ISSN 1725-2598 doi:10.3000/17252598.L_2009.104.nld |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 104 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
52e jaargang |
Inhoud |
|
I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is |
Bladzijde |
|
|
VERORDENINGEN |
|
|
|
||
|
* |
||
|
|
||
|
|
||
|
|
||
|
|
||
|
|
||
|
|
||
|
|
||
|
|
||
|
|
||
|
|
||
|
|
RICHTLIJNEN |
|
|
* |
Richtlijn 2009/37/EG van de Commissie van 23 april 2009 tot wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad teneinde chloormequat, koperverbindingen, propaquizafop, quizalofop-P, teflubenzuron en zèta-cypermethrin op te nemen als werkzame stoffen ( 1 ) |
|
|
II Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is |
|
|
|
BESLUITEN/BESCHIKKINGEN |
|
|
|
Raad |
|
|
|
2009/340/EG |
|
|
* |
||
|
|
Commissie |
|
|
|
2009/341/EG |
|
|
* |
Beschikking van de Commissie van 4 juni 2008 betreffende een steunmaatregel C 9/08 (ex NN 8/08, CP 244/07) van Duitsland ten gunste van Sachsen LB (Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 2269) ( 1 ) |
|
|
|
2009/342/EG |
|
|
* |
Beschikking van de Commissie van 23 april 2009 tot wijziging van Beschikking 2003/467/EG wat betreft de erkenning van bepaalde bestuurlijke regio’s van Italië als officieel vrij van rundertuberculose, runderbrucellose en enzoötische boviene leukose, de erkenning van bepaalde bestuurlijke regio’s van Polen als officieel vrij van enzoötische boviene leukose en de erkenning van Polen en Slovenië als officieel vrij van rundertuberculose (Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 2972) ( 1 ) |
|
|
|
OVEREENKOMSTEN |
|
|
|
Raad |
|
|
* |
|
|
Rectificaties |
|
|
* |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is
VERORDENINGEN
24.4.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 104/1 |
VERORDENING (EG) Nr. 331/2009 VAN DE COMMISSIE
van 23 april 2009
tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1),
Gelet op Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (2), en met name op artikel 138, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
Bij Verordening (EG) nr. 1580/2007 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XV, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 138 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 24 april 2009.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 23 april 2009.
Voor de Commissie
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
(2) PB L 350 van 31.12.2007, blz. 1.
BIJLAGE
Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
(EUR/100 kg) |
||
GN-code |
Code derde landen (1) |
Forfaitaire invoerwaarde |
0702 00 00 |
MA |
74,9 |
TN |
139,0 |
|
TR |
104,6 |
|
ZZ |
106,2 |
|
0707 00 05 |
JO |
155,5 |
MA |
55,7 |
|
TR |
113,1 |
|
ZZ |
108,1 |
|
0709 90 70 |
JO |
220,7 |
MA |
28,1 |
|
TR |
118,6 |
|
ZZ |
122,5 |
|
0805 10 20 |
EG |
44,1 |
IL |
57,0 |
|
MA |
46,8 |
|
TN |
55,4 |
|
TR |
51,6 |
|
US |
49,7 |
|
ZZ |
50,8 |
|
0805 50 10 |
TR |
61,4 |
ZA |
76,0 |
|
ZZ |
68,7 |
|
0808 10 80 |
AR |
79,3 |
BR |
76,6 |
|
CL |
82,8 |
|
CN |
88,6 |
|
MK |
22,6 |
|
NZ |
114,2 |
|
US |
130,7 |
|
UY |
63,9 |
|
ZA |
82,8 |
|
ZZ |
82,4 |
|
0808 20 50 |
AR |
87,5 |
CL |
90,1 |
|
CN |
146,7 |
|
ZA |
87,4 |
|
ZZ |
102,9 |
(1) Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.
24.4.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 104/3 |
VERORDENING (EG) Nr. 332/2009 VAN DE COMMISSIE
van 23 april 2009
tot wijziging van Bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de statistiek- en tariefnomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (1), en met name op artikel 9, lid 1, onder a),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Voor de indeling van bepaalde producten van post 1905 van de gecombineerde nomenclatuur die een bijlage vormt bij Verordening (EEG) nr. 2658/87, moet een onderscheid worden gemaakt tussen producten van onderverdeling 1905 90 20 enerzijds en bereidingen van onderverdeling 1905 90 90 anderzijds. |
(2) |
Overeenkomstig de toelichting op post 1905, punt (B) van het geharmoniseerd systeem omvat deze post een groep van meel- of zetmeelproducten die meestal in de vorm van schijfjes of vellen gebakken zijn. |
(3) |
Er wordt geen definitie gegeven van „dergelijke producten” in onderverdeling 1905 90 20. |
(4) |
Er zijn problemen gerezen met de indeling van zogenoemde deegvellen doordat er geen duidelijke criteria zijn om producten van de onderverdelingen 1905 90 20 en 1905 90 90 van elkaar te onderscheiden. |
(5) |
Het is daarom dienstig aan hoofdstuk 19 de aanvullende aantekening toe te voegen dat onderverdeling 1905 90 20 alleen droge en breekbare producten omvat. |
(6) |
Verordening (EEG) nr. 2658/87 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(7) |
De bepalingen van deze verordening zijn in overeenstemming met het advies van het Comité Douanewetboek, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
In hoofdstuk 19 van de gecombineerde nomenclatuur die een bijlage bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 vormt, wordt de volgende aanvullende aantekening toegevoegd:
„3. |
Onderverdeling 1905 90 20 omvat alleen droge en breekbare producten.” |
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 23 april 2009.
Voor de Commissie
László KOVÁCS
Lid van de Commissie
(1) PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1.
24.4.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 104/4 |
VERORDENING (EG) Nr. 333/2009 VAN DE COMMISSIE
van 23 april 2009
tot vaststelling van de uitvoerrestituties in de sector rundvlees
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (Integrale-GMO-verordening) (1), en met name op artikel 164, lid 2, laatste alinea, en artikel 170,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Krachtens artikel 162, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 kan het verschil tussen de prijzen van de in deel XV van bijlage I bij die verordening bedoelde producten op de wereldmarkt en die in de Gemeenschap worden overbrugd door een restitutie bij uitvoer. |
(2) |
Gezien de huidige situatie marktsituatie in de rundvleessector moeten uitvoerrestituties worden vastgesteld overeenkomstig de voorschriften en criteria van de artikelen 162, 163, 164 en 167 tot en met 170 van Verordening (EG) nr. 1234/2007. |
(3) |
Krachtens artikel 164, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 kunnen de restituties naar gelang van de bestemming worden gedifferentieerd, met name indien dit noodzakelijk is wegens de situatie op de wereldmarkt, de specifieke vereisten van bepaalde markten of de verplichtingen die voortvloeien uit volgens artikel 300 van het Verdrag gesloten overeenkomsten. |
(4) |
Restituties mogen uitsluitend worden toegekend voor producten die vrij in de Gemeenschap kunnen circuleren en die zijn voorzien van een gezondheidsmerk zoals bedoeld in artikel 5, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (2). Deze producten moeten ook voldoen aan de voorschriften van Verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake levensmiddelenhygiëne (3) en van Verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (4). |
(5) |
Overeenkomstig artikel 7, lid 2, derde alinea, van Verordening (EG) nr. 1359/2007 van de Commissie van 21 november 2007 tot vaststelling van de voorwaarden voor de toekenning van bijzondere restituties bij uitvoer van bepaalde soorten rundvlees zonder been (5) wordt de bijzondere restitutie verlaagd wanneer de voor uitvoer bestemde hoeveelheid minder dan 95 %, doch ten minste 85 % van de totale hoeveelheid (in gewicht) door uitbening verkregen stukken bedraagt. |
(6) |
Verordening (EG) nr. 60/2009 van de Commissie (6) moet derhalve worden ingetrokken en door een nieuwe verordening worden vervangen. |
(7) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
1. De voor de uitvoerrestituties als bedoeld in artikel 164 van Verordening (EG) nr. 1234/2007 in aanmerking komende producten, alsmede het bedrag van die restituties zijn opgenomen in de bijlage bij de onderhavige verordening, en gelden onder voorbehoud van de naleving van de in lid 2 van het onderhavige artikel vastgestelde voorwaarden.
2. De op grond van lid 1 voor restituties in aanmerking komende producten moeten voldoen aan de desbetreffende eisen van de Verordeningen (EG) nr. 852/2004 en (EG) nr. 853/2004, en moeten met name in een erkende inrichting zijn vervaardigd en voldoen aan de in bijlage I, sectie I, hoofdstuk III, van Verordening (EG) nr. 854/2004 vastgestelde bepalingen inzake gezondheidsmerken.
Artikel 2
In het in artikel 7, lid 2, derde alinea, van Verordening (EG) nr. 1359/2007 bedoelde geval wordt de restitutie voor producten van code 0201 30 00 9100 verminderd met 7 EUR/100 kg.
Artikel 3
Verordening (EG) nr. 60/2009 wordt ingetrokken.
Artikel 4
Deze verordening treedt in werking op 24 april 2009.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 23 april 2009.
Voor de Commissie
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
(2) PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55; gerectificeerd in PB L 226 van 25.6.2004, blz. 22.
(3) PB L 139 van 30.4.2004, blz. 1; gerectificeerd in PB L 226 van 25.6.2004, blz. 3.
(4) PB L 139 van 30.4.2004, blz. 206; gerectificeerd in PB L 226 van 25.6.2004, blz. 83.
(5) PB L 304 van 22.11.2007, blz. 21.
(6) PB L 19 van 23.1.2009, blz. 12.
BIJLAGE
Met ingang van 24 april 2009 geldende uitvoerrestituties in de sector rundvlees
Productcode |
Bestemming |
Meeteenheid |
Bedrag van de restitutie |
||||||||||||
0102 10 10 9140 |
B00 |
EUR/100 kg levend gewicht |
25,9 |
||||||||||||
0102 10 30 9140 |
B00 |
EUR/100 kg levend gewicht |
25,9 |
||||||||||||
0201 10 00 9110 (2) |
B02 |
EUR/100 kg nettogewicht |
36,6 |
||||||||||||
B03 |
EUR/100 kg nettogewicht |
21,5 |
|||||||||||||
0201 10 00 9130 (2) |
B02 |
EUR/100 kg nettogewicht |
48,8 |
||||||||||||
B03 |
EUR/100 kg nettogewicht |
28,7 |
|||||||||||||
0201 20 20 9110 (2) |
B02 |
EUR/100 kg nettogewicht |
48,8 |
||||||||||||
B03 |
EUR/100 kg nettogewicht |
28,7 |
|||||||||||||
0201 20 30 9110 (2) |
B02 |
EUR/100 kg nettogewicht |
36,6 |
||||||||||||
B03 |
EUR/100 kg nettogewicht |
21,5 |
|||||||||||||
0201 20 50 9110 (2) |
B02 |
EUR/100 kg nettogewicht |
61,0 |
||||||||||||
B03 |
EUR/100 kg nettogewicht |
35,9 |
|||||||||||||
0201 20 50 9130 (2) |
B02 |
EUR/100 kg nettogewicht |
36,6 |
||||||||||||
B03 |
EUR/100 kg nettogewicht |
21,5 |
|||||||||||||
0201 30 00 9050 |
US (4) |
EUR/100 kg nettogewicht |
6,5 |
||||||||||||
CA (5) |
EUR/100 kg nettogewicht |
6,5 |
|||||||||||||
0201 30 00 9060 (7) |
B02 |
EUR/100 kg nettogewicht |
22,6 |
||||||||||||
B03 |
EUR/100 kg nettogewicht |
7,5 |
|||||||||||||
B04 |
EUR/100 kg nettogewicht |
84,7 |
|||||||||||||
B03 |
EUR/100 kg nettogewicht |
49,8 |
|||||||||||||
EG |
EUR/100 kg nettogewicht |
103,4 |
|||||||||||||
B04 |
EUR/100 kg nettogewicht |
50,8 |
|||||||||||||
B03 |
EUR/100 kg nettogewicht |
29,9 |
|||||||||||||
EG |
EUR/100 kg nettogewicht |
62,0 |
|||||||||||||
0202 10 00 9100 |
B02 |
EUR/100 kg nettogewicht |
16,3 |
||||||||||||
B03 |
EUR/100 kg nettogewicht |
5,4 |
|||||||||||||
0202 20 30 9000 |
B02 |
EUR/100 kg nettogewicht |
16,3 |
||||||||||||
B03 |
EUR/100 kg nettogewicht |
5,4 |
|||||||||||||
0202 20 50 9900 |
B02 |
EUR/100 kg nettogewicht |
16,3 |
||||||||||||
B03 |
EUR/100 kg nettogewicht |
5,4 |
|||||||||||||
0202 20 90 9100 |
B02 |
EUR/100 kg nettogewicht |
16,3 |
||||||||||||
B03 |
EUR/100 kg nettogewicht |
5,4 |
|||||||||||||
0202 30 90 9100 |
US (4) |
EUR/100 kg nettogewicht |
6,5 |
||||||||||||
CA (5) |
EUR/100 kg nettogewicht |
6,5 |
|||||||||||||
0202 30 90 9200 (7) |
B02 |
EUR/100 kg nettogewicht |
22,6 |
||||||||||||
B03 |
EUR/100 kg nettogewicht |
7,5 |
|||||||||||||
1602 50 31 9125 (6) |
B00 |
EUR/100 kg nettogewicht |
23,3 |
||||||||||||
1602 50 31 9325 (6) |
B00 |
EUR/100 kg nettogewicht |
20,7 |
||||||||||||
1602 50 95 9125 (6) |
B00 |
EUR/100 kg nettogewicht |
23,3 |
||||||||||||
1602 50 95 9325 (6) |
B00 |
EUR/100 kg nettogewicht |
20,7 |
||||||||||||
NB: De codes van de producten en de codes van de bestemmingen serie „A” zijn vastgesteld in Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie (PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1). De bestemmingscodes zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De andere bestemmingen worden als volgt vastgesteld:
|
(1) Zoals gedefinieerd in Resolutie 1244 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties van 10 juni 1999.
(2) Indeling onder deze onderverdeling is afhankelijk van de overlegging van het attest dat is opgenomen in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 433/2007 van de Commissie (PB L 104 van 21.4.2007, blz. 3).
(3) De restitutie wordt toegekend mits voldaan is aan de voorwaarden van Verordening (EG) nr. 1359/2007 van de Commissie (PB L 304 van 22.11.2007, blz. 21) en, indien van toepassing, aan de voorwaarden van Verordening (EG) nr. 1741/2006 van de Commissie (PB L 329 van 25.11.2006, blz. 7).
(4) Zoals bedoeld in Verordening (EG) nr. 1643/2006 van de Commissie (PB L 308 van 8.11.2006, blz. 7).
(5) Zoals bedoeld in Verordening (EEG) nr. 1041/2008 van de Commissie (PB L 281 van 24.10.2008, blz. 3).
(6) De restitutie wordt toegekend mits voldaan is aan de voorwaarden van Verordening (EG) nr. 1731/2006 van de Commissie (PB L 325 van 24.11.2006, blz. 12).
(7) Het gehalte aan mager rundvlees met uitzondering van vet wordt bepaald aan de hand van de analyseprocedure die is opgenomen in de bijlage bij Verordening (EEG) nr. 2429/86 van de Commissie (PB L 210 van 1.8.1986, blz. 39).
Het begrip „gemiddeld gehalte” verwijst naar de hoeveelheid van het monster zoals bepaald in artikel 2, lid 1, van Verordening (EG) nr. 765/2002 van de Commissie (PB L 117 van 4.5.2002, blz. 6). Het monster wordt genomen uit het deel van de betrokken partij met het hoogste risico.
24.4.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 104/8 |
VERORDENING (EG) Nr. 334/2009 VAN DE COMMISSIE
van 23 april 2009
tot vaststelling van het maximumbedrag van de uitvoerrestitutie voor boter in het kader van de in Verordening (EG) nr. 619/2008 bedoelde permanente inschrijving
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1), en met name op artikel 164, lid 2, juncto artikel 4,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Verordening (EG) nr. 619/2008 van de Commissie van 27 juni 2008 tot opening van een permanente inschrijving voor de vaststelling van de uitvoerrestituties voor bepaalde zuivelproducten (2) voorziet in een permanente inschrijving. |
(2) |
Krachtens artikel 6 van Verordening (EG) nr. 1454/2007 van de Commissie van 10 december 2007 houdende gemeenschappelijke bepalingen betreffende inschrijvingen voor de vaststelling van uitvoerrestituties voor bepaalde landbouwproducten (3) moet, na bestudering van de offertes die in het kader van de inschrijving zijn ingediend, een maximumbedrag van de uitvoerrestitutie worden vastgesteld voor de inschrijvingsperiode die eindigt op 21 april 2009. |
(3) |
Het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten heeft geen advies uitgebracht binnen de door zijn voorzitter vastgestelde termijn, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
In het kader van de bij Verordening (EG) nr. 619/2008 geopende permanente inschrijving wordt voor de inschrijvingsperiode die eindigt op 21 april 2009, het maximumbedrag van de uitvoerrestitutie voor de in artikel 1, onder a) en b), en artikel 2, van die verordening vermelde producten en bestemmingen, vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 24 april 2009.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 23 april 2009.
Voor de Commissie
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
(2) PB L 168 van 28.6.2008, blz. 20.
(3) PB L 325 van 11.12.2007, blz. 69.
BIJLAGE
(EUR/100 kg) |
||
Product |
Productcodes |
Maximumuitvoerrestitutie voor uitvoer naar de in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 619/2008 vermelde bestemmingen |
Boter |
ex ex 0405 10 19 9700 |
60,00 |
Butteroil |
ex ex 0405 90 10 9000 |
73,00 |
24.4.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 104/10 |
VERORDENING (EG) Nr. 335/2009 VAN DE COMMISSIE
van 23 april 2009
tot vaststelling van het maximumbedrag van de uitvoerrestitutie voor mageremelkpoeder in het kader van de in Verordening (EG) nr. 619/2008 bedoelde permanente inschrijving
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1), en met name op artikel 164, lid 2, juncto artikel 4,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Verordening (EG) nr. 619/2008 van de Commissie van 27 juni 2008 tot opening van een permanente inschrijving voor de vaststelling van de uitvoerrestituties voor bepaalde zuivelproducten (2) voorziet in een permanente inschrijving. |
(2) |
Krachtens artikel 6 van Verordening (EG) nr. 1454/2007 van de Commissie van 10 december 2007 houdende gemeenschappelijke bepalingen betreffende inschrijvingen voor de vaststelling van uitvoerrestituties voor bepaalde landbouwproducten (3) moet, na bestudering van de offertes die in het kader van de inschrijving zijn ingediend, een maximumbedrag van de restitutie worden vastgesteld voor de inschrijvingsperiode die eindigt op 21 april 2009. |
(3) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
In het kader van de bij Verordening (EG) nr. 619/2008 geopende permanente inschrijving wordt voor de inschrijvingsperiode die eindigt op 21 april 2009, het maximumbedrag van de restitutie voor de in artikel 1, onder c), en artikel 2, van die verordening bedoelde producten en bestemmingen vastgesteld op 22,00 EUR/100 kg.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 24 april 2009.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 23 april 2009.
Voor de Commissie
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
(2) PB L 168 van 28.6.2008, blz. 20.
(3) PB L 325 van 11.12.2007, blz. 69.
24.4.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 104/11 |
VERORDENING (EG) Nr. 336/2009 VAN DE COMMISSIE
van 23 april 2009
tot vaststelling van uitvoerrestituties in de sector varkensvlees
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (Integrale-GMO-verordening) (1), en met name op artikel 164, lid 2, laatste alinea, en artikel 170,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Krachtens artikel 162, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 kan het verschil tussen de prijzen van de in deel XVII van bijlage I die verordening bedoelde producten op de wereldmarkt en die in de Gemeenschap worden overbrugd door een restitutie bij uitvoer. |
(2) |
Gezien de huidige marktsituatie in de varkensvleessector moeten uitvoerrestituties worden vastgesteld overeenkomstig de voorschriften en criteria van de artikelen 162, 163, 164, 167, 169 en 170 van Verordening (EG) nr. 1234/2007. |
(3) |
Krachtens artikel 164, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 kunnen de restituties naar gelang van de bestemming worden gedifferentieerd, met name indien dit noodzakelijk is wegens de situatie op de wereldmarkt, de specifieke vereisten van bepaalde markten of de verplichtingen die voortvloeien uit volgens artikel 300 van het Verdrag gesloten overeenkomsten. |
(4) |
Restituties mogen uitsluitend worden toegekend voor producten die vrij in de Gemeenschap kunnen circuleren en die zijn voorzien van een gezondheidsmerk zoals bedoeld in artikel 5, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (2). Deze producten moeten ook voldoen aan de voorschriften van Verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake levensmiddelenhygiëne (3) en van Verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (4). |
(5) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
1. De voor de uitvoerrestituties als bedoeld in artikel 164 van Verordening (EG) nr. 1234/2007 in aanmerking komende producten, alsmede het bedrag van die restituties zijn opgenomen in de bijlage bij de onderhavige verordening, en gelden onder voorbehoud van de naleving van de in lid 2 van het onderhavige artikel vastgestelde voorwaarden.
2. De op grond van lid 1 voor restituties in aanmerking komende producten moeten voldoen aan de desbetreffende eisen van de Verordeningen (EG) nr. 852/2004 en (EG) nr. 853/2004, en moeten met name in een erkende inrichting zijn vervaardigd en voldoen aan de in bijlage I, sectie I, hoofdstuk III, van Verordening (EG) nr. 854/2004 vastgestelde bepalingen inzake gezondheidsmerken.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 24 april 2009.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 23 april 2009.
Voor de Commissie
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
(2) PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55; gerectificeerd in PB L 226 van 25.6.2004, blz. 22.
(3) PB L 139 van 30.4.2004, blz. 1; gerectificeerd in PB L 226 van 25.6.2004, blz. 3.
(4) PB L 139 van 30.4.2004, blz. 206; gerectificeerd in PB L 226 van 25.6.2004, blz. 83.
BIJLAGE
Uitvoerrestituties in de sector varkensvlees voor de periode vanaf 24 april 2009
Productcode |
Bestemming |
Meeteenheid |
Restitutiebedrag |
0210 11 31 9110 |
A00 |
EUR/100 kg |
54,20 |
0210 11 31 9910 |
A00 |
EUR/100 kg |
54,20 |
0210 19 81 9100 |
A00 |
EUR/100 kg |
54,20 |
0210 19 81 9300 |
A00 |
EUR/100 kg |
54,20 |
1601 00 91 9120 |
A00 |
EUR/100 kg |
19,50 |
1601 00 99 9110 |
A00 |
EUR/100 kg |
15,20 |
1602 41 10 9110 |
A00 |
EUR/100 kg |
29,00 |
1602 41 10 9130 |
A00 |
EUR/100 kg |
17,10 |
1602 42 10 9110 |
A00 |
EUR/100 kg |
22,80 |
1602 42 10 9130 |
A00 |
EUR/100 kg |
17,10 |
1602 49 19 9130 |
A00 |
EUR/100 kg |
17,10 |
NB: De codes van de producten en de codes van de bestemmingen serie „A” zijn vastgesteld in Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie (PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1), zoals gewijzigd. |
24.4.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 104/13 |
VERORDENING (EG) Nr. 337/2009 VAN DE COMMISSIE
van 23 april 2009
tot vaststelling van de representatieve prijzen in de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede van ovoalbumine, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1484/95
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (Integrale-GMO-verordening) (1), en met name op artikel 143,
Gelet op Verordening (EEG) nr. 2783/75 van de Raad van 29 oktober 1975 betreffende een gemeenschappelijke regeling van het handelsverkeer voor ovoalbumine en lactoalbumine, en met name op artikel 3, lid 4,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 1484/95 van de Commissie (2) zijn bepalingen vastgesteld voor de toepassing van de regeling inzake aanvullende invoerrechten en zijn de representatieve prijzen in de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede van ovoalbumine, vastgesteld. |
(2) |
Uit de regelmatige controle van de gegevens die als basis worden gebruikt voor het bepalen van de representatieve prijzen in de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede van ovoalbumine, blijkt dat de representatieve prijzen voor de invoer van bepaalde producten moeten worden gewijzigd met inachtneming van de naar gelang van de oorsprong optredende prijsverschillen. De representatieve prijzen moeten derhalve worden bekendgemaakt. |
(3) |
Deze wijziging moet, gezien de marktsituatie, zo spoedig mogelijk worden toegepast. |
(4) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 1484/95 wordt vervangen door de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 23 april 2009.
Voor de Commissie
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
(2) PB L 145 van 29.6.1995, blz. 47.
BIJLAGE
van de verordening van de Commissie van 23 april 2009 tot vaststelling van de representatieve prijzen in de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede van ovoalbumine, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1484/95
„BIJLAGE I
GN-code |
Omschrijving |
Representatieve prijs (EUR/100 kg) |
In artikel 3, lid 3, bedoelde zekerheid (EUR/100 kg) |
Oorsprong (1) |
0207 12 10 |
Geslachte kippen (zogenaamde kippen 70 %), bevroren |
104,3 |
0 |
BR |
100,6 |
0 |
AR |
||
0207 12 90 |
Geslachte kippen (zogenaamde kippen 65 %), bevroren |
127,8 |
0 |
BR |
128,3 |
0 |
AR |
||
0207 14 10 |
Delen zonder been, van hanen of van kippen, bevroren |
215,8 |
25 |
BR |
214,5 |
26 |
AR |
||
275,7 |
7 |
CL |
||
0207 14 50 |
Borsten van kippen, bevroren |
190,3 |
7 |
BR |
146,3 |
20 |
AR |
||
0207 14 60 |
Dijen van kippen, bevroren |
118,8 |
7 |
BR |
0207 25 10 |
Geslachte kalkoenen (zogenaamde kalkoenen 80 %), bevroren |
223,4 |
0 |
BR |
0207 27 10 |
Delen zonder been, van kalkoenen, bevroren |
228,9 |
20 |
BR |
237,6 |
18 |
CL |
||
0408 11 80 |
Eigeel |
383,8 |
0 |
AR |
0408 91 80 |
Eieren uit de schaal, gedroogd |
335,7 |
0 |
AR |
1602 32 11 |
Bereidingen van hanen of van kippen, niet gekookt en niet gebakken |
250,0 |
11 |
BR |
3502 11 90 |
Ovoalbumine, gedroogd |
563,0 |
0 |
AR |
(1) Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „andere oorsprong”.”
24.4.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 104/15 |
VERORDENING (EG) Nr. 338/2009 VAN DE COMMISSIE
van 23 april 2009
tot vaststelling van de uitvoerrestituties in de sector eieren
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (1), en met name op artikel 164, lid 2, laatste alinea, en artikel 170,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Krachtens artikel 162, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 kan het verschil tussen de prijzen van de in deel XIX van bijlage I bij die verordening bedoelde producten op de wereldmarkt en die in de Gemeenschap worden overbrugd door een restitutie bij uitvoer. |
(2) |
Gezien de huidige situatie op de eiermarkt, moeten uitvoerrestituties worden vastgesteld overeenkomstig de regels en bepaalde criteria van de artikelen 162, 163, 164, 167, 169 en 170 van Verordening (EG) nr. 1234/2007. |
(3) |
Krachtens artikel 164, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 kunnen de restituties naar gelang van de bestemming worden gedifferentieerd, met name indien dit noodzakelijk is wegens de situatie op de wereldmarkt, de specifieke vereisten van bepaalde markten of de verplichtingen die voortvloeien uit volgens artikel 300 van het Verdrag gesloten overeenkomsten. |
(4) |
De restituties moeten slechts worden toegekend voor producten die vrij in de Gemeenschap mogen worden verhandeld en die voldoen aan de vereisten van Verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake levensmiddelenhygiëne (2) en van Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (3), alsmede aan de voorwaarden inzake het merken die zijn vastgesteld in bijlage XIV, punt A, van Verordening (EG) nr. 1234/2007. |
(5) |
Het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten heeft geen advies uitgebracht binnen de door zijn voorzitter vastgestelde termijn, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
1. De voor de restituties als bedoeld in artikel 164 van Verordening (EG) nr. 1234/2007 in aanmerking komende producten, alsmede het bedrag van die restituties zijn opgenomen in de bijlage bij de onderhavige verordening, en gelden onder voorbehoud van de naleving van de in lid 2 van het onderhavige artikel vastgestelde voorwaarden.
2. De op grond van lid 1 voor restituties in aanmerking komende producten moeten voldoen aan de vereisten van de Verordeningen (EG) nr. 852/2004 en (EG) nr. 853/2004, en moeten met name in een erkende inrichting zijn bereid en voldoen aan de voorwaarden voor het merken, die zijn vastgesteld in bijlage II, sectie I, van Verordening (EG) nr. 853/2004 en in bijlage XIV, punt A, van Verordening (EG) nr. 1234/2007.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 24 april 2009.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 23 april 2009.
Voor de Commissie
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
(2) PB L 139 van 30.4.2004, blz. 1. Rectificatie in PB L 226 van 25.6.2004, blz. 3.
(3) PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55. Rectificatie in PB L 226 van 25.6.2004, blz. 22.
BIJLAGE
Uitvoerrestituties in de sector eieren van toepassing vanaf 24 april 2009
Productcode |
Bestemming |
Meeteenheid |
Restitutiebedrag |
||||||
0407 00 11 9000 |
A02 |
EUR/100 st. |
0,39 |
||||||
0407 00 19 9000 |
A02 |
EUR/100 st. |
0,20 |
||||||
0407 00 30 9000 |
E09 |
EUR/100 kg |
0,00 |
||||||
E10 |
EUR/100 kg |
16,00 |
|||||||
E19 |
EUR/100 kg |
0,00 |
|||||||
0408 11 80 9100 |
A03 |
EUR/100 kg |
37,65 |
||||||
0408 19 81 9100 |
A03 |
EUR/100 kg |
18,90 |
||||||
0408 19 89 9100 |
A03 |
EUR/100 kg |
18,90 |
||||||
0408 91 80 9100 |
A03 |
EUR/100 kg |
23,85 |
||||||
0408 99 80 9100 |
A03 |
EUR/100 kg |
6,00 |
||||||
NB: De codes van de producten en de codes van de bestemmingen serie „A” zijn vastgesteld in Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie (PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1), zoals gewijzigd. De andere bestemmingen worden als volgt vastgesteld:
|
24.4.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 104/17 |
VERORDENING (EG) Nr. 339/2009 VAN DE COMMISSIE
van 23 april 2009
tot vaststelling van uitvoerrestituties in de sector vlees van pluimvee
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (1), en met name op artikel 164, lid 2, laatste alinea, en artikel 170,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Krachtens artikel 162, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 kan het verschil tussen de prijzen van de in deel XX van bijlage I bij die verordening bedoelde producten op de wereldmarkt en die in de Gemeenschap worden overbrugd door een restitutie bij uitvoer. |
(2) |
Gezien de huidige situatie op de pluimveevleesmarkt, moeten uitvoerrestituties worden vastgesteld overeenkomstig de regels en bepaalde criteria van de artikelen 162, 163, 164, 167, 169 en 170 van Verordening (EG) nr. 1234/2007. |
(3) |
Krachtens artikel 164, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 kunnen de restituties naar gelang van de bestemming worden gedifferentieerd, met name indien dit noodzakelijk is wegens de situatie op de wereldmarkt, de specifieke vereisten van bepaalde markten of de verplichtingen die voortvloeien uit volgens artikel 300 van het Verdrag gesloten overeenkomsten. |
(4) |
De restituties moeten slechts worden toegekend voor producten die vrij in de Gemeenschap mogen worden verhandeld en die zijn voorzien van het identificatiemerk als bedoeld in artikel 5, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (2). Deze producten moeten tevens voldoen aan de vereisten van Verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake levensmiddelenhygiëne (3). |
(5) |
Het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten heeft geen advies uitgebracht binnen de door zijn voorzitter vastgestelde termijn, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
1. De voor de restituties als bedoeld in artikel 164 van Verordening (EG) nr. 1234/2007 in aanmerking komende producten, alsmede het bedrag van die restituties zijn opgenomen in de bijlage bij de onderhavige verordening, en gelden onder voorbehoud van de naleving van de in lid 2 van het onderhavige artikel vastgestelde voorwaarden.
2. De op grond van lid 1 voor restituties in aanmerking komende producten moeten voldoen aan de vereisten van de Verordeningen (EG) nr. 852/2004 en (EG) nr. 853/2004, en moeten met name in een erkende inrichting zijn bereid en voldoen aan de voorwaarden inzake het identificatiemerk, die zijn vastgesteld in bijlage II, sectie I, van Verordening (EG) nr. 853/2004.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 24 april 2009.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 23 april 2009.
Voor de Commissie
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
(2) PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55.
(3) PB L 139 van 30.4.2004, blz. 1. Rectificatie in PB L 226 van 25.6.2004, blz. 3.
BIJLAGE
Uitvoerrestituties in de sector slachtpluimvee voor de periode vanaf 24 april 2009
Productcode |
Bestemming |
Meeteenheid |
Restitutiebedrag |
||
0105 11 11 9000 |
A02 |
EUR/100 pcs |
0,24 |
||
0105 11 19 9000 |
A02 |
EUR/100 pcs |
0,24 |
||
0105 11 91 9000 |
A02 |
EUR/100 pcs |
0,24 |
||
0105 11 99 9000 |
A02 |
EUR/100 pcs |
0,24 |
||
0105 12 00 9000 |
A02 |
EUR/100 pcs |
0,47 |
||
0105 19 20 9000 |
A02 |
EUR/100 pcs |
0,47 |
||
0207 12 10 9900 |
V03 |
EUR/100 kg |
40,00 |
||
0207 12 90 9190 |
V03 |
EUR/100 kg |
40,00 |
||
0207 12 90 9990 |
V03 |
EUR/100 kg |
40,00 |
||
NB: De codes van de producten en de codes van de bestemmingen serie „A” zijn vastgesteld in Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie (PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1), zoals gewijzigd. De andere bestemmingen worden als volgt vastgesteld:
|
24.4.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 104/19 |
VERORDENING (EG) Nr. 340/2009 VAN DE COMMISSIE
van 23 april 2009
tot vaststelling van de maximumaankoopprijs voor boter voor de derde bijzondere inschrijving in het kader van de bij Verordening (EG) nr. 186/2009 geopende openbare inschrijving
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1), en met name op artikel 43, juncto artikel 4,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 186/2009 (2) is overeenkomstig Verordening (EG) nr. 105/2008 van 5 februari 2008, houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad ten aanzien van de interventiemaatregelen op de markt voor boter (3) een openbare inschrijving geopend voor de aankoop van boter voor de periode die afloopt op 31 augustus 2009. |
(2) |
Krachtens artikel 16, lid 2, van Verordening (EG) nr. 105/2008 moet op grond van de offertes die voor elke bijzondere inschrijving worden ontvangen, een maximumaankoopprijs worden vastgesteld of worden besloten geen gevolg aan de inschrijving te geven. |
(3) |
Op grond van de voor de derde bijzondere inschrijving ontvangen offertes moet een maximumaankoopprijs worden vastgesteld. |
(4) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Voor de derde bijzondere inschrijving die in het kader van de bij Verordening (EG) nr. 186/2009 geopende openbare inschrijving voor de aankoop van boter is geopend en waarvoor de termijn voor de indiening van offertes op 21 april 2009 is verstreken, wordt de maximumaankoopprijs vastgesteld op 220,00 EUR/100 kg.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 24 april 2009.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 23 april 2009.
Voor de Commissie
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
(2) PB L 64 van 10.3.2009, blz. 3.
(3) PB L 32 van 6.2.2008, blz. 3.
24.4.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 104/20 |
VERORDENING (EG) Nr. 341/2009 VAN DE COMMISSIE
van 23 april 2009
tot vaststelling van de maximumaankoopprijs voor mageremelkpoeder voor de eerste bijzondere inschrijving in het kader van de bij Verordening (EG) nr. 310/2009 geopende openbare inschrijving
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1), en met name op artikel 43, juncto artikel 4,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 310/2009 (2) is overeenkomstig Verordening (EG) nr. 214/2001 van 12 januari 2001 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad ten aanzien van de interventiemaatregelen op de markt voor mageremelkpoeder (3) een openbare inschrijving geopend voor de aankoop van mageremelkpoeder voor de periode die afloopt op 31 augustus 2009. |
(2) |
Krachtens artikel 17 van Verordening (EG) nr. 214/2001 moet op grond van de offertes die voor elke bijzondere inschrijving worden ontvangen, een maximumaankoopprijs worden vastgesteld of worden besloten geen gevolg aan de inschrijving te geven. |
(3) |
Op grond van de voor de eerste bijzondere inschrijving ontvangen offertes moet een maximumaankoopprijs worden vastgesteld. |
(4) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Voor de eerste bijzondere inschrijving die in het kader van de bij Verordening (EG) nr. 310/2009 geopende openbare inschrijving voor de aankoop van mageremelkpoeder is geopend en waarvoor de termijn voor de indiening van offertes op 21 april 2009 is verstreken, wordt de maximumaankoopprijs vastgesteld op 168,90 EUR per 100 kg.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 24 april 2009.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 23 april 2009.
Voor de Commissie
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
(2) PB L 97 van 16.4.2009, blz. 13.
(3) PB L 37 van 7.2.2001, blz. 100.
24.4.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 104/21 |
VERORDENING (EG) Nr. 342/2009 VAN DE COMMISSIE
van 23 april 2009
houdende vaststelling van de restituties die van toepassing zijn op eieren en eigeel, uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I bij het Verdrag vallen
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (Integrale-GMO-verordening) (1), en met name op artikel 164 lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig artikel 162, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1234/2007 kan het verschil tussen de prijzen van de in artikel 1, lid 1, onder s), en in deel XIX van bijlage I bij die verordening bedoelde producten in de internationale handel enerzijds en de prijzen in de Gemeenschap anderzijds door een restitutie bij de uitvoer worden overbrugd wanneer deze producten worden uitgevoerd in de vorm van goederen die in deel V van bijlage XX bij die verordening worden genoemd. |
(2) |
In Verordening (EG) nr. 1043/2005 van de Commissie van 30 juni 2005 houdende tenuitvoerlegging van Verordening (EG) nr. 3448/93 van de Raad wat betreft de regeling aangaande de toekenning van restituties bij uitvoer en de criteria voor de vaststelling van het restitutiebedrag betreffende bepaalde landbouwproducten, uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I van het Verdrag vallen (2), is aangegeven voor welke producten een restitutie moet worden vastgesteld wanneer ze worden uitgevoerd in de vorm van goederen bedoeld in deel V van bijlage XX bij Verordening (EG) nr. 1234/2007. |
(3) |
Overeenkomstig artikel 14, lid 2, onder b), van Verordening (EG) nr. 1043/2005 dient de restitutie per 100 kg van elk van de betrokken basisproducten te worden vastgesteld voor dezelfde periode als die welke is gekozen voor de vaststelling van de restituties voor dezelfde producten die in onverwerkte toestand worden uitgevoerd. |
(4) |
In artikel 11 van de in het kader van de Uruguayronde gesloten landbouwovereenkomst is bepaald dat de restitutie bij uitvoer van een in een goed verwerkt product niet meer mag bedragen dan de restitutie voor ditzelfde product dat in onverwerkte toestand wordt uitgevoerd. |
(5) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De restituties die van toepassing zijn op de in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1043/2005 en in artikel 1, lid 1, onder s), Verordening (EG) nr. 1234/2007 opgenomen basisproducten die worden uitgevoerd in de vorm van in deel V van bijlage XX bij Verordening (EG) nr. 1234/2007 vermelde goederen, worden vastgesteld zoals in de bijlage bij deze verordening is aangegeven.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 24 april 2009.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 23 april 2009.
Voor de Commissie
Heinz ZOUREK
Directeur-generaal Ondernemingen en industrie
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
(2) PB L 172 van 5.7.2005, blz. 24.
BIJLAGE
Restituties die met ingang van 24 april 2009 van toepassing zijn op eieren en eigeel die worden uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I van het Verdrag vallen
(EUR/100 kg) |
||||
GN-code |
Omschrijving |
Bestemming (1) |
Restituties |
|
0407 00 |
Vogeleieren in de schaal, vers, verduurzaamd of gekookt: |
|
|
|
– van pluimvee: |
|
|
||
0407 00 30 |
– – andere: |
|
|
|
|
02 |
0,00 |
||
03 |
16,00 |
|||
04 |
0,00 |
|||
|
01 |
0,00 |
||
0408 |
Vogeleieren uit de schaal en eigeel, vers, gedroogd, gestoomd of in water gekookt, in een bepaalde vorm gebracht, bevroren of op andere wijze verduurzaamd, ook indien met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen: |
|
|
|
– eigeel: |
|
|
||
0408 11 |
– – gedroogd: |
|
|
|
ex 0408 11 80 |
– – – geschikt voor menselijke consumptie: |
|
|
|
ongezoet |
01 |
37,65 |
||
0408 19 |
– – andere: |
|
|
|
– – – geschikt voor menselijke consumptie: |
|
|
||
ex 0408 19 81 |
– – – – vloeibaar: |
|
|
|
ongezoet |
01 |
18,90 |
||
ex 0408 19 89 |
– – – – bevroren: |
|
|
|
ongezoet |
01 |
18,90 |
||
– andere: |
|
|
||
0408 91 |
– – gedroogd: |
|
|
|
ex 0408 91 80 |
– – – geschikt voor menselijke consumptie: |
|
|
|
ongezoet |
01 |
23,85 |
||
0408 99 |
– – andere: |
|
|
|
ex 0408 99 80 |
– – – geschikt voor menselijke consumptie: |
|
|
|
ongezoet |
01 |
6,00 |
(1) De bestemmingen zijn:
01 |
derde landen. Voor Zwitserland en Liechtenstein gelden deze restituties niet voor de goederen die zijn opgenomen in de tabellen I en II bij Protocol nr. 2 bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat van 22 juli 1972; |
02 |
Bahrein, Hongkong SAR, Jemen, Koeweit, Oman, Qatar, Rusland, Turkije en de Verenigde Arabische Emiraten; |
03 |
de Filipijnen, Japan, Maleisië, Taiwan, Thailand en Zuid-Korea, en |
04 |
alle bestemmingen, met uitzondering van Zwitserland en van de bestemmingen bedoeld onder 02 en 03. |
RICHTLIJNEN
24.4.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 104/23 |
RICHTLIJN 2009/37/EG VAN DE COMMISSIE
van 23 april 2009
tot wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad teneinde chloormequat, koperverbindingen, propaquizafop, quizalofop-P, teflubenzuron en zèta-cypermethrin op te nemen als werkzame stoffen
(Voor de EER relevante tekst)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (1), en met name op artikel 6, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij de Verordeningen (EG) nr. 451/2000 (2) en (EG) nr. 1490/2002 (3) van de Commissie zijn de bepalingen voor de uitvoering van de derde fase van het werkprogramma als bedoeld in artikel 8, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG vastgesteld en is een lijst opgesteld van werkzame stoffen die moeten worden onderzocht met het oog op hun opneming in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG. Chloormequat, koperverbindingen, propaquizafop, quizalofop-P, teflubenzuron en zèta-cypermethrin zijn in die lijst opgenomen. |
(2) |
Voor deze werkzame stoffen zijn de uitwerking op de menselijke gezondheid en het milieueffect overeenkomstig de Verordeningen (EG) nr. 451/2000 en (EG) nr. 1490/2002 beoordeeld voor een aantal door de kennisgevers voorgestelde toepassingen. Bovendien worden in die verordeningen de als rapporteur optredende lidstaten aangewezen die overeenkomstig artikel 10, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1490/2002 de desbetreffende evaluatieverslagen met aanbevelingen bij de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) moeten indienen. Voor chloormequat en teflubenzuron was het Verenigd Koninkrijk de rapporterende lidstaat en werd alle relevante informatie ingediend op 27 april 2007 respectievelijk 6 augustus 2007. Voor koperverbindingen was Frankrijk de rapporterende lidstaat en werd alle relevante informatie ingediend op 7 juni 2007. Voor propaquizafop was Italië de rapporterende lidstaat en werd alle relevante informatie ingediend op 22 september 2005. Voor quizalofop-P was Finland de rapporterende lidstaat en werd alle relevante informatie ingediend op 1 februari 2007 (variant quizalofop-P-ethyl) en 2 mei 2007 (variant quizalofop-P-tefuryl). Voor zèta-cypermethrin was België de rapporterende lidstaat en werd alle relevante informatie ingediend op 10 juli 2006. |
(3) |
De evaluatieverslagen zijn door de lidstaten en de EFSA intercollegiaal getoetst en zijn op 29 september 2008 voor chloormequat en teflubenzuron, 30 september 2008 voor koperverbindingen en zèta-cypermethrin en 26 november 2008 voor propaquizafop en quizalofop-P bij de Commissie ingediend in de vorm van de wetenschappelijke verslagen van de EFSA (4). Deze verslagen zijn door de lidstaten en de Commissie in het kader van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid onderzocht en op 23 januari 2009 afgerond in de vorm van de evaluatieverslagen van de Commissie voor chloormequat, koperverbindingen, propaquizafop, quizalofop-P, teflubenzuron en zèta-cypermethrin. |
(4) |
Uit de verschillende analysen is gebleken dat mag worden verwacht dat gewasbeschermingsmiddelen die chloormequat, koperverbindingen, propaquizafop, quizalofop-P, teflubenzuron en zèta-cypermethrin bevatten, in het algemeen voldoen aan de in artikel 5, lid 1, onder a) en b), van Richtlijn 91/414/EEG gestelde eisen, met name voor de toepassingen die zijn onderzocht en opgenomen in de evaluatieverslagen van de Commissie. Deze werkzame stoffen moeten derhalve in bijlage I worden opgenomen om ervoor te zorgen dat gewasbeschermingsmiddelen die deze werkzame stoffen bevatten, in alle lidstaten kunnen worden toegelaten overeenkomstig het bepaalde in die richtlijn. |
(5) |
Onverminderd deze conclusie moet nadere informatie over bepaalde specifieke punten worden ingewonnen. Artikel 6, lid 1, van Richtlijn 91/414/EEG bepaalt dat aan de opneming van een werkzame stof in bijlage I voorwaarden kunnen worden verbonden. Daarom moet voor chloormequat de kennisgever worden verzocht nadere informatie te verstrekken over het gedrag en de lotgevallen (uit te voeren adsorptiestudies bij 20 °C, herberekening van de voorspelde concentraties in grondwater, oppervlaktewater en sediment), de monitoringmethoden voor de bepaling van de stof in dierlijke producten en water, en het risico voor waterorganismen, vogels en zoogdieren. Verder moet voor koperverbindingen de kennisgever worden verzocht nadere informatie te verstrekken over het risico van inhalering en de risicobeoordeling voor niet tot de doelsoorten behorende organismen, bodem en water. Bovendien moet de kennisgever, wat propaquizafop betreft, informatie verstrekken over de relevante onzuiverheid Ro 41-5259 en over het risico voor in het water levende organismen en niet tot de doelsoorten behorende geleedpotigen. Voorts is het nodig dat de kennisgever, wat quizalofop-P betreft, nadere informatie verstrekt over het risico voor niet tot de doelsoorten behorende geleedpotigen. Ten slotte is het dienstig dat de kennisgever voor zèta-cypermethrin wordt verzocht nadere informatie te verstrekken over het gedrag en de lotgevallen (aerobe afbraak in de bodem), het risico voor vogels (langetermijnrisico), in het water levende organismen en niet tot de doelsoorten behorende geleedpotigen. |
(6) |
Wat koperverbindingen betreft, komt koper bovendien in de natuur voor en is een essentiële micronutriënt. Koper accumuleert in de bodem en het kopergehalte in de bodem wordt niet alleen bepaald door de toediening van gewasbeschermingmiddelen maar ook door de veehouderij en de bemesting. Daarom is het nodig dat de lidstaten monitoringprogramma's opzetten in kwetsbare gebieden waar de verontreiniging van de bodem met koper een probleem vormt om, zo nodig, beperkingen vast te stellen, zoals maximale toedieningsdoses. |
(7) |
In artikel 5, lid 4, en artikel 6, lid 1, van Richtlijn 91/414/EEG wordt bepaald dat aan de opneming van een werkzame stof in bijlage I beperkingen kunnen worden verbonden. In de risicobeoordeling voor de koperverbindingen is gewezen op ecotoxicologische problemen en daarom wordt een beperking van de opnemingsperiode nodig geacht om de lidstaten in staat te stellen reeds in de handel zijnde gewasbeschermingsmiddelen die koper bevatten na een kortere periode opnieuw te bekijken. Bovendien worden koperverbindingen momenteel onderworpen aan een evaluatie in het kader van Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 betreffende het op de markt brengen van biociden (5), alsook aan een evaluatie in het kader van Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad (6) inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH). Zoals voor alle in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG opgenomen stoffen kan de status van koperverbindingen krachtens artikel 5, lid 5, van die richtlijn opnieuw worden bekeken in het licht van nieuwe gegevens die beschikbaar worden. |
(8) |
Er moet worden voorzien in een redelijke termijn voordat een werkzame stof in bijlage I wordt opgenomen, zodat de lidstaten en de belanghebbende partijen zich kunnen voorbereiden op de nieuwe eisen die uit de opneming voortvloeien. |
(9) |
Onverminderd de verplichtingen zoals vastgelegd in Richtlijn 91/414/EEG ten gevolge van de opneming van een werkzame stof in bijlage I, moeten de lidstaten na de opneming zes maanden de tijd krijgen om de bestaande toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die chloormequat, koperverbindingen, propaquizafop, quizalofop-P, teflubenzuron en zèta-cypermethrin bevatten, opnieuw te bekijken om ervoor te zorgen dat aan de voorwaarden van Richtlijn 91/414/EEG, met name in artikel 13 en bijlage I, wordt voldaan. De lidstaten moeten de bestaande toelatingen naargelang het geval wijzigen, vervangen of intrekken overeenkomstig Richtlijn 91/414/EEG. In afwijking van de bovenstaande termijn moet een langere termijn worden vastgesteld voor de indiening en beoordeling van het volledige in bijlage III vermelde dossier voor elk gewasbeschermingsmiddel en elke beoogde toepassing overeenkomstig de uniforme beginselen van Richtlijn 91/414/EEG. |
(10) |
Bij eerdere opnemingen in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG van werkzame stoffen die in het kader van Verordening (EEG) nr. 3600/92 van de Commissie (7) zijn onderzocht, is gebleken dat de uitlegging van de verplichtingen van houders van bestaande toelatingen wat de toegang tot gegevens betreft tot problemen kan leiden. Om verdere problemen te voorkomen, moeten de verplichtingen van de lidstaten daarom worden verduidelijkt, en met name de plicht om te verifiëren of de houder van een toelating toegang tot een dossier verschaft dat aan de vereisten van bijlage II bij die richtlijn voldoet. Deze verduidelijking legt de lidstaten of de houders van toelatingen echter ten opzichte van de tot nu toe vastgestelde richtlijnen tot wijziging van bijlage I geen nieuwe verplichtingen op. |
(11) |
Richtlijn 91/414/EEG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(12) |
De in deze richtlijn vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, |
HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Artikel 1
Bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze richtlijn.
Artikel 2
De lidstaten dienen uiterlijk op 31 mei 2010 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede, alsmede een tabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn.
Zij passen die bepalingen toe vanaf 1 juni 2010.
Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.
Artikel 3
1. De lidstaten moeten overeenkomstig Richtlijn 91/414/EEG bestaande toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die chloormequat, koperverbindingen, propaquizafop, quizalofop-P, teflubenzuron en zèta-cypermethrin als werkzame stof bevatten, voor 31 mei 2010 zo nodig wijzigen of intrekken.
Uiterlijk op die datum verifiëren zij met name dat aan de voorwaarden van bijlage I bij die richtlijn met betrekking tot chloormequat, koperverbindingen, propaquizafop, quizalofop-P, teflubenzuron en zèta-cypermethrin is voldaan, met uitzondering van de voorwaarden in deel B van de tekst betreffende die werkzame stof, en dat de houder van de toelating in het bezit is van of toegang heeft tot een dossier dat overeenkomstig de voorwaarden van artikel 13 van die richtlijn aan de eisen van bijlage II bij die richtlijn voldoet.
2. In afwijking van lid 1 voeren de lidstaten op basis van een dossier conform bijlage III bij Richtlijn 91/414/EEG en rekening houdend met deel B van de tekst van bijlage I van die richtlijn wat chloormequat, koperverbindingen, propaquizafop, quizalofop-P, teflubenzuron en zèta-cypermethrin betreft, overeenkomstig de uniforme beginselen in bijlage VI bij die richtlijn een nieuwe evaluatie uit voor elk toegelaten gewasbeschermingsmiddel dat chloormequat, koperverbindingen, propaquizafop, quizalofop-P, teflubenzuron en zèta-cypermethrin bevat als enige werkzame stof of als een van een aantal werkzame stoffen die alle uiterlijk 30 november 2009 in bijlage I bij die richtlijn zijn opgenomen. Aan de hand van die evaluatie bepalen zij of het gewasbeschermingsmiddel voldoet aan de voorwaarden van artikel 4, lid 1, onder b), c), d) en e), van die richtlijn.
Daarna zorgen de lidstaten ervoor dat:
a) |
als chloormequat, koperverbindingen, propaquizafop, quizalofop-P, teflubenzuron of zèta-cypermethrin de enige werkzame stof in het gewasbeschermingsmiddel is, de toelating indien nodig uiterlijk op 31 mei 2014 wordt gewijzigd of ingetrokken, of |
b) |
als het gewasbeschermingsmiddel naast chloormequat, koperverbindingen, propaquizafop, quizalofop-P, teflubenzuron of zèta-cypermethrin nog andere werkzame stoffen bevat, de toelating — zo nodig — uiterlijk op 31 mei 2014 of, als dat later is, op de datum die voor een dergelijke wijziging of intrekking is vastgesteld in de richtlijn waarbij die stoffen aan bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG zijn toegevoegd, wordt gewijzigd of ingetrokken. |
Artikel 4
Deze richtlijn treedt in werking op 1 december 2009.
Artikel 5
Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 23 april 2009.
Voor de Commissie
Androulla VASSILIOU
Lid van de Commissie
(1) PB L 230 van 19.8.1991, blz. 1.
(2) PB L 55 van 29.2.2000, blz. 25.
(3) PB L 224 van 21.8.2002, blz. 23.
(4) EFSA Scientific Report (2008) 179, Conclusion regarding the peer review of the pesticide risk assessment of the active substance chlormequat (afgerond 29 september 2008).
EFSA Scientific Report (2008) 187, Conclusion regarding the peer review of the pesticide risk assessment of the active substance copper compounds (afgerond 30 september 2008).
EFSA Scientific Report (2008) 204, Conclusion regarding the peer review of the pesticide risk assessment of the active substance propaquizafop (afgerond 26 november 2008).
EFSA Scientific Report (2008) 205, Conclusion regarding the peer review of the pesticide risk assessment of the active substance quizalofop-P (afgerond 26 november 2008).
EFSA Scientific Report (2008) 184, Conclusion regarding the peer review of the pesticide risk assessment of the active substance teflubenzuron (afgerond 29 september 2008).
EFSA Scientific Report (2008) 196, Conclusion regarding the peer review of the pesticide risk assessment of the active substance zeta-cypermethrin (afgerond 30 september 2008).
(5) PB L 123 van 24.4.1998, blz. 1.
(6) PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1; gerectificeerd in PB L 136 van 29.5.2007, blz. 3.
(7) PB L 366 van 15.12.1992, blz. 10.
BIJLAGE
Aan het einde van de tabel in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG wordt de volgende tekst toegevoegd:
Nr. |
Benaming, identificatienummers |
IUPAC-naam |
Zuiverheid (1) |
Inwerkingtreding |
Geldigheidsduur |
Bijzondere bepalingen |
||||||||||||
„281 |
Chloormequat CAS-nr. 7003-89-6 (chloormequat) CAS-nr. 999-81-5 (chloormequat-chloride) CIPAC-nr. 143 (chloormequat) CIPAC-nr. 143.302 (chloormequat-chloride) |
2-chloorethyltrimethyl-ammonium (chloormequat) 2-chloorethyltrimethyl-ammoniumchloride (chloormequatchloride) |
≥ 636 g/kg Onzuiverheden:
|
1 december 2009 |
30 november 2019 |
DEEL A Mag alleen worden toegelaten voor gebruik als groeiregulator op granen. DEEL B Bij het beoordelen van aanvragen voor toelating van gewasbeschermingsmiddelen die chloormequat bevatten voor andere toepassingen dan voor rogge en triticale, met name wat de blootstelling van de consumenten betreft, moeten de lidstaten bijzondere aandacht besteden aan de criteria in artikel 4, lid 1, onder b), en ervoor zorgen dat de vereiste informatie en gegevens worden verstrekt voordat de toelating wordt verleend. Voor de toepassing van de uniforme beginselen in bijlage VI moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over chloormequat dat op 23 januari 2009 door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd, en met name met de aanhangsels I en II. Bij deze algemene beoordeling moeten de lidstaten bijzondere aandacht besteden aan:
De toelatingsvoorwaarden moeten indien nodig risicobeperkende maatregelen omvatten. De betrokken lidstaten moeten verzoeken om overlegging van nadere informatie over het gedrag en de lotgevallen (uit te voeren adsorptiestudies bij 20 °C, herberekening van de voorspelde concentraties in grondwater, oppervlaktewater en sediment), de monitoringmethoden voor de bepaling van de stof in dierlijke producten en water, en het risico voor waterorganismen, vogels en zoogdieren. Zij moeten ervoor zorgen dat de kennisgever op wiens verzoek chloormequat in deze bijlage is opgenomen, deze informatie uiterlijk op 30 november 2011 bij de Commissie indient. |
||||||||||||
282 |
Koperverbindingen: |
|
|
1 december 2009 |
30 november 2016 |
DEEL A Mag alleen worden toegelaten voor gebruik als bactericide en fungicide. DEEL B Bij het beoordelen van aanvragen voor toelating van gewasbeschermingsmiddelen die koper bevatten voor andere toepassingen dan voor tomaten in kassen, moeten de lidstaten bijzondere aandacht besteden aan de criteria in artikel 4, lid 1, onder b), en ervoor zorgen dat de vereiste informatie en gegevens worden verstrekt voordat de toelating wordt verleend. Voor de toepassing van de uniforme beginselen in bijlage VI moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over koperverbindingen dat op 23 januari 2009 door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd, en met name met de aanhangsels I en II. Bij deze algemene beoordeling moeten de lidstaten bijzondere aandacht besteden aan:
De betrokken lidstaten moeten verzoeken om overlegging van informatie voor de verdere beoordeling van:
Zij moeten ervoor zorgen dat de kennisgever op wiens verzoek koperverbindingen in deze bijlage zijn opgenomen, deze informatie uiterlijk op 30 november 2011 bij de Commissie indient. De lidstaten moeten monitoringprogramma's opzetten in kwetsbare gebieden waar de verontreiniging van de bodem met koper een probleem vormt om, zo nodig, beperkingen vast te stellen, zoals maximale toedieningsdoses. |
||||||||||||
koperhydroxide CAS-nr. 20427-59-2 CIPAC-nr. 44.305 |
Koper(II)hydroxide |
≥ 573 g/kg |
||||||||||||||||
koperoxychloride CAS-nr. 1332-65-6 of 1332-40-7 CIPAC-nr. 44.602 |
Dikoperchloridetrihy-droxide |
≥ 550 g/kg |
||||||||||||||||
koperoxide CAS-nr. 1317-39-1 CIPAC-nr. 44.603 |
Koperoxide |
≥ 820 g/kg |
||||||||||||||||
Bordeauxse pap CAS-nr. 8011-63-0 CIPAC-nr. 44.604 |
Niet toegekend |
≥ 245 g/kg |
||||||||||||||||
tribasisch kopersulfaat CAS-nr. 12527-76-3 CIPAC-nr. 44.306 |
Niet toegekend |
≥ 490 g/kg De volgende onzuiverheden zijn uit toxicologisch oogpunt van belang en mogen de onderstaande niveaus niet overschrijden:
|
||||||||||||||||
283 |
Propaquizafop CAS-nr. 111479-05-1 CIPAC-nr. 173 |
2-isopropylideenamino-oxyethyl-(R)-2-[4-(6-chloorchinoxaline-2-yloxy)fenoxy]propionaat |
≥ 920 g/kg Tolueen: maximaal gehalte 5 g/kg |
1 december 2009 |
30 november 2019 |
DEEL A Mag alleen worden toegelaten voor gebruik als herbicide. DEEL B Voor de toepassing van de uniforme beginselen in bijlage VI moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over propaquizafop dat op 23 januari 2009 door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd, en met name met de aanhangsels I en II. Bij deze algemene beoordeling moeten de lidstaten bijzondere aandacht besteden aan:
De betrokken lidstaten moeten ervoor zorgen dat de kennisgever de volgende informatie bij de Commissie indient:
Zij moeten ervoor zorgen dat deze informatie uiterlijk op 30 november 2011 aan de Commissie wordt verstrekt. |
||||||||||||
284 |
Quizalofop-P: |
|
|
1 december 2009 |
30 november 2019 |
DEEL A Mag alleen worden toegelaten voor gebruik als herbicide. DEEL B Voor de toepassing van de uniforme beginselen in bijlage VI moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over quizalofop-P dat op 23 januari 2009 door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd, en met name met de aanhangsels I en II. Bij deze algemene beoordeling moeten de lidstaten bijzondere aandacht besteden aan:
De toelatingsvoorwaarden moeten, indien nodig, risicobeperkende maatregelen omvatten. De betrokken lidstaten moeten ervoor zorgen dat de kennisgever bij de Commissie nadere informatie over het risico voor niet tot de doelsoorten behorende geleedpotigen indient. Zij moeten ervoor zorgen dat de kennisgever deze informatie uiterlijk op 30 november 2011 aan de Commissie verstrekt. |
||||||||||||
Quizalofop-P-ethyl CAS-nr. 100646-51-3 CIPAC-nr. 641.202 |
ethyl-(R)-2-[4-(6-chloorchinoxaline-2-yloxy)fenoxy]propionaat |
≥ 950 g/kg |
||||||||||||||||
Quizalofop-P-tefuryl CAS-nr. 119738-06-6 CIPAC-nr. 641.226 |
(RS)-tetrahydrofurfuryl- (R)-2-[4-(6-chloorchinoxaline-2-yloxy)fenoxy]propionaat |
≥ 795 g/kg |
||||||||||||||||
285 |
Teflubenzuron CAS-nr. 83121-18-0 CIPAC-nr. 450 |
1-(3,5-dichloor-2,4-difluorfenyl)-3-(2,6-difluorbenzoyl)ureum |
≥ 970 g/kg |
1 december 2009 |
30 november 2019 |
DEEL A Mag alleen worden toegelaten voor gebruik als insecticide in kassen (op artificieel substraat of in gesloten substraatteeltsysteem). DEEL B Bij het beoordelen van aanvragen voor toelating van gewasbeschermingsmiddelen die teflubenzuron bevatten voor andere toepassingen dan voor tomaten in kassen, moeten de lidstaten bijzondere aandacht besteden aan de criteria in artikel 4, lid 1, onder b), en ervoor zorgen dat de vereiste informatie en gegevens worden verstrekt voordat de toelating wordt verleend. Voor de toepassing van de uniforme beginselen in bijlage VI moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over teflubenzuron dat op 23 januari 2009 door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd, en met name met de aanhangsels I en II. Bij deze algemene beoordeling moeten de lidstaten bijzondere aandacht besteden aan:
De toelatingsvoorwaarden moeten, indien nodig, risicobeperkende maatregelen omvatten. |
||||||||||||
286 |
Zèta-cypermethrin CAS-nr. 52315-07-8 CIPAC-nr. 733 |
Mengsel van de stereo-isomeren (S)-α-cyaan-3-fenoxybenzyl- (1RS,3RS;1RS,3SR)-3-(2,2-dichloorvinyl)-2,2 dimethylcyclopropaan-carboxylaat waarbij de verhouding tussen het isomerenpaar (S);(1RS,3RS) en het isomerenpaar (S);(1RS,3SR) in het bereik 45-55 respectievelijk 55-45 ligt |
≥ 850 g/kg Onzuiverheden:
|
1 december 2009 |
30 november 2019 |
DEEL A Mag alleen worden toegelaten voor gebruik als insecticide. DEEL B Bij het beoordelen van aanvragen voor toelating van gewasbeschermingsmiddelen die zèta-cypermethrin bevatten voor andere toepassingen dan voor granen, met name wat betreft de blootstelling van de consumenten aan 3-fenoxybenzaldehyd, een afbraakproduct dat bij de verwerking kan worden gevormd, moeten de lidstaten bijzondere aandacht besteden aan de criteria in artikel 4, lid 1, onder b), en ervoor zorgen dat de vereiste informatie en gegevens worden verstrekt voordat de toelating wordt verleend. Voor de toepassing van de uniforme beginselen in bijlage VI moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over zèta-cypermethrin dat op 23 januari 2009 door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd, en met name met de aanhangsels I en II. Bij deze algemene beoordeling moeten de lidstaten bijzondere aandacht besteden aan:
De toelatingsvoorwaarden moeten, indien nodig, risicobeperkende maatregelen omvatten. De betrokken lidstaten moeten verzoeken om overlegging van nadere informatie over het gedrag en de lotgevallen (aerobe afbraak in de bodem) en het langetermijnrisico voor vogels, in het water levende organismen en niet tot de doelsoorten behorende geleedpotigen. Zij moeten ervoor zorgen dat de kennisgever op wiens verzoek zèta-cypermethrin in deze bijlage is opgenomen, deze informatie uiterlijk op 30 november 2011 bij de Commissie indient.” |
(1) Het evaluatieverslag bevat nadere gegevens over de identiteit en de specificatie van de werkzame stof.
II Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is
BESLUITEN/BESCHIKKINGEN
Raad
24.4.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 104/33 |
BESLUIT VAN DE RAAD
van 16 maart 2009
houdende benoeming van een Zweeds lid en een Zweeds plaatsvervangend lid van het Comité van de Regio’s
(2009/340/EG)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 263,
Gezien het voorstel van de Zweedse regering,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 24 januari 2006 heeft de Raad Besluit 2006/116/EG houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio’s voor de periode van 26 januari 2006 tot en met 25 januari 2010 (1) aangenomen. |
(2) |
Een zetel van lid van het Comité van de Regio’s is vrijgekomen door het ontslag van mevrouw Ann BESKOW. Een zetel van plaatsvervangend lid wordt vacant door de benoeming van mevrouw Yoomi RENSTRÖM tot lid van het Comité van de Regio’s, |
BESLUIT:
Artikel 1
Worden benoemd in het Comité van de Regio’s voor de resterende duur van het mandaat, te weten tot en met 25 januari 2010:
a) |
tot lid:
en |
b) |
tot plaatsvervangend lid:
|
Artikel 2
Dit besluit wordt van kracht op de dag waarop het wordt aangenomen.
Gedaan te Brussel, 16 maart 2009.
Voor de Raad
De voorzitter
A. VONDRA
(1) PB L 56 van 25.2.2006, blz. 75.
Commissie
24.4.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 104/34 |
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE
van 4 juni 2008
betreffende een steunmaatregel C 9/08 (ex NN 8/08, CP 244/07) van Duitsland ten gunste van Sachsen LB
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 2269)
(Slechts de tekst in de Duitse taal is authentiek)
(Voor de EER relevante tekst)
(2009/341/EG)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 88, lid 2, eerste alinea,
Gelet op de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, en met name op artikel 62, lid 1, onder a),
Na de belanghebbenden overeenkomstig de genoemde artikelen (1) te hebben aangemaand hun opmerkingen te maken, en gezien deze opmerkingen,
Overwegende hetgeen volgt:
1. PROCEDURE
(1) |
De zaak vindt zijn oorsprong in een verzoek om inlichtingen dat op 21 augustus 2007 ambtshalve tot Duitsland werd gericht. Bij brief van 21 januari 2008 meldde Duitsland de maatregelen aan om rechtszekerheid te verkrijgen met de aantekening dat de maatregelen „geen staatssteun” inhielden. Voorzichtigheidshalve verklaarde Duitsland dat de maatregelen in elk geval moesten worden beschouwd als reddings- en herstructureringssteun die verenigbaar is met de gemeenschappelijke markt. |
(2) |
Bij brief van 27 februari 2008 heeft de Commissie Duitsland in kennis gesteld van haar besluit tot inleiding van de procedure van artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag ten aanzien van de maatregelen. |
(3) |
Het besluit van de Commissie om de formele onderzoeksprocedure in te leiden (hierna „besluit tot inleiding van de procedure” genoemd) is bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie (2). De Commissie heeft belanghebbenden uitgenodigd hun opmerkingen over de betrokken steunmaatregel te maken. |
(4) |
Nadat de formele onderzoeksprocedure was ingeleid, antwoordde Duitsland bij schrijven van 28 maart en van 10, 16, 23 en 30 april 2008. Op 16 april 2008 ontving de Commissie opmerkingen van een derde. Daarop reageerde Duitsland bij schrijven van 30 april 2008. |
(5) |
Er zijn verschillende bijeenkomsten en ook regelmatig telefonische vergaderingen gehouden met Duitsland, de begunstigde en de Landesbank Baden-Württemberg (hierna „LBBW” genoemd). |
2. INLEIDING
(6) |
De onderhavige zaak vindt haar oorzaak in de nog steeds voortdurende Amerikaanse subprimecrisis, waarin de Landesbank Sachsen Girozentrale (hierna „Sachsen LB” genoemd) en met name een van haar off-balance conduits, Ormond Quay, werden meegezogen. |
(7) |
Een conduit, ook onderneming met een bijzonder doel (special purpose vehicle) of investeringsvehikel (special investment vehicle — SIV) genoemd, is een vennootschap (in de regel een soort vennootschap met beperkte aansprakelijkheid of in sommige gevallen een commanditaire vennootschap), die met zeer specifieke, vast omlijnde doelstellingen van tijdelijke aard wordt opgericht, meestal bedoeld om financiële risico’s af te zonderen (normaal gesproken faillissement, maar soms ook een bepaald fiscaal of toezichtrechtelijk risico). Men neemt zijn toevlucht tot SIV’s omdat ze geen invloed hebben op de balans en door de banken niet hoeven te worden geconsolideerd. Op deze wijze kunnen banken kredieten financieren tegen tarieven die lager zijn dan hun eigen tarieven (aangezien ze zelf gebonden zijn aan liquiditeitsquotes overeenkomstig de regels van het bankentoezicht). De speciaal opgerichte onderneming herfinanciert beleggingen in door activa gedekte waardepapieren („asset-backed securities”, hierna „ABS” genoemd) door geld te lenen op de markt voor kortlopende, door activa gedekte schuldbewijzen (3) („commercial papers”, hierna „CP’s” genoemd). Eventuele liquiditeitstekorten van de speciaal opgerichte ondernemingen (indien niet alle CP’s zijn verkocht) worden met kredietlijnen bij handelsbanken overbrugd. |
(8) |
Sachsen LB financierde via de speciaal opgerichte onderneming Ormond Quay beleggingen in ABS, waartoe ook Amerikaanse door hypotheken gedekte effecten behoorden. Om de liquiditeitsbehoefte van de conduit te kunnen blijven dekken, voor het geval dat de handelsbanken de kredietlijnen zouden opzeggen, moest Sachsen LB de liquiditeit van Ormond Quay garanderen en speciale liquiditeitsfaciliteiten beschikbaar stellen. Voor de overname van dit risico ontving Sachsen LB als tegenprestatie de behaalde winsten van het investeringsvehikel in de vorm van een kostenvergoeding. Bij de financiering van langlopende, zeer rendabele ABS-beleggingen via kortlopende CP’s met lage rentevoet behaalde Ormond Quay aanzienlijke winsten. |
(9) |
De marktomstandigheden verslechterden echter als gevolg van de Amerikaanse subprimecrisis. Toen de crisis voortduurde, was het hoge percentage wanbetalingen en gedwongen verkopen aanleiding voor de drie grootste ratingbureaus om de rating van een groot deel van de door hypotheken gedekte effecten, die tot dan toe een rating hadden van A + tot BB, te verlagen, waarvan een aantal tot CCC. Dit vertaalde zich onmiddellijk in een slechtere waardering van ABS. Geconfronteerd met deze situatie op de markt weigerden de hedgefondsen en de institutionele investeerders om nog in door hypotheken gedekte CP’s te beleggen. De speciale investeringsvehikels waren dientengevolge niet meer in staat geld te lenen op de markt voor kortlopende, door activa gedekte CP’s. |
(10) |
Ormond Quay kwam door deze ontwikkelingen financieel in zwaar weer terecht. Bovendien beëindigden de handelsbanken de aan het investeringsvehikel verleende kredietlijnen, zodat Ormond Quay noodgedwongen een beroep moest doen op de liquiditeitsfaciliteit van Sachsen LB. Toen Ormond Quay zichzelf in augustus 2007 niet meer kon herfinancieren, was haar liquiditeitsbehoefte 17,1 miljard EUR. Sachsen LB kon de door haar toegezegde kredietfaciliteiten niet beschikbaar stellen. Aangezien een gedwongen verkoop (4) van effecten onder zulke slechte marktomstandigheden tot aanzienlijke verliezen voor Sachsen LB zou leiden en uiteindelijk tot een faillissement van de bank, werden verschillende maatregelen getroffen. |
3. BESCHRIJVING VAN DE MAATREGELEN
3.1. DE BEGUNSTIGDE
(11) |
De begunstigde onderneming is Sachsen LB. Aandeelhouders van Sachsen LB waren de Vrijstaat Saksen (rond 37 %) en de Sachsen-Finanzgruppe (hierna „SFG” genoemd, rond 63 %), de holdingmaatschappij bestaande uit acht Saksische spaarbanken en de supraregionaal opererende bank Sachsen LB. Deze holding is zelf in handen van lokale overheden in Saksen (77,6 %) en van de Vrijstaat Saksen (22,4 %). |
(12) |
Sachsen LB had in 2006 een concernbalans van in totaal 67,8 miljard EUR en een eigen vermogen van 880 miljoen EUR. Sachsen LB was de centrale bank van de Saksische spaarbanken. Als handelsbank hield Sachsen LB zich bezig met alle soorten banktransacties. Sachsen LB Europe plc (hierna „Sachsen LB Europe” genoemd) was voor honderd procent een dochteronderneming van Sachsen LB en gevestigd in Dublin. Als dienstverlener op het gebied van gestructureerde financiële beleggingen was zij tot medio 2007 de belangrijkste winstbron van de Sachsen LB-groep. |
(13) |
Voor Sachsen LB golden tot 18 juli 2005 in het kader van de Anstaltslast (institutionele aansprakelijkheid) en de Gewährträgerhaftung (aansprakelijkheid van de borg) nog onbeperkte overheidsgaranties. Deze werden op grond van een aantal schikkingen tussen Duitsland en de Commissie afgeschaft. Volgens de eerste schikking van 17 juli 2001 mochten in het kader van het behoud van verkregen rechten (het zogenoemde „grandfathering”) gedurende een overgangsperiode die liep tot 18 juli 2005 nog nieuwe obligaties met een looptijd tot 31 december 2015 worden uitgegeven die door de Gewährträgerhaftung werden gedekt (5). |
(14) |
Op 26 oktober 2007 werd de rechtsvorm van Sachsen LB van een Anstalt öffentlichen Rechts (publiekrechtelijke instelling naar Duits recht) gewijzigd in een Aktiengesellschaft (naamloze vennootschap naar Duits recht). |
(15) |
Op 26 augustus 2007 werd besloten Sachsen LB met ingang van 1 januari 2008 aan LBBW te verkopen. Nadat de overname door LBBW op 7 maart 2008 was afgerond, werd Sachsen LB in LBBW geïntegreerd. |
3.2. KOPER VAN DE BEGUNSTIGDE ONDERNEMING
(16) |
De Landesbank van de deelstaat Baden-Württemberg (LBBW) opereert als algemene bank en als handelsbank. Samen met de BW-Bank, de regionale bank van LBBW voor particuliere en zakelijke klanten, biedt zij het complete scala aan bankproducten aan. LBBW fungeert als centrale bank voor de spaarbanken in de deelstaat Baden-Württemberg. Voor de spaarbanken in de deelstaat Rijnland-Palts vervult zij deze functie samen met de Landesbank Rheinland-Pfalz, die zij op 1 januari 2005 heeft overgenomen. |
(17) |
Het model van LBBW, dat nu tot Saksen is uitgebreid, berust op lokaal verankerde banken die zich hoofdzakelijk richten op het midden- en kleinbedrijf en particulieren (BW-Bank voor Baden-Württemberg, RP-Bank voor Rijnland-Palts en nu ook Sachsen Bank voor Saksen), en gecentraliseerde taken in Stuttgart, die nu ook worden uitgevoerd door een LBBW-vestiging in Saksen en in Rijnland-Palts. |
3.3. DE STEUNMAATREGELEN
(18) |
Zoals in het besluit tot inleiding van de procedure (6) uitvoerig is beschreven, werd Sachsen LB meegezogen door de nog steeds voortdurende Amerikaanse subprimecrisis, met name vanwege de off-balance conduit Ormond Quay, die niet in staat was zichzelf te herfinancieren en om gedwongen verkoop te voorkomen een liquiditeitsbehoefte had van 17,1 miljard EUR. |
3.3.1. DE LIQUIDITEITSFACILITEIT
(19) |
Op 19 augustus 2007 ondertekende een „bankenpool”, bestaande uit tien Duitse Landesbanken en de door de Duitse Landesbanken en de koepelorganisatie DSGV (Deutscher Sparkassen- und Giroverband) gezamenlijk gecontroleerde publiekrechtelijke DekaBank, een poolovereenkomst, waardoor de poolbanken zich ertoe verbonden de door Ormond Quay uitgegeven CP’s voor een tegenwaarde van 17,1 miljard EUR te kopen, indien deze niet op de markt konden worden geplaatst („aankoopverplichting”). |
(20) |
Iedere poolbank zou de desbetreffende CP’s op eigen naam en voor eigen rekening hebben gekocht. Hoofdelijke aansprakelijkheid was uitgesloten. De DekaBank nam ongeveer […] (7) van het CP-volume over. De rest werd door de andere banken overgenomen. Voor de verdeling dienden de grootte en uitgangssituatie van de afzonderlijke Landesbanken als richtsnoer. Volgens de informatie waarover Duitsland beschikt, heeft de bankenpool tot begin januari 2008 in het kader van de poolovereenkomst ingetekend voor een bedrag van maximaal […] miljard EUR. |
(21) |
Voor de aankoop van de CP’s ontvingen de poolbanken als vergoeding een vastgestelde referentierentevoet (Euribor of Libor, afhankelijk van de onderliggende activa) plus […] basispunten. De looptijd van de CP’s mocht niet langer zijn dan een maand. De poolovereenkomst gold voor een periode van zes maanden. De aankoopverplichting gold alleen voor CP’s die niet bij andere beleggers dan de poolbanken konden worden ondergebracht. |
(22) |
Terwijl in augustus 2007 de vraag naar door hypotheken gedekte CP’s volledig tot stilstand was gekomen en voor dergelijke investeringen geen functionerende markt meer bestond, kwam er geleidelijk verbetering in de situatie. Vanaf oktober 2007 kochten sommige investeerders (met name […(banken die tot de publieke sector behoren)]) ook weer CP’s buiten de poolovereenkomst en de daarin vastgelegde voorwaarden, dat wil zeggen tegen een vergoeding van minder dan […(50-100)] basispunten, zodat de poolovereenkomst haar oorspronkelijke functie verloor. De poolovereenkomst eindigde op 23 februari 2008. |
3.3.2. VERKOOP VAN SACHSEN LB
(23) |
Sachsen LB was al sinds 2005 op zoek naar een strategische partner en keek daarvoor met name naar de andere Landesbanken (8). Dankzij de preliminaire besprekingen die in dit kader hadden plaatsgevonden, kwam het op 23 augustus 2007 al snel tot onderhandelingen over de verkoop van Sachsen LB, dus slechts één week na de ondertekening van de poolovereenkomst, toen, zoals in het besluit tot inleiding van de procedure uitvoerig is geschetst (9), Sachsen LB verliezen ten bedrage van 250 miljoen EUR noteerde. Aangezien de verliezen bij de portefeuille gestructureerde financiële producten van Sachsen LB tot een verdere intering op het eigen vermogen van Sachsen LB zou hebben geleid, moesten de aandeelhouders van Sachsen LB een financieel solide oplossing vinden. Interen op het eigen vermogen zou immers vanaf een bepaalde omvang tot gevolg hebben dat niet meer kon worden gegarandeerd dat zou worden voldaan aan de eisen die overeenkomstig de regels van het bankentoezicht gelden voor de dekking van bankactiviteiten met eigen middelen. Daarom werden oriënterende besprekingen gevoerd met partijen die belangstelling hadden voor een aankoop van Sachsen LB, waarop intensieve onderhandelingen met verscheidene gegadigden volgden. |
(24) |
Uiteindelijk werd de koop gegund aan LBBW, omdat zij, aldus Duitsland, bedrijfseconomisch gezien het beste bod deed. Voor LBBW bestond het zakelijke belang vooral hierin dat zij met de verwerving van Sachsen LB haar activiteiten niet alleen op de Saksische markt, maar vooral ook op de Oost-Europese markt aanzienlijk hoopte uit te breiden. |
(25) |
Op 26 augustus 2007 werd een basisovereenkomst („Grundlagenvereinbarung”) getekend volgens welke Sachsen LB per 1 januari 2008 aan LBBW zou worden verkocht. Volgens deze overeenkomst zou de koopprijs worden vastgesteld aan de hand van een taxatie door een onafhankelijke deskundige. De taxatie zou plaatsvinden zodra de crisis op de financiële markt voorbij was, naar verwachting tegen het einde van 2007. In de overeenkomst werd een minimumkoopprijs vastgesteld van 300 miljoen EUR in de vorm van aandelen LBBW. Bovendien werd voor LBBW een aanpassingsclausule in de overeenkomst opgenomen voor het geval dat de ratio voor het kernvermogen onder een bepaalde drempelwaarde zou zakken. |
(26) |
Voorts voorzag de getekende overeenkomst erin dat LBBW aan de aandeelhouders van Sachsen LB een voorschot in contanten van 250 miljoen EUR zou betalen, dat deze in Sachsen LB zouden inbrengen om verliezen te dekken. Dit bedrag was volgens Duitsland toereikend om aan de overeenkomstig de regels voor het bankentoezicht geldende vereisten inzake het eigen vermogen te voldoen en eventuele verdere verliezen op te vangen. |
(27) |
Toen men tot de verkoop besloot, gingen de partijen bij de overeenkomst ervan uit dat de crisis spoedig achter de rug zou zijn. In de veronderstelling dat de markten tegen het einde van het jaar zouden normaliseren, trof LBBW geen speciale voorzorgsmaatregelen voor de portefeuille gestructureerde beleggingen van Sachsen LB. LBBW wilde de portefeuille overnemen. Er werd met name van uitgegaan dat de problemen van Ormond Quay vanzelf zouden worden opgelost en dat het investeringsvehikel zichzelf weer op de markt zou kunnen herfinancieren. |
(28) |
Eind 2007 dienden zich in verband met de gestructureerde portefeuille van Sachsen LB nieuwe risico’s aan. Voordat de verkoop zijn beslag zou krijgen, verslechterde de situatie op de financiële markten verder, waardoor met name Ormond Quay in de problemen kwam, aangezien de mark-to-market-waardering (10) van haar activa verliezen te zien gaf van ca. […(0,5-1,5)] miljard EUR. |
(29) |
Dit bracht de definitieve verkoop van de bank in gevaar, omdat de ratio voor het kernvermogen hierdoor mogelijk onder de drempelwaarde was gezakt. De waardevermindering ten gevolge van de mark-to-market-waardering moest op de balans als verlies worden opgevoerd en leidde daarmee tot een vermindering van het eigen vermogen. Gevreesd werd dat de ratio voor het kernvermogen onder de […] % zou zakken, wat zou betekenen dat LBBW zou kunnen eisen om opnieuw over de koop te onderhandelen. |
(30) |
Ook wanneer de marktomstandigheden vanaf augustus (11) zouden zijn verbeterd en verkoop van de activa mogelijk zou zijn geweest, zou LBBW niet in staat of bereid zijn geweest zulke hoge mark-to-market-verliezen over te nemen. Om de verkoop doorgang te laten vinden moest een oplossing worden gevonden waarmee kon worden voorkomen dat de verliezen gevolgen zouden hebben voor de waardering van Sachsen LB. Anders zou LBBW niet alleen de in augustus overeengekomen minimumkoopprijs van 300 miljoen EUR moeten opbrengen, maar ook deze verliezen moeten dragen. |
(31) |
Na intensieve onderhandelingen werd de koop gesloten met een definitieve en niet-opzegbare overeenkomst, de op 13 december 2007 getekende „kaderovereenkomst” (Eckpunktevereinbarung). De verkoop werd uiteindelijk mogelijk doordat een consolidatie van de mark-to-market-verliezen uit de speciale investeringsvehikels van Sachsen LB werd voorkomen en LBBW werd beschermd tegen eventuele verliezen uit de investeringsvehikels die konden ontstaan wanneer de activa in de portefeuille tot hun vervaldatum zouden worden aangehouden. Als alternatief had men bijvoorbeeld kunnen overwegen om de mark-to-market-verliezen vóór de verkoop van Sachsen LB aan LBBW te consolideren en het benodigde extra kapitaal van de eigenaren van Sachsen LB in te brengen (geschatte waarde: […(0,5-1,5)] miljard EUR). In plaats van mark-to-market-verliezen op de koop toe te nemen, gaf de Vrijstaat Saksen er de voorkeur aan een overheidsgarantie te verlenen voor een portefeuille met gestructureerde beleggingen. |
(32) |
In deze afrondende overeenkomst werden alle gestructureerde beleggingen van Sachsen LB vermeld en over twee portefeuilles verdeeld. Om een consolidatie van alle gestructureerde beleggingen in LBBW te voorkomen, werd een portefeuille met een boekwaarde van 17,5 miljard EUR (12) van de verkooptransactie uitgesloten. Deze beleggingsposities werden aan een nieuw opgericht eigen investeringsvehikel (het zogenoemde „super-SIV”) overgedragen, zodat Sachsen LB alleen gestructureerde portefeuillebeleggingen (13) met een herfinancieringsbehoefte van ca. 11,8 miljard EUR behield, die dus aan LBBW werden verkocht. Om het risico voor deze investeringen te dekken werd een bedrag van 500 miljoen EUR op de verkoopprijs in mindering gebracht. |
(33) |
Het super-SIV werd opgericht om portefeuilles met gestructureerde beleggingsproducten met een geringe mark-to-market-waarde vóór de verkoop uit Sachsen LB af te zonderen en tot het einde van de looptijd vast te houden. Om de portefeuille aan het super-SIV over te dragen, was herfinanciering van de portefeuille nodig. Een deel ervan nam LBBW op zich (niet-prioritaire tranche), terwijl het andere deel werd gedragen door de andere Landesbanken (prioritaire tranche). Om een consolidatie van het super-SIV op de balans van LBBW te voorkomen moest de deelneming van LBBW onder de 50 % blijven. Na intensieve onderhandelingen namen de Landesbanken 50 % van de herfinanciering van het super-SIV op zich, maar ze stelden als voorwaarde dat hun financiering in het geval van verlies bevoorrecht zou zijn op de financiering door LBBW. Van haar kant verlangde LBBW een garantie van de Vrijstaat Saksen die alle als reëel te veronderstellen potentiële verliezen moest dekken, zodat haar risico beperkt zou blijven tot een normaal bedrijfsrisico. Het doel was om de portefeuille tegen mogelijke verliezen te beschermen wanneer deze tot het einde van de looptijd zou worden vastgehouden. Deze verliezen zouden overeenkomen met het debiteurenrisico. De Vrijstaat Saksen verklaarde zich ten slotte bereid een garantie van 2,75 miljard EUR voor verliezen uit het super-SIV te verlenen. Dit bedrag werd na intensieve onderhandelingen tussen LBBW en de Vrijstaat Saksen vastgesteld op basis van adviezen van investeringsbanken. Volgens hun taxaties tendeerde het debiteurenrisico voor de herfinancierende banken naar nul (14). |
(34) |
Daarnaast werd in de kaderovereenkomst een garantievergoeding van […] % per jaar van het niet opgeëiste maximumbedrag overeengekomen. Deze vergoeding wordt na vier jaar looptijd van de garantie met een derde verminderd en na zeven jaar looptijd met nog eens een derde. Dit komt overeen met [… (> 90)] miljoen EUR over tien jaar, indien de garantie niet wordt opgeëist. |
(35) |
Zoals hierboven vermeld werd het super-SIV in twee tranches gefinancierd. De eerste tranche van een kleine 50 % (ca. 8,75 miljard EUR) werd gefinancierd door LBBW, de tweede tranche van ruim 50 % (ca. 8,75 miljard EUR) door de kredietinstellingen die deel uitmaken van de waarborgreserve van de Landesbanken en girocentrales (een soort verliesdelingsregeling van de deelnemende instellingen als depositogarantie en compensatie voor beleggers). Op basis van de verdeling van de risico’s over de beide tranches staat LBBW met haar liquiditeit borg voor verliezen ten bedrage van 8,75 miljard EUR, dat wil zeggen voor een bedrag dat de door de Vrijstaat Saksen verleende garantie van 2,75 miljard EUR te boven gaat. Alleen verdere verliezen zouden dan door de andere Landesbanken worden gedekt. |
(36) |
In december 2007 gaf de Vrijstaat Saksen het accountantskantoor Susat & Partner opdracht de bedrijfswaarde van Sachsen LB te bepalen, zoals in de koopovereenkomst was afgesproken. Het accountantskantoor taxeerde de waarde van Sachsen LB op […] miljard EUR. Tegelijkertijd had LBBW […] (hierna […] genoemd) gevraagd om een second opinion. […] kwam in zijn analyse tot een bedrijfswaarde van […] miljard EUR. Tijdens de onderhandelingen kwamen de partijen overeen uit te gaan van een bedrijfswaarde van […] miljard EUR. |
(37) |
In de afrondende overeenkomst werd de nettokoopprijs voor Sachsen LB vastgesteld op 328 miljoen EUR, een bedrag dat contant moest worden betaald (15). Deze prijs was gebaseerd op een taxatie van de bedrijfswaarde van Sachsen LB op […] EUR, waarvan de in 2007 geleden verliezen van […] miljoen EUR voor portefeuille 2 en de overeengekomen verliescompensatie van 500 miljoen EUR voor de bij Sachsen LB blijvende portefeuille 1 werden afgetrokken. Inclusief het voorschot in contanten van 250 miljoen EUR heeft LBBW derhalve 578 miljoen EUR betaald voor de aankoop van Sachsen LB. |
(38) |
Met de herfinanciering van de portefeuille gestructureerde beleggingsproducten dat aan het super-SIV was overgedragen, eindigde de Gewährträgerhaftung (aansprakelijkheid van de borg) van de Vrijstaat Saksen voor deze portefeuille. |
3.4. HET HERSTRUCTURERINGSPLAN
(39) |
LBBW heeft ten tijde van de verkoop van Sachsen LB een herstructureringsplan voor Sachsen LB opgesteld dat voor het laatst op 9 april 2008 is gewijzigd. Volgens de informatie waarover de Commissie beschikt, beslaat het herstructureringsplan een herstructureringsperiode van vier jaar, die begint met de verkoop van Sachsen LB op 1 januari 2008 en eindigt met het verstrijken van het jaar 2011. |
(40) |
Sachsen LB AG wordt volgens dit plan in LBBW geïntegreerd, maar blijft in de vorm van een niet-zelfstandige instelling onder de naam Sachsen Bank bestaan. Deze neemt ook de bankdiensten voor zakelijke en particuliere klanten over van de bestaande LBBW-filialen in Saksen (BW-Bank). Alle overige bankactiviteiten (die niet onder de diensten voor zakelijke en particuliere klanten vallen) worden van Sachsen LB afgezonderd en overgedragen aan de LBBW-vestiging in Saksen. |
(41) |
De Sachsen Bank neemt dus slechts een van de twee segmenten van Sachsen LB over, namelijk de bankdiensten voor zakelijke en particuliere klanten (de activiteiten voor de laatstgenoemde categorie zijn tamelijk onderontwikkeld), en bouwt die door samenvoeging met dezelfde soort activiteiten van de BW-bank uit tot haar nieuwe werkveld. Sachsen Bank zal in staat zijn om op eigen kracht zowel in Saksen als daar buiten een concurrerende positie in te nemen. |
(42) |
Het tweede segment van Sachsen LB, bestaande uit activiteiten op de kapitaalmarkt, blijft onderdeel van LBBW. Deze diensten worden in Saksen aangeboden door een vestiging van LBBW. LBBW zal ook back-office-taken op zich nemen en deels als centrale bank voor de Saksische spaarbanken gaan fungeren. |
(43) |
Uitgangspunt voor de beoordeling van het herstructureringsplan zijn — wat het herstel van de levensvatbaarheid betreft — de activiteiten van Sachsen LB vóór haar integratie in LBBW (16). De herstructurering behelst de overdracht van de eerste portefeuille aan het super-SIV. Daarnaast voorziet het plan als compenserende maatregel in de mogelijkheid om over te gaan tot algehele liquidatie van de in Dublin gevestigde dochteronderneming van Sachsen LB (Sachsen LB Europe), die verantwoordelijk was voor de ontwikkeling en het beheer van alle internationale gestructureerde portefeuilles van Sachsen LB. |
(44) |
Sachsen LB zal daarom op de internationale kapitaalmarkt geen nieuwe transacties afsluiten. LBBW behoudt alleen de effecten van de tweede portefeuille ter waarde van 11,8 miljard EUR. Prognoses op basis hiervan wijzen uit dat de bank haar rentabiliteit binnen de herstructureringsperiode van vier jaar zal hebben hersteld. |
(45) |
Om de duurzaamheid aan te tonen overlegde Duitsland samengevat de volgende cijfers:
|
(46) |
Voorts liet Duitsland weten dat LBBW vanaf 2009 rekening hield met een rendement op het eigen vermogen van [… (> 8 %)] % voor de voormalige Sachsen LB en van ca. [… (> 15 %)] % voor de nieuw opgerichte Sachsen Bank. |
4. FORMELE ONDERZOEKSPROCEDURE
4.1. REDENEN VOOR DE INLEIDING VAN DE PROCEDURE
4.1.1. DE LIQUIDITEITSFACILITEIT
(47) |
In het besluit tot inleiding van de procedure uitte de Commissie haar bedenkingen over de liquiditeitsfaciliteit, aangezien de maatregel Sachsen LB een selectief voordeel leek te bieden. Het was immers niet waarschijnlijk dat een investeerder die tegen marktvoorwaarden handelt, de kredietlijn tegen dezelfde voorwaarden als de bankenpool aan Sachsen LB zou hebben toegekend. De Commissie sloot echter niet uit dat het bij de maatregel zou kunnen gaan om reddingssteun die niet verenigbaar is met de gemeenschappelijke markt. |
4.1.2. DE VERKOOP VAN SACHSEN LB
(48) |
De Commissie onderzocht voorts of de verkoop van Sachsen LB aan LBBW staatssteun inhield. De Commissie betwijfelde of de Vrijstaat Saksen zich had opgesteld als een investeerder die tegen marktvoorwaarden handelt, aangezien liquidatie voordeliger was geweest dan verkoop met de verleende garantie. De Commissie achtte het daarom mogelijk dat de verkoop steunelementen ten gunste van Sachsen LB had bevat. Bij de Commissie bestonden echter geen twijfels over de vraag of de koopprijs te laag zou zijn geweest en daarom steunelementen ten gunste van de koper (LBBW) zou hebben bevat. De Commissie sloot echter niet uit dat het bij de garantie zou kunnen gaan om herstructureringssteun die verenigbaar is met de gemeenschappelijke markt, namelijk wanneer de steun zou voldoen aan de voorwaarden van de communautaire richtsnoeren inzake reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden (19) (hierna „richtsnoeren” genoemd). |
5. OPMERKINGEN VAN DERDEN
(49) |
De derde is van mening dat de garantie voor het super-SIV staatssteun inhoudt, evenals de financiële injectie van 391 miljoen EUR van LBBW aan Sachsen LB in 2007 en de overname van het verlies over het boekjaar van 641,6 miljoen EUR, en dat de door LBBW aan de eigenaren betaalde koopprijs hoger is dan de marktwaarde van Sachsen LB. |
6. OPMERKINGEN VAN DUITSLAND NA HET BESLUIT TOT INLEIDING VAN DE PROCEDURE
6.1. OPMERKING OVER DE BEOORDELING VAN DE LIQUIDITEITSFACILITEIT
(50) |
Naar de mening van Duitsland zou de door de bankenpool verleende liquiditeitsfaciliteit ook door een investeerder die tegen marktvoorwaarden handelt, beschikbaar zijn gesteld, aangezien de vergoeding die de poolbanken voor de aankoop van de door Ormond Quay uitgegeven CP’s hadden ontvangen, hoger was dan de vergoeding die op de markt gebruikelijk was en daarmee dus marktconform was. Verder gaf de bankenpool volgens Duitsland geen compensatie voor potentiële verliezen ten gevolge van schommelingen van de marktprijzen van de effecten (ABS) die de conduit bezat. Zelfs bij een dalende marktwaarde zou het debiteurenrisico zeer gering zijn, en bij effecten die tot het einde van de looptijd werden vastgehouden, zouden slechts geringe verliezen te verwachten zijn. |
(51) |
Voorts was het handelen van de banken er, aldus Duitsland, voornamelijk op gericht om te voorkomen dat het faillissement van een van hun zusterbanken een algemene bankencrisis zou veroorzaken. Ze beschouwden het kopen van de CP’s als een kleiner risico dan het risico om het faillissement van Sachsen LB te moeten afwikkelen, met name wanneer een beroep zou zijn gedaan op het depositogarantiesysteem. Bovendien wees Duitsland erop dat marktbenchmarks bij gebrek aan een markt ook hypothetisch kunnen worden vastgesteld. |
(52) |
Mocht de Commissie van mening zijn dat de liquiditeitsfaciliteit steunelementen bevat, dan kan deze volgens Duitsland in elk geval worden beschouwd als reddingssteun die verenigbaar is met de gemeenschappelijke markt, aangezien de door de pool gekochte CP’s vergelijkbaar zijn met een maatregel in de vorm van een lening die niet structureel van aard is en bovendien beperkt is tot een termijn van zes maanden. |
6.2. OPMERKING OVER DE BEOORDELING VAN DE VERKOOP VAN SACHSEN LB
(53) |
Naar de mening van Duitsland heeft de Vrijstaat Saksen zich bij de verkoop van Sachsen LB opgesteld als een verkoper die tegen marktvoorwaarden handelt. De koopprijs was het resultaat van onderhandelingen met verschillende potentiële kopers en gebaseerd op bedrijfswaarderingen die op basis van algemeen aanvaarde beginselen door accountantskantoren zijn uitgevoerd, zodat de prijs een redelijke weerspiegeling was van de marktwaarde van Sachsen LB. Zelfs wanneer de verplichtingen die voortvloeien uit de garantie van 2,75 miljard EUR voor het super-SIV worden meegeteld, hebben de eigenaren Sachsen LB over het geheel genomen tegen een positieve prijs verkocht. |
(54) |
Duitsland herhaalt dat drie verschillende beoordelingsmethoden zijn toegepast om het risico in te schatten dat met de garantie voor het super-SIV werd aangegaan. De eerste methode bestond uit een mark-to-market-waardering op de peildatum 30 november 2007, waarbij de potentiële verliezen bij verkoop van de investeringen op deze peildatum werden geraamd op ca. […] miljard EUR. De resultaten van deze mark-to-market-waardering zijn volgens Duitsland echter vertekend, omdat er op dat moment geen markt voor dergelijke investeringen was en ook niet het plan bestond deze beleggingsposities ad hoc te verkopen, aangezien ze tot het einde van de looptijd zouden worden vastgehouden. Volgens de tweede methode, die gebaseerd is op modelanalysen van potentiële macro-economische ontwikkelingen, werden de verwachte verliezen berekend voor drie scenario’s. Volgens deze methode bedroegen de verwachte verliezen rond [… (> 800)] miljoen EUR („bad case”), [… (< 500)] miljoen EUR („base case”) of [… (< 200)] miljoen EUR („best case”). Deze beoordelingsmethode werd door LBBW en Sachsen LB op basis van bestaande interne modellen ontwikkeld. De derde methode was gebaseerd op de rating van de onderliggende posities. Vrijwel alle effecten in de portefeuille hadden volgens Duitsland een AAA-rating (20) en zouden bij de controles door de ratingbureaus in geen enkel geval in waarde zijn verminderd. Bij een debiteurenrisico van vrijwel nul bij effecten met een AAA-rating waren de verwachte verliezen van de portefeuille volgens Duitsland eveneens nihil. |
(55) |
Volgens Duitsland is de garantie van 2,75 miljard EUR het resultaat van de onderhandelingen tussen de betrokken partijen, waarbij LBBW een zo hoog mogelijke garantie wilde om haar eigen aansprakelijkheid te beperken, terwijl de Vrijstaat Saksen probeerde de garantie zo laag mogelijk te houden. |
(56) |
Duitsland wijst erop dat de resultaten van alle drie de analysen ten tijde van de onderhandelingen beschikbaar waren. De onderhandelingspartijen waren het er volgens Duitsland over eens dat de modelanalyse (dus de tweede methode) de meest geschikte manier was om de risico’s te beoordelen die door de garantie moesten worden gedekt. |
(57) |
Duitsland heeft berekeningen voor verschillende scenario’s voorgelegd om aan te tonen dat de eigenaren de bank zelfs bij een beroep op de garantie in het „base case”-scenario tegen een positieve prijs zouden hebben verkocht. Volgens Duitsland was het staande praktijk dat de Commissie de „base case” en niet een ongunstiger scenario tot uitgangspunt nam (21). |
(58) |
Mocht de Commissie van mening zijn dat de verkoop van de bank steunelementen bevat, dan kan deze volgens Duitsland op basis van de richtsnoeren in elk geval worden beschouwd als herstructureringssteun die verenigbaar is met de gemeenschappelijke markt. |
(59) |
Voor dit doel presenteerde LBBW het genoemde herstructureringsplan, waaruit blijkt hoe de levensvatbaarheid van Sachsen LB moet worden hersteld. Duitsland stelt dat het plan verscheidene interne maatregelen bevat, zoals inkrimping van personeel, maatregelen ter verbetering van het risicobeheer, integratie van segmenten in LBBW en uniformering van de IT. Het bedrijfsplan zou er duidelijk op gericht zijn om Sachsen LB minder afhankelijk te maken van winsten die op de kapitaalmarkt en met name in het segment „asset management/gestructureerde producten” worden behaald. |
(60) |
Voorts betoogt Duitsland dat de investering van enkele honderden miljoenen euro die LBBW voor de aankoop van Sachsen LB heeft gedaan, niet voor niets is gedaan en dat LBBW daarom al het mogelijke zal doen om de levensvatbaarheid van Sachsen LB op langere termijn te herstellen. |
(61) |
Ten aanzien van zijn eigen bijdrage is Duitsland van mening dat LBBW en de andere banken zelf belangrijke bijdragen ter waarde van in totaal [… (ca. 30)] miljard EUR hebben geleverd en dat daarmee aan de voorwaarden van de richtsnoeren is voldaan. Het bedrag van [… (ca. 30)] miljard EUR is het totaal van de kosten voor de oprichting van het super-SIV ([…] miljoen EUR), de integratie van Sachsen LB ([…] miljoen EUR) en de financiering van portefeuille 2 (17,5 miljard EUR) en portefeuille 1 (11,8 miljard EUR). |
(62) |
Ten slotte geldt volgens Duitsland als belangrijke compensatie dat Sachsen LB door haar voormalige eigenaren is verkocht aan LBBW. De verkoop zou uitdrukking geven aan de gezamenlijke wens om de bank duurzaam te herstructureren. De verkoop van ondernemingen die in moeilijkheden verkeren zou een belangrijke eerste stap zijn op weg naar een duurzame herstructurering. Volgens Duitsland kan er in het algemeen vanuit worden gegaan dat een bedrijf dat onder controle staat van een gevestigde Duitse grote bank zeer waarschijnlijk rendabel zal worden en dat daarmee is gewaarborgd dat het bedrijf niet weer op staatssteun aangewezen zal zijn. Volgens Duitsland zal daarom blijken dat de verkoop een belangrijke factor is in de herstructurering van Sachsen LB. |
(63) |
Bovendien, aldus Duitsland, heeft geen enkele concurrent opmerkingen gemaakt naar aanleiding van het besluit van de Commissie tot inleiding van de procedure, hetgeen betekent dat verkoop van de bank naar het oordeel van de andere gegadigden niet tot concurrentieverstoring leidt. |
(64) |
Duitsland heeft in overleg met LBBW (namens de begunstigde van de steun, Sachsen LB) aangeboden de volgende verplichtingen aan te gaan (22):
|
(65) |
Duitsland heeft bevestigd dat het […]. Duitsland stelt dat de transacties rendabel zijn en op geen enkele wijze in verband staan met de huidige subprimecrisis, die haar oorzaak vindt in het feit dat er steeds meer kredieten werden verleend aan minder solide kredietnemers met een lager inkomen en een lagere kredietwaardigheid dan eersteklas leningnemers. |
(66) |
Voorts heeft Duitsland bevestigd dat […] (25). |
6.3. REACTIE OP DE OPMERKINGEN VAN DE DERDE
(67) |
Met betrekking tot de opmerkingen van de derde stelde Duitsland dat de garantie voor het super-SIV geen staatssteun was, aangezien de eigenaren van Sachsen LB over het geheel genomen een positieve koopprijs hadden bereikt, zelfs wanneer de potentiële verplichtingen werden meegerekend die uit de garantie van 2,75 miljard EUR voor het super-SIV zouden kunnen voortvloeien. Ook wees Duitsland erop dat de financiële injectie die LBBW in 2007 aan Sachsen LB gaf en het voorschot in contanten van 250 miljoen EUR door LBBW als onderdeel van de koopprijs werden beschouwd en dat de door LBBW aan de eigenaren betaalde koopprijs daarom overeenkwam met de marktprijs van Sachsen LB. Duitsland benadrukt dat geen verliescompensatie is verleend die de door LBBW aan Sachsen LB gegeven financiële injectie van 391 miljoen EUR te boven gaat. |
7. BEOORDELING VAN DE STEUN
7.1. BESTAAN VAN STAATSSTEUN
(68) |
Krachtens artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag zijn steunmaatregelen van de staten of in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen vervalsen of dreigen te vervalsen, onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt, voor zover deze steun het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt. |
(69) |
De Commissie blijft bij haar in het besluit tot inleiding van de procedure ingenomen standpunt dat geen van beide financiële interventies zouden zijn gepleegd door een investeerder die tegen marktvoorwaarden handelt en dat beide maatregelen derhalve staatssteun inhouden. |
(70) |
Er moet in dit verband op worden gewezen dat de Commissie reeds in haar besluit tot inleiding van de procedure geen mededingingsrechtelijke bezwaren maakte tegen de herfinanciering door LBBW en de bankenpool. Haar overwegingen dienaangaande worden aan het eind van deze paragraaf nader toegelicht. |
7.1.1. DE LIQUIDITEITSFACILITEIT
(71) |
De DekaBank en de meeste Landesbanken zijn publiekrechtelijke instellingen. De Landesbanken en de regionale spaarbankbonden zijn ieder voor de helft eigenaar van de DekaBank. De Landesbanken zijn over het algemeen eigendom van de deelstaten en de respectievelijke regionale spaarbankbonden. De kredietlijn van 17,1 miljard EUR die door de bankenpool aan Sachsen LB is verleend, komt derhalve voor rekening van de staat en kan worden aangemerkt als „steunmaatregel van de staat of met staatsmiddelen bekostigd” in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag (26). Een begunstiging door het beschikbaar stellen van staatsmiddelen zou vanwege de grensoverschrijdende en internationale activiteiten van Sachsen LB daarnaast ook de mededinging in de bankensector ongunstig beïnvloeden en gevolgen hebben voor het handelsverkeer tussen de lidstaten. |
(72) |
Verder constateert de Commissie dat Sachsen LB grensoverschrijdend en internationaal actief is, zodat een begunstiging door het beschikbaar stellen van staatsmiddelen de mededinging in de bankensector ongunstig zou beïnvloeden en gevolgen zou hebben voor het handelsverkeer tussen de lidstaten (27). |
(73) |
Duitsland bestrijdt dat de maatregel voor Sachsen LB een selectief voordeel met zich meebrengt. De Commissie wijst erop dat iedere met staatsmiddelen bekostigde interventie waardoor een bedrijf wordt begunstigd, krachtens artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag normaal gesproken staatssteun inhoudt, tenzij een investeerder die tegen normale marktvoorwaarden handelt eveneens een dergelijke maatregel zou hebben getroffen. Het besluit van de bankenpool om de liquiditeit in kwestie beschikbaar te stellen moet in overeenstemming zijn met het beginsel van de investeerder in een markteconomie teneinde elementen van staatssteun te kunnen uitsluiten. Daarom is het opportuun te onderzoeken of een investeerder in een markteconomie de kredietlijn tegen dezelfde voorwaarden aan Sachsen LB zou hebben verstrekt als de bankenpool. |
(74) |
De Commissie merkt op dat er op het tijdstip waarop de poolovereenkomst werd gesloten nagenoeg geen vraag was naar door hypotheken gedekte CP’s en er dus geen effectieve markt voor dit soort investeringen meer bestond. Een dergelijk vraagtekort betekent echter niet dat er geen marktbenchmarks zijn. De marktbenchmark bestond eenvoudigweg hieruit dat de CP’s in kwestie op het toenmalige tijdstip geen behoorlijke economische waarde bezaten, wat betekende dat er nog steeds geen economische interesse bestond voor de door Ormond Quay uitgegeven CP’s, ondanks het feit dat ze een AAA-rating hadden, volgens de voorschriften werden vergoed en slechts met een gering debiteurenrisico waren belast. Daarom is de conclusie van de Commissie dat een investeerder die tegen marktvoorwaarden handelt aan Sachsen LB geen liquiditeitsfaciliteit zou hebben verstrekt. Bij de maatregel in kwestie gaat het derhalve om staatssteun. |
7.1.2. DE VERKOOP VAN SACHSEN LB
(75) |
Duitsland bestrijdt dat de verkoop van Sachsen LB aan LBBW staatssteun zou kunnen inhouden. De Commissie blijft bij haar standpunt dat de Vrijstaat Saksen zich bij de verkoop van Sachsen LB niet heeft gedragen als een investeerder die tegen marktvoorwaarden handelt. De verkoop van Sachsen LB aan LBBW zou in tweeërlei opzicht een vorm van staatssteun kunnen zijn: in de eerste plaats steun ten gunste van de koper (dat wil zeggen LBBW), indien een te lage koopprijs werd geaccepteerd, en in de tweede plaats steun ten gunste van Sachsen LB, indien liquidatie voordeliger zou zijn geweest dan verkoop met de verleende garantie. |
(76) |
De Commissie is van oordeel dat de door LBBW betaalde koopprijs overeenkomt met de marktwaarde van Sachsen LB en merkt op dat de Vrijstaat Saksen met verscheidene potentiële kopers onderhandelde en uiteindelijk besloot Sachsen LB aan LBBW te verkopen. De Commissie wijst erop dat het bij de koopprijs om de marktprijs gaat wanneer de verkoop plaatsvindt via een openbare aanbestedingsprocedure waaraan geen verdere voorwaarden zijn verbonden, en de activa naar de meestbiedende of de enige bieder overgaan. Terwijl het bestaan van staatssteun bij een reglementair uitgevoerde aanbesteding kan worden uitgesloten, betekent dat niet dat er automatisch sprake is van staatssteun wanneer van een aanbestedingsprocedure wordt afgezien. In de onderhavige zaak besloten de partijen bij de koopovereenkomst om op de peildatum 31 december 2007 een waardering van Sachsen LB te laten uitvoeren. Ze verkeerden daarbij in de veronderstelling dat de financiële markt zich dan zou hebben gestabiliseerd en een „normalere” marktwaardering zou kunnen worden uitgevoerd. Hoewel een dergelijke waardering het bestaan van elementen van staatssteun niet automatisch uitsluit, beschikte de Commissie in de onderhavige zaak niet over bewijzen die de marktconformiteit van de transactie ter discussie stelden. Op basis van de beschikbare informatie heeft de Commissie geen reden om aan te nemen dat het bedrijf onder de marktprijs is verkocht. Zoals in overweging 37 is uiteengezet, werd de waarde van Sachsen LB in december 2007 getaxeerd op 328 miljoen EUR (28); dat is de door LBBW betaalde koopprijs. In het kader van de formele onderzoeksprocedure heeft bovendien geen enkele derde partij de redelijkheid van de koopprijs ter discussie gesteld. Ook is de Commissie geen derde partij bekend die Sachsen LB eventueel had willen kopen en bereid was geweest een hogere prijs te bieden. De Commissie blijft daarom bij haar standpunt dat de bank tegen de marktprijs is verkocht en aan LBBW in het kader van de verkoop van Sachsen LB geen staatssteun is verleend. |
(77) |
Daarnaast onderzocht de Commissie of het feit dat liquidatie minder kosten met zich mee zou hebben gebracht dan verkoop met de verleende garantie, voor Sachsen LB een voordeel opleverde. De Commissie kon niet bevestigen dat de Vrijstaat Saksen een positieve verkoopprijs heeft verkregen, dat wil zeggen een verkoopprijs die hoger is dan de door de Vrijstaat Saksen beschikbaar gestelde middelen. Terwijl buiten kijf staat dat met de oorspronkelijke koopovereenkomst van augustus 2007, volgens welke LBBW minstens 300 miljoen EUR alsmede een voorschot in contanten aan Sachsen LB moest betalen, een positieve koopprijs was overeengekomen, is dit na de vervolgonderhandelingen in december niet het geval, aangezien de Vrijstaat Saksen een garantie van 2,75 miljard EUR verleende en daarvoor […] % van de verkoopprijs ten bedrage van 328 miljoen EUR (dat wil zeggen […] miljoen EUR) in contanten ontving, exclusief de inkomsten uit de bereidstellingsprovisie (met een boekwaarde van [… (> 90)] miljoen EUR) (29). |
(78) |
Het onderzoek veranderde niets aan de zienswijze van de Commissie dat de eigenaren bij een vergelijking van de kosten van liquidatie en de kosten van de verkoop met de garantie het voorschot in contanten van 250 miljoen EUR van augustus 2007 buiten beschouwing lieten, aangezien dit bedrag niet zou worden terugbetaald indien de verkoop niet tot stand zou komen. Met andere woorden: aangezien de voormalige eigenaren van Sachsen LB niet verplicht waren het voorschot in contanten aan LBBW terug te betalen als de verkoop niet zou doorgaan, zou een investeerder die tegen marktvoorwaarden handelt dit voorschot in contanten in een hypothetisch, niet-bestaand vergelijkbaar geval niet als extra kosten beschouwen. |
(79) |
De Commissie moest vervolgens onderzoeken of de kosten die voor Sachsen LB uit de verleende garantie voortvloeiden, de verkoopprijs voor Sachsen LB te boven gingen. Daarvan zou in ieder geval sprake zijn wanneer de verwachte verliezen in verband met de garantie van 2,75 miljard EUR hoger zouden zijn dan de ontvangen […] miljoen EUR (exclusief bereidstellingsprovisies die tot een boekwaarde van […] miljoen EUR zouden kunnen oplopen). |
(80) |
Duitsland taxeerde de verwachte verliezen in verband met de garantie op ca. [… (> 800)] miljoen EUR („bad case”), [… (< 500)] miljoen EUR („base case”) respectievelijk [… (< 200)] miljoen EUR („best case”). De twijfels van de Commissie omtrent de vraag of het door LBBW gehanteerde model voor de kwantificering van de verwachte verliezen in verband met de garantie ten volle rekening houdt met de steunelementen die de garantie bevat, konden niet worden weggenomen. De Commissie wijst erop dat het steunelement van een garantie die wordt verleend aan een onderneming in moeilijkheden volgens vaste rechtspraak even hoog kan zijn als het bedrag dat door de garantie effectief wordt gedekt (in dit geval dus 2,75 miljard EUR). Bovendien benadrukt de Commissie dat de Vrijstaat Saksen zelfs in het „base case”-scenario, dat uitgaat van een snel herstel van de markten, op grond van de verwachte verliezen op een negatieve koopprijs zou zijn uitgekomen. |
(81) |
Voorts bevestigde het onderzoek de veronderstelling van de Commissie dat een investeerder die tegen marktvoorwaarden handelt onder zulke onvoorspelbare omstandigheden in ieder geval zou zijn uitgegaan van het „bad case”-scenario met verwachte verliezen van [… (> 800)] miljoen EUR. De Commissie wijst erop dat haar conclusie overeenstemt met de voormalige zaak van de Bankgesellschaft Berlin (30). In tegenstelling tot de opvatting van Duitsland strookt het bovendien niet met de gangbare praktijk (31) om uit te gaan van het „base case”-scenario. |
(82) |
De Commissie erkent echter dat een investeerder die tegen marktvoorwaarden handelt een negatieve koopprijs bij uitzondering kan aanvaarden, namelijk wanneer de kosten van liquidatie voor de verkoper hoger zouden zijn. Voor het berekenen van de liquidatiekosten kunnen alleen verplichtingen in aanmerking worden genomen die door een investeerder die tegen marktvoorwaarden handelt zouden zijn aangegaan (32). Uitgesloten zijn verplichtingen in het kader van staatssteun, aangezien deze niet zouden zijn aangegaan door een investeerder die tegen marktvoorwaarden handelt (33). De Gewährträgerhaftung (aansprakelijkheid van de borg) is een dergelijke verplichting die buiten beschouwing moet worden gelaten (34). De Commissie is van mening dat het hierbij om een bestaande steunmaatregel gaat, en heeft passende maatregelen voorgesteld voor de afschaffing ervan (35). De kosten die mogelijk uit de Gewährträgerhaftung voortvloeien, kunnen door de Vrijstaat Saksen in zijn rol van investeerder die tegen marktvoorwaarden handelt, bij de verkoop van Sachsen LB niet worden verhaald. Duitsland maakte geen melding van andere verplichtingen die een investeerder die tegen marktvoorwaarden handelt bij het kwantificeren van de liquidatiekosten zou kunnen meetellen. |
(83) |
De Commissie verwerpt het argument van Duitsland dat het verlies van het eigen vermogen van 880 miljoen EUR voor de Vrijstaat Saksen nog steeds relevant is omdat de Vrijstaat Saksen Sachsen LB reeds verkocht heeft en niet de verliezen in het kader van een mogelijke liquidatie, maar alleen de bijkomende kosten in aanmerking neemt. |
(84) |
De Commissie neemt nota van het feit dat de Vrijstaat Saksen, die slechts voor een deel eigenaar is, de totale garantie heeft verleend en dat de andere eigenaren geen middelen in de garantie hebben ingebracht. Als tegenprestatie voor een garantie die in het gunstigste (zij het onwaarschijnlijke) geval ten minste […] miljoen EUR bedroeg en kon oplopen tot 2,75 miljard EUR, ontving de Vrijstaat Saksen met de verkoop van Sachsen LB slechts […] miljoen EUR. |
(85) |
De Commissie concludeert derhalve dat de Vrijstaat Saksen Sachsen LB tegen een negatieve koopprijs heeft verkocht en daarmee Sachsen LB staatssteun heeft verleend. |
7.1.3. DE HERFINANCIERING VAN HET SUPER-SIV
(86) |
De Commissie maakte geen mededingingsrechtelijke bezwaren tegen de herfinanciering van het super-SIV door LBBW en de andere Landesbanken en blijft na afronding van de onderzoeksprocedure van mening dat deze maatregel geen staatssteun inhoudt. |
(87) |
De oprichting van het super-SIV houdt duidelijk verband met de herstructurering en verkoop van Sachsen LB aan LBBW. Zonder het super-SIV had Sachsen LB mark-to-market-verliezen moeten dekken van ca.[… (0,5-1,5)] miljard EUR. De oprichting van het super-SIV houdt derhalve nauw verband met de herstructurering en verkoop van Sachsen LB. De door LBBW betaalde koopprijs en de beoordeling van de bedrijfswaarde van de bank houden al rekening met het opgerichte super-SIV en de door LBBW en de Landesbanken beschikbaar gestelde liquiditeit. |
(88) |
Toch zou het bij de herfinanciering van het super-SIV gaan om staatssteun, wanneer LBBW en de andere Landesbanken een onevenredig hoge vergoeding voor de door hen verschafte liquiditeit zouden hebben ontvangen en LBBW en de andere Landesbanken zich met het verstrekken van de voor het super-SIV bestemde liquiditeit niet hadden gedragen als investeerders die tegen marktvoorwaarden handelen. |
(89) |
Het verschaffen van liquiditeit en herfinancieringsmiddelen behoort tot de kernactiviteiten van een bank. Banken verschaffen liquiditeit aan marktdeelnemers die zij weer herfinancieren door overeenkomstige bedragen te lenen. Afhankelijk van de eigen structuur van activa en passiva zal iedere bank de voor haar geschikte herfinancieringsstrategie (met betrekking tot looptijd en herkomst van de activa) kiezen om de totale herfinancieringskosten te optimaliseren en de daaraan verbonden risico’s tot een minimum te beperken. In het kader van een herfinanciering kunnen de vervaltermijnen van de verplichtingen worden verkort of verlengd, lagere rentetarieven voor de nieuwe verplichtingen worden overeengekomen of een mix van deze verschillende mogelijkheden worden afgesproken. Door het verschil tussen de opbrengsten uit de (bijvoorbeeld langlopende) beschikbaarstelling van liquiditeit en de kosten van de (bijvoorbeeld) kortlopende lening ontstaat de mogelijkheid winsten te behalen. |
(90) |
De Commissie is van oordeel dat het verschaffen van de voor het super-SIV benodigde liquiditeit de LBBW en de andere Landesbanken geen voordeel heeft opgeleverd. Gezien de vele investeringsmogelijkheden op de nationale en internationale kapitaalmarkt hadden LBBW en de Landesbanken de voor het super-SIV beschikbaar gestelde liquiditeit ongetwijfeld ook op een andere wijze kunnen investeren. De totale herfinancieringsbehoefte van de banken is door de herfinanciering van het super-SIV dan ook niet toegenomen. Bovendien werden door de herfinanciering geen opbrengsten verkregen die boven de actuele marktwaarde lagen, omdat met name voor het door de overheidsgarantie gedekte lagere risico een vergoeding werd betaald. Doel van het super-SIV is om de portefeuille tot het einde van de looptijd vast te houden. De opbrengsten ontstaan uit de restitutie van de activa die aan de effecten van de portefeuille ten grondslag liggen en verschillende vervaldata hebben. Afgesproken was echter dat de opbrengsten uit het super-SIV uitsluitend zouden worden gebruikt voor de betaling van de garantievergoeding die door het super-SIV aan de Vrijstaat Saksen moest worden voldaan, de beheerskosten voor het super-SIV en een passende vergoeding voor LBBW en de andere Landesbanken voor de verschaffing van de liquiditeit die nodig was voor de herfinanciering van het super-SIV. |
(91) |
De Commissie is daarnaast van oordeel dat de door LBBW en de andere Landesbanken verschafte liquiditeit voor het super-SIV onder marktconforme voorwaarden plaatsvond en dat een investeerder in een markteconomie die in dezelfde omstandigheden had verkeerd als deze kredietinstellingen, op dezelfde wijze had gehandeld, zodat er in relatie tot het super-SIV geen sprake is van een vermeerdering van de staatssteun. Zoals hierboven al eerder is toegelicht werd uit de opbrengsten van het SIV aan de banken een passende vergoeding betaald. Bovendien werden de gestructureerde portefeuillebeleggingen ter waarde van 17,5 miljard EUR aan het super-SIV overgedragen die tot het einde van de looptijd moesten worden vastgehouden. Het beslissende criterium voor het kwantificeren van de risico’s die aan deze overdracht zijn verbonden, is daarom „verlies” bij expiratie en niet „mark-to-market-verliezen” ten gevolge van een tijdelijk niet bestaande markt. De verwachte verliezen (debiteurenrisico) in het „bad case”-scenario werden getaxeerd op [… (> 800)] miljoen EUR, zodat LBBW nog over een buffer van […] miljard EUR beschikte. Vanuit zakelijk oogpunt kan het risico dat LBBW en de andere Landesbanken op zich namen daarom als beperkt worden aangemerkt; dat geldt ook voor het risico dat de staat boven de garantie van de Vrijstaat Saksen van 2,75 miljard EUR op zich nam. Aangezien aan LBBW en de andere Landesbanken een marktconforme rente werd betaald, is er in dit zeer specifieke geval geen reden om aan te nemen dat de herfinanciering niet overeenkomstig beginselen van de markteconomie heeft plaatsgevonden. |
(92) |
Bovendien is de herfinanciering van het super-SIV door LBBW en de Landesbanken niet vergelijkbaar met de eerste maatregel, waarbij het om steun ten gunste van Sachsen LB gaat. De marktomstandigheden waren in december 2007 ten opzichte van augustus 2007 aanmerkelijk gewijzigd. In augustus 2007 konden in principe geen investeerders meer worden gevonden die bereid waren geweest in een conduit als het super-SIV te investeren. Het risico dat de bankenpool tegen een vergoeding van […] basispunten had overgenomen, was gezien het feit dat er op dat moment werkelijk geen gegadigden meer waren die in zulke conduits wilden investeren, niet marktconform. Daarentegen kochten investeerders in december vanwege de verbeterde marktomstandigheden weer door activa gedekte CP’s. Bovendien was het doel van het super-SIV om de daar ondergebrachte portefeuilles tot de vervaldatum aan te houden, terwijl de poolbanken CP’s kochten die aan een beperkte termijn waren gebonden en zeker niet tot de vervaldag van de effecten werden vastgehouden. De vergoeding uit hoofde van de poolovereenkomst was zeer gering, zodat investeerders vanaf oktober 2007 ook weer CP’s buiten de poolovereenkomst kochten. Het herstel van de markt betekende dat investeerders weer geïnteresseerd waren in de effecten, ook al waren ze niet bereid de nominale prijs te betalen. Gelet op de geschatte debiteurenrisico’s kan worden geconcludeerd dat de herfinanciering door LBBW en de andere Landesbanken voor een investeerder in een markteconomie die in dezelfde situatie zou hebben verkeerd als deze kredietinstellingen, aanvaardbaar was geweest en dat zij derhalve geen staatssteun inhield die de waarde van de door de Vrijstaat Saksen verleende garantie te boven gaat. Op grond van het vorenstaande concludeert de Commissie dat de herfinanciering van het super-SIV geen bijkomende staatssteun inhield. |
7.2. BEOORDELING VAN DE VERENIGBAARHEID MET DE GEMEENSCHAPPELIJKE MARKT
(93) |
Naar het oordeel van de Commissie zouden de betrokken maatregelen waarbij, zoals hierboven eerder is toegelicht, sprake is van staatssteun, alleen op grond van artikel 87, lid 3, onder b) en c), van het EG-Verdrag als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt kunnen worden beschouwd, aangezien alle andere bepalingen van dit artikel duidelijk niet van toepassing zijn. |
7.2.1. ARTIKEL 87, LID 3, ONDER B), VAN HET EG-VERDRAG: STEUNMAATREGELEN OM EEN ERNSTIGE VERSTORING IN DE ECONOMIE VAN EEN LIDSTAAT OP TE HEFFEN
(94) |
Krachtens artikel 87, lid 3, onder b), van het EG-Verdrag zijn steunmaatregelen om een ernstige verstoring in de economie van een lidstaat op te heffen, verenigbaar met de gemeenschappelijke markt. De Commissie wil er echter allereerst op wijzen dat het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen heeft benadrukt dat artikel 87, lid 3, onder b), van het EG-Verdrag restrictief dient te worden toegepast, zodat de steunmaatregel niet slechts ten goede mag komen aan een onderneming of een sector, maar bedoeld moet zijn om een verstoring in de hele economie van een lidstaat op te heffen. Daarom heeft de Commissie beslist dat een ernstige verstoring in de economie van een lidstaat niet wordt opgeheven door een steunmaatregel die erop is gericht „de problemen van één steunontvangende onderneming […] op te lossen en niet die van de hele sector”. Bovendien heeft de Commissie zich tot nu toe in alle zaken die betrekking hebben op banken in moeilijkheden, nog nooit op deze bepaling van het EG-Verdrag beroepen. |
(95) |
Het onderzoek bevestigt de waarneming van de Commissie dat de problemen van Sachsen LB hun oorsprong vinden in bedrijfsspecifieke gebeurtenissen. Bovendien heeft de door Duitsland verstrekte informatie de Commissie er niet van overtuigd dat de systemische gevolgen van een faillissement van Sachsen LB een dusdanige omvang zouden kunnen aannemen dat er sprake is van „een ernstige verstoring in de economie” van Duitsland in de zin van artikel 87, lid 3, onder b) (36). Aan de onderhavige zaak liggen dus specifieke problemen van Sachsen LB ten grondslag, zodat gerichte steunmaatregelen nodig zijn die conform de regels voor bedrijven in moeilijkheden kunnen worden getroffen. Voor de Commissie bestaat er daarom geen aanleiding om de maatregelen in kwestie op basis van artikel 87, lid 3, onder b), van het EG-Verdrag als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt te verklaren. |
7.2.2. ARTIKEL 87, LID 3, ONDER C), VAN HET EG-VERDRAG: STEUNMAATREGELEN VOOR ONDERNEMINGEN IN MOEILIJKHEDEN
(96) |
Naar het oordeel van de Commissie zou Sachsen LB conform punt 9 van de richtsnoeren zonder de liquiditeitsfaciliteit van de bankenpool en het voorschot in contanten van 250 miljoen EUR zeer waarschijnlijk niet in staat zijn geweest de liquiditeitscrisis heel veel langer het hoofd te bieden. De dreigende verliezen zouden hebben geleid tot sluiting van de bank, waardoor aan de voorwaarden in punt 10, onder c), van de richtsnoeren is voldaan. Duitsland heeft dit standpunt, dat al bij het inleiden van de procedure werd ingenomen, niet aangevochten. |
7.2.2.1. Reddingssteun
(97) |
Het onderzoek bevestigde de zienswijze van de Commissie, zoals verwoord in het besluit tot inleiding van de procedure, dat de eerste (doch niet de tweede) maatregel als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt kan worden beschouwd en dat ze aan alle voorwaarden onder punt 25 van de richtsnoeren voldoet, met name aan de voorwaarden die hieronder worden toegelicht. |
(98) |
Reddingssteun moet voldoen aan de voorwaarde van punt 25, onder a), van de richtsnoeren, volgens welke reddingssteun in de vorm van leninggaranties of leningen moet worden verleend en leningen moeten worden terugbetaald en garanties moeten aflopen binnen een termijn van maximaal zes maanden na de uitkering van het eerste bedrag aan de onderneming (37). |
(99) |
In de onderhavige zaak stelde de bankenpool door de aankoop van de door Ormond Quay uitgegeven CP’s aan Sachsen LB een liquiditeitsfaciliteit beschikbaar. Aangezien Duitsland bevestigde dat Sachsen LB het debiteurenrisico van de onderliggende posities blijft dragen, kan de liquiditeitsfaciliteit worden beschouwd als een rekening-courantkrediet voor zes maanden ten bedrage van 17,1 miljard EUR. Met andere woorden: de liquiditeitsverstrekking is vergelijkbaar met een krediet van de bankenpool aan Sachsen LB. Bovendien is de steun van tijdelijke aard en wordt de verstrekte liquiditeit binnen een termijn van minder dan zes maanden na uitkering van het eerste bedrag aan de onderneming terugbetaald. De maatregel bevat geen structureel element, beperkt zich uitsluitend tot het verschaffen van liquiditeit en is omkeerbaar, aangezien ze beperkt is tot zes maanden. |
(100) |
Bovendien worden de herfinancieringskosten van Sachsen LB door de liquiditeitsfaciliteit niet verlaagd tot een niveau dat onder het marktconforme tarief zou liggen. Zoals in de overwegingen 21 en 22 is vermeld, vond de door Sachsen LB betaalde vergoeding plaats overeenkomstig EuriboR, die op 6 augustus 2007 4,112 (38) bedroeg, plus […] basispunten, dus er werd een vergoeding van […] betaald, die zodoende boven de referentierentevoet voor Duitsland van 4,62 (augustus 2007) lag. |
(101) |
Volgens punt 25, onder d), moet reddingssteun beperkt blijven tot het bedrag dat nodig is om de exploitatie van de onderneming voort te zetten gedurende de zes maanden waarvoor de steun is goedgekeurd. De Commissie wijst er in dit verband op dat de aankoopverplichting van de bankenpool alleen gold voor CP’s die niet op de markt konden worden geplaatst. De bankenpool was dus alleen verplicht die door Ormond Quay uitgegeven CP’s te kopen, die niet bij andere beleggers dan de poolbanken konden worden ondergebracht. Op grond hiervan concludeert de Commissie dat het bij de liquiditeitsverstrekking ging om het minimum dat nodig was om de exploitatie van Sachsen LB voort te zetten. |
(102) |
Omdat de looptijd van de CP’s niet langer mocht zijn dan een maand, werden iedere maand nieuwe CP’s uitgegeven. Vanaf oktober 2007 kochten sommige beleggers (vooral [… (banken die tot de publieke sector behoren)]) echter ook weer CP’s die op de markt waren geplaatst en derhalve geen verband hielden met de poolovereenkomst, zodat de poolovereenkomst haar oorspronkelijke functie verloor. |
(103) |
Volgens punt 25, onder b), van de richtsnoeren kan reddingssteun ook worden gerechtvaardigd door ernstige sociale moeilijkheden; ze mag echter geen buitengewoon ongunstige spill-overeffecten naar andere lidstaten hebben. De betrokken maatregel kan worden gerechtvaardigd door ernstige sociale moeilijkheden, want zonder de maatregel had Sachsen LB moeten worden geliquideerd, wat gepaard zou zijn gegaan met een aanzienlijke inkrimping van het personeel. De maatregel heeft geen buitengewoon ongunstige spill-overeffecten naar andere lidstaten, aangezien de bank onder de financiële voorwaarden van de poolovereenkomst niet in staat is agressief op de markt te opereren. |
(104) |
Aan het beginsel dat de steun slechts eenmaal kan worden toegekend, is voldaan, aangezien tot nu toe geen reddings- of herstructureringssteun aan Sachsen LB werd verleend. |
7.2.2.2. Herstructureringssteun
(105) |
Op basis van de uitkomsten van het onderzoek kon de Commissie concluderen dat de tweede maatregel, waarbij het niet om reddingssteun gaat, kan worden beschouwd als herstructureringssteun die verenigbaar is met de gemeenschappelijke markt, omdat zij aan alle voorwaarden van de richtsnoeren voldoet. |
(106) |
Het voorliggende onderzoek bevestigt in de eerste plaats dat de levensvatbaarheid op lange termijn van Sachsen LB door de herstructurering wordt hersteld. Naar het oordeel van de Commissie is de verkoop van Sachsen LB aan LBBW van doorslaggevend belang voor de oplossing van de gerezen problemen en voor een positieve bedrijfseconomische ontwikkeling van de bank binnen de LBBW-groep. LBBW heeft het nieuwe bedrijfsmodel voor Sachsen LB reeds met succes in Rijnland-Palts kunnen toepassen. Bovendien wees Duitsland erop dat het rendement op het eigen vermogen van de Sachsen Bank dat van de private concurrenten zal evenaren. |
(107) |
In de tweede plaats bevestigde het onderzoek dat LBBW een reorganisatie heeft doorgevoerd van de bankactiviteiten in Saksen en de verliesgevende activiteiten in Saksen in zoverre heeft beëindigd dat in Saksen geen nieuwe gestructureerde beleggingstransacties meer worden verricht. |
(108) |
Het nieuwe bedrijfsmodel van LBBW laat in de eerste plaats zien dat de toekomstige activiteiten van de vroegere Sachsen LB worden beperkt en zich zullen concentreren op bankdiensten voor particuliere en zakelijke klanten in Saksen en de aangrenzende regio’s, terwijl de centrale taken in LBBW worden geïntegreerd en door deze zullen worden uitgevoerd. Naar het oordeel van de Commissie blijkt uit de overgelegde documenten dat de concentratie van Sachsen LB op zakelijke klanten en vermogende particulieren een solide bedrijfsmodel is. Deze bedrijfsactiviteiten zijn een aanvulling op het spaarbank-bedrijfsmodel; dat dit een duurzaam model is, heeft LBBW zowel in Baden-Württemberg als in Rijnland-Palts al kunnen bewijzen. De Commissie heeft de prognose van de marktontwikkeling waarop het model berust aan een onderzoek onderworpen en als plausibel beoordeeld; de geschatte opbrengsten zijn volgens de Commissie haalbaar. Op grond van de uitkomsten die hierboven al eerder zijn uiteengezet zou de Sachsen Bank in staat moeten zijn om zich op eigen kracht op de Saksische en de grensoverschrijdende financiële markt te handhaven. In de tweede plaats blijkt uit de uitvoerige schets van de conjuncturele omstandigheden waardoor de bank in moeilijkheden kwam, dat het absoluut noodzakelijk is om de kapitaalmarkttransacties en de transacties voor eigen rekening en risico aan LBBW over te dragen en de bedrijfsactiviteiten van Sachsen LB Europe conform het herstructureringsplan te reduceren, zodat een herhaling van fouten uit het verleden wordt voorkomen. |
(109) |
Volledigheidshalve neemt de Commissie nota van het feit dat in het herstructureringsplan voor Sachsen LB ook wordt ingegaan op de duurzame oplossing voor het herstel van de levensvatbaarheid op lange termijn van Sachsen LB als zelfstandige instelling op het moment van de verkoop van de bank, hoewel dit model vanwege de integratie van Sachsen LB in LBBW, waardoor het overleven van Sachsen LB kon worden gegarandeerd, nooit concrete vormen heeft aangenomen. Uit het herstructureringsplan, waaraan een marktstudie was gehecht en dat gebaseerd was op prognoses van de marktontwikkeling, kan duidelijk worden opgemaakt dat het gekozen bedrijfsmodel aan de verwachtingen zou voldoen. Dit kan worden geconcludeerd uit de bedrijfscijfers die al eerder werden vermeld, volgens welke de bruto-opbrengsten en de bedrijfsresultaten van Sachsen LB zich in de periode 2007-2012 […] zelfs in het slechtste scenario („worst case”) positief zouden ontwikkelen. De bruto-opbrengsten voor het segment zakelijke klanten (corporate finance) zullen toenemen van […] miljoen EUR tot […] miljoen EUR, wat overeenkomt met een cumulatief jaarlijks groeipercentage van […]. In totaal resulteert dit in een groei van […] exclusief synergieën en een groei van […] bij opbrengstsynergieën. Het […] kan worden toegeschreven aan de herstructureringskosten en zal van […] miljoen EUR dalen naar […] miljoen EUR. De Commissie heeft ook gekeken naar de veronderstellingen die aan het herstructureringsplan ten grondslag liggen en vindt daarin geen aanleiding om ze niet als realistisch te beoordelen. |
7.2.2.3. Beperking van de steun tot het minimum — eigen bijdragen
(110) |
De twijfels van de Commissie ten aanzien van de vraag of de steun beperkt bleef tot het noodzakelijke minimum, konden worden weggenomen. De Commissie is van mening dat de steun beperkt is gebleven tot het noodzakelijke minimum en dat overeenkomstig de criteria in de richtsnoeren met eigen middelen een belangrijke bijdrage aan de herstructurering wordt geleverd, dat wil zeggen dat meer dan 50 % van de herstructureringskosten uit eigen middelen wordt gefinancierd. |
(111) |
De Commissie is tot deze conclusie gekomen met inachtneming van de aspecten die hieronder worden toegelicht. |
(112) |
Ten eerste is de bank in het kader van een rechtshandeling die vrij van steun is verkocht aan een nieuwe eigenaar, te weten LBBW. LBBW draagt alle herstructureringskosten die verband houden met de oprichting van het super-SIV en de integratie van Sachsen LB. Deze kosten worden geraamd op […] à […] miljoen EUR. |
(113) |
Ten tweede heeft LBBW vooraf een verliescompensatie van 250 miljoen EUR betaald. Verder heeft zij een deel van de verliezen en van de financieringsbehoefte voor portefeuille 1 op zich genomen. Bovendien heeft LBBW zich ertoe verbonden bepaalde activa van Sachsen LB te verkopen. Aangezien het echter op dit moment niet mogelijk is de opbrengsten uit de verkoop daarvan exact te becijferen, kunnen deze niet als eigen bijdrage worden aangemerkt. |
(114) |
Ten derde had Sachsen LB liquide middelen nodig ten bedrage van 17,5 miljard EUR voor de financiering van haar investeringsvehikel, dat in structurele beleggingsproducten had geïnvesteerd. Hoewel het daarbij in principe om een volstrekt normale handeling van een bank gaat (waaraan derhalve geen herstructureringskosten verbonden zouden zijn), ligt de zaak anders in het specifieke geval van Sachsen LB, aangezien zij zich een dergelijke herfinanciering niet kon permitteren (39). |
(115) |
De vraag rijst dan ook of deze herfinanciering als eigen bijdrage kan worden aangemerkt. |
(116) |
De Commissie is van oordeel dat het bij de door LBBW en de andere Landesbanken geaccepteerde voorwaarden voor herfinanciering om handelscondities gaat die onder vergelijkbare omstandigheden en met inachtneming van de door de Vrijstaat Saksen verleende garantie van 2,75 miljard EUR ook voor een investeerder die tegen marktvoorwaarden handelt aanvaardbaar zouden zijn geweest. Bij onafhankelijke private investeerders zou een dergelijke herfinanciering moeten plaatsvinden uit eigen middelen van de aankopende bank of via externe financiering tegen marktvoorwaarden door de andere investerende banken (zie paragraaf 7.1.3). Gelet op de garantie gaat het derhalve bij 2,75 miljard EUR van het herfinancieringsbedrag duidelijk niet om een bijdrage die vrij van steun is, waarbij zou kunnen worden aangetekend dat dit gevolgen zou kunnen hebben voor de volledige niet-prioritaire tranche die door de koper wordt gefinancierd (40). De betrokken maatregel houdt daardoor echter zelf geen staatssteun in, maar wordt alleen door staatssteun begunstigd. |
(117) |
Daarentegen is de Commissie niet de mening toegedaan dat in een dergelijk scenario de financiering die voor de tweede, prioritaire tranche wordt verstrekt door andere onafhankelijke banken die tegen marktvoorwaarden handelen, steun inhoudt. In dit geval zouden de investerende banken worden beschermd door de volledige niet-prioritaire tranche ten bedrage van 8,54 miljard EUR (en wel ongeacht de garantie die de Vrijstaat Saksen verleende). Het besluit van de banken om de herfinanciering van de prioritaire tranche op zich te nemen, was gebaseerd op het feit dat zij de bescherming van de volledige eerste tranche genoten. Iedere vorm van steun zou zich onder deze omstandigheden beperken tot de eerste tranche, zodat de tweede tranche in elk geval voldoet aan de beginselen van de markteconomie en derhalve als eigen bijdrage kan worden beschouwd. |
(118) |
De eigen bijdrage in het kader van de herfinanciering van het super-SIV ligt daarom net boven de 8,75 miljard EUR. |
(119) |
Tot slot moet worden opgemerkt dat van de herstructureringskosten ten bedrage van […] miljard EUR […] miljard EUR ([…]) als eigen bijdrage kan worden geaccepteerd. De Commissie concludeert derhalve dat de eigen bijdrage in totaal 51 % van de herstructureringskosten omvat en daarmee boven de in de richtsnoeren vereiste bijdrage van 50 % ligt. |
7.2.2.4. Voorkoming van ongerechtvaardigde vervalsing van de mededinging — compenserende maatregelen
(120) |
De Commissie is er na het onderzoek en na besprekingen met Duitsland van overtuigd dat voldoende maatregelen worden getroffen om eventuele nadelige effecten van de steun voor de concurrenten zo beperkt mogelijk te houden. Naar het oordeel van de Commissie staan de maatregelen in verhouding tot de mededingingsverstorende effecten van de steun, die hoofdzakelijk zijn toe te schrijven aan het voortbestaan van Sachsen LB — zij het ook slechts als onderdeel van LBBW. |
(121) |
Er vond een duidelijke reductie plaats van de kapitaalmarkttransacties van Sachsen LB. Dit omvat met name de liquidatie resp. afstoting van Sachsen LB Europe, hetgeen verder gaat dan de oorspronkelijke bedoeling van het herstructureringsplan. LBBW was van plan geweest om de activiteiten van de dochteronderneming in Dublin — weliswaar op kleinere schaal — voort te zetten. Sachsen LB Europe is, los van het feit dat enkele van de door haar beheerde portefeuilles in het kader van de financiële crisis verliesgevend bleken te zijn, een gevestigde dienstverlener voor gestructureerde financiële beleggingen met de daarvoor benodigde knowhow. Sachsen LB Europe had kunnen doorgaan met transacties voor derden en op deze wijze provisies voor Sachsen LB/LBBW kunnen binnenhalen. Sachsen LB Europe was tot de ontwikkelingen in de zomer van 2007 de belangrijkste winstbron van de Sachsen LB-groep. Bovendien waren het de activiteiten van Sachsen LB Europe waaraan door de verstoringen ten gevolge van het concurrentiegedrag van Sachsen LB mede schade was toegebracht. De Commissie beschouwt de liquidatie resp. afstoting van Sachsen LB Europe daarom als een effectieve compenserende maatregel. |
(122) |
Naar het oordeel van de Commissie is ook de afstoting van de deelneming in de dochteronderneming East Merchant GmbH, die een belangrijke rol speelde in de gestructureerde transacties op de financiële markt van Sachsen LB, een doeltreffende compenserende maatregel. East Merchant is actief in verschillende sectoren van gestructureerde transacties op de financiële markt, zoals leasingtransacties voor transport en logistiek. De onderneming droeg met zeer goede resultaten regelmatig bij aan de winsten van Sachsen LB. |
(123) |
Hetzelfde geldt voor de afstoting van […]. Aangezien deze ondernemingen zich […], concentreren, kunnen zij, zoals hierboven eerder werd aangestipt, inderdaad niet met subprimeactiviteiten in verband worden gebracht. Aangezien de afstoting van deze beide dochterondernemingen bovendien niet in het herstructureringsplan van LBBW voor Sachsen LB was voorzien, kan de verkoop ervan als compenserende maatregel worden beschouwd. |
(124) |
Bovendien hebben Duitsland en LBBW zich ertoe verbonden dat de Sachsen Bank zich niet actief met transacties voor eigen rekening en risico en met internationale vastgoedtransacties bezighoudt. |
(125) |
De hier beschreven afstoting betreft ondernemingen die volgens planning voor 2008 ca. [… (> 25)] % van de winsten van de Sachsen LB-groep moesten behalen. Het gaat derhalve om een compenserende maatregel die qua omvang en vorm toereikend is om de mededingingsverstorende effecten van een dermate omvangrijke steun op passende wijze te beperken (41). Dit geldt temeer omdat de marktpresentie van Sachsen LB ondanks het hoge steunbedrag relatief klein is en de door LBBW genomen maatregelen ook bijdragen aan de stabilisering van de financiële markten. |
(126) |
Bovendien erkent de Commissie dat de oude eigenaren van de bank en de directie niet meer betrokken zijn bij de activiteiten van Sachsen LB, waarmee een belangrijk signaal werd afgegeven op het gebied van de bestrijding van moral hazard. |
(127) |
Al met al is de Commissie van mening dat de compenserende maatregelen in verhouding staan tot de mededingingsverstorende effecten die door de aan Sachsen LB verleende steun werden veroorzaakt. |
(128) |
De Commissie dient over de voortgang van de uitvoering van de bovengenoemde compenserende maatregelen te worden geïnformeerd. |
8. VOORSTEL
(129) |
Om deze redenen luidt de conclusie van de Commissie dat de twee maatregelen in kwestie — de liquiditeitsfaciliteit en de verlening van een garantie — in strijd zijn met artikel 88, lid 3, van het EG-Verdrag. De Commissie concludeert echter dat het bij de liquiditeitsfaciliteit om reddingssteun en bij de aan Sachsen LB verleende garantie om herstructureringssteun gaat, die beide krachtens artikel 87, lid 3, van het EG-Verdrag als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt kunnen worden beschouwd, mits aan de desbetreffende voorwaarden is voldaan, |
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:
Artikel 1
De liquiditeitsfaciliteit en de garantie die aan de Landesbank Sachsen Girozentrale (Sachsen LB) in verband met haar afstoting werden verleend, zijn staatssteun in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag die verenigbaar is met de gemeenschappelijke markt mits aan de in artikel 2 genoemde voorwaarden en verplichtingen wordt voldaan.
Artikel 2
1. Het herstructureringsplan voor Sachsen LB, dat Duitsland in april 2008 aan de Commissie deed toekomen, wordt volledig ten uitvoer gelegd.
2. De volgende deelnemingen worden afgestoten aan een derde, van de groep van de Landesbank Baden-Württemberg (LBBW-groep) onafhankelijke partij, dan wel geliquideerd:
a) |
Sachsen LB Europe plc wordt uiterlijk […] afgestoten of geliquideerd. De LBBW-groep zal geen personeel van Sachsen LB Europe plc overnemen, tenzij ze daartoe wettelijk verplicht is, en zal derhalve het huidige personeel van Sachsen LB Europe geen nieuwe arbeidsovereenkomsten aanbieden noch dergelijke overeenkomsten sluiten. Deze verplichting geldt voor de duur van twee jaar na uitvaardiging van deze beschikking; |
b) |
de deelneming in East Merchant GmbH wordt uiterlijk […] afgestoten; |
c) |
de […] afgestoten. |
3. Er moet aan de volgende verplichtingen worden voldaan:
a) |
Duitsland garandeert dat de Sachsen Bank, vertegenwoordigd door LBBW, in geen van haar filialen in Saksen voor eigen rekening en risico, actief en als zelfstandige activiteit transacties verricht die uitstijgen boven de diensten die zij haar klanten in het kader van haar kernactiviteiten aanbiedt. Deze gedragsverplichting geldt tot eind 2011; |
b) |
Duitsland garandeert dat de Sachsen Bank, vertegenwoordigd door LBBW, in geen van haar filialen in Saksen actief en als zelfstandige activiteit internationale vastgoedtransacties verricht die uitstijgen boven de diensten die zij haar klanten in het kader van haar kernactiviteiten aanbiedt. Deze gedragsverplichting geldt tot eind 2011. |
4. Teneinde te kunnen controleren of aan de in de leden 1, 2 en 3 vastgelegde voorwaarden en verplichtingen wordt voldaan, brengt Duitsland tot 2012 regelmatig verslag uit van de voortgang van de uitvoering van het herstructureringsplan en de vervulling van deze voorwaarden en verplichtingen.
Artikel 3
Deze beschikking is gericht tot de Bondsrepubliek Duitsland.
Gedaan te Brussel, 4 juni 2008.
Voor de Commissie
Neelie KROES
Lid van de Commissie
(1) PB C 71 van 18.3.2008, blz. 14.
(2) Zie voetnoot 1.
(3) Commercial papers zijn schuldbewijzen met een korte looptijd zonder onderpand, die door grote banken en grote ondernemingen op de geldmarkt worden uitgegeven.
(4) Snelle verkoop van effecten, zelfs tegen een lagere prijs en verliesgevend.
(5) Zie voor verdere informatie onder E 10/2000 in PB C 146 van 19.6.2002, blz. 6, en PB C 150 van 22.6.2002, blz. 7, en op http://ec.europa.eu/comm/competition/state_aid/register/ii/by_case_nr_e2000_0000.html#10
(6) Zie het in voetnoot 1 genoemde besluit.
(7) Enkele passages in deze tekst zijn vanwege het vertrouwelijke karakter van de informatie van weglatingstekens voorzien.
(8) Sachsen LB voerde gesprekken met verscheidene Landesbanken, onder andere met WestLB en LBBW.
(9) Zie hierover het in voetnoot 1 genoemde besluit; overweging 16: de hele transactie wordt daar uitvoerig beschreven.
(10) Het financieel-boekhoudkundig begrip „mark-to-market” staat voor de herwaardering van een eigen positie in een financieel instrument op basis van de dagprijs voor het desbetreffende financiële instrument of soortgelijke instrumenten. Zo is de definitieve waarde van een future die over negen maanden afloopt, pas na die negen maanden bekend. Wordt de future echter om boekhoudkundige redenen onderworpen aan een mark-to-market-waardering, dan wordt de dagwaarde op de vrije markt bepaald.
(11) Terwijl de risicopremies vóór de crisis rond de 4 à 5 basispunten lagen, was de markt op het hoogtepunt van de crisis volledig opgedroogd; toen de markten zich geleidelijk weer herstelden, lagen de tarieven weer rond de 40 basispunten.
(12) Tot de portefeuille behoren Ormond Quay, Sachsen Funding en Synapse ABS.
(13) LAAM, Georges Quay, Synapse L/S + FI, Omega I + II en andere synthetic assets (CDO, ABS, CDS, CPPI enz.)
(14) Aangezien de banken nochtans liquiditeit zouden moeten verschaffen, zouden bepaalde herfinancieringskosten ontstaan.
(15) In de kaderovereenkomst was overeengekomen dat de koopprijs voor Sachsen LB ook kon worden voldaan met in waarde gelijke aandelen LBBW.
(16) In dit verband beoogt het herstructureringsplan als belangrijkste structurele maatregelen een inkrimping van het personeel van […] tot ca. […] werknemers, invoering van een betere risicocontrole en beter risicobeheer en integratie van de centrale taken (inclusief IT) in LBBW.
(17) CAGR 2007-2012 = cumulatief jaarlijks groeipercentage voor de periode 2007-2012.
(18) Intussen is besloten dit segment over te dragen aan de LBBW-vestiging in Saksen.
(19) PB C 244 van 1.10.2004, blz. 2.
(20) Ratingtoekenning van december 2007.
(21) Beschikking van de Commissie in zaak C28/02, Bankgesellschaft Berlin (PB L 116 van 14.5.2005, blz. 1).
„De regering van de Bondsrepubliek Duitsland biedt de Commissie in overleg met de Landesbank Baden-Württemberg (LBBW) de volgende onder a) t/m c) uitputtend opgesomde compenserende maatregelen aan:
a) |
De volgende deelnemingen van Sachsen LB, die in het kader van de integratie op LBBW zijn overgegaan, worden met inachtneming van onderstaande bepalingen afgestoten of geliquideerd:
|
b) |
De Bondsrepubliek Duitsland garandeert dat de Sachsen Bank, vertegenwoordigd door LBBW, in geen van haar filialen in Saksen voor eigen rekening en risico, actief en als zelfstandige activiteit transacties verricht die uitstijgen boven de diensten die zij haar klanten in het kader van haar kernactiviteiten aanbiedt. Deze gedragsverplichting geldt voor de geplande herstructureringsperiode van vier jaar. |
c) |
De Bondsrepubliek Duitsland garandeert dat de Sachsen Bank, vertegenwoordigd door LBBW, in geen van haar filialen in Saksen actief en als zelfstandige activiteit internationale vastgoedtransacties verricht die uitstijgen boven de diensten die zij haar klanten in het kader van haar kernactiviteiten aanbiedt. Deze gedragsverplichting geldt voor de geplande herstructureringsperiode van vier jaar.”. |
(23) De Commissie gaat ervan uit dat de clausule volgens welke LBBW personeel zal overnemen indien zij daartoe wettelijk zou zijn verplicht, voor ten hoogste tien medewerkers geldt en betrekking heeft op de door LBBW overgenomen portefeuille 1 ter waarde van 11,8 miljard EUR. Het kan niet worden uitgesloten dat de overdracht van deze portefeuille als een gedeeltelijke overdracht van een onderneming moet worden beschouwd, zodat LBBW verplicht zou kunnen zijn om de desbetreffende medewerkers over te nemen. De rechtsgeldigheid van de sluiting van Sachsen LB Europe zou hierdoor waarschijnlijk echter niet worden aangetast.
(24) […]. Dit soort transacties zijn rendabel en worden niet getroffen door de huidige crisis in het subprimesegment van de huizenmarkt, die werd veroorzaakt door het feit dat steeds meer leningen aan kredietnemers werden verstrekt die een hoger risico lopen en over een lager inkomen of een lagere kredietwaardigheid beschikken dan eersteklas leningnemers.
(25) „De regering van de Bondsrepubliek Duitsland bevestigt dat […]”.
(26) De toerekenbaarheid blijkt uit een aantal indicatoren die samenhangen met de specifieke omstandigheden van de zaak en de context waarin de maatregelen werden getroffen. Zo bestaan er nauwe persoonlijke banden tussen de raden van commissarissen van de Landesbanken en de staat. Bovendien handelde de bankenpool in deze zaak in nauwe samenspraak met de BaFin (Duitse overheidsinstantie voor toezicht op de financiële dienstverlening) en de Bundesbank (Duitse federale bank).
(27) Beschikking van de Commissie van 27 juni 2007 in zaak C 50/06, BAWAG (PB L 83 van 26.3.2008, blz. 7, overweging 127).
(28) […] miljard EUR (bedrijfswaarde van Sachsen LB zoals die door […] in zijn in opdracht van LBBW uitgevoerde analyse werd vastgesteld) minus […] miljoen EUR (verliezen over 2007) minus […] miljoen EUR (voorschot in contanten) = 328 miljoen EUR.
(29) De Commissie stelt vast dat het bij de garantie, die op het eerste gezicht was bedoeld om de herfinanciering van het super-SIV te dekken, ging om steun voor Sachsen LB, aangezien de verkoop van Sachsen LB door de garantie mogelijk werd gemaakt. Zonder oprichting van het super-SIV, die op haar beurt alleen mogelijk was met behulp van de garantie, zou de verkoop van Sachsen LB niet hebben plaatsgevonden. Omdat de garantie echter gekoppeld is aan het super-SIV en niet op LBBW wordt overgedragen, werd LBBW niet bevoordeeld.
(30) Beschikking van de Commissie in zaak C 28/02, Bankgesellschaft Berlin (PB L 116 van 14.5.2005, blz. 1; overweging 140).
(31) Zie de beschikking van de Commissie van 27 juni 2007 in zaak C50/06, BAWAG (nog niet gepubliceerd, overweging 155).
(32) Gerelateerde zaken C-278/92, C-279/92 en C-280/92, Hytasa, jurispr. 1994, I-4103 (overweging 22).
(33) Zie zaak C-334/99, Gröditzer Stahlwerke, jurispr. 2003, I-1139, overweging 133 e.v. en de beschikking van de Commissie van 30 april 2008 in zaak C 56/2008, Bank Burgenland (nog niet gepubliceerd).
(34) Zie de beschikking van de Commissie van 30 april 2008 in zaak C 56/2008, Bank Burgenland (nog niet gepubliceerd).
(35) Zie voetnoot 1. De Gewährträgerhaftung zou hoe dan ook pas worden geëffectueerd wanneer de bank verklaart dat zij haar verplichtingen niet meer kan nakomen, d.w.z. faillissement aanvraagt. De transactie in kwestie lijkt daarom nog een voordeel op te leveren voor Sachsen LB, aangezien ze niet alleen de schuldeisers beschermt, maar ook het overleven van de bank garandeert.
(36) Zie de beschikking van de Commissie van 30 april 2008 in zaak NN 25/08, reddingssteun voor WestLB (nog niet gepubliceerd).
(37) In het geval van reddingssteun in het bankbedrijf kan een uitzondering worden gemaakt. Zie de voetnoot bij punt 25, onder a), van de richtsnoeren, waar staat dat steun in een andere vorm dan leninggaranties en leningen overeenkomstig de voorwaarden van punt 25, onder a) van de richtsnoeren aan de algemene beginselen voor reddingssteun moet voldoen en niet kan bestaan uit structurele financiële maatregelen in verband met het eigen vermogen van de bank. Zie de beschikking van de Commissie van 5 december 2007 in zaak NN 70/07, Northern Rock (nog niet gepubliceerd, overweging 43), en de beschikking van de Commissie van 30 april 2008 in zaak NN 25/08, reddingssteun voor WestLB (nog niet gepubliceerd).
(38) Omdat de bankenpool de portefeuille op maandbasis herfinanciert, wordt uitgegaan van het Euribor-tarief met de looptijd van één maand.
(39) Liquiditeitsverstrekking door banken was ook voorwerp van het onderzoek dat ten grondslag lag aan de beschikking van de Commissie in zaak C 58/03, Alstom (PB L 150 van 10.6.2005, blz. 24, overweging 216). Beschikking van de Commissie van 12 september 2007 in zaak C 54/06, Bison Bial (PB L 46 van 21.2.2008, blz. 41, overweging 62 ff.).
(40) De Commissie heeft echter in eerdere herfinancieringszaken geaccepteerd dat delen van een lening die niet door een garantie waren gedekt, als eigen bijdrage kunnen worden beschouwd. Zie daarvoor de beschikking van de Commissie van 7 maart 2007 in zaak C 10/06, Cyprus Airways Public Ltd (PB L 49 van 22.2.2008, blz. 25, overweging 139).
(41) Zie de beschikking van de Commissie in zaak C 58/03, Alstom (PB L 150 van 10.6.2005, blz. 24, overweging 201).
24.4.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 104/51 |
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE
van 23 april 2009
tot wijziging van Beschikking 2003/467/EG wat betreft de erkenning van bepaalde bestuurlijke regio’s van Italië als officieel vrij van rundertuberculose, runderbrucellose en enzoötische boviene leukose, de erkenning van bepaalde bestuurlijke regio’s van Polen als officieel vrij van enzoötische boviene leukose en de erkenning van Polen en Slovenië als officieel vrij van rundertuberculose
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 2972)
(Voor de EER relevante tekst)
(2009/342/EG)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Richtlijn 64/432/EEG van de Raad van 26 juni 1964 inzake veterinairrechtelijke vraagstukken op het gebied van het intracommunautaire handelsverkeer in runderen en varkens (1), en met name op bijlage A, deel I, punt 4, en deel II, punt 7, en bijlage D, hoofdstuk I, deel E,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Richtlijn 64/432/EEG bepaalt dat de rundveebeslagen in lidstaten of delen van lidstaten officieel vrij van rundertuberculose, runderbrucellose en enzoötische boviene leukose kunnen worden verklaard, als aan bepaalde in die richtlijn vastgestelde voorwaarden is voldaan. |
(2) |
De lijsten van de regio’s van de lidstaten die als vrij van rundertuberculose, runderbrucellose en enzoötische boviene leukose zijn erkend, zijn vastgesteld bij Beschikking 2003/467/EG van de Commissie van 23 juni 2003 houdende erkenning van bepaalde lidstaten en delen van lidstaten als officieel tuberculosevrij, officieel brucellosevrij en officieel vrij van enzoötische boviene leukose ten aanzien van de rundveebeslagen (2). |
(3) |
Italië heeft bij de Commissie de nodige bewijsstukken ingediend waaruit blijkt dat de provincie Oristano in de regio Sardegna aan de voorwaarden van Richtlijn 64/432/EEG voldoet, zodat die provincie als een officieel van rundertuberculose vrij deel van Italië kan worden beschouwd. |
(4) |
Italië heeft bij de Commissie de nodige bewijsstukken ingediend waaruit blijkt dat alle provincies in de regio Marche en de provincie Cuneo, de enige provincie van de regio Piemonte die nog niet is opgenomen in hoofdstuk 2 van bijlage II bij Beschikking 2003/467/EG, aan de voorwaarden van Richtlijn 64/432/EEG voldoen, zodat die gehele regio’s als officieel van runderbrucellose vrije delen van Italië kunnen worden beschouwd. |
(5) |
Italië heeft bij de Commissie ook de nodige bewijsstukken ingediend waaruit blijkt dat alle provincies van de regio Sardegna aan de voorwaarden van Richtlijn 64/432/EEG voldoen, zodat die regio als officieel van enzoötische boviene leukose vrij deel van Italië kan worden beschouwd. |
(6) |
Na evaluatie van de door Italië ingediende bewijsstukken moeten de desbetreffende provincie en regio’s officieel worden erkend als van rundertuberculose, runderbrucellose respectievelijk enzoötische boviene leukose vrije delen van Italië. |
(7) |
Polen heeft bij de Commissie de nodige bewijsstukken ingediend waaruit blijkt dat het gehele grondgebied van die lidstaat aan de voorwaarden van Richtlijn 64/432/EEG voldoet, zodat die lidstaat als officieel van rundertuberculose vrije lidstaat kan worden beschouwd. |
(8) |
Polen heeft bij de Commissie ook de nodige bewijsstukken ingediend waaruit blijkt dat elf bestuurlijke regio’s (powiaty) binnen de hogere bestuurlijke eenheden (województwa) Podlaskie en Pomorskie voldoen aan de in Richtlijn 64/432/EEG vastgestelde voorwaarden, zodat die regio’s als officieel van enzoötische boviene leukose vrije delen van Polen kunnen worden beschouwd. |
(9) |
Na evaluatie van de door Polen ingediende bewijsstukken moet het gehele grondgebied van Polen als officieel van rundertuberculose vrije lidstaat worden erkend en moeten de regio’s (powiaty) in Polen als officieel van enzoötische boviene leukose vrij delen van die lidstaat worden erkend. |
(10) |
Slovenië heeft bij de Commissie de nodige bewijsstukken ingediend waaruit blijkt dat het gehele grondgebied van die lidstaat aan de voorwaarden van Richtlijn 64/432/EEG voldoet, zodat die lidstaat als officieel van rundertuberculose vrije lidstaat kan worden beschouwd. |
(11) |
Na evaluatie van de door Slovenië ingediende bewijsstukken moet het gehele grondgebied van Slovenië als officieel van rundertuberculose vrije lidstaat worden erkend. |
(12) |
Beschikking 2003/467/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(13) |
De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, |
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:
Artikel 1
De bijlagen I, II en III bij Beschikking 2003/467/EG worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze beschikking.
Artikel 2
Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 23 april 2009.
Voor de Commissie
Androulla VASSILIOU
Lid van de Commissie
(1) PB 121 van 29.7.1964, blz. 1977/64.
(2) PB L 156 van 25.6.2003, blz. 74.
BIJLAGE
De bijlagen I, II en III bij Beschikking 2003/467/EG worden als volgt gewijzigd:
1) |
Bijlage I wordt vervangen door: „BIJLAGE I HOOFDSTUK 1 Officieel tuberculosevrije lidstaten
HOOFDSTUK 2 Officieel tuberculosevrije delen van lidstaten In Italië:
|
2) |
Hoofdstuk 2 van bijlage II wordt vervangen door: „HOOFDSTUK 2 Officieel brucellosevrije delen van lidstaten In Italië:
In Portugal:
In het Verenigd Koninkrijk:
|
3) |
Hoofdstuk 2 van bijlage III wordt vervangen door: „HOOFDSTUK 2 Delen van lidstaten die officieel vrij zijn van enzoötische boviene leukose In Italië:
In Polen:
|
OVEREENKOMSTEN
Raad
24.4.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 104/57 |
MEDEDELING BETREFFENDE DE DATUM VAN INWERKINGTREDING VAN DE STABILISATIE- EN ASSOCIATIEOVEREENKOMST TUSSEN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN EN HUN LIDSTATEN, ENERZIJDS, EN DE REPUBLIEK ALBANIË, ANDERZIJDS
De regering van de Republiek Albanië en de Europese Gemeenschappen hebben elkaar respectievelijk op 9 november 2006 en 26 februari 2009 kennis gegeven van de voltooiing van de voor de inwerkingtreding van de overeenkomst noodzakelijke procedures (1).
De overeenkomst is conform artikel 135 op 1 april 2009 in werking getreden.
(1) PB L 107 van 28.4.2009, blz. 166.
Rectificaties
24.4.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 104/58 |
Rectificatie van Verordening (EG) nr. 29/2009 van de Commissie van 16 januari 2009 tot vaststelling van de eisen inzake datalinkdiensten voor het gemeenschappelijke Europese luchtruim
( Publicatieblad van de Europese Unie L 13 van 17 januari 2009 )
1. |
Bladzijde 11, bijlage I, deel A, eerste alinea: |
in plaats van:
„… artikel 1, lid 3, onder a), …”,
te lezen:
„… artikel 1, lid 3, eerste alinea, …”.
2. |
Bladzijde 11, bijlage I, deel B, eerste alinea: |
in plaats van:
„… artikel 1, lid 3, onder b), …”,
te lezen:
„… artikel 1, lid 3, tweede alinea, …”.