTSB voor elektriciteit geen netcode heeft ontwikkeld of het Agentschap geen ontwerpnetcode heeft ontwikkeld als bedoeld in lid 10 van dit artikel, of op aanbeveling van het Agentschap uit hoofde van lid 9 van dit artikel, een of meer netcodes goedkeuren op de in artikel 8, lid 6, genoemde terreinen.

Als de Commissie op eigen initiatief voorstelt een netcode goed te keuren, raadpleegt de Commissie gedurende een termijn van ten minste twee maanden het Agentschap, het ENTSB voor elektriciteit en alle betrokken belanghebbende partijen over de ontwerpnetcode. Deze maatregelen, die niet-essentiële onderdelen van deze verordening beogen te wijzigen door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 23, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

12.   Dit artikel laat het in artikel 18 neergelegde recht van de Commissie om de richtsnoeren vast te stellen of te wijzigen onverlet.

Artikel 7

Wijzigingen van netcodes

1.   Personen die belang hebben bij een netcode, waaronder het ENTSB voor elektriciteit, transmissiesysteembeheerders, systeemgebruikers en consumenten, kunnen het Agentschap ontwerpwijzigingen voorleggen voor een overeenkomstig artikel 6 goedgekeurde netcode. Het Agentschap kan ook op eigen initiatief wijzigingen voorstellen.

2.   Het Agentschap raadpleegt alle belanghebbenden overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EG) nr. 713/2009. In het kader van die procedure kan het Agentschap de Commissie met redenen omklede wijzigingsvoorstellen doen en daarbij aantonen hoe deze stroken met de doelstellingen van de in artikel 6, lid 2, bedoelde netcodes.

3.   De Commissie kan, rekening houdend met het advies van het Agentschap, wijzigingen goedkeuren op elke overeenkomstig artikel 6 aangenomen netcode. Deze maatregelen, die niet-essentiële onderdelen van deze verordening beogen te wijzigen door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 23, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

4.   Van de in het kader van de in artikel 23, lid 2, bedoelde procedure voorgestelde wijzigingen worden alleen de aspecten in verband met de voorgestelde wijziging beoordeeld. Deze voorgestelde wijzigingen laten andere wijzigingen die de Commissie eventueel voorstelt, onverlet.

Artikel 8

Taken van het ENTSB voor elektriciteit

1.   Het ENTSB voor elektriciteit stelt op een door de Commissie overeenkomstig artikel 6, lid 6, aan hem gericht verzoek netcodes op de in lid 6 van dit artikel genoemde terreinen op.

2.   Het ENTSB voor elektriciteit kan op de in lid 6 genoemde terreinen netcodes opstellen om de in artikel 4 genoemde doelstellingen te verwezenlijken, als deze netcodes geen betrekking hebben op terreinen in verband waarmee de Commissie een verzoek aan het ENTSB voor elektriciteit heeft gericht. Deze netcodes worden voor advies aan het Agentschap voorgelegd. Het ENTSB voor elektriciteit houdt naar behoren rekening met dit advies.

3.   Het ENTSB voor elektriciteit stelt het volgende vast:

a)

gemeenschappelijke netwerkbeheersinstrumenten om te zorgen voor de coördinatie van de netwerkexploitatie onder normale omstandigheden en in noodsituaties, waaronder een gemeenschappelijk indelingsschema voor incidenten, en onderzoeksplannen;

b)

om de twee jaar een niet-bindend tienjarig netontwikkelingsplan dat de gehele Gemeenschap dekt, waarin onder meer Europese vooruitzichten inzake de toereikendheid van de elektriciteitsopwekking zijn opgenomen;

c)

aanbevelingen inzake coördinatie van technische samenwerking tussen communautaire transmissiesysteembeheerders en transmissiesysteembeheerders van derde landen;

d)

een jaarlijks werkprogramma;

e)

een jaarverslag, en

f)

jaarlijkse zomer- en wintervooruitzichten inzake de toereikendheid van de elektriciteitsopwekking.

4.   De in lid 3, onder b), bedoelde Europese vooruitzichten inzake toereikendheid van de elektriciteitsopwekking bestrijken de algemene toereikendheid van het elektriciteitssysteem om stroom te leveren, ter dekking van de huidige en de verwachte vraag naar elektriciteit in de eerstvolgende periode van vijf jaar en in de periode tussen vijf en vijftien jaar na de datum van die vooruitzichten. Deze Europese vooruitzichten inzake toereikendheid van de elektriciteitsopwekking stoelen op de nationale toereikendheidsvooruitzichten die door iedere individuele transmissiesysteembeheerder worden opgesteld.

5.   Het in lid 3, onder d), bedoelde jaarlijkse werkprogramma bevat een lijst en een beschrijving van de op te stellen netcodes, een plan voor de coördinatie van het beheer van het netwerk en de onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten in de loop van dat jaar, alsook een indicatief tijdschema.

6.   De in de leden 1 en 2 bedoelde netcodes hebben betrekking op de volgende terreinen, rekening houdend, in voorkomend geval, met specifieke regionale kenmerken:

a)

voorschriften inzake zekerheid en betrouwbaarheid van het netwerk, met inbegrip van voorschriften betreffende een technische transmissiereservecapaciteit voor de bedrijfszekerheid van het netwerk;

b)

voorschriften voor netaansluiting;

c)

voorschriften voor toegang door derden;

d)

voorschriften voor gegevensuitwisseling en geschillenbeslechting;

e)

voorschriften inzake interoperabiliteit;

f)

operationele procedures in noodgevallen;

g)

voorschriften voor capaciteitstoewijzing en congestiebeheer;

h)

voorschriften voor de handel in elektriciteit in verband met de technische en operationele verstrekking van diensten voor nettoegang en systeembalancering;

i)

transparantievoorschriften;

j)

voorschriften inzake balancering en reservevermogen in verband met het netwerk;

k)

voorschriften inzake geharmoniseerde transmissietariefstructuren op basis van locatiespecifieke signalen en voorschriften inzake de vergoedingen tussen transmissiesysteembeheerders, en

l)

energie-efficiëntie met betrekking tot elektriciteitsnetten.

7.   De netcodes worden ontwikkeld voor grensoverschrijdende aangelegenheden en aangelegenheden betreffende de marktintegratie en doen geen afbreuk aan de rechten van de lidstaten om nationale netcodes vast te stellen die niet van invloed zijn op de grensoverschrijdende handel.

8.   Het ENTSB voor elektriciteit houdt toezicht op en verricht onderzoek naar de toepassing van de codes en de richtsnoeren die door de Commissie overeenkomstig artikel 6, lid 11, zijn vastgesteld, en naar het effect daarvan op de harmonisatie van de toepasselijke voorschriften ter bevordering van de marktintegratie. Het ENTSB voor elektriciteit brengt bij het Agentschap verslag uit over zijn bevindingen en vermeldt de resultaten van het onderzoek in het in lid 3, onder e), bedoelde jaarverslag.

9.   Het ENTSB voor elektriciteit stelt alle informatie ter beschikking die het Agentschap nodig heeft om zijn taken overeenkomstig artikel 9, lid 1, te vervullen.

10.   Om de twee jaar gaat het ENTSB voor elektriciteit over tot de opstelling en publicatie van een netontwikkelingsplan dat de gehele Gemeenschap dekt. Het netontwikkelingsplan dat de gehele Gemeenschap dekt, bevat een modellering van het geïntegreerde netwerk, een scenario-ontwikkeling, de Europese vooruitzichten inzake toereikendheid van de elektriciteitsopwekking en een beoordeling van de veerkracht van het systeem.

Het netontwikkelingsplan dat de gehele Gemeenschap dekt, met name:

a)

berust op de nationale investeringsplannen, rekening houdend met de regionale investeringsplannen bedoeld in artikel 12, lid 1, en, in voorkomend geval, communautaire aspecten van netwerkplanning inclusief de bij Beschikking nr. 1364/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad (9) opgestelde richtsnoeren voor trans-Europese netwerken in de energiesector;

b)

berust, wat grensoverschrijdende interconnecties betreft, ook op de redelijke behoeften van verschillende systeemgebruikers, en bevat langetermijnverbintenissen van de in artikel 8, en in de artikelen 13 en 22 van Richtlijn 2009/72/EG bedoelde investeerders, en

c)

geeft aan waar er sprake is van een tekort aan investeringen, met name met betrekking tot de grensoverschrijdende capaciteit.

In verband met punt c) van de tweede alinea, kan bij het netontwikkelingsplan dat de gehele Gemeenschap dekt een onderzoek worden gevoegd naar de belemmeringen voor de toename van grensoverschrijdende capaciteit van het netwerk als gevolg van verschillende goedkeuringsprocedures of -praktijken.

11.   Het Agentschap stelt een advies op over de nationale tienjarige netontwikkelingsplannen om na te gaan of zij consistent zijn met het tienjarige netontwikkelingsplan dat de gehele Gemeenschap dekt. Indien het Agentschap inconsistenties constateert tussen een nationaal tienjarig netontwikkelingsplan en het netontwikkelingsplan dat de gehele Gemeenschap dekt, beveelt het een wijziging aan van het nationale netontwikkelingsplan of van het netontwikkelingsplan dat de gehele Gemeenschap dekt, indien nodig. Indien een dergelijk nationaal netontwikkelingsplan is opgesteld overeenkomstig artikel 22 van Richtlijn 2009/72/EG, beveelt het Agentschap de bevoegde nationale regulerende instantie aan het nationale tienjarige netontwikkelingsplan te wijzigen overeenkomstig artikel 22, lid 7, van die Richtlijn en stelt het de Commissie hiervan op de hoogte.

12.   Op verzoek van de Commissie geeft het ENTSB voor elektriciteit zijn zienswijze op de vaststelling van richtsnoeren als bepaald in artikel 18.

Artikel 9

Toezicht door het Agentschap

1.   Het Agentschap houdt toezicht op de uitvoering van de in artikel 8, leden 1, 2 en 3, bedoelde taken van het ENTSB voor elektriciteit, en brengt verslag uit aan de Commissie.

Het Agentschap houdt toezicht op de toepassing van de overeenkomstig artikel 8, lid 2, opgestelde netcodes door het ENTSB voor elektriciteit, en van de netcodes die overeenkomstig artikel 6, leden 1 tot en met 10, zijn ontwikkeld, maar niet overeenkomstig artikel 6, lid 11, door de Commissie zijn goedgekeurd. Indien het ENTSB voor elektriciteit er niet in is geslaagd dergelijke netcodes toe te passen, verzoekt het Agentschap het ENTSB voor elektriciteit een naar behoren gemotiveerde uitleg te verschaffen over de redenen waarom het er niet in is geslaagd. Het Agentschap stelt de Commissie op de hoogte van deze uitleg en brengt hierover advies uit.

Het Agentschap houdt toezicht op en verricht onderzoek naar de toepassing van de netcodes en de richtsnoeren die door de Commissie overeenkomstig artikel 6, lid 11, zijn aangenomen, en het effect daarvan op de harmonisatie van de toepasselijke voorschriften ter bevordering van marktintegratie, non-discriminatie, daadwerkelijke mededinging en efficiënte marktwerking, en brengt verslag uit aan de Commissie.

2.   Het ENTSB voor elektriciteit dient de ontwerpversies van het netontwikkelingsplan dat de gehele Gemeenschap dekt, het jaarlijkse werkprogramma, met inbegrip van de informatie betreffende het raadplegingsproces en de overige in artikel 8, lid 3, bedoelde documenten, voor advies in bij het Agentschap.

Binnen twee maanden na de ontvangst daarvan verstrekt het Agentschap een naar behoren met redenen omkleed advies, alsmede aanbevelingen aan het ENTSB voor elektriciteit en de Commissie, als het van oordeel is dat de door het ENTSB voor elektriciteit ingediende ontwerpversie van het jaarlijkse werkprogramma of van het netontwikkelingsplan dat de gehele Gemeenschap dekt, niet bijdraagt tot non-discriminatie, daadwerkelijke mededinging, een efficiënte werking van de markt of een voldoende niveau van voor derde partijen toegankelijke grensoverschrijdende interconnectie.

Artikel 10

Raadplegingen

1.   Bij de voorbereiding van de netcodes, het ontwerp van het netontwikkelingsplan, dat de gehele Gemeenschap dekt en zijn jaarlijkse werkprogramma bedoeld in artikel 8, leden 1, 2 en 3, raadpleegt het ENTSB voor gas uitvoerig, in een vroeg stadium en op een open en transparante wijze, overeenkomstig het in artikel 5, lid 1, bedoelde reglement van orde, alle relevante marktspelers, en in het bijzonder de organisaties die alle belanghebbenden vertegenwoordigen. Bij de raadpleging worden ook de nationale regulerende instanties en andere nationale instanties, producenten, leveranciers, systeemgebruikers, met inbegrip van afnemers, distributiesysteembeheerders, met inbegrip van relevante bedrijfstakverenigingen, technische instanties en platforms van belanghebbenden betrokken. Beoogd wordt de zienswijze en voorstellen van alle betrokken partijen in het besluitvormingsproces te vernemen.

2.   Alle documenten en notulen van vergaderingen die met de in lid 1 bedoelde raadplegingen verband houden, worden openbaar gemaakt.

3.   Alvorens het jaarlijkse werkprogramma en de netcodes bedoeld in artikel 8, leden 1, 2 en 3, vast te stellen, geeft het ENTSB voor elektriciteit aan hoe met de tijdens de raadpleging ontvangen opmerkingen rekening is gehouden. Waar geen rekening is gehouden met een opmerking, wordt dit gemotiveerd.

Artikel 11

Kosten

De kosten die met de in de artikelen 4 tot en met 12 genoemde werkzaamheden van het ENTSB voor elektriciteit verbonden zijn, worden gedragen door de transmissiesysteembeheerders en worden in aanmerking genomen bij de berekening van de tarieven. De regulerende instanties keuren deze kosten alleen goed indien deze redelijk en evenredig zijn.

Artikel 12

Regionale samenwerking tussen transmissiesysteembeheerders

1.   Binnen het ENTSB voor elektriciteit brengen transmissiesysteembeheerders regionale samenwerking tot stand om bij te dragen tot de uitvoering van de in artikel 8, leden 1, 2 en 3 genoemde werkzaamheden. Zij publiceren met name om de twee jaar een regionaal investeringsplan en mogen investeringsbeslissingen nemen op basis van het regionale investeringsplan.

2.   De transmissiesysteembeheerders bevorderen het treffen van operationele regelingen om een optimaal beheer van het netwerk te garanderen en bevorderen tevens de ontwikkeling van energiebeurzen, de gecoördineerde toewijzing van grensoverschrijdende capaciteit via non-discriminerende marktgeoriënteerde oplossingen met voldoende aandacht voor de specifieke verdiensten van impliciete veilingen voor kortetermijntoewijzingen en de integratie van balancerings- en reservevermogensmechanismen.

3.   Ter verwezenlijking van de in de leden 1 en 2 van onderhavig artikel vastgestelde doelen, kan de Commissie het geografische gebied dat door elke regionale samenwerkingsstructuur wordt bestreken, afbakenen, rekening houdend met de bestaande regionale samenwerkingsstructuren. Iedere lidstaat mag de samenwerking in meer dan één geografisch gebied bevorderen. De in de eerste zin bedoelde maatregel, die niet-essentiële onderdelen van deze verordening beoogt te wijzigen door haar aan te vullen, wordt vastgesteld volgens de in artikel 23, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

Te dien einde raadpleegt de Commissie het Agentschap en het ENTSB voor elektriciteit.

Artikel 13

Vergoedingsmechanisme voor elektriciteitsstromen tussen transmissiesysteembeheerders

1.   Transmissiesysteembeheerders ontvangen een vergoeding voor kosten die veroorzaakt worden door op hun net optredende grensoverschrijdende elektriciteitsstromen.

2.   De in lid 1 bedoelde vergoeding is verschuldigd door de beheerders van nationale transmissiesystemen waar de grensoverschrijdende stromen hun oorsprong vinden en waar die stromen eindigen.

3.   De vergoedingen worden op gezette tijden betaald over een bepaald tijdvak in het verleden. De betaalde vergoedingen worden achteraf waar nodig aangepast aan de werkelijk veroorzaakte kosten.

Het eerste tijdvak waarover de vergoedingen moeten worden betaald, wordt in de in artikel 18 bedoelde richtsnoeren bepaald.

4.   De Commissie neemt een besluit ten aanzien van de verschuldigde vergoedingsbedragen. Die maatregel, die beoogt niet-essentiële onderdelen van deze verordening te wijzigen, door haar aan te vullen, wordt genomen volgens de in artikel 23, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

5.   De omvang van de optredende grensoverschrijdende stromen en de omvang van de grensoverschrijdende stromen die worden aangemerkt als afkomstig van en/of eindigend in nationale transmissienetwerken, worden vastgesteld op basis van de daadwerkelijk over een bepaald tijdvak gemeten fysieke elektriciteitsstromen.

6.   De kosten veroorzaakt door grensoverschrijdende stromen worden berekend op basis van de verwachte gemiddelde incrementele kosten op lange termijn, rekening houdend met verliezen, investeringen in nieuwe infrastructuur, en een passend aandeel in de kosten van bestaande infrastructuur, voor zover de infrastructuur gebruikt wordt voor transmissie van grensoverschrijdende stromen, waarbij in het bijzonder de noodzaak om de voorzieningszekerheid te waarborgen in aanmerking wordt genomen. Voor het bepalen van de veroorzaakte kosten wordt gebruikgemaakt van erkende gestandaardiseerde kostenberekeningsmethoden. De aan een netwerk toevloeiende baten als gevolg van het optreden van grensoverschrijdende stromen worden in aanmerking genomen, zodat de ontvangen vergoeding wordt verminderd.

Artikel 14

Tarieven voor de toegang tot netwerken

1.   De door de netwerkbeheerders gehanteerde tarieven voor nettoegang moeten transparant zijn, rekening houden met de noodzakelijke zekerheid van het netwerk en een afspiegeling vormen van de werkelijk gemaakte kosten, voor zover deze overeenkomen met die van een efficiënte en structureel vergelijkbare netbeheerder en op niet-discriminerende wijze worden toegepast. Deze tarieven mogen niet afstandgebonden zijn.

2.   Wanneer passend, worden in het op producenten en/of consumenten van toepassing zijnde tarief locatiespecifieke signalen op communautair niveau ingebouwd en wordt rekening gehouden met de omvang van de veroorzaakte netverliezen en congestie en met de investeringskosten voor infrastructuur.

3.   Bij de vaststelling van de tarieven voor nettoegang wordt rekening gehouden met:

a)

de uit het vergoedingsmechanisme voor elektriciteitsstromen tussen transmissiesysteembeheerders voortvloeiende betalingen en ontvangsten;

b)

de werkelijk verrichte en ontvangen betalingen, alsmede de over toekomstige tijdvakken verwachte betalingen, een en ander aan de hand van ramingen over tijdvakken in het verleden.

4.   Het krachtens dit artikel vaststellen van de tarieven laat de tarieven die in het kader van het in artikel 16 bedoelde congestiebeheer op aangegeven export en aangegeven import worden geheven, onverlet.

5.   Er worden geen specifieke nettarieven in rekening gebracht voor individuele transacties inzake aangegeven doorvoerstromen.

Artikel 15

Informatieverschaffing

1.   De transmissiesysteembeheerders voorzien in mechanismen voor coördinatie en uitwisseling van informatie teneinde in het kader van congestiebeheer in te staan voor de zekerheid van de netwerken.

2.   De door de transmissiesysteembeheerders gehanteerde veiligheids-, operationele en planningsnormen worden openbaar gemaakt. Dit omvat tevens een algemeen model voor de berekening van de totale overdrachtcapaciteit en de transmissiebetrouwbaarheidsmarge, een en ander gebaseerd op de elektrische en fysieke eigenschappen van het netwerk. Dergelijke modellen moeten door de regulerende instanties worden goedgekeurd.

3.   De transmissiesysteembeheerders publiceren ramingen van de voor iedere dag beschikbare overdrachtcapaciteit, met vermelding van eventuele reeds gereserveerde overdrachtcapaciteit. Deze publicaties vinden plaats op bepaalde tijdstippen vóór de dag van het transport en omvatten in elk geval ramingen voor de komende week en de komende maand, alsook een kwantitatieve aanduiding van de verwachte betrouwbaarheid van de beschikbare capaciteit.

4.   De transmissiesysteembeheerders publiceren relevante gegevens over de geaggregeerde voorziene vraag en de feitelijke vraag, over de beschikbaarheid en het feitelijke gebruik van activa voor elektriciteitsproductie en basislast („load”), over de beschikbaarheid en het gebruik van de netwerken en interconnecties, en over balanceringsvermogen en reservecapaciteit. Voor de beschikbaarheid en het feitelijke gebruik van kleine installaties voor elektriciteitsproductie en basislast mogen geaggregeerde ramingsgegevens worden gebruikt.

5.   De betrokken marktspelers verstrekken de benodigde gegevens aan de transmissiesysteembeheerders.

6.   Productiebedrijven die eigenaar of beheerder zijn van activa voor elektriciteitsproductie waarvan er één een geïnstalleerde capaciteit van ten minste 250 MW heeft, houden alle uurgegevens per installatie die noodzakelijk zijn om alle operationele transmissiebeslissingen en het biedingsgedrag op elektriciteitsbeurzen, veilingen van koppelingscapaciteit, reservemarkten en onderhandse (OTC-) markten te verifiëren, gedurende vijf jaar ter beschikking van de nationale regulerende instantie, de nationale mededingingsautoriteit en de Commissie. De bij te houden informatie per installatie en per uur omvat, maar is niet beperkt tot, gegevens over de beschikbare opwekkingscapaciteit en gecontracteerde reserves, met inbegrip van de toewijzing van deze gecontracteerde reserves op installatieniveau, op het tijdstip waarop de biedingen worden verricht en wanneer de productie plaatsvindt.

Artikel 16

Algemene beginselen inzake congestiebeheer

1.   Congestieproblemen van het netwerk worden aangepakt met niet-discriminerende, aan de markt gerelateerde oplossingen waarvan voor de marktspelers en de betrokken transmissiesysteembeheerders efficiënte economische signalen uitgaan. Bij voorkeur dienen netcongestieproblemen te worden opgelost met van transacties losstaande methoden, d.w.z. methoden waarbij geen keuze tussen de contracten van afzonderlijke marktspelers behoeft te worden gemaakt.

2.   Procedures om transacties te beperken worden slechts toegepast in noodsituaties, wanneer de transmissiesysteembeheerder snel moet optreden en redispatching of compensatiehandel niet mogelijk is. Dergelijke procedures worden op niet-discriminerende wijze toegepast.

Behoudens in geval van overmacht worden marktspelers met een capaciteitstoewijzing voor een eventuele beperking vergoed.

3.   Marktspelers krijgen de beschikking over de maximale capaciteit van de interconnecties en/of de maximale capaciteit van de transmissienetwerken waarmee grensoverschrijdende stromen worden verzorgd, zulks in overeenstemming met de voor een bedrijfszekere exploitatie van het netwerk geldende veiligheidsnormen.

4.   Marktspelers stellen de betrokken transmissiesysteembeheerders er voldoende lang vóór de aanvang van de betrokken exploitatieperiode van in kennis of zij voornemens zijn de toegewezen capaciteit te gebruiken. Eventueel toegewezen capaciteit die niet gaat worden benut, wordt op een open, transparante en niet-discriminerende wijze weer op de markt gebracht.

5.   De transmissiesysteembeheerders vereffenen, voor zover dit technisch mogelijk is, de behoeften aan capaciteit voor elektriciteitsstromen in tegengestelde richting over de overbelaste koppellijn, teneinde de capaciteit van deze lijn maximaal te benutten. Transacties waarmee de congestie wordt verlicht mogen, met volledige inachtneming van de bedrijfszekerheid van het netwerk, nooit worden geweigerd.

6.   Eventuele ontvangsten uit de toewijzing van koppelingscapaciteit worden gebruikt voor de volgende doelen:

a)

het garanderen dat de toegewezen capaciteit daadwerkelijk beschikbaar is, en/of

b)

de koppelingscapaciteit handhaven of vergroten door investeringen in het net, met name in nieuwe interconnectoren.

Indien ontvangsten niet efficiënt voor de in de eerste alinea, onder punten a) en/of b), genoemde doelen kunnen worden aangewend, kunnen zij onder voorbehoud van goedkeuring door de regulerende instanties van de betrokken lidstaten voor een door die instanties maximumbedrag worden aangewend als inkomsten die door de regulerende instanties in aanmerking moeten worden genomen bij de goedkeuring van de methode voor de berekening van de nettarieven, en/of de vaststelling van de nettarieven.

De rest van de ontvangsten wordt op een aparte interne rekening gezet totdat hij voor de in de eerste alinea, onder punten a) en/of b), genoemde doelen kan worden besteed. Het Agentschap wordt op de hoogte gesteld van het in de tweede alinea bedoelde goedkeuringsbesluit.

Artikel 17

Nieuwe interconnectoren

1.   Nieuwe gelijkstroominterconnectoren tussen lidstaten kunnen op verzoek gedurende een beperkte periode van het bepaalde in artikel 16, lid 6, van de onderhavige verordening en in de artikel 9, artikel 32, en artikel 37, leden 6 en 10, van Richtlijn 2009/72/EG worden vrijgesteld, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

a)

de investering moet de mededinging in de elektriciteitsvoorziening bevorderen;

b)

de risico’s die aan de investering zijn verbonden, zijn van dien aard dat de investering niet zou plaatsvinden tenzij er een vrijstelling wordt verleend;

c)

de interconnector moet eigendom zijn van een natuurlijke of rechtspersoon die op zijn minst qua rechtsvorm gescheiden is van de systeembeheerders in wier systemen die interconnector wordt ingebouwd;

d)

er worden tarieven in rekening gebracht bij de gebruikers van die interconnector;

e)

sedert de gedeeltelijke marktopening, bedoeld in artikel 19 van Richtlijn 96/92/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 december 1996 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit (10), is geen enkel deel van de kapitaal- of exploitatiekosten van de interconnector gerecupereerd uit enig bestanddeel van de tarieven die voor het gebruik van door de interconnector verbonden transmissie- of distributiesystemen in rekening zijn gebracht, en

f)

de vrijstelling gaat niet ten koste van de mededinging of de efficiënte werking van de interne markt voor elektriciteit, dan wel de efficiënte werking van het gereguleerde systeem waarmee de interconnector verbonden is.

2.   Lid 1 is in uitzonderlijke gevallen tevens van toepassing op wisselstroominterconnectoren, mits de investeringskosten en -risico’s bijzonder hoog zijn in vergelijking met de investeringskosten en -risico’s die normaliter gepaard gaan met de koppeling van transmissiesystemen van twee naburige lidstaten door middel van een wisselstroominterconnector.

3.   Het bepaalde in lid 1 is ook van toepassing op aanzienlijke verhogingen van de capaciteit van bestaande interconnectoren.

4.   Het besluit over de in de leden 1, 2 en 3 bedoelde vrijstellingen wordt per geval genomen door de regulerende instanties van de betrokken lidstaten. Een vrijstelling kan gelden voor het geheel of een deel van de capaciteit van de nieuwe interconnector of de aanzienlijk uitgebreide bestaande interconnector.

Binnen twee maanden na de datum waarop het verzoek om vrijstelling van de laatste van de betrokken regulerende instanties is ontvangen, kan het Agentschap aan deze regulerende instanties een advies doen toekomen, op basis waarvan zij een besluit kunnen nemen.

Bij het beslissen over een vrijstelling zal per geval worden gelet op de noodzaak om voorwaarden te stellen aangaande de duur van de vrijstelling en de niet-discriminerende toegang tot de interconnector. Bij het bepalen van die voorwaarden zal met name rekening worden gehouden met de extra capaciteit die gebouwd zal gaan worden of de wijziging van de bestaande capaciteit, de verwachte looptijd van het project en de nationale omstandigheden.

Voordat een vrijstelling wordt verleend, nemen de regulerende instanties van de betrokken lidstaten een besluit over de voorschriften en de mechanismen voor het beheer en de toewijzing van capaciteit. De voorschriften voor congestiebeheer voorzien in de verplichting om onbenutte capaciteit op de markt aan te bieden, en gebruikers van de faciliteit zijn gerechtigd om hun gecontracteerde capaciteit op de secundaire markt te verhandelen. Bij de toetsing van de voorwaarden van lid 1, punten a), b) en f), wordt rekening gehouden met de resultaten van de procedure voor de toewijzing van capaciteit.

Indien alle betrokken regulerende instanties binnen zes maanden een akkoord hebben bereikt over het besluit tot verlening van vrijstelling, stellen zij het Agentschap op de hoogte van dit besluit.

Het besluit tot verlening van vrijstelling, met inbegrip van eventuele voorwaarden als bedoeld in de tweede alinea van dit lid, wordt naar behoren met redenen omkleed en wordt gepubliceerd.

5.   Het in lid 4 bedoelde besluit wordt door het Agentschap genomen:

a)

indien alle betrokken regulerende instanties niet in staat zijn gebleken overeenstemming te bereiken binnen zes maanden na de datum waarop de laatste van deze regulerende instanties om vrijstelling is verzocht, of

b)

naar aanleiding van een gezamenlijk verzoek van de betrokken regulerende instanties.

Alvorens zulk een besluit te nemen, overlegt het Agentschap met de betrokken regulerende instanties en de aanvragers.

6.   Niettegenstaande de leden 4 en 5 kunnen de lidstaten bepalen dat de regulerende instantie of het Agentschap, naargelang van het geval, haar of zijn advies over het verzoek om vrijstelling aan het bevoegde orgaan in de lidstaat voorlegt met het oog op een formeel besluit. Dit advies wordt samen met het besluit bekendgemaakt.

7.   Bij ontvangst van ieder verzoek om vrijstelling wordt onverwijld een afschrift daarvan door de regulerende instanties aan het Agentschap en de Commissie gezonden. Het besluit tot verlening van vrijstelling wordt door de betrokken regulerende instanties of door het Agentschap („de kennisgevende instanties”) onverwijld ter kennis van de Commissie gebracht, samen met alle relevante informatie met betrekking tot het besluit. De informatie kan in geaggregeerde vorm aan de Commissie worden voorgelegd om haar in staat te stellen een gefundeerd besluit te nemen. Deze informatie omvat in het bijzonder:

a)

de gedetailleerde redenen op grond waarvan de vrijstelling werd verleend of geweigerd, met inbegrip van de financiële informatie ter staving van de noodzaak van een vrijstelling;

b)

de analyse van de gevolgen voor de mededinging en de effectieve werking van de interne markt voor elektriciteit die het verlenen van de vrijstelling met zich meebrengt;

c)

de motivering voor het tijdvak en het gedeelte van de totale capaciteit van de betrokken interconnector waarvoor de vrijstelling is verleend, en

d)

het resultaat van het overleg met de betrokken regulerende instanties.

8.   Binnen twee maanden na ontvangst van een kennisgeving uit hoofde van lid 7 kan de Commissie een besluit nemen waarbij zij de kennisgevende instanties verzoekt het besluit tot vrijstelling te wijzigen of te herroepen. Die termijn van twee maanden kan met twee extra maanden worden verlengd indien de Commissie om aanvullende informatie verzoekt. Deze extra termijn vangt aan op de dag volgende op die van de ontvangst van de volledige informatie. Ook deze termijn van twee maanden kan met instemming van zowel de Commissie als de kennisgevende instanties worden verlengd.

Indien de gevraagde informatie niet binnen de in het verzoek gestelde termijn is verstrekt, wordt de kennisgeving als ingetrokken beschouwd, tenzij ofwel de termijn vóór het verstrijken ervan met instemming van zowel de Commissie als de kennisgevende instanties is verlengd, ofwel de kennisgevende instanties vóór het verstrijken van de termijn de Commissie in een naar behoren met redenen omklede verklaring hebben medegedeeld dat zij de kennisgeving als volledig beschouwen.

De kennisgevende instanties geven binnen een termijn van één maand gevolg aan een besluit van de Commissie om het besluit tot verlening van de vrijstelling te wijzigen of te herroepen en stellen de Commissie daarvan in kennis.

De Commissie eerbiedigt het vertrouwelijke karakter van commercieel gevoelige informatie.

De goedkeuring door de Commissie van een besluit tot vrijstelling vervalt twee jaar na de aanneming ervan indien de bouw van de interconnector uiterlijk op die datum nog niet is aangevangen, en vijf jaar na de aanneming ervan indien de interconnector uiterlijk op die datum nog niet operationeel is, tenzij de Commissie besluit dat een vertraging het gevolg is van grote hindernissen die buiten de macht liggen van de persoon, aan wie de vrijstelling is toegekend.

9.   De Commissie kan richtsnoeren voor de toepassing van de in de lid 1 van dit artikel genoemde voorwaarden uitvaardigen en de bij de toepassing van de leden 4, 7 en 8 van dit artikel te volgen procedure vaststellen. Deze maatregelen, die niet-essentiële onderdelen van deze verordening beogen te wijzigen door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 23, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

Artikel 18

Richtsnoeren

1.   In voorkomend geval wordt, met inachtneming van de in de artikelen 13 en 14 vastgestelde beginselen, in de richtsnoeren met betrekking tot het vergoedingsmechanisme tussen transmissiesysteembeheerders het volgende gespecificeerd:

a)

bijzonderheden omtrent de procedure tot vaststelling van de transmissiesysteembeheerders die gehouden zijn tot het betalen van vergoedingen voor grensoverschrijdende stromen, inclusief bijzonderheden omtrent de scheiding tussen beheerders van nationale transmissiesystemen waarvan de grensoverschrijdende stromen afkomstig zijn en die van de systemen waar die stromen eindigen, zulks in overeenstemming met artikel 13, lid 2;

b)

bijzonderheden omtrent de te volgen betalingsprocedure, met inbegrip van de vaststelling van het eerste tijdvak waarover een vergoeding verschuldigd is, zulks in overeenstemming met artikel 13, lid 3, tweede alinea;

c)

bijzonderheden omtrent de methoden ter bepaling van zowel de omvang als de soort van de opgetreden grensoverschrijdende stromen waarvoor krachtens artikel 13 een vergoeding moet worden betaald en de wijze waarop bepaalde hoeveelheden van die stromen als afkomstig van en/of eindigend in transmissiesystemen van individuele lidstaten worden aangemerkt, zulks in overeenstemming met artikel 13, lid 5;

d)

bijzonderheden omtrent de methode tot vaststelling van de kosten en de baten die gemoeid zijn met het optreden van grensoverschrijdende stromen, zulks in overeenstemming met artikel 13, lid 6;

e)

bijzonderheden omtrent de behandeling die binnen de context van het tussen transmissiesysteembeheerders toegepaste vergoedingsmechanisme is weggelegd voor elektriciteitsstromen die afkomstig zijn uit of eindigen in landen buiten de Europese Economische Ruimte, en

f)

de deelname aan het vergoedingsmechanisme van nationale systemen die via gelijkstroomlijnen met elkaar verbonden zijn, zulks in overeenstemming met artikel 13.

2.   In de richtsnoeren kunnen tevens passende regels worden vastgesteld die leiden tot een geleidelijke harmonisatie van de beginselen waarop de uit hoofde van de nationale tariefstelsels op producenten en verbruikers („load”) toegepaste tarieven gebaseerd zijn, inclusief de doorwerking van het vergoedingsmechanisme tussen transmissiesysteembeheerders in nationale netwerktarieven en het inbouwen van passende en efficiënte, locatiespecifieke signalen, zulks in overeenstemming met de in artikel 14 vastgestelde beginselen.

De richtsnoeren bepalen dat er passende en efficiënte op communautair niveau geharmoniseerde locatiespecifieke signalen moeten worden ingebouwd.

Zulke harmonisatie mag de lidstaten niet beletten mechanismen toe te passen om ervoor te zorgen dat de tarieven voor toegang tot de netten voor de verbruikers („load”) op hun gehele grondgebied vergelijkbaar zijn.

3.   In voorkomend geval wordt in de richtsnoeren die voorzien in de minimale harmonisatie die vereist is om het met deze verordening beoogde doel te verwezenlijken, ook het volgende gespecificeerd:

a)

bijzonderheden omtrent de informatieverschaffing, in overeenstemming met de beginselen van artikel 15;

b)

bijzonderheden omtrent de voorschriften voor de handel in elektriciteit;

c)

bijzonderheden omtrent de voorschriften ter aanmoediging van investeringen in koppelingscapaciteit op basis van locatiespecifieke signalen;

d)

bijzonderheden omtrent de in artikel 8, lid 6, vermelde onderwerpen.

Daartoe raadpleegt de Commissie het Agentschap en het ENTSB voor elektriciteit.

4.   De richtsnoeren voor het beheer en de toewijzing van beschikbare transmissiecapaciteit van koppelingen tussen nationale systemen zijn opgenomen in bijlage I.

5.   De Commissie kan richtsnoeren vaststellen met betrekking tot de in de leden 1, 2 en 3 van dit artikel genoemde aangelegenheden. Met in achtneming van de in de artikelen 15 en 16 vastgestelde beginselen kan zij de in lid 4 van dit artikel bedoelde richtsnoeren wijzigen, in het bijzonder om gedetailleerde richtsnoeren over alle in de praktijk toegepaste methoden voor capaciteitstoewijzing op te nemen en om ervoor te zorgen dat de congestiebeheersmechanismen evolueren op een manier die verenigbaar is met de doelstellingen van de interne markt. Waar passend, worden bij deze wijzigingen gemeenschappelijke voorschriften vastgesteld inzake de minimale veiligheids- en operationele normen voor het gebruik en de werking van het netwerk, bedoeld in artikel 15, lid 2. Deze maatregelen, die niet-essentiële onderdelen van deze verordening beogen te wijzigen door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 23, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

Wanneer de Commissie richtsnoeren vaststelt of wijzigt:

a)

zorgt zij ervoor dat wordt voorzien in de minimale harmonisatie van de richtsnoeren, die vereist is om de doelstellingen van deze verordening te verwezenlijken, zonder dat verder wordt gegaan dan daartoe nodig is, en

b)

geeft zij aan welke maatregelen zij heeft genomen in verband met de overeenstemming tussen de desbetreffende richtsnoeren en de regels van derde landen die deel uitmaken van het communautaire elektriciteitssysteem.

Wanneer de Commissie richtsnoeren voor de eerste maal krachtens dit artikel vaststelt, zorgt zij ervoor dat deze in een ontwerpmaatregel ten minste de in lid 1, punten a) en d), en lid 2 genoemde aangelegenheden bestrijken.

Artikel 19

Regulerende instanties

Bij de uitoefening van hun bevoegdheden zorgen de regulerende instanties ervoor dat deze verordening en de krachtens artikel 18 vastgestelde richtsnoeren in acht worden genomen. Waar nodig om te voldoen aan de doelstellingen van deze verordening, werken de regulerende instanties overeenkomstig hoofdstuk IX van Richtlijn 2009/72/EG samen met elkaar, met de Commissie en met het Agentschap.

Artikel 20

Informatieverschaffing en vertrouwelijkheid

1.   De lidstaten en de regulerende instanties verstrekken de Commissie desgevraagd alle voor de uitvoering van artikel 13, lid 4, en artikel 18 benodigde informatie.

In het bijzonder verstrekken de regulerende instanties voor de toepassing van artikel 13, leden 4 en 6, de Commissie op gezette tijden informatie over de door de nationale transmissiesysteembeheerders geleden werkelijke kosten, alsmede gegevens en alle relevante informatie met betrekking tot de fysieke stromen in door transmissiesysteembeheerders geëxploiteerde netten en de kosten van het net.

De Commissie stelt een redelijke termijn vast voor de informatieverstrekking, rekening houdend met de complexiteit van de gevraagde informatie en de urgentie.

2.   Indien de betrokken lidstaten of de betrokken regulerende instanties de in lid 1 bedoelde informatie niet binnen de overeenkomstig lid 1 van dit artikel vastgestelde termijn verstrekken, kan de Commissie alle voor de toepassing van artikel 13, lid 4, en artikel 18 benodigde informatie rechtstreeks van de betrokken bedrijven verlangen.

Wanneer de Commissie een verzoek om informatie tot een onderneming richt, zendt zij tegelijkertijd een afschrift van het verzoek aan de regulerende instanties van de lidstaat op het grondgebied waarvan het hoofdkantoor van de onderneming gevestigd is.

3.   In haar verzoek om informatie krachtens lid 1 noemt de Commissie de rechtsgrond van het verzoek, de voor de informatieverstrekking vastgestelde termijn, het doel van het verzoek, alsmede de sancties waarin artikel 22, lid 2, voorziet voor het verstrekken van onjuiste, onvolledige en misleidende informatie. De Commissie stelt een redelijke termijn vast voor de informatieverstrekking, rekening houdend met de complexiteit van de gevraagde informatie en de urgentie.

4.   Tot het verstrekken van de gevraagde informatie zijn verplicht de eigenaren van een onderneming of degenen die hen vertegenwoordigen, en, in het geval van rechtspersonen, degenen die volgens het recht of de statuten bevoegd zijn hen te vertegenwoordigen. Indien naar behoren tot handelen gemachtigde advocaten de informatie namens hun cliënten verstrekken, blijft de cliënt volledig verantwoordelijk indien de verstrekte informatie onvolledig, onjuist of misleidend is.

5.   Indien een onderneming de gevraagde informatie binnen de door de Commissie vastgestelde termijn niet dan wel onvolledig verstrekt, kan de Commissie de informatie bij beschikking verlangen. Die beschikking specificeert welke informatie gevraagd wordt en stelt een passende termijn vast waarbinnen deze informatie moet worden verstrekt. De beschikking vermeldt de in artikel 22, lid 2, bedoelde geldboetes. Zij wijst ook op het recht bij het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschap beroep tegen de beschikking in te stellen.

De Commissie doet tegelijkertijd een afschrift van haar beschikking toekomen aan de regulerende instantie van de lidstaat op het grondgebied waarvan zich de verblijfplaats van de betrokken persoon bevindt, dan wel de zetel van de onderneming gevestigd is.

6.   De in de leden 1 en 2 bedoelde informatie mag slechts ter uitvoering van artikel 13, lid 4, en artikel 18 worden aangewend.

De Commissie mag uit hoofde van deze verordening verkregen informatie die onder het beroepsgeheim valt niet openbaar maken.

Artikel 21

Recht van de lidstaten om meer gedetailleerde maatregelen te treffen

Deze verordening doet geen afbreuk aan het recht van de lidstaten om maatregelen te handhaven of in te voeren die meer gedetailleerde voorschriften bevatten dan die welke in deze verordening en de in artikel 18 bedoelde richtsnoeren zijn vervat.

Artikel 22

Sancties

1.   De lidstaten stellen onverminderd het bepaalde in lid 2 de regels vast inzake de sancties die van toepassing zijn op inbreuken op de bepalingen van deze verordening en nemen alle nodige maatregelen om te waarborgen dat deze bepalingen worden uitgevoerd. De vastgestelde sancties zijn doeltreffend, evenredig en afschrikkend. De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op 1 juli 2004 van deze regels die overeenkomen met de bepalingen van Verordening (EG) nr. 1228/2003, in kennis en delen haar onverwijld alle latere wijzigingen van die bepalingen mee. Zij stellen de Commissie uiterlijk op 3 maart 2011 in kennis van de regels die niet overeenstemmen met de bepalingen van Verordening (EG) nr. 1228/2003 en delen haar onverwijld alle latere wijzigingen van die bepalingen mee.

2.   De Commissie kan bij beschikking aan bedrijven boetes opleggen van ten hoogste 1 % van de totale omzet over het voorgaande boekjaar, indien zij opzettelijk of uit onachtzaamheid onjuiste, onvolledige of misleidende informatie verschaffen in antwoord op een ingevolge artikel 20, lid 3, tot hen gericht verzoek, dan wel verzuimen informatie te verschaffen binnen de termijn vastgesteld bij een op basis van artikel 20, lid 5, eerste alinea, uitgevaardigde beschikking.

Bij de vaststelling van het bedrag van de geldboete houdt de Commissie rekening met de ernst van de niet-naleving van het bepaalde in de eerste alinea.

3.   Op basis van lid 1 opgelegde sancties en krachtens lid 2 vastgestelde beschikkingen zijn niet van strafrechtelijke aard.

Artikel 23

Comité

1.   De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 46 van Richtlijn 2009/72/EG ingesteld comité.

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn artikel 5 bis, leden 1 tot en met 4, en artikel 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

Artikel 24

Verslag van de Commissie

De Commissie houdt toezicht op de uitvoering van deze verordening. In haar verslag op grond van artikel 46, lid 7, van Richtlijn 2009/72/EG rapporteert de Commissie ook over de bij de uitvoering van deze verordening opgedane ervaring. Met name wordt in het verslag onderzocht in hoeverre deze verordening heeft bewerkstelligd dat voor de grensoverschrijdende handel in elektriciteit niet-discriminerende en op de kosten afgestemde voorwaarden voor toegang tot het netwerk gelden, teneinde een bijdrage te leveren aan keuzemogelijkheden voor de afnemer in een goed functionerende interne markt voor elektriciteit en aan voorzieningszekerheid op lange termijn, en in hoeverre effectieve locatiespecifieke signalen ingebouwd zijn. Indien nodig gaat het verslag vergezeld van passende voorstellen en/of aanbevelingen.

Artikel 25

Intrekking

Verordening (EG) nr. 1228/2003 wordt ingetrokken vanaf 3 maart 2011. Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar deze verordening en worden gelezen overeenkomstig de concordantietabel in bijlage II.

Artikel 26

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing vanaf 3 maart 2011.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 juli 2009.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

H.-G. PÖTTERING

Voor de Raad

De voorzitter

E. ERLANDSSON


(1)  PB C 211 van 19.8.2008, blz. 23.

(2)  PB C 172 van 5.7.2008, blz. 55.

(3)  Advies van het Europees Parlement van 18 juni 2008 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 9 januari 2009 (PB C 75 E van 31.3.2009, blz. 16) en standpunt van het Europees Parlement van 22 april 2009 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad). Besluit van de Raad van 25 juni 2009.

(4)  PB L 176 van 15.7.2003, blz. 37.

(5)  PB L 176 van 15.7.2003, blz. 1.

(6)  Zie bladzijde 1 van dit Publicatieblad.

(7)  PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

(8)  Zie bladzijde 55 van dit Publicatieblad.

(9)  PB L 262 van 22.9.2006, blz. 1.

(10)  PB L 27 van 30.1.1997, blz. 20.


BIJLAGE I

RICHTSNOEREN VOOR CONGESTIEBEHEER EN TOEWIJZING VAN BESCHIKBARE OVERDRACHTCAPACITEIT VAN INTERCONNECTIES TUSSEN NATIONALE SYSTEMEN

1.   Algemene bepalingen

1.1.   Transmissiesysteembeheerders moeten alle commerciële transacties trachten te aanvaarden, inclusief transacties die grensoverschrijdende handel omvatten.

1.2.   Wanneer er geen congestie is, wordt de toegang tot de interconnectie niet beperkt. Waar dit gewoonlijk het geval is, is er geen behoefte aan een permanente algemene toewijzingsprocedure voor toegang tot een grensoverschrijdende transmissiedienst.

1.3.   Wanneer de geplande commerciële transacties niet verenigbaar zijn met de veilige exploitatie van het netwerk, moeten de transmissiesysteembeheerders de congestie verlichten overeenkomstig de voorschriften voor veilige exploitatie van het netwerk en tegelijkertijd de daarmee gepaard gaande kosten op een economisch doeltreffend niveau trachten te houden. Redispatching of compensatiehandel moeten worden overwogen wanneer minder dure maatregelen niet kunnen worden toegepast.

1.4.   In geval van structurele congestie passen de transmissiesysteembeheerders onmiddellijk de vooraf vastgestelde en overeengekomen methoden en afspraken voor congestiebeheer toe. De congestiebeheermethoden moeten ervoor zorgen dat de fysieke elektriciteitsstromen die gepaard gaan met alle toegewezen transmissiecapaciteit voldoen aan de veiligheidsnormen van het netwerk.

1.5.   De voor het congestiebeheer aangenomen methoden en afspraken moeten doeltreffende economische signalen geven aan de marktspelers en transmissiesysteembeheerders, de mededinging bevorderen en geschikt zijn om regionaal en gemeenschapsbreed te worden toegepast.

1.6.   Bij congestiebeheer wordt geen onderscheid gemaakt op basis van de transactie. Een specifiek verzoek voor een transmissiedienst wordt enkel afgewezen wanneer aan alle onderstaande voorwaarden wordt voldaan:

a)

de extra fysieke elektriciteitsstromen die voortvloeien uit de aanvaarding van dit verzoek hebben tot gevolg dat de veilige exploitatie van het elektriciteitssysteem niet langer kan worden gegarandeerd, en

b)

het met dat verzoek gemoeide bedrag aan geld in de congestiebeheerprocedure is lager dan alle andere voor aanvaarding bedoelde verzoeken om dezelfde dienst en voorwaarden.

1.7.   Bij het definiëren van passende netwerkgebieden waarop en waartussen congestiebeheer van toepassing is, moeten de transmissiesysteembeheerders zich laten leiden door de beginselen van rendabiliteit en minimalisering van de negatieve gevolgen voor de interne markt voor elektriciteit. Met name mogen transmissiesysteembeheerders de interconnectiecapaciteit niet beperken om congestie binnen hun eigen controlegebied op te lossen, behalve om de hierboven vermelde redenen en redenen van operationele veiligheid (1). Indien een dergelijke situatie zich voordoet, moeten de transmissiesysteembeheerders ze beschrijven en alle systeemgebruikers hiervan op transparante wijze in kennis stellen. Een dergelijke situatie wordt alleen getolereerd zolang geen oplossing op lange termijn is gevonden. De methoden en projecten waarmee zo’n oplossing kan worden bereikt worden door de transmissiesysteembeheerders beschreven en op transparante wijze aan de systeemgebruikers gepresenteerd.

1.8.   Wanneer het netwerk in het controlegebied in evenwicht wordt gebracht via operationele maatregelen in het netwerk en via redispatching, moet de transmissiesysteembeheerder rekening houden met het effect van deze maatregelen op naburige controlegebieden.

1.9.   Uiterlijk op 1 januari 2008 moeten op gecoördineerde wijze en onder veilige exploitatieomstandigheden mechanismen voor het intradagelijks beheer van congestie van de interconnectiecapaciteit worden opgesteld teneinde zoveel mogelijk handelsopportuniteiten te scheppen en een grensoverschrijdend evenwicht tot stand te brengen.

1.10.   De nationale regulerende instanties zullen regelmatig de methoden voor congestiebeheer evalueren, waarbij zij met name aandacht zullen besteden aan de naleving van de beginselen en regels die in deze verordening en deze richtsnoeren zijn vastgelegd en aan de voorwaarden die de regulerende instanties zelf hebben vastgesteld op basis van die beginselen en regels. In het kader van een dergelijke evaluatie moeten alle marktspelers worden geraadpleegd en moeten gerichte studies worden uitgevoerd.

2.   Methoden voor congestiebeheer

2.1.   Methoden voor congestiebeheer moeten op de markt gebaseerd zijn zodat een efficiënte grensoverschrijdende handel wordt gefaciliteerd. Daarom zal capaciteit alleen worden toegewezen door expliciete (capaciteit) of impliciete (capaciteit en energie) veilingen. Beide methoden mogen worden gebruikt voor een en dezelfde interconnectie. Met betrekking tot intradaghandel is continuhandel mogelijk.

2.2.   Afhankelijk van de concurrentievoorwaarden moeten de mechanismen voor congestiebeheer zowel lange- als kortetermijntoewijzing van transmissiecapaciteit mogelijk maken.

2.3.   Bij elke procedure voor capaciteitstoewijzing wordt een voorgeschreven gedeelte van de beschikbare interconnectiecapaciteit toegewezen, alsook de resterende capaciteit die niet eerder is toegewezen en alle capaciteit die is vrijgegeven door de begunstigden van eerdere toewijzingen.

2.4.   Transmissiesysteembeheerders maken de door hen op de markt aangeboden transmissiecapaciteit zo zeker mogelijk, rekening houdend met de rechten en plichten van de betrokken transmissiesysteembeheerders en de marktspelers, teneinde daadwerkelijke en doeltreffende mededinging te vergemakkelijken. Een redelijk deel van deze capaciteit mag als minder zeker op de markt worden gebracht, maar de marktspelers worden te allen tijde op de hoogte gebracht van de precieze voorwaarden voor het transport via grensoverschrijdende lijnen.

2.5.   De toegangsrechten voor toewijzingen op lange en middellange termijn moeten vaste transmissiecapaciteitsrechten zijn. Voor deze toegangsrechten gelden de beginselen „use-it-or-lose-it” of „use-it-or-sell-it” op het ogenblik van de nominering.

2.6.   De transmissiesysteembeheerders stellen een passende structuur vast voor de toewijzing van capaciteit tussen verschillende tijdsbestekken. Hierin kan een optie zijn opgenomen om een minimumpercentage aan interconnectiecapaciteit te reserveren voor dagelijkse of „intra-day”-toewijzing. Deze toewijzingsstructuur moet worden beoordeeld door de respectieve regulerende instanties. Bij het opstellen van hun voorstellen houden de transmissiesysteembeheerders rekening met:

a)

de kenmerken van de markten;

b)

de exploitatieomstandigheden, zoals de gevolgen van de vereffening van vaste programma’s;

c)

het niveau van harmonisering van de percentages en tijdsbestekken die zijn goedgekeurd voor de verschillende geldende mechanismen voor de toewijzing van capaciteit.

2.7.   Bij de toewijzing van capaciteit wordt geen onderscheid gemaakt tussen marktspelers die gebruikmaken van hun recht om bilaterale leveringscontracten te sluiten en zij die een bod te doen op een energiebeurs. De capaciteit wordt toegewezen aan het hoogste bod, ongeacht of het een impliciet of expliciet bod binnen een gegeven tijdsbestek is.

2.8.   In gebieden waar de financiële termijnmarkten voor elektriciteit goed ontwikkeld zijn en hun doeltreffendheid hebben bewezen, mag alle interconnectiecapaciteit via impliciete veilingen worden toegewezen.

2.9.   Het is niet toegestaan reserveringsprijzen vast te stellen in het kader van methoden voor capaciteitstoewijzing; bij artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1228/03 of artikel 17 van deze verordening wordt hierop een uitzondering gemaakt voor nieuwe interconnectoren.

2.10.   In beginsel mogen alle potentiële marktspelers zonder beperking deelnemen aan het toewijzingsproces. Om te vermijden dat problemen in verband met het mogelijk gebruik van een dominante positie door marktspelers ontstaan of verergeren, mogen de bevoegde regulerings- en/of mededingingsinstanties om redenen van marktdominantie algemene of ten aanzien van een bepaald bedrijf geldende beperkingen opleggen.

2.11.   Voor elk tijdsbestek vindt er door de marktspelers vaste nominatie plaats van hun capaciteitsgebruik bij de transmissiesysteembeheerders binnen een vastgestelde uiterste termijn. Deze uiterste termijn wordt zodanig vastgesteld dat de transmissiesysteembeheerders in staat zijn ongebruikte capaciteit opnieuw toe te wijzen voor gebruik in het volgende relevante tijdsbestek, zelfs binnen een en dezelfde dag.

2.12.   Capaciteit mag vrij worden verhandeld op secundaire basis mits de transmissiesysteembeheerder lang genoeg van tevoren hiervan in kennis wordt gesteld. Wanneer een transmissiesysteembeheerder een secundaire handel (transactie) weigert, moet hij dit op duidelijke en transparante wijze meedelen en uitleggen aan alle marktspelers, en moet hij de regulerende instantie daarvan in kennis stellen.

2.13.   De financiële gevolgen van het niet naleven van verplichtingen in verband met de toewijzing van capaciteit komen ten laste van degenen die daarvoor verantwoordelijk zijn. Wanneer marktspelers niet gebruikmaken van de capaciteit waartoe ze zich verbonden hebben of, in het geval van expliciet geveilde capaciteit, deze niet verhandelen op secundaire basis of tijdig teruggeven, verliezen ze de rechten op die capaciteit en zijn ze een op de kosten gebaseerde vergoeding verschuldigd. Deze op de kosten gebaseerde vergoedingen voor het niet gebruiken van capaciteit dienen gerechtvaardigd en proportioneel te zijn. Evenzo dient een transmissiesysteembeheerder, wanneer hij zijn verplichting niet nakomt, de marktspeler te vergoeden voor het verlies van de capaciteitsrechten. Met andere verliezen die het gevolg zijn van het verlies van capaciteitsrechten wordt geen rekening gehouden. De belangrijkste concepten en methoden voor het vaststellen van de aansprakelijkheid voor het niet naleven van de verplichtingen worden van tevoren uiteengezet voor wat de financiële gevolgen betreft, en dienen te worden beoordeeld door de betrokken nationale regulerende instantie(s).

3.   Coördinatie

3.1.   De betrokken transmissiesysteembeheerders coördineren en implementeren de toewijzing van interconnectiecapaciteit aan de hand van gemeenschappelijke toewijzingsprocedures. Wanneer verwacht wordt dat de handel tussen twee landen (transmissiesysteembeheerders) een aanzienlijke invloed zal hebben op de fysieke stroom van elektriciteit in een derde land (transmissiesysteembeheerder), coördineren de betrokken transmissiesysteembeheerders hun congestiebeheermethoden via een gemeenschappelijke congestiebeheerprocedure. De nationale regulerende instanties en de transmissiesysteembeheerders zien erop toe dat geen congestiebeheerprocedures unilateraal wordt opgezet die aanzienlijke gevolgen heeft voor de fysieke elektriciteitsstromen in andere netwerken.

3.2.   Uiterlijk op 1 januari 2007 moet tussen landen in de volgende gebieden een gemeenschappelijke gecoördineerde congestiebeheermethode en -procedure voor toewijzing van capaciteit aan de markt worden toegepast, en dit minstens voor de jaar-, maand- en „day-ahead”-toewijzing:

a)

Noord-Europa (Denemarken, Zweden, Finland, Duitsland en Polen);

b)

Noordwest-Europa (Benelux, Duitsland en Frankrijk);

c)

Italië (d.w.z. Italië, Frankrijk, Duitsland, Oostenrijk, Slovenië en Griekenland);

d)

Centraal Oost-Europa (Duitsland, Polen, Tsjechische republiek, Slowakije, Hongarije, Oostenrijk en Slovenië);

e)

Zuidwest-Europa (Spanje, Portugal en Frankrijk);

f)

Verenigd Koninkrijk, Ierland en Frankrijk;

g)

de Baltische staten (Estland, Letland en Litouwen).

In geval van een interconnectie waarbij tot meerdere gebieden behorende landen betrokken zijn mogen andere congestiebeheermethoden worden gebruikt ter verzekering van verenigbaarheid met de methoden die worden toegepast in de andere gebieden waartoe genoemde landen behoren. In dat geval stellen de betreffende transmissiesysteembeheerders de methode voor die ter beoordeling aan de betreffende regulerende instanties zal worden voorgelegd.

3.3.   De in punt 2.8. bedoelde gebieden mogen alle interconnectiecapaciteit via „day-ahead”-toewijzing toewijzen.

3.4.   In de zeven bovenvermelde gebieden worden verenigbare congestiebeheerprocedures vastgesteld om een volledig geïntegreerde interne markt voor elektriciteit tot stand te brengen. De marktspelers mogen niet worden geconfronteerd met onverenigbare regionale systemen.

3.5.   Ter bevordering van eerlijke en doeltreffende mededinging en grensoverschrijdende handel, dient de in punt 3.2 beschreven coördinatie tussen de transmissiesysteembeheerders binnen de gebieden alle stappen te bestrijken, gaande van capaciteitsberekening en optimalisering van toewijzing tot veilige exploitatie van het netwerk, en worden de verantwoordelijkheden duidelijk verdeeld. Deze coördinatie heeft met name betrekking op:

a)

het gebruik van een gemeenschappelijk transmissiemodel dat doeltreffend omspringt met fysieke loop-flows en rekening houdt met de verschillen tussen fysieke en commerciële stromen;

b)

de toewijzing en nominering van capaciteit om doeltreffend om te springen met onderling afhankelijke fysieke loop-flows;

c)

het gelijktrekken van de verplichtingen van capaciteithouders om informatie te verstrekken over het geplande gebruik van de capaciteit, d.w.z. de nominering van capaciteit (voor expliciete veilingen);

d)

identieke tijdsbestekken en sluitingstijden;

e)

identieke structuren voor de toewijzing van capaciteit tussen verschillende tijdsbestekken (bv. één dag, 3 uren, één week enz.) en in termen van verkochte capaciteitsblokken (hoeveelheid elektriciteit in MW, MWh enz.);

f)

consequentheid wat het kader voor contracten met marktspelers betreft;

g)

de verificatie van de stromen om te voldoen aan de eisen inzake netwerkbeveiliging voor operationele planning en realtime-exploitatie;

h)

de verrekening en de uitvoering van maatregelen inzake congestiebeheer.

3.6.   De coördinatie omvat ook de uitwisseling van informatie tussen transmissiesysteembeheerders. De kenmerken, het tijdstip en de frequentie van de informatie-uitwisseling moet verenigbaar zijn met de activiteiten van punt 3.5 en met de werking van de elektriciteitsmarkten. Deze informatie-uitwisseling stelt de transmissiesysteembeheerders met name in staat de algemene situatie van het netwerk zo goed mogelijk te voorspellen, zodat ze de stromen in hun netwerk en de beschikbare interconnectiecapaciteiten kunnen beoordelen. Een transmissiesysteembeheerder die informatie verzamelt in naam van andere transmissiesysteembeheerders moet de resultaten van deze gegevensverzameling teruggeven aan de deelnemende transmissiesysteembeheerder.

4.   Tijdschema voor marktoperaties

4.1.   De toewijzing van de beschikbare transmissiecapaciteit dient voldoende lang van tevoren plaats te vinden. Vóór elke toewijzing maken de betrokken transmissiesysteembeheerders samen de toe te wijzen capaciteit bekend, indien nodig rekening houdend met de capaciteit die vrijkomt uit zekere transmissierechten en, voor zover relevant, de daarmee gepaard gaande vereffende nomineringen; ook het tijdsbestek waarbinnen beperkte of geen capaciteit beschikbaar zal zijn (bijvoorbeeld wegens onderhoud) wordt bekendgemaakt.

4.2.   De nominering van transmissierechten dient, met volle aandacht voor de netwerkveiligheid, lang genoeg van tevoren plaats te vinden, en wel vóór de „day-ahead”-sessies van alle relevante georganiseerde markten en vóór de bekendmaking van de capaciteit die zal worden toegewezen op basis van het „day-ahead”- of het „intra-day”-toewijzingsmechanisme. Om doeltreffend gebruik te maken van de interconnectie worden nomineringen van transmissierechten in de omgekeerde richting vereffend.

4.3.   Opeenvolgende „intra-day”-toewijzingen van beschikbare transmissiecapaciteit voor dag D vinden plaats op de dagen D – 1 en D, na bekendmaking van de geraamde of werkelijke „day-ahead”-productieschema’s.

4.4.   Bij het voorbereiden van de „day-ahead”-netwerkexploitatie wisselen de transmissiesysteembeheerders informatie uit met naburige transmissiesysteembeheerders, zoals de topologie van de gridvoorspelling, de beschikbaarheid en voorspelde productie van opwekkingseenheden, en „load-flows”, teneinde het gebruik van het algemene netwerk te optimaliseren via operationele maatregelen die beantwoorden aan de regels voor veilige exploitatie van het netwerk.

5.   Transparantie

5.1.   Transmissiesysteembeheerders publiceren alle relevante gegevens met betrekking tot de beschikbaarheid van het netwerk, de netwerktoegang en het netwerkgebruik, inclusief een verslag waarin wordt nagegaan waar en waarom er sprake is van congestie, welke methoden worden toegepast om de congestie te beheren en welke plannen er bestaan voor congestiebeheer in de toekomst.

5.2.   Transmissiesysteembeheerders publiceren een algemene beschrijving van de congestiebeheermethoden die in diverse omstandigheden worden toegepast om zoveel mogelijk capaciteit ter beschikking te stellen van de markt, alsook een algemeen systeem voor de berekening van de interconnectiecapaciteit voor de verschillende tijdsbestekken, gebaseerd op de werkelijke elektrische en fysieke toestand van het netwerk. Een dergelijk systeem moet door de regulerende instanties van de lidstaten worden beoordeeld.

5.3.   De toegepaste procedures voor congestiebeheer en capaciteitstoewijzing, de tijdstippen en procedures voor het aanvragen van capaciteit, een beschrijving van de aangeboden producten en de rechten en plichten van transmissiesysteembeheerders en van de partijen die de capaciteit verkrijgen, inclusief de aansprakelijkheid bij niet naleving van deze plichten, moeten nauwkeurig door de transmissiesysteembeheerders worden beschreven en op transparante wijze aan alle potentiële netwerkgebruikers meegedeeld.

5.4.   De operationele normen en de normen voor de veiligheid van de planning vormen een integrerend onderdeel van de informatie die de transmissiesysteembeheerders moeten publiceren in een openbaar document. Ook dit document wordt ter beoordeling aan de nationale regulerende instanties voorgelegd.

5.5.   De transmissiesysteembeheerders dienen alle relevante gegevens betreffende grensoverschrijdende handel te publiceren op basis van de best mogelijke voorspelling. De betrokken marktspelers verschaffen de transmissiesysteembeheerders de nodige informatie, zodat die aan hun verplichting kunnen voldoen. De wijze waarop deze informatie wordt gepubliceerd moet ter beoordeling aan de regulerende instanties worden voorgelegd. De transmissiesysteembeheerders moeten minstens de volgende gegevens publiceren:

a)

jaarlijks: informatie over de langetermijnevolutie van de transmissie-infrastructuur en het effect ervan op de grensoverschrijdende transmissiecapaciteit;

b)

maandelijks: maand- en jaarvoorspellingen van de voor de markt beschikbare transmissiecapaciteit, rekening houdend met alle relevante informatie waarover de transmissiesysteembeheerder beschikt op het ogenblik van de berekening van de voorspelling (bv. de gevolgen van zomer en winter op de capaciteit van de lijnen, onderhoud aan het net, beschikbaarheid van productie-eenheden enz.);

c)

wekelijks: voorspellingen van de voor de markt beschikbare transmissiecapaciteit voor de komende week, rekening houdend met alle informatie waarover de transmissiesysteembeheerder beschikt op het ogenblik van de berekening van de voorspelling, zoals de weersvoorspelling, gepland onderhoud aan het net, beschikbaarheid van productie-eenheden enz.;

d)

dagelijks: voor de markt beschikbare „day-ahead”- en „intra-day”-transmissiecapaciteit voor elke tijdseenheid van de markt, rekening houdend met alle vereffende „day-ahead”-nomineringen, „day-ahead”-productieschema’s, vraagprognoses en gepland onderhoud aan het net;

e)

totale reeds toegewezen capaciteit per tijdseenheid van de markt en alle relevante omstandigheden waarin deze capaciteit kan worden gebruikt (bv. de toewijzingsprijs op de veiling, de verplichtingen inzake de wijze waarop de capaciteit moet worden gebruikt enz.), teneinde alle resterende capaciteit te identificeren;

f)

de toegewezen capaciteit, zo snel mogelijk na elke toewijzing, en een indicatie van de betaalde prijs;

g)

de totale gebruikte capaciteit, per tijdseenheid van de markt, onmiddellijk na de nominering;

h)

zo dicht mogelijk bij de werkelijke tijd: verzamelde informatie over gerealiseerde commerciële en fysieke stromen, per tijdseenheid van de markt, inclusief een beschrijving van de effecten van eventuele corrigerende maatregelen (zoals beperking) die door de transmissiesysteembeheerders zijn genomen om problemen met het systeem of netwerk op te lossen;

i)

informatie vooraf over geplande uitval en verzamelde informatie achteraf over geplande en niet-geplande uitval die de vorige dag heeft plaatsgevonden in opwekkingseenheden van meer dan 100 MW.

5.6.   De markt moet tijdig over alle relevante informatie beschikken om over alle transacties te kunnen onderhandelen (industriële klanten moeten bijvoorbeeld tijdig kunnen onderhandelen over jaarcontracten en biedingen moeten tijdig naar georganiseerde markten worden gestuurd).

5.7.   De transmissiesysteembeheerder moet de relevante informatie over de voorspelde vraag en opwekking publiceren volgens de in de punten 5,5 en 5.6 vermelde tijdschema’s. De transmissiesysteembeheerder moet ook de relevante informatie publiceren die nodig is voor de grensoverschrijdende vereffeningsmarkt.

5.8.   Wanneer de voorspellingen zijn gepubliceerd, moeten ook de ex-post gerealiseerde waarden voor de informatie over de voorspelling worden gepubliceerd in de tijdsperiode die volgt op die waarop de voorspelling betrekking heeft of ten laatste op de volgende dag (D + 1).

5.9.   Alle door de transmissiesysteembeheerders gepubliceerde informatie moet gratis ter beschikking worden gesteld in een gemakkelijk toegankelijk formaat. Het moet ook mogelijk zijn om via adequate en genormaliseerde middelen voor informatie-uitwisseling, die in nauwe samenwerking met de marktspelers worden vastgesteld, toegang te krijgen tot alle gegevens. De gegevens omvatten informatie over voorbije tijdsperiodes, en minstens over de voorbije twee jaar, zodat nieuwe marktspelers ook toegang hebben tot dergelijke gegevens.

5.10.   Transmissiesysteembeheerders wisselen regelmatig een reeks voldoende accurate gegevens over het netwerk en de „load-flow” uit teneinde elke transmissiesysteembeheerder in staat te stellen in zijn gebied „load-flow” berekeningen uit te voeren. Op verzoek wordt dezelfde reeks gegevens ook ter beschikking van de regulerende instanties en van de Commissie gesteld. De regulerende instanties en de Commissie behandelen deze gegevens vertrouwelijk en zien erop toe dat alle consultants die op basis van deze gegevens analytisch werk voor hen uitvoeren, ze eveneens vertrouwelijk behandelen.

6.   Het gebruik van inkomsten uit congestie

6.1.   Aan een vooraf gespecificeerd tijdsbestek gekoppelde congestiebeheerprocedures leveren alleen inkomsten op wanneer er voor dat tijdsbestek congestie ontstaat, behalve in het geval van nieuwe interconnectoren, die een vrijstelling krachtens artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1228/03 of artikel 17 van deze verordening genieten. De procedure voor de verdeling van deze inkomsten wordt ter beoordeling aan de regulerende instanties voorgelegd; deze procedure mag het toewijzingsproces niet beïnvloeden ten gunste van een partij die capaciteit of energie aanvraagt en mag stimulansen voor de beperking van congestie niet ontmoedigen.

6.2.   De nationale regulerende instanties moeten transparantie aan de dag leggen met betrekking tot het gebruik van de inkomsten uit de toewijzing van interconnectiecapaciteit.

6.3.   De inkomsten uit congestie worden onder de betrokken transmissiesysteembeheerders verdeeld overeenkomstig criteria die zijn overeengekomen tussen de betrokken transmissiesysteembeheerders en beoordeeld door de respectievelijke regulerende instanties.

6.4.   De transmissiesysteembeheerders stellen van tevoren duidelijk vast hoe ze eventueel verkregen inkomsten uit congestie zullen gebruiken en brengen verslag uit over het werkelijke gebruik van deze inkomsten. De regulerende instanties gaan na of dit gebruik in overeenstemming is met deze verordening en deze richtsnoeren en of alle congestie-inkomsten uit de toewijzing van interconnectiecapaciteit aan een of meer van de drie in artikel 16, lid 6, van de verordening beschreven doelstellingen werden besteed.

6.5.   Jaarlijks en uiterlijk op 31 juli van elk jaar publiceren de regulerende instanties een verslag waarin wordt uiteengezet hoeveel inkomsten tot en met 30 juni van dat jaar zijn gemaakt, hoe die inkomsten zijn gebruikt, of dat gebruik in overeenstemming is met deze verordening en deze richtsnoeren en of alle inkomsten uit congestie aan een of meer van de drie bovenvermelde doelstellingen zijn besteed.

6.6.   Wanneer inkomsten uit congestie worden aangewend voor investeringen voor het behoud of de uitbreiding van interconnectiecapaciteit, moeten ze bij voorkeur worden gebruikt voor specifieke vooraf vastgestelde projecten die bijdragen tot de verlichting van de bestaande congestie en die binnen een redelijke termijn ten uitvoer kunnen worden gelegd, met name met betrekking tot de vergunningsprocedure.


(1)  Met „operationele veiligheid” wordt bedoeld: „het transmissiesysteem wordt binnen de overeengekomen veiligheidsgrenzen gehouden”.


BIJLAGE II

CONCORDANTIETABEL

Verordening (EG) nr. 1228/2003

Deze verordening

Artikel 1

Artikel 1

Artikel 2

Artikel 2

Artikel 3

Artikel 4

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 8

Artikel 9

Artikel 10

Artikel 11

Artikel 12

Artikel 3

Artikel 13

Artikel 4

Artikel 14

Artikel 5

Artikel 15

Artikel 6

Artikel 16

Artikel 7

Artikel 17

Artikel 8

Artikel 18

Artikel 9

Artikel 19

Artikel 10

Artikel 20

Artikel 11

Artikel 21

Artikel 12

Artikel 22

Artikel 13

Artikel 23

Artikel 14

Artikel 24

Artikel 25

Artikel 15

Artikel 26

Bijlage

Bijlage I


14.8.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 211/36


VERORDENING (EG) Nr. 715/2009 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 13 juli 2009

betreffende de voorwaarden voor de toegang tot aardgastransmissienetten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1775/2005

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 95,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Gezien het advies van het Comité van de Regio's (2),

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Met de interne markt voor aardgas, die sinds 1999 geleidelijk tot stand is gebracht, wordt beoogd alle consumenten in de Gemeenschap — zowel particulieren als bedrijven — echte keuzevrijheid te bieden, nieuwe kansen voor het bedrijfsleven te scheppen en grensoverschrijdende handel te bevorderen, teneinde efficiëntieverbeteringen, concurrerende prijzen en een betere dienstverlening te bewerkstelligen en de voorzieningszekerheid en duurzaamheid in de hand te werken.

(2)

Richtlijn 2003/55/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2003 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas (4) en Verordening (EG) nr. 1775/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 28 september 2005 betreffende de voorwaarden voor de toegang tot aardgastransmissienetten (5) hebben in belangrijke mate bijgedragen tot de totstandkoming van een dergelijke interne markt voor aardgas.

(3)

De ervaring met de uitvoering en voortgangscontrole van een eerste pakket Richtsnoeren voor goede praktijk dat in 2002 is vastgesteld door het Europees Regelgevend Forum voor gas („het forum van Madrid”) leert dat, teneinde de volledige uitvoering van de regels van deze Richtsnoeren in alle lidstaten te verzekeren en in de praktijk een minimumwaarborg voor gelijke voorwaarden op het gebied van markttoegang te verschaffen, ervoor moet worden gezorgd dat deze wettelijk afdwingbaar worden.

(4)

Een tweede pakket gemeenschappelijke regels „de tweede Richtsnoeren voor goede praktijk” is vastgesteld op de vergadering van het forum van Madrid van 24-25 september 2003. Deze verordening moet derhalve, op basis van deze richtsnoeren, basisprincipes en regels vaststellen betreffende nettoegang en derdentoegangsdiensten, congestiebeheer, transparantie, balancering en het verhandelen van capaciteitsrechten.

(5)

Richtlijn 2009/73/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas (6) biedt de mogelijkheid tot een gecombineerde transmissie- en distributiesysteembeheerder. Derhalve hoeft uit hoofde van deze verordening geen wijziging te worden aangebracht in de organisatie van de nationale transmissie- en distributiesystemen die stroken met de toepasselijke bepalingen van deze richtlijn.

(6)

Hogedrukpijpleidingen die plaatselijke distributeurs met het gasnet verbinden en die niet in de eerste plaats voor lokale aardgasdistributie worden gebruikt, vallen binnen het toepassingsgebied van deze verordening.

(7)

Er moeten criteria worden vastgesteld voor de berekening van de tarieven voor toegang tot het net opdat deze tarieven volledig voldoen aan het beginsel van niet-discriminatie en aan de behoeften van een goed functionerende interne markt. Daarbij moet ten volle rekening worden gehouden met de noodzakelijke systeemintegriteit. Bovendien moeten de tarieven een afspiegeling vormen van de werkelijke kosten, voor zover deze overeenkomen met die van een efficiënte, structureel vergelijkbare netbeheerder en transparant zijn, waarbij wordt gelet op een redelijke winst op de investeringen, en, in voorkomend geval, rekening wordt gehouden met de benchmarking van de tarieven door de regulerende instanties.

(8)

Bij de berekening van de tarieven voor de toegang tot netten is het van belang dat rekening wordt gehouden met de werkelijke kosten, voor zover deze overeenkomen met die van een efficiënte, structureel vergelijkbare netbeheerder en transparant zijn, en met de noodzaak om een redelijke winst op de investeringen te genereren en stimulansen te scheppen voor de aanleg van nieuwe infrastructuur, inclusief een speciale regelgevende behandeling van nieuwe investeringen als bepaald in Richtlijn 2009/73/EG. In dat verband zal, met name als er sprake is van daadwerkelijke concurrentie tussen pijpleidingen, de benchmarking van tarieven door de regulerende instanties een relevant punt van overweging zijn.

(9)

Het gebruik van marktgerichte regelingen, zoals veilingen, om tarieven vast te stellen moet stroken met de bepalingen van Richtlijn 2009/73/EG.

(10)

Een gemeenschappelijk minimumpakket van derdentoegangsdiensten is nodig om in de hele Gemeenschap in de praktijk voor een gemeenschappelijke minimumtoegangsnorm te zorgen, teneinde te waarborgen dat derdentoegangsdiensten voldoende compatibel zijn en de voordelen van een goed functionerende interne markt voor aardgas kunnen worden benut.

(11)

Momenteel zijn er nog obstakels om in de Gemeenschap op voet van gelijkheid, zonder discriminatie of benadeling, gas te verkopen. Er is met name nog steeds niet in elke lidstaat sprake van een niet-discriminerende nettoegang en van een gelijk niveau van toezicht door de regelgevende instanties en er bestaan nog steeds geïsoleerde markten.

(12)

Ter voltooiing van de interne markt voor gas moet een afdoende grensoverschrijdende gasinterconnectiecapaciteit worden bewerkstelligd en moet de marktintegratie worden bevorderd.

(13)

In de mededeling van de Commissie van 10 januari 2007„Een energiebeleid voor Europa” is benadrukt hoe belangrijk het is de interne markt voor aardgas te voltooien en een gelijk speelveld voor alle aardgasbedrijven uit de Gemeenschap tot stand te brengen. De mededelingen van de Commissie van 10 januari 2007 getiteld „de vooruitzichten voor de interne gas- en elektriciteitsmarkt” en „Onderzoek op grond van artikel 17 van Verordening (EG) nr. 1/2003 naar de Europese gas- en elektriciteitssectoren (Eindverslag)” hebben aangetoond dat de huidige voorschriften en maatregelen niet het nodige kader verschaffen noch ervoor zorgen dat en interconnectiecapaciteit wordt gecreëerd om de doelstelling van een goed functionerende, efficiënte en open interne markt te realiseren.

(14)

Bovendien moet het bestaande reguleringskader nauwgezet worden uitgevoerd, en anderzijds moet het reguleringskader voor de interne markt voor aardgas van Verordening (EG) nr. 1775/2005 in de zin van die mededelingen worden aangepast.

(15)

Er is meer in het bijzonder een grotere samenwerking en coördinatie tussen transmissiesysteembeheerders vereist om netcodes in te voeren voor de verlening en het beheer van daadwerkelijke en transparante toegang tot de transmissienetwerken over de grenzen heen, en, om, met inachtneming van het milieu, een gecoördineerde en voldoende toekomstgerichte planning en een deugdelijke technische ontwikkeling van het transmissiesysteem, inclusief het creëren van interconnectiecapaciteit, in de Gemeenschap te waarborgen. De netcodes moeten in overeenstemming zijn met de door het Agentschap voor de samenwerking tussen energieregelgevers, opgericht bij Verordening (EG) nr. 713/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot oprichting van het Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators (7) („het Agentschap”) geformuleerde kaderrichtsnoeren die niet-bindend van aard zijn („kaderrichtsnoeren”). Het Agentschap moet betrokken worden bij de beoordeling, op feitelijke basis, van ontwerpnetcodes, waaronder de vraag of zij aan de kaderrichtsnoeren voldoen, en het kan de Commissie aanbevelen die netcodes goed te keuren. Het Agentschap moet tevens de voorgestelde wijzigingen op de netcodes beoordelen, en het kan de Commissie aanbevelen die wijzigingen goed te keuren. Transmissiesysteembeheerders moeten hun netwerken volgens deze netcodes beheren.

(16)

Teneinde in de Gemeenschap een optimaal beheer van het gastransmissienet te garanderen, moet een Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders voor gas („het ENTSB voor gas”) worden opgericht. De taken van het ENTSB voor gas moeten worden uitgeoefend met inachtneming van de communautaire mededingingsregels, die op de beslissingen van het ENTSB voor gas van toepassing blijven. De taken van het ENTSB voor gas moeten nauwkeurig worden omschreven en zijn werkmethode moet efficiëntie, transparantie en de representatieve natuur van het ENTSB voor elektriciteit garanderen. De door het ENTSB voor gas opgestelde netcodes zijn niet bedoeld om de noodzakelijke nationale netcodes voor niet-grensoverschrijdende kwesties te vervangen. Aangezien met een benadering op regionaal niveau effectievere vooruitgang kan worden geboekt, moeten de transmissiesysteembeheerders binnen de overkoepelende samenwerkingsstructuur regionale structuren opzetten en er tegelijkertijd voor zorgen dat de resultaten op regionaal niveau stroken met de netcodes en niet-bindende tienjarige netontwikkelingsplannen op Gemeenschapsniveau. Samenwerking binnen dergelijke regionale structuren vergt een daadwerkelijke ontvlechting van netwerkactiviteiten enerzijds en productie- en leveringsactiviteiten anderzijds, anders houdt regionale samenwerking tussen transmissiesysteembeheerders een risico van concurrentieverstorend gedrag in. De lidstaten moeten de samenwerking bevorderen en toezien op de effectieve werking van de netwerk op regionaal niveau. De samenwerking op regionaal niveau moet verenigbaar zijn met de vooruitgang naar een concurrerende en efficiënte interne markt voor aardgas.

(17)

Alle marktspelers hebben belang bij de werkzaamheden die van het ENTSB voor gas worden verwacht. Daarom is een effectieve raadplegingsprocedure van essentieel belang en moeten de bestaande structuren die zijn opgezet om de raadplegingsprocedures te vergemakkelijken en te stroomlijnen, zoals de Europese organisatie voor de stroomlijning van energie-uitwisseling, nationale regulators of het Agentschap, een belangrijke rol spelen.

(18)

Om voor meer transparantie te zorgen met betrekking tot de ontwikkeling van het gastransmissienetwerk in de Gemeenschap, moet het ENTBS voor gas een niet-bindend tienjarig netwerkontwikkelingsplan dat de gehele Gemeenschap dekt, opstellen, publiceren en regelmatig bijwerken. Rendabele gastransmissienetwerken en de nodige regionale interconnecties, die relevant zijn vanuit commercieel oogpunt en vanuit het oogpunt van leveringszekerheid, moeten deel uitmaken van dat netwerkontwikkelingsplan.

(19)

Om de concurrentie door middel van de liquide groothandelsmarkten voor gas te vergroten, is het van essentieel belang dat gas onafhankelijk van de locatie in het systeem kan worden verhandeld. Dit kan alleen als netgebruikers de vrijheid krijgen om entry- en exitcapaciteit los te boeken, zodat er een gastransport via zones en niet langs contractuele paden ontstaat. Op het zesde Forum van Madrid van 30 en 31 oktober 2002 hebben de meeste belanghebbenden al een voorkeur uitgesproken voor entry-exitsystemen om de concurrentie te bevorderen. De tarieven dienen niet afhankelijk te zijn van de transportroute; de tarieven voor een of meer entrypunten en de tarieven voor een of meer exitpunten dienen derhalve geen verband met elkaar te houden.

(20)

Verwijzingen naar geharmoniseerde transportcontracten in de context van niet-discriminerende toegang tot het net van transmissiesysteembeheerders houden niet in dat de termen en voorwaarden van de transportcontracten van een bepaalde transmissiesysteembeheerder in een lidstaat dezelfde moeten zijn als die van een andere transmissiesysteembeheerder in die lidstaat of in een andere lidstaat, behoudens waar minimumeisen zijn vastgesteld waaraan alle transportcontracten moeten voldoen.

(21)

Er bestaat een aanzienlijke contractuele congestie op de gasnetten. De congestiebeheer- en capaciteitsallocatiebeginselen voor nieuwe of onlangs gesloten contracten berusten daarom op de vrijgave van ongebruikte capaciteit waarbij netgebruikers in staat worden gesteld om hun gecontracteerde capaciteit door te verhuren of door te verkopen en transmissiesysteembeheerders ongebruikte capaciteit ten minste op „day-ahead”-basis en afschakelbaar op de markt moeten aanbieden. Gezien de grote omvang van bestaande contracten en de noodzaak om een echt gelijk speelveld te creëren tussen gebruikers van nieuwe en van bestaande capaciteit, moeten deze beginselen worden toegepast op alle gecontracteerde capaciteit, dus ook de bestaande contracten.

(22)

Hoewel de fysieke congestie van de netten momenteel zelden een probleem is in de Gemeenschap, kan het er in de toekomst een worden. Het is derhalve belangrijk het basisprincipe vast te stellen voor de allocatie van capaciteit op overbelaste netten.

(23)

Uit de marktonderzoeken die de nationale regelgevende instanties en de Commissie in de loop van de voorbije jaren hebben uitgevoerd, is gebleken dat de thans geldende transparantievereisten en voorschriften voor de toegang tot de infrastructuur ontoereikend zijn om een echte, goed werkende, open en efficiënte interne markt voor aardgas te waarborgen.

(24)

Gelijke toegang tot informatie over de fysieke toestand en de doelmatigheid van het systeem is noodzakelijk opdat alle marktspelers zich een oordeel over de totale vraag- en aanbodsituatie kunnen vormen en de redenen voor bewegingen van de groothandelsprijs kunnen onderkennen. Dit betekent onder meer dat nauwkeuriger informatie moet worden verschaft over vraag en aanbod, netcapaciteit, flows en onderhoud, balancering en beschikbaarheid en gebruik van opslag. Gezien het belang van deze informatie voor de werking van de markt is versoepeling van de bestaande publicatiebeperkingen om redenen van vertrouwelijkheid noodzakelijk.

(25)

Vertrouwelijkheidsvoorschriften voor commercieel gevoelige informatie zijn echter van groot belang als het gegevens met een voor het bedrijf commercieel strategisch karakter betreft, als een opslaginstallatie slechts één gebruiker heeft, of als het gaat om gegevens over exitpunten binnen een systeem of subsysteem die niet met een ander transmissie- of distributiesysteem verbonden zijn maar met een enkele industriële eindverbruiker indien door de publicatie van dergelijke gegevens vertrouwelijke informatie over het productieproces van deze verbruiker wordt vrijgegeven.

(26)

Om het vertrouwen in de markt te versterken, moeten marktspelers de zekerheid hebben dat op misbruik doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties worden gesteld. De bevoegde autoriteiten moeten de bevoegdheid krijgen vermoedens van marktmisbruik daadwerkelijk te onderzoeken. Daartoe is het nodig dat de bevoegde autoriteiten toegang hebben tot gegevens die informatie verschaffen over operationele beslissingen van leveranciers. Op de gasmarkt worden al deze beslissingen aan de systeembeheerders gemeld in de vorm van capaciteitsreserveringen, nominaties en gerealiseerde flows. Systeembeheerders moeten informatie daarvover gedurende een bepaalde termijn in gemakkelijk te raadplegen vorm ter beschikking van de bevoegde autoriteiten houden. De bevoegde autoriteiten moeten er verder regelmatig op toezien dat de transmissiesysteembeheerders de regels naleven.

(27)

Er is in sommige lidstaten sprake van een gebrekkige toegang tot gasopslag- en LNG-installaties. Daarom moet de tenuitvoerlegging van de bestaande regelgeving verbeterd worden. Uit onderzoek van de Europese groep van regulerende instanties voor elektriciteit en gas is gebleken dat de voor opslagsysteembeheerders geldende vrijwillige richtsnoeren voor goede praktijk met betrekking tot de toegang van derden, waarover de belanghebbenden op het Forum van Madrid het eens waren geworden, onvoldoende worden gevolgd en daarom bindend moeten worden verklaard.

(28)

Door de transmissiesysteembeheerders beheerde niet-discriminerende en transparante balanceringssystemen voor gas zijn belangrijke mechanismen, met name voor nieuwkomers op de markt, die het mogelijk moeilijker hebben om hun totale verkoopportefeuille in balans te houden dan gevestigde bedrijven binnen een relevante markt. Derhalve moeten regels worden vastgesteld die garanderen dat de transmissiesysteembeheerders dergelijke mechanismen beheren op een wijze die verenigbaar is met niet-discriminerende, transparante en effectieve toegangsvoorwaarden voor het net.

(29)

Het verhandelen van primaire rechten op capaciteit vormt een belangrijk onderdeel van het ontwikkelen van een concurrerende markt en het creëren van liquiditeit. In deze verordening moeten derhalve basisregels voor dit verhandelen worden vastgesteld.

(30)

De nationale regulerende instanties moeten erop toezien dat de in deze verordening neergelegde regels en de op basis van deze verordening vastgestelde richtsnoeren in acht worden genomen.

(31)

In de bij deze verordening gevoegde richtsnoeren worden specifieke gedetailleerde uitvoeringsbepalingen vastgesteld op basis van de tweede richtsnoeren voor goede praktijk. Deze regels zullen zich in de loop der tijd waar nodig ontwikkelen, rekening houdend met de verschillen tussen de nationale gassystemen.

(32)

Wanneer de Commissie voorstelt de als bijlage bij de verordening opgenomen richtsnoeren te wijzigen, moet zij vooraf alle betrokken partijen waarop deze richtsnoeren van toepassing zijn — vertegenwoordigd door de beroepsorganisaties — en de lidstaten in het forum van Madrid raadplegen.

(33)

Van de lidstaten en de bevoegde nationale autoriteiten moet worden verlangd dat zij de Commissie relevante informatie verschaffen. Deze informatie moet door de Commissie vertrouwelijk worden behandeld.

(34)

Deze verordening en de in overeenstemming hiermee vastgestelde richtsnoeren laten de toepassing van de communautaire concurrentieregels onverlet.

(35)

De voor de uitvoering van deze verordening vereiste maatregelen moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (8).

(36)

In het bijzonder moet aan de Commissie de bevoegdheid worden gegeven de richtsnoeren vast te stellen of aan te nemen die nodig zijn voor de minimale harmonisatie die vereist is om de doelstelling van deze verordening te bereiken. Aangezien het maatregelen van algemene strekking betreft tot wijziging van niet-essentiële elementen van deze verordening, onder meer door haar aan te vullen met nieuwe niet-essentiële elementen, moeten zij worden vastgesteld volgens de regelgevingsprocedure met toetsing bepaald in artikel 5 bis van Besluit 1999/468/EG.

(37)

Aangezien de doelstelling van deze verordening, namelijk de vaststelling van eerlijke regels betreffende de voorwaarden voor de toegang tot aardgastransmissienetten, opslag en LNG-installaties, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve beter op door de Gemeenschap kan worden verwezenlijkt, mag de Gemeenschap overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen treffen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

(38)

Gezien de omvang van de hierin gedane wijzigingen van Verordening (EG) nr. 1775/2005 is het ter wille van de duidelijkheid en de logica wenselijk de betrokken bepalingen te herschikken door hen samen te brengen in één tekst in een nieuwe richtlijn,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Toepassingsgebied

Deze verordening beoogt:

a)

niet-discriminerende regels vast te stellen betreffende de toegangsvoorwaarden voor aardgastransmissiesystemen, waarbij rekening wordt gehouden met de specificiteit van nationale en regionale markten, teneinde een goede werking van de interne markt voor gas te waarborgen;

b)

niet-discriminerende regels vast te stellen betreffende de toegangsvoorwaarden voor LNG- en opslaginstallaties, rekening houdend met de specifieke kenmerken van nationale en regionale markten, en

c)

het ontstaan van een goed functionerende en transparante groothandelsmarkt met een hoge zekerheid op het vlak van aardgasvoorziening te bevorderen en te voorzien in mechanismen om de regels inzake netwerktoegang voor grensoverschrijdende uitwisseling van gas te harmoniseren.

De in de eerste alinea genoemde doelstellingen omvatten onder meer de vaststelling van geharmoniseerde beginselen inzake de tarieven voor de toegang tot het net, maar niet tot opslaginstallaties, of inzake de methoden voor de berekening daarvan, de instelling van derdentoegangsdiensten, de vaststelling van geharmoniseerde beginselen inzake capaciteitsallocatie en congestiebeheer, de bepaling van transparantievereisten, balanceringsregels en tarieven voor onbalans, alsmede de bevordering van capaciteitsverhandeling.

Deze verordening is behoudens artikel 19, lid 4, alleen van toepassing op opslaginstallaties die onder artikel 33, leden 3 of 4, van Richtlijn 2009/73/EG vallen.

De lidstaten kunnen overeenkomstig Richtlijn 2009/73/EG een entiteit of instantie instellen voor de uitoefening van een of meer normaliter aan de transmissiesysteembeheerder toegewezen functies; de eisen van deze verordening zijn daarop van toepassing. Deze entiteit of instantie wordt overeenkomstig artikel 3 van deze verordening gecertificeerd en overeenkomstig artikel 10 van Richtlijn 2009/73/EG aangewezen.

Artikel 2

Definities

1.   Voor de toepassing van deze verordening gelden de volgende definities:

1)

„transmissie”: het transport van aardgas door een net dat vooral bestaat uit hogedrukpijpleidingen, met uitzondering van een upstreampijpleidingnet en van het gedeelte van hogedrukpijpleidingen dat in de eerste plaats voor lokale aardgasdistributie wordt gebruikt, met het oog op de belevering van afnemers, de levering zelf niet inbegrepen;

2)

„transportcontract”: een contract tussen een transmissiesysteembeheerder en een netgebruiker voor de uitvoering van de transmissie;

3)

„capaciteit”: de maximale flow, uitgedrukt in normale kubieke meter per tijdseenheid of in energie-eenheid per tijdseenheid, waarop de netgebruiker op grond van het transportcontract recht heeft;

4)

„ongebruikte capaciteit”: de vaste capaciteit die een netgebruiker op grond van een transportcontract heeft verworven, maar op het moment van het contractueel vastgelegde aflopen van de termijn niet heeft genomineerd;

5)

„congestiebeheer”: beheer van de capaciteitsportefeuille van de transmissiesysteembeheerder met het oog op het optimale en maximale gebruik van de technische capaciteit en de tijdige detectie van toekomstige congestie- en saturatiepunten;

6)

„secundaire markt”: de markt van de niet op de primaire markt verhandelde capaciteit;

7)

„nominatie”: het vooraf opgeven door de netgebruiker aan de transmissiesysteembeheerder van de werkelijke flow die hij wil invoeden op of onttrekken aan het systeem;

8)

„hernominatie”: het achteraf melden van een gecorrigeerde nominatie;

9)

„systeemintegriteit”: elke situatie met betrekking tot een transmissienet, met inbegrip van de noodzakelijke transmissiefaciliteiten, waarin de druk en de kwaliteit van het aardgas binnen de door de transmissiesysteembeheerder vastgestelde minimum- en maximumgrenzen blijven, zodat de transmissie van aardgas uit een technisch oogpunt gegarandeerd is;

10)

„balanceringsperiode”: periode waarbinnen het onttrekken van een hoeveelheid aardgas, uitgedrukt in eenheden energie, door elke netgebruiker moet worden gecompenseerd door middel van het invoeden van dezelfde hoeveelheid aardgas op het transmissienet in overeenstemming met het transportcontract of de netcode;

11)

„netgebruiker”: een afnemer of mogelijke afnemer van een transmissiesysteembeheerder en, mits zulks nodig is om de functies met betrekking tot de transmissie uit te voeren, de transmissiebeheerder zelf;

12)

„afschakelbare diensten”: door de transmissiesysteembeheerder met betrekking tot afschakelbare capaciteit aangeboden diensten;

13)

„afschakelbare capaciteit”: gastransmissiecapaciteit die door de transmissiesysteembeheerder kan worden afgeschakeld overeenkomstig de voorwaarden van het transportcontract;

14)

„langetermijndiensten”: door de transmissiesysteembeheerder aangeboden diensten met een duur van één jaar of meer;

15)

„kortetermijndiensten”: door de transmissiesysteembeheerder aangeboden diensten met een duur van minder dan één jaar;

16)

„vaste capaciteit”: door de transmissiesysteembeheerder contractueel als niet-afschakelbaar gegarandeerde gastransmissiecapaciteit;

17)

„vaste diensten”: door de transmissiesysteembeheerder met betrekking tot vaste capaciteit aangeboden diensten;

18)

„technische capaciteit”: de maximale vaste capaciteit die de transmissiesysteembeheerder aan de netgebruikers kan aanbieden, rekening houdend met de systeemintegriteit en de operationele eisen van het transmissienet;

19)

„gecontracteerde capaciteit”: capaciteit die de transmissiesysteembeheerder aan een netgebruiker heeft gealloceerd door middel van een transportcontract;

20)

„beschikbare capaciteit”: het deel van de technische capaciteit dat niet is gealloceerd en op een gegeven moment nog beschikbaar is voor het systeem;

21)

„contractuele congestie”: een situatie waarbij het niveau van de vraag naar vaste capaciteit groter is dan de technische capaciteit;

22)

„primaire markt”: de markt van de direct door de transmissiesysteembeheerder verhandelde capaciteit;

23)

„fysieke congestie”: een situatie waarbij op een bepaald tijdstip het niveau van de vraag naar werkelijke leveringen groter is dan de technische capaciteit;

24)

„LNG-installatiecapaciteit”: capaciteit op een LNG-terminal voor het vloeibaar maken van aardgas of voor de invoer, verlading, bijkomende diensten, tijdelijke opslag en hervergassing van LNG;

25)

„ruimte”: hoeveelheid gas die een gebruiker van een opslaginstallatie mag gebruiken voor de opslag van gas;

26)

„levercapaciteit”: het debiet waarmee de opslaggebruiker gas mag onttrekken aan de opslaginstallatie;

27)

„injectiecapaciteit”: het debiet waarmee de opslaggebruiker gas mag injecteren in de opslaginstallatie;

28)

„opslagcapaciteit”: elke combinatie van ruimte, injectiecapaciteit en levercapaciteit.

2.   Onverminderd de definities in lid 1 zijn de definities in artikel 2 van Richtlijn 2009/73/EG, die relevant zijn voor de toepassing van deze verordening, ook van toepassing, met uitzondering van de definitie van „transmissie” in punt 3 van dat artikel.

De definities in de punten 3 tot en met 23 van lid 1 die betrekking hebben op transmissie, zijn van overeenkomstige toepassing op opslag- en LNG-installaties.

Artikel 3

Certificering van transmissiesysteembeheerders

1.   De Commissie onderzoekt kennisgevingen van besluiten betreffende de certificering van een transmissiesysteembeheerder als bepaald in artikel 10, lid 6, van Richtlijn 2009/73/EG onmiddellijk na ontvangst. Binnen twee maanden na ontvangst van deze kennisgeving deelt de Commissie zijn advies aan de betrokken nationale regulerende instantie mee of zij het besluit verenigbaar acht met artikel 10, lid 2, of artikel 11, en artikel 9 van Richtlijn 2009/73/EG.

Bij de opstelling van het in de eerste alinea bedoelde advies kan de Commissie om het advies van het Agentschap over het besluit van de nationale regulerende instanties verzoeken. In dat geval wordt de in de eerste alinea genoemde termijn met twee verdere maanden verlengd.

Als de Commissie niet binnen de in de eerste en tweede alinea bedoelde termijn advies uitbrengt, wordt zij geacht geen bezwaar te hebben tegen het besluit van de regulerende instantie.

2.   Binnen twee maanden na ontvangst van het advies van de Commissie stelt de nationale regulerende instantie het definitieve besluit betreffende de certificering van de transmissiesysteembeheerder vast, waarbij zij zo veel mogelijk rekening houdt met het advies van de Commissie. Het besluit van de regulerende instantie en het advies van de Commissie worden samen bekendgemaakt.

3.   De regulerende instanties en/of de Commissie kunnen in de loop van de procedure te allen tijde bij een transmissiesysteembeheerder en/of een bedrijf dat één van de functies van productie of levering verricht, alle informatie opvragen die relevant is voor de uitvoering van hun taken overeenkomstig dit artikel.

4.   De regulerende instanties en de Commissie bewaren de vertrouwelijkheid van commercieel gevoelige gegevens.

5.   De Commissie kan richtsnoeren vaststellen waarin de voor de toepassing van de leden 1 en 2 van dit artikel te volgen procedure nader wordt omschreven. Deze maatregelen, die niet-essentiële onderdelen van deze verordening beogen te wijzigen door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 28, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

6.   Wanneer de Commissie een kennisgeving betreffende de certificering van een transmissiesysteembeheerder bedoeld in artikel 9, lid 10, van Richtlijn 2009/73/EG ontvangt, neemt zij een beslissing over de certificering. De regulerende instantie voert de beslissing van de Commissie uit.

Artikel 4

Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders voor gas

Alle transmissiesysteembeheerders werken samen op Gemeenschapsniveau middels het ENTSB voor gas met de bedoeling de voltooiing en het functioneren van de interne markt voor aardgas en de grensoverschrijdende handel te bevorderen en een optimaal beheer, gecoördineerde werking en deugdelijke technische ontwikkeling van het aardgastransmissienet te garanderen.

Artikel 5

Oprichting van het ENTSB voor gas

1.   Uiterlijk op 3 maart 2011 dienen de transmissiesysteembeheerders voor gas bij de Commissie en het Agentschap de ontwerpstatuten, een lijst van leden en het ontwerpreglement van orde, met onder meer de procedurevoorschriften voor de raadpleging van andere belanghebbenden, van het op te richten ENTSB voor gas in.

2.   Binnen twee maanden na ontvangst brengt het Agentschap, na formele raadpleging van de organisaties die alle belanghebbenden vertegenwoordigen, en in het bijzonder de systeemgebruikers, inclusief klanten, aan de Commissie advies uit over de ontwerpstatuten, de ledenlijst en het ontwerpreglement van orde.

3.   Rekening houdend met het in lid 2 bepaalde advies van het Agentschap en binnen drie maanden na ontvangst van het advies van het Agentschap brengt de Commissie advies uit over de ontwerpstatuten, de ledenlijst en het ontwerpreglement van orde.

4.   Binnen drie maanden na ontvangst van het advies van de Commissie gaan de transmissiesysteembeheerders over tot de oprichting van het ENTSB voor gas en tot de aanneming en publicatie van zijn statuten en reglement van orde.

Artikel 6

Vaststelling van netcodes

1.   Na raadpleging van het Agentschap, het ENTSB voor gas en de andere betrokken belanghebbende partijen stelt de Commissie jaarlijks een prioriteitenlijst op met de in artikel 8, lid 6, vermelde terreinen waarmee bij de ontwikkeling van netcodes rekening moet worden gehouden.

2.   De Commissie verzoekt het Agentschap haar binnen een redelijke termijn van ten hoogste zes maanden een niet-bindend kaderrichtsnoer („kaderrichtsnoer”) voor te leggen waarin duidelijke en objectieve beginselen zijn vervat met inachtneming van artikel 8, lid 7, voor de ontwikkeling van specifieke netcodes met betrekking tot de terreinen die op de prioriteitenlijst zijn vermeld. Elk kaderrichtsnoer draagt bij tot non-discriminatie, daadwerkelijke mededinging en een efficiënte werking van de markt. Op een met redenen omkleed verzoek van het Agentschap kan de Commissie deze termijn verlengen.

3.   Gedurende een termijn van ten minste twee maanden raadpleegt het Agentschap het ENTSB voor gas en de andere betrokken belanghebbende partijen formeel op een open en transparante manier over het kaderrichtsnoer.

4.   Indien de Commissie van oordeel is dat het kaderrichtsnoer niet bijdraagt tot non-discriminatie, daadwerkelijke mededinging en een efficiënte werking van de markt, kan zij het Agentschap verzoeken het kaderrichtsnoer binnen een redelijke termijn te herzien en dit opnieuw aan de Commissie voor te leggen.

5.   Indien het Agentschap binnen de door de Commissie conform lid 2 of lid 4 gestelde termijn geen kaderrichtsnoer voorlegt dan wel opnieuw voorlegt, stelt de Commissie het bewuste kaderrichtsnoer op.

6.   De Commissie verzoekt het ENTSB voor gas om binnen een redelijke termijn die ten hoogste 12 maanden beloopt, een netcode aan het Agentschap voor te leggen die in overeenstemming is met het desbetreffende kaderrichtsnoer.

7.   Binnen drie maanden na de ontvangst van een netcode, gedurende welke periode het Agentschap de betrokken belanghebbende partijen formeel kan raadplegen, brengt het Agentschap een met redenen omkleed advies inzake de netcode uit aan het ENTSB voor gas.

8.   Het ENTSB voor gas kan in het licht van het advies van het Agentschap de netcode wijzigen en deze opnieuw aan het Agentschap voorleggen.

9.   Als het Agentschap vaststelt dat de netcode in overeenstemming is met de desbetreffende kaderrichtsnoeren, legt het Agentschap de netcode voor aan de Commissie, eventueel vergezeld van de aanbeveling om de netcode binnen een redelijke termijn goed te keuren. Als de Commissie de code niet goedkeurt, geeft zij de redenen hiervoor aan.

10.   Als het ENTSB voor gas niet binnen de door de Commissie vastgestelde redelijke termijn van lid 6 een netcode heeft ontwikkeld, kan de Commissie het Agentschap verzoeken om op basis van het desbetreffende kaderrichtsnoer een ontwerpnetcode op te stellen. Het Agentschap kan tijdens het opstellen van een ontwerpnetcode overeenkomstig dit lid verder overleg voeren. Het Agentschap legt een overeenkomstig dit lid opgestelde ontwerpnetcode voor aan de Commissie, eventueel vergezeld van de aanbeveling om de netcode goed te keuren.

11.   De Commissie kan, op eigen initiatief indien het ENTSB voor gas geen netcode heeft ontwikkeld of het Agentschap geen ontwerpnetcode heeft ontwikkeld als bedoeld in lid 10 van dit artikel, of op aanbeveling van het Agentschap uit hoofde van lid 9 van dit artikel, een of meer netcodes goedkeuren op de in artikel 8, lid 6, genoemde terreinen.

Als de Commissie op eigen initiatief voorstelt een netcode goed te keuren, raadpleegt de Commissie gedurende een termijn van ten minste twee maanden het Agentschap, het ENTSB voor gas en alle betrokken belanghebbende partijen over de ontwerpnetcode. Deze maatregelen beogen niet-essentiële onderdelen van deze verordening te wijzigen door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 28, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

12.   Dit artikel laat het in artikel 23 neergelegde recht van de Commissie om richtsnoeren vast te stellen of te wijzigen onverlet.

Artikel 7

Wijziging van netcodes

1.   Personen die belang hebben bij een netcode, waaronder het ENTSB voor gas, transmissiesysteembeheerders, netgebruikers en consumenten, kunnen het Agentschap ontwerpwijzigingen voorleggen voor een overeenkomstig artikel 6 goedgekeurde netcode. Het Agentschap kan ook op eigen initiatief wijzigingen voorstellen.

2.   Het Agentschap raadpleegt alle belanghebbenden overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EG) nr. 713/2009. In het kader van die procedure kan het Agentschap de Commissie met redenen omklede wijzigingsvoorstellen doen en daarbij aantonen hoe deze stroken met de doelstellingen van de in artikel 6, lid 2, van deze verordening bedoelde netcodes.

3.   De Commissie kan, rekening houdend met de voorstellen van het Agentschap, wijzigingen goedkeuren op elke overeenkomstig artikel 6 aangenomen netcode. Deze maatregelen, die niet-essentiële onderdelen van deze verordening beogen te wijzigen door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 28, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

4.   Van de in het kader van de in artikel 28, lid 2, bedoelde procedure voorgestelde wijzigingen worden alleen de aspecten in verband met de voorgestelde wijziging beoordeeld. Deze voorgestelde wijzigingen laten andere wijzigingen die de Commissie eventueel voorstelt, onverlet.

Artikel 8

Taken van het ENTSB voor gas

1.   Het ENTSB voor gas stelt op een door de Commissie overeenkomstig artikel 6, lid 6, aan hem gericht verzoek netcodes op de in lid 6 van dit artikel genoemde terreinen op.

2.   Het ENTSB voor gas kan op de in lid 6 genoemde terreinen netcodes opstellen om de in artikel 4 genoemde doelstellingen te verwezenlijken, als deze netcodes geen betrekking hebben op terreinen in verband waarmee de Commissie een verzoek aan het ENTSB voor gas heeft gericht. Deze netcodes worden voor advies aan het Agentschap voorgelegd. Het ENTSB voor gas houdt naar behoren rekening met dit advies.

3.   Het ENTSB voor gas stelt het volgende vast:

a)

gemeenschappelijke netwerkbeheersinstrumenten om te zorgen voor de coördinatie van de netwerkexploitatie onder normale omstandigheden en in noodsituaties, waaronder een gemeenschappelijk indelingsschema voor incidenten, en onderzoeksplannen;

b)

om de twee jaar een niet-bindend tienjarig netontwikkelingsplan dat de gehele Gemeenschap dekt, waarin onder meer vooruitzichten inzake de toereikendheid van de levering zijn opgenomen;

c)

aanbevelingen inzake coördinatie van technische samenwerking tussen communautaire transmissiesysteembeheerders en transmissiesysteembeheerders van derde landen;

d)

een jaarlijks werkprogramma;

e)

een jaarverslag, en

f)

jaarlijkse zomer- en wintervooruitzichten inzake de levering.

4.   De Europese vooruitzichten inzake de toereikendheid van de levering bedoeld in lid 3, onder b), bestrijken de algemene toereikendheid van het gassysteem om gas te leverenter dekking van de huidige en de verwachte vraag naar gas in de eerstvolgende periode van vijf jaar en in de periode tussen vijf en tien jaar na de datum van die vooruitzichten. Deze Europese vooruitzichten inzake de toereikendheid van de levering stoelen op de nationale leveringsvooruitzichten die door iedere individuele transmissiesysteembeheerder worden opgesteld.

5.   Het in lid 3, onder d), bedoelde jaarlijkse werkprogramma bevat een lijst en een beschrijving van de op te stellen netcodes, een plan voor de coördinatie van het beheer van het netwerk en de onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten in de loop van dat jaar, alsook een indicatief tijdschema.

6.   De in de leden 1 en 2 bedoelde netcodes hebben betrekking op de volgende terreinen, rekening houdend, in voorkomend geval, met specifieke regionale kenmerken:

a)

voorschriften inzake veiligheid en betrouwbaarheid van het netwerk;

b)

voorschriften voor netaansluiting;

c)

voorschriften voor toegang door derden;

d)

voorschriften voor gegevensuitwisseling en geschillenbeslechting;

e)

voorschriften inzake interoperabiliteit;

f)

operationele procedures in noodgevallen;

g)

voorschriften voor capaciteitstoewijzing en congestiebeheer;

h)

voorschriften voor de handel in gas in verband met de technische en operationele verstrekking van diensten voor nettoegang en systeembalancering;

i)

transparantievoorschriften;

j)

voorschriften inzake balancering, waaronder netgerelateerde voorschriften voor de nominatieprocedure, voorschriften voor de tarieven voor onbalans en voorschriften voor operationele balancering tussen de systemen van transmissiesysteembeheerders;

k)

voorschriften inzake geharmoniseerde transmissietariefstructuren, en

l)

energie-efficiëntie met betrekking tot gasnetten.

7.   De netcodes worden ontwikkeld voor grensoverschrijdende aangelegenheden en aangelegenheden betreffende de marktintegratie en doen geen afbreuk aan de rechten van de lidstaten om nationale netcodes vast te stellen die niet van invloed zijn op de grensoverschrijdende handel.

8.   Het ENTSB voor gas houdt toezicht op en verricht onderzoek naar de toepassing van de netcodes en de richtsnoeren die door de Commissie overeenkomstig artikel 6, lid 11, zijn vastgesteld, en naar het effect daarvan op de harmonisatie van de toepasselijke voorschriften ter bevordering van de marktintegratie. Het ENTSB voor gas brengt bij het Agentschap verslag uit over zijn bevindingen en vermeldt de resultaten van het onderzoek in het in lid 3, onder e), bedoelde jaarverslag.

9.   Het ENTSB voor gas stelt alle informatie die het Agentschap nodig heeft om zijn taken overeenkomstig artikel 9, lid 1, te vervullen, ter beschikking.

10.   Om de twee jaar gaat het ENTSB voor gas over tot de opstelling en publicatie van een netwerkontwikkelingsplan dat de gehele Gemeenschap dekt, als bedoeld in lid 3, onder b). Het netontwikkelingsplan dat de gehele Gemeenschap dekt, bevat een modellering van het geïntegreerde net, een scenario-ontwikkeling, de Europese vooruitzichten inzake de toereikendheid van de levering en een beoordeling van de veerkracht van het systeem.

Het netontwikkelingsplan dat de gehele Gemeenschap dekt, met name:

a)

berust op de nationale investeringsplannen, rekening houdend met de regionale investeringsplannen bedoeld in artikel 12, lid 1, en, in voorkomend geval, communautaire aspecten van netwerkplanning inclusief de bij Beschikking nr. 1364/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad (9) opgestelde richtsnoeren voor trans-Europese netwerken in de energiesector;

b)

berust, wat grensoverschrijdende interconnecties betreft, ook op de redelijke behoeften van verschillende netgebruikers, en bevat langetermijnverbintenissen van in de artikelen 14 en 22 van Richtlijn 2009/73/EG bedoelde investeerders, en

c)

geeft aan waar er sprake is van een tekort aan investeringen, met name met betrekking tot de grensoverschrijdende capaciteit.

In verband met punt c) van de tweede alinea kan bij het netontwikkelingsplan dat de gehele Gemeenschap dekt, kan een onderzoek worden gevoegd naar de belemmeringen voor de toename van grensoverschrijdende capaciteit van het netwerk als gevolg van verschillende goedkeuringsprocedures of -praktijken.

11.   Het Agentschap onderzoekt de nationale tienjarige netontwikkelingsplannen om na te gaan of zij consistent zijn met het tienjarige netontwikkelingsplan dat de gehele Gemeenschap dekt. Indien het Agentschap inconsistenties constateert tussen een nationale tienjarig netontwikkelingsplan en het netontwikkelingsplan dat de gehele Gemeenschap dekt, beveelt het een wijziging aan van het nationale netontwikkelingsplan of van het netontwikkelingsplan dat de gehele Gemeenschap dekt, indien nodig. Indien een dergelijk nationaal netontwikkelingsplan is opgesteld overeenkomstig artikel 22 van Richtlijn 2009/73/EG, beveelt het Agentschap de bevoegde nationale regelgevende instantie aan het nationale tienjarige netontwikkelingsplan te wijzigen overeenkomstig artikel 22, lid 7, van die richtlijn en stelt het de Commissie hiervan op de hoogte.

12.   Op verzoek van de Commissie geeft het ENTSB voor gas zijn zienswijze op de vaststelling van richtsnoeren als bepaald in artikel 23.

Artikel 9

Toezicht door het Agentschap

1.   Het Agentschap houdt toezicht op de uitvoering van de in artikel 8, leden 1, 2 en 3, bedoelde taken van het ENTSB voor gas, en brengt verslag uit aan de Commissie.

Het Agentschap houdt toezicht op de toepassing van de overeenkomstig artikel 8, lid 2, opgestelde netcodes door het ENTSB voor gas, en van de netcodes die overeenkomstig artikel 6, leden 1 tot en met 10, zijn ontwikkeld, maar niet overeenkomstig artikel 6, lid 11, door de Commissie zijn goedgekeurd. Indien het ENTSB voor gas er niet in is geslaagd dergelijke netcodes toe te passen, verzoekt het Agentschap het ENTSB voor gas een naar behoren gemotiveerde uitleg te verschaffen over de redenen waarom het er niet in is geslaagd. Het Agentschap stelt de Commissie op de hoogte van deze uitleg en brengt hierover advies uit.

Het Agentschap houdt toezicht op en verricht onderzoek naar de toepassing van de netcodes en de richtsnoeren die door de Commissie overeenkomstig artikel 6, lid 11, zijn aangenomen, en het effect daarvan op de harmonisatie van de toepasselijke voorschriften ter bevordering van marktintegratie, non-discriminatie, daadwerkelijke mededinging en efficiënte marktwerking, en brengt verslag uit aan de Commissie.

2.   Het ENTSB voor gas dient de ontwerp-versies van het netontwikkelingsplan dat de gehele Gemeenschap dekt, het jaarlijkse werkprogramma, met inbegrip van de informatie betreffende het raadplegingsproces en de overige in artikel 8, lid 3, bedoelde documenten, voor advies in bij het Agentschap.

Binnen twee maanden na de ontvangst daarvan verstrekt het Agentschap een naar behoren met redenen omkleed advies, alsmede aanbevelingen aan het ENTSB voor gas en de Commissie, als het van oordeel is dat de door het ENTSB voor gas ingediende ontwerpversie van het jaarlijkse werkprogramma of van het netontwikkelingsplan dat de gehele Gemeenschap dekt, niet bijdraagt tot non-discriminatie, daadwerkelijke mededinging, een efficiënte werking van de markt of een voldoende niveau van voor derde partijen toegankelijke grensoverschrijdende interconnectie.

Artikel 10

Raadplegingen

1.   Bij de voorbereiding van de netcodes, het ontwerp van het netontwikkelingsplan dat de gehele Gemeenschap dekt en het jaarlijkse werkprogramma bedoeld in artikel 8, leden 1, 2 en 3, raadpleegt het ENTSB voor elektriciteit uitvoerig, in een vroeg stadium en op een open en transparante wijze, overeenkomstig het in artikel 5, lid 1, bedoelde reglement van orde, alle relevante marktspelers, en in het bijzonder de organisaties die alle belanghebbenden vertegenwoordigen. Bij de raadpleging worden ook nationale regulerende instanties en overige nationale autoriteiten, producenten, leveranciers, netgebruikers met inbegrip van afnemers, distributiesysteembeheerders, met inbegrip van relevante (bedrijfstak)verenigingen, technische instanties en platforms van belanghebbenden betrokken. Beoogd wordt de zienswijze en voorstellen van alle relevante partijen in het besluitvormingsproces te vernemen.

2.   Alle documenten en notulen van vergaderingen die met de in lid 1 bedoelde raadplegingen verband houden, worden openbaar gemaakt.

3.   Alvorens het jaarlijkse werkprogramma en de netcodes bedoeld in artikel 8, leden 1, 2 en 3, vast te stellen, geeft het ENTSB voor gas aan hoe met de tijdens de raadpleging ontvangen opmerkingen rekening is gehouden. Waar geen rekening is gehouden met een opmerking, wordt dit gemotiveerd.

Artikel 11

Kosten

De kosten die met de in de artikelen 4 tot en met 12 genoemde werkzaamheden van het ENTSB voor gas verbonden zijn, worden gedragen door de transmissiesysteembeheerders en worden in aanmerking genomen bij de berekening van de tarieven. De regulerende instanties keuren deze kosten alleen goed indien deze redelijk en evenredig zijn.

Artikel 12

Regionale samenwerking tussen transmissiesysteembeheerders

1.   Binnen het ENTSB voor gas brengen transmissiesysteembeheerders regionale samenwerking tot stand om bij te dragen tot de uitvoering van de in artikel 8, leden 1, 2 en 3, genoemde werkzaamheden. Zij publiceren met name om de twee jaar een regionaal investeringsplan en mogen investeringsbeslissingen nemen op basis van het regionale investeringsplan.

2.   De transmissiesysteembeheerders bevorderen het treffen van operationele regelingen om een optimaal beheer van het netwerk te garanderen en bevorderen tevens de ontwikkeling van energiebeurzen, de gecoördineerde toewijzing van grensoverschrijdende capaciteit via non-discriminerende marktgeoriënteerde oplossingen met voldoende aandacht voor de specifieke verdiensten van impliciete veilingen voor kortetermijntoewijzingen en de integratie van balanceringsmechanismen.

3.   Ter verwezenlijking van de in de leden 1 en 2 van dit artikel vastgestelde doelen, kan de Commissie het geografische gebied dat door elke regionale samenwerkingsstructuur wordt bestreken, afbakenen, waarbij zij rekening houdt met reeds bestaande regionale samenwerkingsstructuren. Iedere lidstaat mag de samenwerking in meer dan één geografisch gebied bevorderen. De in de eerste zin bedoelde maatregel, die niet-essentiële onderdelen van deze verordening beoogt te wijzigen door haar aan te vullen, wordt vastgesteld volgens de in artikel 28, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

Te dien einde raadpleegt de Commissie het Agentschap en het ENTSB voor gas.

Artikel 13

Tarieven voor de toegang tot netten

1.   De door de transmissiesysteembeheerders toegepaste tarieven, of de voor de berekening daarvan gebruikte methoden die zijn goedgekeurd door de regulerende instanties overeenkomstig artikel 41, lid 6, van Richtlijn 2009/73/EG, alsmede de tarieven die worden gepubliceerd overeenkomstig artikel 32, lid 1, van die richtlijn, zijn transparant, houden rekening met de noodzaak van systeemintegriteit en verbetering ervan en zijn een afspiegeling van de werkelijke kosten, voor zover deze overeenkomen met die van een efficiënte, structureel vergelijkbare netbeheerder en transparant zijn, waarbij tevens wordt gelet op de nodige winst op de investeringen en in voorkomende gevallen met inachtneming van de benchmarking van tarieven door de regulerende instanties. De tarieven of de voor de berekening daarvan gebruikte methoden zijn niet-discriminerend.

De lidstaten kunnen besluiten dat de tarieven ook kunnen worden vastgesteld aan de hand van marktgerichte regelingen, zoals veilingen, mits dergelijke regelingen en de eruit voortvloeiende inkomsten door de regulerende instantie worden goedgekeurd.

De tarieven, of de methoden voor de berekening daarvan, zijn bevorderlijk voor de efficiënte handel in gas en voor de concurrentie en zijn tegelijk gericht op het vermijden van kruissubsidiëring tussen de netgebruikers en op het bieden van stimulansen voor investeringen en het handhaven of creëren van interoperabele transmissienetten.

Tarieven voor netgebruikers worden op niet-discriminerende wijze en voor elk entry- en exitpunt van het transmissiesysteem apart vastgesteld. Kostenverdelingsmechanismen en methoden voor tariefbepaling voor entry- en exitpunten worden goedgekeurd door de nationale regulerende instanties. De lidstaten zorgen ervoor dat na een overgangsperiode, d.w.z. uiterlijk op 3 september 2011 nettarieven niet berekend worden op basis van contractuele paden.

2.   De tarieven voor de toegang tot netten werken niet beperkend op de marktliquiditeit of verstorend voor de grensoverschrijdende handel van de verschillende transmissiesystemen. Indien verschillen in de tariefstructuren of balanceringsmechanismen de handel tussen transmissiesystemen zouden belemmeren, streven transmissiesysteembeheerders onverminderd artikel 41, lid 6, van Richtlijn 2009/73/EG, in nauwe samenwerking met de betrokken nationale instanties, actief naar de convergentie van tariefstructuren en tariefbeginselen, ook met betrekking tot balancering.

Artikel 14

Derdentoegangsdiensten bij transmissiesysteembeheerders

1.   Transmissiesysteembeheerders:

a)

waarborgen dat zij op niet-discriminerende basis diensten aan alle netgebruikers aanbieden;

b)

bieden zowel vaste als afschakelbare derdentoegangsdiensten aan. De prijs van afschakelbare capaciteit is een afspiegeling van de waarschijnlijkheid van afschakeling;

c)

dat zij de netgebruikers zowel lange- als kortetermijndiensten aanbieden;

Wanneer in verband met punt c) van de eerste alinea een transmissiesysteembeheerder dezelfde dienst aan meerdere afnemers aanbiedt, geschiedt dit onder gelijkwaardige contractuele voorwaarden, met gebruikmaking van geharmoniseerde transportcontracten of een door de bevoegde instantie volgens de procedure van artikel 41 van Richtlijn 2009/73/EG goedgekeurde gemeenschappelijke netcode.

2.   Transportcontracten met niet-standaardaanvangsdata of van een kortere duur dan een standaardtransportcontract van een jaar, resulteren niet in willekeurig hogere of lagere tarieven die niet de marktwaarde van de dienst weerspiegelen overeenkomstig de in artikel 13, lid 1, vermelde principes.

3.   Zo nodig kunnen derdentoegangsdiensten afhankelijk worden gesteld van passende garanties van netgebruikers wat hun kredietwaardigheid betreft. Zulke garanties mogen geen oneerlijke marktbelemmering vormen en moeten niet-discriminerend, transparant en evenredig zijn.

Artikel 15

Derdentoegangsdiensten bij opslag- en LNG-installaties

1.   LNG- en opslagsysteembeheerders:

a)

bieden op niet-discriminerende basis aan alle netgebruikers diensten aan die aan de marktbehoefte voldoen. Met name wanneer een LNG- of opslagsysteembeheerder dezelfde dienst aan meerdere afnemers aanbiedt, geschiedt dit onder gelijkwaardige contractuele voorwaarden;

b)

bieden diensten aan die aansluiten bij het gebruik van het stelsel van onderling verbonden gastransportsystemen en de toegang vergemakkelijken door samenwerking met de transmissiesysteembeheerder, en

c)

relevante informatie publiceren, en met name gegevens over het gebruik en de beschikbaarheid van diensten, binnen een tijdskader dat verenigbaar is met de redelijke commerciële behoeften van gebruikers van opslag- en LNG-installaties en onder toezicht van de nationale regulerende instantie.

2.   Opslagsysteembeheerders:

a)

bieden zowel vaste als afschakelbare derdentoegangsdiensten aan; de prijs van afschakelbare capaciteit is een afspiegeling van de waarschijnlijkheid van afschakeling;

b)

bieden opslaginstallatiegebruikers zowel lange- als kortetermijndiensten aan, en

c)

bieden opslaginstallatiegebruikers zowel gebundelde als ontvlochten diensten aan die verband houden met opslagruimte, injectiecapaciteit en levercapaciteit.

3.   LNG- en opslaginstallatiecontracten leiden niet tot willekeurig hogere tarieven wanneer ze gesloten worden:

a)

buiten een aardgasjaar met niet-standaardaanvangsdata, of

b)

met een kortere duur dan een standaard-LNG- en opslaginstallatiecontract op jaarbasis.

4.   Zo nodig kunnen derdentoegangsdiensten afhankelijk worden gesteld van passende garanties van netgebruikers wat hun kredietwaardigheid betreft. Zulke garanties mogen als dusdanig geen oneerlijke marktbelemmering vormen en zijn niet-discriminerend, transparant en evenredig.

5.   Contractuele grenzen met betrekking tot de vereiste minimumomvang van LNG-installatiecapaciteit en opslagcapaciteit berusten op technische beperkingen en vormen voor kleinere opslaggebruikers geen belemmering om toegang te verkrijgen tot opslagdiensten.

Artikel 16

Beginselen inzake mechanismen voor capaciteitsallocatie en procedures voor congestiebeheer bij transmissiesysteembeheerders

1.   Marktspelers krijgen de beschikking over de maximale capaciteit op alle relevante punten waaraan in artikel 18, lid 3, wordt gerefereerd, met inachtneming van systeemintegriteit en efficiënte netexploitatie.

2.   Transmissiesysteembeheerders implementeren en publiceren niet-discriminerende en transparante mechanismen voor capaciteitsallocatie, welke

a)

passende economische signalen geven voor een efficiënt en maximaal gebruik van de technische capaciteit en investeringen in nieuwe infrastructuur vergemakkelijken en de grensoverschrijdende uitwisseling van aardgas bevorderen;

b)

zorgen voor compatibiliteit met de marktmechanismen, met inbegrip van spotmarkten en trading hubs en tevens flexibel zijn en in staat zijn zich aan veranderende marktomstandigheden aan te passen, en

c)

compatibel zijn met de nettoegangssystemen van de lidstaten.

3.   Transmissiesysteembeheerders implementeren en publiceren niet-discriminerende en transparante procedures voor congestiebeheer die de grensoverschrijdende uitwisseling van gas op niet-discriminerende basis bevorderen, waarbij de beginselen van non-discriminatie en vrije concurrentie worden gerespecteerd:

a)

in geval van contractuele congestie biedt de transmissiesysteembeheerder ongebruikte capaciteit ten minste op „day-ahead”-basis en afschakelbaar op de primaire markt aan;

b)

netgebruikers die hun ongebruikte gecontracteerde capaciteit op de secundaire markt willen doorverkopen of -verhuren, hebben daartoe het recht.

In verband met punt b) van de eerste alinea kunnen de lidstaten kennisgeving of informatieverstrekking aan de transmissiesysteembeheerder door de netgebruikers verlangen.

4.   In geval van fysieke congestie worden door de transmissiesysteembeheerder of, in voorkomend geval, de regulerende instanties niet-discriminerende en transparante mechanismen voor capaciteitsallocatie toegepast.

5.   Transmissiesysteembeheerders beoordelen op gezette tijden de marktbehoefte aan nieuwe investeringen. Bij de planning van nieuwe investeringen beoordelen zij de marktbehoefte en houden zij rekening met de zekerheid van de voorziening.

Artikel 17

Beginselen inzake mechanismen voor capaciteitsallocatie en procedures voor congestiebeheer bij opslag- en LNG-installaties

1.   Marktdeelnemers krijgen de beschikking over de maximale opslag- en LNG-installatiecapaciteit, met inachtneming van systeemintegriteit en exploitatie.

2.   LNG- en opslagsysteembeheerders implementeren en publiceren niet-discriminerende en transparante mechanismen voor capaciteitsallocatie welke:

a)

passende economische signalen geven voor een efficiënt en maximaal gebruik van de capaciteit en investeringen in nieuwe infrastructuur vergemakkelijken;

b)

zorgen voor compatibiliteit met het marktmechanisme, met inbegrip van spotmarkten en trading hubs, en tevens flexibel zijn en in staat zijn zich aan veranderende marktomstandigheden aan te passen, en

c)

compatibel zijn met de toegangssystemen van de netten die met de LNG-opslagsystemen verbonden zijn.

3.   LNG- en opslaginstallatiecontracten bevatten mechanismen om het hamsteren van capaciteit te voorkomen, waarbij rekening wordt gehouden met de volgende bij contractuele congestie geldende beginselen:

a)

de systeembeheerder moet ongebruikte LNG-installatie- en opslagcapaciteit zonder uitstel op de primaire markt aanbieden; dit geschiedt bij opslaginstallaties ten minste op „day-ahead”-basis en afschakelbaar;

b)

LNG- en opslaginstallatiegebruikers die hun gecontracteerde capaciteit op de secundaire markt willen wederverkopen, moeten daartoe het recht hebben.

Artikel 18

Transparantievereisten voor transmissiesysteembeheerders

1.   De transmissiesysteembeheerders publiceren gedetailleerde informatie betreffende de diensten die zij aanbieden en de toegepaste relevante voorwaarden alsook de technische informatie die nodig is opdat netgebruikers effectieve nettoegang verkrijgen.

2.   Om transparante, objectieve en niet-discriminerende tarieven te garanderen en een efficiënt gebruik van het gasnet te bevorderen, publiceren de transmissiesysteembeheerders of de betrokken nationale instanties beknopte en voldoende gedetailleerde informatie over tariefderivatie, methodologie en structuur.

3.   Met betrekking tot de aangeboden diensten publiceert iedere transmissiesysteembeheerder voor alle relevante punten, waaronder de entry- en exitpunten, regelmatig, voortschrijdend en op een gebruikersvriendelijke en gestandaardiseerde wijze numerieke informatie over technische, gecontracteerde en beschikbare capaciteit.

4.   De relevante punten van een transmissiesysteem waarover de informatie moet worden gepubliceerd, worden door de bevoegde instanties na overleg met de netgebruikers goedgekeurd.

5.   De transmissiesysteembeheerders publiceren de krachtens deze verordening vereiste informatie altijd op een zinvolle, duidelijk meetbare en goed toegankelijke manier en op niet-discriminerende basis.

6.   Transmissiesysteembeheerders publiceren vooraf en achteraf informatie over vraag en aanbod die berust op nominaties, prognoses en de gerealiseerde flows in en uit het systeem. De nationale regelgevende instantie zorgt ervoor dat al deze informatie wordt gepubliceerd. De mate van gedetailleerdheid van de gepubliceerde informatie is een afspiegeling van de informatie die de transmissiesysteembeheerder tot zijn beschikking heeft.

Transmissiesysteembeheerders publiceren de getroffen maatregelen, de gemaakte kosten en de gegenereerde opbrengsten in verband met de balancering van het systeem.

De betrokken marktspelers verstrekken de in dit artikel bedoelde gegevens aan de transmissiesysteembeheerders.

Artikel 19

Transparantievereisten voor opslag- en LNG-installaties

1.   De LNG- en opslagsysteembeheerders publiceren gedetailleerde informatie over de diensten die zij aanbiedt en de toegepaste relevante voorwaarden, alsook de technische informatie die nodig is opdat LNG- en opslaginstallatiegebruikers effectieve toegang tot deze installaties verkrijgen.

2.   Met betrekking tot de aangeboden diensten publiceren de LNG- en opslagsysteembeheerders regelmatig, voortschrijdend en op een gebruikersvriendelijke gestandaardiseerde wijze numerieke informatie over gecontracteerde en beschikbare opslag- en LNG-installatiecapaciteit.

3.   LNG- en opslagsysteembeheerders publiceren de krachtens deze verordening vereiste informatie altijd op een zinvolle, duidelijk meetbare en goed toegankelijke manier en op niet-discriminerende basis.

4.   Alle LNG- en opslagsysteembeheerders publiceren de hoeveelheid gas in elke opslag- en LNG-installatie of — als dit overeenkomt met de manier waarop de gebruikers van het systeem toegang wordt verleend — groep van opslaginstallaties, de in- en uitstroom en de beschikbare opslag- en LNG-installatiecapaciteit. Dit geldt ook voor de installaties die van derdentoegang vrijgesteld zijn. De informatie wordt ook verstrekt aan de transmissiesysteembeheerder, die deze in geaggregeerde vorm voor elk systeem of subsysteem op basis van de relevante punten publiceert. De informatie wordt ten minste dagelijks geactualiseerd.

Indien de gebruiker van een opslagsysteem de enige gebruiker van een opslaginstallatie is, kan de opslaggebruiker bij de nationale regulerende instantie een met redenen omkleed verzoek om vertrouwelijke behandeling van de in de eerste alinea bedoelde informatie indienen. Indien de nationale regulerende instantie concludeert dat het verzoek gegrond is, rekening houdend met name met de noodzaak om het belang van de opslaggebruiker bij de rechtmatige bescherming van zijn zakengeheimen waarvan de bekendmaking zijn algehele handelsstrategie zou schaden, af te wegen tegen de doelstelling om een concurrerende interne markt voor gas tot stand te brengen, kan zij de opslagsysteembeheerder toestaan om de in de eerste alinea genoemde informatie gedurende ten hoogste een jaar niet bekend te maken.

De tweede alinea laat de in de eerste alinea genoemde verplichtingen van de transmissiesysteembeheerder onverlet, tenzij de geaggregeerde gegevens identiek zijn met de afzonderlijke opslagsysteemgegevens waarvoor de regulerende instantie de niet-bekendmaking heeft toegestaan.

5.   Om te zorgen voor transparante, objectieve en niet-discriminerende tarieven en om een efficiënt gebruik van de infrastructuurvoorzieningen te bevorderen publiceren de beheerders van LNG- en opslaginstallaties of de betrokken nationale regelgevende instanties voldoende gedetailleerde informatie over tariefafwijkingen, methodologieën en tariefstructuren voor infrastructuur onder geregelde derdentoegang.

Artikel 20

Bijhouden van gegevens door systeembeheerders

Transmissiesysteembeheerders, opslagsysteembeheerders en LNG-systeembeheerders houden vijf jaar lang alle in de artikelen 18 en 19 en in deel 3 van de bijlage I bedoelde informatie ter beschikking van de nationale autoriteiten, waartoe ook de nationale regulerende instantie behoort, de nationale mededingingsautoriteit en de Commissie.

Artikel 21

Balanceringsregels en tarieven voor onbalans

1.   De balanceringsregels worden ontworpen op eerlijke, niet-discriminerende en transparante wijze en zijn gebaseerd op objectieve criteria. De balanceringsregels zijn een afspiegeling van de werkelijke systeembehoeften, rekening houdend met de voor de transmissiesysteembeheerder beschikbare hulpmiddelen. Balanceringsregels zijn marktgericht.

2.   Om de netgebruikers in staat te stellen tijdig corrigerende maatregelen te nemen, verstrekken de transmissiesysteembeheerders voldoende, tijdige en betrouwbare online-informatie over de balanceringsstatus van de netgebruikers.

De verstrekte informatie is een afspiegeling van het niveau van de informatie die de transmissiesysteembeheerder tot zijn beschikking heeft, en sluit aan bij de verrekeningsperiode waarover onbalanskosten worden berekend.

Voor deze informatie krachtens dit lid worden geen kosten in rekening gebracht.

3.   De tarieven voor onbalans zijn zoveel mogelijk kostengeoriënteerd en stimuleren in voorkomende gevallen de netgebruikers om hun invoeding en onttrekking van gas te balanceren. Zij zijn gericht op het vermijden van kruissubsidiëring tussen de netgebruikers en houden geen belemmering in voor het betreden van de markt door nieuwkomers.

De methoden voor de berekening van de tarieven voor onbalans en de definitieve tarieven worden gepubliceerd door de bevoegde instanties of de transmissiesysteembeheerder, naar gelang van het geval.

4.   De lidstaten zien erop toe dat de transmissiesysteembeheerders streven naar harmonisatie van de balanceringsstelsels en naar stroomlijning van de structuren en de niveaus van de balanceringstarieven om de handel in gas te bevorderen.

Artikel 22

Verhandeling van capaciteitsrechten

Elke transmissie-, opslag- en LNG-systeembeheerder onderneemt redelijke stappen om mogelijk te maken en te bevorderen dat capaciteitsrechten vrij verhandelbaar zijn op een transparante en niet-discriminerende wijze. Ieder van deze beheerders werkt geharmoniseerde transport-, LNG-installatie- en opslagcontracten en -procedures op de primaire markt uit om de secundaire handel in capaciteit te bevorderen, en erkent de overdracht van primaire capaciteitsrechten voor zover daarvan door systeemgebruikers kennisgeving is gedaan.

Van deze transport-, LNG-installatie- en opslagcontracten en -procedures wordt aan de regulerende instantie kennisgeving gedaan.

Artikel 23

Richtsnoeren

1.   In voorkomend geval worden in de richtsnoeren inzake de minimaal vereiste harmonisatie die vereist is om het met deze verordening beoogde doel te verwezenlijken, ook het volgende gespecificeerd:

a)

bijzonderheden over de derdentoegangsdiensten, inclusief de aard, duur en andere eisen betreffende deze diensten, in overeenstemming met de artikelen 14 en 15;

b)

bijzonderheden over de beginselen inzake de mechanismen voor capaciteitsallocatie en inzake de toepassing van de procedures voor congestiebeheer bij contractuele congestie, in overeenstemming met de artikelen 16 en 17;

c)

bijzonderheden over de verstrekking van informatie en definitie van de technische informatie die nodig is opdat de netgebruikers effectieve toegang kunnen verkrijgen tot het systeem, en de definitie van alle voor de transparantievereisten relevante punten, inclusief de op alle relevante punten te publiceren informatie en het tijdschema voor de publicatie van deze informatie, in overeenstemming met de artikelen 18 en 19;

d)

bijzonderheden over de tariefmethodologie in verband met de grensoverschrijdende handel in aardgas, in overeenstemming met artikel 13, en

e)

bijzonderheden omtrent de in artikel 8, lid 6, vermelde onderwerpen.

Daartoe raadpleegt de Commissie het Agentschap en het ENTSB voor gas.

2.   De richtsnoeren betreffende de in lid 1, onder a), b) en c), genoemde kwesties zijn wat de transmissiesysteembeheerders betreft, opgenomen in de bijlage.

De Commissie kan richtsnoeren betreffende de in lid 1 van dit artikel genoemde onderwerpen vaststellen en de in punten a), b) en c) daarvan bedoelde richtsnoeren wijzigen. Deze maatregelen, die niet-essentiële onderdelen van deze verordening beogen te wijzigen, onder meer door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 28, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

3.   Bij de toepassing en de wijziging van de krachtens deze verordening aangenomen richtsnoeren wordt rekening gehouden met de verschillen tussen de nationale gassystemen. Derhalve zullen geen uniforme voorwaarden voor de toegang van derden op communautair niveau vereist zijn. Er kunnen evenwel minimumeisen worden gesteld waaraan moet worden voldaan om de voor een interne markt voor aardgas noodzakelijke niet-discriminerende en transparante voorwaarden voor nettoegang te verwezenlijken; deze minimumeisen kunnen vervolgens worden toegepast in het licht van de verschillen tussen de nationale gassystemen.

Artikel 24

Regulerende instanties

Bij de uitoefening van hun verantwoordelijkheden uit hoofde van deze verordening zorgen de regulerende instanties ervoor dat deze verordening en de krachtens artikel 23 vastgestelde richtsnoeren in acht worden genomen.

In voorkomend geval werken zij onderling met de Commissie en met het Agentschap samen overeenkomstig hoofdstuk VIII van Richtlijn 2009/73/EG.

Artikel 25

Informatieverstrekking

De lidstaten en de regulerende instanties verstrekken de Commissie op verzoek alle voor de toepassing van artikel 23 noodzakelijke informatie.

De Commissie stelt een redelijke termijn vast voor de informatieverstrekking, rekening houdend met de complexiteit van de gevraagde informatie en de urgentie.

Artikel 26

Recht van de lidstaten om meer gedetailleerde maatregelen te treffen

Deze verordening doet geen afbreuk aan het recht van de lidstaten om maatregelen te handhaven of in te voeren die meer gedetailleerde voorschriften bevatten dan die welke in deze verordening en de in artikel 23 bedoelde richtsnoeren zijn vervat.

Artikel 27

Sancties

1.   De lidstaten stellen de regels vast inzake de sancties die van toepassing zijn op inbreuken op de bepalingen van deze verordening en nemen alle nodige maatregelen om te waarborgen dat deze bepalingen worden uitgevoerd. De vastgestelde sancties zijn doeltreffend, evenredig en ontmoedigend. De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op 1 juli 2006 van deze regels, die overeenkomen met de bepalingen van Verordening (EG) nr. 1775/2005 in kennis en delen de Commissie onverwijld alle latere wijzigingen van die bepalingen mee. Zij stellen de Commissie uiterlijk 3 september 2009 in kennis van de regels die niet overeenstemmen met de bepalingen van Verordening (EG) nr. 1775/2005 en delen de Commissie onverwijld alle latere wijzigingen van die bepalingen mee.

2.   Sancties krachtens lid 1 zijn niet van strafrechtelijke aard.

Artikel 28

Comité

1.   De Commissie wordt bijgestaan door het comité dat is opgericht bij artikel 51 van Richtlijn 2009/73/EG.

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 bis, leden 1 tot en met 4, en artikel 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

Artikel 29

Verslag van de Commissie

De Commissie ziet toe op de uitvoering van deze verordening. In haar verslag op grond van artikel 52, lid 6, van Richtlijn 2009/73/EG rapporteert de Commissie ook over de bij de uitvoering van deze verordening opgedane ervaring. Met name wordt in het verslag onderzocht in hoeverre deze verordening heeft bewerkstelligd dat niet-discriminerende en op de kosten afgestemde voorwaarden voor toegang tot gastransmissienetten gelden, teneinde een bijdrage te leveren aan keuzemogelijkheden voor de afnemer in een goed functionerende interne markt voor aardgas en aan voorzieningszekerheid op lange termijn. Indien nodig gaat het verslag vergezeld van passende voorstellen en/of aanbevelingen.

Artikel 30

Ontheffingen en vrijstellingen

Deze verordening is niet van toepassing op:

a)

in de lidstaten gelegen aardgastransmissiesystemen, voor de duur van ontheffingen die zijn verleend uit hoofde van artikel 49 van Richtlijn 2009/73/EG;

b)

belangrijke nieuwe infrastructuur, d.w.z. de in artikel 36, leden 1 en 2, van Richtlijn 2009/73/EG bedoelde interconnectoren, LNG- en opslaginstallaties en aanzienlijke capaciteitsverhogingen van bestaande infrastructuur en wijzigingen van die infrastructuur die het mogelijk maken nieuwe bronnen voor de levering van gas te ontwikkelen, die zijn ontheven van de toepassing van de artikelen 9, 14, 32, 33 en 34 of van artikel 41, leden 6, 8 en 10, van die richtlijn, voor de duur van de ontheffing van de onder dit punt vermelde bepalingen, met uitzondering van artikel 19, lid 4, van deze verordening, of

c)

aardgastransmissiesystemen waarvoor krachtens artikel 48 van Richtlijn 2009/73/EG ontheffingen zijn verleend.

In verband met punt a) van de eerste alinea, kunnen lidstaten waaraan krachtens dit artikel 49 van Richtlijn 2009/73/EG ontheffingen zijn verleend de Commissie verzoeken om tijdelijke ontheffing van de toepassing van deze verordening, en wel voor een periode van ten hoogste twee jaar vanaf de datum waarop de in dit punt bedoelde ontheffing verstrijkt.

Artikel 31

Intrekking

Verordening (EG) nr. 1775/2005 wordt ingetrokken vanaf 3 maart 2011. Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar deze verordening en worden gelezen overeenkomstig de concordantietabel in bijlage II.

Artikel 32

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing vanaf 3 september 2009.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 juli 2009.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

H.-G. PÖTTERING

Voor de Raad

De voorzitter

E. ERLANDSSON


(1)  PB C 211 van 19.8.2008, blz. 23.

(2)  PB C 172 van 5.7.2008, blz. 55.

(3)  Advies van het Europees Parlement van 9 juli 2008 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad), Gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 9 januari 2009 (PB C 75 E van 31.3.2009, blz. 38) en standpunt van het Europees Parlement van 22 april 2009 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad). Besluit van de Raad van 25 juni 2009.

(4)  PB L 176 van 15.7.2003, blz. 57.

(5)  PB L 289 van 3.11.2005, blz. 1.

(6)  Zie bladzijde 94 van dit Publicatieblad.

(7)  Zie bladzijde 1 van dit Publicatieblad.

(8)  PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

(9)  PB L 262 van 22.9.2006, blz. 1.


BIJLAGE I

RICHTSNOEREN BETREFFENDE

1.   Derdentoegangsdiensten bij transmissiesysteembeheerders

1.   De transmissiesysteembeheerders bieden vaste en afschakelbare diensten aan met een minimumduur van één dag.

2.   De geharmoniseerde transportcontracten en gemeenschappelijke netcodes worden ontworpen op een wijze die bevorderlijk is voor de handel in en het hergebruik van de door de netgebruikers gecontracteerde capaciteit zonder de vrijgave van capaciteit te belemmeren.

3.   De transmissiesysteembeheerders ontwikkelen netcodes en geharmoniseerde contracten nadat zij naar behoren overleg hebben gepleegd met de netgebruikers.

4.   De transmissiesysteembeheerders implementeren gestandaardiseerde nominatie- en hernominatieprocedures. Zij ontwikkelen informatiesystemen en elektronische communicatiemiddelen om adequate gegevens te verstrekken aan de netgebruikers en om transacties zoals nominaties, capaciteitscontractering en overdracht van capaciteitsrechten tussen netgebruikers te vereenvoudigen.

5.   De transmissiesysteembeheerders harmoniseren geformaliseerde aanvraagprocedures en reactietermijnen overeenkomstig de beste branchepraktijk met het doel de reactietijden te minimaliseren. Na overleg met de relevante netgebruikers voorzien zij uiterlijk 1 juli 2006 in onlinecapaciteitsboekings- en confirmatiesystemen via beeldscherm alsook in nominatie- en hernominatieprocedures.

6.   De transmissiesysteembeheerders rekenen de netgebruikers niet afzonderlijk de informatieaanvragen en transacties aan die verband houden met hun transportcontracten en die worden uitgevoerd overeenkomstig de standaardregels en -procedures.

7.   Informatieaanvragen die buitengewone of excessieve uitgaven vereisen, zoals haalbaarheidsstudies, mogen afzonderlijk worden aangerekend, mits de kosten naar behoren kunnen worden aangetoond.

8.   De transmissiesysteembeheerders werken met andere transmissiesysteembeheerders samen bij het coördineren van het onderhoud van hun respectieve netten teneinde elke storing van de transmissiediensten aan netgebruikers en transmissiesysteembeheerders in andere gebieden zoveel mogelijk te beperken en teneinde te zorgen voor gelijke voordelen met betrekking tot de leveringszekerheid, ook in het transitverkeer.

9.   De transmissiesysteembeheerders publiceren ten minste eenmaal per jaar, binnen een vooraf bepaalde termijn, alle geplande onderhoudsperioden die van invloed kunnen zijn op de uit de transportcontracten voortvloeiende rechten van de netgebruikers alsmede desbetreffende operationele informatie, met een adequate vooraankondiging. Dit houdt in dat onverwijld en op niet-discriminerende basis alle wijzigingen van geplande onderhoudsperioden worden gepubliceerd en dat niet-gepland onderhoud wordt bekendgemaakt zodra de transmissiesysteembeheerders over deze informatie beschikken. Gedurende de onderhoudsperioden publiceren de transmissiesysteembeheerders regelmatig geactualiseerde informatie betreffende nadere bijzonderheden over het onderhoud, alsmede de verwachte duur en het effect ervan.

10.   De transmissiesysteembeheerders houden dagelijks een logboek bij van de werkelijke onderhouds- en flowstoringen die zich hebben voorgedaan en stellen dit op verzoek ter beschikking van de bevoegde instantie. Deze informatie wordt op verzoek eveneens ter beschikking gesteld van degenen die door een storing zijn getroffen.

2.   Beginselen inzake de mechanismen voor capaciteitsallocatie en de procedures voor congestiebeheer bij transmissiesysteembeheerders en de toepassing van deze procedures bij contractuele congestie

2.1.   beginselen inzake de mechanismen voor capaciteitsallocatie en de procedures voor congestiebeheer bij transmissiesysteembeheerders

1.   De mechanismen voor capaciteitsallocatie en de procedures voor congestiebeheer zijn bevorderlijk voor de ontwikkeling van concurrentie en de liquide verhandeling van capaciteit en zijn compatibel met de marktmechanismen, inclusief de spotmarkten en trading hubs. Zij zijn flexibel en aanpasbaar aan veranderende marktomstandigheden.

2.   In deze mechanismen en procedures wordt rekening gehouden met de integriteit van het betrokken systeem en met de leveringszekerheid.

3.   Deze mechanismen en procedures belemmeren de toetreding van nieuwe marktspelers niet en creëren evenmin overmatige hinderpalen voor het betreden van de markt. Zij beletten niet dat de marktspelers, inclusief nieuwe marktspelers en bedrijven met een klein marktaandeel, effectief concurreren.

4.   Door middel van deze mechanismen en procedures worden passende economische signalen gegeven voor de efficiënte en maximale benutting van technische capaciteit en worden investeringen in nieuwe infrastructuur aangemoedigd.

5.   Netgebruikers worden ingelicht over het soort omstandigheden dat de beschikbaarheid van gecontracteerde capaciteit kan beïnvloeden. De informatie over afschakeling dient overeen te komen met het informatieniveau waarover de transmissiesysteembeheerder beschikt.

6.   Indien het om systeemintegriteitsredenen moeilijk is de contractuele leveringsverplichtingen na te komen, brengen de transmissiesysteem-beheerders de netgebruikers op de hoogte en zoeken ze onverwijld een niet-discriminerende oplossing.

De transmissiesysteembeheerders raadplegen netgebruikers over procedures alvorens deze uit te voeren en komen ze met de regulerende instantie overeen.

2.2.   Procedures voor congestiebeheer bij contractuele congestie

1.   Ingeval gecontracteerde capaciteit niet wordt gebruikt, stellen de transmissiesysteembeheerders deze capaciteit op afschakelbare basis beschikbaar op de primaire markt via contracten van verschillende duur, mits deze capaciteit door de relevante netgebruiker (capaciteitshouder) niet tegen een redelijke prijs wordt aangeboden op de secundaire markt.

2.   Inkomsten uit vrijgegeven afschakelbare capaciteit worden gedeeld overeenkomstig de door de relevante regulerende instantie vastgestelde of goedgekeurde regels. Deze regels zijn verenigbaar met de eis van een effectief en efficiënt gebruik van het systeem.

3.   Een redelijke prijs voor vrijgegeven afschakelbare capaciteit kan door de relevante regulerende instanties worden bepaald, rekening houdend met de heersende specifieke omstandigheden.

4.   Waar passend doen de transmissiesysteembeheerders wat redelijkerwijs mogelijk is om ten minste een gedeelte van de ongebruikte capaciteit als vaste capaciteit aan de markt aan te bieden.

3.   Definitie van de technische informatie die netgebruikers nodig hebben om effectieve toegang tot het systeem te kunnen verkrijgen, definitie van alle voor de transparantievereisten relevante punten, alsmede de op alle relevante punten te publiceren informatie, en het tijdschema voor de publicatie van deze informatie

3.1.   Definitie van de technische informatie die netgebruikers nodig hebben om effectieve toegang tot het systeem te kunnen verkrijgen

De transmissiesysteembeheerders publiceren ten minste de volgende informatie over hun systemen en diensten:

a)

een gedetailleerde en uitvoerige beschrijving van de verschillende aangeboden diensten en hun tarieven;

b)

de verschillende typen transportcontracten die voor deze diensten beschikbaar zijn en, in voorkomend geval, de netcode en/of de standaardvoorwaarden waarin de rechten en verantwoordelijkheden van alle netgebruikers worden beschreven, inclusief de geharmoniseerde transportcontracten en andere relevante documenten;

c)

de geharmoniseerde procedures die worden toegepast wanneer gebruik wordt gemaakt van het transmissiesysteem, inclusief de definitie van kernbegrippen;

d)

voorzieningen inzake capaciteitsallocatie, congestiebeheer en ter voorkoming van hamsteren; procedures voor hergebruik;

e)

de regels die ten aanzien van de transmissiesysteembeheerder van toepassing zijn op de handel in capaciteit op de secundaire markt;

f)

in voorkomende gevallen de flexibiliteits- en tolerantiewaarden die zonder afzonderlijke vergoeding in het transport en de andere diensten begrepen zijn, alsook de daar bovenop aangeboden flexibiliteit en de overeenkomstige tarieven;

g)

een gedetailleerde beschrijving van het gassysteem van de transmissiesysteembeheerder met vermelding van alle relevante punten die zijn systeem interconnecteren met dat van andere transmissiesysteem-beheerders en/of gasinfrastructuur zoals LNG (vloeibaar aardgas) en infrastructuur die nodig is voor het aanbieden van ondersteunende diensten zoals bedoeld in artikel 2, punt 14, van Richtlijn 2009/73/EG;

h)

informatie over gaskwaliteit en drukeisen;

i)

de regels voor verbinding met het door de transmissiesysteembeheerder geëxploiteerde systeem;

j)

alle — tijdig verstrekte — informatie betreffende voorgestelde en/of werkelijke wijzigingen van de diensten of voorwaarden, inclusief de onder a) tot en met i) opgenomen onderdelen.

3.2.   Definitie van alle voor de transparantievereisten relevante punten

Tot de relevante punten behoren ten minste:

a)

alle entrypunten van een door een transmissiesysteembeheerder geëxploiteerd net;

b)

de belangrijkste exitpunten en -zones die ten minste 50 % van de totale exitcapaciteit van het net van een bepaalde transmissiesysteembeheerder bestrijken, evenals alle exitpunten en -zones die meer dan 2 % van de totale exitcapaciteit van het net bestrijken;

c)

alle punten die de verschillende netten van de transmissiesysteembeheerders interconnecteren;

d)

alle punten die het net van een transmissiesysteembeheerder verbinden met een LNG-terminal;

e)

alle essentiële punten binnen het net van een gegeven transmissiesysteembeheerder inclusief de verbindingspunten met gashubs. Als essentieel gelden alle punten waar zich, naar de ervaring leert, fysieke congestie kan voordoen;

f)

alle punten die het net van een gegeven transmissiesysteembeheerder verbinden met de infrastructuur die nodig is voor het aanbieden van ondersteunende diensten in de zin van artikel 2, punt 14, van Richtlijn 2009/73/EG.

3.3.   De op alle relevante punten te publiceren informatie en het tijdschema voor de publicatie van deze informatie

1.   Op alle relevante punten publiceren de transmissiesysteembeheerders op het internet regelmatig/voortschrijdend en op een gebruikersvriendelijke gestandaardiseerde wijze de volgende informatie over de dagelijkse capaciteitssituatie:

a)

de maximale technische capaciteit voor flows in beide richtingen;

b)

de totale gecontracteerde en afschakelbare capaciteit, en

c)

de beschikbare capaciteit.

2.   Voor alle relevante punten publiceren de transmissiesysteembeheerders ten minste 18 maanden van te voren de beschikbare capaciteiten en actualiseren zij deze informatie ten minste elke maand of frequenter indien nieuwe informatie beschikbaar wordt.

3.   De transmissiesysteembeheerders publiceren voor alle relevante punten dagelijks actualiseringen betreffende de beschikbaarheid van kortetermijndiensten (dag van te voren en week van te voren) op basis van onder meer nominaties, geldende contractuele verbintenissen en regelmatige langetermijnvoorspellingen (een termijn van ten hoogste tien jaar) van beschikbare capaciteiten op jaarbasis.

4.   De transmissiesysteembeheerders publiceren voor de afgelopen drie jaar voortschrijdend historische maximale en minimale maandelijkse capaciteitsgebruikspercentages en jaarlijkse gemiddelde flows op alle relevante punten.

5.   De transmissiesysteembeheerders houden dagelijks een logboek bij van de werkelijke geaggregeerde flows gedurende ten minste drie maanden.

6.   De transmissiesysteembeheerders registreren alle capaciteitscontracten en andere relevante informatie met betrekking tot het berekenen zowel als het verschaffen van toegang tot de beschikbare capaciteiten; de relevante nationale instanties hebben inzage in deze registraties voor de vervulling van hun taken.

7.   De transmissiesysteembeheerders verschaffen gebruikersvriendelijke instrumenten voor het berekenen van de tarieven voor de beschikbare diensten en voor het online verifiëren van de beschikbare capaciteit.

8.   Voor zover de transmissiesysteembeheerders niet in staat zijn de informatie te publiceren in overeenstemming met de punten 1, 3 en 7, plegen zij overleg met hun relevante nationale instanties en stellen zij zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk op 31 december 2006, een actieplan op voor de uitvoering.


BIJLAGE II

CONCORDANTIETABEL

Verordening (EG) nr. 1775/2005

Deze verordening

Artikel 1

Artikel 1

Artikel 2

Artikel 2

Artikel 3

Artikel 4

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 8

Artikel 9

Artikel 10

Artikel 11

Artikel 12

Artikel 3

Artikel 13

Artikel 4

Artikel 14

Artikel 15

Artikel 5

Artikel 16

Artikel 17

Artikel 6

Artikel 18

Artikel 19

Artikel 20

Artikel 7

Artikel 21

Artikel 8

Artikel 22

Artikel 9

Artikel 23

Artikel 10

Artikel 24

Artikel 11

Artikel 25

Artikel 12

Artikel 26

Artikel 13

Artikel 27

Artikel 14

Artikel 28

Artikel 15

Artikel 29

Artikel 16

Artikel 30

Artikel 31

Artikel 17

Artikel 32

Bijlage

Bijlage I


RICHTLIJNEN

14.8.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 211/55


RICHTLIJN 2009/72/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 13 juli 2009

betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en tot intrekking van Richtlijn 2003/54/EG

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 47, lid 2, en de artikelen 55 en 95,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (1),

Gezien het advies van het Comité van de Regio’s (2),

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De interne markt voor elektriciteit, die sinds 1999 geleidelijk is ingevoerd in het geheel van de Gemeenschap, heeft tot doel een echte keuzevrijheid te bieden aan alle consumenten in de Europese Unie, zowel particulieren als ondernemingen, nieuwe mogelijkheden voor economische groei te creëren en de grensoverschrijdende handel te bevorderen en zo efficiëntieverbeteringen, concurrerende tarieven en een betere dienstverlening te bewerkstelligen, alsmede bij te dragen tot de leverings- en voorzieningszekerheid en de duurzaamheid van de economie.

(2)

Richtlijn 2003/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2003 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit (4) heeft aanzienlijk bijgedragen tot de totstandbrenging van een dergelijke interne markt voor elektriciteit.

(3)

De vrijheden die de burgers van de Unie in het Verdrag worden gegarandeerd, onder meer het vrij verkeer van goederen, de vrijheid van vestiging en de vrijheid van dienstverlening, kunnen evenwel enkel verwezenlijkt worden in een volledig opengestelde markt waarop alle consumenten hun leveranciers vrijelijk kunnen kiezen en alle aanbieders vrijelijk aan hun afnemers leveren.

(4)

Momenteel bestaan er evenwel belemmeringen voor de verkoop van elektriciteit onder gelijke voorwaarden en zonder discriminatie of achterstelling in de Gemeenschap. Er is met name nog steeds geen sprake van een niet-discriminerende nettoegang en van een gelijk niveau van regulerend toezicht in de lidstaten.

(5)

De zekerheid van de elektriciteitsvoorziening is van vitaal belang voor de ontwikkeling van de Europese maatschappij, voor de uitvoering van een duurzaam beleid inzake klimaatverandering en voor de bevordering van het concurrentievermogen op de interne markt. Hiertoe moeten de grensoverschrijdende interconnecties verder worden uitgebouwd om de voorziening van alle energiebronnen tegen de best concurrerende prijzen veilig te stellen voor zowel de consumenten als het bedrijfsleven in de Gemeenschap.

(6)

Een goed functionerende interne markt voor elektriciteit moet producenten ertoe aanzetten te investeren in nieuwe vormen van stroomproductie, met inbegrip van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen, waarbij speciale aandacht moet uitgaan naar de meest afgelegen landen en regio’s op de energiemarkt van de Gemeenschap. Een goed functionerende markt moet tevens consumenten afdoende maatregelen bieden om efficiënter gebruik te maken van energie, wat alleen kan als de zekerheid van de energievoorziening verzekerd is.

(7)

In de mededeling van de Commissie van 10 januari 2007„Een energiebeleid voor Europa” wordt het belang onderstreept van de voltooiing van de interne markt voor elektriciteit en de totstandbrenging van gelijke mededingingsvoorwaarden voor alle in de Gemeenschap gevestigde elektriciteitsbedrijven. Uit de mededelingen van de Commissie van 10 januari 2007 getiteld „de vooruitzichten voor de interne gas- en elektriciteitsmarkt” en „Onderzoek op grond van artikel 17 van Verordening (EG) nr. 1/2003 naar de Europese gas- en elektriciteitssectoren (Eindverslag)” blijkt dat de huidige regels en maatregelen niet het vereiste kader leveren om de doelstelling van een goed functionerende interne markt te verwezenlijken.

(8)

Om de mededinging en de levering van elektriciteit tegen de meest concurrerende prijs te verzekeren, moeten de lidstaten en de nationale regulerende instanties grensoverschrijdende toegang voor nieuwe leveranciers van elektriciteit afkomstig van diverse energiebronnen en voor nieuwe aanbieders van stroomproductie makkelijker maken.

(9)

Zonder een effectieve scheiding van netten van productie- en leveringsactiviteiten („effectieve ontvlechting”) bestaat het inherente risico van discriminatie, niet alleen bij de exploitatie van de netten, maar ook wat de stimulansen voor verticaal geïntegreerde bedrijven betreft om op toereikende wijze in hun netten te investeren.

(10)

De juridische en functionele ontvlechtingsregels als bepaald in Richtlijn 2003/54/EG hebben evenwel niet geleid tot een effectieve ontvlechting van de transmissiesysteembeheerders. Derhalve heeft de Europese Raad in zijn zitting van 8 en 9 maart 2007 de Commissie verzocht om wetgevingsvoorstellen uit te werken voor een daadwerkelijke scheiding tussen leverings- en productiediensten, enerzijds, en netexploitatie, anderzijds.

(11)

Uitsluitend het wegwerken van stimulansen voor verticaal geïntegreerde bedrijven om hun concurrenten met betrekking tot nettoegang en -investeringen te discrimineren, kan een effectieve ontvlechting waarborgen. Ontvlechting van de eigendom, hetgeen met zich brengt dat de neteigenaar wordt aangewezen als de systeembeheerder en onafhankelijk is van belangen bij de productie en levering, is duidelijk een effectieve en stabiele manier om het inherente belangenconflict op te lossen en de leverings- en voorzieningszekerheid te waarborgen. Om deze reden heeft het Europees Parlement in zijn resolutie van 10 juli 2007 inzake de vooruitzichten voor de interne gas- en elektriciteitsmarkt (5) gesteld dat het ontvlechting van de eigendom op het niveau van de transmissie ziet als het efficiëntste middel om investeringen in infrastructuur op niet-discriminerende wijze te bevorderen en te zorgen voor eerlijke toegang tot het net voor nieuwkomers en transparantie op de markt. In het kader van ontvlechting van de eigendom moet van de lidstaten worden geëist dat zij ervoor waken dat dezelfde persoon of personen zeggenschap kan dan wel kunnen uitoefenen over een productie- of leveringsbedrijf en tegelijk zeggenschap of rechten kan dan wel kunnen uitoefenen over een transmissiesysteembeheerder of een transmissiesysteem. Omgekeerd moet zeggenschap over een transmissiesysteem of een transmissiesysteembeheerder de mogelijkheid uitsluiten zeggenschap of rechten uit te oefenen over een productie- of leveringsbedrijf. Binnen deze grenzen mogen productie- of leveringsbedrijven minderheidsbelangen hebben in transmissiesysteembeheerders of transmissiesystemen.

(12)

Eventuele systemen voor ontvlechting moeten doeltreffend zijn bij het wegnemen van eventuele belangenconflicten tussen producenten, leveranciers en transmissiesysteembeheerders, teneinde prikkels te creëren voor de nodige investeringen en de toegang van nieuwkomers op de markt met een transparant, efficiënt reguleringsstelsel te waarborgen, en zij mogen voor nationale regulerende instanties geen te bezwaarlijk reguleringsstelsel opleveren.

(13)

De definitie van de term „zeggenschap” is overgenomen uit Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad van 20 januari 2004 betreffende de controle op concentraties van de ondernemingen (6).

(14)

Aangezien ontvlechting van de eigendom in sommige gevallen een herstructurering van de bedrijven vergt, moeten de lidstaten die besluiten tot ontvlechting van de eigendom over te gaan, extra tijd krijgen om de relevante bepalingen toe te passen. Gezien de verticale kruisverbanden tussen de elektriciteits- en de gassector moeten de ontvlechtingsbepalingen voor beide sectoren samen gelden.

(15)

Om in het kader van de ontvlechting van de eigendom volledige onafhankelijkheid van de netexploitatie ten aanzien van productie- en leveringsbelangen te waarborgen en de uitwisseling van vertrouwelijke informatie te voorkomen, mag eenzelfde persoon geen lid zijn van de raad van bestuur van zowel een transmissiesysteembeheerder of een transmissiesysteem als een bedrijf dat één van de functies van productie of levering verricht. Om dezelfde reden mag eenzelfde persoon niet over de bevoegdheid beschikken om leden van de raad van bestuur van een transmissiesysteembeheerder of een transmissiesysteem aan te wijzen, én zeggenschap of rechten uit te oefenen over een productie- of leveringsbedrijf.

(16)

De aanwijzing van een systeem- of transmissiebeheerder die onafhankelijk is van productie- en leveringsbelangen, dient het voor een verticaal geïntegreerde bedrijf mogelijk te maken om zijn eigendom van netactiva te handhaven en tegelijkertijd een effectieve scheiding van belangen te bewerkstelligen, op voorwaarde dat deze onafhankelijke systeembeheerder of de onafhankelijke transmissiebeheerder alle functies van een systeembeheerder vervult en er is voorzien in gedetailleerde regulerings- en toezichtmechanismen.

(17)

Wanneer, op 3 september 2009 een bedrijf dat eigenaar is van een transmissiesysteem deel uitmaakt van een verticaal geïntegreerd bedrijf, moeten de lidstaten daarom de keuze krijgen tussen, hetzij ontvlechting van de eigendom, hetzij het aanwijzen van een systeem- of transmissiebeheerder die onafhankelijk is van productie- en leveringsbelangen.

(18)

Teneinde de belangen van de aandeelhouders van verticaal geïntegreerde bedrijven te vrijwaren, moeten de lidstaten de keuze hebben ontvlechting van de eigendom in te voeren, hetzij via directe desinvestering, hetzij via splitsing van de aandelen van het geïntegreerde bedrijf in aandelen in het netbedrijf en aandelen in het resterende productie- en leveringsbedrijf, mits wordt voldaan aan de eisen ten gevolge van ontvlechting van de eigendom.

(19)

De volledige doeltreffendheid van de oplossingen van een onafhankelijke systeem- of transmissiebeheerder moet worden gewaarborgd met behulp van specifieke aanvullende regels. De regels voor de onafhankelijke transmissiebeheerder verschaffen een geschikt regelgevingskader voor de waarborging van eerlijke mededinging, voldoende investeringen, toegang voor nieuwkomers op de markt en integratie van de markten voor elektriciteit. Effectieve ontvlechting door middel van de bepalingen inzake de onafhankelijke transmissiebeheerder moet berusten op een pijler met organisatorische maatregelen en maatregelen inzake het bestuur van transmissiesysteembeheerders en op een pijler met maatregelen op het gebied van investeringen, de aansluiting van nieuwe productiecapaciteiten op het net en marktintegratie door middel van regionale samenwerking. De onafhankelijkheid van de transmissiebeheerder moet tevens onder meer gewaarborgd worden door bepaalde afkoelingsperiodes tijdens welke in het verticaal geïntegreerde bedrijf geen bestuurs- of andere toepasselijke activiteiten worden uitgeoefend die toegang geven tot dezelfde informatie als die welke kon worden verkregen in een bestuursfunctie. Het model van effectieve ontvlechting door middel van een onafhankelijk transportbeheerder sluit aan bij de voorwaarden die de Europese Raad op 8 en 9 maart 2007 gesteld heeft.

(20)

Om de mededinging op de interne markt voor elektriciteit verder uit te breiden, moeten grote niet-huishoudelijke afnemers hun leveranciers kunnen uitkiezen, alsmede, teneinde hun elektriciteitsbehoeften veilig te stellen, contracten kunnen sluiten met verschillende leveranciers. Deze afnemers dienen te worden beschermd tegen exclusiviteitsclausules die tot gevolg hebben dat concurrerende of aanvullende aanbiedingen uitgesloten worden.

(21)

Een lidstaat mag kiezen voor volledige ontvlechting van de eigendom op zijn grondgebied. Indien een lidstaat dat recht heeft uitgeoefend, heeft een bedrijf niet het recht de onafhankelijke systeembeheerder of de onafhankelijke transmissiebeheerder aan te wijzen. Voorts kan een bedrijf dat één van de functies van productie of levering verricht geen directe of indirecte zeggenschap, noch rechten uitoefenen over een transmissiesysteembeheerder uit een lidstaat die wél voor volledige ontvlechting van de eigendom heeft gekozen.

(22)

Krachtens deze richtlijn zullen er in verschillende types van marktorganisatie bestaan op de interne markt voor elektriciteit. De maatregelen die de lidstaten uit hoofde van deze richtlijn kunnen nemen om voor gelijke mededingingsvoorwaarden te zorgen, moeten gebaseerd zijn op dwingende redenen van algemeen belang. Over de vraag of maatregelen verenigbaar zijn met het Verdrag en de wetgeving van de Gemeenschap moet de Commissie worden geraadpleegd.

(23)

Bij de toepassing van effectieve ontvlechting moet het beginsel van niet-discriminatie tussen de openbare en de particuliere sector in acht worden genomen. Daartoe mag eenzelfde persoon niet over de mogelijkheid beschikken om, in strijd met de regels van de ontvlechting van de eigendom of met de optie van de onafhankelijke systeembeheerder, enige zeggenschap of recht uit te oefenen, alleen dan wel gezamenlijk, op de samenstelling, stemming of besluitvorming in de organen van zowel de transmissiesysteembeheerders of transmissiesystemen als de productie- of leveringsbedrijven. Wat betreft de ontvlechting van de eigendom en de oplossing van de onafhankelijke systeembeheerder, moeten, mits de lidstaten in kwestie kunnen aantonen dat aan deze eis is voldaan, twee afzonderlijke overheidsinstanties zeggenschap kunnen hebben over enerzijds productie- en leveringsactiviteiten en anderzijds transmissieactiviteiten.

(24)

De volledige effectieve scheiding van, enerzijds, netactiviteiten en, anderzijds, leverings- en productieactiviteiten moet in de gehele Gemeenschap toegepast worden op zowel Gemeenschaps- als niet-Gemeenschapsbedrijven. Om te waarborgen dat netactiviteiten en leverings- en productieactiviteiten overal in de Gemeenschap onafhankelijk van elkaar worden gehouden, moeten de regulerende instanties de bevoegdheid krijgen de certificering te weigeren van transmissiesysteembeheerders die de ontvlechtingsregels niet naleven. Om een samenhangende toepassing van deze regels overal in de Gemeenschap te waarborgen, moeten de regulerende instanties ten volle rekening houden met het standpunt van de Commissie wanneer zij certificeringsbesluiten nemen. Om tevens de naleving van de internationale verplichtingen van de Gemeenschap en de solidariteit en de energiezekerheid in de Gemeenschap te waarborgen, moet de Commissie gerechtigd zijn een advies te geven betreffende de certificering in verband met een transmissiesysteembeheerder of een eigenaar van een transmissiesysteem waarover één of meer personen uit één of meer derde landen zeggenschap heeft.

(25)

De zekerheid van de energievoorziening is een essentieel element voor de openbare veiligheid en is daarom inherent verbonden met de efficiënte functionering van de markt voor elektriciteit en met de integratie van de geïsoleerde markten van de lidstaten. Elektriciteit kan de burgers van de Unie slechts bereiken via het net. Functionerende elektriciteitsmarkten en met name de netten en andere activa die met de levering van elektriciteit verbonden zijn, zijn essentieel voor de openbare veiligheid, het concurrentievermogen van de economie en het welzijn van de burgers van de Unie. Personen uit derde landen mogen bijgevolg alleen zeggenschap over een transmissiesysteem of een transmissiesysteembeheerder krijgen indien zij voldoen aan de eisen van daadwerkelijke scheiding die binnen de Gemeenschap van toepassing zijn. Onverlet haar internationale verplichtingen is de Gemeenschap van oordeel dat de sector van de elektriciteitstransmissiesystemen van groot belang is voor de Gemeenschap en dat dus extra beschermingsmaatregelen vereist zijn met betrekking tot het in stand houden van de energieleverings- en voorzieningszekerheid van de Gemeenschap, teneinde bedreigingen voor de openbare orde en de openbare veiligheid in de Gemeenschap en het welzijn van de burgers van de Unie te voorkomen. De leverings- en voorzieningszekerheid voor energie in de Gemeenschap noopt met name tot een beoordeling van de onafhankelijkheid van het netbeheer, van de mate waarin de Gemeenschap en de afzonderlijke lidstaten afhankelijk zijn van de levering van energie uit derde landen, alsmede van de behandeling van binnenlandse en buitenlandse handel en investeringen in energie in een bepaald derde land. De leverings- en voorzieningszekerheid voor energie moet derhalve worden beoordeeld in het licht van de feitelijke omstandigheden van elk geval, alsmede in het licht van de rechten en verplichtingen uit hoofde van het internationaal recht, in het bijzonder de internationale overeenkomsten tussen de Gemeenschap en het betrokken derde land. De Commissie wordt aangemoedigd om in voorkomend geval aanbevelingen te doen om te onderhandelen over toepasselijke overeenkomsten met derde landen waarin de leverings- en voorzieningszekerheid van energie in de Gemeenschap aan bod komt of om daartoe de nodige elementen op te nemen in andere onderhandelingen met deze derde landen.

(26)

Niet-discriminerende toegang tot het distributienet is bepalend voor de toegang tot afnemersdownstream op kleinhandelsniveau. De ruimte voor discriminatie wat toegang voor derden en investeringen betreft, is echter kleiner op distributieniveau dan op transmissieniveau omdat congestie en de invloed van de productie- of leveringsbelangen op het distributieniveau doorgaans minder groot zijn dan op het transmissieniveau. Bovendien is de wettelijke en functionele ontvlechting van de distributiesysteembeheerders overeenkomstig Richtlijn 2003/54/EG pas verplicht sinds 1 juli 2007 en moeten de effecten daarvan op de interne markt voor elektriciteit nog worden geëvalueerd. De momenteel geldende regels voor juridische en functionele ontvlechting kunnen resulteren in effectieve ontvlechting op voorwaarde dat zij duidelijker worden geformuleerd, goed ten uitvoer worden gelegd en nauwlettend worden gemonitord. Om gelijke mededingingsvoorwaarden op kleinhandelsniveau te creëren, moeten de activiteiten van de distributiesysteembeheerders daarom worden gemonitord om te voorkomen dat zij profiteren van hun verticale integratie ten gunste van hun concurrentiepositie op de markt, met name ten aanzien van huishoudelijke en kleine niet-huishoudelijke afnemers.

(27)

De lidstaten moeten de modernisering van distributienetwerken bevorderen, bijvoorbeeld door de invoering van slimme netwerken (smart grids), die op zodanige wijze moeten worden opgezet dat gedecentraliseerde opwekking en energie-efficiëntie worden bevorderd.

(28)

In geval van kleine systemen kan het voorkomen dat de ondersteunende diensten moeten worden verzorgd door transmissiesysteembeheerders waaraan de kleine systemen gekoppeld zijn.

(29)

Teneinde kleine distributiesysteembeheerders geen onevenredige financiële en administratieve lasten op te leggen, moeten de lidstaten, waar nodig, in staat zijn de betrokken bedrijven ontheffen van de voorschriften inzake juridische ontvlechting inzake distributie.

(30)

Waar gebruikgemaakt wordt van een gesloten distributiesysteem om optimale efficiëntie van een geïntegreerde energievoorziening te waarborgen waarbij specifieke exploitatienormen nodig zijn, of waar een gesloten distributiesysteem primair ten behoeve van de eigenaar van het systeem wordt gehandhaafd, moet de distributiesysteembeheerder kunnen worden vrijgesteld van verplichtingen die een onnodige administratieve belasting zouden vormen gezien de bijzondere aard van de betrekking tussen de distributiesysteembeheerder en de gebruikers van het systeem. Industrie- of commerciële locaties of locaties met gedeelde diensten, zoals spoorwegstations, luchthavens, ziekenhuizen, grote campings met geïntegreerde faciliteiten of chemische-industrielocaties kunnen een gesloten distributiesysteem hebben wegens de specifieke aard van hun activiteiten.

(31)

Vergunningsprocedures mogen niet leiden tot een administratieve belasting die niet in verhouding staat tot de grootte en het potentiële effect van de elektriciteitsproducenten. Te lange vergunningsprocedures kunnen een belemmering vormen voor de toegang voor nieuwkomers op de markt.

(32)

Verder moeten nog maatregelen worden getroffen om te zorgen voor transparante en niet-discriminerende tarieven voor de nettoegang. Deze tarieven moeten op een niet-discriminerende basis voor alle systeemgebruikers gelden.

(33)

Bij Richtlijn 2003/54/EG is voor de lidstaten de eis ingevoerd om regulators met specifieke bevoegdheden op te zetten. De ervaring heeft echter uitgewezen dat de doeltreffendheid van regulering vaak wordt belemmerd door het gebrek aan onafhankelijkheid van de regulators van hun regeringen en door de ontoereikendheid van hun bevoegdheden en beslissingsmacht. Om deze reden heeft de Europese Raad in zijn bijeenkomst van 8 en 9 maart 2007 te Brussel de Commissie verzocht wetgevingsvoorstellen uit te werken om te zorgen voor een verdere harmonisering van de bevoegdheden en een grotere onafhankelijkheid van de nationale energieregulators. Deze nationale regulerende instanties kunnen bevoegd zijn voor zowel elektriciteit als gas.

(34)

Om de interne markt voor elektriciteit goed te laten functioneren, moeten de energieregulators besluiten kunnen nemen over alle relevante reguleringskwesties en moeten zij volledig onafhankelijk zijn van alle andere publieke of particuliere belangen. Dit sluit rechterlijke toetsing en parlementair toezicht overeenkomstig het constitutionele recht van de lidstaten niet uit. Bovendien is de goedkeuring van de begroting van de regulator door de nationale wetgever niet op te vatten als een belemmering van de begrotingsautonomie. De bepalingen met betrekking tot de autonomie bij de uitvoering van de toegewezen begroting van de regulerende instantie dienen te worden toegepast in het kader dat door de nationale wet- en regelgeving inzake begrotingszaken is vastgesteld. Bij het bijdrage aan de onafhankelijkheid van de nationale regulerende instantie van politieke of economische belangen via een adequaat rouleringsschema, moeten de lidstaten kunnen rekening houden met de beschikbaarheid van personeel en de omvang van het bestuur.

(35)

Om ervoor te zorgen dat alle marktspelers, waaronder nieuwe deelnemers, daadwerkelijk toegang tot de markt hebben, zijn niet-discriminerende balanceringsmechanismen nodig die de kosten weerspiegelen. Zodra de elektriciteitsmarkt voldoende liquide is, moet dit worden verwezenlijkt door de invoering van transparante, op de markt gebaseerde mechanismen voor de levering en aankoop van de hoeveelheden elektriciteit die nodig zijn in het kader van de balanceringsbehoeften. Bij gebreke van een dergelijke liquide markt moeten de nationale regulerende instanties een actieve rol te spelen om te garanderen dat de balanceringstarieven niet-discriminerend zijn en een weerspiegeling van de kosten vormen. Tegelijkertijd moeten passende stimuleringsmaatregelen worden vastgesteld om de input en output van elektriciteit op elkaar af te stemmen en het systeem niet in gevaar te brengen. Transmissiesysteembeheerders dienen de deelname te vergemakkelijken van grote eindafnemers en groepen eindafnemers op reserve- en balanceringsmarkten.

(36)

De nationale regulerende instanties moeten in staat zijn de tarieven of de methoden voor de berekening van de tarieven vast te stellen of goed te keuren op basis van een voorstel van de transmissiesysteembeheerder(s), of van de distributiesysteembeheerder(s), dan wel op basis van een voorstel dat is overeengekomen tussen deze systeembeheerder(s) en de gebruikers van het net. Bij de uitvoering van deze taken moeten de nationale regulerende instanties ervoor zorgen dat de transmissie- en distributietarieven niet-discriminerend zijn en een weerspiegeling van de kosten vormen, en rekening houden met de op lange termijn, marginale vermeden netkosten van gedistribueerde productie en vraagzijdebeheersmaatregelen.

(37)

Energieregulators moeten de bevoegdheid krijgen om bindende besluiten vast te stellen in verband met elektriciteitsbedrijven, en doeltreffende, evenredige en afschrikwekkende sancties op te leggen aan elektriciteitsbedrijven die hun verplichtingen niet nakomen, dan wel de bevoegde rechterlijke instantie daartoe voorstellen te doen. Energieregulators moeten ook een bevoegdheid krijgen om, ongeacht de toepassing van de concurrentieregels, een besluit te nemen over passende maatregelen om voordelen voor de afnemers te waarborgen door middel van bevordering van daadwerkelijke mededinging die noodzakelijk is voor de goede werking van de interne markt voor elektriciteit. Het opzetten van virtuele energiecentrales — dat wil zeggen een programma voor het vrijgeven van elektriciteit, waarbij een elektriciteitsbedrijf wordt verplicht om gedurende een bepaalde periode aan geïnteresseerde leveranciers een bepaald volume elektriciteit te verkopen of ter beschikking te stellen, dan wel hun toegang te verlenen tot een deel van zijn productiecapaciteit — is één van de mogelijke maatregelen om daadwerkelijke mededinging te bevorderen en een goede werking van de markt te garanderen. Energieregulators moeten ook de bevoegdheid krijgen om bij te dragen tot het waarborgen van een hoog niveau van universele en openbare dienstverlening voor wat betreft de openstelling van de markt, van de bescherming van kwetsbare afnemers en van de effectiviteit van de maatregelen ter bescherming van de consument. Deze bepalingen laten de bevoegdheden van de Commissie op het gebied van de toepassing van de mededingingsregels, inclusief het onderzoek naar fusies met een communautaire dimensie, en de regels betreffende de interne markt, zoals het vrije verkeer van kapitaal, onverlet. De onafhankelijke instantie waarbij een door de beslissing van een nationale regulator getroffen partij beroep kan aantekenen, zou een rechtbank of een andere rechterlijke instantie kunnen zijn met de bevoegdheid om een rechterlijke toetsing uit te voeren.

(38)

Het harmoniseren van de bevoegdheden van nationale regulerende instanties moet de bevoegdheden omvatten om stimulansen te bieden aan elektriciteitsbedrijven, en om effectieve, evenredige en afschrikkende sancties op te leggen aan elektriciteitsbedrijven of een bevoegde rechtbank voor te stellen dergelijke sancties op te leggen. Bovendien moeten regulerende instanties gemachtigd zijn relevante informatie van de elektriciteitsbedrijven te verkrijgen, moeten zij aangewezen en toereikend onderzoek kunnen verrichten en moeten zij geschillen kunnen beslechten.

(39)

De interne markt voor elektriciteit lijdt onder een gebrek aan liquiditeit en transparantie, wat de efficiënte toewijzing van middelen, indekking van risico’s en toetreding van nieuwkomers belemmert. Er is behoefte aan een verhoogd concurrentievermogen en een betere voorzieningszekerheid door de integratie van nieuwe energiecentrales in het elektriciteitsnet in alle lidstaten te vergemakkelijken, en met name door nieuwkomers op de markt aan te moedigen. Het marktvertrouwen, de liquiditeit van de markt en het aantal marktdeelnemers moeten worden opgetrokken en daarvoor moet het regulerend toezicht op bedrijven die actief zijn in de elektriciteitslevering worden versterkt. Dergelijke eisen moeten verenigbaar zijn met het bestaande communautaire recht betreffende de financiële markten en laten bedoelde wetgeving onverlet. De energieregulators en de regulators voor de financiële markten moeten samenwerken teneinde het voor elkaar mogelijk te maken een overzicht over de betrokken markten te krijgen.

(40)

Voordat de Commissie richtsnoeren aanneemt waarin voorts de eisen met betrekking tot het bijhouden van gegevens worden omschreven, moeten het Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators, opgericht bij Verordening (EG) nr. 713/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot oprichting van een agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators (7) en hierna „het Agentschap” te noemen, en het Comité van Europese effectenregelgevers (hierna „het CESR” genoemd), opgericht bij Besluit 2009/77/EG van de Commissie (8), gezamenlijk de kwestie bestuderen en de Commissie van advies dienen over de inhoud van die richtsnoeren. Het Agentschap en het CESR moeten ook samenwerken om verder onderzoek te verrichten en advies te verlenen over de vraag of transacties in elektriciteitsleveringscontracten en elektriciteitsderivaten vóór of na de transactie moeten worden onderworpen aan transparantie-eisen en, wanneer dat het geval is, wat dan de inhoud van die eisen moet zijn.

(41)

De lidstaten, of indien een lidstaat hierin voorziet, de regulerende instantie dienen de ontwikkeling van afschakelbare leveringscontracten te stimuleren.

(42)

Ter wille van de eerlijkheid, het concurrentievermogen en, indirect, het scheppen van werkgelegenheid moeten de volledige handel- en industriesector in de Gemeenschap, met inbegrip van het midden- en kleinbedrijf, alsmede alle burgers van de Unie, die de economische voordelen van de interne markt genieten, ook kunnen profiteren van een hoge mate van consumentenbescherming, en met name huishoudelijke afnemers, en indien de lidstaten dit passend achten, moeten kleine bedrijven ook kunnen profiteren van garanties inzake openbare dienstverlening, in het bijzonder op het gebied van de leverings- en voorzieningszekerheid en redelijke tarieven. Deze afnemers moeten ook toegang hebben tot vrije keuze, eerlijke behandeling, belangenbehartiging en mechanismen voor geschillenbeslechting.

(43)

Bijna alle lidstaten hebben ervoor gekozen concurrentie op de markt voor elektriciteitproductie te waarborgen door middel van een transparante vergunningsprocedure. De lidstaten moeten er echter voor zorgen dat de mogelijkheid bestaat bij te dragen tot de leverings- en voorzieningszekerheid door middel van een aanbestedingsprocedure of een gelijkwaardige procedure, ingeval op basis van de vergunningsprocedure niet voldoende stroomproductiecapaciteit wordt gebouwd. De lidstaten moeten in het belang van de milieubescherming en de bevordering van nieuwe opkomende technieken de mogelijkheid hebben een aanbesteding voor nieuwe capaciteit uit te schrijven, op basis van gepubliceerde criteria. Zulke nieuwe capaciteit omvat onder meer elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen en warmtekrachtkoppeling.

(44)

In het belang van de leverings- en voorzieningszekerheid moet het evenwicht tussen vraag en aanbod in de afzonderlijke lidstaten worden gemonitord en in vervolg op zulke monitoren moet een verslag worden uitgebracht over de situatie op het niveau van de Gemeenschap, met inachtneming van de interconnectiecapaciteit tussen de verschillende regio’s. Met dergelijke monitoring moet tijdig genoeg een begin worden gemaakt, zodat passende maatregelen kunnen worden genomen indien de leverings- en voorzieningszekerheid in gevaar komt. De bouw en het onderhoud van de noodzakelijke netinfrastructuur, met inbegrip van interconnectiecapaciteit, moeten bijdragen aan een stabiele elektriciteitsvoorziening. De aanleg en het onderhoud van de nodige netinfrastructuur, waaronder interconnectiecapaciteit en decentraliseerde elektriciteitsopwekking, zijn belangrijke elementen voor het waarborgen van een stabiele elektriciteitsvoorziening.

(45)

De lidstaten moeten ervoor zorgen dat huishoudelijke afnemers, en, indien zij dat dienstig achten, kleine bedrijven, het recht hebben om tegen duidelijk vergelijkbare, transparante en redelijke prijzen van elektriciteit van een bepaalde kwaliteit te worden voorzien. Teneinde de handhaving van de hoge normen van de openbare dienstverlening in de Gemeenschap te waarborgen, moet de Commissie op gezette tijden in kennis worden gesteld van alle door de lidstaten genomen maatregelen ter verwezenlijking van de doelstellingen van deze richtlijn. De Commissie moet op gezette tijden een verslag publiceren waarin de op nationaal niveau genomen maatregelen ter verwezenlijking van de doelstellingen van openbare dienstverlening worden geanalyseerd en de doelmatigheid ervan wordt vergeleken, teneinde aanbevelingen te kunnen doen betreffende maatregelen die op nationaal niveau moeten worden genomen om een hoog peil van openbare dienstverlening te bereiken. De lidstaten moeten de nodige maatregelen nemen om kwetsbare afnemers in de context van de interne markt voor elektriciteit te beschermen. Die maatregelen kunnen verschillen naar gelang van de bijzondere omstandigheden in de betrokken lidstaat, en kunnen specifieke maatregelen omvatten in verband met de betaling van elektriciteitsrekeningen of meer algemene maatregelen in het kader van het socialezekerheidsstelsel. Indien ook voorzien is in een universele dienst aan kleine bedrijven, kunnen de maatregelen om te waarborgen dat die universele dienst wordt verstrekt, verschillen naar gelang het zij gericht zijn op huishoudelijke afnemers dan wel kleine bedrijven.

(46)

Naleving van de eisen inzake openbaredienstverlening is een fundamentele eis van deze richtlijn, en het is belangrijk dat in deze richtlijn gemeenschappelijke, door alle lidstaten nageleefde minimumnormen worden vastgesteld waarbij rekening wordt gehouden met de doelstellingen op het gebied van consumentenbescherming, leverings- en voorzieningszekerheid, milieubescherming en gelijkwaardige mededingingsniveaus in alle lidstaten. Het is belangrijk dat de eisen inzake openbaredienstverlening op nationale basis kunnen worden geïnterpreteerd, rekening houdend met de nationale omstandigheden en met inachtneming van de Gemeenschapswetgeving.

(47)

De lidstaten moeten een noodleverancier kunnen aanwijzen. Die leverancier kan de verkoopafdeling zijn van een verticaal geïntegreerd bedrijf dat ook een distributiefunctie heeft, mits de ontvlechtingsvoorschriften van deze richtlijn worden nageleefd.

(48)

De maatregelen van de lidstaten om de doelstellingen inzake sociale en economische cohesie te verwezenlijken moeten met name adequate economische stimulansen kunnen behelzen, waarbij, indien nodig, alle bestaande nationale en communautaire instrumenten worden gebruikt. Tot die instrumenten kunnen ook aansprakelijkheidsmechanismen, die de nodige investeringen moeten garanderen, behoren.

(49)

Voor zover de door de lidstaten genomen maatregelen ter vervulling van openbaredienstverplichtingen, steunmaatregelen van de staten, in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag vormen, moeten zij uit hoofde van artikel 88, lid 3, van het EG-Verdrag ter kennis van de Commissie worden gebracht.

(50)

De eisen inzake openbaredienstverlening, onder meer met betrekking tot de universele dienstverlening, en de gemeenschappelijke minimumnormen die daaruit voortvloeien, moeten verder worden versterkt om te waarborgen dat alle consumenten, met name de kwetsbaren onder hen, hun voordeel doen bij de vrije mededinging en bij billijke prijzen. De eisen inzake openbaredienstverlening dienen op nationaal niveau te worden gedefinieerd, met inachtneming van nationale omstandigheden; het Gemeenschapsrecht dient echter door de lidstaten te worden nageleefd. De burgers van de Unie en, waar dit door de lidstaten opportuun wordt geacht, kleine ondernemingen, dienen aanspraak te hebben op openbaredienstverplichtingen, vooral waar het gaat om leverings- en voorzieningszekerheid en redelijke prijzen. Toegang tot objectieve en transparante verbruiksgegevens is bij de levering aan afnemers een belangrijk aspect. De consumenten moeten dan ook over hun verbruiksgegevens en de bijbehorende prijzen en servicekosten kunnen beschikken zodat zij concurrenten kunnen uitnodigen een op deze gegevens gebaseerd aanbod te doen. De consument moet ook het recht hebben om naar behoren te worden geïnformeerd over zijn energieverbruik. Bij vooruitbetaling dient te worden uitgegaan van het verwachte elektriciteitsverbruik, en uiteenlopende betalingssystemen mogen klanten niet discrimineren. Voldoende regelmatig aan de consument verstrekte informatie over de energiekosten zal een stimulans zijn voor energiebesparing aangezien de consument hierdoor feedback krijgt over het effect van investeringen in energie-efficiëntie en het effect van gedragswijziging. In dit verband zal volledige tenuitvoerlegging van Richtlijn 2006/32/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2006 betreffende energie-efficiëntie bij het eindgebruik en energiediensten (9) de consumenten helpen hun energiekosten te verlagen.

(51)

De consumentenbelangen zouden in deze richtlijn centraal moeten staan, en de kwaliteit van de dienstverlening zou een kerntaak van elektriciteitsbedrijven moeten zijn. Bestaande rechten van consumenten moeten worden versterkt en gewaarborgd, en dienen meer transparantie te omvatten. Consumentenbescherming zou moeten waarborgen dat alle consumenten in de ruimere context van de Gemeenschap profiteren van een concurrerende markt. Consumentrechten dienen te worden gehandhaafd door de lidstaten, of, indien een lidstaat hierin voorziet, door de regulerende instanties.

(52)

De consumenten moeten kunnen beschikken over duidelijke en begrijpelijke informatie over hun rechten ten aanzien van de energiesector. De Commissie dient na raadpleging van de relevante belanghebbenden, waaronder lidstaten, nationale regulerende instanties, consumentenorganisaties en elektriciteitsbedrijven, een toegankelijke, gebruikersvriendelijke checklist voor energieconsumenten op te stellen met praktische informatie voor de consument over zijn rechten. Deze checklist dient aan alle consumenten te worden uitgereikt en algemeen beschikbaar te zijn.

(53)

Energiearmoede wordt in de Gemeenschap een steeds groter probleem. De lidstaten die hierdoor getroffen zijn en die zulks nog niet hebben gedaan, moeten dan ook nationale actieplannen ontwikkelen of andere adequate maatregelen treffen om energiearmoede aan te pakken en te zorgen voor een vermindering van het aantal personen dat onder een dergelijke situatie lijdt. De lidstaten dienen er in ieder geval voor te zorgen dat kwetsbare afnemers van energie voorzien blijven. Hierbij zou gebruik kunnen worden gemaakt van een geïntegreerde aanpak, bijvoorbeeld in het kader van het sociaal beleid, en de maatregelen zouden sociale beleidsmaatregelen of verbeteringen van de energie-efficiëntie van huizen kunnen omvatten. Op zijn minst zou deze richtlijn nationale beleidsmaatregelen ten gunste van kwetsbare afnemers moeten toestaan.

(54)

Efficiënte en voor alle consumenten toegankelijke middelen van geschillenbeslechting zijn een garantie voor betere consumentenbescherming. De lidstaten moeten voorzien in procedures voor een snelle en doeltreffende afhandeling van klachten.

(55)

De invoering van intelligente meetsystemen moet gebaseerd kunnen worden op een economische evaluatie. Indien uit die evaluatie blijkt dat de invoering van dergelijke meetsystemen alleen economisch haalbaar en kosteneffectief is voor afnemers met een zeker elektriciteitsverbruik, moeten de lidstaten hier rekening mee kunnen houden bij de invoering van intelligente meetsystemen.

(56)

De marktprijzen dienen de juiste stimulans te bieden voor de ontwikkeling van het netwerk en voor investering in nieuwe stroomopwekking.

(57)

De bevordering van eerlijke concurrentie en gemakkelijke toegang voor verschillende leveranciers alsmede de schepping van capaciteit voor nieuwe stroomproductie zouden voor de lidstaten zaken van het grootste belang moeten zijn, willen de consumenten ten volle kunnen profiteren van de voordelen van een geliberaliseerde interne markt voor elektriciteit.

(58)

Met het oog op de totstandbrenging van een interne markt voor elektriciteit moeten de lidstaten de integratie van hun nationale markten en de samenwerking van de netbeheerders op communautair en regionaal niveau bevorderen, waarbij de geïsoleerde systemen die elektriciteitseilanden in de Gemeenschap blijven vormen, ook worden geïntegreerd.

(59)

De ontwikkeling van een daadwerkelijke interne markt voor elektriciteit via een heel de Gemeenschap bestrijkend onderling gekoppeld netwerk dient een van de voornaamste doelstellingen van deze richtlijn te zijn en reguleringsvraagstukken met betrekking tot grensoverschrijdende koppelingen en regionale markten moeten daarom één van de belangrijkste taken van de regulerende instanties zijn, die waar toepasselijk in nauwe samenwerking met het Agentschap verricht worden.

(60)

Tot gemeenschappelijke regels komen voor een werkelijke interne markt en ruime en voor iedereen toegankelijke elektriciteitsvoorziening moet eveneens één van de belangrijkste doelstellingen van deze richtlijn vormen. Hiertoe zouden onvervalste marktprijzen een prikkel voor grensoverschrijdende interconnecties en voor investeringen in nieuwe energieproductie bieden, terwijl ze op langere termijn tot prijsconvergentie leiden.

(61)

De regulerende instanties moeten informatie aan de markt verstrekken ook om het voor de Commissie mogelijk te maken zich te kwijten van haar taak inzake observatie en monitoring van de interne markt voor elektriciteit en de ontwikkeling daarvan op korte, middellange en lange termijn, met inbegrip van aspecten zoals productiecapaciteit, verschillende bronnen van elektriciteitsproductie, transmissie- en distributie-infrastructuur, kwaliteit van de dienstverlening, grensoverschrijdende handel, congestiebeheer, investeringen, groothandels- en verbruikerstarieven, marktliquiditeit, en milieueffecten en efficiëntieverbeteringen. De nationale regulerende instanties moeten de mededingingsautoriteiten en de Commissie meedelen in welke lidstaten de mededinging en een goede werking van de markt worden belemmerd door de prijzen.

(62)

Aangezien de doelstelling van de richtlijn, namelijk de totstandbrenging van een volledig operationele interne markt voor elektriciteit, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve beter door de Gemeenschap kan worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap maatregelen vaststellen, in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel als uiteengezet in artikel 5 van het EG-Verdrag. Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel, zoals vervat in dit artikel, gaat deze richtlijn niet verder dan wat nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

(63)

Krachtens Verordening (EG) nr. 714/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende de voorwaarden voor toegang tot het net voor grensoverschrijdende handel in elektriciteit (10), kan de Commissie richtsnoeren vaststellen om het vereiste niveau van harmonisatie te bewerkstelligen. Dergelijke richtsnoeren, die bijgevolg bindende uitvoeringsmaatregelen zijn, vormen, ook ten aanzien van sommige bepalingen van deze richtlijn, een nuttig instrument dat wanneer nodig snel kan worden aangepast.

(64)

De voor de uitvoering van deze richtlijn vereiste maatregelen worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (11).

(65)

In het bijzonder moet aan de Commissie de bevoegdheid worden gegeven om de richtsnoeren vast te stellen die nodig zijn voor het bewerkstelligen van de minimale harmonisatie om het met deze richtlijn beoogde doel te kunnen bereiken. Aangezien het maatregelen van algemene strekking betreft tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn, door haar aan te vullen met nieuwe niet-essentiële onderdelen, moeten deze maatregelen worden vastgesteld volgens de in artikel 5 bis van Besluit 1999/468/EG bepaalde regelgevingsprocedure met toetsing.

(66)

Overeenkomstig punt 34 van het Interinstitutioneel Akkoord „Beter wetgeven” (12), worden de lidstaten ertoe aangespoord voor zichzelf en in het belang van de Gemeenschap hun eigen tabellen op te stellen, die voor zover mogelijk het verband weergeven tussen deze richtlijn en de omzettingsmaatregelen, en deze openbaar te maken.

(67)

Gezien de omvang van de hierin gedane wijzigingen van Richtlijn 2003/54/EG is het ter wille van de duidelijkheid en de logica wenselijk de betrokken bepalingen te herschikken door hen samen te brengen in één tekst in een nieuwe richtlijn.

(68)

Deze richtlijn is in overeenstemming met de grondrechten en beginselen die met name door het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie worden erkend,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ONDERWERP, WERKINGSSFEER EN DEFINITIES

Artikel 1

Werkingssfeer

Bij deze richtlijn worden, met het oog op het verbeteren en integreren van concurrerende elektriciteitsmarkten in de Gemeenschap, gemeenschappelijke regels vastgesteld voor de productie, de transmissie, de distributie en de levering van elektriciteit, alsook regels voor de bescherming van de consumenten. De richtlijn stelt de regels vast met betrekking tot de organisatie en de werking van de elektriciteitssector, de open toegang tot de markt, de criteria en procedures voor aanbestedingen en voor de verlening van vergunningen en het beheer van systemen. Ook worden verplichtingen op het gebied van de universele dienstverlening en de rechten voor elektriciteitsconsumenten vastgesteld, en worden de verplichtingen op het gebied van mededinging verduidelijkt.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze richtlijn gelden de volgende definities:

1.

„productie”: productie van elektriciteit;

2.

„producent”: natuurlijke persoon of rechtspersoon die elektriciteit produceert;

3.

„transmissie”: transport van elektriciteit langs het extra hoogspannings- en hoogspanningsstelsel van systemen, met het oog op de belevering van eindafnemers of distributiemaatschappijen, de levering zelf niet inbegrepen;

4.

„transmissiesysteembeheerder”: natuurlijke persoon of rechtspersoon die in een bepaald gebied verantwoordelijk is voor de exploitatie, het onderhoud en, zo nodig, de ontwikkeling van het transmissiesysteem alsook, indien van toepassing, de interconnecties ervan met andere systemen en die ervoor moet zorgen dat het systeem op lange termijn kan voldoen aan een redelijke vraag naar transmissie van elektriciteit;

5.

„distributie”: transport van elektriciteit langs hoog-, midden- en laagspanningsdistributiesystemen met het oog op de belevering aan afnemers, de levering zelf niet inbegrepen;

6.

„distributiesysteembeheerder”: natuurlijke persoon of rechtspersoon die in een bepaald gebied verantwoordelijk is voor de exploitatie, het onderhoud en, zo nodig, de ontwikkeling van het distributiesysteem alsook, indien van toepassing, de interconnecties ervan met andere systemen, en die ervoor moet zorgen dat het systeem op lange termijn kan voldoen aan een redelijke vraag naar distributie van elektriciteit;

7.

„afnemer”: een grootafnemer of een eindafnemer van elektriciteit;

8.

„grootafnemer”: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die elektriciteit koopt voor wederverkoop binnen of buiten het systeem waarop hij aangesloten is;

9.

„eindafnemer”: een afnemer die elektriciteit koopt voor eigen gebruik;

10.

„huishoudelijke afnemer”: een afnemer die elektriciteit koopt voor eigen huishoudelijk gebruik en niet voor commerciële of professionele activiteiten;

11.

„niet-huishoudelijke afnemer”: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die elektriciteit koopt die niet voor eigen huishoudelijk gebruik is bestemd; onder dit begrip vallen tevens producenten en grootafnemers;

12.

„in aanmerking komende afnemer”: een afnemer die vrij is om elektriciteit te kopen bij de leverancier van zijn keuze, in de zin van artikel 33;

13.

„interconnector”: uitrusting om elektriciteitssystemen onderling te koppelen;

14.

„stelsel van systemen”: een aantal transmissie- en distributiesystemen die door middel van één of meer interconnectoren met elkaar zijn verbonden;

15.

„directe lijn”: een elektriciteitslijn die een geïsoleerde productielocatie met een geïsoleerde afnemer verbindt, of een elektriciteitslijn die een elektriciteitsproducent en een elektriciteitsleverancier met elkaar verbindt om hun eigen vestigingen, dochterondernemingen en in aanmerking komende afnemers direct te bevoorraden;

16.

„economische rangorde”: een aan de hand van economische criteria bepaalde rangorde van bronnen voor de levering van elektriciteit;

17.

„ondersteunende dienst”: een dienst die nodig is voor de exploitatie van een transmissie- of distributiesysteem;

18.

„systeemgebruiker”: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die levert aan of afneemt van een transmissie- of distributiesysteem;

19.

„levering”: verkoop, wederverkoop daaronder begrepen, van elektriciteit aan afnemers;

20.

„geïntegreerd elektriciteitsbedrijf”: verticaal of horizontaal geïntegreerd bedrijf;

21.

„verticaal geïntegreerde bedrijf”: elektriciteitsbedrijf of groep van elektriciteitsbedrijven waarin dezelfde persoon of dezelfde personen, direct of indirect, het recht hebben zeggenschap uit te oefenen en waarbij het bedrijf of groep van bedrijven ten minste één van de functies van transmissie of distributie en ten minste één van de functie van productie of levering van elektriciteit verricht;

22.

„verwant bedrijf”: een verbonden onderneming, in de zin van artikel 41 van Zevende Richtlijn 83/349/EEG van de Raad van 13 juni 1983 op de grondslag van artikel 44, lid 2, onder g) (13), van het Verdrag betreffende de geconsolideerde jaarrekening (14), en/of een geassocieerde onderneming in de zin van artikel 33, lid 1, van die richtlijn en/of een onderneming die aan dezelfde aandeelhouders toebehoort;

23.

„horizontaal geïntegreerd bedrijf”: bedrijf dat ten minste één van de functies van productie voor de verkoop, transmissie, distributie of levering van elektriciteit, en daarnaast een niet op het gebied van elektriciteit liggende activiteit verricht;

24.

„aanbestedingsprocedure”: procedure waarmee in geplande nieuwe behoeften en vervangingscapaciteit wordt voorzien door leveringen uit nieuwe of bestaande productie-installaties;

25.

„planning op lange termijn”: planning van de behoeften aan investeringen in productie-, transmissie- en distributiecapaciteit op lange termijn, om aan de vraag naar elektriciteit van het systeem te voldoen en de levering aan de afnemers zeker te stellen;

26.

„klein geïsoleerd systeem”: systeem met een verbruik van minder dan 3 000 GWh in 1996 en waarvan minder dan 5 % van het jaarverbruik via interconnectie met andere systemen wordt verkregen;

27.

„geïsoleerd microsysteem”: systeem met een verbruik van minder dan 500 GWh in 1996, zonder interconnectie met andere systemen;

28.

„zekerheid”: zowel de zekerheid van de levering en de voorziening van elektriciteit als de technische beveiliging;

29.

„energie-efficiëntie/vraagzijdebeheer”: een algemene of geïntegreerde aanpak die erop gericht is de omvang en de timing van het elektriciteitsverbruik te beïnvloeden teneinde het primaire energieverbruik en piekbelastingen te verminderen door voorrang te geven aan investeringen in energie-efficiëntiebevorderende maatregelen of andere maatregelen, zoals onderbreekbare leveringscontracten, in plaats van aan investeringen om de productiecapaciteit te verhogen, indien de eerstgenoemde maatregelen de doelmatigste en meest economische optie vormen, mede gelet op het positieve milieueffect van een lager energieverbruik en de daarmee verband houdende aspecten met betrekking tot de voorzieningszekerheid en de distributiekosten;

30.

„hernieuwbare energiebronnen”: hernieuwbare niet-fossiele energiebronnen (wind, zon, geothermische warmte, golfslag, getij, waterkracht, biomassa, stortgas, gas van rioolzuiveringsinstallaties en biogassen);

31.

„gedistribueerde productie”: productie-installaties die aangesloten zijn op het distributiesysteem;

32.

„elektriciteitsleveringscontract”: een contract voor de levering van elektriciteit, een elektriciteitsderivaat niet inbegrepen;

33.

„elektriciteitsderivaat”: een financieel instrument, als omschreven in punten 5, 6 en 7 van deel C van bijlage I bij Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten (15), en dat betrekking heeft op elektriciteit;

34.

„zeggenschap”: rechten, overeenkomsten of andere middelen die, afzonderlijk of tezamen, met inachtneming van alle feitelijke of juridische omstandigheden, het mogelijk maken een beslissende invloed uit te oefenen op de activiteiten van een onderneming, met name:

a)

eigendoms- of gebruiksrechten op alle vermogensbestanddelen van een onderneming of delen daarvan;

b)

rechten of overeenkomsten die een beslissende invloed verschaffen op de samenstelling, het stemgedrag of de besluiten van de organen van een onderneming;

35.

„elektriciteitsbedrijf”: elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die ten minste een van de volgende functies vervult: productie, transmissie, distributie, levering of aankoop van elektriciteit, en die verantwoordelijk is voor de met deze functies verband houdende commerciële, technische of onderhoudswerkzaamheden, maar die geen eindafnemer is.

HOOFDSTUK II

ALGEMENE REGELS VOOR DE ORGANISATIE VAN DE SECTOR

Artikel 3

Openbaredienstverplichtingen en bescherming van de afnemer

1.   De lidstaten waarborgen op basis van hun institutionele organisatie en met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel dat elektriciteitsbedrijven, onverminderd lid 2, volgens de beginselen van deze richtlijn worden geëxploiteerd met het oog op de totstandbrenging van een door concurrentie gekenmerkte, zekere en in milieuopzicht duurzame elektriciteitsmarkt; wat hun rechten en plichten betreft, mogen zij deze bedrijven niet verschillend behandelen.

2.   Met volledige inachtneming van de toepasselijke bepalingen van het Verdrag, met name artikel 86, mogen de lidstaten in het algemeen economisch belang aan elektriciteitsbedrijven openbaredienstverplichtingen opleggen, die betrekking kunnen hebben op de zekerheid, waaronder de leverings- en voorzieningszekerheid, de regelmaat, de kwaliteit en de prijs van de leveringen zijn begrepen, alsmede op de bescherming van het milieu, met inbegrip van energie-efficiëntie, energie uit hernieuwbare bronnen en bescherming van het klimaat. Deze verplichtingen zijn duidelijk gedefinieerd, transparant, niet-discriminerend en controleerbaar en waarborgen de gelijke toegang voor communautaire elektriciteitsbedrijven tot nationale consumenten waarborgen. Met betrekking tot leverings- en voorzieningszekerheid en energie-efficiëntie/vraagzijdebeheer, alsmede ter verwezenlijking van milieudoelstellingen en doelstellingen voor energie uit hernieuwbare bronnen in de zin van dit lid, kunnen de lidstaten gebruikmaken van planning op lange termijn, daarbij rekening houdend met de mogelijkheid dat derden toegang tot het systeem wensen.

3.   De lidstaten waarborgen dat alle huishoudelijke afnemers en, indien zij dat dienstig achten, kleine ondernemingen, namelijk ondernemingen die minder dan 50 personen in dienst hebben en met een jaaromzet of een financiële balans van ten hoogste 10 miljoen EUR, aanspraak kunnen maken op universeledienstverlening, dat wil zeggen het recht op levering van elektriciteit van een bepaalde kwaliteit tegen redelijke, eenvoudig en duidelijk vergelijkbare, doorzichtige en niet-discriminerende prijzen op hun grondgebied. Om de universeledienstverlening te waarborgen, kunnen de lidstaten een noodleverancier aanwijzen. De lidstaten verplichten distributiebedrijven om afnemers op hun net aan te sluiten overeenkomstig de voorwaarden en tarieven die zijn vastgesteld volgens de procedure van artikel 37, lid 6. Niets in deze richtlijn mag de lidstaten ervan weerhouden om de marktpositie van de huishoudelijke, kleine en middelgrote consumenten te versterken door de mogelijkheden van vrijwillige gezamenlijke vertegenwoordiging voor deze groep consumenten te bevorderen.

Aan de eerste alinea van dit lid wordt uitvoering gegeven op transparante en niet-discriminerende wijze en zonder een belemmering te vormen voor de in artikel 33 voorgeschreven openstelling van de markt.

4.   De lidstaten zorgen ervoor dat alle afnemers aanspraak hebben op elektriciteitsvoorziening door een leverancier, behoudens de toestemming van de leverancier, ongeacht de lidstaat waar de leverancier is geregistreerd, zolang als de leverancier de geldende handels- en balanceringsregels toepast. In dit verband nemen de lidstaten alle noodzakelijke maatregelen om te waarborgen dat administratieve procedures geen discriminatie inhouden ten aanzien van leveranciers die reeds in een andere lidstaat zijn geregistreerd.

5.   De lidstaten zorgen ervoor dat:

a)

wanneer een afnemer met inachtneming van de contractuele voorwaarden van leverancier wenst te veranderen, dit binnen een termijn van drie weken wordt geregeld door de betrokken beheerder(s), en dat

b)

de afnemers gerechtigd zijn alle relevante gegevens omtrent het verbruik te ontvangen.

De lidstaten zorgen ervoor dat de rechten vermeld onder a) en b) gelden voor alle afnemers, zonder discriminatie op het vlak van kosten, moeite of tijd.

6.   Indien een lidstaat financiële compensatie, andere vormen van compensatie en exclusieve rechten voor het nakomen van de in de leden 2 en 3 bedoelde verplichtingen verleent, geschiedt dat op een niet-discriminerende en transparante wijze.

7.   De lidstaten nemen passende maatregelen om eindafnemers te beschermen en voorzien met name in adequate waarborgen voor de bescherming van kwetsbare afnemers. In dit verband definieert elke lidstaat het begrip kwetsbare afnemers, dat kan verwijzen naar energiearmoede en onder meer naar het verbod op afsluiting van de elektriciteitstoevoer van dergelijke afnemers in moeilijke tijden. De lidstaten waarborgen dat de rechten en verplichtingen met betrekking tot kwetsbare afnemers worden toegepast. Met name nemen zij maatregelen om eindafnemers in afgelegen gebieden te beschermen. Zij waarborgen een hoog niveau van consumentenbescherming, met name met betrekking tot de transparantie van contractvoorwaarden, algemene informatie en mechanismen voor geschillenbeslechting. De lidstaten zorgen ervoor dat een in aanmerking komende afnemer daadwerkelijk de mogelijkheid heeft gemakkelijk op een nieuwe leverancier over te stappen. Wat ten minste de huishoudelijke afnemers betreft, omvatten deze maatregelen de in bijlage I beschreven maatregelen.

8.   De lidstaten nemen passende maatregelen, zoals het opstellen van nationale energieactieplannen, het voorzien van steun in het kader van het socialezekerheidsstelsel om te waarborgen dat kwetsbare afnemers van elektriciteit voorzien blijven, of het voorzien van steun voor verbetering van de energie-efficiëntie, teneinde energiearmoede waar deze wordt vastgesteld aan te pakken, ook in de bredere context van armoedebestrijding. Dergelijke maatregelen mogen de daadwerkelijke openstelling van de markt zoals beschreven in artikel 33 en de werking van de markt niet in de weg staan, en worden waar nodig aan de Commissie meegedeeld worden, overeenkomstig lid 15 van dit artikel. Deze mededeling kan ook betrekking hebben op maatregelen die in het kader van het algemene socialezekerheidsstelsel worden genomen.

9.   De lidstaten zorgen ervoor dat elektriciteitsleveranciers op of bij de rekening en in promotiemateriaal voor de eindafnemers de volgende informatie verstrekken:

a)

het aandeel van elke energiebron in de totale brandstofmix van de leverancier in het voorgaande jaar, en wel op een begrijpelijke en dusdanige manier dat deze gegevens op het nationale niveau gemakkelijk kunnen worden vergeleken;

b)

ten minste verwijzingen naar bestaande referentiebronnen, zoals webpagina’s, waar voor het publiek toegankelijke informatie beschikbaar is over de gevolgen voor het milieu ten minste wat betreft CO2-emissies en radioactief afval van elektriciteit geproduceerd door de totale brandstofmix van de leverancier gedurende het voorafgaande jaar;

c)

informatie betreffende hun rechten aangaande de middelen van geschillenbeslechting waarover zij in geval van een geschil beschikken.

In verband met punt b) van de eerste alinea kunnen, voor elektriciteit die is verkregen via een elektriciteitsbeurs of die ingevoerd is van een buiten de Gemeenschap gelegen bedrijf, door de elektriciteitsbeurs of het betrokken bedrijf verstrekte geaggregeerde cijfers over het voorgaande jaar worden gebruikt.

De regulerende instantie of een andere bevoegde nationale autoriteit nemen de noodzakelijke stappen om ervoor te zorgen dat de overeenkomstig dit artikel door de leveranciers aan hun klanten verstrekte informatie betrouwbaar is en op een duidelijk vergelijkbare wijze op nationaal niveau wordt verstrekt.

10.   De lidstaten nemen maatregelen ter verwezenlijking van de doelstellingen inzake sociale en economische cohesie, milieubescherming, waaronder in voorkomend geval maatregelen inzake energie-efficiëntie/vraagzijdebeheer en middelen ter bestrijding van klimaatverandering alsmede inzake leverings- en voorzieningszekerheid. Bij deze maatregelen kan het met name gaan om het verstrekken van toereikende economische stimulansen, in voorkomend geval met gebruikmaking van alle bestaande nationale en communautaire instrumenten, voor onderhoud en aanleg van de noodzakelijke netinfrastructuur, inclusief interconnectiecapaciteit.

11.   Teneinde energie-efficiëntie te bevorderen bevelen de lidstaten, of indien de lidstaat hierin voorziet, de regulerende instanties, ten sterkste aan dat elektriciteitsbedrijven het gebruik van elektriciteit optimaliseren, bijvoorbeeld door het aanbieden van diensten op het gebied van energiebeheer of het ontwikkelen van innovatieve prijsformules, in voorkomend geval door de invoering van slimme metersystemen dan wel of slimme netwerken (smart grids).

12.   Elke lidstaat voorziet in één enkel contactpunt waar de consumenten alle nodige informatie kunnen krijgen over hun rechten, de vigerende wetgeving en de middelen van geschillenbeslechting in geval van een geschil. Dergelijke contactpunten kunnen deel uitmaken van de algemene consumentenvoorlichtingsloketten.

13.   De lidstaten waarborgen dat er een onafhankelijk mechanisme is, zoals een energieombudsman of een consumentenorgaan, voor de efficiënte afhandeling van klachten en buitengerechtelijke geschillenbeslechting.

14.   De lidstaten kunnen besluiten de bepalingen van de artikelen 7, 8, 32 en/of 34 niet toe te passen, voor zover de toepassing daarvan de elektriciteitsbedrijven in feite of in rechte verhindert zich van de hun in het algemeen economisch belang opgelegde verplichtingen te kwijten en mits de ontwikkeling van de handel niet wordt beïnvloed in een mate die strijdig is met de belangen van de Gemeenschap. De belangen van de Gemeenschap omvatten onder meer mededinging met betrekking tot de in aanmerking komende afnemers overeenkomstig deze richtlijn en artikel 86 van het Verdrag.

15.   De lidstaten delen de Commissie na de implementatie van deze richtlijn alle maatregelen mee die zijn vastgesteld om universeledienstverlening en openbaredienstverleningsverplichtingen in het leven te roepen, met inbegrip van consumentenbeschermings- en milieubeschermingsmaatregelen, en van de mogelijke gevolgen van die maatregelen voor de nationale en internationale concurrentie, ongeacht of deze maatregelen een ontheffing van deze richtlijn vereisen. Zij stellen de Commissie vervolgens om de twee jaar in kennis van alle wijzigingen van de maatregelen mee, ongeacht of deze maatregelen een ontheffing van deze richtlijn vereisen.

16.   De Commissie stelt in overleg met de relevante belanghebbenden, waaronder de lidstaten, de nationale regulerende instanties, consumentenorganisaties en elektriciteitsbedrijven, en, voortbouwend op de tot dan bereikte vooruitgang, de sociale partners, een duidelijke en beknopte checklist voor energieconsumenten op met praktische informatie inzake de rechten van energieconsumenten. De lidstaten waarborgen dat elektriciteitsleveranciers of distributiesysteembeheerders in samenwerking met de regulerende instanties de nodige maatregelen treffen om al hun consumenten te voorzien van een kopie van de checklist voor energieconsumenten en dat deze algemeen beschikbaar is.

Artikel 4

Monitoren van de leverings- en voorzieningszekerheid

De lidstaten zorgen ervoor dat aangelegenheden betreffende de voorzieningszekerheid worden gemonitord. Wanneer de lidstaten zulks nodig achten, kunnen zij deze taak toevertrouwen aan de in artikel 35 bedoelde regulerende instanties. Met name zullen het evenwicht tussen vraag en aanbod op de nationale markt, het niveau van de verwachte toekomstige vraag, geplande of in aanbouw zijnde extra capaciteit die wordt overwogen, en de kwaliteit en de staat van onderhoud van de netten, alsmede maatregelen ter dekking van de piekvraag en bij het in gebreke blijven van één of meer leveranciers gemonitord worden. De bevoegde autoriteiten publiceren om de twee jaar uiterlijk op 31 juli een verslag over de bevindingen die het monitoren van deze aangelegenheden heeft opgeleverd, alsmede de getroffen of overwogen maatregelen met betrekking tot deze aangelegenheden en zenden dit verslag onverwijld naar de Commissie.

Artikel 5

Technische voorschriften

De regulerende instanties, indien de lidstaat hierin voorziet, of de lidstaten zorgen ervoor dat er technische veiligheidscriteria worden opgesteld en dat er technische voorschriften worden opgesteld met de minimumeisen inzake het technische ontwerp en de exploitatie, waaraan moet worden voldaan voor de aansluiting op het systeem van productie-installaties, distributiesystemen, apparatuur van direct aangesloten afnemers, interconnectorcircuits en directe lijnen, en dat deze openbaar worden gemaakt. Die technische voorschriften waarborgen de interoperabiliteit van de systemen en zijn objectief en niet-discriminerend. Het Agentschap kan waar nodig passende aanbevelingen doen met betrekking tot het bereiken van compatibiliteit van deze voorschriften. Deze regels worden aan de Commissie meegedeeld overeenkomstig artikel 8 van Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (16).

Artikel 6

Bevordering van regionale samenwerking

1.   De lidstaten evenals de regulerende instanties werken onderling samen met het doel hun nationale markten op een of meer regionale niveaus te integreren, als eerste stap op weg naar de creatie van een volledig geliberaliseerde interne markt. Met name moedigen de regulerende instanties, indien de lidstaat hierin voorziet, of de lidstaten de samenwerking van transmissiesysteembeheerders op regionaal niveau aan en faciliteren zij deze, ook bij grensoverschrijdende vraagstukken, teneinde een concurrerende interne markt voor elektriciteit tot stand te brengen, bevorderen zij de samenhang van hun wettelijk, regelgevings- en technisch kader en vergemakkelijken zij de integratie van de geïsoleerde systemen die nog steeds „elektriciteitseilanden” in de Gemeenschap vormen. Het geografische gebied waarop deze regionale samenwerking betrekking heeft, omvat de samenwerking in geografische gebieden als omschreven overeenkomstig artikel 12, lid 3, van Verordening (EG) nr. 714/2009. Deze samenwerking kan aanvullend ook andere geografische gebieden bestrijken.

2.   Het Agentschap werkt samen met de nationale regulerende instanties en de transmissiesysteembeheerders ter waarborging van de compatibiliteit van de regelgevingskaders tussen de regio’s, met het oog op de totstandbrenging van een concurrerende interne markt voor elektriciteit. Wanneer het Agentschap bindende voorschriften voor een dergelijke samenwerking nodig acht, doet het aanbevelingen ter zake.

3.   De lidstaten zorgen er bij de uitvoering van deze richtlijn voor dat de transmissiesysteembeheerders een of meer geïntegreerde systemen op regionaal niveau hebben waaraan twee of meer lidstaten meewerken voor de toewijzing van capaciteit en voor de controle op de beveiliging van het net.

4.   Ingeval verticaal geïntegreerde transmissiesysteembeheerders deelnemen aan een gemeenschappelijke onderneming die is opgericht ter uitvoering van de samenwerking, ontwerpt en implementeert de gemeenschappelijke onderneming een nalevingsprogramma met de maatregelen die moeten worden genomen om discriminerend en concurrentieverstorend gedrag uit te sluiten. Dit programma bevat de specifieke verplichtingen van de werknemers ter verwezenlijking van die doelstelling van uitsluiting van discriminerend en concurrentieverstorend gedrag. Het wordt door het Agentschap goedgekeurd. De naleving van het programma wordt op onafhankelijk wijze gecontroleerd door de nalevingsfunctionarissen van de verticaal geïntegreerde transmissiesysteembeheerders.

HOOFDSTUK III

PRODUCTIE

Artikel 7

Vergunningsprocedure voor nieuwe capaciteit

1.   Voor de bouw van nieuwe productiecapaciteit voeren de lidstaten een vergunningsprocedure in die aan de hand van objectieve, transparante en niet-discriminerende criteria wordt toegepast.

2.   De lidstaten stellen de criteria voor de verlening van bouwvergunningen voor productiecapaciteit op hun grondgebied vast. Bij het vaststellen van passende criteria houden de lidstaten rekening met:

a)

de veiligheid en de bedrijfszekerheid van het elektriciteitssysteem, de installaties en de bijbehorende uitrusting;

b)

de bescherming van de volksgezondheid en de veiligheid;

c)

de bescherming van het milieu;

d)

ruimtelijke ordening en locatie;

e)

gebruik van grond met een openbare bestemming;

f)

energie-efficiëntie;

g)

de aard van de primaire energiebronnen;

h)

de bijzondere kenmerken van de aanvrager, zoals technische, economische en financiële capaciteit;

i)

de naleving van de maatregelen die krachtens artikel 3 zijn genomen;

j)

de bijdrage van de productiecapaciteit aan het bereiken van het algemene streefcijfer van de Gemeenschap van een aandeel energie uit hernieuwbare bronnen van minstens 20 % in het bruto eindverbruik van energie in de Gemeenschap in 2020 als bedoeld in Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (17), en

k)

de bijdrage van de opwekkingscapaciteit aan het verminderen van emissies.

3.   De lidstaten zorgen ervoor dat er specifieke vergunningsprocedures bestaan voor kleine gedecentraliseerde en/of gedistribueerde productie, waarbij rekening gehouden wordt met hun beperkte grootte en potentiële effect.

De lidstaten kunnen richtsnoeren vaststellen voor deze specifieke vergunningsprocedure. De nationale regulerende instanties of andere bevoegde nationale autoriteiten, waaronder planningsinstanties, beoordelen deze richtsnoeren en kunnen wijzigingen daarvan voorstellen.

Indien lidstaten specifieke vergunningsprocedures voor grondgebruik hebben vastgesteld voor het starten van grote nieuwe infrastructuurprojecten voor de productie van energie, laten de lidstaten in voorkomend geval de bouw van nieuwe opwekkingscapaciteit binnen het toepassingsgebied van deze procedures vallen en passen zij deze op niet-discriminerende wijze en binnen een passend tijdschema toe.

4.   De vergunningsprocedures en de criteria worden bekendgemaakt. De aanvragers worden op de hoogte gesteld van de redenen tot weigering van een vergunning. Die redenen zijn objectief en niet-discriminerend, op goede gronden berusten en naar behoren worden gestaafd. Beroep is voor de aanvrager mogelijk.

Artikel 8

Aanbestedingsprocedure voor nieuwe capaciteit

1.   De lidstaten zorgen er in het belang van de leverings- en voorzieningszekerheid voor dat in nieuwe capaciteit of maatregelen op het gebied van energie-efficiëntie/vraagzijdebeheer kan worden voorzien door middel van een aanbestedingsprocedure of een procedure die inzake transparantie en non-discriminatie gelijkwaardig is, op basis van bekendgemaakte criteria. Deze procedures kunnen echter alleen worden ingeleid indien de op basis van de vergunningsprocedure te bouwen productiecapaciteit of te nemen maatregelen op het gebied van energie-efficiëntie/vraagzijdebeheer niet voldoende zijn om de leverings- en voorzieningszekerheid te waarborgen.

2.   De lidstaten kunnen in het belang van de milieubescherming en de bevordering van opkomende technologieën voorzien in de mogelijkheid om een aanbestedingsprocedure voor nieuwe capaciteit te beginnen op basis van bekendgemaakte criteria. Deze aanbesteding kan betrekking hebben op nieuwe capaciteit of op maatregelen op het gebied van energie-efficiëntie/vraagzijdebeheer. Zulke aanbestedingsprocedure kan echter alleen worden gestart indien de op basis van de vergunningsprocedure te bouwen productiecapaciteit of te nemen maatregelen op het gebied van energie-efficiëntie/vraagzijdebeheer niet voldoende zijn om deze doelstellingen te bereiken.

3.   De details van de aanbestedingsprocedure voor de bouw van productiecapaciteit en voor maatregelen op het gebied van energie-efficiëntie/vraagzijdebeheer worden ten minste zes maanden vóór de uiterste inschrijvingsdatum in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt.

Het bestek wordt ter beschikking gesteld van ieder geïnteresseerd bedrijf dat gevestigd is op het grondgebied van een lidstaat, en wel zo dat het voldoende tijd heeft om in te schrijven.

Om transparantie en non-discriminatie te waarborgen, bevat het bestek een gedetailleerde beschrijving van de specificaties van het contract, de procedure die alle inschrijvers moeten volgen, alsmede een complete lijst van de criteria die bepalend zijn voor de selectie van de kandidaten en de gunning, waaronder stimulansen, zoals subsidies, die onder de aanbesteding vallen. De specificaties kunnen ook betrekking hebben op de gebieden, bedoeld in artikel 7, lid 2.

4.   In uitnodigingen tot inschrijving op aanbestedingen voor de vereiste productiecapaciteit moet ook rekening worden gehouden met inschrijvingen met langetermijnwaarborgen voor de levering van elektriciteit uit bestaande productie-eenheden, mits daarmee additionele behoeften kunnen worden gedekt.

5.   De lidstaten wijzen een autoriteit of een openbare instantie, dan wel een van de elektriciteitsproductie-, -transmissie-, -distributie- en -leveringsactiviteiten onafhankelijke privaatrechtelijke instantie aan, die een in artikel 35, lid 1, bedoelde regulerende instantie kan zijn, die verantwoordelijk is voor de organisatie van en het toezicht en de controle op de aanbestedingsprocedure, bedoeld in de leden 1 tot en met 4 van dit artikel. Wanneer een transmissiesysteembeheerder, wat de eigendom betreft, volledig onafhankelijk is van andere, niet met het transmissiesysteem samenhangende activiteiten, kan de transmissiesysteembeheerder worden aangewezen als de verantwoordelijke instantie voor de organisatie van en het toezicht en de controle op de aanbestedingsprocedure. Die autoriteit of instantie treft de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de geheimhouding van de gegevens in de inschrijvingen gewaarborgd is.

HOOFDSTUK IV

WERKING VAN HET TRANSMISSIESYSTEEM

Artikel 9

Ontvlechting van transmissiesystemen en van transmissiesysteembeheerders

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat per 3 maart 2012:

a)

elke onderneming die een transmissiesysteem bezit, handelt als een transmissiesysteembeheerder;

b)

dezelfde persoon of personen niet het recht hebben om:

i)

direct of indirect zeggenschap uit te oefenen over een bedrijf dat één van de functies productie of levering verricht, en direct of indirect zeggenschap uit te oefenen of enig recht uit te oefenen over een transmissiesysteembeheerder of een transmissiesysteem, of

ii)

direct of indirect zeggenschap uit te oefenen over een transmissiesysteembeheerder of een transmissiesysteem, en direct of indirect zeggenschap uit te oefenen of enig recht uit te oefenen over een bedrijf dat één van de functies van productie of levering uitvoert;

c)

dezelfde persoon of personen niet het recht hebben om leden aan te wijzen van de raad van toezicht, van de raad van bestuur of van organen die het bedrijf juridisch vertegenwoordigen, van een transmissiesysteembeheerder of een transmissiesysteem, en om directe of indirecte wijze zeggenschap uit te oefenen of enig recht uit te oefenen over een bedrijf dat één van de functies van productie of levering uitvoert, en

d)

dezelfde persoon niet het recht heeft om lid te zijn van de raad van toezicht, van de raad van bestuur of van organen die het bedrijf juridisch vertegenwoordigen, zowel van een bedrijf dat één van de functies van productie of levering uitvoert, als van een transmissiesysteembeheerder of een transmissiesysteem.

2.   De in lid 1, onder b) en c), bedoelde rechten omvatten met name:

a)

de bevoegdheid om stemrecht uit te oefenen;

b)

de bevoegdheid om leden aan te wijzen van de raad van toezicht, van de raad van bestuur of van organen die het bedrijf juridisch vertegenwoordigen, of

c)

het hebben van een meerderheidsaandeel.

3.   Voor de toepassing van lid 1, punt b), omvat het begrip „bedrijf dat één van de functies van productie of levering verricht” het begrip „bedrijf dat één van de functies van productie of levering verricht” in de zin van Richtlijn 2009/73/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas (18), en omvatten de begrippen „transmissiesysteembeheerder” en „transmissiesysteem” de begrippen „transmissiesysteembeheerder”, respectievelijk „transmissiesysteem” in de zin van die richtlijn.

4.   De lidstaten kunnen afwijkingen van lid 1, punten b) en c), toestaan tot uiterlijk 3 maart 2013, op voorwaarde dat de transmissiesysteembeheerders geen onderdeel vormen van een verticaal geïntegreerde bedrijf.

5.   De in lid 1, onder a), vervatte verplichting wordt geacht te zijn vervuld in een situatie waarin twee of meer bedrijven die transmissiesystemen bezitten, een gemeenschappelijke onderneming hebben opgericht die in twee of meer lidstaten optreedt als transmissiesysteembeheerder van het betrokken transmissiesysteem. Geen ander bedrijf mag deel uitmaken van de gemeenschappelijke onderneming, tenzij het overeenkomstig artikel 13 als onafhankelijke systeembeheerder of als een onafhankelijke transmissiebeheerder voor de toepassing van hoofdstuk V erkend is.

6.   Wanneer de in lid 1, onder b), c) en d), bedoelde persoon de lidstaat of een ander overheidsorgaan is, worden voor de toepassing van dit artikel twee afzonderlijke overheidsorganen die zeggenschap uitoefenen over, enerzijds, een transmissiesysteembeheerder of een transmissiesysteem en, anderzijds, een bedrijf dat één van de functies van productie of levering verricht, niet als dezelfde persoon of dezelfde personen beschouwd.

7.   De lidstaten waken erover dat de in artikel 16 bedoelde commercieel gevoelige gegevens in de handen van een transmissiesysteembeheerder die deel heeft uitgemaakt van een verticaal geïntegreerd bedrijf en het personeel van die transmissiesysteembeheerder, niet worden overgedragen aan bedrijven die één van de functies van productie of levering verrichten.

8.   De lidstaten kunnen besluiten lid 1 niet toe te passen, als het transmissiesysteem op 3 september 2009, toebehoort aan een verticaal geïntegreerd bedrijf.

In dat geval besluit de betrokken lidstaat:

a)

benoemt de lidstaat overeenkomstig artikel 13 een onafhankelijke systeemexploitant, of

b)

de bepalingen van hoofdstuk V na te leven.

9.   De lidstaten kunnen besluiten lid 1 niet toe te passen als het transmissiesysteem op 3 september 2009 toebehoort aan een verticaal geïntegreerd bedrijf en er regelingen van kracht zijn die een effectievere onafhankelijkheid van de transmissiesysteembeheerder waarborgen dan de bepalingen van hoofdstuk V.

10.   Voordat een bedrijf wordt goedgekeurd en aangewezen als transmissiesysteembeheerder uit hoofde van lid 9 van dit artikel, wordt het gecertificeerd volgens de procedures van artikel 10, leden 4 tot en met 6, van deze richtlijn, en van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 714/2009, tengevolge waarvan de Commissie controleert of de bestaande regelingen duidelijk een effectievere onafhankelijkheid van de transmissiesysteembeheerder waarborgen dan de bepalingen van hoofdstuk V.

11.   Een verticaal geïntegreerd bedrijf dat eigenaar is van een transmissiesysteem, mag in geen geval worden belet maatregelen te treffen om te voldoen aan het bepaalde in lid 1.

12.   Bedrijven die één van de functies van productie of levering verrichten mogen in geen geval in staat zijn op directe of indirecte wijze zeggenschap of enig recht uit te oefenen over ontvlochten transmissiesysteembeheerders in lidstaten die lid 1 toepassen.

Artikel 10

Aanwijzing en certificering van transmissiesysteembeheerders

1.   Voordat een bedrijf wordt goedgekeurd en als transmissiesysteembeheerder wordt aangewezen, wordt zij gecertificeerd volgens de procedures van de leden 4 tot en met 6, van dit artikel, en artikel 3 van Verordening (EG) nr. 714/2009.

2.   Bedrijven die eigenaar zijn van een transmissiesysteem en die overeenkomstig onderstaande certificeringsprocedure door de nationale regulerende instantie gecertificeerd zijn als zijnde in overeenstemming met de eisen van artikel 9, worden door de lidstaten goedgekeurd en aangewezen als transmissiesysteembeheerders. De aanwijzing van transmissiesysteembeheerders wordt aangemeld aan de Commissie en bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

3.   De transmissiesysteembeheerders stellen de regulerende instantie in kennis van elke geplande transactie die een herevaluatie kan vereisen van hun naleving van de eisen van artikel 9.

4.   De regulerende instanties zien erop toe dat de transmissiesysteembeheerders de eisen van artikel 9 permanent naleven. Zij starten een certificeringsprocedure op om bedoelde naleving te waarborgen:

a)

wanneer zij een in lid 3 bedoelde kennisgeving van de transmissiesysteembeheerder ontvangen;

b)

op eigen initiatief wanneer zij er kennis van hebben dat een geplande wijziging van rechten of invloed over transmissiesysteemeigenaars of -beheerders kan leiden tot een inbreuk op artikel 9, of wanneer zij redenen hebben om aan te nemen dat een dergelijke inbreuk heeft plaatsgevonden, of

c)

op een gemotiveerd verzoek van de Commissie.

5.   De regulerende instanties nemen een besluit over de certificering van een transmissiesysteembeheerder binnen vier maanden na de datum van kennisgeving door de transmissiesysteembeheerder of de datum van het verzoek van de Commissie. Na het verstrijken van deze periode wordt de certificering geacht te zijn toegekend. Het expliciete of stilzwijgende besluit van de regulerende instantie wordt pas van kracht na de afronding van de procedure van lid 6.

6.   Het expliciete of stilzwijgende besluit betreffende de certificering van een transmissiesysteembeheerder wordt door de regulerende instantie onverwijld ter kennis gebracht van de Commissie, samen met alle relevante informatie in verband met dit besluit. De Commissie besluit volgens de procedure van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 714/2009.

7.   De regulerende instanties en de Commissie kunnen bij de transmissiesysteembeheerder en bedrijven die één van de functies van productie of levering verrichten, alle informatie opvragen die van toepassing is voor de uitvoering van hun taken uit hoofde van dit artikel.

8.   De regulerende instantie en de Commissie nemen de vertrouwelijkheid van commercieel gevoelige gegevens in acht.

Artikel 11

Certificering met betrekking tot derde landen

1.   Indien de eigenaar van een transmissiesysteem of een transmissiesysteembeheerder waarover een persoon of personen uit een of meer derde landen zeggenschap hebben, om certificering verzoekt, stelt de regulerende instantie de Commissie daarvan in kennis.

De regulerende instantie stelt de Commissie tevens onverwijld in kennis van omstandigheden die ertoe zouden leiden dat een persoon of personen uit een of meer derde landen zeggenschap verkrijgen over een transmissiesysteem of een transmissiesysteembeheerder.

2.   De transmissiesysteembeheerder stelt de regulerende instantie in kennis van omstandigheden die ertoe zouden leiden dat een persoon of personen uit een of meer derde landen zeggenschap verkrijgen over het transmissiesysteem of de transmissiesysteembeheerder.

3.   De regulerende instantie neemt binnen vier maanden na de datum van kennisgeving door de transmissiesysteembeheerder een ontwerpbesluit over de certificering van een transmissiesysteembeheerder. De instantie weigert de certificering indien niet is aangetoond:

a)

dat de entiteit in kwestie voldoet aan de vereisten van artikel 9, en

b)

ten overstaan van de regulerende instantie of een andere bevoegde instantie, aangewezen door de lidstaat die de certificering toekent, dat het toekennen van de certificering geen bedreiging vormt voor de energievoorzieningszekerheid van de lidstaat en de Gemeenschap. Bij het beraad over deze vraag houdt de regulerende instantie of de andere aldus aangewezen bevoegde instantie rekening met:

i)

de rechten en verplichtingen die de Gemeenschap heeft met betrekking tot het betrokken derde land uit hoofde van het internationaal recht, met inbegrip van een overeenkomst die is gesloten met een of meer derde landen waarbij de Gemeenschap partij is en waarin energievoorzieningszekerheid aan bod komt;

ii)

de rechten en verplichtingen die de lidstaat heeft ten aanzien van het betrokken derde land uit hoofde van overeenkomsten met deze derde landen, voor zover zij stroken met het gemeenschapsrecht, en

iii)

andere specifieke feiten en omstandigheden van het betrokken geval en het betrokken derde land.

4.   Het besluit wordt door de regulerende instantie onverwijld ter kennis van de Commissie gebracht, samen met alle relevante informatie over het besluit.

5.   De lidstaten bepalen dat de regulerende instantie of de aangewezen bevoegde instantie, bedoeld in lid 3, onder b), alvorens de regulerende instantie een besluit neemt over de certificering, bij de Commissie advies moeten inwinnen over:

a)

dat de entiteit in kwestie voldoet aan de vereisten van artikel 9, en

b)

de vraag of het toekennen van de certificering geen bedreiging vormt voor de energievoorzieningszekerheid van de Gemeenschap.

6.   De Commissie onderzoekt het in lid 5 bedoelde verzoek om een advies zodra zij dat heeft ontvangen. Binnen twee maanden na ontvangst van het verzoek geeft de Commissie een advies aan de nationale regulerende instantie of aan de aangewezen bevoegde instantie, indien het verzoek afkomstig was van laatstgenoemde instantie.

Wanneer de Commissie haar advies opstelt, mag zij de standpunten vragen van het Agentschap, de betrokken lidstaat en belanghebbenden. De periode van twee maanden wordt in geval van dergelijke vraag van de Commissie met twee maanden verlengd.

Als de Commissie niet binnen de in de eerste en tweede alinea bedoelde termijn advies uitbrengt, wordt zij geacht geen bezwaar te hebben tegen het besluit van de regulerende instantie.

7.   Bij de beoordeling of zeggenschap door een persoon of personen uit een of meer derde landen een bedreiging vormt voor de energieleverings- en voorzieningszekerheid van de Gemeenschap, houdt de Commissie rekening met

a)

de specifieke feiten van het betrokken geval en het betrokken derde land of de betrokken derde landen, en

b)

de rechten en verplichtingen van de Gemeenschap met betrekking tot dat derde land of die derde landen uit hoofde van het internationaal recht, met inbegrip van een overeenkomst die is gesloten met een of meer derde landen waarbij de Gemeenschap partij is en waarin de voorzieningszekerheid aan bod komt.

8.   De nationale regulerende instantie neemt, binnen twee maanden na de in lid 6 bedoelde periode, een definitief besluit over de certificering. Bij het nemen van haar definitieve besluit houdt de nationale regulerende instantie ten volle rekening met het advies van de Commissie. In ieder geval hebben de lidstaten het recht certificering te weigeren wanneer toekenning van een certificering een bedreiging vormt voor de energieleverings- en voorzieningszekerheid van de lidstaat of de energieleverings- en voorzieningszekerheid van een andere lidstaat. Wanneer de lidstaat een andere bevoegde instantie heeft aangewezen om over lid 3, onder b), te oordelen, mag hij van de nationale regulerende instantie verlangen dat zij haar definitieve besluit afstemt op het oordeel van die bevoegde instantie. Het definitieve besluit van de nationale regulerende instantie en het advies van de Commissie worden samen bekendgemaakt. Indien het definitieve besluit afwijkt van het advies van de Commissie, verstrekt en publiceert de betrokken lidstaat tezamen met dit besluit de motivering van dat besluit.

9.   Niets in dit artikel doet afbreuk aan het recht van de lidstaten om, in overeenstemming met het gemeenschapsrecht, nationale wettelijke controles uit te voeren ter bescherming van legitieme belangen op het gebied van de openbare veiligheid.

10.   De Commissie kan richtsnoeren vaststellen waarin de voor de toepassing van dit artikel te volgen procedure nader wordt omschreven. Deze maatregelen, die niet-essentiële elementen van deze richtlijn beogen te wijzigen door haar aan te vullen, wordt vastgesteld volgens de regelgevingsprocedure met toetsing bedoeld in artikel 46, lid 2.

11.   Dit artikel, met uitzondering van lid 3, onder a), is ook van toepassing op lidstaten waarvoor een afwijking uit hoofde van artikel 44 geldt.

Artikel 12

Taken van transmissiesysteembeheerders

Elke transmissiesysteembeheerder heeft de volgende verantwoordelijkheden:

a)

ervoor zorgen dat het systeem op lange termijn kan voldoen aan een redelijke vraag naar transmissie van elektriciteit en de exploitatie, het onderhoud en de ontwikkeling van veilige, betrouwbare en efficiënte transmissiesystemen, met inachtneming van het milieu;

b)

zorgen voor afdoende middelen om te voldoen aan de dienstverplichtingen;

c)

bijdragen tot de leverings- en voorzieningszekerheid door te zorgen voor een toereikende transmissiecapaciteit en betrouwbaarheid van het systeem;

d)

het beheer van de elektriciteitsstromen op het systeem, waarbij hij rekening houdt met het elektriciteitsverkeer van en naar andere stelsels van systemen. Daartoe zorgt de transmissiesysteembeheerder voor een veilig, betrouwbaar en efficiënt elektriciteitssysteem en ziet er in dit verband op toe dat de nodige ondersteunende diensten beschikbaar zijn, inclusief de diensten die worden verleend als reactie aan de vraag, voor zover die beschikbaarheid onafhankelijk is van ieder ander transmissiesysteem waaraan zijn systeem gekoppeld is;

e)

de beheerder van een ander systeem waaraan zijn systeem is gekoppeld, voldoende informatie verschaffen om een zekere en efficiënte exploitatie, een gecoördineerde ontwikkeling en de interoperabiliteit van het stelsel van systemen te waarborgen;

f)

zich onthouden van discriminatie tussen gebruikers of categorieën gebruikers van het systeem, met name van die ten gunste van verwante bedrijven;

g)

de systeemgebruikers de informatie verstrekken die zij voor een efficiënte toegang tot het systeem nodig hebben, en

h)

het innen van congestielasten en betalingen in het kader van het vergoedingsmechanisme tussen transmissiesysteembeheerders overeenkomstig artikel 13 van Verordening (EG) nr. 714/2009, het verlenen en beheren van toegang van derden en het motiveren van besluiten tot weigering van een dergelijke toegang, onder toezicht van de nationale regelgevende instanties; bij de uitvoering van hun werkzaamheden uit hoofde van dit artikel vergemakkelijken transmissiesysteembeheerders in de eerste plaats de integratie van de markt.

Artikel 13

Onafhankelijke systeembeheerders

1.   Wanneer het transmissiesysteem op 3 september 2009 tot een verticaal geïntegreerd bedrijf behoort, kunnen de lidstaten besluiten artikel 9, lid 1, niet toe te passen en op voorstel van de eigenaar van het transmissiesysteem een onafhankelijke systeembeheerder aanwijzen. Deze moet door de Commissie worden goedgekeurd.

2.   De regulerende instantie mag een onafhankelijke systeembeheerder alleen goedkeuren en aanwijzen wanneer:

a)

de kandidaat-beheerder heeft aangetoond dat hij voldoet aan de voorschriften van artikel 9, lid 1, onder b) tot en met d);

b)

de kandidaat-beheerder heeft aangetoond dat hij beschikt over de financiële, technische en fysieke middelen om de in artikel 12 omschreven taken uit te voeren;

c)

de kandidaat-beheerder heeft toegezegd een tienjarig netontwikkelingsplan uit te voeren dat door de regulerende instantie wordt gemonitord;

d)

de eigenaar van het transmissiesysteem heeft aangetoond dat hij zijn verplichtingen uit hoofde van lid 5 kan nakomen. In dat verband stelt de eigenaar alle ontwerpen van contractuele regelingen ter beschikking van de kandidaat-beheerder en van alle andere betrokken entiteiten, en

e)

de kandidaat-beheerder heeft aangetoond dat hij zijn verplichtingen uit hoofde van Verordening (EG) nr. 714/2009 kan nakomen, inclusief de samenwerking tussen transmissiesysteembeheerders op Europees en regionaal niveau.

3.   Bedrijven die door de regulerende instantie zijn gecertificeerd omdat zij voldoen aan de voorschriften van artikel 11 en lid 2 van dit artikel, worden door de lidstaten goedgekeurd en aangewezen als onafhankelijke systeembeheerders. De certificeringsprocedure van hetzij artikel 10 van deze richtlijn en artikel 3 van Verordening (EG) nr. 714/2009, hetzij van artikel 11 van deze richtlijn, is van toepassing.

4.   Iedere onafhankelijke systeembeheerder is verantwoordelijk voor het verlenen en beheren van toegang voor derden, inclusief het innen van een toegangsheffing, congestielasten en betalingen in het kader van het vergoedingsmechanisme tussen transmissiesysteembeheerders overeenkomstig artikel 13 van Verordening (EG) nr. 714/2009, alsmede voor de exploitatie, het onderhoud en de ontwikkeling van het transmissiesysteem, en moet ervoor zorgen dat door een afdoende investeringsplanning wordt gewaarborgd dat het systeem op langere termijn in staat is aan een redelijke vraag te voldoen. Wat de ontwikkeling van het transmissiesysteem betreft, is de onafhankelijke systeembeheerder verantwoordelijk voor de planning (met inbegrip van de vergunningsprocedure), de bouw en de bestelling van nieuwe infrastructuur. In die zin treedt de onafhankelijke transmissiesysteembeheerder op als transmissiesysteembeheerder overeenkomstig dit hoofdstuk. De eigenaars van transmissiesystemen zijn niet bevoegd zijn voor het verlenen en beheren van toegang voor derden en mogen niet verantwoordelijk zijn voor de planning van investeringsplanning.

5.   Indien een onafhankelijke systeembeheerder is aangewezen, zorgt de eigenaar van het transmissiesysteem voor:

a)

de nodige samenwerking met en ondersteuning van de onafhankelijke systeembeheerder voor de uitvoering van zijn taken, inclusief meer bepaald alle toepasselijke informatie;

b)

de financiering van door de onafhankelijke systeembeheerder geplande en door de regulerende instantie goedgekeurde investeringen, of stemt ermee in dat die investeringen door een betrokken partij, waaronder de onafhankelijke systeembeheerder, worden gefinancierd. De toepasselijke financiële regelingen worden goedgekeurd door de regulerende instantie. Alvorens deze goedkeuring te geven, raadpleegt de regulerende instantie de eigenaar van het transmissiesysteem samen met andere betrokken partijen;

c)

de dekking van de aansprakelijkheid met betrekking tot de netactiva, met uitzondering van de aansprakelijkheid die verband houdt met de taken van de onafhankelijke systeembeheerder, en

d)

waarborgen teneinde de financiering van netuitbreidingen te vergemakkelijken, met uitzondering van die investeringen waarvoor hij er overeenkomstig punt b) mee heeft ingestemd dat zij door een betrokken partij, waaronder de onafhankelijke systeembeheerder, worden gefinancierd.

6.   In nauwe samenwerking met de regulerende instantie, wordt aan de betrokken nationale mededingingsautoriteit alle toepasselijke bevoegdheden verleend om de naleving door de eigenaar van een transmissiesysteem van zijn verplichtingen overeenkomstig lid 5 daadwerkelijk te monitoren.

Artikel 14

Ontvlechting van eigenaars van transmissiesystemen

1.   Wanneer een onafhankelijke systeembeheerder is aangewezen, zijn eigenaars van transmissiesystemen die deel uitmaken van een verticaal geïntegreerd bedrijf onafhankelijk, althans wat hun rechtsvorm, organisatie en besluitvorming betreft, van andere, niet met transmissie samenhangende activiteiten.

2.   Teneinde de in lid 1 bedoelde onafhankelijkheid van de eigenaar van een transmissiesysteem te waarborgen, gelden de volgende minimumcriteria:

a)

personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer van de eigenaar van een transmissiesysteem nemen niet deel in bedrijfsstructuren van het geïntegreerde elektriciteitsbedrijf die direct of indirect verantwoordelijk zijn voor het dagelijkse beheer van de productie, distributie en levering van elektriciteit;

b)

er worden passende maatregelen genomen teneinde ervoor te zorgen dat rekening wordt gehouden met de professionele belangen van de personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer van de eigenaar van een transmissiesysteem, zodat zij onafhankelijk kunnen functioneren, en

c)

de eigenaar van een transmissiesysteem stelt een nalevingsprogramma vast met maatregelen om te waarborgen dat discriminerend gedrag is uitgesloten, en zorgt ervoor dat de naleving daarvan op adequate wijze wordt gemonitord. Het nalevingsprogramma bevat de specifieke verplichtingen van de werknemers ter verwezenlijking van die doelstellingen. De persoon of de instantie die belast is met het toezicht op het nalevingsprogramma dient bij de regulerende instantie jaarlijks een verslag in waarin de genomen maatregelen worden vermeld. Dit verslag wordt bekendgemaakt.

3.   De Commissie kan richtsnoeren uitwerken om ervoor te zorgen dat de eigenaar van een transmissiesysteem lid 2 van dit artikel volledig en daadwerkelijk naleeft. Deze maatregelen, die niet-essentiële elementen van deze richtlijn beogen te wijzigen door haar aan te vullen, wordt vastgesteld volgens de regelgevingsprocedure met toetsing bedoeld in artikel 46, lid 2.

Artikel 15

Inschakelen en balanceren

1.   Onverminderd de levering van elektriciteit op basis van contractuele verplichtingen, met inbegrip van die welke voortvloeien uit de in aanbestedingen vervatte specificaties, is de transmissiesysteembeheerder, wanneer hij deze functie vervult, verantwoordelijk voor de inschakeling van de stroomproductie-eenheden in zijn gebied en voor het bepalen van het gebruik van interconnectoren met andere systemen.

2.   De inschakeling van de stroomproductie-eenheden en het gebruik van interconnectoren geschieden op basis van criteria waaraan de bevoegde nationale regulerende instanties hun goedkeuring hechten en die objectief moeten zijn, bekendgemaakt moeten worden en op een niet-discriminerende wijze moeten worden toegepast om een goede werking van de interne markt voor elektriciteit te waarborgen. De criteria houden rekening met de economische rangorde van de elektriciteit uit beschikbare productie-eenheden of uit overdracht via interconnectoren en met de voor het systeem geldende technische beperkingen.

3.   Een lidstaat verplicht de transmissiesysteembeheerders ertoe om bij het inschakelen van stroomproductie-eenheden die gebruikmaken van hernieuwbare energiebronnen te handelen overeenkomstig artikel 16 van Richtlijn 2009/28/EG. Tevens kunnen zij de systeembeheerder ertoe verplichten om bij het inschakelen van stroomproductie-eenheden prioriteit te geven aan stroomproductie-eenheden die gebruikmaken van afvalstoffen of warmtekrachtkoppeling.

4.   Een lidstaat kan om redenen van leverings- en voorzieningszekerheid bepalen dat voorrang wordt gegeven aan de inschakeling van stroomproductie-eenheden die primaire brandstofenergiebronnen uit eigen land gebruiken, voor zover het hierbij gaat om hoeveelheden die per kalenderjaar niet meer bedragen dan 15 % van de totale primaire energie die nodig is voor de productie van de in de betrokken lidstaat verbruikte elektriciteit.

5.   De regulerende instanties, indien de lidstaat hierin voorziet, of de lidstaten verplichten transmissiesysteembeheerders ertoe te voldoen aan minimumnormen voor het onderhoud en de ontwikkeling van het transmissiesysteem, inclusief interconnectiecapaciteit.

6.   Transmissiesysteembeheerders kopen, wanneer zij deze functie vervullen, de energie die zij gebruiken om energieverliezen te dekken en in reservecapaciteit in hun systeem te voorzien volgens transparante, niet-discriminerende en op de markt gebaseerde procedures.

7.   De door transmissiesysteembeheerders vastgestelde regels voor het balanceren van het elektriciteitsnet, waaronder de regels voor de tarieven die zij de gebruikers van hun systeem in rekening brengen voor onbalans van energie, zijn objectief, transparant en niet-discriminerend. De voorwaarden, met inbegrip van de regels en tarieven, voor het verlenen van dergelijke diensten door transmissiesysteembeheerders worden volgens een methode die in overeenstemming is met artikel 37, lid 6, vastgesteld op een niet-discriminerende wijze die de kosten weerspiegelt. De voorwaarden worden bekendgemaakt.

Artikel 16

Vertrouwelijkheid voor transmissiesysteembeheerders en eigenaars van transmissiesystemen

1.   Onverminderd artikel 30 of enige andere wettelijke verplichting tot het verstrekken van informatie, eerbiedigt elke transmissiesysteembeheerder en elke eigenaar van een transmissiesysteem de vertrouwelijkheid van de commercieel gevoelige gegevens die hem bij zijn bedrijfsvoering ter kennis komen, en voorkomt hij dat informatie over zijn eigen activiteiten die commercieel voordeel kan opleveren, op discriminerende wijze wordt vrijgegeven. Met name geven zij geen commercieel gevoelige gegevens vrij aan de andere onderdelen van het bedrijf, tenzij dat noodzakelijk is voor de uitvoering van een zakelijke transactie. Om de volledige inachtneming van de regels betreffende de ontvlechting van informatie te verzekeren, zien de lidstaten erop toe dat de eigenaar van een transmissiesysteem en de overige onderdelen van het bedrijf niet van gezamenlijke diensten gebruikmaken, zoals gezamenlijke juridische diensten, afgezien van zuiver administratieve en IT-functies.

2.   Transmissiesysteembeheerders maken bij de aan- of verkoop van elektriciteit door een verwant bedrijf geen misbruik van commercieel gevoelige gegevens die zij van derden hebben gekregen in het kader van de verlening van of onderhandelingen over toegang tot het systeem.

3.   Informatie die nodig is voor doeltreffende mededinging en een efficiënte werking van de markt wordt openbaar gemaakt. Deze verplichting laat de bescherming van de vertrouwelijkheid van commercieel gevoelige informatie onverlet.

HOOFDSTUK V

ONAFHANKELIJKE TRANSMISSIEBEHEERDER

Artikel 17

Activa, uitrusting, personeel en identiteit

1.   Transmissiesysteembeheerders beschikken over alle menselijke, technische, fysieke en financiële middelen die nodig zijn om hun uit deze richtlijn voortvloeiende verplichtingen na te komen en de werkzaamheden van transmissie van elektriciteit uit te voeren, met name:

a)

de activa die nodig zijn voor de werkzaamheden van transmissie van elektriciteit, waaronder het transmissiesysteem, zijn eigendom van de transmissiesysteembeheerder;

b)

het personeel dat nodig is voor de werkzaamheden van transmissie van elektriciteit, met inbegrip van de uitvoering van alle bedrijfstaken, is in dienst van de transmissiesysteembeheerder;

c)

het is verboden personeel in te huren c.q. te verhuren en diensten te verrichten aan en vanuit andere onderdelen van een verticaal geïntegreerd bedrijf. Dit belet echter niet dat de transmissiesysteembeheerder diensten verricht ten behoeve van het verticaal geïntegreerd bedrijf, mits:

i)

de verrichting van deze diensten geen discriminatie onder systeemgebruikers inhoudt, voor alle systeemgebruikers onder dezelfde voorwaarden beschikbaar is en geen beperking, verstoring of voorkoming van mededinging bij de productie of levering inhoudt, en

ii)

de voorwaarden van de verrichtingen van deze diensten door de regulerende instantie zijn goedgekeurd;

d)

onverminderd de besluiten van het in artikel 20 bedoelde controleorgaan, worden passende financiële middelen voor toekomstige investeringsprojecten en/of voor de vervanging van de bestaande activa tijdig beschikbaar gesteld door het verticaal geïntegreerde bedrijf, na een passend verzoek van de transmissiesysteembeheerder.

2.   De werkzaamheden van transmissie van elektriciteit omvatten, naast de in artikel 12 genoemde, ten minste de volgende taken:

a)

vertegenwoordiging van de transmissiesysteembeheerder en contacten onderhouden met derde partijen en de regulerende instanties;

b)

vertegenwoordiging van de transmissiesysteembeheerder binnen het Europees net van transmissiesysteembeheerders („ENTSB voor elektriciteit”);

c)

toewijzen en beheren van de toegang van derde partijen, zodanig dat niet gediscrimineerd wordt tussen systeemgebruikers of groepen van systeemgebruikers;

d)

inning van alle heffingen in verband met het transmissiesysteem, inclusief toegangsheffingen en balanceringsheffingen voor ondersteunende diensten zoals de aankoop van diensten (balanceringskosten, energie voor verlies);

e)

exploitatie, onderhoud en ontwikkeling van een veilig, efficiënt en economisch transmissiesysteem;

f)

investeringsplanning zodat het systeem op lange termijn kan voldoen aan een redelijke vraag en de leverings- en voorzieningszekerheid kan waarborgen;

g)

het opzetten van passende gemeenschappelijke ondernemingen, inclusief met een of meer transmissiesysteembeheerders, elektriciteitsbeurzen, en de andere relevante actoren bedoeld om regionale markten te creëren of het liberaliseringsproces te faciliteren, en

h)

alle bedrijfsdiensten, waaronder juridische diensten, boekhouding en IT-diensten.

3.   De transmissiesysteembeheerder krijgt een rechtsvorm als vermeld in artikel 1 van Richtlijn 68/151/EEG van de Raad (19).

4.   De transmissiesysteembeheerder sticht, wat betreft de identiteit van het bedrijf, communicatie, merken en gebouwen, geen verwarring aangaande de afzonderlijke identiteit van het verticaal geïntegreerde bedrijf of een onderdeel daarvan.

5.   De transmissiesysteembeheerder heeft met het verticaal geïntegreerde bedrijf of met een onderdeel daarvan geen gemeenschappelijke IT-systemen of apparatuur, geen gemeenschappelijke fysieke gebouwen noch beveiligingssystemen inzake toegang en maakt geen gebruik van dezelfde consultants of externe contractanten voor IT-systemen of -apparatuur of beveiligingssystemen inzake toegang.

6.   De boekhouding van transmissiesysteembeheerders wordt door een andere accountant gecontroleerd dan de accountant die het verticaal geïntegreerde bedrijf of een deel ervan controleert.

Artikel 18

Onafhankelijkheid van de transmissiesysteembeheerder

1.   Onverminderd de besluiten van het in artikel 20 bedoelde controleorgaan:

a)

beschikt de transmissiesysteembeheerder over effectieve bevoegdheden om onafhankelijk van het geïntegreerde elektriciteitsbedrijf besluiten te nemen met betrekking tot de activa die nodig zijn voor de exploitatie, het onderhoud of de ontwikkeling van het transmissiesysteem, en

b)

is de transmissiesysteembeheerder bevoegd geld te verwerven op de kapitaalmarkt, met name door leningen en kapitaalverhoging.

2.   De transmissiesysteembeheerder zorgt ervoor dat hij te allen tijde beschikt over de nodige middelen om de werkzaamheden van transmissie naar behoren en efficiënt uit te voeren en om een efficiënt, veilig en rendabel transmissiesysteem te ontwikkelen en te onderhouden.

3.   Dochterondernemingen van het verticaal geïntegreerde bedrijf die functies van productie of levering uitvoeren, hebben geen directe of indirecte belangen in de transmissiesysteembeheerder. De transmissiesysteembeheerder heeft geen directe of indirecte belangen in een dochteronderneming van het verticaal geïntegreerde bedrijf die functies van productie of levering uitvoert, en ontvangt van die dochteronderneming geen dividenden of ander financieel voordeel.

4.   De algehele beheersstructuur en de bedrijfsstatuten van de transmissiesysteembeheerder waarborgen dat de transmissiesysteembeheerder daadwerkelijk onafhankelijk is, in overeenstemming met dit hoofdstuk. Het verticaal geïntegreerde bedrijf bepaalt direct noch indirect het marktgedrag van de transmissiesysteembeheerder met betrekking tot de dagelijkse activiteiten van de transmissiesysteembeheerder en het beheer van het net, of met betrekking tot activiteiten die nodig zijn voor de voorbereiding van het in artikel 22 bedoelde tienjarige netontwikkelingsplan.

5.   Bij het vervullen van de in artikel 12 en artikel 17, lid 2, van deze richtlijn genoemde taken, alsmede bij de naleving van de artikelen 14, 15 en 16 van Verordening (EG) nr. 714/2009, benadelen transmissiesysteembeheerders geen personen of entiteiten en beperken, en verstoren of voorkomen zij de mededinging bij de productie of levering niet.

6.   De commerciële en financiële betrekkingen tussen het verticaal geïntegreerde bedrijf en de transmissiesysteembeheerder, met inbegrip van leningen van de transmissiesysteembeheerder aan het verticaal geïntegreerde bedrijf, voldoen aan de marktvoorwaarden. De transmissiesysteembeheerder houdt gedetailleerde gegevens bij van die commerciële en financiële betrekkingen en stelt die desgevraagd ter beschikking aan de regulerende instantie.

7.   De transmissiesysteembeheerder legt alle commerciële en financiële overeenkomsten met het verticaal geïntegreerde bedrijf ter goedkeuring voor aan de regulerende instantie.

8.   De transmissiesysteembeheerder informeert de regulerende instantie over de in artikel 17, lid 1, punt d), bedoelde financiële middelen die beschikbaar zijn voor toekomstige investeringsprojecten en/of voor de vervanging van bestaande middelen.

9.   Het verticaal geïntegreerde bedrijf onthoudt zich van elke handeling die de transmissiesysteembeheerder hindert of schaadt bij de naleving van de in dit hoofdstuk neergelegde verplichtingen, en het verlangt niet van de transmissiesysteembeheerder dat hij het bedrijf voor de naleving van die verplichtingen om toestemming verzoekt.

10.   Een onderneming die door de regulerende instantie gecertificeerd is als een bedrijf dat aan de voorschriften van dit hoofdstuk voldoet, wordt door de betrokken lidstaat goedgekeurd en aangewezen als transmissiesysteembeheerder. De certificeringsprocedure van hetzij artikel 10 van deze richtlijn en artikel 3 van Verordening (EG) nr. 714/2009, hetzij van artikel 11 van deze richtlijn, is van toepassing.

Artikel 19

Onafhankelijkheid van het personeel en van het beheer van de transmissiesysteembeheerder

1.   Besluiten over benoeming en herbenoeming, arbeidsvoorwaarden zoals salariëring en beëindiging van de ambtstermijn van de personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer en/of de leden van de bestuursorganen van de transmissiesysteembeheerder die onder deze alinea vallen, worden genomen door het controleorgaan van de transmissiesysteembeheerder dat is benoemd overeenkomstig artikel 20.

2.   De identiteit en de voorwaarden voor de duur en de beëindiging van de ambtstermijn van de personen die door het controleorgaan zijn aangewezen voor benoeming of herbenoeming voor de algemene directie en/of als lid van de bestuursorganen van de transmissiesysteembeheerder, en de redenen voor het voorgestelde besluit tot beëindiging van een ambtstermijn, worden aan de regulerende instantie meegedeeld. Deze voorwaarden en de in lid 1 bedoelde besluiten zijn pas bindend als de regulerende instantie binnen drie weken na de kennisgeving geen bezwaar heeft aangetekend.

De regulerende instantie mag tegen de in lid 1 bedoelde besluiten bezwaar aantekenen:

a)

als er twijfel bestaat ten aanzien van de professionele onafhankelijkheid van een benoemd persoon die verantwoordelijk is voor het beheer en/of een lid van de bestuursorganen, of

b)

in geval van een voortijdige beëindiging van de ambtstermijn, indien er twijfel is aan de terechtheid ervan.

3.   In de drie jaar voor de benoeming van de personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer of de leden van de bestuursorganen van de transmissiesysteembeheerder op wie dit lid van toepassing is, hebben zij direct en indirect geen professionele positie of verantwoordelijkheid of belang in of zakelijke betrekkingen met het verticaal geïntegreerde bedrijf of een onderdeel ervan en/of met de aandeelhouders die er zeggenschap over uitoefenen, anders dan de transmissiesysteembeheerder.

4.   De personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer en/of de leden van de bestuursorganen en de werknemers van de transmissiesysteembeheerder hebben direct noch indirect een andere professionele positie of verantwoordelijkheid of belang in of zakelijke betrekkingen met een onderdeel van het verticaal geïntegreerde bedrijf of met de aandeelhouders die er zeggenschap over uitoefenen.

5.   De personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer en/of de leden van de bestuursorganen en de werknemers van de transmissiesysteembeheerder hebben direct noch indirect een belang bij of een ander financieel voordeel van een onderdeel van het verticaal geïntegreerde bedrijf, anders dan de transmissiesysteembeheerder. Hun bezoldiging hangt niet af van andere activiteiten of resultaten van het verticaal geïntegreerde bedrijf dan die van de transmissiesysteembeheerder.

6.   Bij de regulerende instantie kunnen personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer en/of leden van de bestuursorganen van de transmissiesysteembeheerder daadwerkelijk in beroep gaan tegen een voortijdige beëindiging van hun ambtstermijn.

7.   Na de beëindiging van hun ambtstermijn binnen de transmissiesysteembeheerder hebben de personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer ervan en/of de leden van de bestuursorganen ervan gedurende ten minste vier jaar geen professionele positie of verantwoordelijkheid of belang in of zakelijke betrekkingen met een onderdeel van het verticaal geïntegreerde bedrijf anders dan de transmissiesysteembeheerder, of bij de aandeelhouders die er zeggenschap over uitoefenen.

8.   Lid 3 is van toepassing op de meerderheid van de personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer en/of de leden van de bestuursorganen van de transmissiesysteembeheerder.

De personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer en/of de leden van de bestuursorganen van de transmissiesysteembeheerder die niet onderworpen zijn aan het bepaalde in lid 3 mogen gedurende een tijdvak van ten minste zes maanden voor hun benoeming in het verticaal geïntegreerde bedrijf geen beheers- of andere relevante activiteit hebben uitgeoefend.

De eerste alinea van dit lid en de leden 4 tot en met 7 zijn van toepassing op alle personen die tot de algemene directie behoren en/of op alle personen die daaraan rechtstreeks rapporteren over aangelegenheden in verband met de werking, het onderhoud of de ontwikkeling van het net.

Artikel 20

Controleorgaan

1.   De transmissiesysteembeheerder heeft een controleorgaan dat de besluiten neemt die van aanzienlijke invloed kunnen zijn op de waarde van de activa van de aandeelhouders binnen de transmissiesysteembeheerder, met name besluiten aangaande de goedkeuring van de jaarlijkse en langetermijnfinancieringsplannen, de schuldenlast van de transmissiesysteembeheerder en de aan de aandeelhouders uitgekeerde dividenden. Besluiten betreffende de dagelijkse activiteiten van de transmissiesysteembeheerder en het beheer van het net, of in verband met activiteiten die nodig zijn voor de voorbereiding van het in artikel 22 bedoelde tienjarige netontwikkelingsplan, vallen buiten de bevoegdheid van het controleorgaan.

2.   Het controleorgaan wordt samengesteld uit leden die het verticaal geïntegreerde bedrijf vertegenwoordigen, leden die derde aandeelhouders vertegenwoordigen en, indien de wetgeving van een lidstaat dat voorschrijft, leden die andere betrokken partijen vertegenwoordigen zoals de werknemers van de transmissiesysteembeheerder.

3.   Artikel 19, lid 2, eerste alinea, en artikel 19, leden 3 tot en met 7, zijn van toepassing op minstens de helft min één van de leden van het controleorgaan.

Artikel 19, lid 2, tweede alinea, onder b), is van toepassing op alle leden van het controleorgaan.

Artikel 21

Nalevingsprogramma en nalevingsfunctionaris

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat de transmissiesysteembeheerders een nalevingsprogramma opstellen en uitvoeren met maatregelen die waarborgen dat discriminerend gedrag uitgesloten is, en dat er adequaat toezicht wordt gehouden op de naleving van dat programma. Het nalevingsprogramma bevat de specifieke verplichtingen van de werknemers ter verwezenlijking van die doelstellingen. Het moet door de regulerende instantie worden goedgekeurd. Onverminderd de bevoegdheden van de nationale regulator wordt het programma gemonitord door een onafhankelijke nalevingsfunctionaris.

2.   Het controleorgaan benoemt de nalevingsfunctionaris, mits de regulerende instantie hiermee akkoord gaat. De regulerende instantie mag de goedkeuring van een nalevingsfunctionaris alleen weigeren vanwege een gebrek aan onafhankelijkheid of beroepsbekwaamheid. De nalevingsfunctionaris kan een natuurlijke of een rechtspersoon zijn. De leden 2 tot en met 8 van artikel 19 zijn van toepassing op de nalevingsfunctionaris.

3.   De nalevingsfunctionaris wordt belast met het:

a)

monitoren van de uitvoering van het nalevingsprogramma;

b)

opstellen van een jaarverslag met de maatregelen die zijn genomen om het nalevingsprogramma uit te voeren, en het voorleggen ervan aan de regulerende instantie;

c)

verslag uitbrengen aan het controleorgaan en aanbevelingen doen over het nalevingsprogramma en de uitvoering ervan;

d)

in kennis stellen van de regulerende instantie van elke aanzienlijke inbreuk bij de uitvoering van het nalevingsprogramma, en

e)

verslag uitbrengen aan de regulerende instantie over de commerciële en financiële betrekkingen tussen het verticaal geïntegreerde bedrijf en de transmissiesysteembeheerder.

4.   De nalevingsfunctionaris legt de voorgestelde besluiten over het investeringsplan of de individuele investeringen in het net voor aan de regulerende instantie. Dit gebeurt uiterlijk wanneer het beheer en/of het bevoegde bestuursorgaan van de transmissiesysteembeheerder die aan het controleorgaan voorlegt.

5.   Wanneer het verticaal geïntegreerde bedrijf in een algemene vergadering of met een stemming door de leden van het controleorgaan die het heeft benoemd, de aanneming van een besluit dat in het kader van het tienjarige netwerkontwikkelingsplan de komende drie jaar had moeten worden genomen, heeft voorkomen met als gevolg dat investeringen in een net voorkomen of uitgesteld worden, meldt de nalevingsfunctionaris dit aan de regulerende instantie, die vervolgens handelt overeenkomstig artikel 22.

6.   De voorwaarden betreffende het mandaat of de arbeidsvoorwaarden van de nalevingsfunctionaris, met inbegrip van de duur van zijn mandaat, worden goedgekeurd door de regulerende instantie. Deze voorwaarden waarborgen de onafhankelijkheid van de nalevingsfunctionaris, onder meer door hem te voorzien van alle middelen die nodig zijn om zijn taken te vervullen. Tijdens zijn mandaat mag de nalevingsfunctionaris — al dan niet rechtstreeks — geen professionele positie, verantwoordelijkheid of belang hebben in of met enig deel van het verticaal geïntegreerde bedrijf of met de aandeelhouders die er zeggenschap over uitoefenen.

7.   De nalevingsfunctionaris brengt regelmatig mondeling of schriftelijk verslag uit aan de regulerende instantie en heeft het recht om regelmatig mondeling of schriftelijk verslag uit te brengen aan het controleorgaan van de transmissiesysteembeheerder.

8.   De nalevingsfunctionaris mag alle vergaderingen bijwonen van het beheer of de bestuursorganen van de transmissiesysteembeheerder, en van het controleorgaan en de algemene vergadering. De nalevingsfunctionaris woont alle vergaderingen bij waarin de volgende punten op de agenda staan:

a)

voorwaarden voor toegang tot het net als omschreven in Verordening (EG) nr. 714/2009, met name wat betreft tarieven, toegangsdiensten aan derden, capaciteitstoewijzing, congestiebeheer, transparantie, balancering en secundaire markten;

b)

projecten om het transmissiesysteem te exploiteren, te onderhouden en te ontwikkelen, inclusief investeringen voor interconnectie en aansluiting;

c)

aankoop en verkoop van energie die nodig is voor de exploitatie van het transmissiesysteem.

9.   De nalevingsfunctionaris ziet erop toe dat de transmissiesysteembeheerder artikel 16 naleeft.

10.   De nalevingsfunctionaris heeft toegang tot alle relevante gegevens en de kantoren van de transmissiesysteembeheerder, en tot alle informatie die voor de uitvoering van zijn taken nodig is.

11.   Het controleorgaan kan de nalevingsfunctionaris ontslaan na goedkeuring door de regulerende instantie. Het ontslaat de nalevingsfunctionaris op verzoek van de regulerende instantie wegens gebrek aan onafhankelijkheid of aan beroepsbekwaamheid.

12.   De kantoren van de transmissiesysteembeheerder zijn toegankelijk voor de nalevingsfunctionaris zonder voorafgaande aankondiging.

Artikel 22

Netontwikkeling en bevoegdheden om investeringsbeslissingen te nemen

1.   De transmissiesysteembeheerder legt, na alle belanghebbenden geraadpleegd te hebben, de regulerende instantie elk jaar een tienjarig netontwikkelingsplan voor dat gebaseerd is op het bestaande en te verwachten niveau van vraag en aanbod. Het netontwikkelingsplan bevat efficiënte maatregelen om de doelmatigheid van het systeem en de leverings- en voorzieningszekerheid te garanderen.

2.   Het tienjarig netontwikkelingsplan moet met name:

a)

de marktspelers meedelen wat de belangrijkste transmissie-infrastructuur is die de eerstvolgende tien jaar aangelegd of vernieuwd moet worden;

b)

alle investeringen bevatten waartoe reeds besloten is en aangeven welke nieuwe investeringen de eerstkomende drie jaar gedaan moeten worden, en

c)

een tijdschema bevatten voor alle investeringsprojecten.

3.   Bij de opstelling van het tienjarig netontwikkelingsplan maakt de transmissiesysteembeheerder redelijke inschattingen aangaande de ontwikkeling van de productie, levering, verbruik en uitwisseling met andere landen, rekening houdend met de investeringsplannen voor regionale netten en netten voor de gehele Gemeenschap.

4.   De regulerende instantie raadpleegt op een open en transparante wijze alle daadwerkelijke en potentiële systeemgebruikers over het tienjarige netontwikkelingsplan. Personen of bedrijven die beweren potentiële systeemgebruikers te zijn, kan worden verzocht die bewering te onderbouwen. De regulerende instantie maakt het resultaat van de raadpleging bekend, met name de mogelijke behoeften aan investeringen.

5.   De regulerende instantie gaat na of het tienjarige netontwikkelingsplan alle investeringsbehoeften bestrijkt die tijdens de raadpleging zijn opgetekend en of het overeenkomt met het in artikel 8, lid 3, onder b), van Verordening (EG) nr. 714/2009 bedoelde niet-bindende tienjarige netontwikkelingsplan dat de gehele Gemeenschap dekt. Als betwijfeld wordt of het overeenkomt met het tienjarige netontwikkelingsplan dat de gehele Gemeenschap dekt, raadpleegt de regulerende instantie het Agentschap. De regulerende instantie kan eisen dat de transmissiesysteembeheerder zijn tienjarige netontwikkelingsplan wijzigt.

6.   De regulerende instantie houdt toezicht op en evalueert de uitvoering van het tienjarige netontwikkelingsplan.

7.   Ingeval de transmissiesysteembeheerder om andere dan dwingende redenen buiten zijn macht een investering die volgens het tienjarige netontwikkelingsplan in de eerstvolgende drie jaar uitgevoerd had moeten worden, niet uitvoert, zorgen de lidstaten ervoor dat de regulerende instantie ten minste een van de volgende maatregelen moet nemen opdat de investering in kwestie wordt gedaan indien de investering in het licht van het meest recente tienjarige netontwikkelingsplan nog relevant is:

a)

eisen dat de transmissiesysteembeheerder de investering in kwestie uitvoert;

b)

voor de investering in kwestie een aanbestedingsprocedure organiseren die openstaat voor alle investeerders, of

c)

de transmissiesysteembeheerder verplichten in te stemmen met een kapitaalverhoging om de nodige investeringen te financieren en onafhankelijke investeerders de mogelijkheid te geven deel te nemen in het kapitaal.

Indien de regulerende instantie gebruik heeft gemaakt van haar in de eerste alinea, onder b), genoemde bevoegdheden, kan zij de transmissiesysteembeheerder verplichten in te stemmen met:

a)

financiering door een derde partij;

b)

bouw door een derde partij;

c)

opbouw van de betrokken activa zelf, of

d)

exploitatie van het betrokken actief zelf.

De transmissiesysteembeheerder verstrekt de investeerders alle nodige gegevens om de investeringen te verrichten, sluit nieuwe activa aan op het transmissienet en stelt algemeen gesproken alles in het werk om de uitvoering van het investeringsproject te vergemakkelijken.

De toepasselijke financieringsregelingen moeten worden goedgekeurd door de regulerende instantie.

8.   Indien de regulerende instantie gebruik heeft gemaakt van haar bevoegdheden uit hoofde van lid 7, eerste alinea, dekken de toepasselijke tariefregelingen de kosten van de betrokken investeringen.

Artikel 23

Besluitvormingsbevoegdheden inzake de aansluiting van nieuwe elektriciteitscentrales op het transmissiesysteem

1.   De transmissiesysteembeheerder stelt transparante en efficiënte procedures op voor de niet-discriminerende aansluiting van nieuwe elektriciteitscentrales op het transmissiesysteem en publiceert deze. Deze procedures worden door de nationale regulerende instanties goedgekeurd.

2.   De transmissiesysteembeheerder heeft niet het recht de aansluiting van een nieuwe elektriciteitscentrale te weigeren op grond van mogelijke toekomstige beperkingen van de beschikbare capaciteit op het net, bijvoorbeeld congestie in afgelegen delen van het transmissiesysteem. De transmissiesysteembeheerder verstrekt de nodige informatie.

3.   Transmissiesysteembeheerders hebben niet het recht een nieuw aansluitpunt te weigeren op grond van het argument dat extra kosten zijn verbonden aan de noodzakelijke capaciteitsvergroting van systeemonderdelen in de directe omgeving van het aansluitpunt.

HOOFDSTUK VI

WERKING VAN HET DISTRIBUTIESYSTEEM

Artikel 24

Aanwijzing van distributiesysteembeheerders

De lidstaten wijzen één of meer distributiesysteembeheerders aan, of verlangen van de bedrijven die eigenaar zijn van of verantwoordelijk zijn voor distributiesystemen, dat zij één of meer distributiesysteembeheerders aanwijzen voor een op grond van doelmatigheid en economisch evenwicht door de lidstaten te bepalen periode. De lidstaten zien erop toe dat distributiesysteembeheerders handelen overeenkomstig de artikelen 25 tot en met 27.

Artikel 25

Taken van distributiesysteembeheerders

1.   De distributiesysteembeheerder is verantwoordelijk voor het waarborgen van het vermogen van het systeem op lange termijn om te voldoen aan een redelijke vraag naar de distributie van elektriciteit, en voor het beheren, onderhouden en ontwikkelen onder economische voorwaarden van een zeker, betrouwbaar en efficiënt elektriciteitsdistributiesysteem in zijn gebied, met inachtneming van het milieu en energie-efficiëntie.

2.   Hij discrimineert in geen geval tussen gebruikers of categorieën systeemgebruikers, met name niet ten gunste van verwante bedrijven.

3.   De distributiesysteembeheerder verstrekt de systeemgebruikers de informatie die zij voor efficiënte toegang tot het systeem, inclusief gebruik ervan, nodig hebben.

4.   Een lidstaat kan de distributiesysteembeheerder ertoe verplichten om bij het inschakelen van stroomproductie-eenheden voorrang te geven aan productie-installaties die gebruikmaken van hernieuwbare energiebronnen, afvalstoffen of warmtekrachtkoppeling.

5.   Distributiesysteembeheerders kopen de energie die zij gebruiken om energieverliezen te dekken en in reservecapaciteit in hun systeem te voorzien, volgens transparante, niet-discriminerende en op de markt gebaseerde procedures, wanneer zij deze functie vervullen. Deze bepaling laat het gebruik van elektriciteit die op grond van vóór 1 januari 2002 gesloten contracten is verkregen, onverlet.

6.   Wanneer distributiesysteembeheerders verantwoordelijk zijn voor het balanceren van het elektriciteitsdistributiesysteem, zijn de daartoe door hen vastgestelde regels, waaronder de regels voor de vaststelling van de tarieven die zij systeemgebruikers voor energieonbalans in rekening brengen, objectief, transparant en niet-discriminerend. De voorwaarden, met inbegrip van de regels en tarieven, voor het verlenen van dergelijke diensten door distributiesysteembeheerders worden in overeenstemming met artikel 37, lid 6, vastgesteld op een niet-discriminerende wijze die de kosten weerspiegelt. De voorwaarden worden gepubliceerd.

7.   Bij de planning van de ontwikkeling van het distributiesysteem, neemt de distributiesysteembeheerder maatregelen op het gebied van energie-efficiëntie/vraagzijdebeheer of gedistribueerde productie die de noodzaak van een vergroting of vervanging van elektriciteitscapaciteit kunnen ondervervangen, in overweging.

Artikel 26

Ontvlechting van distributiesysteembeheerders

1.   Wanneer de distributiesysteembeheerder deel uitmaakt van een verticaal geïntegreerd bedrijf, moet hij, althans met betrekking tot zijn rechtsvorm, organisatie en besluitvorming, onafhankelijk van andere, niet met distributie samenhangende activiteiten zijn. Deze regels houden geen verplichting in om de eigendom van de activa van het distributiesysteem af te scheiden van het verticaal geïntegreerde bedrijf.

2.   Wanneer de distributiesysteembeheerder deel uitmaakt van een verticaal geïntegreerd bedrijf, moet hij, naast de vereisten zoals bedoeld in lid 1, met betrekking tot zijn organisatie en besluitvorming onafhankelijk zijn van andere, niet met distributie samenhangende activiteiten. Om dit te bereiken, gelden de volgende minimumcriteria:

a)

personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer van distributiesysteembeheerder mogen niet deelnemen in bedrijfsstructuren van het geïntegreerde elektriciteitsbedrijf die direct of indirect verantwoordelijk zijn voor het dagelijkse beheer van de productie, transmissie of levering van elektriciteit.

b)

er worden passende maatregelen genomen teneinde ervoor te zorgen dat rekening wordt gehouden met de professionele belangen van de personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer van de distributiesysteembeheerders, zodat zij onafhankelijk kunnen functioneren.

c)

de distributiesysteembeheerder beschikt over effectieve bevoegdheden om onafhankelijk van het geïntegreerde elektriciteitsbedrijf besluiten te nemen met betrekking tot de activa die nodig zijn voor de exploitatie, het onderhoud of de ontwikkeling van het net. Om deze taken te vervullen beschikt de distributiesysteembeheerder over de nodige middelen, inclusief personele, technische, fysieke en financiële middelen. Dit vormt geen beletsel voor passende coördinatieregelingen die ervoor moeten zorgen dat de rechten van de moederonderneming op economisch toezicht en beheerstoezicht met betrekking tot het rendement van de investering, zoals indirect geregeld overeenkomstig artikel 37, lid 6, in een dochteronderneming beschermd worden. Hierdoor wordt de moederonderneming met name in staat gesteld het jaarlijkse financiële plan of enig equivalent instrument van de distributiesysteembeheerder goed te keuren en algemene limieten voor de schuldenlast van de dochteronderneming vast te stellen. Het biedt de moederonderneming echter niet de mogelijkheid instructies te geven met betrekking tot de dagelijkse bedrijfsvoering of individuele besluiten over de aanleg of de verbetering van distributielijnen, die niet verder gaan dan de voorwaarden van het goedgekeurde financiële plan of enig equivalent instrument.

d)

de distributiesysteembeheerder stelt een nalevingsprogramma vast met maatregelen om te waarborgen dat discriminerend gedrag is uitgesloten, en zorgt ervoor dat de naleving daarvan op adequate wijze wordt gemonitord. Het nalevingsprogramma bevat de specifieke verplichtingen van de werknemers ter verwezenlijking van die doelstelling. De persoon of de instantie die belast is met de monitoring van het nalevingsprogramma, de nalevingsfunctionaris van de distributiesysteembeheerder, dient bij de in artikel 35, lid 1, bedoelde regulerende instantie jaarlijks een verslag in waarin de genomen maatregelen worden vermeld. Dit verslag wordt bekendgemaakt. De nalevingsfunctionaris van de distributiesysteembeheerder is volledig onafhankelijk en heeft toegang tot alle informatie van de distributiesysteembeheerder en eventuele verbonden ondernemingen die hij nodig heeft om zijn taken te vervullen.

3.   Wanneer de distributiesysteembeheerder deel uitmaakt van een verticaal geïntegreerd bedrijf zien de lidstaten erop toe dat de activiteit van de distributiesysteembeheerder wordt gemonitord door de regulerende instanties of andere bevoegde instanties om erover te waken dat hij die verticale integratie niet benut om de mededinging te vervalsen. Met name vermijden verticaal geïntegreerde distributiesysteembeheerders om via communicatie en merknamen verwarring te scheppen wat de afzonderlijke identiteit betreft van de leveringstak van het verticaal geïntegreerde bedrijf.

4.   De lidstaten kunnen besluiten de leden 1 tot en met 3 niet toe te passen op geïntegreerde elektriciteitsbedrijven die minder dan 100 000 aangesloten afnemers bedienen, of die kleine geïsoleerde systemen bedienen.

Artikel 27

Vertrouwelijkheid voor distributiesysteembeheerders

Onverminderd artikel 30 of enige andere wettelijke verplichting tot het verstrekken van informatie, eerbiedigt de distributiesysteembeheerder de vertrouwelijkheid van de commercieel gevoelige gegevens die hem bij zijn bedrijfsvoering ter kennis komen, en voorkomt hij dat informatie over zijn eigen activiteiten die commercieel voordeel kan opleveren, op discriminerende wijze wordt vrijgegeven.

Artikel 28

Gesloten distributiesystemen

1.   De lidstaten kunnen voorzien in nationale regulerende instanties of andere bevoegde organen om een systeem dat elektriciteit distribueert binnen een geografisch afgebakende industriële of commerciële locatie of een locatie met gedeelde diensten en dat niet, onverminderd lid 4, huishoudelijke afnemers van elektriciteit voorziet, als gesloten distributiesysteem aan te merken indien:

a)

de exploitatie of het productieproces van de gebruikers van dat systeem om specifieke technische of veiligheidsredenen geïntegreerd is, of

b)

het systeem primair elektriciteit distribueert aan de eigenaar of beheerder van het systeem of de daarmee verwante bedrijven.

2.   De lidstaten kunnen voorzien in nationale regulerende instanties om de beheerder van een gesloten distributiesysteem te ontheffen van:

a)

de verplichting uit hoofde van artikel 25, lid 5, om de energie die hij gebruikt om energieverliezen te dekken en in reservecapaciteit in zijn systeem te voorzien, te kopen volgens transparante, niet-discriminerende en op de markt gebaseerde procedures;

b)

de vereiste krachtens artikel 32, lid 1, dat tarieven of de methodes voor de berekening hiervan moeten worden goedgekeurd alvorens zij overeenkomstig artikel 37 van kracht worden.

3.   Indien er een ontheffing wordt toegestaan uit hoofde van lid 2, worden de geldende tarieven of de methodes voor de berekening hiervan herzien en goedgekeurd overeenkomstig artikel 37 op verzoek van een gebruiker van het gesloten distributiesysteem.

4.   Incidenteel gebruik door een klein aantal huishoudens die werkzaam zijn bij of vergelijkbare betrekkingen hebben met de eigenaar van het distributiesysteem en gevestigd zijn in het gebied dat door een gesloten distributiesysteem bediend wordt, sluit niet uit dat een ontheffing uit hoofde van lid 2 wordt toegestaan.

Artikel 29

Gecombineerde beheerder

Artikel 26, lid 1, vormt geen beletsel voor een gecombineerd beheer van transmissie- en distributiesystemen door een distributiesysteembeheerder, mits deze beheerder voldoet aan de voorwaarden van artikel 9, lid 1, of de artikelen 13 en 14, of van Hoofdstuk V, of onder artikel 44, lid 2, valt.

HOOFDSTUK VII

ONTVLECHTING EN TRANSPARANTIE VAN DE BOEKHOUDING

Artikel 30

Recht op inzage van de boekhouding

1.   De lidstaten of de bevoegde instanties die zij aanwijzen, waaronder de in artikel 35 bedoelde regulerende instanties, hebben recht op inzage van de boekhouding van de elektriciteitsbedrijven overeenkomstig artikel 31, voor zover dat voor de uitvoering van hun taken nodig is.

2.   De lidstaten en de bevoegde instanties die zij aanwijzen, waaronder de regulerende instanties, eerbiedigen de vertrouwelijkheid van commercieel gevoelige gegevens. De lidstaten kunnen regelingen treffen voor het openbaar maken van dergelijke gegevens waar dat voor de uitvoering van de taken van de bevoegde instanties nodig is.

Artikel 31

Ontvlechting van de boekhouding

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat de boekhouding van elektriciteitsbedrijven wordt gevoerd overeenkomstig de leden 2 en 3.

2.   Ongeacht hun eigendomsregeling of rechtsvorm houden elektriciteitsbedrijven zich bij de opstelling, indiening voor accountantscontrole en publicatie van hun jaarrekening aan de nationale voorschriften inzake de jaarrekening van kapitaalvennootschappen die zijn vastgesteld uit hoofde van de Vierde Richtlijn 78/660/EEG van de Raad van 25 juli 1978, die gebaseerd is op artikel 44, lid 2, onder g) (20), van het Verdrag betreffende de jaarrekeningen van bepaalde vennootschappen (21).

Bedrijven die niet bij wet verplicht zijn hun jaarrekening te publiceren, dienen op hun hoofdkantoor een kopie daarvan ter beschikking van het publiek te houden.

3.   Om discriminatie, kruissubsidiëring en concurrentievervalsing te voorkomen voeren elektriciteitsbedrijven intern een afzonderlijke boekhouding voor al hun transmissie- en distributieactiviteiten, zoals zij zouden moeten doen indien die activiteiten door verschillende bedrijven werden uitgevoerd. Zij stellen ook al dan niet geconsolideerde jaarrekeningen op voor andere activiteiten op het gebied van elektriciteit, die geen verband houden met transmissie en distributie. Wat de leveringsactiviteiten betreft, worden voor in aanmerking komende en niet in aanmerking komende afnemers tot 1 juli 2007 afzonderlijke boekhoudingen gevoerd. Inkomsten die voortvloeien uit de eigendom van het transmissie- of distributiesysteem worden in de boekhouding gespecificeerd. In voorkomend geval voeren zij een boekhouding op geconsolideerde basis voor hun andere, niet op elektriciteitsgebied liggende activiteiten. Deze interne boekhoudingen bevatten per activiteit een balans en een winst-en-verliesrekening.

4.   Bij de accountantscontrole zoals bedoeld in lid 2 wordt in het bijzonder nagegaan dat de verplichting tot voorkoming van discriminatie en kruissubsidies zoals bedoeld in lid 3 wordt nagekomen.

HOOFDSTUK VIII

ORGANISATIE VAN DE TOEGANG TOT HET SYSTEEM

Artikel 32

Toegang van derden

1.   De lidstaten dragen zorg voor de invoering van een systeem voor toegang van derden tot de transmissie- en distributiesystemen, gebaseerd op bekendgemaakte tarieven die voor alle in aanmerking komende afnemers gelden en die objectief worden toegepast zonder onderscheid te maken tussen systeemgebruikers. De lidstaten zorgen ervoor dat deze tarieven of de aan de berekening daarvan ten grondslag liggende methoden voorafgaand aan hun toepassing worden goedgekeurd overeenkomstig artikel 37 en dat deze tarieven en, wanneer alleen de methoden zijn goedgekeurd, de methoden worden bekendgemaakt voordat zij in werking treden.

2.   De beheerder van een transmissie- of distributiesysteem kan de toegang weigeren wanneer hij niet over de nodige capaciteit beschikt. De weigering moet naar behoren met redenen worden omkleed waarbij met name het bepaalde in artikel 3 in acht moet worden genomen, op basis van objectieve, technisch en economisch onderbouwde criteria. De regulerende instanties, indien de lidstaten hierin voorzien, of de lidstaten zorgen ervoor dat deze criteria op coherente wijze worden toegepast en dat de systeemgebruiker aan wie toegang is geweigerd, gebruik kan maken van een geschillenbeslechtingsprocedure. De regulerende instantie zorgt er tevens voor dat, waar van toepassing en wanneer de toegang wordt geweigerd, de transmissie- of distributiesysteembeheerder relevante informatie verstrekt over de voor de versterking van het net vereiste maatregelen. Aan degene die om dergelijke informatie verzoekt, kan een redelijke vergoeding in rekening worden gebracht die de aan de verstrekking van die informatie verbonden kosten weerspiegelt.

Artikel 33

Openstelling van de markt en wederkerigheid

1.   De lidstaten zien erop toe dat de in aanmerking komende afnemers zijn:

a)

tot 1 juli 2004: de in aanmerking komende afnemers zoals vermeld in artikel 19, leden 1 tot en met 3, van Richtlijn 96/92/EG. De lidstaten maken elk jaar per 31 januari de criteria bekend voor de definitie van deze in aanmerking komende afnemers;

b)

uiterlijk vanaf 1 juli 2004: alle niet-huishoudelijke afnemers;

c)

vanaf 1 juli 2007: alle afnemers.

2.   Teneinde een onevenwichtigheid bij het openstellen van de elektriciteitsmarkten te voorkomen:

a)

mogen contracten voor de levering van elektriciteit met een in aanmerking komende afnemer in het systeem van een andere lidstaat niet worden verboden, indien de afnemer op beide systemen als een in aanmerking komende afnemer wordt beschouwd, en

b)

kan de Commissie in gevallen waarin transacties als bedoeld onder a) worden geweigerd omdat de afnemer slechts in een van beide systemen als een in aanmerking komende afnemer wordt beschouwd, rekening houdend met de marktsituatie en het algemeen belang, de partij die tot de weigering heeft besloten ertoe verplichten de gevraagde elektriciteitslevering uit te voeren op verzoek van de lidstaat waar de in aanmerking komende afnemer is gevestigd.

Artikel 34

Directe lijnen

1.   De lidstaten nemen maatregelen om het mogelijk te maken dat:

a)

alle op hun grondgebied gevestigde elektriciteitsproducenten en bedrijven die elektriciteit leveren, hun eigen vestigingen, dochterondernemingen en in aanmerking komende afnemers via een directe lijn kunnen leveren, en

b)

alle in aanmerking komende afnemers die op hun grondgebied gevestigd zijn, via een directe lijn kunnen worden bevoorraad door een producent en door een bedrijf dat elektriciteit levert.

2.   De lidstaten stellen criteria vast voor de toekenning van vergunningen voor de aanleg van directe lijnen op hun grondgebied. Deze criteria zijn objectief en niet-discriminerend.

3.   De mogelijkheid van elektriciteitslevering via een directe lijn zoals bedoeld in lid 1 van dit artikel laat de mogelijkheid tot het sluiten van een leveringscontract overeenkomstig artikel 32 onverlet.

4.   De lidstaten kunnen de aflevering van een vergunning voor de aanleg van een directe lijn afhankelijk stellen van een weigering van toegang tot het systeem op basis van — voor zover van toepassing — artikel 32, dan wel de start van een geschillenbeslechtingsprocedure overeenkomstig artikel 37.

5.   De lidstaten kunnen de vergunning voor een directe lijn weigeren indien de verlening van een dergelijke vergunning de bepalingen van artikel 3 zou overtreden. De weigering wordt naar behoren met redenen omkleed.

HOOFDSTUK IX

NATIONALE REGULERENDE INSTANTIES

Artikel 35

Aanwijzing en onafhankelijkheid van regulerende instanties

1.   Iedere lidstaat wijst één enkele nationale regulerende instantie op nationaal niveau aan.

2.   Lid 1 van dit artikel belet niet dat in de lidstaten op regionaal niveau andere regulerende instanties worden aangewezen, mits er voor representatie- en contactdoeleinden op communautair niveau in de raad van regelgevers van het Agentschap één hooggeplaatste vertegenwoordiger is, overeenkomstig artikel 14, lid 1, van Verordening (EG) nr. 713/2009.

3.   In afwijking van lid 1 van dit artikel kan een lidstaat regulerende instanties voor kleine netten aanwijzen op een geografisch afgescheiden landgedeelte dat in het jaar 2008 een verbruik had van minder dan 3 % van het totale verbruik van de lidstaat waarvan het deel uitmaakt. De aanwijzing van een hooggeplaatste vertegenwoordiger voor representatie- en contactdoeleinden op communautair niveau in de raad van regelgevers van het Agentschap overeenkomstig artikel 14, lid 1, van Verordening (EG) nr. 713/2009 wordt door deze afwijking onverlet gelaten.

4.   De lidstaten waarborgen de onafhankelijkheid van de regulerende instantie en zorgen ervoor dat zij haar bevoegdheid op onpartijdige en transparante wijze uitoefent. Te dien einde waken de lidstaten erover dat de regulerende instantie, bij de uitvoering van de reguleringstaken die haar bij deze richtlijn en de aanverwante wetgeving zijn opgelegd:

a)

juridisch gescheiden en functioneel onafhankelijk is van enige andere publieke of particuliere entiteit;

b)

ervoor zorgt dat haar personeel en de personen die belast zijn met haar beheer:

i)

onafhankelijk zijn van marktbelangen, en

ii)

bij het verrichten van de reguleringstaken geen directe instructies verlangen of ontvangen van regeringen of andere publieke of particuliere entiteiten. Eventuele nauwe samenwerking met andere bevoegde nationale instanties of de toepassing van algemene beleidsrichtsnoeren van de overheid die geen verband houden met de in artikel 37 genoemde reguleringstaken, worden door dit voorschrift onverlet gelaten.

5.   Om de onafhankelijkheid van de regulerende instantie te beschermen, waken de lidstaten er met name over dat:

a)

de regulerende instantie zelfstandig besluiten kan nemen, onafhankelijk van enig politiek orgaan, afzonderlijke jaarlijkse begrotingstoewijzingen ontvangt, zodat zij over autonomie beschikt bij de uitvoering van de toegewezen begroting, en de adequate personele en financiële middelen heeft om haar taken uit te voeren, en

b)

de leden van het bestuur van de regulerende instantie, of bij afwezigheid van een bestuur, de hogere leiding van de regulerende instantie, worden aangesteld voor een vaste termijn van vijf tot zeven jaar, die eenmaal kan worden verlengd.

In verband met punt b) van de eerste alinea, voorzien de lidstaten in een adequaat rouleringsschema voor het bestuur of de hogere leiding. De leden van het bestuur, of bij afwezigheid van een bestuur, de leden van de hogere leiding, mogen in die termijn uitsluitend van hun ambt worden ontheven als ze niet langer voldoen aan de in dit artikel omschreven voorwaarden of volgens de nationale wetgeving schuldig zijn geweest aan wangedrag.

Artikel 36

Algemene doelstellingen van de regulerende instantie

Bij de uitvoering van de in deze richtlijn omschreven reguleringstaken neemt de regulerende instantie alle redelijke maatregelen om de volgende doelstellingen te bereiken binnen het kader van haar taken en bevoegdheden zoals vastgesteld artikel 37, waar nodig in nauw overleg met de andere betrokken nationale autoriteiten, waaronder de mededingingsautoriteiten, en zonder dat wordt geraakt aan hun bevoegdheden:

a)

de bevordering, in nauwe samenwerking met het Agentschap, de regulerende instanties van andere lidstaten en de Commissie, van een door concurrentie gekenmerkte, zekere en vanuit milieuoogpunt duurzame interne markt voor elektriciteit binnen de Gemeenschap en van een daadwerkelijke openstelling van de markt voor alle afnemers en leveranciers in de Gemeenschap, en waarborging dat elektriciteitsnetten op een doeltreffende en betrouwbare manier werken, rekening houdend met doelstellingen op lange termijn;

b)

de ontwikkeling van door concurrentie gekenmerkte en goed functionerende regionale markten binnen de Gemeenschap met het oog op het bereiken van de onder a) genoemde doelstelling;

c)

het opheffen van alle beperkingen voor handel in elektriciteit tussen de lidstaten, inclusief de ontwikkeling van afdoende grensoverschrijdende transmissiecapaciteit om aan de vraag te voldoen en de integratie van nationale markten te versterken, hetgeen de elektriciteitsstromen in de Gemeenschap kan faciliteren;

d)

bijdragen tot de ontwikkeling, op de meest kosteneffectieve manier, van veilige, betrouwbare en efficiënte niet-discriminerende systemen die klantgericht zijn, de adequaatheid van systemen bevorderen alsmede, alsmede aansluitend bij de doelstellingen van het algemene energiebeleid, energie-efficiëntie en de integratie van groot- en kleinschalige productie van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen en gedistribueerde productie in transmissie- en distributienetwerken;

e)

de toegang van nieuwe productiecapaciteit tot het net vergemakkelijken, met name door de belemmeringen voor de toegang van nieuwkomers op de markt en van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen weg te nemen;

f)

ervoor zorgen dat de systeembeheerders en -gebruikers de nodige stimulansen krijgen, zowel op korte als op lange termijn, om de efficiëntie van netprestaties te verbeteren en de marktintegratie te versterken;

g)

ervoor zorgen dat afnemers baat hebben bij een efficiënte werking van hun nationale markt, bevorderen van daadwerkelijke mededinging en bijdragen tot het waarborgen van consumentenbescherming;

h)

bijdragen tot het bereiken van een hoog niveau van universele en openbare dienstverlening bij het leveren van elektriciteit, tot de bescherming van kwetsbare klanten en tot de compatibiliteit van de processen voor de uitwisseling van gegevens die nodig zijn voor het veranderen van leverancier.

Artikel 37

Taken en bevoegdheden van de regulerende instantie

1.   De regulerende instantie heeft de volgende taken:

a)

vaststellen of goedkeuren, volgens transparante criteria, van transmissie- of distributietarieven of de berekeningsmethodes hiervoor;

b)

ervoor zorgen dat transmissie- en distributiesysteembeheerders, en in voorkomend geval, de betrokken systeemeigenaars alsmede alle elektriciteitsbedrijven hun verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn en de andere toepasselijke communautaire wetgeving naleven, inclusief bij grensoverschrijdende kwesties;

c)

samenwerken in verband met grensoverschrijdende kwesties met de regulerende instantie of instanties van de betrokken lidstaten en met het Agentschap;

d)

naleven en uitvoeren van alle relevante wettelijk bindende besluiten van het Agentschap en de Commissie;

e)

op jaarlijkse basis verslag uitbrengen over haar activiteit en de uitvoering van haar taken aan de betrokken autoriteiten van de lidstaten, het Agentschap en de Commissie. Het verslag bevat de genomen maatregelen en behaalde resultaten voor elk van de in dit artikel genoemde taken;

f)

erover waken dat er geen kruissubsidies zijn tussen activiteiten met betrekking tot transmissie, distributie en levering;

g)

toezicht houden op de investeringsplannen van de transmissiesysteembeheerders en in haar jaarverslag de samenhang beoordelen tussen het investeringsplan van de transmissiesysteembeheerders en het netontwikkelingsplan dat de gehele Gemeenschap dekt, als bedoeld in artikel 8, lid 3, onder b), van Verordening (EG) nr. 714/2009; een dergelijke beoordeling kan aanbevelingen voor de wijziging van deze investeringsplannen omvatten;

h)

toezicht houden op de naleving en controleren van de eerdere resultaten van de regels inzake zekerheid en betrouwbaarheid van het net, alsook vaststelling of goedkeuring van de normen en voorschriften van de kwaliteit van de diensten en de voorziening, of hier tezamen met andere bevoegde instanties toe bijdragen;

i)

toezicht houden op het niveau van transparantie, met inbegrip van groothandelsprijzen, en waken over de naleving van de transparantieverplichtingen door de elektriciteitsbedrijven;

j)

toezicht houden op de het niveau en de doeltreffendheid van openstelling van de markt en de mededinging op groot- en kleinhandelsniveau, inclusief elektriciteitsbeurzen, tarieven voor huishoudelijke afnemers, inclusief systemen voor vooruitbetaling, overstappercentages, afsluitingspercentages, kosten en uitvoering van onderhoudsdiensten en klachten van huishoudelijke afnemers, alsmede toezicht op vervalsing of beperking van de mededinging, inclusief toepasselijke informatie verstrekken en relevante gevallen aan de betrokken mededingingsautoriteiten voorleggen;

k)

toezicht houden op het vóórkomen van restrictieve contractuele praktijken, met inbegrip van exclusiviteitsbepalingen, die grote niet-huishoudelijke afnemers kunnen weerhouden van of hen beperkingen kunnen opleggen met betrekking tot een keuze voor het gelijktijdig sluiten van overeenkomsten met meer dan een leverancier, en in voorkomend geval de nationale mededingingsautoriteiten van dergelijke praktijken in kennis stellen;

l)

respecteren van de contractuele vrijheid met betrekking tot afschakelbare leveringscontracten en langetermijncontracten, mits deze verenigbaar zijn met het Gemeenschapsrecht en aansluiten bij het Gemeenschapsbeleid;

m)

toezicht houden op de tijd die transmissie- en distributiesysteembeheerders nodig hebben om aansluitingen en herstellingen uit te voeren;

n)

samen met andere betrokken instanties helpen waarborgen dat de in bijlage I genoemde maatregelen ter bescherming van de consument doeltreffend zijn en gehandhaafd worden;

o)

publiceren van aanbevelingen, ten minste op jaarbasis, betreffende de conformiteit van de leveringsprijzen met artikel 3, en deze waar nodig aan de mededingingsautoriteiten doen toekomen;

p)

waarborgen van de toegang tot de verbruiksgegevens van de consument, het verstrekken, voor facultatief gebruik, van een gemakkelijk te begrijpen geharmoniseerd formaat op nationaal niveau voor verbruiksgegevens en voor de onverwijlde toegang voor alle afnemers tot de gegevens als bedoeld in punt h) van bijlage I;

q)

toezicht houden op de uitvoering van regels betreffende de taken en verantwoordelijkheden van de transmissiesysteembeheerders, distributiesysteem-beheerders, leveranciers en afnemers en andere marktpartijen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 714/2009;

r)

monitoring van de investeringen in productiecapaciteit met het oog op de continuïteit van de voorziening;

s)

toezicht houden op technische samenwerking tussen communautaire transmissiesysteembeheerders en transmissiesysteembeheerders van derde landen;

t)

toezicht op de uitvoering van beschermingsmaatregelen als bedoeld in artikel 42, en

u)

bijdragen tot de compatibiliteit van gegevensuitwisselingsprocessen voor de belangrijkste marktprocessen op regionaal niveau.

2.   Indien het in een lidstaat aldus is geregeld, kunnen de in lid 1 bedoelde toezichtstaken door andere instanties dan de regulerende instantie worden uitgevoerd. In dat geval wordt de uit dit toezicht verkregen informatie zo spoedig mogelijk aan de regulerende instantie ter beschikking gesteld.

Bij de uitvoering van haar taken als bedoeld in lid 1, raadpleegt de regulerende instantie de transmissiesysteembeheerders en werkt zij eventueel nauw samen met andere betrokken nationale instanties, zonder daarbij afbreuk te doen aan hun onafhankelijkheid, onverminderd hun eigen specifieke bevoegdheden en overeenkomstig de beginselen van betere regelgeving.

Goedkeuringen die uit hoofde van deze richtlijn door een regulerende instantie of het Agentschap zijn verleend, doen geen afbreuk aan een naar behoren gemotiveerd toekomstig gebruik van de bevoegdheden waarover de regulerende autoriteit uit hoofde van dit artikel beschikt, noch aan eventuele sancties die door andere betrokken autoriteiten of de Commissie worden opgelegd.

3.   Wanneer een onafhankelijke systeembeheerder is aangewezen uit hoofde van artikel 13, heeft de regulerende instantie naast de haar uit hoofde van lid 1 van dit artikel toevertrouwde taken de volgende taken:

a)

erop toezien dat de eigenaar van het transmissiesysteem en de onafhankelijke systeembeheerder hun verplichtingen uit hoofde dit artikel naleven, en sancties opleggen bij niet-naleving overeenkomstig lid 4, onder d);

b)

toezien op de betrekkingen en de communicatie tussen de onafhankelijke systeembeheerder en de eigenaar van het transmissiesysteem, teneinde ervoor te zorgen dat de onafhankelijke systeembeheerder zijn verplichtingen naleeft, en in het bijzonder contracten goedkeuren en optreden als geschillenbeslechtingsinstantie tussen de onafhankelijke systeembeheerder en de eigenaar van het transmissiesysteem, ten aanzien van een klacht die door één van beide is ingediend overeenkomstig lid 11;

c)

onverminderd de procedure van artikel 13, lid 2, onder c), in het kader van het eerste tienjarige netontwikkelingsplan, de investeringsplanning en het meerjarige netontwikkelingsplan goedkeuren dat door de onafhankelijke systeembeheerder wordt ingediend;

d)

ervoor zorgen dat de door de onafhankelijke systeembeheerders aangerekende tarieven voor nettoegang een vergoeding omvatten voor neteigenaars, die voorziet in een adequate vergoeding voor netactiva en nieuwe investeringen daarin, mits die op economisch verantwoorde en efficiënte wijze zijn uitgevoerd;

e)

inspecties uitvoeren, ook onaangekondigde, in de gebouwen van de eigenaren van transmissiesystemen en de onafhankelijke systeembeheerders, en

f)

toezicht op het gebruik van de congestielasten die door de onafhankelijke systeembeheerder worden aangerekend overeenkomstig artikel 16, lid 6, van Verordening (EG) nr. 714/2009.

4.   De lidstaten zorgen erover dat de regulerende instanties de bevoegdheden krijgen die hen in staat stellen de hen overeenkomstig de leden 1, 3 en 6 toevertrouwde taken op een efficiënte en snelle wijze uit te voeren. Daartoe beschikt de regulerende instantie ten minste over de volgende bevoegdheden:

a)

vaststellen van bindende besluiten voor elektriciteitsbedrijven;

b)

onderzoeken uitvoeren naar de werking van de elektriciteitsmarkten en besluiten tot en opleggen van noodzakelijke en evenredige maatregelen om daadwerkelijke mededinging te bevorderen en de goede werking van de markt te waarborgen. In passende gevallen, is de regulerende instantie ook bevoegd om samen te werken met de nationale mededingingsautoriteit en de marktregulators van de financiële markt of de Commissie in het kader van een onderzoek in verband met de mededingingswetgeving;

c)

opvragen bij elektriciteitsbedrijven van informatie die relevant is voor de uitvoering van haar taken, met inbegrip van verklaringen voor de weigering een derde partij toegang te geven en informatie over maatregelen die nodig zijn om het netwerk te versterken;

d)

opleggen van effectieve, evenredige en afschrikkende sancties aan elektriciteitsbedrijven die hun verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn of enig toepasselijk wettelijk bindend besluit van de regulerende instantie of het Agentschap niet naleven, of een bevoegde rechtbank voorstellen dergelijke sancties op te leggen. Daartoe behoort de bevoegdheid om aan de transmissiesysteembeheerder of het verticaal geïntegreerde bedrijf, naargelang het geval, sancties van maximaal 10 % van de jaaromzet van de transmissiesysteembeheerder of het verticaal geïntegreerde bedrijf op te leggen of voor te stellen deze op te leggen, wegens niet-naleving van hun respectieve verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn, en

e)

passende bevoegdheden om onderzoek uit te voeren en nodige onderzoeksbevoegdheden met het oog op geschillenbeslechting krachtens de leden 11 en 12.

5.   Naast de haar krachtens de leden 1 en 4 van dit artikel verleende taken en bevoegdheden worden aan de regulerende instantie, wanneer een transmissiesysteembeheerder is aangewezen overeenkomstig hoofdstuk V, ten minste de volgende taken en bevoegdheden toegekend:

a)

straffen opleggen overeenkomstig lid 4, onder d), wegens discriminerend gedrag ten gunste van een verticaal geïntegreerd bedrijf;

b)

toezicht houden op de communicatie tussen de transmissiesysteembeheerder en het verticaal geïntegreerde bedrijf om ervoor te zorgen dat de transmissiesysteembeheerder zijn verplichtingen naleeft;

c)

optreden als instantie voor het beslechten van geschillen die zich tussen het verticaal geïntegreerde bedrijf en de transmissiesysteembeheerder kunnen voordoen naar aanleiding van krachtens lid 11 ingediende klachten;

d)

toezien op de commerciële en financiële betrekkingen, waaronder leningen, tussen het verticaal geïntegreerde bedrijf en de transmissiesysteembeheerder;

e)

haar goedkeuring hechten aan alle commerciële en financiële overeenkomsten tussen het verticaal geïntegreerde bedrijf en de transmissiesysteembeheerder, mits deze in overeenstemming zijn met de marktvoorwaarden;

f)

het verticaal geïntegreerde bedrijf om een rechtvaardiging verzoeken na een melding door de nalevingsfunctionaris overeenkomstig artikel 21, lid 4; deze rechtvaardiging bevat met name bewijsmateriaal waaruit blijkt dat geen discriminerend gedrag ten voordele van het verticaal geïntegreerde bedrijf heeft plaatsgevonden;

g)

inspecties, waaronder onaangekondigde, verrichten in de gebouwen van het verticaal geïntegreerde bedrijf en de transmissiesysteembeheerder, en

h)

alle of welbepaalde taken van de transmissiesysteembeheerder aan een overeenkomstig artikel 13 aangewezen onafhankelijke systeembeheerder toevertrouwen in geval van voortdurende overtreding, door de transmissiesysteembeheerder van diens verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn, en met name in geval van herhaalde discriminerende gedragingen ten voordele van het verticaal geïntegreerde bedrijf.

6.   De regulerende instanties zijn bevoegd voor de vaststelling of de voldoende ruim aan de inwerkingtreding voorafgaande goedkeuring van ten minste de methoden voor het berekenen of vastleggen van de voorwaarden inzake

a)

de aansluiting op en toegang tot nationale netten, inclusief de transmissie- en distributietarieven of de methode daarvoor; deze tarieven of methoden maken het mogelijk dat de noodzakelijke investeringen in de netten op een zodanige wijze worden uitgevoerd dat deze investeringen de levensvatbaarheid van de netten kunnen waarborgen;

b)

de verstrekking van balanceringsdiensten, die zo economisch mogelijk worden uitgevoerd en passende stimuleringsmaatregelen bieden voor netwerkgebruikers om hun input en output op elkaar af te stemmen. De balanceringsdiensten worden op billijke en niet-discriminerende wijze verstrekt en zijn gebaseerd op objectieve criteria, en

c)

toegang tot grensoverschrijdende infrastructuur, inclusief de procedures voor de toewijzing van capaciteit en congestiebeheer.

7.   De in lid 6 vermelde methodes of de voorwaarden worden gepubliceerd.

8.   Bij de vaststelling of goedkeuring van de tarieven of methoden en de balanceringsdiensten zorgen de regulerende instanties ervoor dat de transmissie- en distributiesysteembeheerders passende stimulansen krijgen, zowel op korte als op lange termijn, om de efficiëntie te verbeteren, de marktintegratie en de leverings- en voorzieningszekerheid te versterken en verwante onderzoeksactiviteiten te ondersteunen.

9.   De regulerende instanties monitoren het congestiebeheer van de nationale elektriciteitssystemen, inclusief interconnectoren, en de uitvoering van de regels inzake congestiebeheer. Hiertoe leggen de transmissiesysteembeheerders of marktdeelnemers hun congestiebeheersprocedures, inclusief de toewijzing van capaciteit, aan de nationale regulerende instanties ter goedkeuring voor. De nationale regulerende instanties mogen verzoeken om wijzigingen in deze procedures.

10.   De regulerende instanties zijn bevoegd om zo nodig van de transmissie- en distributiesysteembeheerders te verlangen dat zij de voorwaarden wijzigen, met inbegrip van de in dit artikel bedoelde tarieven of methoden, om ervoor te zorgen dat deze evenredig zijn en op niet-discriminerende wijze worden toegepast. In geval van vertraging bij de vaststelling van transmissie- en distributietarieven hebben de regulerende instanties de bevoegdheid om transmissie- en distributietarieven en de berekeningswijzen hiervan voorlopig vast te stellen of goed te keuren en een besluit te nemen over passende compensatiemaatregelen indien de definitieve transmissie- en distributietarieven of berekeningswijzen afwijken van deze voorlopige tarieven of berekeningswijzen.

11.   Partijen die een klacht hebben tegen een transmissie- of distributiesysteembeheerder met betrekking tot diens verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn, kunnen de klacht voorleggen aan de regulerende instantie die, fungerend als geschillenbeslechtings-instantie, binnen twee maanden na ontvangst van de klacht een beslissing neemt. Deze periode kan met twee maanden worden verlengd indien de regulerende instantie aanvullende informatie behoeft. Deze verlengde periode kan met instemming van de klager nog eens verlengd worden. De beslissing van de regulerende instantie heeft bindende kracht tenzij of totdat zij in beroep wordt herroepen.

12.   Benadeelde partijen die gerechtigd zijn om bezwaar te maken tegen een overeenkomstig dit artikel genomen besluit over de gehanteerde methoden of, wanneer de regulerende instantie een raadplegingsplicht heeft met betrekking tot de voorgestelde tarieven of methoden, kan binnen maximaal twee maanden of binnen een door de lidstaten vastgestelde kortere termijn, na de bekendmaking van het besluit of voorstel voor een besluit, een bezwaar maken met het oog op herziening Een dergelijk bezwaar heeft geen schorsende werking.

13.   De lidstaten voorzien in geschikte en doelmatige mechanismen voor regulering, controle en transparantie, teneinde eventueel misbruik van een machtspositie, met name ten nadele van de afnemers, en eventueel roofzuchtig marktgedrag te voorkomen. Bij deze mechanismen worden de bepalingen van het Verdrag, en met name artikel 82, in acht genomen.

14.   De lidstaten dragen er zorg voor dat passende maatregelen, waaronder bestuursrechtelijke of strafrechtelijke procedures in overeenstemming met hun nationale wetgeving, tegen de verantwoordelijke natuurlijke of rechtspersonen worden genomen wanneer de door deze richtlijn opgelegde vertrouwelijkheidsregels niet in acht zijn genomen.

15.   Klachten en bezwaren zoals bedoeld in de leden 11 en 12 doen geen afbreuk aan de uitoefening van de beroepsmogelijkheden uit hoofde van het Gemeenschapsrecht of de nationale wetgeving.

16.   De door de regulerende instantie genomen besluiten worden volledig gemotiveerd en verantwoord, teneinde door de rechter te kunnen worden getoetst. De besluiten zijn voor het publiek beschikbaar, waarbij de vertrouwelijkheid van commercieel gevoelige informatie behouden blijft.

17.   De lidstaten zorgen ervoor dat er geschikte mechanismen op nationaal niveau bestaan krachtens welke een partij die getroffen wordt door een besluit van de regulerende instantie beroep kan aantekenen bij een instantie die onafhankelijk is van de betrokken partijen en van regeringen.

Artikel 38

Reguleringsstelsel voor grensoverschrijdende kwesties

1.   De regulerende instanties werken onderling nauw samen en raadplegen elkaar, en voorzien elkaar en het Agentschap van alle informatie die zij nodig hebben voor de uitvoering van hun taken overeenkomstig deze richtlijn. De ontvangende instantie zorgt ervoor dat ten aanzien van ontvangen informatie dezelfde graad van vertrouwelijkheid geldt als van de verzendende instantie wordt verlangd.

2.   De regulerende instanties werken ten minste samen op regionaal niveau om:

a)

de invoering van operationele regelingen te bevorderen, teneinde een optimaal beheer van het net mogelijk te maken, gemeenschappelijke elektriciteitsbeurzen en toewijzing van grensoverschrijdende capaciteit te stimuleren, en een adequaat niveau van interconnectiecapaciteit, mede door nieuwe interconnectie, binnen de regio en tussen de regio’s mogelijk te maken om de ontwikkeling van daadwerkelijke mededinging mogelijk te maken en de leverings- en voorzieningszekerheid te verbeteren zonder tussen leveranciers uit verschillende lidstaten te discrimineren;

b)

de ontwikkeling van alle netwerkcodes voor de relevante transmissiesysteembeheerders en andere marktdeelnemers te coördineren, en

c)

de ontwikkeling van de regels inzake congestiebeheer te coördineren.

3.   Nationale regulerende instanties hebben het recht om met elkaar regelingen aan te gaan ter bevordering van samenwerking op het gebied van regulering.

4.   De in lid 2 bedoelde taken worden, zo mogelijk, uitgevoerd in nauwe samenwerking met andere betrokken nationale instanties en onverminderd hun eigen specifieke bevoegdheden.

5.   De Commissie kan richtsnoeren vaststellen betreffende de omvang van de taken van de regulerende instanties wat betreft hun onderlinge samenwerking en de samenwerking met het Agentschap. Deze maatregelen, die niet-essentiële elementen van deze richtlijn beogen te wijzigen door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de regelgevingsprocedure met toetsing bedoeld in artikel 46, lid 2.

Artikel 39

Overeensteming met de richtsnoeren

1.   Elke regulerende instantie en de Commissie kunnen het Agentschap verzoeken na te gaan of een door een regulerende instantie genomen besluit strookt met de in deze richtlijn of in Verordening (EG) nr. 714/2009 bedoelde richtsnoeren.

2.   Het Agentschap geeft binnen een termijn van drie maanden na ontvangst van het verzoek zijn advies aan de regulerende instantie die hierom heeft verzocht of, in voorkomend geval, aan de Commissie, alsmede aan de regulerende instantie die het besluit in kwestie heeft genomen.

3.   Wanneer de regulerende instantie die het besluit heeft genomen niet binnen een termijn van vier maanden na ontvangst van dat advies daaraan voldoet, stelt het Agentschap de Commissie daarvan in kennis.

4.   Wanneer een regulerende instantie van oordeel is dat een voor grensoverschrijdende handel relevant besluit van een andere regulerende instantie niet in overeenstemming is met de in deze richtlijn of de in Verordening (EG) nr. 714/2009 bedoelde richtsnoeren, kan zij de Commissie daarvan in kennis stellen binnen een termijn van twee maanden nadat het besluit is genomen.

5.   Wanneer de Commissie, binnen twee maanden na de in lid 3 bedoelde kennisgeving van het Agentschap of de in lid 4 bedoeld kennisgeving van een regulerende instantie, of op eigen initiatief binnen een termijn van drie maanden nadat het besluit is genomen, van oordeel is dat er ernstige twijfels bestaan over de overeenstemming van dit besluit met de in deze richtlijn of de in Verordening (EG) nr. 714/2009 bedoelde richtsnoeren, kan zij besluiten de zaak verder te bestuderen. In dat geval verzoekt zij de regulerende instantie en de betrokken partijen hun opmerkingen in te dienen.

6.   Wanneer de Commissie besluit om de zaak verder te bestuderen, neemt zij binnen een termijn van maximaal vier maanden na dit besluit het definitieve besluit:

a)

geen bezwaar te maken tegen het besluit van de regulerende instantie, of

b)

de desbetreffende regulerende instantie te verzoeken haar besluit te herroepen, wanneer zij van oordeel is dat het niet in overeenstemming is met de richtsnoeren.

7.   Wanneer de Commissie niet binnen de in lid 5 of lid 6 gestelde termijn heeft besloten de zaak verder te bestuderen, respectievelijk een definitief besluit heeft genomen, wordt zij geacht geen bezwaar te hebben gemaakt tegen het besluit van de regulerende instantie.

8.   De regulerende instantie voert het besluit van de Commissie tot herroeping van haar besluit uit binnen een termijn van twee maanden en stelt de Commissie daarvan in kennis.

9.   De Commissie kan richtsnoeren vaststellen waarin de voor de toepassing van dit artikel te volgen procedure nader wordt omschreven. Deze maatregelen, die niet-essentiële elementen van deze richtlijn beogen te wijzigen door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de regelgevingsprocedure met toetsing bedoeld in artikel 46, lid 2.

Artikel 40

Bijhouden van gegevens

1.   De lidstaten eisen van hun leveranciersbedrijven dat zij gedurende ten minste vijf jaar de ter zake dienende gegevens met betrekking tot al hun transacties in elektriciteitsleveringscontracten en elektriciteitsderivaten met grootafnemers en transmissiesysteembeheerders ter beschikking houden van de nationale regulerende instantie, waaronder de nationale regulerende instantie, de nationale mededingingsautoriteit en de Commissie, voor de uitvoering van hun taken.

2.   Deze gegevens omvatten bijzonderheden betreffende de kenmerken van de betrokken transacties, zoals looptijd, leverings- en betalingsregels, hoeveelheden, uitvoeringsdata en -tijdstippen, transactieprijzen en middelen om de betrokken grootafnemer te identificeren, alsmede specifieke nadere gegevens over alle openstaande elektriciteitsleveringscontracten en elektriciteitsderivaten.

3.   De regulerende instantie kan besluiten om delen van deze informatie ter beschikking te stellen van marktspelers, op voorwaarde dat commercieel gevoelige gegevens inzake afzonderlijke marktspelers of afzonderlijke transacties niet worden vrijgegeven. Dit lid is niet van toepassing op informatie over financiële instrumenten die onder het toepassingsgebied van Richtlijn 2004/39/EG vallen.

4.   Teneinde een eenvormige toepassing van dit artikel te waarborgen, kan de Commissie richtsnoeren vaststellen waarin de methoden en regelingen voor het bijhouden van gegevens en de vorm en inhoud van bedoelde verslagen worden omschreven. Deze maatregelen, die niet-essentiële elementen van deze richtlijn beogen te wijzigen door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de regelgevingsprocedure met toetsing bedoeld in artikel 46, lid 2.

5.   Voor transacties in elektriciteitsderivaten van leveringsbedrijven met grootafnemers en transmissiesysteembeheerders, geldt dit artikel enkel zodra de Commissie de in lid 4 bedoelde richtsnoeren heeft vastgesteld.

6.   De bepalingen van dit artikel doen voor de binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 2004/39/EG vallende entiteiten geen extra verplichtingen ontstaan ten aanzien van de in lid 1 genoemde autoriteiten.

7.   Ingeval de in lid 1 genoemde autoriteiten toegang moeten hebben tot gegevens die door de onder het toepassingsgebied van Richtlijn 2004/39/EG vallende entiteiten worden bijgehouden, verstrekken de onder die richtlijn vallende verantwoordelijke autoriteiten die autoriteiten de opgevraagde gegevens.

HOOFDSTUK X

KLEINHANDELSMARKTEN

Artikel 41

Kleinhandelsmarkten

Teneinde het ontstaan van goed functionerende en transparante kleinhandelsmarkten in de Gemeenschap te bevorderen, zien de lidstaten erop toe dat de taken en verantwoordelijkheden van transmissiesysteembeheerders, distributiesysteembeheerders, leveranciers en afnemers, alsmede, indien nodig, andere marktspelers nauwkeurig zijn omschreven wat contractuele regelingen, klantgerichtheid, gegevensuitwisseling en geschillenbeslechting, gegevenseigendom en meteropneming betreft.

Deze voorschriften worden openbaar gemaakt, zijn erop gericht de toegang van afnemers en leveranciers tot de netten te vergemakkelijken, en worden aan het oordeel van de regulerende instanties of andere betrokken nationale instanties onderworpen.

Grote, niet-huishoudelijke afnemers hebben het recht om met meerdere leveranciers gelijktijdig contracten af te sluiten.

HOOFDSTUK XI

SLOTBEPALINGEN

Artikel 42

Beschermingsmaatregelen

Bij een plotselinge crisis op de energiemarkt of wanneer de fysieke veiligheid van personen, de veiligheid of betrouwbaarheid van apparatuur of installaties of de systeemintegriteit worden bedreigd, kan een lidstaat tijdelijk de nodige beschermingsmaatregelen treffen.

Die maatregelen moeten de werking van de interne markt zo min mogelijk verstoren en mogen niet verder reiken dan strikt noodzakelijk is om de plotseling gerezen moeilijkheden te verhelpen.

De betrokken lidstaat stelt de overige lidstaten en de Commissie onverwijld van die maatregelen in kennis; de Commissie kan besluiten dat de betrokken lidstaat de maatregelen dient aan te passen of in te trekken, voor zover zij de concurrentie zodanig verstoren en het handelsverkeer dermate ongunstig beïnvloeden, dat dit strijdig is met het gemeenschappelijk belang.

Artikel 43

Gelijk mededingingsvoorwaarden

1.   De maatregelen die de lidstaten uit hoofde van deze richtlijn kunnen nemen om voor gelijke mededingingsvoorwaarden te zorgen, moeten verenigbaar zijn met het Verdrag, met name met artikel 30, en de Gemeenschapswetgeving.

2.   De in lid 1 bedoelde maatregelen zijn evenredig, niet-discriminerend en transparant. Zij mogen uitsluitend worden toegepast na kennisgeving aan en goedkeuring van de Commissie.

3.   De Commissie reageert op de in lid 2 bedoelde kennisgeving binnen twee maanden na ontvangst ervan. Deze termijn vangt aan de dag volgende op die waarop de volledige informatie is ontvangen. Indien de Commissie niet binnen deze periode van twee maanden heeft gereageerd, wordt zij geacht geen bezwaren te hebben tegen de maatregelen waarvan kennis is gegeven.

Artikel 44

Ontheffingen

1.   De lidstaten die na de inwerkingtreding van deze richtlijn kunnen aantonen dat zich wezenlijke beheersproblemen voordoen voor hun kleine geïsoleerde systemen, kunnen om ontheffingen vragen van de desbetreffende bepalingen van de hoofdstukken IV, VI, VII en VIII, en hoofdstuk III voor geïsoleerde microsystemen, met het oog op het opknappen, verbeteren en vergroten van de bestaande capaciteit. De Commissie kan hun die ontheffingen verlenen. De Commissie stelt de lidstaten van dergelijke verzoeken in kennis alvorens een besluit te nemen, en houdt daarbij rekening met de eerbiediging van de vertrouwelijkheid. Het besluit wordt in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt.

2.   Artikel 9 is niet van toepassing op Cyprus, Luxemburg en/of Malta. De artikelen 26, 32 en 33 zijn niet van toepassing op Malta.

Voor de toepassing van artikel 9, lid 1, punt b), omvat het begrip „bedrijf dat één van de functies van productie of levering verricht” niet eindafnemers die, rechtstreeks of via een onderneming waarover zij zeggenschap uitoefenen, hetzij individueel, hetzij gezamenlijk, een functie van productie en/of levering van elektriciteit uitvoeren, mits de eindafnemers, met inbegrip van hun deel van de elektriciteit die wordt geproduceerd in ondernemingen waarover zeggenschap wordt uitgeoefend, gelet op het jaargemiddelde, nettoverbruiker van elektriciteit zijn en de economische waarde van de elektriciteit die hij aan derden verkoopt onbeduidend is in verhouding tot zijn overige bedrijfsactiviteiten.

Artikel 45

Herzieningsprocedure

Ingeval in het in artikel 47, lid 6, bedoelde verslag geconcludeerd wordt dat de Commissie, in het licht van de effectieve wijze waarop de toegang tot het net in een lidstaat geregeld is — en waar de toegang tot het net dus volledig effectief, niet-discriminerend en ongehinderd verloopt — vaststelt dat bepaalde verplichtingen die uit hoofde van deze richtlijn op bedrijven rusten (ook als het gaat om verplichtingen inzake juridische ontvlechting voor distributiesysteembeheerders) niet in verhouding staan tot het beoogde doel, mag de lidstaat in kwestie de Commissie verzoeken van deze verplichting te worden vrijgesteld.

De lidstaat stelt de Commissie onverwijld in kennis van het verzoek en van alle informatie waaruit blijkt dat de in het verslag getrokken conclusie — namelijk dat de effectieve toegang tot het net gewaarborgd is — geldig blijft.

Binnen drie maanden na ontvangst van de kennisgeving stelt de Commissie een advies op over het verzoek van de betrokken lidstaat, en indien passend dient zij bij het Europees Parlement en de Raad voorstellen in om de bepalingen in kwestie van de richtlijn te wijzigen. De Commissie kan in de voorstellen tot wijziging van de richtlijn voorstellen de betrokken lidstaat vrij te stellen van specifieke vereisten, op voorwaarde dat die lidstaat indien nodig maatregelen ten uitvoer legt die even doeltreffend zijn.

Artikel 46

Comité

1.   De Commissie wordt bijgestaan door een comité.

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn artikel 5 bis, leden 1 tot en met 4, en artikel 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

Artikel 47

Verslaglegging

1.   De Commissie bewaakt en toetst de toepassing van deze richtlijn en dient voor de eerste keer uiterlijk 4 augustus 2004 en vervolgens jaarlijks een algemeen voortgangsverslag in bij het Europees Parlement en de Raad. In het voortgangsverslag komen ten minste de volgende punten aan de orde:

a)

de ervaring met en de vooruitgang bij de totstandbrenging van een voltooide en volledig operationele interne markt voor elektriciteit en de resterende knelpunten ter zake, inclusief aspecten van marktdominantie, concentratie in de markt en roofzuchtig marktgedrag of concurrentievervalsend gedrag en het effect van deze aspecten op het vlak van verstoring van de markt;

b)

de mate waarin de voorschriften van deze richtlijn met betrekking tot ontvlechting en tarifering hebben bijgedragen tot het waarborgen van eerlijke en niet-discriminerende toegang tot het elektriciteitssysteem in de Gemeenschap en vergelijkbare concurrentieniveaus, alsook de economische, sociale en milieugevolgen van de openstelling van de elektriciteitsmarkt voor afnemers;

c)

een onderzoek naar aspecten die te maken hebben met systeemcapaciteitsniveaus en de leverings- en voorzieningszekerheid van elektriciteit in de Gemeenschap, met name het bestaande en verwachte evenwicht tussen vraag en aanbod, rekening houdend met de fysieke capaciteit voor handel tussen gebieden;

d)

er wordt bijzondere aandacht besteed aan maatregelen die de lidstaten nemen om aan de piekvraag te voldoen en bij het in gebreke blijven van een of meer leveranciers;

e)

de uitvoering van de ontheffing krachtens artikel 26, lid 4, met het oog op een mogelijke herziening van de drempel;

f)

een algemene evaluatie van de vooruitgang die geboekt is in het kader van de bilaterale betrekkingen met derde landen die elektriciteit produceren en exporteren of transporteren, inclusief de vooruitgang op het gebied van marktintegratie, de sociale en milieugevolgen van de elektriciteitshandel en toegang tot de netten van die derde landen;

g)

mogelijke behoeften aan harmonisatie die niet samenhangen met de bepalingen van deze richtlijn, en

h)

de wijze waarop de lidstaten de voorschriften inzake energie-etikettering van artikel 3, lid 9, uitgevoerd hebben en de wijze waarop er rekening gehouden is met aanbevelingen van de Commissie op dit gebied.

Waar toepasselijk kan dit verslag aanbevelingen bevatten, vooral voor de reikwijdte en de nadere regels van de etiketteringsvoorschriften, waaronder bijvoorbeeld de wijze waarop wordt verwezen naar bestaande referentiebronnen en de inhoud van deze bronnen, met name met betrekking tot de wijze waarop informatie over de gevolgen voor het milieu ten minste wat betreft CO2-emissies en radioactief afval van elektriciteitsproductie met verschillende energiebronnen op een transparante, gemakkelijk toegankelijke en vergelijkbare manier in de gehele Gemeenschap beschikbaar kan worden gesteld, alsook met betrekking tot de wijze waarop de in de lidstaten genomen maatregelen ter controle op de nauwkeurigheid van de door de leveranciers verstrekte informatie kan worden gestroomlijnd en maatregelen om de negatieve effecten van marktdominantie en -concentratie tegen te gaan.

2.   Om de twee jaar bevat het in lid 1 bedoelde voortgangsverslag ook een analyse van de verschillende maatregelen die in de lidstaten genomen zijn om aan de verplichtingen tot openbaredienstverlening te voldoen, tezamen met een onderzoek naar de doeltreffendheid van deze maatregelen en met name naar hun gevolgen voor de mededinging op de elektriciteitsmarkt. Waar toepasselijk kan dit verslag aanbevelingen bevatten voor op nationaal niveau te nemen maatregelen om een hoog peil van openbaredienstverlening te bereiken of maatregelen om marktafscherming te voorkomen.

3.   In het kader van de algemene evaluatie verstrekt de Commissie het Europees Parlement en de Raad uiterlijk op 3 maart 2013, een gedetailleerd specifiek verslag waarin wordt toegelicht in hoeverre de in hoofdstuk V vastgestelde ontvlechtingsvoorschriften erin zijn geslaagd de transmissiesysteembeheerders volledig en daadwerkelijk onafhankelijk te maken, waarbij effectieve en efficiënte ontvlechting als benchmark wordt gehanteerd.

4.   Bij de in lid 3 bedoelde beoordeling houdt de Commissie met name rekening met de volgende criteria: eerlijke en niet-discriminerende toegang tot het net, doeltreffende regulering, de ontwikkeling van het net in het licht van de behoeften van de markt, niet-marktverstorende investeringsstimulansen, de ontwikkeling van interconnectie-infrastructuur, daadwerkelijke mededinging op de energiemarkten van de Gemeenschap, en de situatie op het gebied van de leverings- en voorzieningszekerheid in de Gemeenschap.

5.   In voorkomend geval, en met name ingeval uit het in lid 3 bedoelde gedetailleerde specifieke verslag blijkt dat de voorwaarden van lid 4 in de praktijk niet vervuld zijn, doet de Commissie het Europees Parlement en de Raad uiterlijk op 3 maart 2014 voorstellen om te zorgen voor volledige daadwerkelijke onafhankelijkheid van de transmissiesysteembeheerders.

6.   De Commissie legt het Europees Parlement en de Raad uiterlijk op 1 januari 2006 een gedetailleerd verslag voor over de vorderingen in de totstandbrenging van de interne markt voor elektriciteit. Het verslag zal met name aandacht besteden aan:

niet-discriminerende toegang tot het systeem;

doeltreffende regulering;

de ontwikkeling van interconnectie-infrastructuur en de situatie op het gebied van de leverings- en voorzieningszekerheid in de Gemeenschap;

de mate waarin kleine ondernemingen en huishoudelijke afnemers voordeel hebben bij de openstelling van de markt, met name wat de normen voor openbaredienstverlening en universeledienstverlening betreft;

de mate waarin de markten in de praktijk openstaan voor daadwerkelijke mededinging, inclusief aspecten van marktdominantie, concentratie in de markt en roofzuchtig marktgedrag of concurrentievervalsend gedrag;

de mate waarin de afnemers metterdaad van leverancier veranderen en heronderhandelen over tarieven;

de ontwikkeling van de prijzen, inclusief de prijzen waartegen wordt geleverd, gerelateerd aan de mate van openstelling van de markt, en

de ervaring opgedaan met de toepassing van de richtlijn waar het gaat om de daadwerkelijke onafhankelijkheid van systeembeheerders in verticaal geïntegreerde bedrijven, alsmede op de vraag of naast operationele onafhankelijkheid en gescheiden boekhoudingen nog andere maatregelen zijn ontwikkeld die gelijkwaardige resultaten opleveren als juridische ontvlechting.

Indien nodig dient de Commissie voorstellen in bij het Europees Parlement en bij de Raad, met name om naleving van hoge normen voor openbaredienstverlening te garanderen.

Indien nodig dient de Commissie voorstellen in bij het Europees Parlement en bij de Raad, met name om ervoor te zorgen dat de distributiesysteembeheerders voor 1 juli 2007 volledig en daadwerkelijk onafhankelijk zijn. Zo nodig hebben deze voorstellen overeenkomstig het mededingingsrecht ook betrekking op maatregelen om problemen aan te pakken op het terrein van marktdominantie, concentratie in de markt, roofzuchtig marktgedrag of concurrentievervalsend gedrag.

Artikel 48

Intrekkingen

Richtlijn 2003/54/EG wordt met ingang van 3 maart 2011 ingetrokken, onverminderd de verplichtingen van de lidstaten betreffende de termijnen voor omzetting en toepassing van voornoemde richtlijn. Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar deze richtlijn en moeten gelezen worden overeenkomstig de concordantietabel in bijlage II.

Artikel 49

Omzetting

1.   De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 3 maart 2011 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Zij passen die bepalingen toe met ingang van 3 maart 2011, met uitzondering van artikel 11, dat zij toepassen met ingang van 3 maart 2013.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in de bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 50

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 51

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 13 juli 2009.

Voor het Europees

De voorzitter

H.-G. PÖTTERING

Parlement Voor de Raad

De voorzitter

E. ERLANDSSON


(1)  PB C 211 van 19.8.2008, blz. 23.

(2)  PB C 172 van 5.7.2008, blz. 55.

(3)  Advies van het Europees Parlement van 18 juni 2008 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 9 januari 2009 (PB C 70 E van 24.3.2009, blz. 1) en standpunt van het Europees Parlement van 22 april 2009 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad). Besluit van de Raad van 25 juni 2009.

(4)  PB L 176 van 15.7.2003, blz. 37.

(5)  PB C 175 E van 10.7.2008, blz. 206.

(6)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1.

(7)  Zie bladzijde 1 van dit Publicatieblad.

(8)  PB L 25 van 29.1.2009, blz. 18.

(9)  PB L 114 van 27.4.2006, blz. 64.

(10)  Zie bladzijde 15 van dit Publicatieblad.

(11)  PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

(12)  PB C 321 van 31.12.2003, blz. 1.

(13)  De titel van Richtlijn 83/349/EEG is aangepast in verband met de hernummering van de artikelen van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, overeenkomstig artikel 12 van het Verdrag van Amsterdam. Oorspronkelijk werd verwezen naar artikel 54, lid 3, onder g).

(14)  PB L 193 van 18.7.1983, blz. 1.

(15)  PB L 145 van 30.4.2004, blz. 1.

(16)  PB L 204 van 21.7.1998, blz. 37.

(17)  PB L 140 van 5.6.2009, blz. 16.

(18)  Zie bladzijde 94 van dit Publicatieblad.

(19)  Eerste Richtlijn 68/151/EEG van de Raad van 9 maart 1968 strekkende tot het coördineren van de waarborgen, welke in de lidstaten worden verlangd van de vennootschappen in de zin van de tweede alinea van artikel 58 van het Verdrag, om de belangen te beschermen zowel van de deelnemers in deze vennootschappen als van derden, zulks teneinde die waarborgen gelijkwaardig te maken (PB L 65 van 14.3.1968, blz. 8).

(20)  De titel van Richtlijn 78/660/EEG is aangepast in verband met de hernummering van de artikelen van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, overeenkomstig artikel 12 van het Verdrag van Amsterdam. Oorspronkelijk werd verwezen naar artikel 54, lid 3, onder g).

(21)  PB L 222 van 14.8.1978, blz. 11.


BIJLAGE I

VOORSCHRIFTEN INZAKE CONSUMENTENBESCHERMING

1.   Onverminderd de communautaire voorschriften inzake consumentenbescherming, met name Richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 1997 betreffende de bescherming van de consument bij op afstand gesloten overeenkomsten (1) en Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (2), houden de in artikel 3 bedoelde maatregelen in dat ervoor wordt gezorgd dat de afnemers:

a)

recht hebben op een contract met hun elektriciteitsleverancier waarin zijn opgenomen:

de identiteit en het adres van de leverancier;

de geleverde diensten, de aangeboden kwaliteitsniveaus van de diensten en de benodigde tijd voor de eerste aansluiting;

de aangeboden soorten onderhoudsdiensten;

de wijze waarop de meest recente informatie over alle geldende tarieven en onderhoudskosten kan worden verkregen;

de duur van het contract, de voorwaarden voor verlenging en beëindiging van de diensten en van het contract, en of het toegestaan is het contract kosteloos op te zeggen;

alle vergoedingen en terugbetalingsregelingen die gelden indien de contractuele kwaliteitsniveaus van de diensten niet worden gehaald, met inbegrip van onnauwkeurige en te late facturering;

de methode voor het beginnen van procedures voor de beslechting van geschillen overeenkomstig punt f);

informatie over consumentenrechten, met inbegrip van klachtenbehandeling en de in dit punt bedoelde informatie, welke duidelijk wordt meegedeeld door middel van de facturen of via de websites van het elektriciteitsbedrijf.

De contractuele voorwaarden zijn eerlijk en vooraf bekend. In ieder geval zou deze informatie voorafgaand aan de ondertekening of bevestiging van het contract moeten worden verstrekt. Indien contracten door middel van tussenpersonen worden gesloten, wordt bovengenoemde informatie eveneens voorafgaand aan de ondertekening van het contract verstrekt;

b)

op toereikende wijze in kennis worden gesteld van ieder voornemen de contractvoorwaarden te wijzigen en op de hoogte worden gesteld van hun recht op opzegging wanneer zij van een dergelijk voornemen in kennis worden gesteld. Dienstverleners stellen hun abonnees op een transparante en begrijpelijke manier rechtstreeks in kennis van tariefstijgingen en doen dit binnen een redelijke termijn die een normale factureringsperiode na het invoeren van de stijging niet overschrijdt. De lidstaten zorgen ervoor dat afnemers de mogelijkheid krijgen contracten op te zeggen indien zij de hun door de elektriciteitsleverancier aangemelde nieuwe voorwaarden niet aanvaarden;

c)

transparante informatie ontvangen over geldende prijzen en tarieven en over standaardvoorwaarden met betrekking tot de toegang tot en het gebruik van elektriciteitsdiensten;

d)

een ruime keuze van betalingswijzen wordt geboden, die geen enkele categorie klanten discrimineert. Systemen voor vooruitbetaling zijn billijk en vormen een goede afspiegeling van het vermoedelijke verbruik. Ieder verschil in voorwaarden komt overeen met de kosten die de verschillende betalingswijzen voor de leverancier meebrengen. De algemene voorwaarden van de contracten dienen eerlijk en transparant te zijn. Zij zijn gesteld in duidelijke en begrijpelijke taal en bevatten geen niet-contractuele belemmeringen voor het uitoefenen van de rechten van afnemers, zoals overdreven contractuele documentatie. Afnemers worden beschermd tegen oneerlijke of misleidende verkoopmethoden;

e)

geen kosten in rekening worden gebracht indien zij van leverancier veranderen;

f)

transparante, eenvoudige en goedkope procedures ter beschikking krijgen voor het afhandelen van hun klachten. Meer in het bijzonder hebben alle consumenten recht op dienstverlening en klachtenbehandeling door hun elektriciteitsleverancier. Door middel van dergelijke buitengerechtelijke geschillenbeslechting moeten geschillen billijk en snel, en bij voorkeur binnen drie maanden, kunnen worden beslecht, zo nodig via een systeem van terugbetaling en/of vergoeding. Hierbij dienen zoveel mogelijk de beginselen van Aanbeveling 98/257/EG van de Commissie van 30 maart 1998 betreffende de principes die van toepassing zijn op de organen die verantwoordelijk zijn voor de buitengerechtelijke beslechting van consumentengeschillen te worden gevolgd (3);

g)

die toegang hebben tot de universeledienstverlening overeenkomstig de op grond van artikel 3, lid 3, door de lidstaten aangenomen bepalingen, in kennis worden gesteld van hun rechten in verband met universele dienstverlening;

h)

de beschikking krijgen over hun verbruiksgegevens en in staat zijn om, met uitdrukkelijke toestemming en kosteloos, geregistreerd leveringsbedrijf toegang te geven tot hun geregistreerde verbruiksgegevens. De partij die verantwoordelijk is voor het gegevensbeheer is verplicht deze gegevens aan het bedrijf te verstrekken. De lidstaten leggen een gegevensformaat vast, alsook een procedure voor leveranciers en consumenten om toegang te krijgen tot die gegevens. Voor deze dienst mogen de verbruiker geen extra kosten worden aangerekend;

i)

naar behoren worden geïnformeerd over hun daadwerkelijk elektriciteitsverbruik en de kosten daarvan, zulks voldoende frequent om hen in staat te stellen hun eigen elektriciteitsverbruik te regelen. Voor de verstrekking van de informatie wordt een voldoende ruime termijn ingesteld, waarbij rekening wordt gehouden met de capaciteit van de meetapparatuur van de afnemer en met het elektriciteitsproduct in kwestie. Er wordt naar behoren rekening gehouden met de kostenefficiëntie van deze maatregelen. Voor deze dienst mogen de verbruiker geen extra kosten worden aangerekend;

j)

nadat ze van elektriciteitsleverancier zijn veranderd, ten laatste zes weken nadat deze leverancier hiervan in kennis is gesteld een definitieve afsluitingsrekening ontvangen.

2.   De lidstaten zorgen ervoor dat er slimme metersystemen worden ingevoerd die de actieve participatie van de consumenten aan de markt voor levering van elektriciteit ondersteunen. De invoering van dergelijke metersystemen kan worden onderworpen aan een economische evaluatie op lange termijn van de kosten en baten voor de markt en de individuele consument of aan een onderzoek ter bepaling van welke vorm van slim meten economisch haalbaar en kosteneffectief is en welke termijn haalbaar is voor de distributie ervan.

Een dergelijke evaluatie vindt uiterlijk plaats op 3 september 2012.

Onder voorbehoud van deze evaluatie stellen de lidstaten of de bevoegde autoriteit die zij aanwijzen, een tijdschema van maximaal 10 jaar op voor de invoering van slimme metersystemen.

Wanneer de ingebruikname van slimme meters positief wordt beoordeeld, wordt uiterlijk in 2020 minstens 80 % van de consumenten voorzien van deze slimme meetsystemen.

De lidstaten of de bevoegde autoriteit die zij aanwijzen waarborgen de interoperabiliteit van dergelijke metersystemen die op hun grondgebied worden ingevoerd en houden rekening met de toepassing van adequate normen en beste praktijken en het belang van de ontwikkeling van de interne markt voor elektriciteit.


(1)  PB L 144 van 4.6.1997, blz. 19.

(2)  PB L 95 van 21.4.1993, blz. 29.

(3)  PB L 115 van 17.4.1998, blz. 31.


BIJLAGE II

CONCORDANTIETABEL

Richtlijn 2003/54/EG

Deze richtlijn

Artikel 1

Artikel 1

Artikel 2

Artikel 2

Artikel 3

Artikel 3

Artikel 4

Artikel 4

Artikel 5

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 7

Artikel 8

Artikel 10

Artikel 9

Artikel 8

Artikel 10

Artikel 11

Artikel 9

Artikel 12

Artikel 13

Artikel 14

Artikel 11

Artikel 15

Artikel 12

Artikel 16

Artikel 17

Artikel 18

Artikel 19

Artikel 20

Artikel 21

Artikel 22

Artikel 23

Artikel 13

Artikel 24

Artikel 14

Artikel 25

Artikel 15

Artikel 26

Artikel 16

Artikel 27

Artikel 17

Artikel 29

Artikel 18

Artikel 30

Artikel 19

Artikel 31

Artikel 20

Artikel 32

Artikel 21

Artikel 33

Artikel 22

Artikel 34

Artikel 23, lid 1 (eerste en tweede zin)

Artikel 35

Artikel 36

Artikel 23 (rest)

Artikel 37

Artikel 38

Artikel 39

Artikel 40

Artikel 41

Artikel 24

Artikel 42

Artikel 43

Artikel 25

Artikel 26

Artikel 44

Artikel 27

Artikel 45

Artikel 46

Artikel 28

Artikel 47

Artikel 29

Artikel 48

Artikel 30

Artikel 49

Artikel 31

Artikel 50

Artikel 32

Artikel 51

Bijlage A

Bijlage I


14.8.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 211/94


RICHTLIJN 2009/73/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 13 juli 2009

betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas en tot intrekking van Richtlijn 2003/55/EG

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 47, lid 2, en de artikelen 55 en 95,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Gezien het advies van het Comité van de Regio’s (2),

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De interne markt voor aardgas, die sinds 1999 geleidelijk is ingevoerd in het geheel van de Gemeenschap, heeft tot doel een echte keuzevrijheid te bieden aan alle consumenten in de Europese Unie, zowel particulieren als ondernemingen, nieuwe mogelijkheden voor economische groei te creëren en de grensoverschrijdende handel te bevorderen en zo efficiëntieverbeteringen, concurrerende tarieven en een betere dienstverlening te bewerkstelligen, alsmede bij te dragen tot de leverings- en voorzieningszekerheid en de duurzaamheid van de economie.

(2)

Richtlijn 2003/55/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2003 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas (4) heeft aanzienlijk bijgedragen tot de totstandbrenging van een dergelijke interne markt voor aardgas.

(3)

De vrijheden die de burgers van de Unie in het Verdrag worden gegarandeerd onder meer het vrij verkeer van goederen, de vrijheid van vestiging en het vrij verrichten van diensten kunnen evenwel enkel verwezenlijkt worden in een volledig opengestelde markt waarop alle consumenten hun leveranciers vrijelijk kunnen kiezen en alle aanbieders vrijelijk aan hun afnemers kunnen leveren.

(4)

Momenteel bestaan er evenwel belemmeringen voor de verkoop van aardgas onder gelijke voorwaarden en zonder discriminatie of achterstelling in de Gemeenschap. Er is met name nog steeds geen sprake van een niet-discriminerende nettoegang en van een gelijk niveau van toezicht door de regelgevende instanties in de lidstaten.

(5)

In de mededeling van de Commissie van 10 januari 2007„Een energiebeleid voor Europa” wordt het belang onderstreept van de voltooiing van de interne markt voor aardgas en de totstandbrenging van gelijke mededingingsvoorwaarden voor alle in de Gemeenschap gevestigde aardgasbedrijven. Uit de mededelingen van 10 januari 2007 getiteld „de vooruitzichten voor de interne gas- en elektriciteitsmarkt” en over „Onderzoek op grond van artikel 17 van Verordening (EG) nr. 1/2003 naar de Europese gas- en elektriciteitssectoren (Eindverslag)” blijkt dat de huidige regels en maatregelen niet het vereiste kader leveren om de doelstelling van een goed functionerende interne markt te verwezenlijken.

(6)

Zonder een effectieve scheiding van netten en productie- en leveringsactiviteiten („effectieve ontvlechting”) bestaat er een risico op discriminatie, niet alleen bij de exploitatie van de netten, maar ook wat betreft de stimulansen voor verticaal geïntegreerde bedrijven om in toereikende mate in hun netten te investeren.

(7)

De juridische en functionele ontvlechtingsregels als bepaald in Richtlijn 2003/55/EG hebben evenwel niet geleid tot een effectieve ontvlechting van de transmissiesysteembeheerders. Derhalve heeft de Europese Raad in zijn zitting van 8 en 9 maart 2007 de Commissie verzocht om wetgevingsvoorstellen uit te werken voor een daadwerkelijke scheiding tussen leverings- en productiediensten, enerzijds, en netexploitatie, anderzijds.

(8)

Uitsluitend het wegwerken van stimulansen voor verticaal geïntegreerde bedrijven om hun concurrenten met betrekking tot nettoegang en netinvesteringen te discrimineren, kan een effectieve ontvlechting waarborgen. Ontvlechting van de eigendom, hetgeen met zich brengt dat de neteigenaar wordt aangewezen als de systeembeheerder en onafhankelijk is van belangen bij de productie en levering, is duidelijk een effectieve en stabiele manier om het inherente belangenconflict op te lossen en de leverings- en voorzieningszekerheid te waarborgen. Om deze reden heeft het Europees Parlement in zijn resolutie van 10 juli 2007 inzake de vooruitzichten voor de interne gas- en elektriciteitsmarkt (5) gesteld dat het ontvlechting van de eigendom op het niveau van de transmissie ziet als het efficiëntste middel om investeringen in infrastructuur op niet-discriminerende wijze te bevorderen en te zorgen voor eerlijke toegang tot het net voor nieuwkomers en transparantie op de markt. In het kader van ontvlechting van de eigendom moet van de lidstaten worden geëist dat zij ervoor waken dat dezelfde persoon of personen zeggenschap kan dan wel kunnen uitoefenen over een productie- of leveringsbedrijf en tegelijk zeggenschap of rechten kan dan wel kunnen uitoefenen over een transmissiesysteembeheerder of een transmissiesysteem. Omgekeerd moet zeggenschap over een transmissiesysteem of een transmissiesysteembeheerder de mogelijkheid uitsluiten zeggenschap of rechten uit te oefenen over een productie- of leveringsbedrijf. Binnen deze grenzen mogen productie- of leveringsbedrijven minderheidsbelangen hebben in transmissiesysteembeheerders of transmissiesystemen.

(9)

Eventuele systemen voor ontvlechting moeten doeltreffend zijn bij het wegnemen van eventuele belangenconflicten tussen producenten, leveranciers en transmissiesysteembeheerders, teneinde prikkels te creëren voor de nodige investeringen en de toegang van nieuwkomers op de markt met een transparant, efficiënt reguleringsstelsel te waarborgen, en zij mogen voor nationale regulerende instanties geen te bezwaarlijk reguleringsstelsel opleveren.

(10)

De definitie van de term „zeggenschap” is overgenomen uit Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad van 20 januari 2004 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen (6).

(11)

Aangezien ontvlechting van de eigendom in sommige gevallen een herstructurering van de bedrijven vergt, moeten de lidstaten die besluiten tot ontvlechting van de eigendom over te gaan, extra tijd krijgen om de relevante bepalingen toe te passen. Gezien de verticale kruisverbanden tussen de elektriciteits- en de gassector moeten de ontvlechtingsbepalingen gelden voor beide sectoren samen.

(12)

Om in het kader van de ontvlechting van de eigendom volledige onafhankelijkheid van de netexploitatie ten aanzien van productie- en leveringsbelangen te waarborgen en de uitwisseling van vertrouwelijke informatie te voorkomen, mag eenzelfde persoon geen lid zijn van de raad van bestuur van zowel een transmissiesysteembeheerder of een transmissiesysteem als een bedrijf dat één van de functies van productie of levering verricht. Om dezelfde reden mag eenzelfde persoon niet over de bevoegdheid beschikken om leden van de raad van bestuur van een transmissiesysteembeheerder of een transmissiesysteem aan te wijzen, én zeggenschap of rechten uit te oefenen over een productie- of leveringsbedrijf.

(13)

De aanwijzing van een systeem- of transmissiebeheerder die onafhankelijk is van productie- en leveringsbelangen, dient het voor een verticaal geïntegreerde bedrijf mogelijk te maken om zijn netactiva in eigendom te handhaven en toch een effectieve scheiding van belangen te bewerkstelligen, op voorwaarde dat deze onafhankelijke systeembeheerder of de onafhankelijke transmissiebeheerder alle functies van een systeembeheerder vervult en er is voorzien in gedetailleerde regulerings- en toezichtsmechanismen.

(14)

Wanneer op 3 september 2009 een bedrijf dat eigenaar is van een transmissiesysteem, deel uitmaakt van een verticaal geïntegreerd bedrijf, moeten de lidstaten daarom de keuze krijgen tussen, hetzij ontvlechting van de eigendom, hetzij het aanwijzen van een systeem- of transmissiebeheerder die onafhankelijk is van productie- en leveringsbelangen.

(15)

Teneinde de belangen van de aandeelhouders van verticaal geïntegreerde bedrijven te vrijwaren, moeten de lidstaten de keuze hebben ontvlechting van de eigendom in te voeren, hetzij via directe desinvestering, hetzij via splitsing van de aandelen van het geïntegreerde bedrijf in aandelen in het netbedrijf en aandelen in het resterende productie- en leveringsbedrijf, mits wordt voldaan aan de eisen ten gevolge van ontvlechting van de eigendom.

(16)

De volledige doeltreffendheid van de oplossingen van een onafhankelijke systeem- of transmissiebeheerder moet worden gewaarborgd met behulp van specifieke aanvullende regels. De regels van de onafhankelijke transmissiebeheerder verschaffen een geschikt regelgevingskader voor de waarborging van eerlijke mededinging, voldoende investeringen, toegang voor nieuwkomers op de markt en integratie van de markten voor gas. Effectieve ontvlechting door middel van de onafhankelijke transmissiebeheerder moet berusten op een pijler met organisatorische maatregelen en maatregelen inzake het bestuur van transmissiesysteembeheerders en op een pijler met maatregelen op het gebied van investeringen, de aansluiting van nieuwe productiecapaciteiten op het net en marktintegratie door middel van regionale samenwerking. De onafhankelijkheid van de transmissiebeheerder moet tevens onder meer gewaarborgd worden door bepaalde afkoelingsperiodes tijdens welke in het verticaal geïntegreerde bedrijf geen bestuurs- of andere toepasselijke activiteiten worden uitgeoefend die toegang geven tot dezelfde informatie als die welke kon worden verkregen in een bestuursfunctie. Het model van effectieve ontvlechting door middel van een onafhankelijke transportbeheerder sluit aan bij de voorwaarden die de Europese Raad op 8 en 9 maart 2007 gesteld heeft.

(17)

Om de mededinging op de interne markt voor gas verder uit te breiden, moeten grote niet-huishoudelijke klanten hun leveranciers kunnen kiezen alsmede, teneinde hun gasbehoeften veilig te stellen, contracten met diverse leveranciers kunnen afsluiten. Zulke afnemers moeten worden beschermd tegen exclusiviteitsbepalingen die tot gevolg hebben dat concurrerende of aanvullende aanbiedingen worden uitgesloten.

(18)

Een lidstaat mag kiezen voor volledige ontvlechting van de eigendom op zijn grondgebied. Indien een lidstaat dat recht heeft uitgeoefend, heeft een bedrijf niet het recht een onafhankelijke systeem- of transmissiesysteembeheerder aan te wijzen. Bovendien kan een bedrijf dat één van de functies van productie of levering verricht, geen direct of indirect zeggenschap, noch rechten uitoefenen over een transmissiesysteembeheerder uit een lidstaat die wel voor volledige ontvlechting van de eigendom heeft gekozen.

(19)

Krachtens deze richtlijn zullen er op de interne markt voor aardgas verschillende types van marktorganisatie bestaan, de maatregelen die de lidstaten uit hoofde van deze richtlijn kunnen nemen om voor gelijke mededingingsvoorwaarden te zorgen, moeten gebaseerd zijn op dwingende redenen van algemeen belang. Over de vraag of maatregelen verenigbaar zijn met het Verdrag en de Gemeenschapswetgeving moet de Commissie worden geraadpleegd.

(20)

Bij de toepassing van effectieve ontvlechting moet het beginsel van niet-discriminatie tussen de openbare en de particuliere sector in acht worden genomen. Daartoe mag eenzelfde persoon niet over de mogelijkheid beschikken om, in strijd met de regels van de ontvlechting van de eigendom of met de optie van de onafhankelijke systeembeheerder enige zeggenschap of recht uit te oefenen, alleen dan wel gezamenlijk, ten aanzien van de samenstelling, stemming of besluitvorming in de organen van zowel de transmissiesysteembeheerders of transmissiesystemen als de productie- of leveringsbedrijven. Wat betreft de ontvlechting van de eigendom en de oplossing van de onafhankelijke systeembeheerder, moeten, mits de lidstaten in kwestie kunnen aantonen dat aan deze eis is voldaan, twee afzonderlijke overheidsinstanties zeggenschap kunnen hebben over enerzijds productie- en leveringsactiviteiten en anderzijds transmissieactiviteiten.

(21)

De volledige effectieve scheiding van, enerzijds, netwerkactiviteiten en, anderzijds, leverings- en productieactiviteiten moet in de gehele Gemeenschap toegepast worden op zowel Gemeenschaps- als niet-Gemeenschapsbedrijven. Om te waarborgen dat netactiviteiten en leverings- en productieactiviteiten overal in de Gemeenschap onafhankelijk van elkaar worden gehouden, moeten de regulerende instanties de bevoegdheid krijgen de certificering te weigeren van transmissiesysteembeheerders die de ontvlechtingsregels niet naleven. Om overal in de Gemeenschap een samenhangende toepassing van die regels te waarborgen, moeten de regulerende instanties ten volle rekening houden met het advies van de Commissie wanneer zij certificeringsbesluiten nemen. Om tevens de naleving van de internationale verplichtingen van de Gemeenschap en de solidariteit en de energiezekerheid in de Gemeenschap te waarborgen, moet de Commissie gerechtigd zijn een advies te geven betreffende de certificering in verband met een transmissiesysteembeheerder of een eigenaar van een transmissiesysteem waarover één of meer personen uit één of meer derde landen zeggenschap heeft.

(22)

De zekerheid van de energievoorziening is een essentieel element voor de openbare veiligheid en is daarom inherent verbonden met de efficiënte functionering van de markt voor gas en met de integratie van de geïsoleerde gasmarkten van de lidstaten. Gas kan de burgers van de Unie slechts bereiken via het net. Functionerende open gasmarkten en met name de netten en andere activa die met de levering van gas verbonden zijn, zijn essentieel voor de openbare veiligheid, het concurrentievermogen van de economie en het welzijn van de burgers van de Unie. Personen uit derde landen mogen bijgevolg alleen zeggenschap over een transmissiesysteem of een transmissiesysteembeheerder krijgen, indien zij voldoen aan de eisen van daadwerkelijke scheiding die binnen de Gemeenschap van toepassing zijn. Onverlet haar internationale verplichtingen is de Gemeenschap van oordeel dat de sector van de gastransmissiesystemen van groot belang is voor de Gemeenschap en dat dus extra beschermingsmaatregelen vereist zijn met betrekking tot het in stand houden van de energieleverings- en voorzieningszekerheid van de Gemeenschap, teneinde bedreigingen voor de openbare orde en de openbare veiligheid in de Gemeenschap en het welzijn van de burgers van de Unie te voorkomen. De leverings- en voorzieningszekerheid voor energie in de Gemeenschap noopt met name tot een beoordeling van de onafhankelijkheid van het netbeheer, van de mate waarin de Gemeenschap en de afzonderlijke lidstaten afhankelijk zijn van de levering van energie uit derde landen, alsmede van de behandeling van binnenlandse en buitenlandse handel en investeringen in energie in een bepaald derde land. De leverings- en voorzieningszekerheid moet derhalve worden beoordeeld in het licht van de feitelijke omstandigheden van elk geval, alsmede in het licht van de rechten en verplichtingen uit hoofde van het internationaal recht, in het bijzonder de internationale overeenkomsten tussen de Gemeenschap en het betrokken derde land. De Commissie wordt aangemoedigd om in voorkomend geval aanbevelingen te doen om te onderhandelen over toepasselijke overeenkomsten met derde landen waarin de leverings- en voorzieningszekerheid van energie in de Gemeenschap aan bod komt of om daartoe de nodige elementen op te nemen in andere onderhandelingen met deze derde landen.

(23)

Er moeten verdere maatregelen worden getroffen om te zorgen voor transparante en niet-discriminerende tarieven voor de toegang tot transmissie. Deze tarieven moeten op een niet-discriminerende basis voor alle gebruikers gelden. Indien de opslaginstallaties, de leidingbuffer of ondersteunende diensten op een voldoende concurrerende markt functioneren, kan toegang worden verleend op basis van transparante en niet-discriminerende, op de markt gebaseerde mechanismen.

(24)

De onafhankelijkheid van de opslagsysteembeheerders moet worden gewaarborgd teneinde derden een betere toegang te geven tot opslaginstallaties die in technische en/of economische zin noodzakelijk zijn voor een efficiënte toegang tot het systeem voor levering aan de klanten. Het is daarom passend dat opslaginstallaties worden beheerd door juridisch gescheiden entiteiten die over effectieve beslissingsbevoegdheid beschikken met betrekking tot de activa die noodzakelijk zijn voor het onderhoud, de exploitatie en de ontwikkeling van opslaginstallaties. Ook moet de transparantie worden verhoogd inzake de opslagcapaciteit die aan derden ter beschikking wordt gesteld, meer bepaald door de lidstaten te verplichten een duidelijk, niet-discriminerend kader vast te stellen en bekend te maken waarin het voor opslaginstallaties geldende reguleringsstelsel omschreven staat. Deze verplichting mag geen nieuw besluit over toegangsregelingen vereisen, maar zou de transparantie met betrekking tot de regeling inzake toegang tot opslag moeten verbeteren. Vertrouwelijkheidsvoorschriften voor commercieel gevoelige informatie zijn van groot belang als het gegevens met een strategisch karakter betreft of als een opslaginstallatie slechts één gebruiker heeft.

(25)

Niet-discriminerende toegang tot het distributienet is bepalend voor de toegang tot afnemers op kleinhandelsniveau. De ruimte voor discriminatie wat toegang voor derden en investeringen betreft, is echter kleiner op distributieniveau dan op transmissieniveau omdat congestie en de invloed van de productiebelangen op het distributieniveau doorgaans minder groot zijn dan op transmissieniveau. Bovendien is de wettelijke en functionele ontvlechting van de distributiesysteembeheerders overeenkomstig Richtlijn 2003/55/EG pas verplicht sinds 1 juli 2007 en moeten de effecten daarvan op de interne markt voor aardgas nog worden geëvalueerd. De momenteel geldende regels voor juridische en functionele ontvlechting kunnen resulteren in effectieve ontvlechting op voorwaarde dat zij duidelijker worden geformuleerd, goed ten uitvoer worden gelegd en nauwlettend worden gemonitord. Om gelijke mededingingsvoorwaarden op kleinhandelsniveau te creëren, moeten de activiteiten van de distributiesysteembeheerders daarom worden gemonitord om te voorkomen dat zij profiteren van hun verticale integratie ten gunste van hun concurrentiepositie op de markt, met name ten aanzien van huishoudelijke en kleine niet-huishoudelijke afnemers.

(26)

De lidstaten dienen concrete maatregelen te nemen ter ondersteuning van een breder gebruik van biogas en uit biomassa verkregen gas, aan de producenten waarvan zonder discriminatie toegang tot het gasnet moet worden verleend, mits die toegang permanent verenigbaar is met de relevante technische voorschriften en veiligheidsnormen.

(27)

Teneinde kleine distributiesysteembeheerders geen onevenredige financiële en administratieve lasten op te leggen, moeten de lidstaten, waar nodig, in staat zijn de betrokken bedrijven ontheffen van de voorschriften inzake juridische ontvlechting wat inzake distributie.

(28)

Waar gebruikgemaakt wordt van een gesloten distributiesysteem om optimale efficiëntie van een geïntegreerde energievoorziening te waarborgen waarbij specifieke exploitatienormen nodig zijn, of waar een gesloten distributiesysteem primair ten behoeve van de eigenaar van het systeem wordt gehandhaafd, moet de distributiesysteembeheerder kunnen worden vrijgesteld van verplichtingen die een onnodige administratieve belasting zouden vormen gezien de bijzondere aard van de betrekking tussen de distributiesysteembeheerder en de gebruikers van het systeem. Industrie- of commerciële locaties of locaties met gedeelde diensten, zoals spoorwegstations, luchthavens, ziekenhuizen, grote campings met geïntegreerde faciliteiten of chemische-industrielocaties kunnen een gesloten distributiesysteem hebben wegens de specifieke aard van hun activiteiten.

(29)

Bij Richtlijn 2003/55/EG is voor de lidstaten de eis ingevoerd om regulators met specifieke bevoegdheden in te stellen. De ervaring heeft echter uitgewezen dat de doeltreffendheid van regulering vaak wordt belemmerd door het gebrek aan onafhankelijkheid van de regulators van hun regeringen en door de ontoereikendheid van hun bevoegdheden en beslissingsmacht. Om deze reden heeft de Europese Raad in zijn bijeenkomst van 8 en 9 maart 2007 de Commissie verzocht wetgevingsvoorstellen uit te werken om te zorgen voor een verdere harmonisering van de bevoegdheden en een grotere onafhankelijkheid van de nationale energieregulators. Deze nationale regulerende instanties kunnen bevoegd zijn voor zowel elektriciteit als gas.

(30)

Om de interne markt voor aardgas goed te laten functioneren, moeten de energieregulators besluiten kunnen nemen over alle relevante reguleringskwesties en moeten zij volledig onafhankelijk zijn van alle andere publieke of particuliere belangen. Dit sluit rechterlijke toetsing en parlementair toezicht overeenkomstig het constitutionele recht van de lidstaten niet uit. Voorts is de goedkeuring van de begroting van de regulator door de nationale wetgever niet op te vatten als een belemmering van de begrotingsautonomie. De bepalingen met betrekking tot de autonomie bij de uitvoering van de toegewezen begroting van de regulerende instantie dienen te worden toegepast in het kader dat door de nationale wet- en regelgeving inzake begrotingszaken is vastgesteld. Bij het bijdragen aan de onafhankelijkheid van de nationale regulerende instantie van politieke of economische belangen via een adequaat rouleringsschema, moeten de lidstaten kunnen rekening houden met de beschikbaarheid van personeel en de omvang van het bestuur.

(31)

Om ervoor te zorgen dat alle marktspelers, waaronder nieuwe deelnemers, daadwerkelijk toegang tot de markt hebben, zijn niet-discriminerende balanceringsmechanismen nodig die de kosten weerspiegelen. Dit moet worden verwezenlijkt door de invoering van transparante, op de markt gebaseerde mechanismen voor de levering en aankoop van de hoeveelheden gas die nodig zijn in het kader van de balanceringsbehoeften. De nationale regulerende instanties moeten een actieve rol spelen om te garanderen dat de balanceringstarieven niet-discriminerend zijn en een weerspiegeling van de kosten vormen. Tegelijkertijd moeten passende stimuleringsmaatregelen worden vastgesteld om de input en output van gas op elkaar af te stemmen en het systeem niet in gevaar te brengen.

(32)

De nationale regulerende instanties moeten in staat zijn de tarieven of de methoden voor de berekening van de tarieven vast te stellen of goed te keuren op basis van een voorstel van de transmissiesysteembeheerder(s), van de distributiesysteembeheerder(s) of van de LNG-systeembeheerders, dan wel op basis van een voorstel dat is overeengekomen tussen deze systeembeheerder(s) en de gebruikers van het net. Bij de uitvoering van deze taken moeten de nationale regulerende instanties ervoor zorgen dat de transmissie- en distributietarieven niet-discriminerend zijn en een weerspiegeling van de kosten vormen, en rekening houden met de op lange termijn, marginale, vermeden netkosten van vraagzijdebeheersmaatregelen.

(33)

Energieregulators moeten de bevoegdheid krijgen om bindende besluiten in verband met aardgasbedrijven vast te stellen en doeltreffende, evenredige en afschrikwekkende sancties op te leggen aan aardgasbedrijven die hun verplichtingen niet nakomen of een bevoegde rechterlijke instantie daartoe voorstellen te doen. Energieregulators moeten ook de bevoegdheid krijgen om, ongeacht de toepassing van de concurrentieregels, een besluit te nemen over passende maatregelen om voordelen voor de afnemers te waarborgen door middel van bevordering van daadwerkelijke mededinging die noodzakelijk is voor de goede werking van de interne markt voor aardgas. Het opzetten van gasafzetprogramma’s is één van de mogelijke maatregelen om daadwerkelijke mededinging te bevorderen en een goede werking van de markt te garanderen. Energieregulators moeten ook de bevoegdheid krijgen om bij te dragen tot het waarborgen van een hoog niveau van openbare dienstverlening voor wat betreft de openstelling van de markt, van de bescherming van kwetsbare afnemers, en van de effectiviteit van de maatregelen ter bescherming van de consument. Deze bepalingen laten de bevoegdheden van de Commissie op het gebied van de toepassing van de mededingingsregels, inclusief het onderzoek naar fusies met een communautaire dimensie, en de regels betreffende de interne markt, zoals het vrije verkeer van kapitaal, onverlet. De onafhankelijke instantie waarbij een door de beslissing van een nationale regulator getroffen partij beroep kan aantekenen, zou een rechtbank of een andere rechterlijke instantie kunnen zijn met de bevoegdheid om een rechterlijke toetsing uit te voeren.

(34)

Het harmoniseren van de bevoegdheden van nationale regulerende instanties moeten de bevoegdheden omvatten om stimulansen te bieden aan aardgasbedrijven, en effectieve, evenredige en afschrikkende sancties op te leggen aan die bedrijven of een bevoegde rechtbank voor te stellen dergelijke sancties op te leggen. Bovendien moeten regulerende instanties gemachtigd zijn relevante informatie van de aardgasbedrijven te verkrijgen, moeten zij aangewezen en toereikend onderzoek kunnen verrichten en geschillen kunnen beslechten.

(35)

Investeringen in belangrijke nieuwe infrastructuur moeten sterk worden bevorderd om het goed functioneren van de interne markt voor aardgas te waarborgen. Teneinde het positieve effect van grote infrastructuurprojecten waarvoor ontheffing is verleend op de mededinging en de leverings- en voorzieningszekerheid te versterken, moet de marktbelangstelling gedurende de projectplanningsfase worden getest en moeten congestiebeheersregels ten uitvoer worden gelegd. Wanneer een bepaalde infrastructuur gelegen is op het grondgebied van meer dan één lidstaat, is het aangewezen dat het bij Verordening (EG) nr. 713/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot oprichting van een Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators (7) opgerichte Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators, hierna „het Agentschap” genoemd, als laatste instantie de ontheffingsaanvraag behandelt zodat beter rekening wordt gehouden met grensoverschrijdende gevolgen en de administratieve verwerking ervan vlotter verloopt. Voorts moet het, gezien het uitzonderlijke risicoprofiel van de uitvoering van dergelijke grootschalige infrastructuurprojecten, mogelijk zijn om aan bedrijven met leverings- en productiebelangen voor de desbetreffende projecten tijdelijke partiële ontheffingen met betrekking tot de ontvlechtingsregels toe te staan. De mogelijkheid van tijdelijke ontheffingen moet met name gelden, om redenen van leverings- en voorzieningszekerheid, voor nieuwe pijpleidingen binnen de Gemeenschap die gas transporteren vanuit derde landen naar de Gemeenschap. Ontheffingen die uit hoofde van Richtlijn 2003/55/EG zijn toegestaan, blijven van toepassing tot de geplande einddatum die in het ontheffingsbesluit is vastgesteld.

(36)

De interne markt voor aardgas lijdt onder een gebrek aan liquiditeit en transparantie, wat de efficiënte toewijzing van middelen, indekking van risico’s en toetreding van nieuwkomers belemmert. Het marktvertrouwen, de liquiditeit van de markt en het aantal marktdeelnemers moeten worden opgetrokken en daarvoor moet het regulerend toezicht op bedrijven die actief zijn in de gaslevering worden versterkt. Dergelijke eisen moeten verenigbaar zijn met het bestaande communautaire recht betreffende de financiële markten en laten bedoelde wetgeving onverlet. De energieregulators en de regulators voor de financiële markten moeten samenwerken teneinde het voor elkaar mogelijk te maken een overzicht over de betrokken markten te krijgen.

(37)

Aardgas wordt voornamelijk, en in toenemende mate, uit derde landen in de Gemeenschap ingevoerd. De Gemeenschapswetgeving dient rekening te houden met de kenmerken van aardgas, zoals een bepaalde structurele starheid als gevolg van de concentratie van leveranciers, langetermijncontracten of het gebrek aan liquiditeit in de loop van de ketendownstream. Daarom is meer transparantie nodig, onder meer bij de totstandkoming van de prijs.

(38)

Voordat de Commissie richtsnoeren aanneemt waarin voorts de eisen met betrekking tot het bijhouden van gegevens worden omschreven, moeten het Agentschap en het Comité van Europese effectenregelgevers („CESR”), opgericht bij Besluit 2009/77/EG van de Commissie (8), gezamenlijk de kwestie bestuderen en de Commissie van advies dienen over de inhoud van die richtsnoeren. Het Agentschap en het CESR moeten ook samenwerken om verder onderzoek te verrichten en advies te verlenen over de vraag of transacties in gasleveringscontracten en gasderivaten vóór en/of na de transactie moeten worden onderworpen aan transparantie-eisen en, indien dat het geval is, wat dan de inhoud van die eisen moet zijn.

(39)

De lidstaten, of, indien een lidstaat hierin voorziet, de regulerende instantie, dienen de ontwikkeling van afschakelbare leveringscontracten te stimuleren.

(40)

In het belang van de leverings- en voorzieningszekerheid moet het evenwicht tussen vraag en aanbod in de afzonderlijke lidstaten worden gemonitord en in vervolg op zulk monitoren moet een verslag worden uitgebracht over de situatie op het niveau van de Gemeenschap, met inachtneming van de interconnectiecapaciteit tussen de verschillende regio’s. Met dergelijke monitoring moet tijdig genoeg een begin worden gemaakt, zodat passende maatregelen kunnen worden genomen indien de leverings- en voorzieningszekerheid in gevaar komt. De bouw en het onderhoud van de noodzakelijke netinfrastructuur, met inbegrip van interconnectiecapaciteit, moeten bijdragen aan een stabiele gasvoorziening.

(41)

De lidstaten moeten waarborgen dat, rekening houdend met de nodige kwaliteitsvoorschriften, biogas en/of gas uit biomassa en andere soorten gas een niet-discriminerende toegang tot het gasnet krijgen, op voorwaarde dat deze toegang permanent verenigbaar is met de desbetreffende technische regels en veiligheidsnormen. Deze regels en normen moeten het technisch mogelijk en veilig maken dat deze gassen worden ingevoerd in en getransporteerd via het aardgasnet, en moeten ook rekening houden met de chemische kenmerken van deze gassen.

(42)

Langetermijncontracten zullen een belangrijk deel van de gasvoorziening van de lidstaten blijven uitmaken en moeten worden gehandhaafd als optie voor de gasleverende bedrijven voor zover zij de doelstelling van deze richtlijn niet ondermijnen en verenigbaar zijn met het Verdrag, met inbegrip van de mededingingsregels. Daarom moet met deze contracten rekening worden gehouden bij de planning van de leverings- en transmissiecapaciteit van de aardgasbedrijven.

(43)

Teneinde de handhaving van hoge normen van de openbare dienstverlening in de Gemeenschap te waarborgen, moet de Commissie op gezette tijden in kennis worden gesteld van alle door de lidstaten genomen maatregelen ter verwezenlijking van de doelstellingen van deze richtlijn. De Commissie moet op gezette tijden een verslag publiceren waarin de op nationaal niveau genomen maatregelen ter verwezenlijking van de doelstellingen van openbare dienstverlening worden geanalyseerd en de doelmatigheid ervan wordt vergeleken, teneinde aanbevelingen te kunnen doen betreffende maatregelen die op nationaal niveau moeten worden genomen om een hoog peil van openbare dienstverlening te bereiken. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat afnemers die zijn aangesloten op het gassysteem op de hoogte worden gebracht van hun rechten om tegen redelijke prijzen van aardgas van een specifieke kwaliteit te worden voorzien. Maatregelen die de lidstaten nemen om de eindafnemers te beschermen, mogen verschillen naargelang zij gericht zijn op huishoudelijke afnemers dan wel kleine en middelgrote bedrijven.

(44)

Naleving van de eisen inzake openbaredienstverlening is een fundamentele eis van deze richtlijn, en het is belangrijk dat in deze richtlijn gemeenschappelijke, door alle lidstaten nageleefde minimumnormen worden vastgesteld waarbij rekening wordt gehouden met de doelstellingen op het gebied van algemene bescherming, leverings- en voorzieningszekerheid, milieubescherming en gelijkwaardige mededingingsniveaus in alle lidstaten. Het is belangrijk dat de eisen inzake openbaredienstverlening op nationale basis kunnen worden geïnterpreteerd, rekening houdend met de nationale omstandigheden en met inachtneming van de Gemeenschapswetgeving.

(45)

De maatregelen van de lidstaten om de doelstellingen inzake sociale en economische cohesie te verwezenlijken moeten met name adequate economische stimulansen kunnen behelzen, waarbij, indien nodig, alle bestaande nationale en communautaire instrumenten worden gebruikt. Tot die instrumenten kunnen ook aansprakelijkheidsmechanismen, die de nodige investeringen moeten garanderen, behoren.

(46)

Voor zover de door de lidstaten genomen maatregelen ter vervulling van openbaredienstverplichtingen, steunmaatregelen van de staten, in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-verdrag vormen, moeten zij overeenkomstig artikel 88, lid 3, van het EG-verdrag ter kennis van de Commissie worden gebracht.

(47)

De eisen inzake openbaredienstverlening en de gemeenschappelijke minimumnormen die daaruit voortvloeien, moeten verder worden versterkt om te waarborgen dat alle verbruikers, met name de kwetsbaren onder hen, hun voordeel doen bij de vrije mededinging en bij billijke prijzen. De eisen inzake openbaredienstverlening dienen op nationaal niveau te worden gedefinieerd, met inachtneming van nationale omstandigheden; het Gemeenschapsrecht dient echter door de lidstaten te worden nageleefd. De burgers van de Unie en, waar dit door de lidstaten opportuun wordt geacht, kleine ondernemingen, dienen te kunnen profiteren van openbaredienstverplichtingen, vooral waar het gaat om leverings- en voorzieningszekerheid en redelijke tarieven. Toegang tot objectieve en transparante verbruiksgegevens is bij de levering aan afnemers een belangrijk aspect. De consumenten moeten dan ook over hun verbruiksgegevens en de bijbehorende prijzen en servicekosten kunnen beschikken, zodat zij concurrenten kunnen uitnodigen een op deze gegevens gebaseerd aanbod te doen. De consument moet ook het recht hebben om naar behoren te worden geïnformeerd over zijn energieverbruik. Bij vooruitbetaling dient te worden uitgegaan van het verwachte aardgasverbruik, en uiteenlopende betalingssystemen mogen klanten niet discrimineren. Voldoende regelmatig aan de consument verstrekte informatie over de energiekosten zal een stimulans zijn voor energiebesparing aangezien de consument hierdoor feedback krijgt over het effect van investeringen in energie-efficiëntie en het effect van gedragswijziging.

(48)

De consumentenbelangen zouden in deze richtlijn centraal moeten staan, en de kwaliteit van de dienstverlening zou een kerntaak van aardgasbedrijven moeten zijn. Bestaande rechten van consumenten moeten worden versterkt en gewaarborgd, en dienen meer transparantie te omvatten. Consumentenbescherming zou moeten waarborgen dat alle consumenten in de ruimere context van de Gemeenschap profiteren van een concurrerende markt. Consumentrechten dienen door de lidstaten te worden gehandhaafd, of indien een lidstaat hierin voorziet, door de regulerende instanties.

(49)

De consumenten moeten kunnen beschikken over duidelijke en begrijpelijke informatie over hun rechten ten aanzien van de energiesector. De Commissie dient na raadpleging van de relevante belanghebbenden, waaronder lidstaten, nationale regulerende instanties, consumentenorganisaties en aardgasbedrijven, een toegankelijke, gebruikersvriendelijke checklist voor energieconsumenten op te stellen met praktische informatie voor de consument over zijn rechten. Deze checklist dient aan alle consumenten te worden uitgereikt en algemeen beschikbaar te zijn.

(50)

Energiearmoede wordt in de Gemeenschap een steeds groter probleem. De lidstaten die hierdoor getroffen zijn en die zulks nog niet hebben gedaan, moeten dan ook nationale actieplannen ontwikkelen of andere adequate maatregelen treffen om energiearmoede aan te pakken en te zorgen voor een vermindering van het aantal personen dat onder een dergelijke situatie lijdt. De lidstaten dienen er in ieder geval voor te zorgen dat kwetsbare afnemers van energie voorzien blijven. Hierbij zou gebruik kunnen worden gemaakt van een geïntegreerde aanpak, bijvoorbeeld in het kader van het sociaal beleid, en de maatregelen zouden sociale beleidsmaatregelen of verbeteringen van de energie-efficiëntie van huizen kunnen omvatten. Op zijn minst zou deze richtlijn nationale beleidsmaatregelen ten gunste van kwetsbare afnemers moeten toestaan.

(51)

Efficiënte en voor alle consumenten toegankelijke middelen van geschillenbeslechting zijn een garantie voor betere consumentenbescherming. De lidstaten moeten voorzien in procedures voor een snelle en doeltreffende afhandeling van klachten.

(52)

De invoering van intelligente meetsystemen moet gebaseerd kunnen worden op een economische evaluatie. Indien uit die evaluatie blijkt dat de invoering van dergelijke meetsystemen alleen economisch haalbaar en kosteneffectief is voor afnemers met een zeker gasverbruik, moeten de lidstaten hier rekening mee kunnen houden bij de invoering van intelligente meetsystemen.

(53)

De marktprijzen dienen de juiste stimulansen te bieden voor ontwikkeling van het netwerk.

(54)

De bevordering van eerlijke concurrentie en gemakkelijke toegang voor verschillende leveranciers zouden voor de lidstaten zaken van het grootste belang moeten zijn, willen de consumenten ten volle kunnen profiteren van de voordelen van een geliberaliseerde interne markt voor aardgas.

(55)

Teneinde bij te dragen tot leverings- en voorzieningszekerheid en een geest van solidariteit tussen de lidstaten te handhaven, met name in gevallen van een crisis met betrekking tot de energievoorziening, is het belangrijk te voorzien in een kader voor regionale samenwerking in een geest van solidariteit. Dergelijke samenwerking kan, indien de lidstaten daartoe besluiten, eerst en vooral op marktgebaseerde mechanismen berusten. Samenwerking ter bevordering van regionale en bilaterale solidariteit mag geen buitensporige belasting vormen voor marktdeelnemers of deze discrimineren.

(56)

Met het oog op de totstandbrenging van een interne markt voor aardgas moeten de lidstaten de integratie van hun nationale markten en de samenwerking van de systeembeheerders op communautair en regionaal niveau bevorderen, waarbij de geïsoleerde systemen die gaseilanden in de Gemeenschap blijven vormen, ook worden geïntegreerd.

(57)

De ontwikkeling van een daadwerkelijke interne markt voor aardgas via een heel de Gemeenschap bestrijkend onderling gekoppeld netwerk dient een van de voornaamste doelstellingen van deze richtlijn te zijn en reguleringsvraagstukken met betrekking tot grensoverschrijdende koppelingen en regionale markten moeten daarom één van de belangrijkste taken van de regulerende instanties zijn, die waar nodig in nauwe samenwerking met het Agentschap verricht worden.

(58)

Tot gemeenschappelijke regels komen voor een werkelijke interne markt en een ruime gasvoorziening moet ook een van de belangrijkste doelstellingen van deze richtlijn uitmaken. Hiertoe zouden onvervalste marktprijzen een prikkel voor grensoverschrijdende interconnecties bieden, terwijl ze op langere termijn tot prijsconvergentie leiden.

(59)

De regulerende instanties moeten informatie over de markt verstrekken ook om het voor de Commissie mogelijk te maken zich te kwijten van haar taak inzake observatie en monitoring van de interne markt voor aardgas en de ontwikkeling daarvan op korte, middellange en lange termijn, met inbegrip van aspecten zoals vraag en aanbod, transmissie- en distributie-infrastructuur, kwaliteit van de dienstverlening, grensoverschrijdende handel, congestiebeheer, investeringen, groothandels- en verbruikerstarieven, marktliquiditeit, milieueffecten en efficiëntieverbeteringen. De nationale regulerende instanties moeten de mededingingsautoriteiten en de Commissie meedelen in welke lidstaten de mededinging en een goede werking van de markt worden belemmerd door de prijzen.

(60)

Aangezien de doelstelling van deze richtlijn, namelijk de totstandbrenging van een volledig operationele interne markt voor aardgas, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve beter door de Gemeenschap kan worden bereikt, kan de Gemeenschap maatregelen vaststellen, in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel als uiteengezet in artikel 5 van het EG-verdrag. Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel, zoals vervat in dat artikel, gaat deze richtlijn niet verder dan wat nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

(61)

Krachtens Verordening (EG) nr. 715/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende de voorwaarden voor de toegang tot aardgastransmissienetten (9), kan de Commissie richtsnoeren vaststellen om het vereiste niveau van harmonisatie te bewerkstelligen. Dergelijke richtsnoeren, die bijgevolg bindende uitvoeringsmaatregelen zijn, vormen, ook ten aanzien van sommige bepalingen van deze richtlijn, een nuttig instrument dat wanneer nodig snel kan worden aangepast.

(62)

De voor de uitvoering van deze richtlijn vereiste maatregelen worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (10).

(63)

In het bijzonder moet aan de Commissie de bevoegdheid worden gegeven om de richtsnoeren vast te stellen die nodig zijn voor het bewerkstelligen van de minimale harmonisatie om het met deze richtlijn beoogde doel te kunnen bereiken. Aangezien het maatregelen van algemene strekking betreft tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn, door haar aan te vullen met nieuwe niet-essentiële onderdelen, moeten deze maatregelen worden vastgesteld volgens de in artikel 5 bis van Besluit 1999/468/EG bepaalde regelgevingsprocedure met toetsing.

(64)

Overeenkomstig punt 34 van het Interinstitutioneel Akkoord „Beter wetgeven” (11) worden de lidstaten aangespoord voor zichzelf en in het belang van de Gemeenschap hun eigen tabellen op te stellen, die voor zover mogelijk het verband weergeven tussen de richtlijnen en de omzettingsmaatregelen, en deze openbaar te maken.

(65)

Gezien de omvang van de hierin gedane wijzigingen van Richtlijn 2003/55/EG is het ter wille van de duidelijkheid en de logica wenselijk de betrokken bepalingen te herschikken door hen samen te brengen in één tekst in een nieuwe richtlijn.

(66)

Deze richtlijn is in overeenstemming met de grondrechten en beginselen die met name door het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie worden erkend,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

WERKINGSSFEER EN DEFINITIES

Artikel 1

Toepassingsgebied

1.   Bij deze richtlijn worden gemeenschappelijke regels vastgesteld voor de transmissie, de distributie, de levering en de opslag van aardgas. De richtlijn stelt de regels vast met betrekking tot de organisatie en de werking van de aardgassector, de toegang tot de markt, de criteria en procedures voor de verlening van vergunningen voor de transmissie, de distributie, de levering en de opslag van aardgas en het beheer van systemen.

2.   De bij deze richtlijn vastgestelde voorschriften voor aardgas, waartoe ook LNG behoort, zijn tevens op niet-discriminerende wijze van toepassing op biogas en uit biomassa verkregen gas, voor zover het technisch mogelijk en veilig is dergelijke gassen te injecteren in en te transporteren via het aardgassysteem.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze richtlijn gelden de volgende definities:

1.

„aardgasbedrijf”: natuurlijke persoon of rechtspersoon die ten minste een van de volgende functies vervult: productie, transmissie, distributie, levering, aankoop of opslag van aardgas, met inbegrip van LNG, en die verantwoordelijk is voor de met deze functies verband houdende commerciële, technische en/of onderhoudswerkzaamheden, maar die geen eindafnemer is;

2.

„upstreampijpleidingnet”: pijpleiding of pijpleidingnet gebruikt en/of gebouwd als onderdeel van een olie- of gasproductieproject, of gebruikt om aardgas afkomstig van een of meer van dergelijke projecten te transporteren naar een verwerkingsinstallatie, terminal of aanlandingsterminal;

3.

„transmissie”: transport van aardgas door een net dat vooral bestaat uit hogedrukpijpleidingen, anders dan een upstreampijpleidingnet en dan het gedeelte van hogedrukpijpleidingen dat in de eerste plaats voor lokale aardgasdistributie wordt gebruikt, met het oog op de belevering van afnemers, de levering zelf niet inbegrepen;

4.

„transmissiesysteembeheerder”: natuurlijke persoon of rechtspersoon die de transmissiefunctie verricht en in een bepaald gebied verantwoordelijk is voor de exploitatie, het onderhoud en zo nodig de ontwikkeling van het transmissiesysteem alsook, indien van toepassing, de interconnecties ervan met andere systemen, en die ervoor moet zorgen dat het systeem op lange termijn kan voldoen aan een redelijke vraag naar transmissie van gas;

5.

„distributie”: transport van aardgas langs lokale of regionale pijpleidingnetten met het oog op de belevering van afnemers, de levering zelf niet inbegrepen;

6.

„distributiesysteembeheerder”: natuurlijke persoon of rechtspersoon die de distributiefunctie verricht en in een bepaald gebied verantwoordelijk is voor de exploitatie, het onderhoud en zo nodig de ontwikkeling van het distributiesysteem alsook, indien van toepassing, de interconnecties met andere systemen, en die ervoor moet zorgen dat het systeem op lange termijn kan voldoen aan een redelijke vraag naar distributie van gas;

7.

„levering”: verkoop, wederverkoop daaronder begrepen, van aardgas, met inbegrip van LNG, aan afnemers;

8.

„leveringsbedrijf”: natuurlijke persoon of rechtspersoon die de leveringsfunctie verricht;

9.

„opslaginstallatie”: installatie die wordt gebruikt voor de opslag van aardgas en die eigendom is van of geëxploiteerd wordt door een aardgasbedrijf, met inbegrip van het gedeelte van LNG-installaties dat voor opslag gebruikt wordt, maar met uitzondering van het gedeelte dat in gebruik is voor productiedoeleinden en met uitzondering van installaties die uitsluitend ten dienste staan van transmissiesysteembeheerders bij de uitoefening van hun functies;

10.

„opslagsysteembeheerder”: natuurlijke persoon of rechtspersoon die de opslagfunctie verricht en verantwoordelijk is voor het beheer van een opslaginstallatie;

11.

„LNG-installatie”: terminal die voor het vloeibaar maken van aardgas, de invoer of de verlading, en de hervergassing van LNG gebruikt wordt, met inbegrip van ondersteunende diensten en installaties voor tijdelijke opslag die nodig zijn voor de hervergassing en de daaropvolgende doorlevering aan het transmissiesysteem met uitsluiting van alle gedeelten van LNG-terminals die voor opslag gebruikt worden;

12.

„LNG-systeembeheerder”: natuurlijke persoon of rechtspersoon die de functie van het vloeibaar maken van aardgas of de invoer, de verlading en de hervergassing van LNG verricht en verantwoordelijk is voor de exploitatie van een LNG-installatie;

13.

„systeem”: alle transmissienetten of distributienetten, LNG-installaties en/of opslaginstallaties die eigendom zijn van en/of geëxploiteerd worden door een aardgasbedrijf, met inbegrip van de leidingbuffer en de installaties die ondersteunende diensten verlenen, alsmede die van verwante bedrijven die nodig zijn voor de toegang tot transmissie, distributie en LNG;

14.

„ondersteunende diensten”: een dienst die nodig is voor de toegang tot en de exploitatie van transmissienetten, distributienetten, of LNG-installaties en/of opslaginstallaties, met inbegrip van het opvangen van fluctuaties in systeembelasting, menging en injecteren van inerte gassen maar niet inbegrepen installaties die uitsluitend ten dienste staan van transmissiesysteembeheerders bij de uitoefening van hun functies;

15.

„leidingbuffer”: gasopslag door middel van compressie in gastransmissie- en gasdistributiesystemen, uitgezonderd installaties die ten dienste staan van transmissiesysteembeheerders bij de uitoefening van hun functies;

16.

„stelsel van systemen”: een aantal systemen die met elkaar verbonden zijn;

17.

„interconnector”: transmissieleiding die een grens tussen lidstaten overschrijdt of overspant met uitsluitend als bedoeling de nationale transmissiesystemen van die lidstaten onderling te koppelen;

18.

„directe leiding”: aardgaspijpleiding ter aanvulling van het stelsel van systemen;

19.

„geïntegreerd aardgasbedrijf”: verticaal of horizontaal geïntegreerd bedrijf;

20.

„verticaal geïntegreerde bedrijf”: aardgasbedrijf of groep van aardgasbedrijven waarin dezelfde persoon of dezelfde personen, direct of indirect, het recht hebben zeggenschap uit te oefenen en waarbij het bedrijf of de groep van bedrijven ten minste één van de functies van transmissie, distributie, LNG of opslag en ten minste één van de functies van productie of levering van aardgas verricht;

21.

„horizontaal geïntegreerd bedrijf”: bedrijf dat ten minste één van de functies van productie, transmissie, distributie, levering of opslag van aardgas en daarnaast een niet op het gebied van gas liggende activiteit verricht;

22.

„verwant bedrijf”: een verbonden onderneming, in de zin van artikel 41 van Zevende Richtlijn 83/349/EEG van de Raad van 13 juni 1983 op de grondslag van artikel 44, lid 2, onder g) (12), van het Verdrag betreffende de geconsolideerde jaarrekening (13), en/of een geassocieerde onderneming in de zin van artikel 33, lid 1, van die richtlijn en/of een onderneming die aan dezelfde aandeelhouders toebehoort;

23.

„systeemgebruiker”: een natuurlijke persoon of een rechtspersoon die levert aan of afneemt van het systeem;

24.

„afnemer”: een grootafnemer of een eindafnemer van aardgas of een aardgasbedrijf dat aardgas koopt;

25.

„huishoudelijke afnemer”: een afnemer die aardgas koopt voor eigen huishoudelijk gebruik;

26.

„niet-huishoudelijke afnemer”: een afnemer die aardgas koopt dat niet bestemd is voor eigen huishoudelijk verbruik;

27.

„eindafnemer”: een afnemer die aardgas koopt voor eigen gebruik;

28.

„in aanmerking komende afnemer”: een afnemer die vrij is om gas te kopen bij de leverancier van zijn keuze, in de zin van artikel 37;

29.

„grootafnemer”: een natuurlijke persoon of een rechtspersoon die geen transmissiesysteembeheerder of distributiesysteembeheerder is en die aardgas koopt voor wederverkoop binnen of buiten het systeem waarop hij aangesloten is;

30.

„planning op lange termijn”: planning op lange termijn van leverings- en transportcapaciteit van aardgasbedrijven om aan de vraag naar aardgas van het systeem te voldoen, de bronnen te diversifiëren en de levering aan de afnemers zeker te stellen;

31.

„opkomende markt”: lidstaat waar de eerste commerciële levering in het kader van het eerste langlopende aardgasleveringscontract hoogstens tien jaar tevoren heeft plaatsgevonden;

32.

„zekerheid”: zowel de zekerheid van de levering en voorziening van aardgas als de technische beveiliging;

33.

„nieuwe infrastructuur”: infrastructuur die op 4 augustus 2003 niet voltooid is;

34.

„aardgasleveringscontract”: een contract voor de levering van aardgas, een aardgasderivaat niet inbegrepen;

35.

„aardgasderivaat”: een financieel instrument, als omschreven in deel 5, 6 en 7 van deel C van bijlage I bij Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten (14), en dat betrekking heeft op aardgas;

36.

„zeggenschap”: rechten, overeenkomsten of andere middelen die, afzonderlijk of tezamen, met inachtneming van alle feitelijke of juridische omstandigheden, het mogelijk maken een beslissende invloed uit te oefenen op de activiteiten van een onderneming, met name:

a)

eigendoms- of gebruiksrechten op alle vermogensbestanddelen van een bedrijf of delen daarvan;

b)

rechten of overeenkomsten die een beslissende invloed verschaffen op de samenstelling, het stemgedrag of de besluiten van de organen van een onderneming.

HOOFDSTUK II

ALGEMENE REGELS VOOR DE ORGANISATIE VAN DE SECTOR

Artikel 3

Openbaredienstverplichtingen en bescherming van de afnemer

1.   De lidstaten waarborgen op basis van hun institutionele organisatie en met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel dat aardgasbedrijven, onverminderd lid 2, volgens de beginselen van deze richtlijn worden geëxploiteerd met het oog op de totstandbrenging van een door concurrentie gekenmerkte, zekere en in milieuopzicht duurzame aardgasmarkt; wat hun rechten en plichten betreft, mogen zij deze bedrijven niet verschillend behandelen.

2.   Met volledige inachtneming van de toepasselijke bepalingen van het Verdrag, met name artikel 86, mogen de lidstaten in het algemeen economisch belang aan bedrijven die in de gassector actief zijn openbaredienstverplichtingen opleggen, die betrekking kunnen hebben op de zekerheid, met inbegrip van voorzienings- en leveringszekerheid, regelmaat, kwaliteit en prijs van de leveringen, en milieubescherming, waaronder energie-efficiëntie, energie uit hernieuwbare bronnen en klimaatbescherming. Deze verplichtingen zijn duidelijk gedefinieerd, transparant, niet-discriminerend en controleerbaar en waarborgen de gelijke toegang van communautaire aardgasbedrijven tot nationale consumenten waarborgen. Met betrekking tot leverings- en voorzieningszekerheid en energie-efficiëntie/vraagzijdebeheer, alsmede ter verwezenlijking van milieudoelstellingen en doelstellingen voor energie uit hernieuwbare bronnen in de zin van dit lid, kunnen de lidstaten gebruikmaken van planning op lange termijn, daarbij rekening houdend met de mogelijkheid dat derden toegang tot het systeem wensen.

3.   De lidstaten nemen passende maatregelen om eindafnemers te beschermen en voorzien met name in adequate waarborgen voor de bescherming van kwetsbare afnemers. In dit verband definieert elke lidstaat het begrip kwetsbare afnemers, dat kan verwijzen naar energiearmoede en onder meer naar het verbod op afsluiting van de gastoevoer van dergelijke afnemers in moeilijke tijden. De lidstaten waarborgen dat de rechten en verplichtingen met betrekking tot kwetsbare afnemers worden toegepast. Met name nemen zij passende maatregelen nemen ter bescherming van op het gassysteem aangesloten eindafnemers in afgelegen gebieden. De lidstaten kunnen een noodleverancier aanwijzen voor op het gassysteem aangesloten afnemers. Zij zorgen voor een hoog niveau van consumentenbescherming, met name met betrekking tot de transparantie van contractvoorwaarden, algemene informatie en mechanismen voor geschillenbeslechting. De lidstaten zorgen ervoor dat een in aanmerking komende afnemer daadwerkelijk de mogelijkheid heeft gemakkelijk op een nieuwe leverancier over te stappen. Wat ten minste de huishoudelijke afnemers betreft, omvatten deze maatregelen de in bijlage A beschreven maatregelen.

4.   De lidstaten nemen passende maatregelen, zoals het opstellen van nationale energieactieplannen, het voorzien van steun in het kader van socialezekerheidsstelsels om te waarborgen dat kwetsbare afnemers van gas voorzien blijven, of het voorzien van steun voor verbetering van de energie-efficiëntie, teneinde energiearmoede waar deze wordt vastgesteld aan te pakken, ook in de bredere context van armoedebestrijding. Dergelijke maatregelen mogen de daadwerkelijke openstelling van de markt zoals beschreven in artikel 37 en de werking van de markt niet in de weg staan, en worden waar nodig aan de Commissie meegedeeld, overeenkomstig lid 11 van dit artikel. Deze mededeling heeft geen betrekking op maatregelen die in het kader van het algemene socialezekerheidsstelsel worden genomen.

5.   De lidstaten zorgen ervoor dat alle afnemers die aangesloten zijn op het gasnet, aanspraak hebben op gasvoorziening door een leverancier, behoudens de toestemming van de leverancier, ongeacht de lidstaat waar de leverancier is geregistreerd, zolang als de leverancier de geldende handels- en balanceringsregels toepast en onder voorbehoud van de eisen inzake leverings- en voorzieningszekerheid. In dit verband nemen de lidstaten alle noodzakelijke maatregelen om te waarborgen dat administratieve procedures geen belemmering vormen voor leveranciers die reeds in een andere lidstaat zijn geregistreerd.

6.   De lidstaten zorgen ervoor dat:

a)

wanneer een afnemer met inachtneming van de contractuele voorwaarden van leverancier wenst te veranderen, dit binnen een termijn van drie weken wordt geregeld door de betrokken beheerder(s), en dat

b)

de afnemers gerechtigd zijn alle relevante verbruiksgegevens te ontvangen.

De lidstaten zorgen ervoor dat de rechten vermeld in de eerste alinea, onder a) en b), gelden voor alle afnemers, zonder discriminatie wat betreft kosten, moeite of tijd.

7.   De lidstaten nemen passende maatregelen ter verwezenlijking van de doelstellingen inzake sociale en economische samenhang, milieubescherming, waaronder in voorkomend geval middelen ter bestrijding van klimaatverandering en de leverings- en voorzieningszekerheid. Bij deze maatregelen kan het met name gaan om het verstrekken van toereikende economische stimulansen, in voorkomend geval met gebruikmaking van alle bestaande nationale en communautaire instrumenten, voor onderhoud en aanleg van de noodzakelijke netinfrastructuur, inclusief interconnectiecapaciteit.

8.   Teneinde energie-efficiëntie te bevorderen bevelen de lidstaten, of indien de lidstaat hierin voorziet, de regulerende instantie, ten sterkste aan dat aardgasbedrijven het gebruik van gas optimaliseren, bijvoorbeeld door het aanbieden van diensten op het gebied van energiebeheer of het ontwikkelen van innovatieve prijsformules, dan wel in voorkomend geval door de invoering van slimme metersystemen of slimme netwerken (smart grids).

9.   Elke lidstaat voorziet in één enkel contactpunt waar de consumenten alle nodige informatie kunnen krijgen over hun rechten, de vigerende wetgeving en de middelen van geschillenbeslechting in geval van een geschil. Dergelijke contactpunten kunnen deel uitmaken van de algemene consumentenvoorlichtingsloketten.

De lidstaten waarborgen dat er een onafhankelijk mechanisme is, zoals een energieombudsman of een consumentenorgaan, voor de efficiënte afhandeling van klachten en buitengerechtelijke geschillenbeslechting.

10.   De lidstaten kunnen besluiten artikel 4 niet toe te passen op de distributie, voor zover de toepassing daarvan de aardgasbedrijven in feite of in rechte verhindert zich van de in het algemeen economisch belang aan hen opgelegde verplichtingen te kwijten en mits de ontwikkeling van de handel niet wordt beïnvloed in een mate die strijdig is met de belangen van de Gemeenschap. De belangen van de Gemeenschap omvatten onder meer mededinging met betrekking tot de in aanmerking komende afnemers overeenkomstig deze richtlijn en artikel 86 van het Verdrag.

11.   De lidstaten delen de Commissie na de implementatie van deze richtlijn alle maatregelen mede die zijn vastgesteld om openbaredienstverplichtingen in het leven te roepen, met inbegrip van consumenten- en milieubescherming en van de mogelijke gevolgen van deze maatregelen voor de nationale en internationale concurrentie, ongeacht of deze maatregelen een ontheffing van deze richtlijn vereisen. Zij stellen de Commissie vervolgens om de twee jaar in kennis van alle wijzigingen van deze maatregelen, ongeacht of deze maatregelen een ontheffing van deze richtlijn vereisen.

12.   De Commissie stelt in overleg met de relevante belanghebbenden, waaronder de lidstaten, de nationale regulerende instanties, consumentenorganisaties en aardgasbedrijven, een duidelijke en beknopte checklist voor energieconsumenten op met praktische informatie inzake de rechten van energieconsumenten. De lidstaten waarborgen dat aardgasleveranciers of distributiesysteembeheerders in samenwerking met de regulerende instanties de nodige maatregelen treffen om al hun gebruikers te voorzien van een kopie van de checklist voor energieconsumenten en dat deze algemeen beschikbaar is.

Artikel 4

Toestemmingsprocedure

1.   In gevallen waarin toestemming (bijvoorbeeld vergunning, toelating, concessie, instemming of goedkeuring) vereist is voor de bouw of exploitatie van aardgasinstallaties, verlenen de lidstaten of de door hen aangewezen bevoegde instanties overeenkomstig de leden 2 tot en met 4 toestemming voor de bouw of exploitatie van dergelijke installaties, pijpleidingen en bijbehorende uitrusting op hun grondgebied. De lidstaten of de door hen aangewezen bevoegde instanties kunnen op dezelfde basis tevens toestemming verlenen voor de levering van aardgas, ook aan grootafnemers.

2.   Lidstaten met een toestemmingsregeling leggen objectieve en niet-discriminerende criteria vast waaraan moet worden voldaan door een bedrijf dat een aanvraag voor de bouw en/of exploitatie van aardgasinstallaties of een aanvraag voor het leveren van aardgas indient. De niet-discriminerende criteria en procedures voor het verlenen van toestemming worden gepubliceerd. De lidstaten dragen er zorg voor dat in de vergunningsprocedures voor installaties, pijpleidingen en aanverwante uitrusting waar nodig rekening wordt gehouden met het belang van het project voor de interne markt voor aardgas.

3.   De lidstaten dragen er zorg voor dat de redenen waarom toestemming wordt geweigerd objectief en niet-discriminerend zijn en aan de aanvrager worden meegedeeld. De Commissie wordt ingelicht over de redenen van een dergelijke weigering. De lidstaten stellen een procedure vast die de aanvrager de mogelijkheid biedt om tegen dergelijke weigeringen beroep aan te tekenen.

4.   Met het oog op de ontwikkeling van gebieden waar sinds kort geleverd wordt en met het oog op een doelmatige exploitatie in het algemeen, kunnen de lidstaten onverminderd artikel 38 verdere toestemming voor de bouw en exploitatie van distributiepijpleidingsystemen in een bepaald gebied weigeren als dergelijke pijpleidingsystemen in dat gebied zijn aangelegd of daartoe voorstellen zijn gedaan en de bestaande of geplande capaciteit niet volledig wordt benut.

Artikel 5

Monitoren van de leverings- en voorzieningszekerheid

De lidstaten zorgen ervoor dat aangelegenheden betreffende de leverings- en voorzieningszekerheid worden gemonitord. Wanneer de lidstaten het nodig achten, kunnen zij deze taak toevertrouwen aan de in artikel 39, lid 1, bedoelde regulerende instanties. Met name zal het evenwicht tussen vraag en aanbod op de nationale markt, het niveau van de verwachte toekomstige vraag en beschikbare voorraden, geplande of in aanbouw zijnde extra capaciteit die wordt overwogen, en de kwaliteit en de staat van onderhoud van de netten, alsmede maatregelen ter dekking van de piekvraag en bij het in gebreke blijven van één of meer leveranciers gemonitord worden. De bevoegde instanties publiceren jaarlijks uiterlijk op 31 juli een verslag over de bevindingen die het monitoren van deze aangelegenheden heeft opgeleverd, alsmede de getroffen of overwogen maatregelen met betrekking tot deze aangelegenheden en zenden dit verslag onverwijld naar de Commissie.

Artikel 6

Regionale solidariteit

1.   Teneinde de zekerheid van de voorziening op de interne markt voor aardgas te waarborgen, werken de lidstaten samen om de regionale en bilaterale solidariteit te bevorderen.

2.   Deze samenwerking heeft betrekking op situaties die resulteren uit of op korte termijn waarschijnlijk zullen resulteren uit een ernstige onderbreking van de voorziening in een lidstaat. Het rapport dient te bevatten:

a)

coördinatie van de nationale noodbepalingen als bedoeld in artikel 8 van Richtlijn 2004/67/EG van de Raad van 26 april 2004 betreffende maatregelen tot veiligstelling van de aardgasvoorziening (15);

b)

identificatie en, waar nodig, ontwikkeling of modernisering van elektriciteits- en aardgasinterconnecties, en

c)

voorwaarden en praktische uitvoeringsbepalingen voor wederzijdse bijstand.

3.   De Commissie en de overige lidstaten worden op de hoogte gehouden over deze samenwerking.

4.   De Commissie kan richtsnoeren voor regionale solidariteit en samenwerking aannemen. Deze maatregelen, die niet-essentiële elementen van deze richtlijn beogen te wijzigen door haar aan te vullen, wordt vastgesteld volgens de regelgevingsprocedure met toetsing bedoeld in artikel 51, lid 3.

Artikel 7

Bevordering van regionale samenwerking

1.   De lidstaten en de regulerende instanties werken onderling samen met het doel hun nationale markten op een of meer regionale niveaus te integreren, als eerste stap op weg naar de creatie van een volledig geliberaliseerde interne markt. Met name moedigen de regulerende instantie, indien de lidstaten hierin voorzien, of de lidstaten de samenwerking van transmissiesysteembeheerders op regionaal niveau aan en faciliteren zij deze, ook bij grensoverschrijdende vraagstukken, ten einde een concurrerende interne markt voor aardgas tot stand te brengen, bevorderen zij de samenhang van hun wettelijk, regelgevings- en technisch kader en vergemakkelijken zij de integratie van de geïsoleerde systemen die nog steeds „gaseilanden” in de Gemeenschap vormen. Het geografische gebied waarop deze regionale samenwerking betrekking heeft, omvat de samenwerking in geografische gebieden als omschreven overeenkomstig artikel 12, lid 3, van Verordening (EG) nr. 715/2009. Deze samenwerking kan aanvullend ook andere geografische gebieden bestrijken.

2.   Het Agentschap werkt samen met de nationale regulerende instanties en transmissiesysteembeheerders ter waarborging van de compatibiliteit van de regelgevingskaders tussen de regio’s met het oog op de totstandbrenging van een concurrerende interne markt voor aardgas. Wanneer het Agentschap bindende voorschriften voor een dergelijke samenwerking nodig acht, doet het aanbevelingen ter zake.

3.   De lidstaten zorgen er bij de uitvoering van deze richtlijn voor dat de transmissiesysteembeheerders een of meer geïntegreerde systemen op regionaal niveau hebben waaraan twee of meer lidstaten meewerken voor de toewijzing van capaciteit en voor de controle op de beveiliging van het net.

4.   Ingeval verticaal geïntegreerde transmissiesysteembeheerders deelnemen aan een gemeenschappelijke onderneming die is opgericht ter uitvoering van zulke samenwerking, ontwerpt en implementeert de gemeenschappelijke onderneming een nalevingsprogramma met de maatregelen die moeten worden genomen om discriminerend en concurrentieverstorend gedrag uit te sluiten. Dit programma bevat de specifieke verplichtingen van de werknemers ter verwezenlijking van de doelstelling van uitsluiting van discriminerend en concurrentieverstorend gedrag. Het wordt door het Agentschap goedgekeurd. De naleving van het programma wordt op onafhankelijke wijze gemonitord door de nalevingsfunctionarissen van de verticaal geïntegreerde transmissie-systeembeheerders.

Artikel 8

Technische voorschriften

De regulerende instanties, indien de lidstaten hierin voorzien, of de lidstaten zorgen ervoor dat er technische veiligheidscriteria worden opgesteld en dat er technische voorschriften worden opgesteld met de minimumeisen inzake het technisch ontwerp en de exploitatie, waaraan moet worden voldaan voor de aansluiting op het systeem van LNG-installaties, opslaginstallaties, andere transmissie- en distributiesystemen en directe leidingen, en dat deze openbaar worden gemaakt. Die technische voorschriften waarborgen de interoperabiliteit van de systemen en zijn objectief en niet-discriminerend. Het Agentschap kan waar nodig passende aanbevelingen doen met betrekking tot het bereiken van compatibiliteit van deze voorschriften. Deze regels worden aan de Commissie meegedeeld overeenkomstig artikel 8 van Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (16).

HOOFDSTUK III

TRANSMISSIE, OPSLAG EN LNG

Artikel 9

Ontvlechting van transmissiesystemen en van transmissiesysteembeheerders

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat per 3 maart 2012:

a)

ieder bedrijf dat eigenaar is van een transmissiesysteem, handelt als een transmissiesysteembeheerder;

b)

dezelfde persoon of personen niet het recht hebben om:

i)

direct of indirect zeggenschap uit te oefenen over een bedrijf dat één van de functies van productie of levering verricht, en direct of indirect zeggenschap uit te oefenen of rechten uit te oefenen over een transmissiesysteembeheerder of een transmissiesysteem, of

ii)

direct of indirect zeggenschap uit te oefenen over een transmissiesysteembeheerder of een transmissiesysteem, en direct of indirect zeggenschap uit te oefenen of rechten uit te oefenen over een bedrijf dat één van de functies van productie of levering verricht;

c)

dezelfde persoon of personen niet het recht hebben om leden aan te wijzen van de raad van toezicht, van de raad van bestuur of van organen die het bedrijf juridisch vertegenwoordigen, van een transmissiesysteembeheerder of een transmissiesysteem, en om op directe of indirecte wijze zeggenschap uit te oefenen of rechten uit te oefenen over een bedrijf dat één van de functies van productie of levering verricht, en

d)

dezelfde persoon niet het recht heeft om lid te zijn van de raad van toezicht, van de raad van bestuur of van organen die het bedrijf juridisch vertegenwoordigen, van zowel een bedrijf dat één van de functies van productie of levering verricht, als een transmissiesysteembeheerder of een transmissiesysteem.

2.   De in lid 1, onder b) en c), bedoelde rechten omvatten met name:

a)

het recht om stemrechten uit te oefenen;

b)

de bevoegdheid om leden aan te wijzen van de raad van toezicht, van de raad van bestuur of van organen die het bedrijf juridisch vertegenwoordigen, of

c)

het hebben van een meerderheidsaandeel.

3.   Voor de toepassing van lid 1, punt b), omvat het begrip „bedrijf dat één van de functies van productie of levering verricht” het begrip „bedrijf dat één van de functies van productie of levering verricht” in de zin van Richtlijn 2009/72/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit (17), en omvatten de begrippen „transmissiesysteembeheerder” en „transmissiesysteem” de begrippen „transmissiesysteembeheerder”, respectievelijk „transmissiesysteem” in de zin van die richtlijn.

4.   De lidstaten kunnen afwijkingen van lid 1, punten b) en c), toestaan tot uiterlijk 3 maart 2013, op voorwaarde dat de transmissiesysteembeheerders geen onderdeel vormen van een verticaal geïntegreerde bedrijf.

5.   De in lid 1, onder a), van dit artikel vervatte verplichting wordt geacht te zijn vervuld in een situatie waarin twee of meer bedrijven die eigenaar zijn van transmissiesystemen, een gemeenschappelijke onderneming hebben opgericht die in twee of meer lidstaten optreedt als transmissiesysteembeheerder van de betrokken transmissiesystemen. Geen ander bedrijf mag deel uitmaken van de gemeenschappelijke onderneming, tenzij het overeenkomstig artikel 14 is erkend als onafhankelijke systeembeheerder of als een onafhankelijke transmissiebeheerder voor de toepassing van hoofdstuk IV.

6.   Wanneer de in lid 1, onder b), c) en d), bedoelde persoon de lidstaat of een ander overheidsorgaan is, worden voor de toepassing van dit artikel twee afzonderlijke overheidsorganen die zeggenschap uitoefenen over, enerzijds, een transmissiesysteembeheerder of een transmissiesysteem en, anderzijds, over een bedrijf dat één van de functies van productie of levering verricht, niet als dezelfde persoon of dezelfde personen beschouwd.

7.   De lidstaten waken ervoor dat de in artikel 16 bedoelde commercieel gevoelige gegevens in de handen van een transmissiesysteembeheerder die deel heeft uitgemaakt van een verticaal geïntegreerde bedrijf en het personeel van die transmissiesysteembeheerder, worden overgedragen aan bedrijven die één van de functies van productie of levering verrichten.

8.   De lidstaten kunnen besluiten lid 1 niet toe te passen, als het transmissiesysteem op 3 september 2009 toebehoort aan een verticaal geïntegreerd bedrijf.

In dat geval besluit de betrokken lidstaat:

a)

een onafhankelijke systeembeheerder aan te wijzen overeenkomstig artikel 14, of

b)

de bepalingen van hoofdstuk IV na te leven.

9.   De lidstaten kunnen besluiten lid 1 niet toe te passen als het transmissiesysteem op 3 september 2009 toebehoort aan een verticaal geïntegreerde bedrijf en er regelingen van kracht zijn die een effectievere onafhankelijkheid van de transmissiesysteembeheerder waarborgen dan de bepalingen van hoofdstuk IV.

10.   Voordat een bedrijf wordt goedgekeurd en aangewezen als transmissiesysteembeheerder uit hoofde van lid 9 van dit artikel, wordt het gecertificeerd volgens de procedures van artikel 10, leden 4 tot en met 6, van deze richtlijn, en van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 715/2009, tengevolge waarvan de Commissie controleert of de bestaande regelingen duidelijk een effectievere onafhankelijkheid van de transmissiesysteembeheerder waarborgen dan de bepalingen van hoofdstuk IV.

11.   Een verticaal geïntegreerd bedrijf dat eigenaar is van een transmissiesysteem, mag in geen geval worden belet maatregelen te treffen om te voldoen aan het bepaalde in lid 1.

12.   Bedrijven die één van de functies van productie of levering verrichten, mogen in geen geval in staat zijn op directe of indirecte wijze zeggenschap of enig recht uit te oefenen ten aanzien van ontvlochten transmissiesysteembeheerders in lidstaten die lid 1 toepassen.

Artikel 10

Aanwijzing en certificering van transmissiesysteembeheerders

1.   Voordat een bedrijf wordt goedgekeurd en als transmissiesysteembeheerder wordt aangewezen, wordt zij gecertificeerd volgens de procedures van de leden 4 tot en met 6 van dit artikel, en artikel 3 van Verordening (EG) nr. 715/2009.

2.   Bedrijven die eigenaar zijn van een transmissiesysteem en die overeenkomstig onderstaande certificeringsprocedure door de nationale regulerende instantie gecertificeerd zijn als zijnde in overeenstemming met de eisen van artikel 9, worden door de lidstaten goedgekeurd en aangewezen als transmissiesysteembeheerders. De aanwijzing van transmissie-systeembeheerders wordt ter kennis van de Commissie gebracht en bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

3.   De transmissiesysteembeheerders stellen de regulerende instantie in kennis van elke geplande transactie die een herevaluatie kan vereisen van hun naleving van de vereisten van artikel 9.

4.   De regulerende instanties zien erop toe dat of de transmissiesysteembeheerders de eisen van artikel 9 permanent naleven. Zij starten een certificeringsprocedure om bedoelde naleving te waarborgen:

a)

wanneer zij een in lid 3 bedoelde kennisgeving van de transmissiesysteembeheerder ontvangen;

b)

op eigen initiatief wanneer zij er kennis van hebben dat een geplande wijziging van rechten of invloed ten aanzien van transmissiesysteemeigenaars of -beheerders kan leiden tot een inbreuk op artikel 9, of wanneer zij redenen hebben om aan te nemen dat een dergelijke inbreuk heeft plaatsgevonden, of

c)

na een met redenen omkleed verzoek van de Commissie.

5.   De regulerende instanties nemen een besluit over de certificering van een transmissiesysteembeheerder binnen vier maanden na de datum van kennisgeving door de transmissiesysteembeheerder of de datum van het verzoek van de Commissie. Na het verstrijken van deze periode wordt de certificering geacht te zijn toegekend. Het expliciete of stilzwijgende besluit van de regulerende instantie wordt pas van kracht na de afronding van de procedure van lid 6.

6.   Het expliciete of stilzwijgende besluit betreffende de certificering van een transmissiesysteembeheerder wordt door de regulerende instantie onverwijld ter kennis gebracht van de Commissie, samen met alle relevante informatie in verband met dit besluit. De Commissie besluit volgens de procedure van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 715/2009.

7.   De regulerende instanties en de Commissie kunnen bij de transmissiesysteembeheerder en bedrijven die één van de functies van productie of levering verrichten, alle informatie opvragen die van toepassing is voor de uitvoering van hun taken uit hoofde van dit artikel.

8.   De regulerende instanties en de Commissie nemen de vertrouwelijkheid van commercieel gevoelige informatie in acht.

Artikel 11

Certificering met betrekking tot derde landen

1.   Indien de eigenaar van een transmissiesysteem of een transmissiesysteembeheerder waarover een persoon of personen uit een of meer derde landen zeggenschap hebben, om certificering verzoekt, stelt de regulerende instantie de Commissie daarvan in kennis.

De regulerende instantie stelt de Commissie tevens onverwijld in kennis van omstandigheden die ertoe zouden leiden dat een persoon of personen uit een of meer derde landen zeggenschap over een transmissiesysteem of een transmissiesysteembeheerder verkrijgen.

2.   De transmissiesysteembeheerder stelt de regulerende instantie in kennis van omstandigheden die ertoe zouden leiden dat een persoon of personen uit een of meer derde landen zeggenschap over het transmissiesysteem of de transmissiesysteembeheerder verkrijgen.

3.   De regulerende instantie neemt binnen vier maanden na de datum van kennisgeving door de transmissiesysteembeheerder een ontwerpbesluit over de certificering van een transmissiesysteembeheerder. Zij weigert de certificering indien niet is aangetoond:

a)

dat de entiteit in kwestie voldoet aan de vereisten van artikel 9, en

b)

ten overstaan van de regulerende instantie of een andere bevoegde instantie, aangewezen door de lidstaat die de certificering toekent, dat het toekennen van de certificering geen bedreiging vormt voor de energievoorzieningszekerheid van de lidstaat en de Gemeenschap. Bij het beraad over deze vraag houdt de regulerende instantie of de andere aldus aangewezen bevoegde instantie rekening met:

i)

de rechten en verplichtingen die de Gemeenschap heeft met betrekking tot het betrokken derde land uit hoofde van het internationaal recht, met inbegrip van een overeenkomst die is gesloten met een of meer derde landen waarbij de Gemeenschap partij is en waarin energievoorzieningszekerheid aan bod komt,

ii)

de rechten en verplichtingen die de lidstaat heeft ten aanzien van het betrokken derde land uit hoofde van overeenkomsten met deze derde landen, voor zover zij stroken met het gemeenschapsrecht, en

iii)

andere specifieke feiten en omstandigheden van het betrokken geval en het betrokken derde land.

4.   Het besluit wordt door de regulerende instantie onverwijld ter kennis van de Commissie gebracht, samen met alle relevante informatie over het besluit.

5.   De lidstaten bepalen dat de regulerende instantie of de aangewezen bevoegde instantie, bedoeld in lid 3, onder b), alvorens de regulerende instantie een besluit neemt over de certificering, bij de Commissie advies moeten inwinnen over:

a)

dat de entiteit in kwestie voldoet aan de vereisten van artikel 9, en

b)

de vraag of het toekennen van de certificering geen bedreiging vormt voor de energievoorzieningszekerheid van de Gemeenschap.

6.   De Commissie onderzoekt het in lid 5 bedoelde verzoek om een advies zodra zij dat heeft ontvangen. Binnen twee maanden na ontvangst van het verzoek geeft de Commissie een advies aan de nationale regulerende instantie of aan de aangewezen bevoegde instantie, indien het verzoek afkomstig was van laatstgenoemde instantie.

Wanneer de Commissie haar advies opstelt, mag zij de standpunten vragen van het Agentschap, de betrokken lidstaat en belanghebbenden. De periode van twee maanden wordt in geval van dergelijke vraag van de Commissie met twee maanden verlengd.

Als de Commissie niet binnen deze twee maanden advies uitbrengt, wordt zij geacht geen bezwaar te hebben tegen het besluit van de regulerende instantie.

7.   Bij de beoordeling of zeggenschap door een persoon of personen uit een of meer derde landen een bedreiging vormt voor de energieleverings- en voorzieningszekerheid van de Gemeenschap, houdt de Commissie rekening met:

a)

de specifieke feiten van het betrokken geval en het betrokken derde land of de betrokken derde landen, en

b)

de rechten en verplichtingen van de Gemeenschap met betrekking tot dat derde land of die derde landen uit hoofde van het internationaal recht, met inbegrip van een overeenkomst die is gesloten met een of meer derde landen waarbij de Gemeenschap partij is en waarin de voorzieningszekerheid aan bod komt.

8.   De nationale regulerende instantie neemt, binnen twee maanden na de in lid 6 bedoelde periode, een definitief besluit over de certificering. Bij het nemen van haar definitieve besluit houdt de nationale instantie ten volle rekening met het advies van de Commissie. In ieder geval hebben de lidstaten het recht certificering te weigeren wanneer toekenning van een certificering een bedreiging vormt voor de energieleverings- en voorzieningszekerheid van de lidstaat of de energieleverings- en voorzieningszekerheid van een andere lidstaat. Wanneer de lidstaat een andere bevoegde instantie heeft aangewezen om over punt b) van lid 3 te oordelen, mag hij van de nationale regulerende instantie verlangen dat zij haar definitieve besluit afstemt op het oordeel van die bevoegde instantie. Het definitieve besluit van de regulerende instantie en het advies van de Commissie worden samen bekendgemaakt. Indien het definitieve besluit afwijkt van het advies van de Commissie, verstrekt en publiceert de betrokken lidstaat tezamen met dit besluit de motivering van dat besluit.

9.   Niets in dit artikel doet afbreuk aan het recht van de lidstaten om, in overeenstemming met het gemeenschapsrecht, nationale wettelijke controles uit te voeren ter bescherming van legitieme belangen op het gebied van de openbare veiligheid.

10.   De Commissie kan richtsnoeren vaststellen waarin de voor de toepassing van dit artikel te volgen procedure nader wordt omschreven. Deze maatregelen, die niet-essentiële elementen van deze richtlijn beogen te wijzigen door haar aan te vullen, wordt vastgesteld volgens de regelgevingsprocedure met toetsing bedoeld in artikel 51, lid 3.

11.   Dit artikel, met uitzondering van lid 3, punt a), van dit artikel is ook van toepassing op lidstaten waarvoor een afwijking uit hoofde van artikel 49 geldt.

Artikel 12

Aanwijzing van beheerders van opslag- en LNG-installaties

De lidstaten of door hen daartoe aangezochte aardgasbedrijven met eigen transmissie-, opslag- of LNG-installaties wijzen een of meer systeembeheerders aan voor een termijn die door de lidstaten op grond van efficiëntie en economisch evenwicht wordt vastgesteld.

Artikel 13

Taken van transmissie-, opslag- en/of LNG-systeembeheerders

1.   Elke transmissie-, opslag- of LNG-systeembeheerder:

a)

beheert, onderhoudt en ontwikkelt onder economische voorwaarden veilige, betrouwbare en efficiënte transmissie-, opslag- en/of LNG-installaties om een open markt te waarborgen, met inachtneming van het milieu, en zorgt voor afdoende middelen om aan de dienstverleningsverplichtingen te voldoen;

b)

onthoudt zich van discriminatie tussen systeemgebruikers of categorieën van systeemgebruikers, met name ten gunste van verwante bedrijven;

c)

verstrekt elke andere transmissiesysteembeheerder, opslagsysteembeheerder, LNG-systeembeheerder en/of elke distributiesysteembeheerder voldoende informatie om te waarborgen dat het transport en de opslag van aardgas kunnen geschieden op een wijze die verenigbaar is met de zekere en doelmatige exploitatie van het stelsel van systemen, en

d)

verstrekt de systeemgebruikers de informatie die zij voor een efficiënte toegang tot het systeem nodig hebben.

2.   Elke transmissiesysteembeheerder bouwt voldoende grensoverschrijdende capaciteit op om Europese transmissie-infrastructuur te integreren die voldoet aan alle economisch redelijke en technisch haalbare vraag naar capaciteit, rekening houdend met de leverings- en voorzieningszekerheid van gas.

3.   De door transmissiesysteembeheerders vastgestelde regels voor het in evenwicht houden van het gastransmissiesysteem, waaronder de regels voor de tarieven die zij hun systeemgebruikers aanrekenen voor verstoring van de energiebalans, zijn objectief, transparant en niet-discriminerend. De voorwaarden, met inbegrip van de regels en tarieven, voor het verlenen van dergelijke diensten door transmissiesysteembeheerders worden volgens een methode die in overeenstemming is met artikel 41, lid 6, vastgesteld op een niet-discriminerende wijze die de kostprijs weerspiegelt. De voorwaarden worden gepubliceerd.

4.   De regulerende instanties, indien de lidstaten hierin voorzien, of de lidstaten kunnen verlangen dat transmissiesysteembeheerders voldoen aan minimumnormen voor het onderhoud en de ontwikkeling van het transmissiesysteem, inclusief interconnectiecapaciteit.

5.   Transmissiesysteembeheerders schaffen de energie die zij ter uitvoering van hun taken gebruiken aan volgens transparante, niet-discriminerende en op de markt gebaseerde procedures.

Artikel 14

Onafhankelijke systeembeheerders

1.   Wanneer het transmissiesysteem op 3 september 2009 tot een verticaal geïntegreerd bedrijf behoort, kunnen de lidstaten besluiten artikel 9, lid 1, niet toe te passen en op voorstel van de eigenaar van het transmissiesysteem een onafhankelijke systeembeheerder aanwijzen. Deze moet door de Commissie worden goedgekeurd.

2.   De lidstaat mag een onafhankelijke systeembeheerder alleen goedkeuren en aanwijzen en wanneer:

a)

de kandidaat-beheerder heeft aangetoond te voldoen aan de eisen van artikel 9, lid 1, onder b) tot en met d);

b)

de kandidaat-beheerder heeft aangetoond dat hij beschikt over de financiële, technische, fysieke en personele middelen om de in artikel 13 omschreven taken uit te voeren;

c)

de kandidaat-beheerder heeft toegezegd een tienjarig netontwikkelingsplan uit te voeren dat door de regulerende instantie wordt gemonitord;

d)

de eigenaar van het transmissiesysteem heeft aangetoond dat hij zijn verplichtingen uit hoofde van lid 5 kan nakomen. In dat verband stelt de eigenaar alle ontwerpen van contractuele regelingen ter beschikking van de kandidaat-systeembeheerder en van alle andere relevante entiteiten, en

e)

de kandidaat-beheerder heeft aangetoond dat hij zijn verplichtingen uit hoofde van Verordening (EG) nr. 715/2009 kan nakomen, inclusief de samenwerking tussen transmissiesysteembeheerders op Europees en regionaal niveau.

3.   Bedrijven die door de regulerende instantie zijn gecertificeerd omdat zij voldoen aan de voorschriften van artikel 11 en van lid 2 van dit artikel, worden door de lidstaten goedgekeurd en aangewezen als onafhankelijke systeembeheerders. De certificeringsprocedure van hetzij artikel 10 van deze richtlijn en artikel 3 van Verordening (EG) nr. 715/2009, hetzij van artikel 11 van deze richtlijn, is van toepassing.

4.   Iedere onafhankelijke systeembeheerder is verantwoordelijk voor het verlenen en beheren van toegang van derden tot het net, inclusief het innen van een toegangsheffing en congestielasten voor de exploitatie, het onderhoud en de ontwikkeling van het transmissiesysteem, en moet ervoor zorgen dat door een afdoende investeringsplanning wordt gewaarborgd dat het systeem op langere termijn in staat is aan een redelijke vraag te voldoen. Wat de ontwikkeling van het transmissiesysteem betreft, is de onafhankelijke systeembeheerder verantwoordelijk voor de planning (met inbegrip van de vergunningsprocedure), de bouw en de bestelling van nieuwe infrastructuur. In die zin treedt de onafhankelijke systeembeheerder op als transmissiesysteembeheerder overeenkomstig dit hoofdstuk. De eigenaars van transmissiesystemen zijn niet bevoegd voor het verlenen en beheren van toegang voor derden, noch voor de investeringsplanning.

5.   Indien een onafhankelijke systeembeheerder is aangewezen, zorgt de eigenaar van het transmissiesysteem voor:

a)

de nodige samenwerking met en ondersteuning van de onafhankelijke systeembeheerder voor de uitvoering van zijn taken, inclusief meer bepaald alle toepasselijke informatie;

b)

de financiering van door de onafhankelijke systeembeheerder geplande en door de regulerende instantie goedgekeurde investeringen, of hij stemt ermee in dat die investeringen door een betrokken partij, waaronder de onafhankelijke systeembeheerder, worden gefinancierd. De toepasselijke financiële regelingen moeten worden goedgekeurd door de regulerende instantie. Alvorens deze goedkeuring te geven, raadpleegt de regulerende instantie de eigenaar van de activa samen met andere betrokken partijen;

c)

het dekken van de aansprakelijkheid met betrekking tot de netactiva, met uitzondering van de aansprakelijkheid die verband houdt met de taken van de onafhankelijke systeembeheerder, en

d)

waarborgen teneinde de financiering van netuitbreidingen te vergemakkelijken, met uitzondering van die investeringen waarvoor hij er overeenkomstig punt b) mee heeft ingestemd dat zij door een betrokken partij, inclusief de onafhankelijke systeembeheerder, worden gefinancierd.

6.   In nauwe samenwerking met de regulerende instantie, worden aan de betrokken nationale mededingingsautoriteit alle toepasselijke bevoegdheden verleend om de naleving door de transmissiesysteemeigenaar van zijn verplichtingen overeenkomstig lid 5 daadwerkelijk te monitoren.

Artikel 15

Ontvlechting van eigenaars van transmissiesystemen en opslagsysteembeheerders

1.   Wanneer een onafhankelijke systeembeheerder is aangewezen, zijn eigenaars van transmissiesystemen en opslagsysteembeheerders die deel uitmaken van een verticaal geïntegreerde bedrijf onafhankelijk, althans wat hun rechtsvorm, organisatie en besluitvorming betreft, van andere, niet met transmissie, distributie en opslag samenhangende activiteiten.

Dit artikel geldt uitsluitend voor opslaginstallaties die in technische of economische zin noodzakelijk zijn voor een efficiënte toegang voor de levering aan afnemers overeenkomstig artikel 33.

2.   Teneinde de in lid 1 bedoelde onafhankelijkheid van de eigenaar van een transmissiesysteem en de opslagsysteembeheerder te waarborgen, gelden de volgende minimumcriteria:

a)

de personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer van de eigenaar van een transmissiesysteem en de opslagsysteembeheerder nemen niet deel in bedrijfsstructuren van het geïntegreerde aardgasbedrijf die direct of indirect verantwoordelijk zijn voor het dagelijkse beheer van de productie en levering van aardgas;

b)

er moeten passende maatregelen worden genomen teneinde ervoor te zorgen rekening wordt gehouden met de professionele belangen van de personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer van de eigenaar van een transmissiesysteem en de opslagsysteembeheerder, zodat zij onafhankelijk kunnen functioneren;

c)

de opslagsysteembeheerder heeft effectieve beslissingsbevoegdheid, onafhankelijk van het geïntegreerde aardgasbedrijf, wat de activa betreft die noodzakelijk zijn voor de exploitatie, het onderhoud, en de ontwikkeling van de opslaginstallaties. Dit vormt geen beletsel voor passende coördinatieregelingen die ervoor moeten zorgen dat de rechten van de moedermaatschappij op economisch toezicht en beheerstoezicht met betrekking tot het rendement van de investering, zoals indirect geregeld overeenkomstig artikel 41, lid 6, in een dochtermaatschappij beschermd worden. Hierdoor wordt de moedermaatschappij met name in staat gesteld het jaarlijkse financiële plan of enig vergelijkbaar instrument van de opslagsysteembeheerder goed te keuren en algemene limieten voor de schuldenlast van de dochtermaatschappij vast te stellen. Het moederbedrijf kan echter geen instructies geven voor het dagelijks beheer van de opslagfaciliteit, noch inzake specifieke besluiten betreffende de bouw of modernisering van opslaginstallaties die niet verder gaan dan het goedgekeurde financieringsplan, of een gelijkwaardig instrument, en

d)

de transmissiesysteemeigenaar en de opslagsysteembeheerder stellen een nalevingsprogramma vast met maatregelen om te waarborgen dat discriminerend gedrag is uitgesloten en zorgen ervoor dat de naleving daarvan op adequate wijze wordt gemonitord. Het nalevingsprogramma bevat de specifieke verplichtingen van de werknemers ter verwezenlijking van die doelstellingen. De persoon of de instantie die belast is met het toezicht op het nalevingsprogramma dient bij de regulerende instantie jaarlijks een verslag in waarin de genomen maatregelen worden vermeld. Dit verslag wordt bekendgemaakt.

3.   De Commissie kan richtsnoeren uitwerken om ervoor te zorgen dat de eigenaar van een transmissiesysteem en de opslagsysteembeheerder lid 2 van dit artikel volledig en daadwerkelijk naleven. Deze maatregelen, die niet-essentiële elementen van deze richtlijn beogen te wijzigen door haar aan te vullen, wordt vastgesteld volgens de regelgevingsprocedure met toetsing bedoeld in artikel 51, lid 3.

Artikel 16

Vertrouwelijkheid voor transmissiesysteembeheerders en eigenaars van transmissiesystemen

1.   Onverminderd artikel 30 of enige andere wettelijke verplichting tot het verstrekken van informatie, eerbiedigt elke transmissie-, opslag- en/of LNG-systeembeheerder en eigenaar van een transmissiesysteem de vertrouwelijkheid van de commercieel gevoelige gegevens die hem bij zijn bedrijfsvoering ter kennis komen, en voorkomt hij dat informatie over zijn eigen activiteiten die commercieel voordeel kan opleveren, op discriminerende wijze wordt vrijgegeven. Met name geven zij geen commercieel gevoelige gegevens vrij aan de andere onderdelen van de onderneming, tenzij dat noodzakelijk is voor de uitvoering van een zakelijke transactie. Om de volledige inachtneming van de regels betreffende de ontvlechting van informatie te verzekeren, zien de lidstaten erop toe dat de eigenaar van een transmissiesysteem alsook, in het geval van een gecombineerde beheerder, de distributiesysteembeheerder, en de overige onderdelen van het bedrijf niet van gezamenlijke diensten gebruikmaken, zoals gezamenlijke juridische diensten, afgezien van zuiver administratieve en IT-functies.

2.   Transmissie-, opslag- en/of LNG-systeembeheerders maken bij de aan- of verkoop van aardgas door een verwant bedrijf geen misbruik van commercieel gevoelige gegevens die zij van derden hebben gekregen in het kader van de verlening van of onderhandelingen over toegang tot het systeem.

3.   Informatie die nodig is voor doeltreffende mededinging en een efficiënte werking van de markt wordt openbaar gemaakt. Deze verplichting laat de bescherming van gevoelige handelsinformatie onverlet.

HOOFDSTUK IV

ONAFHANKELIJKE TRANSMISSIEBEHEERDER

Artikel 17

Activa, apparatuur, personeel en identiteit

1.   Transmissiesysteembeheerders beschikken over alle menselijke, technische, fysieke en financiële middelen die nodig zijn om hun uit deze richtlijn voortvloeiende verplichtingen na te komen en de werkzaamheden van transmissie van aardgas uit te voeren, met name:

a)

de activa die nodig zijn voor de werkzaamheden van transmissie van aardgas, waaronder het transmissiesysteem, zijn eigendom van de transmissiesysteembeheerder;

b)

het personeel dat nodig is voor de werkzaamheden van transmissie van aardgas, met inbegrip van de uitvoering van alle bedrijfstaken, is in dienst van de transmissiesysteembeheerder;

c)

het is verboden personeel in te huren c.q. te verhuren en diensten te verrichten aan en vanuit andere onderdelen van een verticaal geïntegreerd bedrijf. Een transmissiesysteembeheerder mag echter diensten verrichten ten behoeve van het verticaal geïntegreerde bedrijf, mits:

i)

de verrichting van deze diensten geen discriminatie onder systeemgebruikers inhoudt, voor alle systeemgebruikers onder dezelfde voorwaarden beschikbaar is en geen beperking, verstoring of voorkoming van mededinging bij de productie of levering inhoudt, en

ii)

de voorwaarden van de verrichting van deze diensten door de regulerende instantie zijn goedgekeurd;

d)

onverminderd de besluiten van het in artikel 20 bedoelde controleorgaan, worden passende financiële middelen voor toekomstige investeringsprojecten en/of voor de vervanging van de bestaande activa tijdig beschikbaar gesteld door het verticaal geïntegreerde bedrijf, na een passend verzoek van de transmissiesysteembeheerder.

2.   De werkzaamheden van transmissie van aardgas omvatten, naast de in artikel 13 genoemde, ten minste de volgende activiteiten:

a)

vertegenwoordigen van de transmissiesysteembeheerder en contacten onderhouden met derde partijen en de regulerende instanties;

b)

vertegenwoordigen van de transmissiesysteembeheerder binnen het Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders voor gas („ENTBS voor gas”);

c)

toewijzen en beheren van de toegang van derde partijen, zodanig dat niet gediscrimineerd wordt tussen systeemgebruikers of groepen van systeemgebruikers;

d)

inning van alle heffingen in verband met het transmissiesysteem, inclusief toegangsheffingen en balanceringsheffingen voor ondersteunende diensten zoals de behandeling van gas en de aankoop van diensten (balanceringskosten, energie voor verlies);

e)

exploitatie, onderhoud en ontwikkeling van een veilig, efficiënt en economisch transmissiesysteem;

f)

investeringsplanning zodat het systeem op lange termijn kan voldoen aan een redelijke vraag en de leverings- en voorzieningszekerheid kan waarborgen;

g)

het opzetten van passende gemeenschappelijke ondernemingen, inclusief met een of meer transmissiesysteembeheerders, gasbeurzen, en de andere relevante actoren, bedoeld om regionale markten te creëren of het liberaliseringsproces te faciliteren, en

h)

alle bedrijfsdiensten, waaronder juridische diensten, boekhouding en IT-diensten.

3.   De transmissiesysteembeheerder krijgt een rechtsvorm als bedoeld in artikel 1 van Richtlijn 68/151/EEG van de Raad (18).

4.   De transmissiesysteembeheerder sticht, wat betreft de identiteit van het bedrijf, communicatie, merken en gebouwen, geen verwarring aangaande de afzonderlijke identiteit van het verticaal geïntegreerde bedrijf of een onderdeel daarvan.

5.   De transmissiesysteembeheerder heeft met het verticaal geïntegreerde bedrijf of met een onderdeel daarvan geen gemeenschappelijke IT-systemen of gemeenschappelijke apparatuur, geen gemeenschappelijke fysieke gebouwen noch beveiligingssystemen inzake toegang en maakt geen gebruik van dezelfde consultants of externe contractanten voor IT-systemen of -apparatuur of beveiligingssystemen inzake toegang.

6.   De boekhouding van transmissiesysteembeheerders wordt door een andere accountant gecontroleerd dan de accountant die het verticaal geïntegreerde bedrijf of een deel ervan controleert.

Artikel 18

Onafhankelijkheid van de transmissiesysteembeheerder

1.   Onverminderd de besluiten van het in artikel 20 bedoelde controleorgaan:

a)

beschikt de distributiesysteembeheerder over effectieve bevoegdheden om onafhankelijk van het geïntegreerde elektriciteitsbedrijf besluiten te nemen met betrekking tot de activa die nodig zijn voor de exploitatie, het onderhoud of de ontwikkeling van het transmissiesysteem, en

b)

is de transmissiesysteembeheerder bevoegd geld te verwerven op de kapitaalmarkt, met name door leningen en kapitaalverhoging.

2.   De transmissiesysteembeheerder zorgt ervoor dat hij op elk moment beschikt over de nodige middelen om de transmissiefunctie naar behoren en efficiënt uit te voeren en om een efficiënt, veilig en rendabel transmissiesysteem te ontwikkelen en te onderhouden.

3.   Dochterondernemingen van het verticaal geïntegreerde bedrijf die functies van productie of levering verrichten, hebben geen directe of indirecte belangen in de transmissiesysteembeheerder. De transmissiesysteembeheerder heeft geen directe of indirecte belangen in een dochteronderneming van het verticaal geïntegreerde bedrijf die functies van productie of levering verricht, en ontvangt van die dochteronderneming geen dividenden of ander financieel voordeel.

4.   De algehele beheersstructuur en de bedrijfsstatuten van de transmissiesysteembeheerder zorgen ervoor dat de transmissiesysteembeheerder daadwerkelijk onafhankelijk is, in overeenstemming met dit hoofdstuk. Het verticaal geïntegreerde bedrijf bepaalt direct noch indirect het marktgedrag van de transmissiesysteembeheerder met betrekking tot de dagelijkse activiteiten van de transmissiesysteembeheerder en het beheer van het net, of met betrekking tot activiteiten die nodig zijn voor de voorbereiding van het in artikel 22 bedoelde tienjarige netontwikkelingsplan.

5.   Bij het vervullen van de in artikel 13 en artikel 17, lid 2, van deze richtlijn genoemde taken, alsmede bij de naleving van artikel 13, lid 1, artikel 14, lid 1, punt a), artikel 16, leden 2, 3 en 5, artikel 18, lid 6, en artikel 21, lid 1, van Verordening (EG) nr. 715/2009, discrimineren transmissiesysteembeheerders geen personen of entiteiten en beperken, en verstoren of voorkomen zij de mededinging bij de productie of levering niet.

6.   De commerciële en financiële betrekkingen tussen het verticaal geïntegreerde bedrijf en de transmissiesysteembeheerder, met inbegrip van leningen van de transmissiesysteem-beheerder aan het verticaal geïntegreerde bedrijf, voldoen aan de marktvoorwaarden. De transmissiesysteembeheerder houdt gedetailleerde gegevens bij van die commerciële en financiële betrekkingen en stelt die desgevraagd ter beschikking aan de regulerende instantie.

7.   De transmissiesysteembeheerder legt alle commerciële en financiële overeenkomsten met het verticaal geïntegreerde bedrijf ter goedkeuring voor aan de regulerende instantie.

8.   De transmissiesysteembeheerder informeert de regulerende instantie over de in artikel 17, lid 1, punt d), bedoelde financiële middelen die beschikbaar zijn voor toekomstige investeringsprojecten en/of voor de vervanging van bestaande activa.

9.   Het verticaal geïntegreerde bedrijf onthoudt zich van elke handeling die de transmissiesysteembeheerder hindert of benadeelt bij de naleving van de in dit hoofdstuk neergelegde verplichtingen, en verlangt niet van de transmissiesysteembeheerder dat hij het verticaal geïntegreerde bedrijf voor de naleving van die verplichtingen om toestemming verzoekt.

10.   Een bedrijf dat door de regulerende instantie gecertificeerd is als bedrijf dat aan de voorschriften van dit hoofdstuk voldoet, wordt door de betrokken lidstaat goedgekeurd en aangewezen als transmissiesysteembeheerder. De certificeringsprocedure van hetzij artikel 10 van deze richtlijn en artikel 3 van Verordening (EG) nr. 715/2009, hetzij van artikel 11 van deze richtlijn, is van toepassing.

Artikel 19

Onafhankelijkheid van het personeel en het beheer van de transmissiesysteembeheerder

1.   Besluiten over benoeming en herbenoeming, arbeidsvoorwaarden zoals salariëring en beëindiging van de ambtstermijn van de personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer en/of/of de leden van de bestuursorganen van de transmissiesysteembeheerder worden genomen door het controleorgaan van de transmissiesysteembeheerder dat is benoemd overeenkomstig artikel 20.

2.   De identiteit en de voorwaarden voor de duur en de beëindiging van de ambtstermijn van de personen die door het controleorgaan zijn aangewezen voor benoeming of herbenoeming voor de algemene directie en/of als lid van de bestuursorganen van de transmissiesysteembeheerder, en de redenen voor het voorgestelde besluit tot beëindiging van een ambtstermijn, worden aan de regulerende instantie meegedeeld. Deze voorwaarden en de in lid 1 bedoelde besluiten zijn pas bindend als de regulerende instantie binnen drie weken na de kennisgeving geen bezwaar heeft aangetekend.

De regulerende instantie mag bezwaar aantekenen tegen de in lid 1 bedoelde besluiten:

a)

als er twijfel bestaat ten aanzien van de professionele onafhankelijkheid van een benoemd persoon die verantwoordelijk is voor het beheer en/of een lid van de bestuursorganen, of

b)

in geval van een voortijdige beëindiging van de ambtstermijn, indien er twijfel is aan de terechtheid ervan.

3.   In de drie jaar voor de benoeming van de personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer of de leden van de bestuursorganen van de transmissiesysteenbeheerder op wie dit lid van toepassing is, hebben zij direct en indirect geen professionele positie of verantwoordelijkheid of belang in of zakelijke betrekkingen met het verticaal geïntegreerde bedrijf of een onderdeel ervan en/of met de aandeelhouders die er zeggenschap over uitoefenen, anders dan de transmissiesysteembeheerder.

4.   De personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer en/of de leden van de bestuursorganen en de werknemers van de transmissiesysteembeheerder hebben direct noch indirect een andere professionele positie of verantwoordelijkheid of belang in of zakelijke betrekkingen met een ander onderdeel van het verticaal geïntegreerde bedrijf of met de aandeelhouders die er zeggenschap over uitoefenen.

5.   De personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer en/of de leden van de bestuursorganen en de werknemers van de transmissiesysteembeheerder hebben direct noch indirect een belang bij of een ander financieel voordeel van een onderdeel van het verticaal geïntegreerde bedrijf, anders dan de transmissiesysteembeheerder. Hun bezoldiging hangt niet af van andere activiteiten of resultaten van het verticaal geïntegreerde bedrijf dan die van de transmissiesysteembeheerder.

6.   Bij de regulerende instantie kunnen personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer en/of leden van de bestuursorganen van de transmissiesysteembeheerder daadwerkelijk in beroep gaan tegen een voortijdige beëindiging van hun ambtstermijn.

7.   Na de beëindiging van hun ambtstermijn binnen de transmissiesysteembeheerder hebben de personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer ervan en/of de leden van de bestuursorganen ervan gedurende ten minste vier jaar geen professionele positie of verantwoordelijkheid of belang in of zakelijke betrekkingen met een onderdeel van het verticaal geïntegreerde bedrijf anders dan de transmissiesysteembeheerder, of bij de aandeelhouders die er zeggenschap over uitoefenen.

8.   Lid 3 is van toepassing op de meerderheid van de personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer en/of de leden van de bestuursorganen van de transmissiesysteembeheerder.

De personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer en/of de leden van de bestuursorganen van de transmissiesysteembeheerder die niet onderworpen zijn aan het bepaalde in lid 3 mogen gedurende een tijdvak van ten minste zes maanden voor hun benoeming in het verticaal geïntegreerde bedrijf geen beheers- of andere relevante activiteit hebben uitgeoefend.

De eerste alinea van dit lid en de leden 4 tot en met 7 zijn van toepassing op alle personen die tot de algemene directie behoren en/of op alle personen die daaraan rechtstreeks rapporteren over aangelegenheden in verband met de werking, het onderhoud of de ontwikkeling van het net.

Artikel 20

Controleorgaan

1.   De transmissiesysteembeheerder heeft een controleorgaan dat de besluiten neemt die van aanzienlijke invloed kunnen zijn op de waarde van de activa van de aandeelhouders binnen de transmissiesysteembeheerder, met name besluiten aangaande de goedkeuring van de jaarlijkse en langetermijnfinancieringsplannen, de schuldenlast van de transmissiesysteembeheerder en de aan de aandeelhouders uitgekeerde dividenden. Besluiten betreffende de dagelijkse activiteiten van de transmissiesysteembeheerder en het beheer van het net, of in verband met de voorbereidingswerkzaamheden betreffende het tienjarig netontwikkelingsplan als bedoeld in artikel 22, vallen buiten de bevoegdheid van het controleorgaan.

2.   Het controleorgaan wordt samengesteld uit leden die het verticaal geïntegreerde bedrijf vertegenwoordigen, leden die derde aandeelhouders vertegenwoordigen en, indien de wetgeving van een lidstaat dat voorschrijft, leden die andere betrokken partijen vertegenwoordigen zoals de werknemers van de transmissiesysteembeheerder.

3.   Artikel 19, lid 2, eerste alinea, en artikel 19, leden 3 tot en met 7, zijn van toepassing op ten minste de helft min één van de leden van het controleorgaan.

Artikel 19, lid 2, tweede alinea, onder b), is van toepassing op alle leden van het controleorgaan.

Artikel 21

Nalevingsprogramma en nalevingsfunctionaris

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat de transmissiesysteembeheerders een nalevingsprogramma opstellen en uitvoeren met maatregelen die waarborgen dat discriminerend gedrag uitgesloten is, en dat er adequaat toezicht wordt gehouden op de naleving van dat programma plaatsvindt. Het nalevingsprogramma bevat de specifieke verplichtingen van de werknemers ter verwezenlijking van die doelstellingen. Het moet door de regulerende instantie worden goedgekeurd. Onverminderd de bevoegdheden van de nationale regulator wordt het programma gemonitord door een onafhankelijke nalevingsfunctionaris.

2.   Het controleorgaan benoemt een nalevingsfunctionaris, mits de regulerende instantie hiermee akkoord gaat. De regulerende instantie mag goedkeuring van een nalevingsfunctionaris alleen weigeren vanwege een gebrek aan onafhankelijkheid of een beroepsbekwaamheid. De nalevingsfunctionaris kan een natuurlijke of een rechtspersoon zijn. De leden 2 tot en met 8 van artikel 19 zijn van toepassing op de nalevingsfunctionaris.

3.   De nalevingsfunctionaris wordt belast met het:

a)

monitoren van de uitvoering van het nalevingsprogramma;

b)

opstellen van een jaarverslag met de maatregelen die zijn genomen om het nalevingsprogramma uit te voeren, en het voorleggen ervan aan de regulerende instantie;

c)

verslag uitbrengen aan het controleorgaan en aanbevelingen doen over het nalevingsprogramma en de uitvoering ervan;

d)

in kennis stellen van de regulerende instantie van elke ernstige inbreuk bij de uitvoering van het nalevingsprogramma, en

e)

verslag uitbrengen aan de regulerende instantie over de commerciële en financiële betrekkingen tussen het verticaal geïntegreerde bedrijf en de transmissiesysteembeheerder.

4.   De nalevingsfunctionaris legt de voorgestelde besluiten over het investeringsplan of de individuele investeringen in het net voor aan de regulerende instantie. Dit gebeurt uiterlijk wanneer het beheer en/of het bevoegde bestuursorgaan van de transmissiesysteembeheerder die aan het controleorgaan voorlegt.

5.   Wanneer het verticaal geïntegreerde bedrijf in een algemene vergadering of met een stemming door de leden van het controleorgaan die het heeft benoemd, de aanneming van een besluit dat in het kader van het tienjarige netwerkontwikkelingsplan de komende drie jaar had moeten worden genomen, heeft voorkomen met als gevolg dat investeringen in een net voorkomen of uitgesteld worden, meldt de nalevingsfunctionaris dit aan de regulerende instantie, die vervolgens overeenkomstig artikel 22 handelt.

6.   De voorwaarden betreffende het mandaat of de arbeidsvoorwaarden van de nalevingsfunctionaris, met inbegrip van de duur van zijn mandaat, worden goedgekeurd door de regulerende instantie. Deze voorwaarden waarborgen de onafhankelijkheid van de nalevingsfunctionaris, onder meer door hem te voorzien van alle middelen die nodig zijn om zijn taken te vervullen. Tijdens zijn mandaat mag de nalevingsfunctionaris — al dan niet rechtstreeks — geen professionele positie, verantwoordelijkheid of belang hebben in of met enig deel van het verticaal geïntegreerd bedrijf of met de aandeelhouders die er zeggenschap over uitoefenen.

7.   De nalevingsfunctionaris brengt regelmatig mondeling of schriftelijk verslag uit aan de regulerende instantie en heeft het recht om regelmatig mondeling of schriftelijk verslag uit te brengen aan het controleorgaan van de transmissiesysteembeheerder.

8.   De nalevingsfunctionaris mag alle vergaderingen bijwonen van het beheer of de bestuursorganen van de transmissiesysteembeheerder, en van het controleorgaan en de algemene vergadering. De nalevingsfunctionaris woont alle vergaderingen bij waarin de volgende punten op de agenda staan:

a)

voorwaarden voor toegang tot het net als omschreven in Verordening (EG) nr. 715/2009, met name wat betreft tarieven, toegangsdiensten aan derden, capaciteitstoewijzing, congestiebeheer, transparantie, balancering en secundaire markten;

b)

projecten om het transmissiesysteem te exploiteren, te onderhouden en te ontwikkelen, inclusief investeringen in nieuwe transportverbindingen, in het vergroten van de capaciteit en in de optimalisering van de bestaande capaciteit;

c)

aankoop en verkoop van energie die nodig is voor de exploitatie van het transmissiesysteem.

9.   De nalevingsfunctionaris ziet erop toe dat de transmissiesysteembeheerder artikel 16 naleeft.

10.   De nalevingsfunctionaris heeft toegang tot alle relevante gegevens en de kantoren van de transmissiesysteembeheerder, en tot alle informatie die voor de uitvoering van zijn taken nodig is.

11.   Het controleorgaan kan de nalevingsfunctionaris ontslaan na goedkeuring door de regulerende instantie. Het ontslaat de nalevingsfunctionaris op verzoek van de regulerende instantie wegens gebrek aan onafhankelijkheid of aan beroepsbekwaamheid.

12.   De kantoren van de transmissiesysteembeheerder zijn toegankelijk voor de nalevingsfunctionaris zonder voorafgaande aankondiging.

Artikel 22

Netontwikkeling en bevoegdheden om investeringsbeslissingen te nemen

1.   De transmissiesysteembeheerder legt, na alle belanghebbenden geraadpleegd te hebben, de regulerende instantie elk jaar een tienjarig netontwikkelingsplan voor dat gebaseerd is op het bestaande en te verwachten niveau van vraag en aanbod. Het netwerkontwikkelingsplan bevat efficiënte maatregelen om de toereikendheid van het systeem en de leverings- en voorzieningszekerheid te garanderen.

2.   Het tienjarig netontwikkelingsplan voor het netwerk moet met name:

a)

de marktspelers meedelen wat de belangrijkste transmissie-infrastructuur is die de eerstvolgende tien jaar aangelegd of vernieuwd moet worden;

b)

alle investeringen bevatten waartoe reeds besloten is en aangeven welke nieuwe investeringen de eerstkomende drie jaar gedaan moeten worden, en tevens, en

c)

een tijdschema bevatten voor alle investeringsprojecten.

3.   Bij de opstelling van het tienjarige netontwikkelingsplan maakt de transmissiesysteembeheerder redelijke inschattingen aangaande de ontwikkeling van de productie, levering, verbruik en uitwisseling met andere landen, rekening houdend met de investeringsplannen voor regionale netten en netten voor de gehele Gemeenschap, en met investeringsplannen voor installaties voor opslag en hervergassing van LNG.

4.   De regulerende instantie raadpleegt op een open en transparante wijze alle daadwerkelijke en potentiële systeemgebruikers over het tienjarige netontwikkelingsplan. Personen of bedrijven die beweren potentiële systeemgebruikers te zijn, kan worden verzocht die bewering te onderbouwen. Zij maakt het resultaat van de raadpleging bekend, met name de mogelijke behoeften aan investeringen.

5.   De regulerende instantie gaat na of het tienjarige netontwikkelingsplan alle investeringsbehoeften bestrijkt die tijdens de raadpleging zijn opgetekend en of het overeenkomt met het in artikel 8, lid 3, onder b), van Verordening (EG) nr. 715/2009 bedoelde niet-bindende tienjarige netontwikkelingsplan dat de gehele Gemeenschap dekt. Als betwijfeld wordt of het overeenkomt met het tienjarige netontwikkelingsplan dat de gehele Gemeenschap dekt, raadpleegt de regulerende instantie het Agentschap. De regulerende instantie kan eisen dat de transmissiesysteembeheerder zijn tienjarige netwerkontwikkelingsplan wijzigt.

6.   De regulerende instantie houdt toezicht op en evalueert de uitvoering van het tienjarige netontwikkelingsplan.

7.   Ingeval de transmissiesysteembeheerder om andere dan dwingende redenen buiten zijn macht een investering die volgens het tienjarige netontwikkelingsplan in de eerstvolgende drie jaar uitgevoerd had moeten worden, niet uitvoert, zorgen de lidstaten ervoor dat de regulerende instantie ten minste een van de volgende maatregelen moet nemen opdat de investering in kwestie wordt gedaan indien de investering in het licht van het meest recente tienjarige netontwikkelingsplan nog relevant is:

a)

eisen dat de transmissiesysteembeheerder de investering in kwestie uitvoert;

b)

voor de investering in kwestie een aanbestedingsprocedure organiseren die openstaat voor alle investeerders, of

c)

de transmissiesysteembeheerder verplichten in te stemmen met een kapitaalverhoging om de nodige investeringen te financieren en onafhankelijke investeerders de mogelijkheid te geven deel te nemen in het kapitaal.

Indien de regulerende instantie gebruik heeft gemaakt van haar in de eerste alinea, onder b), genoemde bevoegdheden, kan zij de transmissiesysteembeheerder verplichten in te stemmen met:

a)

financiering door een derde partij;

b)

bouw door een derde partij;

c)

opbouw van het betrokken activa zelf;

d)

exploitatie van het betrokken actief zelf.

De transmissiesysteembeheerder verstrekt de investeerders alle nodige gegevens om de investeringen te verrichten, sluit nieuwe activa aan op het transmissienet en stelt algemeen gesproken alles in het werk om de uitvoering van het investeringsproject te vergemakkelijken.

De toepasselijke financieringsregelingen moeten worden goedgekeurd door de regulerende instantie.

8.   Indien de regulerende instantie gebruik heeft gemaakt van haar bevoegdheden uit hoofde van lid 7, eerste alinea, dekken de van toepassing zijnde tariefregelingen de kosten van de betrokken investeringen.

Artikel 23

Besluitvormingsbevoegdheden inzake de aansluiting van opslaginstallaties, LNG-hervergassingsinstallaties en industriële verbruikers op het transmissiesysteem

1.   De transmissiesysteembeheerder stelt transparante en efficiënte procedures en tarieven op voor de niet-discriminerende aansluiting van opslaginstallaties, LNG-hervergassingsinstallaties en industriële afnemers op het transmissiesysteem, en publiceert deze. Deze procedures worden door de regulerende instantie goedgekeurd.

2.   Transmissiesysteembeheerders hebben niet het recht de aansluiting van een nieuwe opslaginstallatie, LNG-hervergassingsinstallatie of industriële afnemer te weigeren op grond van mogelijke toekomstige beperkingen van de beschikbare netcapaciteiten of het argument dat extra kosten zijn verbonden aan de noodzakelijke capaciteitsvergroting. De transmissiesysteembeheerder zorgt voor voldoende entry- en exitcapaciteit voor de nieuwe aansluiting.

HOOFDSTUK V

DISTRIBUTIE EN LEVERING

Artikel 24

Aanwijzing van distributiesysteembeheerders

De lidstaten wijzen één of meer distributiesysteembeheerders aan, of verlangen van de bedrijven die eigenaar zijn van of verantwoordelijk zijn voor distributiesystemen, dat zij één of meer distributiesysteembeheerders aanwijzen voor een termijn die door de lidstaten op grond van doelmatigheid en economisch evenwicht wordt vastgesteld. De lidstaten zien erop toe dat deze beheerders de bepalingen van de artikelen 25 tot en met 27 naleven.

Artikel 25

Taken van distributiesysteembeheerders

1.   Elke distributiesysteembeheerder is verantwoordelijk voor het waarborgen van het systeem op lange termijn om te voldoen aan een redelijke vraag naar de distributie van aardgas, en voor het beheren, onderhouden en ontwikkelen onder economische voorwaarden in zijn gebied van een veilig, betrouwbaar en efficiënt systeem, met inachtneming van het milieu en energie-efficiëntie.

2.   De distributiesysteembeheerder mag niet tussen systeemgebruikers of categorieën van systeemgebruikers discrimineren, met name niet ten gunste van verwante bedrijven.

3.   Elke distributiesysteembeheerder verstrekt elke andere distributiesysteembeheerder, transmissiesysteembeheerder, LNG-systeembeheerder en/of opslagsysteembeheerder voldoende informatie om te waarborgen dat het transport en de opslag van aardgas geschieden op een wijze die verenigbaar is met de zekere en doelmatige exploitatie van het stelsel van systemen.

4.   Elke distributiesysteembeheerder verstrekt de systeemgebruikers de informatie die zij nodig hebben voor efficiënte toegang tot het systeem, inclusief het gebruik ervan.

5.   Wanneer een distributiesysteembeheerder verantwoordelijk is voor het balanceren van het gasdistributiesysteem, zijn de daartoe door hem vastgestelde regels, waaronder de regels voor de vaststelling van de tarieven die zij systeemgebruikers voor energie-onbalans in rekening brengen, objectief, transparant en niet-discriminerend. De voorwaarden, inclusief regels en tarieven, voor het verlenen van dergelijke diensten door distributiesysteembeheerders worden overeenkomstig een methode die verenigbaar is met artikel 41, lid 6, bepaald op een niet-discriminerende wijze die de kosten weerspiegelt. De voorwaarden worden gepubliceerd.

Artikel 26

Ontvlechting van distributiesysteembeheerders

1.   Wanneer de distributiesysteembeheerder deel uitmaakt van een verticaal geïntegreerde bedrijf, moet hij, althans met betrekking tot zijn rechtsvorm, organisatie en besluitvorming, onafhankelijk van andere, niet met distributie samenhangende activiteiten zijn. Deze regels houden geen verplichting in om de eigendom van de activa van het distributiesysteem af te scheiden van het verticaal geïntegreerde bedrijf.

2.   Wanneer de distributiesysteembeheerder deel uitmaakt van een verticaal geïntegreerd bedrijf, moet hij, naast de vereisten zoals bedoeld in lid 1, met betrekking tot zijn organisatie en besluitvorming onafhankelijk zijn van andere, niet met distributie samenhangende activiteiten. Om dit te verwezenlijken, gelden de volgende minimumcriteria:

a)

personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer van de distributiesysteembeheerder mogen niet deelnemen in bedrijfsstructuren van het geïntegreerde aardgasbedrijf die direct of indirect verantwoordelijk zijn voor het dagelijkse beheer van de productie, transmissie of levering van aardgas;

b)

er worden passende maatregelen genomen om ervoor te zorgen dat rekening wordt gehouden met de professionele belangen van de personen die verantwoordelijk zijn voor het bestuur van de distributiesysteembeheerder, dat zodat zij onafhankelijk kunnen functioneren;

c)

de distributiesysteembeheerder beschikt over effectieve bevoegdheden om onafhankelijk van het geïntegreerde aardgasbedrijf besluiten te nemen met betrekking tot de activa die nodig zijn voor de exploitatie, het onderhoud of de ontwikkeling van het net. Om deze taken te vervullen beschikt de distributiesysteembeheerder over de nodige middelen, inclusief personele, technische, financiële en fysieke middelen. Dit vormt geen beletsel voor passende coördinatieregelingen die ervoor moeten zorgen dat de rechten van de moederonderneming op economisch toezicht en beheerstoezicht met betrekking tot het rendement van de investering, zoals indirect geregeld overeenkomstig artikel 41, lid 6, in een dochterondernemingbeschermd worden. Hierdoor wordt de moederonderneming met name in staat gesteld haar goedkeuring te hechten aan het jaarlijks financieel plan, of elk equivalent instrument, van de transmissiesysteembeheerder, en algemene limieten vast te stellen voor de schuldenlast van haar dochteronderneming. Het biedt de moederonderneming echter niet de mogelijkheid instructies te geven met betrekking tot de dagelijkse bedrijfsvoering of individuele besluiten over de aanleg of de verbetering van distributielijnen, die niet verder gaan dan de voorwaarden van het goedgekeurde financiële plan of enig equivalent instrument, en

d)

de distributiesysteembeheerder stelt een nalevingsprogramma vast met maatregelen om te waarborgen dat discriminerend gedrag is uitgesloten, en zorgt ervoor dat de naleving daarvan op adequate wijze wordt gemonitord. Het nalevingsprogramma bevat de specifieke verplichtingen van de werknemers ter verwezenlijking van die doelstelling. De persoon of de instantie die belast is met de monitoring van het nalevingsprogramma, de nalevingsfunctionaris van de distributiesysteembeheerder, dient bij de in artikel 39, lid 1, bedoelde regulerende instantie jaarlijks een verslag in waarin de genomen maatregelen worden vermeld. Dit verslag wordt bekendgemaakt. De nalevingsfunctionaris van de distributiesysteembeheerder is volledig onafhankelijk en heeft toegang tot alle informatie van de distributiesysteembeheerder en eventuele verbonden ondernemingen die hij nodig heeft om zijn taken te vervullen.

3.   Wanneer de distributiesysteembeheerder deel uitmaakt van een verticaal geïntegreerd bedrijf zien de lidstaten erop toe dat de activiteit van de distributiesysteembeheerder wordt gemonitord door de regulerende instanties of andere bevoegde instanties om erover te waken dat hij die verticale integratie niet benut om de mededinging te vervalsen. Met name vermijden verticaal geïntegreerde distributiesysteembeheerders om via communicatie en merknamen verwarring te scheppen wat de afzonderlijke identiteit betreft van de leveringstak van het verticaal geïntegreerde bedrijf.

4.   De lidstaten kunnen besluiten de leden 1 tot en met 3 niet toe te passen op geïntegreerde aardgasbedrijven die minder dan 100 000 aangesloten afnemers bedienen.

Artikel 27

Vertrouwelijkheid voor distributiesysteembeheerders

1.   Onverminderd artikel 30 of enige andere wettelijke verplichting tot het verstrekken van informatie, eerbiedigt elke distributiesysteembeheerder de vertrouwelijkheid van de commercieel gevoelige gegevens die hem bij zijn bedrijfsvoering ter kennis komen, en voorkomt hij dat informatie over zijn eigen activiteiten die commercieel voordeel kan opleveren, op discriminerende wijze wordt vrijgegeven.

2.   Distributiesysteembeheerders maken bij de aan- of verkoop van aardgas door een verwant bedrijf geen misbruik van commercieel gevoelige gegevens die zij van derden hebben gekregen in het kader van de verlening van of onderhandelingen over toegang tot het systeem.

Artikel 28

Gesloten distributiesystemen

1.   De lidstaten kunnen voorzien in nationale regulerende instanties of andere bevoegde organen om een systeem dat gas distribueert binnen een geografisch afgebakende industrie- of commerciële locatie of een locatie met gedeelde diensten en dat niet, onder onverminderd lid 4, huishoudelijke afnemers van gas voorziet, als gesloten distributiesysteem aan te merken indien:

a)

de exploitatie of het productieproces van de gebruikers van dat systeem om specifieke technische of veiligheidsredenen geïntegreerd zijn, of

b)

het systeem primair gas distribueert aan de eigenaar of beheerder van het systeem of de daarmee verwante bedrijven.

2.   De lidstaten kunnen voorzien in nationale regulerende instanties om de beheerder van een gesloten distributiesysteem te ontheffen van de vereiste krachtens artikel 32, lid 1, dat tarieven of de methodes voor de berekening hiervan moeten worden goedgekeurd alvorens zij overeenkomstig artikel 41 van kracht worden.

3.   Indien er een ontheffing wordt toegestaan uit hoofde van lid 2, worden de geldende tarieven of de methodes voor de berekening hiervan herzien en goedgekeurd overeenkomstig artikel 41 op verzoek van een gebruiker van het gesloten distributiesysteem.

4.   Incidenteel gebruik van een klein aantal huishoudens die werkzaam zijn bij of vergelijkbare betrekkingen hebben met de eigenaar van het distributiesysteem en in het gebied dat door een gesloten distributiesysteem bediend wordt, sluit niet uit dat een ontheffing uit hoofde van lid 2 wordt toegestaan.

Artikel 29

Gecombineerde beheerder

Artikel 26, lid 1, vormt geen beletsel voor een gecombineerd beheer van transmissie- LNG-, opslag- en distributiesystemen door een distributiesysteembeheerder, mits deze beheerder de voorwaarden van de artikel 9, lid 1, of de artikelen 14 en 15, of hoofdstuk IV naleeft, of onder artikel 49, lid 6, valt.

HOOFDSTUK VI

ONTVLECHTING EN TRANSPARANTIE VAN DE BOEKHOUDING

Artikel 30

Recht op inzage van de boekhouding

1.   De lidstaten of de bevoegde instantie die zij aanwijzen, waaronder de in artikel 39, lid 1, bedoelde regulerende instanties en de in artikel 34, lid 3, bedoelde instanties voor geschillenbeslechting, hebben recht op inzage van de boekhouding van de aardgasbedrijven overeenkomstig artikel 31, voor zover dat voor de uitvoering van hun taken nodig is.

2.   De lidstaten en de bevoegde instantie die zij aanwijzen, waaronder de in artikel 39, lid 1, bedoelde regulerende instanties en de instanties voor geschillenbeslechting, eerbiedigen de vertrouwelijkheid van commercieel gevoelige gegevens. De lidstaten kunnen regelingen treffen voor het openbaar maken van dergelijke gegevens waar dit voor de uitvoering van de functies van de bevoegde instanties nodig is.

Artikel 31

Ontvlechting van de boekhouding

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat de boekhouding van aardgasbedrijven wordt gevoerd overeenkomstig de leden 2 tot en met 5 van dit artikel. Wanneer een aardgasbedrijf op grond van artikel 49, leden 2 en 4, van deze bepaling is ontheven, dient het ten minste zijn interne boekhouding overeenkomstig dit artikel te voeren.

2.   Ongeacht hun eigendomsregeling of rechtsvorm houden aardgasbedrijven zich bij de opstelling, indiening voor accountantscontrole en publicatie van hun jaarrekening aan de nationale voorschriften inzake de jaarrekening van kapitaalvennootschappen die zijn vastgesteld uit hoofde van Vierde Richtlijn 78/660/EEG van de Raad van 25 juli 1978 op de grondslag van artikel 44, lid 2, onder g) (19), van het Verdrag betreffende de jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen (20).

Bedrijven die niet bij wet verplicht zijn hun jaarrekening te publiceren, dienen op hun hoofdkantoor een kopie daarvan ter beschikking van het publiek te houden.

3.   Om discriminatie, kruissubsidiëring en concurrentievervalsing te voorkomen, voeren aardgasbedrijven intern een afzonderlijke boekhouding voor al hun transmissie-, distributie-, LNG- en opslagactiviteiten, zoals zij zouden moeten doen indien die activiteiten door verschillende ondernemingen werden uitgevoerd. Zij stellen ook al dan niet geconsolideerde jaarrekeningen op voor andere activiteiten op het gebied van gas, die geen verband houden met transmissie, distributie, LNG of opslag. Wat de leveringsactiviteiten betreft, worden voor in aanmerking komende en niet in aanmerking komende afnemers tot 1 juli 2007 afzonderlijke boekhoudingen gevoerd. Inkomsten die voortkomen uit de eigendom van het transmissie- of distributiesysteem worden in de boekhouding gespecificeerd. In voorkomend geval voeren zij een boekhouding op geconsolideerde basis voor hun andere, niet op gasgebied liggende activiteiten. Deze interne boekhoudingen bevatten per activiteit een balans en een winst-en-verliesrekening.

4.   Bij de accountantscontrole zoals bedoeld in lid 2 wordt in het bijzonder nagegaan dat de verplichting tot voorkoming van discriminatie en kruissubsidies zoals bedoeld in lid 3 wordt nagekomen.

5.   Onverminderd de nationaal geldende boekhoudvoorschriften specificeren de bedrijven in hun interne boekhouding welke regels zij bij de opstelling van de in lid 3 genoemde afzonderlijke rekeningen volgen voor de toerekening van de activa en passiva, de lasten en baten, alsmede de regels voor de afschrijving. Die interne regels mogen slechts in uitzonderlijke gevallen worden gewijzigd. Dergelijke wijzigingen worden vermeld en naar behoren gemotiveerd.

6.   De bedrijven specificeren in de toelichting bij de jaarrekening alle transacties van een zekere omvang met verwante bedrijven.

HOOFDSTUK VII

ORGANISATIE VAN DE TOEGANG TOT HET SYSTEEM

Artikel 32

Toegang van derden

1.   De lidstaten dragen zorg voor de invoering van een systeem voor toegang van derden tot het transmissie- en distributiesysteem en LNG-installaties, gebaseerd op bekendgemaakte tarieven die gelden voor alle in aanmerking komende afnemers, inclusief leveringsbedrijven, en die objectief worden toegepast zonder onderscheid te maken tussen systeemgebruikers. De lidstaten zorgen ervoor dat deze tarieven of de aan de berekening daarvan ten grondslag liggende methoden voorafgaand aan hun toepassing overeenkomstig artikel 41 worden goedgekeurd door een in artikel 39, lid 1, bedoelde regulerende instantie, en dat deze tarieven en, wanneer alleen de methoden zijn goedgekeurd, de methoden worden bekendgemaakt voordat zij in werking treden.

2.   Transmissiesysteembeheerders hebben, indien nodig ten behoeve van de uitvoering van hun functies, waaronder die met betrekking tot grensoverschrijdende transmissie, toegang tot het net van andere transmissiesysteembeheerders.

3.   De bepalingen van deze richtlijn laten de sluiting van langlopende contracten onverlet, voor zover die in overeenstemming zijn met de communautaire mededingingsregels.

Artikel 33

Toegang tot opslag

1.   Met het oog op de organisatie van de toegang tot opslaginstallaties en leidingbuffer, wanneer dit technisch en/of economisch noodzakelijk is voor een efficiënte toegang tot het systeem voor de levering aan afnemers, alsmede met het oog op de organisatie van de toegang tot ondersteunende diensten, kunnen de lidstaten een of beide van de in de leden 3 en 4 bedoelde procedures kiezen. Bij deze procedures worden objectieve, transparante en niet-discriminerende criteria gehanteerd.

De regulerende instanties, indien de lidstaten hierin voorzien, of de lidstaten stellen criteria vast op basis waarvan de toegangsregeling kan worden bepaald die van toepassing is op opslaginstallaties en leidingbuffer, en maakt die bekend. Zij maken bekend, of verplichten de beheerders van opslag- en transmissiesystemen daartoe, welke opslaginstallaties, of welke onderdelen daarvan, en welke leidingbuffer wordt aangeboden overeenkomstig de verschillende procedures van de leden 3 en 4.

De in de tweede zin van de tweede alinea bedoelde verplichting laat het in de eerste alinea genoemde recht op vrije keuze van de lidstaten onverlet.

2.   Lid 1 is niet van toepassing op ondersteunende diensten en tijdelijke opslag die gerelateerd zijn aan een LNG-installatie en die nodig zijn voor de hervergassing en de daaropvolgende toelevering aan het transmissiesysteem.

3.   Bij toegang via onderhandelingen nemen de lidstaten of, indien de lidstaten hierin voorzien, de regulerende instanties de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat aardgasbedrijven en in aanmerking komende afnemers binnen en buiten het door het stelsel van systemen bestreken grondgebied kunnen onderhandelen over toegang tot opslaginstallaties en leidingbuffer, wanneer dit technisch en/of economisch noodzakelijk is voor een efficiënte toegang tot het systeem, alsmede met het oog op de organisatie van de toegang tot andere ondersteunende diensten. De partijen zijn verplicht te goeder trouw over toegang tot opslaginstallaties, leidingbuffer en andere ondersteunende diensten te onderhandelen.

Over contracten voor toegang tot opslaginstallaties, leidingbuffer en andere ondersteunende diensten wordt met de betrokken opslagsysteembeheerder of aardgasbedrijven onderhandeld. De regulerende instanties, indien de lidstaten hierin voorzien, of de lidstaten schrijven de opslagsysteembeheerders en de aardgasbedrijven voor dat zij hun belangrijkste commerciële voorwaarden voor het gebruik van opslaginstallaties, leidingbuffer en andere ondersteunende diensten uiterlijk op 1 januari 2005 en vervolgens elk jaar publiceren.

Bij het opstellen van de in de tweede alinea vermelde voorwaarden raadplegen de opslagbeheerders en aardgasbedrijven de systeemgebruikers.

4.   Bij gereguleerde toegang nemen de regulerende instanties, indien de lidstaten hierin voorzien, of de lidstaten de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat aardgasbedrijven en in aanmerking komende afnemers binnen en buiten het door het stelsel van systemen bestreken grondgebied een recht van toegang tot opslaginstallaties, leidingbuffer en andere ondersteunende diensten krijgen op basis van gepubliceerde tarieven of andere voorwaarden en verplichtingen voor het gebruik van die opslaginstallaties en leidingbuffer, wanneer dit technisch of economisch noodzakelijk is voor een efficiënte toegang tot het systeem, alsmede met het oog op de organisatie van de toegang tot andere ondersteunende diensten. De regulerende instanties, indien de lidstaten hierin voorzien, of de lidstaten raadplegen de systeemsgebruikers bij het opstellen van de tarieven of de methodes voor de berekening hiervan. Dit recht van toegang voor in aanmerking komende afnemers kan worden verleend door hen in staat te stellen leveringscontracten te sluiten met andere concurrerende aardgasbedrijven dan de eigenaar en/of beheerder van het systeem of een verwant bedrijf.

Artikel 34

Toegang tot upstreampijpleidingnetten

1.   De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat aardgasbedrijven en in aanmerking komende afnemers, ongeacht hun locatie, overeenkomstig dit artikel toegang kunnen krijgen tot upstreampijpleidingnetten, met inbegrip van installaties voor technische diensten in verband met die toegang, maar niet tot delen van dergelijke netten en installaties die gebruikt worden voor plaatselijke productieactiviteiten op de plaats binnen een veld waar de aardgasproductie plaatsvindt. Overeenkomstig artikel 54 stellen zij de Commissie van deze maatregelen in kennis.

2.   De in lid 1 bedoelde toegang wordt verschaft op een wijze die door de lidstaat wordt vastgesteld overeenkomstig de toepasselijke rechtsinstrumenten. De lidstaten passen de doelstellingen inzake eerlijke en vrije toegang, de totstandbrenging van een competitieve aardgasmarkt en het vermijden van misbruik van dominante marktposities toe en houden daarbij rekening met de zekerheid en de regelmaat van de leveringen, de beschikbare of redelijkerwijs beschikbaar te maken capaciteit en de bescherming van het milieu. Zij kunnen tevens rekening houden met:

a)

de noodzaak om toegang te weigeren vanwege een redelijkerwijs niet te verhelpen onverenigbaarheid van technische specificaties;

b)

de noodzaak om problemen te vermijden die redelijkerwijs niet op te lossen zijn en die de doelmatige productie van koolwaterstoffen nu en in de toekomst in de weg zouden kunnen staan, met inbegrip van de productie in winningsgebieden met een marginale economische levensvatbaarheid;

c)

de noodzaak om rekening te houden met de naar behoren gemotiveerde redelijke behoeften van de eigenaar of exploitant van het upstreampijpleidingnet met betrekking tot het vervoer en de verwerking van aardgas, alsook met de belangen van alle andere gebruikers van het upstreampijpleidingnet of de bijbehorende verwerkings- of behandelingsinstallatie, en

d)

de noodzaak om, overeenkomstig de Gemeenschapswetgeving, hun wettelijke en bestuursrechtelijke procedures toe te passen voor het verlenen van toestemming voor productie of upstreamontwikkeling.

3.   De lidstaten zorgen ervoor dat zij over regelingen voor geschillenbeslechting beschikken, met inbegrip van een instantie die onafhankelijk van de partijen opereert en toegang heeft tot alle relevante informatie, zodat geschillen over de toegang tot upstreampijpleidingnetten met bekwame spoed beslecht kunnen worden, met inachtneming van de in lid 2 genoemde criteria en rekening houdend met het aantal partijen dat betrokken kan zijn bij de onderhandelingen over de toegang tot dergelijke netten.

4.   In geval van een grensoverschrijdend geschil wordt de regeling voor geschillenbeslechting toegepast van de lidstaat die rechtsmacht heeft over het upstreampijpleidingnet waartoe de toegang wordt geweigerd. Wanneer bij grensoverschrijdende geschillen meer dan één lidstaat bevoegd is voor het betrokken net, plegen de betrokken lidstaten overleg met elkaar om ervoor te zorgen dat de bepalingen van deze richtlijn consequent worden toegepast.

Artikel 35

Weigering van toegang

1.   Aardgasbedrijven kunnen toegang tot het systeem weigeren op grond van een gebrek aan capaciteit of indien de toegang tot het systeem hen zou verhinderen om de zoals in artikel 3, lid 2, bedoelde aan hen opgelegde openbaredienstverplichtingen na te komen, of op grond van ernstige economische en financiële moeilijkheden met take-or-pay-contracten, zulks met inachtneming van de criteria en procedures van artikel 48 en het door de lidstaat overeenkomstig lid 1 van dat artikel gekozen alternatief. Een dergelijke weigering wordt naar behoren gemotiveerd.

2.   De lidstaten kunnen de nodige maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat het aardgasbedrijf dat de toegang tot het systeem op grond van een gebrek aan capaciteit of het ontbreken van een verbinding weigert, de nodige uitbreidingswerkzaamheden verricht voor zover dat economisch verantwoord is of wanneer een potentiële afnemer bereid is daarvoor te betalen. In de lidstaten die artikel 4, lid 4, toepassen, nemen de lidstaten de maatregelen in kwestie.

Artikel 36

Nieuwe infrastructuur

1.   Grote nieuwe gasinfrastructuurprojecten, dat wil zeggen interconnectoren, LNG- en opslaginstallaties, kunnen op verzoek voor een vastgestelde periode worden ontheven van het bepaalde in de artikelen 9, 32, 33 en 34, en artikel 41, leden 6, 8 en 10, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

a)

de investering versterkt de mededinging bij de levering van gas en versterkt de leverings- en voorzieningszekerheid;

b)

het investeringsrisico is zo groot dat de investering niet wordt gedaan als er geen ontheffing wordt verleend;

c)

de infrastructuur is eigendom van een natuurlijke of rechtspersoon die op zijn minst qua rechtsvorm gescheiden is van de systeembeheerders in wier systemen die infrastructuur wordt gebouwd;

d)

er worden tarieven in rekening gebracht bij de gebruikers van die infrastructuur, en

e)

de ontheffing gaat niet ten koste van de mededinging of de efficiënte werking van de interne markt voor aardgas, en is niet nadelig voor de efficiënte werking van het gereguleerde systeem waaraan die infrastructuur is gekoppeld.

2.   Het bepaalde in lid 1 is ook van toepassing op een aanzienlijke capaciteitsverhoging van bestaande infrastructuur en op wijzigingen van die infrastructuur die het mogelijk maken nieuwe bronnen voor de levering van gas te ontwikkelen.

3.   De in hoofdstuk VIII bedoelde regulerende instantie kan per geval een besluit nemen over de in de leden 1 en 2 bedoelde ontheffing.

4.   Wanneer de infrastructuur in kwestie is gelegen op het grondgebied van meer dan één lidstaat, kan het Agentschap een advies aan de regulerende instanties van de lidstaten in kwestie doen toekomen, op basis waarvan zij een besluit kunnen nemen binnen twee maanden vanaf de datum waarop de laatste van de regulerende instanties een verzoek om een ontheffing heeft ontvangen.

Indien alle betrokken regulerende instanties binnen zes maanden vanaf de datum waarop de laatste van de regulerende instantie het verzoek om een ontheffing heeft ontvangen, overeenstemming hebben bereikt over dit verzoek, stellen zij het Agentschap op de hoogte van hun besluit.

Het Agentschap voert de taken waarmee de regulerende instanties van de betrokken lidstaten bij dit artikel worden belast, uit:

a)

indien alle betrokken regulerende instanties niet in staat zijn gebleken overeenstemming te bereiken binnen zes maanden na de datum waarop de laatste van deze regulerende instanties het verzoek om ontheffing heeft ontvangen, of

b)

naar aanleiding van een gezamenlijk verzoek van de betrokken regulerende instanties.

Alle betrokken regulerende instanties kunnen gezamenlijk verzoeken de in de derde alinea, onder a), bedoelde periode met ten hoogste drie maanden te verlengen.

5.   Alvorens een besluit te nemen raadpleegt het Agentschap de relevante regulerende instanties en de aanvragers.

6.   Een ontheffing kan gelden voor het geheel of voor gedeelten van de capaciteit van de nieuwe infrastructuur, of van de bestaande infrastructuur met aanzienlijk verhoogde capaciteit.

Bij de besluitvorming over de ontheffing wordt per geval nagegaan of er voorwaarden gesteld moeten worden met betrekking tot de duur van de ontheffing en de niet-discriminerende toegang tot de infrastructuur. Bij de vaststelling van deze voorwaarden wordt met name rekening gehouden met de aan te leggen extra capaciteit of de wijziging van de bestaande capaciteit, de looptijd van het project en de nationale omstandigheden.

Voordat een ontheffing wordt verleend, besluit de regulerende instantie, over de voorschriften en de mechanismen voor het beheer en/of de toewijzing van de capaciteit. De voorschriften omvatten de eis dat alle potentiële gebruikers van de infrastructuur wordt verzocht hun belangstelling voor het inkopen van capaciteit aan te geven alvorens de toewijzing van capaciteit in de nieuwe infrastructuur, inclusief voor eigen gebruik, plaatsvindt. De regulerende instantie eist dat de voorschriften voor het congestiebeheer de verplichting omvatten om ongebruikte capaciteit op de markt aan te bieden, en eist dat gebruikers van de infrastructuur het recht krijgen de door hen ingekochte capaciteit te verhandelen op de secundaire markt. Bij haar beoordeling van de in lid 1, onder a), b) en e), van dit artikel bedoelde criteria houdt de regulerende instantie rekening met de resultaten van de capaciteitstoewijzingsprocedure.

Het ontheffingsbesluit, met inbegrip van eventuele voorwaarden als bedoeld in de tweede alinea van dit lid, wordt naar behoren met redenen omkleed en wordt gepubliceerd.

7.   Niettegenstaande lid 3 kunnen de lidstaten bepalen dat de regulerende instantie of het Agentschap, naar gelang van het geval, haar of zijn advies over het verzoek om ontheffing aan het bevoegde orgaan in de lidstaat voorlegt met het oog op een formeel besluit. Dit advies wordt samen met het besluit bekendgemaakt.

8.   De regulerende instantie zendt de Commissie onverwijld na ontvangst een afschrift toe van ieder verzoek om ontheffing. Het besluit wordt door de bevoegde instantie onverwijld ter kennis van de Commissie gebracht, samen met alle relevante informatie over het besluit. De informatie kan in geaggregeerde vorm aan de Commissie worden voorgelegd om haar in staat te stellen een gefundeerd besluit te nemen. Deze informatie omvat in het bijzonder:

a)

de gedetailleerde redenen op grond waarvan de regelgevende instantie of de lidstaat de ontheffing heeft verleend of geweigerd, samen met een verwijzing naar lid 1 met inbegrip van de/het relevante punt(en) van dat lid waarop dit besluit is gebaseerd, met inbegrip van de financiële informatie ter staving van de noodzaak van een ontheffing;

b)

de analyse van de gevolgen ten aanzien van de mededinging en de efficiënte functionering van de interne markt voor aardgas die het verlenen van de ontheffing met zich brengt;

c)

de motivering omtrent de duur en het gedeelte van de totale capaciteit van de betrokken gasinfrastructuur waarvoor de ontheffing is verleend;

d)

indien de ontheffing betrekking heeft op een interconnector, het resultaat van het overleg met de betrokken regulerende instanties, en

e)

de bijdrage van de infrastructuur aan de diversifiëring van de gasvoorziening.

9.   Binnen twee maanden na ontvangst van een kennisgeving kan de Commissie een besluit nemen waarbij zij de kennisgevende instanties verzoekt het besluit tot verlening van een ontheffing te wijzigen of in te trekken. Deze termijn vangt aan op de dag volgende op die van de ontvangst van de kennisgeving. Die termijn van twee maanden kan met twee extra maanden worden verlengd indien de Commissie om aanvullende informatie verzoekt. Deze termijn vangt aan op de dag volgende op die van de ontvangst van de volledige informatie. De termijn van twee maanden kan ook worden verlengd wanneer zowel de Commissie als de betrokken regulerende instantie daarmee instemt.

Wanneer de opgevraagde informatie niet binnen de in het verzoek om informatie vastgestelde termijn wordt verstrekt, wordt de kennisgeving geacht te zijn ingetrokken tenzij, alvorens die termijn afloopt, de termijn is verlengd met de instemming van zowel de Commissie als de regulerende instantie of tenzij de regulerende instantie in een met redenen omklede verklaring de Commissie ervan op de hoogte heeft gebracht dat zij de kennisgeving als volledig beschouwt.

De regulerende instantie voldoet binnen een termijn van een maand aan het besluit van de Commissie om het ontheffingsbesluit te wijzigen of in te trekken en stelt de Commissie daarvan in kennis.

De Commissie eerbiedigt het vertrouwelijke karakter van commercieel gevoelige informatie.

De goedkeuring van een ontheffingsbesluit door de Commissie verliest haar effect twee jaar na de vaststelling daarvan wanneer de bouw van de infrastructuur nog niet van start is gegaan, en na vijf jaar wanneer de infrastructuur nog niet operationeel is geworden, tenzij de Commissie vaststelt dat de vertraging het gevolg is van grote hindernissen die buiten de macht liggen van de persoon aan wie de ontheffing is verleend.

10.   De Commissie kan richtsnoeren aannemen voor de toepassing van de in de lid 1 van dit artikel bedoelde voorwaarden en ter omschrijving van de procedure die moet worden gevolgd voor de toepassing van de leden 3, 6, 8 en 9 van dit artikel. Deze maatregelen, die niet-essentiële elementen van deze richtlijn beogen te wijzigen door haar aan te vullen, wordt vastgesteld volgens de regelgevingsprocedure met toetsing bedoeld in artikel 51, lid 3.

Artikel 37

Openstelling van de markt en wederkerigheid

1.   De lidstaten zien erop toe dat de in aanmerking komende afnemers zijn:

a)

tot 1 juli 2004: de in aanmerking komende afnemers zoals vermeld in artikel 18 van Richtlijn 98/30/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas (21). De lidstaten maken elk jaar per 31 januari de criteria bekend voor de definitie van deze in aanmerking komende afnemers;

b)

uiterlijk vanaf 1 juli 2004: alle niet-huishoudelijke afnemers;

c)

vanaf 1 juli 2007: alle afnemers.

2.   Teneinde een onevenwichtigheid bij het openstellen van de gasmarkten te voorkomen:

a)

mogen leveringscontracten met een in aanmerking komende afnemer in het systeem van een andere lidstaat niet worden verboden, indien de afnemer in beide systemen een in aanmerking komende afnemer is, en

b)

kan de Commissie in gevallen waarin transacties als bedoeld onder a) worden geweigerd omdat de afnemer slechts in een van beide systemen een in aanmerking komende afnemer is, rekening houdend met de marktsituatie en het algemeen belang, de partij die tot de weigering heeft besloten ertoe verplichten de gevraagde levering uit te voeren op verzoek van één van de lidstaten van beide systemen.

Artikel 38

Directe leidingen

1.   De lidstaten nemen maatregelen om het mogelijk te maken dat:

a)

de op hun grondgebied gevestigde aardgasbedrijven via een directe leiding kunnen leveren aan de in aanmerking komende afnemers, en

b)

elke in aanmerking komende afnemer die op hun grondgebied gevestigd is, via een directe leiding kan worden bevoorraad door een producent en door een aardgasbedrijf.

2.   In gevallen waarin toestemming (bijvoorbeeld vergunning, toelating, concessie, instemming of goedkeuring) vereist is voor de aanleg of exploitatie van directe leidingen, stellen de lidstaten of een door hen aangewezen bevoegde instantie criteria vast voor het verlenen van toestemming voor de aanleg of exploitatie van die directe leidingen op hun grondgebied. De criteria moeten objectief, transparant en niet-discriminerend zijn.

3.   De lidstaten kunnen de toestemming voor de aanleg van een directe leiding afhankelijk stellen van de weigering van toegang tot het systeem op basis van artikel 35, dan wel van de start van een geschillenbeslechtingsprocedure overeenkomstig artikel 41.

HOOFDSTUK VIII

NATIONALE REGULERENDE INSTANTIES

Artikel 39

Aanwijzing en onafhankelijkheid van regulerende instanties

1.   Iedere lidstaat wijst één enkele nationale regulerende instantie op nationaal niveau aan.

2.   Lid 1 van dit artikel belet niet dat in de lidstaten op regionaal niveau andere regulerende instanties worden aangewezen, mits er voor representatie- en contactdoeleinden op communautair niveau in de raad van regelgevers van het Agentschap één hooggeplaatste vertegenwoordiger is, overeenkomstig artikel 14, lid 1, van Verordening (EG) nr. 713/2009.

3.   In afwijking van lid 1 van dit artikel kan een lidstaat regulerende instanties voor kleine systemen aanwijzen op een geografisch afgescheiden landgedeelte dat in het jaar 2008 een verbruik had van minder dan 3 % van het verbruik van de lidstaat waarvan het deel uitmaakt. De aanwijzing van een hooggeplaatste vertegenwoordiger voor representatie- en contactdoeleinden op communautair niveau in de raad van regelgevers van het Agentschap overeenkomstig artikel 14, lid 1, van Verordening (EG) nr. 713/2009 wordt door deze afwijking onverlet gelaten.

4.   De lidstaten waarborgen de onafhankelijkheid van de regulerende instantie en zorgen ervoor dat zij haar bevoegdheid op onpartijdige en transparante wijze uitoefent. Te dien einde waken de lidstaten erover dat de regulerende instantie, bij de uitvoering van de reguleringstaken die haar bij deze richtlijn en de aanverwante wetgeving worden opgelegd:

a)

juridisch gescheiden en functioneel onafhankelijk is van enige andere publieke of particuliere entiteit;

b)

ervoor zorgt dat haar personeel en de personen die belast zijn met haar beheer:

i)

onafhankelijk zijn van marktbelangen, en

ii)

bij het verrichten van de reguleringstaken geen directe instructies verlangen of ontvangen van regeringen of andere publieke of particuliere entiteiten. Eventuele nauwe samenwerking met andere bevoegde nationale instanties of de toepassing van algemene beleidsrichtsnoeren van de overheid die geen verband houden met de in artikel 41 genoemde reguleringstaken, worden door dit voorschrift onverlet gelaten.

5.   Om de onafhankelijkheid van de regulerende instantie te beschermen, zorgen de lidstaten er met name voor dat:

a)

de regulerende instantie zelfstandig besluiten kan nemen, onafhankelijk van enig politiek orgaan, afzonderlijke jaarlijkse begrotingstoewijzingen ontvangt, zodat zij over autonomie beschikt bij de uitvoering van de toegewezen begroting, en de adequate personele en financiële middelen heeft om haar taken uit te voeren, en

b)

de leden van het bestuur van de regulerende instantie, of bij afwezigheid van een bestuur, de hogere leiding van de regulerende instantie, worden aangesteld voor een vaste termijn van vijf tot zeven jaar, die eenmaal kan worden verlengd.

In verband met punt b) van de eerste alinea, voorzien de lidstaten in een adequaat rouleringsschema voor het bestuur of de hogere leiding. De leden van het bestuur, of bij afwezigheid van een bestuur, de leden van de hogere leiding, mogen in die termijn uitsluitend van hun ambt worden ontheven als ze niet langer voldoen aan de in dit artikel omschreven voorwaarden of volgens de nationale wetgeving schuldig zijn geweest aan wangedrag.

Artikel 40

Algemene doelstellingen van de regulerende instantie

Bij de uitvoering van de in deze richtlijn omschreven reguleringstaken neemt de regulerende instantie alle redelijke maatregelen om de volgende doelstellingen te bereiken binnen het kader van haar taken en bevoegdheden zoals vastgesteld in artikel 41, waar nodig in nauw overleg met de andere betrokken nationale autoriteiten, waaronder mededingingsautoriteiten, en zonder dat wordt geraakt aan hun bevoegdheden:

a)

de bevordering, in nauwe samenwerking met het Agentschap, de regulerende instanties van andere lidstaten en de Commissie, van een door concurrentie gekenmerkte, zekere en vanuit milieuoogpunt duurzame interne markt voor aardgas binnen de Gemeenschap en van een daadwerkelijke openstelling van de markt voor alle afnemers en leveranciers in de Gemeenschap, en waarborging dat gasnetten op een doeltreffende en betrouwbare manier werken, rekening houdend met doelstellingen op lange termijn;

b)

de ontwikkeling van door concurrentie gekenmerkte en goed functionerende regionale markten binnen de Gemeenschap met het oog op het bereiken van de onder a) genoemde doelstelling;

c)

het opheffen van alle beperkingen voor handel in aardgas tussen de lidstaten, inclusief het ontwikkelen van afdoende grensoverschrijdende transmissiecapaciteit om aan de vraag te voldoen en de integratie van nationale markten te versterken, hetgeen de aardgasstromen in de Gemeenschap kan faciliteren;

d)

bijdragen tot de ontwikkeling, op de meest kosteneffectieve manier, van veilige, betrouwbare en efficiënte niet-discriminerende systemen die klantgericht zijn, de adequaatheid van systemen bevorderen, alsmede aansluitend bij de doelstellingen van het algemene energiebeleid, energie-efficiëntie en de integratie van groot- en kleinschalige productie van gas uit hernieuwbare energiebronnen en gedistribueerde productie in transmissie- en distributienetwerken;

e)

de toegang van nieuwe productiecapaciteit tot het net vergemakkelijken, met name door de belemmeringen voor de toegang van nieuwkomers op de markt en van gas uit hernieuwbare energiebronnen weg te nemen;

f)

ervoor zorgen dat de systeembeheerders en -gebruikers de nodige stimulansen krijgen, zowel op korte als op lange termijn, om de efficiëntie van netprestaties te verbeteren en de marktintegratie te versterken;

g)

ervoor zorgen dat afnemers baat hebben bij een efficiënte werking van hun nationale markt, bevorderen van daadwerkelijke mededinging en bijdragen tot het waarborgen van consumentenbescherming;

h)

bijdragen tot het bereiken van een hoog niveau van openbare dienstverlening voor aardgas, tot de bescherming van kwetsbare klanten en tot de compatibiliteit van de processen voor de uitwisseling van gegevens die nodig zijn voor het veranderen van leverancier.

Artikel 41

Taken en bevoegdheden van de regulerende instantie

1.   De regulerende instantie heeft de volgende taken:

a)

vaststellen of goedkeuren, volgens transparante criteria, van transmissie- of distributietarieven of de berekeningsmethodes hiervoor;

b)

waarborgen van de naleving door de transport- en distributiesysteembeheerders en waar relevant de desbetreffende systeemeigenaars, alsmede door alle aardgasbedrijven, van hun verplichtingen overeenkomstig deze richtlijn en de andere relevante communautaire wetgeving, inclusief bij grensoverschrijdende kwesties;

c)

samenwerken in verband met grensoverschrijdende kwesties met de regulerende instantie of instanties van de betrokken lidstaten en met het Agentschap;

d)

naleven en uitvoeren van alle relevante wettelijk bindende besluiten van het Agentschap en de Commissie;

e)

op jaarlijkse basis verslag uitbrengen over haar activiteit en de uitvoering van haar taken aan de relevante autoriteiten van de lidstaten, het Agentschap en de Commissie. Het verslag bevat de genomen maatregelen en behaalde resultaten voor elk van de in dit artikel genoemde taken;

f)

erover waken dat er geen kruissubsidies zijn tussen activiteiten met betrekking tot transmissie-, distributie-, opslag-, LNG- en leveringsactiviteiten;

g)

toezicht houden op de investeringsplannen van de transmissiesysteembeheerders en in haar jaarverslag de samenhang beoordelen tussen het investeringsplan van de transmissiesysteembeheerders en het netontwikkelingsplan dat de gehele Gemeenschap dekt, als bedoeld in artikel 8, lid 3, onder b), van Verordening (EG) nr. 715/2009; een dergelijke beoordeling kan aanbevelingen voor de wijziging van deze investeringsplannen omvatten;

h)

toezicht houden op de naleving en controleren van de eerdere resultaten van de regels inzake zekerheid en betrouwbaarheid van het net, alsook vaststelling of goedkeuring van de normen en voorschriften van de kwaliteit van de diensten en de voorziening, of hier tezamen met andere bevoegde instanties toe bijdragen;

i)

toezicht houden op het transparantieniveau, met inbegrip van groothandelsprijzen, en waken over de naleving van de transparantieverplichtingen door de aardgasbedrijven;

j)

toezicht houden op de het niveau en de doeltreffendheid van openstelling van de markt en de mededinging op groot- en kleinhandelsniveau, inclusief aardgasbeurzen, tarieven voor huishoudelijke afnemers, inclusief systemen voor vooruitbetaling, overstappercentages, afsluitingspercentages, kosten en uitvoering van onderhoudsdiensten en klachten van huishoudelijke afnemers, alsmede toezicht op vervalsing of beperking van de mededinging, inclusief toepasselijke informatie verstrekken en relevante gevallen aan de betrokken mededingingsautoriteiten voorleggen;

k)

toezicht houden op het vóórkomen van restrictieve contractuele praktijken, met inbegrip van exclusiviteitsbepalingen, die grote niet-huishoudelijke afnemers kunnen weerhouden van, of hen beperkingen kunnen opleggen met betrekking tot een keuze, voor het gelijktijdig sluiten van overeenkomsten met meer dan een leverancier, en in voorkomend geval de nationale mededingingsautoriteiten van dergelijke praktijken in kennis stellen;

l)

respecteren van de contractuele vrijheid met betrekking tot afschakelbare leveringscontracten en langetermijncontracten, mits deze verenigbaar zijn met het Gemeenschapsrecht en aansluiten bij het Gemeenschapsbeleid;

m)

toezicht houden op de tijd die transmissie- en distributiesysteembeheerders nodig hebben om aansluitingen en herstellingen uit te voeren;

n)

toezicht op en toetsing van de voorwaarden voor toegang tot opslag, leidingbuffer en andere ondersteunende diensten als bedoeld in artikel 33. Indien de toegangsregeling voor opslag is omschreven overeenkomstig artikel 33, lid 3, omvat deze taak niet de herziening van de tarieven;

o)

tezamen met andere betrokken instanties helpen waarborgen dat de in bijlage I genoemde maatregelen ter bescherming van de consument doeltreffend zijn en gehandhaafd worden;

p)

publiceren van aanbevelingen, ten minste op jaarbasis, betreffende de conformiteit van de leveringsprijzen met artikel 3, en deze waar nodig aan de mededingingsautoriteiten doen toekomen;

q)

waarborgen van de toegang tot de verbruiksgegevens van de consument, het verstrekken, voor facultatief gebruik, van een gemakkelijk te begrijpen, geharmoniseerd formaat op nationaal niveau voor verbruiksgegevens en voor de onverwijlde toegang voor alle afnemers tot de gegevens als bedoeld in punt h) van bijlage I;

r)

toezicht houden op de uitvoering van regels betreffende de taken en verantwoordelijkheden van de transmissiesysteembeheerders, distributiesysteembeheerders, leveranciers en afnemers en andere marktpartijen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 715/2009;

s)

toezicht op de correcte toepassing van de criteria die bepalen of een opslagfaciliteit onder artikel 33, lid 3 of lid 4, valt;

t)

toezicht op de uitvoering van beschermingsmaatregelen als bedoeld in artikel 46, en

u)

bijdragen tot de compatibiliteit van gegevensuitwisselingsprocessen voor de belangrijkste marktprocessen op regionaal niveau.

2.   Indien het in een lidstaat aldus is geregeld, kunnen de in lid 1 bedoelde toezichtstaken door andere instanties dan de regulerende instantie worden uitgevoerd. In dat geval wordt de uit dit toezicht verkregen informatie zo spoedig mogelijk aan de regulerende instantie ter beschikking gesteld.

Bij de uitvoering van haar taken als bedoeld in lid 1, raadpleegt de regulerende instantie de transmissiesysteembeheerders en werkt zij in voorkomend geval nauw samen met andere betrokken nationale instanties, zonder daarbij afbreuk te doen aan hun onafhankelijkheid, onverminderd haar eigen specifieke bevoegdheden en overeenkomstig de beginselen van betere regelgeving.

Goedkeuringen die uit hoofde van deze richtlijn door een regulerende instantie of het Agentschap zijn verleend, doen geen afbreuk aan een naar behoren gemotiveerd toekomstig gebruik van de bevoegdheden waarover de regulerende instantie uit hoofde van dit artikel beschikt, noch aan eventuele sancties die door andere betrokken autoriteiten of de Commissie worden opgelegd.

3.   Wanneer een onafhankelijke systeembeheerder is aangewezen uit hoofde van artikel 14, heeft de regulerende instantie naast de haar uit hoofde van lid 1 van dit artikel toevertrouwde taken de volgende taken:

a)

toezicht houden op de naleving door de eigenaar van het transmissiesysteem en de onafhankelijke systeembeheerder van hun verplichtingen uit hoofde dit artikel, en sancties opleggen bij niet-naleving overeenkomstig lid 4, onder d);

b)

toezien op de betrekkingen en de communicatie tussen de onafhankelijke systeembeheerder en de eigenaar van het transmissiesysteem, teneinde ervoor te zorgen dat de onafhankelijke systeembeheerder zijn verplichtingen naleeft, en in het bijzonder contracten goedkeuren en optreden als geschillenbeslechtingsinstantie tussen de onafhankelijke systeembeheerder en de eigenaar van het transmissiesysteem, ten aanzien van een klacht die door één van beide is ingediend overeenkomstig lid 11;

c)

onverminderd de procedure van artikel 14, lid 2, onder c), in het kader van het eerste tienjarige netontwikkelingsplan, de investeringsplanning en het meerjarige netontwikkelingsplan goedkeuren dat door de onafhankelijke systeembeheerder wordt ingediend;

d)

ervoor zorgen dat de door de onafhankelijke systeembeheerders aangerekende tarieven voor nettoegang een vergoeding omvatten voor neteigenaars, die voorziet in een adequate vergoeding voor netactiva en nieuwe investeringen daarin, mits die op economisch verantwoorde en efficiënte wijze zijn uitgevoerd, en

e)

inspecties uitvoeren, ook onaangekondigde, in de gebouwen van de eigenaren van transmissiesystemen en de onafhankelijke systeembeheerders.

4.   De lidstaten zorgen erover dat de regulerende instantie de bevoegdheden krijgt die hen in staat stellen de hen overeenkomstig de leden 1, 3 en 6 toevertrouwde taken op een efficiënte en snelle wijze uit te voeren. Daartoe beschikt de regulerende instantie ten minste over de volgende bevoegdheden:

a)

vaststellen van bindende besluiten voor aardgasbedrijven;

b)

onderzoeken uitvoeren naar de werking van de gasmarkten en besluiten tot en opleggen van noodzakelijke en evenredige maatregelen om daadwerkelijke mededinging te bevorderen en de goede werking van de markt te waarborgen. In passende gevallen, is de regulerende instantie ook bevoegd om samen te werken met de nationale mededingingsautoriteit en de regulators van de financiële markt of de Commissie in het kader van een onderzoek in verband met de mededingingswetgeving;

c)

opvragen bij aardgasbedrijven van informatie die relevant is voor de uitvoering van haar taken, met inbegrip van verklaringen voor de weigering een derde partij toegang te geven en informatie over maatregelen die nodig zijn om het netwerk te versterken;

d)

opleggen van effectieve, evenredige en afschrikkende sancties aan aardgasbedrijven die hun verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn of enig toepasselijk wettelijk bindend besluit van de regulerende instantie of het Agentschap niet naleven, dan wel een bevoegde rechtbank voorstellen dergelijke sancties op te leggen. Daartoe behoort de bevoegdheid om aan de transmissiesysteembeheerder of het verticaal geïntegreerde bedrijf, naargelang het geval, sancties van maximaal 10 % van de jaaromzet van de transmissiesysteembeheerder of van het verticaal geïntegreerde bedrijf op te leggen of voor te stellen deze op te leggen, wegens niet-naleving van hun respectieve verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn, en

e)

passende bevoegdheden om onderzoek uit te voeren en onderzoeksbevoegdheden met het oog op geschillenbeslechting krachtens de leden 11 en 12.

5.   Naast de haar krachtens de leden 1 en 4 van dit artikel verleende taken en bevoegdheden worden aan de regulerende instantie, wanneer een transmissiesysteembeheerder is aangewezen overeenkomstig hoofdstuk IV, ten minste de volgende taken en bevoegdheden toegekend:

a)

straffen opleggen overeenkomstig lid 4, onder d), wegens discriminerend gedrag ten gunste van het verticaal geïntegreerd bedrijf;

b)

toezicht houden op de communicatie tussen de transmissiesysteembeheerder en het verticaal geïntegreerde bedrijf om ervoor te zorgen dat de transmissiesysteembeheerder zijn verplichtingen naleeft;

c)

optreden als instantie voor het beslechten van geschillen die zich tussen het verticaal geïntegreerde bedrijf en de transmissiesysteembeheerder kunnen voordoen naar aanleiding van krachtens lid 11 ingediende klachten;

d)

toezien op de commerciële en financiële betrekkingen, waaronder leningen, tussen het verticaal geïntegreerde bedrijf en de transmissiesysteembeheerder;

e)

haar goedkeuring hechten aan alle commerciële en financiële overeenkomsten tussen het verticaal geïntegreerde bedrijf en de transmissiesysteembeheerder, mits deze in overeenstemming zijn met de marktvoorwaarden;

f)

het verticaal geïntegreerde bedrijf om een rechtvaardiging verzoeken na een melding door de nalevingsfunctionaris overeenkomstig artikel 21, lid 4; deze rechtvaardiging dient met name bewijsmateriaal te bevatten waaruit blijkt dat geen discriminerend gedrag ten voordele van het verticaal geïntegreerde bedrijf heeft plaatsgevonden;

g)

inspecties, ook onaangekondigde, verrichten in de gebouwen van het verticaal geïntegreerde bedrijf en de transmissiesysteembeheerder, en

h)

alle of welbepaalde taken van de transmissiesysteembeheerder aan een overeenkomstig artikel 14 aangewezen onafhankelijke systeembeheerder toevertrouwen in geval van voortdurende overtreding, door de transmissiesysteembeheerder van diens verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn, en met name in geval van herhaalde discriminerende gedragingen ten voordele van het verticaal geïntegreerde bedrijf.

6.   De regulerende instanties zijn bevoegd om ten minste de methodes voor het berekenen of tot stand komen van de volgende voorwaarden vast te stellen of voldoende ruim vóór hun inwerkingtreding goed te keuren:

a)

de aansluiting op en toegang tot nationale netten, inclusief de transmissie- en distributietarieven en voorwaarden en tarieven voor toegang tot LNG-installaties. Deze tarieven of methoden maken het mogelijk dat de noodzakelijke investeringen in de netten en LNG-installaties op een zodanige wijze worden uitgevoerd dat deze investeringen de levensvatbaarheid van de netten en de LNG-installaties kunnen waarborgen;

b)

de verstrekking van balanceringsdiensten, die zo economisch mogelijk worden uitgevoerd en passende stimuleringsmaatregelen bieden voor netwerkgebruikers om hun input en output op elkaar af te stemmen. De balanceringsdiensten worden op billijke en niet-discriminerende wijze verstrekt en zijn gebaseerd op objectieve criteria, en

c)

de toegang tot grensoverschrijdende infrastructuren, inclusief de procedures voor de toewijzing van capaciteit en congestiebeheer.

7.   De in lid 6 vermelde methoden of de voorwaarden worden gepubliceerd.

8.   Bij de vaststelling of goedkeuring van de tarieven of methoden en de balanceringsdiensten zorgen de regulerende instanties ervoor dat de transmissie- en distributiesysteembeheerders passende stimulansen krijgen, zowel op korte als op lange termijn, om de efficiëntie te verbeteren, de marktintegratie en de leverings- en voorzieningszekerheid te versterken en verwante onderzoeksactiviteiten te ondersteunen.

9.   De regulerende instanties monitoren het congestiebeheer van de nationale gastransmissienetwerken, inclusief interconnectoren, en de uitvoering van de regels inzake congestiebeheer. Hiertoe leggen de transmissiesysteembeheerders of marktdeelnemers hun congestiebeheersprocedures, inclusief de toewijzing van capaciteit, aan de nationale regulerende instanties ter goedkeuring voor. De nationale regulerende instanties mogen verzoeken om wijzigingen in deze procedures.

10.   De regulerende instanties zijn bevoegd om zo nodig van de beheerders van transmissie-, opslag-, LNG- en distributiesystemen te verlangen dat zij de voorwaarden, inclusief de in dit artikel bedoelde tarieven en methodologieën, wijzigen om ervoor te zorgen dat deze evenredig zijn en op niet-discriminerende wijze worden toegepast. Indien de toegangsregeling voor opslag is omschreven overeenkomstig artikel 33, lid 3, omvat deze taak niet de wijziging van de tarieven. In geval van vertraging bij de vaststelling van transmissie- en distributietarieven hebben de regulerende instanties de bevoegdheid om transmissie- en distributietarieven en de berekeningswijzen hiervan voorlopig vast te stellen of goed te keuren en een besluit te nemen over passende compensatiemaatregelen indien de definitieve tarieven of berekeningswijzen afwijken van deze voorlopige tarieven of berekeningswijzen.

11.   Partijen die een klacht hebben tegen de beheerder van een transmissie-, opslag-, LNG- of distributiesysteem met betrekking tot diens verplichtingen overeenkomstig deze richtlijn, kunnen deze klacht voorleggen aan de nationale regulerende instantie die fungeert als geschillenbeslechtingsinstantie en een besluit neemt binnen twee maanden na ontvangst van de klacht. Deze periode kan met twee maanden worden verlengd indien de regulerende instantie aanvullende informatie behoeft. Deze periode kan met instemming van de klager nog eens worden verlengd. De beslissing van de regulerende instantie heeft bindende kracht tenzij of totdat zij in beroep wordt herroepen.

12.   Benadeelde partijen die gerechtigd zijn om bezwaar te maken tegen een overeenkomstig dit artikel genomen besluit over de gehanteerde methoden of, wanneer de regulerende instantie een raadplegingsplicht heeft met betrekking tot de voorgestelde tarieven of methoden, kunnen binnen maximaal twee maanden of binnen een door de lidstaten vastgestelde kortere termijn, na de bekendmaking van het besluit of voorstel voor een besluit, een bezwaar maken met het oog op herziening. Een dergelijk bezwaar heeft geen schorsende werking.

13.   De lidstaten voorzien in geschikte en doelmatige mechanismen voor regulering, controle en transparantie, teneinde eventueel misbruik van een machtspositie, met name ten nadele van afnemers, en eventueel roofzuchtig marktgedrag te voorkomen. Bij deze mechanismen worden de bepalingen van het Verdrag, en met name artikel 82, in acht genomen.

14.   De lidstaten dragen er zorg voor dat passende maatregelen, waaronder bestuursrechtelijke of strafrechtelijke procedures in overeenstemming met hun nationale wetgeving, tegen de verantwoordelijke natuurlijke of rechtspersonen worden genomen wanneer de door deze richtlijn opgelegde vertrouwelijkheidsregels niet in acht zijn genomen.

15.   Klachten en bezwaren zoals bedoeld in de leden 11 en 12 doen geen afbreuk aan de uitoefening van de beroepsmogelijkheden uit hoofde van het Gemeenschapsrecht of de nationale wetgeving.

16.   De door de regulerende instantie genomen besluiten worden volledig gemotiveerd en verantwoord, ten einde door de rechter te kunnen worden getoetst. Deze besluiten zijn voor het publiek beschikbaar waarbij de vertrouwelijkheid van commercieel gevoelige informatie behouden blijft.

17.   De lidstaten zorgen ervoor dat er geschikte mechanismen op nationaal niveau bestaan krachtens welke een partij die getroffen wordt door een besluit van de regulerende instantie beroep kan aantekenen bij een instantie die onafhankelijk is van de betrokken partijen en van regeringen.

Artikel 42

Reguleringsstelsel voor grensoverschrijdende kwesties

1.   De regulerende instanties werken onderling nauw samen en raadplegen elkaar, en voorzien elkaar en het Agentschap van alle informatie die zij nodig hebben voor de uitvoering van hun taken overeenkomstig deze richtlijn. Wat de ontvangen informatie betreft, waarborgt de ontvangende instantie dezelfde graad van vertrouwelijkheid als van de verzendende instantie wordt verlangd.

2.   De regulerende instanties werken ten minste samen op regionaal niveau om

a)

de invoering van operationele regelingen te bevorderen, teneinde een optimaal beheer van het netwerk mogelijk te maken, gemeenschappelijke gasbeurzen en de toewijzing van grensoverschrijdende capaciteit te stimuleren, en een adequaat niveau van interconnectiecapaciteit binnen de regio en tussen de regio’s mogelijk te maken, mede door nieuwe interconnecties, om de ontwikkeling van daadwerkelijke mededinging mogelijk te maken en de leverings- en voorzieningszekerheid te verbeteren zonder tussen leveranciers uit verschillende lidstaten te discrimineren;

b)

de ontwikkeling van alle netwerkcodes voor de relevante transmissiesysteembeheerders en andere marktdeelnemers te coördineren, en

c)

de ontwikkeling van de regels inzake congestiebeheer te coördineren.

3.   Nationale regulerende instanties hebben het recht om met elkaar regelingen aan te gaan ter bevordering van samenwerking op het gebied van regulering.

4.   De in lid 2 bedoelde taken worden, zo mogelijk, uitgevoerd in nauwe samenwerking met andere betrokken nationale instanties en onverminderd hun eigen specifieke bevoegdheden.

5.   De Commissie kan richtsnoeren vaststellen betreffende de omvang van de taken van de regulerende instanties wat hun onderlinge samenwerking en de samenwerking met het Agentschap betreft. Deze maatregelen, die niet-essentiële elementen van deze richtlijn beogen te wijzigen door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de regelgevingsprocedure met toetsing bedoeld in artikel 51, lid 3.

Artikel 43

Overeenstemming met de richtsnoeren

1.   Elke regulerende instantie en de Commissie kunnen het Agentschap verzoeken na te gaan of een door een regulerende instantie genomen besluit strookt met de in deze richtlijn of in Verordening (EG) nr. 715/2009 bedoelde richtsnoeren.

2.   Het Agentschap geeft binnen een termijn van drie maanden na ontvangst van het verzoek zijn advies aan de regulerende instantie die hierom heeft verzocht of, in voorkomend geval, aan de Commissie, alsmede aan de regulerende instantie die het besluit in kwestie heeft genomen.

3.   Wanneer de regulerende instantie die het besluit heeft genomen niet binnen een termijn van vier maanden volgende op de datum van ontvangst van het advies daaraan voldoet, brengt het Agentschap de Commissie daarvan op de hoogte.

4.   Wanneer een regulerende instantie van oordeel is dat een voor grensoverschrijdende handel relevant besluit van een andere regulerende instantie niet in overeenstemming is met de in deze richtlijn of de in Verordening (EG) nr. 715/2009 bedoelde richtsnoeren, kan zij de Commissie daarvan in kennis stellen binnen een termijn van twee maanden nadat het besluit is genomen.

5.   Wanneer de Commissie, binnen twee maanden na de in lid 3 bedoelde kennisgeving van het Agentschap of de in lid 4 bedoeld kennisgeving van een regulerende instantie, of op eigen initiatief binnen een termijn van drie maanden nadat het besluit is genomen, van oordeel is dat er ernstige twijfels bestaan over de overeenstemming van dit besluit met de in deze richtlijn of de in Verordening (EG) nr. 715/2009 bedoelde richtsnoeren, kan zij besluiten de zaak verder te bestuderen. In dat geval verzoekt zij de relevante regulerende instantie en de betrokken partijen hun opmerkingen in te dienen.

6.   Wanneer de Commissie besluit om de zaak verder te bestuderen, neemt zij binnen een termijn van maximaal vier maanden na dit besluit het definitieve besluit:

a)

geen bezwaar te maken tegen het besluit van de regulerende instantie, of

b)

de desbetreffende regulerende instantie te verzoeken haar besluit te herroepen, wanneer zij van oordeel is dat het niet in overeenstemming is met de richtsnoeren.

7.   Wanneer de Commissie niet binnen de in lid 5 of 6 gestelde termijn heeft besloten de zaak verder te bestuderen, respectievelijk een definitief besluit heeft genomen, wordt zij geacht geen bezwaar te hebben gemaakt tegen het besluit van de regulerende instantie.

8.   De regulerende instantie voert het besluit van de Commissie tot herroeping van haar besluit uit binnen een termijn van twee maanden en stelt de Commissie daarvan in kennis.

9.   De Commissie kan richtsnoeren vaststellen met een nadere omschrijving van de procedure die door de regulerende instanties, het Agentschap en de Commissie moet worden gevolgd met betrekking tot de overeenstemming van de besluiten van de regulerende instanties met de in dit artikel bedoelde richtsnoeren. Deze maatregelen, die niet-essentiële elementen van deze richtlijn beogen te wijzigen door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de regelgevingsprocedure met toetsing bedoeld in artikel 51, lid 3.

Artikel 44

Bijhouden van gegevens

1.   De lidstaten eisen van hun leveranciersbedrijven dat zij gedurende ten minste vijf jaar de relevante gegevens met betrekking tot al hun transacties in aardgasleveringscontracten en aardgasderivaten met grootafnemers en transmissiesysteembeheerders alsmede opslag- en LNG-systeembeheerders ter beschikking houden van hun nationale instanties, waaronder de regulerende instantie, de nationale mededingingsautoriteit en de Commissie, voor de uitvoering van hun taken.

2.   Deze gegevens omvatten bijzonderheden betreffende de kenmerken van de betrokken transacties, zoals looptijd, leverings- en betalingsregels, hoeveelheden, uitvoeringsdata en -tijdstippen, transactieprijzen en middelen om de betrokken grootafnemer te identificeren, alsmede specifieke nadere gegevens over alle openstaande aardgasleveringscontracten en aardgasderivaten.

3.   De regulerende instantie kan besluiten om delen van deze informatie ter beschikking te stellen van marktspelers, op voorwaarde dat commercieel gevoelige gegevens inzake afzonderlijke marktspelers of afzonderlijke transacties niet worden vrijgegeven. Dit lid is niet van toepassing op informatie over financiële instrumenten die binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 2004/39/EG vallen.

4.   Teneinde een eenvormige toepassing van dit artikel te waarborgen, kan de Commissie richtsnoeren vaststellen waarin de methoden en regelingen voor het bijhouden van gegevens en de vorm en inhoud van bedoelde verslagen worden omschreven. Deze maatregelen, die niet-essentiële elementen van deze richtlijn beogen te wijzigen door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de regelgevingsprocedure met toetsing bedoeld in artikel 51, lid 3.

5.   Voor transacties in aardgasderivaten van leveringsbedrijven met grootafnemers en transmissiesysteembeheerders, alsmede opslag- en LNG-systeembeheerders, geldt dit artikel enkel van zodra de Commissie de in lid 4 bedoelde richtsnoeren heeft vastgesteld.

6.   De bepalingen van dit artikel doen voor de binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 2004/39/EG vallende entiteiten geen extra verplichtingen ontstaan ten aanzien van de in lid 1 genoemde autoriteiten.

7.   Ingeval de in lid 1 genoemde autoriteiten toegang moeten hebben tot gegevens die door de binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 2004/39/EG vallende entiteiten worden bijgehouden, verstrekken de onder die richtlijn vallende verantwoordelijke autoriteiten de in lid 1 genoemde autoriteiten de opgevraagde gegevens.

HOOFDSTUK IX

KLEINHANDELSMARKTEN

Artikel 45

Kleinhandelsmarkten

Teneinde het ontstaan van goed functionerende en transparante kleinhandelsmarkten in de Gemeenschap te bevorderen, zien de lidstaten erop toe dat de taken en verantwoordelijkheden van transmissiesysteembeheerders, distributiesysteembeheerders, leveranciers en afnemers, alsmede, indien nodig, andere marktspelers, nauwkeurig zijn omschreven wat contractuele regelingen, klantgerichtheid, gegevensuitwisseling en geschillenbeslechting, gegevenseigendom en meteropneming betreft.

Deze voorschriften worden openbaar gemaakt, zijn erop gericht de toegang van afnemers en leveranciers tot de netten te vergemakkelijken, en worden aan het oordeel van de regulerende instanties of andere betrokken nationale instanties onderworpen.

HOOFDSTUK X

SLOTBEPALINGEN

Artikel 46

Beschermingsmaatregelen

1.   Bij een plotselinge crisis op de energiemarkt of wanneer de fysieke veiligheid van personen, de veiligheid of betrouwbaarheid van apparatuur of installaties of de systeemintegriteit worden bedreigd, kan een lidstaat tijdelijk de nodige beschermingsmaatregelen treffen.

2.   Die maatregelen moeten de werking van de interne markt zo min mogelijk verstoren en mogen niet verder reiken dan strikt noodzakelijk is om de plotseling gerezen moeilijkheden te verhelpen.

3.   De betrokken lidstaat stelt de overige lidstaten en de Commissie onverwijld van die maatregelen in kennis; de Commissie kan besluiten dat de betrokken lidstaat de maatregelen dient aan te passen of in te trekken, voor zover zij de concurrentie zodanig verstoren en het handelsverkeer dermate ongunstig beïnvloeden, dat dit strijdig is met het gemeenschappelijk belang.

Artikel 47

Gelijke mededingingsvoorwaarden

1.   De maatregelen die de lidstaten uit hoofde van deze richtlijn kunnen nemen om voor gelijke mededingingsvoorwaarden te zorgen, moeten verenigbaar zijn met het Verdrag, met name artikel 30, en de Gemeenschapswetgeving.

2.   De in lid 1 bedoelde maatregelen zijn evenredig, niet-discriminerend en transparant. Zij mogen uitsluitend worden toegepast na kennisgeving aan en goedkeuring van de Commissie.

3.   De Commissie reageert binnen twee maanden na ontvangst ervan op de in lid 2 bedoelde kennisgeving. Deze termijn vangt aan op de dag volgende op die van de ontvangst van de volledige informatie. Indien de Commissie niet binnen deze periode van twee maanden heeft gereageerd, wordt zij geacht geen bezwaren te hebben tegen de maatregelen waarvan kennis is gegeven.

Artikel 48

Ontheffingen in verband met take-or-pay-verbintenissen

1.   Indien een aardgasbedrijf ernstige economische en financiële moeilijkheden ondervindt of meent dergelijke moeilijkheden te zullen ondervinden wegens take-or-pay-verbintenissen die het in een of meer gasaankoopcontracten is aangegaan, kan een verzoek om een tijdelijke ontheffing van artikel 32 worden toegezonden aan de betrokken lidstaat of de aangewezen bevoegde instantie. Verzoeken moeten naar keuze van de lidstaten per geval worden ingediend, hetzij vóór, hetzij na een weigering van toegang tot het systeem. De lidstaten kunnen ook het aardgasbedrijf de keuze bieden tussen indiening van een verzoek vóór, dan wel na de weigering van toegang tot het systeem. Wanneer een aardgasbedrijf de toegang heeft geweigerd, dient het verzoek onverwijld te worden ingediend. De verzoeken moeten vergezeld gaan van alle relevante informatie over de aard en de omvang van het probleem en over de inspanningen die het aardgasbedrijf geleverd heeft om het probleem op te lossen.

Als er redelijkerwijs geen alternatieve oplossingen voorhanden zijn, mag de lidstaat of de aangewezen bevoegde instantie met inachtneming van het bepaalde in lid 3 besluiten een ontheffing te verlenen.

2.   De lidstaat of de aangewezen bevoegde instantie brengt het besluit tot verlening van een ontheffing onverwijld ter kennis van de Commissie, samen met alle relevante informatie in verband met de ontheffing. Deze informatie kan in samengevoegde vorm aan de Commissie worden voorgelegd, om haar in staat te stellen een gefundeerd besluit te nemen. Binnen acht weken na de ontvangst van de kennisgeving kan de Commissie de betrokken lidstaat of aangewezen bevoegde instantie verzoeken het besluit tot verlening van een ontheffing te wijzigen of te herroepen.

Indien de betrokken lidstaat of aangewezen bevoegde instantie niet binnen een termijn van vier weken gehoor geeft aan dit verzoek, wordt met bekwame spoed een definitief besluit genomen volgens de raadplegingsprocedure van artikel 51, lid 2.

De Commissie eerbiedigt het vertrouwelijke karakter van commercieel gevoelige informatie.

3.   Bij de beslissing over de in lid 1 bedoelde ontheffingen houden de lidstaat of de aangewezen bevoegde instantie en de Commissie in het bijzonder rekening met de volgende criteria:

a)

het streven een concurrerende gasmarkt tot stand te brengen;

b)

de noodzaak om openbaredienstverplichtingen na te komen en de leverings- en voorzieningszekerheid te waarborgen;

c)

de positie van het aardgasbedrijf op de gasmarkt en de bestaande concurrentiesituatie op die markt;

d)

de ernst van de economische en financiële moeilijkheden die de aardgasbedrijven en transmissiebedrijven of de in aanmerking komende afnemers ondervinden;

e)

de datum van ondertekening en de voorwaarden van het (de) betrokken contract(en), met inbegrip van de mate waarin deze rekening houden met marktveranderingen;

f)

de inspanningen die zijn geleverd om een oplossing voor het probleem te vinden;

g)

de mate waarin het bedrijf bij de aanvaarding van de betrokken take-or-pay-verplichtingen, gezien de bepalingen van deze richtlijn, redelijkerwijs had kunnen verwachten dat zich ernstige moeilijkheden zouden kunnen voordoen;

h)

de mate waarin het systeem gekoppeld is aan andere systemen en de mate van interoperabiliteit van die systemen, en

i)

de gevolgen die de verlening van een ontheffing kan hebben voor de correcte toepassing van deze richtlijn wat de goede werking van de interne markt voor aardgas betreft.

Een besluit inzake een verzoek tot ontheffing met betrekking tot take-or-pay-contracten die vóór 4 augustus 2003 zijn afgesloten, mag niet tot gevolg hebben dat alternatieve rendabele afzetmogelijkheden wegvallen. Ernstige moeilijkheden zullen in elk geval niet geacht worden te bestaan wanneer de verkoop van aardgas niet terugloopt tot beneden de gegarandeerde minimumafname die in take-or-pay-contracten voor gas vastgelegd is of voor zover het betrokken take-or-pay-contract voor gasaankoop kan worden aangepast of het aardgasbedrijf in staat is alternatieve afzetmogelijkheden te vinden.

4.   Aardgasbedrijven waaraan geen ontheffing is verleend als bedoeld in lid 1 van dit artikel, mogen toegang tot het net niet of niet langer weigeren op grond van take-or-pay-verbintenissen die in het kader van een gasaankoopcontract zijn aangegaan. De lidstaten zorgen ervoor dat de toepasselijke bepalingen van de artikelen 32 tot en met 44, worden nageleefd.

5.   Elke krachtens de bovenstaande bepalingen verleende ontheffing wordt naar behoren gemotiveerd. De Commissie maakt het betreffende besluit bekend in het Publicatieblad van de Europese Unie.

6.   De Commissie legt uiterlijk 4 augustus 2008 een evaluatieverslag voor over de ervaring die is opgedaan met de toepassing van dit artikel, zodat het Europees Parlement en de Raad te zijner tijd kunnen beoordelen of dit artikel moet worden aangepast.

Artikel 49

Opkomende en geïsoleerde markten

1.   Lidstaten die niet rechtstreeks verbonden zijn met het stelsel van systemen van een andere lidstaat en slechts één externe hoofdleverancier hebben, mogen afwijken van artikel 4, artikel 9, artikel 37 en/of artikel 38 van deze richtlijn. Een leveringsbedrijf met een marktaandeel van meer dan 75 % wordt beschouwd als een hoofdleverancier. Zo’n afwijking komt automatisch te vervallen zodra ten minste een van de in deze alinea vermelde voorwaarden niet langer van toepassing is. De Commissie wordt van een dergelijke afwijking in kennis gesteld.

Cyprus mag van de artikelen 4, 9, 37 en/of 38 van deze richtlijn afwijken. De afwijking verstrijkt zodra Cyprus niet langer aan de voorwaarden voor een geïsoleerde markt voldoet.

De artikelen 4, 9, 37 en/of 38 zijn niet van toepassing op Estland, Letland, en/of Finland totdat een van deze lidstaten rechtstreeks is verbonden met het stelsel van systemen van een andere lidstaat dan Estland, Letland, Litouwen en Finland. Deze alinea laat de in de eerste alinea van dit lid genoemde afwijkingen onverlet.

2.   Een lidstaat die als opkomende markt kan worden aangemerkt en die als gevolg van de uitvoering van deze richtlijn aanzienlijke problemen ondervindt, mag afwijken van artikel 4, artikel 9, artikel 13, leden 1 en 3, artikel 14, artikel 24, artikel 25, lid 5, artikel 26, artikel 31, artikel 32, artikel 37, lid 1, en/of artikel 38 van deze richtlijn. Deze afwijking komt automatisch te vervallen zodra de betrokken lidstaat niet langer als opkomende markt kan worden aangemerkt. De Commissie wordt van een dergelijke afwijking in kennis gesteld.

Cyprus mag van artikel 4, artikel 9, artikel 13, leden 1 en 3, artikel 14, artikel 24, artikel 25, lid 5, de artikelen 26, 31 en 32, artikel 37, lid 1, en/of artikel 38 afwijken. Deze afwijking verstrijkt zodra Cyprus niet langer aan de voorwaarden voor een opkomende markt voldoet.

3.   De dag waarop de in lid 2 bedoelde afwijking komt te vervallen, resulteert de omschrijving van in aanmerking komende afnemers in de openstelling van de markt die gelijk is aan ten minste 33 % van het totale jaarlijkse gasverbruik van de nationale gasmarkt. Twee jaar later is artikel 37, lid 1, onder b), van toepassing, en drie jaar later artikel 37, lid 1, onder c). Tot de toepassing van artikel 37, lid 1, onder b), kan de in lid 2 van dit artikel bedoelde lidstaat besluiten artikel 32 niet toe te passen op ondersteunende diensten en installaties voor tijdelijke opslag voor de hervergassing en de daaropvolgende toelevering aan het transmissiesysteem.

4.   Indien de tenuitvoerlegging van deze richtlijn in een geografisch beperkt gebied van een lidstaat tot aanzienlijke problemen zou leiden, met name wat de ontwikkeling van de transmissie- en grote distributie-infrastructuur betreft, kan de lidstaat, mede om investeringen te stimuleren, de Commissie om een tijdelijke afwijking van de artikelen 4 en 9, artikel 13, leden 1 en 3, de artikelen 14 en 24, artikel 25, lid 5, de artikelen 26, 31 en 32, artikel 37, lid 1, en/of artikel 38 verzoeken voor ontwikkelingen op dit gebied.

5.   De Commissie kan de in lid 4 bedoelde ontheffing verlenen, in het bijzonder rekening houdend met de volgende criteria:

de noodzaak van infrastructuurinvesteringen die in een competitieve markt economisch niet haalbaar zouden zijn;

de omvang van de vereiste investeringen en de vooruitzichten met betrekking tot het terugverdienen daarvan;

de omvang en ontwikkelingsgraad van het gassysteem in het betrokken gebied;

de vooruitzichten voor de betrokken gasmarkt;

de oppervlakte en de geografische kenmerken van het betrokken gebied of de betrokken regio, en de sociaaleconomische en demografische factoren.

Voor andere gasvoorzieningsinfrastructuur dan distributie-infrastructuur mag alleen een afwijking worden toegestaan als het betrokken gebied niet of sedert minder dan tien jaar beschikt over infrastructuur voor de gasvoorziening. De afwijking is tijdelijk en mag niet langer gelden dan tien jaar vanaf de eerste gaslevering in het gebied.

Voor distributie-infrastructuur kan een afwijking worden toegestaan van ten hoogste 20 jaar vanaf de eerste gaslevering in het gebied via het betrokken systeem.

6.   Artikel 9 is niet van toepassing op Cyprus, Luxemburg en/of Malta.

7.   De Commissie stelt de lidstaten van verzoeken uit hoofde van lid 4 in kennis alvorens zij een besluit neemt krachtens lid 5 en houdt daarbij rekening met de vertrouwelijkheidseisen. Dit besluit en de in de leden 1 en 2 bedoelde afwijkingen worden in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt.

8.   Griekenland mag afwijken van de artikelen 4, 24, 25, 26, 32, 37 en/of 38 van deze richtlijn voor de geografische gebieden en de termijnen die vermeld worden in de vergunningen die het vóór 15 maart 2002 en overeenkomstig Richtlijn 98/30/EG heeft afgegeven voor de ontwikkeling en de exclusieve exploitatie van distributienetten in bepaalde geografische gebieden.

Artikel 50

Herzieningsprocedure

Ingeval in het in artikel 52, lid 6, bedoelde verslag geconcludeerd wordt dat de Commissie, in het licht van de effectieve wijze waarop de toegang tot het net in een lidstaat geregeld is — en waar de toegang tot het net dus volledig effectief, niet-discriminerend en ongehinderd verloopt — vaststelt dat bepaalde verplichtingen die uit hoofde van deze richtlijn op bedrijven rusten (ook als het gaat om verplichtingen inzake juridische ontvlechting voor distributiesysteembeheerders) niet in verhouding staan tot het beoogde doel, mag de lidstaat in kwestie de Commissie verzoeken van deze verplichting te worden vrijgesteld.

De lidstaat stelt de Commissie onverwijld in kennis van het verzoek en van alle informatie waaruit blijkt dat de in het verslag getrokken conclusie — nl. dat de effectieve toegang tot het net gewaarborgd is — geldig blijft.

Binnen drie maanden na ontvangst van de kennisgeving stelt de Commissie een advies op over het verzoek van de betrokken lidstaat, en indien passend dient zij bij het Europees Parlement en de Raad voorstellen in om de bepalingen in kwestie van de richtlijn te wijzigen. In haar voorstellen tot wijziging van de richtlijn kan de Commissie voorstellen de betrokken lidstaat vrij te stellen van specifieke vereisten, op voorwaarde dat die lidstaat indien nodig even doeltreffende maatregelen ten uitvoer legt.

Artikel 51

Comité

1.   De Commissie wordt bijgestaan door een comité.

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 3 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

3.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn artikel 5 bis, leden 1 tot en met 4, en artikel 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

Artikel 52

Verslaglegging

1.   De Commissie bewaakt en toetst de toepassing van deze richtlijn en dient voor de eerste keer uiterlijk 31 december 2004 en vervolgens jaarlijks een algemeen voortgangsverslag in bij het Europees Parlement en de Raad. In het voortgangsverslag komen ten minste de volgende punten aan de orde:

a)

de ervaring met en de vooruitgang bij de totstandbrenging van een voltooide en volledig operationele interne markt voor aardgas en de resterende knelpunten ter zake, inclusief aspecten van marktdominantie, concentratie in de markt en roofzuchtig marktgedrag of concurrentievervalsend gedrag;

b)

de krachtens deze richtlijn toegestane ontheffingen, met inbegrip van de uitvoering van de ontheffing krachtens artikel 26, lid 4, met het oog op een mogelijke herziening van de drempel;

c)

de mate waarin de voorschriften van deze richtlijn met betrekking tot ontvlechting en tarifering hebben bijgedragen tot het waarborgen van eerlijke en niet-discriminerende toegang tot het gassysteem in de Gemeenschap en vergelijkbare concurrentieniveaus, alsook de economische, sociale en milieugevolgen van de openstelling van de gasmarkt voor afnemers;

d)

een onderzoek naar aspecten die te maken hebben met systeemcapaciteitsniveaus en de zekerheid van de aardgasvoorziening in de Gemeenschap, met name het bestaande en verwachte evenwicht tussen vraag en aanbod, rekening houdend met de fysieke capaciteit voor handel tussen gebieden en de ontwikkeling van de opslag (inclusief de kwestie van het proportionele karakter van de marktregulering op dit gebied);

e)

er wordt bijzondere aandacht besteed aan de maatregelen die de lidstaten nemen om aan de piekvraag te voldoen of in geval van in gebreke blijven van een of meer leveranciers;

f)

een algemene evaluatie van de vooruitgang die is geboekt in het kader van de bilaterale betrekkingen met aardgasproducerende, -exporterende of -transporterende derde landen, inclusief de vooruitgang op het gebied van marktintegratie, handel en toegang tot de netten van deze derde landen;

g)

mogelijke behoeften aan harmonisatie die niet samenhangen met de bepalingen van deze richtlijn.

Waar toepasselijk kan dit voortgangsverslag aanbevelingen en maatregelen bevatten om de negatieve effecten van marktdominantie en -concentratie tegen te gaan.

In dit verslag kan de Commissie in overleg met de ENTBS voor gas ook overwegen of het haalbaar is dat de transmissiesysteembeheerders één enkele Europese transmissiesysteembeheerder in het leven roepen.

2.   Om de twee jaar omvat het in lid 1 bedoelde voortgangsverslag ook een analyse van de verschillende maatregelen die in de lidstaten genomen zijn om aan de verplichtingen tot openbaredienstverlening te voldoen, tezamen met een onderzoek naar de doeltreffendheid van deze maatregelen en met name naar hun gevolgen voor de mededinging op de aardgasmarkt. Waar toepasselijk kan het verslag aanbevelingen bevatten voor op nationaal niveau te nemen maatregelen om een hoog peil van openbaredienstverlening te bereiken of maatregelen om marktafscherming te voorkomen.

3.   In het kader van de algemene evaluatie verstrekt de Commissie het Europees Parlement en de Raad uiterlijk op 3 maart 2013 een gedetailleerd specifiek verslag waarin wordt toegelicht in hoeverre de in hoofdstuk IV vastgestelde ontvlechtingsvoorschriften erin zijn geslaagd de transmissiesysteembeheerders volledig en daadwerkelijk onafhankelijk te maken, waarbij effectieve en efficiënte ontvlechting als benchmark wordt gehanteerd.

4.   Bij de in lid 3 bedoelde beoordeling houdt de Commissie met name rekening met de volgende criteria: eerlijke en niet-discriminerende toegang tot het net, doeltreffende regulering, de ontwikkeling van het net in het licht van de behoeften van de markt, niet-marktverstorende investeringsstimulansen, de ontwikkeling van interconnectie-infrastructuur, daadwerkelijke mededinging op de energiemarkten van de Gemeenschap, en de situatie op het gebied van de leverings- en voorzieningszekerheid in de Gemeenschap.

5.   In voorkomend geval, en met name ingeval uit het in lid 3 bedoelde gedetailleerde specifieke verslag blijkt dat de voorwaarden van lid 4 in de praktijk niet vervuld zijn, doet de Commissie het Europees Parlement en de Raad uiterlijk op 3 maart 2014 voorstellen om te zorgen voor volledige daadwerkelijke onafhankelijkheid van de transmissiesysteembeheerders.

6.   De Commissie legt het Europees Parlement en de Raad uiterlijk op 1 januari 2006 een gedetailleerd verslag voor over de vorderingen in de totstandbrenging van de interne markt voor aardgas. Het verslag zal met name aandacht besteden aan:

niet-discriminerende toegang tot het systeem;

doeltreffende regulering;

de ontwikkeling van interconnectie-infrastructuur, de voorwaarden voor doorvoer en de situatie op het gebied van de leverings- en voorzieningszekerheid in de Gemeenschap;

de mate waarin kleine ondernemingen en huishoudelijke afnemers voordeel hebben bij de openstelling van de markt, met name wat de normen voor openbaredienstverlening betreft;

de mate waarin de markten in de praktijk openstaan voor daadwerkelijke mededinging, inclusief aspecten van marktdominantie, concentratie in de markt en roofzuchtig marktgedrag of concurrentievervalsend gedrag;

de mate waarin de afnemers metterdaad van leverancier veranderen en heronderhandelen over tarieven;

de ontwikkeling van de prijzen, inclusief de prijzen waartegen wordt geleverd, gerelateerd aan de mate van openstelling van de markt;

of derden daadwerkelijk en op niet-discriminerende wijze toegang hebben tot gasopslag wanneer dat technisch en/of economisch gezien nodig is om efficiënt toegang te verlenen tot het systeem;

de ervaring opgedaan met de toepassing van deze richtlijn waar het gaat om de daadwerkelijke onafhankelijkheid van systeembeheerders in verticaal geïntegreerde bedrijven, alsmede de vraag of naast operationele onafhankelijkheid en gescheiden boekhoudingen nog andere maatregelen zijn ontwikkeld die gelijkwaardige resultaten opleveren als juridische ontvlechting.

Indien nodig dient de Commissie voorstellen in bij het Europees Parlement en bij de Raad, met name om naleving van hoge normen voor openbaredienstverlening te garanderen.

Indien nodig dient de Commissie voorstellen in bij het Europees Parlement en bij de Raad, met name om ervoor te zorgen dat de distributiesysteembeheerders voor 1 juli 2007 volledig en daadwerkelijk onafhankelijk zijn. Zo nodig hebben deze voorstellen overeenkomstig het mededingingsrecht ook betrekking op maatregelen om problemen aan te pakken op het terrein van marktdominantie, concentratie in de markt, roofzuchtig marktgedrag of concurrentievervalsend gedrag.

Artikel 53

Intrekking

Richtlijn 2003/55/EG wordt met ingang van 3 maart 2011 ingetrokken, onverminderd de verplichtingen van de lidstaten betreffende de termijnen voor omzetting en toepassing van voornoemde richtlijn. Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar deze richtlijn en moeten gelezen worden overeenkomstig de concordantietabel in bijlage II.

Artikel 54

Omzetting

1.   De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 3 maart 2011 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Zij passen die bepalingen toe met ingang van 3 maart 2011, met uitzondering van artikel 11, dat zij toepassen met ingang van 3 maart 2013.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in de bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 55

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 56

Geadresseerden

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 13 juli 2009.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

H.-G. PÖTTERING

Voor de Raad

De voorzitter

E. ERLANDSSON


(1)  PB C 211 van 19.8.2008, blz. 23.

(2)  PB C 172 van 5.7.2008, blz. 55.

(3)  Advies van het Europees Parlement van 9 juli 2008 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 9 januari 2009 (PB C 70 E van 24.3.2009, blz. 37) en standpunt van het Europees Parlement van 22 april 2009 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad). Besluit van de Raad van 25 juni 2009.

(4)  PB L 176 van 15.7.2003, blz. 57.

(5)  PB C 175 E van 10.7.2008, blz. 206.

(6)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1.

(7)  Zie bladzijde 1 van dit Publicatieblad.

(8)  PB L 25 van 29.1.2009, blz. 18.

(9)  Zie bladzijde 36 van dit Publicatieblad.

(10)  PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

(11)  PB C 321 van 31.12.2003, blz. 1.

(12)  De titel van Richtlijn 83/349/EEG is aangepast in verband met de hernummering van de artikelen van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, overeenkomstig artikel 12 van het Verdrag van Amsterdam; oorspronkelijk werd verwezen naar artikel 54, lid 3, onder g).

(13)  PB L 193 van 18.7.1983, blz. 1.

(14)  PB L 145 van 30.4.2004, blz. 1.

(15)  PB L 127 van 29.4.2004, blz. 92.

(16)  PB L 204 van 21.7.1998, blz. 37.

(17)  Zie bladzijde 55 van dit Publicatieblad.

(18)  Eerste Richtlijn 68/151/EEG van de Raad van 9 maart 1968 strekkende tot het coördineren van de waarborgen, welke in de lidstaten worden verlangd van de vennootschappen in de zin van de tweede alinea van artikel 58 van het Verdrag, om de belangen te beschermen zowel van de deelnemers in deze vennootschappen als van derden, zulks ten einde die waarborgen gelijkwaardig te maken (PB L 65 van 14.3.1968, blz. 8).

(19)  De titel van Richtlijn 78/660/EEG is aangepast in verband met de hernummering van de artikelen van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, overeenkomstig artikel 12 van het Verdrag van Amsterdam; oorspronkelijk werd verwezen naar artikel 54, lid 3, onder g).

(20)  PB L 222 van 14.8.1978, blz. 11.

(21)  PB L 204 van 21.7.1998, blz. 1.


BIJLAGE I

VOORSCHRIFTEN INZAKE CONSUMENTENBESCHERMING

1.   Onverminderd de communautaire voorschriften inzake consumentenbescherming, met name Richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 1997 betreffende de bescherming van de consument bij op afstand gesloten overeenkomsten (1) en Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (2), houden de in artikel 3 bedoelde maatregelen in dat ervoor wordt gezorgd dat de afnemers:

a)

recht hebben op een contract met hun gasleverancier waarin worden vermeld:

de identiteit en het adres van de leverancier;

de geleverde diensten, de aangeboden kwaliteitsniveaus van de diensten en de benodigde tijd voor de eerste aansluiting;

de aangeboden soorten onderhoudsdiensten;

de wijze waarop de meest recente informatie over alle geldende tarieven en onderhoudskosten kan worden verkregen;

de duur van het contract, de voorwaarden voor verlenging en beëindiging van de diensten en van het contract, en of het toegestaan is het contract kosteloos op te zeggen;

alle vergoedingen en terugbetalingsregelingen die gelden indien de contractuele kwaliteitsniveaus van de diensten niet worden gehaald, met inbegrip van onnauwkeurige en te late facturering;

de methode voor het beginnen van procedures voor de beslechting van geschillen overeenkomstig punt f), en

informatie over consumentenrechten, met inbegrip van klachtenbehandeling en alle in dit punt bedoelde gegevens welke duidelijk wordt meegedeeld door middel van de facturen of via de website van het aardgasbedrijf.

De contractuele voorwaarden zijn eerlijk en vooraf bekend. In ieder geval zou deze informatie voorafgaand aan de ondertekening of bevestiging van het contract moeten worden verstrekt. Indien contracten door middel van tussenpersonen worden gesloten, wordt bovengenoemde informatie eveneens voorafgaand aan de ondertekening van het contract verstrekt;

b)

op toereikende wijze in kennis worden gesteld van ieder voornemen de contractvoorwaarden te wijzigen en op de hoogte worden gesteld van hun recht op opzegging wanneer zij van een dergelijk voornemen in kennis worden gesteld. Dienstverleners stellen hun abonnees op een transparante en begrijpelijke manier rechtstreeks in kennis van tariefstijgingen en doen dit binnen een redelijke termijn die een normale factureringsperiode na het invoeren van de stijging niet overschrijdt. De lidstaten zorgen ervoor dat afnemers de mogelijkheid krijgen contracten op te zeggen indien zij de hun door de gasleverancier aangemelde nieuwe voorwaarden niet aanvaarden;

c)

transparante informatie ontvangen over geldende prijzen en tarieven en over standaardvoorwaarden met betrekking tot de toegang tot en het gebruik van gasdiensten;

d)

een ruime keuze van betalingswijzen wordt geboden, die geen enkele categorie klanten discrimineert. Vooruitbetalingssystemen zijn billijk en vormen een goede afspiegeling van het vermoedelijke verbruik. Ieder verschil in voorwaarden komt overeen met de kosten die de verschillende betalingswijzen voor de leverancier meebrengen. De algemene voorwaarden van de contracten dienen eerlijk en transparant te zijn. Zij zijn gesteld in duidelijke en begrijpelijke taal en bevatten geen niet-contractuele belemmeringen voor het uitoefenen van de rechten van afnemers, zoals overdreven contractuele documentatie. Afnemers worden beschermd tegen oneerlijke of misleidende verkoopmethoden;

e)

geen kosten in rekening worden gebracht indien zij van leverancier veranderen;

f)

transparante, eenvoudige en goedkope procedures ter beschikking krijgen voor het afhandelen van hun klachten. Meer in het bijzonder hebben alle consumenten recht op dienstverlening en klachtenbehandeling door hun gasleverancier. Door middel van dergelijke buitengerechtelijke geschillenbeslechting moeten geschillen billijk en snel, en bij voorkeur binnen drie maanden, kunnen worden beslecht, zo nodig via een systeem van terugbetaling en/of vergoeding. Hierbij dienen zoveel mogelijk de beginselen van Aanbeveling 98/257/EG van de Commissie van 30 maart 1998 betreffende de principes die van toepassing zijn op de organen die verantwoordelijk zijn voor de buitengerechtelijke beslechting van consumentengeschillen te worden gevolgd (3);

g)

die op het gassysteem zijn aangesloten, in kennis worden gesteld van hun recht om, in overeenstemming met de geldende nationale wetgeving, te worden voorzien van aardgas van een bepaalde kwaliteit tegen een redelijke prijs;

h)

de beschikking krijgen over hun verbruiksgegevens en in staat zijn om, met uitdrukkelijke toestemming en kosteloos, geregistreerde leveringsbedrijven toegang te geven tot hun geregistreerde verbruiksgegevens. De partij die verantwoordelijk is voor het gegevensbeheer is verplicht deze gegevens aan het bedrijf te verstrekken. De lidstaten leggen een gegevensformaat vast, alsook een procedure voor leveranciers en consumenten om toegang te krijgen tot die gegevens. Voor deze dienst mogen de verbruikers geen extra kosten worden aangerekend;

i)

naar behoren worden geïnformeerd over hun daadwerkelijk gasverbruik en de kosten daarvan, zulks voldoende frequent om hen in staat te stellen hun eigen gasverbruik te regelen. Voor de verstrekking van de informatie wordt een voldoende ruime termijn ingesteld, waarbij rekening wordt gehouden met de capaciteit van de meetapparatuur van de afnemer. Er wordt naar behoren rekening gehouden met de kostenefficiëntie van deze maatregelen. Voor deze dienst mogen de verbruikers geen extra kosten worden aangerekend;

j)

nadat ze van aardgasleverancier zijn veranderd, ten laatste zes weken nadat deze leverancier hiervan in kennis is gesteld een definitieve afsluitingsrekening ontvangen.

2.   De lidstaten zorgen ervoor dat er slimme metersystemen worden ingevoerd die de actieve participatie van de consumenten aan de markt voor levering van gas ondersteunen. De invoering van dergelijke metersystemen kan worden onderworpen aan een economische evaluatie op de lange termijn van de kosten en baten voor de markt en de individuele consument of aan een onderzoek ter bepaling van welke vorm van slim meten economisch haalbaar en kosteneffectief is en welke termijn haalbaar is voor de distributie ervan.

Een dergelijke evaluatie vindt uiterlijk plaats op 3 september 2012.

Onder voorbehoud van deze evaluatie stellen de lidstaten of de bevoegde autoriteit die zij aanwijzen, een tijdschema op voor de invoering van slimme metersystemen.

De lidstaten of de bevoegde autoriteit die zij aanwijzen waarborgen de interoperabiliteit van deze metersystemen die op hun grondgebied worden ingevoerd en houden rekening met de toepassing van adequate normen en beste praktijken en het belang van de ontwikkeling van de interne markt voor aardgas.


(1)  PB L 144 van 4.6.1997, blz. 19.

(2)  PB L 95 van 21.4.1993, blz. 29.

(3)  PB L 115 van 17.4.1998, blz. 31.


BIJLAGE II

CONCORDANTIETABEL

Richtlijn 2003/55/EG

Deze richtlijn

Artikel 1

Artikel 1

Artikel 2

Artikel 2

Artikel 3

Artikel 3

Artikel 4

Artikel 4

Artikel 5

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 6

Artikel 8

Artikel 9

Artikel 9

Artikel 7

Artikel 10

Artikel 11

Artikel 7

Artikel 12

Artikel 8

Artikel 13

Artikel 14

Artikel 15

Artikel 10

Artikel 16

Artikel 17

Artikel 18

Artikel 19

Artikel 20

Artikel 21

Artikel 22

Artikel 23

Artikel 11

Artikel 24

Artikel 12

Artikel 25

Artikel 13

Artikel 26

Artikel 14

Artikel 27

Artikel 15

Artikel 29

Artikel 16

Artikel 30

Artikel 17

Artikel 31

Artikel 18

Artikel 32

Artikel 19

Artikel 33

Artikel 20

Artikel 34

Artikel 21

Artikel 35

Artikel 22

Artikel 36

Artikel 23

Artikel 37

Artikel 24

Artikel 38

Artikel 25, lid 1 (eerste en tweede zin)

Artikel 39

Artikel 40

Artikel 25 (rest)

Artikel 41

Artikel 42

Artikel 43

Artikel 44

Artikel 45

Artikel 26

Artikel 46

Artikel 47

Artikel 27

Artikel 48

Artikel 28

Artikel 49

Artikel 29

Artikel 50

Artikel 30

Artikel 51

Artikel 31

Artikel 52

Artikel 32

Artikel 53

Artikel 33

Artikel 54

Artikel 34

Artikel 55

Artikel 35

Artikel 56

Bijlage A

Bijlage I