ISSN 1725-2598

doi:10.3000/17252598.L_2009.199.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 199

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

52e jaargang
31 juli 2009


Inhoud

 

I   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

 

Verordening (EG) nr. 688/2009 van de Commissie van 30 juli 2009 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

1

 

*

Verordening (EG) nr. 689/2009 van de Commissie van 29 juli 2009 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 329/2007 van de Raad betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van de Democratische Volksrepubliek Korea

3

 

*

Verordening (EG) nr. 690/2009 van de Commissie van 30 juli 2009 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart, houdende intrekking van Richtlijn 91/670/EEG, Verordening (EG) nr. 1592/2002 en Richtlijn 2004/36/EG ( 1 )

6

 

*

Verordening (EG) nr. 691/2009 van de Commissie van 30 juli 2009 tot vaststelling van de vanaf 16 oktober 2009 te betalen voorschotten in het kader van de melkpremie en extra betalingen, de areaalbetalingen voor akkerbouwgewassen, de rechtstreekse betalingen voor de in het POSEI-programma en het programma voor de Egeïsche Eilanden vastgestelde maatregelen, de bedrijfstoeslagregeling, de gewasspecifieke betaling voor rijst, de premie voor eiwithoudende gewassen, de premies in de schapen- en geitenvleessectoren, de rund- en kalfsvleesbetalingen en de regeling inzake een enkele areaalbetaling

7

 

*

Verordening (EG) nr. 692/2009 van de Commissie van 30 juli 2009 tot opening van een nieuw onderzoek ten behoeve van een nieuwe exporteur betreffende Verordening (EG) nr. 1001/2008 van de Raad tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde hulpstukken voor buisleidingen, van ijzer of van staal, van oorsprong uit onder meer Maleisië, tot intrekking van het recht ten aanzien van een Maleisische exporteur en tot registratie van de invoer

9

 

*

Verordening (EG) nr. 693/2009 van de Commissie van 27 juli 2009 tot vaststelling van een verbod op de visserij op zeeduivel in gebied VI; EG-wateren van Vb; internationale wateren van XII en XIV door vaartuigen die de vlag van Duitsland voeren

12

 

 

Verordening (EG) nr. 694/2009 van de Commissie van 30 juli 2009 betreffende de afgifte van invoercertificaten voor aanvragen die zijn ingediend voor de periode van 1 juli 2009 tot en met 30 juni 2010 in het kader van het bij Verordening (EG) nr. 748/2008 geopende tariefcontingent voor bevroren omlopen van runderen

14

 

 

RICHTLIJNEN

 

*

Richtlijn 2009/88/EG van de Commissie van 30 juli 2009 tot wijziging van Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad teneinde thiacloprid als werkzame stof in bijlage I bij die richtlijn op te nemen ( 1 )

15

 

*

Richtlijn 2009/89/EG van de Commissie van 30 juli 2009 tot wijziging van Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad teneinde stikstof als werkzame stof in bijlage I bij die richtlijn op te nemen ( 1 )

19

 

 

II   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

 

 

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

 

 

Raad

 

 

2009/556/EG

 

*

Besluit van de Raad van 25 juni 2009 betreffende de voorlopige toepassing en de sluiting van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de vereenvoudiging van de controles en formaliteiten bij het goederenvervoer en inzake douaneveiligheidsmaatregelen

22

Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de vereenvoudiging van de controles en formaliteiten bij het goederenvervoer en inzake douaneveiligheidsmaatregelen

24

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

VERORDENINGEN

31.7.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 199/1


VERORDENING (EG) Nr. 688/2009 VAN DE COMMISSIE

van 30 juli 2009

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (2), en met name op artikel 138, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

Bij Verordening (EG) nr. 1580/2007 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XV, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 138 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 31 juli 2009.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 30 juli 2009.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 350 van 31.12.2007, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

MK

27,8

XS

31,8

ZZ

29,8

0707 00 05

MK

23,0

TR

100,7

ZZ

61,9

0709 90 70

TR

98,5

ZZ

98,5

0805 50 10

AR

69,6

UY

54,4

ZA

62,4

ZZ

62,1

0806 10 10

EG

151,9

MA

152,5

TR

129,4

ZA

114,6

ZZ

137,1

0808 10 80

AR

119,0

BR

73,0

CL

91,0

CN

81,7

NZ

95,5

US

105,4

ZA

92,4

ZZ

94,0

0808 20 50

AR

114,1

CL

56,4

TR

153,3

ZA

105,8

ZZ

107,4

0809 10 00

TR

148,9

ZZ

148,9

0809 20 95

CA

324,1

TR

250,2

US

307,8

ZZ

294,0

0809 30

TR

153,7

ZZ

153,7

0809 40 05

BA

39,5

ZZ

39,5


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


31.7.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 199/3


VERORDENING (EG) Nr. 689/2009 VAN DE COMMISSIE

van 29 juli 2009

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 329/2007 van de Raad betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van de Democratische Volksrepubliek Korea

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 329/2007 van de Raad (1), en met name op artikel 13, onder a) en onder d),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In bijlage I bij Verordening (EG) nr. 329/2007 worden de producten voor tweeërlei gebruik opgesomd als bedoeld in Verordening (EG) nr. 1334/2000 van de Raad van 22 juni 2000 tot instelling van een communautaire regeling voor controle op de uitvoer van producten en technologie voor tweeërlei gebruik (2), die zouden kunnen bijdragen tot de programma’s van Noord-Korea in verband met kernwapens, andere massavernietigingswapens of ballistische raketten, als bepaald door het Sanctiecomité of de VN-Veiligheidsraad, en waarop de verbodsbepalingen van artikel 2, leden 1 en 3, van Verordening (EG) nr. 329/2007 toegepast dienen te worden.

(2)

Op 16 juli 2009 besloot het Sanctiecomité dat bepaalde goederen onder deze verbodsbepalingen dienen te vallen. Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 329/2007 dient derhalve te worden aangevuld.

(3)

Overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EG) nr. 329/2007 worden in bijlage IV bij die verordening de personen, entiteiten en lichamen vermeld die door het Sanctiecomité of de VN-Veiligheidsraad zijn aangewezen en waarvan de tegoeden en economische middelen worden bevroren.

(4)

Het Sanctiecomité heeft op 16 juli 2009 besloten dat de tegoeden en economische middelen van bepaalde natuurlijke personen en rechtspersonen, entiteiten of lichamen dienen te worden bevroren.

(5)

Bijlage IV dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd.

(6)

Teneinde de effectiviteit van de maatregelen waarin deze verordening voorziet te waarborgen, dient deze verordening onmiddellijk in werking te treden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlagen I en IV bij Verordening (EG) nr. 329/2007 worden gewijzigd overeenkomstig de bijlagen I en II bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 juli 2009.

Voor de Commissie

Eneko LANDÁBURU

Directeur-generaal Buitenlandse betrekkingen


(1)  PB L 88 van 29.3.2007, blz. 1.

(2)  PB L 159 van 30.6.2000, blz. 1.


BIJLAGE I

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 329/2007 wordt als volgt gewijzigd:

In de lijst „1.1 Materialen, chemicaliën, micro-organismen en toxinen”, onderdeel 1.1A Goederen, worden de volgende vermeldingen toegevoegd:

„I.1A.058

Grafiet, ander dan bedoeld in I.0A.012 en I.1A.028, als volgt:

Grafiet ontworpen of bedoeld voor vonkverspaning (EDM)

I.1A.059

„Stapel- of continuvezelmateriaal”, anders dan bedoeld in I.1A.024 en I.1A.034, als volgt:

Para-aramide „stapel- of continuvezelmateriaal” (Kevlar® en andere Kevlar®-achtige)”


BIJLAGE II

Bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 329/2007 wordt als volgt gewijzigd:

1.

De volgende vermeldingen worden toegevoegd aan de lijst „Natuurlijke personen”:

a)

Han Yu-ro. Functie: Directeur van de Korea Ryongaksan algemene handelscorporatie. Overige informatie: betrokken bij het programma voor ballistische raketten van de Democratische Volksrepubliek Korea.

b)

Hwang Sok-hwa. Functie: Directeur van het algemene bureau voor atoomenergie (GBAE). Overige informatie: betrokken bij het nucleaire programma van de Democratische Volksrepubliek Korea in de hoedanigheid van hoofd van het wetenschappelijke stuurbureau binnen GBAE; lid van het wetenschappelijke comité binnen het gemeenschappelijke instituut voor nucleair onderzoek.

c)

Ri Hong-sop. Geboortejaar: 1940. Functie: voormalig directeur van het nucleaire onderzoekscentrum Yongbyon. Overige informatie: leidde de drie belangrijkste installaties voor de productie van plutonium voor kernwapens: de splijtstofproductie-installatie, de kernreactor en de opwerkingsfabriek.

d)

Ri Je-son (ook bekend als Ri Che-son). Geboortejaar: 1938. Functie: Directeur van het algemene bureau voor atoomenergie (GBAE), de belangrijkste instelling die het nucleaire programma in de Democratische Volksrepubliek Korea beheert. Overige informatie: faciliteert ettelijke nucleaire initiatieven met inbegrip van het beheer door GBAE van het nucleaire onderzoekscentrum Yongbyon en de handelscorporatie Namchongang.

e)

Yun Ho-jin (ook bekend als Yun Ho-chin). Geboortedatum: 13.10.1944. Functie: Directeur van de handelscorporatie Namchongang. Overige informatie: leidt de invoer van materiaal dat nodig is voor het uraniumverrijkingsprogramma.

2.

De volgende vermeldingen worden toegevoegd aan de lijst „Rechtspersonen, entiteiten en lichamen”:

a)

Algemeen bureau voor atoomenergie (GBAE) (ook bekend als Algemeen departement voor atoomenergie (GDAE)). Adres: Haeudong, district Pyongchen, Pyongyang, Democratische Volksrepubliek Korea. Overige informatie: GBAE is verantwoordelijk voor het nucleaire programma van de Democratische Volksrepubliek Korea, waaronder begrepen is het nucleaire onderzoekscentrum Yongbyon met de onderzoekreactor voor plutoniumproductie van 5 MWe (25 MWt), alsook de installaties voor splijtstofproductie en opwerking. GBAE heeft vergaderingen en discussies inzake de kwestie atoomenergie gehouden met het Internationaal Agentschap voor Atoomenergie. GBAE is de voornaamste overheidsinstelling van de Democratische Volksrepubliek Korea die de nucleaire programma’s beheert, met inbegrip van het nucleaire onderzoekscentrum Yongbyon.

b)

Hongkong Electronics (ook bekend als Hongkong Electronics Kish Co.). Adres: Sanaee St., Kish Island, Iran. Overige informatie: a) in het bezit van of gecontroleerd door, handelend (of voorgevend te handelen) namens of voor Tanchon Commercial Bank en KOMID; b) Hongkong Electronics heeft sinds 2007 miljoenen dollars van proliferatiegerelateerde fondsen overgemaakt namens Tanchon Commercial Bank en KOMID (beide aangewezen door het VN-Sanctiecomité in april 2009). Hongkong Electronics heeft kapitaalverkeer van Iran naar de Democratische Volksrepubliek Korea namens KOMID mogelijk gemaakt.

c)

Korea Hyoksin handelscorporatie (ook bekend als Korea Hyoksin export- en importcorporatie). Adres: Rakwon-dong, district Pothonggang, Pyongyang, Democratische Volksrepubliek Korea. Overige informatie: a) gevestigd in Pyongyang, Democratische Volksrepubliek Korea; b) een bedrijf uit de Democratische Volksrepubliek Korea dat ressorteert onder de Korea Ryonbong algemene corporatie (aangewezen door het VN-Sanctiecomité in april 2009) en betrokken is bij de ontwikkeling van massavernietigingswapens.

d)

Korean Tangun handelscorporatie. Overige informatie: a) gevestigd in Pyongyang, Democratische Volksrepubliek Korea; b) Korea Tangun handelscorporatie ressorteert onder de tweede academie voor natuurwetenschappen van de Democratische Volksrepubliek Korea en is voornamelijk verantwoordelijk voor het verschaffen van grondstoffen en technologieën ter ondersteuning van het defensieonderzoek van de Democratische Volksrepubliek Korea en van programma’s voor de ontwikkeling van (maar niet beperkt tot) massavernietigingswapens, en van programma’s voor de levering en verschaffing van materialen die worden gecontroleerd door of verboden zijn bij multilaterale controleregelingen.

e)

Namchongang handelscorporatie (ook bekend als a) NCG, b) Namchongang Trading, c) Nam Chon Gang Corporation, d) Nomchongang Trading Co., e) Nam Chong Gan Trading Corporation). Overige informatie: a) gevestigd in Pyongyang, Democratische Volksrepubliek Korea; b) Namchongang is een bedrijf uit de Democratische Volksrepubliek Korea dat ressorteert onder het algemene bureau voor atoomenergie (GBAE). Namchongang was betrokken bij de verschaffing van vacuümpompen van Japanse makelij die werden geïdentificeerd in een nucleaire installatie van de Democratische Volksrepubliek Korea, alsook bij de levering van nucleair materiaal geassocieerd met een Duitse persoon. Het was voorts betrokken bij de aankoop van aluminiumbuizen en andere uitrusting die speciaal geschikt zijn voor een uraniumverrijkingsprogramma vanaf het eind van de jaren '90. Zijn vertegenwoordiger is een voormalig diplomaat die de Democratische Volksrepubliek Korea vertegenwoordigde toen het Internationaal Agentschap voor Atoomenergie (IAEA) de nucleaire installatie van Yongbyon inspecteerde in 2007. De proliferatieactiviteiten van Namchongang zijn erg zorgwekkend gezien de proliferatieactiviteiten van de Democratische Volksrepubliek Korea in het verleden.


31.7.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 199/6


VERORDENING (EG) Nr. 690/2009 VAN DE COMMISSIE

van 30 juli 2009

houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart, houdende intrekking van Richtlijn 91/670/EEG, Verordening (EG) nr. 1592/2002 en Richtlijn 2004/36/EG

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 80, lid 2,

Gelet op Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 20 februari 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart, houdende intrekking van Richtlijn 91/670/EEG, Verordening (EG) nr. 1592/2002 en Richtlijn 2004/36/EG (1), en met name op artikel 6, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens artikel 6, lid 1, van Verordening (EG) nr. 216/2008 moeten producten, onderdelen en uitrustingsstukken voldoen aan de milieubeschermingseisen van bijlage 16 bij het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart (hierna het „Verdrag van Chicago” genoemd), zoals toepasselijk op 24 november 2005 voor de volumes I en II, met uitzondering van de aanhangsels.

(2)

Bijlage 16 bij het Verdrag van Chicago is sinds de vaststelling van Verordening (EG) nr. 216/2008 gewijzigd: amendement 9 van volume I en amendement 6 van volume II van 7 maart 2008, die allebei van toepassing zijn sinds 20 november 2008, zijn in deze bijlage opgenomen.

(3)

De maatregelen van deze verordening zijn gebaseerd op het advies van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (hierna het „Agentschap” genoemd), overeenkomstig artikel 17, lid 2, onder b), en artikel 19, lid 1, van Verordening (EG) nr. 216/2008. Het Agentschap heeft geadviseerd Verordening (EG) nr. 216/2008 te wijzigen overeenkomstig de wijzigingen van het Verdrag van Chicago.

(4)

Verordening (EG) nr. 216/2008 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(5)

De maatregelen van deze verordening zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 65 van Verordening (EG) nr. 216/2008 opgerichte comité,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 6, lid 1, van Verordening (EG) nr. 216/2008 wordt vervangen door:

„1.   Producten, onderdelen en uitrustingsstukken voldoen aan de milieubeschermingseisen van amendement 9 van volume I en van amendement 6 van volume II van bijlage 16 bij het Verdrag van Chicago, zoals toepasselijk op 20 november 2008, met uitzondering van de aanhangsels van bijlage 16.”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 30 juli 2009.

Voor de Commissie

Antonio TAJANI

Vicevoorzitter


(1)  PB L 79 van 19.3.2008, blz. 1.


31.7.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 199/7


VERORDENING (EG) Nr. 691/2009 VAN DE COMMISSIE

van 30 juli 2009

tot vaststelling van de vanaf 16 oktober 2009 te betalen voorschotten in het kader van de melkpremie en extra betalingen, de areaalbetalingen voor akkerbouwgewassen, de rechtstreekse betalingen voor de in het POSEI-programma en het programma voor de Egeïsche Eilanden vastgestelde maatregelen, de bedrijfstoeslagregeling, de gewasspecifieke betaling voor rijst, de premie voor eiwithoudende gewassen, de premies in de schapen- en geitenvleessectoren, de rund- en kalfsvleesbetalingen en de regeling inzake een enkele areaalbetaling

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad van 19 januari 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1290/2005, (EG) nr. 247/2006, (EG) nr. 378/2007 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1782/2003 (1), en met name op artikel 29, lid 4, onder a),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 29, lid 2, van Verordening (EG) nr. 73/2009 is bepaald dat de betalingen op grond van de in bijlage I bij die verordening genoemde steunregelingen worden uitgekeerd binnen de periode van 1 december tot en met 30 juni van het volgende kalenderjaar. In artikel 29, lid 4, onder a), van die verordening is bepaald dat de Commissie in een voorschot mag voorzien.

(2)

In 2009 ondervinden de boeren momenteel ernstige financiële en cashflowproblemen als gevolg van lage landbouwprijzen en hoge inputkosten. Om deze problemen te helpen verlichten moeten landbouwers voorschotten tot 70 % van de steunregelingen kunnen krijgen wanneer de toetsing van de subsidiabiliteitsvoorwaarden overeenkomstig artikel 29, lid 3, van Verordening (EG) nr. 73/2009 vóór de betaling van het voorschot kan plaatsvinden. De betrokken steunregelingen zijn: de melkpremie en extra betalingen en de areaalbetalingen voor akkerbouwgewassen op grond van titel IV, hoofdstukken 7 en 10, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad (2), de rechtstreekse betalingen voor de in het POSEI-programma vastgestelde maatregelen op grond van titel III van Verordening (EG) nr. 247/2006 van de Raad (3) en de rechtstreekse betalingen voor de in het programma voor de Egeïsche Eilanden vastgestelde maatregelen op grond van hoofdstuk III van Verordening (EG) nr. 1405/2006 van de Raad (4), de bedrijfstoeslagregeling, de gewasspecifieke betaling voor rijst, de premie voor eiwithoudende gewassen, de premies in de schapen- en geitenvleessectoren, de rund- en kalfsvleesbetalingen en de regeling inzake een enkele areaalbetaling op grond van respectievelijk titel III, titel IV, hoofdstuk 1, afdelingen 1, 3, 10 en 11, en titel V, hoofdstuk 2, van Verordening (EG) nr. 73/2009.

(3)

Om te garanderen dat de betalingen worden geboekt ten laste van het begrotingsjaar 2010, moeten zij vanaf 16 oktober 2009 worden uitgevoerd. De toetsing van de subsidiabiliteitsvoorwaarden op grond van artikel 29, lid 3, van Verordening (EG) nr. 73/2009 moet niettemin, in het belang van een goed financieel beheer, plaatsvinden voordat de voorschotten worden betaald.

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor rechtstreekse betalingen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De lidstaten mogen vanaf 16 oktober 2009 aan de boeren voorschotten betalen tot 70 % van de betalingen voor de aanvragen die in 2009 zijn gedaan, op voorwaarde dat de toetsing van de subsidiabiliteitsvoorwaarden overeenkomstig artikel 20 van Verordening (EG) nr. 73/2009 is afgerond, en wel voor:

a)

de melkpremie en extra betalingen en de areaalbetalingen voor akkerbouwgewassen als bedoeld in titel IV, hoofdstukken 7 en 10, van Verordening (EG) nr. 1782/2003;

b)

de rechtstreekse betalingen voor de in het POSEI-programma vastgestelde maatregelen als bedoeld in titel III van Verordening (EG) nr. 247/2006;

c)

de rechtstreekse betalingen voor de in het programma voor de Egeïsche Eilanden vastgestelde maatregelen als bedoeld in hoofdstuk III van Verordening (EG) nr. 1405/2006; en

d)

de bedrijfstoeslagregeling, de gewasspecifieke betaling voor rijst, de premie voor eiwithoudende gewassen, de premies in de schapen- en geitenvleessectoren, de rund- en kalfsvleesbetalingen en de regeling inzake een enkele areaalbetaling als bedoeld in respectievelijk titel III, titel IV, hoofdstuk 1, afdelingen 1, 3, 10 en 11, en titel V, hoofdstuk 2, van Verordening (EG) nr. 73/2009.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 30 juli 2009.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 30 van 31.1.2009, blz. 16.

(2)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 1.

(3)  PB L 42 van 14.2.2006, blz. 1.

(4)  PB L 265 van 26.9.2006, blz. 1.


31.7.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 199/9


VERORDENING (EG) Nr. 692/2009 VAN DE COMMISSIE

van 30 juli 2009

tot opening van een nieuw onderzoek ten behoeve van een nieuwe exporteur betreffende Verordening (EG) nr. 1001/2008 van de Raad tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde hulpstukken voor buisleidingen, van ijzer of van staal, van oorsprong uit onder meer Maleisië, tot intrekking van het recht ten aanzien van een Maleisische exporteur en tot registratie van de invoer

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) („de basisverordening”), en met name op artikel 11, lid 4,

Na raadpleging van het Raadgevend Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

A.   VERZOEK OM EEN NIEUW ONDERZOEK

(1)

De Commissie heeft een verzoek ontvangen om op grond van artikel 11, lid 4, van de basisverordening een nieuw onderzoek te openen ten behoeve van een nieuwe exporteur. Het verzoek is ingediend door Pantech Steel Industries SDN. BHD. („de indiener van het verzoek”), een producent-exporteur uit Maleisië („het betrokken land”).

B.   PRODUCT

(2)

Het verzoek heeft betrekking op hulpstukken voor buisleidingen (andere dan gegoten hulpstukken, flenzen en hulpstukken met schroefdraad), van ijzer of staal (met uitzondering van roestvrij staal), met een grootste uitwendige diameter van 609,6 mm, geschikt voor stomplassen en voor andere doeleinden, momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 7307 93 11, ex 7307 93 19, ex 7307 99 30 en ex 7307 99 90, van oorsprong uit Maleisië („het betrokken product”).

C.   BESTAANDE MAATREGELEN

(3)

Bij Verordening (EG) nr. 1001/2008 van de Raad (2) werd een definitief antidumpingrecht van 75 % ingesteld op het betrokken product van oorsprong uit Maleisië, dat ook van toepassing is op de indiener van het verzoek. Voor één in die verordening met name genoemde onderneming geldt een individueel antidumpingrecht.

D.   MOTIVERING VAN HET NIEUWE ONDERZOEK

(4)

De indiener van het verzoek beweert dat hij het betrokken product niet naar de Gemeenschap heeft uitgevoerd in het onderzoektijdvak waarop de thans geldende antidumpingmaatregelen zijn gebaseerd, dat wil zeggen de periode van 1 april 2000 tot en met 31 maart 2001 („het oorspronkelijke onderzoektijdvak”) en dat hij niet verbonden is met producenten-exporteurs van het betrokken product die aan bovengenoemde antidumpingmaatregelen zijn onderworpen.

(5)

De indiener van het verzoek voert verder aan dat hij onherroepelijke contractuele verplichtingen is aangegaan om het betrokken product in de nabije toekomst naar de Gemeenschap uit te voeren.

E.   PROCEDURE

(6)

De bekende betrokken communautaire producenten zijn van het bovenstaande verzoek in kennis gesteld en hebben daarop kunnen reageren. Er werden geen opmerkingen ontvangen.

(7)

Na onderzoek van het bewijsmateriaal is de Commissie tot de conclusie gekomen dat dit toereikend is om overeenkomstig artikel 11, lid 4, van de basisverordening een nieuw onderzoek te openen ten behoeve van een nieuwe exporteur, teneinde de individuele dumpingmarge van de indiener van het verzoek vast te stellen en, indien dumping wordt geconstateerd, de hoogte van het recht vast te stellen dat op het betrokken product moet worden geheven.

(8)

Indien blijkt dat de indiener van het verzoek aan de voorwaarden voor de vaststelling van een individueel recht voldoet, kan het noodzakelijk zijn het recht te wijzigen dat momenteel van toepassing is op het betrokken product afkomstig van ondernemingen die niet met naam zijn vermeld in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1001/2008.

a)   Vragenlijsten

Om de inlichtingen te verkrijgen die zij voor het onderzoek nodig acht, zal de Commissie de indiener van het verzoek een vragenlijst toezenden.

b)   Schriftelijk en mondeling verstrekken van informatie

Belanghebbenden wordt verzocht hun standpunt schriftelijk uiteen te zetten en bewijsmateriaal te verstrekken.

Bovendien kan de Commissie belanghebbenden horen die hierom schriftelijk verzoeken en die kunnen aantonen dat er bijzondere redenen zijn om hen te horen.

Er wordt op gewezen dat de meeste in de basisverordening vermelde procedurele rechten slechts kunnen worden uitgeoefend indien de betrokkene zich binnen de bij deze verordening vastgestelde termijn kenbaar maakt.

F.   INTREKKING VAN HET RECHT EN REGISTRATIE VAN DE INVOER

(9)

Op grond van artikel 11, lid 4, van de basisverordening moet het antidumpingrecht worden ingetrokken ten aanzien van het betrokken product dat door de indiener van het verzoek wordt vervaardigd en naar de Gemeenschap uitgevoerd. Tevens moet de invoer van dit product, overeenkomstig artikel 14, lid 5, van de basisverordening, worden geregistreerd zodat eventueel met terugwerkende kracht antidumpingrechten kunnen worden geheven vanaf de datum van opening van dit nieuwe onderzoek, indien uit het onderzoek blijkt dat de indiener van het verzoek het betrokken product met dumping naar de Gemeenschap uitvoert. In dit stadium kan geen raming worden gemaakt van het bedrag dat de indiener van het verzoek in de toekomst eventueel verschuldigd zal zijn.

G.   TERMIJNEN

(10)

Voor een behoorlijk bestuur moeten termijnen worden vastgesteld waarbinnen:

a)

belanghebbenden zich bij de Commissie kenbaar kunnen maken, hun standpunt schriftelijk kunnen uiteenzetten en hun antwoorden op de in overweging 8, onder a), van deze verordening genoemde vragenlijst en alle andere gegevens die zij voor het onderzoek nuttig achten, kunnen inzenden;

b)

belanghebbenden schriftelijk kunnen verzoeken door de Commissie te worden gehoord.

H.   NIET-MEDEWERKING

(11)

Indien een belanghebbende binnen de vastgestelde termijnen toegang tot de nodige gegevens weigert of deze niet verstrekt, dan wel het onderzoek aanmerkelijk belemmert, kunnen overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening aan de hand van de beschikbare gegevens conclusies worden getrokken, zowel in positieve als in negatieve zin.

(12)

Wanneer blijkt dat een belanghebbende onjuiste of misleidende informatie heeft verstrekt, wordt deze buiten beschouwing gelaten en kan overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening gebruik worden gemaakt van de beschikbare gegevens. Indien een belanghebbende geen of slechts gedeeltelijk medewerking verleent en de bevindingen daarom overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening op de beschikbare gegevens worden gebaseerd, kunnen de resultaten voor deze belanghebbende minder gunstig zijn dan indien hij wel medewerking had verleend.

I.   VERWERKING VAN PERSOONSGEGEVENS

(13)

Persoonsgegevens die in het kader van dit onderzoek worden verzameld, zullen worden behandeld in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (3).

J.   HEARING

(14)

Indien belanghebbenden van mening zijn dat zij bij de uitoefening van hun recht van verweer moeilijkheden ondervinden, kunnen zij vragen dat de bevoegde ambtenaar van DG Handel wordt ingeschakeld. Hij fungeert als tussenpersoon tussen de belanghebbenden en de diensten van de Commissie en kan zo nodig aanbieden te bemiddelen in procedurele kwesties aangaande de bescherming van de belangen van de belanghebbenden tijdens dit onderzoek, met name voor kwesties inzake toegang tot het dossier, vertrouwelijkheid, verlenging van termijnen en behandeling van schriftelijke en/of mondelinge opmerkingen. Belanghebbenden vinden nadere informatie en contactgegevens op de webpagina’s van de voor de hearing bevoegde ambtenaar op de website van DG Handel (http://ec.europa.eu/trade),

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Op grond van artikel 11, lid 4, van Verordening (EG) nr. 384/96 wordt een nieuw onderzoek ten aanzien van Verordening (EG) nr. 1001/2008 geopend teneinde vast te stellen of en in welke mate de invoer van hulpstukken voor buisleidingen (andere dan gegoten hulpstukken, flenzen en hulpstukken met schroefdraad), van ijzer of staal (met uitzondering van roestvrij staal), met een grootste uitwendige diameter van 609,6 mm, geschikt voor stomplassen en voor andere doeleinden, momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 7307 93 11, ex 7307 93 19, ex 7307 99 30 en ex 7307 99 90, van oorsprong uit Maleisië, vervaardigd en verkocht voor uitvoer naar de Gemeenschap door Pantech Steel Industries SDN. BHD. (aanvullende Taric-code A961), moet worden onderworpen aan het antidumpingrecht dat bij Verordening (EG) nr. 1001/2008 is ingesteld.

Artikel 2

Het bij Verordening (EG) nr. 1001/2008 ingestelde antidumpingrecht wordt ingetrokken ten aanzien van het in artikel 1 omschreven product.

Artikel 3

Overeenkomstig artikel 14, lid 5, van Verordening (EG) nr. 384/96 wordt de douaneautoriteiten opgedragen de nodige maatregelen te nemen om de invoer van het in artikel 1 omschreven product te registreren. De registratie wordt negen maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening beëindigd.

Artikel 4

1.   Belanghebbenden die wensen dat bij het onderzoek met hun opmerkingen rekening wordt gehouden, moeten, tenzij anders vermeld, binnen 40 dagen na de inwerkingtreding van deze verordening contact met de Commissie opnemen, hun standpunt uiteenzetten en de antwoorden op de in overweging 8, onder a), genoemde vragenlijst en eventuele andere gegevens verstrekken. Verzoeken om te worden gehoord worden schriftelijk binnen dezelfde termijn van 40 dagen ingediend.

2.   Alle opmerkingen en verzoeken worden schriftelijk (niet elektronisch, tenzij anders vermeld) toegezonden onder opgave van naam, adres, e-mailadres en telefoon- en faxnummer van de belanghebbende. Alle schriftelijke opmerkingen, met inbegrip van de in deze verordening gevraagde informatie, antwoorden op de vragenlijst en correspondentie die op vertrouwelijke basis worden verstrekt, moeten van het opschrift „Limited (4) zijn voorzien en moeten overeenkomstig artikel 19, lid 2, van Verordening (EG) nr. 384/96 vergezeld gaan van een niet-vertrouwelijke versie met de vermelding „For inspection by interested parties”.

Alle informatie over deze kwestie en verzoeken om een mondeling onderhoud worden aan het volgende adres gericht:

Commissie

Directoraat-generaal Handel

Directoraat H

Kamer N105 4/92

1049 Brussel

BELGIË

Fax +32 2295 65 05

Artikel 5

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 30 juli 2009.

Voor de Commissie

Catherine ASHTON

Lid van de Commissie


(1)  PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1.

(2)  PB L 275 van 16.10.2008, blz. 1.

(3)  PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.

(4)  Dit betekent dat het document uitsluitend voor intern gebruik bestemd is. Het document is beschermd krachtens artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43). Het document is vertrouwelijk in de zin van artikel 19 van Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad (PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1) en artikel 6 van de WTO-overeenkomst betreffende de toepassing van artikel VI van de GATT 1994 (antidumpingovereenkomst).


31.7.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 199/12


VERORDENING (EG) Nr. 693/2009 VAN DE COMMISSIE

van 27 juli 2009

tot vaststelling van een verbod op de visserij op zeeduivel in gebied VI; EG-wateren van Vb; internationale wateren van XII en XIV door vaartuigen die de vlag van Duitsland voeren

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (1), en met name op artikel 26, lid 4,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad van 12 oktober 1993 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid (2), met name op artikel 21, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 43/2009 van de Raad van 16 januari 2009 tot vaststelling, voor 2009, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften (3), zijn quota voor 2009 vastgesteld.

(2)

Uit door de Commissie ontvangen informatie blijkt dat, gezien de vangsten van het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage vermelde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, de betrokken, voor 2009 toegewezen quota volledig zijn opgebruikt.

(3)

Derhalve moet het worden verboden op dit bestand te vissen en vis uit dit bestand aan boord te houden, over te laden en aan te voeren,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het opgebruiken van het quotum

Het quotum dat voor 2009 aan de in de bijlage bij deze verordening genoemde lidstaat is toegewezen voor de visserij op het in die bijlage vermelde bestand, wordt met ingang van de in die bijlage opgenomen datum als opgebruikt beschouwd.

Artikel 2

Verbod

De visserij op het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage genoemde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, is verboden met ingang van de in die bijlage opgenomen datum. Na die datum is het ook verboden om vis uit dit bestand die door deze vaartuigen is gevangen, aan boord te hebben, over te laden of aan te voeren.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 27 juli 2009.

Voor de Commissie

Fokion FOTIADIS

Directeur-generaal Maritieme zaken en visserij


(1)  PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59.

(2)  PB L 261 van 20.10.1993, blz. 1.

(3)  PB L 22 van 26.1.2009, blz. 1.


BIJLAGE

Nr.

6/T&Q

Lidstaat

Duitsland

Bestand

ANF/561214

Soort

Zeeduivel (Lophiidae)

Gebied

VI; EG-wateren van Vb; internationale wateren van XII en XIV

Datum

1 juli 2009


31.7.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 199/14


VERORDENING (EG) Nr. 694/2009 VAN DE COMMISSIE

van 30 juli 2009

betreffende de afgifte van invoercertificaten voor aanvragen die zijn ingediend voor de periode van 1 juli 2009 tot en met 30 juni 2010 in het kader van het bij Verordening (EG) nr. 748/2008 geopende tariefcontingent voor bevroren omlopen van runderen

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (integrale-GMO-verordening) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten (2), en met name op artikel 7, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 748/2008 van de Commissie van 30 juli 2008 betreffende de opening en de wijze van beheer van een tariefcontingent voor de invoer van bevroren omlopen van runderen van GN-code 0206 29 91 (3) is een tariefcontingent geopend voor de invoer van producten van de sector rundvlees.

(2)

De certificaataanvragen die voor de periode van 1 juli 2009 tot en met 30 juni 2010 zijn ingediend, hebben betrekking op een hoeveelheid die de beschikbare hoeveelheid overschrijdt. Bijgevolg dient door vaststelling van de op de aangevraagde hoeveelheden toe te passen toewijzingscoëfficiënt te worden bepaald in hoeverre de invoercertificaten kunnen worden afgegeven,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Op de invoercertificaataanvragen die in het kader van het bij Verordening (EG) nr. 748/2008 vastgestelde contingent met het volgnummer 09.4020 zijn ingediend voor de periode van 1 juli 2009 tot en met 30 juni 2010, wordt een toewijzingscoëfficiënt toegepast van 9,164852 %.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 31 juli 2009.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 30 juli 2009.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 238 van 1.9.2006, blz. 13.

(3)  PB L 202 van 31.7.2008, blz. 28.


RICHTLIJNEN

31.7.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 199/15


RICHTLIJN 2009/88/EG VAN DE COMMISSIE

van 30 juli 2009

tot wijziging van Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad teneinde thiacloprid als werkzame stof in bijlage I bij die richtlijn op te nemen

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 betreffende het op de markt brengen van biociden (1), en met name op artikel 11, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het Verenigd Koninkrijk (Verenigd Koninkrijk) heeft op 20 februari 2006 een aanvraag van Lanxess Deutschland GmbH ontvangen, overeenkomstig artikel 11, lid 1, van Richtlijn 98/8/EG, voor de opneming van de werkzame stof thiacloprid in bijlage I of IA bij die richtlijn voor gebruik in productsoort 8 (houtconserveringsmiddelen), zoals gedefinieerd in bijlage V bij Richtlijn 98/8/EG. Thiacloprid was op de in artikel 34, lid 1, van Richtlijn 98/8/EG vermelde datum niet op de markt als werkzame stof van een biocide.

(2)

Na de uitvoering van een beoordeling heeft het Verenigd Koninkrijk het verslag van de bevoegde instantie samen met een aanbeveling op 3 juli 2007 bij de Commissie ingediend.

(3)

Het verslag van de bevoegde instantie is door de lidstaten en de Commissie op 28 mei 2008 in het Permanent Comité voor biociden getoetst en de conclusies van de toetsing zijn in een beoordelingsverslag opgenomen.

(4)

Uit de verschillende uitgevoerde onderzoeken blijkt dat van biociden die als houtconserveringsmiddel worden gebruikt en thiacloprid bevatten, kan worden verwacht dat ze aan de eisen van artikel 5 van Richtlijn 98/8/EG voldoen. Thiacloprid dient derhalve in bijlage I te worden opgenomen.

(5)

Er zijn evenwel onaanvaardbare risico’s gesignaleerd bij de behandeling in situ van houtstructuren in de buurt van water, waar rechtstreekse verliezen naar het aquatische compartiment niet kunnen worden voorkomen. Bijgevolg dient alleen toelating voor deze toepassingen te worden gegeven mits gegevens zijn overgelegd die aantonen dat de producten zonder onaanvaardbare risico’s voor het milieu kunnen worden gebruikt.

(6)

Niet alle mogelijke toepassingen zijn op Gemeenschapsniveau beoordeeld. Daarom is het passend dat de lidstaten de risico’s beoordelen voor de milieucompartimenten en bevolkingsgroepen die bij de risicobeoordeling op Gemeenschapsniveau niet op een representatieve wijze aan bod zijn gekomen, en dat zij er bij de verlening van toelatingen voor producten zorg voor dragen dat passende maatregelen worden genomen of specifieke voorwaarden worden opgelegd om de gesignaleerde risico’s tot een aanvaardbaar niveau te beperken.

(7)

In het licht van de bevindingen van het beoordelingsverslag dient te worden vereist dat bij de toelating van producten die thiacloprid bevatten en als houtconserveringsmiddel worden gebruikt, risicobeperkende maatregelen worden voorgeschreven teneinde te garanderen dat de risico’s overeenkomstig artikel 5 en bijlage VI bij Richtlijn 98/8/EG tot een aanvaardbaar niveau worden gereduceerd. Met name moeten passende maatregelen worden genomen om de bodem en het aquatische milieu te beschermen, aangezien bij de beoordeling onaanvaardbare risico’s voor deze milieucompartimenten zijn gesignaleerd. Bij de toepassing van voor industrieel en/of beroepsmatig gebruik bestemde producten dienen passende beschermingsmiddelen te worden gebruikt indien het gesignaleerde risico voor de industriële en/of professionele gebruiker niet op een andere wijze kan worden gereduceerd.

(8)

Er dient een redelijke periode te verstrijken voordat een werkzame stof in bijlage I wordt opgenomen, teneinde de lidstaten de gelegenheid te geven de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking te doen treden om aan deze richtlijn te voldoen.

(9)

Richtlijn 98/8/EG moet dus dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(10)

Het Permanent Comité voor biociden is op 30 mei 2008 geraadpleegd en heeft een positief advies gegeven over de ontwerp-richtlijn van de Commissie tot wijziging van bijlage I bij Richtlijn 98/8/EG teneinde thiacloprid als werkzame stof op te nemen. Op 11 juni 2008 heeft de Commissie dit ontwerp ter toetsing aan het Europees Parlement en aan de Raad voorgelegd. Het Europees Parlement heeft binnen de gestelde termijn geen bezwaar gemaakt tegen de ontwerp-maatregelen. De Raad was tegen de aanneming van de ontwerp-richtlijn door de Commissie en bracht naar voren dat de voorgestelde maatregelen de bij Richtlijn 98/8/EG verleende uitvoeringsbevoegdheden overschrijden. Bijgevolg heeft de Commissie de ontwerp-maatregelen niet aangenomen en een gewijzigd ontwerp van de betreffende richtlijn voorgelegd aan het Permanent Comité voor biociden. Het Permanent Comité is op 20 februari 2009 over dat nieuwe voorstel geraadpleegd.

(11)

De in deze richtlijn vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor biociden,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Richtlijn 98/8/EG wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze richtlijn.

Artikel 2

1.   De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk zes maanden na de inwerkingtreding van deze richtlijn aan de bepalingen daarvan te voldoen.

Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 3

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 4

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 30 juli 2009.

Voor de Commissie

Stavros DIMAS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 123 van 24.4.1998, blz. 1.


BIJLAGE

De volgende vermelding wordt als „nr. 18” in bijlage I bij Richtlijn 98/8/EG toegevoegd:

Nr.

Triviale naam

IUPAC-naam

Identificatienummers

Minimale zuiverheid van de werkzame stof in het biocide zoals het op de markt wordt gebracht

Datum van opneming

Termijn voor de naleving van artikel 16, lid 3

(behalve voor producten die meer dan een werkzame stof bevatten; in dat geval is de termijn voor de naleving van artikel 16, lid 3, de termijn die wordt vastgesteld in het laatste besluit voor de opneming van de werkzame stoffen daarvan)

Datum waarop de opneming verstrijkt

Productsoort

Specifieke bepalingen (1)

„18

Thiacloprid

(Z)-3-(6-chloor-3-pyridylmethyl)-1,3-thiazolidin-2-ylideencyanamide

EC-nr.: n.v.t.

CAS-nr.: 111988-49-9

975 g/kg

1 januari 2010

n.v.t.

31 december 2019

8

Wanneer de lidstaten een aanvraag tot toelating van een product beoordelen overeenkomstig artikel 5 en bijlage VI, beoordelen zij, voor zover dit voor het product in kwestie relevant is, de mogelijk aan dit product blootgestelde bevolkingsgroepen en de toepassings- of blootstellingsscenario’s die bij de risicobeoordeling op Gemeenschapsniveau niet op een representatieve wijze aan bod zijn gekomen.

Wanneer de lidstaten toelating verlenen voor een product, beoordelen zij de risico’s en zien zij er vervolgens op toe dat passende maatregelen worden genomen of specifieke voorwaarden worden opgelegd om de gesignaleerde risico’s te beperken.

Er kan voor een product alleen toelating worden verleend als uit de aanvraag blijkt dat de risico’s tot een aanvaardbaar niveau kunnen worden beperkt.

De lidstaten zorgen ervoor dat bij toelating de volgende voorwaarden worden gesteld:

1.

Gezien de veronderstellingen die aan de risicobeoordeling ten grondslag liggen, dienen bij de toepassing van voor industrieel en/of professioneel gebruik toegelaten producten passende persoonlijke beschermingsmiddelen te worden gebruikt, tenzij in de aanvraag tot toelating van het product het bewijs wordt geleverd dat de risico’s voor de industriële en/of professionele gebruiker op een andere wijze tot een aanvaardbaar niveau kunnen worden gereduceerd.

2.

Gezien de gesignaleerde risico’s voor de bodem en het aquatische milieu, moeten passende risicobeperkende maatregelen worden genomen om deze milieucompartimenten te beschermen. Met name moet op de etiketten en/of veiligheidsinformatiebladen van producten die voor industrieel gebruik worden toegelaten, worden vermeld dat pas behandeld hout na de behandeling onder een afdak en/of op een ondoordringbare harde ondergrond moet worden opgeslagen om rechtstreekse verliezen naar de bodem of naar water te voorkomen en dat verliezen met het oog op hergebruik of verwijdering moeten worden opgevangen.

3.

Producten worden alleen toegelaten voor de behandeling in situ van houtstructuren in de buurt van water, waar rechtstreekse verliezen naar het aquatische compartiment niet kunnen worden voorkomen, of voor hout dat in contact zal komen te staan met oppervlaktewater, wanneer gegevens zijn overgelegd die aantonen dat het product zal voldoen aan de eisen van artikel 5 en bijlage VI, indien nodig door toepassing van passende risicobeperkende maatregelen.”


(1)  Met het oog op de toepassing van de gemeenschappelijke beginselen van bijlage VI zijn de inhoud en de conclusies van de beoordelingsverslagen beschikbaar op de website van de Commissie: http://ec.europa.eu/comm/environment/biocides/index.htm


31.7.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 199/19


RICHTLIJN 2009/89/EG VAN DE COMMISSIE

van 30 juli 2009

tot wijziging van Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad teneinde stikstof als werkzame stof in bijlage I bij die richtlijn op te nemen

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 betreffende het op de markt brengen van biociden (1), en met name op artikel 16, lid 2, tweede alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 1451/2007 van de Commissie van 4 december 2007 betreffende de tweede fase van het in artikel 16, lid 2, van Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van biociden bedoelde tienjarige werkprogramma (2) is een lijst vastgesteld van werkzame stoffen die met het oog op een mogelijke opneming daarvan in bijlage I, IA of IB van Richtlijn 98/8/EG dienen te worden beoordeeld. Stikstof is in die lijst opgenomen.

(2)

Krachtens Verordening (EG) nr. 1451/2007 is stikstof overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Richtlijn 98/8/EG beoordeeld voor gebruik in productsoort 18 (insecticiden), zoals gedefinieerd in bijlage V bij Richtlijn 98/8/EG.

(3)

Ierland is als rapporterende lidstaat aangewezen en heeft het verslag van de bevoegde instantie samen met een aanbeveling overeenkomstig artikel 14, leden 4 en 6, van Verordening (EG) nr. 1451/2007 op 13 november 2007 bij de Commissie ingediend.

(4)

Het verslag van de bevoegde instantie is door de lidstaten en de Commissie getoetst. Overeenkomstig artikel 15, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1451/2007 zijn de conclusies van de toetsing door het Permanent Comité voor biociden op 28 november 2008 in een beoordelingsverslag opgenomen.

(5)

Uit de uitgevoerde onderzoeken blijkt dat van biociden die als insecticide worden gebruikt en stikstof bevatten, kan worden verwacht dat ze aan de eisen van artikel 5 van Richtlijn 98/8/EG voldoen. Stikstof dient derhalve in bijlage I te worden opgenomen om ervoor te zorgen dat in alle lidstaten overeenkomstig artikel 16, lid 3, van Richtlijn 98/8/EG toelatingen voor biociden die als insecticide worden gebruikt en stikstof bevatten, kunnen worden verleend, gewijzigd of ingetrokken.

(6)

Niet alle mogelijke toepassingen zijn op Gemeenschapsniveau beoordeeld. Daarom is het passend dat de lidstaten de risico’s beoordelen voor de milieucompartimenten en bevolkingsgroepen die bij de risicobeoordeling op Gemeenschapsniveau niet op een representatieve wijze aan bod zijn gekomen, en dat zij er bij de verlening van toelatingen voor producten zorg voor dragen dat passende maatregelen worden genomen of specifieke voorwaarden worden opgelegd om de gesignaleerde risico’s tot een aanvaardbaar niveau te beperken.

(7)

In het licht van de conclusies van het beoordelingsverslag dient te worden vereist dat bij de toelating van producten die stikstof bevatten en als insecticide worden gebruikt, specifieke risicobeperkende maatregelen worden voorgeschreven. De producten dienen met name uitsluitend te worden verkocht aan en gebruikt door opgeleide beroepsmatige gebruikers met veilige werkmethoden en veilige werksystemen om de risico’s tot een minimum te beperken.

(8)

Het is belangrijk dat de bepalingen van deze richtlijn in alle lidstaten tegelijkertijd worden toegepast teneinde een gelijke behandeling van biociden die op de markt zijn en als werkzame stof stikstof bevatten, te waarborgen en tevens de goede werking van de markt voor biociden in het algemeen te vergemakkelijken.

(9)

Er dient een redelijke periode te verstrijken voordat een werkzame stof in bijlage I wordt opgenomen, teneinde de lidstaten en de betrokken partijen de gelegenheid te geven om zich voor te bereiden om aan de nieuwe eisen die dit met zich meebrengt te voldoen en om ervoor te zorgen dat aanvragers die dossiers hebben samengesteld volledig kunnen profiteren van de periode van tien jaar voor gegevensbescherming die overeenkomstig artikel 12, lid 1, onder c), punt ii), van Richtlijn 98/8/EG op de datum van opneming ingaat.

(10)

Na de opneming moeten de lidstaten een redelijke periode krijgen voor de uitvoering van artikel 16, lid 3, van Richtlijn 98/8/EG en met name voor de verlening, wijziging of intrekking van toelatingen voor biociden van productsoort 18 die stikstof bevatten, om ervoor te zorgen dat ze aan Richtlijn 98/8/EG voldoen.

(11)

Richtlijn 98/8/EG moet dus dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(12)

De in deze richtlijn vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor biociden,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Richtlijn 98/8/EG wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze richtlijn.

Artikel 2

1.   De lidstaten dienen uiterlijk op 31 augustus 2010 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken om aan deze richtlijn te voldoen.

Zij passen die bepalingen toe met ingang van 1 september 2011.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 3

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 4

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 30 juli 2009.

Voor de Commissie

Stavros DIMAS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 123 van 24.4.1998, blz. 1.

(2)  PB L 325 van 11.12.2007, blz. 3.


BIJLAGE

De volgende vermelding wordt als „nr. 27” in bijlage I bij Richtlijn 98/8/EG toegevoegd:

Nr.

Triviale naam

IUPAC-naam

Identificatienummers

Minimale zuiverheid van de werkzame stof in het biocide zoals het op de markt wordt gebracht

Datum van opneming

Termijn voor de naleving van artikel 16, lid 3

(behalve voor producten die meer dan een werkzame stof bevatten; in dat geval is de termijn voor de naleving van artikel 16, lid 3, de termijn die wordt vastgesteld in het laatste besluit voor de opneming van de werkzame stoffen daarvan)

Datum waarop de opneming verstrijkt

Productsoort

Specifieke bepalingen (1)

„27

Stikstof

Stikstof

EC-nr.: 231-783-9

CAS-nr. 7727-37-9

999 g/kg

1 september 2011

31 augustus 2013

31 augustus 2021

18

Wanneer de lidstaten een aanvraag tot toelating van een product beoordelen overeenkomstig artikel 5 en bijlage VI, beoordelen zij, voor zover dit voor het product in kwestie relevant is, de mogelijk aan dit product blootgestelde bevolkingsgroepen en de toepassings- of blootstellingsscenario’s die bij de risicobeoordeling op Gemeenschapsniveau niet op een representatieve wijze aan bod zijn gekomen.

Wanneer de lidstaten toelating verlenen voor een product, beoordelen zij de risico’s en zien zij er vervolgens op toe dat passende maatregelen worden genomen of specifieke voorwaarden worden opgelegd om de gesignaleerde risico’s te beperken.

Er kan voor een product alleen toelating worden verleend als uit de aanvraag blijkt dat de risico’s tot een aanvaardbaar niveau kunnen worden beperkt.

De lidstaten zorgen ervoor dat bij toelating de volgende voorwaarden worden gesteld:

1.

De producten mogen uitsluitend worden verkocht aan en gebruikt door beroepsmatige gebruikers die voor het gebruik daarvan opgeleid zijn.

2.

Er moeten veilige werkmethoden en veilige werksystemen worden gehanteerd om de risico’s tot een minimum te beperken, waarbij persoonlijke beschermingsmiddelen indien nodig beschikbaar moeten zijn.”


(1)  Met het oog op de toepassing van de gemeenschappelijke beginselen van bijlage VI zijn de inhoud en de conclusies van de beoordelingsverslagen beschikbaar op de website van de Commissie: http://ec.europa.eu/comm/environment/biocides/index.htm


II Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

Raad

31.7.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 199/22


BESLUIT VAN DE RAAD

van 25 juni 2009

betreffende de voorlopige toepassing en de sluiting van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de vereenvoudiging van de controles en formaliteiten bij het goederenvervoer en inzake douaneveiligheidsmaatregelen

(2009/556/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 133, juncto artikel 300, lid 3, eerste zin,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft de Commissie op 28 maart 2007 gemachtigd onderhandelingen aan te gaan met de Zwitserse Bondsstaat met het oog op de totstandbrenging van een overeenkomst tot wijziging van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat van 21 november 1990 inzake de vereenvoudiging van de controles en formaliteiten bij het goederenvervoer (1) (hierna „de overeenkomst van 1990” genoemd).

(2)

De Commissie en de Zwitserse Bondsstaat hebben overeenstemming bereikt over een wijziging van de overeenkomst van 1990, die onder meer de uitbreiding van de werkingssfeer daarvan tot douaneveiligheidsmaatregelen behelst. De inhoud van de overeenkomst van 1990 dient in een nieuwe geconsolideerde overeenkomst te worden hernomen.

(3)

De nieuwe geconsolideerde overeenkomst moet worden goedgekeurd.

(4)

In afwachting van de afronding van de interne procedures van de overeenkomstsluitende partijen dient de nieuwe geconsolideerde overeenkomst voorlopig te worden toegepast vanaf 1 juli 2009, de datum waarop de douaneveiligheidsmaatregelen die in 2005 en 2006 in het douanewetboek (2) respectievelijk de uitvoeringsbepalingen (3) daarvan zijn opgenomen, van toepassing worden.

(5)

Het is dienstig de vertegenwoordiging van de Gemeenschap in het bij de nieuwe geconsolideerde overeenkomst ingestelde Gemengd Comité nader te omschrijven en de interne procedures vast te stellen die voor de goede werking van die overeenkomst noodzakelijk zijn,

BESLUIT:

Artikel 1

De Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de vereenvoudiging van de controles en formaliteiten bij het goederenvervoer en inzake douaneveiligheidsmaatregelen wordt namens de Gemeenschap goedgekeurd.

De tekst van de overeenkomst is gehecht aan dit besluit.

Artikel 2

De voorzitter van de Raad is gemachtigd de persoon (personen) aan te wijzen die bevoegd is (zijn) kennisgeving te doen aan de autoriteiten van de Zwitserse Bondsstaat dat de procedures voor goedkeuring van de overeenkomst door de Gemeenschap zijn vervuld (4).

Artikel 3

In afwachting van de voltooiing van de voor de sluiting noodzakelijke procedures, is de overeenkomst voorlopig van toepassing met ingang van 1 juli 2009.

De Commissie is gemachtigd om op een later tijdstip voor de voorlopige toepassing van de overeenkomst een andere termijn overeen te komen, overeenkomstig artikel 33, lid 3, daarvan.

Artikel 4

De Commissie, bijgestaan door de vertegenwoordigers van de lidstaten, vertegenwoordigt de Gemeenschap in het bij artikel 19 van de overeenkomst opgerichte Gemengd Comité.

Artikel 5

Het standpunt van de Gemeenschap in het Gemengd Comité wordt met gekwalificeerde meerderheid vastgesteld door de Raad, op voorstel van de Commissie.

Het standpunt van de Gemeenschap inzake aangelegenheden waarover het Gemengd Comité overeenkomstig artikel 19, leden 4 en 5, en artikel 21, lid 2, dient te besluiten indien het gaat om wijzigingen van de bijlagen I en II van de overeenkomst, wordt vastgesteld door de Commissie.

Artikel 6

Met het oog op de toepassing van artikel 22, lid 4, van de overeenkomst stelt de Commissie de Zwitserse Bondsstaat in kennis van de aanneming van communautaire besluiten die een ontwikkeling behelzen van het in hoofdstuk III en de bijlagen I en II bij de overeenkomst vervatte Gemeenschapsrecht.

De Commissie is gemachtigd de in de artikelen 22 en 29 van de overeenkomst bedoelde maatregelen te nemen die nodig zijn om de gelijkwaardigheid van de douaneveiligheidsmaatregelen van de overeenkomstsluitende partijen te garanderen.

Indien het Gemengd Comité op de datum van inwerkingtreding van de betrokken communautaire wetgeving niet tot een besluit is gekomen over een wijziging van de overeenkomst en het niet mogelijk is de nieuwe bepalingen voorlopig toe te passen, stelt de Commissie de Zwitserse Bondsstaat overeenkomstig artikel 29, lid 2, van de overeenkomst in kennis van de schorsing van hoofdstuk III van de overeenkomst.

Artikel 7

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Luxemburg, 25 juni 2009.

Voor de Raad

De voorzitter

L. MIKO


(1)  PB L 116 van 8.5.1990, blz. 19.

(2)  Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1).

(3)  Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1).

(4)  De datum van inwerkingtreding van de overeenkomst wordt door het secretariaat-generaal van de Raad bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.


OVEREENKOMST

tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de vereenvoudiging van de controles en formaliteiten bij het goederenvervoer en inzake douaneveiligheidsmaatregelen

DE EUROPESE GEMEENSCHAP,

enerzijds, en

DE ZWITSERSE BONDSSTAAT,

anderzijds,

hierna respectievelijk „de Gemeenschap” en „Zwitserland” en, gezamenlijk, „de overeenkomstsluitende partijen” genoemd,

Gezien de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de vereenvoudiging van de controles en formaliteiten bij het goederenvervoer van 21 november 1990, hierna „de overeenkomst van 1990” genoemd;

Overwegende dat het dienstig is het toepassingsgebied van de overeenkomst van 1990 uit te breiden tot douaneveiligheidsmaatregelen door toevoeging van een nieuw hoofdstuk over dat onderwerp;

Overwegende dat de inhoud van de overeenkomst van 1990, omwille van de duidelijkheid en ter vergroting van de rechtszekerheid, in deze overeenkomst, die de overeenkomst van 1990 vervangt, wordt opgenomen;

Gelet op de op 22 juli 1972 gesloten vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat;

Gezien de gemeenschappelijke verklaring die de ministers van de EVA-landen en van de lidstaten van de Gemeenschap en de Commissie van de Europese Gemeenschappen op 9 april 1984 te Luxemburg hebben aangenomen, alsmede de verklaring die de ministers van de EVA-landen en van de lidstaten van de Gemeenschap op 2 februari 1988 te Brussel hebben afgelegd met het oog op het tot stand brengen van een dynamische Europese economische ruimte die hun landen ten goede zal komen;

Overwegende dat de overeenkomstsluitende partijen de Internationale Overeenkomst inzake de harmonisatie van de goederencontroles aan de grenzen hebben geratificeerd;

Overwegende dat het noodzakelijk is de thans toegepaste vereenvoudigde controles en formaliteiten bij de grensoverschrijdende overbrenging van goederen tussen de Gemeenschap en Zwitserland te handhaven en aldus het vlotte verloop van het handelsverkeer tussen beide partijen te garanderen;

Overwegende dat die vereenvoudiging geleidelijk verder moet worden ontwikkeld;

Overwegende dat op de veterinaire en fytosanitaire controles inmiddels de Overeenkomst van 21 juni 1999 tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de handel in landbouwproducten van toepassing is;

Erkennende dat de voorwaarden waarop de controles en formaliteiten uitgevoerd worden, grotendeels kunnen worden geharmoniseerd zonder dat afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden, de correcte uitvoering en de doelmatigheid;

Overwegende dat geen enkele bepaling van deze overeenkomst zo uitgelegd kan worden dat ze de overeenkomstsluitende partijen van verplichtingen in het kader van andere internationale overeenkomsten ontslaat;

Overwegende dat de overeenkomstsluitende partijen zich ertoe verbinden op hun respectieve grondgebied een gelijkwaardig veiligheidsniveau te handhaven door middel van maatregelen die gebaseerd zijn op de Gemeenschapswetgeving;

Overwegende dat het wenselijk is dat Zwitserland wordt geraadpleegd over de ontwikkeling van de Gemeenschapsregelgeving inzake douaneveiligheidsmaatregelen, dat het deelneemt aan de desbetreffende werkzaamheden van het bij artikel 247 bis van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek ingestelde Comité douanewetboek en dat het over de inwerkingtreding van die regelgeving wordt geïnformeerd;

Overwegende dat de overeenkomstsluitende partijen vastbesloten zijn de veiligheid van het verkeer van goederen die hun grondgebied binnenkomen of verlaten, te verbeteren zonder het vlotte verloop van dat verkeer te belemmeren;

Overwegende dat het in het belang van de overeenkomstsluitende partijen dienstig is dat zij gelijkwaardige douaneveiligheidsmaatregelen instellen met betrekking tot het vervoer van voor derde landen bestemde of uit derde landen afkomstige goederen;

Overwegende dat die douaneveiligheidsmaatregelen betrekking hebben op het overleggen van veiligheidsgegevens betreffende goederen alvorens deze het douanegebied binnenkomen of verlaten, op het veiligheidsrisicobeheer en de douanecontroles in dat verband, alsook op de toekenning van een door beide partijen erkende status van geautoriseerde marktdeelnemer inzake veiligheidsaangelegenheden;

Overwegende dat in Zwitserland een adequaat beschermingsniveau voor persoonsgegevens bestaat;

Overwegende dat het met betrekking tot douaneveiligheidsmaatregelen dienstig is te voorzien in passende evenwichtsherstellende maatregelen, met inbegrip van de schorsing van de betrokken bepalingen, in situaties waarin de gelijkwaardigheid van de douaneveiligheidsmaatregelen niet meer gewaarborgd is,

HEBBEN BESLOTEN DE VOLGENDE OVEREENKOMST TE SLUITEN:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Definities

In deze overeenkomst wordt verstaan onder:

a)

„controles”: elke handeling waarmee de douane of enige andere controledienst het vervoermiddel of de goederen zelf aan een fysiek onderzoek of visuele inspectie onderwerpt om vast te stellen of de aard, de oorsprong, de staat, de hoeveelheid of de waarde ervan overeenstemmen met de gegevens van de voorgelegde documenten;

b)

„formaliteiten”: elke formaliteit van de administratie die bestaat uit het opvragen of onderzoeken van documenten, begeleidende certificaten of andere gegevens, ongeacht in welke vorm of op welke drager, met betrekking tot de goederen of de vervoermiddelen;

c)

„risico”: de kans dat zich in samenhang met de binnenkomst, de uitgang, de doorvoer, de overbrenging en de bijzondere bestemming van de goederen die worden vervoerd tussen het douanegebied van een van de overeenkomstsluitende partijen en dat van een derde land, alsook de aanwezigheid van niet in het vrije verkeer zijnde goederen op het grondgebied van een van de overeenkomstsluitende partijen, een gebeurtenis voordoet die een bedreiging vormt voor de veiligheid en de beveiliging van de Gemeenschap, haar lidstaten of Zwitserland, dan wel voor de volksgezondheid, het milieu of de consumenten;

d)

„risicobeheer”: het systematisch in kaart brengen van risico’s en het toepassen van alle maatregelen die vereist zijn om de blootstelling aan risico’s te beperken. Dit omvat activiteiten zoals het verzamelen van gegevens en informatie, het analyseren en beoordelen van risico’s, het voorschrijven en ondernemen van actie, en het regelmatig toezien op en beoordelen van het proces en de procesresultaten, op basis van bronnen en strategieën die door de Gemeenschap, haar lidstaten of Zwitserland, dan wel in internationaal verband, worden vastgesteld.

Artikel 2

Toepassingsgebied

1.   Onverminderd de bijzondere bepalingen die thans van kracht zijn ingevolge overeenkomsten tussen de Gemeenschap en Zwitserland, is deze overeenkomst van toepassing op controles en formaliteiten bij het vervoer van goederen over een grens tussen Zwitserland en de Gemeenschap, alsook op de douaneveiligheidsmaatregelen die moeten worden toegepast op het vervoer van goederen afkomstig uit of bestemd voor derde landen.

2.   Deze overeenkomst is niet van toepassing op controles en formaliteiten die betrekking hebben op schepen en luchtvaartuigen die als vervoermiddelen worden gebruikt; zij is echter wel van toepassing op voertuigen en goederen die door deze schepen en luchtvaartuigen worden vervoerd.

Artikel 3

Grondgebied

1.   Deze overeenkomst is van toepassing, enerzijds, op het douanegebied van de Gemeenschap en, anderzijds, op het douanegebied van Zwitserland en zijn douane-enclaves.

2.   De overeenkomst is eveneens van toepassing op het Vorstendom Liechtenstein zolang dit door een douane-unieverdrag met Zwitserland verbonden blijft.

HOOFDSTUK II

PROCEDURES

Artikel 4

Steekproefcontroles en formaliteiten, de in hoofdstuk III bedoelde douaneveiligheidscontroles uitgezonderd

1.   Onverminderd bijzondere bepalingen van deze overeenkomst nemen de overeenkomstsluitende partijen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat:

de verschillende in artikel 2, lid 1, bedoelde controles en formaliteiten met een zo kort mogelijk oponthoud plaatsvinden en voor zover mogelijk op eenzelfde plaats;

de controles door middel van steekproeven worden uitgevoerd, behalve in naar behoren gerechtvaardigde omstandigheden.

2.   Voor de toepassing van lid 1, tweede streepje, is de basis van de steekproef het geheel van zendingen dat tijdens een bepaalde periode een grenspost passeert of bij een douanekantoor of andere controledienst wordt aangeboden, en niet het geheel van de goederen waaruit iedere zending bestaat.

3.   De overeenkomstsluitende partijen vergemakkelijken bij de uitvoer, de doorvoer en de invoer van goederen op de plaatsen van vertrek en van bestemming de toepassing van vereenvoudigde procedures en van geautomatiseerde systemen voor het verwerken en verzenden van informatie.

4.   De overeenkomstsluitende partijen streven ernaar de douanekantoren, ook binnen hun grondgebied, zo te spreiden dat zoveel mogelijk aan de behoeften van de deelnemers aan het handelsverkeer wordt voldaan.

Artikel 5

Delegatie van bevoegdheden

De overeenkomstsluitende partijen zorgen ervoor dat bij uitdrukkelijke delegatie en voor rekening van de bevoegde instanties, een van de andere vertegenwoordigde diensten, bij voorkeur de douane, bepaalde taken kan uitvoeren waarmee deze instanties zijn belast en, voor zover deze betrekking hebben op het opvragen van de vereiste documenten, de geldigheid en echtheid van die documenten en de identiteit van de daarin aangegeven goederen kan nagaan. In dat geval zorgen de betrokken instanties ervoor dat de voor deze controles benodigde middelen ter beschikking staan.

Artikel 6

Erkenning van controles en documenten

Voor de toepassing van deze overeenkomst en onverminderd de mogelijkheid steekproefgewijs controles te verrichten, aanvaarden de overeenkomstsluitende partijen bij invoer of doorvoer de door de bevoegde instanties van de andere overeenkomstsluitende partij uitgevoerde controles en opgestelde documenten waaruit blijkt dat de goederen voldoen aan de eisen die de wetgeving van het land van invoer stelt of aan gelijkwaardige eisen in het land van uitvoer.

Artikel 7

Openingsuren van de grensposten

1.   Wanneer de verkeersomvang zulks rechtvaardigt, zorgen de overeenkomstsluitende partijen ervoor dat:

a)

de grensposten open blijven, behalve wanneer er geen verkeer mag plaatsvinden, zodat:

de grensoverschrijding en de daarbij behorende controles en formaliteiten vierentwintig uur per dag kunnen plaatsvinden voor goederen die onder een douanevervoerregeling vallen en hun vervoermiddelen, alsook voor ongeladen voertuigen, behalve wanneer een grenscontrole nodig is ter voorkoming van de verspreiding van ziektes of met het oog op het welzijn van dieren;

controles en formaliteiten betreffende het verkeer van vervoermiddelen en goederen die niet onder een douanevervoerregeling vallen, van maandag tot en met vrijdag gedurende ten minste tien opeenvolgende uren en op zaterdag gedurende ten minste zes opeenvolgende uren kunnen plaatsvinden, behalve indien de betrokken dagen feestdagen zijn;

b)

wanneer het voertuigen en goederen betreft die door luchtvaartuigen worden aangevoerd, de onder a), tweede streepje, genoemde tijden aan de werkelijke behoeften worden aangepast, en te dien einde eventueel worden gesplitst of uitgebreid.

2.   Indien verscheidene grensposten in de onmiddellijke nabijheid van eenzelfde grensgebied zijn gelegen, mogen de overeenkomstsluitende partijen voor een aantal daarvan gezamenlijk uitzonderingen op lid 1 vaststellen, mits de andere posten in dit gebied wel goederen en voertuigen overeenkomstig genoemd lid kunnen afhandelen.

3.   De bevoegde instanties zorgen ervoor dat, in uitzonderlijke gevallen, onder de voorwaarden vastgesteld door de overeenkomstsluitende partijen, de controles en formaliteiten bij de in lid 1 bedoelde grensposten, douanekantoren en diensten buiten de openingstijden kunnen plaatsvinden, eventueel tegen vergoeding voor de geleverde diensten, wanneer daartoe tijdens de openingsuren een speciaal en met redenen omkleed verzoek is ingediend.

Artikel 8

Doorrijstroken

Voor zover technisch mogelijk en door de omvang van het verkeer gerechtvaardigd, streven de overeenkomstsluitende partijen ernaar bij de grensposten doorrijstroken te doen aanleggen voor goederen die onder een douanevervoerregeling vallen, hun vervoermiddelen, ongeladen voertuigen en alle goederen die niet meer controles en formaliteiten vergen dan goederen die onder een dergelijke regeling vallen.

HOOFDSTUK III

DOUANEVEILIGHEIDSMAATREGELEN

Artikel 9

Algemene bepalingen inzake veiligheid

1.   De overeenkomstsluitende partijen verbinden zich ertoe met betrekking tot het goederenvervoer dat afkomstig is uit of bestemd is voor derde landen de in dit hoofdstuk omschreven douaneveiligheidsmaatregelen in te voeren en toe te passen en zodoende aan hun buitengrenzen een gelijkwaardig veiligheidsniveau te garanderen.

2.   De overeenkomstsluitende partijen passen de in dit hoofdstuk omschreven douaneveiligheidsmaatregelen niet toe op het goederenvervoer tussen hun douanegebieden.

3.   De overeenkomstsluitende partijen plegen, alvorens zij met een derde land een overeenkomst over onder dit hoofdstuk vallende aangelegenheden sluiten, onderling overleg teneinde ervoor te zorgen dat de beoogde overeenkomst in overeenstemming is met de huidige overeenkomst, met name indien de beoogde overeenkomst bepalingen omvat waarbij van de in dit hoofdstuk omschreven douaneveiligheidsmaatregelen wordt afgeweken.

Artikel 10

Aangifte voorafgaand aan de binnenkomst en de uitgang van goederen

1.   Van uit derde landen afkomstige goederen die in het douanegebied van de overeenkomstsluitende partijen worden binnengebracht, wordt een aangifte bij binnenkomst met het oog op de veiligheid gedaan (hierna de „summiere aangifte bij binnenkomst” genoemd), behalve wanneer de goederen uitsluitend door de territoriale wateren of het luchtruim van het douanegebied worden vervoerd zonder dat er een tussenstop in dit gebied wordt gemaakt.

2.   Van voor derde landen bestemde goederen die het douanegebied van de overeenkomstsluitende partijen verlaten, wordt een aangifte bij uitgang met het oog op de veiligheid gedaan (hierna de „summiere aangifte bij uitgang” genoemd), behalve wanneer de goederen uitsluitend door de territoriale wateren of het luchtruim van het douanegebied worden vervoerd zonder dat er een tussenstop in dit gebied wordt gemaakt.

3.   De summiere aangifte bij binnenkomst of bij uitgang wordt ingediend vóór de goederen het douanegebied van de overeenkomstsluitende partijen binnenkomen respectievelijk verlaten.

4.   De indiening van de in de leden 1 en 2 bedoelde aangiften bij binnenkomst en bij uitgang is tot 31 december 2010 facultatief voor zover in de Gemeenschap overgangsmaatregelen van toepassing zijn die in een vrijstelling van de verplichting tot indiening van dergelijke aangiften voorzien.

Wanneer overeenkomstig de eerste alinea geen summiere aangifte bij binnenkomst of bij uitgang wordt ingediend, wordt de in artikel 12 bedoelde veiligheidsrisicoanalyse door de douane-instanties uiterlijk op het tijdstip van de aanbieding van de goederen bij aankomst of bij uitgang uitgevoerd op basis van de douaneaangiften voor die goederen of enige andere beschikbare informatie.

5.   Elke overeenkomstsluitende partij bepaalt welke personen tot het indienen van de summiere aangifte bij binnenkomst of bij uitgang gehouden zijn, en aan welke bevoegde instantie deze aangifte moet worden overgelegd.

6.   In bijlage I bij deze overeenkomst worden vastgesteld:

de vorm en de inhoud van de summiere aangifte bij binnenkomst en bij uitgang;

de uitzonderingen op de verplichting tot indiening van een summiere aangifte bij binnenkomst of bij uitgang;

de plaats waar de summiere aangifte bij binnenkomst of bij uitgang moet worden ingediend;

de termijn waarbinnen de summiere aangifte bij binnenkomst of bij uitgang moet worden ingediend, en

alle andere voor de toepassing van dit artikel noodzakelijke bepalingen.

7.   Een douaneaangifte kan als summiere aangifte bij binnenkomst of bij uitgang worden gebruikt mits zij aan de voorwaarden voor een dergelijke summiere aangifte voldoet.

Artikel 11

Geautoriseerde marktdeelnemer

1.   Een overeenkomstsluitende partij kent, onder voorbehoud van de in bijlage II bij deze overeenkomst vastgestelde criteria, de status van „geautoriseerde marktdeelnemer” inzake veiligheidsaangelegenheden toe aan alle in haar douanegebied gevestigde marktdeelnemers.

Onder bepaalde voorwaarden en voor specifieke categorieën van geautoriseerde marktdeelnemers kan evenwel worden afgeweken van de eis tot vestiging in het douanegebied van de overeenkomstsluitende partij die om toekenning van de status wordt verzocht, met name rekening houdend met overeenkomsten met derde landen. Voorts bepaalt elke overeenkomstsluitende partij of, en op welke voorwaarden, een luchtvaart- of scheepvaartbedrijf dat niet op haar grondgebied is gevestigd maar daar over een regionaal kantoor beschikt, voor de toekenning van deze status in aanmerking komt.

Geautoriseerde marktdeelnemers genieten faciliteiten op het gebied van douaneveiligheidscontroles.

Onder voorbehoud van de in lid 2 bedoelde regels en voorwaarden wordt de door een overeenkomstsluitende partij toegekende status van geautoriseerde marktdeelnemer door de andere overeenkomstsluitende partij — onverminderd de mogelijkheid tot douanecontroles — erkend, met name met het oog op de uitvoering van overeenkomsten met derde landen die voorzien in een mechanisme van wederzijdse erkenning van de status van geautoriseerde marktdeelnemer.

2.   In bijlage II bij deze overeenkomst worden vastgesteld:

de regels inzake de toekenning van de status van geautoriseerde marktdeelnemer, en met name de toekenningscriteria voor die status en de toepassingsvoorwaarden voor die criteria;

het soort faciliteiten dat kan worden toegestaan;

de regels betreffende de schorsing en intrekking van de status van geautoriseerde marktdeelnemer;

de bepalingen betreffende de uitwisseling tussen de overeenkomstsluitende partijen van gegevens over hun geautoriseerde marktdeelnemers;

alle andere voor de toepassing van dit artikel noodzakelijke bepalingen.

Artikel 12

Douaneveiligheidscontroles en veiligheidsrisicobeheer

1.   De douaneveiligheidscontroles, met uitzondering van onaangekondigde controles, zijn gebaseerd op een risicoanalyse met behulp van geautomatiseerde gegevensverwerking.

2.   Daartoe omschrijft elke overeenkomstsluitende partij een kader voor risicobeheer, risicocriteria en prioritaire gebieden voor douaneveiligheidscontroles.

3.   De overeenkomstsluitende partijen erkennen de gelijkwaardigheid van elkaars systemen voor veiligheidsrisicobeheer.

4.   De overeenkomstsluitende partijen werken samen om:

gegevens uit te wisselen die het mogelijk maken om hun risicoanalyse en de doeltreffendheid van hun douaneveiligheidscontroles te verbeteren en te versterken, en om

binnen een passende termijn een gemeenschappelijk kader voor risicobeheer, gemeenschappelijke risicocriteria en gemeenschappelijke prioritaire gebieden voor veiligheidscontroles vast te stellen en een elektronisch systeem op te zetten ter implementatie van dit gemeenschappelijke risicobeheer.

5.   Het Gemengd Comité neemt de voor de toepassing van dit artikel noodzakelijke bepalingen aan.

Artikel 13

Toezicht op de uitvoering van de douaneveiligheidsmaatregelen

1.   Het Gemengd Comité omschrijft op welke wijze de overeenkomstsluitende partijen op de uitvoering van dit hoofdstuk zullen toezien en de naleving van de bepalingen van dit hoofdstuk en van de bijlagen bij deze overeenkomst zullen controleren.

2.   Het in lid 1 bedoelde toezicht kan met name plaatsvinden via:

een periodieke evaluatie van de uitvoering van dit hoofdstuk, en met name van de gelijkwaardigheid van de douaneveiligheidsmaatregelen;

een onderzoek met het oog op een betere toepassing of een wijziging van de bepalingen van dat hoofdstuk zodat beter wordt tegemoetgekomen aan de doelstellingen;

de organisatie van themavergaderingen van deskundigen van beide overeenkomstsluitende partijen en audits van de administratieve procedures, ook door middel van bezoeken ter plaatse.

3.   Het Gemengd Comité ziet erop toe dat de ter uitvoering van dit artikel genomen maatregelen de rechten van de betrokken marktdeelnemers eerbiedigen.

Artikel 14

Bescherming van het beroepsgeheim en van de persoonsgegevens

De gegevens die door de overeenkomstsluitende partijen worden uitgewisseld in het kader van de maatregelen waarin dit hoofdstuk voorziet, vallen onder de bescherming van het beroepsgeheim en de bescherming van de persoonsgegevens zoals omschreven in de wetgeving ter zake op het grondgebied van de overeenkomstsluitende partij die deze gegevens ontvangt.

Met name mogen deze gegevens niet worden medegedeeld aan andere personen dan de bevoegde instanties van de betrokken overeenkomstsluitende partij, noch door de instanties van die partij worden gebruikt voor andere doeleinden dan die waarin deze overeenkomst voorziet.

HOOFDSTUK IV

SAMENWERKING

Artikel 15

Samenwerking tussen instanties

1.   Teneinde de grensoverschrijding te vereenvoudigen nemen de overeenkomstsluitende partijen de nodige maatregelen om samenwerking op nationaal, regionaal en plaatselijk niveau tot stand te brengen tussen de met de organisatie van de controles belaste instanties en de verschillende diensten die de controles en formaliteiten aan weerszijden van de grens verrichten.

2.   De overeenkomstsluitende partijen zorgen ervoor, ieder van zijn kant, dat deelnemers aan het onder deze overeenkomst vallende handelsverkeer de bevoegde instanties snel op de hoogte kunnen brengen van de eventueel bij grensoverschrijding ondervonden problemen.

3.   De in lid 1 bedoelde samenwerking heeft met name betrekking op:

a)

een inrichting van de grensposten die aan de behoeften van het verkeer voldoet;

b)

waar mogelijk, de ombouw van grenskantoren tot naast elkaar liggende controlekantoren;

c)

de harmonisering van de bevoegdheden van de grensposten en de aan weerszijden van de grens gelegen kantoren;

d)

het zoeken naar passende oplossingen voor problemen die eventueel worden medegedeeld.

4.   De overeenkomstsluitende partijen werken samen om de openingsuren van de verschillende diensten die de controles en formaliteiten aan weerszijden van de grens verrichten, te harmoniseren.

Artikel 16

Kennisgeving van nieuwe controles en formaliteiten, de in hoofdstuk III bedoelde douaneveiligheidsmaatregelen uitgezonderd

Wanneer een overeenkomstsluitende partij voornemens is een nieuwe controle of formaliteit op een niet onder hoofdstuk III vallend gebied in te voeren, licht zij de andere overeenkomstsluitende partij hierover in.

De betrokken overeenkomstsluitende partij ziet erop toe dat de ter vereenvoudiging van de grensoverschrijding genomen maatregelen hun uitwerking niet verliezen door de toepassing van deze nieuwe controles of formaliteiten.

Artikel 17

Doorstroming van het verkeer

1.   De overeenkomstsluitende partijen nemen de nodige maatregelen om te garanderen dat de wachttijden veroorzaakt door de verschillende controles en formaliteiten niet langer duren dan voor een correcte uitvoering ervan nodig is. Te dien einde worden de openingsuren van de met de controles en formaliteiten belaste diensten, het beschikbare personeel en de praktische behandeling van de goederen en bescheiden in samenhang met de controles en formaliteiten zo door hen geregeld dat de wachttijden voor het verkeer zo veel mogelijk worden verkort.

2.   De bevoegde instanties van een land op het grondgebied waarvan het goederentransport zo ernstig is verstoord dat afbreuk wordt gedaan aan de doelstelling de grensoverschrijding gemakkelijker en sneller te doen verlopen, stellen de bevoegde instanties van de andere betrokken landen onverwijld op de hoogte van deze verstoringen.

3.   De bevoegde instanties van elk betrokken land nemen terstond passende maatregelen om de doorstroming van het verkeer zo veel mogelijk te bevorderen. Deze maatregelen worden medegedeeld aan het Gemengd Comité dat, in voorkomend geval, op verzoek van een overeenkomstsluitende partij met spoed bijeenkomt om deze maatregelen te bespreken.

Artikel 18

Administratieve bijstand

1.   Om het handelsverkeer tussen de overeenkomstsluitende partijen goed te doen verlopen en onregelmatigheden of inbreuken gemakkelijker op te sporen, verstrekken de douane-instanties van de betrokken landen elkaar, hetzij op verzoek hetzij, wanneer zij dit in het belang van de andere overeenkomstsluitende partij nodig achten, eigener beweging, alle informatie waarover zij beschikken (met inbegrip van vaststellingen en administratieve verslagen) en die nuttig is voor de correcte uitvoering van deze overeenkomst.

2.   De bijstand kan geheel of gedeeltelijk geschorst of geweigerd worden wanneer het aangezochte land van mening is dat deze bijstand nadelig is voor zijn veiligheid, openbare orde of andere essentiële belangen, dan wel een industrieel, commercieel of beroepsgeheim schendt.

3.   Bij schorsing of weigering van bijstand dienen het besluit daartoe en de redenen ervan onverwijld aan het verzoekende land te worden medegedeeld.

4.   Indien de douane-instantie van een land om bijstand verzoekt die zij zelf desgevraagd niet zou kunnen verlenen, dient zij dit in haar verzoek te vermelden. De douane-instantie tot wie het verzoek is gericht, beslist zelf of zij hieraan gevolg geeft.

5.   De overeenkomstig lid 1 verkregen informatie wordt uitsluitend gebruikt voor de toepassing van deze overeenkomst en krijgt van het ontvangende land dezelfde bescherming als die welke de nationale wetgeving van dat land aan soortgelijke informatie verleent. Dergelijke informatie mag alleen met schriftelijke toestemming van de douane-instantie die de informatie heeft verstrekt en met inachtneming van de door deze instantie opgelegde beperkingen voor andere doeleinden worden gebruikt.

HOOFDSTUK V

ORGANEN

Artikel 19

Gemengd Comité

1.   Er wordt een Gemengd Comité ingesteld waarin beide overeenkomstsluitende partijen vertegenwoordigd zijn.

2.   Het Gemengd Comité spreekt zich uit in onderlinge overeenstemming.

3.   Het Gemengd Comité komt bijeen telkens wanneer dit nodig is, doch ten minste eenmaal per jaar. Elke overeenkomstsluitende partij kan het verzoek indienen een vergadering bijeen te roepen.

4.   Het Gemengd Comité stelt zijn reglement van orde vast, dat onder meer bepalingen bevat voor het bijeenroepen van vergaderingen, voor het aanwijzen van de voorzitter en voor het vaststellen van diens mandaat.

5.   Het Gemengd Comité kan besluiten subcomités of werkgroepen op te richten die het bij de vervulling van zijn taken kunnen bijstaan.

Artikel 20

Overlegorganen

1.   De bevoegde instanties van de betrokken landen kunnen overlegorganen instellen die met de behandeling van praktische, technische of organisatorische kwesties op regionaal of plaatselijk vlak belast worden.

2.   De in lid 1 bedoelde overlegorganen komen indien nodig op verzoek van de bevoegde instanties van een land bijeen. Het Gemengd Comité wordt regelmatig ingelicht over de werkzaamheden van deze organen door de overeenkomstsluitende partij waaronder zij ressorteren.

Artikel 21

Bevoegdheid van het Gemengd Comité

1.   Het Gemengd Comité is verantwoordelijk voor het beheer en de correcte toepassing van deze overeenkomst. Te dien einde stelt het aanbevelingen op en neemt het besluiten.

2.   Het Gemengd Comité kan hoofdstuk III en de bijlagen middels een besluit wijzigen.

3.   Behalve in de gevallen die in deze overeenkomst uitdrukkelijk zijn vermeld, neemt het Gemengd Comité besluiten inzake technische en administratieve toepassingsmaatregelen teneinde de controles en formaliteiten te vereenvoudigen.

4.   De besluiten worden door de overeenkomstsluitende partijen overeenkomstig hun eigen regels ten uitvoer gelegd.

5.   Met het oog op de correcte uitvoering van de overeenkomst wordt het Gemengd Comité door de overeenkomstsluitende partijen regelmatig op de hoogte gesteld van de ervaringen die bij de toepassing van deze overeenkomst worden opgedaan en op verzoek van een van hen plegen deze overeenkomstsluitende partijen overleg in het kader van het Gemengd Comité.

Artikel 22

Ontwikkeling van het recht

1.   Wanneer de Gemeenschap een begin maakt met het opstellen van nieuwe wetgeving op enig onder hoofdstuk III vallend gebied, wint zij op informele basis het advies in van Zwitserse deskundigen, zoals zij ook het advies inwint van deskundigen van de lidstaten.

2.   Wanneer de Commissie haar voorstel bij de lidstaten of bij de Raad van de Europese Unie indient, doet zij Zwitserland een afschrift daarvan toekomen.

Op verzoek van een van de overeenkomstsluitende partijen vindt in het Gemengd Comité een voorbereidende gedachtewisseling plaats.

3.   Op verzoek van een hunner plegen de overeenkomstsluitende partijen tijdens de fase voorafgaand aan de aanneming van het communautaire besluit opnieuw overleg met elkaar in het Gemengd Comité, in het kader van een voortdurend informatie- en raadplegingsproces.

4.   De wijzigingen van hoofdstuk III die noodzakelijk zijn om rekening te houden met de ontwikkeling van de relevante communautaire wetgeving inzake onder dat hoofdstuk vallende aangelegenheden, worden zo vroeg mogelijk vastgesteld teneinde de gelijktijdige toepassing van die wijzigingen en van de wijzigingen in de communautaire wetgeving mogelijk te maken, met inachtneming van de interne procedures van de overeenkomstsluitende partijen.

Indien geen besluit kan worden genomen dat een gelijktijdige toepassing mogelijk maakt, worden de wijzigingen die zijn vervat in het ter goedkeuring aan de overeenkomstsluitende partijen voorgelegde ontwerp-besluit voorlopig toegepast indien zulks mogelijk is, met inachtneming van de interne procedures van de overeenkomstsluitende partijen.

5.   De overeenkomstsluitende partijen werken in de informatie- en overlegfase samen met het uiteindelijke oogmerk de besluitvorming in het Gemengd Comité te vergemakkelijken.

Artikel 23

Deelname aan het Comité douanewetboek

De Gemeenschap zorgt ervoor dat de Zwitserse deskundigen als waarnemers en voor de punten die hun aanbelangen, kunnen deelnemen aan de vergaderingen van het Comité douanewetboek dat de Commissie bijstaat bij de uitoefening van haar uitvoeringsbevoegdheden inzake onder hoofdstuk III vallende aangelegenheden.

Artikel 24

Regeling van geschillen

Onverminderd het bepaalde in artikel 29 wordt elk geschil tussen de overeenkomstsluitende partijen inzake de uitlegging of de toepassing van deze overeenkomst voorgelegd aan het Gemengd Comité, dat een minnelijke schikking nastreeft.

Artikel 25

Overeenkomsten met derde landen

De overeenkomstsluitende partijen spreken af dat door een van hen met een derde land gesloten overeenkomsten op een onder hoofdstuk III vallend gebied geen verplichtingen doen ontstaan voor de andere overeenkomstsluitende partij, tenzij het Gemengd Comité anders besluit.

HOOFDSTUK VI

DIVERSE BEPALINGEN EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 26

Betalingsfaciliteiten

De overeenkomstsluitende partijen zorgen ervoor dat eventuele betalingen in verband met de controles en formaliteiten in het handelsverkeer ook kunnen plaatsvinden door middel van gewaarborgde of gecertificeerde internationale bankcheques die zijn gesteld in de munt van het land waar de betaling moet worden verricht.

Artikel 27

Uitvoering van de overeenkomst

Elke overeenkomstsluitende partij neemt passende maatregelen om de daadwerkelijke en harmonieuze toepassing van de bepalingen van deze overeenkomst te waarborgen en houdt daarbij rekening met de noodzaak de grensoverschrijding van goederen te vereenvoudigen en voor alle moeilijkheden die uit de toepassing van die bepalingen mochten voortvloeien een wederzijds bevredigende oplossing te vinden.

Artikel 28

Herziening

Indien een der overeenkomstsluitende partijen deze overeenkomst wenst te herzien, legt zij de andere overeenkomstsluitende partij een voorstel daartoe voor. De herziening wordt van kracht na voltooiing van de respectieve interne procedures.

Artikel 29

Evenwichtsherstellende maatregelen

1.   Een overeenkomstsluitende partij kan, na overleg in het Gemengd Comité, passende evenwichtsherstellende maatregelen treffen, inclusief de schorsing van de toepassing van bepalingen van hoofdstuk III van deze overeenkomst, indien zij vaststelt dat de andere overeenkomstsluitende partij de voorwaarden daarvan niet naleeft of wanneer de gelijkwaardigheid van de douaneveiligheidsmaatregelen van de overeenkomstsluitende partijen niet langer gewaarborgd is.

Wanneer uitstel de doeltreffendheid van de douaneveiligheidsmaatregelen in gevaar dreigt te brengen, mogen zonder voorafgaand overleg voorlopige conservatoire maatregelen worden genomen, op voorwaarde dat er onmiddellijk nadat die maatregelen zijn genomen, overleg plaatsvindt.

2.   Indien de gelijkwaardigheid van de douaneveiligheidsmaatregelen van de overeenkomstsluitende partijen niet langer gewaarborgd is omdat geen besluit is genomen over wijzigingen als bedoeld in artikel 22, lid 4, van deze overeenkomst, kan een overeenkomstsluitende partij de toepassing van bepalingen van hoofdstuk III met ingang van de tenuitvoerleggingsdatum van de betrokken communautaire wetgeving schorsen, tenzij het Gemengd Comité, na onderzoek van de mogelijkheden om de toepassing daarvan te handhaven, anders besluit.

3.   De reikwijdte en de duur van bovenbedoelde maatregelen moeten beperkt blijven tot wat nodig is om de situatie te regelen en een juist evenwicht tussen de uit deze overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen te garanderen. Een overeenkomstsluitende partij kan het Gemengd Comité verzoeken overleg over de evenredigheid van die maatregelen op gang te brengen en, in voorkomend geval, te besluiten een geschil daarover aan arbitrage te onderwerpen overeenkomstig de procedure van bijlage III. Kwesties betreffende de uitlegging van bepalingen van deze overeenkomst die identiek zijn aan overeenkomstige bepalingen van het Gemeenschapsrecht kunnen in dat kader niet worden geregeld.

Artikel 30

Verboden of beperkingen van invoer, uitvoer of doorvoer van goederen

De bepalingen van deze overeenkomst vormen geen beletsel voor verboden of beperkingen van invoer, uitvoer of doorvoer, uitgevaardigd door de overeenkomstsluitende partijen of de lidstaten van de Gemeenschap, welke gerechtvaardigd zijn uit hoofde van bescherming van de openbare orde, de openbare veiligheid en de openbare zedelijkheid, van de gezondheid en het leven van personen, dieren of planten of van het milieu, van het nationaal artistiek, historisch en archeologisch bezit of van de industriële en commerciële eigendom.

Artikel 31

Opzegging

Elke overeenkomstsluitende partij kan de overeenkomst middels kennisgeving aan de andere overeenkomstsluitende partij opzeggen. De overeenkomst treedt buiten werking twaalf maanden na de datum van deze kennisgeving.

Artikel 32

Bijlagen

De bijlagen bij deze overeenkomst maken een integrerend deel uit van deze overeenkomst.

Artikel 33

Ratificatie

1.   Deze overeenkomst wordt door de overeenkomstsluitende partijen volgens hun eigen procedures goedgekeurd. Zij treedt in werking op 1 juli 2009 op voorwaarde dat de overeenkomstsluitende partijen elkaar voor deze datum in kennis hebben gesteld van de voltooiing van de daartoe vereiste procedures.

2.   Indien deze overeenkomst niet op 1 juli 2009 in werking treedt, dan treedt zij in werking op de dag volgende op de datum waarop de overeenkomstsluitende partijen elkaar in kennis hebben gesteld van de voltooiing van de daartoe vereiste procedures.

3.   In afwachting van de voltooiing van de in de leden 1 en 2 bedoelde procedures passen de overeenkomstsluitende partijen deze overeenkomst voorlopig toe met ingang van 1 juli 2009 of vanaf een latere, door hen overeengekomen datum.

4.   Zodra zij in werking treedt, vervangt deze overeenkomst de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de vereenvoudiging van de controles en formaliteiten bij het goederenvervoer van 21 november 1990.

Artikel 34

Talen

Deze overeenkomst moet worden opgesteld in twee exemplaren, in de Bulgaarse, de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Italiaanse, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische en de Zweedse taal, zijnde elk van deze teksten gelijkelijk authentiek.

Съставено в Брюксел на двадесет и пети юни две хиляди и девета година.

Hecho en Bruselas, el veinticinco de junio de dos mil nueve.

V Bruselu dne dvacátého pátého června dva tisíce devět.

Udfærdiget i Bruxelles den femogtyvende juni to tusind og ni.

Geschehen zu Brüssel am fünfundzwanzigsten Juni zweitausendneun.

Kahe tuhande üheksanda aasta juunikuu kahekünne viiendal päeval Brüsselis.

Έγινε στις Βρυξέλλες, στις είκοσι πέντε Ιουνίου δύο χιλιάδες εννιά.

Done at Brussels on the twenty-fifth day of June in the year two thousand and nine.

Fait à Bruxelles, le vingt-cinq juin deux mille neuf.

Fatto a Bruxelles, addì venticinque giugnio duemilanove.

Briselē, divtūkstoš devītā gada divdesmit piektajā junijā

Priimta du tūkstančiai devintų metų birželio dvidešimt penktą dieną Briuselyje.

Kelt Brüsszelben, a kétezer-kilencedik év június havának huszonötödik napján.

Magħmul fi Brussell, fil-ħamsa u għoxrin jum ta’ Ġunju tas-sena elfejn u disgħa.

Gedaan te Brussel, de vijfentwintigste juni tweeduizend negen.

Sporządzono w Brukseli dnia dwudziestego piątego czerwca roku tysiące dziewiątego.

Feito em Bruxelas, em vinte e cinco de Junho de dois mil e nove.

Încheiat la Bruxelles, la douăzeci și cinci iunie două mii nouă.

V Bruseli dňa dvadsiateho piateho júna dvetisícdeväť.

V Bruslju, dne petindvajsetega junija leta dva tisoč devet.

Tehty Brysselissä kahdentenakymmenentenäviidentenä päivänä kesäkuuta vuonna kaksituhattayhdeksän.

Som skedde i Bryssel den tjugofemte juni tjugohundranio.

За Европейската общност

Por la Comunidad Europea

Za Evropské společenství

For Det Europæiske Fællesskab

Für die Europäische Gemeinschaft

Euroopa Ühenduse nimel

Για την Ευρωπαϊκή Κοινότητα

For the European Community

Pour la Communauté européenne

Per la Comunità europea

Eiropas Kopienas vārdā

Europos Bendrijos vardu

Az Európai Közösség részéről

Għall-Komunità Ewropea

Voor de Europese Gemeenschap

W imieniu Wspólnoty Europejskiej

Pela Comunidade Europeia

Pentru Comunitatea Europeană

Za Európske spoločenstvo

Za Evropsko skupnost

Euroopan yhteisön puolesta

På Europeiska gemenskapens vägnar

Image

Image

За Конфедерация Швейцария

Por la Confederación Suiza

Za Švýcarskou konfederací

For Det Schweiziske Forbund

Für die Schweizerische Eidgenossenschaft

Šveitsi Konföderatsiooni nimel

Για την Ελβετική Συνομοσπονδία

For the Swiss Confederation

Pour la Confédération Suisse

Per la Confederazione svizzera

Šveices Konfederācijas vārdā

Šveicarijos Konfederacijos vardu

A Svájci Államszövetség részéről

Għall-Konfederazzjoni Żvizzera

Voor de Zwitserse Bondsstaat

W imieniu Konfederacji Szwajcarskiej

Pela Confederação Suíça

Pentru Confederația Elvețiană

Za Švajčiarskou konfederáciu

Za Švicarsko konfederacijo

Sveitsin valaliiton puolesta

På Schweiziska edsförbundets vägnar

Image

BIJLAGE I

SUMMIERE AANGIFTEN BIJ BINNENKOMST EN BIJ UITGANG

Artikel 1

Vorm en inhoud van de summiere aangifte bij binnenkomst of bij uitgang

1.   De summiere aangifte bij binnenkomst of bij uitgang wordt elektronisch ingediend. Er mag ook gebruik worden gemaakt van handels-, haven- of vervoersdocumenten, mits deze de benodigde gegevens bevatten.

2.   De summiere aangifte bij binnenkomst of bij uitgang bevat de met betrekking tot die aangifte voorgeschreven gegevens als omschreven in bijlage 30 bis bij Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (1) (hierna „Verordening (EEG) nr. 2454/93” genoemd). Zij wordt ingevuld overeenkomstig de in die bijlage 30 bis opgenomen aanwijzingen. Zij wordt gewaarmerkt door de persoon die ze indient.

3.   De douane-instanties staan slechts in een van de volgende omstandigheden toe dat de summiere aangifte bij binnenkomst of bij uitgang op papier of op enige andere wijze dan elektronisch wordt ingediend:

a)

wanneer het computersysteem van de douane niet functioneert;

b)

wanneer de elektronische applicatie van de indiener van de summiere aangifte bij binnenkomst of bij uitgang buiten werking is;

zij passen in deze gevallen op die aangiften een niveau van risicobeheer toe dat gelijkwaardig is aan het niveau dat wordt toegepast op summiere aangiften bij binnenkomst of bij uitgang die elektronisch worden ingediend.

De summiere aangiften bij binnenkomst of bij uitgang op papier worden ondertekend door de persoon die de aangifte doet. Zij gaan in voorkomend geval vergezeld van ladingslijsten of andere passende lijsten en bevatten de in lid 2 bedoelde gegevens.

4.   Elke overeenkomstsluitende partij bepaalt onder welke voorwaarden het de personen die tot het indienen van een summiere aangifte bij binnenkomst of bij uitgang gehouden zijn, is toegestaan een of meer gegevens van die aangifte na indiening te wijzigen.

Artikel 2

Uitzonderingen op de verplichting tot indiening van een summiere aangifte bij binnenkomst of bij uitgang

1.   Een summiere aangifte bij binnenkomst of bij uitgang is niet vereist voor de volgende goederen:

a)

elektrische energie;

b)

goederen die per pijpleiding binnenkomen of uitgaan;

c)

brieven, briefkaarten en drukwerk, ook indien op elektronische dragers;

d)

goederen die volgens de voorschriften van de Wereldpostunie worden vervoerd;

e)

goederen waarvoor krachtens door de overeenkomstsluitende partijen uitgevaardigde bepalingen een mondelinge douaneaangifte of een douaneaangifte door eenvoudige grensoverschrijding is toegestaan, met uitzondering van laadborden, containers en vervoermiddelen die in het weg-, spoorweg-, lucht-, maritiem en binnenvaartvervoer in het kader van een vervoercontract worden gebruikt;

f)

goederen die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers;

g)

door ATA- en CPD-carnets gedekte goederen;

h)

goederen die zijn vrijgesteld op grond van het Verdrag van Wenen inzake diplomatieke betrekkingen van 18 april 1961, het Verdrag van Wenen inzake consulaire betrekkingen van 24 april 1963 of andere consulaire verdragen of het Verdrag van New York van 16 december 1969 inzake bijzondere missies;

i)

wapens en militaire uitrusting die door de met de militaire defensie belaste autoriteiten van een lidstaat of van Zwitserland in het douanegebied van een der overeenkomstsluitende partijen worden binnengebracht of daaruit worden weggehaald, in het kader van een militair of door de militaire autoriteiten uitgevoerd transport;

j)

de volgende goederen, indien zij in het douanegebied van een der overeenkomstsluitende partijen worden binnengebracht om rechtstreeks te worden geleverd aan, of die vanuit dat gebied worden weggehaald rechtstreeks vanaf, een door personen die gevestigd zijn in het douanegebied van de overeenkomstsluitende partijen beheerd boor- of exploitatieplatform:

goederen die in de bedoelde platforms worden geïntegreerd in het kader van de bouw, het herstel, het onderhoud of de conversie ervan;

goederen die voor de uitrusting van deze platforms zijn bestemd; andere goederen die op die platforms worden ge- of verbruikt; en niet-schadelijke afvalproducten van die platforms;

k)

goederen die deel uitmaken van zendingen waarvan de intrinsieke waarde niet meer bedraagt dan 22 EUR, op voorwaarde dat de douane-instanties ermee instemmen om, met goedvinden van de marktdeelnemer, een risicoanalyse uit te voeren op basis van de gegevens die in het door de marktdeelnemer gebruikte systeem zijn vervat of daaraan kunnen worden ontleend.

2.   Een summiere aangifte bij binnenkomst of bij uitgang is niet vereist in gevallen die geregeld zijn bij een internationaal veiligheidsverdrag tussen een van de overeenkomstsluitende partijen en een derde land, onder voorbehoud van de procedure van artikel 9, lid 3, van deze overeenkomst.

3.   Een summiere aangifte bij binnenkomst of bij uitgang is in de Gemeenschap niet vereist voor de goederen bedoeld in artikel 181 quater, onder i) en j), artikel 592 bis, onder i) en j), en artikel 842 bis, tweede alinea, onder b), van Verordening (EEG) nr. 2454/93.

4.   Een summiere aangifte bij uitgang is in Zwitserland niet vereist voor:

de voor de reparatie van luchtvaartuigen bestemde losse onderdelen en reserveonderdelen;

de voor het functioneren van het luchtvaartuig noodzakelijke smeermiddelen en gassen, en

de voor consumptie aan boord bestemde levensmiddelen,

die van tevoren in een douane-entrepot op een Zwitsers luchthaventerrein werden opgeslagen en vervolgens naar de vliegtuigen worden overgebracht overeenkomstig de door Zwitserland vastgestelde bepalingen, mits het door deze overeenkomst gewaarborgde veiligheidsniveau daardoor niet in het gedrang wordt gebracht.

Artikel 3

Plaats van indiening van de summiere aangifte bij binnenkomst of bij uitgang

1.   De summiere aangifte bij binnenkomst wordt ingediend bij de bevoegde instantie van de overeenkomstsluitende partij in welker douanegebied de goederen vanuit een derde land worden binnengebracht. Die instantie voert de risicoanalyse uit op basis van de in die aangifte vermelde gegevens, alsmede de douanecontroles die vanuit veiligheidsoogpunt noodzakelijk worden geacht, óók indien de goederen voor de andere overeenkomstsluitende partij zijn bestemd.

2.   De summiere aangifte bij uitgang wordt ingediend bij de bevoegde instantie van de overeenkomstsluitende partij in welker douanegebied de formaliteiten bij uitgang naar een derde land worden vervuld. Een douaneaangifte ten uitvoer die als summiere aangifte bij uitgang wordt gebruikt, wordt evenwel ingediend bij de bevoegde instantie van de overeenkomstsluitende partij in welker douanegebied de formaliteiten ten uitvoer naar een derde land worden vervuld. Zowel in het ene als in het andere geval voert de bevoegde instantie de risicoanalyse uit op basis van de in die aangifte vermelde gegevens, alsmede de douanecontroles die vanuit veiligheidsoogpunt noodzakelijk worden geacht.

3.   Wanneer voor een derde land bestemde goederen het douanegebied van een overeenkomstsluitende partij verlaten via het douanegebied van de andere overeenkomstsluitende partij, worden de in artikel 1, lid 2, bedoelde gegevens door de bevoegde instantie van de eerste overeenkomstsluitende partij aan de bevoegde instantie van de tweede medegedeeld.

Het Gemengd Comité kan evenwel bepalen dat in zekere gevallen deze gegevens niet hoeven te worden medegedeeld, mits het door deze overeenkomst gewaarborgde veiligheidsniveau daardoor niet in het gedrang wordt gebracht.

De overeenkomstsluitende partijen spannen zich in om een interconnectie tot stand te brengen en een gemeenschappelijk systeem voor gegevensoverdracht te gebruiken dat alle informatie bevat die voor de summiere aangifte bij uitgang van de goederen in kwestie nodig is.

Ingeval de overeenkomstsluitende partijen op de datum waarop deze overeenkomst van toepassing wordt, niet over de mogelijkheid beschikken om de in de eerste alinea bedoelde mededeling van gegevens te volbrengen, wordt de summiere aangifte bij uitgang van voor een derde land bestemde goederen die het douanegebied van een overeenkomstsluitende partij via het douanegebied van de andere overeenkomstsluitende partij verlaten — het directe luchtverkeer uitgezonderd — uitsluitend ingediend bij de bevoegde instantie van laatstgenoemde overeenkomstsluitende partij.

Artikel 4

Termijnen voor de indiening van de summiere aangifte bij binnenkomst of bij uitgang

1.   De termijnen voor de indiening van de summiere aangifte bij binnenkomst of bij uitgang zijn die welke worden vermeld in artikel 184 bis en artikel 592 ter van Verordening (EEG) nr. 2454/93.

2.   In afwijking van lid 1 kan elke overeenkomstsluitende partij andere termijnen vaststellen:

met betrekking tot het in artikel 3, lid 3, bedoelde verkeer, teneinde het mogelijk te maken een betrouwbare risicoanalyse uit te voeren en zendingen te onderscheppen met het oog op een eventuele douaneveiligheidscontrole daarvan;

in het geval van een internationaal verdrag tussen de betrokken overeenkomstsluitende partij en een derde land, onder voorbehoud van de procedure van artikel 9, lid 3, van deze overeenkomst.


(1)  PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1.

BIJLAGE II

Geautoriseerde marktdeelnemer

TITEL I

TOEKENNING VAN DE STATUS VAN GEAUTORISEERDE MARKTDEELNEMER

Artikel 1

Algemeen

1.   De criteria voor het verlenen van de status van geautoriseerde marktdeelnemer omvatten:

a)

een bevredigende staat van dienst op het gebied van de naleving van douanevereisten;

b)

een deugdelijke handels- en, in voorkomend geval, vervoersadministratie die passende douaneveiligheidscontroles mogelijk maakt;

c)

het bewijs van financiële solvabiliteit, en

d)

passende veiligheids- en beveiligingsnormen.

2.   Elke overeenkomstsluitende partij stelt de procedure vast voor aanvraag en toekenning van de status van geautoriseerde marktdeelnemer, alsook de juridische consequenties van die status.

3.   De overeenkomstsluitende partijen zien erop toe dat hun douane-instanties de naleving door de geautoriseerde marktdeelnemers van de op hen toepasselijke voorwaarden en criteria controleren en dat zij die voorwaarden en criteria opnieuw bezien, met name in geval van een ingrijpende wijziging van de betreffende wetgeving of indien er redelijke aanwijzingen zijn dat een geautoriseerde marktdeelnemer niet langer aan de voorwaarden voldoet.

Artikel 2

Staat van dienst

1.   De staat van dienst op het gebied van de naleving van de douanevereisten wordt bevredigend geacht indien in de drie jaar voorafgaande aan de indiening van de aanvraag geen ernstige of herhaalde overtredingen van de douanewetgeving zijn begaan door:

a)

de aanvrager;

b)

de personen die verantwoordelijk zijn voor het bedrijf dat de aanvraag heeft ingediend of die zeggenschap hebben over de leiding van het bedrijf;

c)

indien van toepassing, de wettelijke vertegenwoordiger van de aanvrager in douanezaken, en

d)

de voor douanezaken verantwoordelijke persoon in het bedrijf dat de aanvraag heeft ingediend.

2.   De staat van dienst op het gebied van de naleving van de douanevereisten kan bevredigend worden geacht indien de bevoegde douane-instantie eventuele overtredingen als verwaarloosbaar beschouwt in verhouding tot het aantal en de omvang van de douanegerelateerde activiteiten van de aanvrager en van oordeel is dat zij geen twijfel hebben doen ontstaan over diens goede trouw.

3.   Wanneer de personen die zeggenschap uitoefenen over het bedrijf dat de aanvraag indient, in een derde land zijn gevestigd of verblijven, beoordelen de douane-instanties hun naleving van de douanevereisten aan de hand van de documenten en informatie waarover zij beschikken.

4.   Indien de aanvrager minder dan drie jaar geleden is opgericht, beoordelen de douane-instanties diens naleving van de douanevereisten aan de hand van de documenten en informatie waarover zij beschikken.

Artikel 3

Deugdelijke handels- en vervoersadministratie

Om de douane-instanties in staat te stellen te onderzoeken of de aanvrager over een deugdelijke handels- en, in voorkomend geval, vervoersadministratie beschikt, moet de aanvrager aan de volgende eisen voldoen:

a)

een boekhoudsysteem hanteren dat in overeenstemming is met de algemeen aanvaarde boekhoudkundige beginselen van de plaats waar de boekhouding wordt gevoerd en dat administratieve douanecontrole vergemakkelijkt;

b)

de douane-instantie fysieke of elektronische toegang verlenen tot zijn douaneadministratie en, in voorkomend geval, vervoersadministratie;

c)

beschikken over een administratieve organisatie die in overeenstemming is met de soort en de omvang van de bedrijfsactiviteiten en geschikt is voor het beheer van de goederenstroom, alsook over een systeem van interne controles waarmee onrechtmatige of frauduleuze transacties kunnen worden opgespoord;

d)

in voorkomend geval, toereikende procedures toepassen voor het beheer van invoer- en/of uitvoerlicenties en -vergunningen;

e)

toereikende procedures toepassen voor het bewaren van bedrijfsbescheiden en bedrijfsinformatie en ter bescherming tegen informatieverlies;

f)

erop toezien dat werknemers zich bewust zijn van de noodzaak de douane-instanties in te lichten wanneer zich problemen voordoen in verband met de naleving van de douanevereisten, en personen aanwijzen die in dat geval contact opnemen met de douane-instanties;

g)

passende IT-veiligheidsmaatregelen hebben genomen om het binnendringen van onbevoegden in zijn computersysteem te voorkomen en zijn documentatie te beschermen.

Artikel 4

Financiële solvabiliteit

1.   In dit artikel wordt onder solvabiliteit verstaan een gezonde financiële situatie die de aanvrager in staat stelt aan zijn verplichtingen te voldoen, de kenmerken van zijn zakelijke activiteiten in aanmerking genomen.

2.   De aanvrager wordt geacht aan de voorwaarde van financiële solvabiliteit te voldoen als zijn solvabiliteit over de afgelopen drie jaar kan worden aangetoond.

3.   Wanneer de aanvrager minder dan drie jaar geleden is opgericht, wordt zijn financiële solvabiliteit beoordeeld aan de hand van de beschikbare documenten en informatie.

Artikel 5

Passende veiligheids- en beveiligingsnormen

1.   De veiligheids- en beveiligingsnormen van de aanvrager worden als bevredigend aangemerkt als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de gebouwen die voor de door het certificaat gedekte activiteiten worden gebruikt, zijn gemaakt van materialen die verhinderen dat onbevoegden zich hiertoe onrechtmatig toegang kunnen verschaffen;

b)

er zijn passende controlemaatregelen genomen om onrechtmatige toegang tot verzendingsruimten, los- en laadkades en los- en laaddekken te voorkomen;

c)

er zijn maatregelen genomen om het toevoegen, omwisselen of wegnemen van materialen of andere manipulaties van de goederen bij het laden, het lossen en de op- en overslag te voorkomen;

d)

indien van toepassing, zijn er procedures voor het beheer van in- en/of uitvoervergunningen die verband houden met verboden en beperkingen en om goederen van elkaar te onderscheiden;

e)

de aanvrager heeft maatregelen genomen om zijn handelspartners duidelijk te kunnen identificeren met het oog op de veiligheid van de internationale toeleveringsketen;

f)

de aanvrager onderwerpt sollicitanten voor veiligheidsgevoelige functies aan veiligheidsonderzoeken, voor zover de wetgeving dit toelaat, en verricht regelmatig achtergrondcontroles;

g)

de aanvrager ziet erop toe dat de betrokken werknemers actief aan bewustmakingsprogramma’s inzake veiligheid meewerken.

2.   Wanneer de in de Gemeenschap of in Zwitserland gevestigde aanvrager houder is van een internationaal erkend veiligheidscertificaat dat op grond van internationale overeenkomsten is afgegeven, van een Europees veiligheidscertificaat dat op grond van de Gemeenschapswetgeving is afgegeven, van een internationale norm van de Internationale Organisatie voor Normalisatie, van een Europese norm van de Europese normalisatie-instellingen, of van enig ander erkend veiligheidscertificaat, wordt aan de in lid 1 vastgestelde criteria geacht te zijn voldaan, voor zover de criteria voor de afgifte van die certificaten identiek of vergelijkbaar zijn met die welke in deze bijlage zijn vastgesteld.

TITEL II

FACILITEITEN VOOR GEAUTORISEERDE MARKTDEELNEMERS

Artikel 6

De douane-instanties verlenen geautoriseerde marktdeelnemers inzonderheid de volgende faciliteiten:

de douane-instanties kunnen een geautoriseerde marktdeelnemer, nog vóór de goederen het douanegebied binnenkomen respectievelijk verlaten, in kennis stellen van het feit dat zijn zending op basis van een veiligheids- of beveiligingsrisicoanalyse is uitgekozen om aan een fysieke controle te worden onderworpen, mits het goede verloop van de controle daardoor niet in het gedrang wordt gebracht; de douane-instanties kunnen evenwel ook een fysieke controle uitvoeren als de geautoriseerde marktdeelnemer niet vooraf op de hoogte is gebracht;

de door geautoriseerde marktdeelnemers ingediende summiere aangiften bij binnenkomst of bij uitgang hoeven slechts beperkte vereiste gegevens te bevatten, als omschreven in bijlage 30 bis bij Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (1); indien de geautoriseerde marktdeelnemer evenwel een vervoerder, een vrachtmakelaar of een douane-expediteur is, gelden deze beperkte eisen alleen indien hij de betrokken goederen invoert of uitvoert voor rekening van een geautoriseerde marktdeelnemer;

geautoriseerde marktdeelnemers worden aan minder fysieke controles en controles van documenten onderworpen dan andere marktdeelnemers; de douane-instanties kunnen evenwel anders besluiten in geval van een bijzonder risico of op grond van controleverplichtingen die voortvloeien uit andere regelgeving dan de douaneregelgeving;

wanneer een douane-instantie besluit een zending te controleren die gedekt is door een summiere aangifte bij binnenkomst of bij uitgang welke door een geautoriseerde marktdeelnemer is ingediend, wordt die controle bij voorrang uitgevoerd; bovendien kan die controle, op verzoek van de geautoriseerde marktdeelnemer en met instemming van de douane-instantie, plaatsvinden op een andere plaats dan deze waar die instantie meestal haar controles uitvoert.

TITEL III

SCHORSING EN INTREKKING VAN DE STATUS VAN GEAUTORISEERDE MARKTDEELNEMER

Artikel 7

Schorsing van de status

1.   De status van geautoriseerde marktdeelnemer wordt door de douane-instantie van afgifte geschorst:

a)

wanneer vast is komen te staan dat de voorwaarden of criteria voor toekenning van de status van geautoriseerde marktdeelnemer niet worden nageleefd;

b)

wanneer de douane-instanties voldoende redenen hebben om aan te nemen dat de geautoriseerde marktdeelnemer feiten heeft begaan die tot een strafrechtelijke vervolging aanleiding geven en die verband houden met een overtreding van de douanewetgeving;

c)

wanneer de geautoriseerde marktdeelnemer daar zelf om verzoekt omdat hij tijdelijk niet in de mogelijkheid verkeert om de voorwaarden of criteria voor toekenning van de status na te leven.

2.   In het in lid 1, onder b), bedoelde geval kan de douane-instantie evenwel besluiten de status van geautoriseerde marktdeelnemer niet te schorsen, indien zij de overtreding als verwaarloosbaar beschouwt in verhouding tot het aantal en de omvang van de douanegerelateerde activiteiten van de geautoriseerde marktdeelnemer en de overtreding geen twijfel heeft doen ontstaan over diens goede trouw.

3.   De schorsing gaat onmiddellijk in wanneer dit wegens de aard en de omvang van het risico voor de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu noodzakelijk is.

4.   De schorsing is niet van invloed op douaneprocedures die reeds waren begonnen toen de schorsing inging en die nog niet zijn beëindigd.

5.   Elke overeenkomstsluitende partij stelt de duur van de schorsingstermijn derwijze vast dat de geautoriseerde marktdeelnemer in de gelegenheid wordt gesteld zijn situatie te regulariseren.

6.   Wanneer de marktdeelnemer ten genoegen van de douane-instanties de nodige maatregelen heeft getroffen om de voor alle geautoriseerde marktdeelnemers geldende voorwaarden en criteria na te leven, trekt de douane-instantie van afgifte de schorsing in.

Artikel 8

Intrekking van de status

1.   Het certificaat van geautoriseerde marktdeelnemer wordt door de douane-instantie van afgifte ingetrokken:

a)

wanneer de geautoriseerde marktdeelnemer een ernstige overtreding van de douanewetgeving heeft begaan en er geen verdere mogelijkheden tot beroep zijn;

b)

wanneer de geautoriseerde marktdeelnemer verzuimt tijdens de in artikel 7, lid 5, bedoelde schorsingstermijn de nodige maatregelen te treffen;

c)

wanneer de geautoriseerde marktdeelnemer daar zelf om verzoekt.

2.   In het in lid 1, onder a), bedoelde geval kan de douane-instantie evenwel besluiten het certificaat van geautoriseerde marktdeelnemer niet in te trekken indien zij de overtreding als verwaarloosbaar beschouwt in verhouding tot het aantal en de omvang van de douanegerelateerde activiteiten van de geautoriseerde marktdeelnemer en de overtreding geen twijfel heeft doen ontstaan over diens goede trouw.

3.   De intrekking wordt op de dag na de kennisgeving ervan van kracht.

TITEL IV

UITWISSELING VAN INFORMATIE

Artikel 9

De Commissie en de bevoegde instantie van Zwitserland stellen elkaar regelmatig in kennis van de identiteit van de door hen qua veiligheid geautoriseerde marktdeelnemers, en vermelden daarbij de volgende gegevens:

a)

het identificatienummer van de marktdeelnemer (TIN — Trader Identification Number) in een formaat dat in overeenstemming is met de EORI-wetgeving (Economic Operator Registration and Identification);

b)

de naam en het adres van de geautoriseerde marktdeelnemer;

c)

het nummer van het document waarbij hem de status van geautoriseerde marktdeelnemer is verleend;

d)

zijn huidige toestand (status van kracht, geschorst, ingetrokken);

e)

de periodes gedurende welke zijn status is gewijzigd;

f)

de datum vanaf wanneer het certificaat geldig is;

g)

de instantie die het certificaat heeft afgegeven.


(1)  PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1.

BIJLAGE III

ARBITRAGEPROCEDURE

1.

Indien een geschil aan arbitrage wordt onderworpen, worden drie arbiters aangewezen, tenzij de overeenkomstsluitende partijen anders besluiten.

2.

Elk van beide overeenkomstsluitende partijen wijst binnen een termijn van dertig dagen een arbiter aan.

3.

De beide aldus aangewezen arbiters wijzen in onderlinge overeenstemming een hoofdarbiter aan die geen onderdaan is van een van beide overeenkomstsluitende partijen. Als de arbiters het binnen een termijn van twee maanden na hun aanwijzing niet eens kunnen worden, kiezen zij de hoofdarbiter uit een lijst van zeven personen die door het Gemengd Comité wordt opgesteld. Het Gemengd Comité stelt deze lijst op en werkt ze bij conform zijn reglement van orde.

4.

Tenzij de overeenkomstsluitende partijen anders besluiten, stelt de arbitrage-instantie zelf haar procedureregels vast. Zij besluit bij meerderheid van stemmen.