ISSN 1725-2598

doi:10.3000/17252598.L_2009.151.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 151

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

52e jaargang
16 juni 2009


Inhoud

 

I   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EG) nr. 499/2009 van de Raad van 11 juni 2009 tot uitbreiding van het bij Verordening (EG) nr. 1174/2005 ingestelde definitieve antidumpingrecht op handpallettrucks en essentiële onderdelen daarvan van oorsprong uit de Volksrepubliek China tot hetzelfde product verzonden vanuit Thailand, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Thailand

1

 

*

Verordening (EG) nr. 500/2009 van de Raad van 11 juni 2009 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1212/2005 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op de invoer van bepaalde gietstukken uit de Volksrepubliek China

6

 

*

Verordening (EG) nr. 501/2009 van de Raad van 15 juni 2009 tot uitvoering van artikel 2, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2580/2001 inzake specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten met het oog op de strijd tegen het terrorisme, en tot intrekking van Besluit 2009/62/EG

14

 

 

Verordening (EG) nr. 502/2009 van de Commissie van 15 juni 2009 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

17

 

 

Verordening (EG) nr. 503/2009 van de Commissie van 15 juni 2009 tot vaststelling van de invoerrechten in de sector granen van toepassing vanaf 16 juni 2009

19

 

*

Verordening (EG) nr. 504/2009 van de Commissie van 15 juni 2009 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 546/2003 betreffende bepaalde mededelingen van gegevens in verband met de toepassing van de Verordeningen (EEG) nr. 2771/75, (EEG) nr. 2777/75 en (EEG) nr. 2783/75 van de Raad in de sectoren eieren en slachtpluimvee

22

 

*

Verordening (EG) nr. 505/2009 van de Commissie van 15 juni 2009 tot aanpassing van de hoeveelheden van de leveringsverplichtingen voor de krachtens het ACS-protocol en de overeenkomst met India in te voeren rietsuiker voor de leveringsperiode 2008/2009 en de leveringsperiode die op 1 juli 2009 begint

23

 

*

Verordening (EG) nr. 506/2009 van de Commissie van 15 juni 2009 houdende inschrijving van een benaming in het register van gegarandeerde traditionele specialiteiten (Olej rydzowy (GTS))

26

 

*

Verordening (EG) nr. 507/2009 van de Commissie van 15 juni 2009 houdende inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Abbacchio Romano (BGA))

27

 

*

Verordening (EG) nr. 508/2009 van de Commissie van 15 juni 2009 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 543/2008 houdende uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad wat betreft de handelsnormen voor vlees van pluimvee

28

 

 

II   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

 

 

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

 

 

Raad en Commissie

 

 

2009/463/EG, Euratom

 

*

Besluit van de Raad en de Commissie van 18 mei 2009 betreffende het standpunt van de Gemeenschap inzake het besluit van de Stabilisatie- en Associatieraad EG-Albanië tot vaststelling van zijn reglement van orde met inbegrip van het reglement van orde van het Stabilisatie- en Associatiecomité

31

 

 

Commissie

 

 

2009/464/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 15 juni 2009 houdende de principiële erkenning dat het dossier dat is ingediend voor grondig onderzoek met het oog op de eventuele opneming van fluopyram in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG van de Raad, volledig is (Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 4437)  ( 1 )

37

 

 

Europese Centrale Bank

 

 

2009/465/EG

 

*

Besluit van de Europese Centrale Bank van 9 juni 2009 tot wijziging van Besluit ECB/2007/7 betreffende de voorwaarden van TARGET2-ECB (ECB/2009/13)

39

 

 

III   Besluiten op grond van het EU-Verdrag

 

 

BESLUITEN OP GROND VAN TITEL V VAN HET EU-VERDRAG

 

*

Gemeenschappelijk Optreden 2009/466/GBVB van de Raad van 15 juni 2009 tot wijziging en verlenging van Gemeenschappelijk Optreden 2007/405/GBVB van de Raad inzake de politiemissie van de Europese Unie op het gebied van de hervorming van de veiligheidssector en haar interface met justitie in de Democratische Republiek Congo (EUPOL RD Congo)

40

 

*

Gemeenschappelijk Optreden 2009/467/GBVB van de Raad van 15 juni 2009 tot benoeming van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor Afghanistan en Pakistan en tot intrekking van Gemeenschappelijk Optreden 2009/135/GBVB

41

 

*

Gemeenschappelijk Standpunt 2009/468/GBVB van de Raad van 15 juni 2009 inzake de actualisering van Gemeenschappelijk Standpunt 2001/931/GBVB betreffende de toepassing van specifieke maatregelen ter bestrijding van het terrorisme en houdende intrekking van Gemeenschappelijk Standpunt 2009/67/GBVB

45

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Verordening (EG) nr. 1276/2008 van de Commissie van 17 december 2008 inzake de controle aan de hand van fysieke controles bij de uitvoer van landbouwproducten waarvoor restituties of andere bedragen worden toegekend (PB L 339 van 18.12.2008)

51

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

VERORDENINGEN

16.6.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 151/1


VERORDENING (EG) Nr. 499/2009 VAN DE RAAD

van 11 juni 2009

tot uitbreiding van het bij Verordening (EG) nr. 1174/2005 ingestelde definitieve antidumpingrecht op handpallettrucks en essentiële onderdelen daarvan van oorsprong uit de Volksrepubliek China tot hetzelfde product verzonden vanuit Thailand, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Thailand

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) („de basisverordening”), en met name op artikel 13,

Gezien het voorstel dat de Commissie na raadpleging van het Raadgevend Comité heeft ingediend,

Overwegende hetgeen volgt:

A.   PROCEDURE

1.   Geldende maatregelen

(1)

Na een onderzoek („het oorspronkelijke onderzoek”) heeft de Raad bij Verordening (EG) nr. 1174/2005 (2) („de oorspronkelijke verordening”) een definitief antidumpingrecht ingesteld op handpallettrucks en essentiële onderdelen daarvan („hpt” of „het betrokken product”) van oorsprong uit de Volksrepubliek China („VRC”).

(2)

Bij Verordening (EG) nr. 684/2008 (3) heeft de Raad de productomschrijving van het oorspronkelijke onderzoek verduidelijkt.

2.   Ambtshalve opening van een onderzoek

(3)

Na het oorspronkelijke onderzoek beschikte de Commissie over bewijsmateriaal waaruit bleek dat de antidumpingmaatregelen ten aanzien van hpt van oorsprong uit de VRC worden ontweken door assemblage van hpt in Thailand („het onderzochte product”).

(4)

In concreto bleek uit het voorlopige bewijsmateriaal waarover de Commissie beschikte het volgende:

er heeft zich een significante verandering in het handelspatroon van de uitvoer vanuit de VRC en Thailand naar de Gemeenschap voorgedaan na de instelling van de maatregelen ten aanzien van het betrokken product waarvoor, behoudens de instelling van het recht, geen voldoende reden of verklaring is;

deze verandering in het handelspatroon leek te wijten te zijn aan de assemblage van hpt in Thailand;

de corrigerende werking van de thans geldende antidumpingmaatregelen op het betrokken product wordt ondermijnd, zowel wat de hoeveelheden als wat de prijzen betreft. De invoer van het betrokken product bleek te zijn vervangen door de invoer van aanzienlijke hoeveelheden van hpt uit Thailand. Bovendien waren er voldoende aanwijzingen dat deze toegenomen invoer plaatsvindt tegen prijzen die veel lager zijn dan de geen schade veroorzakende prijs die werd vastgesteld in het kader van het onderzoek dat tot de geldende maatregelen had geleid;

de prijzen van hpt waren dumpingprijzen die lager waren dan de eerder vastgestelde normale waarde voor het betrokken product.

(5)

Nadat de Commissie in overleg met het Raadgevend Comité had vastgesteld dat er voldoende voorlopig bewijsmateriaal was om een onderzoek te openen overeenkomstig artikel 13 van de basisverordening, heeft zij ambtshalve bij Verordening (EG) nr. 923/2008 (4) („de verordening tot opening van het onderzoek”) een onderzoek naar de mogelijke ontwijking van de antidumpingmaatregelen geopend. Overeenkomstig artikel 13, lid 3, en artikel 14, lid 5, van de basisverordening heeft de Commissie de douaneautoriteiten, eveneens krachtens de verordening tot opening van het onderzoek, ook opgedragen de invoer van uit Thailand verzonden hpt, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Thailand, vanaf 21 september 2008 te registreren.

3.   Onderzoek

(6)

De Commissie heeft de autoriteiten van de VRC en Thailand, de producenten-exporteurs in de VRC en Thailand, de haar bekende belanghebbende importeurs in de Gemeenschap en de bedrijfstak van de Gemeenschap officieel van de opening van het onderzoek in kennis gesteld. Er is een vragenlijst gestuurd aan de bekende producenten-exporteurs in de VRC en in Thailand, aan de importeurs in de Gemeenschap die de Commissie van het oorspronkelijke onderzoek bekend waren en aan de partijen die zich binnen de bij artikel 3 van de verordening tot opening van het onderzoek vastgestelde termijn hadden gemeld. Belanghebbenden werd de gelegenheid geboden om binnen de bij de openingsverordening vastgestelde termijn hun standpunt schriftelijk bekend te maken en te verzoeken te worden gehoord. Alle partijen zijn erover ingelicht dat het niet verlenen van medewerking tot de toepassing van artikel 18 van de basisverordening kon leiden en tot bevindingen die op beschikbare gegevens waren gebaseerd.

(7)

Er zijn geen antwoorden van producenten-exporteurs in Thailand op de vragenlijst ontvangen en de Commissie heeft evenmin opmerkingen van de Thaise autoriteiten ontvangen. Slechts één Thaise producent-exporteur van hpt, die volgens informatie waarover de Commissie ten tijde van de opening van het onderzoek beschikte in de periode van 2005 tot aan het OT (zoals gedefinieerd in overweging 10) hpt uitvoerde naar de Gemeenschap en die assemblagewerkzaamheden van hpt in Thailand verrichtte, verklaarde in april 2008 te zijn opgeheven.

(8)

Eén Chinese producent-exporteur meldde op de vragenlijst zijn uitvoer naar de Europese Gemeenschap en een zeer geringe uitvoer van het betrokken product naar Thailand. Er zijn geen opmerkingen ontvangen van de Chinese autoriteiten.

(9)

Tot slot dienden negen importeurs in de Gemeenschap de vragenlijst in, waarin zij hun invoer uit China en Thailand vermeldden. Globaal werd uit de antwoorden geconcludeerd dat er sprake was van een stijging van de invoer uit Thailand en een sterke afname van de invoer uit de VRC in 2006, het jaar na de invoering van definitieve antidumpingrechten. In de daaropvolgende jaren nam de invoer uit de VRC toe terwijl de invoer uit Thailand enigszins afnam, maar duidelijk boven het niveau van 2005 bleef.

4.   Onderzoektijdvak

(10)

Het onderzoek had betrekking op de periode van 1 september 2007 tot en met 31 augustus 2008 („onderzoektijdvak” of „OT”). Voor het onderzoek naar de mogelijke wijziging van het handelspatroon en de overige in artikel 13 van de basisverordening genoemde aspecten werden gegevens verzameld over de periode van 2005 tot het eind van het OT.

B.   RESULTATEN VAN HET ONDERZOEK

1.   Algemene overwegingen/medewerking/methode

(11)

Zoals in overweging 7 is vermeld, werkte geen van de producenten-exporteurs van hpt in Thailand aan het onderzoek mee en zijn de noodzakelijke gegevens niet ingediend. De Commissie kon de aard van de vanuit Thailand verzonden invoer dan ook niet rechtstreeks bij de bron verifiëren. Bijgevolg moesten de bevindingen over de invoer in de Gemeenschap van hpt verzonden vanuit Thailand overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening worden gebaseerd op de beschikbare gegevens. In dit verband wordt opgemerkt dat de Commissie ook uit de informatie die uit de VRC of van de importeurs in de Gemeenschap werd ontvangen, de aard van deze invoer niet kon opmaken.

(12)

Overeenkomstig artikel 13, lid 1, van de basisverordening werd nagegaan of de maatregelen werden ontweken door te onderzoeken of het handelspatroon tussen derde landen en de Gemeenschap was gewijzigd, of deze wijzigingen het gevolg waren van een praktijk, een proces of werkzaamheden waarvoor, afgezien van de instelling van het recht, geen voldoende reden of economische rechtvaardiging bestond, of er schade was, of de corrigerende werking van het recht, gezien de prijzen en/of hoeveelheden van het soortgelijke product, werd ondermijnd, en of er bewijs was van dumping, gelet op de eerder voor het soortgelijke product vastgestelde normale waarden, eventueel overeenkomstig artikel 2 van de basisverordening.

2.   Betrokken product en soortgelijk product

(13)

Het betrokken product bestaat uit handpallettrucks en essentiële onderdelen daarvan („hpt”), d.w.z. chassis en hydraulische onderdelen, doorgaans aangegeven onder de GN-codes ex 8427 90 00 en ex 8431 20 00, van oorsprong uit de VRC. Hpt worden omschreven als toestellen met een door wielen ondersteunde hefvork die gebruikt worden om pallets te verplaatsen en die door een persoon te voet met behulp van een beweegbare dissel manueel geduwd, getrokken en gestuurd worden op een glad, vlak en hard oppervlak. Hpt zijn uitsluitend bestemd om ladingen met behulp van de als pomp gebruikte dissel hoog genoeg op te heffen om ze te kunnen verplaatsen. Zij hebben geen andere extra functies of gebruiksdoeleinden, zoals bijvoorbeeld i) ladingen verplaatsen en heffen om ze hoger te plaatsen of te helpen opslaan (hoogheffende pallettrucks), ii) pallets boven elkaar stapelen (stapelaars), iii) ladingen tot een werkplatform heffen (schaarpallettrucks) of iv) ladingen heffen en wegen (weegpallettrucks).

(14)

Het onderzochte product betreft handpallettrucks (met dezelfde definitie als het betrokken product) en essentiële onderdelen daarvan, d.w.z. chassis en hydraulische onderdelen, die vanuit Thailand worden verzonden („het onderzochte product”), al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Thailand, en doorgaans aangegeven onder dezelfde GN-codes als het betrokken product.

(15)

Uit de beschikbare gegevens bleek dat hpt die uit de VRC naar de Gemeenschap worden uitgevoerd en hpt die vanuit Thailand naar de Gemeenschap worden verzonden dezelfde fysische basiskenmerken en toepassingen hebben. Daarom worden deze producten als soortgelijke producten beschouwd in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening.

3.   Wijzigingen in het handelspatroon tussen derde landen en de Gemeenschap

(16)

Daar geen enkele Thaise onderneming medewerking verleende, werden de omvang en de waarde van de uitvoer van het betrokken product uit Thailand naar de Gemeenschap vastgesteld op basis van de beschikbare gegevens, namelijk de door de lidstaten overeenkomstig artikel 14, lid 6, van de basisverordening verzamelde statistische gegevens die door de Commissie werden samengevoegd, en de Eurostat-gegevens. Wat de gegevens in de antwoorden van de importeurs in de Gemeenschap betreft, bleek uit het onderzoek dat de door die importeurs gemelde Thaise uitvoer slechts een zeer klein deel van de Thaise uitvoer van hpt tijdens het OT uitmaakte, namelijk minder dan 5 %. Bijgevolg werd geconcludeerd dat de statistische gegevens waarover de Commissie beschikte, het volume en de waarde van de Thaise uitvoer nauwkeuriger weergaven dan de beperkte informatie die door de importeurs in de Gemeenschap werd verstrekt.

(17)

Na de instelling van de antidumpingmaatregelen steeg de invoer van hpt uit Thailand van 7 458 exemplaren in 2005 tot 64 706 exemplaren in 2007 en daalde deze tot 42 056 exemplaren tijdens het OT.

(18)

De invoer van hpt vanuit China in de Europese Gemeenschap steeg van 240 639 stuks in 2005 tot 538 271 in 2007 en 584 786 tijdens het OT. Volgens de beschikbare informatie is deze stijging voornamelijk toe te schrijven aan de toegenomen uitvoer van de Chinese producent-exporteur met het laagste antidumpingrecht. De uitvoer vanuit China van deze marktdeelnemer vertegenwoordigt namelijk het overgrote deel van de toename die de invoer van hpt in de Europese Gemeenschap vanuit de VRC tussen 2005 en het einde van het OT te zien gaf.

(19)

Gezien de hierboven geschetste situatie wordt geconcludeerd dat een verandering in het handelspatroon tussen de Europese Gemeenschap, de VRC en Thailand heeft plaatsgevonden. De invoer vanuit de VRC bleef stijgen, maar dit is rechtstreeks toe te schrijven aan de uitvoerprestaties van één van de Chinese producenten-exporteurs die aan het oorspronkelijke onderzoek meewerkte en aan wie het laagste antidumpingrecht was opgelegd. Anderzijds steeg de invoer vanuit Thailand tussen 2005 en 2007 met 868 % en stabiliseerde deze zich tijdens het OT op een toename van 564 % ten opzichte van 2005.

(20)

Alles bij elkaar laat het handelspatroon weliswaar een gelijkblijvende uitvoer vanuit de VRC zien, maar ook een aanzienlijke toename van de uitvoer vanuit Thailand. De aanhoudende of voortgezette toename — hoewel die tussen 2007 en het OT veel geringer was dan de toename die uit het oorspronkelijke onderzoek resulteerde — van de uitvoer vanuit de VRC kan worden verklaard door het feit dat veruit het grootste deel van de uitvoer afkomstig was van de Chinese onderneming met het laagste antidumpingrecht. Anderzijds was het patroon met betrekking tot Thailand alleen te verklaren als het gevolg van acties met het oog op de ontwijking van maatregelen.

4.   Onvoldoende reden of economische rechtvaardiging

(21)

De invoer in de Gemeenschap vanuit Thailand begon te stijgen in de periode waarin de Gemeenschap haar oorspronkelijke onderzoek verrichtte. Er wordt aan herinnerd dat de autoriteiten van Thailand en mogelijke producenten-exporteurs in Thailand van het huidige onderzoek in kennis zijn gesteld. Er is echter geen informatie ontvangen die deze aanzienlijke toename kon verklaren. Ook werkte geen van de Thaise ondernemingen mee aan het onderzoek door de benodigde antwoorden op de vragenlijsten in te sturen. In dit verband moet worden benadrukt dat — zoals in overweging 7 wordt gesteld — informatie waarover de Commissie ten tijde van de opening van het onderzoek beschikte, erop wees dat in Thailand veel assemblagewerkzaamheden van hpt worden verricht. De Commissie heeft echter geen bewijsmateriaal ontvangen waaruit zou blijken dat hpt daadwerkelijk in Thailand worden geproduceerd. Op grond van de beschikbare gegevens en in afwezigheid van enige andere voldoende reden of economische rechtvaardiging in de zin van artikel 13, lid 1, van de basisverordening is de conclusie daarom dat de wijziging in het handelspatroon werd veroorzaakt door de instelling van het antidumpingrecht op hpt van oorsprong uit de VRC.

5.   Ondermijning van de corrigerende werking van het antidumpingrecht (artikel 13, lid 1)

(22)

Uit het onderzoek bleek dat de invoer uit Thailand de corrigerende werking van de antidumpingmaatregelen zowel wat hoeveelheden als wat prijzen betreft ondermijnde.

(23)

Er wordt op gewezen dat de wijziging in de handelsstromen bestond uit een buitengewone toename van invoer uit Thailand. Hierdoor werd in de eerste plaats de corrigerende werking van de antidumpingmaatregelen, wat de omvang van de invoer in de communautaire markt betreft, tenietgedaan. Indien de invoer in de Gemeenschap niet vanuit Thailand, maar vanuit de VRC zou hebben plaatsgehad, is het meer dan waarschijnlijk dat de ingevoerde hoeveelheden veel geringer zouden zijn dan de uit Thailand ingevoerde hoeveelheden, aangezien onder meer antidumpingrechten van 7,6 % tot 46,7 % betaald hadden moeten worden.

(24)

In de tweede plaats moest, wat de prijzen van het uit Thailand verzonden betrokken product betreft, door het gebrek aan medewerking een beroep worden gedaan op Eurostat-gegevens (die werden bevestigd door de in artikel 14, lid 6, van de basisverordening bedoelde gegevens), die de beste beschikbare gegevens waren. De door de importeurs in de Gemeenschap ingediende informatie werd om de in overweging 16 genoemde redenen niet volledig betrouwbaar geacht. In dit verband werd vastgesteld dat de gemiddelde invoerprijs van de uit Thailand naar de Gemeenschap uitgevoerde producten tijdens het OT aanzienlijk lager was dan de bij het oorspronkelijke onderzoek vastgestelde schademarge. In concreto bleek de gemiddelde invoerprijs van de Thaise uitvoer naar de Gemeenschap 48,9 % lager te zijn dan de bij het oorspronkelijke onderzoek vastgestelde schademarge. Daarom werd de corrigerende werking van het antidumpingrecht aangetast wat de prijzen betreft.

(25)

Derhalve wordt geconcludeerd dat de invoer van het betrokken product uit Thailand zowel wat hoeveelheden als wat prijzen betreft de corrigerende werking van het antidumpingrecht aantast.

6.   Dumpingcriterium (artikel 13, lid 1)

(26)

Om vast te stellen of bewijsmateriaal voor dumping kon worden gevonden voor de uitvoer van het betrokken product uit Thailand naar de Gemeenschap tijdens het OT moest, bij gebrek aan medewerking, zoals vermeld in de overwegingen 7 en 16, overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening gebruik worden gemaakt van de Eurostat-gegevens op GN-niveau als basis voor de vaststelling van de exportprijzen naar de EG.

(27)

Overeenkomstig artikel 13, lid 1, van de basisverordening werden deze exportprijzen vergeleken met de eerder vastgestelde normale waarde, namelijk het gewogen gemiddelde van de normale waarde die bij het oorspronkelijke onderzoek was vastgesteld.

(28)

Gezien het gebrek aan medewerking, en overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening, werd het voor de vergelijking van de exportprijs met de normale waarde dienstig geacht ervan uit te gaan dat het assortiment producten dat bij onderhavig onderzoek werd onderzocht, hetzelfde was als dat bij het oorspronkelijke onderzoek.

(29)

Overeenkomstig artikel 2, leden 11 en 12, van de basisverordening werd de bij het oorspronkelijke onderzoek vastgestelde normale waarde vergeleken met de gewogen gemiddelde exportprijs in het onderzoektijdvak van onderhavig onderzoek, zoals bevestigd door Eurostat-gegevens, en uitgedrukt in procenten van de cif-prijs, grens Gemeenschap, voor inklaring. Uit deze vergelijking bleek dat de dumpingmarge aanzienlijk was, namelijk 22,5 %.

(30)

Gezien de betrokken dumpingmarge en omdat niets wijst op wezenlijke verschuivingen in de productmix van de uitgevoerde goederen, wordt er geacht sprake te zijn van dumping ten opzichte van de bij het oorspronkelijke onderzoek vastgestelde normale waarde.

C.   MAATREGELEN

(31)

Gelet op bovengenoemde bevindingen wordt geconcludeerd dat er sprake is van ontwijking van rechten in de zin van artikel 13, lid 1, van de basisverordening. Overeenkomstig artikel 13, lid 1, eerste zin, van de basisverordening, moeten de bestaande antidumpingmaatregelen ten aanzien van de invoer van het betrokken product van oorsprong uit de VRC worden uitgebreid tot de invoer van hetzelfde product verzonden vanuit Thailand en al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Thailand.

(32)

De maatregelen die moeten worden uitgebreid, zijn de maatregelen die in artikel 1, lid 2, van de oorspronkelijke verordening voor de niet-medewerkende partijen, d.w.z. „alle andere ondernemingen” zijn vastgesteld. Daarom moet voor de toepassing van deze verordening het antidumpingrecht dat van toepassing is op de nettoprijs, franco grens Gemeenschap, vóór inklaring, worden vastgesteld op 46,7 %.

(33)

Overeenkomstig artikel 14, lid 5, van de basisverordening kunnen nadere maatregelen worden toegepast op goederen waarvan de invoer werd geregistreerd. Daarom moeten rechten worden geheven op de vanuit Thailand verzonden ingevoerde hpt waarvan de invoer overeenkomstig de openingsverordening werd geregistreerd.

D.   VERZOEKEN OM VRIJSTELLING

(34)

Er zij aan herinnerd dat bij het onderhavige onderzoek niet is gebleken dat er in Thailand een producent-exporteur bestaat die hpt naar de Gemeenschap uitvoert of die zich bij de Commissie heeft aangemeld en aan de procedure heeft meegewerkt. Niettemin worden Thaise producenten-exporteurs die worden geacht bij de procedure betrokken te zijn en die overwegen een verzoek om vrijstelling van de uitgebreide antidumpingmaatregel overeenkomstig artikel 13, lid 4, van de basisverordening in te dienen, ervan in kennis gesteld dat zij een vragenlijst moeten invullen, zodat de Commissie kan vaststellen of zij voor vrijstelling in aanmerking komen. Een dergelijke vrijstelling kan worden verleend na een beoordeling van bijvoorbeeld de marktsituatie van het betrokken product, de productiecapaciteit en de bezettingsgraad, de aan- en verkoop, de waarschijnlijkheid van een voortzetting van de praktijken waarvoor onvoldoende reden of economische rechtvaardiging bestaat en het bewijsmateriaal inzake dumping. De Commissie verricht doorgaans ook een controle ter plaatse. Het verzoek moet zo spoedig mogelijk bij de Commissie worden ingediend en dient alle nodige gegevens te bevatten, met name over eventuele wijzigingen in de activiteiten van de onderneming op het gebied van productie en verkoop.

E.   MEDEDELING VAN FEITEN EN OVERWEGINGEN

(35)

Belanghebbenden werden in kennis gesteld van de voornaamste feiten en overwegingen op grond waarvan de Raad voornemens is de thans geldende definitieve antidumpingrechten uit te breiden en konden hierover opmerkingen maken en een verzoek indienen om te worden gehoord. Er werden geen opmerkingen ontvangen die van dien aard waren dat zij wijziging brachten in bovenstaande conclusies,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Het definitieve antidumpingrecht voor „alle andere ondernemingen” dat bij Verordening (EG) nr. 1174/2005 is ingesteld op handpallettrucks en essentiële onderdelen daarvan, d.w.z. chassis en hydraulische onderdelen, zoals gedefinieerd in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1174/2005, zoals gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 684/2008, van oorsprong uit de Volkrepubliek China, wordt uitgebreid tot handpallettrucks en essentiële onderdelen daarvan, d.w.z. chassis en hydraulische onderdelen, zoals gedefinieerd in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1174/2005, zoals gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 684/2008, ingedeeld onder de GN-codes ex 8427 90 00 en ex 8431 20 00 (Taric-codes 8427900011 en 8431200011), verzonden vanuit Thailand, al dan niet aangegeven als zijnde van oorspong uit Thailand.

2.   Het bij lid 1 uitgebreide recht wordt geheven op de ingevoerde producten die geregistreerd werden overeenkomstig artikel 2 van Verordening (EG) nr. 923/2008 van de Commissie alsmede artikel 13, lid 3, en artikel 14, lid 5, van Verordening (EG) nr. 384/96.

3.   De geldende bepalingen inzake douanerechten zijn van toepassing.

Artikel 2

1.   Verzoeken om vrijstelling van het bij artikel 1 uitgebreide recht moeten schriftelijk worden ingediend in een van de officiële talen van de Europese Unie en zijn ondertekend door een persoon die bevoegd is de indiener van het verzoek te vertegenwoordigen. De verzoeken dienen aan het volgende adres te worden gericht:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Handel

Directoraat H

Kantoor: N105 04/090

1040 Brussel

BELGIUM

Fax (32-2) 2956505

2.   Na overleg in het Raadgevend Comité kan de Commissie overeenkomstig artikel 13, lid 4, van Verordening (EG) nr. 384/96 vrijstelling verlenen van het bij artikel 1 uitgebreide recht aan ondernemingen die de antidumpingmaatregelen, ingesteld bij Verordening (EG) nr. 1174/2005, niet ontwijken.

Artikel 3

De douaneautoriteiten wordt opgedragen de registratie van de invoer overeenkomstig artikel 2 van Verordening (EG) nr. 923/2008 te beëindigen.

Artikel 4

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Luxemburg, 11 juni 2009.

Voor de Raad

De voorzitter

G. SLAMEČKA


(1)  PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1.

(2)  PB L 189 van 21.7.2005, blz. 1.

(3)  PB L 192 van 19.7.2008, blz. 1.

(4)  PB L 252 van 20.9.2008, blz. 3.


16.6.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 151/6


VERORDENING (EG) Nr. 500/2009 VAN DE RAAD

van 11 juni 2009

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1212/2005 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op de invoer van bepaalde gietstukken uit de Volksrepubliek China

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) („de basisverordening”), en met name op artikel 11, lid 3,

Gezien het voorstel dat de Commissie na raadpleging van het Raadgevend Comité heeft ingediend,

Overwegende hetgeen volgt:

A.   GELDENDE MAATREGELEN

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1212/2005 (2) heeft de Raad een definitief antidumpingrecht ingesteld op bepaalde gietstukken van oorsprong uit de Volksrepubliek China („VRC”) („de definitieve verordening”). De individuele rechten liepen uiteen van 0 % tot 37,9 % en het residuele recht werd vastgesteld op 47,8 %. Een aanbod voor een gezamenlijke verbintenis van een aantal ondernemingen en de Chinese Kamer van Koophandel voor de in- en uitvoer van machines en elektronische producten („de CCME”) werd aanvaard bij Besluit 2006/109/EG van de Commissie (3) en Verordening (EG) nr. 268/2006 van de Raad (4). Wegens verzoeken van diverse nieuwe producenten-exporteurs werd de definitieve verordening van tijd tot tijd gewijzigd, voor het laatst in april 2009 (5).

B.   OPENING VAN EEN NIEUW ONDERZOEK EN INLEIDING VAN DE PROCEDURE

(2)

Op 8 november 2007 ontving de Commissie een verzoek om een tussentijds nieuw onderzoek overeenkomstig artikel 11, lid 3, van de basisverordening. Het verzoek was namens negen Europese producenten ingediend door Eurofonte („de indiener van het verzoek”). Volgens de indiener van het verzoek was de werkingssfeer van de maatregelen in de definitieve verordening niet duidelijk. Hij voerde aan dat de productomschrijving voor gietstukken van nodulair gietijzer moest worden verduidelijkt en dat met name moest worden vastgesteld of dergelijke gietstukken onder de definitie van het betrokken product vallen.

(3)

Omdat de Commissie tot de conclusie was gekomen dat er voldoende bewijsmateriaal was om een gedeeltelijk tussentijds onderzoek te openen, heeft zij na raadpleging van het Raadgevend Comité door middel van een bericht („het bericht van opening van een nieuw onderzoek”) in het Publicatieblad van de Europese Unie  (6) de opening van een onderzoek op grond van artikel 11, lid 3, van de basisverordening aangekondigd. Het onderzoek was beperkt tot de definitie van het product waarop de maatregelen van toepassing zijn.

(4)

De Commissie heeft de haar bekende producenten, importeurs en gebruikers in de Gemeenschap, de vertegenwoordigers van het land van uitvoer en alle haar bekende exporteurs in de VRC op de hoogte gebracht van de opening van het nieuwe onderzoek. De Commissie heeft al deze partijen en alle andere partijen die zich binnen de in het bericht van opening van een nieuw onderzoek vermelde termijn kenbaar hadden gemaakt, om informatie verzocht. De Commissie heeft de belanghebbenden ook in de gelegenheid gesteld hun standpunt schriftelijk bekend te maken en te verzoeken te worden gehoord.

(5)

Vijftien communautaire producenten, negen niet met de Chinese producenten-exporteurs verbonden importeurs in de Gemeenschap, één gebruiker in de Gemeenschap en zeventien Chinese producenten-exporteurs hebben een vragenlijst beantwoord.

(6)

Zes belanghebbenden die erom hadden verzocht, werden gehoord: de indiener van het verzoek, één communautaire producent en vier importeurs.

C.   BETROKKEN PRODUCT

(7)

Bij het betrokken product, zoals gedefinieerd in artikel 1 van de definitieve verordening, gaat het om gietstukken van niet-smeedbaar gietijzer van de soort die wordt gebruikt voor het afdekken of toegankelijk maken van installaties op of onder de grond en delen daarvan, al dan niet bewerkt, gecoat, geverfd of voorzien van andere materialen, met uitzondering van brandkranen, van oorsprong uit de VRC, die vallen onder de GN-codes 7325 10 50, 7325 10 92 en ex 7325 10 99 (Taric-code 7325109910).

(8)

In het deel van de definitieve verordening waar het product wordt omschreven, en met name in overweging 18, wordt gezegd dat de gietstukken worden vervaardigd van grijs of van nodulair gietijzer, en hoewel in de overwegingen 20 en 21 enige verschillen worden beschreven, wordt in de overwegingen 22 en 29 geconcludeerd dat alle soorten gietstukken dezelfde fysieke kenmerken en chemische en technische basiseigenschappen hebben, in wezen voor dezelfde doeleinden worden gebruikt en beschouwd kunnen worden als verschillende soorten van hetzelfde product.

(9)

Volgens diverse partijen vallen gietstukken van nodulair gietijzer niet onder de term die in artikel 1 van de definitieve verordening wordt gebruikt voor de omschrijving van het product waarop de maatregelen van toepassing zijn („gietstukken van niet-smeedbaar gietijzer”). Enkele partijen verwezen naar de toelichting op de GN-onderverdeling voor hulpstukken (fittings) voor buisleidingen (GN-code 7307 19 10), waar wordt gezegd dat nodulair gietijzer smeedbaar is. Daarom zouden gietstukken van nodulair gietijzer niet onder de verordening vallen, ook al wordt in de overwegingen gezegd dat alle soorten gietstukken als verschillende soorten van hetzelfde product kunnen worden beschouwd.

D.   BEVINDINGEN VAN HET ONDERZOEK

1.   Inleidende opmerkingen

(10)

Verscheidene belanghebbenden voerden aan dat een nieuw onderzoek van de productomschrijving niet het juiste middel is om bovengenoemde kwestie aan te pakken, maar dat de Commissie hetzij een nieuw antidumpingonderzoek overeenkomstig artikel 5 van de basisverordening hetzij een antiontwijkingsonderzoek uit hoofde van artikel 13 van de basisverordening zou moeten openen.

(11)

Omdat met het onderzoek vooral wordt beoogd de reikwijdte van het oorspronkelijke onderzoek te bestuderen en, zo nodig, het dispositief dienovereenkomstig aan te passen, is in dit bijzondere geval een nieuw onderzoek van de productomschrijving op grond van artikel 11, lid 3, van de basisverordening de juiste procedure. Bij een nieuw onderzoek overeenkomstig artikel 5 van de basisverordening of een antiontwijkingsonderzoek uit hoofde van artikel 13 van de basisverordening gaat het om andere gevallen. Een nieuw onderzoek kan onder meer worden gebruikt om een onderzoek te openen naar een product dat in het oorspronkelijke onderzoek niet was onderzocht (bijvoorbeeld door een andere definitie van het product te gebruiken of voor een product dat van oorsprong is uit een land waarop de maatregelen niet van toepassing zijn). En een antiontwijkingsonderzoek kan worden gebruikt om te onderzoeken of er ten aanzien van een product waarop maatregelen van toepassing zijn, sprake is van ontwijking. Deze twee onderzoeksvormen zijn derhalve in de huidige omstandigheden niet geschikt.

(12)

Om een correcte toepassing van de antidumpingmaatregelen te waarborgen, was opening van een nieuw onderzoek derhalve de juiste beslissing.

2.   Analyse van het oorspronkelijke onderzoek

(13)

Als eerste stap is het oorspronkelijke onderzoek geanalyseerd om vast te stellen of dat onderzoek niet alleen betrekking had op alle gietstukken van grijs gietijzer, maar ook op alle gietstukken van nodulair gietijzer.

(14)

Om te beginnen moet worden opgemerkt dat het product in het bericht van inleiding van het oorspronkelijke onderzoek (7) wordt omschreven als „bepaalde artikelen van niet-smeedbaar gietijzer van het type dat wordt gebruikt voor het afdekken of toegankelijk maken van installaties op of onder de grond […] [van oorsprong] uit de Volksrepubliek China, die doorgaans worden aangegeven onder GN-codes 7325 10 50, 7325 10 92 en 7325 10 99”.

(15)

Uit de woorden „doorgaans worden aangegeven onder” blijkt dat de in het bericht van inleiding gebruikte GN-codes — zoals gebruikelijk — „slechts ter informatie” worden gegeven. De belanghebbenden konden dus niet aannemen dat alleen onder de genoemde GN-codes vallende producten deel van het onderzoek zouden uitmaken. Informatie over de productomschrijving werd niet alleen gegeven in het bericht van inleiding, maar ook in de niet-vertrouwelijke versie van de oorspronkelijke klacht, die voor alle belanghebbenden bij de procedure toegankelijk was en naar alle in de klacht genoemde producenten-exporteurs, importeurs en gebruikers is gestuurd.

(16)

In de niet-vertrouwelijke versie van de klacht is de omschrijving van het betrokken product precies gelijk aan die in het bericht van inleiding. In de punten 3.2 tot en met 3.7 van de klacht wordt die algemene omschrijving nader toegelicht. Uit verschillende in die punten opgenomen elementen blijkt dat de klacht betrekking had op producten van grijs en van nodulair gietijzer. Zo is het product volgens punt 3.5 vervaardigd van niet-smeedbaar gietijzer en kan dit grijs of nodulair gietijzer zijn. Verder wordt in punt 3.4 van de niet-vertrouwelijke versie van de klacht het productieproces van gietstukken van zowel grijs als nodulair gietijzer beschreven.

(17)

Bovendien was er geen aanwijzing dat het de bedoeling was dat de reikwijdte van het bericht van inleiding beperkter was dan die van de klacht.

(18)

Verder werden tijdens het oorspronkelijke onderzoek gegevens over dumping en schade verzameld voor beide soorten gietstukken. Met name werden in de vragenlijsten die naar de bekende belanghebbenden en naar de belanghebbenden die zich kenbaar hadden gemaakt en om een vragenlijst hadden verzocht, in de beschrijving van de productsoorten die in de productenclassificatie moesten worden opgenomen (productcontrolenummers) beide soorten genoemd. Voor alle medewerkende partijen die een vragenlijst ontvingen, was het daarom duidelijk dat het onderzoek betrekking had op gietstukken van zowel grijs als nodulair gietijzer. Bovendien werd door het feit dat de productclassificatie beide soorten omvatte, gewaarborgd dat alle bevindingen van het oorspronkelijke onderzoek ten aanzien van dumping, schade, causaal verband en belang van de Gemeenschap betrekking hadden op gietstukken van grijs en van nodulair gietijzer.

(19)

Daar komt nog bij dat in de naar alle belanghebbenden gestuurde mededeling van feiten en overwegingen en in de definitieve verordening herhaaldelijk werd vermeld dat de gietstukken zowel van grijs als van nodulair gietijzer kunnen zijn vervaardigd (met name de overwegingen 18, 20 en 21). De verschillen tussen beide soorten werden onderzocht en toegelicht (dezelfde overwegingen). Ten slotte werd in overweging 22 van de definitieve verordening geconcludeerd dat uit het onderzoek was gebleken dat alle soorten gietstukken, niettegenstaande de verschillen tussen grijs en nodulair gietijzer, dezelfde fysieke kenmerken en chemische en technische basiseigenschappen hebben, dat zij in wezen voor dezelfde doeleinden worden gebruikt en dat zij beschouwd kunnen worden als verschillende soorten van hetzelfde product.

(20)

In het licht van het voorgaande kan worden geconcludeerd dat het oorspronkelijke onderzoek betrekking had op gietstukken van grijs of nodulair gietijzer. Ook al zou het niet volledig duidelijk uit het bericht van inleiding alleen zijn gebleken, toch hadden belanghebbenden kunnen weten dat het onderzoek betrekking had op zowel grijs als nodulair gietijzer; het was immers vermeld in de niet-vertrouwelijke versie van de klacht en in de vragenlijst en werd ten slotte ook in de eindfase aan de belanghebbenden medegedeeld.

(21)

Na de mededeling van de definitieve bevindingen van dit nieuwe onderzoek voerde een belanghebbende aan dat de productomschrijving duidelijk in het bericht van inleiding van het oorspronkelijke onderzoek had moeten zijn aangegeven. Omdat er in dat bericht van inleiding alleen sprake was van gietstukken van niet-smeedbaar gietijzer, kon een importeur van gietstukken van smeedbaar gietijzer er zeker van zijn dat het onderzoek niet op zijn producten betrekking had, zodat hij de niet-vertrouwelijke versie van de klacht niet hoefde te raadplegen.

(22)

Wegens de bewoordingen van het oorspronkelijke bericht van inleiding kan niet worden beweerd dat de definitie van het betrokken product gietstukken van nodulair gietijzer expliciet of impliciet uitsloot. Om te beginnen zij opgemerkt dat in de eerste alinea van het oorspronkelijke bericht van inleiding al werd gezegd dat bij de Commissie „een klacht [werd] ingediend […], dat bepaalde gietstukken uit de Volksrepubliek China met dumping in de Gemeenschap worden ingevoerd en dat de bedrijfstak in de Gemeenschap hierdoor aanmerkelijke schade lijdt”. Vervolgens werd onder punt 2 (Product) vermeld dat het ging om gietstukken van niet-smeedbaar gietijzer van de soort die wordt gebruikt voor het afdekken of toegankelijk maken van installaties op of onder de grond, maar zonder te specificeren wat onder niet-smeedbaar kon worden verstaan. In dit verband wordt eraan herinnerd dat de in het bericht van inleiding vermelde GN-codes uitdrukkelijk „slechts ter informatie” worden gegeven, zodat niet kan worden beweerd dat de productomschrijving van het oorspronkelijke onderzoek daardoor werd beperkt. Het bericht van inleiding bevatte dus al elementen die voor de importeur of de producent-exporteur van gietstukken van nodulair gietijzer van de soort die wordt gebruikt voor het afdekken of toegankelijk maken van installaties op of onder de grond een aanwijzing moesten zijn dat nodulair gietijzer bij het onderzoek kon worden betrokken. Het argument wordt derhalve afgewezen.

(23)

Maar zelfs wanneer men aanneemt dat dit niet het geval was, was het bericht van opening van een nieuw onderzoek op dit punt duidelijk. In punt 3 (Motivering van het nieuwe onderzoek) werd opgemerkt dat terwijl het beschrijvende gedeelte van de definitieve verordening ook gietstukken van nodulair gietijzer bestreek, het toepassingsgebied van het dispositief van die verordening op dat punt wellicht verduidelijking behoefde. Alle marktdeelnemers werden uitdrukkelijk uitgenodigd hun standpunt uiteen te zetten en bewijsmateriaal te verstrekken. De betrokken importeur heeft evenwel geen bewijsmateriaal verstrekt om aan te tonen dat een of meer van zijn leveranciers op wiens producten rechten van toepassing waren, niet had(den) begrepen dat het oorspronkelijke onderzoek ook betrekking had op gietstukken van nodulair gietijzer. In dit verband moet ook worden opgemerkt dat in punt 9 van het bericht van opening van een nieuw onderzoek werd benadrukt dat partijen die dat wensten, overeenkomstig artikel 11, lid 3, van de basisverordening om een ander nieuw onderzoek konden verzoeken. Geen enkele exporteur op wiens producten rechten van toepassing waren, heeft evenwel aangevoerd dat hij ten tijde van het oorspronkelijke onderzoek niet had begrepen dat dit onderzoek ook betrekking had op gietstukken van nodulair gietijzer en dat daarom nu een nieuw onderzoek moest worden ingesteld om het op zijn producten, met inbegrip van die van nodulair gietijzer, van toepassing zijnde recht opnieuw te berekenen.

(24)

Het argument van de belanghebbende wordt derhalve afgewezen.

3.   Vergelijking van gietstukken van nodulair gietijzer met gietstukken van grijs gietijzer

(25)

Om na te gaan of de bevindingen in de definitieve verordening ten aanzien van gietstukken van grijs en nodulair gietijzer inderdaad correct waren, werd onderzocht of deze soorten gietstukken terecht geacht werden dezelfde fysieke kenmerken en chemische en technische eigenschappen te hebben en voor dezelfde doelen te worden gebruikt, zoals in de definitieve verordening werd gesteld.

a)   Fysieke kenmerken en chemische en technische eigenschappen en onderlinge verwisselbaarheid

(26)

Wat de fysieke kenmerken betreft, wordt de uiteindelijke vorm van het gietstuk beïnvloed door zijn doel en de omstandigheden waaronder het wordt geïnstalleerd, maar in elk geval moet het product in overeenstemming zijn met de van kracht zijnde normen, die onder meer zijn neergelegd in EN 1561, EN 1563, EN 124 en EN 1433.

(27)

Wat de chemische eigenschappen betreft, zijn grijs en nodulair gietijzer beide legeringen van ijzer en koolstof. Weliswaar zijn er geringe verschillen in de structuur van de grondstof en worden er tijdens het productieproces ook verschillende stoffen toegevoegd (bv. magnesium), maar de eindproducten vertonen wat de chemische eigenschappen betreft geen grote verschillen.

(28)

Omdat bij de productie van nodulair gietijzer magnesium wordt toegevoegd, verandert de microstructuur van dat gietijzer van lamellair (grijs gietijzer) in nodulair. Nodulair gietijzer bevat bolvormig grafiet.

(29)

Wat de technische eigenschappen betreft, bleek uit het onderzoek dat nodulair gietijzer technische eigenschappen heeft waardoor het materiaal beter dan grijs gietijzer bestand is tegen breukspanning en, wat belangrijker is, onder drukspanning veel beter kan worden vervormd zonder te breken; dit betekent dat nodulair gietijzer plastisch kan worden vervormd (ductiliteit), terwijl grijs gietijzer onder drukspanning breekt: het is bros. Het onderzoek heeft ook aangetoond dat andere mechanische en technische basiseigenschappen, zoals de mogelijkheid er gietstukken van te maken, de slijtvastheid en de elasticiteit, ondanks dit verschil voor beide gietijzersoorten vergelijkbaar zijn.

(30)

Bovendien zijn bovengenoemd verschillen tussen grijs en nodulair gietijzer alleen van invloed op het ontwerp van het gietstuk (gietstukken van nodulair gietijzer moeten worden vastgezet), maar niet op de geschiktheid voor het doel van het gietstuk: het afdekken of toegankelijk maken van installaties op of onder de grond.

(31)

Gietijzeren producten die voor bovengenoemd eindgebruik bestemd zijn, moeten voldoen aan de eisen van de normen EN 124 (Roosters en deksels voor putten en kolken) en EN 1433 (Roosters voor afwateringsgoten). Volgens beide normen moeten gietijzeren producten voldoen aan hetzij EN 1561 hetzij EN 1563 (d.w.z. grijs of nodulair gietijzer). Daarom voldoen zowel grijs als nodulair gietijzer aan de door de normen gestelde eisen, zodat ze als onderling verwisselbaar kunnen worden beschouwd.

b)   Eindgebruik

(32)

Consumenten zien beide soorten gietstukken als hetzelfde product, dat wordt gebruikt om putten af te dekken en daarbij weerstand moet bieden aan het verkeer, een veilige en gemakkelijke toegang moeten bieden tot ondergrondse netwerken, of om oppervlaktewater te verzamelen (roosters). Beide soorten bieden duurzame oplossingen.

c)   Conclusie

(33)

De conclusie luidt derhalve dat er weliswaar kleine verschillen zijn tussen de twee soorten producten, maar dat zij terecht als een enkel product worden beschouwd omdat zij dezelfde fysieke kenmerken en dezelfde chemische en technische eigenschappen hebben, voor dezelfde doeleinden kunnen worden gebruikt en onderling verwisselbaar zijn. Dit bevestigt de bevindingen van het oorspronkelijke onderzoek en de overwegingen 18, 20, 21 en 22 van de definitieve verordening.

(34)

Na de mededeling van de definitieve bevindingen vochten diverse belanghebbenden deze bevindingen aan; zij wezen erop dat al in het oorspronkelijke onderzoek ten onrechte was geconcludeerd dat gietstukken van grijs en die van nodulair gietijzer dezelfde kenmerken en eigenschappen hebben en voor het onderzoek als een enkel product moeten worden beschouwd. Zij voerden aan dat uit diverse factoren bleek dat deze gietijzersoorten niet vergelijkbaar zijn en als verschillende producten moeten worden beschouwd. In het bijzonder noemden zij i) de verschillen in het productieproces, die leiden tot ii) volledig verschillende fysieke kenmerken en chemische en technische eigenschappen en iii) een uiteenlopende kostenstructuur, en tot slot iv) een andere perceptie door de consument. Ter staving van dit argument werden diverse adviezen van deskundigen en publicaties in vaktijdschriften aan de Commissie voorgelegd. In de adviezen werd vooral ingegaan op de verschillen tussen de grafietstructuur van nodulair en grijs gietijzer en op technische verschillen, nl. dat nodulair gietijzer onder drukspanning kan worden vervormd, terwijl grijs gietijzer dan breekt.

(35)

Het onderhavige onderzoek bevestigde inderdaad dat er verschillen tussen gietstukken van grijs gietijzer en die van nodulair gietijzer bestaan. Wanneer tijdens het productieproces van een gietstuk van nodulair gietijzer magnesium wordt toegevoegd, verandert de grafietstructuur van lamellair naar nodulair, waardoor het gietstuk andere mechanische eigenschappen krijgt, zoals een zekere vervormbaarheid onder drukspanning. Verder is voor gietstukken van nodulair gietijzer normaliter een speciaal ontwerp nodig om ze in het oppervlak vast te zetten. Er zij evenwel aan herinnerd dat het vaste praktijk is te onderzoeken of producten of productsoorten dezelfde fysieke kenmerken en chemische en technische basiseigenschappen hebben en in wezen voor dezelfde doeleinden worden gebruikt, teneinde te kunnen vaststellen of zij met het oog op een antidumpingonderzoek als een enkel product moeten worden aangemerkt. Dit betekent dat productsoorten niet in alle opzichten vanuit wetenschappelijk (of ander) oogpunt identiek moeten zijn, maar dat bepaalde verschillen aanvaardbaar zijn zolang de producten bovengenoemde kenmerken en basiseigenschappen gemeen hebben. Bovendien gaat het bij de procedure niet om de invoer van het materiaal als zodanig, d.w.z. gietijzer, maar om gietstukken die worden gebruikt voor het afdekken of toegankelijk maken van installaties op of onder de grond en delen daarvan. Uit het onderhavige onderzoek is gebleken dat een gietstuk van nodulair gietijzer dezelfde kenmerken en basiseigenschappen bezit als een gietstuk van grijs gietijzer (zie argumenten in de overwegingen 24 t/m 30). Het argument dat gietstukken van grijs gietijzer en die van nodulair gietijzer niet dezelfde kenmerken en basiseigenschappen bezitten, wordt daarom verworpen.

4.   Roosters voor afwateringsgoten

(36)

In het kader van dit onderzoek voerden twee ondernemingen aan dat de afwateringssystemen waarop norm EN 1433 betrekking heeft, niet onder de maatregelen moeten vallen. Ter staving van hun argument wezen zij erop dat in de definitieve verordening alleen een andere norm (EN 124), voor roosters en deksels voor putten en kolken, wordt vermeld en dat het oorspronkelijke onderzoek duidelijk alleen betrekking had op putdeksels.

(37)

De klager voerde aan dat het bericht van opening van een nieuw onderzoek, waarin de redenen voor het gedeeltelijke tussentijdse nieuwe onderzoek werden uiteengezet, geen melding maakte van roosters voor afwateringsgoten en dat de argumenten ter zake daarom buiten beschouwing moeten worden gelaten. Dit argument wordt verworpen omdat in het bericht van opening van een nieuw onderzoek ook is bepaald dat de productomschrijving moet worden verduidelijkt. Het feit dat speciale aandacht wordt gegeven aan de vraag of gietstukken van nodulair gietijzer onder de maatregelen vallen, sluit niet uit dat ook andere argumenten ten aanzien van de productomschrijving kunnen worden geanalyseerd.

(38)

Eerst werd onderzocht of het oorspronkelijke onderzoek ook betrekking had op roosters voor afwateringsgoten.

(39)

Zoals in overweging 14 al is gezegd, beschreef het bericht van inleiding voor het oorspronkelijke onderzoek het betrokken product als „bepaalde artikelen van niet-smeedbaar gietijzer van het type dat wordt gebruikt voor het afdekken of toegankelijk maken van installaties op of onder de grond en onderdelen daarvan […]”. Omdat roosters voor afwateringsgoten worden gebruikt voor het afdekken van installaties op of onder de grond en onderdelen daarvan, moest het bericht van inleiding zo worden gelezen dat ook roosters voor afwateringsgoten onder de betrokken gietstukken vielen.

(40)

Verder werd in de niet-vertrouwelijke versie van de oorspronkelijke klacht uitdrukkelijk gesteld dat het betrokken product gewoonlijk wordt aangeduid met zijn doel: roosters en deksels voor putten en kolken, roosters voor afwateringsgoten en straatpotten (zie punt 3.2). Een andere verwijzing dat roosters voor afwateringsgoten deel uitmaken van het betrokken product is te vinden in de punten 3.5 (doeltreffende afwatering van oppervlaktewater) en 3.6.

(41)

Bovendien zijn roosters voor afwateringsgoten ook opgenomen in de beschrijving van de productsoorten die in de vragenlijst moesten worden vermeld (productcontrolenummers), terwijl alle medewerkende partijen die een vragenlijst hadden ontvangen, ook melding moesten maken van de verkopen van dergelijke roosters. Alle bevindingen in het oorspronkelijke onderzoek over dumping, schade, oorzakelijk verband en belang van de Gemeenschap hadden dus ook betrekking op roosters voor afwateringsgoten.

(42)

Verder werd in de definitieve verordening, die ook aan alle belanghebbenden werd medegedeeld, en met name in de overwegingen 15, 16 en 17, vermeld dat de gietstukken doorgaans bestaan uit een in de grond verzonken frame en een deksel of rooster, dat niet uitsteekt boven het oppervlak. In overweging 17 wordt opgemerkt dat de deksels en roosters driehoekig, rond, vierkant of rechthoekig kunnen zijn maar dat andere vormen eveneens mogelijk zijn. In dezelfde geest wordt in overweging 19 vermeld dat de verschillende mogelijke aanbiedingsvormen van het product (onder andere mangatdeksels, straatkolkdeksels en straatpotten) voldoende vergelijkbaar zijn en daarom in het kader van deze procedure een enkel product vormen. De bewoordingen van de definitieve verordening duiden er dus op dat roosters van afwateringsgoten een van de mogelijke aanbiedingsvormen van de gietstukken zijn.

(43)

Deze roosters waren dus in de productomschrijving van het oorspronkelijke onderzoek opgenomen, wat had kunnen worden vastgesteld op grond van wat hierboven gezegd is.

(44)

Na de mededeling van de definitieve bevindingen voerde een belanghebbende aan dat noch uit het bericht van inleiding noch uit de definitieve verordening duidelijk bleek dat het onderzoek ook betrekking had op roosters voor afwateringsgoten. Deze partij beweerde dat terwijl het bericht van inleiding op zijn minst onduidelijk was over roosters voor afwateringsgoten, overweging 16 van de definitieve verordening duidelijke specificeerde: „Gietstukken moeten ervoor zorgen dat men zich tot de ondergrondse ruimten gemakkelijk toegang kan verschaffen, hetzij door in de ruimten af te dalen, hetzij door ze van bovenuit visueel te controleren”. Omdat het voor mensen niet mogelijk is via lineaire afwateringssystemen toegang te krijgen tot een onderaardse ruimte, maar dergelijke systemen voor de afvoer van water bestemd zijn, zou het duidelijk zijn dat roosters voor afwateringsgoten buiten het onderzoek vielen.

(45)

Het wordt niet tegengesproken dat roosters voor afwateringsgoten of lineaire afwateringssystemen, die gewoonlijk bestaan uit een afwateringsgoot met daarbovenop een rooster, hoofdzakelijk dienen om water van een oppervlak te laten afvloeien. Zij bieden echter ook een veilige en gemakkelijke toegang tot een ondergrondse ruimte, in dit geval de afwateringsgoot. Wanneer deze bijvoorbeeld verstopt is door bladeren of andere voorwerpen, kan men het rooster verwijderen waarna men toegang krijgt tot de afwateringsgoot om de verstopping te verhelpen. Zelfs wanneer men aanneemt dat de afwateringsgoot niet als onderdeel van de ondergrondse ruimte kan worden aangemerkt omdat het gietstuk er toegang toe moet geven, kan toch worden geargumenteerd dat het rooster een lineaire ruimte bedekt die gegraven is om waterafvoer mogelijk te maken. Verder wordt erop gewezen dat in de zin in de overweging in kwestie wordt gezegd dat toegang mogelijk is voor visuele inspectie, wat bij roosters voor afwateringsgoten ongetwijfeld het geval is. Bovendien moet de door de partij aangehaalde zin worden gelezen in zijn context, d.w.z. samen met overweging 15 en het begin van overweging 16. Zoals hierboven ook al is gezegd, wordt daar bepaald: „Gietstukken bestaan doorgaans uit een in de grond verzonken frame en een deksel of rooster, dat niet uitsteekt boven het oppervlak waarop voetgangers lopen en/of voertuigen rijden en bestand is tegen het gewicht van en de krachten uitgeoefend door de voetgangers en/of het verkeer. […] Gietstukken zijn bedoeld om ondergrondse ruimten af te dekken en moeten weerstand bieden aan de belasting door motorvoertuigen en/of voetgangers. Het deksel of rooster moet binnen het frame stevig op zijn plaats blijven om geluidshinder te vermijden en te voorkomen dat mensen verwondingen oplopen en voertuigen beschadigd worden.”. Uit het onderzoek bleek dat roosters voor afwateringsgoten doorgaans bestaan uit een in de grond verzonken afwateringsgoot en een rooster dat niet uitsteekt boven het oppervlak waarop voetgangers lopen en/of voertuigen rijden en bestand is tegen het gewicht van en de krachten uitgeoefend door de voetgangers en/of het verkeer. Het rooster kan bovendien ook worden gebruikt om toegang te verschaffen tot een ondergrondse ruimte en moet ook weerstand bieden aan de belasting door motorvoertuigen en/of voetgangers. Het argument dat het onderzoek geen betrekking had op roosters voor afwateringsgoten, wordt daarom afgewezen.

(46)

Om duidelijk te kunnen vaststellen of de bevindingen ten aanzien van roosters voor afwateringsgoten inderdaad juist waren, werd in een tweede fase onderzocht of deze roosters dezelfde fysieke kenmerken en technische basiseigenschappen als andere soorten gietstukken hebben en derhalve terecht kan worden aangenomen dat zij samen met de andere soorten gietstukken een enkel product vormen.

(47)

Het onderzoek bevestigde dat het bij roosters voor afwateringsgoten gaat om gietstukken van grijs of nodulair gietijzer en dat zij in de regel bestaan uit een in de grond verzonken frame en een rooster dat niet uitsteekt boven het oppervlak. Het frame wordt rechtstreeks boven een ruimte geplaatst. Het rooster wordt gebruikt om de grond te bedekken en visuele controle mogelijk te maken.

(48)

Hoewel het juist is dat het rooster van de afwateringsgoot voornamelijk ten doel heeft overtollig water af te voeren zodat voertuigen of vliegtuigen een weg of een start- of landingsbaan veilig kunnen gebruiken, sluit dit niet uit dat de roosters, zoals hierboven al is gezegd, ook ten doel hebben een ondergrondse ruimte te bedekken, en zij moeten ook weerstand bieden aan de belasting door motorvoertuigen. Bovendien zijn andere gietstukken (zoals roosters van straatkolken) ook bestemd voor de afvoer van overtollig water.

(49)

Wat het argument van de ontbrekende norm EN 1433 in de definitieve verordening betreft, is opgemerkt dat in de overwegingen 26 en 27, in het deel over het soortgelijke product, in verband met de bewering van belanghebbenden dat in de VRC vervaardigde en aldaar verkochte gietstukken niet kunnen worden vergeleken met door de bedrijfstak van de Gemeenschap vervaardigde en verkochte gietstukken wordt verwezen naar EN 124. Dit betekent evenwel niet dat de producten waarop EN 1433 van toepassing is, buiten het onderzoek vielen. Wanneer in een verordening naar een specifieke EN-norm wordt verwezen (of juist niet), gebeurt dat enkel ter informatie, maar betekent dat niet dat er geen andere norm is die van toepassing zou kunnen zijn. Bovendien was EN 1433 in het tijdvak van het oorspronkelijke onderzoek (april 2003-maart 2004) een nieuwe norm die vanaf augustus 2003 van toepassing was, terwijl tot augustus 2004 ook de nationale normen nog van kracht waren. Daarom was deze norm op het moment dat de gegevens voor het oorspronkelijke onderzoek werden verzameld, nog niet volledig operationeel, maar waren er tegelijkertijd ook andere normen voor hetzelfde product van toepassing.

(50)

Daarom wordt bevestigd dat deze specifieke aanbiedingsvorm van een gietstuk dezelfde fysieke kenmerken en dezelfde chemische en technische eigenschappen heeft als roosters en deksels voor putten en kolken of straatpotten.

(51)

Bijgevolg is duidelijk dat producten die onder EN 1433 vallen, tot de productomschrijving behoorden en dat de maatregelen erop van toepassing moeten blijven omdat het verschil in hun belangrijkste doel niet groot genoeg kan worden geacht om een uitsluiting van deze aanbiedingsvorm van een gietstuk buiten beschouwing te laten.

5.   Noodzaak het dispositief van de definitieve verordening te wijzigen — Slotopmerkingen

(52)

Gezien bovenstaande analyse werd het ten slotte dienstig geacht te onderzoeken of de bewoordingen van artikel 1 en de overwegingen 18 tot en met 29 van de definitieve verordening in overeenstemming zijn met de bevindingen van het oorspronkelijke onderzoek en met bovenstaande bevindingen. Anders gezegd, onderzocht werd of het tegen alle verwachtingen in wellicht niet nodig was het dispositief van de definitieve verordening te wijzigen en of staande kon worden gehouden dat de huidige versie van artikel 1 duidelijk ook betrekking heeft op gietstukken van nodulair gietijzer. In dit verband werd terdege rekening gehouden met het commentaar van de belanghebbenden over het deel over de definitie van het product in de definitieve verordening.

(53)

In artikel 1, lid 1, van de definitieve verordening wordt bepaald dat de antidumpingmaatregelen betrekking moeten hebben op gietstukken van niet-smeedbaar gietijzer. Verder wordt eraan herinnerd dat uit het onderzoek bleek dat nodulair gietijzer plastisch kan worden vervormd (zie overweging 30).

(54)

De vraag rees derhalve of nodulair gietijzer, hoewel het plastisch kan worden vervormd, vanuit technisch oogpunt toch steeds als niet-smeedbaar moet worden beschouwd. In de materiaalkunde heeft smeedbaarheid betrekking op het feit dat een materiaal onder drukspanning kan worden vervormd, wat vaak wordt gekenmerkt door het vermogen een dunne plaat van het materiaal te vormen door dit te smeden of te walsen. In dit verband was door de bedrijfstak van de Gemeenschap aangevoerd dat het begrip „artikelen van niet-smeedbaar gietijzer” in artikel 1 van de definitieve verordening betrekking zou kunnen hebben op alle gietstukken die niet van smeedbaar gietijzer zijn vervaardigd en dat dit gietstukken zowel van grijs als van nodulair gietijzer zou omvatten. Daarom zou inderdaad kunnen worden beweerd dat ook gietstukken van nodulair gietijzer, in tegenstelling tot die van smeedbaar gietijzer, niet smeedbaar zijn en dus sinds de inwerkingtreding van de definitieve verordening onder artikel 1 van die verordening vallen.

(55)

Plastische vervormbaarheid en smeedbaarheid correleren evenwel niet altijd met elkaar; zo is goud plastisch vervormbaar en smeedbaar, maar is lood alleen smeedbaar. Bovendien werd tijdens het nieuwe onderzoek bewijs aangevoerd dat nodulair gietijzer niet alleen onder trekspanning, maar ook onder drukspanning tot op zekere hoogte vervormbaar is. Daarom lijkt het erop dat vanuit technisch oogpunt moeilijk kan worden volgehouden dat nodulair gietijzer altijd als niet-smeedbaar moet worden beschouwd (in dat geval zou het niet nodig zijn het dispositief van de definitieve verordening te wijzigen).

(56)

Dat verandert evenwel niets aan de vaststelling dat het oorspronkelijke onderzoek zich ook uitstrekte tot gietstukken van nodulair gietijzer. Om iedere mogelijke dubbelzinnigheid in de interpretatie uit te sluiten, moet de definitieve verordening dienovereenkomstig worden herzien. In het bijzonder moet worden verduidelijkt dat de productomschrijving betrekking heeft op gietstukken van niet-smeedbaar gietijzer en op die van nodulair gietijzer. Bovendien moet een extra GN-code worden opgenomen, nl. GN-code ex 7325 99 10, die betrekking heeft op „andere gegoten werken van smeedbaar gietijzer”. Dit is nodig om er zeker van te zijn dat het antidumpingrecht dat bij het oorspronkelijke onderzoek was vastgesteld als passend voor (onder meer) dergelijke gietstukken van nodulair gietijzer, van nu af zeker op dergelijke artikelen zal worden geheven.

6.   Terugwerkende kracht

(57)

In het bericht van opening van een nieuw onderzoek werden belanghebbenden uitdrukkelijk uitgenodigd hun mening te geven over de vraag of de conclusies eventueel met terugwerkende kracht moeten worden toegepast. De kwestie van de terugwerkende kracht werd door diverse partijen aangekaart tijdens mondeling overleg en in de door hen ingediende stukken. In het algemeen verzetten alle partijen behalve de bedrijfstak van de Gemeenschap zich tegen een toepassing van de resultaten van het nieuwe onderzoek met terugwerkende kracht.

(58)

In dit verband wordt opgemerkt dat bij het huidige onderzoek is gebleken dat het dispositief van de definitieve verordening moet worden gewijzigd om de productomschrijving te verduidelijken en een GN-code toe te voegen. Bovendien schijnen enkele marktdeelnemers hun handelsgedrag de afgelopen periode te hebben afgestemd op de veronderstelling dat voor gietstukken van nodulair gietijzer geen antidumpingrecht hoefde te worden betaald. Wanneer de invoer van dergelijke gietstukken in de Gemeenschap met terugwerkende kracht onderhevig zou zijn aan een antidumpingrecht, zouden de desbetreffende marktdeelnemers hiervan ernstige schade kunnen ondervinden. Het wordt dan ook juister geacht dat de verduidelijking van de productomschrijving uitsluitend gevolgen heeft voor de toekomst.

E.   CONCLUSIE

(59)

Gezien bovenstaande bevindingen wordt het dienstig geacht Verordening (EG) nr. 1212/2005 te wijzigen door hierin op te nemen dat de productomschrijving betrekking heeft op gietstukken van niet-smeedbaar en van nodulair gietijzer. Bovendien moet een nieuwe GN-code worden ingevoegd, nl. GN-code ex 7325 99 10.

(60)

De bevindingen en het voorstel zijn aan de betrokken partijen medegedeeld, en zo nodig werden hun commentaren in aanmerking genomen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 1, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1212/2005 wordt vervangen door:

„1.   Er wordt een definitief antidumpingrecht ingesteld op gietstukken van niet-smeedbaar gietijzer of van modulair gietijzer van de soort die wordt gebruikt voor het afdekken of toegankelijk maken van installaties op of onder de grond en onderdelen daarvan, al dan niet bewerkt, gecoat, geverfd of voorzien van andere materialen, met uitsluiting van brandkranen, van oorsprong uit de Volksrepubliek China, gewoonlijk ingedeeld onder de GN-codes 7325 10 50, 7325 10 92, ex 7325 10 99 (Taric-code 7325109910) en ex 7325 99 10 (Taric-code 7325991010).”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Luxemburg, 11 juni 2009.

Voor de Raad

De voorzitter

G. SLAMEČKA


(1)  PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1.

(2)  PB L 199 van 29.7.2005, blz. 1.

(3)  PB L 47 van 17.2.2006, blz. 59.

(4)  PB L 47 van 17.2.2006, blz. 3.

(5)  PB L 94 van 8.4.2009, blz. 1.

(6)  PB C 74 van 20.3.2008, blz. 66.

(7)  PB C 104 van 30.4.2004, blz. 62.


16.6.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 151/14


VERORDENING (EG) Nr. 501/2009 VAN DE RAAD

van 15 juni 2009

tot uitvoering van artikel 2, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2580/2001 inzake specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten met het oog op de strijd tegen het terrorisme, en tot intrekking van Besluit 2009/62/EG

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2580/2001 van de Raad van 27 december 2001 inzake specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten met het oog op de strijd tegen het terrorisme (1), en met name op artikel 2, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 26 januari 2009 Besluit 2009/62/EG aangenomen tot uitvoering van artikel 2, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2580/2001 (2) en tot opstelling van een bijgewerkte lijst van personen, groepen en entiteiten waarop die verordening van toepassing is.

(2)

De Raad heeft aan alle personen, groepen en entiteiten waarvoor dit praktisch mogelijk was motiveringen verstrekt, waarin wordt toegelicht waarom zij in Besluit 2009/62/EG zijn opgenomen. Aan één persoon is in maart 2009 een gewijzigde motivering verstrekt.

(3)

Via een in het Publicatieblad van de Europese Unie  (3) bekendgemaakte kennisgeving heeft de Raad aan de in Besluit 2009/62/EG genoemde personen, groepen en entiteiten meegedeeld dat hij besloten heeft hen op de lijst te handhaven. Tevens heeft hij de betrokken personen, groepen en entiteiten meegedeeld dat het mogelijk is de Raad om de motivering voor hun plaatsing op de lijst te verzoeken voor zover deze niet reeds aan hen is meegedeeld.

(4)

De Raad heeft een volledige evaluatie verricht van de lijst van personen, groepen en entiteiten waarop Verordening (EG) nr. 2580/2001 van toepassing is, hetgeen ingevolge artikel 2, lid 3, van die verordening vereist is. Daarbij heeft hij rekening gehouden met de opmerkingen die door betrokkenen aan de Raad zijn voorgelegd.

(5)

De Raad heeft bepaald dat er niet langer gronden zijn om bepaalde personen te handhaven op de lijst van personen, groepen en entiteiten waarop Verordening (EG) nr. 2580/2001 van toepassing is, en de lijst moet dienovereenkomstig worden aangepast.

(6)

De Raad heeft vastgesteld dat de andere in de bijlage bij deze verordening genoemde personen, groepen en entiteiten betrokken zijn geweest bij terroristische daden in de zin van artikel 1, leden 2 en 3, van Gemeenschappelijk Standpunt 2001/931/GBVB van 27 december 2001 betreffende de toepassing van specifieke maatregelen ter bestrijding van het terrorisme (4), dat ten aanzien van hen een beslissing is genomen door een bevoegde instantie in de zin van artikel 1, lid 4, van dat gemeenschappelijk standpunt, en dat zij onderworpen moeten blijven aan de in Verordening (EG) nr. 2580/2001 vastgestelde specifieke beperkende maatregelen.

(7)

De lijst van personen, groepen en entiteiten waarop Verordening (EG) nr. 2580/2001 van toepassing is, moet dienovereenkomstig worden bijgewerkt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 2, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2580/2001 bedoelde lijst wordt vervangen door de lijst in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Besluit 2009/62/EG wordt ingetrokken.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Luxemburg, 15 juni 2009.

Voor de Raad

De voorzitter

J. KOHOUT


(1)  PB L 344 van 28.12.2001, blz. 70.

(2)  PB L 23 van 27.1.2009, blz. 25.

(3)  PB C 136 van 16.6.2009, blz. 35.

(4)  PB L 344 van 28.12.2001, blz. 93.


BIJLAGE

Lijst van personen, groepen en entiteiten als bedoeld in artikel 1

1.   PERSONEN

1.

ABOU, Rabah Naami (alias Naami Hamza, alias Mihoubi Faycal, alias Fellah Ahmed, alias Dafri Rèmi Lahdi), geboren op 1.2.1966 in Algiers (Algerije) (lid van al-Takfir en al-Hijra)

2.

ABOUD, Maisi (alias de Zwitserse Abderrahmane), geboren op 17.10.1964 in Algiers (Algerije) (lid van al-Takfir en al-Hijra)

3.

AL-MUGHASSIL, Ahmad Ibrahim (alias ABU OMRAN; alias AL-MUGHASSIL, Ahmed Ibrahim), geboren op 26.6.1967 in Qatif-Bab al Shamal, Saudi-Arabië; Saudisch onderdaan

4.

AL-NASSER, Abdelkarim Hussein Mohamed, geboren in Al Ihsa, Saudi-Arabië; Saudisch onderdaan

5.

AL YACOUB, Ibrahim Salih Mohammed, geboren op 16.10.1966 in Tarut, Saudi-Arabië; Saudisch onderdaan

6.

ARIOUA, Kamel (alias Lamine Kamel), geboren op 18.8.1969 in Constantine (Algerije) (lid van al-Takfir en al-Hijra)

7.

ASLI, Mohamed (alias Dahmane Mohamed), geboren op 13.5.1975 in Ain Taya (Algerije) (lid van al-Takfir en al-Hijra)

8.

ASLI, Rabah, geboren op 13.5.1975 in Ain Taya (Algerije) (lid van al-Takfir en al Hijra)

9.

ATWA, Ali (alias BOUSLIM, Ammar Mansour; alias SALIM, Hassan Rostom), Libanon, geboren in 1960 in Libanon; Libanees onderdaan

10.

BOUYERI, Mohamed (alias Abu ZUBAIR; alias SOBIAR; alias Abu ZOUBAIR), geboren op 8.3.1978 in Amsterdam (Nederland) (lid van de „Hofstadgroep”)

11.

DARIB, Noureddine (alias Carreto, alias Zitoun Mourad), geboren op 1.2.1972 in Algerije (lid van al-Takfir en al-Hijra)

12.

DJABALI, Abderrahmane (alias Touil), geboren op 1.6.1970 in Algerije (lid van al Takfir en al-Hijra)

13.

EL FATMI, Nouredine (alias Nouriddin EL FATMI; alias Nouriddine EL FATMI; alias Noureddine EL FATMI; alias Abu AL KA'E KA'E; alias Abu QAE QAE; alias FOUAD; alias FZAD; alias Nabil EL FATMI; alias Ben MOHAMMED; alias Ben Mohand BEN LARBI; alias Ben Driss Muhand IBN LARBI; alias Abu TAHAR; alias EGGIE), geboren op 15.8.1982 in Midar (Marokko); (Marokkaans) paspoort nr. N829139 (lid van de „Hofstadgroep”)

14.

EL-HOORIE, Ali Saed Bin Ali (alias AL-HOURI, Ali Saed Bin Ali; alias EL-HOURI, Ali Saed Bin Ali), geboren op 10.7.1965 of 11.7.1965 in El Dibabiya, Saudi-Arabië; Saudisch onderdaan

15.

FAHAS, Sofiane Yacine, geboren op 10.9.1971 in Algiers (Algerije) (lid van al-Takfir en al-Hijra)

16.

IZZ-AL-DIN, Hasan (alias GARBAYA, Ahmed, alias SA-ID, alias SALWWAN, Samir), Libanon, geboren in 1963 in Libanon, Libanees onderdaan

17.

MOHAMMED, Khalid Shaikh (alias ALI, Salem; alias BIN KHALID, Fahd Bin Adballah; alias HENIN, Ashraf Refaat Nabith; alias WADOOD, Khalid Adbul) geboren op 14.4.1965 of 1.3.1964 in Pakistan, paspoort nr. 488555

18.

MOKTARI, Fateh (alias Ferdi Omar), geboren op 26.12.1974 in Hussein Dey (Algerije) (lid van al-Takfir en al-Hijra)

19.

NOUARA, Farid, geboren op 25.11.1973 in Algiers (Algerije) (lid van al-Takfir en al Hijra)

20.

RESSOUS, Hoari (alias Hallasa Farid), geboren op 11.9.1968 in Algiers (Algerije) (lid van al-Takfir en al-Hijra)

21.

SEDKAOUI, Noureddine (alias Nounou), geboren op 23.6.1963 in Algiers (Algerije) (lid van al-Takfir en al-Hijra)

22.

SELMANI, Abdelghani (alias Gano), geboren op 14.6.1974 in Algiers (Algerije) (lid van al-Takfir en al-Hijra)

23.

SENOUCI, Sofiane, geboren op 15.4.1971 in Hussein Dey (Algerije) (lid van al-Takfir en al-Hijra)

24.

SISON, Jose Maria (alias Armando Liwanag, alias Joma, prominente figuur van de Communist Party of the Philippines, inclusief NPA), geboren op 8.2.1939 in Cabugao, Filipijnen

25.

TINGUALI, Mohammed (alias Mouh di Kouba), geboren op 21.4.1964 in Blida (Algerije) (lid van al-Takfir en al-Hijra)

26.

WALTERS, Jason Theodore James (alias Abdullah; alias David), geboren op 6.3.1985 in Amersfoort (Nederland), (Nederlands) paspoort nr. NE8146378 (lid van de „Hofstadgroep”)

2.   GROEPEN EN ENTITEITEN

1.

Abu Nidal Organisation (ANO), (alias Fatah Revolutionaire Raad, Arabische Revolutionaire Brigades, Zwarte September, en Revolutionaire Organisatie van Socialistische Moslims)

2.

Al-Aqsa Martelarenbrigades

3.

Al-Aqsa e.V.

4.

Al-Takfir en al-Hijra

5.

Aum Shinrikyo (alias AUM; alias Aum Hoogste Waarheid, alias Aleph)

6.

Babbar Khalsa

7.

Communist Party of the Philippines, inclusief New People's Army (NPA), Filipijnen, onderhoudt banden met Sison Jose Maria C. (alias Armando Liwanag, alias Joma, prominente figuur van de Communist Party of the Philippines, inclusief NPA)

8.

Gama'a al-Islamiyya (Islamitische Groep), (alias Al-Gama'a al-Islamiyya, IG)

9.

„İslami Büyük Doğu Akıncılar Cephesi” - Great Islamic Eastern Warriors Front (IBDA C)

10.

Hamas (inbegrepen Hamas-Izz al-Din al-Qassem)

11.

Hizbul Mujahideen (HM)

12.

Hofstadgroep

13.

Holy Land Foundation for Relief and Development

14.

International Sikh Youth Federation (ISYF)

15.

Kahane Chai (Kach)

16.

Khalisan Zindabad Force (KZF)

17.

Koerdische Arbeiderspartij (PKK), (alias KADEK; alias KONGRA-GEL)

18.

Bevrijdingstijgers van Tamil Eelam (LTTE)

19.

Ejército de Liberación Nacional (Nationaal Bevrijdingsleger)

20.

Palestinian Liberation Front (PLF) (Palestijns Bevrijdingsfront)

21.

Palestinian Islamic Jihad (PIJ) (Palestijnse Islamitische Jihad)

22.

Popular Front for the Liberation of Palestina (PFLP) (Volksfront voor de bevrijding van Palestina)

23.

Popular Front for the Liberation of Palestine-General Command (alias PFLP-General Command, PFLP-GC) (Volksfront voor de bevrijding van Palestina-Algemeen Commando)

24.

„Fuerzas armadas revolucionarias de Colombia” – Fuerzas Armadas Revolucionarias de Colombia (FARC) (Revolutionaire Strijdrachten van Colombia)

25.

„Devrimci Halk Kurtuluș Partisi-Cephesi” – Revolutionair Volksbevrijdingsleger/front/partij (DHKP/C), (alias Devrimci Sol (Revolutionair Links), Dev Sol)

26.

Sendero Luminoso (SL) (Lichtend Pad)

27.

Stichting Al Aqsa (alias Stichting Al Aqsa Nederland, alias Al Aqsa Nederland)

28

„Teyrbazen Azadiya Kurdistan” (TAK) alias Kurdistan Freedom Falcons (Koerdische Vrijheidsvalken), Kurdistan Freedom Hawks (Koerdische Vrijheidshaviken)

29.

Autodefensas Unidas de Colombia (AUC) (Verenigde Zelfverdedigingsgroepen van Colombia)


16.6.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 151/17


VERORDENING (EG) Nr. 502/2009 VAN DE COMMISSIE

van 15 juni 2009

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (2), en met name op artikel 138, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

Bij Verordening (EG) nr. 1580/2007 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XV, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 138 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 16 juni 2009.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 15 juni 2009.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 350 van 31.12.2007, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

MA

37,3

MK

35,9

TR

53,6

ZA

28,0

ZZ

38,7

0707 00 05

MK

31,4

TR

129,3

ZZ

80,4

0709 90 70

TR

108,5

ZZ

108,5

0805 50 10

AR

65,1

BR

104,3

TR

54,8

ZA

87,2

ZZ

77,9

0808 10 80

AR

78,3

BR

73,7

CL

78,6

CN

100,0

NZ

104,6

US

122,4

UY

49,5

ZA

80,3

ZZ

85,9

0809 10 00

TN

146,2

TR

177,7

ZZ

162,0

0809 20 95

TR

442,2

ZZ

442,2

0809 30

TR

193,8

US

340,6

ZZ

267,2

0809 40 05

CL

118,9

ZZ

118,9


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


16.6.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 151/19


VERORDENING (EG) Nr. 503/2009 VAN DE COMMISSIE

van 15 juni 2009

tot vaststelling van de invoerrechten in de sector granen van toepassing vanaf 16 juni 2009

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (Integrale-GMO-verordening) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1249/96 van de Commissie van 28 juni 1996 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad ten aanzien van de invoerrechten in de sector granen (2), en met name op artikel 2, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 136, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 is bepaald dat het invoerrecht voor de producten van de GN-codes 1001 10 00, 1001 90 91, ex 1001 90 99 (zachte tarwe van hoge kwaliteit), 1002, ex 1005 met uitzondering van hybriden voor zaaidoeleinden, en ex 1007 met uitzondering van hybriden voor zaaidoeleinden, gelijk is aan de interventieprijs voor deze producten bij de invoer, verhoogd met 55 % en verminderd met de cif-invoerprijs voor de betrokken zending. Dit invoerrecht mag echter niet hoger zijn dan het recht van het gemeenschappelijk douanetarief.

(2)

In artikel 136, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 is bepaald dat voor de berekening van het in lid 1 van dat artikel bedoelde invoerrecht regelmatig representatieve cif-invoerprijzen voor de betrokken producten worden vastgesteld.

(3)

Overeenkomstig artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1249/96 is de prijs die in aanmerking moet worden genomen voor de berekening van het invoerrecht voor de producten van de GN-codes 1001 10 00, 1001 90 91, ex 1001 90 99 (zachte tarwe van hoge kwaliteit), 1002 00, 1005 10 90, 1005 90 00 en 1007 00 90, de dagelijkse representatieve cif-invoerprijs die wordt bepaald volgens de methode van artikel 4 van die verordening.

(4)

Er dienen invoerrechten te worden vastgesteld voor de periode vanaf 16 juni 2009, die van toepassing zullen zijn totdat een nieuwe vaststelling in werking treedt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde invoerrechten in de sector granen die van toepassing zijn vanaf 16 juni 2009, worden in bijlage I bij de onderhavige verordening vastgesteld op basis van de in bijlage II vermelde elementen.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 16 juni 2009.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 15 juni 2009.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 161 van 29.6.1996, blz. 125.


BIJLAGE I

Vanaf 16 juni 2009 geldende invoerrechten voor de in artikel 136, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde producten

GN-code

Omschrijving

Invoerrecht (1)

(EUR/t)

1001 10 00

HARDE TARWE van hoge kwaliteit

0,00

van gemiddelde kwaliteit

0,00

van lage kwaliteit

0,00

1001 90 91

ZACHTE TARWE, zaaigoed

0,00

ex 1001 90 99

ZACHTE TARWE van hoge kwaliteit, andere dan zaaigoed

0,00

1002 00 00

ROGGE

45,92

1005 10 90

MAÏS, zaaigoed, ander dan hybriden

6,29

1005 90 00

MAÏS, andere dan zaaigoed (2)

6,29

1007 00 90

GRAANSORGHO, andere dan hybriden bestemd voor zaaidoeleinden

45,92


(1)  Voor producten die via de Atlantische Oceaan of het Suezkanaal in de Gemeenschap worden aangevoerd, komt de importeur op grond van artikel 2, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1249/96 in aanmerking voor een verlaging van het invoerrecht met:

3 EUR/t als de loshaven aan de Middellandse Zee ligt,

2 EUR/t als de loshaven in Denemarken, Estland, Ierland, Letland, Litouwen, Polen, Finland, Zweden, het Verenigd Koninkrijk of aan de Atlantische kust van het Iberisch Schiereiland ligt.

(2)  De importeur komt in aanmerking voor een forfaitaire verlaging van het invoerrecht met 24 EUR/t als aan de in artikel 2, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1249/96 vastgestelde voorwaarden is voldaan.


BIJLAGE II

Elementen voor de berekening van de in bijlage I vastgestelde rechten

1.6.2009-12.6.2009

1.

Gemiddelden over de in artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1249/96 bedoelde referentieperiode:

(EUR/t)

 

Zachte tarwe (1)

Maïs

Harde tarwe van hoge kwaliteit

Harde tarwe van gemiddelde kwaliteit (2)

Harde tarwe van lage kwaliteit (3)

Gerst

Beurs

Minnéapolis

Chicago

Notering

209,13

123,04

Fob-prijs VSA

211,11

201,11

181,11

98,17

Golfpremie

12,20

Grote-Merenpremie

8,93

2.

Gemiddelden over de in artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1249/96 bedoelde referentieperiode:

Vrachtkosten: Golf van Mexico–Rotterdam:

20,49 EUR/t

Vrachtkosten: Grote Meren–Rotterdam:

17,93 EUR/t


(1)  Premie van 14 EUR/t inbegrepen (artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1249/96).

(2)  Korting van 10 EUR/t (artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1249/96).

(3)  Korting van 30 EUR/t (artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1249/96).


16.6.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 151/22


VERORDENING (EG) Nr. 504/2009 VAN DE COMMISSIE

van 15 juni 2009

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 546/2003 betreffende bepaalde mededelingen van gegevens in verband met de toepassing van de Verordeningen (EEG) nr. 2771/75, (EEG) nr. 2777/75 en (EEG) nr. 2783/75 van de Raad in de sectoren eieren en slachtpluimvee

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1), en met name op artikel 192 juncto artikel 4,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2783/75 van de Raad van 29 oktober 1975 betreffende een gemeenschappelijke regeling van het handelsverkeer voor ovoalbumine en lactoalbumine (2), en met name op artikel 10,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 546/2003 van de Commissie (3) delen de lidstaten de Commissie elke donderdag de door de pakstations toegepaste verkoopprijs mee voor kooieieren van klasse A, uitgedrukt als het gemiddelde voor de gewichtsklassen L en M. Een aantal lidstaten heeft Richtlijn 1999/74/EG van de Raad van 19 juli 1999 tot vaststelling van minimumnormen voor de bescherming van legkippen (de welzijnsrichtlijn) (4) omgezet door op hun grondgebied strengere welzijnsnormen dan de in die richtlijn vastgestelde minimumnormen op te leggen. Als gevolg hiervan worden bepaalde houderijmethoden voor legkippen niet langer in alle lidstaten toegepast. Daarom dienen lidstaten die niet langer de prijs voor kooieieren kunnen meedelen, de Commissie de prijs van volière-eieren mee te delen.

(2)

Met het oog op harmonisering dienen alle mededelingen met betrekking tot vleesprijzen op dezelfde dag van de week te worden toegezonden; derhalve is het dienstig dat mededelingen op woensdag plaatsvinden.

(3)

Verordening (EG) nr. 546/2003 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In artikel 1 van Verordening (EG) nr. 546/2003 wordt lid 1 vervangen door:

„1.   De lidstaten delen de Commissie elke woensdag uiterlijk om 12.00 uur (Brusselse tijd) de volgende gegevens langs elektronische weg mee:

a)

de door de pakstations toegepaste verkoopprijs voor kooieieren van klasse A, uitgedrukt als het gemiddelde voor de gewichtsklassen L en M, of, wanneer de productie in kooien niet langer representatief is, de verkoopprijs van eieren van in volières gehouden legkippen, met de vermelding dat het om de verkoopprijs van volière-eieren gaat;

b)

de door de slachterijen toegepaste verkoopprijs of de op de representatieve markten geconstateerde groothandelsprijs voor hele braadkuikens van klasse A in de vorm van zogenaamde „kippen 65 %” dan wel voor een andere aanbiedingsvorm van hele braadkuikens wanneer deze representatiever is.”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 15 juni 2009.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 282 van 1.11.1975, blz. 104.

(3)  PB L 81 van 28.3.2003, blz. 12.

(4)  PB L 203 van 3.8.1999, blz. 53.


16.6.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 151/23


VERORDENING (EG) Nr. 505/2009 VAN DE COMMISSIE

van 15 juni 2009

tot aanpassing van de hoeveelheden van de leveringsverplichtingen voor de krachtens het ACS-protocol en de overeenkomst met India in te voeren rietsuiker voor de leveringsperiode 2008/2009 en de leveringsperiode die op 1 juli 2009 begint

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1), en met name op artikel 153, lid 4, juncto artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 12 van Verordening (EG) nr. 950/2006 van de Commissie van 28 juni 2006 tot vaststelling, voor de verkoopseizoenen 2006/2007, 2007/2008 en 2008/2009, van de uitvoeringsbepalingen voor de invoer en de raffinage van suikerproducten in het kader van bepaalde tariefcontingenten en preferentiële overeenkomsten (2) zijn de voorwaarden vastgesteld voor het bepalen van de leveringsverplichtingen tegen nulrecht van de producten van GN-code 1701, uitgedrukt in wittesuikerequivalent, voor invoer van oorsprong uit de landen die het ACS-protocol en de overeenkomst met India hebben ondertekend.

(2)

Deze hoeveelheden zijn voorlopig vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 403/2008 van de Commissie van 6 mei 2008 tot voorlopige vaststelling van de hoeveelheden van de leveringsverplichtingen voor de krachtens het ACS-protocol en de overeenkomst met India in te voeren rietsuiker voor de leveringsperiode 2008/2009 (3) en Verordening (EG) nr. 1088/2008 van de Commissie van 5 november 2008 tot voorlopige vaststelling van de hoeveelheden van de leveringsverplichtingen voor de krachtens het ACS-protocol en de overeenkomst met India in te voeren rietsuiker voor de leveringsperiode die op 1 juli 2009 begint (4).

(3)

In artikel 7, leden 1 en 2, van het ACS-protocol zijn de voorschriften vastgesteld voor het geval een ACS-staat de overeengekomen hoeveelheid niet levert.

(4)

De bevoegde autoriteiten van Barbados, Congo, Jamaica, Mauritius, Tanzania en Trinidad en Tobago hebben de Commissie gemeld dat zij voor de twee betrokken leveringsperioden de overeengekomen hoeveelheden niet volledig kunnen leveren.

(5)

Na raadpleging van de betrokken ACS-staten zullen de niet-geleverde hoeveelheden opnieuw worden toegewezen voor levering in de leveringsperiode 2008/2009.

(6)

De leveringsverplichtingen voor de leveringsperiode 2008/2009 en de leveringsperiode die op 1 juli 2009 begint, moeten worden aangepast overeenkomstig artikel 12, lid 1, artikel 12, lid 2, onder c), en artikel 12, lid 4, van Verordening (EG) nr. 950/2006 en de Verordeningen (EG) nr. 403/2008 en (EG) nr. 1088/2008 moeten derhalve worden ingetrokken.

(7)

In artikel 14, lid 2, van Verordening (EG) nr. 950/2006 is bepaald dat lid 1 van dat artikel niet van toepassing is op een hoeveelheid die opnieuw is toegewezen overeenkomstig artikel 7, lid 1 of lid 2, van het ACS-protocol. De bij de onderhavige verordening opnieuw toegewezen hoeveelheid zou derhalve moeten worden ingevoerd vóór 30 juni 2009. Het opnieuw toewijzen betreft in dit geval evenwel ook de overdracht van hoeveelheden van de leveringsperiode die op 1 juli 2009 begint. Artikel 14, lid 1, van Verordening (EG) nr. 950/2006 moet derhalve ook van toepassing zijn op de krachtens de onderhavige verordening opnieuw toegewezen hoeveelheid.

(8)

Krachtens artikel 153, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 mogen invoercertificaten voor suiker voor raffinage alleen aan voltijdraffinaderijen worden afgegeven, en wel op voorwaarde dat de betrokken hoeveelheden de hoeveelheden die in het kader van de in artikel 153, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde traditionele voorzieningsbehoefte mogen worden ingevoerd, niet overschrijden. Krachtens artikel 155 van Verordening (EG) nr. 1234/2007 kan de Commissie evenwel maatregelen vaststellen die afwijken van artikel 153, lid 3, van die verordening, om ervoor te zorgen dat de ACS-/Indiase suiker in de Gemeenschap wordt ingevoerd onder de voorwaarden die zijn bepaald in het ACS-protocol en de overeenkomst met India. Voor de leveringsperiode die op 1 juli 2009 begint, en met inachtneming van de prijsverlaging voor ingevoerde ruwe rietsuiker op 1 oktober 2009, kan aan deze voorwaarden alleen worden voldaan als alle handelaars kunnen gebruikmaken van de invoercertificaten voor suiker voor raffinage. Bijgevolg moet worden afgeweken van artikel 10, lid 1, van Verordening (EG) nr. 950/2006 waarbij de indiening van aanvragen voor suiker voor raffinage is beperkt tot voltijdraffinaderijen.

(9)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De hoeveelheden van de leveringsverplichtingen voor de invoer van producten van GN-code 1701, uitgedrukt in wittesuikerequivalent, van oorsprong uit de landen die het ACS-protocol en de overeenkomst met India hebben ondertekend, voor de leveringsperiode 2008/2009 en de leveringsperiode die op 1 juli 2009 begint, worden voor ieder betrokken land van uitvoer aangepast overeenkomstig de in de bijlage opgenomen tabel.

Artikel 2

In afwijking van artikel 14, lid 2, van Verordening (EG) nr. 950/2006, is artikel 14, lid 1, van die verordening van toepassing op de hoeveelheid die opnieuw wordt toegewezen krachtens de onderhavige verordening en na 30 juni 2009 wordt ingevoerd.

Artikel 3

Voor de leveringsverplichtingen voor de leveringsperiode die op 1 juli 2009 begint, mogen, in afwijking van artikel 10, lid 1, van Verordening (EG) nr. 950/2006, alle aanvragers die aan het bepaalde in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie (5) voldoen, invoercertificaataanvragen voor suiker voor raffinage indienen in de lidstaat waar zij zijn geregistreerd in het kader van de btw-regeling.

Artikel 4

De Verordeningen (EG) nr. 403/2008 en (EG) nr. 1088/2008 worden ingetrokken.

Artikel 5

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 15 juni 2009.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 178 van 1.7.2006, blz. 1.

(3)  PB L 120 van 7.5.2008, blz. 6.

(4)  PB L 297 van 6.11.2008, blz. 12.

(5)  PB L 238 van 1.9.2006, blz. 13.


BIJLAGE

Hoeveelheden van de leveringsverplichtingen voor de invoer van preferentiële suiker van oorsprong uit de landen die het ACS-protocol en de overeenkomst met India hebben ondertekend, voor de leveringsperiode 2008/2009, uitgedrukt in ton wittesuikerequivalent:

Landen die het ACS-protocol en de overeenkomst met India hebben ondertekend

Leveringsverplichtingen 2008/2009

Barbados

25 491,36

Belize

72 069,06

Congo

5 213,50

Ivoorkust

10 695,41

Fiji

169 837,06

Guyana

166 683,92

India

10 485,19

Jamaica

101 765,52

Kenia

4 979,51

Madagaskar

10 766,70

Malawi

44 331,43

Mauritius

456 811,21

Mozambique

22 517,62

Uganda

0,00

Saint Kitts en Nevis

0,00

Suriname

0,00

Swaziland

171 933,98

Tanzania

0,00

Trinidad en Tobago

12 265,90

Zambia

25 322,72

Zimbabwe

56 685,68

Totaal

1 367 855,75

Hoeveelheden van de leveringsverplichtingen voor de invoer van preferentiële suiker van oorsprong uit de landen die het ACS-protocol en de overeenkomst met India hebben ondertekend, voor de leveringsperiode die op 1 juli 2009 begint, uitgedrukt in ton wittesuikerequivalent:

Landen die het ACS-protocol en de overeenkomst met India hebben ondertekend

Leveringsverplichtingen voor de periode die op 1 juli 2009 begint

Barbados

8 024,35

Belize

11 670,03

Congo

2 546,53

Ivoorkust

2 546,53

Fiji

41 337,08

Guyana

41 282,85

India

2 500,00

Jamaica

30 558,58

Kenia

1 250,00

Madagaskar

2 690,00

Malawi

5 206,10

Mauritius

122 757,63

Mozambique

1 500,00

Uganda

0,00

Saint Kitts en Nevis

0,00

Suriname

0,00

Swaziland

29 461,13

Tanzania

1 941,63

Trinidad en Tobago

10 937,75

Zambia

1 803,75

Zimbabwe

7 556,20

Totaal

325 570,14


16.6.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 151/26


VERORDENING (EG) Nr. 506/2009 VAN DE COMMISSIE

van 15 juni 2009

houdende inschrijving van een benaming in het register van gegarandeerde traditionele specialiteiten (Olej rydzowy (GTS))

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 509/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake gegarandeerde traditionele specialiteiten voor landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name op artikel 9, lid 4, eerste alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 8, lid 2, eerste alinea, en artikel 19, lid 3, van Verordening (EG) nr. 509/2006 is de door Polen ingediende aanvraag tot registratie van de benaming „Olej rydzowy” bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie  (2).

(2)

Aangezien bij de Commissie geen bezwaren zijn ingediend overeenkomstig artikel 9 van Verordening (EG) nr. 509/2006, moet deze benaming worden ingeschreven in het register van gegarandeerde traditionele specialiteiten.

(3)

Er is niet om de in artikel 13, lid 2, van Verordening (EG) nr. 509/2006 bedoelde bescherming verzocht,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in de bijlage vermelde benaming wordt ingeschreven in het register van gegarandeerde traditionele specialiteiten.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 15 juni 2009.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 93 van 31.3.2006, blz. 1.

(2)  PB C 244 van 25.9.2008, blz. 27.


BIJLAGE

In bijlage I bij het Verdrag genoemde producten voor menselijke consumptie:

Categorie 1.5.   Oliën en vetten (boter, margarine, spijsolie, enz.)

Olej rydzowy (GTS)


16.6.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 151/27


VERORDENING (EG) Nr. 507/2009 VAN DE COMMISSIE

van 15 juni 2009

houdende inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Abbacchio Romano (BGA))

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name op artikel 7, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 6, lid 2, eerste alinea, en artikel 17, lid 2, van Verordening (EG) nr. 510/2006 is de door Italië ingediende aanvraag tot registratie van de benaming „Abbacchio Romano” bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie  (2).

(2)

Aangezien bij de Commissie geen bezwaren zijn ingediend overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 510/2006, moet deze benaming worden ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in de bijlage vermelde benaming wordt ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 15 juni 2009.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12.

(2)  PB C 269 van 24.10.2008, blz. 16.


BIJLAGE

In bijlage I bij het Verdrag genoemde landbouwproducten voor menselijke consumptie:

Categorie 1.1.   Vers vlees (en verse slachtafvallen)

ITALIË

Abbacchio Romano (BGA)


16.6.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 151/28


VERORDENING (EG) Nr. 508/2009 VAN DE COMMISSIE

van 15 juni 2009

houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 543/2008 houdende uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad wat betreft de handelsnormen voor vlees van pluimvee

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1), en met name op artikel 121, onder e), juncto artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 18 van Verordening (EG) nr. 543/2008 van de Commissie (2) sturen de nationale referentielaboratoria vóór 1 juli van elk jaar de uitkomsten van de bij die verordening ingestelde controles op het watergehalte in vlees van pluimvee door aan de raad van deskundigen.

(2)

Met het oog op harmonisering verdient het aanbeveling dat alle nationale referentielaboratoria gebruik maken van dezelfde templates en hetzelfde adres bij het doorsturen van de gegevens aan de raad van deskundigen.

(3)

Verordening (EG) nr. 543/2008 dient daarom dienovereenkomstig te worden gewijzigd.

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 543/2008 wordt als volgt gewijzigd:

a)

Artikel 18, lid 1, tweede alinea, wordt vervangen door:

„De nationale referentielaboratoria sturen de in lid 1 bedoelde uitkomsten van de controles vóór 1 juli van elk jaar door aan de raad van deskundigen met gebruikmaking van het formulier in bijlage XII bis bij deze verordening. De bevindingen worden voor bestudering aan het Beheerscomité voorgelegd overeenkomstig artikel 195 van Verordening (EG) nr. 1234/2007.”

b)

Er wordt een bijlage XII bis toegevoegd, waarvan de tekst is weergegeven in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 15 juni 2009.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 157 van 17.6.2008, blz. 46.


BIJLAGE

„BIJLAGE XII bis

Templates als bedoeld in artikel 18, lid 1

Controlegegevens voor hele geslachte kippen van 1.1.2…-31.12.2…

Naam van de lidstaat


Steekproef ID nr

Producent ID nr

Koelmethode

Bijlage VI (1)

Dripverlies (3)

%

Bijlage VI (1)

Grenswaarde dripverlies

Bijlage VII (1)

Gewicht

[g] (2)

Bijlage VII (1)

Water

(WA) [g]

Bijlage VII (1)

Eiwit

(RPA) [g]

Bijlage VII (1)

Grenswaarde water

(Wg) [g]

Overschrijding grenswaarden

X

Actie

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Te zenden aan: AGRI-C4-ANIMAL-PRODUCTS@ec.europa.eu

Controlegegevens voor delen van pluimvee van 1.1.2…-31.12.2…

Naam van de lidstaat


Steekproef ID nr.

Soort (4)

Soort deelstukken

Producent ID nr.

Koelmethode (5)

Water

(WA) %

Eiwit

(RPA) %

Verhouding water/eiwit

Bij de verordening vastgestelde grenswaarde

Overschrijding grenswaarden

X

Actie

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Te zenden aan: AGRI-C4-ANIMAL-PRODUCTS@ec.europa.eu”


(1)  Bijlagen bij Verordening (EG) nr. 543/2008 van de Commissie

(2)  Gewicht — gemiddeld gewicht van 7 karkassen [g]

(3)  Dripverlies — gemiddeld waterverlies in % van 20 karkassen

(4)  T = Kalkoen, C = Kip

(5)  A = Luchtkoeling, AS = Lucht-sproeikoeling, IM = Dompelkoeling


II Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

Raad en Commissie

16.6.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 151/31


BESLUIT VAN DE RAAD EN DE COMMISSIE

van 18 mei 2009

betreffende het standpunt van de Gemeenschap inzake het besluit van de Stabilisatie- en Associatieraad EG-Albanië tot vaststelling van zijn reglement van orde met inbegrip van het reglement van orde van het Stabilisatie- en Associatiecomité

(2009/463/EG, Euratom)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie.

Gelet op het besluit van de Raad en de Commissie van 26 februari 2009 inzake de sluiting van de stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Albanië (hierna „Albanië” genoemd), anderzijds (1), en met name op artikel 2, lid 1.

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij artikel 116 van de stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Albanië (hierna „Albanië” genoemd), anderzijds (2), wordt een Stabilisatie- en Associatieraad ingesteld.

(2)

In artikel 117, lid 2, van die overeenkomst is bepaald dat de Stabilisatie- en Associatieraad zijn eigen reglement van orde vaststelt.

(3)

In artikel 120, lid 1, van die overeenkomst is bepaald dat de Stabilisatie- en Associatieraad bij de uitoefening van zijn taken wordt bijgestaan door een Stabilisatie- en Associatiecomité.

(4)

Overeenkomstig artikel 120, leden 2 en 3, van die overeenkomst stelt de Stabilisatie- en Associatieraad in zijn reglement van orde vast welke taken het Stabilisatie- en Associatiecomité heeft, en mag de Stabilisatie- en Associatieraad bevoegdheden delegeren aan het Stabilisatie- en Associatiecomité,

BESLUITEN:

Enig artikel

Het standpunt van de Gemeenschap in de Stabilisatie- en Associatieraad, die is ingesteld bij de stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Albanië, anderzijds, met betrekking tot het reglement van orde van de Stabilisatie- en Associatieraad en het delegeren van bevoegdheden aan het Stabilisatie- en Associatiecomité, is gebaseerd op het aan dit besluit gehechte ontwerpbesluit van de Stabilisatie- en Associatieraad. Kleinere wijzigingen van dit ontwerp-besluit kunnen zonder verder besluit van de Raad en de Commissie worden aanvaard.

Gedaan te Brussel, 18 mei 2009.

Voor de Raad

De voorzitter

J. KOHOUT

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 107 van 28.4.2009, blz. 165.

(2)  PB L 107 van 28.4.2009, blz. 166.


BIJLAGE

BESLUIT Nr. 1 VAN DE STABILISATIE- EN ASSOCIATIERAAD EU-ALBANIË

van …

tot vaststelling van zijn reglement van orde

DE STABILISATIE- EN ASSOCIATIERAAD,

Gelet op de stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Albanië (1) (hierna „Albanië” genoemd), anderzijds, en met name op de artikelen 116 en 117,

Overwegende dat die overeenkomst op 1 april 2009 in werking is getreden,

BESLUIT:

Artikel 1

Voorzitterschap

De Stabilisatie- en Associatieraad wordt beurtelings voor een periode van twaalf maanden voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Raad van de Europese Unie, namens de Gemeenschappen en hun lidstaten, en een vertegenwoordiger van de regering van Albanië. De eerste periode begint op de datum van de eerste vergadering van de Stabilisatie- en Associatieraad en eindigt op 31 december 2009.

Artikel 2

Vergaderingen

De Stabilisatie- en Associatieraad komt periodiek, eens per jaar, op ministerieel niveau bijeen. Op verzoek van een der partijen kunnen speciale vergaderingen van de Stabilisatie- en Associatieraad worden belegd indien de partijen dat overeenkomen. Tenzij de partijen anderszins overeenkomen wordt elke vergadering van de Stabilisatie- en Associatieraad gehouden op de plaats waar de vergaderingen van de Raad van de Europese Unie gewoonlijk worden gehouden, op een in onderling overleg vastgestelde datum. Vergaderingen van de Stabilisatie- en Associatieraad worden door de secretarissen van de Stabilisatie- en Associatieraad gezamenlijk bijeengeroepen, in overleg met de voorzitter.

Artikel 3

Vertegenwoordiging

De leden van de Stabilisatie- en Associatieraad mogen zich doen vertegenwoordigen indien zij verhinderd zijn de vergadering bij te wonen. Indien een lid zich wenst te laten vertegenwoordigen dient hij de voorzitter vóór de vergadering waar hij vertegenwoordigd zal worden, in kennis te stellen van de naam van zijn vertegenwoordiger. De vertegenwoordiger van een lid van de Stabilisatie- en Associatieraad oefent alle rechten van dit lid uit.

Artikel 4

Delegaties

De leden van de Stabilisatie- en Associatieraad mogen door ambtenaren vergezeld worden. Vóór elke vergadering wordt de voorzitter in kennis gesteld van de voorgenomen samenstelling van de delegaties van beide partijen. Wanneer er op de agenda een punt staat dat verband houdt met de Europese Investeringsbank, woont een vertegenwoordiger van die bank de vergadering van de Stabilisatie- en Associatieraad als waarnemer bij. De Stabilisatie- en Associatieraad kan niet-leden uitnodigen de vergaderingen bij te wonen om informatie te verstrekken over bijzondere onderwerpen.

Artikel 5

Secretariaat

Een ambtenaar van het Secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie en een ambtenaar van de Missie van Albanië in Brussel treden gezamenlijk op als secretarissen van de Stabilisatie- en Associatieraad.

Artikel 6

Correspondentie

De voor de Stabilisatie- en Associatieraad bestemde correspondentie wordt gericht aan de voorzitter van de Stabilisatie- en Associatieraad op het adres van het Secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie.

De twee secretarissen zorgen ervoor dat deze correspondentie aan de voorzitter van de Stabilisatie- en Associatieraad wordt doorgezonden en, in voorkomend geval, wordt verspreid onder de andere leden van de Stabilisatie- en Associatieraad. Verspreide correspondentie wordt gericht aan het Secretariaat-generaal van de Commissie, de Permanente Vertegenwoordigingen van de lidstaten en de Missie van Albanië in Brussel.

Mededelingen die uitgaan van de voorzitter van de Stabilisatie- en Associatieraad, worden door de twee secretarissen aan de geadresseerden gericht en, in voorkomend geval, verspreid onder de andere leden van de Stabilisatie- en Associatieraad met gebruik van de in de tweede alinea bedoelde adressen.

Artikel 7

Openbaarmaking

De vergaderingen van de Stabilisatie- en Associatieraad zijn, tenzij anders wordt beslist, niet openbaar.

Artikel 8

Agenda van de vergaderingen

1.   De voorzitter stelt voor elke vergadering een voorlopige agenda op. Deze wordt door de secretarissen van de Stabilisatie- en Associatieraad uiterlijk 15 dagen voor het begin van de vergadering naar de in artikel 6 bedoelde geadresseerden gezonden. De voorlopige agenda omvat de punten waarvoor de voorzitter uiterlijk 21 dagen vóór het begin van de vergadering een verzoek tot opname in de agenda heeft ontvangen; een punt wordt evenwel pas op de voorlopige agenda geplaatst als de desbetreffende stukken uiterlijk op de datum waarop de agenda wordt verzonden, zijn binnengekomen bij de secretarissen. De agenda wordt bij het begin van iedere vergadering door de Stabilisatie- en Associatieraad goedgekeurd. Indien de partijen zulks overeenkomen, kan een punt dat niet op de voorlopige agenda staat, als agendapunt worden opgenomen.

2.   De voorzitter kan met instemming van beide partijen de in lid 1 vermelde termijnen inkorten als dat in een bepaald geval vereist is.

Artikel 9

Notulen

Van elke vergadering worden door de twee secretarissen ontwerpnotulen opgesteld. In de notulen wordt in de regel voor elk punt van de agenda het volgende vermeld:

de bij de Stabilisatie- en Associatieraad ingediende documentatie,

verklaringen die op verzoek van een lid van de Stabilisatie- en Associatieraad worden opgenomen,

besluiten, aanbevelingen, overeengekomen verklaringen en conclusies.

De ontwerpnotulen worden ter goedkeuring aan de Stabilisatie- en Associatieraad voorgelegd. Eenmaal goedgekeurd worden de notulen door de voorzitter en de twee secretarissen ondertekend. De notulen worden bewaard in de archieven van het Secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie, dat optreedt als depositaris van de documenten van de associatie. Aan elk van de in artikel 6 bedoelde geadresseerden wordt een gewaarmerkt afschrift gezonden.

Artikel 10

Besluiten en aanbevelingen

1.   De besluiten en aanbevelingen van de Stabilisatie- en Associatieraad worden in onderlinge overeenstemming tussen de partijen vastgesteld. In de periode tussen twee vergaderingen kan de Stabilisatie- en Associatieraad, indien beide partijen daarmee instemmen, besluiten of aanbevelingen via de schriftelijke procedure vaststellen.

2.   Besluiten en aanbevelingen van de Stabilisatie- en Associatieraad in de zin van artikel 118 van de stabilisatie- en associatieovereenkomst worden voorzien van de vermelding „besluit” of „aanbeveling”, gevolgd door een volgnummer, de datum van goedkeuring en een beschrijving van het onderwerp. De besluiten en aanbevelingen van de Stabilisatie- en Associatieraad worden ondertekend door de voorzitter en gewaarmerkt door de twee secretarissen. Besluiten en aanbevelingen worden toegezonden aan elk van de in artikel 6 bedoelde geadresseerden. Elke partij kan besluiten tot bekendmaking van besluiten en aanbevelingen van de Stabilisatie- en Associatieraad in haar respectieve officiële publicatie.

Artikel 11

Talen

De officiële talen van de Stabilisatie- en Associatieraad zijn de officiële talen van de twee partijen. Behoudens een andersluidend besluit beraadslaagt de Stabilisatie- en Associatieraad op basis van in deze talen opgestelde documenten.

Artikel 12

Uitgaven

De Gemeenschappen en Albanië dragen bij deelname aan vergaderingen van de Stabilisatie- en Associatieraad elk hun eigen personeels-, reis- en verblijfkosten en hun eigen kosten voor post en telecommunicatie. De uitgaven voor de vertolking tijdens de vergaderingen en voor de vertaling en reproductie van documenten komen ten laste van de Gemeenschappen, met uitzondering van de kosten voor vertolking of vertaling uit of in het Albanees, welke voor rekening van Albanië komen. Andere kosten die verbonden zijn aan de organisatie van vergaderingen komen ten laste van de partij die als gastheer voor de vergaderingen optreedt.

Artikel 13

Stabilisatie- en Associatiecomité

1.   Er wordt een Stabilisatie- en Associatiecomité ingesteld, dat de Stabilisatie- en Associatieraad bij de uitvoering van zijn taken bijstaat. Het bestaat uit vertegenwoordigers van de Raad van de Europese Unie en vertegenwoordigers van de Commissie van de Europese Gemeenschappen, enerzijds, en vertegenwoordigers van de regering van Albanië, anderzijds, gewoonlijk op het niveau van hoge ambtenaren.

2.   Het Stabilisatie- en Associatiecomité bereidt de vergaderingen en beraadslagingen van de Stabilisatie- en Associatieraad voor, voert in voorkomend geval de besluiten van de Stabilisatie- en Associatieraad uit, en draagt in het algemeen zorg voor de continuïteit in de associatiebetrekkingen en de goede werking van de stabilisatie- en associatieovereenkomst. Het Stabilisatie- en Associatiecomité behandelt alle zaken die de Stabilisatie- en Associatieraad aan het comité voorlegt, evenals alle andere zaken die zich voordoen bij de dagelijkse uitvoering van de stabilisatie- en associatieovereenkomst. Voorstellen of ontwerpbesluiten en aanbevelingen worden door het Stabilisatie- en Associatiecomité ter goedkeuring aan de Stabilisatie- en Associatieraad voorgelegd.

3.   Bij een in de stabilisatie- en associatieovereenkomst vermelde verplichting of mogelijkheid tot overleg, kan dat overleg plaatsvinden in het Stabilisatie- en Associatiecomité. Dit overleg kan, indien beide partijen daarmee instemmen, worden voortgezet in de Stabilisatie- en Associatieraad.

4.   Het reglement van orde van het Stabilisatie- en Associatiecomité is aan dit besluit gehecht.

Gedaan te …

Voor de Stabilisatie- en Associatieraad

De voorzitter

BIJLAGE

Reglement van orde van het Stabilisatie- en Associatiecomité

Artikel 1

Voorzitterschap

Het Stabilisatie- en Associatiecomité wordt beurtelings voor een periode van twaalf maanden voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Europese Commissie, namens de Gemeenschappen en hun lidstaten, en een vertegenwoordiger van de regering van Albanië. De eerste periode begint op de datum van de eerste vergadering van de Stabilisatie- en Associatieraad en eindigt op 31 december 2009.

Artikel 2

Vergaderingen

Het Stabilisatie- en Associatiecomité komt bijeen wanneer de omstandigheden zulks vereisen, met instemming van beide partijen. Elke vergadering van het Stabilisatie- en Associatiecomité wordt belegd op een tijdstip en een plaats die door beide partijen in onderling overleg zijn vastgesteld. De vergaderingen van het Stabilisatie- en Associatiecomité worden bijeengeroepen door de voorzitter.

Artikel 3

Delegaties

Vóór elke vergadering wordt de voorzitter in kennis gesteld van de voorgenomen samenstelling van de delegaties van beide partijen.

Artikel 4

Secretariaat

Een ambtenaar van de Europese Commissie en een ambtenaar van de regering van Albanië treden gezamenlijk op als secretarissen van het Stabilisatie- en Associatiecomité. Alle in dit besluit bedoelde mededelingen bestemd voor en afkomstig van de voorzitter van het Stabilisatie- en Associatiecomité worden naar de secretarissen van het Stabilisatie- en Associatiecomité en naar de secretarissen en de voorzitter van de Stabilisatie- en Associatieraad gezonden.

Artikel 5

Openbaarmaking

De vergaderingen van het Stabilisatie- en Associatiecomité zijn, tenzij anders wordt beslist, niet openbaar.

Artikel 6

Agenda van de vergaderingen

1.   De voorzitter stelt voor elke vergadering een voorlopige agenda op. Deze wordt door de secretarissen van het Stabilisatie- en Associatiecomité uiterlijk 15 dagen vóór het begin van de vergadering naar de in artikel 4 bedoelde geadresseerden gezonden. De voorlopige agenda omvat de punten waarvoor de voorzitter uiterlijk 21 dagen vóór het begin van de vergadering een verzoek tot opname in de agenda heeft ontvangen; een punt wordt evenwel pas op de voorlopige agenda geplaatst als de desbetreffende stukken uiterlijk op de datum waarop de agenda wordt verzonden, zijn binnengekomen bij de secretarissen. Het Stabilisatie- en Associatiecomité mag deskundigen uitnodigen zijn vergaderingen bij te wonen om informatie over bepaalde onderwerpen te verstrekken. De agenda wordt bij het begin van elke vergadering door het Stabilisatie- en Associatiecomité vastgesteld. Indien de partijen zulks overeenkomen, kan een punt dat niet op de voorlopige agenda staat, als agendapunt worden opgenomen.

2.   De voorzitter kan met instemming van beide partijen de in lid 1 genoemde termijnen inkorten indien dat in een bepaald geval noodzakelijk is.

Artikel 7

Notulen

Van elke vergadering worden notulen opgemaakt, op grond van de samenvatting door de voorzitter van de door het Stabilisatie- en Associatiecomité bereikte conclusies. Na goedkeuring door het Stabilisatie- en Associatiecomité worden de notulen ondertekend door de voorzitter en de secretarissen en bij elk van beide partijen in de archieven bewaard. Aan elk van de in artikel 4 bedoelde geadresseerden wordt een afschrift van de notulen gezonden.

Artikel 8

Besluiten en aanbevelingen

In de specifieke gevallen waarin het Stabilisatie- en Associatiecomité, op grond van artikel 120 van de stabilisatie- en associatieovereenkomst, door de Stabilisatie- en Associatieraad is gemachtigd om besluiten en aanbevelingen aan te nemen, worden deze voorzien van de vermelding „besluit” of „aanbeveling”, gevolgd door een volgnummer, de datum van goedkeuring en de beschrijving van het onderwerp. Besluiten en aanbevelingen worden in onderlinge overeenstemming tussen de partijen vastgesteld. De besluiten en aanbevelingen van het Stabilisatie- en Associatiecomité worden ondertekend door de voorzitter en gewaarmerkt door de twee secretarissen, en worden toegezonden aan elk van de in artikel 4 van dit reglement van orde bedoelde geadresseerden. Elke partij kan besluiten tot bekendmaking van besluiten en aanbevelingen van dit Stabilisatie- en Associatiecomité in haar respectieve officiële publicatie.

Artikel 9

Uitgaven

De Gemeenschappen en Albanië dragen bij deelname aan vergaderingen van het Stabilisatie- en Associatiecomité elk hun eigen personeels-, reis- en verblijfkosten en hun eigen kosten voor post en telecommunicatie. De uitgaven voor de vertolking tijdens de vergaderingen en voor de vertaling en reproductie van documenten komen ten laste van de Gemeenschappen, met uitzondering van de kosten voor vertolking of vertaling uit of in het Albanees, welke voor rekening van Albanië komen. Andere kosten die verbonden zijn aan de organisatie van vergaderingen komen ten laste van de partij die als gastheer voor de vergaderingen optreedt.

Artikel 10

Subcomités en speciale groepen

Het Stabilisatie- en Associatiecomité kan subcomités of speciale groepen oprichten. Deze voeren hun werkzaamheden uit onder bevoegdheid van het Stabilisatie- en Associatiecomité, waaraan zij na elk van hun vergaderingen verslag uitbrengen. Het Stabilisatie- en Associatiecomité kan besluiten bestaande subcomités of groepen op te heffen, kan hun taken vaststellen of wijzigen, of kan andere subcomités of groepen oprichten die het bij het vervullen van zijn taken bijstaan. De subcomités en groepen hebben niet de bevoegdheid om besluiten te nemen.


(1)  PB L 107 van 28.4.2009, blz. 166.


Commissie

16.6.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 151/37


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 15 juni 2009

houdende de principiële erkenning dat het dossier dat is ingediend voor grondig onderzoek met het oog op de eventuele opneming van fluopyram in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG van de Raad, volledig is

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 4437)

(Voor de EER relevante tekst)

(2009/464/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (1), en met name op artikel 6, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 91/414/EEG voorziet in de opstelling van een communautaire lijst van werkzame stoffen die mogen worden gebruikt in gewasbeschermingsmiddelen.

(2)

Voor de werkzame stof fluopyram is op 30 juni 2008 bij de autoriteiten van Duitsland een dossier ingediend door Bayer CropScience AG met een aanvraag om opneming van deze stof in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG.

(3)

De autoriteiten van Duitsland hebben de Commissie meegedeeld dat het dossier betreffende deze werkzame stof op grond van een eerste onderzoek lijkt te voldoen aan de in bijlage II bij Richtlijn 91/414/EEG vervatte voorschriften inzake gegevens en informatie. Het ingediende dossier lijkt ten aanzien van één gewasbeschermingsmiddel dat de werkzame stof in kwestie bevat, ook te voldoen aan de in bijlage III bij Richtlijn 91/414/EEG vervatte voorschriften inzake gegevens en informatie. Overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG heeft de aanvrager het dossier aan de Commissie en de andere lidstaten toegezonden en is het dossier aan het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid voorgelegd.

(4)

Met deze beschikking wordt op het niveau van de Gemeenschap officieel bevestigd dat het dossier in beginsel voldoet aan de in bijlage II vastgestelde voorschriften inzake gegevens en informatie en, voor ten minste één gewasbeschermingsmiddel dat de desbetreffende werkzame stof bevat, aan de in bijlage III bij Richtlijn 91/414/EEG vastgestelde voorschriften.

(5)

Deze beschikking mag geen afbreuk doen aan het recht van de Commissie om de aanvrager te verzoeken aanvullende gegevens of informatie in te dienen teneinde bepaalde punten uit het dossier te verduidelijken.

(6)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Onverminderd artikel 6, lid 4, van Richtlijn 91/414/EEG voldoet het dossier betreffende de in de bijlage bij deze beschikking genoemde werkzame stof, dat aan de Commissie en de lidstaten is voorgelegd met het oog op opneming van deze stof in bijlage I bij die richtlijn, in beginsel aan de in bijlage II bij die richtlijn vervatte voorschriften inzake gegevens en informatie.

Het dossier voldoet ten aanzien van één gewasbeschermingsmiddel dat de betrokken werkzame stof bevat, rekening houdend met het beoogde gebruik van dat middel, ook aan de in bijlage III bij die richtlijn vervatte voorschriften inzake gegevens en informatie.

Artikel 2

De als rapporteur aangewezen lidstaat bestudeert het in artikel 1 genoemde dossier grondig en deelt de conclusies van zijn onderzoek, vergezeld van een aanbeveling over het al dan niet opnemen van de in artikel 1 genoemde werkzame stof in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG en van eventuele aan die opneming te verbinden voorwaarden, zo spoedig mogelijk en uiterlijk één jaar na de bekendmaking van deze beschikking in het Publicatieblad van de Europese Unie, aan de Commissie mee.

Artikel 3

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 15 juni 2009.

Voor de Commissie

Androulla VASSILIOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 230 van 19.8.1991, blz. 1.


BIJLAGE

ONDER DEZE BESCHIKKING VALLENDE WERKZAME STOF

Benaming, CIPAC-identificatienummer

Aanvrager

Datum van de aanvraag

Als rapporteur aangewezen lidstaat

Fluopyram

CIPAC-nr.: 807

Bayer CropScience AG

30 juni 2008

DE


Europese Centrale Bank

16.6.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 151/39


BESLUIT VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 9 juni 2009

tot wijziging van Besluit ECB/2007/7 betreffende de voorwaarden van TARGET2-ECB

(ECB/2009/13)

(2009/465/EG)

DE DIRECTIE VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op het eerste streepje en het vierde streepje van artikel 105, lid 2,

Gelet op de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, inzonderheid op artikel 11.6 en de artikelen 17, 22 en 23,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad van bestuur van de Europese Centrale Bank (ECB) heeft Besluit ECB/2007/7 van 24 juli 2007 betreffende de voorwaarden van TARGET2-ECB vastgesteld (1).

(2)

De Raad van bestuur van de ECB heeft Richtsnoer ECB/2009/9 van 7 mei 2009 tot wijziging van Richtsnoer ECB/2007/2 betreffende een geautomatiseerd trans-Europees realtime-brutovereveningssysteem (TARGET2) (2) vastgesteld, om onder meer toegang tot TARGET2 te geven aan kredietinstellingen die in handen zijn van de overheid en die gezien hun specifiek institutionele aard krachtens Gemeenschapsrecht onderworpen zijn aan toezicht dat vergelijkbaar is met de standaarden voor toezicht door bevoegde nationale autoriteiten.

(3)

Gezien de recente wijzigingen van Richtsnoer ECB/2007/2, dient de definitie van de term „kredietinstelling” in de bijlage bij Besluit ECB/2007/7 te worden vervangen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De definitie van „kredietinstelling” in artikel 1 van de bijlage bij Besluit ECB/2007/7 wordt als volgt vervangen:

„—

„credit institution” means either: (a) a credit institution within the meaning of § 1(1) of the KWG; or (b) another credit institution within the meaning of Article 101(2) of the Treaty that is subject to scrutiny of a standard comparable to supervision by a competent authority.”.

Artikel 2

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de dag volgende op die van zijn bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Frankfurt am Main, 9 juni 2009.

De president van de ECB

Jean-Claude TRICHET


(1)  PB L 237 van 8.9.2007, blz. 71.

(2)  PB L 123 van 19.5.2009, blz. 94.


III Besluiten op grond van het EU-Verdrag

BESLUITEN OP GROND VAN TITEL V VAN HET EU-VERDRAG

16.6.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 151/40


GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN 2009/466/GBVB VAN DE RAAD

van 15 juni 2009

tot wijziging en verlenging van Gemeenschappelijk Optreden 2007/405/GBVB van de Raad inzake de politiemissie van de Europese Unie op het gebied van de hervorming van de veiligheidssector en haar interface met justitie in de Democratische Republiek Congo (EUPOL RD Congo)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 14,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 12 juni 2007 Gemeenschappelijk Optreden 2007/405/GBVB (1) vastgesteld, met betrekking tot een politiemissie van de Europese Unie op het gebied van de hervorming van de veiligheidssector en haar interface met justitie in de Democratische Republiek Congo (EUPOL RD Congo).

(2)

Op 23 juni 2008 heeft de Raad Gemeenschappelijk Optreden 2008/485/GBVB (2) vastgesteld, waarbij Gemeenschappelijk Optreden 2007/405/GBVB wordt gewijzigd en verlengd tot en met 30 juni 2009.

(3)

Na overleg met de Congolese autoriteiten en andere betrokken partijen blijkt het noodzakelijk de missie opnieuw te verlengen; het Politiek en Veiligheidscomité heeft op 10 maart 2009 aanbevolen om de missie met nog eens 12 maanden te verlengen.

(4)

Gemeenschappelijk Optreden 2007/405/GBVB moet dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE GEMEENSCHAPPELIJKE OPTREDEN VASTGESTELD:

Artikel 1

Gemeenschappelijk Optreden 2007/405/GBVB wordt als volgt gewijzigd:

1.

Artikel 9, lid 1, wordt vervangen door:

„1.   Het financiële referentiebedrag dat de uitgaven in verband met de missie voor de periode van 1 juli 2007 tot en met 30 juni 2008 moet dekken, is 5 500 000 EUR.

Het financiële referentiebedrag dat de uitgaven in verband met de missie voor de periode van 1 juli 2008 tot en met 31 oktober 2009 moet dekken, is 6 920 000 EUR.

De Raad stelt een nieuw financieel referentiebedrag vast ter dekking van de uitgaven in verband met de missie voor de periode van 1 november 2009 tot en met 30 juni 2010.”.

2.

In artikel 16 wordt de tweede alinea vervangen door:

„Het verstrijkt op 30 juni 2010.”.

Artikel 2

Dit gemeenschappelijk optreden treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Artikel 3

Dit gemeenschappelijk optreden wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Luxemburg, 15 juni 2009.

Voor de Raad

De voorzitter

J. KOHOUT


(1)  PB L 151 van 13.6.2007, blz. 46.

(2)  PB L 164 van 25.6.2008, blz. 44.


16.6.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 151/41


GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN 2009/467/GBVB VAN DE RAAD

van 15 juni 2009

tot benoeming van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor Afghanistan en Pakistan en tot intrekking van Gemeenschappelijk Optreden 2009/135/GBVB

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 14, artikel 18, lid 5, en artikel 23, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 24 juli 2008 heeft de Raad Gemeenschappelijk Optreden 2008/612/GBVB (1) betreffende de benoeming van de heer Ettore F. SEQUI tot speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor Afghanistan voor de periode van 1 september 2008 tot 28 februari 2009, vastgesteld.

(2)

Op 16 februari 2009 heeft de Raad Gemeenschappelijk Optreden 2009/135/GBVB (2) houdende de verlenging van het mandaat van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor Afghanistan tot en met 28 februari 2010 vastgesteld.

(3)

Uit een evaluatie van Gemeenschappelijk Optreden 2009/135/GBVB blijkt dat het mandaat van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor Afghanistan zodanig moet worden uitgebreid dat het ook betrekking heeft op Pakistan. Bijgevolg moet Gemeenschappelijk Optreden 2009/135/GBVB worden ingetrokken.

(4)

De speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor Afghanistan zal zijn mandaat uitvoeren in een mogelijk verslechterende situatie die de doelstellingen van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, uiteengezet in artikel 11 van het Verdrag, kan schaden,

HEEFT HET VOLGENDE GEMEENSCHAPPELIJKE OPTREDEN VASTGESTELD:

Artikel 1

Benoeming

De heer Ettore F. SEQUI wordt benoemd tot speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie) voor Afghanistan en Pakistan (hierna „SVEU” genoemd) voor de periode tot en met 28 februari 2010.

Artikel 2

Beleidsdoelstellingen

Het mandaat van de SVEU is gebaseerd op de beleidsdoelstellingen van de Europese Unie (EU) in Afghanistan en Pakistan, waarbij rekening wordt gehouden met de alomvattende aanpak van de Europese Unie met betrekking tot grensoverschrijdende en bredere regionale samenwerking. De SVEU dient met name:

a)

bij te dragen tot de uitvoering die wordt gegeven aan de Gezamenlijke Verklaring van de Europese Unie en Afghanistan en de „Afghanistan Compact”, alsook aan de betrokken resoluties van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (VN) en andere relevante VN-resoluties;

b)

constructieve bijdragen van regionale actoren in Afghanistan en van buurlanden aan het vredesproces in Afghanistan te stimuleren, om aldus de consolidatie van de Afghaanse staat te bevorderen;

c)

bij te dragen tot de uitvoering die wordt gegeven aan de Gezamenlijke Verklaring van de Europese Unie en Pakistan, alsook aan de betrokken resoluties van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (UNSCRs) en andere relevante VN-resoluties;

d)

de sleutelrol van de VN, met name van de speciale vertegenwoordiger van de secretaris-generaal, te ondersteunen; en

e)

de werkzaamheden van de secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger (SG/HV) in de regio te ondersteunen.

Artikel 3

Mandaat

Ter verwezenlijking van deze beleidsdoelstellingen krijgt de SVEU het mandaat om:

a)

uitdrukking te geven aan de standpunten van de Europese Unie over het politiek proces in Afghanistan, voortbouwend op de kernbeginselen waarover tussen Afghanistan en de internationale gemeenschap overeenstemming is bereikt, met name de Gezamenlijke Verklaring van de Europese Unie en Afghanistan en de „Afghanistan Compact”;

b)

uitdrukking te geven aan de standpunten van de Europese Unie over het politiek proces in Pakistan, voortbouwend op de kernbeginselen die worden ontwikkeld tijdens de regelmatige contacten tussen Pakistan en de internationale gemeenschap, met name in het kader van de „Vrienden van een democratisch Pakistan”;

c)

nauwe contacten te leggen en te onderhouden met, en steun te verlenen aan, de vertegenwoordigende instellingen van Afghanistan en Pakistan, met name de regering en het parlement. Er dient tevens contact te worden onderhouden met andere politieke figuren en andere betrokken actoren van Afghanistan en Pakistan, zowel in het land als daarbuiten;

d)

nauwe contacten te onderhouden met bevoegde internationale en regionale organisaties, met name met de plaatselijke vertegenwoordigers van de VN;

e)

in nauw contact te blijven met buurlanden en andere belanghebbende landen in de regio, zodat hun opvattingen over de situatie in Afghanistan en Pakistan, alsook de ontwikkeling van de samenwerking tussen deze landen en Afghanistan en Pakistan, in het beleid van de Europese Unie in aanmerking worden genomen;

f)

advies te geven over de gemaakte vorderingen in de richting van de doelstellingen van de Gezamenlijke Verklaring van de Europese Unie en Pakistan, de Gezamenlijke Verklaring van de Europese Unie en Afghanistan en de „Afghanistan Compact”, met name op de volgende gebieden:

goed bestuur en de oprichting van instellingen van de rechtsstaat,

hervormingen in de veiligheidssector, waaronder de organisatie van een gerechtelijk apparaat, een nationaal leger en een nationale politie,

eerbiediging van de mensenrechten van alle Pakistanen en Afghanen, ongeacht geslacht, bevolkingsgroep of godsdienst,

eerbiediging van de democratische beginselen, de rechtsstaat, de rechten van minderheden, de rechten van vrouwen en kinderen en de beginselen van het volkenrecht,

aanmoediging van de deelname van vrouwen aan het openbaar bestuur en de civiele samenleving,

eerbiediging van Pakistans en Afghanistans internationale verplichtingen, met inbegrip van samenwerking in de internationale inspanningen ter bestrijding van terrorisme, illegale drugshandel, mensenhandel en de verspreiding van massavernietigingswapens en daarvoor bestemde materialen, en

bevordering van humanitaire hulp en de ordelijke terugkeer van vluchtelingen en binnenlands ontheemden;

g)

in overleg met vertegenwoordigers van de lidstaten en de Commissie mee te helpen ervoor te zorgen dat de politieke benadering van de Europese Unie tot uiting komt in haar actie voor de ontwikkeling van Afghanistan en Pakistan;

h)

samen met de Commissie actief deel te nemen aan de in het kader van de „Afghanistan Compact” ingestelde Gemeenschappelijke coördinatie- en bewakingsraad, alsook aan de „Vrienden van een democratisch Pakistan”; en

i)

advies te verstrekken over de deelneming en de standpunten van de Europese Unie in internationale conferenties over Afghanistan en Pakistan.

Artikel 4

Uitvoering van het mandaat

1.   De SVEU is onder het gezag en de operationele leiding van de SG/HV verantwoordelijk voor de uitvoering van het mandaat.

2.   Het Politiek- en veiligheidscomité (PVC) onderhoudt een bevoorrechte relatie met de SVEU en vormt het eerste contactpunt met de Raad. Het PVC zorgt binnen het kader van het mandaat voor strategische aansturing en politieke leiding ten behoeve van de SVEU.

Artikel 5

Financiering

1.   Het financieel referentiebedrag ter dekking van de kosten in verband met het mandaat van de SVEU voor de periode vanaf de dag van de inwerkingtreding van dit gemeenschappelijk optreden tot en met 28 februari 2010 bedraagt 2 830 000 EUR. Dit bedrag dient ook ter dekking van de uitgaven in verband met het mandaat van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor Afghanistan in het kader van Gemeenschappelijk Optreden 2009/135/GBVB tijdens de periode van 1 maart 2009 tot en met de dag van de inwerkingtreding van dit gemeenschappelijk optreden.

2.   Uitgaven die uit het in lid 1 genoemde bedrag worden gefinancierd, komen voor financiering in aanmerking vanaf 1 maart 2009. De uitgaven worden beheerd volgens de procedures en voorschriften die van toepassing zijn op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen.

3.   Voor het uitgavenbeheer wordt een overeenkomst gesloten tussen de SVEU en de Commissie. De SVEU legt voor alle uitgaven verantwoording af aan de Commissie.

Artikel 6

Vorming en samenstelling van het team

1.   Binnen de grenzen van zijn mandaat en de daartoe vrijgemaakte financiële middelen is de SVEU verantwoordelijk voor de vorming van zijn team, in overleg met het voorzitterschap, bijgestaan door de SG/HV en in volledige samenspraak met de Commissie. In het team dient de door het mandaat vereiste deskundigheid inzake specifieke beleidsvraagstukken aanwezig te zijn. De SVEU deelt de SG/HV, het voorzitterschap en de Commissie de definitieve samenstelling van zijn team mee.

2.   De lidstaten en de instellingen van de Europese Unie kunnen voorstellen personeel te detacheren bij de SVEU. De bezoldiging van het personeel dat door een lidstaat of een instelling van de Europese Unie bij de SVEU wordt gedetacheerd, komt ten laste van de betrokken lidstaat of instelling van de Europese Unie. Door de lidstaten bij het secretariaat-generaal van de Raad gedetacheerde deskundigen kunnen ook ter beschikking van de SVEU worden gesteld. Internationaal aangeworven personeel moet de nationaliteit van een EU-lidstaat hebben.

3.   Al het gedetacheerde personeel blijft onder het administratieve gezag van de detacherende lidstaat of EU-instelling en voert zijn taken uit en handelt in het belang van de missie van de SVEU.

Artikel 7

Voorrechten en immuniteiten van de SVEU en zijn medewerkers

De voorrechten, immuniteiten en andere garanties die noodzakelijk zijn voor de uitvoering en het goede verloop van de missie van de SVEU en van zijn medewerkers, worden met de ontvangende partij(en) naargelang het geval overeengekomen. De lidstaten en de Commissie verlenen daartoe alle nodige steun.

Artikel 8

Beveiliging van gerubriceerde EU-gegevens

De SVEU en de leden van zijn team leven de beginselen en minimumnormen inzake beveiliging na die zijn vastgelegd in Besluit 2001/264/EG van de Raad van 19 maart 2001 tot vaststelling van beveiligingsvoorschriften van de Raad (3), met name wanneer zij gerubriceerde EU-gegevens behandelen.

Artikel 9

Toegang tot informatie en logistieke steun

1.   De lidstaten, de Commissie en het secretariaat-generaal van de Raad zorgen ervoor dat de SVEU toegang krijgt tot alle relevante informatie.

2.   Het voorzitterschap, de Commissie en/of de lidstaten, naargelang het geval, verlenen logistieke steun in de regio.

Artikel 10

Veiligheid

Overeenkomstig het beleid van de Europese Unie inzake de veiligheid van personeel dat op grond van titel V van het Verdrag wordt ingezet in operaties buiten de Europese Unie, neemt de SVEU alle redelijkerwijs haalbare maatregelen voor de beveiliging van het personeel dat rechtstreeks onder zijn gezag staat, in overeenstemming met zijn mandaat en de veiligheidssituatie in het gebied waarvoor hij verantwoordelijk is:

a)

hij stelt op basis van de richtsnoeren van het secretariaat-generaal van de Raad een missiespecifiek veiligheidsplan op, dat onder meer missiespecifieke fysieke, organisatorische en procedurele beveiligingsmaatregelen voor het beheer van personeelsbewegingen naar en binnen het missiegebied, alsmede het beheer van veiligheidsincidenten met inbegrip van een nood- en evacuatieplan voor de missie behelst;

b)

hij zorgt ervoor dat alle buiten de Europese Unie ingezette personeelsleden gedekt zijn door een op de omstandigheden in het missiegebied afgestemde verzekering tegen grote risico’s;

c)

hij zorgt ervoor dat alle buiten de Europese Unie ingezette leden van zijn team, ook het ter plaatse aangeworven personeel, voor of bij aankomst in het missiegebied een passende beveiligingsopleiding hebben genoten waarvan de inhoud is bepaald op basis van de risicoklasse waarin het secretariaat-generaal van de Raad het missiegebied heeft ingedeeld;

d)

hij zorgt ervoor dat alle naar aanleiding van geregelde beveiligingsbeoordelingen overeengekomen aanbevelingen worden opgevolgd, en hij brengt schriftelijk verslag uit over de uitvoering daarvan en over andere veiligheidskwesties, zulks in het kader van zijn verslag over de uitvoering van het mandaat aan de secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger, de Raad en de Commissie.

Artikel 11

Rapportage

De SVEU brengt geregeld mondeling en schriftelijk verslag uit aan de SG/HV en aan het PVC. De SVEU brengt zo nodig ook verslag uit aan de groepen. De geregelde schriftelijke verslagen worden verspreid via het COREU-netwerk. Op aanbeveling van de SG/HV en het PVC kan de SVEU ook verslag uitbrengen aan de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen (RAZEB).

Artikel 12

Coördinatie

1.   De SVEU bevordert de algehele politieke coördinatie van de Europese Unie. Hij helpt ervoor te zorgen dat alle EU-instrumenten ter plaatse op coherente wijze worden ingezet om de beleidsdoelstellingen van de Europese Unie te verwezenlijken. Daartoe worden de activiteiten van de SVEU gecoördineerd met die van het voorzitterschap en de Commissie, en in voorkomend geval met die van de SVEU voor Centraal-Azië. De SVEU verstrekt regelmatig informatie aan de missies van de lidstaten en aan de delegaties van de Commissie.

2.   Ter plaatse worden nauwe contacten onderhouden met het voorzitterschap, de Commissie en de hoofden van de missies van de lidstaten, die alles doen wat in hun vermogen ligt om de SVEU bij te staan in de uitvoering van zijn mandaat. De SVEU geeft het hoofd van de politiemissie van de Europese Unie in Afghanistan (EUPOL AFGHANISTAN) plaatselijke politieke sturing. De SVEU en de civiele operationele commandant plegen indien nodig overleg. De SVEU onderhoudt tevens contacten met andere internationale en regionale actoren ter plaatse.

Artikel 13

Evaluatie

De uitvoering van dit gemeenschappelijk optreden en de samenhang ervan met andere bijdragen van de Europese Unie in de regio worden op gezette tijden geëvalueerd. De SVEU legt de SG/HV, de Raad en de Commissie vóór eind juni 2009 een voortgangsverslag, en uiterlijk medio november 2009 een uitvoerig verslag over de uitvoering van het mandaat voor. Dit verslag vormt een basis voor de evaluatie van het mandaat door de bevoegde groepen en door het PVC. In het kader van de algemene inzetprioriteiten doet de SG/HV aanbevelingen aan het PVC voor een beslissing van de Raad tot verlenging, wijziging of beëindiging van het mandaat.

Artikel 14

Intrekking

Gemeenschappelijk Optreden 2009/135/GBVB wordt ingetrokken.

Artikel 15

Inwerkingtreding

Dit gemeenschappelijk optreden treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Artikel 16

Bekendmaking

Dit gemeenschappelijk optreden wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Luxemburg, 15 juni 2009.

Voor de Raad

De voorzitter

J. KOHOUT


(1)  PB L 197 van 25.7.2008, blz. 60.

(2)  PB L 46 van 17.2.2009, blz. 61.

(3)  PB L 101 van 11.4.2001, blz. 1.


16.6.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 151/45


GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT 2009/468/GBVB VAN DE RAAD

van 15 juni 2009

inzake de actualisering van Gemeenschappelijk Standpunt 2001/931/GBVB betreffende de toepassing van specifieke maatregelen ter bestrijding van het terrorisme en houdende intrekking van Gemeenschappelijk Standpunt 2009/67/GBVB

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op de artikelen 15 en 34,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 27 december 2001 heeft de Raad Gemeenschappelijk Standpunt 2001/931/GBVB (1) vastgesteld.

(2)

Op 26 januari 2009 heeft de Raad Gemeenschappelijk Standpunt 2009/67/GBVB inzake de actualisering van Gemeenschappelijk Standpunt 2001/931/GBVB vastgesteld (2).

(3)

Overeenkomstig Gemeenschappelijk Standpunt 2001/931/GBVB heeft de Raad een volledige evaluatie verricht van de lijst van personen, groepen en entiteiten waarop Gemeenschappelijk Standpunt 2009/67/GBVB van toepassing is.

(4)

De Raad heeft besloten dat er niet langer gronden bestaan voor het handhaven van bepaalde personen op de lijst van personen, groepen en entiteiten waarop Gemeenschappelijk Standpunt 2001/931/GBVB van toepassing is.

(5)

De Raad heeft vastgesteld dat de overige in de bijlage bij Gemeenschappelijk Standpunt 2009/67/GBVB vermelde personen, groepen en entiteiten betrokken zijn geweest bij terroristische daden in de zin van artikel 1, leden 2 en 3, van Gemeenschappelijk Standpunt 2001/931/GBVB, dat er een beslissing is genomen door een bevoegde instantie in de zin van artikel 1, lid 4, van dat gemeenschappelijk standpunt en dat zij onderworpen moeten blijven aan de in dat gemeenschappelijk standpunt vervatte specifieke beperkende maatregelen.

(6)

De lijst van personen, groepen en entiteiten waarop Gemeenschappelijk Standpunt 2001/931/GBVB van toepassing is, moet dienovereenkomstig worden geactualiseerd,

HEEFT HET VOLGENDE GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT VASTGESTELD:

Artikel 1

De lijst van personen, groepen en entiteiten waarop Gemeenschappelijk Standpunt 2001/931/GBVB van toepassing is, is opgenomen in de bijlage.

Artikel 2

Gemeenschappelijk Standpunt 2009/67/GBVB wordt ingetrokken.

Artikel 3

Dit gemeenschappelijk standpunt treedt in werking op de dag waarop het wordt aangenomen.

Artikel 4

Dit gemeenschappelijk standpunt wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Luxemburg, 15 juni 2009.

Voor de Raad

De voorzitter

J. KOHOUT


(1)  PB L 344 van 28.12.2001, blz. 93.

(2)  PB L 23 van 27.1.2009, blz. 37.


BIJLAGE

Lijst van personen, groepen en entiteiten als bedoeld in artikel 1

1.   PERSONEN

1.

ABOU, Rabah Naami (alias Naami Hamza, alias Mihoubi Faycal, alias Fellah Ahmed, alias Dafri Rèmi Lahdi), geboren op 1.2.1966 in Algiers, Algerije -lid van al-Takfir en al-Hijra

2.

ABOUD, Maisi (alias de Zwitserse Abderrahmane), geboren op 17.10.1964 in Algiers, Algerije — lid van al-Takfir en al-Hijra

3.

ALBERDI URANGA, Itziar, geboren op 7.10.1963 in Durango, Biskaje, Spanje, identiteitskaart nr. 78.865.693 — E.T.A.-activist

4.

* ALBISU IRIARTE, Miguel, geboren op 7.6.1961 in San Sebastián, Guipúzcoa, Spanje, identiteitskaart nr. 15.954.596 — E.T.A.-activist; lid van Gestoras Pro amnistía

5.

*ALEGRÍA LOINAZ, Xavier, geboren op 26.11.1958 in San Sebastián, Guipúzcoa, Spanje, identiteitskaart nr. 15.239.620 — E.T.A.-activist, lid van K.a.s./Ekin

6.

AL-MUGHASSIL, Ahmad Ibrahim (alias ABU OMRAN; alias AL-MUGHASSIL, Ahmed Ibrahim), geboren op 26.6.1967 in Qatif-Bab al Shamal, Saudi-Arabië; Saudisch onderdaan

7.

AL-NASSER, Abdelkarim Hussein Mohamed, geboren in Al Ihsa, Saudi-Arabië; Saudisch onderdaan

8.

AL YACOUB, Ibrahim Salih Mohammed, geboren op 16.10.1966 in Tarut, Saudi Arabië; Saudisch onderdaan

9.

* APAOLAZA SANCHO, Iván, geboren op 10.11.1971 in Beasain, Guipúzcoa, Spanje, identiteitskaart nr. 44.129.178 — E.T.A.-activist, lid van K.Madrid

10.

ARIOUA, Kamel (alias Lamine Kamel), geboren op 18.8.1969 in Constantine, Algerije — lid van al-Takfir en al-Hijra

11.

ASLI, Mohamed (alias Dahmane Mohamed), geboren op 13.5.1975 in Ain Taya, Algerije — lid van al-Takfir en al-Hijra

12.

ASLI, Rabah, geboren op 13.5.1975 in Ain Taya, Algerije — lid van al-Takfir en al Hijra

13.

*ASPIAZU RUBINA, Miguel de Garikoitz, geboren op 6.7.1973 in Bilbao, Biskaje, Spanje, identiteitskaart nr. 14.257.455 — E.T.A.-activist

14.

* ARZALLUS TAPIA, Eusebio, geboren op 8.11.1957 in Regil, Guipúzcoa, Spanje, identiteitskaart nr. 15.927.207 — E.T.A.-activist

15.

ATWA, Ali (alias BOUSLIM, Ammar Mansour; alias SALIM, Hassan Rostom), Libanon, geboren in 1960 in Libanon; Libanees onderdaan

16.

* BELOQUI RESA, María Elena, geboren op 12.6.1961 in Areta, Álava, Spanje, identiteitskaart nr. 14.956.327 — E.T.A.-activist; lid van Xaki

17.

BOUYERI, Mohamed (alias Abu ZUBAIR; alias SOBIAR; alias Abu ZOUBAIR), geboren op 8.3.1978 in Amsterdam, Nederland — lid van de Hofstadgroep

18.

* CAMPOS ALONSO, Miriam, geboren op 2.9.1971 in Bilbao, Biskaje, Spanje, identiteitskaart nr. 30.652.316 — E.T.A.-activist; lid van Xaki

19.

* CORTA CARRION, Mikel, geboren op 15.5.1959 in Villafranca de Ordicia, Guipúzcoa, Spanje, identiteitskaart nr. 08.902.967 — E.T.A.-activist; lid van Xaki

20.

DARIB, Noureddine (alias Carreto, alias Zitoun Mourad), geboren op 1.2.1972 in Algerije — lid van al-Takfir en al-Hijra

21.

DJABALI, Abderrahmane (alias Touil), geboren op 1.6.1970 in Algerije — lid van al-Takfir en al-Hijra

22.

*ECHEBERRIA SIMARRO, Leire, geboren op 20.12.1977 in Basauri, Biskaje, Spanje, identiteitskaart nr. 45.625.646 — E.T.A.-activiste

23.

* ECHEGARAY ACHIRICA, Alfonso, geboren op 10.1.1958 in Plencia; Biskaje, Spanje, identiteitskaart nr. 16.027.051 — E.T.A.-activist

24.

* EGUIBAR MICHELENA, Mikel, geboren op 14.11.1963 in San Sebastián, Guipúzcoa, Spanje, identiteitskaart nr. 44.151.825 — E.T.A.-activist; lid van Xaki

25.

EL FATMI, Nouredine (alias Nouriddin EL FATMI; alias Nouriddine EL FATMI; alias Noureddine EL FATMI; alias Abu AL KA'E KA'E; alias Abu QAE QAE; alias FOUAD; alias FZAD; alias Nabil EL FATMI; alias Ben MOHAMMED; alias Ben Mohand BEN LARBI; alias Ben Driss Muhand IBN LARBI; alias Abu TAHAR; alias EGGIE), geboren op 15.8.1982 in Midar (Marokko); (Marokkaans) paspoort nr. N829139 — lid van de Hofstadgroep

26.

EL-HOORIE, Ali Saed Bin Ali (alias AL-HOURI, Ali Saed Bin Ali; alias EL HOURI, Ali Saed Bin Ali), geboren op 10.7.1965 of 11.7.1965 in El Dibabiya, Saudi-Arabië; Saudisch onderdaan

27.

FAHAS, Sofiane Yacine, geboren op 10.9.1971 in Algiers, Algerije — lid van al Takfir en al-Hijra

28.

* GOGEASCOECHEA ARRONATEGUI, Eneko, geboren op 29.4.1967 in Guernica, Biskaje, Spanje, identiteitskaart nr. 44.556.097 — E.T.A.-activist

29.

* IPARRAGUIRRE GUENECHEA, Ma Soledad, geboren op 25.4.1961 in Escoriaza, Navarra, Spanje, identiteitskaart nr. 16.255.819 — E.T.A.-activist

30.

* IRIONDO YARZA, Aitzol, geboren op 8.3.1977 in San Sebastián, Guipúzcoa, Spanje, identiteitskaart nr. 72.467.565 — E.T.A.-activist

31.

IZZ-AL-DIN, Hasan (alias GARBAYA, AHMED, alias SA-ID, alias SALWWAN, Samir), Libanon, geboren in 1963 in Libanon, Libanees onderdaan

32.

* MARTITEGUI LIZASO, Jurdan, geboren op 10.5.1980 in Durango, Biskaje, Spanje, identiteitskaart nr. 45.626.584 — E.T.A.-activist

33.

MOHAMMED, Khalid Shaikh (alias ALI, Salem; alias BIN KHALID, Fahd Bin Adballah; alias HENIN, Ashraf Refaat Nabith; alias WADOOD, Khalid Adbul) geboren op 14.4.1965 of 1.3.1964 in Pakistan, paspoort nr. 488555

34.

MOKTARI, Fateh (alias Ferdi Omar), geboren op 26.12.1974 in Hussein Dey, Algerije — lid van al-Takfir en al-Hijra

35.

* MORCILLO TORRES, Gracia, geboren op 15.3.1967 in San Sebastián, Guipúzcoa, Spanje, identiteitskaart nr. 72.439.052 — E.T.A.-activist; lid van Kas/Ekin

36.

* NARVÁEZ GOÑI, Juan Jesús, geboren op 23.2.1961 in Pamplona, Navarra, Spanje, identiteitskaart nr. 15.841.101 — E.T.A.-activist

37.

NOUARA, Farid, geboren op 25.11.1973 in Algiers, Algerije — lid van al-Takfir en al-Hijra

38.

* OLANO OLANO, Juan María, geboren op 25.3.1955 in Gainza, Guipúzcoa, Spanje, identiteitskaart nr. 15.919.168 — E.T.A.-activist; lid van Gestoras Pro amnistía/Askatasuna

39.

* OLARRA AGUIRIANO, José María, geboren op 27.7.1957 in Tolosa, Guipúzcoa, Spanje, identiteitskaart nr. 72.428.996 — E.T.A.-activist; lid van Xaki

40.

* ORBE SEVILLANO, Zigor, geboren op 22.9.1975 in Basauri, Biskaje, Spanje, identiteitskaart nr. 45.622.851 — E.T.A.-activist; lid van Jarrai/Haika/Seg

41.

* PALACIOS ALDAY, Gorka, geboren op 17.10.1974 in Baracaldo, Biskaje, Spanje, identiteitskaart nr. 30.654.356 — E.T.A-activist; lid van K.Madrid

42.

* PEREZ ARAMBURU, Jon Iñaki, geboren op 18.9.1964 in San Sebastián, Guipúzcoa, Spanje, identiteitskaart nr. 15.976.521 — E.T.A.-activist; lid van Jarrai/Haika/Segi

43.

* QUINTANA ZORROZUA, Asier, geboren op 27.2.1968 in Bilbao, Biskaje, Spanje, identiteitskaart nr. 30.609.430 — E.T.A.-activist; lid van K.Madrid

44.

RESSOUS, Hoari (alias Hallasa Farid), geboren op 11.9.1968 in Algiers, Algerije — lid van al-Takfir en al-Hijra

45.

* RETA DE FRUTOS, José Ignacio, geboren op 3.7.1959 in Elorrio, Biskaje, Spanje, identiteitskaart nr. 72.253.056 — E.T.A.-activist; lid van Gestoras Pro amnistía/Askatasuna

46.

* RUBENACH ROIG, Juan Luis, geboren op 18.9.1963 in Bilbao, Biskaje, Spanje, identiteitskaart nr. 18.197.545 — E.T.A.-activist; lid van K.Madrid

47.

SEDKAOUI, Noureddine (alias Nounou), geboren op 23.6.1963 in Algiers, Algerije — lid van al-Takfir en al-Hijra

48.

SELMANI, Abdelghani (alias Gano), geboren op 14.6.1974 in Algiers, Algerije — lid van al-Takfir en al-Hijra

49.

SENOUCI, Sofiane, geboren op 15.4.1971 in Hussein Dey, Algerije — lid van al Takfir en al-Hijra

50.

SISON, Jose Maria (alias Armando Liwanag, alias Joma), geboren op 8.2.1939 in Cabugao, Filipijnen — heeft leidende rol in de Communist Party of the Philippines, inclusief NPA

51.

TINGUALI, Mohammed (alias Mouh di Kouba), geboren op 21.4.1964 in Blida, Algerije — lid van al-Takfir en al-Hijra

52.

* TXAPARTEGI NIEVES, Nekane, geboren op 8.1.1973 in Asteasu, Guipúzcoa, Spanje, identiteitskaart nr. 44.140.578 — E.T.A.-activiste; lid van Xaki

53.

* URANGA ARTOLA, Kemen, geboren op 25.5.1969 in Ondarroa, Biskaje, Spanje, identiteitskaart nr. 30.627.290 — E.T.A.-activist; lid van Herri Batasuna/E.H/Batasuna

54.

* URRUTICOECHEA BENGOECHEA, José Antonio, geboren op 24.12.1950 in Miravalles, Biskaje, Spanje, identiteitskaart nr. 14.884.849 — E.T.A.-activist

55.

* VALLEJO FRANCO, Iñigo, geboren op 21.5.1976 in Bilbao, Biskaje, Spanje, identiteitskaart nr. 29.036.694 — E.T.A.-activist

56.

* VILA MICHELENA, Fermín, geboren op 12.3.1970 in Irún, Guipúzcoa, Spanje, identiteitskaart nr. 15.254.214 — E.T.A.-activist; lid van Kas/Ekin

57.

WALTERS, Jason Theodore James (alias Abdullah; alias David), geboren op 6.3.1985 in Amersfoort, Nederland, (Nederlands) paspoort nr. NE8146378 — lid van de Hofstadgroep

2.   GROEPEN EN ENTITEITEN

1.

Abu Nidal Organisation (ANO), (alias Fatah Revolutionaire Raad, Arabische Revolutionaire Brigades, Zwarte September, en Revolutionaire Organisatie van Socialistische Moslims)

2.

Al-Aqsa Martelarenbrigades

3.

Al-Aqsa e.V.

4.

Al-Takfir en al-Hijra

5.

* Cooperativa Artigiana Fuoco ed Affini — Occasionalmente Spettacolare (Occasioneel spectaculaire artisanale Coöperatie Vuur en dergelijke)

6.

* Nuclei Armati per il Comunismo (Gewapende eenheden voor het communisme)

7.

Aum Shinrikyo (alias AUM; alias Aum Hoogste Waarheid, alias Aleph)

8.

Babbar Khalsa

9.

* Cellula Contro Capitale, Carcere i suoi Carcerieri e le sue Celle — CCCCC (Cel tegen kapitaal, gevangenissen, cipiers en gevangeniscellen)

10.

Communist Party of the Philippines, inclusief New People's Army (NPA), Filipijnen, onderhoudt banden met SISON, Jose Maria (alias Armando Liwanag, alias Joma, die een leidende rol heeft in de Communist Party of the Philippines, inclusief NPA)

11.

* Continuity Irish Republican Army (CIRA)

12.

* EPANASTATIKOS AGONAS (Revolutionaire Strijd)

13.

* Euskadi Ta Askatasuna/Tierra Vasca y Libertad/Baskenland en Vrijheid (E.T.A.); de volgende organisaties maken deel uit van de terroristische groep E.T.A.: K.a.s., Xaki; Ekin, Jarrai-Haika-Segi, Gestoras pro-amnistía, Askatasuna, Batasuna (alias Herri Batasuna, alias Euskal Herritarrok) Acción Nacionalista Vasca / Euskal Abertzale Ekintza (ANV/EAE), Partido Comunista de las Tierras Vascas / Euskal Herrialdeetako Alderdi Komunista (PCTV/EHAK)

14.

Gama'a al-Islamiyya (Islamitische Groep), (alias Al-Gama'a al-Islamiyya, IG)

15.

İslami Büyük Doğu Akıncılar — Cephe (IBDA/C) (Front van Voorvechters voor het Grote Islamitische Oosten)

16.

* Grupos de Resistencia Antifascista Primero de Octubre — G.R.A.P.O (Antifascistische Verzetsgroepen Een Oktober)

17.

Hamas (inbegrepen Hamas-Izz al-Din al-Qassem)

18.

Hizbul Mujahideen (HM)

19.

Hofstadgroep

20.

Holy Land Foundation for Relief and Development (Stichting van het Heilig land voor hulp en ontwikkeling)

21.

International Sikh Youth Federation — ISYF (Internationale federatie van sikh-jongeren)

22.

* Solidarietà Internazionale (Internationale solidariteit)

23.

Kahane Chai (alias Kach)

24.

Khalisan Zindabad Force — KZF

25.

Koerdische Arbeiderspartij — PKK (alias KADEK; alias KONGRA-GEL)

26.

Bevrijdingstijgers van Tamil Eelam — LTTE

27.

* Loyalist Volunteer Force — LVF (Groepering van loyalistische vrijwilligers)

28.

Ejército de Liberación Nacional (Nationaal Bevrijdingsleger)

29.

* Orange Volunteers — OV (Vrijwilligers van de Oranje-orde)

30.

Palestinian Liberation Front — PLF (Palestijns Bevrijdingsfront)

31.

Palestinian Islamic Jihad — PIJ (Palestijnse Islamitische Jihad)

32.

Popular Front for the Liberation of Palestina — PFLP (Volksfront voor de bevrijding van Palestina)

33.

Popular Front for the Liberation of Palestine-General Command (alias PFLP-General Command (Volksfront voor de bevrijding van Palestina-Algemeen Commando)

34.

* Real IRA

35.

* Brigate Rosse per la Costruzione del Partito Comunista Combattente (Rode Brigades voor de opbouw van de strijdende communistische partij)

36.

* Red Hand Defenders — RHD (Verdedigers van de Rode Hand)

37.

Fuerzas Armadas Revolucionarias de Colombia (FARC) (Revolutionaire Strijdkrachten van Colombia)

38.

* Epanastatiki Pirines (Revolutionaire Kernen)

39.

* Dekati Evdomi Noemvri (Revolutionaire Organisatie 17 november)

40.

Devrimci Halk Kurtuluș Partisi-Cephesi — DHKP/C, (alias Devrimci Sol (Revolutionair Links), Dev Sol) (Revolutionair Volksbevrijdingsleger/front/partij)

41.

Sendero Luminoso — SL (Lichtend Pad)

42.

Stichting Al Aqsa (alias Stichting Al Aqsa Nederland, alias Al Aqsa Nederland)

43.

Teyrbazen Azadiya Kurdistan — TAK (alias Kurdistan Freedom Falcons (Koerdische Vrijheidsvalken), Kurdistan Freedom Hawks (Koerdische Vrijheidshaviken))

44.

* Brigata XX Luglio (Brigade van de twintigste juli)

45.

* Ulster Defence Association/Ulster Freedom Fighters (UDA/UFF)

46.

Autodefensas Unidas de Colombia — AUC (Verenigde Zelfverdedigingsgroepen/Groep van Colombia)

47.

* Federazione Anarchica Informale — F.A.I. (Informele anarchistische federatie)


Rectificaties

16.6.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 151/51


Rectificatie van Verordening (EG) nr. 1276/2008 van de Commissie van 17 december 2008 inzake de controle aan de hand van fysieke controles bij de uitvoer van landbouwproducten waarvoor restituties of andere bedragen worden toegekend

( Publicatieblad van de Europese Unie L 339 van 18 december 2008 )

Op bladzijde 67, bijlage IV, komt het vierde streepje als volgt te luiden:

„—

:

In het Deens

:

Forordning (EF) nr. 2298/2001”.