ISSN 1725-2598 doi:10.3000/17252598.L_2009.149.nld |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 149 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
52e jaargang |
|
|
II Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is |
|
|
|
BESLUITEN/BESCHIKKINGEN |
|
|
|
Raad |
|
|
|
2009/447/EG |
|
|
* |
||
|
|
2009/448/EG |
|
|
* |
||
|
|
Commissie |
|
|
|
2009/449/EG |
|
|
* |
||
|
|
2009/450/EG |
|
|
* |
Beschikking van de Commissie van 8 juni 2009 betreffende de nadere interpretatie van de in bijlage I bij Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad genoemde luchtvaartactiviteiten (Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 4293) ( 1 ) |
|
|
|
2009/451/EG |
|
|
* |
||
|
|
2009/452/EG |
|
|
* |
||
|
|
2009/453/EG |
|
|
* |
||
|
|
2009/454/EG |
|
|
* |
||
|
|
OVEREENKOMSTEN |
|
|
|
Commissie |
|
|
* |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is
VERORDENINGEN
12.6.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 149/1 |
VERORDENING (EG) Nr. 492/2009 VAN DE RAAD
van 25 mei 2009
tot intrekking van 14 achterhaalde verordeningen op het gebied van het gemeenschappelijk visserijbeleid
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 37,
Gelet op de Akte van Toetreding van 1985, en met name op artikel 162, artikel 163, lid 3, artikel 164, lid 2, artikel 165, lid 8, artikel 171, artikel 349, lid 5, artikel 350, artikel 351, lid 5, artikel 352, lid 9, en artikel 358,
Gelet op Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (1), en met name op artikel 20,
Gelet op de Akte van Toetreding van 2003, en met name op artikel 24 en de bijlagen VI, VIII, IX en XII,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Parlement,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Het transparanter maken van de communautaire regelgeving is een essentieel onderdeel van de strategie voor betere regelgeving die de communautaire instellingen ten uitvoer leggen. In deze context is het dienstig besluiten die geen reëel effect meer hebben, uit de actieve regelgeving te verwijderen. |
(2) |
De volgende verordeningen met betrekking tot het gemeenschappelijk visserijbeleid zijn achterhaald, hoewel zij formeel nog steeds van kracht zijn:
|
(3) |
Ter wille van de rechtszekerheid en de duidelijkheid moeten deze achterhaalde verordeningen worden ingetrokken, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
In te trekken verordeningen
De Verordeningen (EEG) nr. 31/83, (EEG) nr. 3117/85, (EEG) nr. 3781/85, (EEG) nr. 3252/87, (EEG) nr. 3571/90, (EEG) nr. 3499/91, (EG) nr. 1275/94, (EG) nr. 1448/1999, (EG) nr. 300/2001, (EG) nr. 2561/2001, (EG) nr. 2341/2002, (EG) nr. 2372/2002, (EG) nr. 2287/2003 en (EG) nr. 52/2006 worden ingetrokken.
Artikel 2
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 25 mei 2009.
Voor de Raad
De voorzitter
J. ŠEBESTA
(1) PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59.
(2) PB L 5 van 7.1.1983, blz. 1.
(3) PB L 297 van 9.11.1985, blz. 1.
(4) PB L 363 van 31.12.1985, blz. 26.
(5) PB L 314 van 4.11.1987, blz. 17.
(6) PB L 60 van 5.3.2008, blz. 1.
(7) PB L 353 van 17.12.1990, blz. 10.
(8) PB L 331 van 3.12.1991, blz. 1.
(9) PB L 409 van 30.12.2006, blz. 11.
(10) PB L 140 van 3.6.1994, blz. 1.
(11) PB L 167 van 2.7.1999, blz. 7.
(12) PB L 44 van 15.2.2001, blz. 12.
(13) PB L 344 van 28.12.2001, blz. 17.
(14) PB L 356 van 31.12.2002, blz. 12.
(15) PB L 358 van 31.12.2002, blz. 81.
(16) PB L 344 van 31.12.2003, blz. 1.
(17) PB L 16 van 20.1.2006, blz. 184.
12.6.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 149/4 |
VERORDENING (EG) Nr. 493/2009 VAN DE COMMISSIE
van 11 juni 2009
tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1),
Gelet op Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (2), en met name op artikel 138, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
Bij Verordening (EG) nr. 1580/2007 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XV, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 138 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 12 juni 2009.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 11 juni 2009.
Voor de Commissie
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
(2) PB L 350 van 31.12.2007, blz. 1.
BIJLAGE
Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
(EUR/100 kg) |
||
GN-code |
Code derde landen (1) |
Forfaitaire invoerwaarde |
0702 00 00 |
MA |
37,3 |
MK |
35,9 |
|
TR |
46,6 |
|
ZA |
28,0 |
|
ZZ |
37,0 |
|
0707 00 05 |
JO |
162,3 |
MK |
31,4 |
|
TR |
113,6 |
|
ZZ |
102,4 |
|
0709 90 70 |
TR |
113,7 |
ZZ |
113,7 |
|
0805 50 10 |
AR |
58,4 |
TR |
58,3 |
|
ZA |
53,0 |
|
ZZ |
56,6 |
|
0808 10 80 |
AR |
78,3 |
BR |
73,1 |
|
CL |
92,4 |
|
CN |
102,4 |
|
NA |
101,9 |
|
NZ |
106,7 |
|
US |
118,7 |
|
ZA |
77,1 |
|
ZZ |
93,8 |
|
0809 10 00 |
TN |
146,2 |
TR |
186,4 |
|
ZZ |
166,3 |
|
0809 20 95 |
TR |
441,7 |
ZZ |
441,7 |
(1) Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.
12.6.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 149/6 |
VERORDENING (EG) Nr. 494/2009 VAN DE COMMISSIE
van 3 juni 2009
houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1126/2008 tot goedkeuring van bepaalde internationale standaarden voor jaarrekeningen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad wat International Accounting Standard (IAS) 27 betreft
(Voor de EER relevante tekst)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 19 juli 2002 betreffende de toepassing van internationale standaarden voor jaarrekeningen (1), en met name op artikel 3, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 1126/2008 van de Commissie (2) werd een aantal op 15 oktober 2008 bestaande internationale standaarden en interpretaties goedgekeurd. |
(2) |
Op 10 januari 2008 heeft de International Accounting Standards Board (IASB) wijzigingen in International Accounting Standard (IAS) 27 Geconsolideerde jaarrekening en enkelvoudige jaarrekening (hierna „wijzigingen in IAS 27” genoemd) gepubliceerd. In de wijzigingen in IAS 27 wordt gespecificeerd onder welke omstandigheden een entiteit een geconsolideerde jaarrekening moet opstellen, hoe moedermaatschappijen wijzigingen in hun eigendomsbelang in dochterondernemingen administratief moeten verwerken, en hoe de verliezen van een dochteronderneming aan het meerderheids- en het minderheidsbelang moeten worden toegerekend. |
(3) |
Overleg met de werkgroep van technische deskundigen van EFRAG (European Financial Reporting Advisory Group) heeft bevestigd dat de wijzigingen in IAS 27 beantwoorden aan de in artikel 3, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1606/2002 vervatte technische goedkeuringscriteria. Overeenkomstig Besluit 2006/505/EG van de Commissie van 14 juli 2006 tot oprichting van een werkgroep voor de beoordeling van adviezen over verslaggevingsstandaarden om de Commissie van advies te dienen over de objectiviteit en neutraliteit van de adviezen van de European Financial Reporting Advisory Group (EFRAG) (3) heeft de werkgroep voor de beoordeling van adviezen over verslaggevingsstandaarden het goedkeuringsadvies van de EFRAG bekeken en de Commissie meegedeeld dat het evenwichtig en objectief is. |
(4) |
De goedkeuring van de wijzigingen in IAS 27 brengt met zich dat International Financial Reporting Standard (IFRS) 1, IFRS 4, IFRS 5, IAS 1, IAS 7, IAS 14, IAS 21, IAS 28, IAS 31, IAS 32, IAS 33, IAS 39 en Interpretatie 7 van het Standing Interpretations Committee (SIC) moeten worden gewijzigd teneinde de samenhang tussen de internationale standaarden voor jaarrekeningen te waarborgen. |
(5) |
Verordening (EG) nr. 1126/2008 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(6) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Regelgevend Comité voor financiële verslaglegging, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De bijlage bij Verordening (EG) nr. 1126/2008 wordt als volgt gewijzigd:
1. |
International Accounting Standard (IAS) 27 Geconsolideerde jaarrekening en enkelvoudige jaarrekening wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening; |
2. |
International Financial Reporting Standard (IFRS) 1, IFRS 4, IFRS 5, IAS 1, IAS 7, IAS 14, IAS 21, IAS 28, IAS 31, IAS 32, IAS 33, IAS 39 en Interpretatie 7 van het Standing Interpretations Committee (SIC) worden gewijzigd overeenkomstig de in de bijlage bij deze verordening vervatte wijzigingen in IAS 27. |
Artikel 2
Elke onderneming past de in de bijlage bij deze verordening opgenomen wijzigingen in IAS 27 toe uiterlijk vanaf de aanvangsdatum van haar eerste boekjaar dat na 30 juni 2009 van start gaat.
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 3 juni 2009.
Voor de Commissie
Charlie McCREEVY
Lid van de Commissie
(1) PB L 243 van 11.9.2002, blz. 1.
(2) PB L 320 van 29.11.2008, blz. 1.
(3) PB L 199 van 21.7.2006, blz. 33.
BIJLAGE
INTERNATIONALE STANDAARDEN VOOR JAARREKENINGEN
IAS 27 |
Geconsolideerde jaarrekening en enkelvoudige jaarrekening |
Reproductie toegestaan binnen de Europese Economische Ruimte. Alle bestaande rechten voorbehouden buiten de EER, met uitzondering van het recht van reproductie voor persoonlijk of ander eerlijk gebruik. Nadere inlichtingen te verkrijgen bij de IASB op het volgende adres: www.iasb.org
INTERNATIONAL ACCOUNTING STANDARD 27
Geconsolideerde jaarrekening en enkelvoudige jaarrekening
TOEPASSINGSGEBIED
1 |
Deze standaard moet worden toegepast bij de opstelling en presentatie van de geconsolideerde jaarrekening van een groep entiteiten waarover een moedermaatschappij de zeggenschap heeft. |
2 |
Deze standaard behandelt geen methoden voor de administratieve verwerking van bedrijfscombinaties en hun gevolgen voor consolidatie, met inbegrip van de goodwill die bij een bedrijfscombinatie ontstaat (zie hiervoor IFRS 3 Bedrijfscombinaties). |
3 |
Deze standaard moet ook worden toegepast bij de administratieve verwerking van investeringen in dochterondernemingen, entiteiten waarover gezamenlijk de zeggenschap wordt uitgeoefend en geassocieerde deelnemingen indien een entiteit ervoor kiest, of indien zij op grond van lokale regelgeving verplicht is, een enkelvoudige jaarrekening te presenteren. |
DEFINITIES
4 |
De volgende begrippen worden in deze standaard gebruikt met de hierna omschreven betekenis:
Een geconsolideerde jaarrekening is de jaarrekening van een groep die wordt gepresenteerd alsof het de jaarrekening van een afzonderlijke economische entiteit betreft. Zeggenschap is de macht om het financiële en operationele beleid van een entiteit te sturen teneinde voordelen te verkrijgen uit haar activiteiten. Een groep bestaat uit een moedermaatschappij en al haar dochterondernemingen. Een minderheidsbelang is het eigen vermogen in een dochteronderneming dat niet direct of indirect aan een moedermaatschappij kan worden toegerekend. Een moedermaatschappij is een entiteit die een of meer dochterondernemingen heeft. Een enkelvoudige jaarrekening is een jaarrekening die wordt gepresenteerd door een moedermaatschappij, een investeerder in een geassocieerde deelneming of een deelnemer in een joint venture die gezamenlijk de zeggenschap uitoefent over een entiteit, en waarin de investeringen administratief worden verwerkt op basis van het directe aandelenbelang in plaats van op basis van de gerapporteerde resultaten en nettoactiva van de deelnemingen. Een dochteronderneming is een entiteit, met inbegrip van entiteiten zonder rechtspersoonlijkheid zoals een maatschap, waarover een andere entiteit (de moedermaatschappij) de zeggenschap heeft. |
5 |
Een moedermaatschappij of haar dochteronderneming kan een investeerder in een geassocieerde deelneming zijn of een deelnemer in een joint venture die gezamenlijk de zeggenschap uitoefent over een entiteit. In dergelijke gevallen wordt de geconsolideerde jaarrekening die overeenkomstig deze standaard wordt opgesteld en gepresenteerd dusdanig opgesteld dat ze ook in overeenstemming is met IAS 28 Investeringen in geassocieerde deelnemingen en IAS 31 Belangen in joint ventures. |
6 |
Voor een in alinea 5 omschreven entiteit wordt onder de enkelvoudige jaarrekening verstaan de jaarrekening die wordt opgesteld en gepresenteerd naast de jaarrekening waarnaar in alinea 5 wordt verwezen. De enkelvoudige jaarrekening hoeft niet als bijlage bij die jaarrekening te worden opgenomen of hoeft die jaarrekening niet te vergezellen. |
7 |
De jaarrekening van een entiteit die geen dochteronderneming of geassocieerde deelneming heeft, noch een belang heeft als deelnemer in een entiteit waarover gezamenlijk de zeggenschap wordt uitgeoefend, is geen enkelvoudige jaarrekening. |
8 |
Een moedermaatschappij die overeenkomstig alinea 10 vrijgesteld is van het presenteren van een geconsolideerde jaarrekening, kan voor haar jaarrekening volstaan met een enkelvoudige jaarrekening. |
PRESENTATIE VAN DE GECONSOLIDEERDE JAARREKENING
9 |
Een moedermaatschappij, met uitzondering van de moedermaatschappijen die in alinea 10 zijn omschreven, moet overeenkomstig deze standaard een geconsolideerde jaarrekening presenteren waarin ze haar investeringen in dochterondernemingen consolideert. |
10 |
Een moedermaatschappij hoeft geen geconsolideerde jaarrekening te presenteren als en alleen als:
|
11 |
Een moedermaatschappij die er overeenkomstig alinea 10 voor kiest geen geconsolideerde jaarrekening maar alleen een enkelvoudige jaarrekening te presenteren, voldoet aan de alinea's 38 tot en met 43. |
TOEPASSINGSGEBIED VAN DE GECONSOLIDEERDE JAARREKENING
12 |
De geconsolideerde jaarrekening moet alle dochterondernemingen van de moedermaatschappij omvatten. (1) |
13 |
Zeggenschap wordt verondersteld te bestaan indien de moedermaatschappij direct of indirect via dochterondernemingen meer dan de helft van de stemrechten van een entiteit bezit, tenzij, in uitzonderlijke omstandigheden, duidelijk kan worden aangetoond dat het bezit van die stemrechten geen zeggenschap inhoudt. Er is eveneens sprake van zeggenschap als de moedermaatschappij de helft of minder dan de helft van de stemrechten van een entiteit in handen heeft en zij beschikt over: (2)
|
14 |
Een entiteit kan aandelenwarrants, aandelencallopties, schuldbewijzen of eigen-vermogensinstrumenten die kunnen worden geconverteerd naar gewone aandelen, of andere soortgelijke instrumenten bezitten die, indien ze worden uitgeoefend of geconverteerd, de entiteit stemrecht kunnen geven of die het stemrecht van een derde over het financiële en operationele beleid van een andere entiteit kunnen beperken (potentiële stemrechten). Het bestaan en effect van potentiële stemrechten die actueel uitoefenbaar of converteerbaar zijn, met inbegrip van potentiële stemrechten die in bezit zijn van een andere entiteit, worden in aanmerking genomen bij de beoordeling of een entiteit de macht heeft om het financiële en operationele beleid van een andere entiteit te sturen. Potentiële stemrechten zijn niet actueel uitoefenbaar of converteerbaar indien ze bijvoorbeeld pas op een toekomstige datum of bij het plaatsvinden van een toekomstige gebeurtenis kunnen worden uitgeoefend of geconverteerd. |
15 |
Bij de beoordeling of potentiële stemrechten bijdragen tot zeggenschap, onderzoekt de entiteit alle feiten en omstandigheden (met inbegrip van de voorwaarden voor uitoefening van de potentiële stemrechten en eventuele andere contractuele afspraken, ongeacht of deze afzonderlijk dan wel samen worden onderzocht) die potentiële stemrechten beïnvloeden, behalve de intentie van het management en de financiële mogelijkheid om die rechten uit te oefenen of te converteren. |
16 |
Een dochteronderneming is niet uitgesloten van consolidatie louter vanwege het feit dat de investeerder een organisatie is die durfkapitaal verstrekt of een gemeenschappelijk beleggingsfonds, een beleggingsfonds of een soortgelijke entiteit is. |
17 |
Een dochteronderneming is niet uitgesloten van consolidatie omdat haar bedrijfsactiviteiten afwijken van die van andere entiteiten binnen de groep. Er wordt relevante informatie verstrekt door dergelijke dochterondernemingen te consolideren en door in de geconsolideerde jaarrekening aanvullende informatie over de verschillende bedrijfsactiviteiten van dochterondernemingen te verstrekken. De informatie die op grond van IFRS 8 Operationele segmenten moet worden verstrekt, helpt bijvoorbeeld om het belang van verschillende bedrijfsactiviteiten binnen de groep toe te lichten. |
CONSOLIDATIEPROCEDURES
18 |
Bij de opstelling van de geconsolideerde jaarrekening voegt een entiteit de jaarrekening van de moedermaatschappij en die van haar dochterondernemingen post voor post samen door gelijke posten van activa, verplichtingen, eigen vermogen, baten en lasten bij elkaar op te tellen. Opdat de geconsolideerde jaarrekening financiële informatie over de groep presenteert alsof deze een afzonderlijke economische entiteit is, worden de volgende stappen ondernomen:
|
19 |
Indien potentiële stemrechten bestaan, worden het aandeel in de winst of het verlies en het aandeel in de vermogenmutaties die aan de moedermaatschappij en minderheidsbelangen worden toegerekend, bepaald op basis van de actuele eigendomsbelangen; hierbij wordt geen rekening gehouden met de mogelijke uitoefening of conversie van potentiële stemrechten. |
20 |
Saldi, transacties, baten en lasten binnen de groep moeten volledig worden geëlimineerd. |
21 |
Saldi en transacties binnen de groep, met inbegrip van baten, lasten en dividenden, worden volledig geëlimineerd. Winsten en verliezen uit transacties binnen de groep die zijn opgenomen in de activa, zoals voorraden en vaste activa, worden volledig geëlimineerd. Verliezen binnen de groep kunnen een aanwijzing vormen voor een bijzondere waardevermindering die in de geconsolideerde jaarrekening moet worden opgenomen. IAS 12 Winstbelastingen is van toepassing op tijdelijke verschillen die ontstaan uit de eliminatie van winsten en verliezen uit transacties binnen de groep. |
22 |
De jaarrekeningen van de moedermaatschappij en haar dochterondernemingen die worden gebruikt voor de opstelling van de geconsolideerde jaarrekening moeten per dezelfde datum worden opgesteld. Indien het einde van de verslagperiode van de moedermaatschappij niet samenvalt met dat van een dochteronderneming, moet de dochteronderneming ten behoeve van de consolidatie een extra jaarrekening opstellen per dezelfde datum als de jaarrekening van de moedermaatschappij, tenzij dit onuitvoerbaar is. |
23 |
Als, in overeenstemming met alinea 22, de jaarrekening van een dochteronderneming die wordt gebruikt bij de opstelling van de geconsolideerde jaarrekening wordt opgesteld per een andere datum dan die van de jaarrekening van de moedermaatschappij, moeten aanpassingen worden aangebracht voor de gevolgen van belangrijke transacties of gebeurtenissen tussen die datum en de datum van de jaarrekening van de moedermaatschappij. In elk geval mag het verschil tussen het einde van de verslagperiode van de dochteronderneming en dat van de moedermaatschappij niet meer dan drie maanden bedragen. De duur van de verslagperioden en een eventueel verschil tussen de einddatums van de verslagperioden moeten voor elke periode gelijk zijn. |
24 |
De geconsolideerde jaarrekening moet worden opgesteld op basis van uniforme grondslagen voor financiële verslaggeving voor vergelijkbare transacties en andere gebeurtenissen in soortgelijke omstandigheden. |
25 |
Als een entiteit van de groep andere grondslagen voor financiële verslaggeving hanteert dan die welke in de geconsolideerde jaarrekening worden toegepast voor vergelijkbare transacties en gebeurtenissen in soortgelijke omstandigheden, moet de jaarrekening van die entiteit worden aangepast ten behoeve van de opstelling van de geconsolideerde jaarrekening. |
26 |
De baten en lasten van een dochteronderneming worden in de geconsolideerde jaarrekening opgenomen vanaf de overnamedatum zoals gedefinieerd in IFRS 3. De baten en lasten van een dochteronderneming moeten worden gebaseerd op de waarden van de activa en verplichtingen die in de geconsolideerde jaarrekening van de moedermaatschappij zijn opgenomen op de overnamedatum. Afschrijvingskosten die na de overnamedatum in het geconsolideerde overzicht van gerealiseerde en niet-gerealiseerde resultaten worden opgenomen, moeten bijvoorbeeld worden gebaseerd op de reële waarde van de daarmee verband houdende af te schrijven activa die op de overnamedatum in de geconsolideerde jaarrekening zijn opgenomen. De baten en lasten van een dochteronderneming worden in de geconsolideerde jaarrekening opgenomen tot de datum waarop de zeggenschap van de moedermaatschappij over de dochteronderneming eindigt. |
27 |
Minderheidsbelangen moeten in de geconsolideerde balans worden gepresenteerd in het eigen vermogen, afzonderlijk van het eigen vermogen van de eigenaars van de moedermaatschappij. |
28 |
Winsten of verliezen en elke component van niet-gerealiseerde resultaten worden aan de eigenaars van de moedermaatschappij en aan de minderheidsbelangen toegerekend. Gerealiseerde en niet-gerealiseerde resultaten worden aan de eigenaars van de moedermaatschappij en aan de minderheidsbelangen toegerekend, zelfs als dit ertoe leidt dat de minderheidsbelangen een negatief saldo hebben. |
29 |
Als een dochteronderneming cumulatief preferente aandelen heeft uitstaan die als eigen vermogen worden geclassificeerd en door minderheidsbelangen worden aangehouden, berekent de moedermaatschappij haar deel van de winst of het verlies na aanpassingen voor de dividenden op die aandelen, ongeacht of er dividenden zijn gedeclareerd. |
30 |
Wijzigingen in het eigendomsbelang van een moedermaatschappij in een dochteronderneming die niet tot een verlies van zeggenschap leiden, worden administratief verwerkt als eigen-vermogenstransacties (d.w.z. transacties met eigenaars in hun hoedanigheid van eigenaars). |
31 |
In dergelijke omstandigheden moeten de boekwaarden van de meerderheids- en minderheidsbelangen worden aangepast om de wijzigingen in hun relatieve belangen in de dochteronderneming weer te geven. Elk eventueel verschil tussen het bedrag waarmee de minderheidsbelangen worden aangepast en de reële waarde van de betaalde of ontvangen vergoeding, moet rechtstreeks in het eigen vermogen worden verwerkt en aan de eigenaars van de moedermaatschappij worden toegerekend. |
VERLIES VAN ZEGGENSCHAP
32 |
Een moedermaatschappij kan de zeggenschap over een dochteronderneming verliezen met of zonder een wijziging in het niveau van het absolute of relatieve eigendomsbelang. Dit zou bijvoorbeeld kunnen plaatsvinden wanneer de zeggenschap over een dochteronderneming bij een overheid, rechtbank, bewindvoerder of regelgevende instantie komt te liggen. Het zou ook kunnen plaatsvinden als gevolg van een contractuele overeenkomst. |
33 |
Een moedermaatschappij kan de zeggenschap over een dochteronderneming verliezen in twee of meer overeenkomsten (transacties). Soms geven de omstandigheden echter aan dat de diverse overeenkomsten administratief moeten worden verwerkt als een enkele transactie. Bij de bepaling of de overeenkomsten administratief moeten worden verwerkt als een enkele transactie, moet een moedermaatschappij rekening houden met alle voorwaarden en economische gevolgen van de overeenkomsten. Indicaties dat de moedermaatschappij de diverse overeenkomsten administratief zou moeten verwerken als een enkele transactie zijn:
|
34 |
Als een moedermaatschappij de zeggenschap over een dochteronderneming verliest, dan:
|
35 |
Als een moedermaatschappij de zeggenschap over een dochteronderneming verliest, moet ze alle in niet-gerealiseerde resultaten opgenomen bedragen in verband met die dochteronderneming administratief verwerken op dezelfde basis die vereist zou zijn indien de moedermaatschappij de daarmee verband houdende activa of verplichtingen direct had vervreemd. Als een voorheen in niet-gerealiseerde resultaten opgenomen winst of verlies naar de winst of het verlies werd overgeboekt bij de vervreemding van de daarmee verband houdende activa of verplichtingen, boekt de moedermaatschappij derhalve de winst of het verlies over van het eigen vermogen naar de winst of het verlies (als een herclassificatieaanpassing) wanneer ze de zeggenschap over de dochteronderneming verliest. Als bijvoorbeeld een dochteronderneming voor verkoop beschikbare financiële activa heeft en de moedermaatschappij de zeggenschap over die dochteronderneming verliest, moet de moedermaatschappij de winst die of het verlies dat voorheen in verband met die activa in niet-gerealiseerde resultaten werd opgenomen naar de winst of het verlies overboeken. Zo ook moet de moedermaatschappij, indien een voorheen in niet-gerealiseerde resultaten opgenomen herwaarderingsreserve direct naar de ingehouden winsten werd overgeboekt bij de vervreemding van het actief, de herwaarderingsreserve direct naar de ingehouden winsten overboeken wanneer ze de zeggenschap over de dochteronderneming verliest. |
36 |
Bij verlies van zeggenschap over een dochteronderneming, moeten elke in de voormalige dochteronderneming aangehouden investering en alle door of aan de voormalige dochteronderneming verschuldigde bedragen administratief worden verwerkt in overeenstemming met andere IFRSs vanaf de datum van het verlies van zeggenschap. |
37 |
De reële waarde van elke in de voormalige dochteronderneming aangehouden investering op de datum van verlies van zeggenschap moet worden beschouwd als de reële waarde bij eerste opname van een financieel actief in overeenstemming met IAS 39 Financiële instrumenten: opname en waardering of, in voorkomend geval, de kostprijs bij eerste opname van een investering in een geassocieerde deelneming of een entiteit waarover gezamenlijk de zeggenschap wordt uitgeoefend. |
ADMINISTRATIEVE VERWERKING VAN INVESTERINGEN IN DOCHTERONDERNEMINGEN, ENTITEITEN WAAROVER GEZAMENLIJK DE ZEGGENSCHAP WORDT UITGEOEFEND EN GEASSOCIEERDE DEELNEMINGEN IN DE ENKELVOUDIGE JAARREKENING
38 |
Wanneer een entiteit een enkelvoudige jaarrekening opstelt, moet zij investeringen in dochterondernemingen, entiteiten waarover gezamenlijk de zeggenschap wordt uitgeoefend en geassocieerde deelnemingen administratief verwerken:
De entiteit moet op elke categorie investeringen dezelfde administratieve verwerking toepassen. Investeringen die administratief zijn verwerkt tegen kostprijs, moeten administratief worden verwerkt in overeenstemming met IFRS 5 Vaste activa aangehouden voor verkoop en beëindigde bedrijfsactiviteiten wanneer zij overeenkomstig IFRS 5 als aangehouden voor verkoop zijn geclassificeerd (of zijn opgenomen in een groep activa die wordt afgestoten en die als aangehouden voor verkoop is geclassificeerd). In dergelijke omstandigheden blijft de waardering van in overeenstemming met IAS 39 administratief verwerkte investeringen ongewijzigd. |
38A |
Een entiteit moet een dividend van een dochteronderneming, een entiteit waarover gezamenlijk de zeggenschap wordt uitgeoefend of een geassocieerde deelneming in haar enkelvoudige jaarrekening in winst of verlies opnemen wanneer haar recht om het dividend te ontvangen vaststaat. |
38B |
Wanneer een moedermaatschappij de structuur van haar groep reorganiseert door oprichting van een nieuwe entiteit als haar moedermaatschappij op een wijze die aan de volgende criteria voldoet:
en de nieuwe moedermaatschappij verwerkt haar investering in de oorspronkelijke moedermaatschappij overeenkomstig alinea 38(a) in haar enkelvoudige jaarrekening, dan moet de nieuwe moedermaatschappij de kostprijs bepalen op basis van de boekwaarde van haar aandeel in de eigen-vermogensposten vermeld in de enkelvoudige jaarrekening van de oorspronkelijke moedermaatschappij op de datum van de reorganisatie. |
38C |
Ook een entiteit die geen moedermaatschappij is, kan overgaan tot oprichting van een nieuwe entiteit als haar moedermaatschappij op een wijze die aan de criteria in alinea 38B voldoet. De vereisten in alinea 38B zijn eveneens op dergelijke reorganisaties van toepassing. In zulke gevallen moeten de verwijzingen naar „oorspronkelijke moedermaatschappij” en „oorspronkelijke groep” worden gelezen als verwijzingen naar de „oorspronkelijke entiteit”. |
39 |
Deze standaard schrijft niet voor welke entiteiten een publiekelijk beschikbare enkelvoudige jaarrekening moeten opstellen. Alinea 38 en de alinea's 40 tot en met 43 zijn van toepassing indien een entiteit een enkelvoudige jaarrekening opstelt die in overeenstemming is met de International Financial Reporting Standards. Een entiteit moet ook een publiekelijk beschikbare geconsolideerde jaarrekening opstellen zoals vereist door alinea 9, tenzij de in alinea 10 opgenomen vrijstelling van toepassing is. |
40 |
Investeringen in entiteiten waarover gezamenlijk de zeggenschap wordt uitgeoefend en geassocieerde deelnemingen die overeenkomstig IAS 39 administratief worden verwerkt in de geconsolideerde jaarrekening, moeten op dezelfde wijze worden verwerkt in de enkelvoudige jaarrekening van de investeerder. |
INFORMATIEVERSCHAFFING
41 |
In de geconsolideerde jaarrekening moet de volgende informatie worden verstrekt:
|
42 |
Indien een enkelvoudige jaarrekening wordt opgesteld voor een moedermaatschappij die er in overeenstemming met alinea 10 voor kiest geen geconsolideerde jaarrekening op te stellen, moet in die enkelvoudige jaarrekening het volgende worden vermeld:
|
43 |
Indien een moedermaatschappij (uitgezonderd een moedermaatschappij die onder alinea 42 valt), een deelnemer in een joint venture die een belang heeft in een entiteit waarover gezamenlijk de zeggenschap wordt uitgeoefend of een investeerder in een geassocieerde deelneming een enkelvoudige jaarrekening opstelt, moet in die enkelvoudige jaarrekening het volgende worden vermeld:
en moet in die jaarrekening worden verwezen naar de jaarrekening die is opgesteld in overeenstemming met alinea 9 van deze standaard of IAS 28 en IAS 31 waarop deze betrekking heeft. |
INGANGSDATUM EN OVERGANG
44 |
Een entiteit moet deze standaard toepassen op jaarperioden die op of na 1 januari 2005 aanvangen. Eerdere toepassing wordt aangemoedigd. Als een entiteit deze standaard toepast op een periode die vóór 1 januari 2005 aanvangt, moet zij dit feit vermelden. |
45 |
Een entiteit moet de in 2008 door de International Accounting Standards Board aangebrachte wijzigingen in alinea's 4, 18, 19, 26 tot en met 37 en 41(e) en (f) van IAS 27 toepassen op jaarperioden die op of na 1 juli 2009 aanvangen. Eerdere toepassing is toegestaan. Een entiteit mag deze wijzigingen echter niet toepassen op jaarperioden die vóór 1 juli 2009 aanvangen, tenzij de entiteit tevens IFRS 3 (door de International Accounting Standards Board herziene versie van 2008) toepast. Als een entiteit de wijzigingen toepast vóór 1 juli 2009, moet zij dit feit vermelden. Een entiteit moet de wijzigingen retroactief toepassen, met de volgende uitzonderingen:
|
45A |
Alinea 38 is gewijzigd bij Verbeteringen in IFRSs, uitgegeven in mei 2008. Een entiteit moet deze wijziging prospectief toepassen op jaarperioden die op of na 1 januari 2009 aanvangen vanaf de datum waarop zij voor het eerst IFRS 5 heeft toegepast. Eerdere toepassing is toegestaan. Als een entiteit de wijziging op een eerdere periode toepast, moet zij dit feit vermelden. |
45B |
Bij Kostprijs van een investering in een dochteronderneming, een entiteit waarover gezamenlijk de zeggenschap wordt uitgeoefend of een geassocieerde deelneming (wijzigingen in IFRS 1 en IAS 27), uitgegeven in mei 2008, is de definitie van kostprijsmethode uit alinea 4 verwijderd en is alinea 38A toegevoegd. Een entiteit moet deze wijzigingen prospectief toepassen op jaarperioden die op of na 1 januari 2009 aanvangen. Eerdere toepassing is toegestaan. Als een entiteit de wijzigingen op een eerdere periode toepast, moet zij dit feit vermelden en tegelijkertijd de gerelateerde wijzigingen in IAS 18, IAS 21 en IAS 36 toepassen. |
45C |
Bij Kostprijs van een investering in een dochteronderneming, een entiteit waarover gezamenlijk de zeggenschap wordt uitgeoefend of een geassocieerde deelneming (wijzigingen in IFRS 1 en IAS 27), uitgegeven in mei 2008, zijn de alinea's 38B en 38C toegevoegd. Een entiteit moet deze alinea's prospectief toepassen op reorganisaties die plaatsvinden in jaarperioden die op of na 1 januari 2009 aanvangen. Eerdere toepassing is toegestaan. Daarnaast kan een entiteit ervoor opteren de alinea's 38B en 38C retroactief toe te passen op in het verleden doorgevoerde reorganisaties die onder het toepassingsgebied van deze alinea's vallen. Als een entiteit een reorganisatie evenwel dusdanig aanpast dat ze in overeenstemming is met alinea 38B of 38C, dan moet zij ook overgaan tot aanpassing van alle latere reorganisaties die onder het toepassingsgebied van deze alinea's vallen. Als een entiteit alinea 38B of 38C op een eerdere periode toepast, moet zij dit feit vermelden. |
INTREKKING VAN IAS 27 (2003)
46 |
Deze standaard vervangt IAS 27 De geconsolideerde jaarrekening en de enkelvoudige jaarrekening (herziene versie van 2003). |
(1) Indien een dochteronderneming bij overname voldoet aan de criteria om als aangehouden voor verkoop te worden geclassificeerd overeenkomstig IFRS 5 Vaste activa aangehouden voor verkoop en beëindigde bedrijfsactiviteiten, moet ze volgens die IFRS worden verwerkt.
(2) Zie ook SIC-12 Consolidatie — Voor een bijzonder doel opgerichte entiteiten („Special Purpose Entities”).
Bijlage
Wijzigingen in andere IFRSs
De wijzigingen in deze bijlage moeten worden toegepast op jaarperioden die op of na 1 juli 2009 aanvangen. Als een entiteit de wijzigingen in IAS 27 toepast voor een eerdere periode, moet zij ook deze wijzigingen op die eerdere periode toepassen. In de gewijzigde alinea's is de verwijderde tekst doorgehaald en de nieuwe tekst onderstreept.
A1 |
Niet van toepassing in de Nederlandse vertaling. De vertaling van „non-controlling interest” blijft „minderheidsbelang”. |
IFRS 1 Eerste toepassing van International Financial Reporting Standards
A2 |
IFRS 1 wordt gewijzigd zoals hieronder beschreven. Alinea 26 wordt als volgt gewijzigd:
Na alinea 34B worden een nieuwe titel en een nieuwe alinea 34C toegevoegd. Deze luiden als volgt:
Alinea 47J wordt toegevoegd. Deze alinea luidt als volgt:
|
IFRS 5 Vaste activa aangehouden voor verkoop en beëindigde bedrijfsactiviteiten
A3 |
IFRS 5 wordt gewijzigd zoals hieronder beschreven. Alinea 33 wordt als volgt gewijzigd:
Alinea 44B wordt toegevoegd. Deze alinea luidt als volgt:
|
IAS 1 Presentatie van de jaarrekening
A4 |
Alinea 106 van IAS 1 (herziene versie van 2007) wordt als volgt gewijzigd:
Alinea 139A wordt toegevoegd. Deze alinea luidt als volgt:
|
IAS 7 Het kasstroomoverzicht
A5 |
IAS 7 wordt gewijzigd zoals hieronder beschreven. De titel boven alinea 39 en de alinea's 39 tot en met 42 worden als volgt gewijzigd:
Alinea's 42A en 42B worden toegevoegd en luiden als volgt:
Alinea 54 wordt toegevoegd en luidt als volgt:
|
IAS 21 De gevolgen van wisselkoerswijzigingen
A6 |
IAS 21 wordt gewijzigd zoals hieronder beschreven. De titel boven alinea 48 wordt als volgt gewijzigd en alinea's 48A tot en met 48D worden toegevoegd en luiden als volgt:
Alinea 60B wordt toegevoegd. Deze alinea luidt als volgt:
|
IAS 28 Investeringen in geassocieerde deelnemingen
A7 |
IAS 28 wordt gewijzigd zoals hieronder beschreven. Alinea's 18 en 19 worden als volgt gewijzigd:
Alinea 19A wordt toegevoegd. Deze alinea luidt als volgt:
Alinea 41B wordt toegevoegd. Deze alinea luidt als volgt:
|
IAS 31 Belangen in joint ventures
A8 |
IAS 31 wordt gewijzigd zoals hieronder beschreven. Alinea 45 wordt als volgt gewijzigd:
Alinea's 45A en 45B worden toegevoegd en luiden als volgt:
Alinea 58A wordt toegevoegd. Deze alinea luidt als volgt:
|
IAS 39 Financiële instrumenten: opname en waardering
A9 |
IAS 39 wordt gewijzigd zoals hieronder beschreven. De laatste zin van alinea 102 wordt als volgt aangepast:
Alinea 103E wordt toegevoegd en luidt als volgt:
|
SIC-7 Invoering van de euro
A10 |
SIC -7 wordt gewijzigd zoals hieronder beschreven. Onder „Referenties” wordt „IAS 27 Geconsolideerde jaarrekening en enkelvoudige jaarrekening (herziene versie van 2008)” toegevoegd. Alinea 4 wordt als volgt gewijzigd:
Onder „Ingangsdatum” wordt de volgende alinea toegevoegd na de alinea waarin de ingangsdatum van de wijzigingen van IAS 1 wordt vermeld: IAS 27 (door de International Accounting Standards Board herziene versie van 2008) wijzigde alinea 4(b). Entiteiten moeten die wijziging toepassen op jaarperioden die op of na 1 juli 2009 aanvangen. Als een entiteit IAS 27 (herziene versie van 2008) op een eerdere periode toepast, moet zij ook deze wijziging op die eerdere periode toepassen. |
12.6.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 149/22 |
VERORDENING (EG) Nr. 495/2009 VAN DE COMMISSIE
van 3 juni 2009
houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1126/2008 tot goedkeuring van bepaalde internationale standaarden voor jaarrekeningen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad wat International Financial Reporting Standard (IFRS) 3 betreft
(Voor de EER relevante tekst)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 19 juli 2002 betreffende de toepassing van internationale standaarden voor jaarrekeningen (1), en met name op artikel 3, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 1126/2008 van de Commissie (2) werd een aantal op 15 oktober 2008 bestaande internationale standaarden en interpretaties goedgekeurd. |
(2) |
Op 10 januari 2008 heeft de International Accounting Standards Board (IASB) de (herziene) International Financial Reporting Standard (IFRS) 3 Bedrijfscombinaties (hierna de „herziene IFRS 3” genoemd) gepubliceerd. In de herziene IFRS 3 worden beginselen en regels vastgelegd met betrekking tot de wijze waarop een overnemende partij bij een bedrijfscombinatie te werk moet gaan bij de opname en waardering in haar boeken van de verschillende elementen (zoals identificeerbare activa, overgenomen verplichtingen, een minderheidsbelang en goodwill) die met de administratieve verwerking van de overnametransactie verband houden. De herziene IFRS schrijft tevens voor welke informatie over dergelijke transacties moet worden verstrekt. |
(3) |
Overleg met de werkgroep van technische deskundigen van EFRAG (European Financial Reporting Advisory Group) heeft bevestigd dat de herziene IFRS 3 beantwoordt aan de in artikel 3, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1606/2002 vervatte technische goedkeuringscriteria. Overeenkomstig Besluit 2006/505/EG van de Commissie van 14 juli 2006 tot oprichting van een werkgroep voor de beoordeling van adviezen over verslaggevingsstandaarden om de Commissie van advies te dienen over de objectiviteit en neutraliteit van de adviezen van de European Financial Reporting Advisory Group (EFRAG) (3) heeft de werkgroep voor de beoordeling van adviezen over verslaggevingsstandaarden het goedkeuringsadvies van EFRAG bekeken en de Commissie meegedeeld dat het evenwichtig en objectief is. |
(4) |
De goedkeuring van de herziene IFRS 3 brengt met zich dat IFRS 1, IFRS 2, IFRS 7, International Accounting Standard (IAS) 12, IAS 16, IAS 28, IAS 32, IAS 33, IAS 34, IAS 36, IAS 37, IAS 38, IAS 39 en Interpretatie 9 van het International Financial Reporting Interpretations Committee (IFRIC) moeten worden gewijzigd teneinde de samenhang tussen de internationale standaarden voor jaarrekeningen te waarborgen. |
(5) |
Verordening (EG) nr. 1126/2008 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(6) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Regelgevend Comité voor financiële verslaglegging, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De bijlage bij Verordening (EG) nr. 1126/2008 wordt als volgt gewijzigd:
1. |
International Financial Reporting Standard (IFRS) 3 Bedrijfscombinaties wordt vervangen door de in de bijlage bij deze verordening opgenomen herziene IFRS 3; |
2. |
IFRS 1, IFRS 2, IFRS 7, International Accounting Standard (IAS) 12, IAS 16, IAS 28, IAS 32, IAS 33, IAS 34, IAS 36, IAS 37, IAS 38, IAS 39 en Interpretatie 9 van het International Financial Reporting Interpretations Committee (IFRIC) worden gewijzigd overeenkomstig de in de bijlage bij deze verordening vervatte wijzigingen in IFRS 3. |
Artikel 2
Elke onderneming past de in de bijlage bij deze verordening opgenomen herziene IFRS 3 toe uiterlijk vanaf de aanvangsdatum van haar eerste boekjaar dat na 30 juni 2009 van start gaat.
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 3 juni 2009.
Voor de Commissie
Charlie McCREEVY
Lid van de Commissie
(1) PB L 243 van 11.9.2002, blz. 1.
(2) PB L 320 van 29.11.2008, blz. 1.
(3) PB L 199 van 21.7.2006, blz. 33.
BIJLAGE
INTERNATIONALE STANDAARDEN VOOR JAARREKENINGEN
IFRS 3 |
Bedrijfscombinaties |
Reproductie toegestaan binnen de Europese Economische Ruimte. Alle bestaande rechten voorbehouden buiten de EER, met uitzondering van het recht van reproductie voor persoonlijk of ander eerlijk gebruik. Nadere inlichtingen te verkrijgen bij de IASB op het volgende adres: www.iasb.org
INTERNATIONAL FINANCIAL REPORTING STANDARD 3
Bedrijfscombinaties
DOEL
1. |
Deze IFRS heeft tot doel de relevantie, betrouwbaarheid en vergelijkbaarheid te verbeteren van de informatie die een verslaggevende entiteit in haar jaarrekening verstrekt over een bedrijfscombinatie en de gevolgen ervan. Om dat doel te verwezenlijken, legt deze IFRS principes en vereisten vast voor hoe de overnemende partij:
|
TOEPASSINGSGEBIED
2. |
Deze IFRS is van toepassing op een transactie of andere gebeurtenis die beantwoordt aan de definitie van een bedrijfscombinatie. Deze IFRS is niet van toepassing op:
|
IDENTIFICATIE VAN EEN BEDRIJFSCOMBINATIE
3. |
Een entiteit moet bepalen of een transactie of andere gebeurtenis een bedrijfscombinatie is door toepassing van de definitie in deze IFRS, die vereist dat de verworven activa en overgenomen verplichtingen een bedrijf vormen. Als de verworven activa geen bedrijf vormen, moet de verslaggevende entiteit de transactie of andere gebeurtenis administratief verwerken als een verwerving van activa. Alinea’s B5 tot en met B12 verschaffen leidraden voor de identificatie van een bedrijfscombinatie en de definitie van een bedrijf. |
DE OVERNAMEMETHODE
4. |
Een entiteit moet elke bedrijfscombinatie administratief verwerken volgens de overnamemethode. |
5. |
De toepassing van de overnamemethode vereist het volgende:
|
Identificatie van de overnemende partij
6. |
Voor elke bedrijfscombinatie moet een van de bij de bedrijfscombinatie betrokken entiteiten worden geïdentificeerd als de overnemende partij. |
7. |
De leidraden in IAS 27 De geconsolideerde jaarrekening en de enkelvoudige jaarrekening moeten worden toegepast om de overnemende partij te identificeren - de entiteit die zeggenschap verkrijgt over de overgenomen partij. Als een bedrijfscombinatie heeft plaatsgevonden maar de toepassing van de leidraden in IAS 27 niet duidelijk aangeeft welke van de bij de bedrijfscombinatie betrokken entiteiten de overnemende partij is, moet de overnemende partij worden bepaald rekening houdend met de factoren in alinea’s B14 tot en met B18. |
Bepaling van de overnamedatum
8. |
De overnemende partij moet de overnamedatum bepalen, zijnde de datum waarop zij zeggenschap verkrijgt over de overgenomen partij. |
9. |
De datum waarop de overnemende partij zeggenschap verkrijgt over de overgenomen partij is doorgaans de datum waarop de overnemende partij de vergoeding wettelijk overdraagt, de activa van de overgenomen partij verwerft en de verplichtingen van de overgenomen partij overneemt - dit noemen we de afsluitdatum. Het is echter mogelijk dat de overnemende partij reeds vóór of pas na de afsluitdatum zeggenschap verkrijgt. De overnamedatum valt bijvoorbeeld vóór de afsluitdatum als een schriftelijke overeenkomst bepaalt dat de overnemende partij op een eerdere datum dan de afsluitdatum zeggenschap verkrijgt over de overgenomen partij. Een overnemende partij moet bij het bepalen van de overnamedatum rekening houden met alle relevante feiten en omstandigheden. |
Opname en waardering van de verworven identificeerbare activa, de overgenomen verplichtingen en enig minderheidsbelang in de overgenomen partij
Opnameprincipe
10. |
Vanaf de overnamedatum moet de overnemende partij de verworven identificeerbare activa, de overgenomen verplichtingen en enig minderheidsbelang in de overgenomen partij afzonderlijk van goodwill opnemen. De opname van verworven identificeerbare activa en overgenomen verplichtingen is onderworpen aan de voorwaarden die in alinea’s 11 en 12 zijn vermeld. |
11. |
Om in aanmerking te komen voor opname in het kader van de toepassing van de overnamemethode, moeten de verworven identificeerbare activa en overgenomen verplichtingen op de overnamedatum voldoen aan de definities van activa en verplichtingen in het Raamwerk voor de opstelling en presentatie van jaarrekeningen. Kosten die de overnemende partij verwacht maar niet verplicht is in de toekomst te maken om haar plan voor de afstoting van een activiteit van een overgenomen partij uit te voeren, het dienstverband van werknemers van een overgenomen partij te beëindigen of werknemers van een overgenomen partij over te plaatsen, zijn bijvoorbeeld geen verplichtingen op de overnamedatum. Derhalve neemt de overnemende partij deze kosten niet op in het kader van de toepassing van de overnamemethode. In plaats daarvan neemt de overnemende partij deze kosten op in haar jaarrekening na de bedrijfscombinatie in overeenstemming met andere IFRSs. |
12. |
Daarnaast moeten de verworven identificeerbare activa en overgenomen verplichtingen, om in aanmerking te komen voor opname in het kader van de toepassing van de overnamemethode, deel uitmaken van wat de overnemende partij en de overgenomen partij (of haar voormalige eigenaars) in de bedrijfscombinatie hebben geruild in plaats van het resultaat van afzonderlijke transacties. De overnemende partij moet de leidraden in alinea’s 51 tot en met 53 toepassen om te bepalen welke verworven activa of overgenomen verplichtingen deel uitmaken van de ruil voor de overgenomen partij en welke, in voorkomend geval, het resultaat zijn van afzonderlijke transacties die administratief moeten worden verwerkt in overeenstemming met hun aard en de toepasselijke IFRSs. |
13. |
De toepassing van het opnameprincipe en de voorwaarden voor opname door de overnemende partij kan leiden tot de opname van bepaalde activa en verplichtingen die de overgenomen partij voorheen niet als activa en verplichtingen in haar jaarrekening had opgenomen. De overnemende partij neemt bijvoorbeeld de verworven identificeerbare immateriële activa, zoals een merknaam, een octrooi of een klantenrelatie, op die de overgenomen partij niet als activa in haar jaarrekening opnam omdat ze die activa intern ontwikkelde en de gerelateerde kosten als lasten opnam. |
14. |
Alinea’s B28 tot en met B40 verschaffen leidraden voor de opname van operationele leases en immateriële activa. Alinea’s 22 tot en met 28 specificeren de soorten identificeerbare activa en verplichtingen die items bevatten waarvoor deze IFRS beperkte uitzonderingen op het opnameprincipe en de voorwaarden voor opname toestaat. |
15. |
Op de overnamedatum moet de overnemende partij de verworven identificeerbare activa en overgenomen verplichtingen classificeren of aanwijzen zoals vereist voor de latere toepassing van andere IFRSs. De overnemende partij moet deze classificaties of aanwijzingen uitvoeren op basis van de contractuele bepalingen, economische omstandigheden, haar operationele beleid of haar grondslagen voor financiële verslaggeving en andere relevante omstandigheden die op de overnamedatum bestaan. |
16. |
In sommige situaties voorzien de IFRSs in een andere administratieve verwerking afhankelijk van hoe een entiteit een bepaald actief of een bepaalde verplichting classificeert of aanwijst. Voorbeelden van classificaties of aanwijzingen die de overnemende partij moet uitvoeren op basis van de relevante omstandigheden die op de overnamedatum bestaan, zijn onder meer:
|
17. |
Deze IFRS voorziet in twee uitzonderingen op het in alinea 15 beschreven principe:
De overnemende partij moet deze contracten classificeren op basis van de contractuele bepalingen en andere factoren bij het aangaan van het contract (of, als de contractuele bepalingen dusdanig zijn gewijzigd dat de classificatie van het contract verandert, op de datum van die wijziging, wat de overnamedatum kan zijn). |
Waarderingsprincipe
18. |
De overnemende partij moet de verworven identificeerbare activa en de overgenomen verplichtingen waarderen tegen hun reële waarde op de overnamedatum. |
19. |
Voor elke bedrijfscombinatie moet de overnemende partij enig minderheidsbelang in de overgenomen partij waarderen tegen reële waarde of tegen het evenredige deel van het minderheidsbelang in de identificeerbare nettoactiva van de overgenomen partij. |
20. |
Alinea’s B41 tot en met B45 verschaffen leidraden voor het bepalen van de reële waarde van bepaalde identificeerbare activa en een minderheidsbelang in een overgenomen partij. Alinea’s 24 tot en met 31 specificeren de soorten identificeerbare activa en verplichtingen die items bevatten waarvoor deze IFRS beperkte uitzonderingen op het waarderingsprincipe toestaat. |
Uitzonderingen op de opname- of waarderingsprincipes
21. |
Deze IFRS voorziet in beperkte uitzonderingen op zijn opname- en waarderingsprincipes. Alinea’s 22 tot en met 31 specificeren zowel de specifieke items waarvoor uitzonderingen zijn voorzien als de aard van die uitzonderingen. De overnemende partij moet die items administratief verwerken door de vereisten in alinea’s 22 tot en met 31 toe te passen, wat ertoe zal leiden dat sommige items:
|
22. |
IAS 37 Voorzieningen, voorwaardelijke verplichtingen en voorwaardelijke activa definieert een voorwaardelijke verplichting als:
|
23. |
De vereisten in IAS 37 zijn niet van toepassing bij het bepalen welke voorwaardelijke verplichtingen op de overnamedatum moeten worden opgenomen. In plaats daarvan moet de overnemende partij op de overnamedatum een in een bedrijfscombinatie overgenomen voorwaardelijke verplichting opnemen als het gaat om een bestaande verplichting die voortvloeit uit gebeurtenissen in het verleden en waarvan de reële waarde betrouwbaar kan worden bepaald. Derhalve, en in tegenstelling tot IAS 37, neemt de overnemende partij op de overnamedatum een in een bedrijfscombinatie overgenomen voorwaardelijke verplichting op, zelfs als het niet waarschijnlijk is dat een uitstroom van middelen die economische voordelen in zich bergen vereist zal zijn om de verplichting af te wikkelen. Alinea 56 verschaft een leidraad voor de administratieve verwerking van voorwaardelijke verplichtingen na eerste opname. |
24. |
De overnemende partij moet een uitgestelde belastingvordering of -verplichting die voortvloeit uit de in een bedrijfscombinatie verworven activa en overgenomen verplichtingen opnemen en waarderen in overeenstemming met IAS 12 Winstbelastingen. |
25. |
De overnemende partij moet de potentiële fiscale gevolgen van tijdelijke verschillen en overgedragen posten van een overgenomen partij die op de overnamedatum bestaan of die als gevolg van de overname ontstaan, administratief verwerken in overeenstemming met IAS 12. |
26. |
De overnemende partij moet een verplichting (of actief, in voorkomend geval) met betrekking tot beloningsregelingen voor het personeel van de overgenomen partij opnemen en waarderen in overeenstemming met IAS 19 Personeelsbeloningen. |
27. |
De verkoper in een bedrijfscombinatie kan de overnemende partij contractueel vrijwaren tegen de uitkomst van een voorwaardelijke gebeurtenis of tegen onzekerheid in verband met het geheel of een deel van een specifiek actief of een specifieke verplichting. De verkoper kan de overnemende partij bijvoorbeeld vrijwaren tegen verliezen boven een vooraf bepaald bedrag op een verplichting die voortvloeit uit een bepaalde voorwaardelijke gebeurtenis; met andere woorden, de verkoper garandeert dat de verplichting van de overnemende partij niet groter zal zijn dan een vooraf bepaald bedrag. Bijgevolg verkrijgt de overnemende partij een vrijwaringsactief. De overnemende partij moet een vrijwaringsactief opnemen op hetzelfde moment dat ze het gevrijwaarde item opneemt en moet dat vrijwaringsactief waarderen op dezelfde basis als het gevrijwaarde item, tenzij een voorziening voor oninbare bedragen nodig is. Als de vrijwaring verband houdt met een actief dat of een verplichting die wordt opgenomen op de overnamedatum en wordt gewaardeerd tegen de reële waarde ervan op de overnamedatum, moet de overnemende partij het vrijwaringsactief derhalve opnemen op de overnamedatum, gewaardeerd tegen zijn reële waarde op de overnamedatum. Voor een tegen reële waarde gewaardeerd vrijwaringsactief worden de gevolgen van onzekerheid over toekomstige kasstromen vanwege inbaarheidsoverwegingen opgenomen in de bepaling van de reële waarde en is geen afzonderlijke voorziening voor lagere waardering nodig (alinea B41 bevat hiermee verband houdende toepassingsleidraden). |
28. |
In bepaalde omstandigheden kan de vrijwaring betrekking hebben op een actief dat of een verplichting die een uitzondering vormt op de opname- of waarderingsprincipes. Een vrijwaring kan bijvoorbeeld betrekking hebben op een voorwaardelijke verplichting die niet wordt opgenomen op de overnamedatum omdat de reële waarde ervan niet betrouwbaar kan worden bepaald op die datum. Zo ook kan een vrijwaring verband houden met een actief of een verplichting, bijvoorbeeld een actief dat of een verplichting die voortvloeit uit een personeelsbeloning, dat/die wordt gewaardeerd op een andere basis dan de reële waarde op de overnamedatum. In deze omstandigheden moet het vrijwaringsactief worden opgenomen en gewaardeerd op basis van veronderstellingen die consistent zijn met die welke worden gehanteerd om het gevrijwaarde item te waarderen, behoudens de beoordeling door het management van de inbaarheid van het vrijwaringsactief en eventuele contractuele beperkingen op het gevrijwaarde bedrag. Alinea 57 verschaft leidraden voor de administratieve verwerking van een vrijwaringsactief na eerste opname. |
29. |
De overnemende partij moet een als immaterieel actief opgenomen herworven recht waarderen op basis van de resterende contractuele looptijd van het desbetreffende contract, ongeacht of marktdeelnemers potentiële contractverlengingen in aanmerking zouden nemen bij het bepalen van de reële waarde van dat recht. Alinea’s B35 en B36 verschaffen hiermee verband houdende toepassingsleidraden. |
30. |
De overnemende partij moet een verplichting of een eigen-vermogensinstrument dat verband houdt met de vervanging van beloningen in de vorm van op aandelen van een overgenomen partij gebaseerde betalingen door beloningen in de vorm van op aandelen van de overnemende partij gebaseerde betalingen waarderen in overeenstemming met de methode die in IFRS 2 Op aandelen gebaseerde betaling is beschreven. (Deze IFRS verwijst naar het resultaat van die methode als de „op de marktwaarde gebaseerde waardering” van de beloning.) |
31. |
De overnemende partij moet een verworven vast actief (of groep activa die wordt afgestoten) dat op de overnamedatum in overeenstemming met IFRS 5 Vaste activa aangehouden voor verkoop en beëindigde bedrijfsactiviteiten is geclassificeerd als aangehouden voor verkoop, waarderen tegen reële waarde minus verkoopkosten in overeenstemming met alinea’s 15 tot en met 18 van die IFRS. |
Opname en waardering van goodwill of een winst uit een voordelige koop
32. |
De overnemende partij moet goodwill opnemen vanaf de overnamedatum voor het bedrag waarmee (a) hieronder (b) overschrijdt:
|
33. |
In een bedrijfscombinatie waarin de overnemende partij en de overgenomen partij (of haar voormalige eigenaars) alleen aandelenbelangen uitwisselen, is het mogelijk dat de reële waarde van de aandelenbelangen van de overgenomen partij op de overnamedatum betrouwbaarder kan worden bepaald dan de reële waarde van de aandelenbelangen van de overnemende partij op de overnamedatum. Als dit het geval is, moet de overnemende partij het bedrag van de goodwill bepalen op basis van de reële waarde van de aandelenbelangen van de overgenomen partij op de overnamedatum in plaats van de reële waarde van de overgedragen aandelenbelangen op de overnamedatum. Om het bedrag te bepalen van de goodwill in een bedrijfscombinatie waarin geen vergoeding wordt overgedragen, moet de overnemende partij de reële waarde op de overnamedatum van zijn belang in de overgenomen partij bepaald volgens een waarderingstechniek gebruiken in plaats van de reële waarde van de overgedragen vergoeding op de overnamedatum (alinea 32(a)(i)). Alinea’s B46 tot en met B49 verschaffen hiermee verband houdende toepassingsleidraden. |
Voordelige kopen
34. |
Occasioneel zal een overnemende partij een voordelige koop doen, zijnde een bedrijfscombinatie waarin het bedrag in alinea 32(b) groter is dan het totaal van de in alinea 32(a) gespecificeerde bedragen. Als dat positieve verschil nog steeds bestaat na toepassing van de vereisten in alinea 36, moet de overnemende partij op de overnamedatum de daaruit voortvloeiende winst in de winst-en-verliesrekening opnemen. De winst moet worden toegerekend aan de overnemende partij. |
35. |
Er kan bijvoorbeeld sprake zijn van een voordelige koop bij een bedrijfscombinatie die een gedwongen verkoop is waarin de verkoper onder dwang handelt. De uitzonderingen op de opname- en waarderingsprincipes voor bepaalde items die in alinea’s 22 tot en met 31 worden besproken, kunnen ook leiden tot de opname van een winst (of kunnen het bedrag van een opgenomen winst wijzigen) op een voordelige koop. |
36. |
Alvorens een winst op te nemen op een voordelige koop, moet de overnemende partij herbeoordelen of zij alle verworven activa en alle overgenomen verplichtingen juist heeft geïdentificeerd en moet zij alle aanvullende activa of verplichtingen die in die beoordeling worden geïdentificeerd opnemen. Vervolgens moet de overnemende partij de procedures die worden gevolgd voor de waardering van de bedragen die op grond van deze IFRS op de overnamedatum moeten worden opgenomen, beoordelen op elk van de volgende punten:
De beoordeling is bedoeld om te verzekeren dat de waarderingen alle op de overnamedatum beschikbare informatie juist weerspiegelen. |
Overgedragen vergoeding
37. |
De in een bedrijfscombinatie overgedragen vergoeding moet worden gewaardeerd tegen reële waarde, die moet worden berekend als de som van de reële waarden van de door de overnemende partij overgedragen activa op de overnamedatum, de door de overnemende partij aangegane verplichtingen jegens voormalige eigenaars van de overgenomen partij en de door de overnemende partij uitgegeven aandelenbelangen. (Elk deel van de beloningen in de vorm van op aandelen van de overnemende partij gebaseerde betalingen die worden geruild voor beloningen aangehouden door werknemers van de overgenomen partij dat wordt opgenomen in de vergoeding die in de bedrijfscombinatie wordt overgedragen, moet echter worden gewaardeerd in overeenstemming met alinea 30 in plaats van tegen reële waarde.) Mogelijke vormen van vergoeding zijn bijvoorbeeld geldmiddelen, andere activa, een bedrijf of een dochteronderneming van de overnemende partij, een voorwaardelijke vergoeding, gewone of preferente eigen-vermogensinstrumenten, opties, warrants en ledenbelangen van onderlinge entiteiten. |
38. |
De overgedragen vergoeding kan onder meer bestaan uit activa of verplichtingen van de overnemende partij waarvan de boekwaarde verschilt van hun reële waarde op de overnamedatum (bijvoorbeeld niet-monetaire activa of een bedrijf van de overnemende partij). Als dit het geval is, moet de overnemende partij de overgedragen activa of verplichtingen herwaarderen tegen hun reële waarde op de overnamedatum, en moet zij de daaruit voortvloeiende winsten of verliezen, zo deze er zouden zijn, in de winst-en-verliesrekening opnemen. Soms blijven de overgedragen activa of verplichtingen echter binnen de samenvoegde entiteit na de bedrijfscombinatie (bijvoorbeeld omdat de activa of verplichtingen werden overgedragen aan de overgenomen partij in plaats van aan haar voormalige eigenaars), en behoudt de overnemende partij er dus de zeggenschap over. In dat geval moet de overnemende partij die activa en verplichtingen waarderen tegen hun boekwaarde vlak vóór de overnamedatum, en mag ze een winst of verlies op activa of verplichtingen waarover zij zowel vóór als na de bedrijfscombinatie de zeggenschap heeft niet in de winst-en-verliesrekening opnemen. |
39. |
De vergoeding die de overnemende partij in ruil voor de overgenomen partij overdraagt, omvat alle activa of verplichtingen die voortvloeien uit een voorwaardelijke-vergoedingsregeling (zie alinea 37). De overnemende partij moet de reële waarde van de voorwaardelijke vergoeding op de overnamedatum opnemen als deel van de vergoeding die in ruil voor de overgenomen partij werd overgedragen. |
40. |
De overnemende partij moet een verplichting tot betaling van een voorwaardelijke vergoeding classificeren als een verplichting of als eigen vermogen op basis van de definities van een eigen-vermogensinstrument en een financiële verplichting in alinea 11 van IAS 32 Financiële instrumenten: presentatie, of andere van toepassing zijnde IFRSs. De overnemende partij moet een recht op teruggave van de voorheen overgedragen vergoeding classificeren als een actief indien aan bepaalde voorwaarden is voldaan. Alinea 58 verschaft een leidraad voor de administratieve verwerking van een voorwaardelijke vergoeding na eerste opname. |
Aanvullende leidraden voor de toepassing van de overnamemethode op bepaalde soorten bedrijfscombinaties
Een bedrijfscombinatie die in verschillende fasen wordt gerealiseerd
41. |
Een overnemende partij verkrijgt soms zeggenschap over een overgenomen partij waarin zij vlak vóór de overnamedatum een aandelenbelang had. Bijvoorbeeld op 31 december 20X1 heeft Entiteit A een minderheidsbelang van 35 procent in Entiteit B. Op die datum koopt Entiteit A een extra belang van 40 procent in Entiteit B, waardoor ze zeggenschap krijgt over Entiteit B. Deze IFRS verwijst naar een dergelijke transactie als een bedrijfscombinatie die in verschillende fasen wordt gerealiseerd, soms ook wel een stapsgewijze overname genoemd. |
42. |
In een bedrijfscombinatie die in verschillende fasen wordt gerealiseerd, moet de overnemende partij haar voorheen aangehouden aandelenbelang in de overgenomen partij herwaarderen tegen zijn reële waarde op de overnamedatum, en moet zij de eventuele winst die of het eventuele verlies dat daaruit voortvloeit in de winst-en-verliesrekening opnemen. Mogelijk heeft de overnemende partij in voorgaande verslagperioden veranderingen in de waarde van haar aandelenbelang in de overgenomen partij opgenomen in niet-gerealiseerde resultaten (bijvoorbeeld omdat de investering als beschikbaar voor verkoop werd geclassificeerd). Als dit het geval is, moet het in niet-gerealiseerde resultaten opgenomen bedrag worden opgenomen op dezelfde basis die vereist zou zijn indien de overnemende partij het voorheen aangehouden aandelenbelang direct had vervreemd. |
Een bedrijfscombinatie die zonder overdracht van een vergoeding wordt gerealiseerd
43. |
Een overnemende partij verkrijgt soms zeggenschap over een overgenomen partij zonder hiervoor een vergoeding over te dragen. Op deze combinaties is de overnamemethode voor de administratieve verwerking van bedrijfscombinaties van toepassing. Voorbeelden van omstandigheden waarin dit zich kan voordoen, zijn:
|
44. |
In een bedrijfscombinatie die enkel op basis van een contract wordt gerealiseerd, moet de overnemende partij het in overeenstemming met deze IFRS opgenomen bedrag van de nettoactiva van de overgenomen partij toerekenen aan de eigenaars van de overgenomen partij. Met andere woorden, de aandelenbelangen in de overgenomen partij die in handen zijn van andere partijen dan de overnemende partij vormen een minderheidsbelang in de jaarrekening van de overnemende partij na de bedrijfscombinatie, ook al is het resultaat dat alle aandelenbelangen in de overgenomen partij aan het minderheidsbelang worden toegerekend. |
Waarderingsperiode
45. |
Als de eerste administratieve verwerking van een bedrijfscombinatie niet voltooid is vóór het einde van de verslagperiode waarin de combinatie plaatsvindt, moet de overnemende partij in haar jaarrekening voorlopige bedragen rapporteren voor de posten die nog niet volledig zijn verwerkt. Tijdens de waarderingsperiode moet de overnemende partij de op de overnamedatum opgenomen voorlopige bedragen retroactief aanpassen om nieuwe informatie te weerspiegelen die verkregen is over feiten en omstandigheden die op de overnamedatum bestonden en die, indien bekend, de waardering van de per die datum opgenomen bedragen hadden beïnvloed. Tijdens de waarderingsperiode moet de overnemende partij ook aanvullende activa of verplichtingen opnemen als nieuwe informatie is verkregen over feiten en omstandigheden die op de overnamedatum bestonden en die, indien bekend, hadden geleid tot de opname van die activa en verplichtingen op de overnamedatum. De waarderingsperiode eindigt zodra de overnemende partij de informatie ontvangt die zij zocht over feiten en omstandigheden die op de overnamedatum bestonden of zodra de overnemende partij te weten komt dat meer informatie niet verkrijgbaar is. De waarderingsperiode mag echter niet langer duren dan één jaar vanaf de overnamedatum. |
46. |
De waarderingsperiode is de periode na de overnamedatum gedurende welke de overnemende partij de voorlopige bedragen die voor een bedrijfscombinatie zijn opgenomen, kan aanpassen. De waarderingsperiode biedt de overnemende partij een redelijke termijn om de informatie te verkrijgen die nodig is voor de identificatie en waardering van de volgende items op de overnamedatum in overeenstemming met de vereisten van deze IFRS:
|
47. |
De overnemende partij moet rekening houden met alle relevante factoren bij het bepalen of informatie verkregen na de overnamedatum zou moeten leiden tot een aanpassing van de opgenomen voorlopige bedragen, dan wel of die informatie voortvloeit uit gebeurtenissen na de overnamedatum. Relevante factoren zijn onder meer de datum waarop aanvullende informatie wordt verkregen en of de overnemende partij een wijziging van voorlopige bedragen kan motiveren. Bij informatie die kort na de overnamedatum wordt verkregen is de kans groter dat deze een afspiegeling vormt van omstandigheden die bestonden op de overnamedatum dan bij informatie die verscheidene maanden later wordt verkregen. Tenzij bijvoorbeeld een tussenliggende gebeurtenis kan worden geïdentificeerd die de reële waarde van een actief wijzigde, is het waarschijnlijk dat de verkoop van dat actief aan een derde kort na de overnamedatum voor een bedrag dat aanzienlijk verschilt van zijn op die datum bepaalde voorlopige reële waarde wijst op een fout in het voorlopige bedrag. |
48. |
De overnemende partij neemt een verhoging (verlaging) van het voorlopige bedrag dat is opgenomen voor een identificeerbaar actief (identificeerbare verplichting) op door middel van een verlaging (verhoging) van de goodwill. Soms kan nieuwe informatie die tijdens de waarderingsperiode is verkregen echter leiden tot een aanpassing van het voorlopige bedrag van meer dan één actief of verplichting. De overnemende partij heeft bijvoorbeeld een verplichting overgenomen om een schadevergoeding te betalen in verband met een ongeval in een van de vestigingen van de overgenomen partij, waarvan enkele of die alle gedekt zijn door de aansprakelijkheidsverzekering van de overgenomen partij. Als de overnemende partij tijdens de waarderingsperiode nieuwe informatie verkrijgt over de reële waarde van die verplichting op de overnamedatum, wordt de aanpassing van de goodwill die voortvloeit uit een wijziging van het voorlopige bedrag dat voor de verplichting is opgenomen (geheel of gedeeltelijk) gesaldeerd door een overeenkomstige aanpassing van de goodwill die voortvloeit uit een wijziging van het voorlopige bedrag dat voor de verzekeringsclaim is opgenomen. |
49. |
Tijdens de waarderingsperiode moet de overnemende partij aanpassingen aan de voorlopige bedragen opnemen alsof de administratieve verwerking van de bedrijfscombinatie op de overnamedatum was voltooid. Derhalve moet de overnemende partij vergelijkende informatie voor voorgaande perioden die in de jaarrekening zijn gepresenteerd indien nodig herzien, met inbegrip van het aanbrengen van eventuele wijzigingen aan afschrijvingen of andere winsteffecten die bij het voltooien van de eerste administratieve verwerking werden opgenomen. |
50. |
Na afloop van de waarderingsperiode moet de overnemende partij de administratieve verwerking van een bedrijfscombinatie alleen herzien om een fout te corrigeren in overeenstemming met IAS 8 Grondslagen voor financiële verslaggeving, schattingswijzigingen en fouten. |
Bepaling van wat deel uitmaakt van de bedrijfscombinatie
51. |
Mogelijk hadden de overnemende partij en de overgenomen partij een bestaande relatie of andere overeenkomst voordat de onderhandelingen over de bedrijfscombinatie begonnen, of mogelijk sluiten ze tijdens de onderhandelingen een overeenkomst af die losstaat van de bedrijfscombinatie. In beide gevallen moet de overnemende partij alle bedragen identificeren die niet behoren tot wat de overnemende partij en de overgenomen partij (of haar voormalige eigenaars) in de bedrijfscombinatie hebben geruild, d.w.z. bedragen die geen deel uitmaken van de ruil voor de overgenomen partij. De overnemende partij moet in het kader van de toepassing van de overnamemethode alleen de voor de overgenomen partij overgedragen vergoeding en de in de ruil voor de overgenomen partij verworven activa en overgenomen verplichtingen opnemen. Afzonderlijke transacties moeten administratief worden verwerkt in overeenstemming met de desbetreffende IFRSs. |
52. |
Een transactie afgesloten door of namens de overnemende partij of voornamelijk ten behoeve van de overnemende partij of de samengevoegde entiteit, in plaats van voornamelijk ten behoeve van de overgenomen partij (of haar voormalige eigenaars) vóór de combinatie, is waarschijnlijk een afzonderlijke transactie. Voorbeelden van afzonderlijke transacties die niet mogen worden opgenomen bij de toepassing van de overnamemethode zijn:
Alinea’s B50 tot en met B62 verschaffen hiermee verband houdende toepassingsleidraden. |
Aan de overname gerelateerde kosten
53. |
Aan de overname gerelateerde kosten zijn kosten die de overnemende partij maakt om een bedrijfscombinatie tot stand te brengen. Deze kosten omvatten honoraria voor het aanbrengen van de overgenomen partij; honoraria van adviseurs, juristen, accountants, taxateurs en andere experts of consultants; algemene administratiekosten, met inbegrip van de kosten van een interne afdeling die met overnames belast is; en kosten die verband houden met de registratie en uitgifte van obligaties en aandelen en vergelijkbare effecten. De overnemende partij moet aan de overname gerelateerde kosten administratief verwerken als lasten in de perioden waarin de kosten worden gemaakt en de diensten worden ontvangen, met één uitzondering. De kosten voor de uitgifte van obligaties of aandelen en vergelijkbare effecten moeten worden opgenomen in overeenstemming met IAS 32 en IAS 39. |
WAARDERING EN ADMINISTRATIEVE VERWERKING NA EERSTE OPNAME
54. |
Over het algemeen moet een overnemende partij in een bedrijfscombinatie verworven activa, overgenomen of aangegane verplichtingen en uitgegeven eigen-vermogensinstrumenten na de eerste opname waarderen en administratief verwerken in overeenstemming met andere van toepassing zijnde IFRSs voor die items, afhankelijk van hun aard. Deze IFRS verschaft echter een leidraad voor de waardering en administratieve verwerking van de volgende in een bedrijfscombinatie verworven activa, overgenomen of aangegane verplichtingen en uitgegeven eigen-vermogensinstrumenten na hun eerste opname:
Alinea B63 verschaft hiermee verband houdende toepassingsleidraden. |
Herworven rechten
55. |
Een herworven recht dat als een immaterieel actief is opgenomen, moet worden afgeschreven over de resterende contractuele looptijd van het contract waarin het recht werd toegekend. Een overnemende partij die een herworven recht na de eerste opname verkoopt aan een derde, moet de boekwaarde van het immaterieel actief opnemen bij het bepalen van de winst of het verlies op de verkoop. |
Voorwaardelijke verplichtingen
56. |
Na eerste opname en tot de verplichting wordt afgewikkeld, wordt geannuleerd of afloopt, moet de overnemende partij een in een bedrijfscombinatie opgenomen voorwaardelijke verplichting waarderen tegen het hoogste van de volgende bedragen:
Deze vereiste is niet van toepassing op contracten die administratief worden verwerkt in overeenstemming met IAS 39. |
Vrijwaringsactiva
57. |
Aan het eind van elke verslagperiode na eerste opname moet de overnemende partij een op de overnamedatum opgenomen vrijwaringsactief waarderen op dezelfde basis als de gevrijwaarde verplichting of het gevrijwaarde actief, behoudens eventuele contractuele beperkingen op het bedrag ervan en, voor een vrijwaringsactief dat na eerste opname niet tegen zijn reële waarde wordt gewaardeerd, behoudens de beoordeling door het management van de inbaarheid van het vrijwaringsactief. De overnemende partij mag het vrijwaringsactief pas uit de balans verwijderen wanneer ze het actief int, verkoopt of er anderszins het recht op verliest. |
Voorwaardelijke vergoeding
58. |
Bepaalde veranderingen in de reële waarde van een voorwaardelijke vergoeding die de overnemende partij na de overnamedatum opneemt, kunnen voortvloeien uit aanvullende informatie die de overnemende partij na die datum heeft verkregen over feiten en omstandigheden die op de overnamedatum bestonden. Dergelijke veranderingen zijn aanpassingen tijdens de waarderingsperiode in overeenstemming met alinea’s 45 tot en met 49. Veranderingen die echter voortvloeien uit gebeurtenissen na de overnamedatum, zoals het halen van een winstdoelstelling, het bereiken van een vooraf bepaalde aandelenkoers of het bereiken van een mijlpaal in een onderzoeks- en ontwikkelingsproject, zijn geen aanpassingen tijdens de waarderingsperiode. De overnemende partij moet veranderingen in de reële waarde van een voorwaardelijke vergoeding die geen aanpassingen tijdens de waarderingsperiode zijn, als volgt verwerken:
|
INFORMATIEVERSCHAFFING
59. |
Een overnemende partij moet informatie verstrekken die gebruikers van haar jaarrekening in staat stelt de aard en financiële gevolgen te beoordelen van een bedrijfscombinaties die heeft plaatsgevonden:
|
60. |
Teneinde de doelstelling in alinea 59 te verwezenlijken, moet de overnemende partij de in alinea’s B64 tot en met B66 voorgeschreven informatie verstrekken. |
61. |
De overnemende partij moet informatie verstrekken die gebruikers van haar jaarrekening in staat stelt de financiële gevolgen te beoordelen van in de actuele verslagperiode opgenomen aanpassingen die verband houden met bedrijfscombinaties die in de verslagperiode of in voorgaande verslagperioden hebben plaatsgevonden. |
62. |
Teneinde de doelstelling in alinea 61 te verwezenlijken, moet de overnemende partij de in alinea B67 voorgeschreven informatie verstrekken. |
63. |
Als de specifieke informatieverschaffing die op grond van deze en andere IFRSs vereist is niet voldoet aan de doelstellingen die in alinea’s 59 en 61 zijn vermeld, moet de overnemende partij in de toelichting alle aanvullende informatie opnemen die nodig is om aan deze doelstellingen te voldoen. |
INGANGSDATUM EN OVERGANG
Ingangsdatum
64. |
Deze IFRS moet prospectief worden toegepast op bedrijfscombinaties waarvoor de overnamedatum valt op of na het begin van de eerste jaarlijkse verslagperiode die op of na 1 juli 2009 aanvangt. Eerdere toepassing is toegestaan. Deze IFRS mag echter alleen aan het begin van een jaarlijkse verslagperiode die op of na 30 juni 2007 aanvangt, worden toegepast. Als een entiteit deze IFRS vóór 1 juli 2009 toepast, moet zij dit feit vermelden en moet zij tezelfdertijd IAS 27 (door de International Accounting Standards Board herziene versie van 2008) toepassen. |
Overgang
65. |
Activa en verplichtingen die voortvloeiden uit bedrijfscombinaties waarvan de overnamedatums voorafgingen aan de toepassing van deze IFRS, mogen bij toepassing van deze IFRS niet worden aangepast. |
66. |
Een entiteit, zoals een onderlinge entiteit, die IFRS 3 nog niet heeft toegepast en die een of meer bedrijfscombinaties had die administratief werden verwerkt volgens de overnamemethode, moet de overgangsbepalingen in alinea’s B68 en B69 toepassen. |
Winstbelastingen
67. |
Voor bedrijfscombinaties waarvan de overnamedatum voorafging aan de toepassing van deze IFRS, moet de overnemende partij de vereisten van alinea 68 van IAS 12, zoals door deze IFRS gewijzigd, prospectief toepassen. Met andere woorden, de overnemende partij mag de administratieve verwerking van voorgaande bedrijfscombinaties niet aanpassen voor voorheen opgenomen veranderingen in opgenomen uitgestelde belastingvorderingen. Vanaf de datum waarop deze IFRS wordt toegepast, moet de overnemende partij veranderingen in opgenomen uitgestelde belastingvorderingen echter opnemen als een aanpassing van de winst of het verlies (of, indien IAS 12 dit vereist, buiten de winst-en-verliesrekening verwerken). |
INTREKKING VAN IFRS 3 (2004)
68. |
Deze IFRS vervangt IFRS 3 Bedrijfscombinaties (uitgegeven versie van 2004). |
Bijlage A
Definities
Deze bijlage maakt integraal deel uit van de IFRS.
overgenomen partij |
Het bedrijf of de bedrijven waarover de overnemende partij zeggenschap verkrijgt in een bedrijfscombinatie. |
||||
overnemende partij |
De entiteit die zeggenschap verkrijgt over de overgenomen partij. |
||||
overnamedatum |
De datum waarop de overnemende partij zeggenschap verkrijgt over de overgenomen partij. |
||||
bedrijf |
Een geïntegreerde reeks activiteiten en activa die kunnen worden uitgevoerd en beheerd teneinde rechtstreeks aan investeerders of andere eigenaars, leden of deelnemers een rendement te verschaffen in de vorm van dividenden, lagere kosten of andere economische voordelen. |
||||
bedrijfscombinatie |
Een transactie of andere gebeurtenis waarin een overnemende partij zeggenschap verkrijgt over een of meer bedrijven. Transacties die ook wel „echte fusies” of „fusies van gelijken” worden genoemd, zijn ook bedrijfscombinaties zoals die term in deze IFRS wordt gebruikt. |
||||
voorwaardelijke vergoeding |
Gewoonlijk een verplichting van de overnemende partij om aanvullende activa of aandelenbelangen aan de voormalige eigenaars van een overgenomen partij over te dragen als deel van de ruil voor zeggenschap over de overgenomen partij indien specifieke toekomstige gebeurtenissen plaatsvinden of indien aan specifieke voorwaarden is voldaan. Een voorwaardelijke vergoeding kan de overnemende partij echter ook recht geven op teruggave van een voorheen overgedragen vergoeding indien aan specifieke voorwaarden is voldaan. |
||||
zeggenschap |
De macht om het financiële en operationele beleid van een entiteit te sturen teneinde voordelen te verkrijgen uit haar activiteiten. |
||||
aandelenbelangen |
Binnen het bestek van deze IFRS wordt de term aandelenbelangen ruim geïnterpreteerd om te verwijzen naar eigendomsbelangen van entiteiten die eigendom zijn van investeerders en belangen van eigenaars, leden of deelnemers van onderlinge entiteiten. |
||||
reële waarde |
Het bedrag waarvoor een actief zou kunnen worden verhandeld of een verplichting zou kunnen worden afgewikkeld in een zakelijke, objectieve transactie tussen ter zake goed geïnformeerde, tot een transactie bereid zijnde partijen die onafhankelijk zijn. |
||||
goodwill |
Een actief dat de toekomstige economische voordelen vertegenwoordigt die voortvloeien uit andere in een bedrijfscombinatie verworven activa die niet individueel kunnen worden geïdentificeerd en afzonderlijk kunnen worden opgenomen. |
||||
identificeerbaar |
Een actief is identificeerbaar als het:
|
||||
immaterieel actief |
Een identificeerbaar, niet-monetair actief zonder fysieke vorm. |
||||
onderlinge entiteit |
Een entiteit die geen eigendom is van investeerders en die rechtstreeks aan haar eigenaars, leden of deelnemers dividenden, lagere kosten of andere economische voordelen verschaft. Bijvoorbeeld een onderlinge verzekeringsmaatschappij, een kredietvereniging en een coöperatieve entiteit zijn alle onderlinge entiteiten. |
||||
minderheidsbelang |
Het eigen vermogen in een dochteronderneming dat niet rechtstreeks of onrechtstreeks aan een moedermaatschappij kan worden toegerekend. |
||||
eigenaars |
Binnen het bestek van deze IFRS wordt de term eigenaars ruim geïnterpreteerd om te verwijzen naar houders van aandelenbelangen van entiteiten die eigendom zijn van investeerders en eigenaars of leden van, of deelnemers aan, onderlinge entiteiten. |
Bijlage B
Toepassingsleidraad
Deze bijlage maakt integraal deel uit van de IFRS.
BEDRIJFSCOMBINATIES VAN ENTITEITEN WAAROVER GEZAMENLIJK DE ZEGGENSCHAP WORDT UITGEOEFEND (TOEPASSING VAN ALINEA 2(C))
B1 |
Deze IFRS is niet van toepassing op een bedrijfscombinatie van entiteiten of bedrijven waarover gezamenlijk de zeggenschap wordt uitgeoefend. Een bedrijfscombinatie waarbij entiteiten of bedrijven waarover gezamenlijk de zeggenschap wordt uitgeoefend betrokken zijn, is een bedrijfscombinatie waarin de uiteindelijke zeggenschap over alle bij de bedrijfscombinatie betrokken entiteiten of bedrijven door dezelfde partij of partijen wordt uitgeoefend, zowel voor als na de bedrijfscombinatie, en die zeggenschap niet tijdelijk is. |
B2 |
Een groep personen moet worden geacht zeggenschap uit te oefenen over een entiteit indien die personen als gevolg van contractuele overeenkomsten gezamenlijk de macht hebben om het financiële en operationele beleid van die entiteit te sturen teneinde voordelen te verkrijgen uit haar activiteiten. Om die reden valt een bedrijfscombinatie niet onder het toepassingsgebied van deze IFRS wanneer dezelfde groep personen als gevolg van contractuele overeenkomsten gezamenlijk de uiteindelijke macht heeft om het financiële en operationele beleid van elk van de bij de bedrijfscombinatie betrokken entiteiten te sturen teneinde voordelen te verkrijgen uit hun activiteiten, en die uiteindelijke gezamenlijke macht niet tijdelijk is. |
B3 |
Een persoon of een groep personen die in het kader van een contractuele overeenkomst samen optreden kan zeggenschap uitoefenen over een entiteit en die persoon of groep personen is mogelijk niet onderworpen aan de vereisten van de IFRSs inzake financiële verslaggeving. Om die reden hoeven bij de bedrijfscombinatie betrokken entiteiten niet te worden opgenomen in dezelfde geconsolideerde jaarrekening opdat een bedrijfscombinatie zou kunnen worden beschouwd als een bedrijfscombinatie waarin entiteiten betrokken zijn waarover gezamenlijk de zeggenschap wordt uitgeoefend. |
B4 |
De mate waarin vóór en na de totstandkoming van een bedrijfscombinatie minderheidsbelangen worden aangehouden in elk van de bij de bedrijfscombinatie betrokken entiteiten is niet relevant bij de bepaling of bij de bedrijfscombinatie entiteiten betrokken zijn waarover gezamenlijk de zeggenschap wordt uitgeoefend. Zo ook is het feit dat één van de bij de bedrijfscombinatie betrokken entiteiten een dochteronderneming is die niet in de geconsolideerde jaarrekening is opgenomen, evenmin relevant bij de bepaling of bij een bedrijfscombinatie entiteiten betrokken zijn waarover gezamenlijk de zeggenschap wordt uitgeoefend. |
IDENTIFICATIE VAN EEN BEDRIJFSCOMBINATIE (TOEPASSING VAN ALINEA 3)
B5 |
Deze IFRS definieert een bedrijfscombinatie als een transactie of andere gebeurtenis waarin een overnemende partij zeggenschap verkrijgt over een of meer bedrijven. Een overnemende partij kan op verschillende manieren zeggenschap verkrijgen over een overgenomen partij, bijvoorbeeld:
|
B6 |
Een bedrijfscombinatie kan op verschillende manieren worden gestructureerd om juridische, fiscale of andere redenen, zoals:
|
DEFINITIE VAN EEN BEDRIJF (TOEPASSING VAN ALINEA 3)
B7 |
Een bedrijf bestaat uit middelen en op die middelen toegepaste processen waarmee een productie tot stand kan worden gebracht. Hoewel bedrijven gewoonlijk een productie hebben, is dit geen vereiste opdat een geïntegreerde reeks in aanmerking zou komen als een bedrijf. De drie elementen van een bedrijf worden als volgt gedefinieerd: a) Middelen: Alle economische middelen waarmee een productie tot stand komt of kan worden gebracht wanneer er een of meer processen op worden toegepast. Voorbeelden zijn vaste activa (met inbegrip van immateriële activa of rechten om vaste activa te gebruiken), intellectueel eigendom, de mogelijkheid om toegang te krijgen tot de nodige materialen of rechten en werknemers. b) Proces: Alle systemen, standaarden, protocollen, afspraken of regels waarmee, wanneer ze op een of meer middelen worden toegepast, een productie tot stand komt of kan worden gebracht. Voorbeelden zijn strategische beheerprocessen, operationele processen en resourcemanagementprocessen. Deze processen zijn gewoonlijk gedocumenteerd, maar een georganiseerd personeelsbestand dat de nodige vaardigheden en ervaring heeft en dat regels en afspraken volgt, kan de nodige processen verschaffen die op middelen kunnen worden toegepast om een productie tot stand te brengen. (Boekhoud-, facturerings-, loonlijst- en andere administratieve systemen zijn doorgaans geen processen die worden gebruikt om een productie tot stand te brengen.) c) Productie: Het resultaat van middelen en op die middelen toegepaste processen die rechtstreeks aan investeerders of andere eigenaars, leden of deelnemers een rendement in de vorm van dividenden, lagere kosten of andere economische voordelen verschaffen of kunnen verschaffen. |
B8 |
Opdat een geïntegreerde reeks activiteiten en activa voor de vastgestelde doeleinden zou kunnen worden uitgevoerd en beheerd, zijn twee essentiële elementen nodig, namelijk middelen en op die middelen toegepaste processen die samen worden of zullen worden gebruikt om een productie tot stand te brengen. Een bedrijf hoeft echter niet alle middelen of processen die de verkoper bij de exploitatie van dat bedrijf gebruikte op te nemen als marktdeelnemers het bedrijf kunnen overnemen en kunnen blijven produceren door bijvoorbeeld het bedrijf met hun eigen middelen en processen te integreren. |
B9 |
De aard van de elementen van een bedrijf verschilt naar gelang van de sector en de structuur van de activiteiten van een entiteit, met inbegrip van het stadium van ontwikkeling van de entiteit. Gevestigde bedrijven hebben vaak verschillende soorten middelen, processen en producties, terwijl nieuwe bedrijven vaak weinig middelen en processen hebben en soms slechts één product produceren. Bijna alle bedrijven hebben ook verplichtingen, maar een bedrijf hoeft geen verplichtingen te hebben. |
B10 |
Het is mogelijk dat een geïntegreerde reeks activiteiten en activa in de ontwikkelingsfase geen productie heeft. In dat geval moet de overnemende partij andere factoren in aanmerking nemen om te bepalen of de reeks een bedrijf is. Deze factoren zijn onder meer of de reeks:
Niet al deze factoren hoeven aanwezig te zijn opdat een bepaalde geïntegreerde reeks activiteiten en activa in de ontwikkelingsfase in aanmerking zou komen als een bedrijf. |
B11 |
De bepaling of een specifieke reeks activa en activiteiten een bedrijf is, moet worden gebaseerd op de vraag of de geïntegreerde reeks door een marktdeelnemer kan worden uitgevoerd en beheerd als een bedrijf. Bij de beoordeling of een bepaalde reeks een bedrijf is, is het dus niet relevant of een verkoper de reeks als een bedrijf exploiteerde, noch of de overnemende partij voornemens is om de reeks als een bedrijf te exploiteren. |
B12 |
Indien er geen aanwijzingen zijn voor het tegendeel, wordt een bepaalde reeks activa en activiteiten waarin goodwill aanwezig is geacht een bedrijf te zijn. Een bedrijf hoeft echter geen goodwill te hebben. |
IDENTIFICATIE VAN DE OVERNEMENDE PARTIJ (TOEPASSING VAN ALINEA’S 6 EN 7)
B13 |
De leidraden in IAS 27 De geconsolideerde jaarrekening en de enkelvoudige jaarrekening moeten worden toegepast om de overnemende partij - de entiteit die zeggenschap verkrijgt over de overgenomen partij - te identificeren. Als een bedrijfscombinatie heeft plaatsgevonden maar de toepassing van de leidraden in IAS 27 niet duidelijk aangeeft welke van de bij de bedrijfscombinatie betrokken entiteiten de overnemende partij is, moet de overnemende partij worden bepaald rekening houdend met de factoren in alinea’s B14 tot en met B18. |
B14 |
In een bedrijfscombinatie die voornamelijk tot stand komt door het overdragen van geldmiddelen of andere activa of door het aangaan van verplichtingen, is de overnemende partij gewoonlijk de entiteit die de geldmiddelen of andere activa overdraagt of die de verplichtingen aangaat. |
B15 |
In een bedrijfscombinatie die voornamelijk tot stand komt door het ruilen van aandelenbelangen, is de overnemende partij gewoonlijk de entiteit die haar aandelenbelangen uitgeeft. In bepaalde bedrijfscombinaties, veelal „omgekeerde overnames” genoemd, is de uitgevende entiteit de overgenomen partij. Alinea’s B19 tot en met B27 verschaffen leidraden voor de administratieve verwerking van omgekeerde overnames. Bij het identificeren van de overnemende partij in een bedrijfscombinatie die tot stand komt door het ruilen van aandelenbelangen moeten ook andere relevante feiten en omstandigheden in aanmerking worden genomen, zoals:
|
B16 |
De overnemende partij is gewoonlijk de bij de bedrijfscombinatie betrokken entiteit waarvan de relatieve grootte (gemeten in bijvoorbeeld activa, opbrengsten of winst) aanzienlijk groter is dan die van de andere entiteit (entiteiten) die bij de bedrijfscombinatie betrokken is (zijn). |
B17 |
In een bedrijfscombinatie waarbij meer dan twee entiteiten betrokken zijn, moet bij het bepalen van de overnemende partij onder meer rekening worden gehouden met welke van die entiteiten het initiatief heeft genomen voor de combinatie, alsook met de relatieve grootte van de entiteiten die bij de bedrijfscombinatie betrokken zijn. |
B18 |
Een nieuwe entiteit die wordt opgericht om een bedrijfscombinatie tot stand te brengen, is niet noodzakelijk de overnemende partij. Als een nieuwe entiteit wordt opgericht om aandelenbelangen uit te geven teneinde een bedrijfscombinatie tot stand te brengen, moet één van de bij de bedrijfscombinatie betrokken entiteiten die vóór de bedrijfscombinatie bestonden worden aangemerkt als de overnemende partij door toepassing van de leidraden in alinea’s B13 tot en met B17. Daarentegen kan een nieuwe entiteit die bij wijze van vergoeding geldmiddelen of andere activa overdraagt of verplichtingen aangaat, wel de overnemende partij zijn. |
OMGEKEERDE OVERNAMES
B19 |
Een omgekeerde overname doet zich voor wanneer de entiteit die effecten uitgeeft (de overnemende partij in juridische zin) wordt geïdentificeerd als de overgenomen partij voor administratieve-verwerkingsdoeleinden op basis van de leidraden in alinea’s B13 tot en met B18. Een transactie kan pas als een omgekeerde overname worden beschouwd als de entiteit waarvan de aandelenbelangen worden verworven (de overgenomen partij in juridische zin) de overnemende partij voor administratieve-verwerkingsdoeleinden is. Omgekeerde overnames doen zich bijvoorbeeld soms voor wanneer een niet-beursgenoteerde bedrijfsentiteit een beursgenoteerde entiteit wil worden maar haar aandelen niet wil registreren. Om dat te verwezenlijken, zal de niet-beursgenoteerde entiteit ervoor zorgen dat een beursgenoteerde entiteit haar aandelenbelangen verwerft in ruil voor de aandelenbelangen van de beursgenoteerde entiteit. In dit voorbeeld is de beursgenoteerde entiteit de overnemende partij in juridische zin omdat ze haar aandelenbelangen heeft uitgegeven, en is de niet-beursgenoteerde entiteit de overgenomen partij in juridische zin omdat haar aandelenbelangen werden verworven. De toepassing van de leidraden in alinea’s B13 tot en met B18 leidt er echter toe dat:
De transactie mag pas administratief worden verwerkt als een omgekeerde overname als de overgenomen partij voor administratieve-verwerkingsdoeleinden voldoet aan de definitie van een bedrijf, en alle opname- en waarderingsprincipes in deze IFRS, met inbegrip van de vereiste om goodwill op te nemen, zijn van toepassing. |
Waardering van de overgedragen vergoeding
B20 |
In een omgekeerde overname geeft de overnemende partij voor administratieve-verwerkingsdoeleinden gewoonlijk geen vergoeding uit voor de overgenomen partij. In plaats daarvan geeft de overgenomen partij voor administratieve-verwerkingsdoeleinden gewoonlijk haar aandelen uit aan de eigenaars van de overnemende partij voor administratieve-verwerkingsdoeleinden. Bijgevolg is de reële waarde op de overnamedatum van de vergoeding die door de overnemende partij voor administratieve-verwerkingsdoeleinden is overgedragen voor haar belang in de overgenomen partij voor administratieve-verwerkingsdoeleinden, gebaseerd op het aantal aandelenbelangen dat de juridische dochteronderneming had moeten uitgeven om de eigenaars van de juridische moedermaatschappij hetzelfde percentage aandelenbelangen in de samengevoegde entiteit te geven dat resulteert uit de omgekeerde overname. De reële waarde van het op die manier berekende aantal aandelenbelangen kan worden gebruikt als de reële waarde van de vergoeding die in ruil voor de overgenomen partij is overgedragen. |
Opstelling en presentatie van de geconsolideerde jaarrekening
B21 |
Geconsolideerde jaarrekeningen die na een omgekeerde overname worden opgesteld, worden uitgegeven onder de naam van de juridische moedermaatschappij (overgenomen partij voor administratieve-verwerkingsdoeleinden) maar worden in de toelichting beschreven als een voortzetting van de jaarrekening van de juridische dochteronderneming (overnemende partij voor administratieve-verwerkingsdoeleinden), met één aanpassing, namelijk de retroactieve aanpassing van het wettelijk kapitaal van de overnemende partij voor administratieve-verwerkingsdoeleinden om rekening te houden met het wettelijk kapitaal van de overgenomen partij voor administratieve-verwerkingsdoeleinden. Die aanpassing is vereist om het kapitaal van de juridische moedermaatschappij (de overgenomen partij voor administratieve-verwerkingsdoeleinden) te weerspiegelen. De vergelijkende informatie die in deze geconsolideerde jaarrekeningen wordt gepresenteerd, wordt ook retroactief aangepast om het wettelijk kapitaal van de juridische moedermaatschappij (overgenomen partij voor administratieve-verwerkingsdoeleinden) te weerspiegelen. |
B22 |
Omdat de geconsolideerde jaarrekening de voortzetting van de jaarrekening van de juridische dochteronderneming vertegenwoordigt, afgezien van haar vermogensstructuur, weerspiegelt de geconsolideerde jaarrekening:
|
Minderheidsbelang
B23 |
Bij een omgekeerde overname is het mogelijk dat een aantal van de eigenaars van de overgenomen partij in juridische zin (de overnemende partij voor administratieve-verwerkingsdoeleinden) hun aandelenbelangen niet ruilen voor aandelenbelangen van de juridische moedermaatschappij (de overgenomen partij voor administratieve-verwerkingsdoeleinden). Deze eigenaars worden behandeld als een minderheidsbelang in de geconsolideerde jaarrekening na de omgekeerde overname. De reden hiervoor is dat de eigenaars van de overgenomen partij in juridische zin die hun aandelenbelangen niet ruilen voor aandelenbelangen van de overnemende partij in juridische zin alleen een belang hebben in de resultaten en nettoactiva van de overgenomen partij in juridische zin en niet in de resultaten en nettoactiva van de samengevoegde entiteit. Omgekeerd hebben de eigenaars van de overnemende partij in juridische zin, ondanks het feit dat de overnemende partij in juridische zin de overgenomen partij voor administratieve-verwerkingsdoeleinden is, een belang in de resultaten en nettoactiva van de samengevoegde entiteit. |
B24 |
De activa en verplichtingen van de overgenomen partij in juridische zin worden in de geconsolideerde jaarrekening gewaardeerd en opgenomen tegen hun boekwaarde vóór de bedrijfscombinatie (zie alinea B22(a)). Derhalve weerspiegelt het minderheidsbelang in een omgekeerde overname het proportionele belang van de aandeelhouders met minderheidsbelang in de boekwaarde van de nettoactiva van de overgenomen partij in juridische zin vóór de bedrijfscombinatie, zelfs als de minderheidsbelangen in andere overnames worden gewaardeerd tegen hun reële waarde op de overnamedatum. |
Winst per aandeel
B25 |
Zoals vermeld in alinea B22(d) moet de structuur van het eigen vermogen in de geconsolideerde jaarrekening die na een omgekeerde overname wordt opgesteld, een weerspiegeling zijn van de structuur van het eigen vermogen van de overnemende partij in juridische zin (de overgenomen partij voor administratieve-verwerkingsdoeleinden), met inbegrip van de aandelenbelangen die door de overnemende partij in juridische zin zijn uitgegeven om de bedrijfscombinatie tot stand te brengen. |
B26 |
Bij de berekening van het gewogen gemiddelde aantal uitstaande gewone aandelen (de noemer in de berekening van de winst per aandeel) tijdens de periode waarin de omgekeerde overname plaatsvindt:
|
B27 |
De gewone winst per aandeel voor elke vergelijkende periode vóór de overnamedatum die in de geconsolideerde jaarrekening wordt gepresenteerd na een omgekeerde overname, moet worden berekend door:
|
OPNAME VAN BEPAALDE VERWORVEN ACTIVA EN OVERGENOMEN VERPLICHTINGEN (TOEPASSING VAN ALINEA’S 10 TOT EN MET 13)
Operationele leases
B28 |
De overnemende partij mag activa of verplichtingen in verband met een operationele lease waarin de overgenomen partij de lessee is niet opnemen, tenzij dit op grond van alinea’s B29 en B30 vereist is. |
B29 |
De overnemende partij moet bepalen of de voorwaarden van elke operationele lease waarin de overgenomen partij de lessee is, gunstig of ongunstig zijn. De overnemende partij moet een immaterieel actief opnemen als de voorwaarden van een operationele lease gunstig zijn in vergelijking met de marktvoorwaarden, en moet een verplichting opnemen als de voorwaarden ongunstig zijn in vergelijking met de marktvoorwaarden. Alinea B42 verschaft een leidraad voor het bepalen van de reële waarde op de overnamedatum van activa die het voorwerp uitmaken van operationele leases waarin de overgenomen partij de lessor is. |
B30 |
Een identificeerbaar immaterieel actief kan verband houden met een operationele lease, wat kan blijken uit de bereidheid van marktdeelnemers om voor de leaseovereenkomst een prijs te betalen, zelfs als dit tegen marktvoorwaarden is. Bijvoorbeeld een lease van gates op een luchthaven of van winkelruimte in een exclusieve winkelstraat zou toegang kunnen verschaffen tot een markt of andere toekomstige economische voordelen die in aanmerking komen als identificeerbare immateriële activa, bijvoorbeeld als een klantenrelatie. In dat geval moet de overnemende partij het (de) daarmee verband houdende identificeerbare immateriële actief (activa) opnemen in overeenstemming met alinea B31. |
Immateriële activa
B31 |
De overnemende partij moet de in een bedrijfscombinatie verworven identificeerbare immateriële activa opnemen afzonderlijk van goodwill. Een immaterieel actief is identificeerbaar als het voldoet aan het afscheidbaarheidscriterium of aan het contractuele-juridische criterium. |
B32 |
Een immaterieel actief dat voldoet aan het contractuele-juridische criterium is identificeerbaar, zelfs als het actief niet overdraagbaar is of niet kan worden afgescheiden van de overgenomen partij of van andere rechten en verplichtingen. Bijvoorbeeld:
|
B33 |
Het afscheidbaarheidscriterium betekent dat een verworven immaterieel actief kan worden afgescheiden of losgemaakt van de overgenomen partij en kan worden verkocht, overgedragen, in licentie gegeven, gehuurd of geruild, hetzij individueel, hetzij samen met een gerelateerd contract, gerelateerd identificeerbaar actief of gerelateerde identificeerbare verplichting. Een immaterieel actief dat de overnemende partij zou kunnen verkopen, in licentie zou kunnen geven of anderszins zou kunnen ruilen voor iets anders van waarde voldoet aan het afscheidbaarheidscriterium, zelfs als de overnemende partij niet voornemens is om het te verkopen, in licentie te geven of anderszins te ruilen. Een verworven immaterieel actief voldoet aan het afscheidbaarheidscriterium als er voor dat type actief of een actief van een soortgelijk type aanwijzingen voor ruiltransacties zijn, zelfs als die transacties niet frequent voorkomen en ongeacht of de overnemende partij erbij betrokken is. Bijvoorbeeld klantenbestanden en abonneelijsten worden vaak in licentie gegeven en voldoen dus aan het afscheidbaarheidscriterium. Zelfs als een overgenomen partij van mening is dat haar klantenbestanden kenmerken hebben die verschillen van andere klantenbestanden, betekent het feit dat klantenbestanden vaak in licentie worden gegeven over het algemeen dat het verworven klantenbestand voldoet aan het afscheidbaarheidscriterium. Een in een bedrijfscombinatie verworven klantenbestand zou echter niet aan het afscheidbaarheidscriterium voldoen als de geheimhoudingsvoorwaarden of andere overeenkomsten een entiteit verbieden om informatie over haar klanten te verkopen, te verhuren of anderszins te ruilen. |
B34 |
Een immaterieel actief dat niet individueel afscheidbaar is van de overgenomen of samengevoegde entiteit voldoet aan het afscheidbaarheidscriterium als het afscheidbaar is in combinatie met een gerelateerd contract, gerelateerd identificeerbaar actief of gerelateerde identificeerbare verplichting. Bijvoorbeeld:
|
Herworven rechten
B35 |
In het kader van een bedrijfscombinatie kan een overnemende partij een recht herwerven dat ze voordien aan de overgenomen partij had toegekend om een of meer van de opgenomen of niet-opgenomen activa van de overnemende partij te gebruiken. Voorbeelden van dergelijke rechten zijn een recht om de handelsnaam van de overnemende partij te gebruiken in het kader van een franchiseovereenkomst, of een recht om technologie van de overnemende partij te gebruiken in het kader van een technologielicenctieovereenkomst. Een herworven recht is een identificeerbaar immaterieel actief dat de overnemende partij afzonderlijk van goodwill opneemt. Alinea 29 verschaft een leidraad voor de waardering van een herworven recht, en alinea 55 verschaft een leidraad voor de administratieve verwerking van een herworven recht na eerste opname. |
B36 |
Als de voorwaarden van het contract dat aanleiding geeft tot een herworven recht gunstig of ongunstig zijn in vergelijking met de voorwaarden van actuele markttransacties voor dezelfde of soortgelijke items, moet de overnemende partij een winst respectievelijk verlies uit afwikkeling opnemen. Alinea B52 verschaft leidraden voor de waardering van winsten of verliezen uit afwikkeling. |
Personeelsbestand en andere zaken die niet identificeerbaar zijn
B37 |
De overnemende partij neemt de waarde van een verworven immaterieel actief dat op de overnamedatum niet identificeerbaar is op in de goodwill. Een overnemende partij kan bijvoorbeeld waarde toerekenen aan het bestaan van een personeelsbestand, zijnde een bestaande groep werknemers die de overnemende partij toelaat om een overgenomen bedrijf na de overnamedatum verder te exploiteren. Een personeelsbestand vertegenwoordigt niet het intellectueel kapitaal van het geschoolde personeel - de (vaak gespecialiseerde) kennis en ervaring die werknemers van een overgenomen partij inbrengen. Aangezien het personeelsbestand geen identificeerbaar actief is dat afzonderlijk van goodwill moet worden opgenomen, wordt elke waarde die eraan wordt toegerekend opgenomen in de goodwill. |
B38 |
De overnemende partij neemt in de goodwill ook elke waarde op die wordt toegerekend aan items die op de overnamedatum niet in aanmerking komen als activa. De overnemende partij kan bijvoorbeeld waarde toerekenen aan potentiële contracten waarover de overgenomen partij op de overnamedatum met potentiële nieuwe klanten onderhandelt. Omdat deze potentiële contracten zelf geen activa zijn op de overnamedatum, neemt de overnemende partij ze niet afzonderlijk van goodwill op. De overnemende partij mag de waarde van deze contracten niet na de eerste opname vanuit de goodwill herclassificeren voor gebeurtenissen die zich na de overnamedatum voordoen. De overnemende partij moet echter de feiten en omstandigheden beoordelen die een rol spelen bij gebeurtenissen die kort na de overname plaatsvinden om te bepalen of op de overnamedatum een afzonderlijk opneembaar immaterieel actief bestond. |
B39 |
Na de eerste opname verwerkt een overnemende partij in een bedrijfscombinatie verworven immateriële activa in overeenstemming met de bepalingen van IAS 38 Immateriële activa. Zoals beschreven in alinea 3 van IAS 38 wordt de administratieve verwerking van bepaalde verworven immateriële activa na de eerste opname voorgeschreven door andere IFRSs. |
B40 |
De criteria van identificeerbaarheid bepalen of een immaterieel actief afzonderlijk van goodwill wordt opgenomen. De criteria verschaffen echter geen leidraden voor het bepalen van de reële waarde van een immaterieel actief, en beperken evenmin de veronderstellingen bij het schatten van de reële waarde van een immaterieel actief. De overnemende partij zou bijvoorbeeld bij het bepalen van de reële waarde rekening houden met veronderstellingen die marktdeelnemers in aanmerking nemen, zoals verwachtingen omtrent toekomstige contractverlengingen. Het is niet nodig dat de contractverlengingen zelf aan de criteria van identificeerbaarheid voldoen. (Zie echter alinea 29, waarin een uitzondering is vastgelegd op het principe van waardering tegen reële waarde voor in een bedrijfscombinatie opgenomen herworven rechten.) Alinea’s 36 en 37 van IAS 38 verschaffen leidraden voor het bepalen of immateriële activa in één eenheid met andere immateriële of materiële activa moeten worden samengevoegd. |
BEPALING VAN DE REËLE WAARDE VAN BEPAALDE IDENTIFICEERBARE ACTIVA EN EEN MINDERHEIDSBELANG IN EEN OVERGENOMEN PARTIJ (TOEPASSING VAN ALINEA’S 18 EN 19)
Activa met onzekere kasstromen (voorzieningen voor lagere waardering)
B41 |
De overnemende partij mag geen afzonderlijke voorziening voor lagere waardering op de overnamedatum opnemen voor in een bedrijfscombinatie verworven activa die tegen hun reële waarde op de overnamedatum worden gewaardeerd, omdat de gevolgen van onzekerheid over toekomstige kasstromen in aanmerking worden genomen bij het bepalen van de reële waarde. Bijvoorbeeld aangezien deze IFRS vereist dat de overnemende partij verworven vorderingen, met inbegrip van leningen, waardeert tegen hun reële waarde op de overnamedatum, neemt de overnemende partij geen afzonderlijke voorziening voor lagere waardering op voor de contractuele kasstromen die op die datum als oninbaar worden beschouwd. |
Operationeel geleasede activa waarbij de overgenomen partij de lessor is
B42 |
Bij het bepalen van de reële waarde op de overnamedatum van een actief zoals een operationeel geleased gebouw of patent waarbij de overgenomen partij de lessor is, moet de overnemende partij rekening houden met de voorwaarden van de leaseovereenkomst. Met andere woorden, de overnemende partij neemt geen afzonderlijk actief of afzonderlijke verplichting op als de voorwaarden van een operationele lease gunstig of ongunstig zijn in vergelijking met de marktvoorwaarden zoals alinea B29 vereist voor leaseovereenkomsten waarbij de overgenomen partij de lessee is. |
Activa die de overnemende partij voornemens is niet te gebruiken of te gebruiken op een andere wijze dan de wijze waarop andere marktdeelnemers deze zouden gebruiken
B43 |
Om concurrentieredenen of andere redenen kan de overnemende partij voornemens zijn om een verworven actief, bijvoorbeeld een immaterieel actief uit hoofde van onderzoek en ontwikkeling, niet te gebruiken, of kan ze voornemens zijn om het actief te gebruiken op een andere wijze dan die waarop andere marktdeelnemers het zouden gebruiken. Niettemin moet de overnemende partij het actief waarderen tegen zijn reële waarde zoals bepaald in overeenstemming met het gebruik ervan door andere marktdeelnemers. |
Minderheidsbelang in een overgenomen partij
B44 |
Deze IFRS staat de overnemende partij toe een minderheidsbelang in de overgenomen partij te waarderen tegen zijn reële waarde op de overnamedatum. In sommige gevallen zal een overnemende partij de reële waarde op de overnamedatum van een minderheidsbelang kunnen bepalen op basis van de prijzen op een actieve markt van de aandelen die niet in handen zijn van de overnemende partij. Soms is er voor de aandelen echter geen prijs op een actieve markt beschikbaar. In dat geval moet de overnemende partij de reële waarde van het minderheidsbelang bepalen volgens andere waarderingstechnieken. |
B45 |
De reële waarde per aandeel van het belang van de overnemende partij in de overgenomen partij kan verschillen van de reële waarde per aandeel van het minderheidsbelang. Het voornaamste verschil is meestal de opname van een zeggenschapspremie in de reële waarde per aandeel van het belang van de overnemende partij in de overgenomen partij of, omgekeerd, de opname van een disagio voor gebrek aan zeggenschap (ook wel een minderheidsdisagio genoemd) in de reële waarde per aandeel van het minderheidsbelang. |
WAARDERING VAN GOODWILL OF EEN WINST UIT EEN VOORDELIGE KOOP
Bepaling van de reële waarde op de overnamedatum van het belang van de overnemende partij in de overgenomen partij aan de hand van waarderingstechnieken (toepassing van alinea 33)
B46 |
In een bedrijfscombinatie die zonder de overdracht van een vergoeding wordt gerealiseerd, moet de overnemende partij de reële waarde op de overnamedatum van haar belang in de overgenomen partij vervangen door de reële waarde op de overnamedatum van de overgedragen vergoeding om goodwill of een winst uit een voordelige koop te waarderen (zie alinea’s 32 tot en met 34). De overnemende partij moet de reële waarde op de overnamedatum van haar belang in de overgenomen partij bepalen aan de hand van een of meer waarderingstechnieken die in de gegeven omstandigheden geëigend zijn en waarvoor voldoende gegevens beschikbaar zijn. Als meer dan één waarderingstechniek wordt gebruikt, moet de overnemende partij de resultaten van de technieken beoordelen, rekening houdend met de relevantie en betrouwbaarheid van de gebruikte gegevens en de omvang van de beschikbare gegevens. |
Bijzondere overwegingen bij de toepassing van de overnamemethode op combinaties van onderlinge entiteiten (toepassing van alinea 33)
B47 |
Als twee onderlinge entiteiten worden gecombineerd, kan de reële waarde van de aandelen- of ledenbelangen in de overgenomen partij (of de reële waarde van de overgenomen partij) betrouwbaarder te bepalen zijn dan de reële waarde van de ledenbelangen die door de overnemende partij zijn overgedragen. In dat geval vereist alinea 33 dat de overnemende partij het bedrag van de goodwill bepaalt op basis van de reële waarde op de overnamedatum van de aandelenbelangen van de overgenomen partij in plaats van de reële waarde op de overnamedatum van de als vergoeding overgedragen aandelenbelangen van de overnemende partij. Daarnaast moet de overnemende partij in een combinatie van onderlinge entiteiten de nettoactiva van de overgenomen partij in haar balans opnemen als een directe verhoging van het kapitaal of eigen vermogen, en niet als een verhoging van de ingehouden winsten, wat in overeenstemming is met de wijze waarop andere soorten entiteiten de overnamemethode toepassen. |
B48 |
Hoewel ze in menig opzicht gelijkenissen vertonen met andere bedrijven, hebben onderlinge entiteiten typische kenmerken die voornamelijk voortkomen uit het feit dat hun leden zowel klanten als eigenaars zijn. Leden van onderlinge entiteiten verwachten doorgaans voordelen te ontvangen voor hun lidmaatschap, vaak in de vorm van verlaagde kosten voor goederen en diensten of klandiziedividenden. Het deel van de klandiziedividenden dat aan elk lid wordt toegekend, is vaak gebaseerd op de omzet van het lid met de onderlinge entiteit tijdens het jaar. |
B49 |
Bij de waardering van een onderlinge entiteit tegen reële waarde moet rekening worden gehouden met de veronderstellingen van marktdeelnemers omtrent toekomstige voordelen voor leden evenals andere relevante veronderstellingen van marktdeelnemers omtrent de onderlinge entiteit. Er kan bijvoorbeeld een model voor het schatten van de kasstromen worden gebruikt om de reële waarde van een onderlinge entiteit te bepalen. De kasstromen die in het model worden ingevoerd, moeten worden gebaseerd op de verwachte kasstromen van de onderlinge entiteit, die meestal verlagingen voor ledenvoordelen weerspiegelen, zoals verlaagde kosten voor goederen en diensten. |
BEPALING VAN WAT DEEL UITMAAKT VAN DE BEDRIJFSCOMBINATIE (TOEPASSING VAN ALINEA’S 51 EN 52)
B50 |
De overnemende partij moet rekening houden met de volgende factoren, die elkaar niet uitsluiten noch individueel doorslaggevend zijn, om vast te stellen of een transactie deel uitmaakt van de ruil voor de overgenomen partij dan wel of de transactie losstaat van de bedrijfscombinatie:
|
Effectieve afwikkeling van een bestaande relatie tussen de overnemende partij en overgenomen partij in een bedrijfscombinatie (toepassing van alinea 52(a))
B51 |
Mogelijk hebben de overnemende partij en de overgenomen partij een relatie die reeds bestond voordat ze een bedrijfscombinatie overwogen, hierna een „bestaande relatie” genoemd. Een bestaande relatie tussen de overnemende en overgenomen partij kan contractueel (bijvoorbeeld verkoper en klant of licentiegever en licentienemer) of niet-contractueel (bijvoorbeeld eiser en gedaagde) zijn. |
B52 |
Als de bedrijfscombinatie in feite een bestaande relatie afwikkelt, neemt de overnemende partij een winst of verlies op, waarvan de waarde als volgt wordt bepaald:
Het bedrag van de opgenomen winst of het opgenomen verlies kan ten dele afhangen van de vraag of de overnemende partij voorheen een gerelateerd actief of een gerelateerde verplichting had opgenomen, en bijgevolg kan de gerapporteerde winst of het gerapporteerde verlies verschillen van het bedrag dat door toepassing van de bovenvermelde vereisten is berekend. |
B53 |
Een bestaande relatie kan een contract zijn dat de overnemende partij als een herworven recht opneemt. Als het contract voorwaarden bevat die gunstig of ongunstig zijn in vergelijking met de prijzen voor actuele markttransacties voor dezelfde of soortgelijke items, neemt de overnemende partij afzonderlijk van de bedrijfscombinatie een winst of verlies voor de effectieve afwikkeling van het contract op, gewaardeerd in overeenstemming met alinea B52. |
Regelingen voor voorwaardelijke betalingen aan werknemers of verkopende aandeelhouders (toepassing van alinea 52(b))
B54 |
Of regelingen voor voorwaardelijke betalingen aan werknemers of verkopende aandeelhouders een voorwaardelijke vergoeding in de bedrijfscombinatie of afzonderlijke transacties zijn, is afhankelijk van de aard van de regelingen. Als men weet waarom de overnameovereenkomst een clausule voor voorwaardelijke betalingen bevat, van wie de regeling uitging en wanneer de partijen de regeling hebben afgesloten, kan dit nuttig zijn om de aard van de regeling te beoordelen. |
B55 |
Als het niet duidelijk is of een regeling voor betalingen aan werknemers of verkopende aandeelhouders deel uitmaakt van de ruil voor de overgenomen partij dan wel een transactie is die losstaat van de bedrijfscombinatie, moet de overnemende partij rekening houden met de volgende aanwijzingen:
|
Ruil van beloningen in de vorm van op aandelen van de overnemende partij gebaseerde betalingen voor beloningen in handen van werknemers van de overgenomen partij (toepassing van alinea 52(b))
B56 |
Een overnemende partij kan haar beloningen in de vorm van op aandelen gebaseerde betalingen (vervangingsbeloningen) ruilen voor beloningen die in handen zijn van werknemers van de overgenomen partij. Een ruil van aandelenopties of andere beloningen in de vorm van op aandelen gebaseerde betalingen in samenhang met een bedrijfscombinatie wordt administratief verwerkt als een wijziging van beloningen in de vorm van op aandelen gebaseerde betalingen in overeenstemming met IFRS 2 Op aandelen gebaseerde betalingen. Als de overnemende partij verplicht is de beloningen van de overgenomen partij te vervangen, moeten de op de marktwaarde gebaseerde waarderingen van de vervangingsbeloningen van de overnemende partij alle of gedeeltelijk worden opgenomen in de waardering van de in de bedrijfscombinatie overgedragen vergoeding. De overnemende partij is verplicht om de beloningen van de overgenomen partij te vervangen als de overgenomen partij of haar werknemers de vervanging kunnen afdwingen. In het kader van de toepassing van deze vereiste is de overnemende partij bijvoorbeeld verplicht om de beloningen van de overgenomen partij te vervangen indien dit vereist is op grond van:
In bepaalde gevallen kunnen beloningen van de overgenomen partij vervallen als gevolg van een bedrijfscombinatie. Als de overnemende partij deze beloningen vervangt, ook al is hij niet daartoe verplicht, moeten alle op de marktwaarde gebaseerde waarderingen van de vervangingsbeloningen worden opgenomen als beloningskosten in de jaarrekening na de bedrijfscombinatie. Met andere woorden, geen van de op de marktwaarde gebaseerde waarderingen van deze beloningen mag worden opgenomen in de waardering van de in de bedrijfscombinatie overgedragen vergoeding. |
B57 |
Om te bepalen welk deel van een vervangingsbeloning deel uitmaakt van de voor de overgenomen partij overgedragen vergoeding en welk deel een beloning voor na de bedrijfscombinatie geleverde diensten is, moet de overnemende partij zowel de door haar toegekende vervangingsbeloningen als de beloningen van de overgenomen partij per de overnamedatum waarderen in overeenstemming met IFRS 2. Het deel van de op de marktwaarde gebaseerde waardering van de vervangingsbeloning dat deel uitmaakt van de vergoeding die in ruil voor de overgenomen partij is overgedragen, is gelijk aan het deel van de beloning van de overgenomen partij dat kan worden toegerekend aan diensten die vóór de bedrijfscombinatie werden geleverd. |
B58 |
Het deel van de vervangingsbeloning dat kan worden toegerekend aan diensten die vóór de bedrijfscombinatie werden geleverd, is de op de marktwaarde gebaseerde waardering van de beloning van de overgenomen partij vermenigvuldigd met de verhouding tussen enerzijds het deel van de verstreken wachtperiode en anderzijds de totale wachtperiode of, indien langer, de oorspronkelijke wachtperiode van de beloning van de overgenomen partij. De wachtperiode is de periode gedurende welke alle gespecificeerde voorwaarden voor onvoorwaardelijke toezegging moeten worden vervuld. De voorwaarden voor onvoorwaardelijke toezegging worden gedefinieerd in IFRS 2. |
B59 |
Het deel van een niet onvoorwaardelijk toegezegde vervangingsbeloning dat toerekenbaar is aan na de bedrijfscombinatie geleverde diensten, en dat dus in de jaarrekening na de bedrijfscombinatie wordt opgenomen als beloningskosten, is gelijk aan de totale op de marktwaarde gebaseerde waardering van de vervangingsbeloning min het bedrag toegerekend aan de diensten die vóór de bedrijfscombinatie werden geleverd. Derhalve rekent de overnemende partij het bedrag waarmee de op de marktwaarde gebaseerde waardering van de vervangingsbeloning de op de marktwaarde gebaseerde waardering van de beloning van de overgenomen partij overschrijdt, toe aan na de bedrijfscombinatie geleverde diensten, en neemt ze dat bedrag als beloningskosten op in de jaarrekening na de bedrijfscombinatie. De overnemende partij moet een deel van een vervangingsbeloning toerekenen aan na de bedrijfscombinatie geleverde diensten als ze die diensten nodig heeft, ongeacht of werknemers alle diensten hebben geleverd die vereist waren voor de onvoorwaardelijke toezegging van hun beloningen van de overgenomen partij vóór de overnamedatum. |
B60 |
Het deel van een niet onvoorwaardelijk toegezegde vervangingsbeloning dat toerekenbaar is aan vóór de bedrijfscombinatie geleverde diensten, alsook het deel dat toerekenbaar is aan na de bedrijfscombinatie geleverde diensten, moet de best mogelijke schatting weerspiegelen van het aantal vervangingsbeloningen dat naar verwachting onvoorwaardelijk zal worden. Als bijvoorbeeld de op de marktwaarde gebaseerde waardering van het deel van een vervangingsbeloning dat is toegerekend aan vóór de bedrijfscombinatie geleverde diensten 100 munteenheden bedraagt en de overnemende partij verwacht dat slechts 95 procent van de beloning onvoorwaardelijk zal worden, is het bedrag dat wordt opgenomen in de vergoeding die in de bedrijfscombinatie werd overgedragen 95 munteenheden. Wijzigingen in het geschatte aantal vervangingsbeloningen dat naar verwachting onvoorwaardelijk zal worden, worden weerspiegeld in de beloningskosten voor de perioden waarin de wijzigingen zich voordoen of de beloningen vervallen - niet als aanpassingen aan de in de bedrijfscombinatie overgedragen vergoeding. Zo ook worden de gevolgen van andere gebeurtenissen, zoals wijzigingen of het uiteindelijke resultaat van beloningen met prestatiegerelateerde voorwaarden, die zich na de overnamedatum voordoen, administratief verwerkt in overeenstemming met IFRS 2 bij het bepalen van de beloningskosten voor de periode waarin een gebeurtenis plaatsvindt. |
B61 |
Dezelfde vereisten voor het bepalen van de delen van een vervangingsbeloning die toerekenbaar zijn aan vóór en na de bedrijfscombinatie geleverde diensten gelden ongeacht of een vervangingsbeloning als een verplichting dan wel als een eigen-vermogensinstrument wordt geclassificeerd in overeenstemming met de bepalingen van IFRS 2. Alle wijzigingen in de op de marktwaarde gebaseerde waardering van als verplichtingen geclassificeerde beloningen na de overnamedatum en de daarmee verband houdende fiscale gevolgen worden in de jaarrekening van de overnemende partij na de bedrijfscombinatie opgenomen in de periode(n) waarin de wijzigingen zich voordoen. |
B62 |
De fiscale gevolgen van vervangingsbeloningen van op aandelen gebaseerde betalingen moeten worden opgenomen in overeenstemming met de bepalingen van IAS 12 Winstbelastingen. |
ANDERE IFRSS DIE LEIDRADEN VERSCHAFFEN VOOR WAARDERING EN ADMINISTRATIEVE VERWERKING NA EERSTE OPNAME (TOEPASSING VAN ALINEA 54)
B63 |
Leidraden voor hoe in een bedrijfscombinatie verworven activa en overgenomen of aangegane verplichtingen na eerste opname moeten worden gewaardeerd en administratief moeten worden verwerkt, zijn bijvoorbeeld ook te vinden in de volgende IFRSs:
|
INFORMATIEVERSCHAFFING (TOEPASSING VAN ALINEA’S 59 EN 61)
B64 |
Om de doelstelling in alinea 59 te realiseren, moet de overnemende partij de volgende informatie verstrekken voor elke bedrijfscombinatie die tijdens de verslagperiode plaatsvindt.
|
B65 |
Voor bedrijfscombinaties die tijdens de verslagperiode plaatsvinden en die afzonderlijk niet maar gezamenlijk wel van materieel belang zijn, moet de overnemende partij de totalen vermelden van de informatie die op grond van alinea B64(e) tot en met (q) moet worden verstrekt. |
B66 |
Als de overnamedatum van een bedrijfscombinatie na het einde van de verslagperiode ligt maar vóór de datum waarop de jaarrekening wordt goedgekeurd voor publicatie, moet de overnemende partij de door alinea B64 vereiste informatie verstrekken, tenzij de eerste administratieve verwerking van de bedrijfscombinatie nog niet voltooid is op het moment dat de jaarrekening wordt goedgekeurd voor publicatie. In dat geval moet de overnemende partij beschrijven welke informatie niet kon worden verstrekt en de redenen waarom dat niet mogelijk was. |
B67 |
Om de doelstelling in alinea 61 te realiseren, moet de overnemende partij de volgende informatie verstrekken voor elke materiële bedrijfscombinatie of in het totaal voor bedrijfscombinaties die afzonderlijk niet maar gezamenlijk wel van materieel belang zijn:
|
OVERGANGSBEPALINGEN VOOR BEDRIJFSCOMBINATIES WAARBIJ ALLEEN ONDERLINGE ENTITEITEN BETROKKEN ZIJN OF DIE ENKEL OP BASIS VAN EEN CONTRACT TOT STAND KOMEN (TOEPASSING VAN ALINEA 66)
B68 |
Alinea 64 bepaalt dat deze IFRS prospectief van toepassing is op bedrijfscombinaties waarvoor de overnamedatum valt op of na het begin van de eerste jaarlijkse verslagperiode die op of na 1 juli 2009 aanvangt. Eerdere toepassing is toegestaan. Entiteiten moeten deze IFRS echter alleen toepassen aan het begin van een jaarlijkse verslagperiode die op of na 30 juni 2007 aanvangt. Als een entiteit deze IFRS vóór zijn ingangsdatum toepast, moet zij dit feit vermelden en moet zij tezelfdertijd IAS 27 (door de International Accounting Standards Board herziene versie van 2008) toepassen. |
B69 |
De vereiste om deze IFRS prospectief toe te passen, heeft het volgende gevolg voor een bedrijfscombinatie waarbij alleen onderlinge entiteiten betrokken zijn of die enkel op basis van een contract tot stand komt als de overnamedatum voor die bedrijfscombinatie vóór de toepassing van deze IFRS ligt:
|
Bijlage C
Wijzigingen in andere IFRSs
De wijzigingen in deze bijlage moeten worden toegepast op jaarlijkse verslagperioden die op of na 1 juli 2009 aanvangen. Als een entiteit deze IFRS op een eerdere periode toepast, moet zij ook deze wijzigingen op die eerdere periode toepassen.
IFRS 1 EERSTE TOEPASSING VAN INTERNATIONAL FINANCIAL REPORTING STANDARDS
C1 |
IFRS 1 wordt gewijzigd zoals hieronder beschreven. Alinea 14 wordt als volgt gewijzigd:
Alinea 47I wordt toegevoegd en luidt als volgt:
In bijlage B worden de alinea’s B1, B2(f) en B2(g) als volgt gewijzigd:
|
IFRS 2 OP AANDELEN GEBASEERDE BETALINGEN
C2 |
IFRS 2 wordt gewijzigd zoals hieronder beschreven. Alinea 5 wordt als volgt gewijzigd:
Alinea 61 wordt toegevoegd en luidt als volgt:
|
IFRS 7 FINANCIËLE INSTRUMENTEN: INFORMATIEVERSCHAFFING
C3 |
IFRS 7 wordt gewijzigd zoals hieronder beschreven. Alinea 3(c) is verwijderd. Alinea 44B wordt toegevoegd. Deze alinea luidt als volgt:
|
IAS 12 WINSTBELASTINGEN
C4 |
IAS 12 wordt gewijzigd zoals hieronder beschreven. De derde alinea onder „Doel” wordt als volgt gewijzigd: „Doel Het doel van deze standaard is … Zo heeft ook de opname van uitgestelde belastingvorderingen en -verplichtingen in een bedrijfscombinatie invloed op het bedrag van goodwill die voortvloeit uit die bedrijfscombinatie of het bedrag van de opgenomen winst uit een voordelige koop.” Alinea’s 18, 19, 21 tot en met 22 en 26 worden als volgt gewijzigd:
Bedrijfscombinaties
Goodwill
Eerste opname van een actief of verplichting
Na alinea 31 worden een nieuwe koptekst en een nieuwe alinea 32A toegevoegd. Deze luiden als volgt:
Goodwill
Alinea’s 66 tot en met 68 worden als volgt gewijzigd: „Uitgestelde belastingen die voortvloeien uit een bedrijfscombinatie
Het voorbeeld na alinea 68 wordt verwijderd. Alinea 81 wordt als volgt gewijzigd:
Alinea’s 93 tot en met 95 worden toegevoegd en luiden als volgt:
|
IAS 16 MATERIËLE VASTE ACTIVA
C5 |
In IAS 16 wordt alinea 44 als volgt gewijzigd:
Alinea 81C wordt toegevoegd en luidt als volgt:
|
IAS 28 INVESTERINGEN IN GEASSOCIEERDE DEELNEMINGEN
C6 |
In IAS 28 wordt alinea 23 als volgt gewijzigd:
|
IAS 32 FINANCIËLE INSTRUMENTEN: PRESENTATIE
C7 |
IAS 32 wordt gewijzigd zoals hieronder beschreven. Alinea 4(c) is verwijderd. Alinea 97B wordt toegevoegd. Deze alinea luidt als volgt:
|
IAS 33 WINST PER AANDEEL
C8 |
In IAS 33 wordt alinea 22 als volgt gewijzigd:
|
IAS 34 TUSSENTIJDSE FINANCIËLE VERSLAGGEVING
C9 |
IAS 34 wordt gewijzigd zoals hieronder beschreven. Alinea 16(i) wordt als volgt gewijzigd:
Alinea 48 wordt toegevoegd en luidt als volgt:
|
IAS 36 BIJZONDERE WAARDEVERMINDERING VAN ACTIVA
C10 |
IAS 36 wordt gewijzigd zoals hieronder beschreven. In alinea 6 wordt de definitie van de datum van overeenkomst verwijderd. Alinea 65 wordt als volgt gewijzigd:
Alinea’s 81 en 85 worden als volgt gewijzigd:
Na alinea 90 worden de koptekst en alinea’s 91 tot en met 95 verwijderd. Alinea 138 wordt verwijderd. Alinea 139 wordt als volgt gewijzigd:
Alinea 140B wordt toegevoegd. Deze alinea luidt als volgt:
Een nieuwe bijlage (Bijlage C) wordt toegevoegd zoals hieronder beschreven. Deze omvat de vereisten van de verwijderde alinea’s 91 tot en met 95. „Bijlage C Deze bijlage maakt integraal deel uit van de standaard. Onderzoek op bijzondere waardevermindering van kasstroomgenererende eenheden met goodwill en minderheidsbelangen
Toerekening van goodwill
Onderzoek op bijzondere waardevermindering
Toerekening van een bijzonder waardeverminderingsverlies
|
IAS 37 VOORZIENINGEN, VOORWAARDELIJKE VERPLICHTINGEN EN VOORWAARDELIJKE ACTIVA
C11 |
In IAS 37 wordt alinea 5 als volgt gewijzigd:
|
IAS 38 IMMATERIËLE ACTIVA
C12 |
IAS 38 wordt gewijzigd zoals hieronder beschreven. In alinea 8 wordt de definitie van de datum van overeenkomst verwijderd. Alinea’s 11, 12, 25, 33, 34 en 35 worden als volgt gewijzigd:
Waardering van de reële waarde van een in een bedrijfscombinatie verworven immaterieel actief
Alinea 38 wordt verwijderd. Alinea 68 wordt als volgt gewijzigd:
Alinea 94 wordt als volgt gewijzigd:
Alinea 115A wordt toegevoegd. Deze alinea luidt als volgt:
Alinea 129 wordt verwijderd. Alinea 130 wordt als volgt gewijzigd:
Alinea 130C wordt toegevoegd en luidt als volgt:
|
IAS 39 FINANCIËLE INSTRUMENTEN: OPNAME EN WAARDERING
C13 |
IAS 39 wordt gewijzigd zoals hieronder beschreven. Alinea 2(f) wordt verwijderd. Alinea 103D wordt toegevoegd en luidt als volgt:
|
IFRIC 9 HERBEOORDELING VAN IN CONTRACTEN BESLOTEN DERIVATEN
C14 |
Alinea 5 van IFRIC 9 wordt van de volgende voetnoot voorzien:
|
(1) IFRS 3 (door de International Accounting Standards Board herziene versie van 2008) behandelt de verwerving van contracten met daarin besloten derivaten in een bedrijfscombinatie.”
12.6.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 149/60 |
VERORDENING VAN DE COMMISSIE (EG) nr. 496/2009
van 11 juni 2009
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 872/2004 van de Raad inzake verdere restrictieve maatregelen ten aanzien van Liberia
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 872/2004 van de Raad inzake verdere restrictieve maatregelen ten aanzien van Liberia (1), en met name op artikel 11, punt a),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 872/2004 bevat een lijst van natuurlijke en rechtspersonen, lichamen en entiteiten waarvan de tegoeden en economische middelen overeenkomstig die verordening bevroren dienen te worden. |
(2) |
Het Sanctiecomité van de VN-Veiligheidsraad heeft op 12 mei 2009 besloten tot wijziging van de persoonsgegevens van één persoon wiens tegoeden en economische middelen dienen te worden bevroren. Bijlage I dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 872/2004 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 11 juni 2009.
Voor de Commissie
Eneko LANDÁBURU
Directeur-generaal Buitenlandse betrekkingen
(1) PB L 162 van 30.4.2004, blz. 32.
BIJLAGE
Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 872/2004 van de Raad wordt als volgt gewijzigd:
De vermelding „Edwin M., Snowe jr. Nationaliteit: Liberiaans. Paspoortnummer: a) OR/0056672-01, b) D/005072, c) D-00172 (ECOWAS-DPL paspoort, geldig van 7.8.2008 tot 6.7.2010). Overige informatie: directeur van Liberian Petroleum and Refining Corporation (LPRC). Datum van aanwijzing bedoeld in artikel 6, onder b): 10.9.2004” wordt vervangen door:
„Edwin M., Snowe jr. Adres: Elwa Road, Monrovia, Liberia. Geboortedatum: 11.2.1970. Geboorteplaats: Mano River, Grand Cape Mount, Liberia. Nationaliteit: Liberiaans. Paspoortnummer: geldid a) OR/0056672-01, b) D/005072, c) D005640 (diplomatiek paspoort), d) D-00172 (ECOWAS-DPL paspoort, gelidg van 7.8.2008 - 6.7.2010). Overige informatie: directeur van Liberian Petroleum and Refining Corporation (LPRC). Datum van aanwijzing bedoeld in artikel 6, onder b): 10.9.2004.”.
II Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is
BESLUITEN/BESCHIKKINGEN
Raad
12.6.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 149/62 |
BESCHIKKING VAN DE RAAD
van 25 mei 2009
tot intrekking van Richtlijn 83/515/EEG en van 11 achterhaalde beschikkingen en besluiten op het gebied van het gemeenschappelijk visserijbeleid
(2009/447/EG)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 37, juncto artikel 300, lid 2, en artikel 300, lid 3, eerste alinea,
Gelet op de Akte van Toetreding van 1985, en met name op artikel 167, lid 3, en artikel 354, lid 3,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Parlement,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Het transparanter maken van de communautaire regelgeving is een essentieel onderdeel van de strategie voor betere regelgeving die de communautaire instellingen ten uitvoer leggen. In deze context is het dienstig besluiten die geen reëel effect meer hebben, uit de actieve regelgeving te verwijderen. |
(2) |
De volgende richtlijn en de volgende beschikkingen en besluiten met betrekking tot het gemeenschappelijk visserijbeleid zijn achterhaald, hoewel zij formeel nog steeds van kracht zijn:
|
(3) |
Ter wille van de rechtszekerheid en de duidelijkheid moeten deze achterhaalde richtlijn en deze achterhaalde beschikkingen en besluiten worden ingetrokken, |
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:
Artikel 1
In te trekken richtlijn, beschikkingen en besluiten
Richtlijn 83/515/EEG, de Beschikkingen 89/631/EEG, 94/117/EG, 94/317/EG, 94/318/EG, 2001/382/EG, 2001/431/EG en 2004/662/EG, en de Besluiten 1999/386/EG, 2001/179/EG, 2004/890/EG en 2005/76/EG worden ingetrokken.
Artikel 2
Adressaten
Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 25 mei 2009.
Voor de Raad
De voorzitter
J. ŠEBESTA
(1) PB L 290 van 22.10.1983, blz. 15.
(2) PB L 223 van 15.8.2006, blz. 1.
(3) PB L 364 van 14.12.1989, blz. 64.
(4) PB L 54 van 25.2.1994, blz. 28.
(5) PB L 142 van 7.6.1994, blz. 30.
(6) PB L 142 van 7.6.1994, blz. 31.
(7) PB L 147 van 12.6.1999, blz. 23.
(8) PB L 66 van 8.3.2001, blz. 33.
(9) PB L 137 van 19.5.2001, blz. 25.
(10) PB L 154 van 9.6.2001, blz. 22.
(11) PB L 157 van 30.4.2004, blz. 114.
(12) PB L 302 van 29.9.2004, blz. 5.
(13) PB L 375 van 23.12.2004, blz. 27.
(14) PB L 29 van 2.2.2005, blz. 20.
12.6.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 149/64 |
BESLUIT VAN DE RAAD
van 28 mei 2009
tot wijziging van Besluit 1999/70/EG betreffende de externe accountants van de nationale centrale banken, met betrekking tot de externe accountant van De Nederlandsche Bank
(2009/448/EG)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Protocol betreffende de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, gehecht aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 27.1,
Gezien Aanbeveling ECB/2009/8 van de Europese Centrale Bank van 3 april 2009 aan de Raad van de Europese Unie betreffende de externe accountant van De Nederlandsche Bank (1),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De rekeningen van de Europese Centrale Bank (ECB) en de nationale centrale banken van het Eurosysteem moeten worden gecontroleerd door onafhankelijke externe accountants die op aanbeveling van de raad van bestuur van de ECB zijn aanvaard door de Raad van de Europese Unie. |
(2) |
Op 12 juli 2005 is Josephus Andreas Nijhuis, registeraccountant en voorzitter van de Raad van Bestuur van PricewaterhouseCoopers Accountants N.V. (PWC), op persoonlijke titel met ingang van het boekjaar 2005 als externe accountant van De Nederlandsche Bank voor een onbepaalde tijd benoemd, met dien verstande dat de benoeming elk jaar dient te worden bevestigd. |
(3) |
Aangezien de heer Nijhuis met ingang van 1 oktober 2008 bij PWC ontslag heeft genomen, dient een nieuwe accountant te worden benoemd. |
(4) |
De Nederlandsche Bank heeft PricewaterhouseCoopers Accountants N.V. geselecteerd als haar externe account voor de boekjaren 2008 tot en met 2011. |
(5) |
De raad van bestuur van de ECB heeft aanbevolen om PricewaterhouseCoopers Accountants N.V. te benoemen als externe accountant van De Nederlandsche Bank voor de boekjaren 2008 tot en met 2011. |
(6) |
Het is dienstig de aanbeveling van de raad van bestuur van de ECB op te volgen en Besluit 1999/70/EG (2) dienovereenkomstig aan te passen, |
BESLUIT:
Artikel 1
Artikel 1, lid 8, van Besluit 1999/70/EG wordt vervangen door:
„8. PricewaterhouseCoopers Accountants N.V. wordt aanvaard als externe account van De Nederlandsche Bank voor de boekjaren 2008 tot en met 2011.”.
Artikel 2
De ECB wordt in kennis gesteld van dit besluit.
Artikel 3
Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 28 mei 2009.
Voor de Raad
De voorzitter
V. TOŠOVSKÝ
(1) PB C 93 van 22.4.2009, blz. 1.
(2) PB L 22 van 29.1.1999, blz. 69.
Commissie
12.6.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 149/65 |
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE
van 13 mei 2009
inzake de selectie van exploitanten van pan-Europese systemen die mobiele satellietdiensten (MSS) aanbieden
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 3746)
(2009/449/EG)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Beschikking nr. 626/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 juni 2008 inzake de selectie en machtiging van systemen die mobiele satellietdiensten (MSS) leveren (1), en met name op artikel 5,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Om de ontwikkeling van een concurrerende interne markt voor mobiele satellietdiensten (MSS) in de hele Gemeenschap te vergemakkelijken en te zorgen voor een geleidelijke dekking in alle lidstaten, is bij Beschikking nr. 626/2008/EG een communautaire procedure in het leven geroepen voor de gemeenschappelijke selectie van exploitanten van mobiele satellietdiensten die gebruikmaken van de 2 GHz-frequentie welke overeenkomstig Beschikking 2007/98/EG van de Commissie (2) radiospectrum van 1 980 tot 2 010 MHz voor aarde-ruimtecommunicatie en van 2 170 tot 2 200 MHz voor ruimte-aardecommunicatie omvat. |
(2) |
Op 7 augustus 2008 (3) publiceerde de Commissie een oproep tot het indienen van aanvragen voor pan-Europese systemen die mobiele satellietdiensten (MSS) aanbieden (2008/C 201/03). De uiterste termijn voor het indienen van aanvragen werd vastgesteld op 7 oktober 2008. |
(3) |
Binnen deze termijn werden voorstellen ontvangen van ICO Satellite Limited, Inmarsat Ventures Limited, Solaris Mobile Limited en TerreStar Europe Limited. |
(4) |
Op 24 oktober 2008 werden verzoeken om aanvullende informatie betreffende het vervullen van de ontvankelijkheidseisen verstuurd naar ICO Satellite Limited, Inmarsat Ventures Limited en TerreStar Europe Limited. Alle drie kandidaten hebben hierop vóór 7 november 2008 gereageerd. |
(5) |
Bij Besluit C(2008) 8123 van 11 december 2008 over de ontvankelijkheid van aanvragen die waren ingediend naar aanleiding van de oproep tot het indienen van aanvragen voor pan-Europese systemen die mobiele satellietdiensten aanbieden (MSS) (2008/C 201/03), heeft de Commissie besloten dat de vier ingediende aanvragen, respectievelijk door ICO Satellite Limited, Inmarsat Ventures Limited, Solaris Mobile Limited en TerreStar Europe Limited, ontvankelijk waren. Het besluit werd de kandidaten onmiddellijk meegedeeld en de lijst van ontvankelijke aanvragers werd bekendgemaakt op de website van de Commissie (4). |
(6) |
ICO Satellite Limited, Inmarsat Ventures Limited en TerreStar Europe Limited verstrekten, uiterlijk 80 werkdagen nadat zij hun aanvraag hadden ingediend (vóór 6 februari 2009), overeenkomstig de bijlage bij Beschikking nr. 626/2008/EG, informatie bij hun voorstel over de voltooiing van de kritische ontwerpevaluatie. |
(7) |
TerreStar Europe Limited en ICO Satellite Limited verstrekten bovendien correspondentie met extra informatie over de technische of operationele inhoud van de aanvraag, echter na de uiterste termijn voor het indienen van de aanvraag en van informatie met betrekking tot de voltooiing van de kritische ontwerpevaluatie, zodat hiermee geen rekening kon worden gehouden. |
(8) |
In de eerste selectiefase moet de Commissie binnen 40 werkdagen na de publicatie van de lijst van ontvankelijke aanvragers nagaan of de aanvragers het vereiste technische en commerciële ontwikkelingsniveau van hun respectieve mobiele satellietsystemen hebben aangetoond. Bij een dergelijke beoordeling moet worden uitgegaan van de succesvolle voltooiing van mijlpalen één tot en met vijf die in de bijlage bij Beschikking nr. 626/2008/EG zijn vermeld. Met de geloofwaardigheid van de aanvragers en de levensvatbaarheid van de voorgestelde mobiele satellietsystemen dient gedurende de eerste selectiefase rekening te worden gehouden. |
(9) |
Om de uitvoering van de vergelijkende selectieprocedure te vergemakkelijken en de Commissie bij te staan bij het voorbereiden van besluiten in verband met de selectieprocedure, werd een werkgroep van het Comité communicatie opgericht inzake de vergelijkende selectieprocedure voor pan-Europese systemen die mobiele satellietdiensten (MSS) aanbieden. |
(10) |
Voor de analyse en evaluatie in de eerste selectiefase won de Commissie advies in en vroeg zij bijstand van externe deskundigen die waren gekozen aan de hand van een op concurrentie gebaseerde aanbesteding, op basis van hun deskundigheid en hoge mate van onafhankelijkheid en onpartijdigheid. |
(11) |
Na een uitvoerige analyse en uitgebreid overleg in verschillende bijeenkomsten, stelden de deskundigen een samenvattend verslag op met conclusies over de voltooiing van de mijlpalen, dat werd ingediend bij de Commissie. |
(12) |
De conclusies van de eerste evaluatiefase door de externe deskundigen werden besproken door de deskundigen van de lidstaten in het kader van de werkgroep van het Comité communicatie inzake de vergelijkende selectieprocedure voor pan-Europese systemen die mobiele satellietdiensten (MSS) aanbieden. Het resultaat van deze besprekingen werd voorgelegd aan en besproken in het Comité communicatie. |
(13) |
De Commissie hield bij de beoordeling in de eerste selectiefase rekening met het samenvattend verslag van de externe deskundigen en met het advies van de deskundigen van de lidstaten zoals geformuleerd in de werkgroep inzake de vergelijkende selectieprocedure voor pan-Europese systemen die mobiele satellietdiensten (MSS) aanbieden. |
(14) |
Het resultaat van de beoordeling van de Commissie is dat Inmarsat Ventures Limited en Solaris Mobile Limited hebben aangetoond te beschikken over de vereiste technische en commerciële ontwikkeling voor hun respectieve mobiele satellietsystemen en als ontvankelijke aanvragers moeten worden beschouwd, terwijl ICO Satellite Limited en TerreStar Europe Limited dit niet konden aantonen voor hun respectieve satellietsystemen en derhalve niet als ontvankelijke aanvragers moeten worden beschouwd. |
(15) |
Mijlpaal één „Indiening van een coördinatieverzoek bij de Internationale Telecommunicatie-Unie (ITU)” houdt in dat de aanvrager het bewijs levert dat de administratie die verantwoordelijk is voor de registratie bij de ITU van een mobiel satellietsysteem voor het aanbieden van commerciële MSS binnen het grondgebied van de lidstaten, de relevante informatie van bijlage 4 van het radioreglement van de ITU heeft overgelegd. Alle vier aanvragen konden dit bewijs duidelijk leveren, zodat de Commissie van mening is dat alle vier aanvragers deze mijlpaal met succes hebben voltooid. |
(16) |
Mijlpaal twee „Fabricage van de satellieten” vereist dat de aanvrager het bewijs levert dat er een bindende overeenkomst bestaat voor de fabricage van zijn satellieten die nodig zijn voor de aanbieding van commerciële MSS op het grondgebied van de lidstaten. In het document moeten de fabricagemijlpalen worden aangegeven die leiden tot de voltooiing van de fabricage van de satellieten welke nodig zijn voor het aanbieden van commerciële MSS. Het document moet worden ondertekend door de aanvrager en de onderneming die de satellieten fabriceert. De aanvragen van Inmarsat Ventures Limited en Solaris Mobile Limited werden gestaafd met duidelijke bewijsstukken, zodat de Commissie van oordeel is dat deze aanvragers de mijlpaal met succes hebben voltooid. |
(17) |
Mijlpaal drie „Overeenkomst voor de lancering van de satellieten” vereist dat de aanvrager het bewijs levert dat er een bindende overeenkomst bestaat voor de lancering van het minimumaantal satellieten dat nodig is voor het ononderbroken aanbieden van een commerciële MSS op het grondgebied van de lidstaten. In het document moeten de lanceringsdata en -diensten, alsmede de contractbepalingen en -voorwaarden met betrekking tot schadevergoeding worden aangegeven. Het document moet worden ondertekend door de exploitant van het mobiele satellietsysteem en de onderneming die de satellieten lanceert. Alle vier aanvragen werden gestaafd met duidelijke bewijsstukken, zodat de Commissie van oordeel is dat deze vier aanvragers de mijlpaal met succes hebben voltooid. |
(18) |
Mijlpaal vier „Gateway-grondstations” vereist dat de aanvrager het bewijs levert dat er een bindende overeenkomst bestaat voor de bouw en installatie van Gateway-grondstations die zullen worden gebruikt voor het aanbieden van commerciële MSS op het grondgebied van de lidstaten. Alle vier aanvragen werden gestaafd met duidelijke bewijsstukken, zodat de Commissie van oordeel is dat deze vier aanvragers de mijlpaal met succes hebben voltooid. |
(19) |
Mijlpaal vijf „Voltooiing van de kritische ontwerpevaluatie” („Critical Design Review”). De kritische ontwerpevaluatie is het moment in het implementatieproces van het ruimteschip waarop de ontwerp- en ontwikkelingsfase eindigt en de fabricagefase begint. De mijlpaal vereist dat het bewijs van de afronding, uiterlijk 80 werkdagen na de indiening van de aanvraag, van de kritische ontwerpevaluatie, overeenkomstig de constructiemijlpalen in de overeenkomst voor de satellietfabricage. Het desbetreffende document, waarin de datum van voltooiing van de kritische ontwerpevaluatie vermeld staat, moet worden ondertekend door de onderneming die de satellieten fabriceert. De aanvragen van ICO Satellite Limited, Inmarsat Ventures Limited en Solaris Mobile Limited werden gestaafd met duidelijke bewijsstukken, zodat de Commissie van oordeel is dat deze aanvragers de mijlpaal met succes hebben voltooid. |
(20) |
Omdat contractuele documenten en recente bewijsstukken voor de bouwmijlpaal tot de afronding van de productie van de voor commerciële MSS vereiste satellieten ontbraken, kwam de Commissie wat mijlpaal twee betreft, […] (5). […] (5) overeenkomstig artikel 5, lid 1, van Beschikking 626/2008/EG, tot de conclusie dat ICO Satellite Limited deze mijlpaal niet met succes had voltooid. |
(21) |
[…] (5). De tegenstrijdigheden in de informatie die was ingediend bij de aanvraag en de informatie met betrekking tot de kritische ontwerpevaluatie en het gebrek aan duidelijke bewijsstukken van de afronding van de kritische ontwerpevaluatie voor de satelliet waarnaar werd verwezen in het contract voor de bouw van de satelliet, zoals opgenomen in de aanvraag, waren voor de Commissie aanleiding om overeenkomstig artikel 5, lid 1, van Beschikking nr. 626/2008/EG tot de conclusie te komen dat TerreStar Europe Limited mijlpaal vijf samen met mijlpaal twee niet met succes had voltooid. |
(22) |
Inmarsat Ventures Limited verzocht in zijn aanvraag om een frequentiebereik van 15 MHz voor aarde-ruimtecommunicatie en van 15 MHz voor ruimteaardecommunicatie. Solaris Mobile Limited vroeg in zijn aanvraag om een frequentiebereik van 15 MHz voor aarde-ruimtecommunicatie en van 15 MHz voor ruimteaardecommunicatie. |
(23) |
Omdat de totale vraag naar radiospectrum van Inmarsat Ventures Limited en Solaris Mobile Limited niet groter is dan de beschikbare hoeveelheid radiospectrum die krachtens artikel 1, lid 1, van Beschikking nr. 626/2008/EG is vastgesteld, moeten beide aanvragers overeenkomstig artikel 5, lid 2, van Beschikking nr. 626/2008/EG worden geselecteerd. |
(24) |
In het selectiebesluit dat op grond van de eerste selectiefase wordt genomen, moeten de relevante frequenties worden vastgesteld die elke geselecteerde aanvrager mag gebruiken, in overeenstemming met titel III van Beschikking nr. 626/2008/EG. |
(25) |
Deze frequenties moeten worden vastgesteld op basis van objectieve, transparante, niet-discriminerende en evenredige criteria. In dit verband geldt het beginsel van doelmatig beheer van radiofrequenties zoals dit is vervat in artikel 9 van Richtlijn 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronischecommunicatienetwerken en -diensten (kaderrichtlijn) (6). In overeenstemming met dit beginsel moeten de te gebruiken frequenties, tweemaal 30 MHz, worden gesplitst in aangrenzende subbanden van gelijke bandbreedte voor zowel de aarde-ruimtecommunicatie (uplink) als de ruimte-aardecommunicatie (downlink), om een zo efficiënt mogelijk gebruik van de subbanden mogelijk te maken. Het lagere subbandpaar moet dan bestaan uit 1 980-1 995 MHz voor aarde-ruimtecommunicatie (uplink) en 2 170-2 185 MHz voor ruimte-aardecommunicatie (downlink); het bovenste subbandpaar moet bestaan uit 1 995-2 010 MHz voor de uplink en 2 185-2 200 MHz voor de downlink. Overeenkomstig punt 4.4 van oproep tot het indienen van aanvragen 2008/C 201/03, heeft de Commissie rekening gehouden met de voorkeuren die de ontvankelijke aanvragers in hun aanvraag hebben vermeld. […] (5). |
(26) |
Geselecteerde aanvragers die de radiofrequenties niet wensen te gebruiken, moeten de Commissie binnen 30 werkdagen na de publicatie van de lijst van de geselecteerde aanvragers schriftelijk daarvan in kennis stellen. |
(27) |
Overeenkomstig artikel 7 van Beschikking nr. 626/2008/EG zorgen de lidstaten ervoor dat de geselecteerde aanvragers, overeenkomstig het tijdschema en het dekkingsgebied waartoe de aanvragers zich hebben verbonden, in overeenstemming met artikel 4, lid 1, onder c), en volgens het nationale en communautaire recht, het gebruiksrecht krijgen voor de specifieke radiofrequentie die is bepaald in het krachtens artikel 5, lid 2, of artikel 6, lid 3, vastgestelde besluit van de Commissie, alsmede het recht om een mobiel satellietsysteem te exploiteren. Zij stellen de geselecteerde aanvragers dienovereenkomstig van deze rechten in kennis. Beschikking nr. 626/2008/EG bepaalt tevens dat het recht om de specifieke toegewezen radiofrequenties te gebruiken de geselecteerde aanvragers zo spoedig mogelijk na selectie dient te worden verleend, overeenkomstig artikel 5, lid 3, van Richtlijn 2002/20/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronischecommunicatienetwerken en -diensten (kaderrichtlijn) (7). |
(28) |
De in deze beschikking vastgestelde maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité communicatie van 2 april 2009, |
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:
Artikel 1
Na de eerste selectiefase van de vergelijkende selectieprocedure overeenkomstig titel II van Beschikking nr. 626/2008/EG zijn ICO Satellite Limited en TerreStar Europe Limited geen ontvankelijke aanvragers.
Artikel 2
Na de eerste selectiefase van de vergelijkende selectieprocedure van titel II van Beschikking nr. 626/2008/EG zijn Inmarsat Ventures Limited en Solaris Mobile Limited ontvankelijke aanvragers.
Omdat de totale vraag naar radiospectrum aangevraagd door in aanmerking komende aanvragers die na de eerste selectiefase van de vergelijkende selectieprocedure van titel II van Beschikking nr. 626/2008/EG niet zijn afgewezen, niet groter is dan de beschikbare hoeveelheid radiospectrum die in artikel 1, lid 1, van Beschikking nr. 626/2008/EG is vastgesteld, worden Inmarsat Ventures Limited and Solaris Mobile Limited geselecteerd.
Artikel 3
De geselecteerde aanvragers krijgen een machtiging om de volgende frequenties in elke lidstaat te gebruiken overeenkomstig titel III van Beschikking nr. 626/2008/EG:
a) |
Inmarsat Ventures Limited: van 1 980 tot 1 995 MHz voor aarde-ruimtecommunicatie en van 2 170 tot 2 185 MHz voor ruimte-aardecommunicatie; |
b) |
Solaris Mobile Limited: van 1 995 tot 2 010 MHz voor aarde-ruimtecommunicatie en van 2 185 tot 2 200 MHz voor ruimte-aardecommunicatie. |
Artikel 4
De selectie van Inmarsat Ventures Limited en Solaris Mobile Limited en de in artikel 2 en 3 vastgestelde toewijzing van de desbetreffende frequentie aan de geselecteerde aanvragers geldt alleen indien de relevante aanvragers binnen 30 werkdagen na de publicatie van de lijst van geselecteerde aanvragers door de Commissie haar niet schriftelijk meedelen dat zij de vastgestelde radiofrequenties niet wensen te gebruiken.
Artikel 5
Deze beschikking is gericht tot:
1. |
de lidstaten en |
2. |
|
Gedaan te Brussel, 13 mei 2009.
Voor de Commissie
Viviane REDING
Lid van de Commissie
(1) PB L 172 van 2.7.2008, blz. 15.
(2) PB L 43 van 15.2.2007, blz. 32.
(3) PB C 201 van 7.8.2008, blz. 4.
(4) http://ec.europa.eu/information_society/policy/ecomm/current/pan_european/index_en.htm
(5) Delen van deze tekst zijn weggelaten om ervoor te zorgen dat geen vertrouwelijke informatie openbaar wordt gemaakt; deze zijn tussen vierkante haken gezet en met een asterisk gemarkeerd.
(6) PB L 108 van 24.4.2002, blz. 33.
(7) PB L 108 van 24.4.2002, blz. 21.
12.6.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 149/69 |
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE
van 8 juni 2009
betreffende de nadere interpretatie van de in bijlage I bij Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad genoemde luchtvaartactiviteiten
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 4293)
(Voor de EER relevante tekst)
(2009/450/EG)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (1), en met name op artikel 3 ter,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Richtlijn 2008/101/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG teneinde ook luchtvaartactiviteiten op te nemen in de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap (2) zijn luchtvaartactiviteiten opgenomen in de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap. |
(2) |
De definitie van luchtvaartactiviteiten en met name de vrijstellingen die zijn opgenomen in bijlage I bij Richtlijn 2003/87/EG zijn hoofdzakelijk gebaseerd op de vrijstellingen van Verordening (EG) nr. 1794/2006 van de Commissie van 6 december 2006 tot vaststelling van een gemeenschappelijk heffingenstelsel voor luchtvaartnavigatiediensten (3), welke vrijstellingen in overeenstemming zijn met die van het Eurocontrolsysteem voor routeheffingen. |
(3) |
Bijlage 2 bij de door de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO) aangenomen Procedures for Air Navigation Services — Air Traffic Management (4) beschrijft het model van het vluchtplanformulier van de ICAO en geeft instructies voor het invullen van dat formulier. Het vluchtplan kan worden gebruikt om vast te stellen welke vluchten onder de werkingssfeer van de communautaire regeling vallen. |
(4) |
De interpretatie van luchtvaartactiviteiten waarin deze beschikking voorziet, moet worden toegepast in overeenstemming met Beschikking 2007/589/EG van de Commissie van 18 juli 2007 tot vaststelling van richtsnoeren voor de monitoring en rapportage van de emissies van broeikasgassen overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (5). |
(5) |
De interpretatie van openbaredienstverplichtingen moet worden toegepast in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 1008/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 24 september 2008 inzake gemeenschappelijke regels voor de exploitatie van luchtdiensten in de Gemeenschap (herschikking) (6). |
(6) |
De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het in artikel 23 van Richtlijn 2003/87/EG bedoelde Comité klimaatverandering, |
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:
Artikel 1
De nadere interpretatie van in bijlage I bij Richtlijn 2003/87/EG genoemde luchtvaartactiviteiten is opgenomen in de bijlage bij deze beschikking.
Artikel 2
Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 8 juni 2009.
Voor de Commissie
Stavros DIMAS
Lid van de Commissie
(1) PB L 275 van 25.10.2003, blz. 32.
(2) PB L 8 van 13.1.2009, blz. 3.
(3) PB L 341 van 7.12.2006, blz. 3.
(4) PANS-ATM, Doc 4444.
(5) PB L 229 van 31.8.2007, blz. 1.
(6) PB L 293 van 31.10.2008, blz. 3.
BIJLAGE
Richtsnoeren betreffende de nadere interpretatie van de in bijlage I bij Richtlijn 2003/87/EG genoemde luchtvaartactiviteiten
1. DEFINITIE VAN LUCHTVAARTACTIVITEITEN
1. |
Onder „vlucht” wordt verstaan één vluchtsector, dat wil zeggen één vlucht of één van een reeks vluchten die begint op een parkeerplaats van het vliegtuig en eindigt op een parkeerplaats van het vliegtuig. |
2. |
Onder „luchtvaartterrein” wordt verstaan, een afgebakende zone op het land of op het water, met inbegrip van gebouwen, installaties en uitrusting, bestemd om geheel of gedeeltelijk te worden gebruikt voor de aankomst, het vertrek en het grondverkeer van vliegtuigen. |
3. |
Indien een vliegtuigexploitant een in bijlage I bij Richtlijn 2003/87/EG vermelde luchtvaartactiviteit verricht, valt hij onder de communautaire regeling, ongeacht of hij op de lijst staat van vliegtuigexploitanten die door de Commissie ingevolge artikel 18 bis, lid 3, van Richtlijn 2003/87/EG is gepubliceerd. |
2. INTERPRETATIE VAN DE VRIJSTELLINGEN
4. |
Onder de categorie activiteiten „luchtvaart” vermeldt bijlage I bij Richtlijn 2003/87/EG welk type vluchten van de communautaire regeling zijn vrijgesteld. |
2.1. Vrijstelling uit hoofde van a)
5. |
Deze vrijstelling dient te worden geïnterpreteerd overeenkomstig het exclusieve doel van de vlucht. |
6. |
Onder „directe familie” wordt uitsluitend verstaan, de echtgenoot, elke als gelijkwaardig aan de echtgenoot beschouwde partner, de kinderen en de ouders. |
7. |
Onder „ministers van de regering” wordt verstaan, de leden van de regering zoals vermeld in het staatsblad van het betrokken land. Leden van regionale of lokale regeringen van een land komen niet in aanmerking voor vrijstelling onder a). |
8. |
Onder „officiële dienstreis” wordt verstaan, een dienstreis waarbij de betrokkene in een officiële hoedanigheid optreedt. |
9. |
Veerdienstvluchten en positioneringsvluchten vallen niet onder deze vrijstelling. |
10. |
Vluchten die het Centraal Bureau voor routeheffingen van Eurocontrol als „S” heeft aangewezen voor de toepasselijkheid van de vrijstelling van routeheffingen (hierna „CRCO-vrijstellingscode”) worden geacht vluchten te zijn die uitsluitend worden uitgevoerd voor het vervoer, op officiële dienstreis, van een regerend vorst en zijn directe familie, staatshoofden, regeringsleiders en ministers van de regering, voor zover dit wordt bevestigd door een overeenkomstige statusindicator in het vluchtplan. |
2.2. Vrijstellingen uit hoofde van b)
2.2.1. Militaire vluchten
11. |
Onder „militaire vluchten” wordt verstaan, vluchten die rechtstreeks verband houden met het verrichten van militaire activiteiten. |
12. |
Militaire vluchten die worden uitgevoerd door civiele geregistreerde vliegtuigen vallen niet onder deze vrijstelling. Evenzo zijn civiele vluchten die door militaire vliegtuigen worden uitgevoerd niet vrijgesteld uit hoofde van b). |
13. |
Vluchten met CRCO-vrijstellingscode „M” of „X” worden geacht vrijgestelde militaire vluchten te zijn. |
2.2.2. Douane- en politievluchten
14. |
Zowel door civiele geregistreerde als door militaire vliegtuigen uitgevoerde douane- en politievluchten zijn vrijgesteld. |
15. |
Vluchten met CRCO-vrijstellingscode „P” worden geacht vrijgestelde douane- en politievluchten te zijn. |
2.3. Vrijstellingen uit hoofde van c)
16. |
In verband met de onderstaande vluchtcategorieën vallen veerdienstvluchten en positioneringsvluchten en vluchten tijdens welke uitsluitend rechtstreeks bij het verlenen van de gerelateerde diensten betrokken uitrusting en personeel worden vervoerd onder de vrijstelling. Verder wordt bij die vrijstellingen geen onderscheid gemaakt tussen met behulp van publieke en private middelen uitgevoerde vluchten. |
2.3.1. Vluchten in verband met opsporing en redding
17. |
Onder „vluchten in verband met opsporing en redding” wordt verstaan, vluchten tijdens welke opsporings- en reddingsdiensten worden verleend. Onder „opsporings- en reddingsdienst” wordt verstaan, de uitvoering van taken in verband met bewaking van noodsituaties, communicatie, coördinatie en opsporing en redding, eerste medische hulpverlening of medische evacuatie, met behulp van publieke en private middelen, met inbegrip van samenwerkende vliegtuigen, schepen en andere vaartuigen en installaties. |
18. |
Vluchten met CRCO-vrijstellingscode „R” en vluchten die in veld 18 van het vluchtplan als STS/SAR zijn aangeduid, worden geacht vrijgestelde opsporings- en reddingsvluchten te zijn. |
2.3.2. Vluchten in het kader van brandbestrijding
19. |
Onder „vluchten in het kader van brandbestrijding” wordt verstaan, vluchten die uitsluitend worden uitgevoerd om luchtbrandbestrijdingsdiensten te verlenen, dat wil zeggen het gebruik van vliegtuigen en andere luchtmiddelen om natuurbranden te bestrijden. |
20. |
Vluchten die in veld 18 van het vluchtplan als STS/FFR zijn aangeduid, worden geacht vrijgestelde vluchten in het kader van brandbestrijding te zijn. |
2.3.3. Humanitaire vluchten
21. |
Onder „humanitaire vluchten” wordt verstaan, uitsluitend voor humanitaire doeleinden uitgevoerde vluchten die bedoeld zijn om hulpverleningspersoneel en hulpgoederen zoals voedsel, kleding, onderdak, medische en andere goederen tijdens of na een noodsituatie en/of ramp te vervoeren en/of om personen uit een plaats waar hun leven of gezondheid door die noodsituatie en/of ramp wordt bedreigd te evacueren naar een toevluchtsoord in dezelfde staat of een andere staat die bereid is dergelijke personen op te vangen. |
22. |
Vluchten met CRCO-vrijstellingscode „H” en vluchten die in veld 18 van het vluchtplan als STS/HUM zijn aangeduid, worden geacht vrijgestelde humanitaire vluchten te zijn. |
2.3.4. Medische noodvluchten
23. |
Onder „medische noodvluchten” wordt verstaan, vluchten die uitsluitend tot doel hebben de verlening van medische noodhulp te vergemakkelijken, als onmiddellijk en snel vervoer essentieel is, door het vervoeren van medisch personeel, medische benodigdheden, met inbegrip van uitrusting, bloed, organen, geneesmiddelen, of zieken of gewonden en andere direct betrokkenen. |
24. |
Vluchten die in veld 18 van het vluchtplan als STS/MEDEVAC of STS/HOSP zijn aangeduid, worden geacht vrijgestelde medische noodvluchten te zijn. |
2.4. Vrijstelling uit hoofde van f)
25. |
Vluchten met CRCO-vrijstellingscode „T” en vluchten die in veld 18 van het vluchtplan als RMK/„Training flight” zijn aangeduid, worden geacht vrijgesteld te zijn uit hoofde van f). |
2.5. Vrijstellingen uit hoofde van g)
26. |
Met betrekking tot de onderstaande vluchtcategorieën vallen veerdienstvluchten en positioneringsvluchten niet onder de vrijstelling. |
2.5.1. Vluchten die uitsluitend worden uitgevoerd met het oog op wetenschappelijk onderzoek
27. |
Deze categorie stelt vluchten vrij die alleen tot doel hebben wetenschappelijk onderzoek uit te voeren. Het wetenschappelijk onderzoek moet gedeeltelijk of geheel tijdens de vlucht uitgevoerd worden, wil de vrijstelling van toepassing zijn. Het vervoer van wetenschappers of onderzoeksuitrusting is op zich niet voldoende voor de vrijstelling van een vlucht. |
2.5.2. Vluchten die uitsluitend worden uitgevoerd met het oog op het controleren, testen of certificeren van luchtvaartuigen of van grond- of boordapparatuur
28. |
Vluchten met CRCO-vrijstellingscode „N” en vluchten die in veld 18 van het vluchtplan als STS/FLTCK zijn aangeduid, worden geacht uit hoofde van g) vrijgestelde vluchten te zijn. |
2.6. Vrijstelling uit hoofde van i) (in het kader van openbaredienstverplichtingen uitgevoerde vluchten)
29. |
De vrijstelling van in het kader van openbaredienstverplichtingen (ODV) uitgevoerde vluchten binnen ultraperifere gebieden wordt geacht van toepassing te zijn op de in artikel 299, lid 2, van het EG-Verdrag genoemde gebieden en omvat uitsluitend ODV-vluchten binnen één ultraperifeer gebied en vluchten tussen twee ultraperifere gebieden. |
2.7. Vrijstelling uit hoofde van j) („de minimis-regel”)
30. |
Alle commerciële luchtvervoersondernemingen moeten uit hoofde van deel I van bijlage 6 bij het Verdrag van Chicago houder zijn van een bewijs luchtvaartexploitant (AOC). Exploitanten zonder dergelijk bewijs gelden niet als „commerciële luchtvervoersondernemingen”. |
31. |
Voor de toepassing van de de minimis-regel houdt het commercialiteitskenmerk verband met de exploitant en niet met de vluchten in kwestie. Dit houdt met name in dat de door een commerciële exploitant uitgevoerde vluchten in aanmerking worden genomen om te besluiten of die exploitant boven of onder de vrijstellingsdrempels valt, ook al worden die vluchten niet tegen vergoeding uitgevoerd. |
32. |
Alleen vluchten die vertrekken van of aankomen op een luchtvaartterrein dat gelegen is op het grondgebied van een lidstaat waarop het Verdrag van toepassing is, worden in aanmerking genomen om te besluiten of de vliegtuigexploitant boven of onder de vrijstellingsdrempels van de de minimis-regel valt. Uit hoofde van a)-j) vrijgestelde vluchten worden voor dezelfde doeleinden niet in aanmerking genomen. |
33. |
Vluchten die worden uitgevoerd door een commerciële vliegtuigexploitant die gedurende drie opeenvolgende periodes van vier maanden minder dan 243 vluchten per periode uitvoert, zijn vrijgesteld. De periodes van vier maanden zijn: januari tot april; mei tot augustus; september tot december. De lokale tijd van vertrek van de vlucht bepaalt welke periode van vier maanden in aanmerking worden genomen om te besluiten of de vliegtuigexploitant boven of onder de vrijstellingsdrempels van de de minimis-regel valt. |
34. |
Een commerciële exploitant die 243 vluchten of meer per periode uitvoert, valt gedurende het hele kalenderjaar waarin de drempel van 243 vluchten wordt bereikt of overschreden onder de communautaire regeling. |
35. |
Een commerciële exploitant die vluchten met een totale jaarlijkse emissie van 10 000 t of meer uitvoert, valt gedurende het kalenderjaar waarin de drempel van 10 000 t wordt bereikt of overschreden onder de communautaire regeling. |
12.6.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 149/73 |
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE
van 8 juni 2009
over het voornemen van het Verenigd Koninkrijk om deel te nemen aan Verordening (EG) nr. 4/2009 van de Raad betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen, en de samenwerking op het gebied van onderhoudsverplichtingen
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 4427)
(2009/451/EG)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 11 A,
Gezien de brief van het Verenigd Koninkrijk aan de Raad en de Commissie van 15 januari 2009,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 18 december 2008 heeft de Raad Verordening (EG) nr. 4/2009 betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen, en de samenwerking op het gebied van onderhoudsverplichtingen aangenomen (1). |
(2) |
Overeenkomstig artikel 1 van het Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, heeft het Verenigd Koninkrijk niet deelgenomen aan de aanneming van Verordening (EG) nr. 4/2009. |
(3) |
Krachtens artikel 4 van dat Protocol heeft het Verenigd Koninkrijk de Raad en de Commissie bij brief van 15 januari 2009, die door de Commissie werd ontvangen op 17 januari 2009, in kennis gesteld van zijn voornemen om Verordening (EG) nr. 4/2009 te aanvaarden. |
(4) |
Op 21 april 2009 heeft de Commissie een positief advies uitgebracht aan de Raad over het voornemen van het Verenigd Koninkrijk om Verordening (EG) nr. 4/2009 te aanvaarden, |
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:
Artikel 1
Verordening (EG) nr. 4/2009 is van toepassing op het Verenigd Koninkrijk overeenkomstig artikel 2.
Artikel 2
Verordening (EG) nr. 4/2009 treedt in het Verenigd Koninkrijk in werking op 1 juli 2009.
Artikel 2, lid 2, artikel 47, lid 3, en de artikelen 71, 72 en 73 van de verordening zijn van toepassing met ingang van 18 september 2010.
De andere bepalingen van de verordening zijn van toepassing met ingang van 18 juni 2011, mits op dat tijdstip het Haags protocol van 2007 inzake het recht dat van toepassing is op onderhoudsverplichtingen, in de Gemeenschap van toepassing is. Indien dit niet het geval is, is de verordening van toepassing met ingang van de datum waarop het genoemde protocol in de Gemeenschap van toepassing is.
Artikel 3
Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 8 juni 2009.
Voor de Commissie
Jacques BARROT
Vicevoorzitter
(1) PB L 7 van 10.1.2009, blz. 1.
12.6.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 149/74 |
BESLUIT VAN DE COMMISSIE
van 11 juni 2009
tot beëindiging van de antisubsidieprocedure betreffende de invoer van natriummetaal van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika
(2009/452/EG)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 2026/97 van de Raad van 6 oktober 1997 betreffende bescherming tegen invoer met subsidiëring uit landen die geen lid van de Europese Gemeenschap zijn (1) („de basisverordening”), en met name op artikel 14,
Na raadpleging van het Raadgevend Comité,
Overwegende hetgeen volgt:
1. PROCEDURE
1.1. Inleiding
(1) |
Op 23 juli 2008 heeft de Commissie met een bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie (2) („het bericht van inleiding”) een antisubsidieprocedure betreffende de invoer in de Gemeenschap van natrium in bulk van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika („de Verenigde Staten”), doorgaans aangegeven onder de GN-code ex 2805 11 00 („het betrokken product”), ingeleid. |
(2) |
De procedure werd ingeleid naar aanleiding van een klacht die op 10 juni 2008 door de enige communautaire producent, Métaux Spéciaux (MSSA SAS) („de klager”), werd ingediend. |
(3) |
Op 23 juli 2008 heeft de Commissie een antidumpingonderzoek betreffende de invoer van hetzelfde product van oorsprong uit de Verenigde Staten geopend (3). Dit onderzoek is beëindigd bij Besluit 2009/453/EG van de Commissie (4). |
1.2. Betrokken partijen en controlebezoeken
(4) |
Voorafgaand aan de inleiding van de procedure heeft de Commissie overeenkomstig artikel 10, lid 9, van Verordening (EG) nr. 2026/97 de vertegenwoordigers van de Verenigde Staten ervan in kennis gesteld dat zij een met bewijsmateriaal gestaafde klacht had ontvangen dat gesubsidieerd natrium in bulk van oorsprong uit de Verenigde Staten in de Gemeenschap werd ingevoerd en dat de bedrijfstak van de Gemeenschap hierdoor aanmerkelijke schade leed. De vertegenwoordigers van de Verenigde Staten werden voor overleg uitgenodigd om de situatie ten aanzien van de inhoud van de klacht op te helderen en om overeenstemming te bereiken over een oplossing. De vertegenwoordigers van de Verenigde Staten hebben deze uitnodiging aangenomen en het overleg heeft op 11 juli 2008 plaatsgevonden. Daarbij kon geen overeenstemming worden bereikt. Er is evenwel nota genomen van de opmerkingen die de vertegenwoordigers van de Verenigde Staten in verband met de beweringen in de klacht hebben gemaakt betreffende de mogelijkheid om ten aanzien van de beweerde subsidie compenserende maatregelen te nemen. |
(5) |
De Commissie heeft de klager, de enige haar bekende producent-exporteur in de Verenigde Staten, de importeurs en gebruikers van wie bekend was dat zij bij de kwestie betrokken zijn, en de vertegenwoordigers van de Verenigde Staten officieel van de inleiding van de procedure in kennis gesteld. De belanghebbenden konden binnen de in het bericht van inleiding vermelde termijn hun standpunt schriftelijk bekendmaken en verzoeken te worden gehoord. |
(6) |
De Commissie heeft aan alle bekende betrokken partijen vragenlijsten toegezonden en heeft van de vertegenwoordigers van de Verenigde Staten, van de enige producent-exporteur in de Verenigde Staten („de medewerkende producent-exporteur”), van de klager en van drie communautaire gebruikers antwoorden ontvangen. |
(7) |
De Commissie heeft alle gegevens die zij voor de vaststelling van subsidiëring, de schade als gevolg hiervan en het belang van de Gemeenschap nodig achtte, ingewonnen en gecontroleerd. |
(8) |
Er werd bij de volgende vertegenwoordiger van de Verenigde Staten ter plaatse een controle verricht:
|
(9) |
Er werd ook bij de volgende ondernemingen ter plaatse een controle verricht:
|
1.3. Onderzoektijdvak en beoordelingsperiode
(10) |
Het onderzoek naar subsidiëring en schade had betrekking op de periode van 1 juli 2007 tot en met 30 juni 2008 (het „onderzoektijdvak” of „OT”). Het onderzoek naar de ontwikkelingen die relevant zijn voor de schadebeoordeling, had betrekking op de periode van 1 januari 2005 tot het einde van het onderzoektijdvak („de beoordelingsperiode”). |
2. INTREKKING VAN DE KLACHT EN BEËINDIGING VAN DE PROCEDURE
(11) |
Per brief van 1 april 2009 aan de Commissie heeft de klager zijn klacht formeel ingetrokken. Volgens de klager werd de klacht ingetrokken naar aanleiding van gewijzigde omstandigheden. |
(12) |
Overeenkomstig artikel 14, lid 1, van de basisverordening kan de procedure worden beëindigd wanneer de klacht wordt ingetrokken, tenzij die beëindiging niet het belang van de Gemeenschap dient. |
(13) |
De Commissie is van oordeel dat deze procedure moet worden beëindigd omdat het onderzoek niet heeft uitgewezen dat dit niet het belang van de Gemeenschap dient. De belanghebbenden werden hiervan in kennis gesteld en in de gelegenheid gesteld opmerkingen te maken. Er zijn echter geen opmerkingen ontvangen waaruit blijkt dat beëindiging van de procedure niet het belang van de Gemeenschap zou dienen. |
(14) |
De Commissie is dan ook tot de conclusie gekomen dat de antisubsidieprocedure betreffende de invoer in de Gemeenschap van natrium in bulk van oorsprong uit de Verenigde Staten moet worden beëindigd zonder dat compenserende maatregelen worden ingesteld, |
BESLUIT:
Enig artikel
De antisubsidieprocedure betreffende de invoer van natrium in bulk, ingedeeld onder de GN-code ex 2805 11 00, van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika, wordt beëindigd.
Gedaan te Brussel, 11 juni 2009.
Voor de Commissie
Catherine ASHTON
Lid van de Commissie
(1) PB L 288 van 21.10.1997, blz. 1.
(2) PB C 186 van 23.7.2008, blz. 35.
(3) PB C 186 van 23.7.2008, blz. 32.
(4) Zie bladzijde 76 van dit Publicatieblad.
12.6.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 149/76 |
BESLUIT VAN DE COMMISSIE
van 11 juni 2009
tot beëindiging van de antidumpingprocedure betreffende de invoer van natriummetaal van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika
(2009/453/EG)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) („de basisverordening”), en met name artikel 9,
Na raadpleging van het Raadgevend Comité,
Overwegende hetgeen volgt:
1. PROCEDURE
1.1. Inleiding van de procedure
(1) |
Op 23 juli 2008 heeft de Commissie met een bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie (2) („het bericht van inleiding”) de inleiding van een antidumpingprocedure betreffende de invoer in de Gemeenschap van natrium in bulk van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika („de Verenigde Staten”), doorgaans aangegeven onder de GN-code ex 2805 11 00 („het betrokken product”), aangekondigd. |
(2) |
De procedure werd ingeleid naar aanleiding van een klacht die op 10 juni 2008 door de enige communautaire producent, Métaux Spéciaux (MSSA SAS) („de klager”), werd ingediend. |
(3) |
Op 23 juli 2008 heeft de Commissie een antisubsidieonderzoek betreffende de invoer van hetzelfde product van oorsprong uit de Verenigde Staten geopend (3). Dit onderzoek is beëindigd bij Besluit 2009/452/EG van de Commissie (4). |
1.2. Betrokken partijen en controlebezoeken
(4) |
De Commissie heeft de klager, de enige haar bekende producent-exporteur in de Verenigde Staten, de importeurs en gebruikers van wie bekend was dat zij bij de kwestie betrokken zijn, en de vertegenwoordigers van de Verenigde Staten officieel van de inleiding van de procedure in kennis gesteld. De belanghebbenden konden binnen de in het bericht van inleiding vermelde termijn hun standpunt schriftelijk bekendmaken en verzoeken te worden gehoord. |
(5) |
De Commissie heeft aan alle bekende betrokken partijen vragenlijsten toegezonden en heeft van de vertegenwoordigers van de Verenigde Staten, van de enige producent-exporteur in de Verenigde Staten („de medewerkende producent-exporteur”), van de klager en van drie communautaire gebruikers antwoorden ontvangen. |
(6) |
De Commissie heeft alle gegevens die zij voor de vaststelling van dumping, de schade als gevolg hiervan en het belang van de Gemeenschap nodig achtte, ingewonnen en gecontroleerd. Bij de volgende ondernemingen werd ter plaatse een controle verricht:
|
1.3. Onderzoektijdvak en beoordelingsperiode
(7) |
Het onderzoek naar dumping en schade had betrekking op de periode van 1 juli 2007 tot en met 30 juni 2008 (het „onderzoektijdvak” of „OT”). Het onderzoek naar de ontwikkelingen die relevant zijn voor de schadebeoordeling, had betrekking op de periode van 1 januari 2005 tot het einde van het onderzoektijdvak („de beoordelingsperiode”). |
2. INTREKKING VAN DE KLACHT EN BEËINDIGING VAN DE PROCEDURE
(8) |
Per brief van 1 april 2009 aan de Commissie heeft de klager zijn klacht formeel ingetrokken. Volgens de klager werd de klacht ingetrokken naar aanleiding van gewijzigde omstandigheden. |
(9) |
Overeenkomstig artikel 9, lid 1, van de basisverordening kan de procedure worden beëindigd wanneer de klacht wordt ingetrokken, tenzij die beëindiging strijdig met het belang van de Gemeenschap is. |
(10) |
De Commissie is van oordeel dat deze procedure moet worden beëindigd omdat het onderzoek niet heeft uitgewezen dat dit strijdig met het belang van de Gemeenschap is. De belanghebbenden werden hiervan in kennis gesteld en in de gelegenheid gesteld opmerkingen te maken. Er zijn echter geen opmerkingen ontvangen waaruit blijkt dat beëindiging van de procedure strijdig met het belang van de Gemeenschap zou zijn. |
(11) |
De Commissie is dan ook tot de conclusie gekomen dat de antidumpingprocedure betreffende de invoer in de Gemeenschap van natrium in bulk van oorsprong uit de Verenigde Staten moet worden beëindigd zonder dat antidumpingmaatregelen worden ingesteld, |
BESLUIT:
Enig artikel
De antidumpingprocedure betreffende de invoer van natrium in bulk, ingedeeld onder de GN-code ex 2805 11 00, van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika, wordt beëindigd.
Gedaan te Brussel, 11 juni 2009.
Voor de Commissie
Catherine ASHTON
Lid van de Commissie
(1) PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1.
(2) PB C 186 van 23.7.2008, blz. 32.
(3) PB C 186 van 23.7.2008, blz. 35.
(4) Zie bladzijde 74 van dit Publicatieblad.
12.6.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 149/78 |
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE
van 11 juni 2009
tot wijziging van Beschikking 2008/938/EG tot vaststelling van de lijst van begunstigde landen die in aanmerking komen voor de bijzondere stimuleringsregeling voor duurzame ontwikkeling en goed bestuur overeenkomstig Verordening (EG) nr. 732/2008 van de Raad betreffende de toepassing van een schema van algemene tariefpreferenties voor de periode van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2011
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 4383)
(2009/454/EG)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 732/2008 van de Raad van 22 juli 2008 betreffende de toepassing van een schema van algemene tariefpreferenties voor de periode van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2011 en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 552/97 en (EG) nr. 1933/2006 en de Verordeningen (EG) nr. 1100/2006 en (EG) nr. 964/2007 van de Commissie (1), en met name op artikel 10, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Verordening (EG) nr. 732/2008 voorziet in de toekenning van een bijzondere stimuleringsregeling voor duurzame ontwikkeling en goed bestuur aan ontwikkelingslanden die voldoen aan de in de artikelen 8 en 9 van die verordening gestelde eisen. |
(2) |
Overeenkomstig artikel 10, lid 2, van die verordening heeft de Commissie Beschikking 2008/938/EG van 9 december 2008 tot vaststelling van de lijst van begunstigde landen die in aanmerking komen voor de bijzondere stimuleringsregeling voor duurzame ontwikkeling en goed bestuur overeenkomstig Verordening (EG) nr. 732/2008 van de Raad betreffende de toepassing van een schema van algemene tariefpreferenties voor de periode van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2011 (2) gegeven. |
(3) |
Overeenkomstig die beschikking werd aan de Bolivariaanse Republiek Venezuela (hierna: „Venezuela”) de bijzondere stimuleringsregeling voor duurzame ontwikkeling en goed bestuur toegekend. |
(4) |
Nu is echter gebleken dat Venezuela het Verdrag van de Verenigde Naties ter bestrijding van corruptie, dat in bijlage III, deel B, punt 27, van Verordening (EG) nr. 732/2008 is vermeld, niet heeft geratificeerd. Venezuela voldeed dus niet aan al de bij Verordening (EG) nr. 732/2008 gestelde eisen voor toekenning van de bijzondere stimuleringsregeling. Beschikking 2008/938/EG moet dienovereenkomstig worden gewijzigd, waarbij moet worden voorzien in een passende overgangsperiode voor de toepassing van de wijziging. Overeenkomstig artikel 214 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (3) blijven douaneschulden die tot de datum van toepassing van deze beschikking op grond van Beschikking 2008/938/EG ontstaan, dan ook onverlet. |
(5) |
Het Comité algemene preferenties heeft geen advies uitgebracht binnen de door zijn voorzitter bepaalde termijn; de Commissie heeft derhalve op 2 april 2009 overeenkomstig artikel 5, lid 4, van Besluit 1999/468/EG van de Raad (4) een voorstel bij de Raad ingediend, waarover de Raad binnen drie maanden een besluit moet nemen. |
(6) |
De Raad heeft echter op 18 mei 2009 bevestigd dat er geen gekwalificeerde meerderheid voor of tegen het voorstel is en dat de Commissie kan handelen overeenkomstig artikel 5, lid 6, laatste alinea, van Besluit 1999/468/EG, zodat nu door de Commissie een beschikking moet worden gegeven. |
(7) |
Krachtens artikel 10, lid 3, van Verordening (EG) nr. 732/2008 moet Venezuela van deze beschikking in kennis worden gesteld, |
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:
Artikel 1
In artikel 1 van Beschikking 2008/938/EG worden de woorden „(VE) Venezuela” geschrapt.
Artikel 2
Deze beschikking is van toepassing met ingang van de zestigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 3
Deze beschikking is gericht tot de Bolivariaanse Republiek Venezuela.
Gedaan te Brussel, 11 juni 2009.
Voor de Commissie
Catherine ASHTON
Lid van de Commissie
(1) PB L 211 van 6.8.2008, blz. 1.
(2) PB L 334 van 12.12.2008, blz. 90.
(3) PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1.
(4) PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.
OVEREENKOMSTEN
Commissie
12.6.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 149/80 |
Krachtens artikel 3, lid 2, van de Overeenkomst van 19 oktober 2005 tussen de Europese Gemeenschap en het Koninkrijk Denemarken betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (1) (hierna „de overeenkomst” genoemd), die werd gesloten door Besluit 2006/325/EG van de Raad (2), stelt Denemarken, wanneer wijzigingen van Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (3) worden aangenomen, de Commissie in kennis van zijn besluit om de inhoud van deze wijzigingen al dan niet ten uitvoer te leggen.
Op 18 december 2008 heeft de Raad Verordening (EG) nr. 4/2009 (4) betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen, en de samenwerking op het gebied van onderhoudsverplichtingen aangenomen. Artikel 68 van Verordening (EG) nr. 4/2009 bepaalt dat onder voorbehoud van de in artikel 75, lid 2, van deze verordening vastgestelde overgangsbepalingen, deze verordening Verordening (EG) nr. 44/2001 wijzigt, door de bepalingen inzake onderhoudsverplichtingen van die verordening te vervangen.
Overeenkomstig artikel 3, lid 2, van de overeenkomst heeft Denemarken bij brief van 14 januari 2009 de Commissie in kennis gesteld van zijn besluit om de inhoud van Verordening (EG) nr. 4/2009 ten uitvoer te leggen, voor zover deze verordening Verordening (EG) nr. 44/2001 wijzigt. Dit betekent dat de bepalingen van Verordening (EG) nr. 4/2009 betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen en de samenwerking op het gebied van onderhoudsverplichtingen zullen worden toegepast op de betrekkingen tussen de Gemeenschap en Denemarken, met uitzondering van de bepalingen van de hoofdstukken III en VII. De bepalingen van artikel 2 en hoofdstuk IX van Verordening (EG) nr. 4/2009 zijn echter slechts van toepassing voor zover zij betrekking hebben op de bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen, en de toegang tot de rechter.
Overeenkomstig artikel 3, lid 6, van de overeenkomst schept de kennisgeving van Denemarken tussen Denemarken en de Gemeenschap wederzijdse verplichtingen. Verordening (EG) nr. 4/2009 vormt bijgevolg een wijziging van de overeenkomst voor zover zij Verordening (EG) nr. 44/2001 wijzigt en zij wordt geacht aan de overeenkomst te zijn gehecht.
Krachtens artikel 3, leden 3 en 4, van de overeenkomst kan de tenuitvoerlegging van de bovengenoemde bepalingen van Verordening (EG) nr. 4/2009 in Denemarken administratief plaatsvinden op grond van sectie 9 van de Deense Wet nr. 1563 van 20 december 2006 betreffende de verordening Brussel-I en daarom is geen goedkeuring van het parlement vereist. De vereiste administratieve maatregelen zijn in werking getreden op 30 januari 2009, de datum van inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 4/2009.
(1) PB L 299 van 16.11.2005, blz. 62.
(2) PB L 120 van 5.5.2006, blz. 22.
(3) PB L 12 van 16.1.2001, blz. 1.
(4) PB L 7 van 10.1.2009, blz. 1.