ISSN 1725-2598

doi:10.3000/17252598.L_2009.135.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 135

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

52e jaargang
30 mei 2009


Inhoud

 

I   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

 

Verordening (EG) nr. 449/2009 van de Commissie van 29 mei 2009 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

1

 

*

Verordening (EG) nr. 450/2009 van de Commissie van 29 mei 2009 betreffende actieve en intelligente materialen en voorwerpen bestemd om met levensmiddelen in contact te komen ( 1 )

3

 

*

Verordening (EG) nr. 451/2009 van de Commissie van 29 mei 2009 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 883/2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad met betrekking tot het bijhouden van de rekeningen van de betaalorganen, de declaraties van uitgaven en ontvangsten en de voorwaarden voor de vergoeding van uitgaven in het kader van het ELGF en het ELFPO

12

 

*

Verordening (EG) nr. 452/2009 van de Commissie van 29 mei 2009 houdende intrekking van Verordening (EG) nr. 1898/2005 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad, wat betreft maatregelen voor de afzet van room, boter en boterconcentraat op de markt van de Gemeenschap

15

 

 

Verordening (EG) nr. 453/2009 van de Commissie van 29 mei 2009 tot vaststelling van de invoerrechten in de sector granen van toepassing vanaf 1 juni 2009

16

 

 

II   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

 

 

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

 

 

Raad

 

 

2009/414/EG

 

*

Beschikking van de Raad van 27 april 2009 betreffende het bestaan van een buitensporig tekort in Frankrijk

19

 

 

2009/415/EG

 

*

Beschikking van de Raad van 27 april 2009 betreffende het bestaan van een buitensporig tekort in Griekenland

21

 

 

2009/416/EG

 

*

Beschikking van de Raad van 27 april 2009 betreffende het bestaan van een buitensporig tekort in Ierland

23

 

 

2009/417/EG

 

*

Beschikking van de Raad van 27 april 2009 betreffende het bestaan van een buitensporig tekort in Spanje

25

 

 

2009/418/EG, Euratom

 

*

Besluit van de Raad van 25 mei 2009 tot benoeming van een Estlands lid van het Europees Economisch en Sociaal Comité

27

 

 

2009/419/EG, Euratom

 

*

Besluit van de Raad van 25 mei 2009 tot benoeming van een Belgisch lid van het Europees Economisch en Sociaal Comité

28

 

 

Commissie

 

 

2009/420/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 28 mei 2009 tot wijziging van Beschikking 2006/133/EG tot tijdelijke verplichting van de lidstaten om ten aanzien van andere gebieden in Portugal dan die waarvan bekend is dat Bursaphelenchus xylophilus (Steiner et Buhrer) Nickle et al. (het dennenaaltje) er niet voorkomt, aanvullende maatregelen te nemen teneinde de verspreiding ervan tegen te gaan (Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 3868)

29

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

VERORDENINGEN

30.5.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 135/1


VERORDENING (EG) Nr. 449/2009 VAN DE COMMISSIE

van 29 mei 2009

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (2), en met name op artikel 138, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

Bij Verordening (EG) nr. 1580/2007 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XV, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 138 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 30 mei 2009.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 mei 2009.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 350 van 31.12.2007, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

IL

69,6

MA

75,3

MK

47,9

TN

105,3

TR

54,8

ZZ

70,6

0707 00 05

JO

151,2

MK

23,0

TR

117,1

ZZ

97,1

0709 90 70

JO

216,7

TR

118,8

ZZ

167,8

0805 10 20

EG

44,7

IL

57,2

MA

48,2

TN

108,2

TR

67,5

US

55,6

ZA

66,7

ZZ

64,0

0805 50 10

AR

50,1

TR

51,3

ZA

48,6

ZZ

50,0

0808 10 80

AR

68,3

BR

74,6

CL

76,3

CN

85,3

NZ

104,5

US

100,3

UY

71,7

ZA

81,9

ZZ

82,9

0809 20 95

US

272,9

ZZ

272,9


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


30.5.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 135/3


VERORDENING (EG) Nr. 450/2009 VAN DE COMMISSIE

van 29 mei 2009

betreffende actieve en intelligente materialen en voorwerpen bestemd om met levensmiddelen in contact te komen

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1935/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 27 oktober 2004 inzake materialen en voorwerpen bestemd om met levensmiddelen in contact te komen en houdende intrekking van de Richtlijnen 80/590/EEG en 89/109/EEG (1), en met name op artikel 5, lid 1, onder h), i), l), m) en n),

Na raadpleging van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 1935/2004 bepaalt dat actieve en intelligente materialen en voorwerpen die met levensmiddelen in contact komen (actieve en intelligente materialen en voorwerpen) onder haar toepassingsgebied vallen en daarom zijn alle bepalingen van die verordening betreffende materialen en voorwerpen die bestemd zijn om met levensmiddelen in contact te komen (materialen die met levensmiddelen in contact komen) ook op die materialen en voorwerpen van toepassing. Andere communautaire maatregelen, zoals Richtlijn 2001/95/EG van het Europees Parlement en de Raad van 3 december 2001 inzake algemene productveiligheid (2) en de uitvoeringsmaatregelen daarvan en Richtlijn 87/357/EEG van de Raad van 25 juni 1987 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende artikelen die door een misleidend uiterlijk een gevaar vormen voor de gezondheid of de veiligheid van de consument (3), zijn in voorkomend geval ook op die materialen en voorwerpen van toepassing.

(2)

Verordening (EG) nr. 1935/2004 stelt de algemene beginselen vast voor het wegnemen van de verschillen tussen de wetgevingen van de lidstaten betreffende materialen die met levensmiddelen in contact komen. Artikel 5, lid 1, van die verordening voorziet in de vaststelling van bijzondere maatregelen voor groepen materialen en voorwerpen en beschrijft in detail de procedure voor de toelating van stoffen op communautair niveau wanneer een specifieke maatregel voorziet in de opstelling van een lijst van toegelaten stoffen.

(3)

In Verordening (EG) nr. 1935/2004 zijn enkele voorschriften voor actieve en intelligente materialen en voorwerpen vastgesteld. Daartoe behoren voorschriften voor afgegeven actieve stoffen die aan communautaire en nationale bepalingen voor levensmiddelen en etiketteringsvoorschriften moeten voldoen. Er moeten bijzondere voorschriften in een bijzondere maatregel worden vastgesteld.

(4)

Deze verordening is een bijzondere maatregel in de zin van artikel 5, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1935/2004. Deze verordening moet de bijzondere voorschriften voor actieve en intelligente materialen en voorwerpen vaststellen, die moeten worden toegepast naast de in Verordening (EG) nr. 1935/2004 vastgestelde algemene vereisten voor het veilige gebruik daarvan.

(5)

Er bestaan veel verschillende soorten actieve en intelligente materialen en voorwerpen. De stoffen die voor de actieve en/of intelligente functie zorgen, kunnen in een afzonderlijke recipiënt zijn vervat, bijvoorbeeld in een kleine papieren zak, dan wel direct in het verpakkingsmateriaal worden verwerkt, bijvoorbeeld in de kunststof van een kunststoffles. Die stoffen die de actieve en/of intelligente functie van dat materiaal of voorwerp (de bestanddelen) creëren, moeten in het kader van deze verordening worden geëvalueerd. De passieve delen, zoals de recipiënt, de verpakking waarin die recipiënt wordt geplaatst en het verpakkingsmateriaal waarin de stof is verwerkt, moeten onder de bijzondere communautaire of nationale bepalingen vallen die op die materialen en voorwerpen van toepassing zijn.

(6)

De actieve en intelligente materialen en voorwerpen kunnen zijn samengesteld uit één of meer lagen of delen van verschillende soorten materialen, zoals kunststof, papier en karton of coatings en vernissen. De vereisten voor deze materialen kunnen op communautair niveau volledig of slechts gedeeltelijk geharmoniseerd of nog niet geharmoniseerd zijn. De in deze verordening vervatte voorschriften moeten gelden onverminderd de communautaire of nationale bepalingen die op die materialen van toepassing zijn.

(7)

De afzonderlijke stof of, in voorkomend geval, de combinatie van stoffen die de bestanddelen vormen, moet worden geëvalueerd om te garanderen dat zij veilig zijn en voldoen aan de vereisten van Verordening (EG) nr. 1935/2004. In sommige gevallen kan het nodig zijn de combinatie van stoffen te evalueren en toe te laten, wanneer de actieve of intelligente functie wisselwerkingen tussen verschillende stoffen impliceert die leiden tot een verbetering van de functie of het genereren van nieuwe stoffen die voor de actieve en intelligente functie zorgen.

(8)

Verordening (EG) nr. 1935/2004 schrijft voor dat indien bijzondere maatregelen een lijst omvatten van stoffen waarvan het gebruik binnen de Gemeenschap is toegestaan bij de vervaardiging van materialen en voorwerpen bestemd om met levensmiddelen in contact te komen, die stoffen een veiligheidsbeoordeling moeten ondergaan alvorens te worden toegelaten.

(9)

Het is dienstig dat de persoon die belangstelling heeft voor het in de handel brengen van actieve en intelligente materialen en voorwerpen of de bestanddelen daarvan, d.w.z. de aanvrager, alle informatie indient die nodig is voor de veiligheidsbeoordeling van de stof of, indien nodig, van de combinatie van stoffen die het bestanddeel vormt.

(10)

De veiligheidsbeoordeling van een stof of een combinatie van stoffen die de bestanddelen vormt, moet door de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) worden uitgevoerd na indiening van een geldige aanvraag overeenkomstig de artikelen 9 en 10 van Verordening (EG) nr. 1935/2004. Om de aanvrager te informeren over de voor de veiligheidsbeoordeling te verstrekken gegevens, moet de EFSA gedetailleerde richtsnoeren voor de opstelling en de indiening van de aanvraag publiceren. Voor de handhaving van mogelijke beperkingen is het nodig dat de aanvrager een passende analysemethode voor de detectie en de kwantificering van de stof verstrekt. De EFSA moet nagaan of de analysemethode geschikt is voor de handhaving van de voorgestelde beperking.

(11)

De veiligheidsbeoordeling van een specifieke stof of een combinatie van stoffen moet worden gevolgd door een risicobeheerbeslissing over de opname van de stof in de communautaire lijst van stoffen die kunnen worden gebruikt in actieve en intelligente bestanddelen („communautaire lijst”). Die beslissing moet worden genomen volgens de in artikel 23, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1935/2004 bedoelde regelgevingsprocedure, zodat nauwe samenwerking tussen de Commissie en de lidstaten gewaarborgd is.

(12)

De communautaire lijst moet gegevens bevatten over de identiteit, gebruiksvoorwaarden, beperkingen of gebruiksspecificaties van die stof of combinatie van stoffen en, zo nodig, van het bestanddeel of het materiaal of het voorwerp waaraan zij worden toegevoegd of waarin zij worden verwerkt. De identiteit van een stof moet ten minste de benaming en, indien beschikbaar en nodig, de CAS-nummers, de deeltjesgrootte, de samenstelling of andere specificaties omvatten.

(13)

In actieve materialen en voorwerpen kunnen doelbewust stoffen worden verwerkt die bestemd zijn om aan levensmiddelen te worden afgegeven. Aangezien deze stoffen doelbewust aan de levensmiddelen worden toegevoegd, mogen zij alleen worden gebruikt onder de voorwaarden die in de desbetreffende communautaire of nationale bepalingen voor het gebruik daarvan in levensmiddelen zijn vastgesteld. Wanneer de communautaire of nationale bepalingen voorzien in een toelating van de stof, moeten de stof en het gebruik daarvan voldoen aan de toelatingsvereisten van de specifieke levensmiddelenwetgeving, zoals wetgeving inzake levensmiddelenadditieven. Levensmiddelenadditieven en enzymen kunnen ook op het materiaal worden geënt of geïmmobiliseerd en hebben een technologische functie voor de levensmiddelen. Dergelijke toepassingen vallen onder de wetgeving inzake levensmiddelenadditieven en enzymen en moeten daarom op dezelfde wijze worden behandeld als afgegeven actieve stoffen.

(14)

Intelligente verpakkingssystemen verschaffen de gebruiker informatie over de toestand van de levensmiddelen en mogen hun bestanddelen niet aan de levensmiddelen afgeven. Intelligente systemen kunnen op de buitenzijde van de verpakking worden aangebracht en kunnen van de levensmiddelen worden gescheiden door een functionele sperlaag, d.w.z. een sperlaag in de materialen en voorwerpen bestemd om met levensmiddelen in contact te komen ter voorkoming van de migratie van stoffen van achter deze sperlaag in de levensmiddelen. Achter een functionele sperlaag mogen niet-toegelaten stoffen worden gebruikt, mits die aan bepaalde criteria voldoen en de migratie daarvan onder een bepaalde detectiegrens blijft. In verband met levensmiddelen voor zuigelingen en andere bijzonder gevoelige personen alsmede het probleem dat dit soort analyses een grote analysetolerantie heeft, moet voor de migratie van niet-toegelaten stoffen door een functionele sperlaag een maximum van 0,01 mg/kg in levensmiddelen worden vastgesteld. Nieuwe technologieën die werken met stoffen in zodanig kleine deeltjes dat zij chemische en fysische eigenschappen vertonen die aanzienlijk verschillen van die van grotere deeltjes, bijvoorbeeld nanodeeltjes, moeten, wat hun risico betreft, van geval tot geval worden beoordeeld totdat meer informatie over deze nieuwe technologie bekend is. Daarop dient het begrip „functionele sperlaag” derhalve niet van toepassing te zijn.

(15)

De bijzondere communautaire maatregel met betrekking tot het passieve deel van het actieve of intelligente materiaal kan vereisten vaststellen voor de inertheid van het materiaal, bijvoorbeeld een totale migratielimiet voor kunststofmaterialen. Als een afgevend actief bestanddeel wordt verwerkt in onder een bijzondere communautaire maatregel vallend materiaal dat bestemd is om met levensmiddelen in contact te komen, kan er een risico bestaan dat de totale migratielimiet door het afgeven van de actieve stof wordt overschreden. Omdat de actieve functie geen inherent kenmerk van het passieve materiaal is, dient de hoeveelheid afgegeven actieve stof niet in de waarde van de totale migratie te worden meegerekend.

(16)

Artikel 4, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1935/2004 bepaalt dat actieve en intelligente materialen en voorwerpen die reeds met levensmiddelen in contact zijn gebracht, op adequate wijze moeten worden geëtiketteerd zodat de consument de niet-eetbare delen kan herkennen. Deze informatie moet consistent zijn om verwarring bij de consument te vermijden. Daarom moeten telkens wanneer materialen en voorwerpen of delen daarvan de indruk wekken dat zij eetbaar zijn, de actieve en intelligente materialen en voorwerpen worden voorzien van een passende vermelding, vergezeld, wanneer technisch mogelijk, van een symbool.

(17)

Volgens artikel 16 van Verordening (EG) nr. 1935/2004 moeten materialen en voorwerpen vergezeld gaan van een schriftelijke verklaring waaruit blijkt dat zij aan de desbetreffende voorschriften voldoen. Om de coördinatie en verantwoordelijkheid van de leveranciers te vergroten, moeten de verantwoordelijke personen overeenkomstig artikel 5, lid 1, onder h) en i), van die verordening in elk stadium van de vervaardiging in een aan de afnemer te verstrekken verklaring van overeenstemming aangeven dat de desbetreffende voorschriften zijn nageleefd. Verder moeten in elk stadium van de vervaardiging bewijsstukken met betrekking tot de verklaring van overeenstemming beschikbaar zijn voor de handhavingsautoriteiten.

(18)

Volgens artikel 17, lid 1, van Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad (4) moeten exploitanten van levensmiddelenbedrijven ervoor zorgen dat de levensmiddelen aan de toepasselijke voorschriften voldoen. Artikel 15, lid 1, onder e), van Verordening (EG) nr. 1935/2004 bepaalt dat materialen en voorwerpen die nog niet met levensmiddelen in contact zijn gebracht, bij het in de handel brengen moeten worden voorzien van informatie over de toegestane gebruikswijze(n) en andere relevante informatie, zoals de naam en de maximumhoeveelheid van de door het actieve bestanddeel afgegeven stoffen, om de exploitanten van levensmiddelenbedrijven die deze materialen en voorwerpen gebruiken in staat te stellen te voldoen aan andere toepasselijke communautaire bepalingen of, indien die niet bestaan, aan de nationale bepalingen die van toepassing zijn op levensmiddelen, met inbegrip van de bepalingen inzake levensmiddelenetikettering. Daartoe moeten, mits aan de vertrouwelijkheidsvereiste wordt voldaan, deze exploitanten toegang hebben tot de relevante informatie om te waarborgen dat de migratie van stoffen uit de actieve en intelligente materialen en voorwerpen naar of de doelbewuste afgifte van stoffen uit deze materialen en voorwerpen aan levensmiddelen voldoet aan de in de communautaire of nationale bepalingen inzake levensmiddelen vastgestelde specificaties en beperkingen.

(19)

Aangezien verscheidene actieve en intelligente materialen en voorwerpen reeds in de lidstaten in de handel zijn, moeten bepalingen worden vastgesteld om ervoor te zorgen dat de overgang naar een communautaire toelatingsprocedure soepel verloopt en de bestaande markt in die materialen en voorwerpen niet verstoort. De aanvrager moet voldoende tijd hebben om de nodige informatie te verstrekken voor de veiligheidsbeoordeling van de stof of de combinatie van stoffen die het bestanddeel vormt. Daarom moet een termijn van achttien maanden worden toegestaan, waarbinnen de informatie over de actieve en intelligente materialen en voorwerpen door de aanvragers moet worden ingediend. Het moet ook mogelijk zijn binnen die termijn van achttien maanden aanvragen voor de toelating van een nieuwe stof of een combinatie van stoffen in te dienen.

(20)

De EFSA moet alle aanvragen voor zowel bestaande als nieuwe stoffen die de bestanddelen vormen waarvoor tijdens de eerste aanvraagtermijn tijdig en overeenkomstig de richtsnoeren van de EFSA een geldige aanvraag werd ingediend, onverwijld beoordelen.

(21)

Tijdens de eerste termijn van achttien maanden moet door de Commissie een communautaire lijst van toegelaten stoffen worden opgesteld na voltooiing van de veiligheidsbeoordeling van alle stoffen waarvoor overeenkomstig de richtsnoeren van de EFSA een geldige aanvraag werd ingediend. Om ervoor te zorgen dat de voorwaarden voor alle aanvragers billijk en gelijk zijn, moet deze communautaire lijst in één keer worden vastgesteld.

(22)

De bepaling inzake de verklaring van overeenstemming en de bijzonder specifieke etiketteringsbepaling dienen pas zes maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening van toepassing te zijn, zodat de exploitanten van de bedrijven voldoende tijd hebben om zich aan deze nieuwe voorschriften aan te passen.

(23)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp

Deze verordening stelt bijzondere vereisten vast voor het in de handel brengen van actieve en intelligente materialen en voorwerpen bestemd om met levensmiddelen in contact te komen.

Deze bijzondere vereisten laten de communautaire of nationale bepalingen die van toepassing zijn op de materialen en voorwerpen waaraan actieve of intelligente bestanddelen worden toegevoegd of waarin deze worden verwerkt, onverlet.

Artikel 2

Toepassingsgebied

Deze verordening is van toepassing op actieve en intelligente materialen en voorwerpen die in de Gemeenschap in de handel worden gebracht.

Artikel 3

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a)

„actieve materialen en voorwerpen”: materialen en voorwerpen die bedoeld zijn om de houdbaarheid te verlengen of de toestand van verpakte levensmiddelen te handhaven of te verbeteren; zij zijn zodanig ontworpen dat zij doelbewust bestanddelen bevatten die stoffen afgeven aan of absorberen uit de verpakte levensmiddelen of de omgeving daarvan;

b)

„intelligente materialen en voorwerpen”: materialen en voorwerpen die de toestand van verpakte levensmiddelen of de omgeving daarvan aangeven;

c)

„bestanddeel”: een afzonderlijke stof of een combinatie van afzonderlijke stoffen die de actieve en/of intelligente functie van een materiaal of voorwerp veroorzaakt, inclusief de producten van de in-situreactie van die stoffen; het omvat niet de passieve delen, zoals het materiaal waaraan het wordt toegevoegd of waarin het wordt verwerkt;

d)

„functionele sperlaag”: een uit één of meer lagen van materialen die met levensmiddelen in contact komen bestaande sperlaag die ervoor zorgt dat het eindmateriaal of -voorwerp voldoet aan artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1935/2004 en aan deze verordening;

e)

„afgevende actieve materialen en voorwerpen”: actieve materialen en voorwerpen die zodanig zijn ontworpen dat zij doelbewust bestanddelen bevatten die stoffen afgeven aan de verpakte levensmiddelen of de omgeving daarvan;

f)

„afgegeven actieve stoffen”: stoffen die zijn bedoeld om uit afgevende actieve materialen en voorwerpen te worden afgegeven aan de verpakte levensmiddelen of de omgeving daarvan en die een doel in de levensmiddelen vervullen.

Artikel 4

In de handel brengen van actieve en intelligente materialen en voorwerpen

Actieve en intelligente materialen en voorwerpen mogen alleen in de handel worden gebracht indien zij:

a)

geschikt en effectief zijn voor het beoogde gebruiksdoel;

b)

voldoen aan de algemene vereisten van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1935/2004;

c)

voldoen aan de bijzondere vereisten van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1935/2004;

d)

voldoen aan de etiketteringsvereisten van artikel 15, lid 1, onder e), van Verordening (EG) nr. 1935/2004;

e)

voldoen aan de in hoofdstuk II van deze verordening vastgestelde vereisten inzake samenstelling;

f)

voldoen aan de in de hoofdstukken III en IV van deze verordening vastgestelde vereisten inzake etikettering en de verklaring van overeenstemming.

HOOFDSTUK II

SAMENSTELLING

AFDELING 1

Communautaire lijst van toegelaten stoffen

Artikel 5

Communautaire lijst van stoffen die in actieve en intelligente bestanddelen mogen worden gebruikt

1.   In bestanddelen van actieve en intelligente materialen en voorwerpen mogen uitsluitend stoffen worden gebruikt die zijn opgenomen in de communautaire lijst van toegelaten stoffen, hierna de „communautaire lijst” genoemd.

2.   In afwijking van lid 1 mogen de volgende stoffen in bestanddelen van actieve en intelligente materialen en voorwerpen worden gebruikt, hoewel zij niet in de communautaire lijst zijn opgenomen:

a)

afgegeven actieve stoffen, mits zij voldoen aan de voorwaarden van artikel 9;

b)

binnen de werkingssfeer van communautaire of nationale bepalingen inzake levensmiddelen vallende stoffen die met behulp van technieken zoals enting of immobilisatie aan actieve materialen en voorwerpen worden toegevoegd of daarin worden verwerkt om een technologisch effect in de levensmiddelen tot stand te brengen, mits zij voldoen aan de voorwaarden van artikel 9;

c)

stoffen die worden gebruikt in bestanddelen die niet direct in contact komen met de levensmiddelen of de omgeving daarvan en van de levensmiddelen worden gescheiden door een functionele sperlaag, mits zij aan de voorwaarden van artikel 10 voldoen en onder geen van de volgende categorieën vallen:

i)

stoffen die zijn ingedeeld als „mutageen”, „kankerverwekkend” of „giftig voor de voortplanting” overeenkomstig de criteria van de punten 3.5, 3.6 en 3.7 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad (5);

ii)

stoffen die doelbewust zijn gemaakt in zodanig kleine deeltjes dat zij functionele fysische en chemische eigenschappen vertonen die aanzienlijk verschillen van die van grotere deeltjes.

Artikel 6

Voorwaarden voor de opname van stoffen in de communautaire lijst

Om in de communautaire lijst te worden opgenomen, moeten stoffen die het bestanddeel van actieve en intelligente materialen en voorwerpen vormen, voldoen aan de vereisten van artikel 3 en, indien van toepassing, artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1935/2004 wat betreft de beoogde gebruiksvoorwaarden van het actieve of intelligente materiaal of voorwerp.

Artikel 7

Inhoud van de communautaire lijst

De communautaire lijst bevat de volgende gegevens:

a)

de identiteit van de stof(fen);

b)

de functie van de stof(fen);

c)

het referentienummer;

d)

zo nodig, de gebruiksvoorwaarden van de stof(fen) of het bestanddeel;

e)

zo nodig, beperkingen en/of specificaties voor het gebruik van de stof(fen);

f)

zo nodig, gebruiksvoorwaarden van het materiaal of het voorwerp waaraan de stof of het bestanddeel wordt toegevoegd of waarin de stof of het bestanddeel wordt verwerkt.

Artikel 8

Voorwaarden voor de opstelling van de communautaire lijst

1.   De communautaire lijst wordt opgesteld op grond van de aanvragen die worden ingediend overeenkomstig artikel 9 van Verordening (EG) nr. 1935/2004.

2.   De aanvragen moeten worden ingediend uiterlijk achttien maanden na de datum van bekendmaking van de richtsnoeren van de Europees Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) voor de veiligheidsbeoordeling van in actieve en intelligente materialen en voorwerpen gebruikte stoffen.

De EFSA maakt die richtsnoeren uiterlijk zes maanden na de datum van bekendmaking van deze verordening bekend.

3.   De Commissie stelt een register van alle stoffen waarvoor overeenkomstig lid 2 een geldige aanvraag is ingediend, open voor het publiek.

4.   De communautaire lijst wordt door de Commissie vastgesteld overeenkomstig de procedure van de artikelen 10 en 11 van Verordening (EG) nr. 1935/2004.

5.   Wanneer de EFSA om nadere informatie verzoekt en de aanvrager de aanvullende gegevens niet binnen de vastgestelde termijn verstrekt, wordt de stof niet door de EFSA voor opname in de communautaire lijst beoordeeld, aangezien de aanvraag niet als een geldige aanvraag kan worden beschouwd.

6.   De Commissie stelt de communautaire lijst vast nadat de EFSA haar advies heeft uitgebracht over alle in het register opgenomen stoffen waarvoor overeenkomstig de leden 2 en 5 een geldige aanvraag is ingediend.

7.   Voor de toevoeging van nieuwe stoffen aan de communautaire lijst is de procedure van de artikelen 9, 10 en 11 van Verordening (EG) nr. 1935/2004 van toepassing.

AFDELING 2

Gebruiksvoorwaarden voor stoffen die niet in de communautaire lijst hoeven te worden opgenomen

Artikel 9

In artikel 5, lid 2, onder a) en b), bedoelde stoffen

1.   De in artikel 5, lid 2, onder a) en b), van deze verordening bedoelde stoffen en de in artikel 5, lid 2, onder b), van deze verordening bedoelde stoffen die met behulp van technieken zoals enting of immobilisatie worden toegevoegd of verwerkt, moeten worden gebruikt met inachtneming van de desbetreffende communautaire en nationale bepalingen inzake levensmiddelen en moeten voldoen aan Verordening (EG) nr. 1935/2004 en, voor zover van toepassing, de uitvoeringsmaatregelen daarvan.

2.   Wanneer een totale migratielimiet is vastgesteld in een bijzondere communautaire maatregel voor materiaal dat in contact komt met levensmiddelen en waarin het bestanddeel is verwerkt, wordt de hoeveelheid van een afgegeven actieve stof niet opgenomen in de waarde van de gemeten totale migratie.

3.   Onverminderd artikel 4, leden 1 en 3, van Verordening (EG) nr. 1935/2004, mag de hoeveelheid van een afgegeven actieve stof de bijzondere beperking overschrijden die voor die stof is vastgesteld in een bijzondere communautaire of nationale maatregel betreffende materialen die in contact komen met levensmiddelen en waarin het bestanddeel is verwerkt, voor zover wordt voldaan aan de communautaire bepalingen inzake levensmiddelen of, als geen communautaire bepalingen bestaan, de nationale bepalingen inzake levensmiddelen.

Artikel 10

In artikel 5, lid 2, onder c), bedoelde stoffen

1.   De migratie in levensmiddelen van de in artikel 5, lid 2, onder c), van deze verordening bedoelde stoffen uit bestanddelen die niet direct in contact komen met levensmiddelen of de omgeving daarvan, mag niet meer bedragen dan 0,01 mg/kg, gemeten met een statistische zekerheid met behulp van een analysemethode overeenkomstig artikel 11 van Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad (6).

2.   Het in lid 1 vastgestelde maximum wordt altijd uitgedrukt als concentratie in levensmiddelen. Het geldt voor een groep stoffen indien die structureel en toxicologisch verwant zijn, met name isomeren of stoffen met dezelfde relevante functionele groep, en omvat in voorkomend geval de overdracht door afgeven.

HOOFDSTUK III

ETIKETTERING

Artikel 11

Aanvullende voorschriften betreffende de etikettering

1.   Om de consument in staat te stellen niet-eetbare delen te herkennen, worden actieve en intelligente materialen en voorwerpen of delen daarvan, wanneer zij de indruk wekken dat zij eetbaar zijn, voorzien van:

a)

de vermelding „NIET EETBAAR”, en

b)

telkens wanneer dit technisch mogelijk is, het in bijlage I afgebeelde symbool.

2.   De krachtens lid 1 vereiste informatie is goed zichtbaar, duidelijk leesbaar en onuitwisbaar. Zij wordt afgedrukt in tekens met een lettergrootte van ten minste 3 mm en moet voldoen aan de vereisten van artikel 15 van Verordening (EG) nr. 1935/2004.

3.   Afgegeven actieve stoffen worden beschouwd als ingrediënten in de zin van artikel 6, lid 4, onder a), van Richtlijn 2000/13/EG van het Europees Parlement en de Raad (7) en zijn onderworpen aan de bepalingen van die richtlijn.

HOOFDSTUK IV

VERKLARING VAN OVEREENSTEMMING EN BEWIJSSTUKKEN

Artikel 12

Verklaring van overeenstemming

1.   In alle fasen van het in de handel brengen, behalve bij de verkoop aan de eindverbruiker, gaan actieve en intelligente materialen en voorwerpen, ongeacht of zij al dan niet in contact komen met levensmiddelen, de voor de vervaardiging van die materialen en voorwerpen bestemde bestanddelen of de voor de vervaardiging van de bestanddelen bestemde stoffen vergezeld van een schriftelijke verklaring overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EG) nr. 1935/2004.

2.   De in lid 1 bedoelde verklaring wordt verstrekt door de exploitant van het bedrijf en bevat de in bijlage II opgenomen informatie.

Artikel 13

Bewijsstukken

De exploitant van het bedrijf verstrekt de nationale bevoegde autoriteiten op verzoek de nodige bewijsstukken om aan te tonen dat de actieve en intelligente materialen en voorwerpen en de voor de vervaardiging van die materialen en voorwerpen bestemde bestanddelen aan de vereisten van deze verordening voldoen.

Die bewijsstukken bevatten informatie over de geschiktheid en effectiviteit van het actieve en intelligente materiaal en voorwerp, de omstandigheden en uitslagen van tests, berekeningen of andere analyses en gegevens over de veiligheid of een motivering waarom aan de voorschriften wordt voldaan.

HOOFDSTUK V

SLOTBEPALINGEN

Artikel 14

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 4, onder e), en artikel 5 zijn van toepassing vanaf de datum van toepassing van de communautaire lijst. Tot die datum en onverminderd de in artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1935/2004 en in de artikelen 9 en 10 van deze verordening vervatte vereisten, blijven de geldende nationale bepalingen betreffende de samenstelling van actieve en intelligente materialen en voorwerpen van toepassing.

Artikel 4, onder f), artikel 11, leden 1 en 2, en hoofdstuk IV zijn van toepassing vanaf 19 december 2009. Tot die datum en onverminderd de in artikel 4, leden 5 en 6, van Verordening (EG) nr. 1935/2004 en in artikel 11, lid 3, van deze verordening vervatte vereisten, blijven de geldende nationale bepalingen betreffende de etikettering en de verklaring van overeenstemming van actieve en intelligente materialen en voorwerpen van toepassing.

Het in de handel brengen van materialen en voorwerpen die vóór de datum van toepassing van artikel 11, leden 1 en 2, van deze verordening overeenkomstig artikel 4, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1935/2004 zijn geëtiketteerd, is toegestaan totdat de voorraden zijn uitgeput.

Tot de datum van toepassing van de communautaire lijst worden afgegeven actieve stoffen toegelaten en gebruikt in overeenstemming met de toepasselijke communautaire bepalingen inzake levensmiddelen en moeten zij voldoen aan Verordening (EG) nr. 1935/2004 en de uitvoeringsbepalingen daarvan.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 mei 2009.

Voor de Commissie

Androulla VASSILIOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 338 van 13.11.2004, blz. 4.

(2)  PB L 11 van 15.1.2002, blz. 4.

(3)  PB L 192 van 11.7.1987, blz. 49.

(4)  PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1.

(5)  PB L 353 van 31.12.2008, blz. 1.

(6)  PB L 165 van 30.4.2004, blz. 1.

(7)  PB L 109 van 6.5.2000, blz. 29.


BIJLAGE I

SYMBOOL

Image


BIJLAGE II

VERKLARING VAN OVEREENSTEMMING

De in artikel 12 bedoelde schriftelijke verklaring bevat de volgende gegevens:

1.

de identiteit en het adres van de exploitant die de verklaring van overeenstemming afgeeft;

2.

de identiteit en het adres van de exploitant die de actieve en intelligente materialen en voorwerpen, de voor de vervaardiging van die materialen en voorwerpen bestemde bestanddelen of de voor de vervaardiging van de bestanddelen bestemde stoffen vervaardigt of invoert;

3.

de identiteit van de actieve en intelligente materialen en voorwerpen, de voor de vervaardiging van die materialen en voorwerpen bestemde bestanddelen of de voor de vervaardiging van de bestanddelen bestemde stoffen;

4.

de datum van de verklaring;

5.

de bevestiging dat het actieve of intelligente materiaal of voorwerp voldoet aan de desbetreffende vereisten van deze verordening, Verordening (EG) nr. 1935/2004 en de van toepassing zijnde bijzondere communautaire maatregelen;

6.

de nodige informatie over de stoffen die de bestanddelen vormen waarvoor beperkingen gelden krachtens de communautaire of nationale bepalingen inzake levensmiddelen en deze verordening; indien van toepassing, specifieke zuiverheidscriteria overeenkomstig de desbetreffende communautaire wetgeving inzake levensmiddelen en de naam en de hoeveelheid van de door het actieve bestanddeel afgegeven stoffen, om de exploitanten later in de productieketen in staat te stellen die beperkingen na te leven;

7.

de nodige informatie over de geschiktheid en de effectiviteit van het actieve of intelligente materiaal of voorwerp;

8.

de specificaties voor het gebruik van het bestanddeel, zoals:

i)

de groep of groepen materialen en voorwerpen waaraan het bestanddeel kan worden toegevoegd of waarin het kan worden verwerkt;

ii)

de gebruiksvoorwaarden die nodig zijn om het beoogde effect tot stand te brengen;

9.

de specificaties voor het gebruik van het materiaal of het voorwerp, zoals:

i)

de soort(en) levensmiddelen waarvoor het bestemd is om mee in contact te komen;

ii)

de duur en de temperatuur van de behandeling en opslag waarbij het met de levensmiddelen in contact komt;

iii)

de verhouding tussen de oppervlakte die met levensmiddelen in contact komt en het volume, op grond waarvan is bepaald dat het materiaal of het voorwerp aan de vereisten voldoet;

10.

wanneer een functionele sperlaag wordt gebruikt, de bevestiging dat het actieve of intelligente materiaal of voorwerp voldoet aan artikel 10 van deze verordening.

Aan de hand van de schriftelijke verklaring moeten de actieve en intelligente materialen en voorwerpen, het bestanddeel of de stof waarvoor deze is afgegeven, gemakkelijk kunnen worden geïdentificeerd; ingeval de migratie door wezenlijke wijzigingen in de productie verandert of nieuwe wetenschappelijke gegevens beschikbaar zijn, moet een nieuwe verklaring worden afgegeven.


30.5.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 135/12


VERORDENING (EG) Nr. 451/2009 VAN DE COMMISSIE

van 29 mei 2009

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 883/2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad met betrekking tot het bijhouden van de rekeningen van de betaalorganen, de declaraties van uitgaven en ontvangsten en de voorwaarden voor de vergoeding van uitgaven in het kader van het ELGF en het ELFPO

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad van 21 juni 2005 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (1), en met name op artikel 42,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De lidstaten moeten de termijnen voor steunbetalingen aan begunstigden die in de communautaire regelgeving betreffende de landbouw zijn vastgesteld, naleven. In artikel 16 van Verordening (EG) nr. 1290/2005 is bepaald dat, behalve in de gevallen, onder de voorwaarden en binnen de grenzen zoals volgens het evenredigheidsbeginsel vastgesteld, overschrijding van die betalingstermijnen door de betaalorganen tot gevolg heeft dat de betrokken betalingen niet voor communautaire financiering in aanmerking komen.

(2)

Overeenkomstig artikel 9 van Verordening (EG) nr. 883/2006 van de Commissie (2) wordt ten aanzien van de met vertraging betaalde uitgaven die niet meer dan 4 % uitmaken van de binnen de gestelde termijn betaalde uitgaven, geen verlaging toegepast.

(3)

De Commissie heeft in de vergadering van het Speciaal Comité Landbouw op 6 oktober 2008 (3) een verklaring afgelegd over een verhoging van 4 % tot 5 % van de bij artikel 9 van Verordening (EG) nr. 883/2006 vastgestelde marge. Bijgevolg dient de marge voor de voor financiering in aanmerking te nemen te late betalingen te worden verhoogd. De nieuwe marge moet van toepassing zijn in de gevallen waarin de betalingstermijn na 15 oktober 2009 verstrijkt.

(4)

In artikel 8, lid 1, van Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad van 19 januari 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1290/2005, (EG) nr. 247/2006, (EG) nr. 378/2007 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1782/2003 (4) is bepaald dat, onverminderd de financiële discipline, het totale nettobedrag aan rechtstreekse betalingen die in een lidstaat voor een kalenderjaar na toepassing van de modulatie en van eventuele vrijwillige modulatie worden toegekend, met uitzondering van de rechtstreekse betalingen die worden toegekend overeenkomstig Verordeningen (EG) nr. 247/2006 (5) en (EG) nr. 1405/2006 van de Raad (6), niet hoger mag zijn dan het in bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 73/2009 vastgestelde maximum. Ter wille van de financiële discipline moeten specifieke bepalingen worden vastgesteld om te voorkomen dat een niet-naleving van betalingstermijnen leidt tot totale uitgaven voor rechtstreekse betalingen die hoger zijn dan dat maximum voor het desbetreffende begrotingsjaar.

(5)

Voorts moeten sommige bepalingen in overeenstemming met de huidige handelwijze en met het oog op doorzichtigheid verder worden verduidelijkt.

(6)

Verordening (EG) nr. 883/2006 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(7)

De wijzigingen dienen met ingang van 16 oktober 2009 te gelden voor de ontvangsten en de uitgaven die de lidstaten in het begrotingsjaar 2010 en de volgende begrotingsjaren innen, respectievelijk doen.

(8)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de landbouwfondsen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 883/2006 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 komt als volgt te luiden:

„1.   Op de hierna bepaalde wijze komen de uitgaven die na het verstrijken van de betalingstermijn worden gedaan, voor communautaire financiering in aanmerking en worden de maandelijkse betalingen verlaagd:

a)

ten aanzien van de met vertraging gedane uitgaven die niet meer dan 4 % uitmaken van de binnen de gestelde termijn gedane uitgaven, wordt geen verlaging toegepast;

b)

is deze marge van 4 % opgebruikt, dan worden alle verdere uitgaven die met vertraging worden gedaan, als volgt verlaagd:

uitgaven die worden gedaan in de eerste maand na die waarin de betalingstermijn is verstreken, worden met 10 % verlaagd;

uitgaven die worden gedaan in de tweede maand na die waarin de betalingstermijn is verstreken, worden met 25 % verlaagd;

uitgaven die worden gedaan in de derde maand na die waarin de betalingstermijn is verstreken, worden met 45 % verlaagd;

uitgaven die worden gedaan in de vierde maand na die waarin de betalingstermijn is verstreken, worden met 70 % verlaagd;

uitgaven die worden gedaan op een later tijdstip dan de vierde maand na die waarin de betalingstermijn is verstreken, worden met 100 % verlaagd;

c)

de onder a) en b) bedoelde marge van 4 % bedraagt 5 % voor de betalingen waarvoor de termijn na 15 oktober 2009 verstrijkt.”;

b)

lid 2 komt als volgt te luiden:

„2.   In afwijking van lid 1 gelden voor de rechtstreekse betalingen die vallen onder het in artikel 8, lid 1, van Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad (7) bedoelde nettomaximum, de volgende voorwaarden:

a)

indien de in lid 1, onder a), bedoelde marge niet is opgebruikt voor uiterlijk op 15 oktober van het jaar N + 1 verrichte betalingen en er nog meer dan 2 % van resteert, wordt die resterende marge verlaagd tot 2 %;

b)

het totale bedrag aan in een begrotingsjaar Y gedane rechtstreekse betalingen, andere dan betalingen op grond van Verordening (EG) nr. 247/2006 van de Raad (8) en Verordening (EG) nr. 1405/2006 van de Raad (9), komt slechts voor communautaire financiering in aanmerking tot het overeenkomstig artikel 8, lid 1, van Verordening (EG) nr. 73/2009 voor het kalenderjaar Y-1 bepaalde totale nettobedrag aan rechtstreekse betalingen, in voorkomend geval gecorrigeerd voor de in artikel 11 van Verordening (EG) nr. 73/2009 bedoelde aanpassing;

c)

de uitgaven die de onder a) of b) bedoelde grens overschrijden, worden met 100 % verlaagd.

Voor een lidstaat waarvoor niet overeenkomstig artikel 8, lid 1, van Verordening (EG) nr. 73/2009 een nettomaximum is vastgesteld, wordt het in de eerste alinea bedoelde nettomaximum vervangen door de som van de afzonderlijke maxima voor rechtstreekse betalingen voor die lidstaat.

c)

in lid 3 komt de tweede alinea als volgt te luiden:

„De eerste alinea geldt evenwel niet voor de uitgaven die de in lid 2, onder b), bedoelde grens overschrijden.”.

2)

In artikel 19 komt lid 4 als volgt te luiden:

„4.   De overeenkomstig de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 1259/1999 of overeenkomstig artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1655/2004 ingehouden bedragen en de eventueel daarvoor verkregen rente die niet overeenkomstig artikel 1 van Verordening (EG) nr. 963/2001 van de Commissie (10) of overeenkomstig artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1655/2004 zijn betaald, worden aan het ELGF gecrediteerd in het kader van de declaratie van de uitgaven in oktober van het betrokken begrotingsjaar. In voorkomend geval is de te gebruiken wisselkoers die welke wordt bedoeld in artikel 7, lid 2, van de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 16 oktober 2009 voor het begrotingsjaar 2010 en de volgende begrotingsjaren.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 mei 2009.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 209 van 11.8.2005, blz. 1.

(2)  PB L 171 van 23.6.2006, blz. 1.

(3)  Interinstitutioneel dossier: 2008/0103 (CNS).

(4)  PB L 30 van 31.1.2009, blz. 16.

(5)  PB L 42 van 14.2.2006, blz. 1.

(6)  PB L 265 van 26.9.2006, blz. 1.

(7)  PB L 30 van 31.1.2009, blz. 16.

(8)  PB L 42 van 14.2.2006, blz. 1.

(9)  PB L 265 van 26.9.2006, blz. 1.”;

(10)  PB L 136 van 18.5.2001, blz. 4.”.


30.5.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 135/15


VERORDENING (EG) Nr. 452/2009 VAN DE COMMISSIE

van 29 mei 2009

houdende intrekking van Verordening (EG) nr. 1898/2005 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad, wat betreft maatregelen voor de afzet van room, boter en boterconcentraat op de markt van de Gemeenschap

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1), en met name op de artikelen 43, 101 en 192, juncto artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1898/2005 van de Commissie (2) zijn bepalingen vastgesteld voor de toepassing van de steunregeling voor de afzet van overschotten van bepaalde zuivelproducten. Deze regeling, waarin is voorzien in artikel 101 van Verordening (EG) nr. 1234/2007, is ingetrokken bij Verordening (EG) nr. 72/2009 van de Raad van 19 januari 2009 houdende wijzigingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid door wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 247/2006, (EG) nr. 320/2006, (EG) nr. 1405/2006, (EG) nr. 1234/2007, (EG) nr. 3/2008 en (EG) nr. 479/2008 en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 1883/78, (EEG) nr. 1254/89, (EEG) nr. 2247/89, (EEG) nr. 2055/93, (EG) nr. 1868/94, (EG) nr. 2596/97, (EG) nr. 1182/2005 en (EG) nr. 315/2007 (3).

(2)

Derhalve moeten, met het oog op een verbetering van de kostenefficiëntie bij de afzet van interventieboter en ter wille van de vereenvoudiging, de bepalingen inzake de verkoop uit interventievoorraden voor gebruik in banketbakkerswerk, consumptie-ijs en andere voedingsmiddelen, eveneens worden ingetrokken.

(3)

Bijgevolg moet Verordening (EG) nr. 1898/2005 van de Commissie worden ingetrokken.

(4)

Artikel 101 van Verordening (EG) nr. 1234/2007 wordt met ingang van 1 juli 2009 ingetrokken bij Verordening (EG) nr. 72/2009. Derhalve moet Verordening (EG) nr. 1898/2005 eveneens met ingang van die datum worden ingetrokken. In artikel 78 van Verordening (EG) nr. 1898/2005 is evenwel bepaald dat de boter mag worden overgenomen vanaf de twintigste dag van de maand die aan de op de bon vermelde kalendermaand voorafgaat, tot en met de tiende dag van de maand die volgt op de op de bon vermelde kalendermaand. Om de marktdeelnemers in de gelegenheid te stellen gebruik te maken van alle bonnen die geldig zijn tot en met juni 2009, moet hoofdstuk IV van Verordening (EG) nr. 1898/2005 van toepassing blijven op die bonnen.

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 1898/2005 wordt ingetrokken.

Hoofdstuk IV van die verordening blijft evenwel van toepassing en er kan verder steun worden verleend voor leveringen van boter die plaatsvinden op basis van bonnen die geldig zijn tot en met juni 2009.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 juli 2009.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 mei 2009.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1

(2)  PB L 308 van 25.11.2005, blz. 1.

(3)  PB L 30 van 31.1.2009, blz. 1.


30.5.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 135/16


VERORDENING (EG) Nr. 453/2009 VAN DE COMMISSIE

van 29 mei 2009

tot vaststelling van de invoerrechten in de sector granen van toepassing vanaf 1 juni 2009

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (Integrale-GMO-verordening) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1249/96 van de Commissie van 28 juni 1996 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad ten aanzien van de invoerrechten in de sector granen (2), en met name op artikel 2, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 136, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 is bepaald dat het invoerrecht voor de producten van de GN-codes 1001 10 00, 1001 90 91, ex 1001 90 99 (zachte tarwe van hoge kwaliteit), 1002, ex 1005 met uitzondering van hybriden voor zaaidoeleinden, en ex 1007 met uitzondering van hybriden voor zaaidoeleinden, gelijk is aan de interventieprijs voor deze producten bij de invoer, verhoogd met 55 % en verminderd met de cif-invoerprijs voor de betrokken zending. Dit invoerrecht mag echter niet hoger zijn dan het recht van het gemeenschappelijk douanetarief.

(2)

In artikel 136, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 is bepaald dat voor de berekening van het in lid 1 van dat artikel bedoelde invoerrecht regelmatig representatieve cif-invoerprijzen voor de betrokken producten worden vastgesteld.

(3)

Overeenkomstig artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1249/96 is de prijs die in aanmerking moet worden genomen voor de berekening van het invoerrecht voor de producten van de GN-codes 1001 10 00, 1001 90 91, ex 1001 90 99 (zachte tarwe van hoge kwaliteit), 1002 00, 1005 10 90, 1005 90 00 en 1007 00 90, de dagelijkse representatieve cif-invoerprijs die wordt bepaald volgens de methode van artikel 4 van die verordening.

(4)

Er dienen invoerrechten te worden vastgesteld voor de periode vanaf 1 juni 2009, die van toepassing zullen zijn totdat een nieuwe vaststelling in werking treedt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde invoerrechten in de sector granen die van toepassing zijn vanaf 1 juni 2009, worden in bijlage I bij de onderhavige verordening vastgesteld op basis van de in bijlage II vermelde elementen.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 1 juni 2009.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 mei 2009.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 161 van 29.6.1996, blz. 125.


BIJLAGE I

Vanaf 1 juni 2009 geldende invoerrechten voor de in artikel 136, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde producten

GN-code

Omschrijving

Invoerrecht (1)

(EUR/t)

1001 10 00

HARDE TARWE van hoge kwaliteit

0,00

van gemiddelde kwaliteit

0,00

van lage kwaliteit

0,00

1001 90 91

ZACHTE TARWE, zaaigoed

0,00

ex 1001 90 99

ZACHTE TARWE van hoge kwaliteit, andere dan zaaigoed

0,00

1002 00 00

ROGGE

43,39

1005 10 90

MAÏS, zaaigoed, ander dan hybriden

10,29

1005 90 00

MAÏS, andere dan zaaigoed (2)

10,29

1007 00 90

GRAANSORGHO, andere dan hybriden bestemd voor zaaidoeleinden

43,39


(1)  Voor producten die via de Atlantische Oceaan of het Suezkanaal in de Gemeenschap worden aangevoerd, komt de importeur op grond van artikel 2, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1249/96 in aanmerking voor een verlaging van het invoerrecht met:

3 EUR/t als de loshaven aan de Middellandse Zee ligt,

2 EUR/t als de loshaven in Denemarken, Estland, Ierland, Letland, Litouwen, Polen, Finland, Zweden, het Verenigd Koninkrijk of aan de Atlantische kust van het Iberisch Schiereiland ligt.

(2)  De importeur komt in aanmerking voor een forfaitaire verlaging van het invoerrecht met 24 EUR/t als aan de in artikel 2, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1249/96 vastgestelde voorwaarden is voldaan.


BIJLAGE II

Elementen voor de berekening van de in bijlage I vastgestelde rechten

15.5.2009-28.5.2009

1.

Gemiddelden over de in artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1249/96 bedoelde referentieperiode:

(EUR/t)

 

Zachte tarwe (1)

Maïs

Harde tarwe van hoge kwaliteit

Harde tarwe van gemiddelde kwaliteit (2)

Harde tarwe van lage kwaliteit (3)

Gerst

Beurs

Minnéapolis

Chicago

Notering

211,86

121,76

Fob-prijs VSA

210,44

200,44

180,44

100,65

Golfpremie

11,19

Grote-Merenpremie

11,05

2.

Gemiddelden over de in artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1249/96 bedoelde referentieperiode:

Vrachtkosten: Golf van Mexico–Rotterdam:

18,77 EUR/t

Vrachtkosten: Grote Meren–Rotterdam:

17,97 EUR/t


(1)  Premie van 14 EUR/t inbegrepen (artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1249/96).

(2)  Korting van 10 EUR/t (artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1249/96).

(3)  Korting van 30 EUR/t (artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1249/96).


II Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

Raad

30.5.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 135/19


BESCHIKKING VAN DE RAAD

van 27 april 2009

betreffende het bestaan van een buitensporig tekort in Frankrijk

(2009/414/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 104, lid 6,

Gezien de aanbeveling van de Commissie,

Gezien de opmerkingen van Frankrijk,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 104 van het Verdrag dienen de lidstaten buitensporige overheidstekorten te vermijden.

(2)

Het stabiliteits- en groeipact is gebaseerd op de doelstelling van deugdelijke openbare financiën als middel om de voorwaarden voor prijsstabiliteit en voor een tot werkgelegenheidsschepping leidende sterke duurzame groei te verbeteren.

(3)

De buitensporigtekortprocedure (BTP) van artikel 104, die wordt verduidelijkt in Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad van 7 juli 1997 over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten (1) (die deel uitmaakt van het stabiliteits- en groeipact) voorziet in een besluit betreffende het bestaan van een buitensporig tekort. Het aan het Verdrag gehechte protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten bevat nadere bepalingen betreffende de toepassing van de BTP. Verordening (EG) nr. 3605/93 van de Raad (2) bevat gedetailleerde regels en definities voor de toepassing van de bepalingen van genoemd protocol.

(4)

De hervorming in 2005 van het stabiliteits- en groeipact was bedoeld om de doeltreffendheid en de economische onderbouwing van het pact te versterken en tevens de houdbaarheid van de openbare financiën op lange termijn te waarborgen. Deze hervorming moest ervoor zorgen dat bij alle stappen in de BTP met name de economische en budgettaire achtergrond ten volle in aanmerking werd genomen. Op deze wijze verschaft het stabiliteits- en groeipact een kader dat, met inachtneming van de economische situatie, het overheidsstreven naar een spoedige terugkeer naar solide begrotingssituaties ondersteunt.

(5)

Krachtens artikel 104, lid 5, van het Verdrag moet de Commissie advies uitbrengen aan de Raad indien zij van oordeel is dat er in een lidstaat een buitensporig tekort bestaat of kan ontstaan. Rekening houdend met haar verslag op grond van artikel 104, lid 3, en gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité overeenkomstig artikel 104, lid 4, is de Commissie tot de conclusie gekomen dat er in Frankrijk een buitensporig tekort bestaat. De Commissie heeft derhalve op 24 maart 2009 een dergelijk advies over Frankrijk aan de Raad uitgebracht (3).

(6)

In artikel 104, lid 6, van het Verdrag wordt bepaald dat de Raad rekening moet houden met de opmerkingen die de betrokken lidstaat eventueel wenst te maken, alvorens, na een algehele evaluatie te hebben gemaakt, te besluiten of er al dan niet een buitensporig tekort bestaat. In het geval van Frankrijk leidt deze algehele evaluatie tot de volgende conclusies.

(7)

Volgens de gegevens die de Franse autoriteiten op 6 februari 2009 hebben meegedeeld, bedroeg het overheidstekort in Frankrijk in 2008 3,2 % van het bbp (4), waarmee het boven de referentiewaarde van 3 % van het bbp uitkwam. In het verslag van de Commissie overeenkomstig artikel 104, lid 3, werd geconstateerd dat het tekort dicht bij de referentiewaarde van 3 % van het bbp is uitgekomen, maar dat de overschrijding van de referentiewaarde niet kan worden aangemerkt als uitzonderlijk in de zin van het Verdrag en het stabiliteits- en groeipact. Zij kan met name niet worden beschouwd als het gevolg van een ernstige economische neergang in 2008 in de zin van het Verdrag en het stabiliteits- en groeipact. Volgens het Franse bureau voor de statistiek (INSEE) is de bbp-groei in 2008 op 0,7 % uitgekomen, tegen 2,2 % in 2007. De overschrijding van de referentiewaarde kan evenmin als tijdelijk worden beschouwd. Volgens de tussentijdse prognoses van januari 2009 van de diensten van de Commissie zal het overheidstekort in 2009 immers 5,4 % van het bbp bedragen en bij ongewijzigd beleid slechts licht afnemen tot 5 % in 2010 naarmate het effect van het herstelplan op de begroting uitdooft. Er is bijgevolg niet voldaan aan het tekortcriterium van het Verdrag.

(8)

Overeenkomstig artikel 2, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1467/97 kunnen „relevante factoren” alleen in aanmerking worden genomen bij de stappen die leiden naar het besluit van de Raad overeenkomstig artikel 104, lid 6, over het al dan niet bestaan van een buitensporig tekort indien volledig is voldaan aan de tweeledige voorwaarde, namelijk dat het tekort dicht bij de referentiewaarde blijft en dat de overschrijding door het tekort van de referentiewaarde van tijdelijke aard is. In het geval van Frankrijk is niet aan deze tweeledige voorwaarde voldaan. Derhalve wordt in de stappen die tot deze beschikking leiden, geen rekening gehouden met relevante factoren,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING VASTGESTELD:

Artikel 1

Uit een algehele evaluatie volgt dat er in Frankrijk een buitensporig tekort bestaat.

Artikel 2

Deze beschikking is gericht tot de Franse Republiek.

Gedaan te Luxemburg, 27 april 2009.

Voor de Raad

De voorzitter

A. VONDRA


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 6.

(2)  PB L 332 van 31.12.1993, blz. 7.

(3)  Alle BTP-documenten voor Frankrijk zijn te vinden op de volgende website:

http://ec.europa.eu/economy_finance/netstartsearch/pdfsearch/pdf.cfm?mode=_m2

(4)  Op 4 maart heeft de regering bekendgemaakt dat het tekort in 2008 vermoedelijk 3,4 % van het bbp heeft belopen. Deze raming is niet definitief.


30.5.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 135/21


BESCHIKKING VAN DE RAAD

van 27 april 2009

betreffende het bestaan van een buitensporig tekort in Griekenland

(2009/415/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 104, lid 6,

Gezien de aanbeveling van de Commissie,

Gezien de opmerkingen van Griekenland,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 104 van het Verdrag dienen de lidstaten buitensporige overheidstekorten te vermijden.

(2)

Het stabiliteits- en groeipact is gebaseerd op de doelstelling van deugdelijke openbare financiën als middel om de voorwaarden voor prijsstabiliteit en voor een tot werkgelegenheidsschepping leidende sterke duurzame groei te verbeteren.

(3)

De buitensporigtekortprocedure (BTP) van artikel 104, die wordt omschreven in Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad van 7 juli 1997 over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten (1) (die deel uitmaakt van het stabiliteits- en groeipact) voorziet in een besluit betreffende het bestaan van een buitensporig tekort. Het aan het Verdrag gehechte protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten bevat nadere bepalingen betreffende de toepassing van de BTP. Verordening (EG) nr. 3605/93 van de Raad (2) bevat gedetailleerde regels en definities voor de toepassing van de bepalingen van genoemd protocol.

(4)

De hervorming in 2005 van het stabiliteits- en groeipact was bedoeld om de doeltreffendheid en de economische onderbouwing van het pact te versterken en tevens de houdbaarheid van de openbare financiën op lange termijn te waarborgen. Deze hervorming moest ervoor zorgen dat bij alle stappen in de BTP met name de economische en budgettaire achtergrond ten volle in aanmerking werd genomen. Op deze wijze verschaft het stabiliteits- en groeipact een kader dat, met inachtneming van de economische situatie, het overheidsstreven naar een spoedige terugkeer naar solide begrotingssituaties ondersteunt.

(5)

Krachtens artikel 104, lid 5, van het Verdrag moet de Commissie advies uitbrengen aan de Raad indien zij van oordeel is dat er in een lidstaat een buitensporig tekort bestaat of kan ontstaan. Rekening houdend met haar verslag op grond van artikel 104, lid 3, en gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité overeenkomstig artikel 104, lid 4, is de Commissie tot de conclusie gekomen dat er in Griekenland een buitensporig tekort bestaat. De Commissie heeft derhalve op 24 maart 2009 een dergelijk advies over Griekenland aan de Raad uitgebracht (3).

(6)

In artikel 104, lid 6, van het Verdrag wordt bepaald dat de Raad rekening moet houden met de opmerkingen die de betrokken lidstaat eventueel wenst te maken, alvorens, na een algehele evaluatie te hebben gemaakt, te besluiten of er al dan niet een buitensporig tekort bestaat. In het geval van Griekenland leidt deze algehele evaluatie tot de volgende conclusies.

(7)

In 2007 is het overheidstekort in Griekenland uitgekomen op 3,5 % van het bbp, waarmee de referentiewaarde van 3 % van het bbp werd overschreden. In de tussentijdse prognoses van januari 2009 van de diensten van de Commissie wordt het overheidstekort, ongerekend eenmalige maatregelen, voor 2008 geraamd op 3,6 % van het bbp (3,4 % als de eenmalige maatregelen worden meegerekend). Deze raming berust op een reële bbp-groei van 2,9 % in 2008. Daarbij is rekening gehouden met de meest recente informatie over de uitvoering van de begrotingswet 2008. Voor 2009 rekenen de diensten van de Commissie in hun tussentijdse prognoses van januari 2009 op basis van een reële bbp-groeiraming van 0,2 % en op basis van een voorzichtige beoordeling van de begrotingswet 2009 die het parlement op 21 december heeft aangenomen, op een overheidstekort, ongerekend eenmalige maatregelen, van 4,4 % van het bbp (3,7 % als eenmalige ontvangsten worden meegeteld). Op basis van de gebruikelijke aanname dat het beleid ongewijzigd blijft, en ervan uitgaande dat de eenmalige maatregelen geen vervolg krijgen, zal het tekort in 2010 uitkomen op 4,2 % van het bbp. Er is bijgevolg niet voldaan aan het tekortcriterium van het Verdrag.

(8)

De bruto overheidsschuld bedroeg in 2007 94,8 % van het bbp en in 2008 94,6 % van het bbp en is daarmee ruim boven de in het Verdrag vastgelegde referentiewaarde van 60 % van het bbp gebleven. Volgens de tussentijdse prognoses van januari 2009 van de diensten van de Commissie zal de overheidsschuldquote verder stijgen tot 96,25 % in 2009 en 98,5 % van het bbp in 2010. Bij de huidige tekorten en ramingen van de middellangetermijngroei zal de schuldquote niet convergeren naar een niveau dat onder de 60 % van het bbp ligt. Er kan niet worden gesteld dat de schuldquote in voldoende mate afneemt en de referentiewaarde in een bevredigend tempo benadert in de zin van het Verdrag en het stabiliteits- en groeipact.

(9)

Overeenkomstig artikel 2, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1467/97 kunnen „relevante factoren” alleen in aanmerking worden genomen bij de stappen die leiden naar het besluit van de Raad overeenkomstig artikel 104, lid 6, over het al dan niet bestaan van een buitensporig tekort indien volledig is voldaan aan de tweeledige voorwaarde, namelijk dat het tekort dicht bij de referentiewaarde blijft en dat de overschrijding van de referentiewaarde van tijdelijke aard is. In het geval van Griekenland is niet aan deze tweeledige voorwaarde voldaan. Derhalve wordt in de stappen die tot deze beschikking leiden, geen rekening gehouden met relevante factoren,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING VASTGESTELD:

Artikel 1

Uit een algehele evaluatie volgt dat er in Griekenland een buitensporig tekort bestaat.

Artikel 2

Deze beschikking is gericht tot de Helleense Republiek.

Gedaan te Luxemburg, 27 april 2009.

Voor de Raad

De voorzitter

A. VONDRA


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 6.

(2)  PB L 332 van 31.12.1993, blz. 7.

(3)  Alle BTP-documenten voor Griekenland zijn te vinden op de volgende website:

http://ec.europa.eu/economy_finance/netstartsearch/pdfsearch/pdf.cfm?mode=_m2


30.5.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 135/23


BESCHIKKING VAN DE RAAD

van 27 april 2009

betreffende het bestaan van een buitensporig tekort in Ierland

(2009/416/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 104, lid 6,

Gezien de aanbeveling van de Commissie,

Gezien de opmerkingen van Ierland,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 104 van het Verdrag dienen de lidstaten buitensporige overheidstekorten te vermijden.

(2)

Het stabiliteits- en groeipact is gebaseerd op de doelstelling van deugdelijke openbare financiën als middel om de voorwaarden voor prijsstabiliteit en voor een tot werkgelegenheidsschepping leidende sterke duurzame groei te verbeteren.

(3)

De buitensporigtekortprocedure (BTP) van artikel 104, die wordt verduidelijkt in Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad van 7 juli 1997 over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten (1) (die deel uitmaakt van het stabiliteits- en groeipact), voorziet in een besluit betreffende het bestaan van een buitensporig tekort. Het aan het Verdrag gehechte protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten bevat nadere bepalingen betreffende de toepassing van de BTP. Verordening (EG) nr. 3605/93 van de Raad (2) bevat gedetailleerde regels en definities voor de toepassing van de bepalingen van genoemd protocol.

(4)

De hervorming in 2005 van het stabiliteits- en groeipact was bedoeld om de doeltreffendheid en de economische onderbouwing van het pact te versterken en tevens de houdbaarheid van de openbare financiën op lange termijn te waarborgen. Deze hervorming moest ervoor zorgen dat bij alle stappen in de BTP met name de economische en budgettaire achtergrond ten volle in aanmerking werd genomen. Op deze wijze verschaft het stabiliteits- en groeipact een kader dat, met inachtneming van de economische situatie, het overheidsstreven naar een spoedige terugkeer naar solide begrotingssituaties ondersteunt.

(5)

Krachtens artikel 104, lid 5, van het Verdrag moet de Commissie advies uitbrengen aan de Raad indien zij van oordeel is dat er in een lidstaat een buitensporig tekort bestaat of kan ontstaan. Rekening houdend met haar verslag op grond van artikel 104, lid 3, en gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité overeenkomstig artikel 104, lid 4, is de Commissie tot de conclusie gekomen dat er in Ierland een buitensporig tekort bestaat. De Commissie heeft derhalve op 24 maart 2009 een dergelijk advies over Ierland aan de Raad uitgebracht (3).

(6)

In artikel 104, lid 6, van het Verdrag wordt bepaald dat de Raad rekening moet houden met de opmerkingen die de betrokken lidstaat eventueel wenst te maken, alvorens, na een algehele evaluatie te hebben gemaakt, te besluiten of er al dan niet een buitensporig tekort bestaat. In het geval van Ierland leidt deze algehele evaluatie tot de volgende conclusies.

(7)

Volgens het geactualiseerde stabiliteitsprogramma bedroeg het overheidstekort in Ierland in 2008 6,3 % van het bbp, waarmee het boven de referentiewaarde van 3 % van het bbp uitkwam. Het tekort ligt niet dicht bij de referentiewaarde van 3 % van het bbp, maar de overschrijding van de referentiewaarde kan als uitzonderlijk worden aangemerkt. Zij vloeide met name voort uit een ernstige economische neergang in de zin van het Verdrag en het stabiliteits- en groeipact. In de tussentijdse prognoses van januari 2009 van de diensten van de Commissie wordt ervan uitgegaan dat de reële bbp-groei in Ierland in 2008 fors negatief is geweest (-2,0 %, iets slechter dan de Ierse autoriteiten hadden voorspeld in het addendum van januari 2009 bij de actualisering van het stabiliteitsprogramma, namelijk -1,4 %).

(8)

Bovendien kan de overschrijding van de referentiewaarde niet als tijdelijk worden beschouwd. Volgens de tussentijdse prognoses van januari 2009 van de diensten van de Commissie zou het tekort, rekening houdend met de in de begroting voor 2009 vervatte maatregelen voor het lopende jaar (maar niet met het in februari 2009 aangekondigde aanvullende consolidatiepakket ten belope van 1 % van het bbp), toenemen tot 11 % van het bbp in 2009 en bij ongewijzigd beleid verder oplopen tot 13 % van het bbp in 2010. Er is derhalve niet voldaan aan het tekortcriterium van het Verdrag.

(9)

De bruto overheidsschuld is op 40,6 % van het bbp uitgekomen en daarmee onder de referentiewaarde van 60 % van het bbp gebleven. Volgens de tussentijdse prognoses van januari 2009 van de diensten van de Commissie zal het schuldniveau echter snel blijven stijgen, hetgeen ertoe zal leiden dat de referentiewaarde van 60 % van het bbp tegen 2010 wordt overschreden.

(10)

Overeenkomstig artikel 2, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1467/97 kunnen „relevante factoren” alleen in aanmerking worden genomen bij de stappen die leiden naar een besluit van de Raad overeenkomstig artikel 104, lid 6, over het al dan niet bestaan van een buitensporig tekort indien volledig is voldaan aan de tweeledige voorwaarde, namelijk dat het tekort dicht bij de referentiewaarde blijft en dat de overschrijding door het tekort van de referentiewaarde van tijdelijke aard is. In het geval van Ierland is niet aan deze tweeledige voorwaarde voldaan. Derhalve wordt in de stappen die tot dit besluit leiden, geen rekening gehouden met relevante factoren,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING VASTGESTELD:

Artikel 1

Uit een algehele evaluatie volgt dat er in Ierland een buitensporig tekort bestaat.

Artikel 2

Deze beschikking is gericht tot Ierland.

Gedaan te Luxemburg, 27 april 2009.

Voor de Raad

De voorzitter

A. VONDRA


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 6.

(2)  PB L 332 van 31.12.1993, blz. 7.

(3)  Alle BTP-documenten voor Ierland zijn te vinden op:

http://ec.europa.eu/economy_finance/netstartsearch/pdfsearch/pdf.cfm?mode=_m2


30.5.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 135/25


BESCHIKKING VAN DE RAAD

van 27 april 2009

betreffende het bestaan van een buitensporig tekort in Spanje

(2009/417/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 104, lid 6,

Gezien de aanbeveling van de Commissie,

Gezien de opmerkingen van Spanje,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 104 van het Verdrag dienen de lidstaten buitensporige overheidstekorten te vermijden.

(2)

Het stabiliteits- en groeipact is gebaseerd op de doelstelling van deugdelijke openbare financiën als middel om de voorwaarden voor prijsstabiliteit en voor een tot werkgelegenheidsschepping leidende sterke duurzame groei te verbeteren.

(3)

De buitensporigtekortprocedure (BTP) van artikel 104, die wordt omschreven in Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad van 7 juli 1997 over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten (1) (die deel uitmaakt van het stabiliteits- en groeipact) voorziet in een besluit betreffende het bestaan van een buitensporig tekort. Het aan het Verdrag gehechte protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten bevat nadere bepalingen betreffende de toepassing van de BTP. Verordening (EG) nr. 3605/93 van de Raad (2) bevat gedetailleerde regels en definities voor de toepassing van de bepalingen van genoemd protocol.

(4)

De hervorming in 2005 van het stabiliteits- en groeipact was bedoeld om de doeltreffendheid en de economische onderbouwing van het pact te versterken en tevens de houdbaarheid van de openbare financiën op lange termijn te waarborgen. Deze hervorming moest ervoor zorgen dat bij alle stappen in de BTP met name de economische en budgettaire achtergrond ten volle in aanmerking werd genomen. Op deze wijze verschaft het stabiliteits- en groeipact een kader dat, met inachtneming van de economische situatie, het overheidsstreven naar een spoedige terugkeer naar solide begrotingssituaties ondersteunt.

(5)

Krachtens artikel 104, lid 5, van het Verdrag moet de Commissie advies uitbrengen aan de Raad indien zij van oordeel is dat er in een lidstaat een buitensporig tekort bestaat of kan ontstaan. Rekening houdend met haar verslag op grond van artikel 104, lid 3, en gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité overeenkomstig artikel 104, lid 4, van het Verdrag is de Commissie tot de conclusie gekomen dat er in Spanje een buitensporig tekort bestaat. De Commissie heeft derhalve op 24 maart 2009 een dergelijk advies over Spanje aan de Raad uitgebracht (3).

(6)

In artikel 104, lid 6, van het Verdrag wordt bepaald dat de Raad rekening moet houden met de opmerkingen die de betrokken lidstaat eventueel wenst te maken, alvorens, na een algehele evaluatie te hebben gemaakt, te besluiten of er al dan niet een buitensporig tekort bestaat. In het geval van Spanje leidt deze algehele evaluatie tot de volgende conclusies.

(7)

Volgens het geactualiseerde stabiliteitsprogramma van januari 2009 is het Spaanse overheidstekort in 2008 uitgekomen op een geraamde 3,4 % van het bbp, waarmee de referentiewaarde van 3 % van het bbp wordt overschreden. Het tekort is dicht bij de referentiewaarde van 3 % van het bbp uitgekomen, maar de overschrijding van de referentiewaarde kan niet kan worden aangemerkt als uitzonderlijk in de zin van het Verdrag en het stabiliteits- en groeipact, met een reële groei van het bbp in Spanje die voor 2008 wordt geraamd op 1,2 % van het bbp, na 3,7 % in 2007, terwijl de output gap positief is gebleven. Evenmin kan de overschrijding van de referentiewaarde als tijdelijk worden beschouwd.

(8)

Volgens de tussentijdse prognoses van januari 2009 van de diensten van de Commissie zal het nominale overheidstekort in 2009 oplopen tot 6,2 % van het bbp. Daarbij is rekening gehouden met eenmalige, tekortverhogende maatregelen van meer dan een ½ % van het bbp. De raming berustte op een voorspelde bbp-krimp van 2 % en op een voorzichtige beoordeling van zowel de begrotingswet van 2009 als het begrotingspakket van de Spaanse autoriteiten van 27 november 2008. Op basis van de gebruikelijke aanname dat het beleid ongewijzigd blijft, zal het tekort in 2010 uitkomen op 5,7 % van het bbp. Er is bijgevolg niet voldaan aan het tekortcriterium van het Verdrag.

(9)

De bruto overheidsschuld blijft ruim onder de referentiewaarde van 60 % van het bbp en is in het stabiliteitsprogramma van januari 2009 geraamd op 39,5 % van het bbp in 2008, maar zal volgens de tussentijdse prognoses van januari 2009 van de diensten van de Commissie duidelijk stijgen tot 53 % in 2010.

(10)

Overeenkomstig artikel 2, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1467/97 kunnen „relevante factoren” alleen in aanmerking worden genomen bij de stappen die leiden naar het besluit van de Raad overeenkomstig artikel 104, lid 6, over het al dan niet bestaan van een buitensporig tekort indien volledig is voldaan aan de tweeledige voorwaarde, namelijk dat het tekort dicht bij de referentiewaarde blijft en dat de overschrijding van de referentiewaarde van tijdelijke aard is. In het geval van Spanje is niet aan deze tweeledige voorwaarde voldaan. Derhalve wordt in de stappen die tot deze beschikking leiden, geen rekening gehouden met relevante factoren,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING VASTGESTELD:

Artikel 1

Uit een algehele evaluatie volgt dat er in Spanje een buitensporig tekort bestaat.

Artikel 2

Deze beschikking is gericht tot het Koninkrijk Spanje.

Gedaan te Luxemburg, 27 april 2009.

Voor de Raad

De voorzitter

A. VONDRA


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 6.

(2)  PB L 332 van 31.12.1993, blz. 7.

(3)  Alle BTP-documenten voor Spanje zijn te vinden op de volgende website:

http://ec.europa.eu/economy_finance/netstartsearch/pdfsearch/pdf.cfm?mode=_m2


30.5.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 135/27


BESLUIT VAN DE RAAD

van 25 mei 2009

tot benoeming van een Estlands lid van het Europees Economisch en Sociaal Comité

(2009/418/EG, Euratom)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 259,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name op artikel 167,

Gezien Besluit 2006/524/EG, Euratom (1),

Gezien de voordracht van de Estlandse regering,

Gezien het advies van de Commissie,

Overwegende dat een zetel van een lid van het Europees Economisch en Sociaal Comité is vrijgekomen door het ontslag van mevrouw Kristina TSHISTOVA,

BESLUIT:

Artikel 1

Mevrouw Reet TEDER, Eesti Kaubandus-Tööstuskoja poliitikadirektor — I grupp — tööandjate esindajad, (beleidsdirecteur van de Estlandse kamer van koophandel en industrie — groep I — werkgeversvertegenwoordigers) wordt benoemd tot lid van het Europees Economisch en Sociaal comité voor de resterende duur van het mandaat, te weten tot en met 20 september 2010.

Artikel 2

Dit besluit wordt van kracht op de dag waarop het wordt aangenomen.

Gedaan te Brussel, 25 mei 2009.

Voor de Raad

De voorzitter

J. ŠEBESTA


(1)  PB L 207 van 28.7.2006, blz. 30.


30.5.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 135/28


BESLUIT VAN DE RAAD

van 25 mei 2009

tot benoeming van een Belgisch lid van het Europees Economisch en Sociaal Comité

(2009/419/EG, Euratom)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 259,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name op artikel 167,

Gelet op Besluit 2006/651/EG, Euratom (1),

Gezien de voordracht van de Belgische regering,

Gezien het advies van de Commissie,

Overwegende dat in het Europees Economisch en Sociaal Comité een zetel van lid is vrijgekomen door het aftreden van mevrouw Christine FAES,

BESLUIT:

Artikel 1

De heer Ronny LANNOO, adviseur-generaal UNIZO, wordt benoemd tot lid van het Europees Economisch en Sociaal Comité voor de verdere duur van de ambtstermijn, dat wil zeggen tot en met 20 september 2010.

Artikel 2

Dit besluit wordt van kracht op de dag waarop het wordt aangenomen.

Gedaan te Brussel, 25 mei 2009.

Voor de Raad

De voorzitter

J. ŠEBESTA


(1)  PB L 269 van 28.9.2006, blz. 13.


Commissie

30.5.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 135/29


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 28 mei 2009

tot wijziging van Beschikking 2006/133/EG tot tijdelijke verplichting van de lidstaten om ten aanzien van andere gebieden in Portugal dan die waarvan bekend is dat Bursaphelenchus xylophilus (Steiner et Buhrer) Nickle et al. (het dennenaaltje) er niet voorkomt, aanvullende maatregelen te nemen teneinde de verspreiding ervan tegen te gaan

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 3868)

(2009/420/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 2000/29/EG van de Raad van 8 mei 2000 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen (1), en met name op artikel 16, lid 3, vierde zin,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In overeenstemming met Beschikking 2006/133/EG van de Commissie (2) voert Portugal een uitroeiingsprogramma uit om de verspreiding van het dennenaaltje tegen te gaan.

(2)

Op 16 januari 2009 heeft het Verenigd Koninkrijk de Commissie in kennis gesteld van de onderschepping van verpakkingsmateriaal van hout uit Portugal dat levende dennenaaltjes bevatte en in strijd met Beschikking 2006/133/EG niet was gemerkt overeenkomstig Internationale Norm nr. 15 van de FAO voor fytosanitaire maatregelen inzake „Guidelines for regulating wood packaging material in international trade”, hierna „Internationale Norm nr. 15 van de FAO voor fytosanitaire maatregelen” genoemd.

(3)

Op 20 februari 2009 stelde België de Commissie in kennis van vijf niet-conforme zendingen schors en houtafval uit Portugal. De onderschepte schors ging vergezeld van certificaten van een fytosanitaire behandeling door middel van fumigatie. Volgens Beschikking 2006/133/EG moet schors evenwel een warmtebehandeling ondergaan. Bij de onderschepte zending houtafval werden in de begeleidende documenten bovendien inconsistenties aangetroffen.

(4)

Op 11 februari 2009 stelde Spanje de Commissie in kennis van de onderschepping van zendingen schors en afval van vatbaar hout uit Portugal waarin levende dennenaaltjes werden aangetroffen. Op 20 februari 2009 en 3 maart 2009 stelde Spanje de Commissie in kennis van de onderschepping van zendingen vatbaar hout uit Portugal, die niet vergezeld gingen van een volgens punt 1, onder a), van de bijlage bij Beschikking 2006/133/EG vereist plantenpaspoort. Op 3, 6 en 18 maart 2009 stelde Spanje de Commissie in kennis van de onderschepping van zendingen van verpakkingsmateriaal van hout uit Portugal dat in strijd met Beschikking 2006/133/EG niet was gemerkt overeenkomstig Internationale Norm nr. 15 van de FAO voor fytosanitaire maatregelen.

(5)

Op 1 april 2009 heeft Ierland de Commissie in kennis gesteld van de onderschepping van verpakkingsmateriaal van hout uit Portugal waarin levende dennenaaltjes werden aangetroffen. Verder heeft Ierland de Commissie op 21 april 2009 in kennis gesteld van de onderschepping van vier zendingen verpakkingsmateriaal van hout uit Portugal dat niet was gemerkt overeenkomstig Internationale Norm nr. 15 van de FAO voor fytosanitaire maatregelen.

(6)

Op 24 maart 2009 en 3 april 2009 heeft Litouwen de Commissie in kennis gesteld van de onderschepping van verpakkingsmateriaal van hout uit Portugal dat niet was gemerkt overeenkomstig Internationale Norm nr. 15 van de FAO voor fytosanitaire maatregelen.

(7)

Bij controles die de Commissie tussen 2 en 11 maart 2009 in Portugal heeft uitgevoerd, bleek dat er geen volledig toezicht is op het vervoer van hout en verpakkingsmateriaal van hout, hoewel dat door Beschikking 2006/133/EG wordt verlangd. In het bijzonder werden bij de controle van wegcontroles bij de Spaanse grens diverse gevallen van niet-inachtneming van de voorschriften ontdekt. Bijgevolg kan niet worden uitgesloten dat dennenaaltjes buiten de afgebakende gebieden in Portugal worden verspreid.

(8)

Gezien die nieuwe bevindingen in diverse lidstaten en de resultaten van het controlebezoek door de Commissie is het noodzakelijk dat Portugal het officiële toezicht op het vervoer van vatbaar hout, vatbare schors en vatbare planten van de afgebakende gebieden naar andere gebieden tot het maximaal haalbare niveau opvoert, teneinde ervoor te zorgen dat aan de voorwaarden in Beschikking 2006/133/EG wordt voldaan. Dat officiële toezicht moet speciaal gericht zijn op het vervoer waarbij de kans op de verspreiding van levende dennenaaltjes buiten de afgebakende gebieden het grootst is. Om de kans op fraude te beperken, moeten de officiële controles daar worden uitgevoerd waar vatbaar hout, vatbare schors en vatbare planten de afgebakende gebieden verlaten. De resultaten van het officiële toezicht moeten wekelijks aan de Commissie en de andere lidstaten worden medegedeeld, zodat zij de ontwikkelingen in Portugal op de voet kunnen volgen.

(9)

Om het toezicht op materiaal dat kan bijdragen tot de verspreiding van levende dennenaaltjes naar andere lidstaten uit te breiden, is het bovendien dienstig het officiële toezicht door de lidstaten op vatbaar hout, vatbare schors en vatbare planten die vanuit Portugal hun grondgebied binnenkomen, te intensiveren. Dat officiële toezicht moet bestaan uit een controle van de documenten, een overeenstemmingscontrole en zo nodig een fytosanitaire controle, waaronder eventueel een test op de aanwezigheid van dennenaaltjes. De frequentie van de officiële controles moet evenredig zijn aan het risico. Wanneer de niet-inachtneming van de voorschriften wordt bevestigd, moeten de in Richtlijn 2000/29/EG bedoelde passende maatregelen worden genomen.

(10)

Beschikking 2006/133/EG bevat thans geen voorschriften voor het vervoer van vatbaar hout van oorsprong uit andere gebieden dan de afgebakende gebieden, in de vorm van stuwmateriaal, tussenschotten en dwarsbalken, met inbegrip van hout dat niet meer zijn natuurlijke ronde oppervlak heeft, en in de vorm van pakkisten, kratten, trommels of vergelijkbare verpakkingen, laadborden, laadkisten of andere laadplateaus, dan wel opzetranden voor laadborden, al dan niet daadwerkelijk gebruikt voor het vervoer van allerhande voorwerpen (hierna „vatbaar verpakkingsmateriaal van hout” genoemd), uit de afgebakende gebieden naar andere gebieden in de lidstaten of in derde landen, dan wel voor het vervoer van dergelijk materiaal uit een deel van het afgebakende gebied waarvan bekend is dat het dennenaaltje er voorkomt naar het deel van het afgebakende gebied dat als bufferzone is aangewezen.

(11)

De reden voor het ontbreken van dergelijke voorschriften is dat er bij vatbaar verpakkingsmateriaal van hout dat niet van oorsprong is uit de afgebakende gebieden, geen gevaar bestaat dat het dennenaaltje erin voorkomt, zelfs wanneer dergelijk materiaal binnen de afgebakende gebieden wordt vervoerd. Het is momenteel evenwel niet mogelijk dergelijk verpakkingsmateriaal te onderscheiden van verpakkingsmateriaal van hout dat van oorsprong is uit de afgebakende gebieden, maar in strijd met Beschikking 2006/133/EG niet overeenkomstig bijlage II bij Internationale Norm nr. 15 van de FAO voor fytosanitaire maatregelen gemerkt is.

(12)

Wegens het voorzorgsbeginsel moet daarom al het vatbare verpakkingsmateriaal van hout, ongeacht de oorsprong, dat de afgebakende gebieden verlaat zonder overeenkomstig bijlage II bij Internationale Norm nr. 15 van de FAO voor fytosanitaire maatregelen gemerkt te zijn, door de bevoegde officiële instanties van de lidstaten worden beschouwd als materiaal dat niet in overeenstemming is met Beschikking 2006/133/EG. Het is derhalve dienstig het vervoer van dergelijk materiaal dat van oorsprong is uit andere gebieden dan de afgebakende gebieden en vanuit de afgebakende gebieden wordt vervoerd naar niet-afgebakende gebieden in de lidstaten of in derde landen, alsmede het vervoer van dat materiaal uit het deel van de afgebakende gebieden waarvan bekend is dat het dennenaaltje er voorkomt naar het deel van de afgebakende gebieden dat als bufferzone is aangewezen, te verbieden tenzij kan worden vastgesteld dat er geen gevaar bestaat dat hierdoor het dennenaaltje wordt verspreid.

(13)

Dergelijk materiaal wordt geacht geen gevaar voor de verspreiding van het dennenaaltje op te leveren wanneer het een van de in bijlage I bij Internationale Norm nr. 15 van de FAO voor fytosanitaire maatregelen gespecificeerde goedgekeurde behandelingen heeft ondergaan en gemerkt is overeenkomstig bijlage II bij die norm. Thans is er geen alternatief dat even grote garanties kan geven, in het bijzonder omdat er op communautair niveau geen systeem bestaat op grond waarvan de bevoegde officiële instanties in de lidstaten de oorsprong van het voor de productie van vatbaar verpakkingsmateriaal gebruikt hout certificeren en een dergelijk systeem ook niet op korte termijn kan worden ingevoerd.

(14)

Er zijn aanwijzingen dat het risico voor de verspreiding van het dennenaaltje bij kisten die volledig bestaan uit hout met een dikte van 6 mm of minder kleiner is dan bij die van dikker hout. Daarom moeten dergelijke kisten ongeacht de oorsprong van het hout dat voor hun productie is gebruikt, worden uitgesloten van de behandelings- en merkverplichtingen overeenkomstig Internationale Norm nr. 15 van de FAO voor fytosanitaire maatregelen.

(15)

Om de marktdeelnemers voldoende tijd te geven om zich aan de in deze beschikking opgenomen eisen aan te passen, dient deze beschikking niet van toepassing te zijn vóór 16 juni 2009.

(16)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Plantenziektekundig Comité,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Beschikking 2006/133/EG wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 2 wordt na de eerste alinea de volgende alinea ingevoegd:

„Bij het toezicht op de naleving van de in punt 1 van de bijlage opgenomen voorwaarden past Portugal het hoogst haalbare niveau van officiële controles toe op het vervoer van vatbaar hout, vatbare schors en vatbare planten uit afgebakende gebieden op zijn grondgebied naar andere dan de afgebakende gebieden in lidstaten of in derde landen. Het besteedt speciale aandacht aan het vervoer waarbij het risico dat levende dennenaaltjes buiten de afgebakende gebieden worden gebracht het grootst is. De officiële controles worden uitgevoerd op de punten waar het vatbare hout, de vatbare schors en de vatbare planten de afgebakende gebieden verlaten. Alle resultaten worden wekelijks aan de Commissie en de andere lidstaten medegedeeld.”.

2)

Artikel 3 wordt vervangen door:

„Artikel 3

1.   Andere lidstaten van bestemming dan Portugal voeren officieel toezicht uit op vatbaar hout, vatbare schors en vatbare planten, die afkomstig zijn uit Portugal en hun grondgebied binnenkomen. Dit toezicht omvat een controle van de documenten, waaronder een controle op de aanwezigheid en de conformiteit van de markering overeenkomstig deze beschikking, een overeenstemmingscontrole en zo nodig een fytosanitaire controle, waaronder eventueel een test op de aanwezigheid van dennenaaltjes.

2.   Het officiële toezicht in de zin van lid 1 wordt uitgevoerd met een frequentie die vooral afhankelijk is van het risico dat de verschillende soorten vatbaar hout, vatbare schors en vatbare planten meebrengen en van de naleving van de eisen in deze beschikking door de voor het vervoer van vatbaar hout, vatbare schors en vatbare planten verantwoordelijke marktdeelnemer in het verleden.

3.   Indien door het overeenkomstig lid 1 uitgevoerde officiële toezicht wordt bevestigd dat de voorschriften niet worden nageleefd, worden passende maatregelen genomen, zoals die welke worden genoemd in artikel 11 van Richtlijn 2000/29/EG.”.

3)

De bijlage wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze beschikking.

Artikel 2

Deze beschikking is van toepassing met ingang van 16 juni 2009.

Artikel 3

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 28 mei 2009.

Voor de Commissie

Androulla VASSILIOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 169 van 10.7.2000, blz. 1.

(2)  PB L 52 van 23.2.2006, blz. 34.


BIJLAGE

De bijlage bij Beschikking 2006/133/EG wordt als volgt gewijzigd:

1)

Punt 1, onder d), wordt vervangen door:

„d)

vatbaar hout in de vorm van stuwmateriaal, tussenschotten en dwarsbalken, met inbegrip van hout dat niet meer zijn natuurlijke ronde oppervlak heeft, en in de vorm van pakkisten, met uitzondering van die welke geheel bestaan uit hout met een dikte van 6 mm of minder, kratten, trommels of vergelijkbare verpakkingen, laadborden, laadkisten of andere laadplateaus, en opzetranden voor laadborden, al dan niet daadwerkelijk gebruikt voor het vervoer van allerhande voorwerpen, mag het afgebakende gebied niet verlaten; de verantwoordelijke officiële instantie kan een uitzondering op dit verbod toestaan als het hout is onderworpen aan een van de goedgekeurde behandelingen zoals aangegeven in bijlage I bij de Internationale Norm nr. 15 van de FAO voor fytosanitaire maatregelen inzake „Guidelines for regulating wood packaging material in international trade” en is gemerkt overeenkomstig bijlage II bij die norm.”.

2)

Punt 2, onder g), wordt vervangen door:

„g)

vatbaar hout van oorsprong uit de afgebakende gebieden in de vorm van nieuw geproduceerde pakkisten, met uitzondering van die welke geheel bestaan uit hout met een dikte van 6 mm of minder, kratten, trommels of vergelijkbare verpakkingen, laadborden, laadkisten of andere laadplateaus, opzetranden voor laadborden, stuwmateriaal, tussenschotten en dwarsbalken, met inbegrip van hout dat niet meer zijn natuurlijke ronde oppervlak heeft, moet onderworpen worden aan een van de goedgekeurde behandelingen, als aangegeven in bijlage I bij de Internationale Norm nr. 15 van de FAO voor fytosanitaire maatregelen inzake „Guidelines for regulating wood packaging material in international trade” en moet worden voorzien van een merkteken overeenkomstig bijlage II bij die norm.”.