ISSN 1725-2598

doi:10.3000/17252598.L_2009.198.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 198

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

52e jaargang
30 juli 2009


Inhoud

 

I   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

 

Verordening (EG) nr. 686/2009 van de Commissie van 29 juli 2009 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

1

 

*

Verordening (EG) nr. 687/2009 van de Commissie van 29 juli 2009 tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 877/2008, (EG) nr. 878/2008 en (EG) nr. 879/2008 met betrekking tot de opening van een permanente openbare inschrijving voor de verkoop van suiker uit de voorraden van de interventiebureaus van België, Tsjechië, Ierland, Italië, Hongarije, Slowakije en Zweden

3

 

 

RICHTLIJNEN

 

*

Richtlijn 2009/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende de sleepinrichting en de achteruitrijinrichting van landbouw- en bosbouwtrekkers op wielen (Gecodificeerde versie) ( 1 )

4

 

*

Richtlijn 2009/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende de achteruitkijkspiegels van landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen (Gecodificeerde versie) ( 1 )

9

 

*

Richtlijn 2009/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende de door de constructie bepaalde maximumsnelheid en de laadplatforms van landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen (Gecodificeerde versie) ( 1 )

15

 

*

Richtlijn 2009/62/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende de montageplaats voor de achterkentekenplaat van twee- of driewielige motorvoertuigen (Gecodificeerde versie) ( 1 )

20

 

*

Richtlijn 2009/85/EG van de Commissie van 29 juli 2009 tot wijziging van Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad teneinde cumatetralyl als werkzame stof in bijlage I bij die richtlijn op te nemen ( 1 )

28

 

*

Richtlijn 2009/86/EG van de Commissie van 29 juli 2009 tot wijziging van Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad teneinde fenpropimorf als werkzame stof in bijlage I bij die richtlijn op te nemen ( 1 )

31

 

*

Richtlijn 2009/87/EG van de Commissie van 29 juli 2009 tot wijziging van Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad teneinde indoxacarb als werkzame stof in bijlage I bij die richtlijn op te nemen ( 1 )

35

 

 

II   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

 

 

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

 

 

Raad

 

 

2009/574/EG

 

*

Besluit van de Raad van 28 november 2008 inzake de sluiting van een Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en Barbados, Belize, de Republiek Congo, de Republiek Ivoorkust, de Republiek Fiji-eilanden, de Coöperatieve Republiek Guyana, Jamaica, de Republiek Kenia, de Republiek Madagaskar, de Republiek Malawi, de Republiek Mauritius, de Republiek Mozambique, de Federatie Saint Kitts en Nevis, de Republiek Suriname, het Koninkrijk Swaziland, de Verenigde Republiek Tanzania, de Republiek Trinidad en Tobago, de Republiek Uganda, de Republiek Zambia en de Republiek Zimbabwe inzake de gegarandeerde prijzen voor rietsuiker voor de leveringsperioden 2006/2007, 2007/2008, 2008/2009 en 1 juli 2009 tot en met 30 september 2009 en van een Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek India inzake de gegarandeerde prijzen voor rietsuiker voor dezelfde leveringsperioden

39

Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en Barbados, Belize, de Republiek Congo, de Republiek Ivoorkust, de Republiek Fiji-eilanden, de Coöperatieve Republiek Guyana, Jamaica, de Republiek Kenia, de Republiek Madagaskar, de Republiek Malawi, de Republiek Mauritius, de Republiek Mozambique, de Federatie Saint Kitts en Nevis, de Republiek Suriname, het Koninkrijk Swaziland, de Verenigde Republiek Tanzania, de Republiek Trinidad en Tobago, de Republiek Uganda, de Republiek Zambia en de Republiek Zimbabwe inzake de gegarandeerde prijzen voor rietsuiker voor de leveringsperioden 2006/2007, 2007/2008, 2008/2009 en 1 juli 2009 tot en met 30 september 2009

41

Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek India inzake de gegarandeerde prijzen voor rietsuiker voor de leveringsperioden 2006/2007, 2007/2008, 2008/2009 en 1 juli 2009 tot en met 30 september 2009

48

 

 

2009/575/EG, Euratom

 

*

Besluit van de Raad van 27 juli 2009 tot benoeming van een Roemeens lid van het Europees Economisch en Sociaal Comité

54

 

 

2009/576/EG

 

*

Besluit van de Raad van 27 juli 2009 houdende benoeming van een Brits plaatsvervangend lid van het Comité van de Regio’s

55

 

 

2009/577/EG

 

*

Besluit van de Raad van 27 juli 2009 houdende benoeming van een Spaans lid van het Comité van de Regio’s

56

 

 

Commissie

 

 

2009/578/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 9 juli 2009 tot vaststelling van de milieucriteria voor de toekenning van de communautaire milieukeur aan toeristische accommodatie (Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 5619)  ( 1 )

57

 

 

2009/579/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 29 juli 2009 waarbij aan de lidstaten toestemming wordt verleend om de geldigheidsduur van voorlopige toelatingen voor de nieuwe werkzame stoffen acequinocyl, aminopyralid, ascorbinezuur, benalaxyl-M, mandipropamid, novaluron, proquinazid, spirodiclofen en spiromesifen te verlengen (Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 5582)  ( 1 )

80

 

 

2009/580/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 29 juli 2009 tot wijziging van Beschikking 2006/433/EG tot vaststelling van de financiële bijdrage van de Gemeenschap in de uitgaven voor de spoedmaatregelen ter bestrijding van klassieke varkenspest in Duitsland in 2002 (Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 5866)

82

 

 

2009/581/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 29 juli 2009 betreffende een financiële bijdrage van de Gemeenschap in de kosten van urgente maatregelen ter bestrijding van aviaire influenza in Cloppenburg, Duitsland, in december 2008 en januari 2009 (Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 5869)

83

 

 

2009/582/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 29 juli 2009 betreffende de financiering van bijzondere spoedmaatregelen om de Gemeenschap tegen rabiës te beschermen

85

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

VERORDENINGEN

30.7.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 198/1


VERORDENING (EG) Nr. 686/2009 VAN DE COMMISSIE

van 29 juli 2009

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (2), en met name op artikel 138, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

Bij Verordening (EG) nr. 1580/2007 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XV, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 138 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 30 juli 2009.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 juli 2009.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 350 van 31.12.2007, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

MK

27,8

XS

31,8

ZZ

29,8

0707 00 05

MK

23,0

TR

100,7

ZZ

61,9

0709 90 70

TR

97,3

ZZ

97,3

0805 50 10

AR

63,1

UY

48,3

ZA

64,0

ZZ

58,5

0806 10 10

EG

147,0

MA

186,8

TR

130,8

ZA

114,6

ZZ

144,8

0808 10 80

AR

77,3

BR

89,3

CL

89,7

CN

81,7

NZ

87,6

US

105,4

ZA

90,8

ZZ

88,8

0808 20 50

AR

90,9

CL

77,9

TR

138,6

ZA

109,7

ZZ

104,3

0809 10 00

TR

154,2

ZZ

154,2

0809 20 95

CA

324,1

TR

252,9

US

270,6

ZZ

282,5

0809 30

TR

152,8

ZZ

152,8

0809 40 05

BA

39,5

ZZ

39,5


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


30.7.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 198/3


VERORDENING (EG) Nr. 687/2009 VAN DE COMMISSIE

van 29 juli 2009

tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 877/2008, (EG) nr. 878/2008 en (EG) nr. 879/2008 met betrekking tot de opening van een permanente openbare inschrijving voor de verkoop van suiker uit de voorraden van de interventiebureaus van België, Tsjechië, Ierland, Italië, Hongarije, Slowakije en Zweden

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1), en met name op artikel 43, onder d), juncto artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij de Verordeningen (EG) nr. 877/2008 van de Commissie (2), (EG) nr. 878/2008 van de Commissie (3) en (EG) nr. 879/2008 van de Commissie (4) zijn permanente openbare inschrijvingen geopend voor de verkoop van suiker uit de voorraden van de interventiebureaus van België, Tsjechië, Ierland, Italië, Hongarije, Slowakije en Zweden voor, respectievelijk, de markt van de Gemeenschap, industrieel gebruik en uitvoer.

(2)

In totaal was maximum 345 539 t suiker uit de voorraden van de interventiebureaus beschikbaar voor verkoop. Na de verkoop in het kader van de inschrijvingen die sinds oktober 2008 zijn gehouden, bleef 34 081 t suiker onverkocht.

(3)

Krachtens bijlage I bij Verordening (EG) nr. 983/2008 van de Commissie van 3 oktober 2008 tot vaststelling van een programma voor de toewijzing aan de lidstaten van aan het begrotingsjaar 2009 toe te rekenen financiële middelen voor de levering van levensmiddelen uit de interventievoorraden aan de meest behoeftigen in de Gemeenschap (5) kan in totaal 119 687 t suiker uit de interventievoorraden van de Gemeenschap worden genomen voor levering aan de meest behoeftigen.

(4)

In het kader van het voor 2010 geldende programma voor de levering van levensmiddelen aan de meest behoeftigen hebben de lidstaten in totaal meer suiker aangevraagd dan de momenteel beschikbare hoeveelheid. Daarom moeten alle resterende hoeveelheden interventiesuiker voor dit doel worden gebruikt en moeten de permanente openbare inschrijvingen voor de verkoop van interventiesuiker worden gesloten.

(5)

De Verordeningen (EG) nr. 877/2008, (EG) nr. 878/2008 en (EG) nr. 879/2008 moeten derhalve worden ingetrokken.

(6)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De Verordeningen (EG) nr. 877/2008, (EG) nr. 878/2008 en (EG) nr. 879/2008 worden ingetrokken.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 juli 2009.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 241 van 10.9.2008, blz. 3.

(3)  PB L 241 van 10.9.2008, blz. 8.

(4)  PB L 241 van 10.9.2008, blz. 13.

(5)  PB L 268 van 9.10.2008, blz. 3.


RICHTLIJNEN

30.7.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 198/4


RICHTLIJN 2009/58/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 13 juli 2009

betreffende de sleepinrichting en de achteruitrijinrichting van landbouw- en bosbouwtrekkers op wielen

(Gecodificeerde versie)

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 95,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Richtlijn 79/533/EEG van de Raad van 17 mei 1979 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende de sleepinrichting en de achteruitrijinrichting van landbouw- en bosbouwtrekkers op wielen (3) is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd (4). Ter wille van de duidelijkheid en een rationele ordening van de tekst dient tot codificatie van deze richtlijn te worden overgegaan.

(2)

Richtlijn 79/533/EEG is een van de bijzondere richtlijnen van het bij Richtlijn 74/150/EEG van de Raad van 4 maart 1974 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de goedkeuring van landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen geregelde EG-typegoedkeuringssysteem, thans geregeld in Richtlijn 2003/37/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003 betreffende de typegoedkeuring van landbouw- of bosbouwtrekkers en aanhangwagens, verwisselbare getrokken machines, systemen, onderdelen en technische eenheden daarvan (5) en stelt de technische voorschriften vast betreffende het ontwerp en de constructie van landbouw- of bosbouwtrekkers met betrekking tot de sleepinrichting en de achteruitrijinrichting. Deze technische voorschriften beogen de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten, teneinde de uitvoering van de bij Richtlijn 2003/37/EG geregelde EG-typegoedkeuringsprocedure ten aanzien van elk type trekker mogelijk te maken. Derhalve zijn de bepalingen van Richtlijn 2003/37/EG betreffende land- of bosbouwtrekkers, aanhangwagens en verwisselbare getrokken machines, alsmede de systemen, onderdelen en technische eenheden daarvan op de onderhavige richtlijn van toepassing.

(3)

Deze richtlijn dient de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage III, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht en toepassing van de aldaar genoemde richtlijnen onverlet te laten,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Voor de toepassing van deze richtlijn wordt onder „trekker (landbouw- of bosbouwtrekker)” verstaan ieder motorvoertuig op wielen of rupsbanden met ten minste twee assen, voornamelijk bestemd voor tractiedoeleinden en in het bijzonder ontworpen voor het trekken, duwen, dragen of in beweging brengen van bepaalde werktuigen, machines of aanhangwagens die voor gebruik in de land- of bosbouw zijn bestemd. De trekker kan zijn ingericht voor het vervoer van een lading en van meerijders.

2.   Deze richtlijn geldt slechts voor de in lid 1 omschreven trekkers, gemonteerd op luchtbanden, met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid die ligt tussen 6 en 40 km/h.

Artikel 2

1.   De lidstaten mogen de EG-goedkeuring, het afgeven van het document bedoeld in artikel 2, onder u), van Richtlijn 2003/37/EG, of de nationale goedkeuring van een trekker niet weigeren om redenen die verband houden met de sleepinrichting en de achteruitrijinrichting indien deze aan de voorschriften in de bijlagen I en II voldoen.

2.   Lidstaten mogen niet langer het document afgeven bedoeld in artikel 2, onder u), van Richtlijn 2003/37/EG voor een trekkertype dat niet voldoet aan de voorschriften van deze richtlijn.

Lidstaten mogen de nationale typegoedkeuring weigeren voor een trekkertype dat niet voldoet aan de voorschriften van deze richtlijn.

Artikel 3

De lidstaten mogen noch de inschrijving weigeren noch de verkoop, het in het verkeer brengen of het gebruik van trekkers verbieden om redenen die verband houden met de sleepinrichting en de achteruitrijinrichting indien deze beantwoorden aan de voorschriften in de bijlagen I en II.

Artikel 4

De wijzigingen die noodzakelijk zijn om de voorschriften van de bijlagen I en II aan de technische vooruitgang aan te passen, worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 20, lid 3, van Richtlijn 2003/37/EG bedoelde procedure.

Artikel 5

De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 6

Richtlijn 79/533/EEG, zoals gewijzigd bij de in bijlage III, deel A, genoemde richtlijnen, wordt ingetrokken, onverminderd de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage III, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht en toepassing van de aldaar genoemde richtlijnen.

Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage IV.

Artikel 7

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2010.

Artikel 8

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 13 juli 2009.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

H.-G. PÖTTERING

Voor de Raad

De voorzitter

E. ERLANDSSON


(1)  PB C 10 van 15.1.2008, blz. 21.

(2)  Advies van het Europees Parlement van 11 december 2007 (PB C 323 E van 18.12.2008, blz. 57) en besluit van de Raad van 22 juni 2009.

(3)  PB L 145 van 13.6.1979, blz. 20.

(4)  Zie bijlage III, deel A.

(5)  PB L 171 van 9.7.2003, blz. 1.


BIJLAGE I

SLEEPINRICHTING

1.   Aantal

Elke landbouw- of bosbouwtrekker moet zijn voorzien van een bijzondere inrichting, waaraan een verbindingsdeel voor het slepen zoals een sleepstang of een sleepkabel moet kunnen worden bevestigd.

2.   Plaatsing

De inrichting moet aan de voorzijde van de trekker zijn aangebracht en zijn voorzien van een koppelingspen.

3.   Vorm

De inrichting moet in de vorm van een vangmuilkoppeling worden uitgevoerd. De opening ter hoogte van het midden van de koppelingspen moet 60 mm + 0,5/- 1,5 mm hoog zijn en de diepte van de vangmuil vanaf het midden van de koppelingspen moet 62 mm ± 0,5 mm bedragen.

De koppelingspen moet een diameter hebben van 30 + 1,5 mm, en voorzien zijn van een inrichting die deze pen verhindert tijdens het gebruik zijn positie te verlaten. De borging moet zodanig zijn uitgevoerd dat deze niet kan worden verloren.

De aangegeven toelaatbare afwijking van + 1,5 mm dient niet als fabricagetolerantie te worden beschouwd, maar als toelaatbaar verschil van de nominale waarden van koppelingspennen van verschillende uitvoering.


BIJLAGE II

ACHTERUITRIJINRICHTING

Elke trekker moet zijn voorzien van een achteruitrijinrichting die vanaf de bestuurdersplaats kan worden bediend.


BIJLAGE III

Deel A

Ingetrokken richtlijn met overzicht van de achtereenvolgende wijzigingen ervan

(bedoeld in artikel 6)

Richtlijn 79/533/EEG van de Raad

(PB L 145 van 13.6.1979, blz. 20)

 

Richtlijn 89/890/EEG van de Raad

(PB L 378 van 31.12.1982, blz. 45)

uitsluitend wat de verwijzing in artikel 1, lid 1, naar Richtlijn 79/533/EEG betreft

Richtlijn 97/54/EG van het Europees Parlement en de Raad

(PB L 277 van 10.10.1997, blz. 24)

uitsluitend wat de verwijzing in artikel 1, eerste streepje, naar Richtlijn 79/533/EEG betreft

Richtlijn 1999/58/EG van de Commissie

(PB L 148 van 15.6.1999, blz. 37)

 

Deel B

Termijnen voor omzetting in nationaal recht en toepassing

(bedoeld in artikel 6)

Richtlijn

Omzettingstermijn

Toepassingsdatum

79/533/EEG

21 november 1980

82/890/EEG

21 juni 1984

97/54/EG

22 september 1998

23 september 1998

1999/58/EG

30 juni 2000 (1)


(1)  Overeenkomstig artikel 2 van Richtlijn 1999/58/EG:

„1.   Met ingang van 1 juli 2000 mogen de lidstaten:

voor een type trekker de EG-typegoedkeuring, de afgifte van het in artikel 10, lid 1, derde streepje, van Richtlijn 74/150/EEG bedoelde document, of de nationale typegoedkeuring weigeren,

noch het voor de eerste maal in het verkeer brengen van trekkers verbieden,

indien deze trekkers voldoen aan de voorschriften van Richtlijn 79/533/EEG, als gewijzigd bij deze richtlijn.

2.   Met ingang van 1 januari 2001 mogen de lidstaten:

niet langer het in artikel 10, lid 1, derde streepje, van Richtlijn 74/150/EEG bedoelde document afgeven voor een type trekker, indien dit niet voldoet aan de voorschriften van Richtlijn 79/533/EEG, als gewijzigd bij deze richtlijn,

de nationale typegoedkeuring weigeren voor een type trekker, indien dit niet voldoet aan de voorschriften van Richtlijn 79/533/EEG, als gewijzigd bij deze richtlijn.”


BIJLAGE IV

CONCORDANTIETABEL

Richtlijn 79/533/EEG

Richtlijn 1999/58/EG

De onderhavige richtlijn

Artikel 1

 

Artikel 1

 

Artikel 2

Artikel 2

Artikel 3

 

Artikel 3

Artikel 4

 

Artikel 4

Artikel 5, lid 1

 

Artikel 5, lid 2

 

Artikel 5

 

Artikelen 6 en 7

Artikel 6

 

Artikel 8

Bijlage I

 

Bijlage I

Bijlage II

 

Bijlage II

 

Bijlage III

 

Bijlage IV


30.7.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 198/9


RICHTLIJN 2009/59/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 13 juli 2009

betreffende de achteruitkijkspiegels van landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen

(Gecodificeerde versie)

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 95,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 74/346/EEG van de Raad van 25 juni 1974 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de achteruitkijkspiegels van landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen (3) is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd (4). Ter wille van de duidelijkheid en een rationele ordening van de tekst dient tot codificatie van deze richtlijn te worden overgegaan.

(2)

Richtlijn 74/346/EEG is één van de bijzondere richtlijnen van het bij Richtlijn 74/150/EEG van de Raad van 4 maart 1974 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de goedkeuring van landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen geregelde EG-typegoedkeuringssysteem, thans geregeld in Richtlijn 2003/37/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003 betreffende de typegoedkeuring van landbouw- of bosbouwtrekkers en aanhangwagens, verwisselbare getrokken machines, systemen, onderdelen en technische eenheden daarvan (5) en stelt de technische voorschriften vast betreffende het ontwerp en de constructie van landbouw- of bosbouwtrekkers met betrekking tot de achteruitkijkspiegels. Deze technische voorschriften beogen de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten, teneinde de uitvoering van de bij Richtlijn 2003/37/EG geregelde EG-goedkeuringsprocedure ten aanzien van elk type trekker mogelijk te maken. Derhalve zijn de bepalingen van Richtlijn 2003/37/EG betreffende land- of bosbouwtrekkers, aanhangwagens en verwisselbare getrokken machines, alsmede de systemen, onderdelen en technische eenheden daarvan op de onderhavige richtlijn van toepassing.

(3)

Deze richtlijn dient de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage II, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht en toepassing van de aldaar genoemde richtlijnen onverlet te laten,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Onder trekker (landbouw- of bosbouwtrekker) wordt verstaan ieder motorvoertuig op wielen of rupsbanden met ten minste twee assen, voornamelijk bestemd voor tractiedoeleinden en in het bijzonder ontworpen voor het trekken, duwen, dragen of in beweging brengen van bepaalde werktuigen, machines of aanhangwagens die voor gebruik in de land- of bosbouw zijn bestemd. De trekker kan zijn ingericht voor het vervoer van een lading en van meerijders.

2.   Deze richtlijn geldt slechts voor de in lid 1 omschreven trekkers, gemonteerd op luchtbanden, met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid die ligt tussen 6 en 40 km/h.

Artikel 2

1.   De lidstaten mogen de EG-goedkeuring, het afgeven van het document bedoeld in artikel 2, punt u), van Richtlijn 2003/37/EG of de nationale goedkeuring van een trekker niet weigeren om redenen die verband houden met de achteruitkijkspiegels, indien deze beantwoorden aan de in bijlage I vermelde voorschriften.

2.   Lidstaten mogen niet langer het document afgeven bedoeld in artikel 2, punt u), van Richtlijn 2003/37/EG voor een trekkertype dat niet voldoet aan de voorschriften van deze richtlijn.

Lidstaten mogen de nationale goedkeuring weigeren van een trekkertype dat niet voldoet aan de voorschriften van deze richtlijn.

Artikel 3

De lidstaten mogen noch de inschrijving weigeren noch de verkoop, het in het verkeer brengen of het gebruik van trekkers verbieden om redenen die verband houden met de achteruitkijkspiegels, indien deze beantwoorden aan de in bijlage I vermelde voorschriften.

Artikel 4

De wijzigingen die noodzakelijk zijn om de voorschriften van bijlage I aan te passen aan de technische vooruitgang, worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 20, lid 3, van Richtlijn 2003/37/EG bedoelde procedure.

Artikel 5

De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 6

Richtlijn 74/346/EEG, zoals gewijzigd bij de in bijlage II, deel A, genoemde richtlijnen, wordt ingetrokken, onverminderd de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage II, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht en toepassing van de aldaar genoemde richtlijnen.

Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage III.

Artikel 7

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2010.

Artikel 8

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 13 juli 2009.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

H.-G. PÖTTERING

Voor de Raad

De voorzitter

E. ERLANDSSON


(1)  PB C 256 van 27.10.2007, blz. 31.

(2)  Advies van het Europees Parlement van 25 september 2007 (PB C 219 E van 28.8.2008, blz. 67) en besluit van de Raad van 22 juni 2009.

(3)  PB L 191 van 15.7.1974, blz. 1.

(4)  Zie bijlage II, deel A.

(5)  PB L 171 van 9.7.2003, blz. 1.


BIJLAGE I

1.   DEFINITIES

1.1.

Onder „achteruitkijkspiegel” wordt verstaan een inrichting welke ten doel heeft, binnen een in punt 2.5 geometrisch omschreven zichtveld een duidelijk zicht naar achteren te verschaffen, dat binnen redelijke grenzen niet wordt belemmerd door delen van de trekker of door de inzittenden van de trekker. Extra spiegels en extra achteruitkijkspiegels die zijn ontworpen om toezicht te houden op werktuigen tijdens het werk op het veld, behoeven niet noodzakelijk voor goedkeuring in aanmerking te komen, maar moeten overeenkomstig de montagevoorschriften van de punten 2.3.3 tot en met 2.3.5 zijn geplaatst.

1.2.

Onder „binnenspiegel” wordt verstaan een inrichting, als omschreven onder punt 1.1, die is aangebracht aan de binnenzijde van de opbouw.

1.3.

Onder „buitenspiegel” wordt verstaan een inrichting, als omschreven onder punt 1.1, die is aangebracht aan de buitenzijde van de trekker.

1.4.

Onder „klasse van achteruitkijkspiegels” worden verstaan alle achteruitkijkspiegels die één of meer gemeenschappelijke kenmerken of functies bezitten. Binnenspiegels worden ingedeeld in klasse I. Buitenspiegels worden ingedeeld in klasse II.

2.   VOORSCHRIFTEN VOOR DE BEVESTIGING

2.1.   Algemeen

2.1.1.

Op trekkers mogen slechts achteruitkijkspiegels van de klassen I en II worden gemonteerd die het EG-goedkeuringsmerk dragen, als bedoeld in Richtlijn 2003/97/EG van het Europees Parlement en de Raad van 10 november 2003 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake de typegoedkeuring van inrichtingen voor indirect zicht en van voertuigen met deze inrichtingen, tot wijziging van Richtlijn 70/156/EEG en tot intrekking van Richtlijn 71/127/EEG (1).

2.1.2.

Elke achteruitkijkspiegel moet zodanig zijn bevestigd dat hij onder normale rijomstandigheden niet uit zijn stand wordt gebracht.

2.2.   Aantal

Elke trekker moet zijn uitgerust met ten minste één buitenspiegel, welke in lidstaten met rechts wegverkeer op de linkerzijde is aangebracht en in lidstaten met links wegverkeer op de rechterzijde.

2.3.   Plaatsing

2.3.1.

De buitenspiegel moet zodanig zijn aangebracht dat de bestuurder, in normale houding achter het stuur zittende, het gedeelte van de weg, aangegeven in punt 2.5, kan overzien.

2.3.2.

De buitenspiegel moet zichtbaar zijn door het deel van de voorruit dat door de ruitenwisser wordt bestreken of door de zijruiten, wanneer die er zijn.

2.3.3.

De buitenspiegel mag niet aanzienlijk verder buiten het profiel van de trekker of van de combinatie trekker plus aanhangwagen uitsteken dan noodzakelijk is om aan de in punt 2.5 voorgeschreven eis inzake het zichtveld te voldoen.

2.3.4.

Indien de onderkant van een buitenspiegel zich bij een beladen trekker op minder dan 2 m afstand van het wegdek bevindt, mag deze buitenspiegel niet verder dan 0,20 m uitsteken buiten de uiterste breedte die de trekker of de combinatie trekker plus aanhangwagen zou bezitten indien deze buitenspiegel niet was aangebracht.

2.3.5.

Onder de voorwaarden, bepaald in de punten 2.3.3 en 2.3.4 mogen de buitenspiegels uitsteken buiten de toegestane maximale breedte van de trekker.

2.4.   Verstelbaarheid

2.4.1.

De binnenspiegel moet door de bestuurder in normale rijhouding kunnen worden versteld.

2.4.2.

De bestuurder moet de buitenspiegel kunnen verstellen zonder de bestuurdersplaats te verlaten. De vergrendeling in een bepaalde stand kan van buitenaf geschieden.

2.4.3.

Aan de voorschriften van punt 2.4.2 behoeft niet te worden voldaan door buitenspiegels die na door een duw omgeklapt te zijn automatisch in de vroegere stand terugkeren of daarin zonder gereedschap kunnen worden teruggebracht.

2.5.   Zichtveld

2.5.1.   Lidstaten met rechts wegverkeer

Het zichtveld van de linkerbuitenspiegel moet zodanig zijn dat de bestuurder ten minste een vlak weggedeelte van achteren tot de horizon kan overzien, welk gedeelte links is gelegen van het aan de lengteas evenwijdige verticale vlak door het meest linkse punt van de totale breedte van de trekker of van de trekker plus aanhangwagen.

2.5.2.   Lidstaten met links wegverkeer

Het zichtveld van de rechterbuitenspiegel moet zodanig zijn dat de bestuurder ten minste een vlak weggedeelte van achteren tot de horizon kan overzien, welk gedeelte rechts is gelegen van het aan de lengteas evenwijdige verticale vlak door het meest rechtse punt van de totale breedte van de trekker of van de trekker plus aanhangwagen.


(1)  PB L 25 van 29.1.2004, blz. 1.


BIJLAGE II

DEEL A

Ingetrokken richtlijn met overzicht van de achtereenvolgende wijzigingen ervan

(bedoeld in artikel 6)

Richtlijn 74/346/EEG van de Raad

(PB L 191 van 15.7.1974, blz. 1)

 

Richtlijn 82/890/EEG van de Raad

(PB L 378 van 31.12.1982, blz. 45)

uitsluitend wat de verwijzing in artikel 1, lid 1, naar Richtlijn 74/346/EEG betreft

Richtlijn 97/54/EG van het Europees Parlement en de Raad

(PB L 277 van 10.10.1997, blz. 24)

uitsluitend wat de verwijzing in artikel 1, eerste streepje, naar Richtlijn 74/346/EEG betreft

Richtlijn 98/40/EG van de Commissie

(PB L 171 van 17.6.1998, blz. 28)

 

DEEL B

Termijnen voor omzetting in nationaal recht en toepassing

(bedoeld in artikel 6)

Richtlijn

Omzettingstermijn

Toepassingsdatum

74/346/EEG

2 januari 1976

82/890/EEG

22 juni 1984

97/54/EG

22 september 1998

23 september 1998

98/40/EG

30 april 1999 (1)


(1)  Overeenkomstig artikel 2 van Richtlijn 98/40/EG:

„1.   Met ingang van 1 mei 1999 mogen de lidstaten:

voor een type trekker de EG-typegoedkeuring, de afgifte van het in artikel 10, lid 1, derde streepje, van Richtlijn 74/150/EEG bedoelde document of de nationale typegoedkeuring niet weigeren, noch

het voor de eerste maal in het verkeer brengen van trekkers verbieden, indien deze trekkers voldoen aan de voorschriften van Richtlijn 74/346/EEG, gewijzigd bij deze richtlijn.

2.   Met ingang van 1 oktober 1999 mogen de lidstaten:

niet langer het in artikel 10, lid 1, derde streepje, van Richtlijn 74/150/EEG bedoelde document afgeven voor een type trekker, indien dit niet voldoet aan de voorschriften van Richtlijn 74/346/EEG, gewijzigd bij deze richtlijn;

de nationale typegoedkeuring weigeren voor een type trekker, indien dit niet voldoet aan de voorschriften van Richtlijn 74/346/EEG, gewijzigd bij deze richtlijn.”.


BIJLAGE III

Concordantietabel

Richtlijn 74/346/EEG

Richtlijn 98/40/EG

De onderhavige richtlijn

Artikel 1

 

Artikel 1

 

Artikel 2

Artikel 2

Artikelen 3 en 4

 

Artikelen 3 en 4

Artikel 5, lid 1

 

Artikel 5, lid 2

 

Artikel 5

 

Artikel 6

 

Artikel 7

Artikel 6

 

Artikel 8

Bijlage

 

Bijlage I

 

Bijlage II

 

Bijlage III


30.7.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 198/15


RICHTLIJN 2009/60/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 13 juli 2009

betreffende de door de constructie bepaalde maximumsnelheid en de laadplatforms van landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen

(Gecodificeerde versie)

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 95,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 74/152/EEG van de Raad van 4 maart 1974 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de door de constructie bepaalde maximumsnelheid en de laadplatforms van landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen (3) is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd (4). Ter wille van de duidelijkheid en een rationele ordening van de tekst dient tot codificatie van deze richtlijn te worden overgegaan.

(2)

Richtlijn 74/152/EEG is één van de bijzondere richtlijnen van het bij Richtlijn 74/150/EEG van de Raad van 4 maart 1974 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de goedkeuring van landbouw - of bosbouwtrekkers op wielen geregelde EG-typegoedkeuringssysteem, thans geregeld in Richtlijn 2003/37/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003 betreffende de typegoedkeuring van landbouw- of bosbouwtrekkers en aanhangwagens, verwisselbare getrokken machines, systemen, onderdelen en technische eenheden daarvan (5) en stelt de technische voorschriften vast betreffende het ontwerp en de bouw van landbouw- of bosbouwtrekkers met betrekking tot de door de constructie bepaalde maximumsnelheid en de laadplatforms. Deze technische voorschriften beogen de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten, teneinde de uitvoering van de bij Richtlijn 2003/37/EG geregelde EG-goedkeuringsprocedure ten aanzien van elk type trekker mogelijk te maken. Derhalve zijn de bepalingen van Richtlijn 2003/37/EG betreffende land- of bosbouwtrekkers, aanhangwagens en verwisselbare getrokken machines, alsmede de systemen, onderdelen en technische eenheden daarvan op de onderhavige richtlijn van toepassing.

(3)

Deze richtlijn zou de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage II, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht en toepassing van de aldaar genoemde richtlijnen onverlet dienen te laten,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Onder trekker (landbouw- of bosbouwtrekker) wordt verstaan ieder motorvoertuig op wielen of rupsbanden met ten minste twee assen, voornamelijk bestemd voor tractiedoeleinden en in het bijzonder ontworpen voor het trekken, duwen, dragen of in beweging brengen van bepaalde werktuigen, machines of aanhangwagens die voor gebruik in de land- of bosbouw zijn bestemd. De trekker kan zijn ingericht voor het vervoer van een lading en van meerijders.

2.   Deze richtlijn geldt slechts voor de in lid 1 omschreven trekkers, gemonteerd op luchtbanden, met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid die ligt tussen 6 en 40 km/h.

Artikel 2

1.   De lidstaten mogen de EG-goedkeuring, het afgeven van het document bedoeld in artikel 2, punt u), van Richtlijn 2003/37/EG of de nationale goedkeuring van een trekker niet weigeren om redenen die verband houden met de door de constructie bepaalde maximumsnelheid of de laadplatforms, indien deze beantwoorden aan de in bijlage I vermelde voorschriften.

2.   Lidstaten mogen niet langer het document afgeven bedoeld in artikel 2, punt u), van Richtlijn 2003/37/EEG voor een trekkertype dat niet voldoet aan de voorschriften van deze richtlijn.

Lidstaten mogen de nationale goedkeuring weigeren van een trekkertype dat niet voldoet aan de voorschriften van deze richtlijn.

Artikel 3

De lidstaten mogen noch de inschrijving weigeren noch de verkoop, het in het verkeer brengen of het gebruik van trekkers verbieden om redenen die verband houden met de door de constructie bepaalde maximumsnelheid of de laadplatforms, indien deze beantwoorden aan de in bijlage I vermelde voorschriften.

Artikel 4

1.   De lidstaten mogen niet verbieden of eisen dat trekkers zijn uitgerust met een of meer laadplatforms.

2.   De lidstaten mogen niet verbieden dat op laadplatforms goederen worden vervoerd, die mogen worden vervoerd op aanhangwagens welke in de land- of bosbouw worden gebruikt. Binnen de door de fabrikant aangegeven grenzen staan zij een maximale belasting toe van ten minste 80 % van het lege gewicht van de rijklare trekker.

Artikel 5

De wijzigingen die noodzakelijk zijn om de voorschriften van bijlage I aan de technische vooruitgang aan te passen, worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 20, lid 3, van Richtlijn 2003/37/EG bedoelde procedure.

Artikel 6

De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 7

Richtlijn 74/152/EEG, zoals gewijzigd bij de in bijlage II, deel A, genoemde richtlijnen, wordt ingetrokken, onverminderd de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage II, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht en toepassing van de aldaar genoemde richtlijnen.

Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage III.

Artikel 8

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2010.

Artikel 9

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 13 juli 2009.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

H.-G. PÖTTERING

Voor de Raad

De voorzitter

E. ERLANDSSON


(1)  PB C 161 van 13.7.2007, blz. 37.

(2)  Advies van het Europees Parlement van 19 juni 2007 (PB C 146 E van 12.6.2008, blz. 74) en besluit van de Raad van 22 juni 2009.

(3)  PB L 84 van 28.3.1974, blz. 33.

(4)  Zie bijlage II, deel A.

(5)  PB L 171 van 9.7.2003, blz. 1.


BIJLAGE I

1.   Door de constructie bepaalde maximumsnelheid

1.1.

Met het oog op de goedkeuring wordt de gemiddelde snelheid gemeten op een rechtlijnige baan, die in beide richtingen met vliegende start wordt afgelegd. De baan moet op vaste grond zijn uitgezet en een lengte bezitten van ten minste 100 m; de baan moet vlak zijn, maar er mogen hellingen in voorkomen van ten hoogste 1,5 %.

1.2.

Bij de meting moet de trekker onbelast zijn, in rijklare toestand verkeren en niet voorzien zijn van verzwaring of speciale uitrusting, en moet de bandenspanning overeenstemmen met de voor het rijden op de weg voorgeschreven waarde.

1.3.

Bij de meting moet de trekker voorzien zijn van nieuwe banden met de grootste bandenstraal die door de fabrikant voor de trekker is aangegeven.

1.4.

De meting geschiedt bij de snelste overbrengingsverhouding met geheel geopende brandstoftoevoer.

1.5.

Met het oog op de fouten die met name het gevolg kunnen zijn van de meetmethoden en van de verhoging van het toerental bij gedeeltelijke belasting, is bij de goedkeuring een gemeten snelheid die 3 km/h meer bedraagt dan de door de constructie bepaalde maximumsnelheid nog aanvaardbaar.

1.6.

Ten einde de goedkeuringsinstantie in staat te stellen, de theoretische maximumsnelheid van de trekkers te berekenen, moet de fabrikant ter oriëntatie de volgende gegevens mededelen: de overbrengingsverhouding, de afgelegde afstand bij één volledige omwenteling van de aangedreven wielen en het toerental van de motor bij maximaal vermogen en geheel geopende brandstoftoevoer en met de regulateur, indien aanwezig, afgesteld volgens de voorschriften van de fabrikant.

2.   Laadplatform

2.1.

Het zwaartepunt van het platform moet tussen de assen liggen.

2.2.

De afmetingen van het platform moeten zodanig zijn:

dat zijn lengte niet meer bedraagt dan 1,4 maal de grootste spoorbreedte (voor of achter) van de trekker;

dat zijn breedte niet meer bedraagt dan de totale breedte van de trekker zonder uitrustingsstukken.

2.3.

Het platform dient symmetrisch te zijn aangebracht ten opzichte van de lengteas van de trekker.

2.4.

Het laadoppervlak mag zich ten hoogste 150 cm boven het wegdek bevinden.

2.5.

De montage en het type van het platform moeten zodanig zijn dat het gezichtsveld van de bestuurder bij normale belading voldoende blijft en de verschillende voorgeschreven verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen hun functie kunnen blijven vervullen.

2.6.

Het laadplatvorm moet afneembaar zijn; de bevestiging op de trekker dient zodanig te zijn dat elk gevaar voor toevallig loslaten is uitgesloten.


BIJLAGE II

Deel A

Ingetrokken richtlijn met de achtereenvolgende wijzigingen ervan

(bedoeld in artikel 7)

Richtlijn 74/152/EEG van de Raad

(PB L 84 van 28.3.1974, blz. 33)

 

Richtlijn 82/890/EEG van de Raad

(PB L 378 van 31.12.1982, blz. 45)

uitsluitend wat de verwijzing in artikel 1, lid 1, naar Richtlijn 74/152/EEG betreft

Richtlijn 88/412/EEG van de Commissie

(PB L 200 van 26.7.1988, blz. 31)

 

Richtlijn 97/54/EG van het Europees Parlement en de Raad

(PB L 277 van 10.10.1997, blz. 24)

uitsluitend wat de verwijzing in artikel 1, eerste streepje, naar Richtlijn 74/152/EEG betreft

Richtlijn 98/89/EG van de Commissie

(PB L 322 van 1.12.1998, blz. 40)

 

Deel B

Termijnen voor omzetting in nationaal recht en toepassing

(bedoeld in artikel 7)

Richtlijn

Omzettingstermijn

Toepassingsdatum

74/152/EEG

8 september 1975

82/890/EEG

22 juni 1984

88/412/EEG

30 september 1988 (1)

97/54/EG

22 september 1998

23 september 1998

98/89/EG

31 december 1999 (2)


(1)  Overeenkomstig artikel 2 van Richtlijn 88/412/EEG:

„1.   Met ingang van 1 oktober 1988 mogen de lidstaten:

voor een type trekker de EEG-goedkeuring of de afgifte van het in artikel 10, lid 1, laatste streepje, van Richtlijn 74/150/EEG bedoelde document dan wel de nationale goedkeuring niet weigeren,

het voor de eerste maal in het verkeer brengen van de trekkers niet verbieden,

indien de door de constructie bepaalde maximumsnelheid en de laadplatforms van dit type trekker of van deze trekkers aan de voorschriften van de onderhavige richtlijn voldoen.

2.   Met ingang van 1 oktober 1989 mogen de lidstaten:

niet meer het in artikel 10, lid 1, laatste streepje, van Richtlijn 74/150/EEG bedoelde document afgeven voor een type trekker, indien de door de constructie bepaalde maximumsnelheid en de laadplatforms niet aan de voorschriften van de onderhavige richtlijn voldoen.

de nationale goedkeuring van een type trekker weigeren, indien de door de constructie bepaalde maximumsnelheid en de laadplatforms niet aan de voorschriften van de onderhavige richtlijn voldoen.”.

(2)  Overeenkomstig artikel 2 van Richtlijn 98/89/EG:

„1.   Met ingang van 1 januari 2000 mogen de lidstaten:

voor een type trekker de EG-typegoedkeuring, de afgifte van het in artikel 10, lid 1, laatste streepje, van Richtlijn 74/150/EEG bedoelde document of de nationale typegoedkeuring niet weigeren,

noch het voor de eerste maal in het verkeer brengen van trekkers verbieden,

indien deze trekkers voldoen aan de voorschriften van Richtlijn 74/152/EEG, gewijzigd bij deze richtlijn.

2.   Met ingang van 1 oktober 2004 mogen de lidstaten:

niet langer het in artikel 10, lid 1, laatste streepje, van Richtlijn 74/150/EEG bedoelde document afgeven voor een type trekker, indien dit niet voldoet aan de voorschriften van Richtlijn 74/152/EEG, gewijzigd bij deze richtlijn;

de nationale typegoedkeuring weigeren voor een type trekker, indien dit niet voldoet aan de voorschriften van Richtlijn 74/152/EEG, gewijzigd bij deze richtlijn.”.


BIJLAGE III

CONCORDANTIETABEL

Richtlijn 74/152/EEG

Richtlijn 98/89/EG

De onderhavige richtlijn

Artikel 1

 

Artikel 1

 

Artikel 2

Artikel 2

Artikelen 3 t/m 5

 

Artikelen 3 t/m 5

Artikel 6, lid 1

 

Artikel 6, lid 2

 

Artikel 6

 

Artikel 7

 

Artikel 8

Artikel 7

 

Artikel 9

Bijlage

 

Bijlage I

 

Bijlage II

 

Bijlage III


30.7.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 198/20


RICHTLIJN 2009/62/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 13 juli 2009

betreffende de montageplaats voor de achterkentekenplaat van twee- of driewielige motorvoertuigen

(Gecodificeerde versie)

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 95,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 93/94/EEG van de Raad van 29 oktober 1993 betreffende de plaats voor de montage van de achterste kentekenplaat van twee- of driewielige motorvoertuigen (3) is ingrijpend gewijzigd (4). Ter wille van de duidelijkheid en een rationele ordening van de tekst dient tot codificatie van deze richtlijn te worden overgegaan.

(2)

Richtlijn 93/94/EEG is één van de bijzondere richtlijnen van het EG-typegoedkeuringssysteem dat geregeld werd bij Richtlijn 92/61/EEG van de Raad van 30 juni 1992 betreffende de goedkeuring van twee- of driewielige motorvoertuigen, thans geregeld bij Richtlijn 2002/24/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 maart 2002 betreffende de goedkeuring van twee- of driewielige motorvoertuigen (5). In Richtlijn 93/94/EEG zijn de technische voorschriften vastgesteld betreffende het ontwerp en de bouw van twee- of driewielige motorvoertuigen met betrekking tot de montageplaats voor de achterkentekenplaat. Deze technische voorschriften beoogden de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten, teneinde de uitvoering van de bij Richtlijn 2002/24/EG geregelde EG-typegoedkeuringsprocedure, ten aanzien van elk type voertuig mogelijk te maken. Derhalve zijn de bepalingen van Richtlijn 2002/24/EG betreffende voertuigsystemen, onderdelen en afzonderlijke technische eenheden op de onderhavige richtlijn van toepassing.

(3)

Deze richtlijn heeft niet ten doel de afmetingen van de in de verschillende lidstaten gebruikte kentekenplaten te harmoniseren. Het is derhalve de taak van de lidstaten erop toe te zien dat uitstekende kentekenplaten geen gevaar voor de gebruikers vormen, zonder dat zulks evenwel wijzigingen in de constructie van de voertuigen vergt.

(4)

Deze richtlijn dient de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage II, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht en toepassing van de aldaar genoemde richtlijnen onverlet te laten,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Deze richtlijn is van toepassing op de montageplaats voor de achterkentekenplaat van elk type motorvoertuig als omschreven in artikel 1 van Richtlijn 2002/24/EG.

Artikel 2

De procedure voor het verlenen van de EG-onderdeeltypegoedkeuring wat de montageplaats voor de achterkentekenplaat van een type twee- of driewielig motorvoertuig betreft, alsmede de voorwaarden voor het vrije verkeer van deze voertuigen zijn vastgesteld bij Richtlijn 2002/24/EG, in respectievelijk hoofdstuk II en hoofdstuk III.

Artikel 3

De wijzigingen die noodzakelijk zijn om de voorschriften van bijlage I aan de technische vooruitgang aan te passen, worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 18, lid 2, van Richtlijn 2002/24/EG bedoelde procedure.

Artikel 4

1.   Lidstaten mogen om redenen die verband houden met de plaats voor de montage van de achterste kentekenplaat:

noch de EG-goedkeuring van een type twee- of driewielig motorvoertuig weigeren,

noch de inschrijving, de verkoop of het in het verkeer brengen van twee- of driewielige motorvoertuigen verbieden,

voor zover de plaats voor de montage van de achterste kentekenplaat voldoet aan de eisen van deze richtlijn.

2.   Lidstaten weigeren EG-goedkeuring voor elk type twee- of driewielig motorvoertuig om redenen die verband houden met de plaats voor de montage van de achterste kentekenplaat indien niet is voldaan aan de eisen van deze richtlijn.

3.   De lidstaten delen de Commissie de tekst mede van de belangrijkste bepalingen van intern recht die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied aannemen.

Artikel 5

Richtlijn 93/94/EEG, zoals gewijzigd bij de in bijlage II, deel A, genoemde richtlijn, wordt ingetrokken, onverminderd de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage II, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht en toepassing van de aldaar genoemde richtlijnen.

Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage III.

Artikel 6

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing vanaf 1 januari 2010.

Artikel 7

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 13 juli 2009.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

H.-G. PÖTTERING

Voor de Raad

De voorzitter

E. ERLANDSSON


(1)  PB C 324 van 30.12.2006, blz. 11.

(2)  Advies van het Europees Parlement van 25 september 2007 (PB C 219 E van 28.8.2008, blz. 66) en besluit van de Raad van 22 juni 2009.

(3)  PB L 311 van 14.12.1993, blz. 83.

(4)  Zie bijlage II, deel A.

(5)  PB L 124 van 9.5.2002, blz. 1.


BIJLAGE I

1.   AFMETINGEN

De afmetingen van de montageplaats voor de achterkentekenplaat van twee- of driewielige motorvoertuigen (1) zijn als volgt.

1.1.   Bromfietsen en lichte vierwielers zonder carrosserie

1.1.1.

breedte: 100 mm;

1.1.2.

hoogte: 175 mm;

of

1.1.3.

breedte: 145 mm;

1.1.4.

hoogte: 125 mm.

1.2.   Motorfietsen, driewielers met een maximumvermogen tot 15 kW en andere vierwielers dan lichte vierwielers, zonder carrosserie

1.2.1.

breedte: 280 mm;

1.2.2.

hoogte: 210 mm.

1.3.   Driewielers met een maximumvermogen van meer dan 15 kW, lichte vierwielers met carrosserie en andere vierwielers dan lichte vierwielers, met carrosserie

1.3.1.

De voorschriften voor personenauto’s zijn van toepassing (Richtlijn 70/222/EEG van de Raad (2)).

2.   ALGEMENE PLAATSING

2.1.

De montageplaats voor de achterkentekenplaat moet zich aan de achterzijde van het voertuig bevinden, zodanig dat:

2.1.1.

de plaat geplaatst kan worden tussen de langsvlakken die gaan door de punten waar het voertuig het breedst is.

3.   HELLING

3.1.

De achterkentekenplaat:

3.1.1.

moet loodrecht staan op het middenlangsvlak van het voertuig;

3.1.2.

mag een helling van ten hoogste 30° ten opzichte van de verticaal hebben wanneer het voertuig niet beladen is, indien de van het kenteken voorziene zijde naar boven gekeerd is;

3.1.3.

mag een helling van ten hoogste 15° ten opzichte van de verticaal hebben wanneer het voertuig niet beladen is, indien de van het kenteken voorziene zijde naar beneden gekeerd is.

4.   MAXIMUMHOOGTE

4.1.

Geen enkel punt van de plaats voor de montage van de kentekenplaat mag zich op een hoogte van meer dan 1,50 m boven het wegdek bevinden wanneer het voertuig niet beladen is.

5.   MINIMUMHOOGTE

5.1.

Geen enkel punt van de plaats voor de montage van de kentekenplaat mag zich op een hoogte van minder dan 0,20 m of de straal van het wiel, indien deze minder bedraagt dan 0,20 m, boven het wegdek bevinden wanneer het voertuig niet beladen is.

6.   GEOMETRISCHE ZICHTBAARHEID

6.1.

De plaats voor de montage van de kentekenplaat moet zichtbaar zijn binnen een ruimte die wordt begrensd door twee tweevlakshoeken: één met een horizontale ribbe en bepaald door twee vlakken die door de boven- en onderrand van de plaats voor de montage van de plaat gaan en onder de in figuur 1 aangegeven hoeken ten opzichte van de horizontale ribbe staan; de andere met een vrijwel verticale ribbe en bepaald door twee vlakken die door de zijranden van de plaat gaan en die onder de in figuur 2 aangegeven hoeken ten opzichte van het middenlangsvlak staan.

Image Image


(1)  Voor bromfiesten gaat het om de kentekenplaat en/of de eventuele identificatieplaat.

(2)  PB L 76 van 6.4.1970, blz. 25.

Aanhangsel 1

Inlichtingenformulier wat betreft de montageplaats voor de achterkentekenplaat van een twee- of driewielig motorvoertuig

(bij de EG-onderdeeltypegoedkeuringsaanvraag te voegen ingeval deze los van de aanvraag om EG-goedkeuring van het voertuig wordt ingediend)

Volgnummer (door de aanvrager toegekend):

Bij de aanvraag om EG-onderdeeltypegoedkeuring wat betreft de montageplaats voor de achterkentekenplaat van een twee- of driewielig motorvoertuig moeten de inlichtingen worden verstrekt als bedoeld in de volgende punten bij bijlage II, deel 1, afdeling A, bij Richtlijn 2002/24/EG:

0.1,

0.2,

0.4 tot en met 0.6,

2.2,

2.2.1,

9.6,

9.6.1.

Aanhangsel 2

EG-onderdeeltypegoedkeuringscertificaat wat betreft de plaats voor de montage van de achterste kentekenplaat van een type twee- of driewielig motorvoertuig

MODEL

Verslag nr. … van de technische dienst … dd …

EG-onderdeeltypegoedkeuring nr. … Uitbreiding nr.…

1.

Fabrieks- of handelsmerk van het voertuig …

2.

Type voertuig …

3.

Naam en adres van de constructeur …

4.

Naam en adres van de eventueel gemachtigde van de constructeur …

5.

Voertuig ter goedkeuring aangeboden op …

6.

De EG-onderdeeltypegoedkeuring is verleend/geweigerd (1)

7.

Plaats …

8.

Datum …

9.

Handtekening …


(1)  Doorhalen wat niet van toepassing is.


BIJLAGE II

DEEL A

Ingetrokken richtlijn met de wijziging ervan

(bedoeld in artikel 5)

Richtlijn 93/94/EEG van de Raad

(PB L 311 van 14.12.1993, blz. 83)

Richtlijn 1999/26/EG van de Commissie

(PB L 118 van 6.5.1999, blz. 32)

DEEL B

Termijnen voor omzetting in nationaal recht en toepassing

(bedoeld in artikel 5)

Richtlijn

Omzettingstermijn

Toepassingsdatum

93/94/EEG

30 april 1995

1 november 1995 (1)

1999/26/EG

31 december 1999

1 januari 2000 (2)


(1)  Overeenkomstig artikel 4 van Richtlijn 93/94/EEG:

„Vanaf [1 mei 1995] mogen de lidstaten het voor het eerst in het verkeer brengen van voertuigen die aan deze richtlijn voldoen niet verbieden om redenen die met de plaats voor de montage van de achterste kentekenplaat verband houden.”

(2)  Overeenkomstig artikel 2 van Richtlijn 1999/26/EG:

„1.   Met ingang van 1 januari 2000 mogen de lidstaten om redenen die verband houden met de plaats voor de montage van de achterste kentekenplaat:

noch de EG-goedkeuring van een type twee- of driewielig motorvoertuig weigeren,

noch de inschrijving, de verkoop of het in het verkeer brengen van twee- of driewielige motorvoertuigen verbieden,

voor zover de plaats voor de montage van de achterste kentekenplaat voldoet aan de eisen van Richtlijn 93/94/EEG gewijzigd bij deze richtlijn.

2.   Met ingang van 1 juli 2000 weigeren de lidstaten EG-goedkeuring voor elk type twee- of driewielig motorvoertuig om redenen die verband houden met de plaats voor de montage van de achterste kentekenplaat indien niet is voldaan aan de eisen van Richtlijn 93/94/EEG gewijzigd bij deze richtlijn.”.


BIJLAGE III

Concordantietabel

Richtlijn 93/94/EEG

Richtlijn 1999/26/EG

De onderhavige richtlijn

Artikelen 1, 2 en 3

 

Artikelen 1, 2 en 3

 

Artikel 2, lid 1

Artikel 4, lid 1

 

Artikel 2, lid 2

Artikel 4, lid 2

Artikel 4, lid 1

 

Artikel 4, lid 2

 

Artikel 4, lid 3

 

Artikel 5

 

Artikel 6

Artikel 5

 

Artikel 7

Bijlage

 

Bijlage I

 

Bijlage II

 

Bijlage III


30.7.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 198/28


RICHTLIJN 2009/85/EG VAN DE COMMISSIE

van 29 juli 2009

tot wijziging van Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad teneinde cumatetralyl als werkzame stof in bijlage I bij die richtlijn op te nemen

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 betreffende het op de markt brengen van biociden (1), en met name op artikel 16, lid 2, tweede alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 1451/2007 van de Commissie van 4 december 2007 betreffende de tweede fase van het in artikel 16, lid 2, van Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van biociden bedoelde tienjarige werkprogramma (2) is een lijst vastgesteld van werkzame stoffen die met het oog op een mogelijke opneming daarvan in bijlage I, IA of IB bij Richtlijn 98/8/EG dienen te worden beoordeeld. Cumatetralyl is in deze lijst opgenomen.

(2)

Krachtens Verordening (EG) nr. 1451/2007 is cumatetralyl overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Richtlijn 98/8/EG beoordeeld voor gebruik in productsoort 14 (rodenticiden), zoals gedefinieerd in bijlage V bij Richtlijn 98/8/EG.

(3)

Denemarken is als rapporterende lidstaat aangewezen en heeft het verslag van de bevoegde instantie samen met een aanbeveling overeenkomstig artikel 14, leden 4 en 6, van Verordening (EG) nr. 1451/2007 op 29 september 2005 bij de Commissie ingediend.

(4)

Het verslag van de bevoegde instantie is door de lidstaten en de Commissie getoetst. Overeenkomstig artikel 15, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1451/2007 zijn de conclusies van de toetsing binnen het Permanent Comité voor biociden op 20 februari 2009 in een beoordelingsverslag opgenomen.

(5)

Uit de uitgevoerde onderzoeken blijkt dat van biociden die als rodenticide worden gebruikt en cumatetralyl bevatten, kan worden verwacht dat ze geen risico’s voor de mens opleveren, behalve bij onvoorziene voorvallen met kinderen. Er is een risico gesignaleerd voor dieren die niet tot een doelsoort behoren. Cumatetralyl wordt echter voorlopig als essentieel voor de volksgezondheid en de hygiëne beschouwd. Het is derhalve terecht cumatetralyl in bijlage I op te nemen om ervoor te zorgen dat in alle lidstaten overeenkomstig artikel 16, lid 3, van Richtlijn 98/8/EG toelatingen voor biociden die als rodenticide worden gebruikt en cumatetralyl bevatten, kunnen worden verleend, gewijzigd of ingetrokken.

(6)

In het licht van de conclusies van het beoordelingsverslag dient te worden vereist dat er op het niveau van producttoelatingen specifieke risicobeperkende maatregelen worden toegepast voor producten die cumatetralyl bevatten en als rodenticide worden gebruikt. Deze maatregelen dienen gericht te zijn op een beperking van het risico van primaire en secundaire blootstelling van mensen en dieren die niet tot een doelsoort behoren. Daartoe dienen er bepaalde algemeen geldende beperkingen te worden opgelegd, zoals een maximale concentratie, een verbod op de verkoop van de werkzame stof in producten die niet gebruiksklaar zijn, en het gebruik van bitterstoffen, terwijl er door de lidstaten per geval andere voorwaarden dienen te worden opgelegd.

(7)

Gezien de gesignaleerde risico’s dient cumatetralyl voor slechts vijf jaar in bijlage I te worden opgenomen en dient er vóór de verlenging van de opneming in bijlage I overeenkomstig artikel 10, lid 5, onder i), tweede alinea, van Richtlijn 98/8/EG een vergelijkende risicobeoordeling te worden uitgevoerd.

(8)

Het is belangrijk dat de bepalingen van deze richtlijn in alle lidstaten tegelijkertijd worden toegepast teneinde een gelijke behandeling van biociden die op de markt zijn en als werkzame stof cumatetralyl bevatten, te waarborgen en tevens het goede functioneren van de markt voor biociden in het algemeen te vergemakkelijken.

(9)

Er dient een redelijke periode te verstrijken voordat een werkzame stof in bijlage I wordt opgenomen, teneinde de lidstaten en de betrokken partijen de gelegenheid te geven om zich voor te bereiden om aan de nieuwe eisen die dit meebrengt te voldoen en om ervoor te zorgen dat aanvragers die dossiers hebben samengesteld volledig kunnen profiteren van de periode van tien jaar voor gegevensbescherming die overeenkomstig artikel 12, lid 1, onder c), ii), van Richtlijn 98/8/EG op de datum van opneming ingaat.

(10)

Na de opneming moeten de lidstaten een redelijke periode krijgen voor de uitvoering van artikel 16, lid 3, van Richtlijn 98/8/EG en met name voor de verlening, wijziging of intrekking van toelatingen voor biociden van productsoort 14 die cumatetralyl bevatten, om ervoor te zorgen dat ze aan Richtlijn 98/8/EG voldoen.

(11)

Richtlijn 98/8/EG dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd.

(12)

De in deze richtlijn vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor biociden,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Richtlijn 98/8/EG wordt overeenkomstig de bijlage bij deze richtlijn gewijzigd.

Artikel 2

1.   De lidstaten dienen uiterlijk op 30 juni 2010 de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken die nodig zijn om aan deze richtlijn te voldoen.

Zij passen die bepalingen met ingang van 1 juli 2011 toe.

Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar de onderhavige richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 3

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 4

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 29 juli 2009.

Voor de Commissie

Stavros DIMAS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 123 van 24.4.1998, blz. 1.

(2)  PB L 325 van 11.12.2007, blz. 3.


BIJLAGE

De volgende vermelding wordt als „Nr. 28” in bijlage I bij Richtlijn 98/8/EG toegevoegd:

Nr.

Triviale naam

IUPAC-naam

Identificatienummers

Minimale zuiverheid van de werkzame stof in het biocide zoals het op de markt wordt gebracht

Datum van opneming

Termijn voor de naleving van artikel 16, lid 3

(behalve voor producten die meer dan een werkzame stof bevatten; in dat geval is de termijn voor de naleving van artikel 16, lid 3, de termijn die wordt vastgesteld in het laatste besluit voor de opneming van de werkzame stoffen daarvan)

Datum waarop de opneming verstrijkt

Productsoort

Specifieke bepalingen (1)

„28

Cumatetralyl

Cumatetralyl

EC-nr.: 227-424-0

CAS-nr.: 5836-29-3

980 g/kg

1 juli 2011

30 juni 2013

30 juni 2016

14

Gezien de gesignaleerde risico’s voor dieren die niet tot een doelsoort behoren, dient er vóór de verlenging van de opneming van de werkzame stof in deze bijlage overeenkomstig artikel 10, lid 5, onder i), tweede alinea, van Richtlijn 98/8/EG een vergelijkende risicobeoordeling van de stof te worden uitgevoerd.

De lidstaten zorgen ervoor dat bij toelating de volgende voorwaarden worden gesteld:

1.

De nominale concentratie van de werkzame stof in andere producten dan traceerpoeder mag niet hoger zijn dan 375 mg/kg en er mogen alleen gebruiksklare producten worden toegelaten.

2.

De producten moeten een bitterstof en zo mogelijk een kleurstof bevatten.

3.

De primaire en secundaire blootstelling van mensen, dieren die niet tot een doelsoort behoren en het milieu moet tot een minimum worden beperkt door alle geschikte en beschikbare risicobeperkende maatregelen te overwegen en toe te passen. Het betreft hier onder andere de beperking tot uitsluitend beroepsmatig gebruik, de vaststelling van een bovengrens voor de verpakkingsgrootte en de vaststelling van verplichtingen om vastgezette lokdozen te gebruiken waar niet gemakkelijk mee geknoeid kan worden.”.


(1)  Met het oog op de toepassing van de gemeenschappelijke beginselen van bijlage VI zijn de inhoud en de conclusies van de beoordelingsverslagen beschikbaar op de website van de Commissie: http://ec.europa.eu/comm/environment/biocides/index.htm


30.7.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 198/31


RICHTLIJN 2009/86/EG VAN DE COMMISSIE

van 29 juli 2009

tot wijziging van Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad teneinde fenpropimorf als werkzame stof in bijlage I bij die richtlijn op te nemen

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 betreffende het op de markt brengen van biociden (1), en met name op artikel 16, lid 2, tweede alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 1451/2007 van de Commissie van 4 december 2007 betreffende de tweede fase van het in artikel 16, lid 2, van Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van biociden bedoelde tienjarige werkprogramma (2) is een lijst vastgesteld van werkzame stoffen die met het oog op een mogelijke opneming daarvan in bijlage I, IA of IB van Richtlijn 98/8/EG dienen te worden beoordeeld. Fenpropimorf is in die lijst opgenomen.

(2)

Krachtens Verordening (EG) nr. 1451/2007 is fenpropimorf overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Richtlijn 98/8/EG beoordeeld voor gebruik in productsoort 8 (houtconserveringsmiddelen), zoals gedefinieerd in bijlage V bij Richtlijn 98/8/EG.

(3)

Spanje is als rapporterende lidstaat aangewezen en heeft het verslag van de bevoegde instantie samen met een aanbeveling overeenkomstig artikel 14, leden 4 en 6, van Verordening (EG) nr. 1451/2007 op 4 december 2006 bij de Commissie ingediend.

(4)

Het verslag van de bevoegde instantie is door de lidstaten en de Commissie getoetst. Overeenkomstig artikel 15, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1451/2007 zijn de conclusies van de toetsing door het Permanent Comité voor biociden op 20 februari 2009 in een beoordelingsverslag opgenomen.

(5)

Uit de uitgevoerde onderzoeken blijkt dat van biociden die als houtconserveringsmiddel worden gebruikt en fenpropimorf bevatten, kan worden verwacht dat ze aan de eisen van artikel 5 van Richtlijn 98/8/EG voldoen. Fenpropimorf dient derhalve in bijlage I te worden opgenomen om ervoor te zorgen dat in alle lidstaten overeenkomstig artikel 16, lid 3, van Richtlijn 98/8/EG toelatingen voor biociden die als houtconserveringsmiddel worden gebruikt en fenpropimorf bevatten, kunnen worden verleend, gewijzigd of ingetrokken.

(6)

In het licht van de bevindingen van het beoordelingsverslag dient te worden vereist dat bij de toelating van producten die fenpropimorf bevatten en als houtconserveringsmiddel worden gebruikt, risicobeperkende maatregelen worden voorgeschreven teneinde te garanderen dat de risico’s overeenkomstig artikel 5 en bijlage VI van Richtlijn 98/8/EG tot een aanvaardbaar niveau worden beperkt. Met name dienen er adequate maatregelen te worden genomen om de bodem en het aquatisch milieu te beschermen, aangezien er tijdens de beoordeling onaanvaardbare risico’s voor deze milieucompartimenten zijn gesignaleerd. Voor industrieel gebruik bedoelde producten moeten met geschikte beschermingsmiddelen worden gebruikt als de voor industriële gebruikers gesignaleerde risico’s niet op andere manieren kunnen worden beperkt.

(7)

Niet alle mogelijke toepassingen zijn op Gemeenschapsniveau beoordeeld. Daarom is het passend dat de lidstaten de risico’s beoordelen voor de milieucompartimenten en bevolkingsgroepen die bij de risicobeoordeling op Gemeenschapsniveau niet op een representatieve wijze aan bod zijn gekomen, en dat zij er bij de verlening van toelatingen voor producten zorg voor dragen dat passende maatregelen worden genomen of specifieke voorwaarden worden opgelegd om de gesignaleerde risico’s tot een aanvaardbaar niveau te beperken.

(8)

Het is belangrijk dat de bepalingen van deze richtlijn in alle lidstaten tegelijkertijd worden toegepast teneinde een gelijke behandeling van biociden die op de markt zijn en als werkzame stof fenpropimorf bevatten, te waarborgen en tevens de goede werking van de markt voor biociden in het algemeen te vergemakkelijken.

(9)

Er dient een redelijke periode te verstrijken voordat een werkzame stof in bijlage I wordt opgenomen, teneinde de lidstaten en de betrokken partijen de gelegenheid te geven om zich voor te bereiden om aan de nieuwe eisen die dit met zich meebrengt te voldoen en om ervoor te zorgen dat aanvragers die dossiers hebben samengesteld volledig kunnen profiteren van de periode van tien jaar voor gegevensbescherming die overeenkomstig artikel 12, lid 1, onder c), punt ii), van Richtlijn 98/8/EG op de datum van opneming ingaat.

(10)

Na de opneming moeten de lidstaten een redelijke periode krijgen voor de uitvoering van artikel 16, lid 3, van Richtlijn 98/8/EG en met name voor de verlening, wijziging of intrekking van toelatingen voor biociden van productsoort 8 die fenpropimorf bevatten, om ervoor te zorgen dat ze aan Richtlijn 98/8/EG voldoen.

(11)

Richtlijn 98/8/EG moet dus dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(12)

De in deze richtlijn vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor biociden,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Richtlijn 98/8/EG wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze richtlijn.

Artikel 2

1.   De lidstaten dienen uiterlijk op 30 juni 2010 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken om aan deze richtlijn te voldoen.

Zij passen die bepalingen toe met ingang van 1 juli 2011.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 3

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 4

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 29 juli 2009.

Voor de Commissie

Stavros DIMAS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 123 van 24.4.1998, blz. 1.

(2)  PB L 325 van 11.12.2007, blz. 3.


BIJLAGE

De volgende vermelding wordt als „nr. 21” in bijlage I bij Richtlijn 98/8/EG toegevoegd:

Nr.

Triviale naam

IUPAC-naam

Identificatienummers

Minimale zuiverheid van de werkzame stof in het biocide zoals het op de markt wordt gebracht

Datum van opneming

Termijn voor de naleving van artikel 16, lid 3

(behalve voor producten die meer dan een werkzame stof bevatten; in dat geval is de termijn voor de naleving van artikel 16, lid 3, de termijn die wordt vastgesteld in het laatste besluit voor de opneming van de werkzame stoffen daarvan)

Datum waarop de opneming verstrijkt

Productsoort

Specifieke bepalingen (1)

„21

fenpropimorf

(+/-)cis-4-[3-(p-tert-butylfenyl)-2-methylpropyl]-2,6-dimethylmorfoline

EC-nr.: 266-719-9

CAS-nr. 67564-91-4

930 g/kg

1 juli 2011

30 juni 2013

30 juni 2021

8

Wanneer de lidstaten een aanvraag tot toelating van een product beoordelen overeenkomstig artikel 5 en bijlage VI, beoordelen zij, voor zover dit voor het product in kwestie relevant is, de mogelijk aan dit product blootgestelde bevolkingsgroepen en de toepassings- of blootstellingsscenario’s die bij de risicobeoordeling op Gemeenschapsniveau niet op een representatieve wijze aan bod zijn gekomen.

Wanneer de lidstaten toelating verlenen voor een product, beoordelen zij de risico’s en zien zij er vervolgens op toe dat passende maatregelen worden genomen of specifieke voorwaarden worden opgelegd om de gesignaleerde risico’s te beperken.

Er kan voor een product alleen toelating worden verleend als uit de aanvraag blijkt dat de risico’s tot een aanvaardbaar niveau kunnen worden beperkt.

De lidstaten zorgen ervoor dat bij toelating de volgende voorwaarden worden gesteld:

1.

Gezien de veronderstellingen die aan de risicobeoordeling ten grondslag liggen, dienen bij de toepassing van voor industrieel gebruik toegelaten producten passende persoonlijke beschermingsmiddelen te worden gebruikt, tenzij in de aanvraag tot toelating van het product het bewijs wordt geleverd dat de risico’s voor de industriële gebruiker op een andere wijze tot een aanvaardbaar niveau kunnen worden beperkt.

2.

Gezien de gesignaleerde risico’s voor de bodem en het aquatische milieu, moeten passende risicobeperkende maatregelen worden genomen om deze milieucompartimenten te beschermen. Met name moet op de etiketten en/of veiligheidsinformatiebladen van producten die voor industrieel gebruik worden toegelaten, worden vermeld dat pas behandeld hout na de behandeling onder een afdak en/of op een ondoordringbare harde ondergrond moet worden opgeslagen om rechtstreekse verliezen naar de bodem of naar water te voorkomen en dat verliezen met het oog op hergebruik of verwijdering moeten worden opgevangen.”


(1)  Met het oog op de toepassing van de gemeenschappelijke beginselen van bijlage VI zijn de inhoud en de conclusies van de beoordelingsverslagen beschikbaar op de website van de Commissie: http://ec.europa.eu/comm/environment/biocides/index.htm


30.7.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 198/35


RICHTLIJN 2009/87/EG VAN DE COMMISSIE

van 29 juli 2009

tot wijziging van Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad teneinde indoxacarb als werkzame stof in bijlage I bij die richtlijn op te nemen

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 betreffende het op de markt brengen van biociden (1), en met name op artikel 11, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het Verenigd Koninkrijk (Verenigd Koninkrijk) heeft op 12 december 2005 een aanvraag van DuPont de Nemours SA ontvangen, overeenkomstig artikel 11, lid 1, van Richtlijn 98/8/EG, voor de opneming van de werkzame stof indoxacarb in bijlage I of IA bij die richtlijn voor gebruik in productsoort 18 (insecticiden, acariciden en producten voor de bestrijding van andere geleedpotigen), zoals gedefinieerd in bijlage V bij Richtlijn 98/8/EG. Indoxacarb was op de in artikel 34, lid 1, van Richtlijn 98/8/EG vermelde datum niet op de markt als werkzame stof van een biocide.

(2)

Na de uitvoering van een beoordeling heeft het Verenigd Koninkrijk het verslag van de bevoegde instantie samen met een aanbeveling op 5 maart 2007 bij de Commissie ingediend.

(3)

Het verslag van de bevoegde instantie is door de lidstaten en de Commissie op 28 mei 2008 in het Permanent Comité voor biociden getoetst en de conclusies van de toetsing zijn in een beoordelingsverslag opgenomen.

(4)

Uit de verschillende uitgevoerde onderzoeken blijkt dat van biociden die als insecticiden, acariciden en producten voor de bestrijding van andere geleedpotigen worden gebruikt en indoxacarb bevatten, kan worden verwacht dat ze aan de eisen van artikel 5 van Richtlijn 98/8/EG voldoen. Indoxacarb dient derhalve in bijlage I te worden opgenomen.

(5)

Niet alle mogelijke toepassingen zijn op Gemeenschapsniveau beoordeeld. Daarom is het passend dat de lidstaten de risico’s beoordelen voor de milieucompartimenten en bevolkingsgroepen die bij de risicobeoordeling op Gemeenschapsniveau niet op een representatieve wijze aan bod zijn gekomen, en dat zij er bij de verlening van toelatingen voor producten zorg voor dragen dat passende maatregelen worden genomen of specifieke voorwaarden worden opgelegd om de gesignaleerde risico’s tot een aanvaardbaar niveau te beperken.

(6)

Gezien de conclusies van het beoordelingsverslag moet ook worden vereist dat bij de toelating van producten die indoxacarb bevatten en als insecticiden, acariciden of producten voor de bestrijding van andere geleedpotigen worden gebruikt, specifieke risicobeperkende maatregelen worden voorgeschreven.

(7)

Die maatregelen moeten gericht zijn op het beperken van het risico voor niet-doeldieren en het aquatische milieu. Daarom moeten bepaalde voorwaarden worden opgelegd zoals de verplichting om ervoor te zorgen dat de producten buiten het bereik van kinderen en gezelschapsdieren worden gehouden en niet in contact kunnen komen met water.

(8)

Er dient een redelijke periode te verstrijken voordat een werkzame stof in bijlage I wordt opgenomen, teneinde de lidstaten de gelegenheid te geven de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking te doen treden om aan deze richtlijn te voldoen.

(9)

Richtlijn 98/8/EG moet dus dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(10)

Het Permanent Comité voor biociden is op 30 mei 2008 geraadpleegd en heeft een positief advies gegeven over de ontwerp-richtlijn van de Commissie tot wijziging van bijlage I bij Richtlijn 98/8/EG teneinde indoxacarb als werkzame stof op te nemen. Op 11 juni 2008 heeft de Commissie dit ontwerp ter toetsing aan het Europees Parlement en aan de Raad voorgelegd. Het Europees Parlement heeft binnen de gestelde termijn geen bezwaar gemaakt tegen de ontwerp-maatregelen. De Raad was tegen de aanneming van de ontwerp-richtlijn door de Commissie en bracht naar voren dat de voorgestelde maatregelen de bij Richtlijn 98/8/EG verleende uitvoeringsbevoegdheden overschrijden. Bijgevolg heeft de Commissie de ontwerp-maatregelen niet aangenomen en een gewijzigd ontwerp van de betreffende richtlijn voorgelegd aan het Permanent Comité voor biociden. Het Permanent Comité is op 20 februari 2009 over dat nieuwe voorstel geraadpleegd.

(11)

De in deze richtlijn vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor biociden,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Richtlijn 98/8/EG wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze richtlijn.

Artikel 2

1.   De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk zes maanden na de inwerkingtreding van deze richtlijn aan de bepalingen daarvan te voldoen.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 3

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 4

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 29 juli 2009.

Voor de Commissie

Stavros DIMAS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 123 van 24.4.1998, blz. 1.


BIJLAGE

De volgende vermelding wordt als „nr. 19” in bijlage I bij Richtlijn 98/8/EG toegevoegd:

Nr.

Triviale naam

IUPAC-naam

Identificatienummers

Minimale zuiverheid van de werkzame stof in het biocide zoals het op de markt wordt gebracht

Datum van opneming

Termijn voor de naleving van artikel 16, lid 3

(behalve voor producten die meer dan een werkzame stof bevatten; in dat geval is de termijn voor de naleving van artikel 16, lid 3, de termijn die wordt vastgesteld in het laatste besluit voor de opneming van de werkzame stoffen daarvan)

Datum waarop de opneming verstrijkt

Productsoort

Specifieke bepalingen (1)

„19

Indoxacarb (massaverhouding van de S- en R-enantiomeren in het reactieproduct 75:25)

Reactieproduct bestaande uit methyl(S)- en methyl(R)-7-chloor-2,3,4a,5-tetrahydro-2-[methoxycarbonyl-(4-trifluormethoxyfenyl) carbamoyl]indeno[1,2-e][1,3,4]oxadiazine-4a-carboxylaat (Deze vermelding betreft het reactieproduct waarin de verhouding van de S- en R-enantiomeren 75:25 bedraagt)

EC-nr.: n.v.t.

CAS-nr.: S-enantiomeer: 173584-44-6 en R-enantiomeer: 185608-75-7)

796 g/kg

1 januari 2010

n.v.t.

31 december 2019

18

Wanneer de lidstaten een aanvraag tot toelating van een product beoordelen overeenkomstig artikel 5 en bijlage VI, beoordelen zij, voor zover dit voor het product in kwestie relevant is, de mogelijk aan dit product blootgestelde bevolkingsgroepen en de toepassings- of blootstellingsscenario’s die bij de risicobeoordeling op Gemeenschapsniveau niet op een representatieve wijze aan bod zijn gekomen.

Wanneer de lidstaten toelating verlenen voor een product, beoordelen zij de risico’s en zien zij er vervolgens op toe dat passende maatregelen worden genomen of specifieke voorwaarden worden opgelegd om de gesignaleerde risico’s te beperken.

Er kan voor een product alleen toelating worden verleend als uit de aanvraag blijkt dat de risico’s tot een aanvaardbaar niveau kunnen worden beperkt.

De lidstaten zorgen ervoor dat bij toelating de volgende voorwaarden worden gesteld:

Er moeten passende risicobeperkende maatregelen worden toegepast om de potentiële blootstelling van mensen, niet-doeldieren en het aquatische milieu tot een minimum te beperken. Op de etiketten en/of veiligheidsinformatiebladen van toegelaten producten moet het volgende worden vermeld:

1.

De producten moeten buiten het bereik van kinderen en gezelschapsdieren worden gehouden.

2.

De producten mogen niet bij externe afvoerkanalen worden geplaatst.

3.

Ongebruikte producten moeten op passende wijze worden verwijderd en mogen niet worden weggespoeld.

Voor niet-professionele gebruikers mogen alleen gebruiksklare producten worden toegelaten.”


(1)  Met het oog op de toepassing van de gemeenschappelijke beginselen van bijlage VI zijn de inhoud en de conclusies van de beoordelingsverslagen beschikbaar op de website van de Commissie: http://ec.europa.eu/comm/environment/biocides/index.htm


II Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

Raad

30.7.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 198/39


BESLUIT VAN DE RAAD

van 28 november 2008

inzake de sluiting van een Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en Barbados, Belize, de Republiek Congo, de Republiek Ivoorkust, de Republiek Fiji-eilanden, de Coöperatieve Republiek Guyana, Jamaica, de Republiek Kenia, de Republiek Madagaskar, de Republiek Malawi, de Republiek Mauritius, de Republiek Mozambique, de Federatie Saint Kitts en Nevis, de Republiek Suriname, het Koninkrijk Swaziland, de Verenigde Republiek Tanzania, de Republiek Trinidad en Tobago, de Republiek Uganda, de Republiek Zambia en de Republiek Zimbabwe inzake de gegarandeerde prijzen voor rietsuiker voor de leveringsperioden 2006/2007, 2007/2008, 2008/2009 en 1 juli 2009 tot en met 30 september 2009 en van een Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek India inzake de gegarandeerde prijzen voor rietsuiker voor dezelfde leveringsperioden

(2009/574/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 133, in samenhang met artikel 300, lid 2, eerste alinea, eerste zin,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Protocol nr. 3 betreffende ACS-suiker van bijlage V bij de ACS-EG-partnerschapsovereenkomst (1) en de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Republiek India betreffende rietsuiker (2), worden overeenkomstig artikel 1, lid 2, van dat protocol en die overeenkomst ten uitvoer gelegd in het kader van het beheer van de gemeenschappelijke marktordening voor suiker.

(2)

Het is dienstig de overeenkomsten in de vorm van briefwisselingen tussen de Europese Gemeenschap en, enerzijds, de in het protocol genoemde staten en, anderzijds, de Republiek India inzake de gegarandeerde prijzen voor rietsuiker voor de leveringsperioden 2006/2007, 2007/2008, 2008/2009 en 1 juli 2009 tot en met 30 september 2009 goed te keuren,

BESLUIT:

Artikel 1

De Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en Barbados, Belize, de Republiek Congo, de Republiek Ivoorkust, de Republiek Fiji-eilanden, de Coöperatieve Republiek Guyana, Jamaica, de Republiek Kenia, de Republiek Madagaskar, de Republiek Malawi, de Republiek Mauritius, de Republiek Mozambique, de Federatie Saint Kitts en Nevis, de Republiek Suriname, het Koninkrijk Swaziland, de Verenigde Republiek Tanzania, de Republiek Trinidad en Tobago, de Republiek Uganda, de Republiek Zambia en de Republiek Zimbabwe inzake de gegarandeerde prijzen voor rietsuiker voor de leveringsperioden 2006/2007, 2007/2008, 2008/2009 en 1 juli 2009 tot en met 30 september 2009 en de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek India inzake de gegarandeerde prijzen voor rietsuiker voor de leveringsperioden 2006/2007, 2007/2008, 2008/2009 en 1 juli 2009 tot en met 30 september 2009, worden namens de Gemeenschap goedgekeurd.

De teksten van deze overeenkomsten zijn aan dit besluit gehecht.

Artikel 2

De voorzitter van de Raad is gemachtigd de persoon/personen aan te wijzen die bevoegd is/zijn om de overeenkomsten te ondertekenen ten einde daardoor de Gemeenschap te binden.

Artikel 3

Deze beschikking wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 28 november 2008.

Voor de Raad

De voorzitter

M. BARNIER


(1)  PB L 317 van 15.12.2000, blz. 3.

(2)  PB L 190 van 23.7.1975, blz. 36.


OVEREENKOMST

in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en Barbados, Belize, de Republiek Congo, de Republiek Ivoorkust, de Republiek Fiji-eilanden, de Coöperatieve Republiek Guyana, Jamaica, de Republiek Kenia, de Republiek Madagaskar, de Republiek Malawi, de Republiek Mauritius, de Republiek Mozambique, de Federatie Saint Kitts en Nevis, de Republiek Suriname, het Koninkrijk Swaziland, de Verenigde Republiek Tanzania, de Republiek Trinidad en Tobago, de Republiek Uganda, de Republiek Zambia en de Republiek Zimbabwe inzake de gegarandeerde prijzen voor rietsuiker voor de leveringsperioden 2006/2007, 2007/2008, 2008/2009 en 1 juli 2009 tot en met 30 september 2009

Gedaan te Brussel, 2 juli 2009

Excellentie,

De vertegenwoordigers van de in Protocol nr. 3 betreffende ACS-suiker van bijlage V bij de ACS-EG-partnerschapsovereenkomst bedoelde ACS-staten en de vertegenwoordigers van de Commissie, handelend namens de Europese Gemeenschap, hebben overeenkomstig de bepalingen van genoemd protocol overeenstemming bereikt over de volgende punten:

Voor de leveringsperiode van 1 juli 2006 tot en met 30 juni 2007 bedragen de in artikel 5, lid 4, van het suikerprotocol bedoelde gegarandeerde prijzen met het oog op de in artikel 6 van het protocol bedoelde interventie:

a)

voor ruwe suiker: 496,8 EUR per ton;

b)

voor witte suiker: 631,9 EUR per ton.

Voor de leveringsperiode van 1 juli 2007 tot en met 30 juni 2008 bedragen de in artikel 5, lid 4, van het suikerprotocol bedoelde gegarandeerde prijzen met het oog op de in artikel 6 van het Protocol bedoelde interventie:

a)

voor ruwe suiker: 496,8 EUR per ton;

b)

voor witte suiker: 631,9 EUR per ton.

Voor de leveringsperiode van 1 juli 2008 tot en met 30 juni 2009 bedragen de in artikel 5, lid 4, van het suikerprotocol bedoelde gegarandeerde prijzen met het oog op de in artikel 6 van het protocol bedoelde interventie:

— 1.

van 1 juli 2008 tot en met 30 september 2008:

a)

voor ruwe suiker: 496,8 EUR per ton;

b)

voor witte suiker: 631,9 EUR per ton;

— 2.

van 1 oktober 2008 tot en met 30 juni 2009:

a)

voor ruwe suiker: 448,8 EUR per ton;

b)

voor witte suiker: 541,5 EUR per ton.

Voor de leveringsperiode van 1 juli 2009 tot en met 30 september 2009 bedragen de in artikel 5, lid 4, van het suikerprotocol bedoelde gegarandeerde prijzen met het oog op de in artikel 6 van het protocol bedoelde interventie:

a)

voor ruwe suiker: 448,8 EUR per ton;

b)

voor witte suiker: 541,5 EUR per ton.

Deze prijzen gelden voor onverpakte suiker van de standaardkwaliteit zoals omschreven in de communautaire voorschriften, geleverd cif „free out” in Europese havens van de Gemeenschap. De invoering van deze prijzen doet geen afbreuk aan de respectieve standpunten van de overeenkomstsluitende partijen ten aanzien van de beginselen voor de bepaling van de gegarandeerde prijzen.

Ik moge U verzoeken mij de ontvangst te bevestigen van deze brief en mij te bevestigen dat deze brief tezamen met uw antwoord een overeenkomst vormt tussen uw regering en de Europese Gemeenschap.

Gelieve, Excellentie, de verzekering van mijn bijzondere hoogachting te aanvaarden,

Namens de Europese Gemeenschap

Съставено в Брюксел на

Hecho en Bruselas, el

V Bruselu dne

Udfærdiget i Bruxelles den

Geschehen zu Brüssel am

Brüssel,

'Εγινε στις Βρυξέλλες, στις

Done at Brussels,

Fait à Bruxelles, le

Fatto a Bruxelles, addì

Briselē,

Priimta Briuselyje

Kelt Brüsszelben,

Magħmula fi Brussell,

Gedaan te Brussel,

Sporządzono w Brukseli dnia

Feito em Bruxelas,

Adoptat la Bruxelles,

V Bruseli

V Bruslju,

Tehty Brysselissä

Utfärdat i Bryssel den

Image

За Европейската общност

Por la Comunidad Europea

Za Evropské společenství

For Det Europæiske Fællesskab

Für die Europäische Gemeinschaft

Euroopa Ühenduse nimel

Για την Ευρωπαϊκή Κοινότητα

For the European Community

Pour la Communauté européenne

Per la Comunità europea

Eiropas Kopienas vārdā

Europos bendrijos vardu

Az Európai Közösség részéről

Għall-Komunità Ewropea

Voor de Europese Gemeenschap

W imieniu Wspólnoty Europejskiej

Pela Comunidade Europeia

Pentru Comunitatea Europeană

Za Európske spoločenstvo

Za Evropsko skupnost

Euroopan yhteisön puolesta

För Europeiska gemenskapen

Image

 

Gedaan te Brussel, 2 juli 2009

Excellentie,

Ik heb de eer u de ontvangst te bevestigen van uw brief van heden, die als volgt luidt:

„De vertegenwoordigers van de in Protocol nr. 3 betreffende ACS-suiker van bijlage V bij de ACS-EG-partnerschapsovereenkomst bedoelde ACS-staten en de vertegenwoordigers van de Commissie, handelend namens de Europese Gemeenschap, hebben overeenkomstig de bepalingen van genoemd protocol overeenstemming bereikt over de volgende punten:

Voor de leveringsperiode van 1 juli 2006 tot en met 30 juni 2007 bedragen de in artikel 5, lid 4, van het suikerprotocol bedoelde gegarandeerde prijzen met het oog op de in artikel 6 van het protocol bedoelde interventie:

a)

voor ruwe suiker: 496,8 EUR per ton;

b)

voor witte suiker: 631,9 EUR per ton.

Voor de leveringsperiode van 1 juli 2007 tot en met 30 juni 2008 bedragen de in artikel 5, lid 4, van het suikerprotocol bedoelde gegarandeerde prijzen met het oog op de in artikel 6 van het protocol bedoelde interventie:

a)

voor ruwe suiker: 496,8 EUR per ton;

b)

voor witte suiker: 631,9 EUR per ton.

Voor de leveringsperiode van 1 juli 2008 tot en met 30 juni 2009 bedragen de in artikel 5, lid 4, van het suikerprotocol bedoelde gegarandeerde prijzen met het oog op de in artikel 6 van het protocol bedoelde interventie:

— 1.

van 1 juli 2008 tot en met 30 september 2008:

a)

voor ruwe suiker: 496,8 EUR per ton;

b)

voor witte suiker: 631,9 EUR per ton.

— 2.

van 1 oktober 2008 tot en met 30 juni 2009:

a)

voor ruwe suiker: 448,8 EUR per ton;

b)

voor witte suiker: 541,5 EUR per ton.

Voor de leveringsperiode van 1 juli 2009 tot en met 30 september 2009 bedragen de in artikel 5, lid 4, van het suikerprotocol bedoelde gegarandeerde prijzen met het oog op de in artikel 6 van het protocol bedoelde interventie:

a)

voor ruwe suiker: 448,8 EUR per ton;

b)

voor witte suiker: 541,5 EUR per ton.

Deze prijzen gelden voor onverpakte suiker van de standaardkwaliteit zoals omschreven in de communautaire voorschriften, geleverd cif „free out” in Europese havens van de Gemeenschap. De invoering van deze prijzen doet geen afbreuk aan de respectieve standpunten van de overeenkomstsluitende partijen ten aanzien van de beginselen voor de bepaling van de gegarandeerde prijzen.

Ik moge u verzoeken mij de ontvangst te bevestigen van deze brief en mij te bevestigen dat deze brief tezamen met uw antwoord een overeenkomst vormt tussen mijn regering en de Europese Gemeenschap.”.

Ik heb de eer u de instemming van mijn regering met het voorafgaande te bevestigen.

Gelieve, Excellentie, de verzekering van mijn bijzondere hoogachting te aanvaarden,

Voor de respectieve regeringen van de in Protocol nr. 3 bedoelde ACS-staten

Съставено в Брюксел на

Hecho en Bruselas, el

V Bruselu dne

Udfærdiget i Bruxelles, den

Geschehen zu Brüssel am

Brüssel,

'Εγινε στις Βρυξέλλες, στις

Done at Brussels,

Fait à Bruxelles, le

Fatto a Bruxelles, addì

Briselē,

Priimta Briuselyje

Kelt Brüsszelben,

Magħmula fi Brussell,

Gedaan te Brussel,

Sporządzono w Brukseli dnia

Feito em Bruxelas,

Adoptat la Bruxelles,

V Bruseli

V Bruslju,

Tehty Brysselissä

Utfärdat i Bryssel den

Image

For the Government of Barbados

Image

For the Government of Belize

Image

Pour le gouvernement de la République du Congo

Image

Pour le gouvernement de la République de Côte d’Ivoire

Image

For the Government of the Sovereign Democratic Republic of Fiji

Image

For the Government of the Cooperative Republic of Guyana

Image

For the Government of Jamaica

Image

For the Government of the Republic of Kenya

Image

Pour le gouvernement de la République de Madagascar

Image

For the Government of the Republic of Malawi

Image

Pour le gouvernement de la République de Maurice

Image

For the Government of the Republic of Mozambique

Image

For the Government of Saint Kitts and Nevis

Image

For the Government of the Republic of Suriname

Image

For the Government of the Kingdom of Swaziland

Image

For the Government of the United Republic of Tanzania

Image

For the Government of the Republic of Trinidad and Tobago

Image

For the Government of the Republic of Uganda

Image

For the Government of the Republic of Zambia

Image

For the Government of the Republic of Zimbabwe

Image

 


OVEREENKOMST

in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek India inzake de gegarandeerde prijzen voor rietsuiker voor de leveringsperioden 2006/2007, 2007/2008, 2008/2009 en 1 juli 2009 tot en met 30 september 2009

Excellentie,

De vertegenwoordigers van India en de vertegenwoordigers van de Commissie, handelend namens de Europese Gemeenschap, hebben in het kader van de onderhandelingen als bedoeld in artikel 5, lid 4, van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek India betreffende rietsuiker overeenstemming bereikt over de volgende punten:

Voor de leveringsperiode van 1 juli 2006 tot en met 30 juni 2007 bedragen de in artikel 5, lid 4, van de suikerovereenkomst bedoelde gegarandeerde prijzen met het oog op de in artikel 6 van de overeenkomst bedoelde interventie:

a)

voor ruwe suiker: 496,8 EUR per ton;

b)

voor witte suiker: 631,9 EUR per ton.

Voor de leveringsperiode van 1 juli 2007 tot en met 30 juni 2008 bedragen de in artikel 5, lid 4, van de suikerovereenkomst bedoelde gegarandeerde prijzen met het oog op de in artikel 6 van de overeenkomst bedoelde interventie:

a)

voor ruwe suiker: 496,8 EUR per ton;

b)

voor witte suiker: 631,9 EUR per ton.

Voor de leveringsperiode van 1 juli 2008 tot en met 30 juni 2009 bedragen de in artikel 5, lid 4, van de suikerovereenkomst bedoelde gegarandeerde prijzen met het oog op de in artikel 6 van de overeenkomst bedoelde interventie:

— 1.

van 1 juli 2008 tot en met 30 september 2008:

a)

voor ruwe suiker: 496,8 EUR per ton;

b)

voor witte suiker: 631,9 EUR per ton.

— 2.

van 1 oktober 2008 tot en met 30 juni 2009:

a)

voor ruwe suiker: 448,8 EUR per ton;

b)

voor witte suiker: 541,5 EUR per ton.

Voor de leveringsperiode van 1 juli 2009 tot en met 30 september 2009 bedragen de in artikel 5, lid 4, van de suikerovereenkomst bedoelde gegarandeerde prijzen met het oog op de in artikel 6 van de overeenkomst bedoelde interventie:

a)

voor ruwe suiker: 448,8 EUR per ton;

b)

voor witte suiker: 541,5 EUR per ton.

Deze prijzen gelden voor onverpakte suiker van de standaardkwaliteit zoals omschreven in de communautaire voorschriften, geleverd cif „free out” in Europese havens van de Gemeenschap. De invoering van deze prijzen doet geen afbreuk aan de respectieve standpunten van de overeenkomstsluitende partijen ten aanzien van de beginselen voor de bepaling van de gegarandeerde prijzen.

Ik moge u verzoeken mij de ontvangst te bevestigen van deze brief en mij te bevestigen dat deze brief tezamen met uw antwoord een overeenkomst vormt tussen uw regering en de Gemeenschap.

Gelieve, Excellentie, de verzekering van mijn bijzondere hoogachting te aanvaarden.

Съставено в Брюксел на

Hecho en Bruselas, el

V Bruselu dne

Udfærdiget i Bruxelles den

Geschehen zu Brüssel am

Brüssel,

'Εγινε στις Βρυξέλλες, στις

Done at Brussels,

Fait à Bruxelles, le

Fatto a Bruxelles, addì

Briselē,

Priimta Briuselyje

Kelt Brüsszelben,

Magħmula fi Brussell,

Gedaan te Brussel,

Sporządzono w Brukseli dnia

Feito em Bruxelas,

Adoptat la Bruxelles,

V Bruseli

V Bruslju,

Tehty Brysselissä

Utfärdat i Bryssel den

Image

За Европейската общност

Por la Comunidad Europea

Za Evropské společenství

For Det Europæiske Fællesskab

Für die Europäische Gemeinschaft

Euroopa Ühenduse nimel

Για την Ευρωπαϊκή Κοινότητα

For the European Community

Pour la Communauté européenne

Per la Comunità europea

Eiropas Kopienas vārdā

Europos bendrijos vardu

Az Európai Közösség részéről

Għall-Komunità Ewropea

Voor de Europese Gemeenschap

W imieniu Wspólnoty Europejskiej

Pela Comunidade Europeia

Pentru Comunitatea Europeană

Za Európske spoločenstvo

Za Evropsko skupnost

Euroopan yhteisön puolesta

För Europeiska gemenskapen

Image

 

Excellentie,

Ik heb de eer u de ontvangst te bevestigen van uw brief van heden, die als volgt luidt:

„De vertegenwoordigers van India en de vertegenwoordigers van de Commissie, handelend namens de Europese Gemeenschap, hebben in het kader van de onderhandelingen als bedoeld in artikel 5, lid 4, van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek India betreffende rietsuiker overeenstemming bereikt over de volgende punten:

Voor de leveringsperiode van 1 juli 2006 tot en met 30 juni 2007 bedragen de in artikel 5, lid 4, van de suikerovereenkomst bedoelde gegarandeerde prijzen met het oog op de in artikel 6 van de overeenkomst bedoelde interventie:

a)

voor ruwe suiker: 496,8 EUR per ton;

b)

voor witte suiker: 631,9 EUR per ton.

Voor de leveringsperiode van 1 juli 2007 tot en met 30 juni 2008 bedragen de in artikel 5, lid 4, van de suikerovereenkomst bedoelde gegarandeerde prijzen met het oog op de in artikel 6 van de overeenkomst bedoelde interventie:

a)

voor ruwe suiker: 496,8 EUR per ton;

b)

voor witte suiker: 631,9 EUR per ton.

Voor de leveringsperiode van 1 juli 2008 tot en met 30 juni 2009 bedragen de in artikel 5, lid 4, van de suikerovereenkomst bedoelde gegarandeerde prijzen met het oog op de in artikel 6 van de overeenkomst bedoelde interventie:

— 1.

van 1 juli 2008 tot en met 30 september 2008:

a)

voor ruwe suiker: 496,8 EUR per ton;

b)

voor witte suiker: 631,9 EUR per ton.

— 2.

van 1 oktober 2008 tot en met 30 juni 2009:

a)

voor ruwe suiker: 448,8 EUR per ton;

b)

voor witte suiker: 541,5 EUR per ton.

Voor de leveringsperiode van 1 juli 2009 tot en met 30 september 2009 bedragen de in artikel 5, lid 4, van de suikerovereenkomst bedoelde gegarandeerde prijzen met het oog op de in artikel 6 van de overeenkomst bedoelde interventie:

a)

voor ruwe suiker: 448,8 EUR per ton;

b)

voor witte suiker: 541,5 EUR per ton.

Deze prijzen gelden voor onverpakte suiker van de standaardkwaliteit zoals omschreven in de communautaire voorschriften, geleverd cif „free out” in Europese havens van de Gemeenschap. De invoering van deze prijzen doet geen afbreuk aan de respectieve standpunten van de overeenkomstsluitende partijen ten aanzien van de beginselen voor de bepaling van de gegarandeerde prijzen.

Ik moge u verzoeken mij de ontvangst te bevestigen van deze brief en mij te bevestigen dat deze brief tezamen met uw antwoord een overeenkomst vormt tussen de regering van de Republiek India en de Gemeenschap.”.

Ik heb de eer u de instemming van mijn regering met het voorafgaande te bevestigen.

Gelieve, Excellentie, de verzekering van mijn bijzondere hoogachting te aanvaarden,

Съставено в Брюксел на

Hecho en Bruselas, el

V Bruselu dne

Udfærdiget i Bruxelles, den

Geschehen zu Brüssel am

Brüssel,

'Εγινε στις Βρυξέλλες, στις

Done at Brussels,

Fait à Bruxelles, le

Fatto a Bruxelles, addì

Briselē,

Priimta Briuselyje

Kelt Brüsszelben,

Magħmula fi Brussell,

Gedaan te Brussel,

Sporządzono w Brukseli dnia

Feito em Bruxelas,

Adoptat la Bruxelles,

V Bruseli

V Bruslju,

Tehty Brysselissä

Utfärdat i Bryssel den

Image

За правителството на Република Индия

Por el Gobierno de la República de la India

Za vládu Indické republiky

For regeringen for Republikken Indien

Für die Regierung der Republik Indien

India Vabariigi valitsuse nimel

Για την κυβέρνηση της Δημοκρατίας της Ινδίας

For the Government of the Republic of India

Pour le gouvernement de la République de l'Inde

Per il governo della Republica dell'India

Indijas Republikas valdības vārdā

Indijos Respublikos Vyriausybės vardu

Az Indiai Köztársaság kormánya részéről

Għall-Gvern tar-Repubblika ta' l-Indja

Voor de Regering van de Republiek India

W imieniu Rządu Republiki Indii

Pelo Governo da República Índia

Pentru Guvernul Republicii India

Za vládu Indickej republiky

Za Vlado Republike Indije

Intian tasavallan hallituksen puolesta

För Republiken Indiens regering

Image

 


30.7.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 198/54


BESLUIT VAN DE RAAD

van 27 juli 2009

tot benoeming van een Roemeens lid van het Europees Economisch en Sociaal Comité

(2009/575/EG, Euratom)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 259,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name op artikel 167,

Gelet op Besluit 2007/3/EG, Euratom (1),

Gezien de voordracht van de Roemeense regering,

Gezien het advies van de Commissie,

Overwegende dat een zetel is vrijgekomen van een lid van het Europees Economisch en Sociaal Comité door het ontslag van de heer Marius PETCU,

BESLUIT:

Artikel 1

De heer Sorin Cristian STAN, werknemersgroep (Groep II), wordt benoemd tot lid van het Europees Economisch en Sociaal Comité voor de resterende duur van het mandaat, te weten tot en met 20 september 2010.

Artikel 2

Dit besluit wordt van kracht op de dag waarop het wordt aangenomen.

Gedaan te Brussel, 27 juli 2009.

Voor de Raad

De voorzitter

C. BILDT


(1)  PB L 1 van 4.1.2007, blz. 6.


30.7.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 198/55


BESLUIT VAN DE RAAD

van 27 juli 2009

houdende benoeming van een Brits plaatsvervangend lid van het Comité van de Regio’s

(2009/576/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 263,

Gezien de voordracht van de regering van het Verenigd Koninkrijk,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 24 januari 2006 heeft de Raad Besluit 2006/116/EG aangenomen houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio’s voor de periode van 26 januari 2006 tot en met 25 januari 2010 (1).

(2)

In het Comité van de Regio’s is als gevolg van het aftreden van de heer Robert NEILL de zetel van een plaatsvervanger vrijgekomen,

BESLUIT:

Artikel 1

In het Comité van de Regio’s wordt de volgende persoon voor de verdere duur van de ambtstermijn, dit wil zeggen tot en met 25 januari 2010, tot plaatsvervanger benoemd:

de heer Roger EVANS, Assembly Member for Havering & Redbridge, England (benoemd namens de Greater London Assembly)

Artikel 2

Dit besluit wordt van kracht op de dag van zijn aanneming.

Gedaan te Brussel, 27 juli 2009.

Voor de Raad

De voorzitter

C. BILDT


(1)  PB L 56 van 25.2.2006, blz. 75.


30.7.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 198/56


BESLUIT VAN DE RAAD

van 27 juli 2009

houdende benoeming van een Spaans lid van het Comité van de Regio’s

(2009/577/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 263,

Gezien de voordracht van de Spaanse regering,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 24 januari 2006 heeft de Raad Besluit 2006/116/EG aangenomen houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio’s voor de periode van 26 januari 2006 tot en met 25 januari 2010 (1).

(2)

Door het aftreden van de heer Manuel CHAVES GONZÁLES is in het Comité van de Regio’s een zetel van lid vrijgekomen.

BESLUIT:

Artikel 1

Wordt benoemd tot lid van het Comité van de Regio’s voor de verdere duur van de ambtstermijn, te weten tot en met 25 januari 2010:

de heer José Antonio GRIŇÁN MARTÍNEZ, Presidente de la Junta de Andalucía.

Artikel 2

Dit besluit wordt van kracht op de dag van zijn aanneming.

Gedaan te Brussel, 27 juli 2009.

Voor de Raad

De voorzitter

C. BILDT


(1)  PB L 56 van 25.2.2006, blz. 75.


Commissie

30.7.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 198/57


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 9 juli 2009

tot vaststelling van de milieucriteria voor de toekenning van de communautaire milieukeur aan toeristische accommodatie

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 5619)

(Voor de EER relevante tekst)

(2009/578/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1980/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juli 2000 inzake een herzien communautair systeem voor de toekenning van milieukeuren (1) en met name op artikel 6, lid 1, tweede alinea,

Na raadpleging van het Bureau voor de milieukeur van de Europese Unie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op grond van Verordening (EG) nr. 1980/2000 kan de communautaire milieukeur worden toegekend aan een product waarvan de eigenschappen wezenlijk kunnen bijdragen tot verbeteringen van essentiële milieuaspecten.

(2)

Verordening (EG) nr. 1980/2000 bepaalt dat per productengroep specifieke criteria voor de milieukeur worden vastgesteld die op basis van de door het Bureau voor de milieukeur van de Europese Unie opgestelde criteria worden opgesteld.

(3)

Die verordening bepaalt voorts dat de herziening van de criteria voor de milieukeur en van de daarmee samenhangende beoordelings- en verificatievereisten tijdig vóór het eind van de geldigheidsperiode van de voor iedere productengroep gespecificeerde criteria moet plaatsvinden.

(4)

Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1980/2000 is een tijdige herziening uitgevoerd van de milieucriteria en van de daarmee samenhangende beoordelings- en verificatievereisten die zijn vastgesteld in Beschikking 2003/287/EG van de Commissie van 14 april 2003 tot vaststelling van de milieucriteria voor de toekenning van de communautaire milieukeur aan toeristische accommodatie (2). Die milieucriteria en de daarmee samenhangende beoordelings- en verificatievereisten zijn geldig tot en met 31 oktober 2009.

(5)

Bij die herziening is het wenselijk de definitie van de productengroep te wijzigen en nieuwe milieucriteria vast te stellen om rekening te houden met wetenschappelijke en marktontwikkelingen.

(6)

De milieucriteria en de daarmee samenhangende beoordelings- en verificatievereisten moeten geldig zijn tot vier jaar na de datum van vaststelling van deze beschikking.

(7)

Voor toeristische accommodatie moeten de milieucriteria worden onderverdeeld in verplichte en optionele criteria.

(8)

Wat betreft de aanvraagkosten en de vergoedingen voor het gebruik van de milieukeur door micro-ondernemingen in de zin van Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (3), is het in verband met de beperkte middelen van de micro-ondernemingen en hun aandeel binnen deze productengroep wenselijk om kortingen toe te passen in aanvulling op die van Verordening (EG) nr. 1980/2000 en de artikelen 1 en 2 van Beschikking 2000/728/EG van de Commissie van 10 november 2000 tot vaststelling van de aanvraagkosten en de jaarlijkse vergoedingen voor de communautaire milieukeur (4), overeenkomstig artikel 5 van Beschikking 2000/728/EG.

(9)

Beschikking 2003/287/EG moet derhalve worden vervangen.

(10)

Er moet een overgangsperiode worden vastgesteld voor dienstverleners van wie de diensten de milieukeur voor toeristische accommodatie hebben ontvangen op grond van de criteria van Beschikking 2003/287/EG, zodat zij voldoende tijd hebben om hun diensten aan te passen aan de herziene criteria en vereisten. Het moet dienstverleners ook worden toegestaan om aanvragen in te dienen krachtens de criteria van Beschikking 2003/287/EG, dan wel krachtens de criteria van deze beschikking, totdat de geldigheid van Beschikking 2003/287/EG verstrijkt.

(11)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 17 van Verordening (EG) nr. 1980/2000 ingestelde comité,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

1.   De productengroep „toeristische accommodatie” omvat de verstrekking, tegen betaling, van logies in overdekte accommodatie in behoorlijk uitgeruste kamers, waarin ten minste een bed aanwezig is, aan toeristen, reizigers en meer permanente gasten.

Logiesverstrekking in overdekte accommodatie kan ook inhouden dat wordt voorzien in het bereiden en serveren van voedsel, fitness- en vrijetijdsactiviteiten en/of groene zones.

2.   Voor de toepassing van deze beschikking omvat het bereiden en serveren van voedsel het ontbijt, omvatten fitness- en vrijetijdsactiviteiten en/of -faciliteiten sauna’s, zwembaden en alle andere soortgelijke faciliteiten op het terrein van de toeristische accommodatie en omvatten groenvoorzieningen parken en tuinen die voor de gasten toegankelijk zijn.

3.   Voor de toepassing van deze beschikking geldt voor micro-ondernemingen de definitie van Aanbeveling 2003/361/EG.

Artikel 2

1.   Voor de toekenning van de communautaire milieukeur krachtens Verordening (EG) nr. 1980/2000 (hierna „de milieukeur” genoemd) moet een toeristische accommodatie aan alle onderstaande voorwaarden voldoen:

a)

zij moet onder de productengroep „toeristische accommodatie” vallen;

b)

zij moet voldoen aan alle criteria in afdeling A van de bijlage bij deze beschikking;

c)

zij moet voldoen aan een voldoende aantal criteria in afdeling B van de bijlage bij deze beschikking teneinde het in de leden 2 en 3 bedoelde aantal punten te behalen.

2.   Voor de toepassing van lid 1, onder c), moet de toeristische accommodatie ten minste het volgende aantal punten ontvangen: 20 punten voor de hoofddienst.

3.   De in lid 2 bedoelde punten worden verhoogd met de volgende punten, mits aangeboden door dezelfde beheerder of eigenaar van de toeristische accommodatie:

a)

drie punten voor het bereiden en serveren van voedsel;

b)

drie punten voor groene of buitengebieden die voor de gasten toegankelijk zijn;

c)

drie punten voor fitness- of vrijetijdsactiviteiten of vijf punten wanneer de fitness- of vrijetijdsactiviteit plaatsvindt in een „welness centre”.

Artikel 3

1.   In afwijking van artikel 1, lid 3, van Beschikking 2000/728/EG worden bij een door een micro-onderneming ingediende aanvraag om toekenning van de milieukeur de aanvraagkosten met 75 % verlaagd, waarbij geen andere korting mogelijk is.

2.   In afwijking van artikel 2, lid 5, eerste zin, van Beschikking 2000/728/EG bedraagt de minimale jaarlijkse vergoeding voor het gebruik van de milieukeur door een micro-onderneming 100 EUR.

3.   De jaaromzet voor alle toeristische accommodaties wordt berekend door de leveringsprijs te vermenigvuldigen met het aantal overnachtingen en het resultaat van deze vermenigvuldiging met 50 % te verminderen. De leveringsprijs is de door de gast betaalde gemiddelde vergoeding voor een overnachting, met inbegrip van alle kosteloze diensten.

4.   De in artikel 2, leden 6 tot en met 10, van Beschikking 2000/728/EG vastgestelde kortingen op de minimale jaarlijkse vergoeding zijn van toepassing.

Artikel 4

De milieucriteria voor de productengroep „toeristische accommodatie” en de daarmee samenhangende beoordelings- en verificatievereisten zijn geldig tot vier jaar na de datum van vaststelling van deze beschikking.

Artikel 5

Voor administratieve doeleinden wordt aan de productengroep „toeristische accommodatie” het codenummer „025” toegekend.

Artikel 6

Beschikking 2003/287/EG wordt ingetrokken.

Artikel 7

1.   Aanvragen voor de milieukeur die binnen de productengroep „toeristische accommodatie” vallen en zijn ingediend vóór de datum van vaststelling van deze beschikking, worden beoordeeld overeenkomstig Beschikking 2003/287/EG.

2.   Aanvragen voor de milieukeur die binnen de productengroep „toeristische accommodatie” vallen en zijn ingediend vanaf de datum van vaststelling van deze beschikking, maar uiterlijk 31 oktober 2009, kunnen worden gebaseerd op de criteria van Beschikking 2003/287/EG dan wel de criteria van deze beschikking.

Die aanvragen worden beoordeeld overeenkomstig de criteria waarop zij zijn gebaseerd.

3.   Wanneer de milieukeur wordt toegekend op grond van een aanvraag die is beoordeeld aan de hand van de criteria die zijn vastgesteld in Beschikking 2003/287/EG, kan die milieukeur worden gebruikt tot twaalf maanden na de datum van vaststelling van deze beschikking.

Artikel 8

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 9 juli 2009.

Voor de Commissie

Stavros DIMAS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 237 van 21.9.2000, blz. 1.

(2)  PB L 102 van 24.4.2003, blz. 82.

(3)  PB L 124 van 20.5.2003, blz. 36.

(4)  PB L 293 van 22.11.2000, blz. 18.


BIJLAGE

KADER

De doelstelling van deze criteria

Deze criteria hebben tot doel de voornaamste milieueffecten van de drie fasen van de levenscyclus van de dienst van een toeristische accommodatie (aankoop, dienstverlening, afvalvorming) te beperken. In het bijzonder gaat het erom:

het energieverbruik te beperken,

het waterverbruik te beperken,

de afvalproductie te beperken,

het gebruik van hernieuwbare hulpbronnen en van stoffen die minder gevaarlijk voor het milieu zijn, te bevorderen,

milieuvoorlichting en -educatie te bevorderen.

Beoordelings- en verificatievereisten

De specifieke beoordelings- en verificatievereisten worden direct onder elk criterium in de afdelingen A en B vermeld. In voorkomend geval mogen andere dan de voor elk criterium vermelde beproevingsmethoden en -normen worden gehanteerd voor zover de bevoegde instantie die de aanvraag beoordeelt deze als gelijkwaardig aanvaardt. Wanneer de aanvrager verklaringen, documentatie, analysen, testrapporten of ander bewijsmateriaal moet indienen om aan te tonen dat aan de criteria wordt voldaan, wordt ervan uitgegaan dat deze afkomstig mogen zijn van de aanvrager en/of van diens leveranciers en/of van hun toeleveranciers enz., naargelang van het geval.

De bevoegde autoriteiten dienen inspecties ter plaatse uit te voeren voordat de vergunning wordt verleend.

In voorkomend geval mogen de bevoegde instanties om ondersteunende documentatie vragen en onafhankelijke verificaties uitvoeren. Gedurende de vergunningsperiode zullen de bevoegde instanties de overeenstemming met de criteria controleren.

De bevoegde instanties wordt aanbevolen bij de beoordeling van aanvragen en de controle op de overeenstemming met de criteria rekening te houden met de toepassing van erkende milieubeheerssystemen zoals EMAS of ISO 14001. (Opmerking: implementatie van dergelijke beheerssystemen is niet verplicht.)

Algemene vereisten

Om voor de milieukeur in aanmerking te komen dient de aanvrager te voldoen aan communautaire, nationale en plaatselijke wettelijke vereisten. In het bijzonder moet het volgende worden gewaarborgd:

1.

De fysieke structuur is legaal gebouwd en voldoet aan alle relevante wet- of regelgeving van het gebied waar deze is gebouwd, in het bijzonder betreffende het behoud van landschap en biodiversiteit;

2.

De fysieke structuur voldoet aan de communautaire, nationale en plaatselijke wet- en regelgeving inzake energiebehoud, waterbronnen, waterzuivering en -lozing, afvalinzameling en -verwerking, onderhoud van apparatuur, veiligheids- en gezondheidsvoorschriften;

3.

De onderneming is operationeel en geregistreerd, zoals vereist door nationale en/of plaatselijke wetgeving, en het personeel is legaal in dienst en verzekerd.

AFDELING A

VERPLICHTE CRITERIA ALS BEDOELD IN ARTIKEL 2, LID 1

ENERGIE

1.   Elektriciteit uit hernieuwbare bronnen

Ten minste 50 % van de elektriciteit die voor alle doeleinden wordt gebruikt, moet worden geleverd door hernieuwbare energiebronnen als gedefinieerd in Richtlijn 2001/77/EG van het Europees Parlement en van de Raad (1).

Dit criterium is niet van toepassing op toeristische accommodaties die geen toegang hebben tot een markt die uit hernieuwbare energiebronnen opgewekte energie aanbiedt.

Bindende contractuele beperkingen (zoals boetebepalingen) van minimaal twee jaar voor de wijziging van energieleverancier kan worden beschouwd als „geen toegang” tot een markt die uit hernieuwbare energiebronnen opgewekte energie aanbiedt.

Beoordeling en verificatie: de aanvrager legt een verklaring van (of het contract met) de elektriciteitsleverancier over waaruit blijkt om welke hernieuwbare energiebron(nen) het gaat, welk percentage van de geleverde elektriciteit van een hernieuwbare bron afkomstig is, documentatie over de gebruikte ketels (warmtegeneratoren), indien van toepassing, en een indicatie van het maximaal leverbare percentage. Ingevolge Richtlijn 2001/77/EG worden met hernieuwbare energiebronnen hernieuwbare niet-fossiele energiebronnen bedoeld (windenergie, zonne-energie, aardwarmte, golfenergie, getijdenenergie, waterkracht, biomassa, stortgas, rioolwaterzuiveringsgas en biogas). Wanneer de toeristische accommodatie geen toegang heeft tot een markt die uit hernieuwbare energiebronnen opgewekte energie aanbiedt, moet documentatie worden overlegd om de aanvraag van hernieuwbare energie aan te tonen.

2.   Steenkool en zware oliën

Zware oliën met een zwavelgehalte van meer dan 0,1 % en steenkool mogen niet als energiebron worden gebruikt. Steenkool die voor decoratiehaarden wordt gebruikt, is uitgezonderd van dit criterium.

Dit criterium is alleen van toepassing op toeristische accommodaties met een onafhankelijk verwarmingssysteem.

Beoordeling en verificatie: de aanvrager legt een verklaring van conformiteit met dit criterium over, waarin wordt aangegeven van welke energiebronnen gebruik wordt gemaakt.

3.   Rendement en warmtegeneratie

Als er een nieuwe warmtegeneratiecapaciteit wordt geïnstalleerd binnen de geldigheidsduur van de toegekende milieukeur, moet dit een hoogrendabele warmtekrachtkoppelingseenheid (zoals gedefinieerd in artikel 3 en bijlage III bij Richtlijn 2004/8/EG van het Europees Parlement en de Raad (2), een warmtepomp of een ketel met een hoog rendement zijn. In het laatste geval moet het rendement van een dergelijke ketel vier sterren zijn (ca. 92 % bij 50 °C en 95 % bij 70 °C), zulks gemeten volgens Richtlijn 92/42/EEG van de Raad (3), dan wel volgens relevante productnormen en voorschriften voor ketels die niet onder die richtlijn vallen.

Bestaande olie- en gasgestookte centraleverwarmingsketels zoals gedefinieerd in Richtlijn 92/42/EEG moeten voldoen aan rendementsnormen die ten minste gelijk zijn aan drie sterren, zoals bepaald in de richtlijn. Bestaande warmtekrachtkoppelingseenheden moeten voldoen aan de definitie van hoog rendement in Richtlijn 2004/8/EG. Het rendement van ketels die niet onder Richtlijn 92/42/EEG (4) vallen, moet in overeenstemming zijn met de instructies van de fabrikant en met voor het rendement geldende nationale en plaatselijke wetgeving, maar voor dergelijke bestaande ketels (met uitzondering van ketels op biomassa) wordt een rendement onder 88 % niet geaccepteerd.

Beoordeling en verificatie: de aanvrager legt een technische specificatie van de verantwoordelijke voor de verkoop en/of het onderhoud van de ketel over, met opgave van het rendement.

4.   Airconditioning

Airconditioners voor huishoudelijk gebruik die binnen de geldigheidsduur van de toegekende milieukeur worden aangekocht, moeten ten minste zijn ingedeeld in energie-efficiëntieklasse A zoals bepaald in Richtlijn 2002/31/EG van de Commissie (5), of een vergelijkbare energie-efficiëntie hebben.

Opmerking: dit criterium is niet van toepassing op airconditioners die ook andere energiebronnen kunnen gebruiken, op luchtwater- en waterwaterapparaten, en evenmin op eenheden met een output (koelvermogen) van meer dan 12 kW.

Beoordeling en verificatie: de aanvrager legt technische specificaties over van de fabrikant of van beroepstechnici die verantwoordelijk zijn voor de verkoop, de installatie en/of het onderhoud van het airconditioningsysteem.

5.   Energierendement van gebouwen

De toeristische accommodatie moet voldoen aan nationale wetgeving en plaatselijke bouwbesluiten met betrekking tot energierendement en de energieprestaties van gebouwen.

Beoordeling en verificatie: de aanvrager legt het energiecertificaat krachtens Richtlijn 2002/91/EG van het Europees Parlement en de Raad (6) over of, indien niet aanwezig in het nationale tenuitvoerleggingssysteem, de resultaten van een energiecontrole, uitgevoerd door een onafhankelijke deskundige op het gebied van energieprestaties van gebouwen.

6.   Raamisolatie

Alle ramen in verwarmde en/of van airconditioning voorziene kamers en gemeenschappelijke ruimten moeten, volgens de plaatselijke regelingen en naargelang de vereisten van het klimaat, een aangepaste graad van warmte-isolatie hebben en tevens in passende mate van geluidsisolatie zijn voorzien.

Alle ramen in verwarmde en/of van airconditioning voorziene kamers en gemeenschappelijke ruimten die zijn toegevoegd of vernieuwd na het verkrijgen van de communautaire milieukeur, moeten voldoen aan Richtlijn 2002/91/EG (artikelen 4, 5 en 6) en Richtlijn 89/106/EEG van de Raad (7) en hierop betrekking hebbende nationale technische vereisten voor de tenuitvoerlegging ervan.

Beoordeling en verificatie: de aanvrager legt een verklaring van een beroepstechnicus over waarin wordt bevestigd dat aan dit criterium wordt voldaan, en die de waarden van de warmtedoorgangscoëfficient bevat (U-waarde). Voor ramen die voldoen aan Richtlijn 2002/91/EG moet de aanvrager het energiecertificaat overleggen of, indien niet beschikbaar in het nationale tenuitvoerleggingssysteem, een verklaring van de aannemer.

7.   Uitschakelen van verwarming of airconditioning

Indien de verwarming en/of de airconditioning niet automatisch worden uitgeschakeld wanneer de ramen open staan, moet de gast in gemakkelijk toegankelijke informatie worden verzocht de ramen te sluiten wanneer de verwarming of de airconditioning aanstaat. Individuele verwarmings- en/of airconditioningssystemen die zijn aangeschaft na verkrijging van de communautaire milieukeur moeten worden uitgerust met een automatische uitschakeling wanneer de ramen zijn geopend.

Dit criterium is alleen van toepassing op toeristische accommodaties met verwarming en/of airconditioning.

Beoordeling en verificatie: de aanvrager legt een verklaring van conformiteit met dit criterium over, tezamen met de tekst van de informatie voor de gasten (voor zover van toepassing).

8.   Uitschakelen van lichten

Indien er in de kamers geen inrichting aanwezig is om de lichten automatisch uit te schakelen, moet de gast in gemakkelijk toegankelijke informatie worden verzocht dit bij het verlaten van de kamer zelf te doen.

Beoordeling en verificatie: de aanvrager legt een verklaring van conformiteit met dit criterium over, tezamen met de informatieprocedures.

9.   Energie-efficiënte gloeilampen

a)

Ten minste 80 % van alle in de toeristische accommodatie gebruikte gloeilampen behoren tot energie-efficiëntieklasse A als gedefinieerd in Richtlijn 98/11/EG van de Commissie (8). Dit geldt niet voor lampen met zodanige fysieke eigenschappen dat vervanging door spaarlampen niet mogelijk is.

b)

100 % van de gloeilampen met waarschijnlijk meer dan vijf branduren per dag moet behoren tot energie-efficiëntieklasse A als gedefinieerd in Richtlijn 98/11/EG. Dit geldt niet voor lampen met zodanige fysieke eigenschappen dat vervanging door spaarlampen niet mogelijk is.

Beoordeling en verificatie: de aanvrager legt een verklaring van conformiteit met beide delen van dit criterium over, tezamen met een aanduiding van de energie-efficiëntieklasse van de verschillende gebruikte gloeilampen.

10.   Apparaten voor buitenverwarming

In de toeristische accommodatie worden uitsluitend apparaten gebruikt die gebruikmaken van hernieuwbare energiebronnen om gebieden in de open lucht te verwarmen, zoals rookruimten of terrassen.

Beoordeling en verificatie: de aanvrager legt een verklaring van conformiteit met dit criterium over, waarin wordt aangegeven van welke energiebronnen gebruik wordt gemaakt, wanneer apparaten op hernieuwbare energie worden gebruikt.

WATER

11.   Debiet van kranen en douches

Het gemiddelde debiet van kranen en douches, exclusief keuken- en badkranen, mag niet hoger zijn dan 9 l per minuut.

Beoordeling en verificatie: de aanvrager legt een verklaring van conformiteit met dit criterium over en relevante documentatie, tezamen met een toelichting waaruit blijkt hoe de toeristische accommodatie aan dit criterium voldoet.

12.   Afvalemmers in toiletten

Elk toilet moet een geschikte afvalemmer hebben en de gast moet worden verzocht bepaalde soorten afval niet in het toilet, maar in de daarvoor bestemde afvalemmer te deponeren.

Beoordeling en verificatie: de aanvrager legt een verklaring van conformiteit met dit criterium over, tezamen met de desbetreffende tot de gasten gerichte informatie.

13.   Doorspoeling van urinoirs

Alle urinoirs moeten worden voorzien van hetzij een automatisch (met tijdmechanisme), hetzij een handmatig doorspoelsysteem, zodat er niet voortdurend wordt doorgespoeld.

Beoordeling en verificatie: de aanvrager legt een verklaring van conformiteit met dit criterium over, tezamen met relevante documentatie over de geïnstalleerde urinoirs.

14.   Verschonen van handdoeken en lakens

De gast wordt bij aankomt geïnformeerd over het milieubeleid van de toeristische accommodatie. In deze informatie wordt vermeld dat lakens en handdoeken in kamers hetzij op verzoek van de gast worden verschoond, hetzij standaard volgens de frequentie die is vastgesteld in het milieubeleid van de toeristische accommodatie of is vereist bij wetgeving en/of nationale regelgeving. Dit geldt alleen voor toeristische accommodaties waar de verstrekking van handdoeken en/of lakens bij de dienst is inbegrepen.

Beoordeling en verificatie: de aanvrager legt een verklaring van conformiteit met dit criterium over, tezamen met relevante documentatie waaruit blijkt hoe de gast wordt geïnformeerd en hoe de toeristische accommodatie ingaat op de verzoeken van de gast.

15.   Juiste verwijdering van afvalwater

De toeristische accommodatie informeert gasten en personeelsleden over de juiste wijze van afvalwaterlozing ter voorkoming van lozing van stoffen die de behandeling van afvalwater kunnen verhinderen, overeenkomstig het gemeentelijke afvalwaterplan en communautaire regelgeving. Wanneer er geen gemeentelijk afvalwaterplan is, verschaft de toeristische accommodatie een algemene lijst van stoffen die niet met het afvalwater mogen worden geloosd, overeenkomstig Richtlijn 2006/118/EG van het Europees Parlement en de Raad (9).

Beoordeling en verificatie: de aanvrager legt een verklaring van conformiteit met dit criterium over, tezamen met relevante documentatie (indien beschikbaar afvalwaterplan en mededeling aan gasten en personeel).

DETERGENTEN EN ONTSMETTINGSMIDDELEN

16.   Ontsmettingsmiddelen

Ontsmettingsmiddelen mogen alleen worden gebruikt indien zij nodig zijn om aan de wettelijke hygiënevoorschriften te voldoen.

Beoordeling en verificatie: de aanvrager legt een verklaring van conformiteit met dit criterium over, tezamen met een aanduiding van de plaatsen waar en de tijdstippen waarop ontsmettingsmiddelen worden gebruikt.

AFVAL

17.   Afvalscheiding door de gasten

Gasten worden geïnformeerd over hoe en waar zij hun afval kunnen scheiden overeenkomstig de beste plaatselijke of nationale systemen binnen de gebieden waartoe de toeristische accommodatie behoort. Er moeten passende bakken voor het scheiden van afval beschikbaar zijn in de kamers of op gemakkelijk bereikbare afstand.

Beoordeling en verificatie: de aanvrager legt een verklaring van conformiteit met dit criterium over, tezamen met relevante documentatie over de informatie aan gasten en de uitleg waar de bakken in de toeristische accommodatie staan.

18.   Afvalscheiding

Afval wordt gescheiden in de categorieën die door de lokale of nationale afvalbeheerdiensten afzonderlijk kunnen worden behandeld, waarbij speciale voorzichtigheid wordt betracht met betrekking tot gevaarlijk afval, dat wordt gescheiden, ingezameld en verwijderd zoals genoemd in Beschikking 2000/532/EG van de Commissie (10), en er worden stappen ondernomen voor een passende verwerking ervan. Deze lijst omvat onder andere toners, inkt, koel- en elektrische apparatuur, batterijen, spaarlampen, geneesmiddelen, oliën en vetten enz., en elektrische apparaten zoals genoemd in de Richtlijnen 2002/96/EG (11) en 2002/95/EG (12) van het Europees Parlement en de Raad.

Indien de plaatselijke instanties niet in gescheiden afvalinzameling en/of -verwijdering voorzien, moet de leiding van de toeristische accommodatie deze instanties schriftelijk haar bereidheid mededelen om het afval gescheiden aan te bieden, en haar bezorgdheid uiten over het ontbreken van gescheiden afvalinzameling en/of -verwijdering. Indien de plaatselijke instantie geen voorzieningen voor de verwijdering van gevaarlijk afval heeft, moet de aanvrager ieder jaar een verklaring van deze instantie overleggen waarin wordt bevestigd dat een systeem voor de verwijdering van gevaarlijk afval ontbreekt.

Het verzoek aan de plaatselijke instantie om te voorzien in gescheiden afvalinzameling en/of -verwijdering moet jaarlijks worden herhaald.

Beoordeling en verificatie: de aanvrager legt een verklaring van conformiteit met dit criterium over, tezamen met een aanduiding van de verschillende afvalcategorieën die de lokale instanties accepteren, en/of relevante contracten met particuliere bedrijven. In voorkomend geval moet de aanvrager jaarlijks de desbetreffende verklaring aan de lokale instantie overleggen.

19.   Wegwerpproducten

Tenzij de wet zulks vereist, mogen geen wegwerptoiletartikelen (niet navulbaar), zoals shampoo en zeep, en andere producten (niet herbruikbaar) zoals douchekapjes, borstels, nagelvijltjes enz. worden gebruikt. Waar dergelijke producten bij wet worden vereist, moet de aanvrager zijn gasten beide mogelijkheden bieden en hen met passende communicatie stimuleren om de niet-wegwerpartikelen te gebruiken.

Wegwerpbekers en -glazen en wegwerpborden en -bestek mogen uitsluitend worden gebruikt wanneer zij zijn gemaakt van hernieuwbare grondstoffen en biologisch afbreekbaar en composteerbaar zijn volgens EN 13432.

Beoordeling en verificatie: de aanvrager legt een verklaring van conformiteit met dit criterium over, tezamen met relevante informatie waarin wordt uitgelegd hoe aan het criterium wordt voldaan (inclusief de wetgeving op grond waarvan het gebruik van wegwerpproducten vereist is) en consistente documentatie betreffende de navulbare producten en/of de aan de gasten verstrekte informatie betreffende het stimuleren van het gebruik van herbruikbare producten (indien van toepassing).

Teneinde aan te tonen dat wegwerpbekers en -glazen en wegwerpborden en -bestek voldoen aan dit criterium, moet bewijs van de naleving van EN 13432 worden overgelegd.

20.   Ontbijtverpakkingen

Tenzij de wet zulks vereist mogen geen portieverpakkingen worden gebruikt bij het serveren van ontbijt en ander voedsel, met uitzondering van smeerbare dierlijke vetproducten (zoals boter, margarine en zachte kaas), chocoladepasta en pindakaas, en confiture en jam voor diëten of diabetici.

Beoordeling en verificatie: de aanvrager legt een verklaring van conformiteit met dit criterium over, en een uitvoerige toelichting waaruit blijkt hoe de toeristische accommodatie aan dit criterium voldoet, tezamen met een lijst van gebruikte portieverpakkingen en de wetgeving waarin dit wordt vereist.

ANDERE DIENSTEN

21.   Rookverbod in openbare ruimten

Alle openbare binnenruimten bevatten een gedeelte waar niet mag worden gerookt.

Beoordeling en verificatie: de aanvrager legt een verklaring van conformiteit met dit criterium over.

22.   Openbaar vervoer

Gasten en personeel moeten via het belangrijkste communicatiekanaal gemakkelijk toegang hebben tot informatie over de manier waarop de toeristische accommodatie met het openbaar vervoer bereikbaar is. Wanneer openbaar vervoer niet voorhanden is, moet tevens informatie over andere uit milieuoogpunt te prefereren middelen van vervoer worden verschaft.

Beoordeling en verificatie: de aanvrager legt een verklaring van conformiteit met dit criterium over, tezamen met exemplaren van het beschikbare informatiemateriaal.

ALGEMEEN BEHEER

Aanvragers met een uit hoofde van Verordening (EG) nr. 761/2001 van het Europees Parlement en de Raad (13) geregistreerd of op grond van ISO 14001 gecertificeerd milieubeheerssysteem voldoen automatisch aan onderstaande algemene beheerscriteria, met uitzondering van de criteria 27, 28 en 29 (gegevensverzameling en informatie). In zulke gevallen vormt de EMAS-registratie of de ISO 14001-certificering het bewijs dat aan deze criteria wordt voldaan.

23.   Onderhoud van ketels en airconditioningsystemen

Onderhoud van ketels en airconditioningssystemen moet ten minste eenmaal per jaar plaatsvinden, of vaker naargelang van de wettelijke vereisten of de behoefte, en wel door behoorlijk gekwalificeerde beroepstechnici, op basis van IEC- of nationale normen waar deze van toepassing zijn, dan wel volgens de instructies van de fabrikant.

Voor airconditioningssystemen moet het onderhoud (controle op lekkage en reparaties) worden uitgevoerd volgens Verordening (EG) nr. 842/2006 van het Europees Parlement en de Raad (14), in lijn met de hoeveelheid F-gas (gefluoreerd broeikasgas) die het systeem bevat, als volgt:

ten minste één keer per jaar voor systemen die 3 kg of meer F-gas bevatten (dit geldt niet voor apparaten met hermetisch afgesloten systemen, die als zodanig zijn geëtiketteerd en minder dan 6 kg gefluoreerd broeikasgas bevatten);

ten minste één keer per half jaar voor systemen die 30 kg of meer F-gas bevatten;

ten minste één keer per drie maanden voor systemen die 300 kg of meer F-gas bevatten.

Beoordeling en verificatie: de aanvrager legt een verklaring van conformiteit met alle delen van dit criterium over, tezamen met een beschrijving van de ketels en hun onderhoudsplan, alsmede met bijzonderheden over de met het onderhoud belaste personen/bedrijven en een lijst van punten die bij het onderhoud worden gecontroleerd.

Voor airconditioningssystemen die 3 kg of meer F-gas bevatten verstrekt de aanvrager documenten over de hoeveelheid en het type F-gas dat is geïnstalleerd, de toegevoegde hoeveelheden en de tijdens het onderhoud en de uiteindelijke afvoer teruggewonnen hoeveelheden, evenals de identificatie van het bedrijf of de monteur die verantwoordelijk is voor het onderhoud, alsmede de data en resultaten van controles op lekkage en relevante informatie waarin de aparte stationaire apparatuur met meer dan 30 kg F-gas wordt vermeld.

24.   Beleid en milieuprogramma

De bedrijfsleiding moet een milieubeleid hebben en een eenvoudige milieubeleidsverklaring alsmede een nauwkeurig geformuleerd actieprogramma opstellen om te verzekeren dat dit milieubeleid daadwerkelijk wordt uitgevoerd.

In het actieprogramma moeten doelstellingen worden aangegeven voor de te leveren milieuprestaties met betrekking tot energie, water, chemicaliën en afval, welke om de twee jaar, met inachtneming van de optionele criteria en de verzamelde gegevens (indien beschikbaar), moeten worden herzien. Hierbij moet de persoon worden vermeld die optreedt als milieuverantwoordelijke van de toeristische accommodatie en die verantwoordelijk is voor het nemen van de nodige maatregelen en de verwezenlijking van de milieudoelstellingen. Het milieubeleid kan door de gasten worden geraadpleegd. Door middel van vragen- of controlelijsten zullen op- en aanmerkingen van gasten worden verzameld en hiermee moet rekening worden gehouden.

Beoordeling en verificatie: de aanvrager legt een verklaring van conformiteit met dit criterium over, tezamen met een exemplaar van het milieubeleid of de beleidsverklaring en het actieprogramma, en van de procedures die worden gevolgd om rekening te houden met de inbreng van gasten.

25.   Opleiding van personeel

De leiding van de toeristische accommodatie moet zorgen voor informatie en opleiding voor het personeel, waaronder schriftelijk vastgelegde procedures of handleidingen, om te zorgen dat milieumaatregelen worden toegepast en om het personeel milieuvriendelijk gedrag bij te brengen. De volgende onderwerpen worden in het bijzonder onder de aandacht gebracht:

 

Betreffende energiebesparing:

het personeel wordt opgeleid in manieren om energie te besparen.

 

Betreffende waterbesparing:

het personeel wordt opgeleid om elke dag te controleren of er zichtbare lekken zijn en zo nodig passende maatregelen te nemen;

bloemen en buitengebieden worden gewoonlijk vóór de middag of na zonsondergang bewaterd, waar dit door regionale of klimatologische omstandigheden wenselijk is;

het personeel wordt ingelicht over het beleid van de toeristische accommodatie inzake criterium 14 betreffende het verschonen van handdoeken, en wordt geïnstrueerd over de manier om aan dit criterium te voldoen.

 

Betreffende chemische stoffen:

het personeel wordt opgeleid om de aanbevolen hoeveelheid detergenten en ontsmettingsmiddelen die op de verpakking worden vermeld, niet te overschrijden.

 

Betreffende afval:

het personeel wordt opgeleid om afval in categorieën die afzonderlijk kunnen worden behandeld door de plaatselijke of nationale afvalbeheerdiensten, zoals gedefinieerd in criterium 18, in te zamelen, te scheiden en naar passende afvalverwerking te brengen;

het personeel wordt opgeleid om gevaarlijk afval, zoals genoemd in Beschikking 2000/532/EG en zoals gedefinieerd in criterium 18, in te zamelen, te scheiden en naar passende afvalverwerking te brengen.

Alle nieuwe personeelsleden krijgen een passende opleiding binnen vier weken na aanvang van hun werkzaamheden en alle personeelsleden ten minste één keer per jaar.

Beoordeling en verificatie: de aanvrager legt een verklaring van conformiteit met dit criterium over, tezamen met bijzonderheden over het opleidingsprogramma en de inhoud ervan, onder vermelding van welke medewerkers welke opleiding hebben gekregen en de data waarop deze opleidingen hebben plaatsgevonden. De aanvrager legt ook exemplaren van procedures en personeelsmededelingen betreffende alle genoemde onderwerpen over.

26.   Informeren van gasten

De leiding van de toeristische accommodatie moet de gasten, inclusief conferentiedeelnemers, informeren over haar milieubeleid, met inbegrip van veiligheids- en brandveiligheidsaspecten, en hen vragen om de uitvoering te ondersteunen. De aan gasten kenbaar gemaakte informatie verwijst naar de genomen maatregelen in het kader van het milieubeleid en geeft informatie over de communautaire milieukeur. Aan de gasten moet bij de receptie informatie worden uitgereikt, met inbegrip van een vragenlijst waarin zij hun visie op de milieuaspecten van de toeristische accommodatie kenbaar kunnen maken. Verzoeken aan de gasten om de milieudoelstellingen te ondersteunen, moeten voor hen zichtbaar worden aangebracht, en met name in de openbare ruimten en de kamers.

De specifieke acties voor de verschillende gebieden zijn als volgt:

 

Betreffende energie:

indien van toepassing, volgens criteria 7 en 8, gasten informeren over het uitschakelen van verwarming, airconditioning en lampen.

 

Betreffende water en afvalwater:

in badkamers is passende informatie aanwezig voor de gast over hoe hij de toeristische accommodatie kan helpen om water te besparen;

de gast wordt gevraagd om het personeel te waarschuwen bij lekkages;

in de toiletten worden gasten via mededelingen gevraagd om hun afval in de afvalbakken te deponeren, in plaats van in de toiletten.

 

Betreffende afval:

gasten worden geïnformeerd over het afvalbeperkingsbeleid van de toeristische accommodatie en het gebruik van kwaliteitsproducten in plaats van wegwerpproducten en portieverpakkingen, en worden aangemoedigd om niet-wegwerpproducten te gebruiken in gevallen waar de wetgeving het gebruik van wegwerpartikelen vereist;

gasten worden geïnformeerd over hoe en waar zij binnen het gebied dat tot de toeristische accommodatie behoort, volgens de plaatselijke of nationale systemen afval kunnen scheiden en waar zij gevaarlijke stoffen kunnen inleveren.

Beoordeling en verificatie: de aanvrager legt een verklaring van conformiteit met dit criterium over, tezamen met exemplaren van de informatiebladen en mededelingen ten behoeve van de gasten, en geeft aan welke procedures worden gevolgd om de vragenlijsten te verspreiden en in te zamelen en met de antwoorden rekening te houden.

27.   Gegevens over energie- en waterverbruik

De toeristische accommodatie moet procedures hebben voor het inzamelen en bijhouden van gegevens over het totale energieverbruik (kWh), het verbruik van elektriciteit en andere energie (kWh), en het waterverbruik (in liter).

De gegevens moeten tijdens het openingsseizoen van de toeristische accommodatie waar mogelijk maandelijks of ten minste jaarlijks worden verzameld en eveneens worden uitgedrukt in verbruik per overnachting en per m2 binnenruimte.

De toeristische accommodatie moet de resultaten jaarlijks doorgeven aan de bevoegde instantie die de aanvraag heeft beoordeeld.

Beoordeling en verificatie: de aanvrager legt een verklaring van conformiteit met dit criterium over, tezamen met een beschrijving van de procedures. Bij de aanvraag voegt hij de gegevens van bovengenoemd verbruik over ten minste de zes voorgaande maanden (indien beschikbaar), en vervolgens verstrekt hij deze gegevens jaarlijks, steeds over het voorgaande jaar of de voorgaande openingsperiode.

28.   Inzameling van andere gegevens

De toeristische accommodatie moet procedures hebben voor het inzamelen en het bijhouden van gegevens over het verbruik van chemicaliën, uitgedrukt in kg en/of liter, waarbij wordt vermeld of het product al dan niet geconcentreerd is, alsmede de hoeveelheid geproduceerd afval (in liter en/of kg ongesorteerd afval).

De gegevens moeten waar mogelijk maandelijks of ten minste jaarlijks worden ingezameld en moeten eveneens worden uitgedrukt in verbruik of productie per overnachting en per m2 binnenruimte.

De toeristische accommodatie moet de resultaten jaarlijks doorgeven aan de bevoegde instantie die de aanvraag heeft beoordeeld.

Beoordeling en verificatie: de aanvrager legt een verklaring van conformiteit met dit criterium over, tezamen met een beschrijving van de procedures. Bij de aanvraag voegt hij de gegevens van bovengenoemd verbruik over ten minste de zes voorgaande maanden (indien beschikbaar), en vervolgens verstrekt hij deze gegevens jaarlijks, steeds over het voorgaande jaar of de voorgaande openingsperiode. De aanvrager geeft aan welke diensten er worden aangeboden en of wasgoed ter plaatse wordt gereinigd.

29.   In de milieukeur op te nemen informatie

Kader 2 van de milieukeur moet de volgende tekst bevatten:

„Deze toeristische accommodatie neemt actief maatregelen om hernieuwbare energiebronnen te gebruiken, om energie en water te besparen, om de hoeveelheid afval te beperken en om het plaatselijke milieu te verbeteren.”

Beoordeling en verificatie: de aanvrager verstrekt een voorbeeld van de wijze waarop hij de milieukeur zal gebruiken, alsmede een verklaring dat aan dit criterium is voldaan.

AFDELING B

OPTIONELE CRITERIA ALS BEDOELD IN ARTIKEL 2, LEDEN 1 EN 2

Aan elk van de criteria in dit deel is een waarde in punten of in gedeelten daarvan toegekend. Om voor toekenning van de milieukeur in aanmerking te komen, moet de toeristische accommodatie minimaal 20 punten behalen.

Het vereiste puntentotaal wordt voor elk van de volgende bijkomende, door de beheerder of eigenaar van de toeristische accommodatie aangeboden diensten met 3 punten verhoogd:

het bereiden en serveren van voedsel (inclusief ontbijt);

fitness- of vrijetijdsactiviteiten; hieronder vallen sauna’s, zwembaden en alle andere soortgelijke faciliteiten in de toeristische accommodatie. Als de fitness- of vrijetijdsactiviteiten worden uitgevoerd in een „welness centre” wordt het vereiste puntentotaal verhoogd met 5 in plaats van 3 punten;

groenvoorzieningen of buitengebieden, inclusief parken en tuinen, die toegankelijk zijn voor gasten.

ENERGIE

30.   Opwekken van elektriciteit door middel van hernieuwbare energiebronnen (maximaal 4 punten)

De toeristische accommodatie moet beschikken over een generator voor elektriciteitsopwekking met zonne-energie (zonnecellen), plaatselijke waterkracht, aardwarmte, biomassa of windenergie waardoor in ten minste 20 % van de totale jaarlijkse elektriciteitsbehoefte wordt voorzien of zal worden voorzien (2 punten).

De toeristische accommodatie moet een nettohoeveelheid elektriciteit aan het elektriciteitsnet leveren die uit hernieuwbare energiebronnen is geproduceerd (2 punten).

Beoordeling en verificatie: de aanvrager legt een verklaring van conformiteit met dit criterium over, tezamen met documentatie over het systeem voor zonne-energie, waterkracht, aardwarmte, biomassa of windenergie en gegevens over de potentiële en effectieve output, evenals documentatie over de elektriciteitsstromen van en naar het elektriciteitsnet als bewijs van eventuele nettobijdragen aan elektriciteit uit hernieuwbare bronnen aan het elektriciteitsnet.

31.   Energie uit hernieuwbare energiebronnen (maximaal 2 punten)

Ten minste 70 % van de totale energie die wordt gebruikt om kamers te verwarmen of te koelen of om sanitair water te verwarmen, moet afkomstig zijn van hernieuwbare energiebronnen (1,5 punt; 2 punten wanneer 100 % van de daarvoor gebruikte energie van de toeristische accommodatie afkomstig is uit hernieuwbare bronnen).

Beoordeling en verificatie: de aanvrager legt een verklaring van conformiteit met dit criterium over, tezamen met gegevens over het energieverbruik bij de verwarming van ruimten en warm water, alsmede documentatie waaruit blijkt dat ten minste 70 % of 100 % van deze energie door hernieuwbare energiebronnen wordt geleverd.

32.   Energie-efficiëntie van de verwarmingsketel (1,5 punt)

De toeristische accommodatie moet beschikken over viersterrenketels als bedoeld in Richtlijn 92/42/EEG.

Beoordeling en verificatie: de aanvrager legt een verklaring van conformiteit met dit criterium over, tezamen met passende documentatie.

33.   NOx-emissies van de ketels (1,5 punt)

De ketels moeten behoren tot klasse 5 van de norm EN 297 prA3 inzake NOx-emissies en moeten minder produceren dan 60 mg NOx/kWh (gasgestookte ketel met rookgascondensor) of 70 mg NOx/kWh (gasgestookte ketel zonder rookgascondensor met een nominale output van maximaal 120 kW).

Beoordeling en verificatie: de aanvrager legt een verklaring van conformiteit met dit criterium over, tezamen met een rapport of technische specificaties van de beroepstechnici die verantwoordelijk zijn voor de verkoop en/of het onderhoud van de ketel.

34.   Stadsverwarming (1,5 punt)

De verwarming van de toeristische accommodatie moet worden verzorgd via een efficiënt stadsverwarmingssysteem, voor de toepassing van de milieukeur als volgt gedefinieerd:

Het genereren van warmte geschiedt in hoogrendabele warmtekrachtkoppelingseenheden zoals gedefinieerd in Richtlijn 2004/8/EG en de daarmee verband houdende beschikkingen van de Commissie of ketels die alleen warmte produceren met een rendement dat vergelijkbaar is met of hoger is dan de van toepassing zijnde referentiewaarde, die is vastgesteld bij Beschikking 2007/74/EG van de Commissie (15);

en bovendien:

de leidingen in het distributienet van de stadsverwarming moeten voldoen aan de vereisten als bepaald in de van toepassing zijnde CEN-normen voor dergelijke leidingen.

Beoordeling en verificatie: de aanvrager legt een verklaring van conformiteit met dit criterium over, tezamen met documentatie waaruit blijkt dat er een aansluiting op het stadsverwarmingssysteem is.

35.   Warmtekrachtkoppeling (1,5 punt)

De voor de toeristische accommodatie benodigde elektriciteit en warmte moet worden geleverd door een hoogrendabele warmtekrachtkoppelingseenheid overeenkomstig Richtlijn 2004/8/EG. Indien de toeristische accommodatie zelf een dergelijke warmtekrachtkoppelingseenheid heeft, moet deze minimaal 70 % van het totale warmte- en elektriciteitsverbruik ter plaatse leveren. De levering wordt berekend overeenkomstig de methode van Richtlijn 2004/8/EG.

Beoordeling en verificatie: de aanvrager legt een verklaring van conformiteit met dit criterium over, tezamen met documentatie over de betrokken warmtekrachtkoppelingcentrale.

36.   Warmtepomp (maximaal 2 punten)

De toeristische accommodatie moet beschikken over een warmtepomp voor warmteproductie en/of airconditioning (1,5 punt). De toeristische accommodatie moet beschikken over een warmtepomp met de communautaire milieukeur of een andere milieukeur van ISO-type I (2 punten).

Beoordeling en verificatie: de aanvrager legt een verklaring van conformiteit met dit criterium over, tezamen met documentatie over de warmtepomp.

37.   Warmteterugwinning (maximaal 1,5 punt)

De toeristische accommodatie moet beschikken over een warmteterugwinningssysteem voor een (1 punt) of twee (1,5 punt) van de volgende categorieën: koelsystemen, ventilatoren, wasmachines, afwasmachines, zwembad(en) en sanitair afvalwater.

Beoordeling en verificatie: de aanvrager legt een verklaring van conformiteit met dit criterium over, tezamen met documentatie over de gebruikte warmteterugwinningssystemen.

38.   Temperatuurregeling (1,5 punt)

In elke openbare ruimte en elke kamer moet de temperatuur onafhankelijk van de andere ruimten kunnen worden ingesteld.

Beoordeling en verificatie: de aanvrager legt een verklaring van conformiteit met dit criterium over, tezamen met documentatie over de gebruikte temperatuurregelingssystemen.

39.   Energieprestatiecontroles voor gebouwen (1,5 punt)

De toeristische accommodatie moet worden onderworpen aan een tweejaarlijkse energieprestatiecontrole door een onafhankelijke deskundige en moet ten minste twee aanbevelingen voor het verbeteren van de energieprestatie, afkomstig uit de controle, uitvoeren.

Beoordeling en verificatie: de aanvrager legt het verslag van de energieprestatiecontrole over, evenals gedetailleerde documentatie over hoe de toeristische accommodatie aan dit criterium heeft voldaan.

40.   Airconditioning (maximaal 2 punten)

Alle airconditioners voor huishoudelijk gebruik in de toeristische accommodatie hebben een energie-efficiëntieklasse die 15 % boven de drempel ligt om in aanmerking te komen voor klasse A in Richtlijn 2002/31/EG (1,5 punt). Alle airconditioners voor huishoudelijk gebruik in de toeristische accommodatie hebben een energie-efficiëntieklasse die 30 % boven de drempel ligt om in aanmerking te komen voor klasse A in Richtlijn 2002/31/EG (2 punten).

Dit criterium is niet van toepassing op apparaten die ook andere energiebronnen kunnen gebruiken, op luchtwater- en waterwaterapparaten en op eenheden met een output (koelvermogen) van meer dan 12 kW.

Beoordeling en verificatie: de aanvrager legt relevante documentatie over waarin de conformiteit met dit criterium wordt aangetoond.

41.   Automatische uitschakeling van de airconditioning en verwarming (1,5 punt)

Er moet een automatisch systeem zijn waardoor de airconditioning en verwarming van kamers wordt uitgeschakeld wanneer de ramen openstaan.

Beoordeling en verificatie: de aanvrager legt een technische specificatie over van de beroepstechnici die verantwoordelijk zijn voor de verkoop, de installatie en/of het onderhoud van het airconditioningsysteem.

42.   Bioklimatologische architectuur (3 punten)

De toeristische accommodatie moet zijn gebouwd volgens de beginselen van de bioklimatologische architectuur.

Beoordeling en verificatie: de aanvrager legt een uitvoerige toelichting over waaruit blijkt hoe de toeristische accommodatie aan dit criterium voldoet, tezamen met de passende documentatie.

43.   Energie-efficiënte koelkasten (1 punt), ovens (1 punt), afwasmachines (1 punt), wasmachines (1 punt), droogtrommels (1 punt) en kantoorapparatuur (1 punt) (maximaal 3 punten)

a)

(1 punt): alle koelkasten voor huishoudelijk gebruik moeten behoren tot efficiëntieklasse A+ of A++ overeenkomstig Richtlijn 94/2/EG van de Commissie (16), en alle minibars en frigobars moeten ten minste tot klasse B behoren.

Beoordeling en verificatie: de aanvrager verschaft de nodige documentatie waaruit de energieklasse van alle koelkasten, minibars en frigobars blijkt.

b)

(1 punt): alle elektrische ovens voor huishoudelijk gebruik moeten behoren tot energie-efficiëntieklasse A overeenkomstig Richtlijn 2002/40/EG van de Commissie (17).

Beoordeling en verificatie: de aanvrager verschaft de nodige documentatie waaruit de energieklasse van alle elektrische ovens voor huishoudelijk gebruik blijkt.

Opmerking: het criterium geldt niet voor ovens die niet werken op elektriciteit of anderszins niet binnen de werkingssfeer van Richtlijn 2002/40/EG vallen (bijvoorbeeld industriële ovens).

c)

(1 punt): alle afwasmachines voor huishoudelijk gebruik moeten behoren tot energie-efficiëntieklasse A overeenkomstig Richtlijn 97/17/EG van de Commissie (18).

Beoordeling en verificatie: de aanvrager verschaft de nodige documentatie waaruit de energieklasse van alle afwasmachines blijkt.

Opmerking: het criterium geldt niet voor afwasmachines die niet binnen de werkingssfeer van Richtlijn 97/17/EG vallen (bijvoorbeeld industriële afwasmachines).

d)

(1 punt): alle wasmachines voor huishoudelijk gebruik moeten behoren tot energie-efficiëntieklasse A overeenkomstig Richtlijn 95/12/EG van de Commissie (19).

Beoordeling en verificatie: de aanvrager verschaft documentatie waaruit de energieklasse van alle wasmachines blijkt.

Opmerking: het criterium geldt niet voor wasmachines die niet binnen de werkingssfeer van Richtlijn 95/12/EG vallen (bijvoorbeeld industriële wasmachines).

e)

(1 punt): ten minste 80 % van alle kantoorapparatuur (pc’s, beeldschermen, faxmachines, printers, scanners, fotokopieermachines) moet in aanmerking komen voor het „Energy Star”-etiket overeenkomstig Verordening (EG) nr. 106/2008 van het Europees Parlement en de Raad (20) en Besluit 2003/168/EG van de Commissie (21).

Beoordeling en verificatie: de aanvrager verschaft documentatie waaruit blijkt dat de kantoorapparatuur in aanmerking komt voor de Energy Star.

f)

(1 punt): alle elektrische droogtrommels moeten behoren tot energie-efficiëntieklasse A overeenkomstig Richtlijn 95/13/EG van de Commissie (22).

Beoordeling en verificatie: de aanvrager verschaft documentatie waaruit de energieklasse van alle elektrische droogtrommels blijkt.

Opmerking: het criterium geldt niet voor elektrische droogtrommels die niet binnen de werkingssfeer van Richtlijn 1995/13/EG vallen (bijvoorbeeld industriële droogtrommels).

44.   Elektrische hand- en haardrogers met bewegingssensor (maximaal 2 punten)

Alle elektrische handdrogers (1 punt) en haardrogers (1 punt) moeten met een bewegingssensor zijn uitgerust of een milieukeur van ISO-type I hebben.

Beoordeling en verificatie: de aanvrager legt passende ondersteunende documentatie over waaruit blijkt hoe de toeristische accommodatie aan dit criterium voldoet.

45.   Plaatsing van koelkasten (1 punt)

Koelkasten in de keukens, restaurants en bars moeten in overeenstemming met de energiebesparingsbeginselen worden geplaatst en afgesteld, teneinde de energieverspilling te verminderen.

Beoordeling en verificatie: de aanvrager legt een uitvoerige toelichting over waaruit blijkt hoe de toeristische accommodatie aan dit criterium voldoet.

46.   Automatisch uitschakelen van de verlichting in kamers (1,5 punt)

Van de toeristische accommodatie moet 95 % zijn voorzien van automatische systemen die de verlichting uitschakelen wanneer de gast de kamer verlaat.

Beoordeling en verificatie: de aanvrager legt een technische specificatie over van de beroepstechnici die verantwoordelijk zijn voor de installatie en/of het onderhoud van deze systemen.

47.   Sauna met tijdschakeling (1 punt)

Alle sauna’s en hammams moeten zijn voorzien van een tijdschakeling of een personeelsprocedure waarin het aan- en uitschakelen wordt geregeld.

Beoordeling en verificatie: de aanvrager legt een technische specificatie over van de beroepstechnici die verantwoordelijk zijn voor de installatie en/of het onderhoud van deze systemen.

48.   Zwembadverwarming op basis van hernieuwbare energiebronnen (maximaal 1,5 punt)

De energie voor de verwarming van het zwembadwater moet afkomstig zijn van hernieuwbare energiebronnen. Ten minste 50 %: 1 punt, 100 %: 1,5 punt.

Beoordeling en verificatie: de aanvrager legt een verklaring van conformiteit met dit criterium over, tezamen met gegevens over het energieverbruik voor de verwarming van zwembadwater, alsmede documentatie waaruit blijkt welk percentage van de verbruikte energie door hernieuwbare energiebronnen wordt geleverd.

49.   Automatisch uitschakelen van de buitenverlichting (1,5 punt)

De buitenverlichting die niet nodig is om veiligheidsredenen, moet na een bepaalde tijd automatisch worden uitgeschakeld of door een bewegingssensor worden geactiveerd.

Beoordeling en verificatie: de aanvrager legt een technische specificatie over van de beroepstechnici die verantwoordelijk zijn voor de installatie en/of het onderhoud van deze systemen.

WATER

50.   Gebruik van regenwater (2 punten) en gerecycleerd water (2 punten)

a)

(2 punten): regenwater moet worden opgevangen en worden gebruikt voor andere doeleinden dan sanitair- of drinkwater.

Beoordeling en verificatie: de aanvrager legt een uitvoerige toelichting over waaruit blijkt hoe de toeristische accommodatie aan dit criterium voldoet, tezamen met passende ondersteunende documentatie, alsmede doeltreffende garanties dat de voorziening van het sanitair- en drinkwater volledig gescheiden is gehouden.

b)

(2 punten): gerecycleerd water moet worden opgevangen en worden gebruikt voor andere doeleinden dan sanitair- of drinkwater.

Beoordeling en verificatie: de aanvrager legt een uitvoerige toelichting over waaruit blijkt hoe de toeristische accommodatie aan dit criterium voldoet, tezamen met passende ondersteunende documentatie, alsmede doeltreffende garanties dat de voorziening van het sanitair- en drinkwater volledig gescheiden is gehouden.

51.   Automatische bewateringssystemen voor zones in de buitenlucht (1,5 punt)

De toeristische accommodatie moet zijn voorzien van een automatisch systeem dat de bewateringstijden en het waterverbruik voor de groenvoorzieningen in de buitenlucht optimaliseert.

Beoordeling en verificatie: de aanvrager legt een uitvoerige toelichting over waaruit blijkt hoe de toeristische accommodatie aan dit criterium voldoet, tezamen met de passende ondersteunende documentatie.

52.   Debiet van kranen en douchekoppen (1,5 punt)

Het gemiddelde debiet van alle kranen en douchekoppen, uitgezonderd badkranen, mag niet meer bedragen dan 8 l per minuut.

Beoordeling en verificatie: de aanvrager legt een uitvoerige toelichting over waaruit blijkt hoe de toeristische accommodatie aan dit criterium voldoet, tezamen met de passende ondersteunende documentatie.

53.   Doorspoeling wc’s (1,5 punt)

Ten minste 95 % van de wc’s mag niet meer dan zes liter water per doorspoeling verbruiken.

Beoordeling en verificatie: de aanvrager legt een uitvoerige toelichting over waaruit blijkt hoe de toeristische accommodatie aan dit criterium voldoet, tezamen met de passende ondersteunende documentatie.

54.   Waterverbruik van de afwasmachines (1 punt)

Het waterverbruik van de afwasmachines (uitgedrukt als W(gemeten)) mag ten hoogste gelijk zijn aan de drempelwaarde als gedefinieerd in onderstaande vergelijking, waarbij van dezelfde testmethode (EN 50242) en dezelfde programmacyclus wordt uitgegaan als die welke voor Richtlijn 97/17/EG zijn gekozen:

W(gemeten) ≤ (0,625 × S) + 9,25

waarbij:

W(gemeten)= het gemeten waterverbruik van de afwasmachine in liter per cyclus, uitgedrukt tot op één decimaal nauwkeurig,

S= het van toepassing zijnde aantal standaardcouverts van de afwasmachine.

Het criterium geldt alleen voor afwasmachines voor huishoudelijk gebruik.

Beoordeling en verificatie: de aanvrager legt een technische specificatie over van de beroepstechnici die verantwoordelijk zijn voor de fabricage, de verkoop of het onderhoud van de afwasmachines, of toont aan dat de afwasmachines een communautaire milieukeur hebben.

55.   Waterverbruik van de wasmachines (1 punt)

De door gasten en personeel in de toeristische accommodatie of door het bedrijf waaraan de was is uitbesteed gebruikte wasmachines mogen ten hoogste 12 l water per kg was verbruiken, zulks gemeten overeenkomstig EN 60456, met gebruikmaking van dezelfde standaardcyclus „katoen 60 °C” als die welke voor Richtlijn 95/12/EG is gekozen.

Beoordeling en verificatie: de aanvrager legt een technische specificatie over van de beroepstechnici die verantwoordelijk zijn voor de fabricage, de verkoop of het onderhoud van de wasmachines, of toont aan dat de wasmachines een communautaire milieukeur hebben. De beheerder van de toeristische accommodatie verschaft technische documentatie afkomstig van het bedrijf waaraan de was wordt uitbesteed, waaruit blijkt dat hun wasmachines aan dit criterium voldoen.

56.   Temperatuur en debiet van het kraanwater (1 punt)

Bij ten minste 95 % van de kranen moeten watertemperatuur en -debiet nauwkeurig en onmiddellijk regelbaar zijn.

Beoordeling en verificatie: de aanvrager legt een uitvoerige toelichting over waaruit blijkt hoe de toeristische accommodatie aan dit criterium voldoet, tezamen met de passende ondersteunende documentatie.

57.   Tijdschakelaars voor douches (1,5 punt)

Alle douches in personeelsfaciliteiten, buitenruimten en gemeenschappelijke ruimten moeten een tijdschakelaar of een bewegingssensor hebben waardoor de waterstraal na een bepaalde tijd of wanneer zij niet worden gebruikt, wordt onderbroken.

Beoordeling en verificatie: de aanvrager legt een uitvoerige toelichting over waaruit blijkt hoe de toeristische accommodatie aan dit criterium voldoet, tezamen met de passende ondersteunende documentatie.

58.   Afdekking van zwembaden (1 punt)

’s Nachts en wanneer het gevulde zwembad meer dan een dag niet wordt gebruikt, moet het worden afgedekt om afkoeling van het zwembadwater te voorkomen en verdamping te verminderen.

Beoordeling en verificatie: de aanvrager legt een uitvoerige toelichting over waaruit blijkt hoe de toeristische accommodatie aan dit criterium voldoet, tezamen met de passende ondersteunende documentatie.

59.   Ontdooien (maximaal 1,5 punt)

Wanneer de wegen bij de toeristische accommodatie om veiligheidsredenen sneeuw- of ijsvrij moeten worden gemaakt, dient dit met mechanische hulpmiddelen of zand/grind te gebeuren (1,5 punt).

Indien chemische ontdooiingsmiddelen worden gebruikt, moeten dit middelen zijn die niet meer dan 1 % chloride-ionen (Cl-) bevatten (1 punt) of die de communautaire milieukeur of een andere nationale of regionale milieukeur van ISO-type I (1,5 punt) hebben.

Beoordeling en verificatie: de aanvrager legt een uitvoerige toelichting over waaruit blijkt hoe de toeristische accommodatie aan dit criterium voldoet, tezamen met de passende ondersteunende documentatie.

60.   Vermelding van de hardheid van het water (maximaal 2 punten)

Bij wasruimten, wasmachines en afwasmachines moet informatie over de plaatselijke waterhardheid worden verstrekt (1 punt), zodat gasten en personeel een beter gebruik van detergenten kunnen maken, of moet een automatisch doseringssysteem (1 punt) worden toegepast dat een optimaal gebruik van detergenten aan de hand van de waterhardheid mogelijk maakt.

Beoordeling en verificatie: de aanvrager legt een verklaring van conformiteit met dit criterium over, tezamen met relevante documentatie waaruit blijkt hoe de gast wordt geïnformeerd.

61.   Waterbesparende urinoirs (1,5 punt)

Alle urinoirs moeten een systeem zonder water gebruiken of een handmatig/elektronisch doorspoelsysteem hebben waardoor het mogelijk is dat elk urinoir afzonderlijk en alleen bij gebruik wordt doorgespoeld.

Beoordeling en verificatie: de aanvrager legt uitgebreide ondersteunende documentatie over waaruit blijkt hoe de toeristische accommodatie aan dit criterium voldoet.

62.   Gebruik van inheemse soorten voor nieuwe groenvoorzieningen (1 punt)

De bomen en struiken die voor de beplanting van groenvoorzieningen worden gebruikt, moeten tot de inheemse soorten behoren.

Beoordeling en verificatie: de aanvrager legt de relevante specificatie over, waaruit blijkt hoe de toeristische accommodatie aan dit criterium voldoet, tezamen met passende ondersteunende documentatie van een deskundige.

DETERGENTEN EN ONTSMETTINGSMIDDELEN

63.   Detergenten (maximaal 3 punten)

Aan ten minste 80 gewichtspercent van alle door de toeristische accommodatie gebruikte handafwasmiddelen en/of machineafwasmiddelen en/of wasmiddelen en/of allesreinigers en/of sanitairreinigers en/of zeep en shampoo moet de communautaire milieukeur of een andere nationale of regionale milieukeur van ISO-type I zijn toegekend (1 punt voor elk van deze detergenten met een maximum van 3 punten).

Beoordeling en verificatie: de aanvrager legt gegevens en documentatie (inclusief relevante facturen) over waaruit blijkt in welke hoeveelheden deze producten zijn gebruikt en aan welke hoeveelheden een milieukeur is toegekend.

64.   Verven en vernissen voor gebruik binnen- en buitenshuis (maximaal 2 punten)

Ten minste 50 % van het binnen- en/of buitenschilderwerk van de toeristische accommodatie moet gebeuren met verf en vernis voor gebruik binnens- en/of buitenshuis waaraan de communautaire milieukeur of een andere nationale of regionale milieukeur van ISO-type I is toegekend. (1 punt voor verf en vernis voor gebruik binnenshuis en 1 punt voor verf en vernis voor gebruik buitenshuis).

Beoordeling en verificatie: de aanvrager legt gegevens en documentatie (inclusief relevante facturen) over waaruit blijkt in welke hoeveelheden deze producten zijn gebruikt en aan welke hoeveelheden een milieukeur is toegekend.

65.   Bevordering van alternatieven voor synthetische aanmaakproducten voor barbecues (1 punt)

Op het terrein van de toeristische accommodatie mogen geen synthetische aanmaakproducten voor barbecues of haarden, maar uitsluitend alternatieve producten zoals raapzaadolie en hennepproducten worden verkocht of aangeboden.

Beoordeling en verificatie: de aanvrager legt een verklaring van conformiteit met dit criterium over.

66.   Zwembaden: dosering van gebruikte ontsmettingsmiddelen (1 punt) of natuurlijke/milieuvriendelijke zwembaden (1 punt)

Het zwembad moet zijn voorzien van een automatisch doseringssysteem waardoor steeds de minimaal vereiste hoeveelheid ontsmettingsmiddel voor een optimaal hygiënisch resultaat wordt gebruikt (1 punt).

Of

Het zwembad is natuurlijk of milieuvriendelijk, waarbij uitsluitend natuurlijke elementen zowel de hygiëne als de veiligheid van de zwemmers waarborgen (1 punt).

Beoordeling en verificatie: de aanvrager verschaft technische documentatie over het automatische doseringssysteem of over het type milieuvriendelijk/natuurlijk zwembad en het onderhoud hiervan.

67.   Mechanisch reinigen (1 punt)

De toeristische accommodatie moet nauwkeurig vastgestelde reinigingsprocedures zonder chemicaliën hebben, zoals het gebruik van microvezelproducten of andere niet-chemische schoonmaakmaterialen of -methoden met soortgelijke resultaten.

Beoordeling en verificatie: de aanvrager legt een uitvoerige toelichting over waaruit blijkt hoe de toeristische accommodatie aan dit criterium voldoet, tezamen met passende ondersteunende documentatie voor zover relevant.

68.   Biologisch tuinieren (2 punten)

De openluchtzones moeten worden beheerd zonder gebruikmaking van bestrijdingsmiddelen of in overeenstemming met de beginselen van de biologische landbouw als bepaald in Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad (23) dan wel als bepaald in het nationale recht of als vastgesteld in erkende nationale programma’s voor biologische landbouw.

Beoordeling en verificatie: de aanvrager legt een uitvoerige toelichting over waaruit blijkt hoe de toeristische accommodatie aan dit criterium voldoet, tezamen met passende ondersteunende documentatie voor zover relevant.

69.   Insecten en ongedierte werende middelen (maximaal 2 punten)

Het ontwerp van de gebouwen en de hygiënische praktijken (zoals het bouwen op palen om ratten te weren en het gebruik van muskietennetten en „muggenspiralen”) moeten erop zijn gericht dat het gebruik van insecten en ongedierte werende middelen tot een absoluut minimum kan worden beperkt (1 punt).

Indien insecten en ongedierte werende middelen worden gebruikt, moeten dit middelen zijn die zijn toegelaten voor biologische landbouw (zoals bepaald in Verordening (EG) nr. 834/2007) of die de communautaire milieukeur of een andere nationale of regionale milieukeur van ISO-type I hebben (1 punt).

Beoordeling en verificatie: de aanvrager legt een uitvoerige toelichting over waaruit blijkt hoe de toeristische accommodatie aan dit criterium voldoet, tezamen met passende ondersteunende documentatie voor zover relevant.

AFVAL

70.   Compostering (maximaal 2 punten)

In de toeristische accommodatie moet het organisch afval worden gescheiden (tuinafval 1 punt; keukenafval 1 punt) en moet worden gezorgd dat dit wordt gecomposteerd in overeenstemming met de plaatselijk geldende richtsnoeren (bv. via de lokale overheid, in de toeristische accommodatie zelf of door een particulier bedrijf).

Beoordeling en verificatie: de aanvrager legt een uitvoerige toelichting over waaruit blijkt hoe de toeristische accommodatie aan dit criterium voldoet, tezamen met passende ondersteunende documentatie voor zover relevant.

71.   Dranken in wegwerpverpakkingen (2 punten)

Dranken in wegwerpverpakkingen mogen niet worden aangeboden op plaatsen die het eigendom zijn van of rechtstreeks worden beheerd door de toeristische accommodatie.

Beoordeling en verificatie: de aanvrager legt een verklaring van conformiteit met dit criterium over en geeft hierbij aan welke producten in wegwerpverpakking eventueel worden gebruikt en op grond van welke wetgeving dit gebeurt.

72.   Verwijdering van olie/vet (maximaal 2 punten)

Er moeten vetscheiders worden geïnstalleerd en voor bakken en frituren gebruikte vetten en oliën moeten op passende wijze worden ingezameld en verwijderd (1 punt).

De gasten worden in de gelegenheid gesteld om door henzelf gebruikte vetten/oliën op passende wijze te verwijderen, indien van toepassing (bijvoorbeeld appartementen) (1 punt).

Beoordeling en verificatie: de aanvrager legt een uitvoerige toelichting over waaruit blijkt hoe de toeristische accommodatie aan dit criterium voldoet, tezamen met de passende ondersteunende documentatie.

73.   Gebruikt textiel, meubilair en andere producten (2 punten)

Gebruikt meubilair, textiel en andere producten zoals elektronische apparatuur moeten overeenkomstig het beleid van de toeristische accommodatie aan liefdadigheidsinstellingen worden geschonken (2 punten) of worden verkocht (1 punt) aan andere organisaties die dergelijke goederen inzamelen en weer in omloop brengen.

Beoordeling en verificatie: de aanvrager legt een uitvoerige toelichting over waaruit blijkt hoe de toeristische accommodatie aan dit criterium voldoet, tezamen met ondersteunende documentatie van de organisaties in kwestie.

ANDERE DIENSTEN

74.   Dakbegroeiing (2 punten)

Ten minste 50 % van de gebouwen van de toeristische accommodatie met een hiervoor geschikt dak (plat of met een geringe helling) dat niet voor andere doeleinden wordt gebruikt, moet met gras of planten zijn begroeid.

Beoordeling en verificatie: de aanvrager legt een toelichting over waaruit blijkt hoe de toeristische accommodatie aan dit criterium voldoet, tezamen met passende ondersteunende documentatie.

75.   Milieuvoorlichting en -educatie (maximaal 3 punten)

De beheerder van de toeristische accommodatie moet de gasten via milieuvoorlichting en -educatie informeren over biodiversiteit, landschap en natuurbehoudmaatregelen ter plaatse (1,5 punt). In het activiteitenprogramma voor de gasten moet aandacht worden besteed aan milieueducatie (1,5 punt).

Beoordeling en verificatie: de aanvrager legt een uitvoerige toelichting over waaruit blijkt hoe de toeristische accommodatie aan dit criterium voldoet, tezamen met de passende ondersteunende documentatie.

76.   Rookverbod in openbare ruimten en in kamers (maximaal 1,5 punt)

In 100 % van de openbare binnenruimten en ten minste 70 % (1 punt) of ten minste 95 % (1,5 punt) van de kamers moet een rookverbod gelden.

Beoordeling en verificatie: de aanvrager dient aan te geven hoeveel ruimten er zijn, om wat voor ruimten het gaat en in welke hiervan roken niet is toegestaan.

77.   Fietsen (1,5 punt)

Er moeten fietsen aan de gasten ter beschikking worden gesteld. (Ten minste drie fietsen voor elke 50 kamers)

Beoordeling en verificatie: de aanvrager legt een toelichting over waaruit blijkt hoe de toeristische accommodatie aan dit criterium voldoet.

78.   Ophaaldienst (1punt)

De toeristische accommodatie moet gasten die met openbaar vervoer reizen bij aankomst een ophaaldienst bieden met milieuvriendelijke transportmiddelen, zoals elektrische auto’s of paardenkoetsen.

Beoordeling en verificatie: de aanvrager legt een toelichting over waaruit blijkt hoe de toeristische accommodatie aan dit criterium voldoet, tezamen met een voorbeeld van hoe dit aan de gasten wordt meegedeeld.

79.   Statiegeldflessen of navulbare flessen (maximaal 3 punten)

In de toeristische accommodatie moeten dranken in statiegeldflessen of navulbare flessen worden aangeboden: frisdranken (1 punt), bier (1 punt), water (1 punt).

Beoordeling en verificatie: de aanvrager legt een uitvoerige toelichting over waaruit blijkt hoe de toeristische accommodatie aan dit criterium voldoet, tezamen met passende ondersteunende documentatie van de flessenleveranciers.

80.   Gebruik van oplaadbare/navulbare producten (maximaal 2 punten)

In de toeristische accommodatie mogen uitsluitend oplaadbare batterijen voor afstandsbedieningen van televisies (1 punt) en/of navulbare inktcassettes voor printers en fotokopieermachines (1 punt) worden gebruikt.

Beoordeling en verificatie: de aanvrager legt een uitvoerige toelichting over waaruit blijkt hoe de toeristische accommodatie aan dit criterium voldoet, tezamen met passende ondersteunende documentatie van de leveranciers van de batterijen en/of de bedrijven die de inktcassettes navullen.

81.   Papierproducten (maximaal 3 punten)

Aan ten minste 80 % van het gebruikte toilet/tissuepapier en/of kantoorpapier en/of drukwerk moet de communautaire milieukeur of een andere nationale of regionale milieukeur van ISO-type I zijn toegekend (1 punt voor elk van deze drie categorieën papierproducten).

Beoordeling en verificatie: de aanvrager legt gegevens en documentatie (inclusief relevante facturen) over waaruit blijkt in welke hoeveelheden deze producten zijn gebruikt en aan welke hoeveelheden een milieukeur is toegekend.

82.   Duurzame goederen (maximaal 3 punten)

Aan ten minste 30 % van elke categorie van de in de toeristische accommodatie, inclusief huuraccomodatie, aanwezige duurzame goederen (zoals beddengoed, handdoeken, tafellinnen, pc’s, portables, tv’s, matrassen, meubelen, wasmachines, vaatwassers, koelkasten, stofzuigers, vloerbedekkingen, gloeilampen) moet de communautaire milieukeur, dan wel een andere nationale of regionale milieukeur van ISO-type I zijn toegekend (1 punt voor elke categorie duurzame goederen, maar maximaal drie).

Beoordeling en verificatie: de aanvrager legt gegevens en documentatie over waaruit blijkt in welke hoeveelheden deze producten aanwezig zijn en aan welke hoeveelheden een milieukeur is toegekend.

83.   Lokale voedselproducten (maximaal 3 punten)

Bij iedere maaltijd, met inbegrip van het ontbijt moeten ten minste twee voedselproducten van lokale oorsprong worden aangeboden die (voor verse groente en fruit) niet buiten het seizoen mogen vallen (1,5 punt).

Voor zover van toepassing is de consumptie van lokaal met uitsterven bedreigde soorten zoals specifieke vis- en schaaldiersoorten, „bushmeat” (exotisch wild), en garnalen uit kweekvijvers die de mangrovebossen bedreigen, verboden (1,5 punt).

Beoordeling en verificatie: de aanvrager legt een verklaring van conformiteit met dit criterium over, tezamen met passende ondersteunende documentatie.

84.   Biologisch voedsel (maximaal 2 punten)

Van ten minste twee gerechten (1 punt) of het hele menu inclusief ontbijt (2 punten) moeten de hoofdingrediënten met gebruikmaking van biologische teeltmethoden overeenkomstig Verordening (EG) nr. 834/2007 of volgens een milieukeur van ISO-type I zijn geproduceerd.

Beoordeling en verificatie: de aanvrager legt een verklaring van conformiteit met dit criterium over, tezamen met passende ondersteunende documentatie.

85.   Kwaliteit van de binnenlucht (maximaal 4 punten)

In de toeristische accommodatie wordt gezorgd voor een optimale kwaliteit van de binnenlucht door middel van een van de volgende maatregelen:

de kamers en gemeenschappelijke ruimten moeten voldoen aan bijlage I, punt 3, bij Richtlijn 89/106/EEG en mogen uitsluitend schilderwerk, decoraties, meubelen en andere materialen bevatten die een communautaire milieukeur hebben of een andere, vergelijkbare milieukeur voor lage emissie van ISO-type I (2 punten);

de kamers en gemeenschappelijke ruimten moeten geurvrij zijn, de lakens, handdoeken en het textielgoed moeten worden gewassen met geurvrije wasmiddelen (1 punt) en het reinigen gebeurt met geurvrije middelen (1 punt).

Beoordeling en verificatie: de aanvrager legt een verklaring van conformiteit met dit criterium over, tezamen met passende ondersteunende documentatie. Met betrekking tot het vereiste van geurvrijheid wordt een lijst van componenten/ingrediënten van geurvrije was- en schoonmaakmiddelen als voldoende beschouwd.

ALGEMEEN BEHEER

86.   EMAS-registratie (3 punten) of ISO-certificering (2 punten) van de toeristische accommodatie

De toeristische accommodatie moet zijn geregistreerd in het kader van het communautaire milieubeheer- en auditsysteem (EMAS) (3 punten) of zijn gecertificeerd volgens ISO 14001 (2 punten).

Beoordeling en verificatie: de aanvrager levert passend bewijs van de EMAS-registratie of de ISO 14001-certificering.

87.   EMAS-registratie (1,5 punt) of ISO-certificering (1 punt) van leveranciers

Ten minste één van de hoofdleveranciers of dienstverstrekkers van de toeristische accommodatie moet een EMAS-registratie hebben (1,5 punt) of gecertificeerd zijn volgens ISO 14001 (1 punt).

Beoordeling en verificatie: de aanvrager levert passend bewijs van de EMAS-registratie of de ISO 14001-certificering van ten minste één van de hoofdleveranciers.

88.   Naleving van verplichte criteria door onderaannemers (maximaal 4 punten)

Wanneer bijkomende diensten voor het bereiden en serveren van voedsel of fitness- of vrijetijdsactiviteiten worden uitbesteed, moeten deze diensten voldoen aan alle verplichte criteria in deze bijlage die op die specifieke diensten van toepassing zijn (2 punten voor elke dienst voor voedsel en dranken en/of fitness- of vrijetijdsactiviteiten in de toeristische accommodatie).

Beoordeling en verificatie: de aanvrager legt passende documentatie van contractuele overeenkomsten met zijn onderaannemers over hun conformiteit met de verplichte criteria over.

89.   Energie- en watermeters (1 punt)

De toeristische accommodatie moet over extra energie- en watermeters beschikken, zodat gegevens over het verbruik van verschillende activiteiten en/of machines zoals kamer-, was- en keukendiensten en/of specifieke machines als koelkasten, wasmachines enz. kunnen worden verzameld.

Beoordeling en verificatie: de aanvrager legt een uitvoerige toelichting over waaruit blijkt hoe de toeristische accommodatie aan dit criterium voldoet, tezamen met een analyse van de verzamelde gegevens (voor zover reeds beschikbaar).

90.   Aanvullende milieuacties (maximaal 3 punten)

Hetzij:

a)

aanvullende milieuacties (maximaal 1,5 punt per actie, in totaal maximaal 3 punten): De beheerder van de toeristische accommodatie onderneemt acties in aanvulling op die welke deel uitmaken van de criteria in deze afdeling of in afdeling A om de milieuprestaties van de toeristische accommodatie te verbeteren. De met de beoordeling van de aanvraag belaste bevoegde instantie kent punten aan deze acties toe met een maximum van 1,5 punt per actie.

Beoordeling en verificatie: de aanvrager legt een verklaring van conformiteit met dit criterium over, tezamen met een volledige beschrijving van elke aanvullende actie waarvan de aanvrager wenst dat deze in aanmerking wordt genomen.

Hetzij:

b)

milieukeur (3 punten): Aan de toeristische accommodatie moet een nationale of regionale milieukeur van ISO-type I zijn toegekend.

Beoordeling en verificatie: de aanvrager levert passend bewijs van de toekenning van een milieukeur.


(1)  PB L 283 van 27.10.2001, blz. 33.

(2)  PB L 52 van 21.2.2004, blz. 50.

(3)  PB L 167 van 22.6.1992, blz. 17.

(4)  Artikel 3 van Richtlijn 92/42/EEG sluit de volgende ketels uit: centraleverwarmingsketels die gestookt kunnen worden met verschillende brandstoffen, waaronder vaste brandstoffen; doorstroomtoestellen voor de ogenblikkelijke bereiding van warm water; ketels die moeten worden gestookt met brandstoffen waarvan de eigenschappen aanzienlijk afwijken van normaal in de handel verkrijgbare olie en gas (industriële restgassen, biogas en dergelijke); fornuizen en toestellen die zijn ontworpen om hoofdzakelijk de ruimte waarin zij zijn geïnstalleerd te verwarmen, en die als nevenfunctie tevens warm water leveren voor centrale verwarming en voor gebruik als tapwater.

(5)  PB L 86 van 3.4.2002, blz. 26.

(6)  PB L 1 van 4.1.2003, blz. 65.

(7)  PB L 40 van 11.2.1989, blz. 12.

(8)  PB L 71 van 10.3.1998, blz. 1.

(9)  PB L 372 van 27.12.2006, blz. 19.

(10)  PB L 226 van 6.9.2000, blz. 3.

(11)  PB L 37 van 13.2.2003, blz. 24.

(12)  PB L 37 van 13.2.2003, blz. 19.

(13)  PB L 114 van 24.4.2001, blz. 1.

(14)  PB L 161 van 14.6.2006, blz. 1.

(15)  PB L 32 van 6.2.2007, blz. 183.

(16)  PB L 45 van 17.2.1994, blz. 1.

(17)  PB L 128 van 15.5.2002, blz. 45.

(18)  PB L 118 van 7.5.1997, blz. 1.

(19)  PB L 136 van 21.6.1995, blz. 1.

(20)  PB L 39 van 13.2.2008, blz. 1.

(21)  PB L 67 van 12.3.2003, blz. 22.

(22)  PB L 136 van 21.6.1995, blz. 28.

(23)  PB L 189 van 20.7.2007, blz. 1.


30.7.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 198/80


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 29 juli 2009

waarbij aan de lidstaten toestemming wordt verleend om de geldigheidsduur van voorlopige toelatingen voor de nieuwe werkzame stoffen acequinocyl, aminopyralid, ascorbinezuur, benalaxyl-M, mandipropamid, novaluron, proquinazid, spirodiclofen en spiromesifen te verlengen

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 5582)

(Voor de EER relevante tekst)

(2009/579/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (1), en met name op artikel 8, lid 1, vierde alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG heeft het Verenigd Koninkrijk in maart 2001 van Makhteshim Agan Ltd een aanvraag ontvangen voor de opname van de werkzame stof novaluron in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG. Bij Beschikking 2001/861/EG van de Commissie (2) is bevestigd dat het dossier volledig is en geacht wordt in beginsel te voldoen aan de voorschriften inzake gegevens en informatie van de bijlagen II en III bij die richtlijn.

(2)

Overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG heeft Nederland in augustus 2001 van Bayer AG, Duitsland, een aanvraag ontvangen voor de opname van de werkzame stof spirodiclofen in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG. Bij Beschikking 2002/593/EG van de Commissie (3) is bevestigd dat het dossier volledig is en geacht wordt in beginsel te voldoen aan de voorschriften inzake gegevens en informatie van de bijlagen II en III bij die richtlijn.

(3)

Overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG heeft Portugal in februari 2002 van ISAGRO IT een aanvraag ontvangen voor de opname van de werkzame stof benalaxyl-M in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG. Bij Beschikking 2003/35/EG van de Commissie (4) is bevestigd dat het dossier volledig is en geacht wordt in beginsel te voldoen aan de voorschriften inzake gegevens en informatie van de bijlagen II en III bij die richtlijn.

(4)

Overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG heeft het Verenigd Koninkrijk in april 2002 van Bayer AG een aanvraag ontvangen voor de opname van de werkzame stof spiromesifen in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG. Bij Beschikking 2003/105/EG van de Commissie (5) is bevestigd dat het dossier volledig is en geacht wordt in beginsel te voldoen aan de voorschriften inzake gegevens en informatie van de bijlagen II en III bij die richtlijn.

(5)

Overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG heeft Nederland in maart 2003 van Agro-Kanesho Co. Ltd een aanvraag ontvangen voor de opname van de werkzame stof acequinocyl in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG. Bij Beschikking 2003/636/EG van de Commissie (6) is bevestigd dat het dossier volledig is en geacht wordt in beginsel te voldoen aan de voorschriften inzake gegevens en informatie van de bijlagen II en III bij die richtlijn.

(6)

Overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG heeft het Verenigd Koninkrijk in januari 2004 van DuPont (UK) Ltd een aanvraag ontvangen voor de opname van de werkzame stof proquinazid in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG. Bij Beschikking 2004/686/EG van de Commissie (7) is bevestigd dat het dossier volledig is en geacht wordt in beginsel te voldoen aan de voorschriften inzake gegevens en informatie van de bijlagen II en III bij die richtlijn.

(7)

Overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG heeft Nederland in september 2004 van Citrex Nederland bv een aanvraag ontvangen voor de opname van de werkzame stof ascorbinezuur in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG. Bij Beschikking 2005/751/EG van de Commissie (8) is bevestigd dat het dossier volledig is en geacht wordt in beginsel te voldoen aan de voorschriften inzake gegevens en informatie van de bijlagen II en III bij die richtlijn.

(8)

Overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG heeft het Verenigd Koninkrijk in september 2004 van Dow AgroSciences een aanvraag ontvangen voor de opname van de werkzame stof aminopyralid in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG. Bij Beschikking 2005/778/EG van de Commissie (9) is bevestigd dat het dossier volledig is en geacht wordt in beginsel te voldoen aan de voorschriften inzake gegevens en informatie van de bijlagen II en III bij die richtlijn.

(9)

Overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG heeft Oostenrijk in december 2005 van Syngenta Limited een aanvraag ontvangen voor de opname van de werkzame stof mandipropamid in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG. Bij Beschikking 2006/589/EG van de Commissie (10) is bevestigd dat het dossier volledig is en geacht wordt in beginsel te voldoen aan de voorschriften inzake gegevens en informatie van de bijlagen II en III bij die richtlijn.

(10)

De bevestiging van de volledigheid van de dossiers was nodig om deze werkzame stoffen grondig te kunnen onderzoeken en de lidstaten de mogelijkheid te geven gewasbeschermingsmiddelen met deze werkzame stoffen voorlopig toe te laten voor een periode van hoogstens drie jaar, met inachtneming van de voorwaarden van artikel 8, lid 1, van Richtlijn 91/414/EEG en met name de voorwaarde dat de werkzame stof en het gewasbeschermingsmiddel grondig worden beoordeeld in het licht van de voorschriften van die richtlijn.

(11)

De uitwerking van deze werkzame stoffen op de gezondheid van de mens en op het milieu is overeenkomstig het bepaalde in artikel 6, leden 2 en 4, van Richtlijn 91/414/EEG beoordeeld voor de door de aanvragers voorgestelde toepassingen. De respectieve rapporterende lidstaten hebben het ontwerpevaluatieverslag over elk van deze stoffen bij de Commissie ingediend, en wel op 21 november 2003 voor benalaxyl-M, op 9 maart 2004 voor spiromesifen, op 21 april 2004 voor spirodiclofen, op 8 maart 2005 voor acequinocyl, op 14 maart 2006 voor proquinazid, op 22 augustus 2006 voor aminopyralid, op 30 november 2006 voor mandipropamid, op 12 januari 2007 voor novaluron en op 10 september 2007 voor ascorbinezuur.

(12)

Nadat de betrokken rapporterende lidstaat het ontwerpevaluatieverslag had ingediend, bleek het telkens nodig de aanvrager om aanvullende informatie te vragen en moest de rapporterende lidstaat deze informatie bestuderen en de evaluatie indienen. Daarom is het onderzoek van de dossiers nog steeds aan de gang en zal de evaluatie niet kunnen worden afgerond binnen de bij Richtlijn 91/414/EEG vastgestelde termijn, in het geval van novaluron te lezen in samenhang met Beschikking 2007/404/EG van de Commissie (11), in het geval van spirodiclofen, spiromesifen en benalaxyl-M in samenhang met Beschikking 2007/333/EG van de Commissie (12), en in het geval van proquinazid in samenhang met Beschikking 2008/56/EG van de Commissie (13).

(13)

Aangezien de evaluaties tot nu toe geen aanleiding geven tot onmiddellijke bezorgdheid, moet aan de lidstaten toestemming worden gegeven om de voorlopige toelatingen die zijn verleend voor gewasbeschermingsmiddelen die de betrokken werkzame stoffen bevatten, overeenkomstig artikel 8 van Richtlijn 91/414/EEG voor een periode van 24 maanden te verlengen, zodat het onderzoek van de dossiers kan worden voortgezet. Verwacht wordt dat de evaluatie en de besluitvorming met betrekking tot de eventuele opname in bijlage I bij die richtlijn voor acequinocyl, aminopyralid, ascorbinezuur, benalaxyl-M, mandipropamid, novaluron, proquinazid, spirodiclofen en spiromesifen binnen 24 maanden zullen worden afgerond.

(14)

Tegelijkertijd moeten de Beschikkingen 2007/333/EG, 2007/404/EG en 2008/56/EG worden ingetrokken, daar zij achterhaald zijn.

(15)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De lidstaten mogen de geldigheidsduur van de voorlopige toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die acequinocyl, aminopyralid, ascorbinezuur, benalaxyl-M, mandipropamid, novaluron, proquinazid, spirodiclofen of spiromesifen bevatten, verlengen met een periode die uiterlijk op 29 juli 2011 afloopt.

Artikel 2

De Beschikkingen 2007/333/EG, 2007/404/EG en 2008/56/EG worden ingetrokken.

Artikel 3

Deze beschikking vervalt op 29 juli 2011.

Artikel 4

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 29 juli 2009.

Voor de Commissie

Androulla VASSILIOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 230 van 19.8.1991, blz. 1.

(2)  PB L 321 van 6.12.2001, blz. 34.

(3)  PB L 192 van 20.7.2002, blz. 60.

(4)  PB L 11 van 16.1.2003, blz. 52.

(5)  PB L 43 van 18.2.2003, blz. 45.

(6)  PB L 221 van 4.9.2003, blz. 42.

(7)  PB L 313 van 12.10.2004, blz. 21.

(8)  PB L 282 van 26.10.2005, blz. 18.

(9)  PB L 293 van 9.11.2005, blz. 26.

(10)  PB L 240 van 2.9.2006, blz. 9.

(11)  PB L 151 van 13.6.2007, blz. 45.

(12)  PB L 125 van 15.5.2007, blz. 27.

(13)  PB L 14 van 17.1.2008, blz. 26.


30.7.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 198/82


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 29 juli 2009

tot wijziging van Beschikking 2006/433/EG tot vaststelling van de financiële bijdrage van de Gemeenschap in de uitgaven voor de spoedmaatregelen ter bestrijding van klassieke varkenspest in Duitsland in 2002

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 5866)

(Slechts de tekst in de Duitse taal is authentiek)

(2009/580/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Beschikking 90/424/EEG van de Raad van 26 juni 1990 betreffende bepaalde uitgaven op veterinair gebied (1), en met name op artikel 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Beschikking 90/424/EEG zijn de procedures vastgesteld voor de financiële bijdrage van de Gemeenschap in de kosten van specifieke veterinaire maatregelen, waaronder urgente maatregelen.

(2)

Bij Beschikking 2003/745/EG van de Commissie (2) is aan Duitsland een financiële bijdrage van de Gemeenschap toegekend in de uitgaven voor de in 2002 uitgevoerde spoedmaatregelen ter bestrijding van klassieke varkenspest.

(3)

Bij Beschikking 2006/433/EG van de Commissie (3) is het bedrag van de totale financiële bijdrage van de Gemeenschap in de uitgaven in verband met de bestrijding van klassieke varkenspest in 2002 vastgesteld.

(4)

Bovengenoemde bijdrage is toegekend naar aanleiding van de aanvraag die de Duitse autoriteiten op 19 november 2003 overeenkomstig Beschikking 2003/745/EG hadden ingediend. In de aanvraag werd vermeld dat enkele dossiers nog in behandeling waren. Deze zijn pas op 27 december 2007 afgehandeld. De daarmee samenhangende betalingen zijn door de Duitse autoriteiten verricht op 8 januari 2008. Gezien de expliciete vermelding van de openstaande dossiers in de oorspronkelijke aanvraag is de Commissie van mening dat de noodzakelijke tijd om hiervoor een regeling te treffen, is te beschouwen als een gerechtvaardigde vertraging in de betaling. Op grond van artikel 4, lid 1, laatste alinea, van Beschikking 2003/745/EG is het in zulke gevallen toegestaan om helemaal geen kortingspercentage toe te passen.

(5)

Op 19 juni 2008 heeft Duitsland een aanvullend officieel betalingsverzoek overeenkomstig artikel 5, lid 1, van Beschikking 2003/745/EG ingediend. De bedragen in het aanvullende verzoek betreffen uitgaven die aanvankelijk niet door de Duitse autoriteiten werden terugbetaald.

(6)

Beschikking 2003/745/EG, met name artikel 2, onder b) en c), en artikel 4 ervan, is — voor zover relevant — van toepassing op dit aanvullende verzoek.

(7)

Gezien het bovenstaande moet het bedrag van de in Beschikking 2006/433/EG vastgestelde totale financiële bijdrage worden gewijzigd.

(8)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De tekst van artikel 1 van Beschikking 2006/433/EG wordt vervangen door:

„Artikel 1

De totale financiële bijdrage van de Gemeenschap in de uitgaven in verband met de uitroeiing van klassieke varkenspest in Duitsland in 2002 overeenkomstig Beschikking 2003/745/EG wordt vastgesteld op 970 167,31 EUR.

Aangezien reeds twee voorschotten van respectievelijk 460 000 EUR en 465 808,47 EUR zijn toegekend, wordt het saldo van de financiële bijdrage van de Gemeenschap vastgesteld op 44 358,84 EUR.”.

Artikel 2

Deze beschikking is gericht tot de Bondsrepubliek Duitsland.

Gedaan te Brussel, 29 juli 2009.

Voor de Commissie

Androulla VASSILIOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 224 van 18.8.1990, blz. 19.

(2)  PB L 269 van 21.10.2003, blz. 18.

(3)  PB L 173 van 27.6.2006, blz. 27.


30.7.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 198/83


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 29 juli 2009

betreffende een financiële bijdrage van de Gemeenschap in de kosten van urgente maatregelen ter bestrijding van aviaire influenza in Cloppenburg, Duitsland, in december 2008 en januari 2009

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 5869)

(Slechts de tekst in de Duitse taal is authentiek)

(2009/581/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Beschikking 90/424/EEG van de Raad van 26 juni 1990 betreffende bepaalde uitgaven op veterinair gebied (1), en met name op artikel 3, lid 3, en artikel 3 bis, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Aviaire influenza is een besmettelijke virale ziekte bij pluimvee en andere in gevangenschap gehouden vogels die ernstige gevolgen heeft voor de rentabiliteit van de pluimveehouderij en aanleiding geeft tot een verstoring van de intracommunautaire handel en de uitvoer naar derde landen.

(2)

Bij een uitbraak van aviaire influenza bestaat het risico dat de ziekteverwekker naar andere pluimveebedrijven in de betrokken lidstaat of via de handel in levend pluimvee of pluimveeproducten naar andere lidstaten en naar derde landen wordt verspreid.

(3)

Richtlijn 2005/94/EG van de Raad van 20 december 2005 betreffende communautaire maatregelen ter bestrijding van aviaire influenza (2) voorziet in maatregelen die bij een uitbraak van de ziekte onmiddellijk door de lidstaten moeten worden toegepast om verdere verspreiding van het virus te voorkomen.

(4)

Beschikking 90/424/EEG stelt de procedures vast voor de financiële bijdrage van de Gemeenschap in de kosten van specifieke veterinaire maatregelen, waaronder urgente maatregelen. Ingevolge artikel 3 bis van die beschikking kunnen de lidstaten een financiële bijdrage krijgen in de kosten van bepaalde maatregelen voor de uitroeiing van aviaire influenza.

(5)

Artikel 3 bis, lid 3, eerste en tweede streepje, van Beschikking 90/424/EEG behelst voorschriften inzake het percentage van de door de lidstaten gemaakte kosten dat door de financiële bijdrage van de Gemeenschap kan worden gedekt.

(6)

Voor de betaling van een financiële bijdrage van de Gemeenschap in de kosten van urgente maatregelen voor de uitroeiing van aviaire influenza gelden de voorschriften van Verordening (EG) nr. 349/2005 van de Commissie van 28 februari 2005 tot vaststelling van voorschriften inzake de communautaire financiering van de in Beschikking 90/424/EEG van de Raad bedoelde urgente maatregelen en maatregelen ter bestrijding van bepaalde dierziekten (3).

(7)

In Cloppenburg, Duitsland, hebben zich in december 2008 en januari 2009 uitbraken van aviaire influenza voorgedaan. Duitsland heeft overeenkomstig Richtlijn 2005/94/EG maatregelen ter bestrijding van die uitbraken genomen.

(8)

Duitsland heeft volledig voldaan aan zijn technische en administratieve verplichtingen, als vastgesteld in artikel 3, lid 3, van Beschikking 90/424/EEG en artikel 6 van Verordening (EG) nr. 349/2005.

(9)

Op 5 februari 2009 en 6 maart 2009 heeft Duitsland een raming ingediend van de door het land gemaakte kosten voor maatregelen ter uitroeiing van aviaire influenza.

(10)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Financiële bijdrage van de Gemeenschap aan Duitsland

Aan Duitsland mag een financiële bijdrage van de Gemeenschap worden toegekend in de kosten van maatregelen die dat land ingevolge artikel 3 bis, leden 2 en 3, van Beschikking 90/424/EEG heeft genomen om in december 2008 en januari 2009 in Cloppenburg aviaire influenza te bestrijden.

Artikel 2

Betalingsregeling

Een eerste tranche van 2 000 000 EUR wordt betaald als onderdeel van de financiële bijdrage van de Gemeenschap, als bedoeld in artikel 1.

Artikel 3

Adressaat

Deze beschikking is gericht tot de Bondsrepubliek Duitsland.

Gedaan te Brussel, 29 juli 2009.

Voor de Commissie

Androulla VASSILIOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 224 van 18.8.1990, blz. 19.

(2)  PB L 10 van 14.1.2006, blz. 16.

(3)  PB L 55 van 1.3.2005, blz. 12.


30.7.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 198/85


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 29 juli 2009

betreffende de financiering van bijzondere spoedmaatregelen om de Gemeenschap tegen rabiës te beschermen

(2009/582/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Beschikking 90/424/EEG van de Raad van 26 juni 1990 betreffende bepaalde uitgaven op veterinair gebied (1), en met name op artikel 6, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Beschikking 90/424/EEG bepaalt dat, indien een lidstaat rechtstreeks door het uitbreken of de verspreiding van een van de ziekten op de lijst in de bijlage bij die beschikking op het grondgebied van een derde land wordt bedreigd, adequate maatregelen vastgesteld kunnen worden, met inbegrip van het voorzien in een financiële bijdrage van de Gemeenschap voor bijzondere maatregelen die nodig worden geacht met het oog op het welslagen van de desbetreffende actie.

(2)

Rabiës is een dierziekte die voornamelijk wilde en gedomesticeerde carnivoren treft en ernstige gevolgen heeft voor de volksgezondheid. Rabiës staat op de lijst in de bijlage bij Beschikking 90/424/EEG.

(3)

De door de Gemeenschap medegefinancierde programma’s voor de orale immunisatie van de wilde carnivoren die het ziektereservoir zijn hebben de laatste jaren in de meeste lidstaten een zeer gunstig resultaat opgeleverd: het aantal gevallen bij wilde en gedomesticeerde dieren is drastisch gedaald en bij de mens werden geen gevallen meer vastgesteld.

(4)

Het grondgebied van de regio Kaliningrad, een exclave van Rusland die door EU-grondgebied omringd wordt, grenst aan lidstaten die de ziekte bijna uitgeroeid hebben.

(5)

Litouwen en Polen hebben aan de Commissie gemeld dat de aanwezigheid van rabiës onder in het wild levende dieren in de regio Kaliningrad momenteel een rechtstreekse bedreiging vormt voor de succesvolle afronding van hun programma’s voor de uitroeiing van rabiës.

(6)

Er moet snel opgetreden worden in de regio Kaliningrad opdat het van het gebied uitgaande besmettingsgevaar de verbeterde gezondheid van mens en dier in de aangrenzende lidstaten niet verder kan bedreigen.

(7)

Een bijzondere maatregel is nodig om aanhoudende herinfectie van de aangrenzende lidstaten vanuit Kaliningrad te verhinderen. Gezien de relatieve grootte van het grondgebied van Kaliningrad, is het geschikter en kosteneffectiever om de inspanningen voor de uitroeiing van rabiës in Kaliningrad te ondersteunen dan om een bufferzone door middel van inenting in te stellen op het grondgebied van de aangrenzende lidstaten, die voor onbepaalde tijd gehandhaafd zou moeten worden.

(8)

Op grond van artikel 110 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad (2) wordt jaarlijks een subsidieprogramma vastgesteld. Dat jaarlijkse werkprogramma wordt ten uitvoer gelegd door middel van publicatie van oproepen tot het indienen van voorstellen, behalve in uitzonderlijke en naar behoren gemotiveerde spoedeisende gevallen. Op grond van artikel 168, lid 1, onder b), van de uitvoeringsvoorschriften van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002, bepaald in Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 van de Commissie (3) kan de Commissie beslissen om subsidies toe te kennen zonder oproep tot het indienen van voorstellen in uitzonderlijke en naar behoren gemotiveerde noodgevallen.

(9)

Op 21 oktober 2008 heeft Rusland bij de Commissie een programma ingediend voor de uitroeiing van rabiës in de regio Kaliningrad; dat programma werd aanvaardbaar bevonden voor zover het betrekking heeft op het doel van bescherming van de Gemeenschap tegen rabiës. De in het programma voorziene acties zijn essentieel voor de bescherming van de belangen van de Gemeenschap en het is dus aangewezen dat bepaalde maatregelen financiering van de Gemeenschap ontvangen. In 2009 moet daarom voor de uitvoering van dat programma een financiële bijdrage van de Gemeenschap toegekend worden.

(10)

Het voorliggende besluit vormt een financieringsbesluit in de zin van artikel 75 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002, artikel 90 van de uitvoeringsvoorschriften van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 en artikel 15 van de interne regels betreffende de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (4).

(11)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

BESLUIT:

Artikel 1

1.   Het door Rusland ingediende 36 maandenplan voor de uitroeiing van rabiës in de regio Kaliningrad („programma voor de uitroeiing van rabiës”) wordt hierbij goedgekeurd.

2.   De actie onder dit besluit omvat de volgende specifieke operaties:

de aankoop van aaspakketjes met vaccin voor de orale immunisering van wilde carnivoren;

het verspreiden van de in het voorgaande punt vermelde aaspakketjes met vaccin op het grondgebied van de regio Kaliningrad.

Artikel 2

De maximumbijdrage van de Gemeenschap wordt vastgesteld op 1 800 000 EUR, te financieren uit begrotingslijn 17 04 03 01 van de algemene begroting van de Europese Unie voor 2009.

Artikel 3

1.   De toekenning van een individuele subsidie aan de dienst voor veterinaire aangelegenheden en veterinaire staatsinspectie van de Russische Federatie in de regio Kaliningrad (Служба ветеринарии и госветинспекции Калининградской области) wordt toegestaan.

2.   De in dit besluit omvatte activiteiten kunnen tot 100 % van de overeenkomstige in aanmerking komende kosten financieren op voorwaarde dat een deel van de totale kosten van de actie gedragen wordt door de dienst voor veterinaire aangelegenheden en veterinaire staatsinspectie van de Russische Federatie in de regio Kaliningrad (Служба ветеринарии и госветинспекции Калининградской области) of afkomstig is van niet door de Gemeenschap verstrekte bijdragen.

Gedaan te Brussel, 29 juli 2009.

Voor de Commissie

Androulla VASSILIOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 224 van 18.8.1990, blz. 19.

(2)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(3)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 1.

(4)  Besluit van de Commissie van 6 april 2009 (C(2009) 2105).